Het bericht dat de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) twijfelt aan de bezorgkwaliteit van TNT en dat TNT weigert openheid van cijfers te geven |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de OPTA twijfelt aan de bezorgkwaliteit van TNT en dat TNT weigert openheid van cijfers te geven?1
Het gaat hier om een discussie tussen OPTA als toezichthouder op de naleving van de eisen die de Postwet 2009 stelt aan de universele postdienst en TNT Post als leverancier van de universele dienst.
OPTA heeft niet gesteld dat zij twijfelt aan de bezorgkwaliteit van TNT Post, maar dat zij niet met zekerheid kan vaststellen dat TNT aan de 95%-norm voldoet. OPTA heeft onder andere gevraagd om een uitsplitsing van de bezorgkwaliteit naar bezorgdagen. TNT geeft aan dat voor de losse post de norm van 95% is gehaald en zij een algeheel overzicht van de uitkomsten van de metingen heeft verstrekt en inzichtelijk heeft gemaakt hoe die uitkomsten zijn gewogen. Het is aan OPTA om te bepalen welke informatie zij nodig heeft voor de uitvoering van haar taken.
Welke redenering hanteert TNT om de kwaliteit van de postbezorging te berekenen op basis van een gewogen gemiddelde, waarbij zij uitkomt op een kwaliteit van 95,2%? Welke wegingsfactoren worden gebruikt?
De kwaliteitsnorm voor de universele dienstpost is op 95% gesteld. Dat betekent dat gemiddeld per jaar 95% van de brieven die aan de gestelde eisen voldoen binnen 24 uur moeten worden bezorgd.
Het onderzoeksbureau Intomart GfK verstuurt in opdracht van TNT Post elke maand ca. 5 000 proefbrieven; jaarlijks ca. 60 000 brieven. Dit levert ongewogen gemiddelden op. Vervolgens worden de uitkomsten omgewerkt naar een gewogen gemiddelde aan de hand van de werkelijke aantallen brieven per maand, aan de hand van de volgende kenmerken: periodes van het jaar, wijze van adressering (machinegeschreven, handgeschreven) en gewichtsklassen. Er wordt bijvoorbeeld rekening gehouden met de hoeveelheid post die met overnight service wordt verzonden in de maand december, welk volume sterk afwijkt van de andere maanden van het jaar. Zo wordt het gewogen gemiddelde per jaar bepaald.
Waarom wil TNT volgens de OPTA niet inzichtelijk maken hoe ze de weging berekent, terwijl het berekende percentage cruciaal afhangt van de precieze weging, omdat het ongewogen gemiddelde op 94,8% uitkomt?
TNT heeft aan OPTA gerapporteerd hoe zij de weging bepaalt en de meetresultaten weegt. De daadwerkelijke wegingsinformatie heeft TNT volgens OPTA niet geleverd, hetgeen door TNT wordt betwist. TNT wijst daarbij naar eerdere afspraken daarover met OPTA en de controle door de accountant. De verklaring van de accountant, vergezeld van de controleplannen en het controleverslag, is bij de rapportage geleverd.
Met welk significantieniveau komt het door TNT bepaalde gewogen gemiddelde van 95,2% uit boven de limiet van 95%?
Het significantieniveau wordt niet benoemd in de wettelijke definities en de definities van de Europese normen als te rapporteren parameter. TNT Post heeft dan ook niet over het significantieniveau gerapporteerd. In de Europese norm staat vermeld dat een 95%-betrouwbaarheidsinterval dient te worden gegeven dat een nauwkeurigheid dient te hebben van maximaal 1% onder en 1% boven de gemeten waarde. De nauwkeurigheid van het door TNT Post gerapporteerde betrouwbaarheidsinterval bedraagt 0,21%, zodat de meting aanzienlijk nauwkeuriger is dan volgens de norm wordt vereist, volgens TNT.
TNT Post geeft aan dat het betrouwbaarheidsinterval voor de losse post ligt tussen 94,9% en 95,4%, hetgeen betekent dat de kans dat het gewogen gemiddelde daartussen ligt 95% bedraagt.
Op basis van dit betrouwbaarheidsinterval kan volgens OPTA worden geschat dat de standaarddeviatie 0,125 is. Verder ligt het door TNT Post aan OPTA gerapporteerde gewogen gemiddelde op 95,2%. Met deze gegevens, uitgaande van een normaalverdeling, kan volgens OPTA de kans dat het gemiddelde boven de 95% ligt worden geschat op 89%.
Deelt u de mening dat het bericht dat OPTA twijfelt aan de bezorgkwaliteit van TNT en dat TNT weigert openheid van cijfers te geven het zoveelste bewijs is dat de concurrentie in de postsector is mislukt, na de eerdere berichten over de onderbezetting bij TNT, het sjoemelen met post door de leiding, de falende postbezorging, de verhoging van de prijs van de postzegel, werknemers die te maken krijgen met intimidatie op de werkvloer, 15 000 mensen die hun baan dreigen te verliezen en postwerkers die niet eens het minimumloon krijgen?
Neen, OPTA stelt dat zij niet met zekerheid kan vaststellen dat TNT aan de kwaliteitseis voldoet, omdat volgens OPTA op basis van de wettelijk voorgeschreven systematiek, in het bijzonder de te hanteren statistische definities, niet uit te sluiten valt dat de werkelijke uitkomst onder de 95% ligt.
Het gaat hier om het toezicht op de naleving van de eisen die worden gesteld aan de universele postdienst. Deze eisen golden ook de volledige openstelling van de postmarkt. Afgezien van het feit dat het hier om fractionele verschillen gaat, zie ik niet hoe daar de conclusie aan kan worden verbonden dat de concurrentie in de postsector is mislukt.
Mogelijke onregelmatigheden bij de tenders van de transportdienst DVVO in Zeist |
|
Angelien Eijsink (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Luchtvrachtbedrijven hekelen inkoopbeleid Defensie»?1
Ja.
Is het waar dat de Dienst Verkeers- en Vervoersorganisatie (DVVO) de meerderheid van de transportopdrachten aan het bedrijf Fiteline toekent?
Nee, in totaal zijn in 2010 in opdracht van DVVO, met inachtneming van de Europese aanbestedingsregelgeving, 270 opdrachten voor luchttransport uitgevoerd. Daarvan heeft Fliteline 122 opdrachten gerealiseerd. De overige 148 transportopdrachten zijn uitgevoerd door andere vervoerders.
Wat is uw oordeel over de klacht van het vrachtbedrijf Kales Airline Services en anonieme internationale luchtvrachtmakelaars dat zij unfair worden behandeld?
Bij de selectie van de aanbieder gelden criteria die van tevoren bij de vervoerders bekend zijn gemaakt. Het tenderproces van DVVO kent een aantal criteria. Zo dient een aanbieder te beschikken over de NLG-06 vergunning. Dit is een wettelijke eis.
Bij de selectie van de aanbieder wordt ook gekeken naar de prijs. Voor ISAF-vrachtvluchten wordt gekozen voor de aanbieder met de economisch meest voordelige inschrijving.
Hierbij wordt ook rekening gehouden met additionele kosten zoals boetes bij het eventueel niet doorgaan van geplande vluchten. Defensie herkent zich dan ook niet in het beeld zoals geschetst in genoemd artikel.
Wat is uw oordeel over de klachten dat er sprake zou zijn van obstructie bij het verlenen van bepaalde vergunningen en het maken van prijsafspraken met Russische vrachtoperators?
Voor vrachtvluchten verleent het ministerie van Buitenlandse Zaken de diplomatieke klaring. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu verleent de vergunning voor het vervoeren van gevaarlijke stoffen, de zogenaamde NLG-06. De luchtvaartmaatschappijen zijn zelf verantwoordelijk voor het aanvragen van de benodigde vergunningen. Hierover zijn bij Defensie geen klachten ingediend. Er zijn geen afzonderlijke prijsafspraken met vervoerders gemaakt.
Is het waar dat Fliteline NAVO-codes voor vluchten in Afghanistan verleent?
Nee.
Kunt u aangeven welke criteria er worden gehanteerd bij het tenderproces van DVVO?
Zie antwoord vraag 3.
Is het waar dat Fliteline materiaalvluchten uit Afghanistan uitvoert?
Ja.
Kunt u aangeven wat de transportkosten hiervan zijn?
De transportkosten van de door Fliteline uitgevoerde vluchten zijn commercieel vertrouwelijk.
Is er daarbij een verschil tussen de begrote kosten en de daadwerkelijke kosten?
Ja, de daadwerkelijke kosten liggen circa € 3 miljoen onder de raming.
Bent u bereid het tenderproces bij DVVO te onderzoeken? Zo ja, wanneer en op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Defensie voert bij de verlening van transportopdrachten voorafgaand financieel toezicht uit, waarbij de rechtmatige uitvoering van de verwerving wordt gecontroleerd. Ook beschikt Defensie over een interne auditdienst die regelmatig achteraf de correcte uitvoering van verwervingsprocessen controleert in het kader van de controle op het financiële beheer. Bij het tenderproces van DVVO voor luchttransport zijn in 2010 geen onrechtmatigheden geconstateerd. Het genoemde artikel geeft geen aanleiding voor nader onderzoek.
Het alternatieve voorstel van de Nederlandse Vereniging van Banken en de verzekeraars voor tophypotheken |
|
Bruno Braakhuis (GL) |
|
Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Helft hypotheken moet afgelost?1
Ja.
Deelt u de mening van de Autoriteit Financiële Markten dat er geen onverantwoorde kredieten mogen worden verstrekt?
Ja.
Deelt u ons beeld dat de betalingsproblemen die tot gedwongen verkoop van huizen leiden zich met name voordoen bij de lagere huizenprijzen die nog vallen onder de NHG-norm?
De meeste woningen die gedwongen worden verkocht hebben een prijs die onder de kostengrens van de NHG ligt. Er werden in 2010 in totaliteit 2 086 huizen gedwongen verkocht op veilingen, waarvan 400 onder NHG. Volgens gegevens van het Kadaster valt zo’n 80% van de geveilde woningen binnen de prijscategorie tot € 200 000 en 90% binnen de prijscategorie tot € 250 000.
Weet u dat de NHG als norm stelt dat de helft van de hypotheek moet worden afgelost binnen een looptijd van 30 jaar?
Ja.
Wat vindt u ervan dat banken en verzekeraars hebben aangedrongen op uitstel van regelgeving omdat zij met een alternatief plan zouden komen en dat zij nu de bestaande NHG-normen als oplossing presenteren?
De NVB heeft mij een Gedragscode Hypothecaire Financieringen doen toegekomen welke door bancaire sector en het Verbond van Verzekeraars wordt onderschreven. Ik ben, mede na onderhoud met de Autoriteit Financiële Markten, van mening dat deze nieuwe gedragscode een vergelijkbaar niveau van consumentenbescherming biedt als het besluit toetskader hypothecaire kredietverlening. De banken hebben overigens niet NHG- normen als oplossing gepresenteerd. Zij hebben echter wel een bepaling opgenomen in de gedragscode waarbij ook maar maximaal 50% van de marktwaarde van de woning aflossingsvrij geleend mag worden.
Tot hoeveel onnodige huizenverkopen heeft dit uitstel geleid?
Er is mij geen relatie tussen het aantal huisverkopen en het invoeren van de aangescherpte hypotheekregels bekend.
Vermeende schijnzekerheid van pensioenoverzicht |
|
|
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Kent u het artikel «Pensioenen niet altijd waardevast»1 en de daarin besproken brief van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA)?2
Ja.
Deelt u de mening van het NBA dat het inzicht in onzekerheden van pensioenfondsen moet verbeteren? Wat is uw reactie op het advies om kansverdelingen van pensioenuitkomsten (procentuele kans op waardevast pensioen en procentuele kans op onderdekking) te analyseren en communiceren? Bent u bereid om verplichte communicatie hiervan op te nemen in de verwachte wetswijzigingen naar aanleiding van het pensioenakkoord?
Ja, ik deel deze mening. Eerlijke en transparante communicatie over onzekerheden van pensioenuitkomsten acht ik van belang en ik waardeer derhalve dit advies van de NBA. Op dit moment worden de informatiebepalingen uit de Pensioenwet geëvalueerd. Bij de besluitvorming over deze evaluatie zal het advies van NBA worden betrokken. Ook in het kader van de nieuwe contracten zullen de informatieverplichtingen relevant zijn. Uiteindelijk zal dit resulteren in een aanpassing van de informatiebepalingen uit de pensioenregelgeving.
Klopt het dat als pensioenfondsen met een dekkingsgraad lager dan 100% niet korten, er meer dan evenredig wordt uitgekeerd aan gepensioneerden? Kunt u in de aanstaande wetswijziging opnemen dat deze pensioenfondsen deze consequentie expliciet moeten communiceren aan hun deelnemers?
Ja, dit klopt. Op basis van de evaluatie van de informatiebepalingen in de Pensioenwet zal bezien worden of het wenselijk is een dergelijke informatieverplichting in de wet op te nemen.
Bent u bereid om bij de verdere ontwikkeling van www.mijnpensioenoverzicht.nl een sterkere nadruk te leggen op de communicatie van risico’s? Bent u bereid om hierin ook de eerder genoemde kansverdeling van de pensioenuitkomst in op te nemen?
De verantwoordelijkheid voor de verdere ontwikkeling van www.mijnpensioenoverzicht.nl ligt bij de Stichting pensioenregister, een samenwerkingsverband van de pensioenkoepels, het Verbond van verzekeraars en de Sociale Verzekeringsbank. Ik ga ervan uit dat de Stichting bij de verdere ontwikkeling van het pensioenregister ook aandacht zal besteden aan de communicatie over risico’s.
Hoe ver bent u met de uitwerking van de motie Koşer Kaya3 die verzoekt om pensioenfondsen die corrigerende maatregelen moeten nemen te verplichten om binnen twee weken openheid van zaken te geven?
De uitwerking van deze motie wordt betrokken bij de uitvoering van de brede aanpak met betrekking tot de aanvullende pensioenen. In de brief van 7 april 2010 (Kamerstukken II 2009/10, 30 413, nr.142) en in de brief van 14 september 2010 (Kamerstukken II 2009/10, 32 043, nr.8) zijn de contouren van de brede aanpak met betrekking tot de aanvullende pensioenen geschetst.
De pensioensector is zich overigens bewust van het belang van goede communicatie als corrigerende maatregelen aan de orde zijn. Zo heeft de Pensioenfederatie op 10 januari jl. een brief gestuurd aan alle besturen van pensioenfondsen met als doel de communicatie over de evaluatie van herstelplannen aan de gepensioneerden, deelnemers en slapers zowel tijdig als goed te laten verlopen.
De bankiersverklaring |
|
Bruno Braakhuis (GL), Wouter Koolmees (D66) |
|
Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Bankierseed is gemiste kans»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de conclusie in het artikel dat de huidige bankierseed een wassen neus is?
De moreel-ethische verklaring is onderdeel van de Code Banken (principes 3.2.3 en 3.2.4). Deze code is wettelijk verankerd. Mede hierdoor is de moreel-ethische verklaring niet vrijblijvend. Bestuurders van banken dienen te verklaren dat ze hun beroep op een integere manier zullen uitoefenen. In aanvulling hierop dienen ze hierover verantwoording af te leggen in hun jaarverslag.
De voorrapportage van de Monitoring Commissie Code Banken (hierna: de monitoring commissie) laat zien dat vrijwel alle bestuurders van banken de verklaring hebben ondertekend. Hiermee hebben zij verklaard dat zij naar eer en geweten aan hun (maatschappelijke) verplichtingen zullen voldoen. Dit is belangrijk. Het is van belang dat de banken laten zien dat ze de gewenste gedrag- en cultuurverandering kracht bijzetten en dat ze het gedachtegoed achter de moreel-ethische verklaring uitdragen binnen de hele organisatie. De monitoring commissie toetst de naleving van de Code Banken, ook op dit punt, en rapporteert hierover eind 2011. Ik houd dit in de gaten.
Heeft u kennisgenomen van de aanbevelingen 1.13, 1.14 en 1.15 in het rapport «Naar herstel van vertrouwen»2, waarin met betrekking tot de bankiersverklaring nadrukkelijk een rol voor De Nederlandsche Bank (DNB) wordt voorzien?
Ja.
Is het waar dat DNB ervan af heeft gezien een coördinerende rol op zich te nemen met betrekking tot deze verklaring? Wat zijn hiervoor de redenen?
De Code Banken betreft zelfregulering van banken zelf. Gelet hierop leek het opnemen van een koppeling van de moreel-ethische verklaring aan het toezicht van DNB (regulering) in de Code (zelfregulering) niet opportuun. Mede omdat de Code een (aanvullend) geheel vormt met wet- en regelgeving en het toezicht door DNB en de AFM dat daaruit voortvloeit.
Bent u van mening dat DNB een dergelijke rol alsnog op zich dient te nemen? Kunt u dit toelichten?
Evenals Uw Kamer vind ik de moreel-ethische verklaring van groot belang. Ik hoor bemoedigende geluiden uit de sector, zoals ondertekening van de moreel-ethische verklaring in het bijzijn van de raad van commissarissen om bij te dragen aan de inbedding van de verklaring binnen de gehele onderneming. Dit is positief. Het is van belang dat bankiers zich bewust zijn van de (maatschappelijke) verantwoordelijkheid die ze dragen. Iedere gelegenheid om dit bewustzijn te versterken moet worden aangegrepen. Mede gelet hierop zal ik met de Nederlandse Vereniging van Banken (hierna: de NVB), DNB en de Autoriteit Financiële Markten (hierna: de AFM) in overleg treden over een meer formele status van de moreel-ethische verklaring. Hierbij zal worden gekeken naar diverse opties, waaronder ook de mogelijkheid om de moreel-ethische verklaring te koppelen aan de geschiktheids- en betrouwbaarheidstoetsing van bestuurders van banken door DNB3 alsmede de tijdens het Notaoverleg met de vaste Kamercommissie van Financiën van 7 maart 2011 naar voren gebrachte optie van een register. Ik zal Uw Kamer informeren over de uitkomst van dit overleg.
Bent u van mening dat de bankierseed onderdeel zou moeten uitmaken van een verklaring van geen bezwaar? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Is het waar dat de bankiers van DNB de verklaring zelf niet ondertekenen? Wat is hiervoor de reden?
De Code Banken is van toepassing op banken die beschikken over een bankvergunning verleend op grond van de Wet op het financieel toezicht en derhalve niet op DNB. De inhoud van de moreel-ethische verklaring is gericht op bankiers werkzaam bij deze instellingen. Zo dient een bankier te verklaren dat hij een zorgvuldige afweging zal maken tussen alle belangen die bij de bank betrokken zijn, te weten die van klanten, aandeelhouders, werknemers en de samenleving waarin de bank opereert, en dat hij in die afweging het belang van de klant centraal zal stellen. Bestuurders van DNB zijn gebonden aan eigen (integriteits)regelingen.
Deelt u de mening dat de bankierseed serieus moet worden genomen en niet eenzelfde status verdient als het formuliertje voor de bijdrage aan de personeelsvereniging dat eveneens bij indiensttreding wordt ondertekend?
Ja.
Bent u bereid om hiertoe de noodzakelijke maatregelen te treffen?
Ja. Ik verwijs hierbij naar het antwoord op vragen 5, 6 en 11.
Wat is uw reactie op de Voorrapportage Implementatie Code Banken3 met betrekking tot de moreel-ethische verklaring?
De monitoring commissie signaleert in haar voorrapportage dat de moreel-ethische verklaring in vrijwel alle gevallen is ondertekend, maar dat er nog aandachtsgebieden zijn, zoals bijvoorbeeld het attenderen van nieuwe medewerkers op de inhoud van de principes van de verklaring. Uit de voorrapportage volgt verder dat een kleine 60% van de banken heeft aangegeven de verklaring te hebben doorvertaald naar principes die gelden als leidraad voor het handelen van de medewerkers van de banken. Ruim 25% van de banken is ten tijde van het onderzoek van de monitoring commissie voornemens dit nog in 2010 te gaan doen, aldus de monitoring commissie.
Hieruit volgt dat banken momenteel stappen in de goede richting zetten, maar dat er nog meer werk verricht moet worden. Een optimale naleving van de Code op alle onderdelen is noodzakelijk. Ik verwacht dan ook dat banken in hun jaarverslagen over boekjaar 2010 duidelijke resultaten laten zien.
Deelt u de mening van de commissie dat doorvertaling van de code in de organisatie zich goed leent voor het uitwisselen van best practices? Bent u bereidt deze uitwisseling te bevorderen wat betreft de bankierseed? Ziet u hier een rol voor DNB?
Ja, ik ben van mening dat de doorvertaling van de moreel-ethische verklaring uit de Code zich goed leent voor het uitwisselen van best practices. Ik zie hierin – mede gelet op het zelfregulerende karakter van de code en de verantwoordelijkheid die bij de sector ligt – met name een rol weggelegd voor de NVB. Ik zal dit meenemen in het overleg met de NVB, DNB en de AFM.
De benoeming van nieuwe notarissen |
|
Ard van der Steur (VVD) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «We moesten zeven maanden wachten op standplaats»?1
Hoeveel personen die een verzoek voor benoeming tot notaris doen, dienen een ondernemingsplan in bij een Commissie van deskundigen zoals bedoeld in art 7 van de Wet op het notarisambt (wna)? In hoeveel gevallen komt de Commissie tot een positief dan wel een negatief advies?
In hoeveel gevallen betreft het een adviesaanvraag voor de vestiging van een nieuw notariskantoor? In hoeveel gevallen komt de Commissie tot een positief dan wel een negatief advies?
Klopt het dat adviesaanvragen bij derden van de Commissie vertrouwelijk zijn en dat aanvragers niet in de gelegenheid worden gesteld om kennis te nemen van adviezen van derden noch in de gelegenheid worden gesteld om hierop te reageren? Zo ja, acht u dit wenselijk?
Aan de hand van welke criteria geeft de Commissie een positief of een negatief advies over een ondernemingsplan? Klopt het dat de Commissie zwaardere eisen stelt aan een ondernemingsplan voor de vestiging van een nieuw notariskantoor?
Is het waar dat aanvragers de persoonlijke financiële administratie van henzelf en hun partner moeten overleggen aan de Commissie? Zo ja, welke is de rede voor deze eis?
Hoe beoordeelt u de termijn van 8 maanden die ligt tussen de adviesaanvraag bij de Commissie van deskundigen en het besluit op een verzoek tot benoeming als notaris?
Is het waar dat voor de toelating van het in het artikel genoemde notariskantoor twee jaar lang geen nieuw notariskantoor is geopend in Nederland? Zo ja, hoe verklaart u dit lage aantal?
Acht u het lage aantal nieuwe notariskantoren een beperking van de marktwerking op de notarismarkt?
De berichten dat kleine bedrijven in de autoherstelbranche uit de markt worden gedrukt door de grote jongens en de verzekeringsmaatschappijen |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Deelt u de mening dat, in aanvulling op uw antwoord op eerdere vragen1 waarin u aangeeft dat «Verzekeraars in beginsel de vrijheid hebben om zelf te beslissen met welke schadeherstellers zij contracten sluiten en naar welke schadeherstelbedrijven zij doorverwijzen,» zowel de verzekeraars als de schadeherstellers zich ook in beginsel dienen te houden aan de Mededingingswet? Zo nee, waarom niet?
Ja. Uiteraard dienen zowel verzekeraars als schadeherstellers zich te houden aan de Mededingingswet. De Nederlandse Mededingingsautoriteit ziet hierop toe.
Wat is uw reactie op het feit dat door SEO Economisch Onderzoek kritiek is geuit op het NMa-rapport2, zoals dat «de metingen (...) onzorgvuldig en onvolledig zijn, en daardoor onbetrouwbaar. De mededingingsrechtelijke analyse van de ontvangen meldingen is in belangrijke mate gebaseerd op deze metingen. De onbetrouwbaarheid van die metingen roept sterke twijfel op over de juistheid van deze mededingingsrechtelijke analyse.»?3 Op welke wijze zou de kritiek van SEO de uitkomsten van de marktanalyse veranderen? Zou u de NMa willen verzoeken om in te gaan op deze kritiek, of aanvullend onderzoek te doen om de kritiekpunten weg te nemen?
Het onderzoek dat de Nederlandse Mededingingsautoriteit in 2009 naar de markt voor auto(ruit)schadehersteldiensten heeft uitgevoerd betreft een sectorscan, en geen mededingingsrechtelijk onderzoek naar mogelijke overtredingen van de Mededingingswet. Hiertoe heeft de Nederlandse Mededingingsautoriteit besloten naar aanleiding van diverse tips en signalen van auto(ruit)schadeherstelbedrijven en verzekerden, die zij de afgelopen jaren had ontvangen. De sectorscan is niet bedoeld als uitputtende analyse van de verenigbaarheid van de gemelde gedragingen met de Mededingingswet, maar is in eerste instantie bedoeld om marktpartijen meer inzicht te geven in de verhoudingen tussen verzekeraars en schadeherstellers op de markt voor schadehersteldiensten. Ook wordt ingegaan op de verhouding tussen diverse gedragingen op de markt voor auto(ruit)schadehersteldiensten en de Mededingingswet. De Nederlandse Mededingingsautoriteit is onafhankelijk in de wijze waarop zij een dergelijke sectorscan uitvoert.
In december 2009 is een kort geding tegen de Nederlandse Mededingingsautoriteit aangespannen over de sectorscan van de auto(ruit)schadeherstelbranche, deels op basis van de kritiekpunten die worden genoemd in de door u aangehaalde rapportage van SEO Economisch Onderzoek. De rechter heeft hierin geconcludeerd dat niet aannemelijk is gemaakt dat gezegd kan worden dat het door de Nederlandse Mededingingsautoriteit verrichte marktonderzoek niet representatief dan wel onmiskenbaar ondeugdelijk is uitgevoerd.4
Gelet op het bovenstaande acht ik het dan ook niet zinvol nieuw of aanvullend onderzoek te doen of te bezien of een andere onderzoeksaanpak tot andere uitkomsten zou leiden.
Wat is uw reactie op het feit dat in het offerteverzoek van de NMa4 is aangegeven dat de zogenaamde «verhaalbare schade» per definitie zou behoren tot de zogenaamde vrije schadestroom? Wat is de motivering voor deze aanname? Op welke wijze zouden de uitkomsten van het NMa-onderzoek veranderen als deze aanname wordt losgelaten?
Ik heb van de Nederlandse Mededingingsautoriteit begrepen dat zij in de verschillende trajecten van de sectorscan een ruime definitie van gestuurde schade heeft gehanteerd. Als gevolg hiervan valt onder de «vrije schadestroom» verhaalbare schade die niet gestuurd wordt, verhaalbare schade waarbij schadesturing niet geaccepteerd wordt en niet-verhaalbare schade. In deze situaties wordt de consument niet beperkt in zijn keuze voor een auto(ruit)schadeherstelbedrijf. Voor het antwoord op het overige van uw vraag, verwijs ik naar het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat, indien er gerede twijfel is over onderzoeksinformatie die een grote invloed heeft op de eindconclusie van het onderzoek dat slechts 16 procent van de autoruitschade wordt gestuurd, terwijl dit volgens de NMa ook 63 procent kan zijn als die onderzoeksinformatie anders is5, het tot de standaard taak van de onderzoekende partij behoort om te testen of de onderzoeksresultaten robuust zijn voor de gevoerde onderzoeksmethode, bijvoorbeeld door middel van een «false respons onderzoek»? Deelt u de mening dat die gerede twijfel er is, blijkens de vele, ook onafhankelijke, kritieken op het onderzoek? Zo ja, zou u de NMa of een andere partij willen verzoeken om dit onderzoek te doen?
Zoals ik eerder heb aangegeven in antwoord op uw vorige vragen, is het onderzoek naar de auto(ruit)schadeherstelmarkt geen (concept)besluit, maar een sectorscan, die in sterke mate verschilt van de afhandeling van individuele zaken. Met de sectorscan heeft de Nederlandse Mededingingsautoriteit beoogd marktpartijen in algemene zin meer inzicht te verschaffen in de verhouding tussen diverse gedragingen op de markt en de toepassing van de Mededingingswet. Ik heb van haar begrepen dat inderdaad geen «false-responseonderzoek» en geen formele consultatieronde hebben plaatsgevonden. Wel is zij de robuustheid van haar resultaten nagegaan door een zogeheten «non-responsonderzoek», en heeft zij voorafgaande aan, gedurende en na afloop van de sectorscan partijen in staat gesteld hun zienswijzen kenbaar te maken. Van deze mogelijkheid is veelvuldig gebruik gemaakt.
Kloppen de berichten uit de sector dat hen een geplande reactie op een consultatie- en zienswijzedocument van de NMa is onthouden6? Op welke andere wijze heeft de sector de mogelijkheid gehad om te reageren op een concept-besluit van de NMa alvorens dit tot een definitief besluit van de NMa werd verheven? Bent u met mij van mening dat het voor zowel de kwaliteit van het onderzoek als de acceptatie ervan bij de sector van groot belang is dat de NMa de sector in de gelegenheid stelt om te reageren op een officieel consultatie- en zienswijzedocument?
Zie antwoord vraag 4.
Bestrijdingsmiddelen in pangavis |
|
Arie Slob (CU) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Pangasius verontreinigd: nVWA gaat vis testen»?1
Ja.
Klopt het dat bestrijdingsmiddelen zoals Chloorpyrifos en Trifluralin in de Europese Unie (EU) verboden zijn om gebruikt te worden voor producten die bedoeld zijn voor consumptie? Zo ja, waarom kunnen producten die bestemd zijn voor consumptie en die deze bestrijdingsmiddelen bevatten wel ingevoerd worden?
Trifluralin mag in de Europese Unie niet meer worden gebruikt vanwege milieuoverwegingen. Het middel blijft namelijk lang aanwezig in het milieu. Chloorpyrifos daarentegen is toegelaten voor een breed scala aan toepassingen in een groot aantal EU-landen. Daarnaast hebben niet-EU-landen eigen wet- en regelgeving voor deze stoffen. Het is dus mogelijk dat in die landen het gebruik van trifluralin en chloorpyrifos is toegestaan. Overigens zijn er in de EU een groot aantal Maximum Residu Limieten (MRL’s) voor chloorpyrifos en trifluralin op groente en fruit, vlees, melk en eieren. Voor vis zijn echter nog geen Europese MRL’s normen voor gewasbeschermingsmiddelen vastgesteld. In geval van residuen die een mogelijk gevaar voor de gezondheid opleveren kan de VWA ook bij vis altijd optreden op basis van de Algemene Levensmiddelenverordening.
Op welke wijze controleert de EU of Vietnam op de juiste wijze controleert dat alleen vis door geautoriseerde bedrijven die voldoen aan EU regelgeving wordt uitgevoerd naar de EU?
Om pangasiusfilet te mogen exporteren naar de Europese Unie, moet het exporterende land voorkomen op de lijst van landen waarvandaan visserijproducten in de Europese Unie mogen worden geïmporteerd. Bovendien moet het visverwerkende bedrijf waar de pangasiusfilet is geproduceerd voorkomen op de lijst van bedrijven die naar de Europese Unie mogen exporteren. Van toepassing zijn de verordeningen uit het hygiënepakket waarvan verordeningen (EG) 852, 853 en 854/2004 en 882/2004 de belangrijkste zijn. De Food and Veterinary Office van de Europese Unie voert inspecties ter plaatse uit om te zien of aan deze voorwaarden wordt voldaan.
Vietnamese pangasiusfilet mag in de Europese Unie alleen geïmporteerd worden via aangewezen Buitengrens Inspectie Posten (BIP's). Hier vindt een strenge controle plaats op de aanwezigheid van de vereiste documenten. Ook wordt gecontroleerd of de partij overeenkomt met de gegevens vermeld in de documenten en bovendien worden partijen steekproefsgewijs fysiek gecontroleerd, waarbij ook monstername en analyse kunnen worden toegepast.
Deelt u de mening van de Vereniging van Visimporteurs dat het proces om te komen tot EU normen voor sporen van gewasbeschermers in vis moet worden versneld? Zo ja, welke stappen gaat u daarvoor zetten?
Het Bureau Risicobeoordeling van de nVWA heeft in 2008 en 2009 onderzoek gedaan naar contaminanten- waaronder gewasbeschermingsmiddelen- in kweekvis en concludeerde dat de aangetroffen concentraties dermate laag waren dat er geen risico was voor de volksgezondheid. Ook de aangetroffen hoeveelheden residuen uit het onderzoek van Kassa zijn dermate laag dat er geen aanleiding is het proces om te komen tot EU normen voor residuen van gewasbeschermingsmiddelen in kweekvis te versnellen.
Wel zal staatssecretaris Bleker van EL&I de aanwezigheid van residuen van trifluralin en chloorpyrifos in pangasiusfilet aankaarten bij de Vietnamese autoriteiten in het kader van het publiekprivate samenwerkingsprogramma tussen Nederland en Vietnam op het gebied van vis.
Hoe verhouden de door Kassa aangetroffen hoeveelheden bestrijdingsmiddelen zich tot de normen die al wel bestaan voor residuen op groente, fruit, vlees, melk en eieren? Klopt het dat de gevonden waardes van Chloorpyrifos en Trifluralin boven de toegestane hoeveelheid zitten die op andere voedingsmiddelen mag zitten?
De MRL’s voor chloorpyrifos en trifluralin in vlees, melk en eieren zijn vastgesteld op de detectiegrens van 0,01 mg/kg. De gevonden waarden in de vis liggen hoger dan deze detectiegrens. Daarentegen liggen de chloorpyrifos- en trifluralingehalten die gevonden zijn in vis een orde van grootte lager dan de niveaus toegestaan voor residuen op sommige groente en fruit. Voor trifluralin zijn er voor een groot aantal soorten groente en fruit hogere MRL’s vastgesteld (zie ook antwoord op vraag 2). Deze MRL’s zijn bij de EU-harmonisatie door de EFSA veilig bevonden.
Deelt u de mening dat bij genoemde stoffen ook rekening gehouden moet worden met de opeenstapeling van verschillende stoffen en de opeenstapeling op langere termijn?
In zijn algemeenheid zou in de risicobeoordeling rekening moeten worden gehouden met de blootstelling van mensen aan combinaties van actieve stoffen en eventuele onderling versterkende gevolgen voor de gezondheid van de mens. EU Verordening (EG) 396/2005 stelt dit verplicht, zodra de methodiek hiervoor beschikbaar is. Dat is momenteel nog niet het geval. De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) is bezig om deze methodiek te ontwikkelen. De Nederlandse overheid ondersteunt dit werk door expertise beschikbaar te stellen. Eén van de eerste stappen in dit traject is om te bepalen welke stoffen, voor wat betreft hun gevaareigenschappen, gezamenlijk beoordeeld moeten worden. Hierover loopt momenteel een onderzoeksproject gefinancierd door EFSA.
Opeenstapeling op langere termijn wordt al in de huidige systematiek van risicobeoordeling meegenomen. De toxicologische limietwaarde (Aanvaardbare Dagelijkse Inname, ADI) is ondermeer gebaseerd op toxicologische proefdierstudies met levenslange dagelijkse blootstelling aan een gewasbeschermingsmiddel. Schadelijke effecten als gevolg van herhaalde, langdurige blootstelling (al of niet veroorzaakt door stapeling van de stof in het lichaam) worden dus door de ADI afgedekt.
Wat is de stand van zaken van de uitvoering van de motie Slob c.s.2 over ASC-gecertificeerde Pangasius?
Momenteel legt staatsecretaris Bleker van EL&I de laatste hand aan een brief over aquacultuur. In deze brief gaat de staatssecretaris ook in op de keurmerken welke momenteel voor de aquacultuur beschikbaar zijn, en hoe ik invulling zal geven aan motie 32500 XIII, nr. 62 van uw leden Slob, Koppejan, Jacobi en Houwers, motie 32500 XIII, nr. 48 van Jacobi, Koppejan, Slob, Van Veldhoven en Houwers, en motie 32500 XIII, nr. 61 van uw leden Slob, Koppejan, Jacobi, Dijkgraaf en Houwers, die allen betrekking hebben op het ASC keurmerk.
Accountantsdiensten bij gemeenten |
|
Pierre Heijnen (PvdA), Ed Groot (PvdA) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Gemeente moet accountant aanbesteden»?1
Ja.
Bestaat er inzicht in de totale kosten per gemeente van de accountantskosten? Zo ja, wilt u dat de Kamer doen toekomen? Zo niet, wilt u in overleg treden met de VNG om dit inzicht te verkrijgen?
Ik heb geen inzicht in de totale kosten per gemeente en navraag bij de VNG leerde dat deze ook geen inzicht heeft in deze kosten.
Ik zie voorts geen aanleiding om een onderzoek te laten verrichten om dit inzicht te verkrijgen. Het aanbesteden van de accountantscontrole is de verantwoordelijkheid van een individuele gemeente. Bovendien kan een gemeente aanvullende controleopdrachten en/of zwaardere controle-vereisten in het programma van eisen opnemen, en is het de vraag of een dergelijk overzicht duidelijke informatieve waarde heeft.
Ook zal een dergelijk onderzoek extra administratieve lasten voor gemeenten met zich meebrengen, waarvan uw Kamer en ik het belangrijk vinden om die juist minder te laten worden.
Is het waar dat veel gemeenten zich niet houden aan de verplichting om hun accountantsdiensten aan te besteden zodra de opdrachtwaarde de aanbestedingsdrempel overstijgt? Zo ja, om hoeveel gemeenten gaat het?
Voor dit antwoord verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen van het lid Koopmans over accountantscontrole bij gemeenten (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 1258).
Is het waar dat deze gemeenten hierdoor meer accountancykosten maken dan noodzakelijk is, en hierop dus bespaard zou kunnen worden? Zo ja, hoeveel bedragen die extra kosten en bent u bereid om bij deze gemeenten aan te dringen op efficiënter beleid?
Ook voor dit antwoord verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen van het lid Koopmans over accountantscontrole bij gemeenten (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 1258).
Is het waar dat bij gemeenten die de wettelijk voorgeschreven aanbesteding niet volgen er vaak sprake is van vaag vastgelegde opdrachten en handjeklap bij het aanstellen van controleurs? Zo ja, wat zijn de gevolgen daarvan voor de kwaliteit en betrouwbaarheid van de controles? Zo ja, deelt u de mening dat dit een onwenselijke ontwikkeling is omdat een kritische controle op gemeentelijke financiën hiermee ondermijnd wordt? Welke mogelijkheden ziet u om hier iets aan te doen?
Ook voor dit antwoord verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen van het lid Koopmans over accountantscontrole bij gemeenten (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 1258).
Het bankproduct "Turks Fruit Deposito" |
|
Bruno Braakhuis (GL) |
|
Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bankproduct «Turks Fruit Deposito» van de Garantibank N.V?1
Deelt u de mening dat dit product van de Garantibank N.V. wellicht onterecht de indruk wekt dat het om een regulier spaarproduct gaat? Deelt u de mening dat de suggestie van 5,8% rente wellicht niet volledig in overeenstemming is met de werkelijkheid daar er ook kosten worden verrekend en deze afhankelijk is van de wisselkoers met de Turkse lira?
Kunt u aangeven welke instantie verantwoordelijk is voor het toezicht op dit specifieke bankproduct? Is er in het verleden door een toezichtinstantie beoordeeld of dit specifieke bankproduct aan de vereisten voldoet voor een regulier bankproduct?
Deelt u de mening dat het bankproduct «Turks Fruit Deposito» niet een spaar- maar beleggingsproduct is, daar een consument het risico draagt minder dan de inleg terug te krijgen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom geeft Garantibank N.V. dit volgens u weer als een spaarproduct?2
Kunt u bevestigen dat het product «Turks Fruit Deposito» van de Garantibank N.V onder het Nederlandse depositogarantiestelsel valt, zoals dit vermeld wordt op de website?3
Deelt u de mening dat het onwenselijk is als het depositogarantiestelsel deze speculatie met Turkse lira’s dekt? Deelt u de mening dat het onwenselijk is om dergelijke risicovolle producten te dekken vanuit het depositogarantiestelsel? Zo nee, waarom niet?
Bent u of de toezichthouder bekend met meerdere voorbeelden van dergelijke producten die gebaseerd zijn op een wisselkoers met een vreemde munt die onder het depositogarantiestelsel vallen?
Kunt u aangeven aan welke criteria een bankproduct moet voldoen om onder het Nederlandse depositogarantiestelsel te vallen?
Deelt u de mening dat dit bankproduct wellicht, als het al onder een garantiestelsel zou moeten vallen, onder het Turkse garantiestelsel zou moeten vallen, daar het hier gaat om sparen in lira’s?
Bent u bereid stappen te ondernemen om ervoor te zorgen dat dergelijke speculaties niet meer door het depositogarantiestelsel gedekt worden? Zo nee, bent u bereid er in ieder geval voor te zorgen dat de Garantibank N.V. de berichtgeving omtrent dit product verbeterd of veranderd?
De brief van KPN over de opzegtermijn bij zakelijke contracten |
|
Bruno Braakhuis (GL) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat KPN in november een brief aan haar zakelijke klanten heeft gestuurd, waarin op onduidelijke wijze werd aangekondigd dat de contractduur standaard op een jaar zou worden gezet, wanneer niet op de brief gereageerd zou worden?1
Bent u bekend met het feit dat KPN deze zomer haar algemene voorwaarden ook al heeft veranderd, waarbij de standaardopzegtermijn verlengd is van één naar drie maanden?
Ja.
Vindt u ook dat in de brief van november niet helder wordt gecommuniceerd dat bij geen reactie, de klant automatisch vast zit aan een opzegtermijn van één jaar?
Als een aanbieder de contractuele voorwaarden wijzigt moet hij hierover transparant zijn naar de klant. Artikel 7.2, eerste lid, onder b, van de Telecommunicatiewet verplicht de aanbieder de abonnee op genoegzame wijze te informeren als een beding in de overeenkomst wijzigt. Ook is de aanbieder gehouden om ten minste vier weken voordat een voorgenomen wijziging van een beding dat in de overeenkomst is opgenomen van kracht wordt, de abonnee de mogelijkheid te bieden om de overeenkomst kosteloos te beëindigen.
OPTA houdt toezicht op de naleving van deze bepalingen en moet dus beoordelen of KPN zijn abonnees in dit geval op genoegzame wijze heeft geïnformeerd.
Deelt u de mening dat de werkwijze van KPN misleidend is voor zakelijke bellers? Zo nee, waarom niet? Zo ja, deelt u de mening dat de OPTA daarom dient in te grijpen?
Zoals ik hierboven heb aangegeven ziet OPTA toe op de naleving van de verplichtingen in de Telecommunicatiewet. OPTA kan handhavend optreden als aanbieders zich niet aan deze regels houden. Naar aanleiding van de brief van KPN hebben diverse marktpartijen bij OPTA handhavingsverzoeken ingediend vanwege vermeende schending van o.a. artikel 7.2 van de Telecommunicatiewet. Daarnaast vinden deze partijen dat KPN met de wijziging van de algemene voorwaarden en de aanbieding voor twee- en driejarige contracten de toepasselijke marktanalyse besluiten overtreden. OPTA heeft deze handhavingsverzoeken in behandeling; het onderzoek van OPTA loopt nog.
Deelt u de mening dat het midden- en kleinbedrijf in de Telecommunicatiewet eenzelfde soort bescherming dient te genieten als consumenten?2
Voor de vraag of het midden- en kleinbedrijf van dezelfde bescherming zou moeten kunnen genieten is het van belang welke ruimte het Europese regelgevende kader (NRF) voor de elektronische communicatie hiervoor biedt. In de Universeledienstrichtlijn zijn bepalingen opgenomen die de eindgebruikers beogen te beschermen. Deze bepalingen zijn geïmplementeerd in de Telecommunicatiewet. Een deel van deze bepalingen is van toepassing op eindgebruikers of abonnees; onder deze begrippen vallen ook zakelijke eindgebruikers of abonnees, waaronder het midden- en kleinbedrijf. Zo worden ook midden- en kleinbedrijven in artikel 7.2 van de Telecommunicatiewet beschermd doordat ze bij een wijziging van de voorwaarden kosteloos hun contract kunnen opzeggen en op genoegzame wijze moeten worden geïnformeerd.
In een aantal gevallen is de bescherming in de richtlijn beperkt tot de consument. De achtergrond hiervan is het beperken van onnodige administratieve lasten voor de aanbieders. Ook in de implementatie in de Telecommunicatiewet wordt de bescherming in dergelijke gevallen overeenkomstig de richtlijn beperkt tot de consument. Lidstaten mogen op grond van de Machtigingsrichtlijn specifieke voorschriften geven die niet rechtstreeks uit de richtlijnen voortvloeien met betrekking tot bescherming van consumenten, maar niet voor de bescherming van andere gebruikers, zoals het midden- en kleinbedrijf.
De verdergaande bescherming die bijvoorbeeld artikel 7.2a van de Telecommunicatiewet biedt aan consumenten tegen stilzwijgende contractverlengingen en lange opzegtermijnen is niet rechtstreeks gebaseerd op een bepaling in de Universeledienstrichtlijn, en kan daarom op grond van de Machtigingsrichtlijn niet worden uitgebreid naar zakelijke abonnees, zoals het midden- en kleinbedrijf.
Bent u voornemens hiervoor een wetswijziging voor te bereiden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn kan de Kamer die wetgevende voorstellen verwachten?
Zoals ik heb aangegeven in de beantwoording van de vorige vraag ben ik gehouden aan hetgeen hierover in Europese regelgeving is bepaald. In het wetsvoorstel ter implementatie van de herziene telecommunicatierichtlijnen dat 13 november 2010 is ingediend bij de Tweede Kamer, wordt de bescherming van het midden- en kleinbedrijf op grond van een wijziging van de Universeledienstrichtlijn uitgebreid. In het wetsvoorstel ter implementatie van het NRF wordt naast de bestaande (actieve) informatieplicht van de aanbieder om consumenten voor of bij het sluiten van een contract te informeren over bepaalde onderwerpen in artikel 7.1 van de Telecommunicatiewet ook een (passieve) informatieplicht ingevoerd jegens het midden- en kleinbedrijf. Als een midden- of kleinbedrijf de aanbieder om de verstrekking van deze informatie verzoekt voor het sluiten van het contract, dan is de aanbieder gehouden deze informatie te geven. De gewijzigde richtlijn staat niet toe dat bepalingen over contracten automatisch van toepassing zijn op het midden- en kleinbedrijf. De achtergrond hiervan is het beperken van onnodige administratieve lasten voor de aanbieders. Verder is ter implementatie van de nieuwe richtlijnen een nieuwe bepaling (artikel 7.2a, tweede lid) in de Telecommunicatiewet voorgesteld op grond waarvan aanbieders aan eindgebruikers, waaronder dus ook het midden- en kleinbedrijf, de mogelijkheid moeten bieden een contract af te sluiten met een looptijd van maximaal twaalf maanden. Verdergaande bescherming van het midden- en kleinbedrijf dan geregeld wordt in de richtlijnen is niet mogelijk, zoals is uitgelegd in de beantwoording van de vorige vraag.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het algemeen overleg Telecommunicatie van woensdag 15 december 2010?
Tijdens dit algemeen overleg heb ik aangegeven dat een volledige beantwoording op zo’n korte termijn niet mogelijk was en dat ik de vragen binnen de daarvoor gestelde termijnen zal beantwoorden.
Het gebruik van Colombiaanse kolen |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat tijdens de hoorzitting van de vaste commissie Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over de herkomst van kolen d.d. 18 november 2010 is gewisseld dat RWE/Essent nog steeds kolen inkoopt bij het Amerikaanse bedrijf Drummond?1
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat Drummond voortdurend conflicten heeft met de Colombiaanse vakbonden2 en dat het Colombiaanse Openbaar Ministerie in juli van dit jaar een onderzoek is gestart naar het handelen van Drummond, vanwege de beschuldiging dat het land waarop de mijn van Drummond is gevestigd, wederrrechtelijk is verkregen door paramilitairen met behulp van moord op boeren en bedreiging?3
Ik heb kennisgenomen van het artikel van «Justice for Colombia»,waarin melding wordt gemaakt van conflicten tussen Drummond en Colombiaanse vakbonden.
De Nederlandse ambassade in Bogotá heeft, op basis van informatie verkregen van de NGO «Colectivo Colombiano de Abogados (CCA)», een mensenrechtenorganisatie die de families van twee door paramilitairen vermoorde vakbondsleden vertegenwoordigt, aangegeven dat het Colombiaanse Attorney's General Office een onderzoek is gestart naar onder meer de rol van paramilitairen bij de moord op een aantal vakbondsleiders. In dit onderzoek zijn enkele medewerkers van Drummond betrokken, maar het Attorney's General Office heeft geen formele zaak aangespannen of beschuldigingen geuit tegen het bedrijf. De ambassade heeft aangegeven niet over informatie te beschikken dat er een onderzoek is gestart naar de manier waarop de landrechten zijn verkregen.
Bent u ervan op de hoogte dat het bedrijf voor het gerecht is gedaagd in de VS, omdat het bedrijf verdacht wordt van medeplichtigheid aan de moord op vakbondsleiders?4
Uit de informatie van de Nederlandse ambassade in Colombia, eveneens afkomstig van de NGO CCA, blijkt dat er door nabestaanden van vermoorde vakbondsleiders diverse procedures zijn gestart tegen Drummond. Eerdere en vergelijkbare aanklachten tegen Drummond zijn vanwege gebrek aan bewijs niet ontvankelijk verklaard door Amerikaanse rechtbanken.
Weet u of er naast RWE/Essent nog andere bedrijven op de Nederlandse markt actief zijn, die kolen kopen van Drummond?
Naar aanleiding van de berichtgeving vorig jaar juni over Nederlandse energiebedrijven die kolen inkopen bij bedrijven in Colombia heeft E.On aangegeven met Drummond samen te werken. Het bedrijf Tata Steel in IJmuiden heeft aangegeven geen steenkolen van Drummond uit de onderhavige mijn te kopen.
Voor zover bekend wensen de overige mogelijk relevante bedrijven, uit oogpunt van commerciële gevoeligheid, informatie over de herkomst van ingekochte steenkolen in beginsel als vertrouwelijk te beschouwen. De branchevereniging van energieproducenten, -handelaren en -retailbedrijven in Nederland, Energie-Nederland, geeft desgevraagd aan dat haar leden terughoudend zijn met het openbaar maken van (mogelijke) leveranciers, omdat dit concurrenten inzicht verschaft in de handelspositie van zowel afnemer als leverancier.
De energieproducenten, de staalindustrie, maatschappelijke organisaties en mijnbouwbedrijven zijn vorig jaar september een dialoog gestart over verantwoorde winning van en handel in steenkool. De eerste fase van deze dialoog wordt naar verwachting deze maand afgerond. Gezien de zorg die leeft bij verschillende belanghebbenden ten aanzien van het beleid van energiebedrijven om betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen te voorkomen, lijkt het mij een goede zaak dat de betrokken partijen het onderwerp «transparantie» op de agenda hebben gezet van de «steenkooldialoog». Uitdaging is een juiste balans te vinden tussen transparantie over de herkomst van steenkolen en vertrouwelijkheid van bedrijfsgevoelige informatie.
Deelt u de mening dat bedrijven die op de Nederlandse energiemarkt actief zijn, geen kolen zouden moeten willen kopen bij Drummond zolang er een strafrechtelijk onderzoek loopt naar het handelen van dit bedrijf?
De Nederlandse overheid verwacht van ieder bedrijf dat het maatschappelijk verantwoord onderneemt, zowel in binnen- als buitenland, en dat het zijn invloed in de keten ruimhartig aanwendt voor de bevordering van mensenrechten en arbeidsomstandigheden en aandacht voor het milieu. Bedrijven dienen zich in ieder geval te houden aan de wetgeving van het land waar zij hun activiteiten uitoefenen. Voor MVO is de daar bestaande wet- en regelgeving het startpunt.
De Nederlandse overheid verwacht dat het Nederlandse bedrijfsleven zich houdt aan het normatieve kader van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen. Een onderneming heeft tot taak zich te vergewissen van de ethische, sociale en milieuaspecten van haar activiteiten, inclusief die van haar buitenlandse partners, en op basis daarvan verantwoorde keuzes te maken ten aanzien van haar doen en laten.
De keus om al dan niet de handelsrelatie te verbreken bij beschuldigingen of aanklachten over het handelen van hun buitenlandse partners, is aan bedrijven zelf. Essentieel is wel dat bedrijven zelf verantwoordelijkheid dragen voor het verkrijgen van maatschappelijke acceptatie voor hun beleid, ook voor wat betreft hun activiteiten in het buitenland. Dit houdt in dat bedrijven bij gerechtvaardigde vragen over hun handelen de maatschappelijke dialoog moeten aangaan, waar mogelijk open moeten zijn over het bedrijfsbeleid en uitleggen welke keuzes zijn gemaakt.
Deelt u de mening dat de handelsrelatie tussen RWE/Essent en Drummond aantoont dat zelfregulering omtrent maatschappelijk verantwoord ondernemen gefaald heeft?
Ik deel deze mening niet. Er mag niet uit het oog verloren worden dat een groot deel van de berichtgeving over Drummond gaat over zaken die zich rond 2001 en 2004 hebben afgespeeld en waar Drummond op dit moment niet voor is veroordeeld. Uit gesprekken met RWE/Essent is gebleken dat RWE/Essent actief beleid voert om risico’s in zijn keten te identificeren. Het heeft aangegeven dat bij vermeende misstanden de eerste stap is om het gesprek aan te gaan met het desbetreffende bedrijf en de vermeende misstanden aan te kaarten, om zo te bekijken of vanuit de relatie invloed kan worden uitgeoefend om te komen tot verbeteringen. RWE/Essent is van mening dat het voeren van een dialoog en het starten van een eventueel noodzakelijk verbetertraject voor wat betreft sociale en milieuomstandigheden de meest effectieve aanpak is, en verkiest deze aanpak boven het automatisch verbreken van de relatie. Zo is RWE/Essent ook in dialoog met Drummond, en is het bereid hierover in contact te treden met NGOs.
In dit licht geeft RWE/Essent aan groot belang te hechten aan de dialoog over verantwoorde winning van en handel in steenkool die de elektriciteitsbedrijven en de betrokken maatschappelijke organisaties september vorig jaar zijn gestart. RWE/Essent is van mening dat een dergelijke dialoog het meest geschikte middel is om tot afspraken te komen over verantwoorde winning en gebruik van kolen.
Ten slotte, de weg van de dialoog heeft zich eerder succesvol getoond bij het Colombiaanse mijnbedrijf Cerrejón. Naar aanleiding van berichtgeving dat Cerrejón betrokken zou zijn geweest bij geweld tegen lokale gemeenschappen, is RWE/Essent in dialoog getreden met het bedrijf om dit aan de orde te stellen. Hoewel Cerrejón de beschuldigingen met klem verwerpt, heeft het bedrijf zich ontvankelijk getoond voor de belangen van (lokale) gemeenschappen en zich bereid getoond samen te werken met belanghebbenden, hetgeen ook tijdens de hoorzitting naar voren kwam.
Bent u bereid in Europees verband voorstellen te doen om, net als voor biobrandstoffen, eisen te stellen aan de herkomst van fossiele energiebronnen en daarbij een belangrijke nadruk te leggen op het naleven van internationaal overeengekomen arbeidsrechten?
De wens tot Europese of zelfs unilaterale maatregelen met het oog op zekerheid over de condities waaronder fossiele energiebronnen zijn gewonnen, hangt naar mijn mening samen met het ontbreken van de mogelijkheid om rechtstreeks toe te zien op de naleving van Nederlandse of Europese normen in een ander land (global governance gap). Bij steenkolen en andere fossiele brandstoffen ligt het zwaartepunt sterker op mensenrechten dan bij biobrandstoffen.
Nederland en Europa wijzen de desbetreffende landen op hun primaire taak om invulling te geven aan wat prof. Ruggie hun «state duty to protect» noemt. Zo zijn er bijvoorbeeld hoopgevende signalen ten aanzien van het mensenrechtenbeleid van de Colombiaanse regering5, hoewel concrete resultaten nog moeten worden afgewacht en Nederland een intensieve, kritische dialoog met de Colombiaanse regering voert ten aanzien van haar mensenrechtenbeleid.
Hiernaast zet Nederland zich in multilateraal verband in, zoals via verdragen, de ILO en de VN Mensenrechtenraad.
Het stellen van unilaterale importbeperkingen voor bedrijven in Nederland draagt niet bij aan een effectieve oplossing voor de problematiek. Immers, de markt voor kolen is internationaal en telt vele grote spelers uit alle delen van de wereld. Via de update van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen zullen mensenrechten nadrukkelijker in het normatieve kader voor maatschappelijk verantwoord ondernemen worden betrokken. De Nederlandse overheid verwacht dat alle Nederlandse bedrijven deze richtlijnen als referentie gebruiken bij hun internationale activiteiten. In het licht van het antwoord op vraag 6 spoor ik het in Nederland opererende bedrijfsleven aan om invulling te geven aan hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. Het initiatief van de betrokken bedrijven en maatschappelijke organisaties om een dialoog te starten om te komen tot afspraken ter verduurzaming van de steenkoolketen is een voorbeeld van de manier waarop bedrijven zelf invulling kunnen geven aan hun ketenverantwoordelijkheid.
Naar aanleiding van de motie van de leden Haverkamp en Jansen (TK 32 500 XII, nr. 25) over de verduurzaming van de olie-, gas- en steenkoolsector, heeft de regering aangegeven om in overleg met de sector de verduurzaming van fossiele brandstoffen te onderzoeken.
Bent u bereid vooruitlopend daarop alle steunmaatregelen aan bedrijven die kolen inkopen bij Drummond, te beëindigen, inclusief subsidies voor CO2-opslag en alle belastingkortingen?
Nee, daartoe ben ik niet bereid. Zowel subsidies als belastingkortingen hebben generieke werking. Daarnaast voorziet de belastingwetgeving niet in een dergelijke selectieve behandeling. Overigens wil ik benadrukken dat de vigerende inputvrijstelling voor kolen die worden gebruikt in kolencentrales door mij niet wordt gezien als steunmaatregel. Omdat de output van centrales – de elektriciteit – onderhevig is aan heffing van energiebelasting wordt de inputvrijstelling toegepast: deze dient dus om dubbele heffing van belasting te vermijden.
Bent u tevens bereid, vooruitlopend op eventuele Europese maatregelen, met wettelijke voorstellen voor de Nederlandse markt te komen en die bedrijven ertoe dwingen om voortaan alleen nog maar kolen te importeren, die onder fatsoenlijke omstandigheden gewonnen zijn?
Zie antwoord vraag 7.
Bankgegevens |
|
Ard van der Steur (VVD) |
|
Kent u het bericht «Justitie wil nog meer weten van burgers»?1
Ja.
Is het waar dat u voornemens bent het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie (CIOT) een database te laten ontwikkelen om bankgegevens op te kunnen slaan? Zo ja, welke gegevens zullen in de database worden verzameld?
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 1 van de leden Schouw en Berndsen (vraagnummer 2010Z16726). Overigens was er bij de daarin genoemde ambtelijke verkenning geen sprake van een centrale opslag maar van een centraal raadplegingspunt, waarbij een centrale instantie zou zorgen voor het doorgeleiden van naw-vragen van politiemedewerkers naar de betreffende bank.
In welk stadium van ontwikkeling bevinden zich de plannen voor het opzetten van deze database?
Zie antwoord vraag 2.
Wordt bij deze plannen rekening gehouden met de privacy van burgers? Hoe wordt deze database beschermd tegen onbevoegde toegang?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn bij u gevallen bekend waarin onbevoegde opsporingsambtenaren en of derden toegang hebben gehad tot de bestaande CIOT-database voor telecommunicatie gegevens? Zo ja, is hier onderzoek naar gedaan? Is hier aangifte van gedaan?
Zoals door de toenmalige Minister van Justitie is gemeld in antwoord op eerdere vragen van het lid Peters (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 3260) is tijdens een audit van het CIOT over 2008 door de departementale auditdienst geconstateerd dat één korps zich niet heeft gehouden aan de opgestelde veiligheidsmaatregelen met betrekking tot de toegang tot de gegevens. Hiervan is geen aangifte gedaan.
Welke maatregelen heeft u genomen om te voorkomen dat onbevoegden toegang hebben tot de bestaande database?
Voor een opsomming van de door mij getroffen maatregelen verwijs ik naar het antwoord op vraag 7 van de hiervoor genoemde vragen van het lid Peters.
De mislukte concurrentie in de post en het bericht dat veel post door Sandd en Selektmail verkeerd wordt bezorgd |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat veel post door Sandd en Selektmail verkeerd wordt bezorgd?1
Ik heb de berichtgeving over de resultaten van het onderzoek van de Vereniging Grootgebruikers Post en de te late bezorging door Sandd en Selektmail voor kennisgeving aangenomen. Voor de zakelijke post is geen overkomstduurverplichting in de Postwet opgenomen. Deze verplichting (artikel 16, zesde lid, Postwet) geldt alleen voor poststukken die onder de Universele Dienst vallen.
Wat betekent de slechte bezorging voor de doelmatigheid van de concurrentie in de postsector, aangezien een van de doelen was het verhogen van de kwaliteit van de postbezorging en ook bij TNT de postbezorging faalt?
De volledige opening van de postmarkt beoogde keuzevrijheid, lagere prijzen en innovatie mogelijk te maken. De effecten werden met name op de zakelijke markt verwacht, daar de zakelijk markt 92% van alle poststukken verstuurt. Voor wat betreft deze zakelijke post heeft de klant/verzender van poststukken de mogelijkheid om naar een andere postvervoerder over te stappen. Het lijkt mij dan ook in het belang van alle postvervoerbedrijven om zorg te dragen voor een goede kwaliteit in hun postbezorging.
Wat is uw reactie op het rapport van analistenbureau The Idea, waarin uiteengezet wordt dat het niet ondenkbaar is dat het moederbedrijf van Selektmail, te weten Deutsche Post, strategische redenen heeft om in Nederland met tarieven onder de kostprijs te werken?
De speculaties over mogelijke strategische redenen zijn mij bekend. Ik doe hierover verder geen uitspraken. Het is voor mij van belang dat bedrijven niet de wettelijke regels overtreden. Ik heb de NMa verzocht een onderzoek te laten verrichten naar het hanteren van eventuele roofprijzen op de Nederlandse postmarkt.
Waarom heeft Nederland er, mede in dit licht, voor gekozen om voorop te lopen in Europa als het gaat om de introductie van concurrentie in de post, waarbij er in Nederland voor is gekozen om nieuwkomers oneigenlijke voordelen te geven, zoals de mogelijkheid om te concurreren met arbeidsvoorwaarden onder het minimumloon, terwijl in veel andere landen binnen de Europese Unie (EU) het zittende postbedrijf juist voordelen geniet? Leidt dit er niet toe dat TNT in Nederland kapot gemaakt kan worden, terwijl het bedrijf geen voet aan de grond kan krijgen in andere EU-landen?
Ik wil allereerst een procedurele kanttekening maken. De Nederlandse markt is op 1 april 2009 volledig geopend, een jaar en 9 maanden voorafgaand aan de datum van volledige opening in Europa, op 1 januari 2011, en ruim meer dan een jaar na opening van de grootste markten in de EU, de Duitse en de Britse postmarkten. Bij dit gehele proces zijn beide Kamers der Staten-Generaal betrokken geweest; van de behandeling van het wetsvoorstel tot de besluitvorming over de datum van inwerkingtreding van de Postwet.
Ik wil er voor de volledigheid ook op wijzen dat nieuwkomers al sinds 2000 actief zijn op de Nederlandse markt, waarbij zij voldoen aan de Nederlandse wet- en regelgeving en zonder oneigenlijke voordelen.
Bij een volledige opening van de markt dienen geen speciale voordelen te bestaan voor het zittende postbedrijf, omdat dit andere bedrijven juist belemmert toe te treden tot de markt. Dat uitgangspunt geldt voor alle lidstaten.
De Europese Commissie ziet toe op een tijdige en juiste implementatie van de Postrichtlijn. Wanneer lidstaten in gebreke blijven, kan de Europese Commissie een infractieprocedure starten tegen de lidstaat. Ik ga er vanuit dat de Commissie de implementatie nauwgezet zal volgen, net zo als indertijd bij de openstelling van de telecommunicatiemarkt. Ik zal hiervoor aandacht vragen bij de Europese Commissie.
Deelt u de mening dat de in het artikel genoemde ontwikkelingen en eerdere berichten over de mislukte concurrentie in de post, zouden moeten leiden tot een heroverweging van de introductie van concurrentie in de Nederlandse postsector? Zo nee, waarom niet?
Nee, de volledige opening van de postmarkt is in Europa per 1 januari 2011 een feit. Aan deze volledige opening is een traject van bijna 20 jaar van discussie en besluitvorming vooraf gegaan. Daarbij is in stappen naar de volledige marktopening toegewerkt. Met de volledige marktopening hebben vrijwel alle lidstaten ingestemd. Alleen Luxemburg heeft tegengestemd en België heeft zich onthouden van stemming.
Een belangrijke overweging voor alle partijen en lidstaten is geweest dat het in stand houden van het monopolie er alleen maar toe zou leiden dat de situatie met veelal inefficiënte staatsbedrijven zou worden gecontinueerd. Of met de openstelling van de postmarkt binnen de Europese Unie de beoogde doelstellingen worden bereikt is over enkele jaren meer definitief te bepalen. De postmarkt bevindt zich, ook in ons land, in een transformatieperiode waarbij zich ook minder gewenste neveneffecten manifesteren.
Deelt u de mening dat de ervaringen met de mislukte concurrentie in de post in Nederland, (waarbij de postbezorging faalt, er sprake is van intimidatie op de werkvloer, er wordt geconcurreerd met beloningen onder het minimumloon en de bewaring van het briefgeheim onder druk staat2, ook op Europees niveau zou moeten leiden tot een herbezinning op de introductie van concurrentie in de post? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Een subsidieaanvraag van ABN Amro bij het Europees Globaliseringsfonds (EGF) |
|
Harry van Bommel |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met een subsidieaanvraag van ABN Amro bij het Europees Globaliseringsfonds (EGF) om de gevolgen van de financiële- en economische crisis op te vangen?1
Ja.
Is het waar dat Nederland, indien het verzoek wordt gehonoreerd, € 2,8 miljoen als co-financierder dient bij te dragen?
Nee, dat is niet juist.
ABN AMRO heeft via de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid EGF subsidie aangevraagd voor het van werk naar werk begeleiden van 1 350 werknemers. Het EGF subsidieert 65% van de gemaakte kosten. De overige kosten moeten door de lidstaat zelf worden betaald (cofinanciering). In Nederland hebben we in een regeling en bijbehorend convenant vastgelegd dat het bedrijf (of de bedrijfstak) dat een aanvraag wenst in te dienen zelf voor deze zogeheten cofinanciering dient zorg te dragen. De EGF aanvraag heeft betrekking op een project met een omvang van 7 953 000 euro aan kosten. De Europese Commissie draagt met de EGF subsidie 5 169 450 euro bij aan deze kosten. De overige 2 783 550 euro aan kosten worden betaald door ABN AMRO, en kan niet worden gezien als kapitaalsteun van de Nederlandse Staat aan ABN AMRO.
Deelt u de mening dat ABN Amro als bedrijf met de Rijksoverheid als enige aandeelhouder een voorbeeldfunctie dient te hebben en daarom zeer terughoudend dient te zijn bij het aanvragen van subsidies? Zo nee, waarom niet?
Er zijn Europese subsidiemiddelen vanuit het EGF beschikbaar. Hiertoe heeft mijn voorganger op 15 juli 2009 een regeling gepubliceerd tot openstelling van de mogelijkheid projectvoorstellen in te dienen in het kader van het EGF. Elk bedrijf (of elke bedrijfstak) dat een EGF subsidieverzoek tot ondersteuning bij het van werk naar werk begeleiden van ontslagen werknemers wil indienen en voldoet aan de EGF voorwaarden wordt serieus in behandeling genomen. ABN AMRO voldoet aan de strenge voorwaarden voor toekenning van EGF subsidie. ABN AMRO is een zelfstandig en commercieel bedrijf. Het feit dat de aandelen worden gehouden door de Staat doet daar niets aan af, en het staat ABN AMRO vrij om subsidie aan te vragen. De Staat is zakelijk aandeelhouder, en bemoeit zich niet met de operationele kant van de bank. Daarom is besloten de EGF aanvraag van ABN AMRO in te dienen bij de Europese Commissie.
Is het waar dat ABN AMRO de subsidie heeft aangevraagd voor werknemers die overbodig zijn geworden als gevolg van de integratie van de Nederlandse activiteiten van het voormalige Fortis in het bedrijf? Zo ja, deelt u de mening dat deze integratie vooral is terug te leiden tot de overname van ABN AMRO door onder andere Fortis in 2007 en niet tot de financiële- en economische crisis? Zo nee, waarom niet? Als dat zo is, deelt u de mening dat daarom het verzoek dient te worden afgewezen?
Het EGF is bedoeld voor werknemers die zijn ontslagen als gevolg van door de globalisering veroorzaakte veranderingen in de wereldhandelspatronen of van de wereldwijde financiële en economische crisis. Als gevolg van de financiële en economische crisis werd ABN AMRO enerzijds geconfronteerd met een enorme daling in de verkoop van hypotheken en de handel in aandelen en anderzijds met een toename in kredietrisico (cliënten die niet in staat waren om hun leningen terug te betalen). Toen bleek dat deze financieel-economische situatie niet binnen afzienbare termijn zou verbeteren, werd duidelijk dat ABN AMRO dit niet meer alleen kon opvangen met maatregelen zoals bezuinigingen op extern ingehuurd personeel, het niet verlengen van tijdelijke contracten, bezuinigen op huisvestingskosten en scherpe heronderhandelingen met toeleveranciers. De aanvraag voor financiële ondersteuning van het van werk naar werk begeleiden van 1 350 ontslagen werknemers past in de doelstelling van het EGF. Daarom heb ik besloten de EGF aanvraag van ABN AMRO in te dienen bij de Europese Commissie.
In verschillende brieven aan uw Kamer onder dossier nummer 31 371 is de reden voor ingrijpen door de Nederlandse Staat in het Fortis concern toegelicht. De reden voor ingrijpen was onverkort de kredietcrisis. De kredietcrisis had – door een toenemende onrust en onvoorspelbare liquiditeitsbewegingen – een stadium bereikt waarin zelfs sterke solvabele financiële instellingen in een kwetsbare positie dreigden te komen. Ingrijpen van de Staat had tot doel stabiliteit te waarborgen bij onder andere ABN AMRO, waar Fortis, door middel van haar 34% middellijke deelneming in het consortiumvehikel RFS Holdings, aandeelhouder in was. Op 21 november 2008 heeft het kabinet de strategische richting geformuleerd voor de delen van het Fortis-concern die de Staat eerder had verworven, de strategische richting hield een integratie van Fortis Bank Nederland en de verworven ABN AMRO delen in.
Was u als aandeelhouder van het bedrijf op de hoogte dat deze aanvraag zou worden ingediend? Zo ja, wat zijn voor u de afwegingen geweest bij het besluit om de Kamer hierover niet in te lichten? Heeft u op enig moment geprobeerd om het bedrijf af te laten zien van deze aanvraag? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Ziet u enige reden waarom ABN Amro, dat operationeel winst maakt, niet in staat is om zelf de kosten van de reorganisatie op te brengen? Zo ja, welke zijn dat? Zo nee, bent u bereid om binnen de Europese Unie te pleiten voor aanpassing van de subsidievoorwaarden zodat winstgevende bedrijven worden uitgesloten van deze subsidies?
Bedrijven of sectoren kunnen in Nederland alleen een aanvraag indienen via de Minister van SZW. Die is dan ook automatisch op de hoogte, omdat hij de aanvraag zelf indient bij Brussel. We zijn niet specifiek in de rol van aandeelhouder op de hoogte gesteld, maar in de rol van subsidieaanvrager.
Op 5 oktober 2010 heeft Nederland een EGF aanvraag voor ABN AMRO ingediend. Ieder bedrijf of bedrijfstak dat voldoet aan de voorwaarden heeft de mogelijkheid via de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een EGF aanvraag bij de Europese Commissie in te dienen. In de monitor arbeidsmarkt rapporteer ik u over de door Nederland bij de Europese Commissie ingediende EGF aanvragen. De eerstvolgende monitor arbeidsmarkt staat gepland voor december 2010. Zoals in vraag 3 aangegeven voldoet ABN AMRO aan de strenge voorwaarden voor toekenning van EGF subsidie. Er is dan ook geen reden geweest om de aanvraag niet in te dienen.
Het bericht dat het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen UWV parttimers zoekt die ontslagen postbodes vervangen |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat het UWV parttimers zoekt die ontslagen postbodes vervangen?1
De visie dat het UWV meewerkt aan het massaontslagplan van TNT zoals in de vraagstelling beschreven, deel ik niet. UWV voert haar taken uit conform de wet. Het bemiddelen van werkzoekenden op de arbeidsmarkt en het verstrekken van WW-uitkeringen zijn twee belangrijke taken van het UWV. Het kan gebeuren dat UWV, onder specifieke omstandigheden, beide taken uitvoert voor één organisatie. Als TNT ontslagaanvragen indient, zullen die op de gebruikelijke wijze worden getoetst.
Deelt u de visie dat het UWV hier meewerkt aan het massaontslagplan van TNT, waarbij voltijderpostbodes worden vervangen door goedkopere parttimers en flexwerkers?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw reactie op de redenering «Fulltime bezorgers kloppen na hun ontslag voor een uitkering aan bij het UWV, de instantie die nu ook voor TNT Post goedkopere parttimers werft»?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat, zolang er niet genoeg banen zijn voor alle mensen die willen werken, deze inspanningen van het UWV er per saldo niet toe leiden dat er meer mensen aan het werk komen, maar wel dat er druk op de arbeidsvoorwaarden ontstaat bij TNT, waar volwaardige banen met een fatsoenlijk loon worden vervangen door flexibele banen tegen veel lagere lonen?
Het is primair de verantwoordelijkheid van TNT om in samenwerking met de OR en de vakbonden de moeilijke beslissingen te nemen waar zij voor staan, met het oog op een financieel gezonde bedrijfsvoering op de lange termijn. Daarin zit ook het gedeelde belang van deze partijen. Het is ook hun taak en om daarbij al het mogelijke te doen om werknemers aan ander werk te helpen.
De verkoop van het belang in het Oostenrijkse Redmail door TNT vanwege de invoering van een nieuwe postwet 'die concurrentie beperkt' |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Wat is uw reactie op het nieuwsbericht over de verkoop van het belang in Redmail door TNT vanwege een nieuwe postwet in Oostenrijk die aldaar de concurrentie beperkt?1
Op 13 januari 2010 heeft TNT met een persbericht aangekondigd toekomstige activiteiten van Redmail te zullen beperken tot de bezorging van kranten. Dit naar aanleiding van de bijeenkomst met beursanalisten begin december 2009, waarin TNT heeft besloten per EU-land te kijken of TNT allianties zal vormen dan wel zich terug zal trekken. Het bericht van 2 november jl. heb ik derhalve ter kennisgeving aangenomen.
Is het waar dat in Oostenrijk de brievenbussen, waarin postbedrijven de post bestemd voor bewoners moeten deponeren, op slot zitten en dat alleen het voormalig staatsbedrijf in Oostenrijk de sleutels voor deze brievenbussen heeft waardoor de bezorging door andere postbedrijven feitelijk onmogelijk is?
Voor wat betreft het sleutelprobleem heeft TNT bij navraag in januari 2010 aangegeven dat ongeveer bij 30% van de huisbrievenbussen in Oostenrijk alleen bezorgd kan worden door middel van een sleutel; dergelijke sleutels heeft alleen de Österreichische Post, als verlener van de Universele Dienst.
Deze situatie is door concurrenten op de Oostenrijkse postmarkt langs juridische weg aangevochten, teneinde op dit punt gelijke kansen te creëren voor alle spelers. De klagers zijn weliswaar in het gelijk gesteld, maar in de situatie is de facto niets veranderd, omdat de brievenbussen eigendom zijn van de betreffende woningeigenaren. De postmarkt gaat in Oostenrijk per 1 januari 2011 open, conform de Postrichtlijn. Voor het sleutelprobleem is in het wetsvoorstel (dat op 1 januari 2011 inwerking treedt) bepaald dat uiterlijk 31 december 2012 alle huisbrievenbussen toegankelijk dienen te zijn voor alle postbezorgers.
Heeft u contact met uw Oostenrijkse ambtgenoot over de problemen rond de toegang tot de brievenbussen? Zo nee, waarom niet en bent u alsnog bereid om contact te hebben en de Kamer hierover te informeren?
Er is geen contact met mijn Oostenrijkse ambtgenoot over de problematiek rond de toegang tot de brievenbussen. Dit betreft een binnenlandse aangelegenheid in Oostenrijk, waarbij de Oostenrijkse postwetgeving per 1 januari 2011 zorgt voor de implementatie van de Europese Postrichtlijn. Het is aan de Europese Commissie om te beoordelen of de Oostenrijkse postwetgeving al dan niet in strijd is met de Europese regelgeving.
Deelt u de mening dat er door deze situatie geen sprake is van een gelijk speelveld op de Europese postmarkt en dat het Nederlandse bedrijf TNT in het nadeel is?
In Oostenrijk betreft het een overgangsproblematiek voor 30% van de huisbrievenbussen, die niet van de ene op de andere dag is opgelost. Maar zoals in de nieuwe Oostenrijke Postwet is aangegeven, wordt deze opgelost, waarmee, zij het met enige vertraging, wel een gelijk speelveld ontstaat. Ik wil er op wijzen dat de lidstaten met de grootste postmarkten, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk, Nederland voor zijn gegaan met de volledige openstelling van hun postmarkt en dat TNT daar van meet af aan actief is.
Deelt u de mening dat, nu keer op keer op keer blijkt dat in Nederland de nieuwkomers een voordeel hebben ten opzichte van de voormalig monopolist in ons land, TNT, terwijl in andere Europese land juist de nieuwkomers, waaronder het Nederlandse TNT, een concurrentienadeel hebben ten opzichte van voormalige staatsbedrijven, de Europese liberalisering van de postmarkt volledig is mislukt?
Zie antwoord vraag 4.
Wat bent u van plan te gaan doen aan deze situatie?
De Europese Commissie ziet toe op een tijdige en juiste implementatie van de Postrichtlijn. Wanneer lidstaten in gebreke blijven, kan de Europese Commissie een infractieprocedure starten tegen de lidstaat.
Ik ga er vanuit dat de Commissie de implementatie nauwgezet zal volgen, net zoals indertijd bij de openstelling van de telecommunicatiemarkt.
Ik zal hiervoor aandacht vragen bij de Europese Commissie.
Kunt u deze vragen vóór eerstkomend algemeen overleg over de postmarkt beantwoorden?
Deze antwoorden ontvangt u voor het Algemeen Overleg van 15 december a.s., waarin de postmarkt in den brede wordt besproken.
De hoge hypotheekmarges in Nederland |
|
Wouter Koolmees (D66), Kees Verhoeven (D66) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de «quick scan» van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa)?1 Hoe beoordeelt u de eerste uitkomsten van het gedane onderzoek?
Ik heb met veel belangstelling kennisgenomen van de quick scan hypotheekrente, die de Nederlandse Mededingingautoriteit (NMa) recentelijk heeft gepubliceerd. Dit betreft het eerste deel van het onderzoek dat de NMa momenteel uitvoert naar de Nederlandse hypotheekmarkt. De quick scan geeft meer duidelijkheid over de ontwikkelingen van de hypotheekmarges in Nederland. Hiervoor heeft de NMa de marges door middel van drie methoden onderzocht. Daarbij heeft zij rekening gehouden met mogelijke stijgingen in de kosten van banken. Uit de quick scan blijkt dat de Nederlandse hypotheekmarges na medio 2009 hoog zijn in historisch perspectief. Deze conclusie geldt voor zowel hypotheken met een variabele rente als voor hypotheken met een langere rentevaste periode. Daarnaast blijkt uit een internationale vergelijking van de hypotheekmarges met Frankrijk, Duitsland en België dat de marges in Nederland relatief hoog zijn.
De eerste uitkomsten van het onderzoek naar de Nederlandse hypotheekmarkt vormen een serieus signaal. De NMa gaat in het eerste deel van haar onderzoek naar de Nederlandse hypotheekmarkt nog niet in op mogelijke oorzaken die aan de hoogte van de marges ten grondslag kunnen liggen. Zij geeft banken en andere stakeholders de gelegenheid te reageren op de bevindingen uit haar quick scan. De reacties van de stakeholders zullen belangrijke aanknopingspunten vormen voor het tweede deel van het onderzoek naar de hypotheekmarkt, waarin de NMa ontwikkelingen in de concurrentieomstandigheden op de hypotheekmarkt in kaart zal brengen en mogelijke gebreken van de marktwerking zal identificeren. Hierdoor zal meer duidelijkheid ontstaan over de oorzaken die aan de hoogte van de marges ten grondslag liggen. Ik ben dan ook zeer benieuwd naar de reacties uit de sector en de bevindingen uit het tweede deel van het onderzoek.
Wat vindt u van het feit dat het NMa-onderzoek pas in het voorjaar van 2011 verwacht wordt? Deelt u de mening dat het slecht is dat consumenten nog een half jaar in onzekerheid blijven over de hoge marges op de hypotheekmarkt en de oorzaken daarvan? Bent u bereid om het onderzoek te versnellen?
Ik vind het tweede deel van het onderzoek van de NMa naar de hypotheekmarkt erg belangrijk, omdat het meer duidelijkheid zal verschaffen over de oorzaken die aan de hoogte van de marges ten grondslag liggen. Voor consumenten, en voor eventuele maatregelen vanuit de overheid, is deze duidelijkheid van groot belang. Ik acht het dan ook wenselijk dat het onderzoek zo spoedig mogelijk wordt afgerond. De NMa heeft mij hierop verzekerd dat het onderzoek prioriteit heeft.
Tegelijkertijd is het noodzakelijk dat het onderzoek zorgvuldig wordt uitgevoerd. De consument is niet gebaat bij een onvolledig of onjuist uitgevoerd onderzoek. De NMa heeft aangegeven dat banken en andere stakeholders tot uiterlijk vrijdag 17 december 2010 kunnen reageren op het eerste deel van haar onderzoek. Omdat deze reacties vanuit de sector belangrijke aanknopingspunten zullen vormen voor het onderzoek, vind ik het belangrijk dat zij voldoende gelegenheid krijgen hun zienswijzen kenbaar te maken.
Wat vindt u van het feit dat de Nederlandse hypotheekmarkt niet goed functioneert, ongeacht of dit aan eventuele prijsafspraken ligt? Welke andere oorzaken voor de hoge marges zouden een rol kunnen spelen?
De Nederlandse hypotheekmarkt speelt een belangrijke rol in het economisch verkeer. Gebreken in de marktwerking op de hypotheekmarkt kunnen gevolgen hebben voor de Nederlandse economie. Prijsafspraken tussen banken zouden consumenten de voordelen van concurrentie op de hypotheekmarkt kunnen ontnemen en daarmee een overtreding kunnen vormen van de Mededingingswet.
De NMa ziet hierop toe. Zij heeft aangegeven op dit moment niet te vermoeden dat banken zich schuldig maken aan prijsafspraken.2
Het tweede deel van het onderzoek naar de Nederlandse hypotheekmarkt van de NMa zal meer duidelijkheid verschaffen over de oorzaken die aan de hoogte van de marges ten grondslag liggen. De NMa zal hierbij ontwikkelingen in de concurrentieomstandigheden op de hypotheekmarkt in kaart brengen en mogelijke gebreken van de marktwerking identificeren. Volgens de NMa kunnen hierbij onder meer aan bod komen de ontwikkeling van de marktaandelen, de ontwikkeling van de toetreding- en uittredingsdrempels, de ontwikkeling van de mate van transparantie van de markt, gedragingen die de marktwerking kunnen verstoren en de ontwikkeling van de tarieven van hypotheekaanbieders. De door u genoemde factoren kunnen derhalve in het tweede deel van het onderzoek aan bod komen.
Wat is het doel van het onderzoek? Bent u bereid de NMa te verzoeken om ook de aspecten aanbodstructuur, transparantie van prijsopbouw, vergelijkbaarheid van tarieven, mogelijkheid van overstappen, de Nederlandse hypotheekregels en de gevolgen van de financiële crisis en de staatsteun in het onderzoek mee te nemen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u van mening dat de Nederlandse hypotheekmarkt een oligopolie is? Vermoedt u dat tussen de aanbieders sprake is van «onderling afgestemde feitelijke gedraging»?
Op de Nederlandse hypotheekmarkt is een beperkt aantal ondernemingen actief dat gezamenlijk een groot marktaandeel heeft. Dit maakt het concurrentieproces kwetsbaar. De financiële markten, waaronder de markt voor hypotheken, vormen om die reden een speerpunt in het toezicht van de NMa. Ook is de sector als aandachtsveld opgenomen in de «NMa-Agenda 2010–2011».3
Zoals ik op eerdere van uw vragen heb geantwoord, zal de NMa in het tweede deel van haar onderzoek naar de Nederlandse hypotheekmarkt diepgaand ingaan op de concurrentieomstandigheden en de ontwikkelingen daarvan. Daarbij zullen ook kenmerken van de aanbodstructuur aan bod komen.
Daarnaast houdt de NMa toezicht op de naleving van de Mededingingswet. Onderling afgestemde feitelijke gedragingen tussen aanbieders kunnen een overtreding vormen van de Mededingingswet. De quick scan heeft geen aanleiding gegeven voor een vermoeden van een overtreding van de Mededingingswet. De NMa heeft aangegeven elke concrete aanwijzing die wijst op onderlinge afstemming van gedragingen van banken graag te ontvangen.
Welke gevolgen denkt u dat mogelijke prijsafspraken hebben voor het broze consumentenvertrouwen en de aanhoudende stagnatie op de woningmarkt? Wat gaat u doen om negatieve gevolgen te voorkomen?
Prijsafspraken hebben doorgaans als gevolg dat de concurrentie merkbaar wordt beperkt en de consument de voordelen van een goede marktwerking wordt ontnomen. Zo leiden prijsafspraken over het algemeen tot hogere tarieven, een daling in de kwaliteit en in het niveau van dienstverlening en beperkte keuzevrijheid. Deze gevolgen acht ik zeer onwenselijk. Ook voor het consumentenvertrouwen in de financiële sector is het cruciaal dat banken zich onthouden van prijsafspraken en andere overtredingen van de Mededingingswet. Ik vind het hierom belangrijk dat de NMa extra aandacht besteedt aan het toezicht op de naleving van de Mededingingswet in de financiële sector.
Welke gevolgen denkt u dat deze publicatie heeft voor het consumentenvertrouwen gezien het feit dat nog steeds een op de zes consumenten een hypotheekadvies onder de maat krijgt?
De quick scan naar de ontwikkelingen van de hypotheekmarges in Nederland geeft meer duidelijkheid over de ontwikkelingen van de marges, maar gaat nog niet in op de oorzaken die aan de hoogte van de marges ten grondslag liggen. Het tweede deel van het onderzoek van de NMa zal hier meer duidelijkheid over verschaffen. Voor zowel consumenten en hun vertrouwen in de sector als voor eventuele maatregelen vanuit de overheid is deze duidelijkheid van groot belang.
Kunt een inschatting geven van de gemiddelde economische kosten voor consumenten van deze hoge hypotheekmarges?
Zoals de NMa benadrukt in haar quick scan zijn de gebruikte methodes bedoeld om de ontwikkelingen van de marges te onderzoeken en niet om de absolute niveaus van de marges te bepalen. Ik kan aan hand van de uitkomsten van deze quick scan dan ook geen inschatting maken van de gemiddelde economische kosten voor consumenten.
Bent u van mening dat de totstandkoming van de hypotheekrente voldoende transparant is? Zijn er afspraken gemaakt met De Nederlandse Bank en of het ministerie van Financiën in welke mate deze transparantie gegeven moet worden?
Voor consumenten die overwegen een hypothecaire kredietovereenkomst te sluiten, is het belangrijk dat zij beseffen hoe de rente is opgebouwd. In het tweede deel van haar onderzoek naar de Nederlandse hypotheekmarkt zal de NMa ingaan op de mate van transparantie op de markt.
Zoals eerder is geantwoord op Kamervragen van het lid Blanksma-van den Heuvel heeft de Autoriteit Financiële Markten (AFM) onderzoek gedaan naar de toereikendheid van de informatieverstrekking door financiële dienstverleners aan consumenten voor het sluiten van een hypotheek met variabele rente. Uit het onderzoek kwam naar voren dat de verstrekte informatie consumenten onvoldoende inzicht geeft in de fluctuatie en de opbouw van het in rekening gebrachte variabele rentepercentage. Hierdoor kunnen consumenten de risico’s die zij lopen door fluctuatie van de variabele rente niet goed inschatten. Gelet op de uitkomsten van dit onderzoek heeft mijn collega van Financiën aangegeven het wenselijk te vinden nadere regels te stellen aan de informatieverschaffing door aanbieders. Naar aanleiding van de eerste resultaten van het onderzoek van de NMa zal in een breder kader gekeken worden naar de ontwikkelingen op de hypotheekmarkt. Hiertoe zal de minister van Financiën op korte termijn in overleg treden met marktpartijen en andere stakeholders, waaronder de AFM.
Is er een relatie tussen de kredietcrisis, de verzwakte bankbalansen en de hogere marges die banken aan consumenten vragen? Welke relatie is er met de afspraken die zijn gemaakt met de banken die staatssteun ontvangen en zich niet als prijsvechter mogen gedragen?
De kredietcrisis heeft ontegenzeggelijk invloed gehad op de bankbalansen. In haar quick scan heeft de NMa rekening gehouden met de mogelijke stijgingen in de kosten van banken. Zo heeft zij rekening gehouden met verhoogde risicopremies die banken moeten betalen op de kapitaalmarkt en de mogelijke verschuiving van de financieringsmix van de banken naar relatief dure financieringsbronnen zoals spaargeld. Daarbij heeft de NMa aangegeven dat de gebruikte methodes niet bedoeld zijn om de absolute niveaus van de marges te bepalen. De NMa geeft banken en andere stakeholders de gelegenheid te reageren op haar quick scan.
De NMa legt in haar quick scan geen directe relatie tussen de kredietcrisis, de verzwakte bankbalansen en de marges die hypotheekverstrekkers hanteren. In het tweede deel van het onderzoek naar de hypotheekmarkt zal de NMa diepgaand ingaan op de oorzaken die aan de hoogte van de hypotheekmarges liggen. Meer specifiek zal zij ontwikkelingen in de concurrentieomstandigheden op de hypotheekmarkt in kaart brengen en mogelijke gebreken van de marktwerking identificeren. Daarbij zal ook aandacht worden besteed aan ontwikkelingen sinds en achtergronden van de financiële crisis. Mijn collega van Financiën en ik willen niet vooruitlopen op de resultaten van dit bredere onderzoek. Zodra de NMa het tweede deel van haar onderzoek naar de hypotheekmarkt heeft afgerond, zal ik dat u doen toekomen.
Wat is de samenhang tussen het feit dat Nederland de hoogste totale hypotheekschuld van Europa heeft en het feit dat Nederland hogere hypotheekmarges heeft dan andere Europese landen?
Zie antwoord vraag 10.
Welke relatie is er tussen de hoge hypotheekmarges en de fiscale faciliering van hypotheekschuld?
Het is de minister van Financiën en mij niet bekend dat er een directe relatie is tussen de hoogte van de hypotheekmarges, zoals onderzocht door de NMa, en de fiscale faciliëring van hypotheekschuld. Zoals eerder is geantwoord op Kamervragen van het lid Sap achten de minister van Financiën en ik het op dit moment niet nodig hiernaar aanvullend onderzoek te doen.
De Europese inzet ter bescherming van de blauwvintonijn |
|
Stientje van Veldhoven (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het Wereld Natuur Fonds (WWF) Reactive Statement «Two-faced Fisheries Council» over de Visserijraad van 26 oktober?1
Ja.
Deelt u de mening van uw voorganger, die in de voorbereiding op de Raad tijdens het algmeen overleg Visserijraad van 13 oktober 2010 aangaf «dat de inzet van Nederland (...) heel scherp zal moeten zijn» ten aanzien van blauwvintonijn? Klopt het dat u zich tijdens de Raad niet expliciet uitgesproken hebt vóór het voorstel van Eurocommissaris Damanaki?
Tijdens het wetgevingsoverleg visserij op 8 november jl. heb ik mijn interventie tijdens de Raad van 29 oktober toegelicht. Hiervoor verwijs ik naar het verslag van dit overleg, 32500-XIII, nr. 61.
In mijn brief van 23 november jl. (32500-XIII, nr. 138) heb ik mijn inzet uiteengezet inzake het mandaat van de Commissie. Nederland heeft zich lang hard gemaakt voor een mandaat dat uitgaat van een substantiële reductie van de maximaal toegestane vangsthoeveelheid (Total Allowable Catches, TAC), zo dicht mogelijk bij nul.
Na lange en moeilijke onderhandelingen heeft de Commissie de opdracht gekregen namens de EU te pleiten voor een TAC die voortvloeit uit het strikt en objectief volgen van het wetenschappelijk advies, met als doel om met een waarschijnlijkheid van tussen 60 en 77 procent een maximaal duurzame opbrengst (Maximum Sustainable Yield, MSY) te bereiken in 2022. Daarmee zou de TAC nadrukkelijk worden gereduceerd.
Tijdens de ICCAT-top in Parijs is na moeizame onderhandelingen een nieuw meerjaren herstelplan voor de blauwvintonijn vastgesteld. Het betreft in feite een aantal aanpassingen van het bestaande herstelplan. In 2012 zal het plan – en de TAC – op basis van een nieuwe bestandsopname opnieuw worden bezien. Het vangstniveau is voor de komende twee jaar vastgesteld op 12 900 ton. Dit vangstniveau valt binnen het wetenschappelijke advies en binnen het mandaat van de EU.
Wat is uw inschatting van de herstelkansen voor de blauwvintonijn, als de maximumgrenzen voor vangsten na de top van de Internationale Commissie voor het beheer van de Atlantische Tonijn (ICCAT) hoger komen te liggen dan 6 000 ton en de zes belangrijkste paaigebieden in de Mediterraanse zee niet worden beschermd tegen vissen, zoals Euro Commissaris Damanaki tijdens de Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteitraad voorgesteld heeft? 4 Kunt u hiervoor bevestigen dat Nederland in de onderhandelingen in de aanloop naar de ICCAT-top in Parijs zich alsnog zal aansluiten bij landen als het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Zweden door steun uit te spreken voor een harde maximumgrens voor het vangen van 6 000 ton en het afsluiten voor visserij van de zes belangrijke paaigebieden in de Mediterraanse zee, zoals voorgesteld door EU-commissaris Damanaki tijdens de Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteitraad?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om tussen nu en de ICCAT-top in te spannen voor het verwerven van steun voor een harde maximumgrens voor vangsten van blauwvintonijn van 6 000 ton en voor het afsluiten voor visserij van de zes belangrijke paaigebieden in de Mediterraanse zee gedurende de ambtelijke overleggen en uw eigen contacten met collega’s van andere landen van de Europese Unie?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid zich in te zetten voor Nederlandse deelname aan de EU-delegatie aan de ICCAT top?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het Wetgevingsoverleg visserij van 8 november aanstaande?
Nederland heeft deel uigemaakt van de EU-delegatie aan de ICCAT-top.
De mislukte concurrentie in de post en het bericht dat de officiële cijfers van TNT over de postbezorging niet kloppen |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de officiële cijfers van TNT over de postbezorging niet kloppen?1
Kan de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) dit bericht betrekken bij het onderzoek dat zij doet naar de naleving van de universele dienstverlening?
Op welke wijze zou het niet kloppen van de officiële cijfers van TNT de uitkomsten van het OPTA-onderzoek veranderen?