Garanties om de Haringvlietbrug en de Heinenoordtunnel nooit tegelijk dicht te doen voor verkeer. |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Ondernemers willen harde garanties: «Haringvlietbrug en Heinenoordtunnel nooit tegelijk dicht voor verkeer»»?1
Ja.
Bent u zich ervan bewust dat een gelijktijdige afsluiting een verkeersinfarct zal veroorzaken dat ongekend van aard is, bedrijven compleet platlegt en onacceptabel grote veiligheidsrisico's met zich meebrengt voor de regio's Zuid-Holland Zuid, Zeeland en Noord- en West-Brabant?
Er ontstaat inderdaad zeer ernstige verkeershinder bij een gelijktijdige afsluiting van beide schakels in de A29. Daarom zullen de Haringvlietbrug en de Heinenoordtunnel niet gelijktijdig afgesloten worden.
Wat vindt u van het feit dat Rijkswaterstaat de zorgen van belangenbehartigers niet serieus neemt en niet in staat is om de terechte zorgen over gelijktijdige afsluiting weg te nemen?
Rijkswaterstaat neemt de begrijpelijke zorgen van de belanghebbenden zeer serieus. Rijkswaterstaat spreekt sinds de voorbereiding van de renovatie van de Heinenoordtunnel in 2018 zijn gestart al met belanghebbenden en behartigers van belanghebbenden. Met de toezegging dat de Heinenoordtunnel en de Haringvlietbrug niet gelijktijdig afgesloten zullen worden hoop ik de zorgen te kunnen wegnemen.
Het risico op overlap van beide projecten en de beheersmaatregelen om dit te voorkomen zijn op 2 juni van dit jaar besproken in het Bestuurlijk Overleg Gebiedstafel Hoeksche Waard. De provincies Zeeland en Noord-Brabant zitten niet zelf aan tafel, maar laten zich vertegenwoordigen door de provincie Zuid-Holland. De bestuurders vroegen in dit overleg om inzicht te krijgen in de terugvalscenario’s voor het geval het risico op de samenloop van beide projecten te groot dreigt te worden. Op 12 oktober zijn de bestuurders schriftelijk geïnformeerd over de terugvalscenario’s. Deze zijn besproken in het overleg van 19 oktober. In het antwoord op vraag 4 zijn de risico’s, de beheersmaatregelen en de terugvalscenario’s beschreven.
Kunt u klip-en-klaar garanderen dat de Haringvlietbrug en de Heinenoordtunnel nooit tegelijk dichtgaan voor verkeer?
Ja, deze zullen niet tegelijk worden afgesloten als gevolg van de vervangings- en renovatieprojecten.
Het dicht tegen elkaar aan plannen van beide projecten komt voort uit de noodzaak om de Haringvlietbrug zo snel mogelijk aan te pakken. Dit kwam naast de al geplande renovatie van de tunnel. Daarbij is gekozen voor een aanpak waarbij optimaal gebruik wordt gemaakt van het werken in de verkeersluwe vakantieperiode. Dit om hinder zoveel mogelijk te voorkomen. Als het nodig is om de start van de uitvoering van de renovatie van de Heinenoordtunnel in de tijd naar achteren te verschuiven zullen de werkzaamheden niet meer of niet meer geheel in de verkeersluwe vakantieperiode uitgevoerd kunnen worden.
De zomerafsluiting van de Haringvlietbrug staat gepland in de periode 9 juni – 28 juli 2023. De zomerafsluiting van de Heinenoordtunnel is gepland van 5 augustus – 28 augustus 2023. RWS ziet drie risico’s op samenloop van de projecten:
Voor deze risico’s zijn de volgende beheersmaatregelen en terugvalscenario’s ontwikkeld.
Binnen het project Haringvlietbrug is inmiddels een aantal beheersmaatregelen genomen om samenloop van beide projecten te voorkomen:
Als het risico dat de aanvangsdatum niet wordt gehaald te groot wordt beoordeeld, wordt de renovatie van de Haringvlietbrug uitgesteld tot na afronding van de zomerafsluiting 2023 van de Heinenoordtunnel. Hiervoor is een periode in het najaar van 2023 op het oog (half september – half november 2023). Werkzaamheden aan de Heinenoordtunnel die tijdens deze periode gepland staan (5 – 6 weekenden) moeten dan worden verplaatst.
Dit terugvalscenario is niet zonder gevolgen. Uitstel van werkzaamheden aan de Heinenoordtunnel levert een risico op voor het afronden van het project eind 2024. Het verplaatsen van de werkzaamheden aan de Haringvlietbrug naar het najaar van 2023 heeft bovendien gevolgen voor het wegverkeer en de scheepvaart. In het najaar wordt namelijk niet geprofiteerd van de verkeersluwe zomerperiode en de weersomstandigheden in het najaar leiden over het algemeen al tot meer verkeershinder. Voor het wegverkeer zou uitstel van het project tot de zomer van 2024 beter zijn, maar vanwege de technische staat van de klep acht ik dit niet verantwoord. Voor de scheepvaart betekent uitstel naar het najaar van 2023 dat de brug langer niet bediend kan worden en niet gepasseerd kan worden door de hoge scheepvaart.
Mogelijke oorzaken hiervan kunnen problemen zijn met het transport en het plaatsen van de nieuwe klep. Hierdoor zou afronding van de werkzaamheden aan de Haringvlietbrug voor de start van de renovatie van de Heinenoordtunnel in het gedrang kunnen komen. In dat geval worden de werkzaamheden aan de Haringvlietbrug in eerste instantie zo afgerond dat de brug in elk geval beschikbaar komt voor het wegverkeer. Werkzaamheden om de brug beweegbaar te maken t.b.v. scheepvaart worden zo nodig uitgesteld tot na afronding van de zomerafsluiting van de Heinenoordtunnel. De brug kan hierdoor langer niet bediend worden voor de hoge scheepvaart.
De klep van de brug heeft het einde van zijn levensduur bereikt. Er zijn met name zorgen over één van de dwarsliggers. Ook een aantal platen in het rijdek vormen een risico omdat de klemmen waarmee ze aan de klep bevestigd zijn alleen bereikt kunnen worden als de brug geopend is. Vanaf 1 januari 2023 is dat echter niet meer mogelijk, omdat de brug vanaf dat moment niet meer wordt bediend. Dit risico op falen van de klep wordt groter naar mate de vervanging van de klep langer duurt. Rijkswaterstaat werkt beheersmaatregelen uit voor de risico’s op het falen van de brug.
Tot slot is het een feit dat ook zonder samenloop de hinder van dit soort werkzaamheden (ook in individuele gevallen) tijdelijk fors zal zijn. Zeker in de Randstad is de druk op het (vaar)wegennet zodanig dat elk groot onderhoudsproject, en zeker een groot Vervanging- en Renovatieproject, veel of zelfs zeer veel hinder oplevert. Gezien de leeftijd van het areaal zullen (vaar)weggebruiker de komende tijd steeds vaker met dit soort situaties
geconfronteerd worden. Rijkswaterstaat doet zijn uiterste best om de overlast te beperken, maar de aanpak van de hinder vraagt ook veel van andere betrokkenen zoals andere beheerders en ondernemers.
De verregaande klimaatgekte: een verbod op benzine-/dieselauto’s |
|
Barry Madlener (PVV), Alexander Kops (PVV) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Automobilist betaalt de prijs voor elektrificatie wagenpark – Kenners: Nederland en Europa zijn ontstellend naïef»?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Hoe reageert u op het EU-verbod op nieuwe benzine- en dieselauto’s per 2035?
Ik ben tevreden dat het Europees Parlement en de Raad een voorlopig politiek akkoord bereikt hebben op het dossier CO2-emissienormen voor personenvoertuigen en lichte bedrijfsvoertuigen. Dit akkoord betekent een duidelijk signaal richting de sector en een belangrijke stap naar verdere verduurzaming van mobiliteit. Een uitfaseerdatum (de facto verbod) voor de nieuwverkoop van fossiele voertuigen in 2035 zal de weg vrijmaken voor de verdere uitrol van zero-emissie voertuigen.
Deelt u de conclusie dat het te schandalig voor woorden is dat de gewone man en vrouw hun zuurverdiende benzine-/dieselauto worden uitgepest en worden gedwongen tot een voor hen onbetaalbare elektrische auto? Hoe garandeert u dat ook zij en niet alleen de D66- of GroenLinksstemmende grachtengordelelite, kunnen blijven autorijden?
Ik deel die conclusie niet. Dit Europees besluit betreft alleen de nieuwe auto’s die per 2035 verkocht gaan worden. Pas in 2050 zal het hele wagenpark emissieloos moeten zijn. Autofabrikanten voeren hun productie van elektrische voertuigen nu al substantieel op. Het is daarom de verwachting dat nieuwe elektrische auto’s door dit besluit de komende jaren steeds goedkoper gaan worden. Op dit moment rijden er al ruim 300.000 volledig elektrische auto’s op de Nederlandse wegen. Stimuleren van deze (nieuwe) voertuigen leidt tot een snellere ingroei van deze voertuigen in de tweedehandsmarkt. Ook biedt het kabinet momenteel al een subsidie aan voor de aanschaf van gebruikte elektrische auto’s. Mede hierdoor wordt het elektrisch rijden steeds toegankelijker.
Naar aanleiding van de motie Bontenbal2 heb ik de Kamer toegezegd om scenario’s voor EV-stimulering na 2025 uit te werken. Deze scenario’s lopen mee in het interdepartementaal beleidsonderzoek klimaat (IBO-klimaat). Met het IBO-klimaat werken we aan nieuwe maatregelen en aanscherpingen op het klimaatbeleid. Besluitvorming hierover vindt plaats in het voorjaar.
Bent u ervan op de hoogte dat veel metalen voor de productie van de batterijen voor elektrische auto’s, kabels, verhardingsmaterialen, laadpalen et cetera schaars en moeilijk verkrijgbaar zijn (zoals in China en Afrika)?
Ik ben ervan op de hoogte dat de energietransitie andere grondstoffen vergt die schaars voorradig zijn. In Europees verband wordt gewerkt aan onze strategische autonomie door o.a. inbreng voor een European Critical Raw Materials Act. Naast de Europese aanpak werkt het kabinet aan een aanvullende Nederlandse grondstoffenstrategie, specifiek voor de Nederlandse positie. Hierover wordt u eind 2022 nader geïnformeerd.
U wilde met uw energietransitie toch juist ónafhankelijk worden van andere landen? Ziet u een parallel met uw naïeve beleid om de kolencentrales te sluiten, geen haast te maken met kernenergie en vooral te focussen op zonne- en windenergie, waardoor we voor onze energie-/gasbehoefte nu júíst afhankelijk zijn geworden van het buitenland en daarvoor de prijs betalen?
Elektrische auto’s zijn drie keer efficiënter dan auto’s met een verbrandingsmotor. Er is voor de aandrijving van een elektrisch voertuig dus ca. drie keer minder energie nodig. De transitie naar duurzamere mobiliteit dient dus juist de autonomie van de EU. Het kabinet streeft daarnaast naar minder afhankelijkheid van energie-import, in eerste instantie afbouw daarvan vanuit Rusland. Daarom zet het kabinet in op versnelde introductie van hernieuwbare energie, diversificatie van energie-import om leveringszekerheid te garanderen en bereidt het de uitbreiding van de toepassing van kernenergie in Nederland voor, wat noodzakelijke en grondige voorbereiding vereist.
Deelt u de mening van hoogleraar transitiekunde aan de Erasmus universiteit Rotterdam Jan Rotmans dat Nederland en Europa ontstellend naïef zijn en dat de Nederlandse automobilist straks de prijs betaalt? Hoe gaat u voorkomen dat de prijs van autorijden door deze klimaathysterie verder omhooggaat?
Dhr. Rotmans geeft aan dat de prijzen van een elektrisch voertuig ondanks de toenemende vraag in de toekomst niet zullen dalen. Hij geeft aan dat dit vooral debet is aan de grondstoffenschaarste van aardmaterialen zoals lithium en kobalt. De ontwikkelingen op batterijgebied staan niet stil. Doordat de EU duidelijk gekozen heeft voor de uitfasering van auto’s met een verbrandingsmotor, is het de verwachting dat elektrische auto’s steeds goedkoper zullen worden. De gebruikskosten van een elektrische auto liggen bovendien lager dan die van een auto met verbrandingsmotor.
Wat gaat u eraan doen dat de gewone man en vrouw zélf geen elektrische auto kunnen betalen, maar wel moeten meebetalen aan de subsidies voor de Tesla-rijdende D66- en GroenLinkselite?
De tweedehands markt voor EV’s wordt tijdelijk gestimuleerd met een evenwichtig pakket. U kunt daarbij onder andere denken aan de tijdelijke vrijstelling van de motorrijtuigenbelasting van volledig elektrische (gebruikte) auto’s, controlemogelijkheden van de tractiebatterij en ca. € 110 miljoen aan subsidie voor gebruikte en volledig elektrische auto’s. Het kabinet wil er daarmee voor zorgen dat elektrisch rijden een aantrekkelijke optie is als mensen eraan toe zijn om hun auto te vervangen.
Dit alles overziende, deelt u de conclusie dat het kabinetsstandpunt, in reactie op het Fit for 55-pakket van de Europese Unie, voor een verbod op benzine-/dieselauto’s per 2030, dus nog eerder dan het EU-verbod, te idioot voor woorden is (Kamerstuk 22 112, nr. 3185)?
Conform het klimaatakkoord en het coalitieakkoord is de ambitie van het Kabinet3 om nieuwverkoop van auto’s met interne verbrandingsmotor per 2030 uit te faseren. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat dit via een nationaal verbod gerealiseerd kan worden. Op verzoek van uw Kamer4 onderzoekt het kabinet verschillende scenario’s voor de stimulering van duurzame mobiliteit na 2025 om die doelstelling per 2030 dichterbij te kunnen brengen.
Bent u ertoe bereid een eind te maken aan deze klimaatgekte en de mensen te laten autorijden zoals zij dat zélf willen – voor zover zij dat tegenwoordig nog kunnen betalen?
Het blijft vooralsnog tot 2050 gewoon mogelijk om in een voertuig met interne verbrandingsmotor te rijden.
De veiligheid van het knooppunt Empel |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het feit dat er, op de plek van het noodlottige ongeluk, voor het ongeval van Sanne en Hebe al meerdere ongelukken gebeurden?1
Ja, hier ben ik mee bekend. Verkeersongevallen met een dodelijke afloop zoals het ongeval waarbij Sanne en Hebe zijn omgekomen, zijn helaas nog steeds een harde realiteit op ons wegennet en dat betreur ik zeer. Het persoonlijk leed dat door dodelijke ongevallen wordt aangericht, is niet in woorden uit te drukken.
In de verbindingsboog bij knooppunt Empel, de plek van het noodlottige ongeval, vonden de afgelopen 4 jaar gemiddeld 8 ongevallen per jaar plaats. Het ongeval met Sanne en Hebe is het eerste ongeval in de afgelopen 10 jaar in de verbindingsboog bij knooppunt Empel waarbij een dodelijke afloop is te betreuren.
Welke maatregelen zijn er genomen in de bocht van het knooppunt Empel, waar de A59 en de A2 samenkomen, nadat er sinds de aanleg in 2009 meerdere ongelukken gebeurden en zeker twee keer eerder automobilisten in het water belandden? Graag een gedetailleerd antwoord hoe geprobeerd is om nieuwe ongelukken- en daarmee nieuwe slachtoffers te voorkomen.
Bij de aanleg van het knooppunt Empel in 2009 heeft Rijkswaterstaat (RWS) borden geplaatst die waarschuwen voor een bocht, gecombineerd met een adviessnelheid van 90 km/u. Verder staan er zogenoemde bochtschildborden in de bocht om de weggebruiker te attenderen op de verkeerssituatie ter plaatse. In 2021 is door RWS aan de rechterzijde van de weg (de andere kant van waar de auto is aangetroffen) een extra geleiderail geplaatst. Dit is gedaan om het risico dat voertuigen de geleiderail kunnen oprijden, en daarmee naast de weg belanden, te verkleinen.
Naast het plaatsen van de extra geleiderail aan de rechterzijde van de weg zijn er sinds de aanleg in 2009 geen aanvullende maatregelen getroffen voor de verkeersveiligheid op het knooppunt Empel.
De betreffende verbindingsboog in knooppunt Empel komt in de jaarlijkse uitgevoerde analyse «Veilig over Rijkswegen» niet naar voren als een locatie met een verhoogde ongevallenconcentratie2. Deze analyse wordt gebruikt om binnen het impulsprogramma Meer Veilig3 een prioritering te maken om met de beschikbare middelen het grootste aantal verkeersslachtoffers te voorkomen. De beschikbare middelen van Meer Veilig bieden niet de ruimte om alle locaties langs het hoofdwegennet aan te pakken. De verbindingsboog in knooppunt Empel maakt daarom geen deel uit van het programma Meer Veilig.
Verder geldt dat dit weggedeelte voldoet aan de benodigde breedte van de obstakelvrije zone van 10 meter. Deze breedte is gebaseerd op onderzoekresultaten4, waaruit blijkt dat bij een maximumsnelheid van 90 à 100 km/u 80 à 90 procent van de uit de koers geraakte voertuigen niet verder dan 10 meter de berm indringt. Als er in dat geval binnen 10 meter vanaf de rijbaan een obstakel (zoals een boom of watergang) aanwezig is, moet deze worden verwijderd. Indien dat niet mogelijk is, dient het obstakel te worden afgeschermd met een geleiderail. RWS heeft deze inzichten opgenomen in de ontwerprichtlijnen voor nieuwbouw en groot reconstructie5. Voor de situatie op de A59, waar het noodlottige ongeval heeft plaatsgevonden, geldt dat de ontwerpsnelheid 90 km/u bedraagt en dat de afstand tot de watergang 18 tot 20 meter is. Daarom is hier tijdens de aanleg geen geleiderail geplaatst.
Tegelijkertijd worden de betreffende ontwerprichtlijnen door de jaren heen herzien aan de hand van de meest recente inzichten op gebied van verkeersveiligheid. Voor het weggedeelte waar het ongeval heeft plaatsgevonden zou, volgens de huidige ontwerprichtlijn6, de reeds aanwezige geleiderail doorgetrokken moeten worden bij nieuwbouw of grootschalig reconstructie, omdat de afstand naar de eerstvolgende geleiderail minder dan 200 meter bedraagt. Dit heeft als doel te voorkomen dat een uit de koers geraakt voertuig achter de geleiderail langs kan rijden en zo alsnog in aanrijding kan komen met een afgeschermd obstakel.
Aanscherpingen in de richtlijnen kunnen echter niet altijd direct worden doorgevoerd op alle bestaande situaties7. Het is niet uitvoerbaar om bij elke aanpassing van de norm het volledige wegennet direct naar de meest recente inzichten om te bouwen. Voor bestaande situaties geldt daarom dat maatregelen worden doorgevoerd bij de eerstvolgende nieuwbouw of grootschalige reconstructie. Uiteraard kan bij een onveilige situatie de afweging worden gemaakt voor snellere aanpassing, bijvoorbeeld in het kader van het impulsprogramma Meer Veilig.
De doortrekking van de geleiderail langs de verbindingsboog in het knooppunt Empel heeft nog niet plaatsgevonden, omdat het knooppunt sinds 2009 niet onderhevig is geweest aan een grootschalige reconstructie en, zoals eerder aangegeven, deze locatie evenmin bij het programma Meer Veilig naar voren is gekomen als locatie met verhoogde ongevallenconcentratie.
Heeft u de bereidheid om het knooppunt na het noodlottige onderzoek op verkeersveiligheid te onderzoeken, onder andere waarom daar een vangrail ontbreekt? Zo ja, wilt u de Kamer over de uitkomsten informeren? Zo neen, waarom niet?
Gezien de impact van dodelijke ongevallen is het altijd van belang om lessen te trekken die de kans op dergelijke noodlottige ongelukken kunnen verkleinen. Na afloop van een dodelijk ongeval analyseert RWS daarom altijd de rol van de infrastructuur bij het ontstaan en de invloed van de infrastructuur op de afloop van een ongeval. Deze kennis wordt betrokken bij het actualiseren van richtlijnen en het prioriteren van maatregelen binnen de daarvoor beschikbare middelen.
De politie doet nog onderzoek naar de oorzaak en omstandigheden van het incident. Mocht uit het lopende politieonderzoek en/of de ongevalsanalyse van RWS nieuwe informatie komen met betrekking tot de rol van de weginrichting bij het ongeval, zal hier uiteraard opvolging aan gegeven worden. In dat geval zal uw Kamer geïnformeerd worden.
Het bericht ‘Onbemande shuttlebusjes kunnen bijna nergens meer rijden’ |
|
Jan de Graaf (CDA) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Onbemande shuttlebusjes kunnen bijna nergens meer rijden»?1
Ja.
Kent u het innovatieve initiatief van vervoerder HTM om onbemande shuttles tussen het HagaZiekenhuis en de halte Leyenburg te laten rijden?
Ja, dit initiatief van HTM is bekend.
Hoe beoordeelt u het stoppen van de Haagse shuttle?
Voor het Ministerie van IenW is het van belang om innovaties op het gebied van voertuigen te stimuleren en op verantwoorde wijze te introduceren. Vanaf 2014 is Nederland actief met de introductie van geautomatiseerd vervoer. Om ruimte te creëren voor het testen met geautomatiseerde voertuigen is onder andere de Experimenteerwet opgesteld, werkt het ministerie actief samen met medeoverheden aan een ontwikkelagenda over shuttles en pods, en wordt actief geparticipeerd in Europese context aan de totstandkoming van nieuwe wet- en regelgeving op het gebied van geautomatiseerd vervoer, inclusief typegoedkeuring.
De Haagse shuttle is een individuele toelating. Het is aan de Dienst Wegverkeer (hierna: RDW) als onafhankelijke keuringsinstantie om te beoordelen of een voertuig al dan niet kan worden toegelaten tot de openbare weg. Over het stoppen van de Haagse shuttle kan ik daarom geen uitspraak doen. De RDW heeft als keuringsinstantie, in het geval van de Haagse shuttle, mede op basis van een rapport van de SWOV en gelet ook op de complexe omgeving met zwakke verkeersdeelnemers, geoordeeld dat de veiligheid van het voertuig niet voldoende is aangetoond.
Herkent u het beeld dat de eisen door de RDW aan de onbemande shuttle elke zoveel maanden worden aangepast? Kunt u aangeven aan welke specifieke eisen nog niet is voldaan?
Zoals aangegeven onder antwoord 3 gaat het Ministerie van IenW niet over individuele toelatingen. Wel kan het volgende aangeven worden over het toetsingskader.
De RDW heeft de aanvraag van de Haagse shuttle conform het geldende toetsingskader (artikel 48, derde lid en artikel 149a van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 2a van het Besluit ontheffingsverlening exceptioneel vervoer (hierna: Boev) en de Beleidsregel ontheffingsverlening voertuigen met verder geautomatiseerde functies (hierna: Beleidsregel)) afgehandeld. De Beleidsregel geeft invulling aan de aanvraagprocedure voor een ontheffing op grond van artikel 2a van het Boev. De Beleidsregel wordt regulier geëvalueerd en waar nodig aangepast op basis van het geleerde in de praktijk en relevante (inter)nationale ontwikkelingen.
Het ministerie onderschrijft het belang van een duidelijk en eenduidig toetsingskader. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een kader voor praktijkproeven om te leren middels een ontheffing of vergunning enerzijds (daar is regelgeving voor met het Boev en de Experimenteerwet) en een kader voor productie anderzijds. Gezien het innovatieve karakter en de ambitie om te blijven leren en innoveren, worden de toetsingskaders voor praktijkproeven in de tijd steeds verder doorontwikkeld in lijn met de internationale ontwikkelingen en de reeds opgedane ervaringen in Nederland. Het einddoel is om middels praktijkproeven te komen tot formele regelgeving voor de toelating van innovatieve voertuigen.
Inmiddels is voor de toelating van volledig geautomatiseerde voertuigen een kader neergelegd in Europese regelgeving, namelijk in de Algemene Veiligheidsverordening2. Dit kader vloeit voort uit de Declaration of Amsterdam 2017. Voor voertuigen die binnen dit kader3 vallen, is voor toelating tot de openbare weg een typegoedkeuring nodig. De Kamer is hierover in juli jl. geïnformeerd4.
Bent u bereid aan te geven wat er nodig is om toegelaten te worden op de nieuwe route?
Zoals aangegeven onder antwoord 3 is het aan de RDW als onafhankelijke keuringsinstantie om te beoordelen of een voertuig wordt toegelaten tot de openbare weg.
Beoordeelt u het 8 kilometer per uur rijdende busje, inclusief getrainde steward als onveilig? Zo ja, waarom?
De verkeersveiligheid is bij de introductie van geautomatiseerd vervoer van groot belang. Hierbij worden de overwegingen meegewogen uit de rapporten «Wie stuurt? Verkeersveiligheid en automatisering in het wegverkeer» en «Veilig toelaten tot de weg – Lessen naar aanleiding van het ongeval met een Stint» van de Onderzoeksraad voor Veiligheid.
Zoals aangegeven onder antwoord 3 gaat het Ministerie van IenW echter niet over individuele toelatingen van voertuigen. Het is aan de RDW om als onafhankelijke goedkeuringsinstantie te beoordelen of een voertuig veilig kan worden toegelaten tot de openbare weg. In het geval van de Haagse shuttle heeft de RDW, mede op basis van een rapport van de SWOV en gelet ook op de complexe omgeving met zwakke verkeersdeelnemers geoordeeld dat de veiligheid van het voertuig niet voldoende is aangetoond.
Kunt u aangeven voor welke andere initiatieven op het gebied van onbemand openbaar vervoer ontheffingen zijn afgegeven door de RDW? Welk van de projecten loopt nog, en wat is de reden dat andere projecten zijn gestopt?
De ontheffingen die zijn verleend op basis van het Boev zijn te raadplegen op de website van de RDW5. Hier zijn ook de ontheffingen die zijn afgegeven voor lopende projecten opgenomen. In zijn algemeenheid geldt dat ontheffingen op basis van het Boev een tijdelijk karakter hebben. De RDW kan een ontheffing verlenen voor zover en voor zolang dat nuttig is voor het testen van verder geautomatiseerde functies in voertuigen en het daarmee ervaring opdoen in het verkeer.
Overigens is in Nederland geen sprake van praktijkproeven met onbemand openbaar vervoer. Op basis van artikel 2a van het Boev kan de RDW ontheffingen verlenen voor praktijkproeven van voertuigen met verder geautomatiseerde functies met een steward als bestuurder aan boord. De Experimenteerwet biedt mogelijkheden voor praktijkproeven met voertuigen met een operator buiten het voertuig. Voor de Experimenteerwet zijn tot op heden geen aanvragen gedaan die geleid hebben tot een vergunning.
Het nationaal beleid is erop gericht om de stap te zetten van pilots naar reguliere praktijk en inbedding in structurele kaders. Voor het toelaten van volledig geautomatiseerd vervoer is inmiddels een Europees kader neergelegd in de Algemene Veiligheidsverordening.
Hoe verhouden de eisen aan onbemand openbaar vervoer in Nederland en van de RDW zich ten opzichte van die in andere West-Europese landen als België, Duitsland, Frankrijk en Spanje?
In 2021 heeft consultancybureau Goudappel in opdracht van het Ministerie van IenW onderzoek gedaan naar zelfrijdende shuttles in de Europese Unie. De resultaten van dit onderzoek zijn openbaar6. Uit dit onderzoek volgt welke pilots en proeven met shuttles binnen de Europese Unie zijn gedaan ten tijde van het onderzoek. Ook wordt in dit onderzoek ingegaan op de eisen die ten tijde van het onderzoek werden gesteld aan onbemand openbaar vervoer door verschillende landen binnen de Europese Unie. In het rapport wordt geconcludeerd dat ieder EU-land vooral zijn eigen toetsingscriteria en -instanties heeft die gaan over de toelating van een pilot of proef.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 7, is voor de toelating van volledig geautomatiseerde voertuigen een kader neergelegd in de Algemene Veiligheidsverordening. Naast de eisen aan onbemand vervoer in het openbaar vervoer zijn ook andere voorwaarden van belang om veilig te kunnen opereren. Nederland scoort volgens de KPMG «Autonomous Vehicles Readiness Index 2020» het hoogst van Europa.
Bent u bereid een overzichtelijke lijst criteria op te stellen voor onbemand openbaar vervoer, waar initiatiefnemers hun plan aan kunnen toetsen?
Zie het antwoord op vraag 4 voor het toetsingskader voor het toelaten van onbemand (openbaar) vervoer.
Hoe ondersteunt u innovaties in het openbaar vervoer, specifiek als het gaat om onbemand openbaar vervoer?
Mobiliteit speelt een belangrijke rol in de landelijke opgaven rondom verduurzaming, het faciliteren van de woningbouwopgaven en van economische groei. Deze opgaven vragen om innovaties in het mobiliteitssysteem om veiliger, slimmer en duurzamer te kunnen reizen in de toekomst. Ook de actuele situatie in het OV met de uitdagingen rondom betaalbaarheid, krapte op de arbeidsmarkt en onderhoud vragen om slimme en innovatieve oplossingen. Digitalisering en automatisering staan daarom op de agenda. Voorwaardelijk bij deze innovaties is dat de verkeersveiligheid wordt gewaarborgd.
Bent u bereid in overleg te treden met HTM en de RDW om te onderzoeken of het project alsnog door kan gaan en onder welke voorwaarden?
Eerder dit jaar is er een informerend gesprek geweest tussen de RDW, HTM en het Ministerie van IenW over deze individuele casus. Als daar aanleiding toe bestaat, zullen deze gesprekken worden voortgezet.
Het bericht 'Alles op alles voor verbreding A27' |
|
Lisa van Ginneken (D66) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kunt u onderstaande vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Wat is uw appreciatie van het bericht «Alles op alles voor verbreding A27», waaruit blijkt dat serieuze alternatieven voor de verbreding van de A27 waarbij natuurgebied Amelisweerd bespaard kan blijven, zijn genegeerd?1
In het bericht wordt aangegeven dat na vernietiging van het Tracébesluit A27/A12 Ring Utrecht in 2019 serieuze alternatieven voor de verbreding van de A27 terzijde zijn geschoven. Specifiek een alternatief met 12 rijstroken, zonder vluchtstroken. Dit beeld herken ik niet. In 2019 is het Tracébesluit (TB) Ring Utrecht vernietigd op het aspect stikstof. Daarna heeft een analyse plaatsgevonden wat dit betekent voor het besluit en op welke wijze dit hersteld kan worden. Daarbij is bekeken of de uitgangspunten, zoals vastgesteld in overeenstemming met de Kamer nog actueel waren, zie ook antwoord op vraag 3. Uit de analyse bleek dat dit het geval was en dat vast gehouden kon worden aan het TB en andere varianten dus niet hoefden te worden uitgewerkt. De Kamer is op 1 oktober 2019 geïnformeerd over de keuze om vast te houden aan het TB en het besluit te repareren op het punt van stikstof2. De weg wordt (onder andere) verbreed om de verkeersveiligheid te verbeteren. Dit had toen (en nog steeds) een groot belang. Daarom is in de analyse ook naar dit punt gekeken. Daarbij zijn elementen die onder andere in zienswijzen zijn aangedragen, zoals een variant met smallere rijstroken en zonder vluchtstroken, die in het artikel van het AD wordt genoemd, bekeken. De onafhankelijke Commissie Schoof, mede op verzoek van de Kamer ingesteld, heeft eerder geconcludeerd dat een verbreding met 2x6 rijstroken met o.a. ontbreken van vluchtstroken geen uitzicht geeft op een verkeersveilige situatie. De variant voldoet om die reden niet aan de doelstelling de verkeersveiligheid te verbeteren. Er is daarom niet geadviseerd, of besloten, deze variant uit te werken naar een alternatief.
Bent u bereid de variant waarover wordt gesproken in het artikel («beknopte verkenning»), waarbij het natuurgebied Amelisweerd behouden kan worden, te publiceren? Zo nee, waarom niet?
Zoals in de antwoorden op vraag 2 en vraag 4 toegelicht zijn in het kader van het project meerdere alternatieven uitgewerkt met 12 rijstroken. Deze alternatieven zijn niet geselecteerd als voorkeursalternatief, of ontwerp Tracébesluit, omdat ze geen uitzicht geven op een verkeersveilige situatie. De Kamer is over deze afweging geïnformeerd3. In 2019 bleek in een analyse dat deze afweging nog actueel was. Er is daarom niet geadviseerd een dergelijke variant uit te werken. Aan het AD verstrekte stukken, waaronder deze analyse, zijn openbaar beschikbaar op «open.rws.nl».
Is een variant met 12 rijstroken (in plaats van de voorgenomen 14 rijstroken) volwaardig onderzocht? Zo nee, waarom niet?
Ja. De mogelijkheid van een variant met 2x6 rijstroken is in het kader van de procedure meerdere malen onderzocht. Onder andere is in de tweede fase van de MER een alternatief van 12 rijstroken beschouwd. Dit alternatief viel af omdat het niet voldeed aan de Nederlandse richtlijnen voor autosnelwegen. Redenen hiervoor waren dat het uitging van versmalde rijstroken, geen vluchtstroken en hoofd- en parallelbaan gescheiden door doorgetrokken streep i.p.v. een fysieke scheiding. Daarnaast ook omdat 2x6 in de bak wellicht ook moeilijk fysiek is in te passen (te bouwen) tussen de bestaande kunstwerken zoals spoorbruggen. In opdracht van de gemeente Utrecht is door «Witteveen+Bos een 2x6 stroken variant in de bak bij Amelisweerd verkend. Op verzoek van IenW, mede na een verzoek van de Kamer over een onafhankelijke toets, heeft de Commissie Schoof het keuzeproces, Eindrapport Besluitvorming verbreding A27 onderzocht4. Zoals aangegeven in antwoord op vraag 2 heeft de onafhankelijke Commissie Schoof geconcludeerd dat de voorgestelde verbreding met 2x6 rijstroken met onder andere smallere rijstrookbreedte en het ontbreken van vluchtstroken geen uitzicht geeft op een verkeersveilige situatie. De variant voldoet daarom niet aan de doelstelling de verkeersveiligheid te verbeteren. De Kamer is eerder geïnformeerd over het selectieproces waarin deze varianten zijn afgevallen. De genoemde varianten en de beoordeling daarvan zijn openbaar beschikbaar5.
Zijn er andere varianten bij u of uw voorganger aangedragen waarbij het natuurgebied Amelisweerd bespaard kon blijven?
In de Tracé- (m.e.r.) procedure zijn o.a. een alternatief ten westen en noorden van Utrecht en alternatieven waarbij de weg niet wordt verbreed (OV+++ en Kracht van Utrecht) onderzocht. Na vaststelling van het Tracébesluit zijn vanuit bewoners twee varianten opgesteld («SUUNTA 1» en «SUUNTA 2»), u bekend. Deze alternatieven voldeden niet aan de doelstellingen van het project voor de verbetering van de bereikbaarheid en/of verkeersveiligheid en leefbaarheid en/of waren niet constructief te realiseren. Om deze redenen boden deze varianten geen mogelijkheid om de doelstellingen van het project te realiseren en tegelijk bomenkap in Amelisweerd te voorkomen.
Zo ja, zijn deze adequaat onderzocht?
De, in de antwoorden op vraag 4 en vraag 5 genoemde 2x6 alternatieven, OV+++ en de Kracht van Utrecht zijn onderzocht als onderdeel van de tracé-procedure. Uitzondering hierop is de Witteveen+Bos variant die is onderzocht in opdracht van de gemeente en getoetst door de Commissie Schoof. Rijk en regiobestuurders hebben (in 2010) het huidig voorkeursalternatief geselecteerd6. De kwaliteit van de gebruikte informatie voor besluitvorming over Tracébesluiten voor wegverbredingen zoals opgenomen in de m.e.r. is onafhankelijk getoetst door de Commissie voor de m.e.r. De onafhankelijke Commissie Schoof heeft geconcludeerd dat bij de selectie van het voorkeursalternatief een zorgvuldig en uitgebreid besluitvormings- en participatieproces is gevolgd en dat de afgevallen alternatieven en varianten voldoende zijn bestudeerd. Voor vaststellen van de voorkeursvariant is uitvoering met de Kamer gesproken. Ook over het alternatief «2x6-binnen-de-Bak». De Kamer is in meerderheid tot de conclusie gekomen dat dit alternatief onveilig is7. De SUUNTA varianten 1 en 2 zijn na vaststelling van het Tracébesluit opgesteld. SUUNTA 1 is door Rijkswaterstaat beoordeeld8. Op verzoek van de Kamer zijn de conclusies en daarbij behorende argumenten van Rijkswaterstaat op het SUUNTA (1) rapport aan de Kamer gezonden9.
In hoeverre kan een lokale snelheidsverlaging bijdragen aan deze of andere voorliggende oplossingen?
In verschillende van de varianten en alternatieven, genoemd in de antwoorden op vragen 4, 5 en 6, zijn snelheidsverlagingen onderzocht. In andere varianten (met en zonder snelheidsverlaging) konden niet zowel de doelstellingen van het project worden bereikt, als aantasting van Amelisweerd worden voorkomen.
Wat is de stand van zaken van het onderzoek naar een alternatief en de gesprekken hierover met de stad en de provincie Utrecht?
De regio stelt op dit moment een alternatief op voor het TB. Het overleg hierover verloopt constructief, met inachtname van het feit dat het opstellen van een alternatief aan de regio is. Een van de belangrijke aspecten daarbij zal het (niet) verbreden van de bak zijn. Als de regio een alternatief gereed heeft, treden wij graag met de regio in overleg. Indien het alternatief gelijkwaardig is kan eventueel het vastgestelde Tracébesluit worden gewijzigd.
In hoeverre is betalen naar gebruik en het stimuleren van thuiswerken meegenomen in (de berekeningen van) het bepalen van de ontsluitingsopgave?
In het Tracébesluit A27/A12 Ring Utrecht wordt uitgegaan van actuele inzichten in (mobiliteits)gedrag voor onder andere thuiswerken en van vastgestelde maatregelen. Ten tijde van vaststelling van het TB was er nog geen zicht op betalen naar gebruik en op dit moment is nog geen besluit genomen over de implementatie van Betalen Naar Gebruik. Daarom is het in het Tracébesluit A27/A12 Ring Utrecht niet meegenomen.
In hoeverre wordt dit meegenomen in het onderzoek naar het alternatief?
Het alternatief wordt opgesteld door en onder verantwoordelijkheid van de regio. Het is daarmee aan de regio om te bepalen welke uitgangspunten worden gehanteerd. Als de regio een alternatief gereed heeft, treden wij graag met hen in overleg en we zullen de Kamer blijven informeren over de stand van zaken.
Het bericht dat burgemeesters strijd aanbinden tegen extreme hardrijders na dodelijk ongeval Oud Gastel |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Burgemeesters binden strijd aan tegen extreme hardrijders na dodelijk ongeval Oud Gastel»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
In hoeverre zijn de middelen die burgemeesters hebben voldoende om extreme hardrijders aan te pakken?
Een effectieve aanpak van verkeersveiligheidsrisico’s is gestoeld op een lokale afweging van wat nodig is om die risico’s te beperken. Zoals ook gemeld in de beantwoording van de eerdere Kamervragen over het ongeval in Oud Gastel, is het belangrijk dat de betreffende burgemeesters het signaal dat hardrijders de verkeersveiligheid in hun gemeente in gevaar brengen, ook binnen hun gemeente oppakken in de lokale driehoek.2 In de lokale driehoek kan gekozen worden uit een voldoende breed scala aan infrastructurele, educatieve en handhavingsmaatregelen om snelheidsovertredingen zo veel mogelijk terug te dringen. Voorbeelden hiervan zijn respectievelijk aanpassing van de inrichting van de weg, voorlichting aan burgers en het aanvragen van een flitspaal. Het Rijk ondersteunt gemeenten hierbij, bijvoorbeeld met de investeringsimpuls verkeersveiligheid waarbij sinds 2020 tot 2030 500 miljoen euro beschikbaar is om een impuls te geven aan het verbeteren van de verkeersveiligheid ook op de gemeentelijke en provinciale wegen.
In hoeverre worden auto’s op gemeentelijke en provinciale wegen gescand door camera’s met ANPR (automatic number plate recognition) om extreme hardrijders aan te pakken? Kunnen burgemeesters verzoeken indienen om ANPR-camera’s op gemeentelijke en provinciale wegen te laten plaatsen? Zo ja, wat zijn dan de afwegingen om wel of niet ANPR-camera’s te laten plaatsen? Zo nee, waarom niet?
Voorop staat dat in algemene zin de handhavingsmiddelen die daarvoor bedoeld zijn, zoals de vaste en verplaatsbare flitspaal en de radar- en trajectcontroles, volstaan als middelen om snelheidsovertredingen te kunnen constateren en aan te pakken. Wensen omtrent aanvullende inzet op handhaving door de politie of het aanvragen van flitspalen om snelheidsovertredingen tegen te gaan, moeten binnen de lokale driehoek besproken worden.
Specifiek voor de aanpak van bestuurders die vaker ernstige verkeersovertredingen hebben begaan, waaronder snelheidsovertredingen, bestaat daarnaast nog een aantal andere bestuursrechtelijke en strafrechtelijke middelen. Deze maatregelen zijn in de beantwoording van de eerdere Kamervragen over het ongeval in Oud Gastel uiteengezet.3 Zo verkent het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat op dit moment binnen het bestuursrechtelijke kader of er een monitoringssysteem geplaatst kan worden in het voertuig van die bestuurders.4 Ook kan veelvuldig risicovol rijgedrag – waaronder te hard rijden – aanleiding vormen voor het OM en de politie om over te gaan tot een persoonsgerichte aanpak.5 Die aanpak is per definitie maatwerk en de afstemming daarover vindt lokaal tussen politie en OM plaats. Het gaat dus niet om één integrale aanpak, maar om op de persoon gericht maatwerk.
Aanvullend vraagt u naar de inzet van ANPR-camera’s en geotagging. De ANPR-camera’s van de politie kunnen niet worden ingezet voor de aanpak van bestuurders die de maximumsnelheid vaker overtreden. Daar is geen wettelijke grondslag voor. Voor wat betreft geotagging van voertuigen, geldt dat dit een onderdeel kan zijn van de eerdergenoemde persoonsgerichte aanpak bij bestuurders die vaker ernstige verkeersovertredingen begaan, waaronder snelheidsovertredingen. Met dit middel wordt terughoudend omgegaan. Het betreft een arbeidsintensievere interventie – gericht op de individuele bestuurder – die vanuit proportionaliteitsoverwegingen alleen bij de meest notoire (snelheids)overtreders wordt ingezet. De wettelijke grondslag hiervoor is artikel 3 van de Politiewet. Om zo min mogelijk inbreuk te maken op de privacy van betrokkene, gebeurt geotaggen met een baken dat geen locatiegegevens mag opslaan en alleen voor zeer beperkte duur op het voertuig geplaatst wordt. Het baken dient als hulpmiddel voor de politie. Het stuurt de politie een signaal wanneer het voertuig in gebruik is, zodat de politie het voertuig rijdend kan waarnemen en kan vaststellen of er snelheidsovertredingen mee begaan worden. Indien dat het geval is, kan de bestuurder staande gehouden worden.
Heeft u een interne integrale persoonsgerichte aanpak van extreme hardrijders? Zo ja, hoe ziet die aanpak eruit en bent u bereid om die aanpak ook extern in te voeren? Zo nee, waarom niet en bent u bereid om die aanpak in te voeren?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre kunnen auto’s worden gegeotagd om extreme hardrijders aan te pakken? Is dit wettelijk mogelijk? Zo ja, op basis van welke wet? Zo nee, welke wet zou moeten worden aangepast? Heeft u hiervoor pilots gestart? Zo ja, welke pilots en bent u bereid om die pilot om te zetten in beleid? Zo nee, waarom niet en bent u bereid om die pilots te starten?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe lang kunnen rijbewijzen worden ingevorderd om extreme hardrijders aan te pakken? Kunnen rijbewijzen ook definitief worden ingevorderd? Is dit wettelijk mogelijk? Zo nee, welke wet zou moeten worden aangepast? Hoe vaak en voor hoe lang worden er op jaarbasis rijbewijzen ingevorderd naar aanleiding van extreem hard rijden?
Bij ernstige verkeersdelicten, waaronder bepaalde snelheidsovertredingen, is zowel invordering van het rijbewijs als inbeslagname van het voertuig mogelijk.
Het rijbewijs van een bestuurder moet direct ingevorderd worden door de politie bij een snelheidsovertreding van 50 km per uur of meer te hard (30 km/h of meer bij een bromfiets). De politie heeft daarnaast de mogelijkheid het rijbewijs in te vorderen wanneer door de overtreding de veiligheid op de weg ernstig in gevaar is gebracht. Na invordering door de politie, besluit de officier van justitie in de meeste gevallen dat het rijbewijs wordt ingehouden voor de duur van de ontzegging van de rijbevoegdheid die op basis van de overtreding en de eventuele recidive door de rechter kan worden opgelegd. De maximale duur van ontzegging van de rijbevoegdheid is bij snelheidsovertredingen 2 jaar, bij recidive binnen 2 jaar is de maximumduur 4 jaar. Cijfers over invordering van het rijbewijs voor te hard rijden worden niet apart geregistreerd. Overigens is het rijden terwijl het rijbewijs is ingevorderd of tijdens een ontzegging van de rijbevoegdheid een misdrijf waarvoor door het OM standaard twee weken gevangenisstraf wordt geëist.
Op basis van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering kan besloten worden om een voertuig in beslag te nemen. In de door het Openbaar Ministerie vastgestelde «Aanwijzing inbeslagneming» is geregeld in welke gevallen de politie precies tot inbeslagname zal overgaan.6 Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de maximum toegestane snelheid met tenminste 100 procent wordt overschreden en er daarbij sprake is van concrete gevaarzetting. Het voertuig wordt inbeslaggenomen nadat daarover overleg met de officier van justitie heeft plaatsgevonden. Met inbeslagname van voertuigen wordt terughoudend omgegaan. Dit heeft onder andere te maken met het feit dat de verbeurdverklaring van het voertuig moet worden gevorderd. Hierin wordt meegewogen of de sanctie in verhouding staat tot de ernst van de overtreding en wordt ook de draagkracht van de verdachte meegewogen. Ook zijn er hoge kosten verbonden aan het opslaan van een voertuig tot betrokkene onherroepelijk veroordeeld is. Verder is de bestuurder die de overtreding begaat niet altijd de eigenaar van het voertuig. De verbeurdverklaring van een voertuig dat aan een ander dan de bestuurder toebehoort is alleen mogelijk als bij de eigenaar van het voertuig bekend was – of dat hij redelijkerwijs moest vermoeden – dat de bestuurder een overtreding zou begaan met het voertuig. Cijfers over inbeslagname en verbeurdverklaring van voertuigen worden niet apart geregistreerd.
In hoeverre kunnen auto’s in beslag worden genomen en worden ingevorderd om extreme hardrijders aan te pakken? Is dit beide wettelijk mogelijk? Zo nee, welke wet zou moeten worden aangepast? Hoe vaak worden er op jaarbasis auto’s in beslag genomen naar aanleiding van extreem hard rijden? Hoe vaak worden er op jaarbasis auto’s ingevorderd naar aanleiding van extreem hard rijden?
Zie antwoord vraag 6.
De bescherming van vangrails voor moderne auto’s |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Help, de moderne auto is te zwaar voor de vangrail»?1
Ja.
Staan er langs het Nederlandse wegennet (Rijks- en provinciale wegen) vangrails die niet meer voldoen aan de meest recente kwaliteitseisen? Zo ja, op hoeveel kilometer vangrail is dit van toepassing?
Op het Rijkswegennet voldoen geleiderails aan de meest recente kwaliteitseisen zoals gesteld in de Europese norm2. Over de kwaliteit van de geleiderails op provinciale wegen heeft Rijkswaterstaat geen informatie beschikbaar. Decentrale wegbeheerders zijn zelf verantwoordelijk voor de controles op de kwaliteitseisen voor geleiderails op hun wegen (het onderliggend wegennet). Voor provinciale wegen gelden echter wel richtlijnen waarin ook naar de kwaliteitseisen wordt verwezen uit de bovengenoemde Europese norm.
Op basis van welke kwaliteitseisen worden vangrails geplaatst, onderhouden en vervangen? En zijn deze kwaliteitseisen onlangs herzien? Zo nee, waarom niet?
De kwaliteitseisen, waaronder het zogenaamde «kerend vermogen» van geleiderails op Rijkswegen is gebaseerd op de Europese norm EN 1317–2. Deze eisen zijn niet onlangs herzien. Deze Europese norm is ongewijzigd sinds 2010.
De geleiderails langs Rijkswegen worden getest door middel van botsproeven met een personenauto van 900 kg én een autobus van 13.000 kg. (cf. de Europese norm2). Dit niveau van kerend vermogen wordt al decennia lang toegepast op de Rijkswegen.
Het AD-artikel beschrijft testen met auto’s in drie gewichtsklassen: 900, 1.300 en 1.500 kg. Aangezien de botsproef voor geleiderail langs rijkswegen met een autobus van 13.000 kg wordt uitgevoerd, is het huidige veiligheidsniveau van de geleiderails ook voldoende voor de steeds zwaarder wordende personenvoertuigen (elektrisch, SUV).
Is de veiligheid van de automobilist die een moderne auto bezit, nog voldoende gewaarborgd met de huidige vangrails?
Ja, zie het antwoord op vraag 3.
Bent u bereid om de kwaliteitseisen van nieuwe vangrails te herzien? Zo nee, waarom niet?
Het Ministerie van IenW ziet op dit moment geen aanleiding om de veiligheidseisen voor nieuwe geleiderails aan te scherpen. Het huidige veiligheidsniveau van de geleiderails op Rijkswegen is ook voldoende voor de steeds zwaarder wordende personenvoertuigen. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Maakt u zich zorgen over de kwaliteit van de vangrails langs onze wegen?
Nee, het Ministerie van IenW maakt zich geen zorgen over de kwaliteit van de geleiderails langs de Rijkswegen. Tot op heden zijn er geen situaties bekend waarbij de geleiderails langs Rijkswegen onvoldoende hebben gefunctioneerd bij het keren van de steeds zwaarder wordende personenvoertuigen.
Het artikel 'Steeds meer 70 plussers onder verkeersdoden op de fiets' |
|
Derk Jan Eppink (Libertair, Direct, Democratisch) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Steeds meer 70-plussers onder verkeersdoden op de fiets»?1
Ja.
Wat is uw reactie op dit bericht?
De cijfers onderstrepen de noodzaak om ons te blijven inzetten voor het veilig maken van het verkeer voor fietsende 70-plussers. Het Ministerie van IenW zet daarom in op het programma Doortrappen en het verbeteren van de fietsinfrastructuur via het kennisnetwerk Strategisch Plan Verkeersveiligheid. In het antwoord op vraag 7 worden deze initiatieven verder toegelicht.
Onderschrijft u de stelling dat de stijgende trend van verkeersdoden onder fietsende 70-plussers zou kunnen worden toegeschreven aan een toenemende mate van elektrische fietsen binnen het verkeer?
Uit diverse onderzoeken blijkt dat het risico op een ongeval bij een elektrische fiets even groot is als het risico op een ongeval bij een gewone fiets.2 Op basis van die onderzoeken kan ik de stelling dus niet onderschrijven.
Wel weten we dat de elektrische fiets een groot aantal 70-plussers in staat stelt om op latere leeftijd te blijven fietsen en langere afstanden te fietsen. Deze trend, in combinatie met de vergrijzing, zorgt ervoor dat het aantal fietsende 70-plussers én het aantal afgelegde fietskilometers door deze fietsers is toegenomen. Doordat meer 70-plussers deelnemen aan het verkeer, is het aantal verkeersdoden in deze groep ook toegenomen.
Onderschrijft u de noodzaak van een betere registratie van elektrische fietsen, indien deze bij een ongeval betrokken zijn?
Verkeersslachtoffers worden door de politie geregistreerd in het Bestand geRegistreerde Ongevallen Nederland (BRON). In deze registraties wordt onderscheid gemaakt tussen een elektrische fiets en een «gewone» fiets. Aangezien de politie niet altijd ter plaatse is bij fietsongevallen zonder gemotoriseerd verkeer maar wel vaak de ambulancediensten, is het Ministerie van IenW met deze partijen in gesprek om ook hun registraties toe te voegen aan het BRON.2
Wat zijn volgens u de mogelijkheden om een elektrische fiets in het geval van ongevallen eenvoudig te identificeren, wanneer een zichtbare batterij onder de bagagedrager ontbreekt?
Een elektrische fiets is in dat geval te identificeren aan andere uiterlijke kenmerken zoals de ondersteuningsmotor of aansluitingen om een batterij op te laden. De politie heeft aangegeven dat ze de meeste elektrische fietsen herkennen. Wel is bepaalde kennis van zaken nodig als deze duidelijke uiterlijke kenmerken ontbreken.
Bent u bereid om op korte termijn stappen te ondernemen om identificatie van elektrische fietsen te simplificeren, zodat cijfers omtrent dodelijke verkeersongelukken met fietsers beter geanalyseerd kunnen worden?
Dat is niet nodig, want de politie heeft aangegeven dat ze de meeste elektrische fietsen herkennen.
Zijn, gelet op het feit dat in het eindrapport vooronderzoek «Doortrappen»2 is te lezen dat dit initiatief geen effect zal hebben op de ongevallencijfers onder oudere fietsers, volgens u nadere aanvullende initiatieven noodzakelijk? Zo ja, welke lopende initiatieven zullen volgens u wel een aantoonbaar effect hebben op de ongevallencijfers onder oudere fietsers? Zo nee, waarom zijn volgens u aanvullende initiatieven niet noodzakelijk?
In het rapport staat dat het aannemelijk is dat (blijvende) gedragsveranderingen op de langere termijn wél positief effect hebben op de verkeersveiligheid. Het Ministerie van IenW zet daarom in op blijvende ontwikkeling van het programma Doortrappen. 220 gemeenten doen actief mee en het aantal interventies wordt nog steeds uitgebreid. Een voorbeeld van een van de nieuwe interventies zijn de DoortrapRoutes. Dit zijn routes van 20–25 km, mooi, groen, over redelijk ruime paden met weinig obstakels en relatief veilige kruisingen.
Daarnaast wordt via het kennisnetwerk Strategisch Plan Verkeersveiligheid en de investeringsimpuls verkeersveiligheid andere wegbeheerders ondersteund om de veiligheid van onder andere de fietsinfrastructuur te verbeteren.
Eerder dit jaar zijn rapporten aan uw Kamer gestuurd over de oorzaken van fietsongevallen waarin ook suggesties zijn gedaan om de fietsveiligheid te verbeteren met daarbij de toezegging uw Kamer voor het eind van dit jaar te informeren over de vervolgstappen.4
Kunt u elke vraag afzonderlijk en binnen de gebruikelijke termijn van drie weken beantwoorden?
Ja.
Eendenslachterij Tomassen Duck-To die al zes jaar miljoenen dieren per jaar slacht zonder geldige vergunning en zonder dat hiertegen wordt opgetreden |
|
Eva van Esch (PvdD), Leonie Vestering (PvdD) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), van der Ch. Wal-Zeggelink |
|
Bent u op de hoogte van de situatie rondom eendenslachterij Tomassen Duck-To in Ermelo, waar nu al zes jaar sprake is van illegale praktijken, zoals het feit dat er meer eenden worden geslacht dan toegestaan, dat er meer verkeersbewegingen zijn dan toegestaan, dat er langere werkuren worden gemaakt dan is toegestaan en dat er illegaal is aangebouwd, waar al die tijd niet tegen is opgetreden?
Ja. Betrokken partijen laten overigens weten dat de situatie genuanceerder ligt dan in de vraag wordt geschetst. Bij de beantwoording van uw vragen wordt hierop ingegaan.
Kunt u bevestigen dat de eendenslachterij sinds de uitbreiding van de slachtcapaciteit in 2016, niet beschikt over een geldige natuurvergunning (op grond van artikel 2.7, tweede lid, Wet natuurbescherming) voor de huidige slachtpraktijken, werktijden en verkeersbewegingen?
De provincie Gelderland is het bevoegd gezag voor de Wet natuurbescherming (Wnb). Zij heeft op 13 mei jl. een vergunning op basis van de Wnb aan eendenslachterij Tomassen Duck-To verleend voor de nieuwe situatie.
Wat vindt u ervan dat omwonenden al zes jaar bij alle instanties aan de bel trekken en vragen om op te treden tegen de overlast die zij ervaren door onder andere stank en de vele vrachtwagens die af en aan rijden door de woonwijk, maar dat er nog altijd niets gebeurt?1
Ik vind alle gevallen waarin omwonenden overlast ervaren van bedrijfsactiviteiten natuurlijk buitengewoon vervelend voor deze omwonenden. In het geval dat een bedrijf overlast veroorzaakt, het bedrijf zich niet houdt aan de algemene regels en de voorschriften uit de vergunning(en) kan handhavend worden opgetreden. Het is aan het bevoegd gezag – in dit geval de gemeente Ermelo – om toezicht te houden en indien nodig te handhaven. Voor zover het basistaken betreft worden de toezichts- en handhavingstaken verplicht uitgevoerd door een omgevingsdienst, waarbij voor het nemen van een handhavingsbesluit mandaat nodig is van het bevoegd gezag.
De Omgevingsdienst Veluwe Noord heeft in opdracht van de gemeente Ermelo onderzoek gedaan naar alle milieuaspecten, waaronder geur en geluid, om te bepalen of de ervaren overlast in strijd is met milieukwaliteitseisen. Uit dit onderzoek blijkt dat er binnen de hiervoor geldende normen wordt gebleven. Verder ligt er op dit moment een aanvraag voor een omgevingsvergunning (revisie van de vergunning van 4 april 2018). Deze aanvraag bevat de onderdelen milieu, bouwen en afwijken bestemmingsplan. De besluitvorming hierop is eind van dit jaar voorzien.
Deelt u de mening dat omwonenden beschermd moeten worden tegen overlast van bedrijven in hun directe leefomgeving, zoals hun eigen tuin?
Ja, die mening deel ik. Daarvoor is er milieuwetgeving waarmee grenzen worden gesteld aan activiteiten die invloed hebben op de leefbaarheid van mens en het milieu. De wetgeving heeft tot doel een balans te vinden tussen het gebruik van de fysieke leefomgeving en het behoud van diezelfde leefomgeving.
Hoe is het volgens u mogelijk dat de betrokken omgevingsdiensten, omgevingsdienst Noord-Veluwe, omgevingsdienst regio Nijmegen en omgevingsdienst regio Arnhem, hier niet optreden?
De betrokken omgevingsdiensten geven aan dat zij wel degelijk optreden. In opdracht van de gemeente Ermelo voeren zij hun taken uit op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). Zie ook het antwoord op vraag 3.
Hoe kan het dat hier drie omgevingsdiensten bij betrokken zijn? Deelt u de mening dat dit onwenselijk is? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
De gemeente Ermelo is het bevoegd gezag voor eendenslachterij Tomassen Duck-To. Op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht heeft de gemeente de uitvoering van de VTH-taken belegd bij de omgevingsdienst Noord-Veluwe. Zo nodig kan de omgevingsdienst Noord-Veluwe expertise inhuren bij een andere omgevingsdienst. Hiervoor zijn in Gelderland bestuurlijk geborgde samenwerkingsafspraken gemaakt. Deze expertise is ook ingehuurd voor eendenslachterij Tomassen Duck-To. Het interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel (IBP VTH) onderzoekt verder welke ondergrens voor een goede taakuitvoering door omgevingsdiensten wenselijk is.
Heeft u in de uitzending van de Hofbar gezien dat omwonenden van een mestverwerker in Nistelrode waar eveneens sprake is van een illegale situatie, vertelden dat een handhaver langskwam om de situatie bekijken, maar besloot om niet in te grijpen uit angst voor zijn of haar baan? Wat vindt u hiervan?
Ja, ik heb de uitzending gezien. Ik vind het vanzelfsprekend dat een handhaver zijn of haar werkzaamheden zonder angst en met voldoende mate van onafhankelijkheid moet kunnen uitvoeren. Het is aan de werkgever om te zorgen voor een veilig werkklimaat en de hiervoor benodigde arbeidsomstandigheden.
Overigens herkennen zowel de provincie Noord-Brabant als de betrokken omgevingsdienst Brabant Noord zich niet in de situatie die in de uitzending van de Hofbar wordt geschetst.
Verder ben ik met de commissie Van Aartsen van mening dat het belangrijk is dat de uitoefening van toezicht en handhaving onafhankelijk is. Het versterken van de onafhankelijke uitoefening van het toezicht en de handhaving is cruciaal voor een effectief, slagvaardigheid en toekomstbestendig VTH-stelsel. In het IBP VTH wordt uitgewerkt hoe dit kan worden geborgd2. Ik ben hier ook op ingegaan tijdens de uitzending van de Hofbar op 14 september jl.
Hoort u vaker dit soort verhalen over illegale situaties die jarenlang worden gedoogd door omgevingsdiensten en lokale overheden? Zo ja, om wat voor gevallen gaat dit en wat doet u hiertegen?
Bij mij is niet eerder een signaal binnengekomen dat een omgevingsdienst een illegale situatie gedoogt. Normaliter is gedogen ook niet een taak die het bevoegd gezag mandateert aan een omgevingsdienst. Het nemen van een besluit tot gedogen kan alleen onder hele strikte voorwaarden. Het uitgangspunt blijft naleving en een beginselplicht tot handhaving.
Deelt u de mening dat, om het gedogen van illegale situaties door omgevingsdiensten te stoppen, de aanbevelingen van de commissie-Van Aartsen over de versterking van het vergunningverlening-, toezicht- en handhavingstelsel (VTH-stelsel) zo spoedig mogelijk moeten worden uitgevoerd?2 Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat de uitvoering van de aanbevelingen sneller wordt opgepakt dan nu in de planning van het «Interbestuurlijk Programma versterking VTH-stelsel» is opgenomen? Zo nee, waarom niet?
Ik vind dat het VTH-stelsel zo spoedig mogelijk moet worden versterkt. Deze versterking hebben we in gang gezet. Hierbij zijn de aanbevelingen van de commissie Van Aartsen leidend. Het VTH-stelsel bestaat uit meerdere partijen. Met deze partijen heb ik het IBP VTH opzet waar in zes pijlers invulling wordt gegeven aan de opvolging van de aanbevelingen van de commissie Van Aartsen. Het IBP VTH is inmiddels voortvarend aan de slag. De eerste voortgangsrapportage ontvangt u voor het kerstreces.
Aangezien u over de uitvoering van de aanbevelingen van de commissie-Van Aartsen nog tot eind 2023 wil doen, hoe wordt het probleem dat illegale situaties worden gedoogd door omgevingsdiensten dan in de tussentijd voorkomen en opgelost?
Los van de versterking van het VTH-stelsel en de opvolging van de aanbevelingen van de commissie Van Aartsen in het IBP VTH vind ik dat het bevoegd gezag altijd alles in het werk moet stellen om illegale situaties aan te pakken en waar mogelijk te voorkomen. Met het IBP VTH krijgen partijen binnen het VTH-stelsel meer en betere handvatten om de VTH-taken beter uit te voeren en wordt bijgedragen aan het voorkomen van milieuschade.
Deelt u de mening dat het volledig uitvoeren van álle tien de aanbevelingen van Van Aartsen en dus óók aanbeveling 9 over het instellen van rijkstoezicht op de omgevingsdiensten essentieel is om het gedogen van illegale situaties door omgevingsdiensten in de toekomst te voorkomen? Zo nee, op basis waarvan kunt u garanderen dat het gedogen van illegale situaties door omgevingsdiensten in de toekomst kan worden voorkomen, als u weigert aanbeveling 9 van Van Aartsen over het instellen van rijkstoezicht op de omgevingsdiensten volledig uit te voeren?
Zowel in mijn brief van 10 juni jl.4, mijn antwoorden op de vragen van het lid Hagen (D66)5 als tijdens debatten met uw Kamer heb ik aangegeven dat ik een andere invulling geef aan de opvolging van de aanbeveling van de commissie Van Aartsen over het rijkstoezicht op omgevingsdiensten.
Het invoeren van rijkstoezicht op omgevingsdiensten betekent een stelselwijziging waarvoor de VTH-bevoegdheden via een wetswijziging bij provincies en gemeenten moeten worden weggehaald en bij omgevingsdiensten moeten worden belegd. Daarvoor is een forse wetswijziging nodig, die grote gevolgen heeft voor de interbestuurlijke verhoudingen. Hiervoor is geen enkele steun bij provincies, gemeenten en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ook de commissie Van Aartsen beoogde met haar advies geen forse stelselwijziging met de gedane aanbevelingen.
Heeft u gezien dat de Raad van State omwonenden van de eendenslachterij deze zomer in het gelijk stelde en oordeelde dat er uiterlijk op 15 augustus jongstleden een einde moest worden gemaakt maken aan de illegale activiteiten?3
Ja, ik heb kennisgenomen van deze uitspraak. De last onder dwangsom die de omgevingsdienst namens de gemeente Ermelo heeft opgelegd is in stand gebleven. Met dien verstande dat de Raad van State het bedrijf extra tijd heeft gegeven om een aantal overtredingen te beëindigen.
Heeft u gezien dat ook sindsdien niet is opgetreden tegen de illegale situatie in Ermelo?
De stelling dat er niet wordt opgetreden, is volgens de gemeente Ermelo niet juist. In de afgelopen periode is er op verschillende momenten op verschillende onderdelen gecontroleerd, is onderzoek gedaan en is gehandhaafd.
Er vindt controle plaats over of de opgelegde last wordt nageleefd. Afhankelijk van onder andere de uitkomsten van de geluidmetingen vindt nadere besluitvorming plaats. Dit gebeurt zorgvuldig en kost tijd.
Wat denkt u dat dit doet met het vertrouwen van burgers in de overheid?
Ik realiseer me dat het vertrouwen in de overheid niet toeneemt als situaties van overlast voortduren en er geen passende oplossing lijkt te worden gevonden. Uiteraard is het van belang dat omwonenden en burgers signalen blijven afgeven om knelpunten in de uitvoering van VTH zichtbaar te maken. Dit geeft mij handvatten om als stelselverantwoordelijke het VTH-stelsel te kunnen versterken.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen drie weken beantwoorden?
Ja, dat heb ik hierbij gedaan.
Het bericht dat de verdachte van het drama in Oud Gastel in een huurauto reed en de burgemeester verontwaardigd is over ‘jonge mannen die keihard rijden’ |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u de berichten «Verdachte drama Oud Gastel reed in huurauto | Burgemeester verontwaardigd over jonge mannen die keihard rijden» en «Burgemeesters binden strijd aan tegen extreme hardrijders na dodelijk ongeval Oud Gastel»?1, 2
Ja.
Wat is uw reactie op deze berichten?
Allereerst is het verschrikkelijk voor de familie en de nabestaanden dat dit tragische ongeluk heeft plaatsgevonden. Op dit moment loopt het onderzoek naar de toedracht van het ongeval.
Wat is uw reactie op de constatering van de burgemeester van Halderberge en de burgemeester van Roosendaal dat jonge mannen steeds vaker in gehuurde auto’s keihard door hun gemeenten rijden?
Het is een zorgelijk signaal van deze burgemeesters dat er vaak snelheidsovertreding in hun gemeenten plaatsvinden. Snelheidsovertredingen brengen de verkeersveiligheid in gevaar. In dit geval met verschrikkelijke gevolgen. Het is belangrijk dat deze West-Brabantse burgemeesters dit probleem in beeld hebben en in samenspraak in de lokale driehoek aan willen pakken. Antwoord 4 gaat verder in op snelheidsovertredingen in gehuurde auto’s.
Hoeveel ongevallen zijn er op jaarbasis met gehuurde auto’s en niet-gehuurde auto’s? In hoeverre is er een toename te zien in het aantal ongevallen met gehuurde auto’s en het aantal ongevallen met buitenlandse gehuurde auto’s in grensregio’s? Welke profielen zijn er van bestuurders die in gehuurde auto’s keihard rijden?
Gegevens over verkeersongevallen in Nederland worden op verschillende manieren verzameld en vastgelegd in statistieken. Elke organisatie doet dit vanuit een eigen invalshoek en doel. De infographic van Rijkswaterstaat laat zien hoe de statistieken van de verschillende organisaties tot stand komen en zich tot elkaar verhouden.3 In deze registraties wordt geen onderscheid gemaakt tussen gehuurde auto’s en niet-gehuurde auto’s, net als dat er niet geregistreerd wordt of het om een leaseauto of een geleend voertuig gaat. De politie registreert bij overtredingen en ongevallen de gegevens van de kentekenhouder (die vanuit de Wegenverkeerswet aansprakelijk is voor het gebruik van de auto) en ook die van de bestuurder bij een staandehouding. Dat de kentekenhouder en de bestuurder die de overtreding heeft begaan niet dezelfde persoon zijn – bijvoorbeeld omdat het om een huurauto gaat – is niet van belang voor de bekeuring of het eventuele strafrechtelijke proces.
Omdat bij de registratie van ongevallen niet vastgelegd wordt of het om een gehuurde auto gaat, is het niet mogelijk om een uitspraak te doen of er een toename te zien is in het aantal ongevallen met gehuurde auto’s en het aantal ongevallen met buitenlandse gehuurde auto’s in grensregio’s. Ook zijn er geen profielen van bestuurders die in gehuurde auto’s (snelheids)overtredingen begaan.
Wel is er onderzoek gedaan door de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) naar de redenen waarom bestuurders te hard rijden. Volgens de SWOV4 hebben bestuurders verschillende redenen om hard te rijden: omdat ze zich willen aanpassen aan het andere verkeer, omdat ze haast hebben, omdat ze het leuk vinden, of omdat ze het niet in de gaten hebben. Een klein deel van de automobilisten geeft aan dit uit verveling te doen. Daarnaast is er ook onderzoek gedaan naar verkeersgedrag van veelplegers van verkeersovertredingen, waaronder snelheidsovertredingen. Dit is een kleine groep bestuurders met een grote impact op de verkeersveiligheid.5 Uit het onderzoek blijkt dat jongeren en mannen relatief meer riskant verkeersgedrag vertonen. Deze groep vertoont ook vaker agressief gedrag in het verkeer, met name als ze ook agressief zijn in andere situaties. Zowel maatregelen gericht op gedragsverandering en monitoring als gerichte verkeershandhaving zijn volgens de SWOV mogelijk effectief bij de aanpak van dit gedrag. Bij de beantwoording van vraag 5 staat welke maatregelen daarom worden genomen.
Welke maatregelen heeft u al genomen om bestuurders aan te pakken die in gehuurde auto’s keihard rijden?
In algemene zin geldt dat er in de maatregelen die getroffen worden om overtredingen aan te pakken, geen onderscheid wordt gemaakt tussen voertuigen die gehuurd zijn en voertuigen die dat niet zijn. Maatregelen zijn gericht op de aanpak van bestuurders. Vanuit het Ministerie van IenW wordt verkend hoe zware overtreders door middel van cursussen (educatieve maatregel gedrag) en technische oplossingen, zoals een monitoringssysteem in de auto, tot veiliger gedrag kunnen worden bewogen. Een gebrekkige rijvaardigheid is bij een groot deel van deze groep bestuurders niet zozeer het probleem. Hun gedrag moet blijvend worden veranderd. Met dat doel werken we bijvoorbeeld aan de ontwikkeling van de nieuwe lichte educatieve maatregel gedrag (LEMG) waar we uw Kamer eerder over hebben geïnformeerd.6 Ook bezien we samen met stakeholders welke andere maatregelen we kunnen nemen om verkeersgedrag van (beginnende) bestuurders te verbeteren.
Handhaving op overschrijdingen van de maximumsnelheid vindt zowel plaats door de politie met radarcontroles als digitaal met flitspalen van het Openbaar Ministerie (OM). De inzet hiervan vindt risico-gestuurd plaats. Dat betekent dat bij het selecteren van locaties gekeken wordt waar de maximumsnelheid vaker wordt overtreden, of er vaker ongevallen plaatsvinden en of er vaker risicovolle situaties ontstaan.
Wanneer overtredingen zijn geconstateerd of een ongeval heeft plaatsgevonden, wordt op meerdere manieren opgetreden tegen bestuurders die te hard rijden. Bij relatief beperkte overtredingen, wordt een boete uitgeschreven. Overtredingen van de snelheid met meer dan 30 km per uur (en op de snelweg met 40 km per uur) vallen onder het strafrecht. In de aanpak van dergelijke zware overtredingen, wordt rekening gehouden met het verkeersverleden van iemand en of er sprake is van recidive. Wanneer er sprake is van veelvuldig risicovol rijgedrag kan dit bovendien aanleiding vormen voor het OM en de politie om over te gaan tot een persoonsgerichte aanpak.7 Bij een overschrijding van de snelheid met 50 kilometer per uur of meer vordert de politie bij een staandehouding het rijbewijs in. Het OM of de rechter bepaalt daarna hoe lang het rijbewijs ingehouden blijft. Ook is het mogelijk om het voertuig in beslag te nemen wanneer de maximum toegestane snelheid met tenminste honderd procent is overschreden en er daarbij sprake is van concrete gevaarzetting.
Bent u bereid om extra maatregelen te nemen naar aanleiding van de oproep van de burgemeester van Halderberge en de burgemeester van Roosendaal? Zo ja, welke extra maatregelen? Zo nee, waarom niet?
Aanvullend kan in de lokale driehoek worden bepaald wat er nodig is om de verkeersveiligheid ter plekke te verbeteren. Zo kan de wegbeheerder samen met de politie onderzoeken of en welke extra infrastructurele maatregelen er genomen kunnen worden om snelheidsovertredingen te voorkomen. Bovenop infrastructurele maatregelen kan de wegbeheerder, vaak de gemeente, haar inwoners ook informeren over geldende limieten en passende snelheden. Ook goede verkeerseducatie kan bijdragen om verkeersovertredingen te voorkomen. Als er aanvullende handhavingsinspanningen nodig zijn om snelheidsovertredingen terug te dringen, kunnen hierover in de lokale driehoek afspraken gemaakt worden.
De berichten ‘Klachtenregen van ouders over Trevvel: 'Ik kwam elke dag te laat op mijn werk en verloor zo mijn baan' en ‘Duizenden leerlingen speciaal onderwijs te laat op school door personeelstekort’ |
|
Peter Kwint , Mariëlle Paul (VVD), Roelof Bisschop (SGP), Habtamu de Hoop (PvdA), Lisa Westerveld (GL), Harm Beertema (PVV), Gert-Jan Segers (CU), Paul van Meenen (D66) |
|
Dennis Wiersma (minister zonder portefeuille onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Bent u bekend met de genoemde berichten en de daarin beschreven problematiek omtrent leerlingenvervoer?1 2
Ja.
Wat vindt u van de schrijnende verhalen van leerlingen die een paar uur te laat worden opgehaald, busjes die wegblijven, kinderen die naar de verkeerde school worden gebracht en klachten waarop niet wordt gereageerd?
Ik schrik van deze verhalen, dit soort situaties zijn schrijnend en moeten daar waar ze ontstaan zo snel mogelijk worden opgelost. Primair moet het belang van deze kinderen voorop staan. Het is ontzettend verdrietig dat er nu situaties ontstaan waarin een leerling te laat op school komt of na de les een tijd moeten wachten voordat hij of zij wordt opgehaald. Langere reis- of wachttijden zorgen ervoor dat kinderen te laat op school komen en laat thuis zijn, waardoor ze bijvoorbeeld overprikkeld op school aankomen en na schooltijd minder tijd en energie hebben voor sociale contacten. Dit heeft impact op leerlingen en hun ouders. De verhalen die ik hierover heb gehoord zijn zorgelijk. Het is dus belangrijk dat deze situatie daar waar het nu mis gaat snel verbetert. Ik spreek de VNG – gemeenten zijn in Nederland verantwoordelijk voor de uitvoering van het leerlingenvervoer – daar dan ook dringend op aan en zal daar met uw oproep in de hand nog een extra schep bovenop doen.
Klopt het dat door het tekort aan buschauffeurs op dit moment veertien duizend leerlingen worden geraakt met dit soort problemen? Zo nee, kunt u toelichten om hoeveel leerlingen het dan gaat?
Ik heb zowel gemeenten gevraagd naar dit beeld, als verzocht om een inventarisatie te geven van de knelpunten, inclusief waar en waarop deze met name zitten. Dit is nodig om gericht tot oplossingen te komen. Het doel dat voor mij voorop staat is dat iedere leerling op een goede manier naar school moet kunnen gaan. Iedere leerling bij wie dat niet lukt, als daardoor bijvoorbeeld stress of andere klachten ontstaan, is er simpelweg één te veel. Ik zal ook LBVSO vragen ons te helpen om deze knelpunten zo snel mogelijk verder in beeld te krijgen.
Recent heb ik uw Kamer3 geïnformeerd over een onderzoek dat ik samen met de VNG ook ben gestart onder ouders naar de reistijd en de kwaliteit van het leerlingenvervoer. Hierin wordt aan alle cruciale aspecten aandacht besteed, zoals onder andere het op tijd komen van chauffeurs. Naast de inventarisatie die ik op korte termijn heb gevraagd, om gericht knelpunten aan te pakken, moet dit onderzoek een representatief landelijk beeld geven van het aantal leerlingen dat getroffen wordt door verschillende knelpunten in het leerlingenvervoer, waaronder het op tijd komen op school. Ik wil uw Kamer uiteraard ook zo snel als mogelijk informeren over de eerste uitkomsten van dit onderzoek, en zal met de VNG bespreken waar we dit kunnen versnellen. Ik deel de urgentie zeer.
Tot slot wordt nog eind dit jaar het rapport van het monitoronderzoek leerlingenvervoer – dat is toegezegd in het debat passend onderwijs van 30 maart jl. – opgeleverd en aan uw Kamer aangeboden. Dit rapport levert een landelijk beeld op van de uitgaven van het leerlingenvervoer door gemeenten, het aantal deelnemers, het type vervoer (waaronder het solovervoer, maar ook het denominatieve vervoer) en de reistijd. Daarnaast wordt er gevraagd naar de klachtenafhandeling en de wijze van aanbesteding door gemeenten.
Heeft u er zicht op in welke regio’s leerlingenvervoer momenteel spaak loopt? Zo nee, bent u bereid dit te onderzoeken?
Ik ben zeker bereid dit te onderzoeken, zie ook de beantwoording op vraag 3. Er is zowel structureel overleg met de VNG als nu ook extra, op deze schrijnende situaties gericht, overleg. Dit focust overleg zich op waar de grootste knelpunten zijn, zoals in Amsterdam en Rotterdam, maar ook op andere plekken als Leiden. Er zijn gelukkig ook veel gemeenten waar ze de roosters wel rond krijgen, zoals in Den Haag, Utrecht en het zuiden en noorden van het land. Ik realiseer me echter dat dit ook geen garantie is voor de komende tijd. Ik heb daarom aan de VNG en gemeenten gevraagd naar een overzicht van gemeenten waar het niet goed gaat. Zodat we daar waar het niet goed gaat via de VNG – of waar nodig natuurlijk ook via mijzelf – gemeenten aanspreken op hun verantwoordelijkheid en oplossingen.
Daarnaast geeft het voornoemde onderzoek onder ouders, dat ik samen met de VNG uitvoer, een representatief landelijk beeld van de situatie in het leerlingenvervoer op basis van de gemeenten die meedoen aan het onderzoek. Deze gemeenten krijgen een terugkoppeling over de situatie in hun eigen gemeenten. Het is vanwege privacy echter niet mogelijk om de resultaten per gemeente openbaar te maken. In het onderzoek wordt wel gevraagd de resultaten met de VNG te delen. Ik vraag aan de VNG om die gemeenten waar het leerlingenvervoer spaak loopt aan te spreken op hun verantwoordelijkheid en waar nodig spreek ik gemeenten zelf rechtstreeks aan op hun verantwoordelijkheid.
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is dat kwetsbare kinderen de dupe zijn van het personeelstekort en andere problemen bij vervoerders? Zo ja, wat doet u op korte termijn om zorg te dragen dat leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs op tijd of überhaupt op school kunnen komen?
De VNG heeft op 20 september een bijeenkomst georganiseerd om met gemeenten te praten over de kwaliteit van en de knelpunten in het leerlingenvervoer, waaronder het tekort aan chauffeurs. Gemeenten gaven daarin nog als oplossing aan om met ouders te bespreken hun kind zelf tegen een kilometervergoeding te brengen, dit werken zij nu plaatselijk ook uit.
Naast het inzetten op meer chauffeurs kan door gemeenten ook het aantal leerlingen dat gebruikt maakt van het vervoer verkleind worden door de zelfredzaamheid te vergroten. Zo is in de wet opgenomen dat in eerste instantie gekeken wordt of een leerling met het openbaar vervoer kan reizen (al dan niet met begeleiding), of met een eigen vervoersmiddel. Kan dat niet, dan is taxivervoer de laatste optie. Op basis van het ontwikkelingsperspectief kunnen gemeenten jaarlijks evalueren of een leerling nog taxivervoer nodig heeft of dat hij inmiddels zelfstandig kan reizen. Aan de hand van het lopende monitoringsonderzoek en de resultaten daarvan krijg ik beter inzicht in welke keuzes gemeenten hierin maken.
Bent u op de hoogte van de aanpak van Belgie?3 Zo ja, wat kan Nederland van deze aanpak leren?
Ja, daar ben ik mee bekend. Tot een aantal jaren geleden werd het leerlingenvervoer in heel Vlaanderen centraal georganiseerd en werden de leerlingen met grote bussen vanaf een verzamelplaats naar school vervoerd. Dit betekende in alle eerlijkheid wel dat leerlingen soms vijf uur per dag in een bus zaten. In die tijd is er met OCW contact geweest om te kijken of in België een systeem zou kunnen worden ingevoerd vergelijkbaar met Nederland. Om de reistijd te verkorten, is er sinds een aantal jaren op een aantal plekken in België een pilot leerlingenvervoer gestart. In de pilot – die overigens vergelijkbaar is met het Nederlandse systeem – wordt het leerlingenvervoer lokaal georganiseerd, en maken nu ook minibusjes en taxi’s onderdeel uit van het leerlingenvervoer. Ook dit jaar nog heeft op verzoek van de Vlaamse regering een gesprek met OCW en de VNG plaatsgevonden om van de ervaringen in Nederland te leren. Waar we dat andersom ook kunnen, doen we dat uiteraard graag. Ik nodig iedereen met goede ideeën graag aan die via zowel gemeente als rijksoverheid aan te dragen.
Het bericht ‘Minister wil verkeersboetes ook nu laten meestijgen met inflatie’ |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Minister wil verkeersboetes ook nu laten meestijgen met inflatie»?1
Ja
Heeft u wat betreft de economische crisis en sterk afnemende koopkracht onder een steen gelegen, daar u komt met uw stelling geen reden te zien om deze keer af te zien van het indexeren van de verkeersboetes? Kunt u uw antwoord toelichten?
De boetes voor verkeersovertredingen op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) worden jaarlijks geïndexeerd, zo ook dit jaar. Indexering gebeurt ter correctie van de geldontwaarding, zodat de straf in verhouding even zwaar blijft. Deze indexering vindt elk jaar plaats aan de hand van de consumentenprijsindex van juni zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Uiteraard ben ik me ervan bewust dat de inflatie momenteel uitzonderlijk hoog is en dat de gevolgen daarvan voor veel Nederlanders erg groot zijn. Het Kabinet gaat over eventuele demping van deze gevolgen. De details hierover worden op Prinsjesdag bekend gemaakt. Ik vind het niet voor de hand liggen om de reguliere indexering van boetes aan te grijpen om de gevolgen van de inflatie te dempen.
De Wahv-boetes zien niet alleen op (lichte) snelheidsovertredingen, maar ook op (zeer) gevaarlijk rijgedrag zoals door rood rijden of rijden met een mobiele telefoon in de hand. De Wahv-boetes zijn ervoor bedoeld om dergelijk gedrag te ontmoedigen. Afwijken van de jaarlijkse indexering zou tot gevolg hebben dat een opgelegde Wahv-boete voor alle verkeersdeelnemers relatief minder zwaar wordt. Daarmee wordt onveilig rijgedrag minder hard ontmoedigd. Het gaat bij Wahv-boetes bovendien om vermijdbare kosten – je hoeft niet te hard of door een rood licht te rijden. Verkeersdeelnemers die zich aan de regels houden hoeven deze kosten niet te betalen.
Daarnaast zijn de gevolgen van deze indexering bij de meeste Wahv-boetes in absolute zin ook beperkt. De gemiddelde Wahv-boete bedroeg in 2021 bijvoorbeeld € 81,15. Deze indexering heeft tot gevolg dat de gemiddelde boete met iets minder dan € 7,– stijgt. De meeste mensen zullen ook niet regelmatig een Wahv-boete opgelegd krijgen.
Wel heb ik mijn departement opdracht gegeven om de reeds lang bestaande systematiek voor de indexering van Wahv-boetes gebaseerd op de inflatie tegen het licht te houden. Ik zal een verkenning (laten) uitvoeren om te bezien of het beter is om bij komende indexeringen een andere systematiek, bijvoorbeeld op basis van de loonontwikkeling of koopkrachtontwikkeling, te hanteren. De komende periode zal worden bezien hoe dit het beste vormgegeven kan worden.
Bent u op de hoogte van het feit dat verkeersdeskundigen stellen dat er helemaal geen verplichting is om de verkeersboetes zo fors te indexeren en dat er in het verleden ook uitzonderingen zijn gemaakt?
Het klopt dat er geen wettelijke verplichting is om de bedragen van Wahv-boetes te indexeren. Het periodiek indexeren van de Wahv-boetes gebeurt al sinds 1996 aan de hand van de consumentenprijsindex. Tot 2013 vond de indexering op basis van wisselende frequenties plaats (veelal tweejaarlijks), sinds 2013 is overgegaan op een jaarlijkse indexering. Bij de wijziging van de boetebedragen per 1 januari 2006 is éénmalig niet de consumentenprijsindex leidend geweest, maar zijn de boetebedragen gewijzigd als onderdeel van de algehele herziening van de hoogte van Wahv-boetes vanwege de introductie van het zogeheten tarievenhuis. Daarnaast zijn de reguliere indexeringen per 1 april 2008 en 1 januari 2012 gepaard gegaan met een algehele verhoging van de boetebedragen, waarbij een hoger percentage dan de toenmalige consumentenprijsindex is gehanteerd.
Bent u op de hoogte van het feit dat verkeersdeskundigen ook stellen dat de verkeersveiligheid geen millimeter beter wordt met hogere verkeersboetes? Zo ja, wilt u het voornemen om de verkeersboetes te indexeren van tafel halen en juist meer inzetten op verkeersveiligheid door de pakkans te vergroten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ook in het antwoord op vraag 2 is toegelicht worden de Wahv-boetes jaarlijks aangepast aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex ter correctie van de geldontwaarding. Hiermee wordt bewerkstelligd dat de zwaarte van deze boetes in relatieve zin gelijk blijft. Er zijn verschillende onderzoeken gedaan naar het effect van de hoogte van boetes voor verkeersovertredingen. Uit sommige onderzoeken blijkt dat het overtredingsgedrag hierdoor afneemt2, andere onderzoeken laten een minder duidelijke relatie zien3. Van de boete moet in ieder geval een voldoende afschrikwekkend effect uit gaan. Daarom is het van belang dat deze, als gevolg van de geldontwaarding.
Daarnaast is uiteraard ook de pakkans van groot belang. De inzet van verschillende innovatieve digitale handhavingsmiddelen zal hier een belangrijke bijdrage aan gaan leveren. In het Landelijk Actieplan Verkeersveiligheid is aangekondigd dat het OM verplaatsbare flitspalen en camera’s waarmee op handheld telefoongebruik gehandhaafd kan worden, gaat aanschaffen. Daarnaast blijft de politie zich ervoor inzetten om het aantal staandehoudingen te laten stijgen. Dat aantal is in de afgelopen jaren dan ook gestegen van 384.982 in 2017 naar 499.375 in 2021.
Wilt u bovenstaande vragen beantwoorden voor de behandeling van het ontwerpbesluit in de Tweede Kamer?
De indexering van de Wahv-boetes wordt gerealiseerd door middel van een algemene maatregel van bestuur waarmee de boetebedragen in de bijlage bij de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (hierna: Wahv) worden gewijzigd. Voor dit wijzigingsbesluit geldt een voorhangprocedure. Dit betekent dat de voordracht voor deze algemene maatregel van bestuur niet eerder wordt gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd (artikel 2, vijfde lid, Wahv). De voorhangprocedure dient ertoe beide Kamers de mogelijkheid te bieden om gedurende vier weken vragen te stellen over het ontwerpbesluit. Het ontwerpbesluit is op 5 september 2022 aan uw Kamer en de Eerste Kamer toegestuurd. Blijkens informatie op de website van de Tweede Kamer zal het ontwerpbesluit op 14 september 2022 tijdens de procedurevergadering van de Vaste Kamercommissie van Justitie en Veiligheid worden besproken. Ik heb deze vragen daarvoor beantwoord zodat de Kamer deze antwoorden in de procedurevergadering kan betrekken.
De opkoop van stikstofruimte uit boerderijen ten behoeve van het verbreden van de A27 bij Amelisweerd |
|
Jan de Graaf (CDA), Pieter Grinwis (CU) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink , Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Heeft u bij het in gang zetten van het Tracébesluit A27 gewogen wat het inzetten van ammoniakruimte uit boerenbedrijven ten behoeve van het verbreden van een snelweg (waarvoor ook nog bomen moeten worden gekapt) doet met het vertrouwen in de overheid tijdens een stikstofcrisis, zeker gezien de marktmacht van een grote partij als Rijkswaterstaat? Wat zijn uw overwegingen geweest hierbij?
Het Tracébesluit voor de Ring Utrecht is in 2020 vastgesteld en daarvoor loopt op dit moment een beroepsprocedure bij de Raad van State. Intussen zijn begin 2021 naar aanleiding van de tussenuitspraak van de Raad van State over het project A12/A15 Ressen – Oudbroeken (ViA15) de uitgangspunten voor het berekenen van stikstofneerslag op Natura 2000-gebieden gewijzigd. Het te onderzoeken gebied voor stikstof (en daarmee de mogelijk te nemen maatregelen) is vergroot van 5 naar 25 km van het project en alle wegvakken met netwerkeffecten als gevolg van het project. Hierdoor was het noodzakelijk om het stikstofonderzoek te actualiseren naar de laatste inzichten en de geldende wet- en regelgeving.
Bovendien onderschrijf ik nog steeds de doelstellingen van het project, namelijk het verbeteren van de bereikbaarheid/doorstroming, de verkeersveiligheid en de leefbaarheid rond de weg. Het project betreft het aanleggen van extra rijstroken en het scheiden van drukke, kruisende verkeersstromen. Daarnaast worden voor verbetering van de leefbaarheid rond de weg nieuwe, hogere geluidsschermen geplaatst en wordt een deel van de weg overkapt.
Hoeveel boerenbedrijven zijn c.q. vergunningruimte is precies wanneer en waar tegen welke prijs opgekocht? Hoe verhield de betaalde prijs zich tot de destijds actuele marktwaarde van agrarische grond in de omgeving?1
Met acht agrarische bedrijven is op vrijwillige basis een overeenkomst gesloten, waarin is overeengekomen dat activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd, de vergunning geheel of gedeeltelijk wordt ingetrokken en de depositiereductie die dat oplevert, ingezet kan worden ter mitigatie van mogelijke effecten als gevolg van het project.
In bijlagen bij het tracébesluit staat beschreven wanneer met welke bedrijven een overeenkomst is gesloten en is per bedrijf onder andere in beeld gebracht wat de toegestane feitelijk gerealiseerde capaciteit is, hoeveel ammoniakemissie is ingezet voor mitigatie en hoeveel depositieruimte dit oplevert.2
De in de overeenkomst genoemde bedragen betreffen gevoelige informatie die de onderhandelingspositie van de Staat raakt. In het geval agrarisch onroerend goed is verworven, dan is de marktwaarde hiervan getaxeerd door een erkend taxateur.
Waarom is er alleen gekozen voor de opkoop van boerenbedrijven en niet voor andere bedrijvigheid, zoals een papierfabriek?
Daar is niet bewust voor gekozen. De overeenkomsten zijn op vrijwillige basis gesloten. De acht agrarische ondernemers hebben interesse getoond om een overeenkomst te sluiten.
Hoe komt het dat voor het aanleggen van wegen binnen zeer afzienbare tijd stikstofruimte gecreëerd kan worden, terwijl dat voor PAS-melders of natuurherstel maar niet lukt? Vindt u dat niet buitengewoon wrang? Zo ja, wat doet u eraan? Zo nee, waarom niet?
Het is niet zo dat voor de aanleg van wegen eerder stikstofruimte kan worden gevonden dan voor andere doeleinden. Omdat het stikstofonderzoek en het zoeken naar stikstofruimte veel tijd en capaciteit kost, lopen veel wegenprojecten jaren vertraging op. Ook voor andere doeleinden, zoals de natuur, PAS-melders en woningbouw wordt gewerkt aan reductie van stikstofdepositie en het verkrijgen van stikstofruimte. Dat leidt nu ook tot de eerste stikstofruimte voor PAS-melders. Half september worden ontwerpbesluiten genomen om de eerste zes meldingen in Limburg te legaliseren.
Waarom heeft Rijkswaterstaat gekozen voor een route van extern salderen en niet voor een route die de agrarische belangen beter borgt, zoals via de nationale stikstofbank die in ontwikkeling is?
Ik juich de komst van een nationale stikstofbank voor rijksprojecten toe. Op dit moment bestaat deze echter nog niet. Daarom heeft IenW er geen gebruik van kunnen maken.
Het Ministerie van IenW heeft voor het project Ring Utrecht overeenkomsten gesloten met agrarische bedrijven die hun vergunde activiteiten vrijwillig willen aanpassen of beëindigen. Een nationale stikstofbank – waarin op termijn ook ruimte uit overeenkomsten met agrarische bedrijven geregistreerd kan worden – zal de agrarische belangen niet beter borgen.
Waarom heeft Rijkswaterstaat de stikstofvraag die logischerwijs aan de orde komt bij de voorgenomen verbreding van de A27 geen onderdeel gemaakt van het gebiedsproces van de provincie(s)?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 kan de procedure over het Tracébesluit A27/A12 Ring Utrecht bij de Raad van State niet op pauze worden gezet. Daarom kon niet worden gewacht op de eventuele uitkomsten van de gebiedsprocessen.
Waarom is er bij de vergunningaanvraag en het extern salderen voor de verbreding van de A27 niet gewacht tot de plannen voor de mobiliteitssector om stikstof te reduceren zijn gepresenteerd, zodat er een integrale afweging gemaakt kan worden voor grote mobiliteitsprojecten als deze?
Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat zet zich al geruime tijd in voor een verduurzaming van de mobiliteit. Dit gebeurt onder meer door een beter OV, meer fietsgebruik, het terugdringen van de stikstofuitstoot door het steeds schoner worden en elektrificeren van voertuigen, het voorbereiden van Betalen naar gebruik en het bevorderen van thuiswerken. Deze maatregelen zijn echter in beginsel niet inzetbaar als mitigerende maatregel in het kader van toestemmingverlening. De reductie van stikstofuitstoot en -depositie dankzij deze maatregelen komt, op een enkele uitzondering na, volledig ten goede aan de verbetering van de natuur.
Bovendien kan, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1, de procedure over het Tracébesluit A27/A12 Ring Utrecht bij de Raad van State niet op pauze worden gezet.
Hoeveel is de stikstofreductieopgave voor mobiliteit door tracébesluiten sinds 2018 toegenomen? Hoeveel ruimte is opgehaald c.q. hoeveel kleiner is hierdoor de opgave voor de landbouw geworden sinds die tijd? Wordt dit verwerkt in de nationale verdeling van de stikstofreductieopgave en de bijdrage van elke sector daarin en zo ja, hoe? Hoe wordt daarbij rekening gehouden met het feit dat tot voor kort beschikbare ammoniakemissieruimte is en wordt ingezet voor extra uitstoot van stikstofoxiden?
Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) houdt in haar ramingen van stikstofemissies op voorhand rekening met de realisatie van wegenprojecten uit het MIRT. De stikstofreductieopgave voor mobiliteit is sinds 2018 dan ook niet toegenomen door Tracébesluiten.
Generieke bronmaatregelen voor wegverkeer hebben in de achterliggende decennia gezorgd voor een sterke afname van de stikstofemissies door wegverkeer en ook de komende decennia zullen deze zorgen voor een verdere afname. Uit de Emissieregistratie van het RIVM blijkt dat de NOx-emissies door wegverkeer tussen 2010 en 2018 zijn gedaald met ongeveer 30%, ondanks de toename van het totaal aantal gereden kilometers. Uit ramingen van het PBL volgt dat de stikstofemissies van wegverkeer richting 2030 verder zullen dalen.3 Tussen 2018 en 2030 voorziet het PBL een daling van de totale NOx-emissies door wegverkeer met ruim 50%, waarbij op voorhand dus al rekening is gehouden met de realisatie van wegenprojecten uit het MIRT.
Begin 2023 komt het kabinet met indicatieve NOx-emissiereductiedoelen voor onder andere de sectoren industrie en mobiliteit. Deze doelen zullen, tegelijkertijd met de regionale doelen voor NH3, op 1 juli 2023 definitief worden vastgesteld. De Minister voor Natuur en Stikstof heeft uw Tweede Kamer op 9 september geïnformeerd over het verdere proces om tot sectorale NOx-emissiereductiedoelen te komen. Met het vaststellen van de indicatieve sectordoelen kan ook bepaald worden of de richtinggevende regionale emissiereductiedoelen NH3 bijgesteld moeten worden.
Vindt u het wenselijk dat op deze wijze ammoniakemissieruimte verdwijnt uit de landbouw zonder dat dit bijdraagt aan natuurherstel en aan perspectief voor de landbouw? Waarom wel/niet? Hoe gaat u voorkomen dat de opgaven voor de andere sectoren extern gesaldeerd mogen blijven worden met stikstofemissieruimte uit de landbouw? Hoe gaat u daarbij uw eigen uitvoeringsdiensten, zoals Rijkswaterstaat, en staatsdeelnemingen, zoals Schiphol, zodanig bij de les houden dat in de toekomst de landbouw niet meer wordt gezien en behandeld als een bron van stikstofemissieruimte voor infrastructurele wensen?
Het Ministerie van IenW heeft voor het project Ring Utrecht overeenkomsten gesloten met agrarische bedrijven die hun vergunde activiteiten vrijwillig willen aanpassen of beëindigen. Er is geen reden om bij het zoeken naar stikstofruimte schotten tussen sectoren op te werpen. Als overheid staan we voor realisatie van meerdere maatschappelijke opgaven in het fysieke domein. Zo komt, zoals al aangegeven in het antwoord op vraag 7, de reductie van stikstofuitstoot en -depositie dankzij maatregelen in de mobiliteitssector, ook, op een enkele uitzondering na, volledig ten goede aan de natuur.
Hoe verhoudt dit tracébesluit zich met het regeerakkoord, waar ruimte is gegeven aan de Utrechtse regio om met een alternatieve beleidsoplossing te komen waardoor de verbreding van de A27 niet meer nodig zal zijn? Welk proces doorloopt u met de regio? Kan worden toegezegd dat er geen onomkeerbare besluiten worden genomen totdat beide partijen het erover eens zijn dat dit proces afgerond is?
Het Tracébesluit is in overeenstemming met het regeerakkoord vastgesteld. In 2020 is het Tracébesluit A27/A12 Ring Utrecht vastgesteld. Daarvoor loopt op dit moment een gerechtelijke procedure bij de Raad van State. Op dit moment ligt er geen uitgewerkt alternatief voor uitvoering van het huidige Tracébesluit. Omdat de procedure bij de Raad van State niet op pauze kan worden gezet in afwachting van een mogelijk alternatief, wordt de procedure daar voortgezet. U bent eerder geïnformeerd dat het stikstofonderzoek van het Tracébesluit A27/A12 Ring Utrecht zou worden geactualiseerd om te voldoen aan gewijzigde inzichten ten aanzien van de maximale rekenafstand. Recent bent u geïnformeerd dat de actualisatie heeft plaatsgevonden.
Zoals eerder aangegeven in beantwoording van de Kamervragen van het lid Alkaya (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2374) werkt de regio aan een alternatief. Als de regio een alternatief gereed heeft, ga ik met hen in gesprek en kan, als het alternatief de problematiek op het gebied van veiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid op gelijkwaardige wijze oplost, het Tracébesluit worden aangepast.
Realisatie van het Tracébesluit is niet aan de orde zolang de gerechtelijke procedure bij de Raad van State loopt. Als het Tracébesluit op enig moment onherroepelijk is vastgesteld en de regio op dat moment (nog) geen alternatief zou hebben, dan overleg ik vanzelfsprekend voorafgaand aan (het starten van) een aanbesteding eerst met de regio of en wanneer een alternatief te verwachten is. Hoe dan ook zal bij een onherroepelijk besluit de schop niet direct de grond in gaan. Het gaat om een omvangrijke realisatieopgave en daarvoor is nog een uitgebreide aanbestedingsprocedure nodig.
Zijn medeoverheden, waaronder de provincies Gelderland en Utrecht, door u op de hoogte gesteld van dit provinciegrens-overschrijdende extern salderen, aangezien dit de afspraak is, zoals blijkt uit het antwoord op Kamervragen van het lid Bisschop van 13 oktober 2020?2 Zo ja, kunt u een afschrift van de correspondentie en/of een verslag van dat overleg bij de beantwoording van deze vraag voegen? Zo nee, waarom niet?
Beide provincies zijn in een bestuurlijk gesprek de hoogte gesteld van de voorgenomen overeenkomsten. Van dit gesprek is geen verslag vastgelegd.
Is er, zoals voorgeschreven in de Gelderse beleidsregels, in het koopcontract tussen Rijkswaterstaat en de agrariër/verkoper in kwestie opgenomen hoe de stallen worden gesloopt? Zo nee, waarom niet?
Sommige bedrijven worden geheel opgekocht (dus met huiskavel, erf, stallen en weilanden) en bij anderen is alleen een overeenkomst gesloten waarin is overeengekomen dat activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd en de vergunning geheel of gedeeltelijk wordt ingetrokken. In het laatste geval is het aan de eigenaar om te bepalen wat er verder met het bedrijf gebeurt binnen de geldende wet- en regelgeving en met inachtneming van de overeenkomst dat de stikstof-emitterende activiteit niet wordt voortgezet of wordt beperkt. Daarom is in de overeenkomsten geen sloopverplichting opgenomen.
Klopt het dat er voor de verbreding van de A27 «restmitigatie» uit eerdere externe saldering voor de A15 opnieuw wordt aangevoerd door Rijkswaterstaat? Hoe verhoudt «restmitigatie» zich juridisch tot de regels over extern salderen, aangezien een vergunning niet twee keer ingetrokken mag worden én in het desbetreffende contract staat dat de vergunning ingetrokken moest worden voor 31 december 2021?
Het is juist dat stikstofruimte van één bedrijf is ingezet bij project ViA15 én bij project A27/A12 Ring Utrecht. De stikstofruimte van dit bedrijf is voor het project ViA15 alleen gebruikt ter saldering van de stikstofbijdragen van het project ViA15 op het Natura 2000-gebied Binnenveld. De stikstofruimte die als gevolg van de intrekking van de natuurvergunning ontstaat op andere Natura 2000-gebieden dan Binnenveld, is niet ingezet voor het project ViA15 en was dus nog beschikbaar voor het project A27/A12 Ring Utrecht. De stikstofruimte is dus niet «dubbel» ingezet.
Het gaat om één vergunning die maar één keer wordt ingetrokken. Van belang is dat de bedrijfsactiviteiten worden gestaakt, voordat de ViA15 en de A27/A12 Ring Utrecht worden opengesteld.
Klopt het dat de beleidsregels zijn aangepast, waardoor het mogelijk gemaakt is om alvast contracten af te sluiten, vóór de daadwerkelijke aanvraag voor saldering wordt ingediend? Zo nee, hoe zit het dan wel in elkaar?
Nee, er zijn geen beleidsregels aangepast om dit mogelijk te maken.
In de overeenkomsten is vastgelegd wanneer de activiteiten uiterlijk worden beëindigd. De vergunningen van de acht bedrijven worden in ieder geval ingetrokken, voordat de A27/A12 Ring Utrecht wordt opengesteld, dus voordat enig effect als gevolg van ingebruikname van het project op Natura 2000-gebieden kan optreden.
Wat is destijds de onderliggende regel voor deze beleidswijziging geweest, aangezien er per saldo méér stikstof wordt uitgestoten wanneer er gesaldeerd mag worden met stikstofruimte die al lange tijd niet meer in gebruik is? Hoe oud mogen deze contracten zijn als ze gebruikt worden voor externe saldering en hoeveel tijd mag er dus tussen originele stikstofuitstoot van de saldogever en nieuwe stikstofuitstoot van de saldonemer zitten? Bent u bereid deze beleidswijziging terug te draaien? Zo nee, waarom niet?
Er is geen sprake van een beleidswijziging. Er wordt enkel stikstofruimte ingezet die het gevolg is van de feitelijk gerealiseerde capaciteit (gerealiseerde stallen) op het moment dat de overeenkomst wordt gesloten. Daarnaast worden enkel overeenkomsten gesloten met bedrijven die recentelijk nog een representatieve hoeveelheid dieren hadden staan.
Hoeveel stikstofruimte heeft het Rijk in vervolg op deze beleidswijziging al opgekocht voor toekomstige projecten? Om hoeveel boerderijen c.q. vergunningruimte gaat het en waar zijn deze boerderijen gelegen?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 14 en 15 is geen sprake van een beleidswijziging. Tot nu toe zijn ten behoeve van extern salderen met in totaal 19 bedrijven overeenkomsten gesloten. Van 13 van deze bedrijven is stikstofruimte ingezet voor de projecten ViA15 en A27/A12 Ring Utrecht. De zes bedrijven waarvan nog geen ruimte is ingezet, zijn gelegen in Didam, Helvoirt, Kamerik, Weesp, Westbroek en Zegveld.
Acht u, reflecterend op deze casus, de hele gang van stikstofzaken in het kader van het Tracébesluit A27/A12 Ring Utrecht 2020 een ordentelijke wijze van (samen)werken of vindt u het via deze wijze eenzijdig ophalen van stikstofruimte bij de boer een staaltje koehandel dat niet voor herhaling vatbaar is? Wat kan en moet er volgens u beter en hoe gaat u dat borgen?
Het stikstofonderzoek en de aankoop van stikstofruimte voor dit project zijn ordentelijk verlopen en conform interbestuurlijke afspraken.5 De bottleneck zit echt bij de huidige staat van de natuur als gevolg van onder andere een jarenlange overbelasting door stikstof. Hiervoor heeft het kabinet de Structurele aanpak stikstof vastgesteld en aanvullend neemt het kabinet maatregelen in het kader van het Nationaal Programma Landelijk Gebied. Er wordt volop gewerkt aan de implementatie hiervan, maar de uitvoering kost tijd. Hierdoor zullen ook de komende jaren in veel gevallen uitgebreide onderzoeken moeten worden uitgevoerd en allerlei projectspecifieke maatregelen worden genomen – zoals het aankopen op vrijwillige basis van stikstofruimte van bijvoorbeeld veehouderijen – om projecten mogelijk te kunnen maken.
Het bericht Acht boerderijen (deels) dicht voor extra stikstof door verbreding A27 en A12 bij Utrecht |
|
Joris Thijssen (PvdA), Laura Bromet (GL), Suzanne Kröger (GL), Habtamu de Hoop (PvdA) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink , Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Acht boerderijen (deels) dicht voor extra stikstof door verbreding A27 en A12 bij Utrecht»?1
Ja.
Waarom wacht u niet de uitkomst af van het alternatief waaraan, ondanks dat er volgens het tracébesluit geen alternatief is, de provincie Utrecht en de gemeente Utrecht werken, waarvoor mogelijk minder of geen stikstofruimte nodig zou zijn?
Het Tracébesluit voor de Ring Utrecht is in 2020 vastgesteld en daarvoor loopt op dit moment een beroepsprocedure bij de Raad van State. Op dit moment ligt er geen uitgewerkt alternatief voor het huidige Tracébesluit. Omdat de procedure bij de Raad van State niet op pauze kan worden gezet in afwachting van een alternatief, wordt de procedure daar voortgezet.
Als de regio een alternatief gereed heeft, ga ik met hen in gesprek. Als het alternatief de problematiek op het gebied van veiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid op gelijkwaardige wijze oplost kan het Tracébesluit worden aangepast.
Voor welke andere projecten kan de stikstofruimte worden ingezet die nu wordt toegewezen aan de verbreding van de A27 en A12, en welke afweging zit daarachter? Waarom zet u de nu beschikbare stikstofruimte niet in voor bijvoorbeeld woningbouw, natuurherstel, PAS-melders of uitbreiding van het OV?
De stikstofruimte had ook kunnen worden ingezet voor andere IenW-projecten die stikstofruimte nodig hebben op dezelfde specifieke locaties in dezelfde specifieke Natura 2000-gebieden. Om dit preciezer te duiden, moeten eerst berekeningen en ecologische beoordelingen voor andere projecten worden uitgevoerd. Het zal in ieder geval gaan om projecten die netwerkeffecten hebben in hetzelfde gebied als de A27/A12 Ring Utrecht, zoals de A28/A1 Knooppunt Hoevelaken.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, kan de procedure bij de Raad van State niet op pauze worden gezet en was daarvoor een nadere onderbouwing nodig. Daarom is de stikstofruimte voor dit project ingezet.
Voor andere doelen (bijvoorbeeld woningbouw, natuurherstel en de legalisatie van PAS-meldingen) heeft het kabinet andere bronmaatregelen voorzien, die worden gefinancierd vanuit andere budgetten. Dat leidt nu ook tot de eerste stikstofruimte voor PAS-melders. Half september worden ontwerpbesluiten genomen om de eerste zes meldingen in Limburg te legaliseren.
Welk signaal gaat er volgens u uit van het inzetten van schaarse stikstofruimte voor een zeer omstreden project, terwijl het land op slot zit en het boeren aan perspectief ontbreekt?
Ik onderschrijf de doelstellingen van het project: de doorstroming, de verkeersveiligheid en de leefbaarheid rond de weg verbeteren. Het project betreft het aanleggen van extra rijstroken en het scheiden van drukke, kruisende verkeersstromen. Daarnaast worden voor verbetering van de leefbaarheid rond de weg nieuwe, hogere geluidsschermen geplaatst en wordt een deel van de weg overkapt.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 kan de procedure bij de Raad van State niet op pauze worden gezet. In dat kader is onlangs een nadere onderbouwing opgesteld.
Bij toestemmingverlening via saldering wordt een zorgvuldige procedure doorlopen. Daarnaast is er voor 7 MIRT-projecten, woningbouw en PAS-melders de mogelijkheid om via het stikstofregistratiesysteem (SSRS) toestemming te verlenen. Op dit moment wordt ruimte uit de Saneringsregeling varkenshouderij via het SSRS gebruikt voor het legaliseren van de eerste PAS-melders. Zodoende deel ik de stelling niet dat hier een signaal vanuit gaat.
Heeft u een overzicht van projecten waarvoor het Rijk de komende jaren stikstofruimte nodig zal hebben, een prioritering hiervan en een plan voor hoe het Rijk aan de benodigde stikstofruimte gaat komen? Zo ja, kunt u dit overzicht delen? Zo nee, bent u van plan of bereid om een dergelijk overzicht op te stellen?
In de MIRT-brief van juni 2022 is de werkvolgorde gegeven van aanlegprojecten waarvan op dat moment werd verwacht dat deze een beroep doen op de beperkt beschikbare stikstofdeskundigen.2 Voor deze projecten zullen als eerste stikstofberekeningen worden opgesteld en mogelijke effecten op de natuur worden beoordeeld. Als significant negatieve effecten van een project op Natura 2000-gebieden niet kunnen worden uitgesloten, zal worden gezocht naar mitigerende maatregelen.
Van andere projecten van het Rijk die niet op het terrein van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat liggen, heb ik geen overzicht.
Deelt u de analyse dat het Rijk het goede voorbeeld moet geven en vol moet inzetten op stikstofreductie en de verduurzaming van onze mobiliteitssector, en dat de verbreding van de A27 en A12 hier niet in past?
Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat zet vol in op verduurzaming van de mobiliteit. Dit gebeurt onder meer door een beter OV, meer fietsgebruik, het terugdringen van de stikstofuitstoot door het steeds schoner worden en elektrificeren van voertuigen, het voorbereiden van Betalen naar gebruik en het bevorderen van thuiswerken.
De bereikbaarheidsproblematiek blijft echter groot, evenals de noodzaak om te werken aan het vergroten van de verkeersveiligheid en het verbeteren van de leefbaarheid rondom infrastructuur. Hierdoor blijven investeringen in het wegennet noodzakelijk. Ook het gekozen Voorkeursalternatief bestaat uit een combinatie van investeringen in weg en OV: naast een wegverbreding is ook de Uithoflijn gerealiseerd.
Kunt u wetenschappelijk onderbouwen dat wegverbredingen zoals deze helpen om files op te lossen?
IenW brengt bij elk besluit voor een wegverbreding de effecten van het project in beeld. De effecten zullen bij ieder project van elkaar verschillen. De effecten van de wegverbreding in het TB A27/A12 Ring Utrecht zijn in beeld gebracht in het deelrapport MER A27/A12 Ring Utrecht Tweede Fase (2016). De kwaliteit van de gebruikte informatie voor besluitvorming over Tracébesluiten voor wegverbredingen zoals opgenomen in het MER is onafhankelijk getoetst door de Commissie voor de m.e.r. De Commissie voor de m.e.r. geeft aan dat zij in haar advies rekening houdt met actuele relevante ontwikkelingen op wetenschappelijk gebied. In 2020 is aanvullend de oplegnotitie verkeer 2020 van de A27/A12 Ring Utrecht uitgevoerd. De onderzoeken gaven aan dat de wegverbreding in het TB A27/A12 Ring Utrecht de files (congestie) op het hoofdwegennet meer dan halveert ten opzichte van de situatie zonder project. Voor het verkeersonderzoek is gebruik gemaakt van het Nederlands Regionaal Model (NRM) van Rijkswaterstaat. Op het NRM vinden onafhankelijke audits en reviews plaats. Hierin is geconstateerd dat het NRM van goede kwaliteit is en uitgaat van wetenschappelijk geaccepteerde theorieën.
Het bericht dat de aanpak van de fileknelpunten A4 op de lange baan is geschoven |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichtgeving dat de aanpak van de fileknelpunten A4 op de lange baan is geschoven?1
Ja.
Deelt u de mening dat u boter bij de vis moet leveren bij het faciliteren van de ongebreidelde immigratie ten gevolge van uw beleid en dat u congestie op de steeds drukker wordende wegen moet bestrijden? Zo ja, deelt u de mening dat het daarom geen pas geeft om de met bevolkingsgroei samenhangende files niet op te lossen door de verbreding van de A4 tussen Leidschendam en Leimuiden uit te stellen, omdat er te weinig rekenmeesters zijn om de stikstofberekeningen uit te voeren? Kunt u hierop een gedetailleerd antwoord geven?
Ik vind het project A4 Knooppunt Burgerveen-N14 (door u genoemd de A4 tussen Leidschendam en Leimuiden) een belangrijk project, ondanks het feit dat het project niet in de lijst met prioritaire projecten is opgenomen. De reden hiervoor is het feit dat het voor de verkeersdoorstroming beter is om eerst de capaciteit op het traject van de A4 ter hoogte van Den Haag uit te breiden. Daarom is het project A4 Haaglanden-N14 opgenomen in de lijst met prioritaire projecten. Dit betekent echter niet dat het project A4 Knooppunt Burgerveen-N14 niet meer zal worden uitgevoerd. Het project zal meer vertraging oplopen dan bij de prioritaire projecten het geval is.
Elke vier jaar voert het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) de Integrale Mobiliteitsanalyse2 (IMA) uit, de opvolger van de Nationale Markt- en Capaciteitsanalyse. De IMA brengt mobiliteits- en bereikbaarheidsopgaven voor de lange termijn in beeld, onder andere die op ons Hoofdwegennet. Bevolkingsgroei wordt meegenomen in de prognoses, de scenario's van de Toekomstverkenning Welvaart en Leefomgeving (WLO) van het Planbureau voor de Leefomgeving.
De IMA-2021 toont aan dat de automobiliteit in het scenario WLO Hoog toeneemt. Daarom voer ik diverse wegenprojecten uit ten behoeve van de verkeersdoorstroming.
Zoals u al stelt, zijn er niet voldoende deskundigen beschikbaar voor het uitvoeren van alle stikstofonderzoeken. Daarom moet ik keuzes maken en de volgorde bepalen waarin wegenprojecten kunnen worden voorbereid. Dit heb ik toegelicht in de Kamerbrief over het MIRT van 23 juni jl.3 Het is daarbij onvermijdelijk dat sommige projecten meer vertraging oplopen. Omdat het gaat om projecten die nodig zijn om Nederland bereikbaar, veilig en leefbaar te houden, zijn dit geen gemakkelijke keuzes.
Deelt u de mening dat gebruikers van de A4 dagelijks last hebben van het uitstellen van de broodnodige infrastructurele investeringen door het kabinet, waarbij forensen bumper aan bumper muurvast staan en het in de file staan ook het bedrijfsleven veel geld kost? Zo ja, heeft u de bereidheid om de verbreding alsmede het aanpakken van de overige file-hotspots op de A4 alsnog doorgang te laten vinden? Kunt u hierop een gedetailleerd antwoord geven?
Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat werkt aan diverse wegenprojecten waarmee de capaciteit van het wegennet wordt vergroot. Er wordt daarbij gekeken naar het functioneren van het netwerk als geheel. Capaciteitsuitbreiding is echter niet het enige instrument dat wordt ingezet om de verkeersdoorstroming te bevorderen.
Zo maakt de rijksoverheid afspraken met werkgevers over het reisgedrag van hun werknemers en zet het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat in op spreiding van verkeer om te zorgen dat niet iedereen op hetzelfde drukke moment de weg op gaat. Een concreet voorbeeld hiervan zijn afspraken die zijn gemaakt met acht bedrijven, de gemeente Den Haag en de provincie Zuid-Holland om te reizen buiten de spits om de positieve effecten van hybride werken na de coronapandemie vast te houden. Dergelijke afspraken en maatregelen kunnen op de korte(re) termijn ook de drukte op het door u beschreven traject verminderen.
Heeft u bij een negatief antwoord op vraag de bereidheid om de door uw beleid getroffen bloemen- en plantensector, met veilingen in het Westland en Aalsmeer, te compenseren?
De realisatie van het project A4 Burgerveen-N14 was gepland voor 2026 tot en met 2029.4 Door de recente ontwikkelingen op het gebied van stikstof schuift deze planning helaas op. Dit betekent voor de weggebruikers dat de verbetering van de verkeersdoorstroming langer op zich laat wachten. Ik acht compensatie hiervoor echter niet opportuun, omdat er geen sprake is van minder capaciteit. De huidige capaciteit is en blijft beschikbaar.
Helmplicht |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Waarom heeft u het advies van de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) om alleen de veiligste helm, de motorhelm, toe te staan niet overgenomen?1
Uit de internetconsultatie is gebleken dat niet voor iedere snorfietser een bromfietshelm geschikt is. Bij sommige snorfietsers moet de bestuurder zelf trappen, net als bij een speed-pedelec. Voor de speed-pedelec, die snelheden tot 45 km/u bereikt, is om die reden een speciale helmnorm opgesteld en dit heeft geleid tot keuzevrijheid: een bromfietshelm of een speed-pedelec-helm. De speed-pedelec-helm is namelijk lichter van gewicht en biedt meer ventilatie.
Vanuit het Ministerie van IenW is TNO gevraagd te onderzoeken of de speed-pedelec-helm ook geschikt is voor een snorfietser en een eventuele passagier2. TNO heeft daarbij rekening gehouden met een veiligheidsmarge van 10 km/u, door in de analyse een snelheidsverdeling te gebruiken van 15 tot 35 km/u voor de snorfiets en 35 tot 55 km/u voor de bromfiets, met het zwaartepunt op de constructiesnelheid. TNO heeft op basis van twee onderzoeken (april 2021 en september 2021) geconcludeerd dat per saldo de speed-pedelec-helm, ook in het geval van de passagier achterop, bijdraagt aan het verminderen van hoofdletsel en daarmee dus ten goede komt aan de verkeersveiligheid.
Om deze reden is er voor gekozen om naast de bromfietshelm ook de speed-pedelec-helm toe te staan voor de bestuurders en passagiers van alle snorfietsen. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan de uitkomsten van de internetconsultatie over de zorgen rondom ventilatie en het gewicht van de bromfietshelm voor een deel van de snorfietsers. Het toestaan van deze helm draagt door het beperkte gewicht en de extra keuzemogelijkheid bij aan het draagvlak en daarmee het naleven van deze maatregel.
Bent u zich ervan bewust dat de snorfiets in Amsterdam en Utrecht naar de rijbaan is verplaatst op basis van de plicht om daarbij een Economic Commission Europe (ECE) 22.05 voor de snelweg goedgekeurde motorhelm te dragen? Hoezo is een speedpedelec-helm veilig genoeg om mee op de rijbaan te rijden terwijl dat blijkbaar niet geldt voor bromfietsers op de rijbaan, bij praktisch dezelfde snelheid?
Zoals bekend mogen bromfietsers maximaal 45 km/u en mogen snorfietsers maximaal 25 km/u. Aangezien snorfietsers in de praktijk vaak harder blijken te rijden, heeft TNO daar rekening mee gehouden in hun onderzoek.
TNO heeft verschillende scenarios onderzocht, waarbij plaats op de weg niet expliciet is meegenomen als parameter. Verschillende type botsingen met autos zijn echter wel onderdeel van het onderzoek geweest van TNO. De conclusies van TNO hebben betrekking op de mate van bescherming van de bestuurder en passagier van de snorfiets in verschillende scenarios die zowel op de rijbaan als op het fietspad voor kunnen komen. De conclusie is dat de speed-pedelec-helm voldoende bijdraagt aan het verminderen van hoofdletsel, en volstaat dan ook in de steden waar de snorfiets naar de rijbaan wordt verplaatst.
Vreest u niet dat bromfietsers ook een fietshelm gaan dragen, in plaats van een goedgekeurde helm? Hoe gaan handhavers die controleren? Is dat, als hiervoor een staandehouding nodig is (typekeuring onderzoeken), niet veel te bewerkelijk? Gaat dit niet ten koste van andere handhaving?
Het ligt niet in de rede dat bromfietsers een fietshelm gaan dragen. Voor bromfietsers verandert er met de nieuwe regelgeving niets. Op een bromfiets is alleen een bromfietshelm toegestaan.
Ook op een snorfiets is een fietshelm met de nieuwe regelgeving niet toegestaan. Wel is een speed-pedelec-helm toegestaan op een snorfiets, die meer bescherming biedt dan een fietshelm. De handhaafbaarheid van de snorfietshelmplicht is getoetst bij de politie en het OM. Er worden geen bijzondere problemen voorzien in de handhaafbaarheid van de speed-pedelec-helm voor de snorfietser. Handhaving op de helmdraagplicht behoort in het kader van verkeersveiligheid tot de reguliere taak van de politie en wordt naar vermogen uitgevoerd. Op dit moment is vaak op afstand al duidelijk zichtbaar of aan de (juiste) helmplicht wordt voldaan. De politie houdt alleen iemand staande als er geen helm wordt gedragen of er reden is om te twijfelen aan het dragen van de juiste helm. De politie handhaaft al op de helmplicht voor speed-pedelecs, ook dit gebeurt dus in de eerste plaats op afstand. De politie heeft hierbij dus al ervaring opgedaan in het op zicht onderscheiden van een speed-pedelec-helm van een reguliere fietshelm. Bij de invoering van de helmplicht voor snorfietsers zal het echter gezien de grotere aantallen snorfietsers op de weg dan speed-pedelecs wel van belang zijn deze vaardigheid verder te ontwikkelen. Hiervoor is praktijkervaring nodig die na de invoering van de helmplicht door de politie zal worden opgedaan.
Heeft u de gevolgen voor de verkeersveiligheid laten onderzoeken als een deel van de bromfietsers een fietshelm gaat dragen?
Nee, de gevolgen van het dragen van een fietshelm op een bromfiets zijn niet onderzocht. Er verandert met de nieuwe regelgeving niets voor bromfietsers. Een bromfietshelm blijft verplicht op een bromfiets. Het ligt dan ook niet in de rede dat bromfietsers een fietshelm zouden gaan dragen.
Heeft u ook laten onderzoeken of de door de helmplicht verwachte massale overstap naar een veiliger vervoermiddel wel zal plaatsvinden als snorfietsers ook een minder veilige helm, met de oren vrij, mogen dragen?2
Nee. Daarbij wil ik benadrukken dat het doel van de helmplicht niet is om snorfietsers aan te zetten om naar andere vervoersmiddelen over te stappen, maar om hoofdletsel te verminderen en daarmee de verkeersveiligheid te verbeteren. Uit het TNO onderzoek blijkt dat, naast de bromfietshelm, de speed-pedelec-helm ook geschikt is voor dit doel.
Daarnaast stelde Arcadis in het verdiepingsonderzoek ook dat de verwachting is dat het deel snorfietsers dat daadwerkelijk overstapt, lager ligt dan het deel dat zegt over te stappen, zoals ook is gebleken in de gemeente Amsterdam (daar geldt nu al een helmplicht in verband met verplaatsing naar de rijbaan).
Heeft u kennisgenomen van de petitie van artsen en een helmenfabrikant, die benadrukt dat een gewone fietshelm en de speedpedelec-helm niet in het voorbijgaan zijn te onderscheiden?
Ik heb kennisgenomen van de petitie. Zoals ook in het antwoord op vraag 3 aangegeven heeft de politie al ervaring in het op zicht onderscheiden van een speed-pedelec-helm en een gewone fietshelm en zal hier na de invoering van de helmplicht voor snorfietsers meer praktijkervaring mee op moeten worden gedaan om dit steeds beter zonder een staandehouding te kunnen constateren.
Heeft u ook gesignaleerd dat leveranciers van niet-gecertificeerde fietshelmen deze bij de detailhandel aanprijzen om ook als speedpedelec-helm met goede marge te verkopen?
Nee, dit signaal is niet bekend. Het is aan de verkoper en aan de gebruiker om een goedgekeurde helm aan te schaffen. Deze verantwoordelijkheid is niet anders dan bij andere vervoersmiddelen waarvoor nu ook al een helmplicht geldt (bijvoorbeeld een bromfiets of speed-pedelec). Het is belangrijk om duidelijk uit te leggen aan welke eisen een helm voor snorfietsers moet voldoen. Dit wordt dan ook meegenomen in de communicatie over de helmplicht voor de snorfiets.
Heeft u onderzoek gedaan naar het internationale aanbod van via het internet te bestellen modieuze, onveilige fietshelmen zonder certificering, maar die door de gesloten schaal wel op een veilige motorhelm lijken?
Nee, er is geen onderzoek gedaan naar het aanbod van fietshelmen die op motorhelmen lijken. Zie ook het antwoord op vraag 7.
Kent u andere lidstaten in de Europese Unie waar een fietshelm op een snorfiets of bromfiets is toegestaan? Zijn daar onderzoeken gedaan naar veiligheid en handhaving waar wij van kunnen leren?
Nee. Graag benadruk ik nogmaals dat in Nederland de fietshelm ook niet wordt toegestaan voor de snorfietser.
Bent u bereid het toestaan van de speed-pedelec-helm uit te stellen of ervan af te zien totdat het heel duidelijk is dat dit geen gevaar voor de verkeersveiligheid oplevert?
Het toestaan van de speed-pedelec-helm voor de snorfietser is een weloverwogen keuze op basis van gedegen onderzoek door TNO naar de verkeersveiligheid. Daarbij kan het toestaan van een speed-pedelec-helm niet tot een verslechtering van de verkeersveiligheid leiden, aangezien er nu geen helmplicht geldt. Er is dan ook geen reden om het toestaan van de speed-pedelec-helm uit te stellen of ervan af te zien.
Het bericht 'Vierbaans N18 waar 100 kilometer mag worden gereden blijft staan als piketpaal' |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Vierbaans N18 waar 100 kilometer mag worden gereden blijft staan als piketpaal»?1
Ja.
Wat is uw reactie op dit bericht?
In het bericht wordt gemeld dat in de Achterhoekse Raad de wens is uitgesproken voor uitbreiding van de N18 met ongelijkvloerse kruisingen waar 100 km/uur mag worden gereden.
In 2018 is de N18 tussen Groenlo en Enschede vernieuwd. De vernieuwde N18 vergroot de veiligheid van de weggebruikers doordat op het tracé een rijbaanscheiding is aangebracht. Ook zorgt de nieuwe weg voor de verbetering van de leefbaarheid van verschillende kernen in de Achterhoek en in Twente doordat de weg om de kernen Eibergen, Haaksbergen en Usselo is geleid. Ten slotte geeft de Nieuwe Twenteroute een impuls aan de bereikbaarheid van en de verbinding tussen de Achterhoek en Twente. Daarnaast is de afgelopen jaren geïnvesteerd in verkeersveiligheid op het gedeelte Varsseveld – Groenlo. Zo zijn oversteken opgeheven en kruispunten gereconstrueerd.
Op basis van de € 200 miljoen die dit kabinet beschikbaar heeft gesteld voor verkeersveiligheid op Rijks-N-wegen, wordt de komende jaren verder in de N18 geïnvesteerd. Zoals op 28 juni jl. aan uw Kamer gemeld, wordt het laatste ongeregelde kruispunt op de N18 voorzien van verkeerslichten en worden op een deel van de N18 bermmaatregelen uitgevoerd.2 Daarmee wordt de komende jaren een impuls gegeven aan het verbeteren van de verkeersveiligheid op de N18.
De verbreding van het hele traject naar een 2x2 weg heeft onvoldoende prioriteit, omdat bij de eerdere aanpak van de N18 bleek dat een dergelijke investering onvoldoende baten bracht aan de regionale ontwikkeling van het gebied. Op het gebied van bereikbaarheid zijn er nationaal grotere knelpunten en opgaven.
Hoe hoog scoort de N18 in de Integrale Mobiliteitsanalyse (IMA)?
In de IMA-2021 zijn voor bereikbaarheid geen netwerkgerichte opgaven voor de N18 in beeld gebracht. De IMA-2021 laat voor de N18 in 2040 in het WLO scenario laag en hoog geen grote knelpunten zien voor bereikbaarheid. De IMA-2021 laat voor 2040 op de N18, net als op andere N-wegen, een relatief hoog gemonetariseerd slachtofferrisico zien. Zie voor een verdere toelichting de beantwoording van vraag 6.
Wat zijn de variabelen op basis waarvan u bepaalt of een N-weg wel of niet een probleem voor de doorstroming vormt?
In de IMA-2021 is de (potentiële) bereikbaarheid van bestemmingen in beeld gebracht aan de hand van de verbetering of verslechtering van de potentiële bereikbaarheid van activiteiten (bijvoorbeeld arbeidsplaatsen). Daarnaast is de reissnelheid in beeld gebracht door restcapaciteit, economische voertuigverliesuren en reistijdverlies in beeld te brengen.
Wat zijn de variabelen op basis waarvan u bepaalt of een N-weg wel of niet een probleem voor de verkeersveiligheid vormt?
In de IMA-2021 zijn per traject de verwachte slachtofferongevallen en de daarmee samenhangende maatschappelijke kosten geschetst. Dit is gedaan op basis van ongevalscijfers en gegevens over wegkenmerken die bepalend zijn voor de verkeersveiligheid. Voor de slachtofferongevallen is zowel het slachtofferongevalsrisico (slachtofferongevallen per miljard voertuig-km, afgezet tegen totaal aantal afgelegde kilometers op een traject) als de slachtoffer- ongevalsdichtheid (slachtofferongevallen per 10 kilometer weglengte) geschetst. Voor de maatschappelijke kosten is een beeld geschetst van het gemonetariseerd slachtofferongevalsrisico (miljoen euro per miljard voertuigkilometers) en de kosten van verkeersonveiligheid per 10 kilometer weglengte.3
Hoe hoog zijn de betreffende variabelen voor de N18 in de IMA?
De IMA laat in 2040 langs het westelijk deel van de N18 in Gelderland een toename en langs het oostelijk deel van de N18 in Overijssel een afname van potentiële bereikbaarheid van banen te zien. De toe- en afname lijkt niet in de eerste plaats gerelateerd aan een gebrek aan wegcapaciteit. In het WLO laag scenario zijn er geen grote capaciteitsknelpunten. Ook in het WLO hoog scenario zijn er geen ernstige capaciteitsknelpunten. Op het traject treedt geen groot reistijdverlies op.
De prognoses voor 2040 in de IMA-2021 laten zien dat over de gehele N18 het gemonetariseerd slachtoffer-ongevalsrisico in zowel WLO scenario laag als hoog in de hoogste categorie (>9,5 mln/miljard voertuig-km) valt, net als op een aantal andere Rijks-N-wegen. Voor zowel het slachtofferongevalsrisico als het gemonetariseerd slachtofferongevalsrisico geldt dat de N18 tussen Varsseveld-Groenlo op positie 7 staat. Het slachtofferongevalsrisico ligt op dit deel van de N18 in Gelderland iets hoger (>29 slachtofferongevallen per miljard voertuig-km) dan op het oostelijke deel in Overijssel (25–27 slachtofferongevallen per miljard voertuig-km). De slachtofferongevals- dichtheid en de kosten van verkeersonveiligheid per 10 kilometer weglengte liggen op de N18 relatief laag t.o.v. andere Rijkswegen.
Op basis waarvan heeft u bepaald om sommige delen van de N18 twee bij twee banen te maken en niet de hele N18?
In 2009 hebben de Ministers van VenW en VROM een standpunt ingenomen over de aanpak van de N18. De hoofddoelstellingen van de vernieuwing van de N18 waren het verbeteren van de verkeersveiligheid en de leefbaarheid op en rond de bestaande N18. De Ministers hebben een aantal afwegingen moeten maken. De afwegingen hadden betrekking op de mate waarin projectdoelstellingen worden bereikt, de gevolgen voor het landschap en het beschikbare budget. Vanuit de hoofddoelstelling voor verbetering van de verkeersveiligheid en leefbaarheid was een volledige aanleg van een 2x2 autoweg tussen Varsseveld en Enschede niet nodig; een 2x1 profiel voldeed grotendeels aan de hoofddoelstellingen. Op het gedeelte Groenlo – Enschede lagen de grootste knelpunten. Er was geen doelstelling om de bereikbaarheid te verbeteren, maar met de aanpassing is de reistijd tussen Groenlo en Enschede tijdens de spits wel met circa 30 minuten verkort. Zoals aangegeven in antwoord op vraag 2 bleek verder dat een verbreding van het hele traject naar een 2x2 weg onvoldoende baten bracht aan de regionale ontwikkeling van het gebied.
Op basis waarvan zou u kunnen bepalen om de hele N18 twee bij twee banen te maken?
Op dit moment zijn er geen gebiedsgerichte of netwerkgerichte knelpunten of opgaven vastgesteld die aanleiding geven om de N18 in het geheel tot een 2x2 weg te verbreden. Er zijn nationaal ernstiger knelpunten. Indien de situatie wijzigt zou dit kunnen leiden tot een andere afweging.
Het bericht dat autofabrikanten alleen nog grote auto’s willen bouwen |
|
Lammert van Raan (PvdD), Eva van Esch (PvdD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Einde nadert voor het «autootje voor de boodschappen»»?1
Ja, dat bericht is mij bekend.
Herkent u het geschetste beeld dat (Europese) autofabrikanten geen kleine auto’s meer willen bouwen vanwege winstbejag? Wat is uw reactie daarop?
Nee. De automarkt is onderverdeeld in de segmenten A tot en met E, waarbij de kleinste modellen vallen in A en de grootste in E. Fabrikanten hebben moeite om op rendabele wijze aan alle veiligheids- en emissie-eisen te voldoen in het A-segment. In het B-segment is er veel aanbod, zowel conventioneel als elektrisch. Het aandeel van elektrische auto’s in het hoogste segment (E) neemt af, terwijl het in de middensegmenten (B t/m D) juist toeneemt (zie de meegestuurde bijlage trendrapport 2022, figuur 13). De zakelijke doelgroep koopt met name elektrische auto’s in de segmenten C en D. De particuliere doelgroep in de segmenten B en C.
Deelt u de mening dat het vanuit maatschappelijk oogpunt onwenselijk is dat auto’s steeds groter en zwaarder worden?
Nee. Vanuit het duurzaamheidsperspectief leg ik onder andere de nadruk op de transitie van brandstofauto’s naar emissievrije auto’s. Elektrische auto’s zijn zwaarder dan vergelijkbare conventionele auto’s, maar wel schoner en daarom vanuit maatschappelijk oogpunt wenselijk. Daarnaast werkt IenW aan veiligheid, waarbij vooral nieuwere auto’s veiliger zijn dan oudere (los van grootte en gewicht) en aan bereikbaarheid. De kanttekening is dat grote en zware conventionele auto’s vaak minder zuinig zijn dan kleinere auto’s van dezelfde leeftijd. Daarom worden deze auto’s zwaarder belast in de motorrijtuigenbelasting en in de BPM. Op die manier zijn kleinere auto’s aantrekkelijker voor de consument.
Deelt u de mening dat de openbare ruimte (zeker in stedelijke gebieden) schaars is en al sterk onder druk staat? Vindt u het wenselijk dat per auto nog meer van die schaarse openbare ruimte in beslag genomen gaat worden?
Ja, ik deel uw mening dat de openbare ruimte in stedelijk gebieden schaars is. De verantwoordelijkheid voor ruimtegebruik in de stedelijke gebieden ligt bij medeoverheden. Veel gemeenten voeren daar ook actief beleid op door bijvoorbeeld het aantal openbare parkeerplaatsen op straat terug te dringen, delen van de stad autoluw te maken en/of te werken met een lagere parkeernorm in combinatie met stimulering van deelmobiliteit (zie ook de Evaluatie City Deal Elektrische Deelmobiliteit)2. Daarnaast hebben gemeenten de mogelijkheid om de parkeertarieven te differentiëren op basis van de grootte van een parkeerplek.
Kunt u bevestigen dat grotere en zwaardere auto’s meer energie verbruiken per gereden kilometer (ook als ze elektrisch zijn)? Deelt u de mening dat het, om efficiënt met energie om te gaan, wenselijk is om auto’s niet groter te laten zijn dan noodzakelijk? En zelfs idealiter kleiner (en veiliger) te laten zijn?
Nee, die mening deel ik niet. Ten eerste zijn elektrische auto’s zwaarder dan conventionele auto’s, maar circa 3 keer efficiënter (dus met dezelfde hoeveelheid energie kunnen elektrische auto’s 3 keer zo veel kilometers afleggen dan een vergelijkbare conventionele auto). Daarnaast geldt binnen de groep van elektrische auto’s dat niet in alle gevallen een grotere en zwaardere auto meer verbruikt aangezien dit van meerdere aspecten afhankelijk is. Zo is het verbruik van bijvoorbeeld een Hyundai Kona lager dan van een Fiat 500e. Wat «noodzakelijk» is, is een persoonlijke keuze.
Herkent u het beeld dat er in Nederland steeds grotere en zwaardere auto’s komen? Zo nee, kunt u de gemiddelde gewichtsklassen over de afgelopen 30 jaar laten zien?
Ik herken het beeld. Auto’s zijn om verschillende redenen zwaarder geworden. De meeste CO2-reducerende technologieën maken voertuigen zwaarder, zoals hybrides zonder stekker (mild/full HEV’s), plug-in hybrides. Deze voertuigen krijgen steeds grotere batterijpakketten en actieradius. Volledig elektrische auto’s zijn door hun batterijpakket over het algemeen 300 tot 600 kg zwaarder dan vergelijkbare brandstofvoertuigen. Naast elektrificering van het voertuigaanbod is het aandeel SUV’s en crossovers sterk gestegen in de verkopen. Dit aandeel is de laatste jaren ongeveer verdubbeld naar bijna 50% in 2021. SUV’s zijn gemiddeld iets zwaarder en minder zuinig dan de meer traditionele hatchback en sedan uitvoeringen van dezelfde leeftijd.
Deelt u de stelling van het Internationale Energie Agentschap dat in relatie tot de uitstoot stelde dat «de groei van zuinige voertuigen, waaronder elektrische auto’s, volledig teniet gedaan wordt door de stijgende verkoop van SUV’s»2? Wat vindt u daarvan?
Ja, die stelling deel ik, waarbij ik opmerk dat het IEA bij de uitstoot de wereldwijde verkoop van conventionele SUV’s tegenover de groei van zuinige (zoals elektrische auto’s) zet. Voor Nederland klopt dit wereldwijde beeld niet. In Nederland is de gemiddelde CO2-uitstoot van nieuw verkochte auto’s sinds 2017 gaan dalen tot 79gr/km in 2021 (zie bijlage trendrapport 2022). Deze daling is te verklaren door de gestegen verkoop van volledig elektrische personenauto’s sinds 2017 door het ingezette fiscale beleid. Anders zou de CO2-uitstoot vergelijkbaar zijn met de CO2-uitstoot in 2015. Nederland zit daarmee binnen Europa in de kopgroep.
Deelt u de mening dat grotere en zwaardere auto’s ook niet passen binnen de doelstellingen van de circulaire economie, waarbij gestreefd wordt naar het minimaliseren van het grondstofgebruik?
Nee, die mening deel ik niet. Qua gebruik kunnen bijvoorbeeld zwaardere auto’s (zoals elektrische auto’s) zuiniger zijn dan lichtere (conventionele) auto’s (zie ook vraag hierboven). Ook vindt innovatie plaats bij de productie van batterijen die al in de praktijk wordt toegepast waardoor de vraag naar grondstoffen daalt (bijv. geen/minder kobalt en nikkel, zie vraag 9 hieronder). Tenslotte zet ik me (ook in Europees verband) in voor de recyclebaarheid van de gebruikte stoffen. Bij elektrische auto’s geldt bijvoorbeeld de verplichting dat batterijen die niet meer geschikt zijn om in een auto te gebruiken (en ook niet meer geschikt zijn voor statisch gebruik) moeten worden teruggenomen door autofabrikanten en importeurs ter recycling. Op het ogenblik is het wel zo dat er nog weinig afgedankte accu’s zijn van elektrische auto’s omdat de verwachte levensduur circa tussen de 15 en 25 jaar betreft4). Daardoor is er nog weinig praktijkervaring met het recyclen. Veel gespecialiseerde bedrijven werken daarom reeds samen met autofabrikanten om een efficiënt en milieuvriendelijk recyclingproces te ontwikkelen, waarmee zo veel mogelijk van de accu kan worden hergebruikt.
Kunt u zich herinneren dat uw voorganger het rapport van Metabolic, Universiteit Leiden en Copper 8 – waarin wordt geconcludeerd dat Nederland naar rato recht heeft op grondstoffen voor grofweg één miljoen elektrische auto’s in 2030 – niet onderschreef met als argument dat er in het rapport te weinig rekening werd gehouden met «nieuw innovatiepotentieel»?3
Ja.6 Een circulaire economie kan bijdragen aan het verminderen van de benodigde grondstoffen voor de elektrificatie van de mobiliteit. Ook kan innovatie een belangrijke rol spelen bij het verminderen van kritieke metalen. Het latere rapport van Metabolic, Copper8, Polaris Sustainability en Quintel7 onderschrijft dat verschillende technologieën verschillende grondstoffen vergen. Zo is de in het rapport genoemde LFP (lithium-ijzer-fosfaat) batterij aan een opmars bezig in elektrische mobiliteit. Bij deze samenstelling is geen kobalt of nikkel nodig.
Herkent u in dit «innovatie-optimisme» dezelfde mechanismen die de landbouw en de luchtvaart nu de das om hebben gedaan, nu gebleken is dat het veel teveel vertrouwen op innovatie misplaatst bleek? Zo nee, waarom niet?
Nee dat herken ik niet, omdat de innovaties al in de praktijk worden gebracht. De doorontwikkeling van batterijen voor elektrische auto’s is in volle gang. Zo hebben de nieuwe generaties batterijen al minder grondstoffen nodig zoals kobalt en nikkel (bijvoorbeeld bij Tesla model Y, zie vraag hiervoor) en worden de batterijen steeds efficiënter (en goedkoper).
Vindt u het verstandig om te blijven streven naar bijvoorbeeld negen miljoen of meer elektrische auto’s wanneer voor de grondstoffen voor die andere acht miljoen auto’s vertrouwd moet worden op nog niet bestaande innovaties?
Het kabinet zet zowel in op de verduurzaming van de auto als ook op de alternatieven van de auto. We bieden mensen duurzame keuzes en stimuleren fietsgebruik, OV en deelmobiliteit als alternatief voor de eigen auto. Het gebruik van deelmobiliteit groeit, we zien bijvoorbeeld steeds meer (elektrische) deelauto’s8. Voor een vervolg van de Green Deal Autodelen II en de City Deal Elektrische Deelmobiliteit, werk ik momenteel met de regio’s aan een nationaal samenwerkingsprogramma deelmobiliteit. Daarnaast tref ik voorbereidingen voor een informatiecampagne om de bekendheid van het concept autodelen te vergroten. Verder ben ik met de werkgevers in gesprek om het aantal gereden autokilometers in 2030 met 1 miljard te verminderen.
Wanneer en hoe gaat u sturen op a) het verminderen van het autogebruik, b) het verminderen van de grondstof- en energieconsumptie per gereden autokilometer en c) het versterken van de fiets en het openbaar vervoer?
Veel mensen zijn in het dagelijks leven afhankelijk van de auto, en zullen dat ook in de toekomst blijven. Naast het zorgen voor de verduurzaming van het wagenpark ben ik, zoals in antwoord 11 aangegeven, aan de slag met het versterken van fietsgebruik en het OV. Ik heb recentelijk mijn ambitie voor het versterken van het fietsgebruik uiteengezet in een brief aan uw Kamer9 en heb o.a. de ambitie om 100.000 extra forenzen op de fiets te krijgen via de aanpak met fietsambassadeurs en uitbreiding van de campagne «Kies de Fiets!». Ook ga ik structureel mee-investeren in goede doorfietsroutes. Verder ben ik met de werkgevers in gesprek om het aantal gereden autokilometers in 2030 met 1 miljard te verminderen. Dit levert een bijdrage aan de vermindering van de energie- en grondstofconsumptie. Daarnaast wordt de energieconsumptie door de overstap van conventionele naar elektrisch auto’s verminderd, aangezien een elektrische auto circa 3 keer efficiënter is dan een conventionele auto. Op locaties in heel Nederland pakken we de komende jaren stations(gebieden) en fietsenstallingen aan om OV en fiets aantrekkelijke te maken. Stations zoals Nijmegen en Amsterdam Lelylaan worden geheel verbeterd. Daarnaast gaan we door met verbeteringen op het spoor zoals de reistijdverbetering tussen Zwolle en Enschede of de verbinding tussen Eindhoven, Venlo en Düsseldorf. Deze investeringen zijn opgenomen in het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport (MIRT).
De gevaren die boeren op snelwegen veroorzaken |
|
Hanneke van der Werf (D66) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Boeren massaal over de snelweg naar actiedag in Stroe, politie machteloos»?1
Ja.
Wat waren de gevolgen van het spookrijden en het blokkeren van vluchtstroken voor de verkeersveiligheid en voor de doorgang van ambulances?
Sinds woensdag 22 juni zijn er op meerdere momenten blokkades op de snelwegen en toegangswegen geweest. Er zijn op 22 juni op de wegen in beheer van Rijkswaterstaat vijf ongevallen geregistreerd in het interne systeem van Rijkswaterstaat die direct te relateren zijn aan de aanwezigheid van tractoren op het hoofdwegennet. Het valt niet uit te sluiten dat het totale aantal hoger ligt. Ook zijn hierbij eventuele ongevallen op autowegen en autosnelwegen in beheer van andere wegbeheerders niet meegerekend, zoals bijvoorbeeld ambulances die geen doorgang konden vinden.
Onderschrijft u de constatering van een chirurg uit het St. Antonius Ziekenhuis dat deze acties levensgevaarlijk zijn?2
Ja.
Waarom worden tractoren niet direct van de snelweg afgeleid, eventueel op straffe van aanhouding?
Het doen stilhouden van een rijdend landbouwvoertuig kan risico’s opleveren voor de veiligheid van medeweggebruikers of politiemedewerkers. Wanneer om die reden door de politiemedewerkers ter plaatse wordt besloten een voertuig niet stil te houden, wil dat niet zeggen dat bestuurders van deze voertuigen wegkomen met strafbare feiten.
Na vaststelling van de identiteit op basis van beeldmateriaal of op andere wijze volgt een bekeuring of aanhouding.
Deelt u de grote zorgen dat de politie naar eigen zeggen «simpelweg niet opgewassen tegen deze machines» is?3 Het mag toch nooit zo zijn dat het recht van de sterkste bepaalt tegen wie de politie optreedt en tegen wie niet?
De wet geldt voor iedereen. Er wordt door de politie handhavend opgetreden, direct of achteraf. Handhaving kan op verschillende manieren gebeuren. Het lokaal gezag maakt hierin afwegingen waarin ook de veiligheid van wegverkeer en politiemedewerkers wordt betrokken. In dit geval is ter plaatse waar mogelijk gehandhaafd en is er ook geverbaliseerd, zowel ter plaatse als achteraf.
Herinnert u zich het antwoord van vorig jaar, dat één boete was opgelegd bij blokkades op de A1 voor bellen achter het stuur, en dat er geen aanhoudingen werden verricht?4
Ja.
Denkt u dat uit dat optreden van de politie een afschrikwekkende werking is uitgegaan waardoor boeren dit soort acties in het vervolg niet zouden herhalen?
Van belang is dat personen die zich schuldig maken aan strafbare feiten daar niet mee wegkomen. Er wordt door de politie handhavend opgetreden. Wanneer dat ter plaatse niet lukt, gebeurt dat achteraf.
Hoe duidt u de uitspraak van de politie dat het niet hun «doel [is] om zo veel mogelijk boetes uit te schrijven»?5 Hoe kan worden voorkomen dat boeren dit soort acties herhalen als het beeld wordt gecreëerd dat boeren niet voor boetes hoeven te vrezen?
Het doel is duidelijk te maken dat strafbare feiten en gevaarlijke situaties niet worden geaccepteerd en daar waar mogelijk wordt ingegrepen. Dit is herhaaldelijk door politie en OM gecommuniceerd. Wanneer het de politie door de omstandigheden niet lukt om deze feiten te voorkomen of om daarop direct te handhaven, wordt ingezet op opsporing en vervolging achteraf. Het is cruciaal dat personen die doelbewust de wet overtreden daar niet mee wegkomen.
Hoe komt het dat de politie niet in staat of niet bereid was in alle situaties te handhaven? Is daarbij overwogen bijstand in te schakelen van de Koninklijke Marechaussee?
Ik wijs u op de voorgaande antwoorden. Er was voor de gezagen geen aanleiding om de Koninklijke Marechaussee te verzoeken om bijstand te leveren.
Hoeveel tractoren zijn op 22 juni 2022 op de snelweg gesignaleerd? Hoeveel van hen hebben een boete gekregen? Hoeveel aanhoudingen zijn er verricht?
Het is bij Rijkswaterstaat niet bekend hoeveel tractoren zich op 22 juni 2022 op de snelweg hebben bevonden en evenmin hoeveel bestuurders daarvan of automobilisten een snelweg hebben geblokkeerd. Rijkswaterstaat heeft namelijk geen systeem waarmee die informatie wordt verzameld. Bij politie is dit evenmin bekend.
Omdat opgelegde boetes bij de politie niet op doelgroepen worden geregistreerd, is het niet mogelijk om precies na te gaan hoeveel tractorbestuurders een boete hebben ontvangen. Wel is duidelijk dat de politie op 22 juni 2022 enkele honderden bekeuringen meer heeft uitgeschreven dan op andere woensdagen in 2022. Op 22 juni 2022 heeft de politie veertien aanhoudingen verricht die samenhangen met de voornoemde landelijke actiedag. Sinds 22 juni 2022 zijn in totaal in ieder geval 700 extra verkeersboetes uitgeschreven voor overtredingen die zijn te relateren aan de boerenprotesten. Het daadwerkelijke aantal ligt mogelijk hoger. Daarnaast zijn de afgelopen weken ruim honderd personen aangehouden vanwege overtredingen en misdrijven die verband houden met de boerenprotesten. Ook hierbij geldt dat het daadwerkelijke aantal mogelijk hoger ligt, omdat onderzoeken nog lopen.
Hoeveel automobilisten hebben op 22 juni 2022 snelwegen geblokkeerd? Hoeveel van hen hebben een boete gekregen? Hoeveel aanhoudingen zijn er verricht?
Zie antwoord vraag 10.
Wat gaat u in het vervolg doen om dit te voorkomen?
De politie treedt op onder verantwoordelijkheid van de officier van justitie en de burgemeester.
Rondom recente acties heeft ter ondersteuning van het bevoegd gezag bestuurlijke afstemming plaatsgevonden met vertegenwoordigers van het lokaal bestuur, OM en politie.
De volgende uitgangspunten zijn als advies voor de lokale driehoeken gedeeld met burgemeesters:
De overheid treedt zichtbaar en merkbaar op tegen blokkades en andere buitenwettelijke acties.
Demonstreren mag, blokkeren niet. De overheid begrenst vroegtijdig en treedt waar mogelijk direct op. Blokkades worden zoveel mogelijk voorkomen dan wel zo snel mogelijk beëindigd (oplopend van vrijwilligheid naar vormen van dwang/handhaving).
Blokkades op en rondom snelwegen zijn niet acceptabel. Dit is voornamelijk gelegen in:
Gevaarzetting (ongevallen, gewonden, mogelijk zelfs dodelijke slachtoffers, bermbranden, gevaarlijke stoffen).
Snelweg is geen geschikte locatie, alternatieve locaties om te demonstreren worden in overleg met het lokaal bevoegd gezag aangewezen
Artikel 2 van de Wet openbare manifestaties biedt de mogelijkheid om een betoging in verband met de verkeersveiligheid te beperken of te verbieden.
Waar directe handhaving niet mogelijk is wordt ingezet op opsporing en vervolging na de acties. Er wordt ingezet op een hoge pakkans.
De brief 'Actualisatie prognose reizigersaantallen OV' |
|
Lisa van Ginneken (D66) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Hoe kan het dat de reizigersprognoses van het Kennisinstituut Mobiliteitsbeleid (KiM) optimistischer zijn dan de prognoses van vervoerders, vervoersregio’s en decentrale overheden?1
Het KiM kan niet nagaan waarom de KIM-ramingen optimistischer zijn over het herstel van de reizigersaantallen dan de prognoses van vervoerders, vervoersregio’s en decentrale overheden omdat de prognoses van vervoerders niet openbaar gepubliceerd zijn. In het antwoord op vraag 2 ga ik nader inhoudelijk op deze vraag in.
Kunt u in meer detail toelichten hoe deze verschillen ontstaan?
Verschillen in de verwachtingen voor de toekomstige ontwikkeling van het ov-gebruik kunnen in het algemeen ontstaan door:
Het ov-gebruik kan op verschillende manieren gedefinieerd worden en op verschillende gebieden betrekking hebben, bijvoorbeeld voor totaal Nederland (KiM) of voor specifieke openbaar vervoerwijzen in specifieke regio’s. Het KiM gebruikt als uitgangspunt de totale omvang van de afgelegde afstand van ov-gebruikers op Nederlands grondgebied (in zogenoemde reizigerskilometers) zoals gepubliceerd door de NS in haar jaarverslagen (trein) en door het CROW-KpVV in de publicatie «Staat van het regionale ov» (trein, bus, tram en metro)2. Gegevens over het totale regionale ov-gebruik in Nederland in 2021 zijn nog niet beschikbaar bij het CROW.
De manier waarop de verwachtingen voor het toekomstig ov-gebruik gemaakt worden, kan verschillen. Het KiM beschrijft in openbare stukken hoe de toekomstverwachting gemaakt wordt en welke methodiek en uitgangspunten daarbij gebruikt worden.
De uitgangspunten met betrekking tot de toekomstige ontwikkeling van het overheidsbeleid en de omgevingsvariabelen zoals onder andere het aantal inwoners, het aantal studenten, het besteedbaar inkomen, de kosten van het ov- en autogebruik kunnen verschillen. Het KiM baseert zich daarbij op het recentste beschikbare toekomstverwachtingen van o.a. het CPB, het CBS en het Ministerie van OC&W.
De verwachtingen omtrent de structurele gedragsveranderingen als gevolg van de coronacrisis kunnen verschillen. Het KiM baseert zich hierbij op de resultaten van het MobiliteitsPanel Nederland (MPN) waarbij in de afgelopen 3 jaar regelmatig gevraagd is aan een panel van respondenten over hun reisgedrag en de invloed van de coronacrisis op hun toekomstig reisgedrag.
Klopt het dat de KiM-prognose losse verkoop voor onder meer toerisme niet meetelt? Klopt het dat juist die reizigers de meest winstgevende reizigers betreffen?
Nee, dat klopt niet. Het KiM gebruikt als uitgangspunt de totale omvang per jaar van de afgelegde afstand van ov-gebruikers op Nederlands grondgebied zoals gepubliceerd in de NS jaarverslagen tot en met 2021 en «Staat van het regionale ov» door CROW-KpVV tot en met 2020. Het KiM gaat ervan uit dat dit totale ov-gebruik inclusief de losse verkoop van reizen is. Bij het KiM is onbekend of de losse verkoop reizigers de meest winstgevende reizigers zijn. Daarover is geen openbare informatie beschikbaar.
Hoe verandert de prognose, indien deze losse verkoop wél wordt meegenomen?
Op basis van de gegevens van NS en CROW over de afgelegde afstand door ov-reizigers zijn volgens het KiM de verwachtingen voor het ov-gebruik wel inclusief de losse verkoop.
Is het model van het KiM aangepast, nadat in 2022 de prognoses te optimistisch bleken te zijn? Zo ja, welke aanpassingen zijn daarin meegenomen?
De basisraming en het alternatieve scenario voor het ov-gebruik in 2022 van het KiM van november 2021 zijn hoger dan de geactualiseerde ramingen voor 2022. Belangrijke verklaring daarvoor is het feit dat in november 2021 in de basisraming niet voorzien was dat er in 2022 nog een aantal maanden gedragsbeperkende maatregelen zouden zijn. In het pessimistische scenario van november 2021 was wel voorzien dat er in 2022 nog twee maanden gedragsbeperkende maatregelen zouden zijn maar die periode heeft uiteindelijk langer geduurd en mede daardoor was het negatieve effect op het ov-gebruik groter dan verwacht.
Het model van het KiM is niet aangepast. Maar omdat het inmiddels halverwege 2022 is, zijn de ramingen voor het jaar 2022 in de actualisatie niet met het model gemaakt maar op basis van een extrapolatie van de reeds bekende gegevens van het ov gebruik in 2022 en daarom vallen de prognoses lager uit. De uitgangspunten voor de latere jaren 2023–2026 zijn aangepast aan de meest recente informatie van CPB, CBS, OC&W, e.d.
Hoe groot zijn de onzekerheden in het model van het KiM volgens henzelf en wat zijn de betrouwbaarheidsintervallen van de prognoses?
De onzekerheid voor de toekomst is vormgegeven door uit te gaan van een basisraming met daarnaast een alternatief scenario. Voor de basisraming is tevens een gevoeligheidsvariant doorgerekend waarbij aangenomen is dat er geen kwaliteitsverbetering optreedt in het ov tot en met 2026. Voor de gebruikte methodiek van het KiM is het niet mogelijk om statistische betrouwbaarheidsintervallen aan te geven van de verwachtingen.
Welke andere methodes en modellen gebruikt u om uw beleid rondom ov op te baseren?
Er worden verschillende methodes en modellen gebruikt, afhankelijk van welk aspect van het ov het betreft. Wat betreft het ov-aanbod voor 2023 en verder zijn de belangrijkste bronnen de BVOV monitor (bedrijfsvertrouwelijke financiële ramingen), de OV-aanbod monitor (open data), de monitoringsrapportage Transitie OV en op basis van (uitgevraagde) informatie afkomstig van de decentrale overheden en vervoerders. Voor de langere termijn wordt onder andere de Integrale Mobiliteitsanalyse 2021 (IMA-2021).
Welke kengetallen zijn daarbij van groot belang voor besluitvorming rondom een vangnet voor het ov?
Op 15 juni jl. heb ik samen met de vervoerders en de decentrale overheden om tafel gezeten om met elkaar te spreken over het ov in 2023, mede naar aanleiding van het verschijnen van de nieuwe KIM-prognose. Zoals ik uw Kamer geïnformeerd heb3 is er afgesproken dat we de komende weken gebruiken om in gesprek te blijven en in het Nationaal Openbaar Vervoer Beraad nader onderzoek te doen naar de, gegeven de onzekerheid, verwachte situatie in 2023 in de verschillende ov-concessies. Alle informatie die bij deze gesprekken relevant zijn, zowel vanuit het KiM als van alle bij het NOVB betrokken partijen, komen op tafel.
Bent u het ermee eens dat het onwenselijk is dat er zo’n grote discrepantie is tussen de verschillende modellen van de rijksoverheid enerzijds en andere overheden, vervoersautoriteiten en vervoerders anderzijds?
Regionale vervoerders en decentrale overheden hanteren geen prognose model maar kijken naar scenario’s en realisaties op regionale schaal. NS werkt wel met een prognose model, maar deze is niet openbaar.
Opbrengstverantwoordelijke vervoerders en decentrale overheden schatten het tempo waarin reizigers terug keren in het OV anders in dan het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid.
Bent u bereid te werken aan een uniform model voor zowel het KiM als de vervoerders? Zo ja, hoe en op wat voor termijn gaat u dat proces inrichten?
Het KiM is onafhankelijk en hun werkwijze is transparant en navolgbaar. Vervoerders gebruiken voor hun scenario’s bedrijfsvertrouwelijke info die niet openbaar beschikbaar is. Een uniform model wordt daarom lastig.
Hoe snel kan het KiM de prognoses actualiseren in reactie op nieuwe ontwikkelingen, zoals mogelijke nieuwe oplevingen van het coronavirus?
Het KiM maakt in het najaar 2022 een nieuwe raming van het ov-gebruik voor de periode 2022–2027. Het KiM doet dat twee keer per jaar omdat toekomstverwachtingen voor de belangrijke omgevingsontwikkelingen beperkt beschikbaar komen in de loop van het jaar. Voor de inwonersaantallen van het CBS en studentenaantallen van OC&W is dat 1 keer per jaar en voor de economie, het inkomen, olieprijzen, e.d. van het CPB is dat twee keer per jaar in het Centraal Economisch Plan (CEP) en de Macro Economische Verkenning (MEV). Voor het lopende jaar wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de beschikbare realisaties van het ov-gebruik van translink. Eventuele gevolgen voor het ov gebruik van nieuwe oplevingen van het coronavirus en daarmee samenhangende gedragsbeperkende maatregelen kunnen in het lopende jaar gemonitord worden op basis van de weekgegevens van translink.
Kan er vaker dan tweemaal per jaar een nieuwe prognose komen in het geval dat de aannames achter de prognoses niet blijken te kloppen door veranderende situaties?
Het KiM doet dat twee keer per jaar omdat toekomstverwachtingen voor de belangrijke omgevingsontwikkelingen beperkt beschikbaar komen in de loop van het jaar. Alleen als deze omgevingsontwikkelingen vaker beschikbaar komen, dan zou het KiM frequenter actualisaties kunnen maken.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk, maar ten minste vóór het rondetafelgesprek Beschikbaarheidsvergoeding openbaar vervoer (BVOV) op 30 juni a.s. beantwoorden?
Ja, dat heb ik bij deze gedaan.