Het beschermen en behouden van maritiem erfgoed. |
|
Inge van Dijk (CDA), Hilde Palland (CDA), Lucille Werner (CDA) |
|
Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Geld nodig voor beheer schepen: Utrecht wil maritiem erfgoed beschermen»?1
Ja
Deelt u de overtuiging dat havens een herkenbaar gezicht geven aan een vissersdorp, vesting-, handels- of havenstad en dat maritiem erfgoed en varend erfgoed daarin onmisbaar zijn?
Onder de door het Rijk aangewezen beschermde stads- en dorpsgezichten bevinden zich meerdere historische zee- en rivierhavens. De aanwezigheid van varend erfgoed en soms ook van hiermee samenhangende ambachtelijke nijverheid geven deze historische plekken meerwaarde en levendigheid.
Onderkent u ook het belang van het behoud van historische woonschepen?
Bij cultureel erfgoed gaat het om «uit het verleden geërfde materiële en immateriële bronnen, in de loop van de tijd tot stand gebracht door de mens of ontstaan uit de wisselwerking tussen mens en omgeving, die mensen, onafhankelijk van het bezit ervan, identificeren als een weerspiegeling en uitdrukking van zich voortdurend ontwikkelende waarden, overtuigingen, kennis en tradities, en die aan hen en toekomstige generaties een referentiekader bieden».2 Ook historische woonschepen kunnen daar onderdeel van uitmaken en in die zin onderwerp zijn van het streven naar behoud.
Hebt u kennisgenomen van het rapport «Maritiem erfgoed in de provincie Utrecht»?2 Bent u bereid te reageren op de conclusies en aanbevelingen die het Rijk en het rijksbeleid betreffen?
Ja, ik heb kennisgenomen van het genoemde rapport. Ik ben, samen met het Ministerie van EZK, in gesprek met de sectororganisaties van de bruine vloot, het varend erfgoed en betrokken provinciale en gemeentelijke overheden over de toekomst en de ontwikkelingen in de sector, mede ter uitvoering van de motie Inge van Dijk c.s.4 De Minister van EZK heeft uw Kamer recent over de voortgang van dit gesprek geïnformeerd.5 In het overleg is verkend hoe de verschillende partijen vanuit hun eigen rol een bijdrage kunnen leveren. Voor het Rijk ligt die vooral in ondersteuning en facilitering op het vlak van kennis en kunde.
In het genoemde overleg met de sectororganisaties is onder andere een aantal constateringen uit het rapport, zoals de basis voor wettelijke bescherming en de problematiek rondom financieringen, aan de orde geweest. Anders dan het rapport aangeeft valt mobiel erfgoed wel degelijk onder de definitie van cultureel erfgoed. Ook kunnen medeoverheden zelf beleid voeren ten aanzien van het behouden, beleven en benutten van cultureel erfgoed waar zij aan hechten. De Erfgoedwet biedt de mogelijkheid aan provincies en gemeenten om hiertoe een erfgoedverordening vast te stellen. Ik ben verheugd dat de provincie Utrecht zich blijkens het rapport sterk maakt voor het cultureel erfgoed in deze provincie. Dit najaar zal opnieuw een overleg met de genoemde partijen plaatsvinden.
Bent u bereid stappen te zetten om te komen tot een transparante registratie en cultuurhistorische waardering en een duidelijke definiëring van maritiem erfgoed, varend erfgoed en historische schepen?
Bij maritiem erfgoed als bedoeld in het rapport van de provincie Utrecht gaat het om een breed thema met veel aspecten zoals waterbeheer, visserij, verkeer, handel en recreatie. Het kan daarbij over zowel roerende (bijvoorbeeld schepen), onroerende als immateriële zaken gaan. Als het gaat om registratie en waardering zijn er voldoende mogelijkheden binnen de bestaande regelingen en beleid en is er al veel gerealiseerd. Voor het varend erfgoed beheert de sector zelf een register, het Register Varend Erfgoed Nederland, dat gekoppeld is aan het Nationaal Register Mobiel Erfgoed. De afgelopen jaren heb ik de sector mobiel erfgoed ondersteund om dit te ontwikkelen. Tal van historische havens maken voorts deel uit van de door het rijk aangewezen stads- of dorpsgezichten en onder de rijksmonumenten bevinden zich talrijke panden die onderdeel zijn van ons maritieme verleden. Ook gemeenten en provincies hebben de mogelijkheid om in hun omgevingsbeleid gebouwen, structuren en objecten die betrekking hebben op het maritieme verleden een beschermde status te geven.
Welke mogelijkheden ziet u om bescherming van maritiem erfgoed, varend erfgoed en historische schepen wettelijk te verankeren?
De Erfgoedwet, de Omgevingswet en het instrument van de gemeentelijke en provinciale erfgoedverordening bieden veel mogelijkheden om zowel roerend als onroerend erfgoed te beschermen. Op dit moment wordt de laatste hand gelegd aan de evaluatie van de Erfgoedwet als onderdeel van de beleidsdoorlichting erfgoed. Eerder heeft de «Commissie Collectie Nederland» mij geadviseerd over de werking van het onderdeel roerend erfgoed in de Erfgoedwet.6 Ik heb uw Kamer toegezegd aan het eind van dit jaar een reactie te geven op de uitkomsten van beide onderzoeken.
Bent u bereid in overleg met provincies en gemeenten te werken aan een plan van aanpak voor het behoud van maritiem erfgoed, varend erfgoed en historische schepen, mede in verband met de uitvoering van de motie-Inge van Dijk c.s. (26 419, nr. 101)?
Ik ben, mede in verband met de uitvoering van de motie Inge van Dijk c.s., die oproept tot het bouwen aan een inhoudelijke agenda, samen met het Ministerie van EZK in overleg met de sectororganisaties en medeoverheden. In het overleg is verkend hoe de verschillende partijen vanuit hun eigen rol een bijdrage kunnen leveren aan een beter toekomstperspectief. Dit najaar zal een vervolggesprek met deze partijen plaatsvinden over de voortgang op de verschillende acties. De rijksoverheid kan de sector ondersteunen met kennis en kunde.
De bagatellisering van de Bersiap |
|
Simone Kerseboom (FVD) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Leids Indië-monument voor de tweede keer in drie weken gevandaliseerd, ditmaal met roze verf»?1
Ja.
Kunt u op dit vandalisme reflecteren?
Dit is een aangelegenheid van het lokaal bestuur. Het lokaal bestuur beschikt over de informatie en bevoegdheden die hierbij van belang kunnen zijn.
Maakt u zich, nu er wéér een incident heeft plaatsgevonden (op dezelfde dag als uw beantwoording op mijn vragen over de bagatellisering van de Bersiap), nog steeds geen zorgen dat de huidige, negatieve weergave van de Nederlandse inzet in Nederlands-Indië tussen 1945 en 1950 tot vandalisme kan leiden en hoe verhoudt dat zich tot uw antwoord op vraag 10 van mijn Kamervragen van 25 mei 2022, waarin u stelt dat er geen aanwijzingen zijn vastgesteld voor een verband tussen het historisch revisionisme en negationisme over de genocide in Nederlands-Indië (de Bersiap) en het bekladden van monumenten die een eerbetoon zijn aan de mensen die hun leven hebben opgeofferd voor Nederland in deze periode?2
Nee. Dit is een aangelegenheid van het lokaal bestuur dat beschikt over informatie en bevoegdheden terzake.
Vindt u ook dat de gemeente met de vandalen «in gesprek» moet gaan? Is zo’n softe reactie wat u betreft gepast wanneer monumenten voor slachtoffers van genocide worden gevandaliseerd?
Het betreft geen aangelegenheid van de rijksoverheid maar van het lokaal bestuur dat beschikt over de relevante informatie en bevoegdheden om een situatie te beoordelen.
Ontkent u dat er genocide heeft plaatsgevonden in de Bersiaptijd, gezien uw antwoord op vraag 9 van mijn Kamervragen van 25 mei 2022?
Het begrip genocide heeft een specifieke juridische betekenis die niet per definitie van toepassing is op elke periode waarin sprake is geweest van extreem geweld. Het onlangs verschenen onderzoeksrapport van het NIOD, NIMH en KITLV bezigt voor deze periode het begrip extreem geweld.
Zou u de moord op duizenden (Indische) Nederlanders in de Bersiaptijd als genocide kenmerken? Zo nee, kunt u onderbouwen waarom niet?
Het begrip genocide heeft een specifieke juridische betekenis die niet per definitie van toepassing is op elke periode waarin sprake is geweest van extreem geweld. Het onlangs verschenen onderzoeksrapport van het NIOD, NIMH en KITLV bezigt voor deze periode het begrip extreem geweld.
Erkent u, op zijn minst, dat de Bersiap aspecten van een genocide heeft?
Het begrip genocide heeft een specifieke juridische betekenis die niet per definitie van toepassing is op elke periode waarin sprake is geweest van extreem geweld. Het onlangs verschenen onderzoeksrapport van het NIOD, NIMH en KITLV bezigt voor deze periode het begrip extreem geweld.
Indien het antwoord op vraag 6 en/of 7 nee is, zou u de moord op duizenden (Indische) Nederlanders tijdens de Bersiap als etnische zuivering kenmerken? Zo nee, kunt u onderbouwen waarom niet?
Het begrip moord heeft een specifieke juridische betekenis die niet per definitie van toepassing is op categoriën personen in elke periode waarin sprake is geweest van extreem geweld.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
Het stopzetten van een door Buitenlandse Zaken gefinancierd vrouwenrechtenactivistenprogramma in Afghanistan |
|
Derk Boswijk (CDA), Agnes Mulder (CDA) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat een door Buitenlandse Zaken gefinancierd programma dat is stopgezet en waarover melding wordt gemaakt in de Kamerbrief van 23 mei jl. inzake «Update besluiten hulp en inzet Afghanistan»1 een programma betreft dat vrouwenrechtenactivisten ondersteunde?
Het betreffende programma richtte zich op tegengaan van geweld tegen vrouwen en versterken van politieke participatie door vrouwen. In de brief van 23 mei (Kamerstuk 34 952, nr. 159) werd vermeld dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken het voornemen had de subsidierelatie te beëindigen en dat dit voornemen aan de partner was gecommuniceerd. Inmiddels is na een vervolggesprek met de partner en nauwkeurige overweging van de visie van de partner op dit voornemen, het besluit de subsidie daadwerkelijk stop te zetten gecommuniceerd aan de organisatie.
Deelt u de mening dat dit signaal heel ongelukkig is nu de positie van Afghaanse vrouwen sinds augustus 2021 zienderogen is verslechterd?
Het besluit om dit specifieke project stop te zetten, is genomen op basis van een zorgvuldige afweging van inhoudelijke argumenten over veiligheidsrisico’s en te behalen impact, afgewogen tegenover het doel van steunen van vrouwenrechtenorganisaties dat onverminderd belangrijk blijft.
Wat betekent het stopzetten van het programma voor het Nederlandse commitment aan het nationale actieplan rondom de implementatie van de VN Veiligheidsraadresolutie 1325 in Afghanistan?
Het commitment van dit kabinet aan de wereldwijde inzet op vrouwen, vrede en veiligheid (WPS) blijft onverminderd groot. Op dit moment is het zaak om in nauw overleg met maatschappelijke partners en met Afghaanse lokale vrouwen(organisaties) en vrouwelijke mensenrechtenverdedigers een nieuwe afweging te maken en mogelijkheden te onderzoeken waarlangs dit kabinet wederom ondersteuning kan bieden aan initiatieven die vrouwenrechten en gendergelijkheid in Afghanistan ook in het kader van WPS kunnen bevorderen. Het kabinet blijft zich aanvullend in EU, VN en Wereldbank verband inzetten op het hanteren van strikte voorwaarden voor het leveren van hulp in Afghanistan, waaronder gelijke toegang voor vrouwen en meisjes.
Bent u het ermee eens dat het van groot belang is om het Afghaanse maatschappelijke middenveld, waaronder in het bijzonder vrouwenorganisaties, te blijven steunen om tegenwicht te bieden aan het steeds autocratischer wordende Taliban regime?
Ja, ik deel de mening dat het van belang is het Afghaanse maatschappelijk middenveld te blijven steunen. Om die reden is sinds de machtsovername van de Taliban met partnerorganisaties zorgvuldig gewerkt om te kijken in hoeverre hun activiteiten, al dan niet in aangepaste vorm, en onder nieuwe, stringente voorwaarden, doorgang zouden kunnen vinden in de huidige context in Afghanistan. Uit de consultaties is gebleken dat dit voor een deel van de lopende projecten haalbaar was. Als gevolg daarvan blijft het Afghaanse maatschappelijk middenveld door Nederland gesteund middels de heropstart van bestaande projecten (waar nodig in aangepaste vorm). Onderdeel daarvan is een programma gericht op vrouwenrechten middels steun aan vrouwenrechtenverdedigers en een programma dat zich richt op inclusieve besluitvormings- en vredesprocessen met focus op vrouwen en jeugd. Ook is een nieuw project met steun voor mensenrechtenverdedigers waaronder vrouwelijke mensenrechtenverdedigers opgestart. Voor deze projecten geldt dat aan de door het Ministerie gestelde voorwaarden kan worden voldaan.
Zoals in de brief van 7 januari jl. (Kamerstuk 2022D00384) aangegeven, zijn voor voortzetting van de inzet in Afghanistan nieuwe voorwaarden verbonden. Deze zijn opgesteld in nauwe samenspraak met partnerorganisaties. Het uitblijven van onacceptabele veiligheidsrisico’s voor staf of begunstigden van programma’s betreft een van deze voorwaarden. Hoewel dergelijke risico’s nooit geheel uitgesloten kunnen worden, is het juist door de volatiele context van belang risico’s zo goed mogelijk te mitigeren. Voor dit project was de onzekerheid over risico’s gepaard gaande met uitvoering van een aangepast programma en daarbij aansluitend de daarmee nog te behalen impact te groot. Dit heeft de doorslag gegeven in het besluit om de subsidierelatie te beëindigen. Dat neemt niet weg dat het kabinet ook in de toekomst zal blijven inzetten op ondersteuning van kritische maatschappelijke organisaties of vrouwenrechtenorganisaties en vredesactivisten.
Ik heb ook aan de betreffende partnerorganisatie laten weten dat het besluit voor dit specifieke project geen invloed heeft op de algehele Nederlandse inzet om Afghaanse vrouwen te blijven steunen. Daar waar dat kan, en impact heeft, blijft het kabinet gecommitteerd aan het ondersteunen van vrouwenrechtenorganisaties en organisaties die zich inzetten op het verbeteren van de positie en rechten van vrouwen en meisjes. Het Ministerie communiceert daar open en transparant over, onder andere in daarvoor bestemd Afghanistan overleg met maatschappelijke organisaties.
Welke programma’s blijft Nederland nog wel ondersteunen die vrouwenrechten bevorderen zoals u aangaf tijdens het tweeminutendebat van 31 mei jl.?
Zie antwoord vraag 4.
Als reden voor stopzetting wordt aangemerkt: «waarbij er geen onacceptabele veiligheidsrisico’s voor staf of begunstigden van projecten/programma’s mogen bestaan»; kunt u aangeven wat hiermee concreet wordt bedoeld? Hoe kan überhaupt de veiligheid van staf of begunstigden van door Nederland gefinancierde projecten en programma’s worden gegarandeerd in een situatie die zeer volatiel is, en waar Nederland ook geen diplomatieke aanwezigheid meer heeft in het land? Betekent dit dat Nederland op korte termijn geen kritische maatschappelijke organisaties of individuen meer gaat steunen in Afghanistan?
Zie antwoord vraag 2.
Is met de betrokken organisatie gesproken over andere manieren waarop het belangrijke werk kan worden voortgezet? Zo nee, waarom niet? Wat betekent het stopzetten van de subsidierelatie voor de betrokken organisatie en de door hen gesteunde activisten?
Ja. Met de betrokken organisatie hebben sinds het besluit om direct na de machtsovername van de Taliban tijdelijk alle OS-inzet on hold te plaatsen, meermaals gesprekken plaatsgevonden over manieren om in de nieuwe context in Afghanistan het werk van dit programma voort te zetten. Echter, bij het definitieve voorstel voor aanpassing van het oorspronkelijke programma dat de partnerorganisatie na verschillende consultatierondes indiende, blijft de beoordeling van het Ministerie dat voor de doelen van dit voorstel in de huidige context te moeilijk impact zou zijn te behalen zonder het nemen van onacceptabele veiligheidsrisico’s. De betrokken organisatie bepaalt zelf wat het besluit tot stopzetten van financiering voor dit programma voor hen betekent.
Kunt u in de nog te ontvangen Kamerbrief over de langere termijn betrokkenheid van Nederland in Afghanistan uitgebreid stil staan bij de toekomstige steun aan Afghaanse maatschappelijke organisaties en activisten, en daar ook substantieel middelen voor willen reserveren in uw begroting?
Ja, in de Kamerbrief over langere termijn inzet in Afghanistan zal ik ingaan op steun aan maatschappelijke organisaties en de positie van vrouwen in het bijzonder. Hiervoor houd ik middelen gereserveerd in mijn begroting.
Het memorandum van het Nationaal Comité 4 en 5 mei |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Kent u het fragment in de toelichting van het memorandum over de «De koloniale oorlog in Indonesië», waarin staat: «We herdenken alle Nederlandse en Indonesische slachtoffers die hier vielen.»?
Ja.
Is het juist dat het Nationaal Comité 4 en 5 mei bij vragen van Kamerleden hierover verwijst naar het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport?
Ja.
Kunt u aangeven wie met deze slachtoffers worden bedoeld en waar zij volgens u slachtoffer van zijn?
Sinds 1961 worden alle burgers en militairen die «in het belang van het Koninkrijk zijn gevallen» herdacht. Zowel de Japanse bezetting als de periode 1945–1949 zijn derhalve impliciet al decennia verankerd in de Nationale Herdenking. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei (NC) geeft in het memorandum aan dat alle oorlogsslachtoffers van de koloniale oorlog in Indonesië worden herdacht. Dit betreft zowel Nederlandse als Indonesische oorlogsslachtoffers.
Verder geeft het NC bij de kranslegging voor burgerslachtoffers in Azië aan dat er burgers worden herdacht die zijn omgekomen «als gevolg van verzet, internering, oorlogsgeweld, uitputting, honger en dwangarbeid».
Kunt u daarnaast aangeven wat uw overwegingen zijn om deze groep op te nemen in de herdenking en op wiens initiatief of opdracht dit is gebeurd?
Het initiatief is door het NC zelf genomen. Het NC is een onafhankelijke organisatie die zelfstandig besluit over de wijze waarop de herdenking op 4 mei wordt vormgegeven. Dit betreft ook eventuele tekstaanpassingen van het memorandum.
Bent u zich bewust van het feit dat onder «Indonesische slachtoffers» van de «koloniale oorlog» ook Indonesiërs vallen die vochten voor de toenmalige vijand?
Ja.
Bent u zich bewust van het feit dat er zich onder de «slachtoffers» aan Indonesische zijde ook oorlogsmisdadigers bevinden?
Tijdens de Nationale Herdenking staat het herdenken van slachtoffers centraal, dat is niet hetzelfde als zij die vochten en eventuele oorlogsmisdadigers.
Begrijpt u dat het herdenken van deze «Indonesische slachtoffers», met name de «slachtoffers» die vochten voor de toenmalige vijand, op nota bene 4 mei voor veel (Indisch-)Nederlandse slachtoffers zeer pijnlijk is, omdat zij de facto gedwongen worden om de daders van hun leed eer te bewijzen?
Ik ben mij ervan bewust dat er vanuit de Indische gemeenschap verschillend wordt gereageerd op het herdenken van Indonesische slachtoffers tijdens de Nationale Herdenking. Sommige Indische Nederlanders ervaren dit als pijnlijk, anderen spreken hiervoor waardering uit.
Bent u ervan op de hoogte dat Indonesiërs tijdens en direct na de Tweede Wereldoorlog gruwelijk hebben huisgehouden onder aanvankelijk met name (Indische) Nederlanders en dat – ook volgens historici als bijvoorbeeld dr. Herman Bussemaker – dit Indonesische (Bersiap-)geweld allesbepalend is geweest voor de identiteitsvorming van Indische Nederlanders?
Ik ben mij ervan bewust dat zowel in de Tweede Wereldoorlog als de periode daarna burgers en militairen zijn omgekomen en vermoord in voormalig Nederlands-Indië. De periode direct na de Tweede Wereldoorlog, de periode die in Nederland bekend staat als de Bersiap, kenmerkte zich door extreem geweld waarvan vele bevolkingsgroepen slachtoffer waren. Ik besef dat deze verschrikkelijke ervaringen tot op de dag van vandaag doorwerken.
Begrijpt u dat het voor deze groep, waarvan het leed sowieso in ons collectieve geheugen vrij onbekend is, zeer pijnlijk is dat daar nu opnieuw aan voorbij lijkt te worden gegaan?
Bij de Nationale Herdenking worden alle oorlogsslachtoffers herdacht. Het herdenken van de ene groep slachtoffers gaat niet ten koste van het herdenken van andere slachtoffers. Verder zet ik mij ervoor in dat de kennis over de geschiedenis van voormalig Nederlands-Indië in de Nederlandse samenleving wordt verankerd, inclusief de zwarte bladzijden.
Begrijpt u het gevoel van woede en miskenning van (Indische) Nederlanders, doordat Indonesische daders door het comité nu als slachtoffers worden neergezet?
Ik deel het beeld niet dat het NC nu daders neerzet als slachtoffers. Gevoelens van woede en miskenning jegens gebeurtenissen in het verleden en heden zijn ingewikkeld om volledig en altijd te begrijpen en in alles rekening mee te houden. Maar ik heb zeker begrip voor de wezenlijke plek die deze gevoelens kunnen innemen in het bestaan van de mensen die zich hier miskend voelen.
In hoeverre is het herdenken van slachtoffers van de toenmalige vijand te verenigen met het nationale/Nederlandse karakter van de Nationale Dodenherdenking?
De geschiedenis van voormalig Nederlands-Indië is een integraal onderdeel van de Nederlandse geschiedenis. Het herdenken van alle slachtoffers in voormalig Nederlands-Indië sluit derhalve aan bij het karakter van de Nationale Herdenking op 4 mei.
Heeft u hierover contact gehad met vertegenwoordigers van de gemeenschap van Indische Nederlanders en vertegenwoordigers van de Veteranen? Zo ja, met wie en wanneer?
Het NC is een onafhankelijke organisatie die zelfstandig besluit over de wijze waarop de herdenking op 4 mei wordt vormgegeven. Dit betreft ook eventuele tekstaanpassingen van het memorandum en de partijen die hierbij worden betrokken. Het NC is overigens continu in gesprek met verschillende (Indische) organisaties en belangengroepen.
Gaswinning onder Unesco werelderfgoed |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de recente milieueffectrapportages van de onderzoeks- en adviesbureaus Royal Haskoning en RAAP, waaruit blijkt dat de Unesco-werelderfgoedstatus van de Koloniën van Weldadigheid in gevaar dreigt te komen als groen licht wordt gegeven voor de gaswinningsplannen van Vermillion in het grensgebied van Zuidwest-Drenthe, de Kop van Overijssel en Friesland?
Ik ben bekend met deze rapportages. Deze zijn onderdeel van het milieueffectrapport dat ik laat opstellen voor de gaswinning VDW. In het gebied waarin de tot Unesco werelderfgoed aangewezen Koloniën van Weldadigheid liggen, wordt reeds jaren gas gewonnen uit verschillende kleine velden. De nationale overheid heeft de plicht een aangewezen Unesco erfgoed in stand te houden en te beschermen. Bij de nieuw te ontwikkelen gasvelden en het voortzetten van bestaande winningen is het werelderfgoed een factor van belang. Ik volg daarin de voorgeschreven werkwijze van Unesco en combineer deze met het participatietraject dat ik inzet bij de Rijkscoördinatieregeling (RCR), waarin de mogelijkheden worden onderzocht voor gaswinning uit de gasvelden VDW. Bij de RCR past een participatietraject dat samen met bewoners en bestuurders uit de omgeving is opgezet. In dit participatietraject zijn door omwonenden en andere belanghebbenden uit het gebied negen mogelijke locaties naar voren gebracht. Alle voorgestelde locaties zijn in het kader van de milieueffectrapportage (MER) uitgebreid onderzocht op de effecten op omgevingsfactoren. Een deel van de negen locaties heeft inderdaad negatieve effecten op onderdelen van de Koloniën van Weldadigheid. Er zijn echter ook locaties zonder negatieve effecten op het werelderfgoed. Deze uitkomsten worden nu eerst teruggelegd en besproken met de omgeving.
Hecht u eveneens grote waarde aan dit unieke werelderfgoed?
Ik hecht grote waarde aan werelderfgoed. Dat is ook de reden dat in afstemming met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) een opdracht is verleend aan een gespecialiseerd onderzoeks- en adviesbureau voor archeologie en cultuurhistorie om als onderdeel van de MER een Heritage impact assessment (HIA) uit te voeren conform de voorschriften van Unesco. Unesco is hierover ook geïnformeerd. De uitvoering van het onderzoek is begeleid door een groep deskundigen vanuit betrokken gemeenten, provincies, waterschappen en de RCE.
Deelt u de mening dat dit erfgoed en deze erfgoedstatus moet worden beschermd in plaats van verkwanseld?
Ik deel die mening; de nationale overheid heeft de plicht een aangewezen Unesco erfgoed in stand te houden en te beschermen. Daarom is er in het onderzoek speciale aandacht voor het erfgoed in overleg met alle betrokken overheden. Gaswinning zal hier uitsluitend worden toegestaan als uit zorgvuldig onderzoek blijkt dat door gaswinning geen onherstelbare schade aan het werelderfgoed te verwachten is.
Wat gaat u doen om dit werelderfgoed te beschermen en niet in gevaar te brengen?
In de MER-fase-1 is onderzocht wat de effecten zijn van de mogelijke gaswinningslocaties op de omgeving. De MER fase 1 en de integrale effectanalyse liggen op dit moment ter inzage. Bij de keuze van het voorkeursalternatief voor de winningslocatie zal ik nadrukkelijk rekening houden met de uitkomsten van het onderzoek (HIA) en de reacties en adviezen die ik ontvang. Ook de Commissie voor de milieueffectrapportage zal nog advies uitbrengen.
In de MER-fase 2 worden in de tweede helft van dit jaar de effecten van de gaswinning op de ondergrond zorgvuldig onderzocht en getoetst door TNO en SodM. Ik blijf in overleg met de omgeving, onder andere door alle ontwerpplannen en besluiten ter inzage te leggen en rekening te houden met de inbreng vanuit de omgeving. Alleen als gaswinning veilig en verantwoord kan plaatsvinden, zal ik toestemming verlenen voor de winning.
Bent u bereid geen vergunningen af te geven voor gaswinning in dit gebied?
Als uit het onderzoek voor de MER-fase 2 voor VDW zou blijken dat gaswinning uit de velden VDW onherstelbare schade toebrengt aan het werelderfgoed, of dat de winning niet veilig kan plaatsvinden, ligt het in de rede dat ik de toestemming voor deze gaswinning weiger.
Het bericht ‘Streep door Haarlems Tsjaikovski en Stravinsky-festival: ‘Dit lijken wel Sovjetpraktijken’? |
|
Ruben Brekelmans (VVD), Pim van Strien (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Streep door Haarlems Tsjaikovski en Stravinsky-festival: «Dit lijken wel Sovjetpraktijken»»?1
Ja.
Deelt u de mening dat Nederland en Europa bij het treffen van sancties en andere maatregelen tegen Rusland vanwege de aanval op Oekraïne, met die maatregelen zoveel mogelijk druk moeten zetten op de Russische staat, maar waar mogelijk duidelijk moeten maken dat het geen afkeer of afwijzing van de Russische bevolking of de Russische cultuur betreft?
Die mening deel ik. Wij keuren de agressie van de Russische Staat tegen Oekraïne ten zeerste af. Dat betekent natuurlijk niet dat we de Russische bevolking of Russische cultuur afwijzen. Juist in deze tijd moet er alle ruimte zijn om elkaars cultuur te kunnen beleven. Cultuur kan bijdragen aan wederzijds begrip en verbondenheid. Daarbij verwijs ik tevens naar de brief die ik op woensdag 9 maart jl. aan uw Kamer heb gestuurd inzake dit onderwerp2. Daarin heb ik onder meer opgeroepen om ruimte te blijven bieden aan individuele Russische kunstenaars in Nederland, om de verbindende kracht van kunst en cultuur te kunnen blijven benutten. Het is belangrijk om juist in deze tijd goede contacten met kunstenaars en journalisten in de Russische Federatie en Belarus te blijven onderhouden.
Deelt u de mening dat een brede afwijzing van iedere uiting van de Russische cultuur Poetin uiteindelijk in de kaart kan spelen, omdat hij dan kan claimen dat Westerse landen simpelweg anti-Russisch zijn, los van wat Rusland doet in Oekraïne?
Ik ben van mening dat we uitingen van de Russische cultuur en door Russische culturele makers zoveel mogelijk los moeten zien van de handelwijze van Rusland jegens Oekraïne, tenzij duidelijk is dat de bewuste culturele uiting gebruikt wordt als propaganda voor het Russische regime.
Deelt u de mening dat de Russische taal, cultuur, en geschiedenis een onlosmakelijk onderdeel zijn van de Europese geschiedenis en culturele rijkdom?
Inderdaad, die mening deel ik. Het staat buiten kijf dat de Russische taal en cultuur van onschatbare waarde zijn en veel hebben toegevoegd aan de Europese culturele rijkdom. De Russische geschiedenis is onlosmakelijk verbonden met die van Europa.
Deelt u de mening dat bij het aanpassen van programmeringen van Russische kunst en cultuur, door Nederlandse instellingen, een onderscheid gemaakt moet worden tussen samenwerking met aan de staat gelieerde instellingen, zoals de Hermitage, en uitingen van Russische cultuur, waarbij die link met de Russische staat er niet is?
Die mening deel ik. In mijn Kamerbrief van 9 maart jl. roep ik samen met de ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op tot opschorting van formele en institutionele samenwerkingen met de overheid in de Russische Federatie en Belarus, evenals met de aan hen gelieerde culturele instellingen. Tegelijkertijd roepen we op om ruimte te blijven bieden aan individuele Russische en Belarussische kunstenaars.
Ik laat het op dit moment aan Nederlandse instellingen zelf om hun programmering al dan niet aan te passen naar eigen inzicht. Ik wil daar niet in treden. Daarbij verwijs ik echter wel naar mijn antwoorden op vragen 2 en 3.
Bent u bereid om met de relevante sectoren in gesprek te gaan over de wijze waarop in het licht van bovenstaande, effectief druk gezet kan worden op de Russische staat zonder dat afkeer of afwijzing van de Russische bevolking of de Russische cultuur wordt aangewakkerd?
Het is belangrijk dat de neiging tot afwijzing van de Russische cultuur, mogelijk ingegeven door nieuwsberichten over de oorlogshandelingen van Rusland tegen Oekraïne, niet wordt aangemoedigd. Ik ben en blijf met de culturele sector in gesprek over de actuele stand van zaken rond de oorlog in Oekraïne en wat de beste manier is om daar mee om te gaan. Daarbij is mijn uitgangspunt dat het gezamenlijk beleven van culturele activiteiten verbindend is en voor wederzijds begrip kan zorgen.
De inzet van 1G in de culturele sector |
|
Wieke Paulusma (D66) |
|
Kuipers , Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Testen voor Toegang treft specifieke groep in de culturele sector stevig»?1
Ja.
Wat vindt u van de zorgen die in dit artikel geuit worden?
Die zorgen zijn begrijpelijk. Tegelijkertijd kunnen met deze maatregelen grote, ongeplaceerde binnen evenementen voor het eerst sinds lange tijd weer plaatsvinden, waarbij het testbewijs de enige maatregel is. Op 25 februari zijn ondanks een hoog aantal besmettingen veel maatregelen versoepeld. Daar zijn risico’s aan verbonden. In situaties met hoge risico’s worden deze met de inzet van het coronatoegangsbewijs op basis van 1G beperkt. Dat gebeurt bij ongeplaceerde activiteiten waar grote groepen mensen actief en dicht bij elkaar zijn, en waar alcoholgebruik een rol speelt.
Op 15 maart was een nieuw besluitvormingsmoment, waarin de huidige maatregelen opnieuw zijn gewogen op proportionaliteit en noodzakelijkheid. Daarin is aangekondigd dat het Testen voor Toegang per 23 maart niet meer wordt ingezet.
Kunt u nader toelichten waarom bij het loslaten van vele maatregelen, waaronder het coronatoegangsbewijs in het uitgaansleven, er toch voor is gekozen om de 1G-maatregel in te zetten?
Er is versoepeld bij een hoog aantal besmettingen. Het kabinet heeft daarom besloten op hoogrisico locaties, in lijn met het 142e OMT-advies, als mitigerende maatregel met toegangstesten te gaan werken. Met de 1G-maatregel kan het aantal besmettingen en ziekenhuisopnames op de locaties waar dit wordt ingezet met ongeveer 70% worden gereduceerd, blijkt uit de modellering van de TU Delft e.a2. Hiermee wordt ook het risico verkleind dat werknemers op deze binnenlocaties zelf besmet raken, of dat deelnemers na afloop van een activiteit (kwetsbare) naaste contacten besmetten. Dit geldt alleen voor de hoogste risico’s. Als evenementen geplaceerd, buiten, of met minder dan 500 bezoekers plaatsvinden, dan geldt er geen 1G-verplichting.
Welke andere Europese landen maken gebruik van de 1G-maatregel bij grotere evenementen van meer dan 500 personen? Wat is bij deze landen de argumentatie voor 1G?
Ik heb geen alomvattend overzicht van de maatregelen in alle Europese landen. Uit de internationale vergelijkingen blijkt dat de nabijgelegen landen op verschillende manieren versoepelen en daarbij verschillende vormen van het ctb aanhouden. Er wordt in die landen dus ook gekozen om de risico’s middels een ctb te beperken.
In België werd tot 7 maart het 3G coronatoegangsbewijs (het Corona Safe Ticket) nog breed ingezet voor activiteiten met meer dan 50 (binnen) of 100 (buiten) bezoekers. Evenementen binnen mogen open met een maximale capaciteit van 70% bij dynamische activiteiten en 80% bij niet-dynamische activiteiten, op te hogen bij een luchtkwaliteit onder een gemiddelde van 900 ppm CO23. In Denemarken wordt het ctb niet meer ingezet. In Duitsland verschillen de maatregelen per deelstaat, maar wordt in veel gevallen 2G+ toegepast. Dat betekent dat toegang is beperkt tot mensen die gevaccineerd of hersteld zijn, én getest zijn. In sommige gevallen zijn mensen die geboosterd zijn uitgezonderd van de testverplichting. In bijvoorbeeld Baden-Würrtemberg geldt vanaf 22 februari voor discotheken een 2G+ maatregel, waarbij iedereen getest moet worden4. In Frankrijk werkten discotheken met de Pass vaccinal, waarbij alleen toegang wordt verleend op basis van vaccinatie of een recente besmetting. Die verplichting is per 14 maart vervallen.
Deelt u de zorg van de cultuur- en evenementensector dat mensen de poppodia links zullen laten liggen door de 1G-maatregel?
Met de versoepelingen van 25 februari kunnen alle evenementen weer met de maximale capaciteit doorgang vinden. Bij grote, ongeplaceerde binnenlocaties moeten mensen zich van tevoren laten testen. Er zijn meer dan 800 testlocaties in Nederland en het testen is gratis. Ik verwacht niet dat het testen voor toegang een dusdanige drempel oplevert dat mensen poppodia links laten liggen.
Welk flankerend beleid ziet u voor zich om dit te ondervangen?
Hoewel het kabinet onderkent dat de toegangstest tot een extra overweging kan leiden bij bezoekers verwacht ik, mede gezien de geboden testfaciliteiten, niet dat dit zal leiden tot grote vraaguitval.
Zou bijvoorbeeld nagedacht kunnen worden over teststraten in de buurt van drukbezochte uitgaansgelegenheden en de grotere poppodia, waar mensen snel voor zij naar een feest gaan, zich nog kunnen laten testen? Ziet u daarin kansen om enige mate van spontaniteit weer terug te brengen in het uitgaansleven, ook voor grotere podia?
Testaanbieders worden betaald per uitgevoerde test. Mede door die financiële prikkel is het testaanbod flexibel, en passen testaanbieders het aanbod aan op de testvraag. Dat betekent dat er bij de keuze voor openingstijden en locaties rekening wordt gehouden met de verwachte testvraag. Bovendien werkt de Stichting Open Nederland (SON) met een aanmeldportaal voor 1G-plichtige evenementen. Daardoor heeft SON een goed beeld van de verwachte testvraag. Die lijst wordt ook gedeeld met de testaanbieders, die hun aanbod daarop aan kunnen passen. Ik verwacht dan ook dat testaanbieders zich in de buurt van drukke uitgaansgelegenheden vestigen, voor zover dat nog niet gebeurd is.
Mensen wordt geadviseerd tot twee uur voor aanvang van het evenement te testen. Op die manier is er voldoende tijd om het testresultaat af te wachten, en de uitslag terug te koppelen en worden problemen aan de deur met verlate testresultaten geminimaliseerd.
Deelt u de mening dat de cultuursector als een van de zwaarst geraakte sectoren uit de coronapandemie komt, en dat het past om alle mogelijkheden te onderzoeken die zo normaal mogelijke opening van de cultuursector mogelijk maken? Zo ja, welke alternatieven zijn er nog voorhanden?
Ik erken dat er veel maatregelen zijn die de cultuursector hard hebben getroffen. Om de sector zo veel mogelijk en eerder te openen, is er gewerkt met coronatoegangsbewijzen. In de huidige epidemiologische omstandigheden kunnen hoogrisico evenementen doorgaan met een testbewijs. Vanaf 23 maart vervalt ook voor deze evenementen Testen voor Toegang, en kunnen zij doorgaan zonder testbewijs.
Wat is het perspectief voor de cultuursector na 15 maart aanstaande? Aan welke voorwaarden moet worden voldaan om de 1G-maatregel op te heffen? Of zijn er plannen om na 15 maart 2022 de grens van personen te verhogen naar bijvoorbeeld 1000 personen?
De maatregelen zijn ingevoerd op 25 februari. Op basis van het effect van de versoepelingen op het aantal besmettingen kunnen de maatregelen opnieuw worden overwogen. Als het niet meer proportioneel en epidemiologisch noodzakelijk is, zal het testen voor toegang niet meer worden ingezet. Daarom heb ik besloten Testen voor Toegang vanaf 23 maart niet meer in te zetten.
Kunnen deze vragen zo snel mogelijk maar uiterlijk vóór 10 maart 2022 beantwoord worden?
Ik heb ernaar gestreefd deze vragen zo snel mogelijk te beantwoorden.
Stormschade aan en onderhoudsinventarisatie van kerkgebouwen |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van berichten omtrent stormschade aan kerkgebouwen na de reeks stormen die Nederland de afgelopen dagen teisterde?
Ja.
Kunt u aangeven wat de meest actuele onderhoudsstaat van kerkgebouwen in Nederland is?
De onderhoudsstaat van monumentale kerken in Nederland is over het algemeen goed tot redelijk, zo blijkt uit recente monitoring door de provincies en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).
Bent u bekend met de zorgen bij kerkbesturen/kerken over hun voortbestaan, mede vanwege de stijgende kosten van onderhoud, de stijging van de gasprijs en niet toereikende subsidiëring middels status van kerkgebouwen als monument?
Ja, ik ben bekend met deze zorgen. Mede vanwege deze zorgen is onder mijn voorganger het programma Toekomst Religieus Erfgoedgestart. Het programma wordt uitgevoerd door de RCE in samenwerking met verschillende partners, waaronder vertegenwoordigers van de kerken. Het samenwerkingsverband ondersteunt kerken en gemeenten om gezamenlijk strategische toekomstplannen voor alle kerkgebouwen in een gemeente te ontwikkelen: de zogenaamde kerkenvisies. Momenteel beraden de partners van het programma Toekomst Religieus Erfgoed zich op het vervolg van het programma, waaronder ook het vervolg op de kerkenvisies.
Kerkeigenaren kunnen daarnaast een beroep doen op de Subsidieregeling instandhouding monumenten (SIM). Over de afgelopen drie jaar is op basis van deze regeling gemiddeld jaarlijks zo’n € 22,3 miljoen subsidie aan kerken verstrekt. Wel is het zo dat er sprake is van een toenemende druk op de bestaande subsidiemiddelen. In juli vorig jaar en tijdens het schriftelijk overleg Monumentenzorg in oktober jl., heeft mijn voorganger uw Kamer geïnformeerd over de stappen die zijn ondernomen om de druk op het bestaande budget te verlichten.1 Tegelijkertijd heeft mijn voorganger een bedrag van € 4 miljoen structureel aan de SIM toegevoegd. In lijn hiermee zal ik de komende tijd bezien conform de Kamerbrief van 6 juli 2021 hoe we met de problematiek rondom de SIM omgaan – ook in relatie tot de woonhuisregeling.
Deelt u de mening dat, om het vertrouwde stads- of dorpsgezicht te beschermen (dat mede gekenmerkt wordt door kerktorens), het van belang is om zo spoedig mogelijk in samenwerking met kerken en gemeenten een aanpak te formuleren?
Ik deel uw mening dat beschermde stads-en dorpsgezichten van belang zijn en dat kerkgebouwen en kerktorens hierin een belangrijke rol spelen. Om ons religieuze erfgoed toekomstbestendig te maken, is samenwerking tussen alle betrokken partijen essentieel. Juist daarom heeft mijn voorganger fors geïnvesteerd in de samenwerking met kerken, overheden, erfgoed- en burgerorganisaties middels het subsidiëren van kerkenvisies. Inmiddels werken 240 gemeenten, dus bijna 70% van alle gemeenten in Nederland, in samenwerking met kerkelijke gemeenschappen en burgers aan een kerkenvisie of hebben zij deze inmiddels afgerond. Per saldo betekent dit dat over de toekomst van 75% van de kerkgebouwen in Nederland strategisch wordt nagedacht of al is nagedacht. De kerkenvisies vervullen dus de rol van een gezamenlijk plan van aanpak.
Deelt u de mening dat, om achterstallig onderhoud in te halen, stormschade te repareren er een plan moet worden opgesteld, zodat niet alleen de vertrouwde dorps- en stadsgezichten behouden kunnen worden, maar ook dat omwonenden geen gevaar lopen door instortende kerktorens?
Kerkeigenaren zijn in de regel consciëntieuze eigenaren die hun verantwoordelijkheid ten aanzien van hun gebouwen zeer serieus nemen. De meeste kerkgebouwen worden regelmatig technisch geïnspecteerd en zijn goed verzekerd. Ook stormschade is goed te verzekeren. Deze verantwoordelijkheid ligt ook primair bij de eigenaren. Bij de reeks stormen waarmee Nederland recent te kampen heeft gehad, is de schade aan kerktorens en -gebouwen ondanks de hevigheid van die stormen beperkt gebleven. Bij het incidententeam van de RCE, een team dat in actie komt bij schade aan rijksmonumenten, zijn slechts twee schademeldingen aan monumentale kerkgebouwen binnengekomen, waaronder een van de Elandkerk in Den Haag. Ik zie op dit moment dan ook geen aanleiding om in aanvulling op de reeds bestaande samenwerking (zie ook antwoord op vraag 3 en 4) hiervoor een specifiek plan op te stellen. Uiteraard kan het incidententeam van de RCE in voorkomende gevallen in contact treden met eigenaren en gemeenten om te bezien hoe vervolgschade voorkomen kan worden of over hoe schade het best kan worden hersteld.
De garantieregeling voor evenementen. |
|
Romke de Jong (D66) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u van mening dat een beperking, die wordt opgelegd door de overheid, moet betekenen dat de overheid compensatie aanbiedt voor het opleggen van die beperking? Zo ja, hoe kijkt u naar de 80% compensatie die wordt geboden als een evenement niet door kan gaan vanwege beperkingen die zijn opgelegd door de overheid? Zo nee, wat kunnen ondernemers doen om schade te voorkomen?
Omdat de overheid de afgelopen jaren veel contactbeperkende maatregelen heeft moeten treffen bij de bestrijding van het coronavirus, zijn verschillende steunmaatregelen getroffen. Naast een pakket met generieke maatregelen (met daarin de NOW en de TVL) zijn voor de evenementensector aanvullend ook aanvullende regelingen getroffen, met de Garantieregeling evenementen (TRSEC-19) en de Aanvullende tegemoetkoming evenementen (ATE). Het kabinet heeft in december besloten om deze regelingen ook in 2022 door te trekken, tot en met het derde kwartaal van dit jaar.
Met het oog op de overgang naar een situatie waarin corona endemisch is, worden de contactbeperkende maatregelen nu snel afgebouwd. In dat kader heeft het kabinet besloten om een eigen risico in te bouwen in de garantieregelingen voor de evenementen, en niet langer 100% garant te staan. In deze overgang zal de evenementenorganisator dit risico dus mee moeten wegen bij de afweging om een evenement te gaan organiseren. Organisatoren krijgen daarmee ook een prikkel om evenementen «coronaproof» te organiseren en daarmee de kans te vergroten dat deze door kunnen gaan. Door het eigen risico ligt een deel van het financiële risico bij de organisator van het evenement, en draagt de overheid niet langer het volledige risico. Dit eigen risico wordt stapsgewijs geïntroduceerd. In het eerste kwartaal van 2022 wordt 90% compensatie geboden. Daarna wordt de compensatie naar 80% verlaagd in het tweede en derde kwartaal van 2022.
Bent u bereid om te onderzoeken of een evenement, dat binnen zes weken moet worden geannuleerd als gevolg van beperkingen die zijn opgelegd door de overheid, voor 100% kan worden gecompenseerd, ook na 31 december 2021?
Het kabinet realiseert zich dat organisatoren de meeste kosten in de laatste weken voor aanvang van het evenement maken. Daarom zet het kabinet zich in om 6 tot 3 weken voor de startdatum van een evenement duidelijkheid te kunnen geven over een eventueel evenementenverbod. De praktijk wijst uit dat dit in het verleden niet altijd is gelukt. In de nieuwe garantieregeling voor 2022 (de opvolger van TRSEC-19 en ATE) voorziet het kabinet dat organisatoren tijdens een periode waarin een evenementenverbod van kracht is, en wiens evenement ná de periode van het evenementenverbod is gepland, dit evenement mogen annuleren vanaf drie weken voor de geplande datum van het evenement. Daarmee wordt voorkomen dat organisatoren tot kort voor hun evenement in onzekerheid zijn over het wel of niet van toepassing zijn van een verbod, en kosten moeten blijven maken in voorbereiding op een evenement dat mogelijk niet door mag gaan. Op vrijdag 4 maart 2022 heb ik uw Kamer geïnformeerd over deze regeling voor 2022 (https://www.tweedekamer.nl/downloads/document?id=8bd94e1c-f6b6-49e0-9be9-51cbb89d0e1c&title=Tijdelijke%20subsidieregeling%20evenementengarantie%202022.docx2022Z04110).
In antwoord op vraag 1 heb ik toegelicht waarom het kabinet een eigen risico heeft ingebouwd in de garantieregeling voor 2022.
Kunt u ermee instemmen dat als een organisator voor 80% compensatie krijgt, deze organisator afspraken kan maken met artiesten en leveranciers dat in het geval van annulering als gevolg van beperkingen die zijn opgelegd door de overheid, de artiesten en leveranciers slechts een gedeeltelijke vergoeding ontvangen? Zo ja, hoe helpt u organisatoren met het maken van dit soort afspraken? Zo nee, hoe rijmt u dit met de taak van de organisator om de kosten zoveel als mogelijk te beperken?
Zowel de garantieregeling (TRSEC-19) als de ATE zijn erop gericht de organisator te compenseren voor specifiek gemaakte kosten bij de organisatie van het betreffende evenement De regelingen zijn erop gericht de organisator van een evenement in staat te stellen zijn toeleveranciers te betalen. De regelingen zijn expliciet bedoeld om de hele keten te kunnen compenseren. Organisatoren en toeleveranciers hebben over annulering privaatrechtelijke afspreken gemaakt in hun contract. Als er een betalingsverplichting opgenomen is met bepaalde termijnen dan is de organisator verplicht om de leverancier dit bedrag te betalen. Daar is de subsidie ook (mede) voor bedoeld. Als deze verplichting niet wordt nagekomen door de subsidieontvanger dan kan de betreffende schuldeiser deze verplichting afdwingen bij de rechter. Deze werkwijze is bekend bij de sector.
Bent u bekend met de economische gevolgen van een beperking in het aantal bezoekers, waardoor het voor veel organisatoren niet rendabel is om een evenement te organiseren? Hoe worden organisatoren gecompenseerd voor het eventueel organiseren van een verliesdragend evenement als gevolg van beperkingen in het aantal bezoekers die zijn opgelegd door de overheid?
Om de verspreiding van het virus tegen te gaan zijn er maatregelen genomen die voor zwaar ingrijpen op het dagelijks leven en op de economie. Om de economische gevolgen van deze beperkingen zo veel mogelijk op te vangen is er een steunpakket opgezet, om hiermee ondernemers zo goed mogelijk door de crisis heen te helpen. Dit pakket omvat generieke regelingen, zoals de TVL en NOW, maar ook sectorspecifieke regelingen, zoals de ATE en TRSEC. Nu we de endemische fase ingaan zet het kabinet zich in om sluitingen en beperkingen in aantallen in de toekomst te voorkomen.
Het kabinet heeft de afgelopen jaren zeer intensief contact onderhouden met de evenementensector en is mede daardoor bekend dat door beperkingen in de bezoekersaantallen in veel gevallen een evenement niet langer winstgevend georganiseerd kan worden. Mede om deze reden heeft het kabinet voor de periode van 25 september tot en met 12 november 2021 ook een suppletieregeling in het leven geroepen. Kort gezegd houdt deze regeling in dat evenementen die vanwege de coronaregels slechts 75% van hun bezoekerscapaciteit konden ontvangen de overige 25% door de overheid vergoed konden krijgen (compensatieregeling voor organisatoren van culturele evenementen Covid-19 (fondspodiumkunsten.nl).
Kunt u voor toekomstige compensatie- en garantieregelingen op voorhand duidelijke afspraken met accountants om te zorgen voor een heldere uitwerking van de afspraken, zodat problemen met de uitvoering worden voorkomen? Zijn de problemen met de uitvoering na vragen en opmerkingen van accountants over verleende steun nu opgelost? Zo nee, wat gaat u doen om deze zo snel mogelijk op te lossen? Zo ja, hoe wordt ervoor gezorgd dat alle betrokken partijen deze informatie ontvangen?
Het kabinet betreurt dat het lang duurde voordat er duidelijkheid was omtrent het controleprotocol voor de TRSEC. Dit controleprotocol is inmiddels gereed en zorgt voor duidelijke afspraken met accountants. Dit controleprotocol dient dan ook als voorbeeld voor de nieuwe garantieregeling voor de evenementen.
De Nederlandse Livemuziek Monitor 2008-2019 |
|
Peter Kwint |
|
Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Wat is uw reactie op de Nederlandse Livemuziek Monitor 2008–2019?1
De Livemuziek monitor geeft een overzichtelijk totaalbeeld van de ontwikkelingen in de Nederlandse live popmuziek in de periode 2008–2019. Naast statistische informatie over optredens bevat de monitor ook interessante informatie over artiesten en de ontwikkeling van genres. Ik heb met belangstelling kennisgenomen van de monitor.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Beckerman c.s., die het kabinet verzoekt om het belang van de popsector te onderschrijven, in gesprek te gaan met gemeenten en provincies om te komen tot een gedeelde visie op wat nodig is voor een levendige popcultuur en in overleg met de sector in kaart te brengen hoe de popketen versterkt kan worden?2
In de brief van 16 november 20213 is ten aanzien van de motie Beckerman c.s. een stand van zaken gegeven. Ik blijf in gesprek met de stedelijke cultuurregio’s over mogelijkheden om de popcultuur in Nederland te versterken.
Hoe gaat u in het nieuwe kabinet aan de slag om de Nederlandse popsector te versterken? Wat zijn uw plannen en ambities de komende vier jaar als het gaat om het Nederlandse popbeleid? Bent u bereid om op korte termijn in gesprek te gaan met de sector om te komen tot een uitgewerkt plan om de sector te versterken na de pandemie?
Popmuziek, en de popcultuur als geheel, maken een belangrijk onderdeel uit van het dagelijkse leven van veel Nederlanders. De sector is veelzijdig. Niet alleen qua stijlen en genres, maar ook waar het gaat om de breedte: van internationale muziekindustrie tot amateurs. Momenteel werk ik aan een brief waarin ik mijn plannen voor het herstel van de culturele sector uitwerk. Daarbij heb ik oog voor de gehele breedte van de culturele sector en dus ook voor popmuziek. In diezelfde brief zal ik uw Kamer informeren over de wijze waarop ik invulling geef aan de ambities in het coalitieakkoord.
Bent u van plan om de initiatiefnota over de Nederlandse popsector helemaal over te nemen en tot uitvoering te brengen? Zo nee, waarom niet? Kunt u per maatregel uit de popnota aangeven waarom u deze wel of niet gaat uitvoeren?3
De initiatiefnota «Naar Vore!» van Kamerlid Kwint bevat een aantal voorstellen die goed aansluiten bij het huidige cultuurbeleid. Zo is in veel gemeenten pop- en urbanbeleid gekoppeld aan het welzijnsbeleid. De gemeentelijke combinatiefunctionarissen hebben een belangrijke functie als het gaat om het koppelen van sport en cultuur aan scholen en aan jeugd in buurten waar weinig aanbod is. Dit ondersteun ik door jaarlijks € 1 miljoen structureel bij te dragen aan het jeugdfonds sport en cultuur, vanuit het programma cultuurparticipatie. Daarnaast steun ik met het programma cultuureducatie met kwaliteit, kunst en cultuur beoefening voor alle kinderen en gezinnen waar dit minder vanzelfsprekend is. Als het gaat om eerlijke beloning en richtsnoerbedragen ondersteun ik de sector bij het maken van collectieve afspraken zoals honoreringsrichtlijnen en tariefafspraken. Platform ACCT zal samen met relevante partijen in de popsector een plan van aanpak maken om te bepalen welke stappen er gezet kunnen worden. Als laatste kan ik melden dat de uitvoering van de motie Kwint c.s. (voorgesteld tijdens het wetgevingsoverleg van 22 november 2021) waarin de regering verzocht wordt om de upstream regelingen te verlengen en budget hiervoor te zoeken wordt meegenomen in de uitwerking van het Regeerakkoord5.
Vernieling van deel Unesco-werelderfgoed Stelling van Amsterdam |
|
Sandra Beckerman |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Kent u het bericht «Vernieling gebied rond Fort Velsen wekt woede van erfgoedwaakhond: «Onvoorstelbaar»»?1
Het bericht is mij bekend.
Deelt u de mening dat het verschrikkelijk is dat een deel van de Stelling van Amsterdam, wat zowel rijksmonument als Unesco-werelderfgoed is, vernield is?
Een belangrijk uitgangspunt bij (beschermd) erfgoed is dat we het willen bewaren voor nu en voor later, veelal omdat het unieke en bijzondere waarde vertegenwoordigt die onvervangbaar is. Het al dan niet moedwillig aantasten of doen verdwijnen van erfgoedwaarden staat haaks op dit uitgangspunt. Ik betreur deze situatie.
Deelt u voorts de mening dat het noodzakelijk is dat het fort zo spoedig mogelijk moet worden teruggebracht in haar oorspronkelijke staat?
Van belang is dat eerst in kaart wordt gebracht welke erfgoedwaarden er bij de recente graafwerkzaamheden verdwenen zijn. Hierbij dient in acht te worden genomen dat verschillende onderdelen van het fort in voorgaande decennia reeds zijn verdwenen of aangetast. Dit speelde zich af voordat het fort de status als rijksmonument kreeg in 2002.
Erfgoeddeskundigen bekijken nu wat de actuele schade is en in welke vorm herstel mogelijk is.
Wat kost het om het fort terug te brengen in haar oorspronkelijke staat?
Dat is nu nog niet te zeggen. Het hangt af van het onderzoek (zie het antwoord op vraag 3).
Welke consequenties (juridisch, financieel etc.) heeft het vernielen van een deel van de Stelling van Amsterdam voor de opdrachtgevers voor de werkzaamheden?
Het fort is een rijksmonument. Gemeenten hebben bij de instandhouding van rijksmonumenten een belangrijke rol. De gemeente Beverwijk heeft gebruik gemaakt van haar bevoegdheid om het werk stil te leggen. Dit is gebeurd kort na de melding van de overtreding.
Voorts kan de gemeente toepassing geven aan bestuursrechtelijke bevoegdheden, waardoor – op kosten van de overtreder – de overtreding zoveel mogelijk ongedaan gemaakt wordt.
Verder kan het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een gebouwd of aangelegd rijksmonument, zonder omgevingsvergunning worden aangemerkt als een economisch delict. Strafrechtelijk optreden behoort dus tot de mogelijkheden.
Welke consequenties kan deze vernieling hebben voor de werelderfgoedstatus van de Stelling van Amsterdam?
De schade aan het rijksmonument wordt nu onderzocht. Vervolgens kan de schade aan het fortterrein bekeken worden in relatie tot het hele werelderfgoed. Het lijkt met name om grondwerkzaamheden te gaan die over het algemeen te herstellen zijn.
Het werelderfgoed draagt nu de naam Hollandse Waterlinies en bestaat uit een stelsel van tientallen forten en ensembles van inundatiegebieden, groepsschuilplaatsen, waterwegen en -werken en dijken. Het werelderfgoed Stelling van Amsterdam is in juli 2021 uitgebreid met de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
Wat gaat u als eindverantwoordelijke doen om de Nederlandse verplichting het werelderfgoed goed in stand te houden, na te kunnen komen? Heeft u reeds stappen gezet?
De instandhouding van het Nederlandse werelderfgoed is geregeld via het stelsel van rijksbeleid en nationale wetgeving voor monumenten, natuur en ruimtelijke inrichting. Het rijk is verantwoordelijk voor dit stelsel. Eigenaren, provinciale en gemeentelijke overheden spelen in dit stelsel een hoofdrol. De vier provincies Utrecht, Noord-Holland, Gelderland en Noord-Brabant zijn de siteholder, de primair beheerder van het werelderfgoed Hollandse Waterlinies.
Het beheer van het werelderfgoed en de rollen van de verschillende overheden, waaronder de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, is beschreven in het managementplan (Dutch Water Defence Lines, Significant Boundary Modification Management Plan) dat Nederland in januari 2019 aan UNESCO voorlegde.
In het specifieke geval van Fort Velsen heb ik na de signalen direct mijn uitvoeringsdienst (RCE) gevraagd contact op te nemen met de betrokken andere overheden. Zij hebben hun verantwoordelijkheid goed ingevuld (zie antwoorden 8 – 11).
Wat is de rol van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed? Hebben zij reeds stappen gezet? Gaan zij stappen zetten? Welke stappen kunnen zij zetten?
De RCE heeft een adviserende rol bij ingrijpende wijzigingen aan rijksmonumenten en bij UNESCO-werelderfgoed. De RCE is kort na de melding in contact getreden met de gemeente Beverwijk en met de provincie Noord-Holland. De drie betrokken overheden zijn met elkaar in overleg over de vervolgstappen voor het fort.
Welke stappen heeft de gemeente reeds gezet? Welke stappen gaan zij zetten?
De gemeente heeft zo spoedig mogelijk na de melding het werk laten stilleggen. De gemeente zal de schade inventariseren en is in overleg met de initiatiefnemer over vervolgstappen. De gemeente betrekt de RCE en de provincie bij deze overleggen, zodat de wenselijkheid van herstel en een eventuele nieuwe invulling van het fort in gezamenlijkheid worden besproken.
Is de gemeente bereid alle stappen te zetten die u van ze verlangt? Zo nee, welke mogelijkheden ziet u om ze hierop aan te spreken en/of in te grijpen?
De gemeente Beverwijk heeft adequaat opgetreden in deze casus. Ik vertrouw er op dat we in onderling overleg tot de juiste reactie komen op de ontstane situatie.
Indien een gemeente geen invulling zou geven aan noodzakelijke toepassing van bevoegdheden, dan kan de provincie haar daarop aanspreken in het kader van het interbestuurlijk toezicht.
Welke mogelijkheden of verplichtingen heeft de provincie om bij te dragen aan een oplossing? Welke stappen hebben zij gezet en/of gaan ze nog zetten?
De provincie Noord-Holland is betrokken bij de ontwikkelingen bij Fort Velsen. De provincie Noord-Holland heeft als mede-siteholder samen met de andere waterlinieprovincies de taak voor instandhouding, het beheer en het uitdragen van het werelderfgoed Hollandse Waterlinies. Daarnaast heeft de provincie een belangrijke rol in het interbestuurlijk toezicht.
De provincie Noord-Holland heeft ervaren deskundigen in dienst met kennis van de Hollandse Waterlinies. Deze expertise zal indien nodig worden ingezet voor samenwerking met de gemeente.
Is het huidige toezicht- en handhavingsstelsel voldoende toegerust voor het beschermen van werelderfgoed? Zo ja, waarom? Zo nee, wat moet en of gaat u veranderen?
Door de gemeente is adequaat opgetreden bij de werkzaamheden op het rijksmonument Fort Velsen. De werkzaamheden zijn stopgezet. Het stelsel werkt. Voor de bescherming van werelderfgoed wordt gebruik gemaakt van het reguliere stelsel van de monumentenzorg, natuur en ruimtelijke inrichting. Belangrijke instrumenten in dit stelsel zijn een planologisch regime en objectbescherming als beschermd monument.
Is het bij u bekend dat er meer bedreigingen zijn voor de Stelling van Amsterdam? Kent u het bericht «Provincie knoeit met erfgoed»?2
Het bericht is mij bekend.
Klopt het dat de provincie een negen hectare groot weiland, dat binnen de begrenzing van werelderfgoed de Stelling van Amsterdam valt, ten onrechte niet als zodanig heeft beschermd via in eerste instantie de Provinciale Ruimtelijke Verordening en de opvolger daarvan de Provinciale Omgevingsverordening?
Ja, het gebied is niet opgenomen is in de verordening.
Klopt het voorts dat de Raad van State in september 2016 heeft uitgesproken dat de provincie dit gebied alsnog moet beschermen via de Provinciale Ruimtelijke Verordening?
Ik verwijs daarvoor naar de uitspraak Bestuursrechtspraak RvSt 201600558/1/R1. De Afdeling heeft vastgesteld dat in de Provinciale Ruimtelijke Verordening een andere begrenzing van de Stelling van Amsterdam is opgenomen
De Afdeling heeft niet uitgesproken dat de provincie het gebied alsnog moet beschermen via de Provinciale ruimtelijke verordening.
Is het bij u bekend dat de provincie Unesco heeft verzocht de begrenzing van de Stelling van Amsterdam te wijzigen? Is het u voorts bekend dat de provincie daarbij ten onrechte heeft aangegeven dat dit gebied nooit de functie van inundatieveld heeft gehad?
Het verzoek tot grenswijziging is onderdeel van het nominatiedossier voor de Hollandse Waterlinies dat mijn voorganger in 2019 indiende bij UNESCO. Op verzoek van de vier waterlinieprovincies stelde OCW voor om het werelderfgoed van de Stelling van Amsterdam uit te breiden met het gebied van de Nieuwe Hollandse Waterlinies en daarnaast een paar grenscorrecties voor enkele deelgebieden van de Stelling van Amsterdam door te voeren. UNESCO keurde in juli 2021 het nominatiedossier goed en daarmee de grenswijziging van zes deelgebieden waaronder het deelgebied Edam.
Ik heb vernomen dat gedeputeerde staten van Noord-Holland in november 2021 aan provinciale staten meldden dat het bij deelgebied Edam een inundatieveld betreft. Ik wil benadrukken dat het verwijderen van dit deelgebied uit het werelderfgoed geen invloed heeft op de uitzonderlijke universele waarde. Dit is onderbouwd in het nominatiedossier uit 2019 (www.programmanieuwehollandsewaterlinie.nl/bibliotheek/documenten/documenten-unesco) waarover de onafhankelijke adviseur ICOMOS International vervolgens heeft geadviseerd. De uitzonderlijke universele waarde is de kernwaarde waarvoor Nederland een internationale instandhoudingsverplichting heeft.
Hoe beoordeelt u dit handelen van de provincie?
Ruim 15 jaar geleden is een onduidelijke planologische situatie ontstaan omdat er twee grenzen van de Stelling van Amsterdam circuleerden. Namelijk de grens van het UNESCO werelderfgoed die UNESCO in 1996 vaststelde en de grens van het Nationale Landschap Stelling van Amsterdam die de provincie in 2006 vaststelde. In deze onduidelijke planologische context werd in 2012 een bouwvergunning verstrekt voor aanleg van het bedrijventerrein.
De ontstane planologische verwarring vonden de provincie en OCW onwenselijk en is nu opgelost met een eenduidige begrenzing. Op verzoek van Nederland heeft UNESCO tijdens de vergadering van het Werelderfgoedcomité in Fuzhou, in juli 2021, ingestemd met de voorgestelde grenswijziging.
Bent u van mening dat het verzoek tot herbegrenzing, zoals gedaan door de provincie, bij Unesco moet worden ingetrokken?
De provincie en OCW hebben voor deze grenswijziging een zware beoordelingsprocedure doorlopen. Het verzoek is stevig onderbouwd en expliciet voorgelegd aan UNESCO waarbij ICOMOS International geadviseerd heeft. Met het besluit van het UNESCO Werelderfgoedcomité is dit traject afgerond.
Gaat u stappen zetten of heeft u reeds stappen gezet om te voorkomen dat een deel van het werelderfgoed plaats moet maken voor een bedrijventerrein? Gaat u stappen zetten of heeft u reeds stappen gezet om te zorgen dat dit gebied beschermd wordt als onderdeel van de Stelling van Amsterdam?
Het Werelderfgoedcomité van UNESCO heeft het deelgebied Edam op verzoek van Nederland uit het Werelderfgoed Hollandse Waterlinies gehaald. Het weiland had en heeft een agrarische bestemming.
Conform de werelderfgoed bepalingen uit de Omgevingswet moet er rekening gehouden worden met de werelderfgoedwaarden in de directe omgeving. Dit geldt ook voor de zes deelgebieden, waaronder Edam, die uit het werelderfgoed zijn gehaald.
Het ontbreken van aandacht voor de Friese taal bij de introductie van bewindspersonen |
|
Tjeerd de Groot (D66), Romke de Jong (D66) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Klopt het dat de cv’s van de nieuwe bewindspersonen in het Engels, Frans, Duits en Papiaments vertaald zullen worden, maar niet in het Fries?1 2
Nee. It ministearje fan Algemiene Saken lit de cv’s fan de bewâldspersoanen nei it beëdigjen fan in nij kabinet út it Nederlânsk wei oersette yn it Ingelsk, Frânsk en Dútsk. It is oan de yndividuele departeminten om de ôfwaging te meitsjen oft oersettingen yn oare talen winsklik binne. Foar dy ôfwaging is de rjochtline «Vertaalbeleid Rijksoverheid» liedend11.
Kunt u toelichten waarom ervoor is gekozen de nieuwe cv’s niet ook in het Fries te vertalen, terwijl dit een officiële rijkstaal is?
Kêst 2 fan de Wet gebrûk Fryske taal stelt dat de Fryske taal in offisjele taal is yn de provinsje Fryslân, neist de Nederlânske taal12. Op basis fan kêst 6 fan dy wet kin ik «foar ûnderdielen fan de sintrale oerheid wêrfan’t it wurkterrein him útstrekt oant de provinsje Fryslân of in part dêrfan, regels stelle oer it brûken fan de Fryske taal yn skriftlike stikken en yn it mûnlinge ferkear». Op grûn fan dat kêst hat myn foargonger de rjochtline «Vertaalbeleid Rijksoverheid» oanpast en dêryn de ynwenners fan de provinsje Fryslân opnommen as spesifike doelgroep.13 Foar in soad Frysktaligen is it Frysk de memmetaal en dat betsjut dat sy harren (mooglik) better útdrukke yn it Frysk. It kin dêrom wichtich wêze om beskate ynformaasje yn it Frysk oer te setten. De ynformaasje op de webside fan rijksoverheid.nl, wêrûnder de cv’s fan de nije bewâldspersoanen, is ynformearjend fan aard.
Kunt u toelichten waarom de wettelijke taken omtrent de Friese taal niet in het introductiedossier voor de bewindspersonen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn opgenomen?
It yntroduksjedossier foar de bewâldspersoanen fan Ynlânske Saken en Keninkryksrelaasjes bestiet út twa dielen, wêrfan’t it earste diel earder op de webside fan de Ryksoerheid pleatst is as it twadde diel. It earste diel befettet ûnder mear it ynwurkprogramma, útlis oer de organisaasje en eftergrûnynformaasje oer it ministearje. Yn it twadde diel wurdt yngien op de beliedsmêden fan myn ministearje. Yn dat diel is myn ferantwurdlikheid opnommen foar de erkende talen yn Nederlân.
Myn ferantwurdlikheid foar de Fryske taal komt fuort út de Wet gebrûk Fryske taal, dy’t bepaalt dat de Ryksoerheid en de provinsje Fryslân mienskiplike ferantwurdlikheid en soarchplicht hawwe foar de Fryske taal en kultuer. De «Wet erkenning Nederlandse Gebarentaal» (NGT) jout my de ferantwurdlikheid om ynfolling te jaan oan it befoarderjen fan it brûken fan de NGT by iepenbiere taspraken fan it kabinet en yn it bestjoerlik en rjochtsferkear. Dêrneist bin ik út it Europeesk Hânfêst foar regionale talen fan minderheden wei en út it Ramtferdrach oangeande it beskermjen fan nasjonale minderheden wei ferantwurdlik foar it beskermjen fan de talen Nedersaksysk, Limboarchsk, Jiddysk, Romanesk en ek foar de Fryske taal.
Klopt het dat ook de website rijksoverheid.nl alleen beschikbaar is in het Nederlands, Engels, Papiaments en in de Nederlandse gebarentaal, maar niet in het Fries? Kunt u toelichten waarom hiervoor gekozen is?
Nee. De webside rijksoverheid.nl is yntegraal allinnich yn it Nederlânsk beskikber. Foar bûtenlânske doelgroepen bestiet de Ingelsktalige webside Government.nl. Myn ministearje is ferantwurdlik foar it behear fan de ynformaasje yn Papiamento en Papiamentu. Myn ministearje makket ek de ôfwaging oft ynformaasje yn dy talen oerset wurde moat, stiet noed foar de oersettingen en publisearret dy op it Papiamento- en Papiamentu-part fan rijksoverheid.nl, te witten Gobiernodireino.nl en Gobiernudireino.nl.
Op de webside rijksoverheid.nl binne ûnderskate dokuminten yn de Fryske taal beskikber, lykas «Wannear mei ik it Frysk brûke?», de side over de «Fryske taal»14 en de side oer de erkende talen yn Nederlân.15
Lykas by it antwurd op fraach 1 oanjûn is, is op basis fan kêst 6 fan de Wet gebrûk Fryske taal en kultuer de rjochtline «Vertaalbeleid Rijksoverheid» oanpast en binne dêr de ynwenners fan de provinsje Fryslân yn opnommen as spesifike doelgroep.16
Deelt u de mening dat het wenselijk en belangrijk is dat het Rijk voor belangrijke communicatie zoveel als mogelijk communiceert in alle officiële Nederlandse talen en dat bijvoorbeeld de cv’s en de website van de rijksoverheid daarmee ook in het Fries vertaald zouden moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Ik fyn it wichtich om beskate ynformaasje fan de Ryksoerheid yn by wet erkende talen beskikber te stellen. Om dy reden is yn it ôfrûne jier de rjochtline «Vertaalbeleid Rijksoverheid» op dat ûnderdiel oanpast en is opnommen: «Foar in soad Frysktaligen is it Frysk de memmetaal. Dat betsjut dat, wis yn emosjonele of gefoelige situaasjes, sy harren better útdrukke yn it Frysk, mar ek better ynformaasje ferwurkje yn it Frysk. It kin dêrom sinfol wêze om beskate ynformaasje yn it Frysk oer te setten.» De ynformaasje op de webside fan rijksoverheid.nl, wêrûnder de cv’s fan de nije bewâldspersoanen, is ynformearjend fan aard.
Indien u het hier wel mee eens bent, kunt u toezeggen deze vertalingen alsnog beschikbaar te maken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid deze vragen zowel in het Nederlands als in het Fries te beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Ja, fanwege it fersyk fan jo Keamer beantwurdzje ik de fragen yn de Nederlânske en de Fryske taal.
Het bericht dat het Rijksmuseum de term Bersiap niet langer wil gebruiken |
|
Martin Bosma (PVV) |
|
Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat het Rijksmuseum de term Bersiap bestempelt als «racistisch» en dat de term niet zal worden gebruikt in de tentoonstelling «Revolusi, Indonesië onafhankelijk», die volgende maand wordt gehouden?1
De gastconservator Bonnie Triyana heeft in een opiniestuk in het NRC Handelsblad van 10 januari 2022 geschreven dat «als het begrip «bersiap» in zijn algemeenheid [wordt gebruikt] voor geweld dat tijdens de revolutie plaatsvond tegen Nederlanders, het een sterk racistische lading [krijgt].» Het Rijksmuseum heeft laten weten dat het museum de term Bersiap niet schrapt en deze niet in de ban doet.
Het museum geeft aan dat het de term Bersiap zal uitleggen en voorzien van historische context. De tentoonstelling «Revolusi! Indonesië onafhankelijk» erkent en toont zowel het geweld in deze periode tegen Indo-Europeanen, Nederlanders, Molukkers, Chinezen en anderen die aan Nederlandse zijde stonden of daarvan verdacht werden, als het geweld tegen andere groepen waaronder Indonesiërs in dezelfde periode. In de tentoonstelling, publicatie en randprogrammering is er aandacht voor de term Bersiap.
Bent u ervan op de hoogte dat de term Bersiap verwijst naar de zeer gewelddadige periode na de Tweede Wereldoorlog, toen tienduizenden Nederlanders, Indische-Nederlanders en andere groepen het slachtoffer werden van racistisch geweld dat werd gepleegd door Indonesische strijders?
De term Bersiap verwijst naar een periode in Indonesië na de Japanse capitulatie in 1945, waarin veel Indo-Europeanen, Nederlanders, Chinezen, Molukkers en Indonesiërs die met Nederlanders samenwerkten of daarvan verdacht werden, slachtoffer werden van extreem geweld. Deze periode is onderdeel van de koloniale geschiedenis van Indonesië en de dekolonisatieoorlog.
Bent u ervan op de hoogte dat vele (Indische) Nederlandse mannen, vrouwen en kinderen die net waren bevrijd uit de jappenkampen het slachtoffer werden van deze racistische aanvallen en dat deze aanvallen gepaard gingen met grootschalige martelingen, verkrachtingen en moordpartijen?
Zie het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat het te walgelijk voor woorden is dat het Rijksmuseum deze term nu uitwist omdat het de daders zou neerzetten als «primitief» en «ongeciviliseerd», wat niet geheel vrij zou zijn van rassenhaat? Zo nee, waarom niet?
Het Rijksmuseum heeft laten weten dat het museum de term Bersiap niet schrapt, maar zal uitleggen en voorzien van historische context.
Deelt u de mening dat het uitwissen van de term Bersiap een klap in het gezicht is van alle slachtoffers van dit geweld en hun nabestaanden? Zo nee, waarom niet?
De term Bersiap wordt niet uitgewist door het Rijksmuseum.
Bent u bereid het Rijksmuseum tot de orde te roepen en ervoor te zorgen dat deze belangrijke periode in de Nederlandse geschiedenis niet wordt uitgewist, maar dat de term Bersiap volgende maand wel onderdeel zal uitmaken van de expositie? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 4.
Het onderhoud aan vuurtoren in Den Helder, die op instorten staat en de staat van onderhoud van andere (rijks)monumenten bij Rijkswaterstaat |
|
Pieter Omtzigt (Omtzigt) |
|
Barbara Visser (VVD) |
|
|
Herinnert u zich dat Rijkswaterstaat in september 2021 en later beweert en blijft beweren dat er toen pas scheuren in de vuurtoren Lange Jaap ontdekt zijn, bijvoorbeeld op de website van Rijkswaterstaat waar staat: «Toch zijn het niet de vloerscheuren die de toren instabiel maken. Dat komt door de scheuren in de wandpanelen. Die zijn in september 2021 bij inspectie ontdekt.»?1
Scheuren in vloeren en flenzen in de vuurtoren waren voor september 2021 bekend. Flenzen zijn uitstekende kragen van de wandpanelen die ervoor dienen om de wanden onderling met bouten aan elkaar te kunnen verbinden. In september zijn scheuren in de wandpanelen zelf ontdekt die volgens de inspecteurs nog niet eerder waren geconstateerd. Op basis hiervan hebben de experts besloten dat er niet langer ingestaan kon worden voor de constructieve veiligheid van de vuurtoren.
Klopt het dat de scheuren al eerder bekend waren en genoemd werden in een vertrouwelijke memo aan de directie van Rijkswaterstaat?2
In een intern memo (december 2019, zie ook tijdlijn bij kamerbrief van 9 december 2021) is aangegeven dat er scheuren in de vloeren en wanden aanwezig zijn. Dat memo bevat echter een onzorgvuldige verwoording over waar de scheuren zich bevonden. De in dat rapport genoemde scheuren in de wanden betroffen meer specifiek scheuren in de flenzen. De scheuren in de flenzen en vloeren zijn op dat moment niet aangemerkt als acute bedreiging voor de constructieve veiligheid.
Kunt u die memo en andere memo’s, brieven, e-mails en documenten over het onderhoud en scheuren in de Lange Jaap (bij Rijkswaterstaat en het ministerie) van de afgelopen vijf jaar aan de Kamer doen toekomen?
Er is meer tijd benodigd om alle gevraagde documenten op te leveren. Uw Kamer zal dit voorjaar de gevraagde stukken ontvangen.
Op welk moment heeft Rijkswaterstaat contact gezocht met de gemeente (die bevoegd toezichthouder is) en/of met de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed over problemen met het onderhoud en de constructie van dit rijksmonument?
Als beheerder van de vuurtoren heeft Rijkswaterstaat regelmatig contact met de gemeente Den Helder en – vanwege de monumentale status – de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Met de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed is geen contact opgenomen.
Zoals uit de tijdlijn blijkt, die op 9 december 2021 naar u is gestuurd, zijn reeds in 1998 scheuren in de vloeren geconstateerd en is hierover contact geweest met gemeente en RCE om te komen tot een oplossing. In juli van 2021 heeft RWS contact gehad met de gemeente en RCE om een noodmaatregel te bespreken «afdichten van de naden aan de buitenkant om vochtdoorslag tegen te gaan» wat eind september/begin oktober zou worden uitgevoerd. Toen in september 2021 de scheuren in de wandpanelen werden ontdekt, is direct met de gemeente gesproken, mede ten behoeve van het afzetten van de omgeving. Voor specifieke contacten in de afgelopen vijf jaar verwijs ik naar de nog te verzenden stukken behorend bij vraag 3.
Op welk moment heeft de gemeente Den Helder vragend en handhavend opgetreden over het onderhoud van dit rijksmonument? Kunt u voor de afgelopen vijf jaar precies op een rij zetten hoe de contacten met de gemeente over de Lange Jaap verlopen zijn?
Zoals uit de tijdlijn blijkt is vanaf de jaren ’90 regelmatig contact geweest met de gemeente Den Helder over de instandhouding van de Lange Jaap. Wel heb ik geconstateerd dat de tijdlijn een aantal hiaten bevat. Daarom is in de brief van 9 december jl. aangegeven dat de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat een extern onderzoek zal laten uitvoeren om het doorlopen proces van de afgelopen jaren te evalueren. Voor de specifieke contacten in de afgelopen vijf jaar met de gemeente over de Lange Jaap verwijs ik naar de nog te verzenden stukken behorend bij vraag 3.
Heeft Rijkswaterstaat een lijst van rijksmonumenten die het bezit? Hoeveel monumenten (rijksmonumenten, gemeentemonumenten) heeft Rijkswaterstaat in bezit?
Ja, Rijkswaterstaat heeft ca. 180 kunstwerken in beheer (het juridisch eigendom ligt bij Rijk, provincie of gemeente) met een cultuurhistorische waarde die beschermd zijn vanuit de Erfgoedwet of provinciale of gemeentelijke monumentenverordening. Bij de beantwoording van vraag 10 zal dit voorjaar de Kamer een lijst van de monumenten in beheer bij Rijkswaterstaat worden verstrekt.
Wat is het vastgestelde beleid ten aanzien van het onderhoud en de instandhouding van (rijks)monumenten bij Rijkswaterstaat? Kunt u het betreffende beleidsdocument aan de Kamer doen toekomen?
Rijkswaterstaat hanteert het «Kader voor werkzaamheden aan kunstwerken met een monumentale status in beheer bij Rijkswaterstaat» (november 2014)3. Hierin staat aangegeven hoe Rijkswaterstaat vanuit wet- en regelgeving omgaat met kunstwerken met een monumentale, al dan niet beschermde status bij beheer en onderhoud, renovatie, herbestemming, overdracht en andere aanpassingen of wijzigingen. Dit kader is reeds gepubliceerd4. Dit kader wordt momenteel geactualiseerd, waaronder het in lijn brengen met de Erfgoedwet en de Omgevingswet.
Heeft Rijkswaterstaat zich aan het eigen beleid voor de instandhouding van monumenten gehouden bij de vuurtoren in Den Helder?
Nee, het kader genoemd bij de beantwoording van vraag 7 is onvoldoende gevolgd bij het onderhoud van dit monument. Voor een overzicht van welke onderzoeken en onderhoudsmaatregelen er wel zijn uitgevoerd sinds 1988 verwijs ik naar de tijdlijn bij de brief van 9 december jl.
Heeft Rijkswaterstaat zich aan de wettelijke verplichting tot instandhouding van het rijksmonument gehouden?
Zie beantwoording vraag 8. Rijkswaterstaat heeft een instandhoudingsplicht voor monumenten en deze is onvoldoende ingevuld bij deze vuurtoren.
Zijn er andere (rijks)monumenten in bezit van Rijkswaterstaat met achterstallig onderhoud? Zo ja, welke?
Het beantwoorden van deze vraag kost meer tijd. Uw Kamer zal dit voorjaar het gevraagde overzicht ontvangen.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen drie weken aan de Kamer doen toekomen?
Zoals ik per brief op 4 januari heb gemeld, kunnen niet alle vragen binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord, omdat het verzamelen van de benodigde informatie meer tijd vraagt. Ik heb ervoor gekozen nu een deel van de beantwoording aan uw Kamer te doen toekomen. De overige antwoorden zal ik dit voorjaar aan uw Kamer verzenden.
De aangenomen motie-Van Haga c.s. over het wegnemen van obstakels voor het isoleren van monumenten |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de aangenomen motie-Van Haga c.s. over het wegnemen van obstakels voor het isoleren van monumenten?1
Ja.
Hoe bent u van plan te onderzoeken hoe obstakels voor het isoleren van monumenten kunnen worden weggenomen?
De afgelopen jaren is al veel gedaan om eigenaren van monumenten te ondersteunen bij het nemen van verduurzamingsmaatregelen, waaronder ook isoleren. Zo heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de gids
Samen met mijn collega Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal ik de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed vragen een overzicht te maken van het aanbod van beschikbare informatie en kennis met betrekking tot het isoleren van monumenten. Ook de Stichting ERM, de Federatie Grote Monumentengemeenten (FGM) en de VNG zullen hierbij worden betrokken. In dit onderzoek zal zowel naar knelpunten als naar mogelijke oplossingsrichtingen gekeken worden.
Hoe bent u van plan te onderzoeken in hoeverre hiervoor een landelijke richtlijn kan worden ingesteld?
Als onderdeel van het bovengenoemde onderzoek, zal ik de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed ook vragen mij te adviseren over de vraag of, en zo ja hoe een landelijke richtlijn ondersteunend kan zijn voor eigenaren die hun monument willen isoleren.
Op welke termijn valt er een update over de resultaten te verwachten?
Ik verwacht uw Kamer voor de zomer van 2022 mijn bevindingen te zullen sturen.
Het bericht dat TopTicketShop valse kaartjes verkoopt |
|
Peter Kwint |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Klopt de bewering van Peter Pannekoek dat TopTicketShop valse kaartjes verkoopt?1
Het is niet aan mij om op basis van deze berichtgeving een uitspraak te doen of deze bewering klopt. Indien er het vermoeden is van oplichting door verkoop van valse kaarten kan er aangifte gedaan worden. Uit strafrechtelijk onderzoek zou dan moeten blijken of er sprake is van verkoop van valse kaarten. Indien er sprake zou zijn van misleidende verkoop, kan er ook een melding worden gedaan bij de Autoriteit Consument & Markt.
Welke stappen heeft u ondernomen sinds de motie-Kwint c.s. over het aan banden leggen van secundaire tickethandel is aangenomen? Welke stappen bent u voornemens te zetten?2
Ik verwijs hierbij graag naar mijn brief «Voortgang Cultuur in een open samenleving»3 en de beantwoording van uw vragen over «het bericht dat kaarten voor Rammstein binnen enkele minuten waren uitverkocht»4 en «aanvullende vragen over het bericht dat kaarten voor Rammstein binnen enkele minuten waren uitverkocht»5. Hierin schrijf ik dat mijn collega van EZK en ik in het verleden met verschillende partijen hebben gesproken en dat ik naar aanleiding daarvan een aantal opties heb overwogen om uitvoering te geven aan de motie. Zoals aangegeven kies ik voor een voorlichtingscampagne om de consument bewuster te maken van doorverkoop. De Stichting Weet Waar Je Koopt!, een initiatief uit de sector dat in het verleden een vergelijkbare campagne heeft gevoerd, heeft middelen ontvangen om deze campagne vorm en inhoud te geven. In verband met de coronapandemie, waardoor de verkoop van toegangskaarten het afgelopen anderhalf jaar vrijwel stil heeft gelegen, is in overleg met de organisatie besloten om de lancering van deze campagne uit te stellen. Het voornemen is om de campagne begin volgend jaar te starten.
Ten tweede heb ik eerder aangegeven dat ik ook zie dat de grotere primaire ticketverkopers zelf actie hebben ondernomen om de doorverkoop van tickets in eigen hand te nemen, bijvoorbeeld het platform Fan2Fan van Ticketmaster of FanSALE van Eventim. Via dergelijke platforms krijgen kopers een nieuwe QR-code en wordt dus een veilig alternatief geboden. Ik blijf deze initiatieven uit het veld met interesse volgen. Tenslotte heb ik het onderwerp in Europees verband aan de orde gesteld om de omvang van de problematiek in kaart te brengen.
Hoe vaak komt het voor dat er meer kaartjes worden verkocht dan er stoelen zijn? Om welke ticketverkopers gaat het dan?
Ik heb hierover geen gegevens tot mijn beschikking.
Heeft het aanbieden van niet-bestaande kaartjes wel eens geleid tot rechtszaken? Zo ja, wat was daar dan de uitkomst van?
Het is mij niet bekend of het aanbieden van niet-bestaande kaartjes heeft geleid tot rechtszaken.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat er geen valse kaartjes meer worden verkocht? Bent u bereid om woekerhandelaren als TopTicketShop te verbieden?
Zoals u weet ben ik met de sector in gesprek gegaan om uitvoering te geven aan uw bovengenoemde motie. Uit deze gesprekken kwam naar voren dat een verbod op doorverkoop geen oplossing biedt, onder andere omdat de doorverkoop van tickets zich dan naar het buitenland verplaatst. Daarnaast zijn fraude en internetoplichting bij de (door)verkoop van tickets al strafbaar voor de Nederlandse wet en is misleiding van de consument verboden. Er bestaat wel behoefte om de consument voor te lichten over het veilig kopen van een evenementenkaartje en de bewustwording over doorverkoop te vergroten. Daarom wordt samen met partijen uit het veld een voorlichtings- en bewustwordingscampagne gestart, die zoals hierboven toegelicht wegens omstandigheden nog niet is gelanceerd.
Deelt u de mening dat een site die tickets aanbiedt ook verantwoordelijkheid draagt voor de authenticiteit hiervan? Kunt u dit toelichten?
Het aanbieden van neptickets is te beschouwen als een oneerlijke handelspraktijk op grond van Boek 6, afdeling 3, titel 3A van het Burgerlijk Wetboek. Een site die tickets verkoopt aan consumenten is verantwoordelijk voor (het controleren van) de authenticiteit van de tickets.
Hoe staat het met uw Europese initiatieven om woekerhandel in kaarten aan banden te leggen?
In 2019 is in het Europees Parlement en de Raad overeenstemming bereikt over een richtlijn met maatregelen om het Europese consumentenrecht te moderniseren in de zogenaamde New Deal for Consumers.6 Eén van deze maatregelen is een verbod om met gebruik van software meer kaartjes dan toegestaan te kopen met als doel deze door te verkopen. De bepalingen uit deze richtlijn zijn van toepassing vanaf 28 mei 2022. Voorts vinden op dit moment in Europa onderhandelingen plaats over de zogeheten Digital Services Act. Deze regelgeving is onder meer gericht op een veilige online omgeving voor consumenten. Zo worden er regels gesteld voor online platforms en tussenhandelsdiensten om illegale inhoud te verwijderen zodra ze hierop gewezen worden. De algemene oriëntatie van de DSA wordt binnenkort besproken in Europa, waarna de trilogen zullen starten.
Deelt u de mening dat het eindelijk tijd is voor een Nederlandse wet die de verkoop van secundaire tickethandel aan banden legt en woekerwinsten verbiedt? Kunt u dit toelichten?
Ik zie hiervoor op dit moment geen aanleiding.
Kunt u deze vragen voor het wetgevingsoverleg Cultuur beantwoorden?
Ja.
Het bericht 'Gerommel binnen Adviescollege Slavernijverleden: Een jaar werk is in twee maanden uitgevoerd' |
|
Pim van Strien (VVD), Hatte van der Woude (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Gerommel binnen Adviescollege Slavernijverleden: Een jaar werk is in twee maanden uitgevoerd»?1
Ja, ik ben bekend met het genoemde artikel. De taak die de leden van het onafhankelijke Adviescollege Dialooggroep Slavernijverleden op hun schouders namen was niet eenvoudig, en zeker niet middenin een mondiale pandemie. Het Adviescollege heeft zijn werkzaamheden daardoor onder bijzondere omstandigheden moeten verrichten. Zo maakten de reisrestricties als gevolg van de corona-crisis een voorzitterswissel noodzakelijk. Ook werd aanvankelijk ingezet op fysieke dialoogbijeenkomsten, omdat die zich nu eenmaal het beste lenen om met elkaar in gesprek te gaan over een onderwerp waarover in de samenleving verschillend wordt gedacht. Toen de corona-beperkingen voortduurden heeft het Adviescollege een manier ontwikkeld om toch grotendeels online een zorgvuldige dialoog te houden. Gezien deze omstandigheden heb ik het Adviescollege uitstel verleend, zodat het voldoende tijd had om de dialogen te organiseren en tot een gefundeerd rapport te komen. Uiteindelijk heeft de voorzitter namens het hele Adviescollege op 1 juli, binnen de afgesproken termijn, het rapport van bevindingen gepresenteerd.
Klopt de constatering uit het NRC-artikel dat het Adviescollege Dialooggroep Slavernijverleden maandenlang niet goed heeft gefunctioneerd en dat sommige leden vooringenomen waren? Zo ja, hoe kan dit?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het beeld eveneens dat sommige leden een «duidelijk stempel op de groep lijken te drukken en voor te willen sorteren op de uitkomsten van de dialoog»? Zo ja, welke gevolgen heeft dit gehad voor de aanbevelingen die het Adviescollege heeft gedaan? Welke aanbevelingen stonden al van tevoren vast?
Dat de leden van het Adviescollege gedurende hun werkzaamheden wel eens van mening verschilden, vind ik niet vreemd. Immers, de leden hadden een complexe taak op een gevoelig onderwerp. Wat telt is het rapport van bevindingen dat het Adviescollege gezamenlijk heeft opgeleverd en waarover binnen het Adviescollege geen verschil van inzicht bestaat.
Bent u van mening dat het werk dat ten grondslag lag aan het advies van het Adviescollege gehaast en rommelig is verlopen en valt dit te wijten aan het optreden van het Adviescollege zelf? Zo ja, wat vindt u daarvan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Op welke wijze heeft het ministerie de werkwijze van het Adviescollege bijgestuurd?
Het Adviescollege heeft inhoudelijk volledig onafhankelijk geopereerd. Zoals blijkt uit de stukken die op basis van het Wob-verzoek van NRC openbaar zijn gemaakt was het contact tussen mijn ministerie en het Adviescollege procedureel van aard, bijv. over de coronabeperkingen in relatie tot de voortgang van het werk en over de voorbereidingen van de overhandiging van het rapport van bevindingen op 1 juli. Daarbij heb ik aangedrongen op tijdige oplevering van het rapport en is in overleg met mijn departement extra ondersteuning voor het Adviescollege aangetrokken om dit te realiseren.
Hoe apprecieert u het gegeven dat er door de betrokken onderzoekers niet één eenduidig advies is opgeleverd maar zeven losstaande?
De geraadpleegde wetenschappers hebben hun adviezen op basis van verschillende invalshoeken en deels aanvullende onderzoeksvragen aangedragen. Deze adviezen hebben als input voor het uiteindelijke rapport gediend. Daarin licht het Adviescollege zijn inhoudelijke overwegingen toe, met verwijzing naar en volledige inzage in de door het Adviescollege ingewonnen wetenschappelijke adviezen.
Hoe verhouden uw uitspraken dat «deze adviezen belangwekkend en niet mis te verstaan zijn. Dat we daar niet omheen kunnen,» zich met de het feit dat er geen eenduidig advies gegeven is en met de constatering dat het proces van het Adviescollege rommelig verloopt?
Het gezamenlijke rapport van bevindingen van het Adviescollege geeft wel degelijk een eenduidig advies aan het kabinet; het telt 11 duidelijke, belangrijke en relevante aanbevelingen. In de aanbiedingsbrief aan de Eerste en Tweede Kamer bij het rapport op 1 juli j.l. heb ik aangegeven dat dit rapport belangrijke bouwstenen en aanknopingspunten biedt voor de toekomst. Het is aan een volgend kabinet om het vervolgtraject vorm te geven en de inhoudelijke reactie te verzorgen. Juist vanwege de maatschappelijke relevantie en het gewicht van dit onderwerp is het aan een «missionair» kabinet om op het rapport te reageren.
Bent u nog steeds van mening dat we er niet «omheen kunnen»? Zo ja, hoe verhoudt zich dat met het feit dat er geen kabinetsreactie is gegeven op het rapport?
Zie antwoord vraag 7.
Welke lessen trekt u uit dit proces en op welke manier gaat u in aanloop van het herdenkingsjaar 2023 ervoor zorgen dat advies en onderzoek dat met betrekking hierop gevraagd is of wordt, zorgvuldig tot stand komen, zodat de maatschappelijke dialoog die gevoerd gaat worden zich focust op de inhoud en niet op het proces daaromheen?
Door de coronapandemie heeft het Adviescollege zijn werkzaamheden onder bijzondere omstandigheden moeten verrichten. De moeilijkheden die dat opleverde zijn dan ook lastig te vertalen naar lessen voor soortgelijke activiteiten onder stabiele omstandigheden. Ondanks de lastige werkomstandigheden heeft het Adviescollege een zeer relevant rapport opgeleverd, dat een belangrijke bijdrage levert aan het maatschappelijke debat Niettemin zijn er in algemene zin natuurlijk uit elk proces lessen te trekken. Bijvoorbeeld ten aanzien van het aantal ondersteunende medewerkers van toekomstige Adviescolleges, hun startmoment en uitleg aan hen over de administratieve en financiële werkwijze van mijn departement.
Ten aanzien van het herdenkingsjaar 2023 is het onafhankelijk nationaal onderzoek naar het slavernijverleden op basis van de motie van lid Ceder (CU) actueel. Dit onderzoek is in voorbereiding.
Het bericht dat kaartverkoop theaters ver achter blijft bij 2019 |
|
Peter Kwint |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Meer optredens, minder publiek: kaartverkoop theaters blijft ver achter bij 2019»?1
Ik heb het bericht met belangstelling gelezen.
Welke mogelijke gevolgen heeft dit voor bioscopen, theaters, poppodia, producenten, musea, monumenten, festivals, evenementen en hun personeel? Bent u bereid de negatieve gevolgen nauwlettend te volgen en waar nodig bij te springen?
Het artikel stelt dat het theaterpubliek minder in de voorverkoop en meer last-minute koopt. Wat dit uiteindelijk precies betekent, moet nog blijken. Ik wil op dit moment niet vooruit lopen op mogelijke gevolgen. Ik hoop er met de theaterdirecteuren uit het artikel op dat het publiek snel terugkomt en zal, samen met de Taskforce Culturele en Creatieve sector en in overleg met mijn mede-bestuurders bij de gemeenten, de ontwikkelingen nauwgezet volgen.
Wat betekenen de woorden «we laten niemand vallen»? Hoe gaat u ervoor zorgdragen dat ze inderdaad niemand laat vallen?
Voor de door mij gesubsidieerde instellingen draag ik een directe verantwoordelijkheid. Met de Minister van Financiën heb ik afgesproken dat ik met hem op zoek ga naar een oplossing als één van die instellingen dreigt om te vallen.
Bent u bereid, indien er gekort wordt op de gages van artiesten, ervoor zorg te dragen dat makers niet de dupe worden van kaartverkoop die achter blijft?
Het is de verantwoordelijkheid van podia om te handelen volgens de principes van de uit de sector zelf voortgekomen fair practice code. Makers dienen een eerlijke vergoeding te krijgen voor het werk dat zij verrichten. De meeste podia in Nederland worden door de gemeente gesubsidieerd. Veel gemeenten hanteren de fair practice code als subsidievoorwaarde.
Welke invloed hebben de invoering van de coronapas en de capaciteitsbeperkingen van 75% op de achterblijvende kaartverkoop?
Op dit moment is het nog te vroeg om conclusies te kunnen trekken over een invloed van de invoering van de coronapas op de kaartverkoop. Zoals ik in antwoord 2 al aangaf zal ik de ontwikkelingen op dit punt nauwgezet blijven volgen met de Taskforce Culturele en Creatieve sector en mijn mede-bestuurders. Om podia en festivals die te maken hebben met de capaciteitsbeperking van 75% een tegemoetkoming te bieden, werk ik nu aan een subsidieregeling die uitgevoerd zal worden door het Fonds Podiumkunsten. Voor de periode tot en met 13 november is hier € 15 miljoen voor beschikbaar2.
Het bericht ‘Fort uit Tachtigjarige Oorlog staat op instorten’ |
|
Inge van Dijk (CDA), Lucille Werner (CDA) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Fort uit Tachtigjarige Oorlog staat op instorten»?1
Ja.
Deelt u de mening dat Fort Crèvecoeur bij ’s-Hertogenbosch een voorbeeld is van een historische plaats die het verhaal van onze geschiedenis vertelt?
Ja, die mening deel ik en dat is ook mede de reden dat dit fort is aangewezen als Rijksmonument.
Is het waar dat het fort is voorgedragen voor de Europese lijst van zeven meest bedreigde erfgoedlocaties?
Ik heb inderdaad vernomen dat het fort door Erfgoedvereniging Bond Heemschut is voorgedragen bij haar zustervereniging Europa Nostra, voor de Europese lijst van zeven meest bedreigde erfgoedlocaties.
Is het waar dat de gemeente ’s-Hertogenbosch en het Ministerie van Defensie met elkaar overhoop liggen over het behoud van het fort?
Het Ministerie van Defensie en het Rijksvastgoedbedrijf hebben sinds een aantal jaren contact met de gemeente ‘s-Hertogenbosch over het militaire object Fort Crèvecoeur. Tevens hebben zij hierover contact met diverse andere partijen. Deze contacten hebben geleid tot een aantal concrete ontwikkelingen, die ik verder toelicht in het antwoord op vraag 6.
De gemeente ’s-Hertogenbosch heeft kenbaar gemaakt ontevreden te zijn met het tempo van het behoud en herstel van het fort (met name de kruithuizen) door het Rijk.
Wat is de inhoud van de overeenkomst die in 2010 is gesloten om het rijksmonument in stand te houden?
De doelstelling van de intentieovereenkomst uit 2010 is dat partijen zich inspannen om te komen tot een duurzame samenwerking ten behoeve van het behoud, het herstel, de ontwikkeling respectievelijk de verbetering van de cultuurhistorische, landschappelijke, natuurwetenschappelijke en extensieve recreatieve waarden in en rondom het fort met behoud van het militaire gebruik van het fort.
Welke stappen zijn tot dusverre gezet in de uitvoering van deze overeenkomst?
Dankzij de samenwerking tussen het Ministerie van Defensie en de gemeente ’s-Hertogenbosch zijn al diverse ontwikkelingen mogelijk gemaakt op Fort Crèvecoeur. Voorbeelden zijn het verlenen van medewerking aan onderzoeken door de gemeente op het fort, rondleidingen over het fort, het toestaan van medegebruik op het fort, kleinschalige waterverruiming projecten en het beter toegankelijk maken van het binnenfort. Er bestaat ook een fietsroute naar het binnenfort tot aan de kazemat en de kruithuizen.
Op verzoek van het Ministerie van Defensie heeft het Rijksvastgoedbedrijf in 2020 een inspectie uitgevoerd naar de bouwkundige conditie van de kruithuizen de kazemat en de damsluizen van het Fort Crèvecoeur.
Begin juli van dit jaar heeft het Rijksvastgoedbedrijf een definitief advies gegeven aan het Ministerie van Defensie om op korte termijn consoliderende en beschermende maatregelen te treffen om verder verval te voorkomen in de aanloop naar constructief herstel op basis van een restauratieplan. Met de resultaten van dit onderzoek en het advies van het Rijksvastgoedbedrijf bereidt het Ministerie van Defensie momenteel besluitvorming voor, rekening houdend met overige waarden, zoals natuurwaarden. Hierover worden de betrokken partijen uiteraard geïnformeerd.
Is het waar dat de gemeente geen bevoegdheid heeft om de eigenaar van het rijksmonument te dwingen om maatregelen te nemen, omdat het een militair oefenterrein betreft?
Dat klopt. Het bevoegd gezag op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht ligt voor Fort Crèvecoeur om redenen van nationaal veiligheidsbelang bij de Minister van Infrastructuur en Waterstaat.
Welk bedrag is naar schatting gemoeid met de noodzakelijke werkzaamheden om instorting van het fort te voorkomen?
Zoals gemeld in het antwoord op vraag 6 heeft het Rijksvastgoedbedrijf begin juli van dit jaar een definitief advies gegeven aan het Ministerie van Defensie om op korte termijn consoliderende en beschermende maatregelen te treffen om verder verval te voorkomen in de aanloop naar constructief herstel op basis van een restauratieplan. Met het advies van het Rijksvastgoedbedrijf bereidt het Ministerie van Defensie momenteel besluitvorming voor, rekening houdend met overige waarden, zoals natuurwaarden. De te verwachten kosten zijn vooralsnog commercieel vertrouwelijk.
Bent u bereid om over het behoud van Fort Crèvecoeur in gesprek te gaan met het Ministerie van Defensie en de gemeente ’s-Hertogenbosch?
Ik ben al in gesprek met deze partijen en zal dit gesprek vervolgen.
De vuurtoren 'Lange Jaap' in Den Helder die dreigt in te storten. |
|
Jaco Geurts (CDA) |
|
Barbara Visser (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Vuurtoren «Lange Jaap» in Den Helder dreigt in te storten, omgeving afgesloten»?1
Ja.
Kunt u aangeven hoe het kan dat de hoogste vuurtoren van Nederland op instorten staat en wat de oorzaak is dat in de wanden van de vuurtoren van Den Helder grote scheuren zijn ontstaan?
De vuurtoren Lange Jaap dateert uit 1877 en is gemaakt van gietijzer. Op sommige plekken tussen de gietijzeren wanddelen zijn door roestvorming de voegen gaan zwellen. Dit zwellen wordt gezien als de belangrijkste oorzaak voor het ontstaan en snel groeien van de wandscheuren. Voor nadere toelichting verwijs ik u naar het onderzoek van het ingenieursbureau Rotterdam dat aan uw Kamer is toegestuurd.
Kunt u aangeven hoe de scheuren zullen worden verholpen en hoe dit opgepakt zal worden?
Inmiddels is het externe onderzoek door het ingenieursbureau Rotterdam, TNO en PT Structural afgerond. Uit het onderzoeksrapport worden de meeste scenario’s voor het herstel van de toren als technisch onhaalbaar of praktisch niet toepasbaar aangemerkt. De conclusie uit het rapport van ingenieursbureau Rotterdam zal voor velen hard aankomen.
Op dit moment heeft het mijn hoogste prioriteit om samen met de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) en de gemeente Den Helder te bezien of er geen mogelijkheden zijn om de vuurtoren op korte termijn veilig te stutten, zodat daarna kan worden bezien of op de lange termijn niet toch nog mogelijkheden zijn om de vuurtoren te behouden en te herstellen.
Voor de uitkomsten van het externe onderzoek en de vervolgaanpak verwijs ik naar de bijgevoegde Kamerbrief van 9 december 2021 en de meegezonden onderzoek van het ingenieursbureau Rotterdam.
Kunt u aangeven in hoeverre er de afgelopen 25 jaar onderhoud is gepleegd aan de vuurtoren en hoeveel inspecties er in de afgelopen 25 jaar zijn geweest? Kunt u hierbij expliciet aangeven welk onderhoud is gepleegd en wat er precies uit deze inspecties naar voren kwam?
Zoals aangegeven in Kamerbrief van 9 december heeft RWS op hoofdlijnen een overzicht gemaakt van welke onderzoeken en onderhoudsmaatregelen er zijn uitgevoerd sinds 1988, voor zover dat te herleiden was. Het overzicht van alle onderzoeken en acties die Rijkswaterstaat heeft kunnen vinden treft u als bijlage bij de Kamerbrief. De stukken waar in de tijdlijn naar verwezen wordt, zijn terug te vinden op de website van de Rijkswaterstaat2. De tijdlijn bevat een aantal hiaten, zoals waarom er aan de bevindingen van enkele onderzoeken geen vervolg is gegeven. Om deze hiaten op te helderen, mogelijke externe signalen te achterhalen en om lessen te trekken uit de gang van zaken, heb ik de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat gevraagd om een extern onderzoek uit te laten voeren om het doorlopen proces van de afgelopen jaren te evalueren. Vanwege de mogelijke externe signalen wil ik ook de relevante omgevingspartijen zoals Huisduiner Belang betrekken. De voorbereidingen daarvoor zijn inmiddels getroffen, zodat er op zeer korte termijn gestart kan worden. Uw Kamer wordt geïnformeerd over de uitkomsten van dit onderzoek.
Kunt u aangeven wat het effect op de mate van onderhoud is geweest sinds de vuurtoren sinds 1988 een rijksmonument is geworden?
De monumentale status betekent dat bij werkzaamheden voor de instandhouding rekening gehouden moet worden met de monumentale waarden. De status van rijksmonument heeft als effect dat het complex is om onderhoud uit te voeren aan de Lange Jaap, omdat niet alle materialen en oplossingen zijn toegestaan door de eisen die horen bij de monumentale status. Over de werkzaamheden voert Rijkswaterstaat overleg met de gemeente en met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Pas nadat de gemeente daarvoor vergunning heeft verleend kunnen werkzaamheden worden uitgevoerd. Ook ben ik met de RCE in gesprek over een gezamenlijke visie op de toekomst van monumentale vuurtorens in Nederland.
Kunt u aangeven wie de afgelopen decennia verantwoordelijk is voor het onderhoud van de vuurtoren en hoe uitvoering is gegeven aan deze verantwoordelijkheid?
Het beheer van de vuurtoren valt onder Rijkswaterstaat, nu en zo ook de afgelopen decennia. Zie antwoord op vraag 4, Rijkswaterstaat voert inspecties en onderhoud aan de vuurtoren uit.
Kunt u aangeven wat er met de uitkomsten van het onderzoek van TNO in 1998 is gedaan over de inspectie van de vloeren van de vuurtoren de Lange Jaap om te bepalen door welke belasting de toen al enkele jaren optredende scheurvorming werd veroorzaakt?
Naar aanleiding van de situatie in 1998 is er een voorstel gedaan door Rijkswaterstaat voor het versterken van de vloeren. Dit voorstel is uiteindelijk afgewezen in overleg met Monumentenzorg gemeente Den Helder en Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, omdat dit teveel het monumentale karakter aan zou tasten. Wel zijn er toen verstevigingen onder de vloeren aangebracht en zijn beperkende maatregelen genomen. Binnenin de toren zijn in verschillende fasen beperkingen aan te toegang ingesteld, van geen publiek tot een gewichtsbeperking. Dit vanwege de veiligheid van personeel wat onderhoudswerkzaamheden of inspecties uitvoert.
Kunt u aangeven wat met de uitkomsten is gedaan van het onderzoek dat in 2010 door de «International Engineering Consultant for Restoration Technology B.V.» is uitgevoerd en die de Lange Jaap opnieuw aan een onderzoek heeft onderworpen?
De uitkomsten van dit onderzoek zijn gedeeld met de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE). De gegeven adviezen in dit onderzoek zijn niet opgevolgd door Rijkswaterstaat, zoals ook te zien is in de tijdlijn die is bijgevoegd bij de Kamerbrief van 9 december. De constructieve veiligheid was toen nog niet in het geding. Zoals genoemd zijn er enkele hiaten in de tijdlijn, bijvoorbeeld is nog niet teruggevonden waarom de gegeven adviezen niet zijn opgevolgd. Mede daarom laat ik een extern onderzoek uitvoeren om dit te verduidelijken en om lessen te trekken uit de gang van zaken.
Kunt u aangeven of de adviezen van de firma IECRT zijn opgevolgd om alle gebroken vloerdelen te vervangen door nieuwe elementen met exact dezelfde afmetingen en deze ook weer in dezelfde scheefstand te monteren, de ramen te vervangen door ramen uit een stuk, de beschadigde naden uit te zagen, een nieuwe moderne kit aan te brengen en een nieuwe coating aan de binnen- en buitenkant van de vuurtoren aan te brengen? Zo ja, hoe zijn die opgevolgd? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 8.