De naamswijziging van het Confucius instituut en het samenwerkingscontract Stichting Confucius Instituut Groningen |
|
Harry van der Molen (CDA), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «China’s Confucius Institute renamed amid global backlash?»1
Ja.
Duidt de nieuwe naam voor het Confucius Instituut («Ministry of Education Centre for Language Education and Cooperation») op meer controle en directer toezicht door de Chinese overheid bij Confucius-samenwerkingen?
Het lijkt erop dat de intentie van de Chinese autoriteiten is in juridische zin meer afstand te creëren tussen het Confucius Institute Headquarters, «Hanban», enerzijds en de Confucius Instituten anderzijds.2 Er wordt een nieuwe niet-gouvernementele stichting in het leven geroepen, de Chinese International Education Foundation, die verantwoordelijk wordt voor de financiering en positionering van de Confucius Instituten. Om de nieuwe rol van Hanban te onderstrepen, zal deze organisatie voortaan als Center for Language Education and Cooperation door het leven gaan.
Gaat deze naamswijziging naar uw weten gepaard met een nieuwe Chinese overheidsstrategie omtrent Confucius-samenwerkingen?
Het ziet ernaar uit dat de naamswijziging gezien moet worden als een reactie op de negatieve publiciteit rond en kritiek op de Confucius Instituten, met name in de VS waar tientallen (van in totaal bijna 100) Confucius Instituten inmiddels zijn gesloten.
Deelt u de mening dat de veranderingen bij dit Chinese instituut moeten zorgen voor extra alertheid bij zowel de Nederlandse contractpartijen als ook bij de Nederlandse rijksoverheid bij het verlengen of aangaan van contracten omtrent Confucius-samenwerkingen?
Op 3 juli jl. stuurde ik uw Kamer het Clingendael rapport «China’s invloed op onderwijs in Nederland: een verkenning».3 De onderzoekers concluderen daarin dat er geen aanwijzingen zijn dat er politieke beïnvloeding plaatsvindt via de Confucius Instituten in het hoger onderwijs in Nederland. Zij voegen daar aan toe dat een voortdurende alertheid op en actieve preventie van politieke beïnvloeding door Confucius Instituten niettemin wenselijk is. Zoals aangegeven in de aanbiedingsbrief bij dit rapport, zal ik uw Kamer dit najaar verder informeren over de positie van Nederland ten opzichte van China op het terrein van onderwijs en wetenschap, in lijn met de kabinetsnotitie «Nederland-China: een nieuwe balans» uit mei 2019.
Deelt u de mening dat samenwerkingscontracten gesloten tussen Chinese en Nederlandse partijen omtrent de werking van Confucius Instituten transparantie behoeven om Chinese politieke beïnvloeding te vermijden? Zo ja, bent u van mening dat deze transparantie wordt verzekerd bij de huidige Nederlandse Confucius Instituten?
Zoals ik bij eerdere vragen van uw Kamer over dit onderwerp al heb aangegeven4 hebben de instellingen van hoger onderwijs in Nederland een hoge mate van autonomie, waarbinnen zij zelf verantwoordelijk zijn voor afspraken die zij maken met andere, ook buitenlandse instellingen. Voor overeenkomsten die instellingen sluiten met derden geldt als uitgangspunt dat deze niet vertrouwelijk zijn. Op dit uitgangspunt zijn uitzonderingen mogelijk, indien de wederpartij daar zwaarwegende redenen voor heeft. De Rijksuniversiteit Groningen liet mij desgevraagd weten dat de overeenkomst m.b.t. het Confucius Instituut Groningen geen vertrouwelijkheidsclausule bevat.
Bestaat op dit moment de mogelijkheid Nederlandse kennisinstituten die een contract sluiten met Confucius Instituten te verplichten deze contracten openbaar te maken, zodat voor eenieder duidelijk is wat de voorwaarden voor samenwerking zijn? Zo nee, kan deze maatregel worden onderzocht en uitgewerkt?
Uitgangspunt is dat overeenkomsten die de betrokken instellingen sluiten met derden niet vertrouwelijk zijn. Indien de wederpartij zwaarwegende argumenten heeft om (onderdelen van de) overeenkomst niet met derden te delen, dan kan dat onder bepaalde omstandigheden in de overeenkomst worden opgenomen. In het geval van de Rijksuniversiteit Groningen is dit niet aan de orde.
Wanneer wordt het samenwerkingscontract tussen de Communication University of China (Beijing), de Stichting Confucius Instituut Groningen (bestaande uit Rijksuniversiteit Groningen, de Hanzehogeschool en de gemeente Groningen) en de Chinese overheidspartij Hanban verlengd of heronderhandeld?
Van de Rijksuniversiteit Groningen begrijp ik dat er sprake is van een stilzwijgende verlenging en dat het volgende verlengmoment in december 2020 is.
Heeft u de Stichting Confucius Instituut Groningen op de hoogte gesteld van de grote risico’s die gepaard gaan met samenwerking met Hanban?
In het eerdergenoemde Clingendael rapport merken de onderzoekers op dat hun gesprekspartners aangeven dat «het publieke debat rondom Confucius Instituten alle betrokken partijen zeer alert heeft gemaakt». Dat beeld deel ik, afgaand op de reguliere contacten die er over internationalisering met de kennisinstellingen zijn.
Deelt u de mening dat ook de rijksoverheid moet toezien op dit contract en de onderhandelde voorwaarden, en zo ja, welke maatregelen zal u treffen om dit te verzekeren?
Op voorhand zie ik geen reden om vanwege deze naamswijziging extra maatregelen te treffen. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 zal ik uw Kamer in het najaar nader informeren.
Diverse berichten aangaande ontslagen bij poppodia en andere culturele instellingen |
|
Peter Kwint |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Poppodium Paradiso zet kwart van personeel op straat» en soortgelijke berichten over ondermeer poppodia 013, AFAS Live, Ziggo Dome en De Neushoorn?1, 2, 3, 4
Ik ben op de hoogte van deze berichten.
Deelt u de analyse van poppodium Paradiso dat er pas structureel uitzicht is op een levensvatbare popsector wanneer regelingen zoals de NOW beschikbaar zijn? Op welke wijze bent u bereid het steunpakket voort te zetten en ontslagen zoveel mogelijk te voorkomen?
Poppodia en andere ondernemingen uit de evenementensector zullen minder inkomsten genieten zo lang de contact-beperkende maatregelen gelden. Het is nu nog niet duidelijk wanneer de contact-beperkende maatregelen verder kunnen worden afgeschaald, dan wel definitief worden opgeheven.
Om werkgevers zo veel mogelijk in staat te stellen deze onzekere tijd te overbruggen heeft het kabinet meerdere steunmaatregelen ingevoerd, waaronder de NOW I en II. Deze noodmaatregelen zijn bedoeld ter overbrugging en zijn per definitie tijdelijk van aard. Poppodia konden tot 31 augustus een aanvraag indienen voor de tweede tranche NOW.
Het zou goed kunnen dat een werkgever gezien specifieke omstandigheden er toe besluit om over te gaan op herstructurering. Dit is een keuze aan de werkgever zelf, maar zal wel gevolgen hebben voor de uiteindelijke hoogte van de NOW-uitkering. De NOW is namelijk enkel gericht op het op peil houden van de loonsom, wanneer de loonsom niet op peil wordt gehouden, zal de NOW-subsidie ook evenredig lager worden vastgesteld.
Wat betreft de voortzetting van de noodsteun heeft het kabinet in de Kamerbrief van 28 augustus jl. aangekondigd dat zij de NOW, Tozo en TVL zullen continueren met negen maanden. Deze regelingen worden richting de zomer in fases verantwoord, aangescherpt en specifieker gericht, met meer ruimte voor herstructurering als die nodig is. Voor de TVL wordt het maximale subsidiebedrag verhoogd en wordt in 2021 de regeling verder aangescherpt naar de bedrijven die de steun het hardst nodig hebben. Naast deze drie instrumenten, blijven de maatregelen die ondernemers van liquiditeit kunnen voorzien, beschikbaar. Daarnaast ondersteunt het kabinet aanpassing waar nodig. Met meer dan € 1 miljard aan extra middelen krijgen sociale partners, gemeenten, uitvoeringsorganisaties en scholen de ruimte om mensen van wie werk onder druk staat of die hun rekeningen niet meer kunnen betalen perspectief te bieden. Hiervoor zet het kabinet in op goede begeleiding van werk(loosheid)naar werk, (om)scholing en ontwikkeling, het tegengaan van armoede en problematische schulden, het aanpakken van jeugdwerkloosheid en het beschermen van kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt.
Hoeveel podia, schouwburgen en theaters hebben naar uw weten reeds ontslagrondes aangekondigd? Hoeveel freelancers en mensen in vaste dienst zijn al hun werkzaamheden kwijtgeraakt? Bent u bereid om indien nodig regelingen als de TOZO en de TVL voort te zetten zolang deze sector nog te maken heeft met door de overheid opgelegde beperkende maatregelen?
Op dit moment is er nog geen compleet beeld van de economische gevolgen voor culturele instellingen, waaronder podia, schouwburgen en theaters. Voor het einde van dit jaar rondt de Boekmanstichting een onderzoek af naar de economische gevolgen voor culturele instellingen. Daarnaast onderzoekt het CBS de economische gevolgen voor zelfstandigen. Het CBS verwacht dit najaar dit onderzoek af te ronden.
Zie voor een antwoord op uw vraag over de voortzetting van de noodsteun de beantwoording bij vraag 2.
Op welke manier bent u voornemens om uw toezegging waar te maken dat er genoeg mogelijkheden zijn deze zomer om te voorkomen dat noodlijdende instellingen, zoals poppodia, failliet gaan? Deelt u de analyse dat faillissementen door een tijdelijke noodsituatie als corona kapitaalvernietiging zouden zijn in een branche die de afgelopen jaren alleen maar gegroeid is en dat er geen enkele reden is om aan te nemen dat er na de coronacrisis minder vraag zou zijn naar cultuur?
Zoals ik heb aangegeven in het debat van 29 juni jl. wil ik faillissementen zoveel mogelijk zien te voorkomen. Tegelijkertijd moeten we realistisch blijven. In geen enkele sector kunnen we iedere organisatie of onderneming redden. Ook na deze coronacrisis is het zaak om een culturele sector te hebben die nog kwaliteit in zich heeft en die veerkrachtig is. Dat zie ik als een gezamenlijk opgave. Zie ook het antwoord op vraag 5 voor de gezamenlijke inzet.
Kunt u een overzicht geven van de ondersteuningsmaatregelen waar poppodia, theaters en schouwburgen net als festivals nu een beroep op kunnen doen? Gebeurt dit naar uw inschatting voldoende? Zijn deze regelingen toereikend voor het voortbestaan van deze pijlers van onze culturele infrastructuur?
Poppodia, theaters en schouwburgen vallende onder de SBI-code 90.04.1 kunnen aanspraak maken op de Tegemoetkoming Vaste Lasten MKB (TVL), en hiervoor de TOGS, mits zij aan de overige gestelde voorwaarden voldoen. De TVL-regeling is bedoeld als ondersteuning in de vaste lasten voor de periode van juni t/m september 2020. Zoals aangegeven in de beantwoording bij vraag 2, heeft het kabinet op 28 augustus jl. aangekondigd deze regeling met negen maanden5 te verlengen6.
Op 2 september 2020 waren er in de TVL binnen de SBI-code 90.04.1, 70 aanvragen ingediend. Hiervan zijn 65 toegekend, en 2 zijn nog in behandeling. Het bedrag dat is toegekend is € 2,1 mln. Voor de TOGS-regeling zijn binnen deze SBI-code 159 aanvragen ingediend en toegekend, waarmee een bedrag is gemoeid van € 636.000.
Daarnaast hebben de 77 door OCW gesubsidieerde instellingen en circa 200 instellingen en festivals die meerjarig gesubsidieerd worden vanuit de zes Rijkscultuurfondsen inmiddels hun aanvullende subsidie ontvangen. Het gaat in totaal om € 153 miljoen. Van de € 153 miljoen is er € 3.528.500 naar de festivals in de Basisinfrastructuur gegaan.
Podia die aanvullende ondersteuning krijgen van de gemeente en/of provincie, komen in aanmerking voor subsidie van het Fonds Podiumkunsten als zij in 2017 of 2018 SRP-subsidie kregen of in 2018 behoorden tot de nationale poppodia zoals door de eigen branchevereniging VNPF aangegeven. Van de 112 aanvragers die een beroep op het fonds hebben gedaan, zijn er 96 aanvragers gehonoreerd voor een totaalbedrag van € 23.571.744. Gemeenten ontvangen via het gemeentefonds een voorschot op de compensatie van door Corona opgelopen schade van € 60 miljoen. Deze middelen zijn bedoeld voor de ondersteuning van de lokale en regionale culturele infrastructuur, waaronder (pop)podia. BZK en VNG zijn nog in overleg over de compensatie voor gemeenten voor 2020 in zijn geheel. Daarnaast hebben veel gemeenten en provincies regionale steunpakketten ontwikkeld, waar podia ook een beroep op kunnen doen.
Eerder heb ik signalen gekregen dat cultureel ondernemers moeilijk terecht kunnen in de bancaire wereld. Dat is ook een van de redenen dat ik € 30 miljoen investeer voor leenfaciliteiten op maat gemaakt voor deze sector bij Cultuur + Ondernemen.
Naast deze financiële ondersteuning, ontwikkelt de Raad voor Cultuur, samen met de sector, een aantal toekomstscenario’s. De uitkomsten worden direct gedeeld zodat elk podium, groot en klein, hier gebruik van kan maken.
Daarnaast wordt er voor grote theaters zoals bijvoorbeeld Carré, onder andere met behulp van een bijdrage van OCW, via het Topconsortium voor Kennis en Innovatie gewerkt aan een fieldlab-aanpak. In het fieldlab worden bouwstenen ontwikkeld voor protocollen. Zodat er op basis een gevalideerde aanpak en wetenschappelijk onderzoek kan worden gekeken wat er kan. Deze bouwstenen zijn te gebruiken door alle podia.
Deelt u de opvatting van enkele poppodia dat wanneer zij pas in september iets horen over de eventuele mogelijkheden voor programmering de rest van het jaar, zij op geen enkele manier kunnen anticiperen op een verdienmodel in hun programmering tot 2021? Hoe verwacht u dat podia nu kosten gaan maken voor promotie en personeel wanneer zij niet weten voor hoeveel mensen de programma’s die zij nu boeken later in dit jaar kunnen worden uitgevoerd?
Ik vind dat de innovatieve kracht van de sector in gezamenlijkheid gestimuleerd moet worden, waarbij voorop staat dat de sector zichzelf heruitvindt en ontwikkelt. De Raad voor Cultuur ondersteunt de gehele sector daarbij, gesubsidieerd en ongesubsidieerd, door de ontwikkeling van verschillende toekomstscenario’s. De uitkomsten worden met elkaar onderzocht in een fieldlab-aanpak. Die werkmethode wordt nu ook toegepast in de fieldlabs voor de evenementen onder leiding van de topsector Creatieve Industrie.
Gedurende het proces zal er voortdurend kennis en ervaring worden gedeeld met heel de sector, zodat de sector meteen aan de slag kan. De Raad voor Cultuur zal in het najaar een advies publiceren over hoe de sector meer wendbaar en weerbaar kan worden.
Deelt u de vrees van podia dat zij aangeklaagd kunnen worden voor contractbreuk en alsnog de complete gages aan artiesten moeten betalen, wanneer zij optredens op anderhalve meter moeten organiseren of vanwege de kosten in zijn geheel moeten afgelasten?
Voor veel ondernemers zijn dit zware tijden, ook voor cultureel ondernemers. In de gesprekken die ik heb gevoerd, hoor ik terug dat men zoveel mogelijk probeert om samen tot een oplossing te komen.
Bent u bereid om met podia, festivals, theaters en schouwburgen en hun vertegenwoordigers ook gedurende de zomer in gesprek te blijven, zodat eventuele mogelijkheden verkend kunnen worden en zij niet hoeven te wachten tot september voor meer duidelijkheid?
Deze zomer ben ik in contact gebleven met de culturele en creatieve sector, dus ook met de vertegenwoordigers van de podia, festivals, theaters en schouwburgen. Ik heb de Raad voor Cultuur gevraagd om mij te adviseren op het wendbaar en weerbaar(der) maken van de culturele sector. Tot slot ben ik samen met onder andere mijn collega van EZK betrokken bij de fieldlabs voor evenementen die wordt opgezet samen met de sector. Hier ontstaan bouwstenen die voor alle podia beschikbaar zijn.
Welke aanvullende mogelijkheden ziet u om in samenspraak met andere overheden te voorkomen dat er een kaalslag plaatsvindt in de infrastructuur van oefenruimtes, podia en festivals? Welke instellingen hebben reeds met succes een beroep gedaan op extra ondersteuning? Wat is het perspectief voor podia, festivals, schouwburgen en theaters wanneer lagere overheden niet bereid zijn of niet in staat zijn om een bijdrage te leveren?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 5.
Deelt u de inschatting van poppodia en festivals dat zelfs wanneer de beperkende maatregelen worden opgeheven, zij vanwege het vaak internationale karakter van de optredende artiesten, nog langere tijd te maken zullen hebben met het naijleffect van deze crisis? Bent u bereid ze ook hierin bij te staan?
Ondernemingen en organisaties met een internationaal karakter hebben niet alleen te maken met de regelgeving van het land waarin zij gevestigd zijn, maar ook van die met het land waarmee zij handelen. Dit is voor de culturele en creatieve sector niet anders.
Wat is de stand van zaken van uw eerder toegezegde overleg met de verzekeringsbranche over onder meer de pandemiedekking voor festivals en podia?
Onder leiding van het Verbond van Verzekeraars zijn er nu gesprekken gaande met de evenementbranche, de verzekeraars en verzekeringsadviseurs, en de ministeries van EZK, Financiën en mijn ministerie om zicht te krijgen op de knelpunten en oplossingsrichtingen te verkennen.
Deelt u de zorgen dat instellingen terughoudend zijn met het aangaan van extra financiële verplichtingen in deze crisis en dat dit weleens kan betekenen dat zij geen gebruik maken van een leenfaciliteit zoals die bijvoorbeeld beschikbaar is bij Cultuur+Ondernemen, zolang zij geen perspectief hebben op het terugkeren van een verdienmodel?
Met een brede groep vertegenwoordigers uit de sector, waaronder de Vereniging Vrije Theater Producenten, heb ik overleg gehad over het leeninstrument. De leenfaciliteit van Cultuur + Ondernemen is bedoeld voor ondernemingen in de culturele en creatieve sector die onvoldoende gebruik kunnen maken van de generieke maatregelen en niet in aanmerking komen voor de aanvullende subsidie voor producerende instellingen, de opengestelde Monumenten Lening of investeringen in de vitale regionale infrastructuur. De cultuursector is immers groter dan alleen het gesubsidieerde deel. Deze instellingen worden hiermee in staat gesteld om publieksgerichte producties, programma’s, tentoonstellingen of projecten te ontwikkelen. De inkomsten van deze activiteiten moeten voldoende zijn om naar verwachting de kosten van de lening te dekken. Zo kan de lening bijdragen aan (de heropbouw van) een gezonde exploitatie.
Ik volg het gebruik van deze lening, waarvan de aanvragen sinds 29 juni mogelijk zijn.
Het bericht ‘Erdogan wil weer bidden in de Hagia Sophia’ |
|
Lenny Geluk-Poortvliet (CDA), Chris van Dam (CDA), Martijn van Helvert (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Erdogan wil weer bidden in de Hagia Sophia»?1
Ja.
Kunt u zich vinden in de stelling dat werelderfgoed van universele waarde is voor de mensheid en het wederzijds begrip tussen culturen bevordert?
Ja.
Deelt u de mening dat het in dat licht absoluut onwenselijk is dat de Hagia Sophia van een museum in een moskee wordt veranderd?
De precieze functie van de Hagia Sophia is een interne aangelegenheid van Turkije. De Hagia Sophia is een eeuwenoude symbolische brug tussen verschillende culturen die sinds 1985 op de Werelderfgoedlijst van UNESCO staat. Nederland heeft daarom samen met andere EU-lidstaten binnen UNESCO gesteld dat de Hagia Sophia als werelderfgoed een belangrijk symbool is van interreligieuze en interculturele dialoog en als zodanig gerespecteerd moet worden. In het verlengde daarvan is opgeroepen om geen stappen te nemen die de vrije toegang tot de locatie belemmeren of die culturele of religieuze polarisatie versterken. De EU Hoge Vertegenwoordiger Borrell verklaarde op 10 juli dat de statuswijziging betreurenswaardig is. Nederland zou het betreuren als de uitzonderlijke universele waarde van het werelderfgoed Hagia Sophia niet meer zichtbaar en toegankelijk zou zijn.
Welke stappen bent u bereid te nemen mocht Turkije besluiten de Hagia Sophia de functie van moskee toe te kennen?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe groot acht u de kans dat de Turkse regering de statuswijziging doorzet mocht de Turkse Raad van State hier goedkeuring voor verlenen?
Op vrijdag 10 juli jl. oordeelde de hoogste Turkse administratieve rechtbank dat de museumstatus van de Hagia Sophia «nietig» is. President Erdogan droeg het gebouw kort daarna per decreet over aan het Turkse Ministerie voor Religieuze Zaken – Diyanet. De Turkse regering verklaarde dat de christelijke symbolen in het gebouw behouden blijven.
Welke gevolgen zal de statuswijziging hebben voor de christelijke elementen in de Hagia Sophia?
Zie antwoord vraag 5.
Wanneer vindt de eerstvolgende bijeenkomst plaats van het Werelderfgoedcomité van UNESCO (Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur)?
In verband met de COVID-maatregelen is besloten de bijeenkomst van het Werelderfgoedcomité uit te stellen. Een nieuwe datum is nog niet bekend. Oorspronkelijk zou het comité plaatsvinden van 29 juni tot en met 9 juli 2020.
Bent u bereid om bij het UNESCO Werelderfgoedcomité te Parijs te pleiten voor het niet toekennen van een statusverandering van de Hagia Sophia mocht een verzoek hiertoe worden ingediend?
Zoals vermeld bij het antwoord op vraag 4, heeft Nederland reeds samen met EU-lidstaten opgeroepen om de Hagia Sophia als symbool van interreligieuze en interculturele dialoog te respecteren. Dit neemt niet weg dat de precieze status van de Hagia Sophia uiteindelijk een interne aangelegenheid van Turkije is.
Welke stappen kan UNESCO nemen indien Turkije, zonder goedkeuring van UNESCO, toch besluit de Hagia Sophia in een moskee te veranderen?
Het gebouw van de Hagia Sophia, ontworpen door Anthemios van Tralles en Isidoros van Miletus in 532–537, is onderdeel van het werelderfgoedgebied Historic Areas of Istanbul. Het gebied is een uniek samenspel van architectonische meesterwerken die het verhaal vertellen over de ontmoeting tussen Azië en Europa. In de loop der eeuwen is een stadsbeeld ontstaan dat werd vormgegeven door Byzantijnse en Ottomaanse architecten.
De instandhouding van deze uitzonderlijke universele waarde van dit werelderfgoedgebied staat bij het beheer en gebruik van die verschillende onderdelen steeds centraal. Eventueel kan UNESCO ook bij Turkije informatie over de instandhouding opvragen. Bij de beoordeling van de instandhouding zal het Werelderfgoedcomité van UNESCO als eerste kijken naar de instandhouding van deze uitzonderlijke universele waarde, en dus niet primair naar de specifieke functie van het gebouw.
Anderhalve meter afstand houden in het theater |
|
Lodewijk Asscher (PvdA) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Klopt het dat in het theater leden van hetzelfde huishouden anderhalve meter afstand moeten houden? Zo ja, waarom? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, dit klopt niet. Leden van één huishouden hoeven onderling geen 1,5 meter afstand te houden, ook niet in theaters of andere culturele instellingen.
Waarom moet er in het theater wel afstand worden gehouden van andere leden van het huishouden, terwijl deze regel op andere plekken, bijvoorbeeld in de horeca, het openbaar vervoer, en het vliegtuig, niet geldt?
Zie het antwoord op vraag 1.
Bent u bereid met de sector in gesprek te gaan over een vergelijkbare behandeling als de horeca?
Zie het antwoord op vraag 1.
Kunt u deze vragen voor 29 juni a.s. beantwoorden, zodat alle theaters en mensen die werken in de theaters zo snel mogelijk duidelijkheid krijgen?
Ja.
De uitvoering van het Unesco Haags Verdrag en het gebruik van het blauw-witte schildje |
|
Lenny Geluk-Poortvliet (CDA) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Hebt u kennisgenomen van het advies van de Nederlandse Unesco Commissie, «Een wapen in vredestijd», over de uitvoering van het Unesco Haags Verdrag en het gebruik van het blauw-witte schildje? (1)
Ja.
Onderschrijft u de conclusie van het advies, dat de overheid op dit moment niet genoeg doet om cultureel erfgoed veilig te stellen tegen de voorzienbare gevolgen van een gewapend conflict, conform de afspraken in het Haags Verdrag van 1954 inzake de bescherming van culturele goederen in geval van een gewapend conflict en de bijhorende protocollen? Zo nee, waarom niet?
Ik ben dankbaar voor de aandacht die de Nederlandse Unesco Commissie vraagt voor dit belangrijke onderwerp. In mijn beleid heb ik veel aandacht voor het beschermen van cultureel erfgoed dat kan worden blootgesteld aan diverse risico’s die schade kunnen veroorzaken. Denk aan een natuurramp zoals een overstroming of een bosbrand, maar ook menselijk handelen levert risico op: opzettelijk, zoals vernieling in oorlogstijd, bij vandalisme, door cybercriminaliteit of door terroristische aanslagen of onbedoeld zoals massatoerisme of een grote brand door werkzaamheden. Ik ga het advies van de Nederlandse Unesco Commissie, de conclusies en aanbevelingen nader bestuderen en zal daar in het voorjaar van 2021 op reageren.
Onderkent u dat het ontbreekt aan praktische kennis om het verdrag – en in het bijzonder afspraken over beschermingsmaatregelen – adequaat naar de praktijk te vertalen, waardoor belangwekkend erfgoed onnodig kwetsbaar is bij daadwerkelijke dreiging?
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) beschikt over het specialisme veiligheidszorg voor erfgoed. De nadruk ligt op de inzet van preventiemaatregelen. Kennis en informatie hierover is beschikbaar bij de RCE voor beheerders, eigenaren en andere betrokkenen bij het erfgoed. De dienst verzorgt o.a. publicaties en symposia over het onderwerp. De RCE heeft daarnaast ook een incidententeam dat eigenaren van rijksmonumenten van advies voorziet wanneer schade is opgetreden na een incident. Bij de Nederlandse Unesco Werelderfgoederen is in de nieuwe managementplannen van de sites aandacht voor de voorbereiding op risico’s die het erfgoed kan treffen.
Hoe is het toezicht geregeld op het gebruik van het blauw-witte schildje, het internationale kenteken voor belangwekkend erfgoed dat in oorlogstijd ontzien moet worden?
De RCE houdt de administratie van het Internationaal Kenteken (blauw-witte schildje) bij in het Rijksmonumentenregister. Hierin is aangetekend wanneer een monument beschermd is onder de werking van het Haags Verdrag en een blauw wit schildje mag dragen. De laatste actualisatie van het register is van omstreeks 2000.
Op het gebruik van het blauw-witte schildje en het toezicht daarop wil ik in mijn eerder genoemde reactie terugkomen.
Klopt het dat cruciale gebouwen en collecties niet zijn opgenomen in het register met cultuurgoederen die onder het verdrag vallen? Zo ja, hoe is dat te verklaren?
Zie antwoord vraag 4.
Welke stappen zet u om het register met cultuurgoederen die onder het verdrag vallen te actualiseren?
Zie antwoord vraag 4.
Onderkent u dat van cybercriminaliteit (zoals ransomware-aanvallen en hacks), terroristische aanslagen en natuurrampen (zoals overstromingen) reële dreigingen uitgaan voor culturele goederen? Zo ja, op welke wijze geeft u daaraan vorm in het beleid voor de bescherming van cultureel erfgoed?
Zie het antwoord op vraag 2.
Bent u bereid in overleg te treden met gemeenten, provincies, erfgoedbeheerders en veiligheidsregio’s om ook op lokaal niveau adequate beschermingsmaatregelen te treffen?
Gemeenten, provincies, erfgoedbeheerders en veiligheidsregio’s zijn belangrijke partijen bij de bescherming van het erfgoed. Het Ministerie van OCW agendeerde dit onderwerp al in overleggen met medeoverheden. Met name de samenwerking met de veiligheidsregio’s is cruciaal. De RCE heeft met een aantal veiligheidsregio’s overleg over de bescherming van het cultureel erfgoed. De RCE werkt ook met erfgoedbeheerders samen om hen bewust te maken van de mogelijke risico’s die er voor het erfgoed zijn.
Welke maatregelen neemt u om betere samenwerking tussen de culturele sector en de veiligheidssector te bevorderen?
De RCE is voorzitter van de landelijke netwerkgroep «Brandweer – cultureel erfgoed». Daaraan nemen deel een aantal veiligheidsregio’s, het Instituut Fysieke Veiligheid en een aantal erfgoedorganisaties, waaronder de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed en de Koninklijke Bibliotheek. Met deze netwerkgroep organiseert de RCE het jaarlijkse symposium over brand en erfgoed.
De uitvoering van de aangenomen motie Van Haga – Hiddema inzake duidelijkheid voor de dansscholen |
|
Wybren van Haga (Lid-Haga) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van de aangenomen motie Van Haga – Hiddema inzake duidelijkheid voor de dansscholen?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Kunt u aangeven op welke wijze en binnen welke termijn u uitvoering zult gaan geven aan deze motie?
De besluitvorming over de versoepelingen van de maatregelen op 1 juli heeft ook betrekking op de dansscholen. Ik heb de Kamer daar op 24 juni over geïnformeerd en daarmee de motie afgedaan.
Kunt u aangeven onder welke categorie de dansscholen vallen?
In de besluitvorming over het toestaan van activiteiten in het kader van de COVID-19 maatregelen worden de dansscholen onder binnensport geschaard.
Kunt u aangeven waarom sportscholen wel open zijn maar dansscholen nog steeds gesloten moeten blijven?
Binnensporten was tot 1 juli niet toegestaan, dus ook niet voor sportscholen. Wel hebben verschillende sportscholen ervoor gekozen bepaalde lessen in de buitenlucht te verzorgen. Ook verschillende dansscholen hebben van die mogelijkheid gebruik gemaakt.
Kunt u aangeven of de dansscholen op 1 juli 2020 weer kunnen starten?
Zoals ik de Kamer op 24 juni heb laten weten is binnensporten per 1 juli 2020 weer toegestaan. Voor dansscholen geldt dit dus ook.
Indien dit niet het geval is, kunt u dan aangeven waarom niet en wat dan wel de datum wordt waarop de dansscholen weer open kunnen?
Zie antwoord op vraag 5.
Veilige evenementen |
|
Eppo Bruins (CU), Rutger Schonis (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Een drive-in bioscoop: organisatoren staan te trappelen maar krijgen geen vergunning»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Bent u bekend met de signalen uit het bericht, namelijk dat er bij een vergunningsaanvraag meteen wordt afgewezen op basis van de noodverordening en niet wordt gekeken of een individueel evenement veilig is volgens de RIVM-richtlijnen?
Het verbod op evenementen tot 1 september 2020 was een maatregel die noodzakelijk was om de verdere verspreiding van het Corona-virus tegen te gaan.
Op 24 juni heeft besluitvorming plaatsgevonden en zodoende wordt per 1 juli het algemene verbod op meld- en vergunningplichtige evenementen opgeheven. Het is aan de lokale autoriteiten om te bepalen of organisatoren hun activiteit voldoende op anderhalve meter in kunnen richten en tevens aan andere van toepassing zijnde maatregelen kan worden voldaan. De procedure voor het aanvragen van een vergunning kost tijd en het zal dus een aantal weken duren voordat de eerste evenementen weer kunnen plaatsvinden. Niet alles zal meteen mogelijk zijn. 1,5 meter afstand houden blijft ook de norm bij evenementen.
Bent u het ermee eens dat door een algemeen verbod op evenementen met een vergunnings- en meldplicht veilige evenementen onnodig geen doorgang kunnen krijgen?
Nee. Een algemeen verbod op evenementen was een eenduidige norm die, vanwege de mogelijke effecten op de publieke gezondheid, het gebruik van de publieke ruimte, de handhaafbaarheid en op (de beschikbare capaciteit in) het openbaar vervoer noodzakelijk geacht werd. Gezien de positieve ontwikkelingen wordt per 1 juli is het algemeen verbod op meld- en vergunningplichtige evenementen opgeheven.
Kunt u toelichten waarom het in Nederland niet mogelijk is om net als in Duitsland2 en Denemarken3 evenementen te organiseren die veilig zijn?
Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven, is het afschalen van maatregelen een politieke afweging, waarbij niet alleen het gezondheidsperspectief wordt meegewogen maar ook het maatschappelijk en economisch perspectief.
Bent u het ermee eens dat hierdoor onnodig schade wordt geleden door een sector die reeds hard wordt getroffen door de corona maatregelen?
Ik besef dat de maatregelen ter voorkoming van het coronavirus onvermijdelijke gevolgen hebben voor de economie. We zien dat daardoor ook de evenementensector zwaar getroffen wordt, net als andere sectoren. Daarom ondersteunt het kabinet (zelfstandig) ondernemers met tijdelijke financiële regelingen. De steun heeft als doel dat Nederland zich kan aanpassen aan een veranderde samenleving en economie. De regelingen zijn in twee noodpakketten gepresenteerd op 17 maart en 20 mei 2020.
Bent u bereid om het OMT te vragen te bezien hoe bij de advisering over sectoren meer maatwerk mogelijk kan worden gemaakt anders dan een generiek go/no-go signaal?
Het kabinet streeft naar eenduidige normen binnen sectoren. Op 24 juni is op basis van adviezen van het OMT besloten dat een verdere versoepeling van de maatregelen mogelijk is.
Bent u bereid burgemeesters meer ruimte te bieden om uitzonderingen op te nemen in de noodverordening die de mogelijkheid bieden evenementen die kunnen plaatsvinden, conform de richtlijnen van het RIVM doorgang te laten vinden?
Zoals ik eerder heb aangegeven is op 24 juni besloten dat het algemene verbod op meld- en vergunningplichtige evenementen per 1 juli wordt opgeheven. Het is aan de lokale autoriteiten om te bepalen of organisatoren hun activiteit voldoende op anderhalve meter in kunnen richten en tevens aan andere van toepassing zijnde maatregelen kan worden voldaan.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Koning krijgt ten onrechte subsidie voor het Loo’ |
|
Tjeerd de Groot (D66), Joost Sneller (D66) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Koning krijgt ten onrechte subsidie voor het Loo»?1
Ja.
Kunt u toelichten waarom de Kamer niet eerder over deze details is geïnformeerd?
De subsidie is opgenomen op de begroting van LNV, die jaarlijks door de Tweede Kamer wordt behandeld. De Kamer is hier ook over geïnformeerd bij brief in reactie op de motie Arissen (Kamerstuk 33 576, nr. 133) en bij de begrotingsbehandelingen van Begrotingshoofdstuk I en Algemene Zaken op 19 december 2017, 10 oktober 2018 en op 16 oktober 2019.
Kunt u bevestigen dat de Koning wordt vrijgesteld van bepaalde subsidievoorwaarden – zoals gemeld in de berichtgeving –, die voor anderen wel gelden?
De subsidie zoals deze aan het Kroondomein wordt verleend, is specifiek. Om dezelfde vergoedingen te hanteren is ervoor gekozen om de Subsidieverordening Natuur en Landschap 2016 Gelderland zo veel mogelijk naar analogie toe te passen. In vergelijking met deze SVNL 2016 Gelderland, is er voor gekozen om de maximale oppervlakte van 1 hectare ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer, niet van toepassing te verklaren op deze subsidie.
Bent u bereid alsnog opheldering te verschaffen aan de Kamer over de precieze afspraken rondom de subsidies voor het Kroondomein alsmede de redenen voor de afwijkingen van de «model-voorwaarden»?
De precieze afspraken kunt u vinden in de meegestuurde subsidiebeschikking2. Voor een uitgebreidere motivatie verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2 en 4 van de Kamervragen gesteld door het lid Wassenberg, die eerder in deze brief beantwoord zijn.
Bent u bereid de subsidiebeschikking met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?
Ja. Ik heb de subsidiebeschikking als bijlage bij deze brief opgenomen.
In hoeverre bent u het eens met de uitspraken van onder andere emeritus-hoogleraar notarieel recht Martin Jan van Mourik dat deze afwijkingen c.q. constructie onvoldoende juridische basis heeft en zorgt voor ongelijke behandeling?
De subsidie is rechtmatig en zorgvuldig verstrekt. Graag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 4 van de vragen die gesteld zijn door het lid Wassenberg.
Bent u bereid de Kamer op de hoogte te houden over het verloop van de juridische procedure die door Stichting De Faunabescherming is gestart om de subsidiebeschikking aan te vechten?2
Ja. Over de uitkomst hiervan zal ik u informeren.
Kunt u herbevestigen dat een eventuele verlenging dan wel nieuwe verlening van subsidie voor het onderhoud en beheer van Het Loo eerst aan de Kamer voorgelegd wordt, zodat deze in de gelegenheid wordt gesteld zich over de voorwaarden uit te spreken alvorens deze opnieuw worden vastgesteld?
De huidige subsidie loopt door tot en met 31 december 2021. Mocht er sprake zijn van een nieuwe aanvraag, dan zal ik de Kamer voorafgaande aan de eventuele toekenning van een nieuwe subsidie informeren.
Uitblijvende ondersteuning voor de culturele sector |
|
Peter Kwint |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «De cultuursector is wanhopig, waar blijft de hulp?»1
Met mijn brief van 15 april jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de aanvullende ondersteuning die het kabinet biedt om de culturele en creatieve sector door de financieel zware eerste maanden heen te helpen en in staat te stellen om te investeren voor het volgende seizoen.
Het kabinet voegt € 300 miljoen additionele middelen toe aan het bestaande instrumentarium om de vitale onderdelen in de culturele infrastructuur in stand te houden. Zo behouden we niet alleen het unieke Nederlandse artistieke product, maar waarborgen we ook de werkgelegenheid in deze sector. Het doel is om die onderdelen van de keten die onmisbaar zijn en zorgen voor werkgelegenheid overeind te houden. De regeling is gericht op instellingen/organisaties, die de opdrachtenstroom richting zzp’ers en andere instellingen weer op gang kunnen brengen.
De additionele middelen worden ingezet voor het:
Deze middelen zijn aanvullend op de in mijn brief van 27 maart jl. aangegeven generieke maatregelen van het kabinet. Deze generieke maatregelen zijn ook van toepassing op de culturele en creatieve sector, voor zowel zelfstandigen als instellingen. Deze kabinetsbrede maatregelen (vanuit de Ministeries van EZK en SZW) bieden houvast voor bedrijven, instellingen en werkenden in het culturele en creatieve veld. Relevante voorbeelden zijn: de werktijdverkorting voor werknemers en werkgevers, de extra ondersteuning voor zzp’ers, de belastingmaatregelen, verruiming en versoepeling van de borgstelling midden- en kleinbedrijf, financiële ondersteuning via Qredits en de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren Covid-19 (TOGS). Daarmee worden banen behouden, worden zzp’ers en kleine ondernemingen ondersteund en worden lasten verlaagd.
Deelt u de mening dat er nog altijd geen sprake is van een sectorspecifiek ondersteuningspakket? Komt dit er nog wel? Of geeft u geen uitvoering aan de aangenomen motie van het lid Jetten c.s. die u hiertoe verzoekt?2
Nee, zie reactie vraag 1.
Wanneer u zegt dat het culturele seizoen verloren is en u mikt op de sector zo ondersteunen dat de vraag wordt aangejaagd, betekent dat dat u niets extra’s gaat doen om de aanbodkant (de makers) te ondersteunen? Als dit wel zo is, wat gaat u dan extra doen?3 Hoe gaat u voorkomen dat dit voor veel makers, instellingen, festivals, podia en toeleverende diensten überhaupt het laatste seizoen wordt?
Nee, zie reactie vraag 1.
Deelt u de inschatting van vele partijen in de culturele sector dat een volgend seizoen zonder overbruggingsfonds steeds verder uit het zicht komt?
Nee, zie reactie vraag 1.
Een noodfonds voor de culturele sector |
|
Peter Kwint , Niels van den Berge (GL), Lodewijk Asscher (PvdA) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Geen extra coronageld voor redding culturele sector»?1
Ja
Klopt het dat er geen extra geld zal worden vrijgemaakt om de inkomstenderving van de culturele sector (berekend op ruim 1 miljard euro tot 1 juli 2020) als gevolg van de coronacrisis te compenseren? Zo ja, kunt u dit toelichten?
Nee.
Met mijn brief van 15 april jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de aanvullende ondersteuning die het kabinet biedt om de culturele en creatieve sector door de financieel zware eerste maanden heen te helpen en in staat te stellen om te investeren voor het volgende seizoen.
Het kabinet voegt € 300 miljoen additionele middelen toe aan het bestaande instrumentarium om de vitale onderdelen in de culturele infrastructuur in stand te houden. Zo behouden we niet alleen het unieke Nederlandse artistieke product, maar waarborgen we ook de werkgelegenheid in deze sector. Het doel is om die onderdelen van de keten die onmisbaar zijn en zorgen voor werkgelegenheid overeind te houden. De regeling is gericht op instellingen/organisaties, die de opdrachtenstroom richting zzp’ers en andere instellingen weer op gang kunnen brengen.
De additionele middelen worden ingezet voor het:
Deze middelen zijn aanvullend op de in mijn brief van 27 maart jl. aangegeven generieke maatregelen van het kabinet. Deze generieke maatregelen zijn ook van toepassing op de culturele en creatieve sector, voor zowel zelfstandigen als instellingen. Deze kabinetsbrede maatregelen (vanuit de ministeries van EZK en SZW) bieden houvast voor bedrijven, instellingen en werkenden in het culturele en creatieve veld. Relevante voorbeelden zijn: de werktijdverkorting voor werknemers en werkgevers, de extra ondersteuning voor zzp’ers, de belastingmaatregelen, verruiming en versoepeling van de borgstelling midden- en kleinbedrijf, financiële ondersteuning via Qredits en de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren Covid-19 (TOGS). Daarmee worden banen behouden, worden zzp’ers en kleine ondernemingen ondersteund en worden lasten verlaagd.
Hoe vindt u het dat dat een derde van de podia en een kwart van de musea dreigt om te vallen als er niet voor 1 juni extra overheidssteun komt?
Zie de reactie bij antwoord 2.
Bent u zich bewust van het feit dat de door de overheid afgekondigde maatregel niet goed aansluit op de structuur van de arbeidsmarkt in de cultuur en creatieve sector?
Zie de reactie bij antwoord 2.
Deelt u de mening dat de Kunst- en Cultuursector niet ten onder mag gaan aan de coronacrisis en dat moet worden voorkomen dat de structurele basis van de culturele en creatieve sector wordt aangetast? Zo ja, welke maatregelen bent u van plan te nemen? Kunt u dit toelichten?
Zie de reactie bij antwoord 2.
Welke concrete acties en ideeën zijn ontwikkeld buiten de bestaande en voor deze sector niet toereikende maatregelen? Welke acties vloeien daaruit voort nu u stelt dat het voorjaarsseizoen verloren is2 en welke acties worden ondernomen om te voorkomen dat ook het najaarsseizoen verloren gaat?
Zie de reactie bij antwoord 2.
Bent u bekend met het het pleidooi voor een noodfonds voor de culturele sector?3
Ja.
Hoe oordeelt u over een noodfonds, zoals bepleit door deze partijen?
Zie de reactie bij antwoord 2.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor 21 april 2020?
Ja.
De gevolgen van de coronacrisis voor de archeologie |
|
Sandra Beckerman , Frank Futselaar |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de brief van het Groot Reuvens Overleg d.d. 6 april 2020 over de gevolgen van de coronacrisis voor de archeologiesector?
Ja.
Bent u bekend met het feit dat ondernemers in de archeologie op dit moment geen gebruik kunnen maken van de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19 (TOGS)? Bent u bereid de Standaard Bedrijfsindeling (SBI)-codes waaronder zij werken – 6202, 7112, 7211, 7219, 7220 (onder de code 7220 is een groot deel van de archeologische bedrijven ingeschreven), 7490, 9003 en 70221 – toe te voegen aan de regeling? Zo nee, waarom niet? Bent u voorts bereid te zorgen dat ook wanneer deze ondernemingen geregistreerd staan op een woonadres te zorgen dat de getroffen ondernemers in aanmerking komen voor de genoemde regeling? Zo nee, waarom niet?
Is bij u bekend dat archeologische uitzendbureaus een terugloop zien tot 70% in de aanvragen van inhuur voor tijdelijke medewerkers? Wat gaat u voor deze getroffen medewerkers en bedrijven doen? Kan de oude Werktijdverkortingsregeling toegepast worden ter ondersteuning van thuiswerkende ouders van jonge kinderen?
Werkgevers die als gevolg van het Corona-virus kampen met een substantieel omzetverlies (tenminste 20%) kunnen gebruik maken van de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW). Deze regeling is in de plaats gekomen van regeling Werktijdverkorting.
Bent u bekend met het feit dat archeologische bedrijven een terugloop van hun inkomsten van tenminste 30% verwachten? Welke maatregelen treft u om deze bedrijven te ondersteunen?
Zie antwoord vraag 3.
Bedrijven worden nu ook geraakt doordat opdrachtgevers de betaaltermijnen oprekken, kunt u aangeven of en hoe u zorgt dat de wettelijke betaaltermijnen gehandhaafd worden?
Het Ministerie van EZK heeft vanuit de archeologische sector geen signalen ontvangen over opdrachtgevers die de betaaltermijnen oprekken. De staatsecretaris houdt een vinger aan de pols en zal in geval van signalen van dergelijke praktijken bedrijven hier op aanspreken. Daarnaast is de staatsecretaris van EZK voornemens om, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, de wettelijke betaaltermijn van 60 dagen terug te brengen tot 30 dagen. Uw Kamer wordt hier op korte termijn nader over geïnformeerd.
Heeft u oog voor het feit dat het financieel herstel in de archeologische sector langzamer zal gaan en gelijke tred houdt met de ontwikkelingen in de bouw? Kunt u de archeologische sector meenemen in maatregelen die ter ondersteuning van de bouw worden getroffen? Bent u bereid de periode waarin men financieel steun kan krijgen te verlengen, zodat bedrijfstakken waar het herstel langzamer gaat, voldoende tijd krijgen om weer op krachten te komen?
De inzet van het kabinet is uiteraard om de effecten van de crisis integraal te bezien en bij het nemen van maatregelen verbindingen te leggen tussen sectoren daar waar nodig. Het is nu echter nog te vroeg om te speculeren over de noodzakelijke duur van steunmaatregelen per sector.
Bij de vorige economische crisis zijn de bouw en daarmee de archeologie zwaar getroffen, welke maatregelen neemt u om herhaling te voorkomen? Bent u -samen met andere overheden- bereid direct te starten om projecten naar voren te halen? Zo ja, welke stappen zet u? Zo nee, waarom niet?
Het is een gegeven dat het commerciële deel van de archeologische sector (de archeologische bedrijven) meebeweegt met ontwikkelingen in de bouwsector. De maatregelen die het kabinet nu neemt zijn bedoeld om de eerste effecten van de corona-maatregelen te verzachten. De precieze effecten op middellange en lange termijn zijn uiteraard nog onbekend. Ik zal mij ervoor inspannen om de archeologische projecten en opdrachten die vanuit het rijk worden geïnitieerd zoveel mogelijk doorgang te laten vinden en waar mogelijk vervroegd te laten uitvoeren. Ik roep gemeenten en provincies daar ook toe op.
In de archeologie wordt gewerkt met een actor registratiesysteem, op dit moment kunnen mensen geen punten halen en dat brengt hun inschrijving in het register in gevaar, is het mogelijk dat registraties voor een bepaalde periode stilzwijgend worden verlengd? Zo ja, voor welke periode? Zo nee, waarom niet?
Ik ben in overleg met de Stichting Infrastructuur Kwaliteit Bodem (SIKB), het centraal College van Deskundigen in de Archeologie (CCvDA) en de Inspectie voor Overheidsinformatie en Erfgoed (IOeE) over welke coulancemaatregelen nodig zijn om het kwaliteitssysteem in de archeologie te laten blijven functioneren. Als daarvoor door mij uitstel moet worden verleend, dan ben ik bereid daar naar te kijken.
Deelt u de mening dat het bereiken van een breed publiek een essentieel onderdeel van de archeologie is? Bent u bekend met het feit dat personen en bedrijven werkzaam in deze sector nu een forse terugloop in het aantal opdrachten zien mede doordat scholen en musea gesloten zijn en activiteiten zijn afgelast of uitgesteld? Wat kunt u specifiek voor deze groep doen? Bent u bereid mede-overheden, musea en scholen te stimuleren om uitgaven te (blijven) doen in het kader van de educatie en het publieksbereik van archeologie en erfgoed in de brede zin? Bent u bereid Cultuur en Erfgoed te benoemen als essentiële waarden bij herstel?
Ook de komende periode blijf ik inzetten op cultuureducatie. Zo zet ik in de periode 2021–2024 het Programma Cultuureducatie met Kwaliteit voort met extra aandacht én extra middelen voor cultuureducatie. Scholen en culturele instellingen in het hele land werken binnen dit programma samen om kunst, cultuur en erfgoed vast onderdeel van het lesprogramma te maken. Het programma zorgt er voor dat in de samenwerking tussen scholen, cultuursector, gemeenten en provincies voldoende aandacht blijft voor cultuureducatie en is daarmee van belang voor de continuïteit en werkgelegenheid in de cultuursector. Tevens is er via het Fonds voor Cultuurparticipatie een aparte regeling archeologieparticipatie en via het Mondriaanfonds zijn extra middelen beschikbaar voor de presentatie van archeologie aan een breed publiek.
Cultuur is in al zijn uitingsvormen een essentiële waarde, niet alleen bij het herstel, maar ook gedurende de lastige periode waar we nu in zitten.
De gevolgen van het coronavirus voor de culturele sector |
|
Antje Diertens (D66), Salima Belhaj (D66) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Welke maatregelen en scenario’s zijn er beschikbaar om de gevolgen van de coronacrisis voor de culturele sector op te vangen?1 Kunt u schetsen wat deze maatregelen en scenario’s precies inhouden, op basis waarvan wordt besloten of ze worden ingezet en in hoeverre ze al in werking zijn getreden?
De maatregelen en scenario’s voor de cultuursector voor de korte termijn zijn als volgt. U heeft inmiddels de brief van het kabinet ontvangen met maatregelen om de economische effecten op te vangen voor ondernemingen en werkenden van Nederland2. Van deze generieke maatregelen kan de culturele en creatieve sector gebruik maken, ook de zelfstandigen. Samen met hen wordt inzichtelijk gemaakt hoe deze maatregelen uitwerken in die sectoren. In de kabinetsbrief is aangegeven hoe en wanneer deze maatregelen in werking zullen treden.
Daarnaast wordt er ruimte gemaakt voor liquiditeit bij gesubsidieerde instellingen en makers door een aantal zogeheten coulancemaatregelen te nemen. Zo is met het Rijksvastgoedbedrijf overeengekomen om de musea die hun panden huren van het Rijksvastgoedbedrijf desgewenst een huuropschorting van drie maanden te geven. Met de coulance maatregelen is beoogd de door het rijk gesubsidieerde instellingen en makers financiële ruimte te geven om zich te richten op de zaken die nu belangrijk zijn voor de voortzetting van hun praktijk. Dit geldt niet alleen voor instellingen gesubsidieerd in de basisinfrastructuur maar ook voor instellingen en makers ondersteund door de zes rijkscultuurfondsen. Gemeenten, provincies en private fondsen hebben toegezegd ook coulant om te gaan met de subsidiëring en ondersteuning van instellingen, makers en projecten in de culturele en creatieve sector.
Met dit noodpakket aan maatregelen doen we het maximale om banen te behouden en gevolgen voor de economie te beperken. De maatregelen die we nu nemen zijn fors en nadrukkelijk voor de komende weken en maanden. Het kabinet is volledig doordrongen van de moeilijke periode waar we nu in zitten. Afhankelijk van de ontwikkelingen, zal het kabinet noodzakelijke en passende vervolgmaatregelen treffen indien de situatie daartoe noopt. Uiteraard zal daarbij zeker ook aandacht zijn voor de culturele sector.
Deelt u de mening dat de culturele sector extra kwetsbaar is voor de economische gevolgen van het coronavirus, gelet op het hoge aantal zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) en freelancers dat werkzaam is in de sector? Welke mogelijkheden ziet u zelf om de sector op dit punt te ondersteunen en dan met name de kunstenaars die plots zonder inkomen zitten?
Wij zijn ons zeer bewust van de kwetsbaarheid van zzp’ers in het algemeen en in de culturele en creatieve sector in het bijzonder. Voor de rest verwijzen wij naar ons antwoord op vraag 1.
Hoe verlopen de gesprekken die u met de sector voert over het opvangen van de gevolgen van het coronavirus?
De gesprekken met de sector onder aanvoering van de taskforce die is ingesteld door Kunsten ’92 zijn constructief, en zijn maandag 16 maart jl. gestart. Ook de komende tijd zal er veelvuldig overleg plaatsvinden in dit verband, waarbij ook de zes rijkscultuurfondsen, private fondsen, gemeenten en provincies worden betrokken.
Wat vindt u van de mogelijkheid om het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz), (tijdelijk) te verruimen voor zzp'ers in de cultuursector, zoals geopperd door de Kunstenbond?2 In hoeverre is dit een mogelijkheid die u onderzoekt om de culturele sector tijdelijk tegemoet te komen? Welke andere mogelijkheden ziet u nog?
Het kabinet zet voor zelfstandigen een nieuwe regeling op, die een uitkering verstrekt ter hoogte van de bedragen uit de Participatiewet (max. ongeveer 1.500 euro) zonder de toets op vermogen en partnerinkomen die gebruikelijk zijn in de BBZ. Tevens kent deze regeling geen toets op levensvatbaarheid. Binnen deze regeling hebben zelfstandigen ook toegang tot bedrijfskrediet. Hiervan kunnen ook zelfstandigen in de cultuursector gebruik maken.
Voor wat betreft de andere mogelijkheden verwijzen wij u naar ons antwoord op vraag 1.
Wanneer verwacht u meer duidelijkheid te hebben over het steunpakket om de culturele sector tegemoet te komen, zoals het kabinet gevraagd is in de aangenomen motie-Jetten c.s.?3 In hoeverre is de sector zelf ook een gesprekspartner bij de uitwerking van dit steunpakket?
Zie voor het antwoord de antwoorden op vraag 1 en op vraag 3.
Op welke wijze en door wie kunnen freelancers in de sector zich het beste laten informeren over de consequenties van alle annuleringen en de gevolgen daarvan voor hun persoonlijke situatie?
De informatie en maatregelen zoals kabinetsbreed worden getroffen worden gecommuniceerd via rijksoverheid.nl en de betreffende uitvoeringsorganisaties die de uitvoering van de maatregelen ter hand nemen. Daarnaast wordt de sector afzonderlijk geïnformeerd, zodat Kunsten ’92, de Kunstenbond, de brancheorganisaties en Platform ACCT ook een rol kunnen vervullen richting hun leden of aangeslotenen.
Iraniërs die dreigen met de vernietiging van historische Joodse graftombes |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht dat Iraniërs dreigen de historische Joodse graftombes van Ester en Mordechai in Iran te vernietigen?1
Ja.
Kunt u nagaan hoe de Iraanse autoriteiten hebben gereageerd op de oproep van de terroristische Basiji-militie om de historische Joodse graftombes te vernietigen?
Daar hebben de Iraanse autoriteiten voor zover bekend niet op gereageerd.
Klopt het dat de Basiji-militie onderdeel is van de Revolutionaire Garde en op de terreurlijst staat van onder meer de VS? Zo ja, bent u bereid deze militie toe te voegen aan de Nederlandse lijst van terreurorganisaties?
De Basij-militie is sinds 1981 formeel ingelijfd in de Islamitische Revolutionaire Garde Corps (IRGC) en staat sinds 2007 onder commando van de IRGC-commandant. De IRGC staat sinds 2010 gelist onder het EU-sanctieregime inzake het Iraanse nucleaire programma. In 2019 heeft de VS de IRGC op de nationale terreurlijst geplaatst. Tevens staan diverse huidige en voormalige Basij-kopstukken gelist onder het EU-sanctieregime inzake de mensenrechtensituatie in Iran.
Zijn de graftombes nog steeds geregistreerd als cultureel erfgoed bij de Iraanse Cultural Heritage and Tourism Organization, zoals u eerder aangaf? Zo nee, waarom niet?2
De graftombes zijn nog steeds geregistreerd als cultureel erfgoed bij de Iraanse Cultural Heritage and Tourism Organization.
Bent u, gezien de acute dreiging voor de Joodse graftombes, bereid er bij de Iraanse autoriteiten op aan te dringen dat heilige plaatsen zoals de Joodse graftombes te allen tijde behouden en beschermd dienen te worden?
Nu de graftombes reeds adequaat beschermd worden middels nationale wetgeving, lijkt hiertoe geen noodzaak te bestaan.
Bent u op de hoogte van de open brief, die hoogleraren Fries aan u hebben geschreven, waarin zij de noodklok luiden over de toekomst van universitaire opleidingen Fries en het KNAW rapport «Nederlands verdient meer»?1 2 3
Ja.
Deelt u de mening dat het van belang is om de ontwikkeling van de Friese taal te versterken, zoals ook de KNAW pleit over het versterken van de Nederlandse taal?
Ja, al is de problematiek zoals door de KNAW beschreven rondom de Neerlandistiek niet geheel gelijk aan die van het Fries. Zo is het aantal studenten dat een track of minor Fries volgt wel gering maar niet sterk dalend. Tegelijkertijd is er sprake van een tekort aan bevoegde docenten Fries in het voortgezet onderwijs.
Deelt u de mening dat de Friese taal van belang is voor de Friese samenleving zoals de KNAW vaststelt dat de Neerlandistiek van belang is voor de Nederlandse samenleving? Zo ja, wat gaat u eraan doen om de positie van de Friese taal te versterken? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik deel deze mening. Het Fries is, naast het Nederlands, een officiële taal in de provincie Fryslân. In mijn reactie op het KNAW briefadvies «Nederlands verdient meer» ga ik ook in op de brief die ik van de hoogleraren Fries heb ontvangen. In mijn reactie heb ik dan ook expliciet aandacht voor het Fries. In beantwoording van onderstaande vragen ga ik hier meer in detail op in.
Wilt u in uw geplande beleidsreactie op het rapport van de KNAW «Nederlands verdient meer» ook de oproep van de hoogleraren Fries meenemen?
Zoals ik in mijn beantwoording van vraag 3 aangeef, ga ik in mijn reactie op het KNAW briefadvies «Nederlands verdient meer» ook in op de brief die ik 27 januari jl. van de hoogleraren Fries heb ontvangen.
Bent u het eens met de vraagtekens die de hoogleraren Fries stellen bij het rapport van de KNAW over Neerlandistiek door het Fries niet mee te nemen?
Het briefadvies van de KNAW richt zich, conform mijn verzoek, op de Neerlandistiek. In de afgelopen tien jaar is het aantal bachelor- en masterafgestudeerden het sterkst gedaald (60% in de periode 2008–2018) bij de bacheloropleiding Nederlandse Taal en Cultuur. Dit vind ik een zorgelijke ontwikkeling en is voor mij dan ook aanleiding geweest om de KNAW te vragen om een advies uit te brengen specifiek gericht op het vergroten van het aantal Neerlandici. Een terugval in de instroom deed zich ook al eerder bij enkele moderne vreemde talen voor, al is deze niet zo sterk als bij de Neerlandistiek de laatste jaren. Academisch onderzoek en kennis over taal, taalbeheersing en cultuur zijn daarnaast van toegevoegde waarde voor andere disciplines bij de aanpak van de maatschappelijke uitdagingen van deze tijd. Het Nederlands en het Fries, als tweede officiële taal in de provincie Fryslân, nemen daarbij een bijzondere positie in. Ik vind het dan ook van belang dat gewerkt wordt aan het verder vergroten van de aantrekkelijkheid van de universitaire talenopleidingen voor (aspirant) studenten. In mijn beleidsreactie op het rapport van de KNAW en het rapport «Talen Centraal», betrek ik dan ook de situatie bij de andere talen waaronder het Fries. Zo roep ik de betrokken faculteiten op om voorbereidingen te treffen voor een sectorplan talen, en daarbij op de korte termijn in te zetten op het verder vergroten van de aantrekkelijkheid van het onderwijs bij de universitaire talenopleidingen. Dit teneinde de tendens van dalende studentenaantallen te doorbreken en meer studenten op te leiden met relevante kennis en vaardigheden voor maatschappij en werkveld. Het is van belang dat de faculteiten daarbij ook samen optrekken. Kijkend naar de daling van studentenaantallen en de tekorten aan leraren voor deze vakken in het voortgezet onderwijs, ligt het voor de hand hierbij in eerste instantie prioriteit te geven aan de universitaire talenopleidingen Nederlands, Fries, Engels, Frans en Duits.4 Het samennemen van enkele talen tegelijkertijd kan bovendien helpen omdat vergelijkbare vraagstukken spelen.
Wat is uw reactie op de oproep om:
Fries wordt in Nederland niet als zelfstandige opleiding aangeboden, maar is onderdeel van de opleiding Minorities and Multilangualism5. Reden voor het verbreden van de opleiding Friese taal en cultuur was het toekomstbestendig en levensvatbaar maken van de opleiding. Bovendien kunnen door deze verbreding meer politieke en culturele relevante kwesties aangesneden worden, wordt de aantrekkingskracht van de opleiding vergroot en zijn er bredere beroepsperspectieven voor afgestudeerden.
OCW heeft destijds een aanloopbekostiging beschikbaar gesteld voor een periode van vijf jaar (tot 2018). Daarnaast is in de Bestuursafspraak Friese Taal en Cultuur 2019–2023 opgenomen dat naast de rijksbijdrage van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de provincie Fryslân voor de looptijd van de Bestuursafspraak € 110.000 begroot voor de leerstoel Friese taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen.
In de landelijke curriculumherziening is het Fries niet meegenomen, aangezien het Rijk in 2014 de bevoegdheid tot het vaststellen van de kerndoelen Fries heeft overgedragen aan de provinciale staten van Fryslân. Wel heeft de provincie Fryslân een eigen paralleltraject opgezet. Net als in de landelijke werkwijze worden docenten, leerlingen en ouders betrokken.
Hoe ziet u uw rol als Minister voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in het bevorderen van de Friese taal op basis van de Wet gebruik Friese taal, het Europees Handvest voor Regionale en Minderheidstalen, het Kaderverdrag Nationale Minderheden en het feit dat het Fries de tweede officiële taal is in Nederland?
Met betrekking tot de Friese taal en cultuur neem ik als Minister van OCW mijn verantwoordelijkheid voor de domeinen Onderwijs, Cultuur en Media. Afspraken over deze domeinen zijn uitgewerkt in de Bestjoersôfspraak Fryske taal en Kultuer 2019–2023. Onderliggend aan deze afspraken zijn de Wet Gebruik Friese taal, het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden en het Kaderverdrag inzake de bescherming van Nationale minderheden.
Wat vindt u van het idee om het Fries een prominente plek te geven bij het Nationaal Platform voor de Talen? Bent u bereid in uw contact met de deelnemende universiteiten dit doel te bevorderen?
In het kader van het sectorplan Duurzame Geesteswetenschappen zijn landelijke en facultaire projecten en programma’s opgestart. Eén van deze projecten is de oprichting van het Nationaal Platform voor de Talen door de faculteiten geesteswetenschappen van zeven Nederlandse universiteiten6. Het is aan hen om te kijken hoe zij het Nationaal Platform voor de Talen willen inrichten en continueren.
Hoe gaat u universiteiten stimuleren om Fries aantrekkelijk te maken voor studenten? Ziet u een oplossing in het aanbieden van minors Fries als onderdeel van een andere studie?
In de praktijk blijken er weinig studenten te zijn die er voor kiezen om Fries te studeren. Met de huidige constructie – het aanbieden van Fries als onderdeel van de opleiding Minorities and Multilangualism alsook de mogelijkheid om Fries als keuzevak te volgen – is een vorm gevonden waarmee het wetenschappelijk onderwijs in het Fries kan worden gecontinueerd en bestendigd. Desalniettemin kan, zoals ik in mijn beantwoording van vraag 5 aangeef, onderzocht worden of het Fries op andere manieren aantrekkelijker kan worden gemaakt. Ik heb de betrokken faculteiten verzocht om de voorbereidende activiteiten voor het verder vergroten van de aantrekkelijkheid van het onderwijs te concretiseren voor de zomer van 2021 zodat per studiejaar 2022/2023 de eerste veranderingen kunnen worden doorgevoerd. Het Decanenoverleg Letteren en Geesteswetenschappen (DLG) heb ik verzocht mij hierover te informeren. Deze activiteiten kunnen de aanloop zijn naar een sectorplan talen waarin meerdere universitaire talenopleidingen zijn opgenomen en/of activiteiten worden ingericht op zowel onderzoek, onderwijs en impact gezien de onderlinge verwevenheid.
Het tekort aan openbare bibliotheken |
|
Corinne Ellemeet (GL), Lodewijk Asscher (PvdA) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Raad voor Cultuur: gemeenten moeten verplicht goede bieb optuigen»?1
Ja.
Deelt u de mening dat iedere Nederlander toegang moet hebben tot een openbare bibliotheek in de omgeving? Zo ja, hoe verhoudt dat standpunt zich tot het feit dat op dit moment vijf gemeenten helemaal geen bibliotheek meer hebben? Zo nee, waarom deelt u deze mening niet?
Ik ben van mening dat iedere inwoner van Nederland binnen een redelijke afstand toegang moet hebben tot een volwaardige fysieke bibliotheek. Dat is nu niet overal het geval. In mijn beleidsreactie van 2 april 2020 bij de evaluatie van de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (Wsob) en bij het advies van de Raad voor Cultuur van 11 februari 2020 geef ik mijn conclusies en overwegingen bij de wetsevaluatie en beschrijf ik de acties die daaruit volgen. Eén van die acties is een convenant met gemeenten, provincies en het bibliotheekveld. Het convenant moet voor de korte termijn een antwoord geven op de belangrijkste uitdagingen voor het Nederlandse bibliotheekstelsel. Voor de langere termijn sluit ik wetswijziging niet uit. Mijn antwoorden hieronder gaan kort in op uw vragen. De onderwerpen die u in uw vragen aan de orde stelt, komen in uitgebreide zin aan bod in mijn beleidsreactie.
Hoe kan het dat in zestien Nederlandse gemeenten op dit moment de openbare bibliotheek niet volledig functioneert? Wat zegt dit over het functioneren van de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen?
De Wsob regelt het functioneren van het stelsel (de maatschappelijke functie van de openbare bibliotheek, de partijen en hun rollen in het stelsel), maar niet de feitelijke beschikbaarheid en de toegankelijkheid van de bibliotheek. Dat is een decentrale verantwoordelijkheid. Gemeenten nemen over het algemeen hun verantwoordelijkheid. Niettemin kent Nederland op dit moment een aantal gemeenten zonder bibliotheek of zonder volwaardige bibliotheek. Dit is één van de onderwerpen waar ik via het bibliotheekconvenant verbetering in wil brengen.
Bent u het met de mening eens dat bibliotheken een cruciale rol spelen in het leesvaardig maken van scholieren? Bent u het met de mening eens dat het aanbod van bibliotheken juist gewaarborgd moet worden, in het licht van de uitkomst van de PISA-test 2018, waar de Raad voor Cultuur in haar advies naar verwijst?2
Bibliotheken spelen, naast het onderwijs, een belangrijke rol bij het aanleren en ontwikkelen van leesvaardigheden. Van de ruim 200.000 activiteiten die bibliotheken in 2018 hebben uitgevoerd, hadden er 65.000 betrekking op het lezen. Bibliotheken moeten in voldoende mate bereikbaar zijn om hun rol bij grote maatschappelijke opgaven, zoals het stimuleren van het lezen, te kunnen vervullen. De rol van de bibliotheken bij het lezen komt aan bod in mijn beleidsreactie bij de evaluatie van de Wsob en in de actie-agenda die mijn collega voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en ik in onze brief van 3 december 2019 over het Leesoffensief hebben aangekondigd.3
Bent u voornemens het advies van de Raad voor Cultuur op te volgen en in de wet te verankeren dat elke gemeente een eigen openbare bibliotheek moet hebben? Zo ja, bent u bereid om aan deze gemeenten voldoende middelen beschikbaar te stellen om te zorgen dat zij de bibliotheken daadwerkelijk open kunnen houden? Zo nee, wat zijn uw bezwaren tegen het opvolgen van het advies van de Raad voor Cultuur?
Ik wil hier een gefaseerde aanpak volgen. Het is mijn inzet via het convenant met de andere overheden en het bibliotheekveld lacunes in het stelsel te dichten. Mocht deze route onvoldoende resultaat opleveren, dan sluit ik wijziging van de Wsob niet uit.
Gaat u op korte termijn in gesprek met de vijf gemeenten die op dit moment geen bibliotheek hebben om een oplossing voor dit probleem te vinden? Acht u het noodzakelijk dat in deze gemeenten de openbare bibliotheek zo snel weer mogelijk open gaat?
Mijn uitgangspunt is dat iedere inwoner van Nederland toegang heeft tot een volwaardige openbare bibliotheek. Bij voorkeur in de eigen gemeente, maar het is ook denkbaar dat gemeenten afspraken maken over een gezamenlijke bibliotheekvoorziening. Bij het convenant zullen we met partijen nagaan waar het stelsel gerepareerd moet worden. Als daarvoor overleg met gemeenten nodig is, ben ik daar graag toe bereid.
Het bericht ‘Cartoonist Ruben L. Oppenheimer: “Ik radicaal? Ik hecht aan mijn vrijheid” en het bericht ‘Cartoonisten: “We zijn kanonnenvoer op de eerste rij” |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD), Bente Becker (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Bent u bekend met het artikel «Cartoonist Ruben L. Oppenheimer: «Ik radicaal? Ik hecht aan mijn vrijheid»1 en het artikel «Cartoonisten: «We zijn kanonnenvoer op de eerste rij»?2
Ja, ik ben met beide artikelen bekend.
Wat is uw mening over de constatering van de geïnterviewde politiek tekenaar dat de vrijheid in Nederland in algemene zin en zijn persoonlijke vrijheid specifiek onder druk staat?
Ophef rond spotprenten mag nooit leiden tot ophitsing of geweld tegen cartoonisten en mag de persoonlijke vrijheid van cartoonisten niet belemmeren. Zonder af te willen doen aan de ernst van de berichten, constateert het kabinet tegelijkertijd dat Nederland een lange traditie kent van persvrijheid en in internationale vergelijkingen hoog scoort.
Bent u het eens dat zowel de vrijheid van pers als de vrijheid van meningsuiting fundamentele waarden voor onze democratische rechtstaat vormen en derhalve te allen tijde beschermd en daar waar nodig verdedigd zouden moeten worden?
Ja, persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting zijn kernwaarden binnen een democratische rechtsstaat zoals de onze. De persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting zijn vastgelegd in de Grondwet en in internationale verdragen, zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Om de bescherming van de journalisten (hieronder worden ook cartoonisten verstaan) die te maken krijgen met agressie- en geweldsdelicten meer kracht bij te zetten is een samenwerkingsverband opgezet tussen de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), het Genootschap van Hoofdredacteuren, de politie en het Openbaar Ministerie (OM). Op basis van deze samenwerking is in juli 2018 een Akkoord3 opgesteld. Het Akkoord bevat maatregelen die (in preventieve zin) bijdragen aan de veiligheid van journalisten (o.a. het project PersVeilig4 van de NVJ). Daarnaast is in 2019 het protocol PersVeilig opgesteld door het eerder genoemde samenwerkingsverband dat helder weergeeft welke stappen er worden ondernomen zodra er een aangifte gedaan wordt.
Zo wordt er bijvoorbeeld van iedere strafbare gedraging aangifte opgenomen door de politie en geldt de verhoogde strafeis van het OM conform de OM-Aanwijzing.
De politiek tekenaar geeft aan meerdere malen aangifte te hebben gedaan, dat zijn leven bedreigd wordt, maar dat er opmerkelijk genoeg geen opvolging heeft plaatsgevonden, ondanks dat alle namen en rugnummers bekend zijn, klopt dit? Zo ja, hoe verklaart u dit? Zo nee, kunt u dit toelichten?
De aangiften van de heer Oppenheimer zijn bekend en bij de politie in onderzoek. Het OM heeft ten behoeve van het onderzoek zijn gegevens opgevraagd bij Facebook en Twitter. De ervaring leert dat dit veel tijd vraagt. De heer Oppenheimer is recent op de hoogte gebracht over de laatste stand van zaken van het onderzoek naar aanleiding van zijn aangiften.
Heeft u contact met de betrokkene (gehad)? Zo nee, waarom niet?
De politie heeft contact met betrokkene op grond van zijn aangiften.
Bent u het eens dat het hier niet alleen een individuele zaak betreft, maar dat het feit dat een Nederlandse cartoonist bedreigd wordt vanwege spotprenten, onze rechtsstaat in brede zin raakt en derhalve tekst en toelichting, en bovenal aandacht, verdient?
Bedreiging van cartoonisten of journalisten is, met het oog op de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting, een ernstige aangelegenheid. Via het project PersVeilig kan op verschillende manieren hulp en ondersteuning geboden worden voor, tijdens en na een incident. De politie en het OM kunnen in gezamenlijkheid optreden als het incident strafbaar blijkt.
Is het u bekend dat in Turkije ophef is ontstaan over de cartoons van Oppenheimer en deze zelfs op last van de regering van president Erdogan zijn geblokkeerd op Facebook daar? Is u ook bekend dat de Chinese ambassadeur Nederlandse kranten en cartoonisten heeft gewaarschuwd voor het ingrijpen van de overheid in het geval van kwetsende spotprenten? Deelt u de mening dat deze vorm van beïnvloeding zeer onwenselijk is? Zo ja, welke stappen neemt u hiertegen? Zo nee, waarom niet?
Het is het kabinet bekend dat in 2019 een spotprent van Oppenheimer in Turkije geblokkeerd is op Facebook. Volgens de Turkse wetgeving is belediging van de president strafbaar. In Nederland kan op grond van artikel 7 van de Grondwet (vrijheid van meningsuiting) een ieder zonder voorafgaand verlof een cartoon openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.
Eveneens is het kabinet bekend met de waarschuwing die de Chinese ambassadeur heeft afgegeven. De spotprenten over het coronavirus zijn reeds ter sprake gekomen tijdens een gesprek op ambtelijk niveau met de Chinese ambassadeur. Van Nederlandse zijde is gesteld dat het kabinet pal staat voor vrijheid van meningsuiting in het algemeen en persvrijheid in het bijzonder. De vrijheid van meningsuiting die in Nederland bestaat strekt zich ook uit tot de Chinese ambassadeur.
Is er een verband tussen de onvrede in Turkije over de cartoons en de dreigingen in Nederland en zo ja, bent u het eens dat daarmee sprake is van ongewenste beïnvloeding vanuit Turkije in de Nederlandse samenleving en dat dit onacceptabel is? Zo ja, welke stappen neemt u hiertegen? Zo nee, waarom niet?
Een direct verband tussen de blokkade in Turkije en eventuele dreigingen in Nederland is de regering niet bekend. In algemene zin hecht de regering zeer aan vrijheid van meningsuiting in Nederland. Wanneer er sprake is van mogelijk strafbare gedragingen, zoals bedreiging, roept het kabinet iedereen in Nederland op om altijd aangifte bij de politie te doen.
Bent u bereid te onderzoeken in welke mate sprake is van bedreiging uit een specifieke hoek en in welke mate ongewenste buitenlandse beïnvloeding hierin een rol speelt? Zo ja, kunt u de Taskforce ongewenste buitenlandse beïnvloeding vragen naar deze casus te kijken? Zo ja, bent u bereid de Kamer hierover op korte termijn te informeren? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de politie om onderzoek te doen naar de aangiften van betrokkene.
In algemene zin geldt dat het kabinet buitenlandse inmenging volstrekt onwenselijk vindt, omdat statelijke actoren hiermee kunnen komen aan het fundament van de Nederlandse democratische rechtsorde en open samenleving: de integriteit van politieke en bestuurlijke besluitvorming, onafhankelijke rechtspraak, vrije en eerlijke verkiezingen en fundamentele vrijheden zoals persvrijheid en vrijheid van meningsuiting. Daarnaast kan ongewenste buitenlandse inmenging leiden tot spanningen binnen en tussen bevolkingsgroepen in Nederland. Nederlandse burgers moeten, ongeacht hun achtergrond, in staat zijn om in vrijheid eigen keuzes te maken als het gaat om de inrichting van hun leven, politieke voorkeur en de band met een land van herkomst of dat van hun ouders of grootouders. Over de aanpak van ongewenste buitenlandse inmenging bent u reeds geïnformeerd.5
Het bericht ‘Verkoper van ‘tweedehands’ e-boeken stopt ermee' |
|
Zohair El Yassini (VVD), Helma Lodders (VVD) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris financiën) (D66), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «verkoper van «tweedehands» e-boeken stopt ermee»1 en de uitspraak van het Europees Hof van 19 december 2019 tussen de Nederlandse Uitgeversbond, Groep Algemene uitgevers en Tom Kabinet Internet BV, Tom Kabinet Holding BV en Tom Kabinet Uitgeverij BV?2
Ja.
Hoe komt deze uitspraak overeen met het e-lendingconvenant, waar het uitgangspunt is het klantvriendelijke «one copy multiple users»-model? Waarom geldt dit model enkel voor de openbare bibliotheek maar niet voor marktpartijen?
De uitspraak van het Hof van Justitie van de EU van 19 december jl. inzake Tom Kabinet en het e-lendingconvenant staan volledig los van elkaar. De uitspraak van het Hof gaat over de situatie waarin e-books door een private partij worden doorverkocht zonder toestemming daarvoor van de rechthebbenden op die e-books. Deze rechthebbenden ontvangen ook geen vergoeding. Het e-lendingconvenant regelt de publieke uitleen van e-books door de landelijke online Bibliotheek voor de leden van de openbare bibliotheek. Deze uitleen gebeurt met toestemming van de rechthebbenden die daarvoor een vergoeding ontvangen.
Het e-lendingconvenant, dat in het najaar van 2018 tot stand kwam, is gesloten tussen enerzijds de auteursrechthebbenden, vertegenwoordigd door LIRA, Pictoright, de Auteursbond en de Groep Algemene Uitgevers (GAU) en anderzijds de openbare bibliotheken, vertegenwoordigd door de Vereniging van openbare bibliotheken (VOB) en de Koninklijke Bibliotheek (KB). Ook de Staat der Nederlanden heeft het convenant ondertekend. De Nederlandse rechthebbenden gaan in het convenant onder bepaalde voorwaarden akkoord met de uitleen van hun e-books door de openbare bibliotheken middels een klantvriendelijk «one copy multiple user»-model. Daarbij wordt de hoogte van de vergoeding per uitlening uit onderhandeld tussen de KB en de rechthebbenden. Stichting Lira en Stichting Pictoright dragen zorg voor de uitkering van de vergoedingen aan de rechthebbenden.
Het convenant is tot stand gekomen vanuit het belang van de publieke taak die bibliotheken hebben om het lezen – fysiek en digitaal – te bevorderen en om toegang tot informatie, educatie en cultuur te bieden, met een toets op betrouwbaarheid, toegankelijkheid, onafhankelijkheid en pluriformiteit. Op grond van de Wet stelsel openbare bibliotheken (Wsob) voert de KB deze taak namens de openbare bibliotheken uit. Ik heb het convenant ondersteund vanwege mijn wettelijke stelselverantwoordelijkheid en ben daarom medeondertekenaar van het convenant namens de Staat der Nederlanden.
In hoeverre loopt het Nederlandse bibliotheekstelsel voorop in Europa met het e-lendingconvenant? Welke mogelijkheden zijn er voor Nederland om dit convenant verder in Europa op de agenda te krijgen, zodat ook Europese uitgeverijen zich hierbij kunnen aansluiten?
Het e-lendingconvenant beoogt de verdere ontwikkeling van de online Bibliotheek te stimuleren. Het belang van leesbevordering en een cultureel klimaat waarin makers een passende vergoeding krijgen voor het uitlenen van hun werk, vormden belangrijke overwegingen om tot het convenant te komen. Met het e-lendingconvenant (en de positieve effecten ervan in de praktijk) loopt het Nederlandse bibliotheekstelsel op kop in Europa. Er is belangstelling voor vanuit Vlaanderen, Frankrijk en het VK. Verdere Europese agendering van het convenant kan worden besproken bij de eerste evaluatie van het convenant komend voorjaar.
Hoe groot is de omzet van e-books in de Nederlandse boekenomzet? Kunt u een inschatting maken van de illegale e-booksmarkt in Nederland? Kloppen de uitkomsten nog uit het onderzoek van het GfK dat maar 10% van de 1,28 miljoen boeken op e-readers betaalde boeken waren? Wat vindt u hiervan?
De omzet van e-books bedroeg in 2019 € 26 mln., dat is 8% van de algemene boekenmarkt in Nederland (bron: www.kvbboekwerk.nl). Aan een inschatting van de illegale markt van e-books kan en wil ik mij niet wagen, maar piraterij keur ik af. De extra middelen die ik in het kader van het e-lendingconvenant beschikbaar heb gesteld, zijn mede bedoeld om tot een passende vergoeding te komen voor makers.
Onderschrijft u eveneens de uitkomsten van het onderzoek door GfK/KVB boekwerk uit 2016 waaruit bleek dat 55-plussers een kansrijk segment zijn voor e-booksverkopers? In hoeverre komt deze conclusie overeen met de aangenomen motie van de leden Aartsen en Asscher3, waaruit de oproep kwam om tot goede voorbeelden te komen om bibliotheken in verschillende kleine kernen zeker te stellen? Welke aanjagende rol pakken Nederlandse bibliotheken momenteel in hun aanbod van e-books?
Zeer binnenkort ontvangt uw Kamer mijn beleidsreactie bij de eerste evaluatie van de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (Wsob). In deze beleidsreactie ga ik in op het gebruik en de samenstelling van de collectie e-books die de landelijke digitale bibliotheek aanbiedt. Voor een reactie op uw vragen verwijs ik naar deze beleidsreactie.
Wat is de stand van zaken in de digitale samenwerking tussen Nederlandse bibliotheken op het gebied van e-books, daar waar u in het schriftelijk overleg over de Monitor Bibliotheekwet 20174 aangaf dat dit meer zou gaan plaatsvinden? In hoeverre wordt de 10 miljoen euro, ter ondersteuning van de samenwerking tussen de Nederlandse bibliotheken, gebruikt om de uitleen van e-books verder te stimuleren?
In het verslag van een schriftelijk overleg (Kamerstuk 33 846, nr. 55) ben ik desgevraagd ingegaan op een verkenning naar de mogelijkheden van een collectief landelijk bibliotheeksysteem (CLB). Een CLB is gericht op een efficiënte(re) interne bedrijfsvoering, een uniform beheer van collecties en een verbetering van de sectorbrede dienstverlening. De Koninklijke Bibliotheek (KB) is bezig met deze verkenning. In mijn beantwoording noem ik een bedrag van € 10 mln. Dit bedrag is gebaseerd op een Second opinion voor de project- en migratiekosten die de KB in 2018 heeft laten opstellen. Het gaat om een geraamd bedrag dat (nog) niet beschikbaar is. Bij beschikbaarheid zou het uitsluitend bestemd zijn voor de project- en migratiekosten die gemoeid zijn met een landelijke implementatie van een CLB.
Kunt u een overzicht geven van e-books die sinds 1 januari 2020, toen het lagere btw-tarief van 9% inging, hun prijzen hebben verlaagd? Kunt u daarnaast een overzicht geven van e-books die dat niet hebben gedaan?
Tijdens de behandeling van het Belastingplan 2020 is door de Staatssecretaris van Financiën aangegeven dat hij niet beschikt over overzichten van elektronische uitgaven van kranten en schoolboeken. Destijds heeft hij hiervoor contact gezocht met de ACM, de Mediafederatie en het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek. Onlangs is overlegd met de GAU (onderdeel van de Mediafederatie). Deze brancheorganisatie gaf ook aan niet te beschikken over representatieve overzichten van e-books.
Verder heeft de Staatssecretaris van Financiën contact gezocht met het CBS. Deze organisatie beschikt wel over informatie, maar alleen op macroniveau. De Staatssecretaris van Financiën heeft het CBS gevraagd voor de periode voorafgaande aan de btw-verlaging tot en met een aantal maanden daarna een consumentenprijsindexreeks voor zowel e-books als elektronische kranten samen te stellen. De Staatssecretaris van Financiën zal uw Kamer voor de zomer informeren over de resultaten van dit onderzoek.
Is bij u reeds bekend of de verlaging van het btw-tarief daadwerkelijk bij de consument terecht is gekomen? Zo nee, hoe gaat u ervoor zorgen dat dit wel gaat gebeuren?
Het is op dit moment niet bekend of de btw-verlaging daadwerkelijk bij de consument terecht komt. Zoals in het antwoord op vraag 7 is aangegeven heeft de Staatssecretaris van Financiën aan het CBS gevraagd om een consumentenprijsindexreeks op te stellen. Verder zal in 2023 ook het verlaagde btw-tarief op elektronische uitgaven worden betrokken bij een beleidsevaluatie. Bij deze evaluatie zal worden onderzocht of het toepassen van het verlaagde btw-tarief op elektronische en fysieke uitgaven doeltreffend en doelmatig is. Daarbij wordt nogmaals bekeken of de invoering van het verlaagde btw-tarief heeft geleid tot een prijsdaling voor de elektronische uitgaven. Het kabinet verwacht dat door de vrije marktwerking het voordeel uiteindelijk zal neerslaan bij de consument.
Is het onderzoek naar de prijsontwikkeling van e-books, dat de Kamer tijdens de behandeling van het Belastingplan 2020 is toegezegd, reeds in gang gezet?5 Zo ja, door wie en wanneer kan de Kamer de uitkomsten tegemoet zien? Zo nee, waarom niet?
Zie de beantwoording bij de vragen 7 en 8.
Deelt u de mening dat lezen van belang is bij jong én oud, dat we daarmee al goede stappen maken zoals «de Nationale voorleesdagen», maar dat het tegelijkertijd heel belangrijk is voor de boekenmarkt dat zij zich innovatief blijft ontwikkelen en dat de overheid hierbij een stimulerende rol moet spelen? Zo ja, welke concrete stappen gaat de regering ondernemen om de innovatie in de boekenmarkt verder te stimuleren?
Sinds enige jaren bestaat KVB Boekwerk, het kennis- en innovatieplatform voor de boekensector. De totstandkoming van deze netwerkorganisatie vond plaats op initiatief van een aantal organisaties uit het boekenvak en het letterenveld. Het boekenvak (GAU en Koninklijke Boekverkopersbond) en het Ministerie van OCW werken nauw samen in deze organisatie en dragen zorg voor de financiële ondersteuning. KVB Boekwerk monitort en ondersteunt actief (o.a. met periodiek onderzoek en seminars) de innovatie in het boekenvak. Zie ook www.kvbboekwerk.nl.
Het bericht 'Huize Ivickehaalt shortlist Europese ‘7 Most Endangered sites’' |
|
Lenny Geluk-Poortvliet (CDA) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Huize Ivicke haalt shortlist Europese «7 Most Endangered sites»»?1
Ja
Klopt het dat de sterk verwaarloosde buitenplaats Huize Ivicke in Wassenaar de shortlist heeft gehaald van de Europese «7 Most Endangered sites»?2
Ja
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de noodzakelijke restauratie van de villa en de toekomstige bestemming?
De eigenaar heeft tot voor kort noodzakelijke instandhoudingsmaatregelen niet uitgevoerd. De gemeente Wassenaar is daarom een bestuursrechtelijk handhavingstraject gestart om de eigenaar hiertoe te bewegen. Daarnaast heeft de gemeente bij de politie aangifte gedaan van opzettelijke verwaarlozing van het rijksmonument. De last onder bestuursdwang heeft als resultaat dat de eigenaar op 4 januari 2020 is begonnen met het uitvoeren van een aantal door de gemeente voorgeschreven noodmaatregelen, zoals het opnieuw wind- en waterdicht maken van de dakkapellen. Inspecteurs van de gemeente Wassenaar houden in de gaten dat de werkzaamheden aan het monument op de juiste manier worden uitgevoerd. De toekomstige bestemming van het monument is op dit moment nog onbekend.
Klopt het dat de eigenaar van Ivicke meer monumenten «gijzelt», zoals ook het voormalige klooster Het Hoompje in Sluis?
Het voormalige klooster en Huize Ivicke zijn eigendom van twee verschillende B.V.’s. Er bestaan wel connecties tussen beide bedrijven. Bij beide bedrijven zijn dezelfde personen betrokken. Ook in Sluis is sprake van verwaarlozing van het rijksmonument. De gemeente Sluis, die eerder tevergeefs probeerde te handhaven, wil opnieuw proberen de eigenaar te dwingen om zijn pand tegen verder verval te behoeden. De gemeente volgt hiermee het voorbeeld van de gemeente Wassenaar.
Deelt u de mening dat het voor kleinere gemeenten moeilijk is om niet-welwillende eigenaren aan te spreken op het verval van monumenten?
Gemeenten zijn in dit soort gevallen het bevoegde gezag voor toezicht en handhaving. Grote en kleine gemeenten hebben dezelfde mogelijkheden om op te treden. Een kleine organisatie betekent niet noodzakelijkerwijs dat men minder slagvaardig zou kunnen handelen. Bovendien kan zo nodig bij lastige handhavingskwesties externe deskundigheid worden ingehuurd.
Bent u bereid om maatregelen te nemen om met name kleinere gemeenten te ondersteunen bij de handhaving van de Erfgoedwet?
De RCE verleent al desgevraagd assistentie bij handhavingszaken. Dat gebeurt ook in het geval van Huis Ivicke. Voor advies over strafrechtelijke handhaving kan een beroep gedaan worden op de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed die ook contacten onderhoudt met de Politie en het Openbaar Ministerie.
Een onkostenvergoeding van vrijwilligers bij het Songfestival |
|
Jan de Graaf (CDA), Harry van der Molen (CDA), Maurits von Martels (CDA) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Kent u het ingezonden stuk in de Volkskrant van Lucas Meijs (hoogleraar Strategische Filantropie en Vrijwilligerswerk Erasmus Universiteit) en Joost van Alkemade (directeur Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk) over een onkostenvergoeding voor vrijwilligers van het Songfestival?1
Ja.
Bent u het ermee eens dat een sterke samenleving niet kan bestaan zonder de tomeloze inzet van vrijwilligers, en dat het daarom van belang is om vrijwilligerswerk te waarderen, te stimuleren en te ondersteunen?
Daar ben ik het mee eens. Dat Nederland sterk is in het organiseren van grote evenementen met een bindende rol in de samenleving is mede te danken aan de bereidheid van veel mensen om zich vanuit een passie, maatschappelijke betrokkenheid of gewoon omdat ze het leuk vinden belangeloos in te zetten. Dat verdient ieders respect en waardering.
Wat vindt u ervan dat bij het Songfestival beroepskrachten, zoals presentatoren en technici, wel treinkaartjes en autokilometers mogen declareren, maar vrijwilligers niet? Vindt u dit uit te leggen?
Bent u het ermee eens dat het van belang is dat het Songfestival een goed vrijwilligersbeleid heeft, waarbij ten minste de onkosten van vrijwilligers worden vergoed?
Bent u het ermee eens dat, nu het besluit is genomen om vanuit de Algemene Mediareserve een financiële bijdrage beschikbaar te stellen aan de uitzending van het Eurovisie Songfestival, een goede gelegenheid is ontstaan om ook afspraken te maken over een onkostenvergoeding voor vrijwilligers?
Bent u bereid om afspraken te maken over een onkostenvergoeding voor vrijwilligers van het Songfestival, bijvoorbeeld door dit mee te nemen bij het aangekondigde gesprek waarin u aangeeft nadere afspraken te willen maken met de NPO over de aandacht voor de toegankelijkheid van het Eurovisie Songfestival voor mensen met een beperking en over het betrekken van scholieren bij het Eurovisie Songfestival?2
Het bericht ‘Wie beschermt onze fragiele Oude Kerk’ |
|
Roelof Bisschop (SGP) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Wie beschermt onze fragiele Oude Kerk»?1
Ja.
Wat is uw oordeel over het feit dat door diverse experts wordt aangegeven dat gebouw en orgel schade lijden door onder meer stofneerslag als gevolg van installaties, te zware constructies en onverantwoorde ingrepen? Deelt u de mening dat dergelijk gedrag niet past bij de zorg die van de eigenaar van een monument of cultuurgoed verwacht mag worden?
In algemene zin kan ik mij goed vinden in het museale (neven)gebruik van de kerk. Uiteraard moet dat wel met respect voor het monument gebeuren. Van een eigenaar wordt een zorgvuldige omgang met het rijksmonument verlangd.
Het is in eerste instantie aan de gemeente als vergunningverlener en toezichthouder om daarop toe te zien. Signalen over schade aan het monument neem ik echter serieus en in het geval van de huidige tentoonstelling in de Oude Kerk ging het daarnaast over vermeend brandgevaar. Hierover is door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) contact geweest met de gemeente. Daarbij is geconcludeerd dat voldoende brandveiligheidsmaatregelen getroffen zijn. Ook is er geen schade geconstateerd aan het orgel.
Vindt u het acceptabel dat eigenaren grote risico’s nemen ten aanzien van monumenten die mede op basis van subsidies worden onderhouden en gerestaureerd? Wat doet u om zulke situaties te (kunnen) voorkomen?
Er is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een vergunningplicht opgenomen ten aanzien van het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een rijksmonument. Ook het laten gebruiken van een rijksmonument is vergunningsplichtig als het rijksmonument hierbij wordt ontsierd of in gevaar gebracht. Indien bepaald gebruik onacceptabele risico’s met zich meebrengt, zal hiervoor door de gemeente als vergunningverlener geen toestemming worden verleend. Ook in het geval van de installatie Poems for Earthlings van Adrián Villar Rojas in de Oude Kerk heeft de gemeente van te voren het plan beoordeeld. Er is door de gemeente geoordeeld dat er voor deze tentoonstelling geen vergunning nodig was, omdat vergunningen nodig zijn voor blijvende wijzigingen en niet voor deze tijdelijke tentoonstelling.
Is de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed de afgelopen jaren betrokken geweest bij besluiten tot restauratie en aanpassing van de Oude Kerk en bij plannen voor installaties in het monument? Zo ja, welke adviezen zijn gegeven en welke acties zijn ondernomen?
Op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht adviseert de RCE namens mij bij ingrijpende wijzigingen. De tijdelijke tentoonstellingen/installaties in de Oude Kerk zijn -als ze al vergunningsplichtig zijn- doorgaans niet adviesplichtig. Desondanks is de RCE de afgelopen jaren op verschillende manieren (zowel in vergunnings- als in subsidietrajecten) betrokken geweest bij de planvorming en uitvoering van werkzaamheden in de Oude Kerk, onder meer met betrekking tot het klinkend erfgoed (het orgel), het natuursteen en het historisch interieur. De adviezen over deze onderwerpen betreffen voornamelijk restauratiewerkzaamheden waarvoor specialistische kennis noodzakelijk is.
Bent u van mening dat het toezicht op monumenten voldoende functioneert wanneer adviezen van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed worden genegeerd en wanneer betrokkenen aangeven dat volstrekt onduidelijk is wie besluiten neemt over technische ingrepen als het verlengen van orgelpijpen?
Er is geen reden om aan te nemen dat adviezen van de RCE worden genegeerd. De RCE is de afgelopen jaren op verschillende manieren (zowel in vergunnings- als in subsidietrajecten) als adviseur betrokken geweest bij de Oude Kerk en heeft op diverse vakgebieden expertise ingebracht. Daarbij wordt goed samengewerkt met de deskundigen van de gemeente Amsterdam. Zo ook op het vlak van klinkend erfgoed bij de restauratie van het Vater-Müller orgel. Uitgangspunt van het restauratieplan was dat het orgel zou worden hersteld zonder wijzigingen ten opzichte van de historisch gegroeide toestand. Dat is zo uitgevoerd. Er is gewerkt conform het restauratieplan en de verleende vergunning. Er zijn geen orgelpijpen verlengd.
Als er een wens zou zijn om de orgelpijpen te verlengen, dan zal daar op de gebruikelijke wijze een vergunning voor aangevraagd moeten worden bij de gemeente. Het is niet mijn indruk dat hierover onduidelijkheid is bij betrokkenen.
Bent u bereid contact op te nemen met de verantwoordelijke toezichthoudende instanties en de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed om een zorgvuldige omgang met dit toonaangevende rijksmonument te bevorderen?
De RCE is een dienstonderdeel van mijn ministerie. Namens mij onderhoudt deze dienst de contacten met de gemeente die in deze zowel vergunningverlenende als toezichthoudende instantie is.