Het bericht ‘Regeltjes nekken bloemencorso’ |
|
Martijn van Helvert (CDA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Regeltjes nekken bloemencorso»1 en «Steun voor bloemencorso»2?
Ja.
Kunt u aangeven welke feiten of omstandigheden tussen nu en voorgaande jaren zich voor hebben gedaan, die het rechtvaardigen dat strengere regels opgelegd zouden moeten worden aan de wagens zoals die van het bloemencorso in de bollenstreek?
Een bloemencorso is een lokaal evenement, waarvoor de organisator een vergunning moet aanvragen bij de wegbeheerder. In de meeste gevallen is dat de gemeente.
Wanneer er eisen worden gesteld aan de organisatie, bijvoorbeeld met betrekking tot de veiligheid, dan zijn dat eisen van de betreffende gemeente, niet van het rijk. Alleen wanneer de gemeente eist dat er verkeersregelaars aanwezig zijn bij het evenement, dan moeten deze voldoen aan de eisen die de wet aan verkeersregelaars stelt.
Het rijk stelt zelf geen expliciete eisen aan het organiseren van lokale evenementen. Integendeel, zo is met ingang van 2011 de kentekenplicht verdwenen voor aanhangers en opleggers die alleen op de openbare weg worden gebruikt voor speciale gelegenheden zoals carnavalsoptochten en bloemencorso's.
Kunt u aangeven wat de bedoeling en strekking is van de door de Minister van Veiligheid en Justitie gestuurde sms met de boodschap: «goed verhaal in De Telegraaf»?3
De bedoeling en strekking van de door de Minister van Veiligheid en Justitie gestuurde sms is dat de Minister het bloemencorso een warm hart toedraagt. Het Rijk is verder geen partij bij de organisatie van lokale evenementen.
Bent u bereid om spoedig met de organisaties en/of eigenaren van de verschillende bloemencorso’s aan tafel te gaan om te bezien of alle kostenverhogende voorschriften daadwerkelijk nuttig en nodig zijn? Wilt u de Kamer over de uitkomst van dit overleg informeren vóór het zomerreces?
Het rijk is geen partij bij de organisatie van lokale evenementen. De organisatie zal met de lokale wegbeheerder moeten gaan praten over voorschriften.
Herkent u het beeld4 dat bij het vervoer van de carnavalswagens afgelopen jaren Rijkswaterstaat heeft geassisteerd via onder andere de aanduidingen op de matrixborden? Bent u bereid om Rijkswaterstaat te mandateren om dit samen met de carnavalsverenigingen voor de komen jaren op een vergelijkbare wijze te doen en dus goed op te lossen?
In voorgaande jaren is nooit een ontheffing bij Rijkswaterstaat aangevraagd en heeft Rijkswaterstaat geen voorafgaande toestemming verleend. Rijkswaterstaat was in andere jaren namelijk niet op de hoogte gesteld van het feit dat er tijdens halfvasten een groep carnavalswagens gebruik maakt van de A76 om van Stein naar Kotem en Maasmechelen in België te rijden. Rijkswaterstaat heeft in 2014 geassisteerd omdat sprake was van een spoedeisende situatie. De carnavalswagens stonden bij constatering van de weginspecteur, reeds op de snelweg.
Op het traject Knooppunt Kerensheide-Belgische grens eindigt de verkeerssignalering voor de oprit in de gemeente Stein. Vanaf deze plaats tot de Belgische grens is geen verkeerssignalering aanwezig. Ik ben van mening dat het vervoer van de carnavalswagens over rijkswegen binnen de wettelijke kaders van de Wegenverkeerswet 1994 dient plaats te vinden. Rijkswaterstaat toetst aanvragen aan deze wet. Omdat niet voldaan wordt aan de eisen gesteld in de Wegenverkeerswet (met name op het gebied van verkeersveiligheid) ben en blijf ik van mening dat Rijkswaterstaat terecht geen ontheffing heeft verleend en ook in de toekomst onder deze condities geen ontheffing kan verlenen. Rijkswaterstaat is uiteraard bereid om met de betrokken overheden en wegbeheerders, zoals de gemeente, te bespreken hoe binnen de wettelijke kaders, aan de carnavalsverenigingen een mogelijkheid kan worden geboden volgend jaar met hun wagens van Nederland naar België te komen.
Bent u op de hoogte van het feit dat het niet om een optocht gaat op de A76, maar slechts vervoer van wagens die maximaal 80 km per uur kunnen rijden?5
Ja, ik ben op de hoogte van het feit dat het niet gaat om een optocht. Het gaat om meerdere wagens die achter elkaar rijden. Op basis van overleg met de vertegenwoordiger van de carnavalsverenigingen en Rijkswaterstaat (en door Rijkswaterstaat zelf tijdens het transport) is geconstateerd, dat het gaat om voertuigen die (voor het belangrijkste deel) niet voldoen aan de Wegenverkeerswetgeving, met name als het gaat om het kunnen rijden van minimaal 60 km/uur.
Bent u op de hoogte van het feit dat het door u aangehaalde ongeluk6 niet op de A76 is gebeurd maar op de aanrijroute van een rotonde waarbij een auto een eenzijdig ongeval met blikschade heeft veroorzaakt zonder connectie met het carnavalswagenvervoer op de A76? Werpt dat een ander licht op de zaak?
Er heeft zich gedurende het carnavalswagenvervoer op de hoofdrijbaan van de snelweg E314, voor de afrit Maasmechelen een ongeval voorgedaan. Hierbij is door de Belgische Politie een verband gelegd tussen de filevorming als gevolg van het vervoer van de carnavalswagens en het ongeluk. Het voorbeeld van het ongeval op de Belgische weg is in de voorgaande beantwoording opgenomen om aan te geven dat er onveilige situaties ontstaan bij dergelijk vervoer over de weg. Met name de grote snelheidsverschillen en de breedte van de voertuigen maken het op basis van de huidige Wegenverkeerswet niet mogelijk dergelijke voertuigen toe te staan op de snelweg.
Met name de grote snelheidsverschillen en de breedte van de voertuigen maken het op basis van de huidige Wegenverkeerswet niet mogelijk dergelijke voertuigen toe te staan op de snelweg.
De privacy-schendingen door trajectcontroles |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht: «Trajectcontroles schenden privacyregels»?1
Ik heb kennisgenomen van deze berichtgeving. De rechter heeft de zaak op 28 april jl. behandeld en op 12 mei jl. uitspraak gedaan. Mijn reactie is vervat in de onderstaande beantwoording.
Wat is uw reactie op de kritiek van de stichting Privacy First dat trajectcontroles in hun huidige vorm de privacy van burgers aantasten?
Zie antwoord vraag 1.
Begrijpt u de zorgen van velen met betrekking tot trajectcontroles gezien het feit dat nu iedere weggebruiker wordt geregistreerd, en het onduidelijk is wat er met de gegevens gebeurt en hoe lang de gegevens bewaard blijven?
Ik merk in het algemeen op dat trajectcontroles passen binnen de kaders die de Politiewet 2012, het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 en de Wet politiegegevens stellen. Bij trajectcontroles is het noodzakelijk dat gegevens van alle passerende kentekens kort worden bewaard om het systeem de berekening van de snelheid te kunnen laten maken en de in het kentekenregister bij de RDW opgeslagen voertuiggegevens na te laten trekken. Dit laatste in verband met de voor enkele voertuigen geldende bijzondere maximumsnelheden. Zo geldt voor vrachtauto’s op autosnelwegen een andere maximumsnelheid dan voor personenauto’s. De gegevens van de overtreders worden ter verdere verwerking overgedragen aan het CJIB.
Alle gegevens worden na maximaal 72 uur automatisch in het trajectcontrolesysteem gewist. In de zeer korte periode dat de gegevens van de trajectcontroles nog in het trajectcontrolesysteem voorhanden zijn kunnen deze binnen de strikte kaders van de wetgeving aan anderen worden verstrekt dan wel voor andere doeleinden worden gebruikt (bijvoorbeeld in het kader van strafrechtelijke onderzoeken).
Overigens lopen in het interview waarnaar u verwijst de gegevens van trajectcontroles en ANPR door elkaar: voor ANPR gaat inderdaad een langere bewaartermijn gelden, maar dit is voor een ander doel dan controle op de maximumsnelheid.
Hoe denkt u de privacy van de burger te kunnen waarborgen nu de gegevens ook worden gebruikt door de Belastingdienst en deze gegevens veel langer worden bewaard?
Zoals ik in het antwoord op de vragen 3 en 5 heb aangegeven, kunnen de gegevens van de trajectcontroles zolang die nog voorhanden zijn, alleen onder strikte voorwaarden aan anderen worden verstrekt dan wel voor andere doeleinden worden gebruikt. De Belastingdienst ontvangt geen gegevens uit trajectcontroles.
Hoe duidt u het gegeven dat nota bene de geestelijk vader van de trajectcontrole, oud-officier van justitie Koos Spee, het almaar groeiende gebruik van de data betreurt?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid zo spoedig mogelijk te stoppen met de privacy-onvriendelijke en mobiliteit-hinderende trajectcontroles? Zo nee, waarom niet?
Ik heb geen plannen om met trajectcontroles te stoppen. Eerder heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het gebruik van trajectcontrolesystemen om snelheidsovertredingen te constateren is toegestaan.2 De kantonrechter is in zijn uitspraak van 12 mei jl. ook tot dit oordeel gekomen. Hij neemt daarbij in overweging dat er sprake is van een geringe inbreuk op de privacy, dat de registratie van niet-overtreders binnen 72 uur wordt gewist en dat weggebruikers door bebording op de hoogte worden gesteld van de controle.3
Ik vind het daarnaast van belang het volgende op te merken: de trajectcontroles zijn een effectieve methode om de snelheid te handhaven. Een specifieke (verlaagde) snelheid kan ingegeven zijn om redenen van verkeersveiligheid en/of ten behoeve van milieudoeleinden. Op de trajecten waar de systemen staan, daalt de gemiddelde snelheid en wordt de spreiding tussen de gereden snelheden kleiner. Hierdoor vermindert de uitstoot van CO2 en fijnstof, neemt de geluidsproductie af en daalt het risico op een ongeval.
Het bericht ‘Ruim miljoen voor schone bussen’ |
|
Barbara Visser (VVD), Remco Dijkstra (VVD) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Ruim miljoen voor schone bussen»?1
Ja.
Wat zijn de doelstellingen als het gaat om de subsidie van 4,25 miljoen euro aan de vijf vervoerregio’s om meer praktijkervaring op te doen met waterstof- en hybride bussen? Zijn deze subsidies voor de aanschaf of de exploitatie van de bussen en hoe verhoudt zich dit met de gebruikelijke jaarlijkse bijdrages die door het Rijk worden geleverd aan het regionale- en streekvervoer (voormalige brede doel uitkering)? Krijgen de betreffende vijf regio’s een extra vergoeding of is er sprake van een oormerking van een reeds bestaande uitkering voor het OV? Wanneer is de subsidieregeling geslaagd c.q. succesvol? Hoe en door wie wordt dit vastgesteld? Bent u van plan om de regeling in de toekomst verder uit te breiden?
Het doel van de bijdragen is om decentrale overheden die verantwoordelijk zijn voor het openbaar busvervoer en die overwegen launching customer te worden van waterstofbussen te ondersteunen bij het op korte termijn opdoen van praktijkervaring, teneinde een mogelijk aanschafbesluit voor toekomstige concessies te kunnen onderbouwen. Dit past in de lange termijn doelen van het klimaat- en energiebeleid.
De bijdragen zijn dus primair gericht op het verkrijgen van praktijkervaring met waterstofbussen als onderdeel van de transitie naar zero-emissie busvervoer en zijn niet direct bedoeld als kostenefficiënte maatregel om op dit moment de knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit in de betreffende steden op te lossen.
De bijdragen die zijn uitgekeerd aan de regionale overheden zijn bovenop de jaarlijkse standaard BDU-uitkering. Deze bedragen maken deel uit van de begroting van het ministerie voor het onderwerp waterstof. De bedragen die worden toegekend zijn via de BDU-paragraaf uitgekeerd. Van de voorgestelde projecten wordt een convenant gemaakt tussen het ministerie en de betreffende decentrale overheid, waarin de afspraken voor de inzet van de waterstofbussen zijn neergelegd. Zo wordt onder meer afgesproken dat de bussen minimaal twee jaar worden ingezet in de dienstregeling en minimaal 30.000 kilometer per jaar zullen rijden. Ook worden afspraken gemaakt om de prestaties van de bussen te monitoren op een manier die bruikbare input levert voor gebruik in een Total Cost of Ownership-model (TCO).
De projecten zijn geslaagd als de bussen in de praktijk hebben bewezen betrouwbaar en energiezuinig te rijden en als er zowel bij de concessieverlenende overheid als de concessiehouder vertrouwen wordt uitgesproken om deze bussen op termijn op grotere schaal en dan tegen een aanzienlijk lagere – concurrerende – prijs aan te schaffen.
Er zijn geen plannen om dit project op deze wijze te herhalen.
Kunt u aangeven waarom Rotterdam een aanvullend bedrag van 1,3 miljoen euro ontvangt voor haar strijd voor een betere luchtkwaliteit? Aan welke resultaatverplichtingen moet zij voldoen en hoe leveren de vier bussen hier een bijdrage aan? Is uitgerekend op welke wijze door deze vier bussen de luchtkwaliteit wordt verbeterd? Zo nee, waarom niet en wat rechtvaardigt dan een dergelijke subsidie? Wordt Rotterdam met dit geldbedrag ook eigenaar van de bussen? Met andere woorden: aan wie wordt voor welk bedrag nu de subsidie verstrekt?
De Metropoolregio Rotterdam Den Haag heeft een bijdrage ontvangen van € 850.000 voor twee waterstofbussen als onderdeel van het totaal van € 4,25 mln. De andere deelnemende overheden zijn de provincies Groningen, Noord-Brabant, Zuid-Holland en Gelderland.
Een bedrag van € 450.000 is toegekend aan de Metropoolregio Rotterdam Den Haag als een tegemoetkoming in de meerkosten voor het laten doorrijden (tot 2019) van een tweetal innovatieve plug-in-hybridebussen van Nederlandse makelij. De leerervaringen die hiermee worden opgedaan zijn voor Rotterdam en voor andere decentrale overheden relevant. Bij dit project is ook de Hogeschool Rotterdam betrokken onder meer om studenten leerervaringen op te laten doen met nieuwe aandrijftechnieken en het curriculum van de Hogeschool voor te bereiden op toekomstige technieken. De zero emissie plug in bussen zijn bedoeld voor de lange termijn klimaat- en energiedoelen. Er is niet uitgerekend wat dit precies bijdraagt aan de verbetering van de luchtkwaliteit, omdat dit geen doel was van de Rijksbijdrage. Doel van deze bijdrage is marktvoorbereiding van klimaatneutrale bussen. Als deze bussen in de veldtests op die trajecten worden ingezet waar nog NO2-knelpunten zijn dan is het neveneffect dat zij bijdragen aan de locale luchtkwaliteit omdat zij immers geen uitstoot hebben en ze zijn bovendien stil. De veldtests in de dienstregeling hebben tot doel de betrouwbaarheid van de bussen te verbeteren en het zero emissie rijden op gedeelten van de te rijden routes verder te ontwikkelen. Het gaat derhalve om het voorbereiden van de markt.
Het bedrag wordt uitgekeerd aan de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, die dit bedrag aan de huidige concessiehouder, de RET, uitkeert. De bussen in Rotterdam komen in eigendom van de gemeente, die aandeelhouder is van de RET.
Klopt het dat u aan GVB in Amsterdam een subsidie heeft verstrekt ten behoeve van twee waterstofbussen?2 Wat waren de afspraken en wat zijn de resultaten van deze subsidieregeling geweest? Is de lucht schoner geworden? Zo ja, met welk percentage? Zijn er meer mensen beter en sneller vervoerd? Klopt het dat de betreffende bussen inmiddels teruggeleverd zijn aan de leverancier van deze bussen? Zo ja, vindt u het gerechtvaardigd dat op kosten van de belastingbetaler dergelijke astronomische bedragen worden gespendeerd aan ineffectieve maatregelen?
De uitkering voor deze twee waterstofbussen is in 2009 gedaan aan de toenmalige stadsregio Amsterdam via een convenant. De stadsregio Amsterdam heeft deze bijdrage doorgezet aan de concessiehouder GVB, samen met een bijdrage van de gemeente Amsterdam.
Het waterstofbusproject is na een periode van twee jaar rijden in de praktijk van een dienstregeling nog met een jaar verlengd om de technologie verder te kunnen testen.
Het klopt dat de bussen inmiddels zijn teruggeleverd. Tot vorig jaar zijn er door het doorlopen van de proeftuinen leerervaringen opgedaan met deze bussen. Het project «pilotprojecten openbaar per bus» is inmiddels afgerond en een evaluatie van dit project is in een afrondend stadium.
Deze projecten hebben juist geleid tot investeringen door regionale overheden en bedrijfsleven in zero emissie bussen, die steeds meer betaalbaar worden. Deze aanpak is dus in mijn ogen erg effectief. Het Nederlandse bedrijfsleven heeft mede op basis van deze pilotprojecten besloten haar investeringsstrategie te verleggen naar zero emissie bus technologie.
Kunt u aangeven hoeveel OV-bussen er in heel Nederland rijden? Hoeveel procent van de gehele mobiliteitssector betreft dit en om hoeveel CO2-uitstoot gaat het? Kunt u aangeven wat de verwachte daling (absoluut en percentueel) is na de aanschaf van de vier gesubsidieerde bussen?
In Nederland rijden in totaal 5.000 bussen. Het busvervoer zorgt voor 2% van de CO2-uitstoot in het totale wegverkeer. Bij deze projecten gaat het om het opdoen van leerervaringen, zodat het omlaag brengen van de CO2-uitstoot op grote schaal tegen lagere kosten mogelijk wordt.
Hoe ver moet de prijs van de bussen omlaag gaan en wie bepaalt of er meer bussen op de weg verschijnen? Wie bepaalt wat en welke rol heeft de rijksoverheid hierbij? Kunt u aangeven wat er voor nodig is om de kostprijs van waterstofbussen omlaag te brengen en vindt u dit een verantwoordelijkheid van de rijksoverheid? Zo ja, waarom?
Uitgangspunt voor het beleid ten aanzien van zero emissie bussen is dat zij qua TCO concurrerend zijn met een dieselbus. Dat moet via een aantal te doorlopen stappen van onderzoek en ontwikkeling naar praktijktesten en opschaling worden gerealiseerd. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu streeft ernaar dat op de lange termijn zero emissie bussen ingezet kunnen worden zonder meerkosten in vergelijking tot conventionele bussen, tenzij deze meerkosten maatschappelijk verantwoord zijn. Het Rijk heeft daartoe in 2011 een green deal «Zero emissie busvervoer» afgesloten met partners van de regionale overheden, het bedrijfsleven en financiers. De afspraken die in deze green deal zijn gemaakt, passen in het SER Energieakkoord.
Kunt u aangeven of u een kosteneffectiviteitsanalyse heeft gemaakt voor deze Rotterdamse subsidieregeling en de meer generieke subsidieregeling onder vraag 1? Zo ja, wat zijn de uitkomsten? Zo nee, waarom niet? Kunt u een overzicht geven van alle (subsidie)regelingen die het Rijk heeft, dan wel voornemens is, te verstrekken als het gaat om schoon busvervoer?
Vooraf is er een analyse gemaakt van de potentiële milieuwinst en de kostprijs als deze bussen op grote schaal worden ingezet. Dit is gebeurd aan de hand van externe studies voor het totale aantal bussen in Nederland en Europa, dus het potentieel van de kosteneffectiviteit3. Uit deze analyse kwam naar voren dat elektrische en brandstofcel-elektrische bussen een milieuwinst kunnen boeken van bijna 100% CO2-reductie als gebruik wordt gemaakt van niet-fossiele bronnen, zoals wind, zon en water. Ook bij de toepassing van fossiele bronnen kunnen grote CO2-winsten worden geboekt vanwege de efficiencyvoordelen van een elektrische aandrijflijn ten opzichte van een verbrandingsmotor. Naast de CO2-winst leveren deze bussen ook directe luchtkwaliteitswinst op. Bovendien zijn de bussen fluisterstil en kunnen dus bijdragen bij aan vermindering van de geluidsoverlast van verkeer op locaal niveau. Wat betreft de prijs van de bussen: de kostprijs valt nu nog hoger uit dan de bestaande technologie waar tientallen jaren leerervaring mee is opgedaan.
Door leereffecten en schaalvergroting, zo blijkt uit diverse studies, kunnen de nodige prijsdalingen worden bereikt. Dit wordt mogelijk als op nationaal en internationaal niveau de juiste prikkels en stappen worden gezet, zoals launching customership door overheden en bedrijven. Daarmee kunnen de bussen zich kosteneffectief gaan meten met bestaande technologie, die niet in staat is de lange termijn ambities te realiseren.
De regelingen die het Rijk heeft toegepast voor verduurzaming van het openbaar busvervoer zijn:
De bijdrageregeling «Pilotprojecten openbaar vervoer per bus» van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat van 23 november 2007.
De bijdrageregeling «Projectvoorstel rijden met waterstofbussen in het openbaar vervoer» van 10 juli 2014.
Beide regelingen zijn Rijksbijdragen aan de verantwoordelijke bestuurders voor openbaar vervoer per bus (provincies en WGR-regio’s). Daarnaast is er de green deal zero emissie busvervoer.
Deelt u de mening dat de overheid niet moet sturen op een bepaalde aandrijftechnologie, maar op doelstellingen als het gaat om luchtkwaliteit? Zo ja, hoe verhoudt deze specifieke subsidieregeling zich tot dit uitgangspunt? Wordt hiermee juist een ongelijk speelveld gecreëerd, zo nee waarom niet? Wordt hiermee niet onnodig veel belastinggeld weggegooid aan bussen die niet schoner zijn dan elke andere nieuwe bus? Zo nee, waarom niet? Deelt u de mening dat eisen op het gebied van CO2 stellen de luchtkwaliteit niet zal verbeteren? Kunt u, over de gehele keten bezien (well to wheel) aangeven wat de eventuele CO2-besparing is door wél eisen op het gebied van CO2 te stellen? Kunt u aangeven wat de kosten van deze besparing per ton CO2 zijn? Kunt u aangeven hoe u vanuit het oogpunt van kosteneffectiviteit aankijkt tegen deze eventuele besparing?
Ik deel uw mening dat de overheid niet moet sturen op een bepaalde aandrijftechnologie. Het gaat er om dat de technologieën in staat moeten zijn om de lange termijn doelstellingen te halen. Elektrische en brandstofcel elektrische technologieën zijn daartoe in staat, terwijl dat met louter diesel-fossiele en verbrandingsmotor technieken niet het geval is.
Omdat (brandstofcel) elektrisch aangedreven bussen ook geen deeltjes of NOx uitstoten, dragen zij tevens bij aan de verbetering van de luchtkwaliteit. In de regeling pilotprojecten openbaar vervoer per bus, waar eerder naar verwezen is, is hier ook van uitgegaan. Er zijn verschillende bussen met een hoge milieueffectiviteit getest. Hieruit bleek echter ook, dat een specifieke techniek, te weten waterstof als energiedrager in een bus met een brandstofcel, een nader onderzoek behoefde voor het opdoen van leerervaringen. Deze specifieke techniek scoort in potentie namelijk niet alleen hoog op milieudoelen, maar heeft bovendien een grote mate van gebruiksflexibiliteit: snel tanken, hoge actieradius. Daarom is er de nadere regeling voor state-of-the-art waterstofbussen opgezet.
De potentie van de CO2-besparing van well-to-wheel is zeer groot omdat waterstof uit duurzame bronnen kan worden geproduceerd. De kosteneffectiviteit hangt daarmee voornamelijk af van de prijs van duurzame elektriciteit en de kostprijs van de bussen.
Bent u bekend met het feit dat Euro VI-motoren schoon zijn en in praktijk veelal nog beter presteren dan volgens de norm is vereist? Deelt u de mening dat daarom alle nieuwe bussen schoon zijn en dat verdere luchtkwaliteitsverbetering niet bereikt wordt door aandrijf-technologische stimulering van nieuwe bussen, maar door de inzet van álle soorten nieuwe bussen in combinatie van het vervangen van ouder materieel? Waarom kiest u dan toch specifiek voor een beperkt aantal aandrijftechnologieën?
Euro VI-motoren voor bussen en vrachtauto’s presteren inderdaad volgens verwachting op de uitstoot die relevant is voor luchtkwaliteit. Ze hebben echter nog steeds CO2-uitstoot. Om ook de CO2-uitstoot terug te kunnen dringen, wordt ingezet op plug-in-hybride, elektrische en waterstof technologie. Dit is in lijn met de ambitie uit het Energieakkoord. Deze innovatieve technieken voor de lange termijn bieden kansen voor groene groei in ons land.
Het bericht “Doorgegeven parkeerkaartje ongeldig” |
|
Martijn van Helvert (CDA), Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Doorgegeven parkeerkaartje ongeldig»?1
Ja.
Acht u het een goede situatie dat mensen die een «doorgegeven» parkeerkaartje gebruiken beboet worden, ook al is het kaartje nog uren geldig en niet kentekengebonden?
Het gaat hier om twee afzonderlijk belastbare feiten voor twee kentekenhouders, zoals ook gesteld in mijn antwoorden aan de leden Van Klaveren en Visser. Er is geen restitutiemogelijkheid voor teveel betaalde parkeerbelasting. Eventueel resterende parkeertijd is niet overdraagbaar daar het parkeerkaartje slechts een kwitantie is en bewijsstuk van de betaalde parkeerbelasting voor het individueel belastbare feit.
Deelt u de gedachte dat de uitspraak van de rechtbank moeilijk uit te leggen is aan betrokkenen aangezien er immers wel betaald is?
Zoals in de beantwoording van vraag 2 van het lid Van Klaveren is gesteld, is er geen parkeerbelasting betaald door belanghebbende in deze zaak. Bovendien was het parkeerkaartje dat belanghebbende had overgenomen bedoeld voor een andere categorie parkeerders waar belanghebbende niet toe behoorde en had zij reeds om die reden al geen parkeerbelasting voldaan.
Bent u bereid te bezien of een wijziging in de ter zake doende regelgeving de situatie zo kan aanpassen dat de automobilist die het kaartje koopt, en daarmee de verschuldigde parkeerbelasting betaalt, dat kaartje ook kan doorgeven, mede gelet op het feit dat er ook niets terugbetaald wordt bij een te ruime betaling?
In Nederland valt de parkeerbelasting in het fiscale traject. Dit heeft tot gevolg dat voor ieder belastbaar feit afzonderlijk parkeerbelasting dient te worden betaald. Het overnemen van een parkeerkaartje is niet hetzelfde als het betalen van de parkeerbelasting zoals gesteld.
Wijziging van de inhoudelijke grondslag als fundament voor de terzake doende regelgeving acht ik niet noodzakelijk op basis van deze ene casus. Vergelijkbare gevallen en de omvang van dit vraagstuk zijn mij namelijk niet bekend.
Een verbod op het doorgeven van nog geldige parkeerkaarten |
|
Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Doorgeven parkeerkaartje ongeldig»?1
Ja.
Deelt u de visie dat het belachelijk is dat het doorgeven van een betaald en reeds belast parkeerkaartje dat nog geldig is, niet mag?
Ik stel voorop dat de rechter tot de conclusie is gekomen dat de geldende wet hier correct is toegepast. Het past mij niet hier een verdere kwalificatie aan te geven. Wel licht ik graag de juridische context toe. Parkeerbelasting wordt op grond van artikel 234 Gemeentewet geheven bij wege van voldoening op aangifte dan wel op andere wijze. In dit zelfde artikel in de Gemeentewet valt te lezen dat voldoening op aangifte uitsluitend is: het bij aanvang van het parkeren in werking stellen van een parkeermeter of parkeerautomaat op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften. Het parkeren van ieder voertuig op een plaats waar parkeerbelasting verschuldigd is voor dat parkeren van het voertuig, leidt op zichzelf tot een belastingplicht voor degene die de auto daar heeft geparkeerd, dan wel de houder van het kenteken. Dit leidt er toe dat het overnemen van een parkeerkaartje niet mogelijk is. De belanghebbende in kwestie had zelf parkeerbelasting moeten voldoen, het overnemen van een kaartje is niet hetzelfde als het voldoen van parkeerbelasting. Het papieren kaartje is slechts het betaalbewijs van de andere parkeerder.
Overigens blijkt na bestudering van deze uitspraak dat hier ging om een parkeerkaartje dat alleen geldig is in combinatie met een bezoekersvergunning, vanwege het verlaagde tarief. Dat stond ook vermeld op het desbetreffende parkeerkaartje. De belanghebbende die in bezwaar was gegaan was niet in het bezit van een dergelijke bezoekersvergunning en had dus een hoger tarief moeten betalen.
Deelt u de mening dat het primair aan de eigenaar van een legaal verkregen goed is, en niet aan de overheid, of hij dit weg wil geven, zeker ook als het gaat om een betaald parkeerkaartje dat nog langer geldig is dan de periode dat de eigenaar er gebruik van zou willen maken?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven is het papieren kaartje dat uit de parkeerautomaat komt slechts een betaalbewijs. Het is geen goed dat kan worden overgedragen om de parkeerbelasting mee te voldoen.
Deelt u de visie dat, als er al belasting betaald moet worden over een product, dit eenmalig dient te gebeuren? Zo neen, waarom niet?
Het gaat hier om twee afzonderlijke belastbare feiten, op grond van artikel 225 lid 1 sub a Gemeentewet, te weten een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij de belastingverordening dan wel krachtens de belastingverordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze. Zoals hiervoor reeds in antwoord op vragen 2 en 3 is aangegeven, is het overnemen van een papieren parkeerkaartje niet hetzelfde als het voldoen van de verschuldigde belasting.
Welke maatregelen bent u voornemens te treffen om dit absurde verbod teniet te doen?
Dit is het gevolg van het feit dat parkeerbelasting en de naheffingsaanslag onder de fiscale wetgeving vallen.
Bent u bereid de exorbitante stijging van parkeertarieven in gemeenten tegen te gaan door een maximum in te stellen, net als bij de onroerendezaakbelasting? Zo neen, waarom niet?
Allereerst is de vaststelling van de tarieven aan de gemeenten. Het door u aangehaalde artikel uit De Telegraaf noemt een stijgingspercentage van gemiddeld 6% voor een parkeerkaartje in 2015 en een totale opbrengst van 829 miljoen euro. Op basis van de cijfers van het onderzoeksinstituut Coelo uit Groningen, zoals gepubliceerd in de Atlas van de lokale lasten 20152
blijkt dat gemeenten in 2015 verwachten 666 miljoen euro aan parkeerbelasting op te halen. Dit is een stijging van 0,9% ten opzichte van 2014. Dat vind ik een hele redelijke ontwikkeling. Natuurlijk zijn er gemeenteraden die tarieven, hebben vastgesteld die harder stijgen dan het macrobeeld. Dit zijn autonome keuzes van die afzonderlijke gemeenten.
Het bedrag dat in het artikel in De Telegraaf wordt genoemd (€ 829 miljoen) is afkomstig van de financiële functie Verkeer, vervoer en waterstaat in de gemeentelijke begrotingen. Deze functie in de begrotingen van gemeenten bevat echter meer opbrengsten dan alleen de parkeerbelasting, waardoor het beeld van de parkeeropbrengsten niet zuiver is. De cijfers van het Coelo zijn voor het kabinet leidend bij de beoordeling van de ontwikkeling van de lokale heffingen. Ik acht het gezien het bovenstaande niet nodig om een maximum in te stellen voor de parkeerbelastingen, te meer daar gemeenten ook beleid voeren inzake het reguleren van parkeerstromen met de hoogte van de parkeerbelasting.
De inpassing van A13 en A16 bij Lansingerland |
|
Martijn van Helvert (CDA) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht over de gebiedstafel van Rijkswaterstaat bij Lansingerland inzake de inpassing van A13 en A16 bij Lansingerland?1
Ja. Dit betreft een bericht van de Bewonersgroep Rodenrijs-West van 21 maart 2014.
Heeft u kennisgenomen van het voorstel van de bewoners voor de verdiepte N471?
Ja, de bewonersgroep Rodenrijs-West heeft hun voorstel voor een verdiepte N471 via de gebiedstafel Midden in februari 2014 ingebracht in het participatieproces.
Kunt u aangeven waarom de bewonersgroep niet de kans kreeg om het voorstel te verbeteren en waarom het door Rijkswaterstaat van tafel geveegd is?
Een belangrijk aspect van het participatieproces is dat dit passend is voor de fase waarin het project verkeert. Als het project in de fase zit van de uitwerking van het Standpunt tot ontwerpTracébesluit, dan vormt de scope van het Standpunt de grenzen van de inbreng en ideeën vanuit de omgeving. Dit is in december 2013 aan de gebiedstafels meegegeven via het «Informatieboekje gebiedstafels A13/A16».
De ingebrachte variant voor verlaging van de kruising met de N471 past niet binnen de scope van het Standpunt en dat is in principe reden om deze variant niet nader in beschouwing te nemen. Desalniettemin is in dit geval de ingebrachte bewonersvariant (voorstel uit februari 2014 en door hen bijgesteld in maart 2014) nader bestudeerd. Daaruit blijkt dat de variant van de bewoners circa 36 miljoen euro duurder is dan de variant uit het Standpunt. De bewonersgroep heeft nadien optimalisaties voorgesteld, waarvan is geconstateerd dat ze niet leiden tot wezenlijk andere conclusies. Om deze reden is de variant niet verder meegenomen bij de uitwerking van het ontwerpTracébesluit. De variant kan nog wel een rol spelen bij de besluitvorming over het regionale maatregelenpakket.
Kunt u aangeven hoe het bovenstaande geplaatst moet worden in de context van de Code Maatschappelijke Participatie en de motie De Rouwe2 waarin de regering het verzoek gedaan wordt om er voor te zorgen dat het alle deelnemers aan participatieprojecten vooraf volstrekt duidelijk is wat de verwachtingen kunnen zijn bij deelname aan een project?
In lijn met de Code Maatschappelijke Participatie is op voorhand aangegeven over welke aspecten gedurende de participatie afspraken mogelijk waren, en welke besluiten het vertrekpunt van de participatie vormden. In de gebiedstafels is kennis uitgewisseld, zijn ideeën en wensen ingebracht, uitgewerkt, gewogen en beoordeeld. Over de (tussen)resultaten heeft op gezette tijden terugkoppeling plaatsgevonden aan de deelnemers van de gebiedstafels. De aanpak van de participatie in de fase vanaf het Standpunt (inclusief de geldende kaders) is vooraf beschreven in het Informatieboekje Gebiedstafels A13/A16 van RWS, de stadsregio Rotterdam en de gemeenten Rotterdam en Lansingerland (december 2013; http://www.a13a16rotterdam.nl/Documenten).
Het bericht ‘Doorgegeven parkeerkaartje ongeldig' |
|
Barbara Visser (VVD) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Doorgegeven parkeerkaartje ongeldig»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de automobilist als melkkoe wordt gebruikt als deze worden beboet voor een «doorgegeven» parkeerkaartje? Zo nee, waarom niet?
Zoals in de beantwoording van de vragen 2–4 van het lid Van Klaveren reeds is gesteld, betreft het hier geen kwestie van tweemaal betalen voor hetzelfde maar kan juridisch de verschuldigde parkeerbelasting voor een kentekenhouder niet worden voldaan door een papieren parkeerkaartje over te nemen van een andere parkeerder.
Deelt u de mening dat artikel 225, lid 1, sub a van de Gemeentewet, zo gelezen moet worden dat belasting wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd en is daadwerkelijk gedacht aan het doorgeven van parkeerkaartjes? Zo ja, is handhaving op dit gebied in de praktijk niet inconsistent in verschillende gemeenten in Nederland?
Zoals bij de beantwoording van vraag 4 van het lid Van Klaveren is gesteld gaat het hier om twee afzonderlijke belastbare feiten, namelijk het parkeren van een voertuig op een plaats die is aangewezen als plaats waar parkeerbelasting verschuldigd is. Het doorgeven van een parkeerkaartje kan nimmer leiden tot het voldoen van die parkeerbelasting, het is slechts een betaalbewijs. In deze concrete casus komt aan het licht dat de belanghebbende een kaartje gebruikt dat is overgenomen van een ander, omdat het kaartje niet bruikbaar blijkt in haar situatie en zij toegeeft dat ze het kaartje heeft overgenomen. Normaliter is dit niet controleerbaar voor een parkeercontroleur, noch zal extra inzet hierop leiden tot veel extra inkomsten. De parkeercontroleur kan immers niet bij ieder belastbaar feit, het parkeren van een voertuig, aanwezig zijn om te controleren of er mogelijk een betaalbewijs wordt overgedragen.
Kunt u toelichten in welke mate er wordt ingezet op het handhaven van het verbod op het doorgeven van parkeerkaartjes? Hoeveel extra inkomsten door inning van boetes kunnen hier precies worden verwacht?
Zie antwoord vraag 3.
Wat zijn de consequenties van de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 19 maart 2015?2
Deze uitspraak heeft geen gevolgen voor andere parkeerders. De Rechtbank Gelderland heeft slechts uitgelegd hoe moet worden omgegaan met een overgenomen parkeerkaartje. In dit concrete geval zou belanghebbende sowieso een naheffingsaanslag hebben gekregen omdat het betaalde parkeertarief gold in combinatie met een bezoekersvergunning. Deze bezat belanghebbende niet. Overigens is het mogelijk dat belanghebbende hoger beroep aantekent bij het Gerechtshof.
Deelt u de mening dat het beboeten van het doorgeven van parkeerkaartjes van negatieve invloed is op de participatie, hulpvaardigheid en misschien wel het vertrouwen in de overheid van burgers in Nederland?
Ik verwijs u naar mijn beantwoording hierboven. Een parkeerkaartje doorgeven is niet rechtsgeldig. Het is een afschrift, een kwitantie, niet meer dan dat. Het is zeker niet het voldoen van de verschuldigde parkeerbelasting.
Burgerparticipatie bij de A13/A16 |
|
Stientje van Veldhoven (D66) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Raden delen onvrede over inspraak A13/16»?1
Ja.
Kunt u aangeven hoe de Code Maatschappelijke Participatie2 is toegepast bij het participatieproces rond de A13/A16, specifiek waar het gaat om de onderstaande punten:
Bij de A13/A16 zijn belanghebbenden en bewoners vanaf de start van de planvorming in 2005 betrokken, al ver voor er sprake was van een Code Maatschappelijke Participatie. Zo hebben bewonersorganisaties deelgenomen aan consultatiebijeenkomsten voor de ontwikkeling van diverse varianten voor het tracé, de inpassing en de aansluiting van de snelweg op het regionale/lokale wegennet. Hierover is ook een Burgeradvieskring georganiseerd. Tevens is een alternatief bestudeerd dat door omgevingspartijen was ingebracht (de zogenaamde Portway-variant).
Na de vaststelling van het Standpunt is de planuitwerkingsfase gestart. Conform de Code Maatschappelijke Participatie zijn de omgevingspartijen in deze fase wederom gevraagd naar hun inbreng en ideeën. Eveneens conform de Code geeft het Standpunt daarbij de grenzen aan waarbinnen door omwonenden wensen en ideeën kunnen worden ingebracht.
Op welke wijze zijn de gebiedstafels betrokken en geïnformeerd in aanloop naar de verschillende beslismomenten, gedurende de onderzoeks- en uitwerkingsfases, specifiek in de periode april 2014 – december 2014?
In het eerste kwartaal van 2014 zijn in twee rondes gesprekken met de gebiedstafels gevoerd over de wensen van de omwonenden voor oplossingsrichtingen voor de resterende inpassingsopgaven. Deze hebben per tafel geleid tot wensen en ideeën van de bewoners. Aan de deelnemers is steeds voorgehouden dat er redenen kunnen zijn waarom ideeën en wensen niet kunnen worden overgenomen. De wensen en ideeën van de gebiedstafels zijn vanaf medio 2014 betrokken bij de diverse ontwerpproducten en effectonderzoeken. De deelnemers zijn over het verloop van dit uitwerkingsproces door tussentijdse berichten en nieuwsbrieven uit het project geïnformeerd. In december 2014 zijn informele bijpraatbijeenkomsten georganiseerd. De derde ronde gebiedstafels heeft plaatsgevonden in februari 2015. Daarin is de zogenaamde Oplossingenkaart besproken. Daarop zijn alle nog levende wensen en ideeën over de inpassing opgenomen. Over de Oplossingenkaart vindt bestuurlijk overleg en besluitvorming plaats.
Klopt het dat informatie over uitwerking van deelplannen in bepaalde gevallen pas op de bijeenkomsten van de gebiedstafels zelf beschikbaar werden gesteld, waardoor de leden van de gebiedstafel onvoldoende tijd hadden om zich voor te bereiden?
De bijpraat-bijeenkomsten van december 2014 waren alleen bedoeld om de betrokkenen te informeren over de voortgang van het onderzoek naar de door de gebiedstafels aangedragen wensen en ideeën. Voorafgaande aan de bijeenkomsten in februari 2015 is wel informatie toegestuurd aan de deelnemers. Tijdens de bijeenkomsten in februari is de Oplossingenkaart gepresenteerd en zijn de voorlopige uitkomsten van de bovenwettelijke maatregelen namens de regiopartijen toegelicht.
Kunt u aangeven wat er in de periode januari 2014 – december 2014 is gebeurd met de inbreng van de gebiedstafels? Tot welke wijzigingen in de oorspronkelijke plannen heeft hun inbreng geleid? Welke ideeën zijn ingebracht, maar hebben niet tot wijzigingen geleid?
Een aantal wensen en ideeën dat is ingebracht in de gebiedstafels is overgenomen in de uitwerking van de inpassing van de weg, zoals:
Er zijn ook wensen die niet zijn overgenomen, zoals:
Tenslotte geldt voor een aantal wensen en ideeën dat nog een nadere afweging gemaakt zal worden door de regiopartijen in het kader van het pakket bovenwettelijke inpassingsmaatregelen (het pakket van € 30 mln).
Op welke wijze is er bij de door omwonenden naar voren gebrachte alternatieven voor de kruising N471 – N209 en een glazen overkapping in het Terbregseveld gehandeld volgens de Code Maatschappelijke Participatie? Is er bijvoorbeeld door Rijkswaterstaat ondersteuning verleend aan het uitwerken van de plannen?
De ingebrachte variant voor verlaging van de kruising met de N471 past niet binnen de scope van het Standpunt. Volgens de Code is dit reden genoeg om deze variant niet nader in beschouwing te nemen. In dit geval is de bewonersvariant evenwel toch nader bestudeerd. Daaruit blijkt dat de variant van de bewoners circa 36 mln euro duurder is dan de variant uit het Standpunt. Voor de gewenste vermindering van het geluid zijn goedkopere maatregelen denkbaar. Om deze redenen is deze variant niet verder meegenomen bij de uitwerking van het OntwerpTracébesluit. Deze variant kan nog wel een rol spelen bij de besluitvorming over het regionale maatregelpakket.
Bij de reactie op de wens voor toepassing van een glazen overkapping is gebruik gemaakt van ervaringen bij eerdere initiatieven elders in het land die doelmatige toepassing hiervan verhinderen. Ik verwijs hierbij naar de brieven aan uw Kamer van mijn voorganger, de heer Eurlings, van 3 november 2009, 2 maart 2010 en 21 juni 2010 (30 196, nr 108). De initiatiefnemers zijn over de reactie op hun wens geïnformeerd.
Welk beoordelingskader heeft u gehanteerd bij het beoordelen van de initiatieven die zijn ingebracht bij de gebiedstafels? Was dit beoordelingskader bij aanvang van de gebiedstafels bekend bij de deelnemers?
Het beoordelingskader is opgenomen in het «Informatieboekje Gebiedstafels A13/A16». Dit informatieboekje is voor de start van de gebiedstafels toegestuurd aan de deelnemers en tijdens de eerste bijeenkomst besproken. Het bevat de kaders voor de planuitwerking van de A13/16 die zijn vastgelegd in eerder genomen besluiten en (bestuurlijke) afspraken zoals het Standpunt en de relevante wet- en regelgeving.
Op welke wijze zijn de gebiedstafels betrokken bij de uitwerking en keuze voor een mogelijke inkorting van het Recreaduct bij het Schiebroekse park?
Het recreaduct maakt deel uit van het pakket extra inpassingsmaatregelen dat bekostigd wordt uit de regionale bijdrage (het pakket van € 30 mln). Over (de afmeting van) het recreaduct zullen de betrokken regiobestuurders nog een besluit nemen. De inbreng van de gebiedstafels wordt daarbij betrokken.
Wat is er gedaan met het voorstel van bewoners om de verlichting op de kruising N209 – Verbeek-Ohrlaan lager te plaatsen, zodat deze niet de woningen in schijnen? Hebben bewoners hier een inhoudelijke reactie op gehad?
De hoogte van de verlichting is geen aspect dat in het (Ontwerp) Tracébesluit wordt vastgelegd. De mogelijkheden voor de inrichting van de verlichting worden bezien in de fase van de uitvoering. Dit is aan de gebiedstafel medegedeeld.
Op welke wijze is omgegaan met de zorgen van de gebiedstafels, dat de landtunnel in het Bergse Bos te steil zou zijn, onder andere voor fietsers, en een grote fysieke en ruimtelijke barrière zal vormen?
De landschappelijke inpassing van de landtunnel en de herinrichting van het Lage Bergse Bos vindt plaats onder regie van het recreatieschap Rottemeren. In overleg met de betreffende gebiedstafel is een concept-inrichtingsplan opgesteld. Bij de nadere uitwerking daarvan wordt bezien of de hellingen van de wallen tegen de wanden van de landtunnel geoptimaliseerd kunnen worden.
Deelt u de mening dat voor betrokkenen de periode om te reageren op de Oplossingenkaart A13/A16 en het proces richting het ontwerptracébesluit erg krap is? Hoe rijmt dit met de Code Maatschappelijke Participatie, waarin gesteld wordt dat er voldoende ruimte moet zijn in de planning, begroting en capaciteit van projecten om de kwaliteit van participatie te waarborgen? Bent u bereid de inspraaktermijnen te verschuiven en/of te verlengen?
Zie antwoord 12.
Deelt u de mening dat het voor betrokkenen lastig is om te reageren op de Oplossingenkaart A13/A16 omdat een groot aantal gegevens nog missen, zoals de onderliggende onderzoeken naar geluidshinder en luchtkwaliteit waarmee de maatregelen worden onderbouwd? Worden deze gegevens nog verstrekt en op welke termijn, en krijgen betrokkenen voldoende tijd om ook op dit volledige beeld te reageren?
De Oplossingenkaart is in februari 2015 met de gebiedstafels besproken. Daarbij is toegelicht welke wensen en ideeën vanuit de omgeving wel of niet zijn overgenomen in de uitwerking van de inpassing van de weg. De reactietijd op de oplossingenkaart bedroeg 2 weken. Aansluitend heeft bestuurlijk overleg plaatsgevonden over de Oplossingenkaart en de reacties daarop.
Daarnaast hebben de regiobestuurders de deelnemers aan de gebiedstafels gemeld dat de informatie in de Oplossingenkaart over de bovenwettelijke geluidmaatregelen (onderdeel van het regionale maatregelpakket) nog niet volledig is en dat aanvullend onderzoek binnenkort wordt afgerond. De uitkomst daarvan wordt nog aan de gebiedstafels voorgelegd, waarbij desgewenst nadere toelichting wordt gegeven. De gebiedstafels krijgen de gelegenheid om op deze informatie te reageren en daarmee hun eerdere advies op de Oplossingenkaart bij te stellen. Gelet hierop, en op de uitvoerigheid van de in februari verkregen reacties, denk ik dat de betrokkenen voldoende reactietijd beschikbaar hebben.
Bent u bereid op korte termijn met betrokkenen van de gebiedstafels om tafel te gaan zitten om afspraken te maken om het participatieproces A13/A16 beter vorm te geven? Zo nee, waarom niet?
Zoals u in het bovenstaande hebt kunnen lezen, ben ik van mening dat bij de A13/A16 een uitgebreid en intensief participatieproces is doorlopen.
Het massaal ontduiken van belastingen door UberPOP-chauffeurs |
|
Farshad Bashir |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Zou u de volgende vragen (op geaggregeerd niveau gesteld, dus zonder in te willen gaan op ieder individuele UberPOP-chauffeur en dus niet in strijd bent met artikel 67 Algemene wet inzake rijksbelastingen) uitgebreid en afzonderlijk willen beantwoorden?
De geheimhoudingsplicht van artikel 67 AWR is niet alleen van toepassing op natuurlijke personen, maar ook op rechtspersonen. Voor zover in de hierna gestelde vragen wordt gevraagd naar bij de Belastingdienst bekende informatie over Uber of UberPOP als onderdeel daarvan, kan ik daarom niet inhoudelijk ingaan op deze vragen. Voor het overige kom ik hierna tegemoet aan het verzoek om de vragen afzonderlijk te beantwoorden.
Deelt u de mening dat u en de Belastingdienst het bestrijden van zwartwerken en fraude hoog op uw/haar prioriteitenlijstje heeft staan en er iedere dag alles aan doet en wettelijk zou moeten doen om dit zo efficiënt en effectief mogelijk aan te pakken?
Ja. De Belastingdienst heeft als taak om de fiscale regelgeving (waaronder ook de douane- en toeslagenwetgeving) uit te voeren. Indien belastingplichtigen zich niet aan deze regelgeving houden, bijvoorbeeld door te frauderen, zal handhavend worden opgetreden. Hierbij hanteert de Belastingdienst het concept van handhavingsregie: op basis van (fiscaal) belang en risico, worden -mede rekening houdend met de beschikbare capaciteit en inachtneming van de maatschappelijke betekenis- de meest efficiënte handhavingsinstrumenten ingezet gericht op een maximaal te bereiken effect.
Kunt u bevestigen dat UberPOP-chauffeurs fiscale verplichtingen hebben, ook al handelen zij in strijd met de Taxiwet?
In de beantwoording op vragen van het lid Bashir over UberPOP heeft de Staatssecretaris van I&M op 27 januari jl. mede namens mij aangegeven welke fiscale verplichtingen gelden voor autobezitters die hun auto als taxi gebruiken en hier inkomsten mee genereren.1 Ook op de site van de Belastingdienst worden internetondernemers gewezen op hun fiscale verplichtingen.2 Deze fiscale verplichtingen staan los van het al dan niet in strijd handelen met de Taxiwet.
Kunt u bevestigen dat alle UberPOP-chauffeurs hun fiscale verplichtingen nakomen en dat u hierop maximaal toeziet?
Het is voor mij niet mogelijk om dit op dit moment vast te stellen. Van chauffeurs die als zelfstandige functioneren is op basis van de aangifte niet bij de Belastingdienst bekend of zij dit in opdracht van Uber doen. Dit is voor de belastingheffing niet relevant. Gezien de recente ontwikkelingen rond Uber zal de Belastingdienst met de ILT in overleg treden of de bij deze toezichthouder bekende gegevens behulpzaam kunnen zijn bij het toezicht op het nakomen van alle fiscale verplichtingen.
Overigens bestaat UberPOP in Nederland pas sinds vorig jaar. Ook al zou de Belastingdienst uit anderen hoofde weten welke belastingplichtigen als zelfstandige werkzaamheden verrichten in het kader van de dienst UberPOP, dan zullen de eerste aangiftes inkomstenbelasting van deze chauffeurs naar alle waarschijnlijkheid nog niet allemaal zijn ingediend. Het is ook in dat geval dus niet te controleren of deze belastingplichtigen hun fiscale verplichtingen nakomen.
Voor taxichauffeurs die in loondienst zijn bij Uber kan ik dit evenmin vaststellen, omdat Uber in Nederland meerdere diensten aanbiedt waaronder UberPOP. Voor de heffing van de loonheffingen is het niet relevant om te weten welke werkzaamheden een werknemer verricht. Het is dan ook niet vast te stellen of een bij Uber werkzame werknemer een (UberPOP) chauffeur is en dus of deze groep werknemers zijn fiscale verplichtingen nakomt die voortvloeien uit het zijn van chauffeur bij UberPOP.
Uiteraard vindt er controle plaats op loonaangiftes als geheel. Daarbij kan ook met gebruikmaking van gegevens van derden gecontroleerd worden of een inhoudingsplichtige van alle personen die een dienstbetrekking hebben of worden geacht te hebben, de loonheffingen op correcte wijze heeft ingehouden en afgedragen.
Voor het toezicht op Uber verwijs ik naar het antwoord op vraag 2. Tevens verwijs ik naar de bij vraag 3 aangehaalde beantwoording door de Staatssecretaris van I&M.3
Hoeveel UberPOP-chauffeurs hebben zich inmiddels als ondernemer gemeld bij de Kamer van Koophandel en een btw-nummer aangevraagd? Hoeveel zijn in loondienst (gezagsverhouding) bij Uber?
De eerste vraag kan ik niet beantwoorden, omdat van ondernemers die zich (als taxichauffeur) inschrijven bij de Kamer van Koophandel niet wordt geregistreerd wie hun opdrachtgevers zijn. Het is dan ook niet te zeggen in welke mate deze belastingplichtigen een btw-nummer hebben aangevraagd. In het antwoord op vraag 4 heb ik aangegeven welke informatie over werknemers van Uber bij de Belastingdienst bekend is en hoe hier toezicht op wordt gehouden.
Hoeveel UberPOP-chauffeurs geven hun inkomsten aan in hun eigen IB-aangifte, bijvoorbeeld als Resultaat uit Overige Werkzaamheden? Hoeveel UberPOP-chauffeurs geven dit aan als Winst uit Onderneming?
Ik kan deze vraag niet beantwoorden omdat zelfstandige ondernemers en resultaatgenieters in hun aangifte inkomstenbelasting niet hoeven op te geven wie hun opdrachtgevers zijn. Indien gegevens van derden daarvoor aanleiding geven, kan bij individuele belastingplichtigen een boekenonderzoek plaatsvinden om te onderzoeken of zij alle inkomsten die zij als ondernemer of resultaatgenieter hebben genoten, in hun aangifte hebben opgenomen.
Hoeveel UberPOP-chauffeurs betalen btw?
Deze vraag kan ik niet beantwoorden omdat zoals bij de antwoorden op vraag 4 en 5 aangegeven bij de Belastingdienst niet bekend is welke (btw-plichtige) taxichauffeurs werkzaamheden voor UberPOP verrichten. Ik verwijs tevens naar het antwoord op vraag 6.
Kunt u bevestigen dat het niet opgeven van inkomsten door UberPOP-chauffeurs gevolgen heeft voor uitkeringen, de bijstand en allerlei toeslagen? Vindt u dit eerlijk?
Net als voor iedere andere Nederlander kan het niet opgeven van inkomsten gevolgen hebben voor inkomensafhankelijke regelingen. Dit kunnen voor de belastingplichtige overigens zowel positieve als negatieve gevolgen zijn, want een lager opgegeven inkomen leidt bijvoorbeeld enerzijds tot hogere toeslagen, maar anderzijds tot lagere uitkeringsrechten. Uiteraard wordt het niet volledig en juist informeren van de Belastingdienst over de eigen inkomenspositie door de Belastingdienst bestreden, want iedere Nederlander behoort de financiële tegemoetkomingen van de overheid te krijgen waar hij op basis van de wet recht op heeft.
Is er al overwogen om door middel van een «derdenonderzoek» of door het opmaken van renseignementen tijdens een regulier boekenonderzoek alle voor de Belastingdienst relevante gegevens op te vragen bij Uber? Kunt u bevestigen dat Uber mee moet werken aan zo’n onderzoek?
In zijn algemeenheid merk ik op dat de Belastingdienst op grond van artikel 53 AWR de mogelijkheid heeft om bij administratieplichtigen een onderzoek in te stellen ten behoeve van de belastingheffing van derden (het zogenoemde derdenonderzoek). Hieraan moet door deze administratieplichtigen worden meegewerkt. Artikel 67 AWR verbiedt mij uitlatingen te doen of en over de wijze waarop (deze vorm van) handhaving van de Belastingdienst bij individuele belastingplichtigen zoals Uber plaatsvindt.
Waarom is zo'n opdracht nog niet aan de Belastingdienst gegeven? Of moet een ieder zijn fair share aan belastingen afdragen en hoeven UberPOP-chauffeurs dit niet te doen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Artikel 67 AWR verbiedt mij uitlatingen te doen over uw eerste vraag. Daarnaast onderschrijf ik uw standpunt dat in Nederland iedere belastingplichtige zijn fiscale verplichtingen moet nakomen. Dit is ook het doel van de handhavingsstrategie van de Belastingdienst.
Bent u bereid om, als blijkt dat UberPOP-chauffeurs op grote schaal de fiscale verplichtingen niet zijn nagekomen, spontaan gegevens hierover uit te wisselen met Europese lidstaten waar UberPOP actief is?
Landen kunnen, met toepassing van de relevante regelgeving (bijvoorbeeld een belastingverdrag), op verzoek of spontaan onderling gegevens uitwisselen. Artikel 67 AWR verbiedt mij uitlatingen te doen of dit in casu aan de orde is.
Kunt u uitleggen welke gegevens de Belastingdienst over UberPOP-chauffeurs mag delen met andere toezichthouders, zoals de ILT, politie en gemeente (in het kader van de TTO-regelgeving of wegens overlast en openbare orde)?
Artikel 43c Uitvoeringsregeling AWR biedt de mogelijkheid om binnen strikt omschreven kaders de wettelijke geheimhoudingsplicht van de fiscus op te heffen. Artikel 43c, eerste lid, onderdeel g respectievelijk onderdeel m bieden de mogelijkheid voor het verstrekken van bij de fiscus bekende gegevens aan de ILT respectievelijk de politie en gemeenten in de aldaar bedoelde gevallen.
Bent u bereid om maximaal mee te werken aan gegevensuitwisseling (uiteraard over niet-financiële en fiscale gegevens, maar wel de persoons- en voertuiggegevens) met alle relevante toezichthouders?
Een van de beleidsdoelstellingen van dit kabinet is het verbeteren en intensiveren van de samenwerking van overheidsorganisaties. Gezamenlijk optrekken bevordert immers de slagkracht en effectiviteit van de handhaving. Onderlinge gegevensuitwisseling vormt hierbij een krachtig instrument. Onderlinge gegevensuitwisseling op grond van wet- en regelgeving vormt hierbij een krachtig instrument. Bij deze samenwerkingsverbanden biedt artikel 43c Uitvoeringsregeling AWR de basis voor de samenwerking en gegevensuitwisseling.
Bent u op de hoogte van de aanvraag van carnavalsverenigingen in Limburg om in het kader van halfvasten carnavalswagens via de A76 over de Maas naar België te vervoeren, op 8 en 22 maart, zoals dat elk jaar gebruikelijk is?
Ja.
Kunt u aangeven welke omstandigheden ten opzichte van andere jaren zijn veranderd waardoor Rijkswaterstaat dit keer geen toestemming wil geven?
In voorgaande jaren is nooit een ontheffing bij Rijkswaterstaat aangevraagd en heeft Rijkswaterstaat geen voorafgaande toestemming verleend. Rijkswaterstaat was in andere jaren namelijk niet op de hoogte gesteld van het feit dat er tijdens halfvasten een groep carnavalswagens gebruik maakt van de A76 om van Stein naar Kotem en Maasmechelen in België te rijden. Dit jaar is er voor het eerst wel een ontheffing aangevraagd.
Bent u er van op de hoogte dat de Belgische autoriteiten wél toestemming geven om de carnavalswagens te vervoeren over de A76 vanaf de Maas op Belgisch grondgebied en zelfs politiebegeleiding aanbieden?
Ja, dat is mij bekend.
Deelt u de mening dat, als hooligans het hele jaar door voor voetbalwedstrijden door het hele land worden begeleid door politie, dit schril afsteekt tegenover een verbod door Rijkswaterstaat wanneer twee maal per jaar carnavalswagens door vrijwilligers worden vervoerd voor een grensoverschrijdend Euregionaal cultureel evenement over minder dan één kilometer Nederlandse autosnelweg?
Nee, ik deel deze mening niet. De veiligheid van alle weggebruikers staat voor mij te allen tijde voorop.
De verkeersveiligheid is onder andere verankerd in de voorschriften van de Wegenverkeerswet 1994. In het geval van deze carnavalsoptocht wordt niet voldaan aan de dwingende eisen die de Wegenverkeerswet 1994 stelt. De carnavalswagens rijden bijvoorbeeld met een te lage snelheid over de snelweg en vormen hierdoor een risico voor een veilig gebruik van de snelweg door andere weggebruikers.
Bent u bereid om samen met Rijkswaterstaat en eventuele andere partners te bewerkstelligen dat per direct een vergunning verleend wordt én een politie-escorte wordt georganiseerd?
Op grond van de verkeersveiligheid en het feit dat niet wordt voldaan aan de eisen gesteld in de Wegenverkeerswet 1994, ben en blijf ik van mening dat Rijkswaterstaat terecht geen ontheffing heeft verleend.
Rijkswaterstaat ziet in de dagelijkse praktijk dat grote snelheidsverschillen ernstige verkeersongevallen tot gevolg kunnen hebben. Dat dit een reëel risico is, wordt geïllustreerd door het feit dat op 8 maart 2015 op het Belgische gedeelte van de route ten tijde van de rit van de carnavalswagens achter de carnavalsstoet een ongeval met een personenwagen heeft plaatsgevonden.
Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is niet bevoegd om te beslissen over inzet van de politie.
De verkeersveiligheid op de N36 |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Wat is de indruk van de verkeersveiligheid op de N36, die u onlangs in het kader van een werkbezoek zelf bezocht heeft? Bent u ervan overtuigd dat er meer en snellere maatregelen genomen moeten worden naar aanleiding van de gevaarlijke situatie die u daar heeft aangetroffen?
Tijdens mijn werkbezoek heb ik een goede indruk gekregen van de verkeerssituatie op de N36 en de maatregelen die ik laat uitvoeren in het kader van Meer Veilig om de veiligheid van de N36 te verbeteren. Mede n.a.v. dit werkbezoek heb ik heb toegezegd te laten onderzoeken of versnellen van de realisatie mogelijk is
Heeft u de reacties op het meldpunt en de petitie uit Twenterand, die u tijdens uw werkbezoek ontving, goed tot u genomen?
Ja.
Herinnert u zich dat u op 26 februari 2015 tweette: «Stevig verhaal gemeente Twenterand over verkeersveiligheid. Indrukwekkende film. Kijken of we er versneld aan de slag kunnen»?
Dit herinner ik mij.
Welke extra maatregelen worden genomen bij de N36 naar aanleiding van uw werkbezoek?
Tijdens het werkbezoek heb ik meegekregen dat weggebruikers van de N36 veelvuldig melding maken van onveilig verkeersgedrag door medeweggebruikers. Ik wil met regionale partijen in gesprek om te bekijken welke mogelijkheden er zijn om dit aan te pakken.
Herinnert u zich eerdere vragen om bij de toegezegde verbetermaatregelen1, waarvan er overigens nog geen enkele is aanbesteed, per maatregel aan te geven:
ja, ik heb u geantwoord dat realisatie van de verbetermaatregelen in de periode 2015 t/m 2018 zal plaats vinden.
Kunt u voor elk van deze acht maatregelen per maatregel nu echt vertellen:
Door een deel van de maatregelen onder te brengen in lopende contracten, hoeft niet te worden aanbesteed en kan tijd worden bespaard. Het betreft onderstaande vier maatregelen die worden uitgevoerd in 2015 en 2016:
Mits realisatie binnen de randvoorwaarde van een gunstig verloop van de benodigde grondaankopen kunnen onderstaande twee maatregelen ook in bestaande contracten worden ondergebracht:
De overige maatregelen moeten worden meegenomen in een nieuwe aanbesteding en zullen derhalve uitgevoerd worden in de periode 2017/2018. Versnelling van deze planningen behoort niet tot de mogelijkheden.
Deelt u de mening – zoals weergegeven in een artikel op de website Hardenberg.nu – dat «het kruispunt bij Beerze daarbij echter onvoldoende wordt aangepakt.» en bent u dus bereid om samen met de regio een plan te maken voor een ongelijkvloerse kruising aldaar?3
De herinrichting met verkeersinstallaties van de aansluiting bij de Mariënberg (Beerzerweg) is, binnen de bestaande randvoorwaarden tijd en geld, de beste maatregel voor meer veiligheid. Ik ben bereid met de regio in gesprek te gaan over een ongelijkvloerse kruising als de regio daar initiatief toe neemt en bereid is voor dit alternatief budget beschikbaar te stellen.
Kunt u deze vragen voor 16 maart 2015 beantwoorden, opdat kiezers weten waar zij aan toe zijn?
Het is altijd mijn streven om Kamervragen te beantwoorden binnen de door de Kamer gestelde termijn.
Niet functionerende trajectcontroles |
|
Farshad Bashir |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het nieuwsitem «De trajectcontrole staat op de meeste snelwegen in ons land uit»?1
Een aantal trajectcontrolesystemen wordt op dit moment vervangen. Uw Kamer is hier eerder over geïnformeerd (Kamerstuk 34 000 VI, nr. 18). Het is de verwachting dat er eind 2015 weer 9 trajectcontroles in gebruik zijn. Begin 2016 wordt daar nog een tiende trajectcontrolesysteem aan toegevoegd.
Wat is de reden dat de werkzaamheden aan de trajectcontroles uit zijn gelopen en in welke mate is dit te wijten aan aanbestedingen? Waardoor is het niet mogelijk om de vervanging van deze systemen onderhands te gunnen?
In de media wordt de suggestie gewekt dat de vervanging van de trajectcontroles is uitgelopen. Dit is onjuist. De uitrol van de nieuwe systemen loopt op dit moment zelfs voor op de initiële planning. Het is nooit de planning geweest dat alle nieuwe systemen vanaf begin van dit jaar aan zouden staan.
Wat kost deze opgelopen vertraging voor de overheid aan vervangingskosten (dus niet de boete inkomsten), maar ook aan kosten voor inzet van extra handhavingscapaciteit?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom heeft u niet eerder ingegrepen om ervoor te zorgen dat de trajectcontroles weer naar behoren werken?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u bevestigen dat er onder de vorige landelijk verkeersofficier al gesproken werd over vervanging van de systemen voor trajectcontroles? Waarom wordt er zolang gesproken en worden de systemen niet gewoon vervangen?
Vanaf 2011 is er gesproken over en gewerkt aan vervanging van de oude trajectcontrolesystemen. In 2011 is de Europese aanbesteding gedaan en vanaf 2012 zijn de eerste nieuwe systemen opgeleverd en is begonnen met de vervanging van de systemen. Vanaf medio 2015 zullen negen van de tien locaties voorzien zijn van nieuwe trajectcontrolesystemen.
Hoe zorgt u ervoor dat de komende tijd de verkeersveiligheid gewaarborgd blijft, nu notoire hardrijders weten dat de trajectcontroles uitstaan?
De verkeersveiligheid zal worden gewaarborgd omdat de verkeersveiligheid op deze trajecten op alternatieve wijze wordt gehandhaafd. De Landelijke Eenheid van de politie controleert, onder meer door de inzet van mobiele radarsets, op de locaties van de trajectcontrolesystemen die nu uit staan.
Bent u bereid om een nadere studie te doen naar de vraag hoe trajectcontroles efficiënter ingezet kunnen worden bij het aanpakken van de echte verkeershufters en niet de gewone mensen, die na correctie een keer één á twee kilometer per uur harder rijden dan toegestaan?
Hiertoe ben ik niet bereid. Met trajectcontrolesystemen wordt de gemiddelde snelheid van weggebruikers op het betreffende traject gemeten. Indien de gemiddelde snelheid hoger ligt dan de maximumsnelheid wordt er een boete opgelegd. Dit geldt voor iedereen die te hard rijdt, dus ook voor personen die de maximum snelheid ruimschoots overschrijden. Deze personen worden harder aangepakt dan personen die net iets te hard rijden, doordat de boete een stuk hoger is. Overigens geldt er een meetcorrectie en een ondergrens van 3 kilometer per uur overschrijding. Alleen op de 130 km/u trajecten wordt op nadrukkelijk verzoek van uw Kamer vanaf 1 km/u overschrijding beboet.
Zijn er de afgelopen periode mobiele controles uitgevoerd op de trajecten waar normaal gesproken trajectcontroles zijn? Zo ja, zijn de verkeersborden voor trajectcontrole weggehaald dan wel afgeplakt zoals eerder beloofd naar aanleiding van de motie-Bashir2 en eerdere vragen3 waardoor u toezegde geen puntmetingen uit te voeren op plaatsen waar met een mottobord een trajectcontrole wordt aangekondigd?
Met de Landelijke Eenheid van de politie zijn afspraken gemaakt dat er met mobiele radarapparatuur wordt gecontroleerd op locaties waar de trajectcontrolesystemen tijdelijk uitstaan in verband met vervanging. De mottoborden zijn weggehaald dan wel afgeplakt op de trajecten waar nu tijdelijk niet met trajectcontrolesystemen wordt gehandhaafd.
Verkeershufters die minder vaak worden gepakt |
|
Ockje Tellegen (VVD), Barbara Visser (VVD) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Opstelten (VVD) |
|
Kent u het bericht «Verkeershufters worden minder vaak gepakt»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de flinke daling in het aantal staande aanhoudingen na overtredingen in het verkeer sinds 2007? Kunt u een verklaring geven voor deze significante dalingen van de staande aanhoudingen? Is er sprake van minder capaciteit, of zijn er minder overtredingen of zijn er andere oorzaken?
Het WODC heeft in 2011 onderzoek gedaan naar de afname van het aantal verkeersovertredingen. Uit dit onderzoek, dat naar uw Kamer is gestuurd (Kamerstuk 29 398, nr. 359), bleek dat de daling van het aantal staandehoudingen in de periode 2007 tot en met 2010 voor 78% was toe te schrijven aan de afname van de verkeersdrukte als gevolg van de economische crisis, voor 9% aan de afschaffing van de bonnenquota (in november 2010) en voor 13% aan gedragseffecten van burgers of politie.
Het aantal staandehoudingen voor strafrechtelijke verkeersovertredingen is de laatste jaren stabiel. Na de door het WODC onderzochte periode is het aantal staandehoudingen op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (wet Mulder) verder gedaald, maar naar de oorzaken hiervan is geen systematisch onderzoek gedaan. De bovengenoemde oorzaken lijken voor een deel (met name het afschaffen van de bonnenquota en gedragseffecten van burgers en/of politie) nog steeds relevant. Daarnaast geschiedt de verkeershandhaving enerzijds door de verkeershandhavingsteams en anderzijds door de basisteams. De inzet van de basisteams wordt enerzijds bepaald aan de hand van landelijke prioriteiten en anderzijds in de lokale driehoeken. Daarbij kan het voorkomen dat minder voorrang wordt gegeven aan de verkeershandhaving. Dit laat onverlet dat de strafrechtelijke en administratiefrechtelijke verkeershandhaving een belangrijk onderdeel blijft van de inzet van de politie.
Hoe moet deze daling worden bezien in het kader van de verkeersveiligheid? Hoe beoordeelt u deze daling in het licht van de gepercipieerde pakkans? Wat is nu de gepercipieerde pakkans? Zijn hier doelstellingen op geformuleerd? Zo nee, waarom niet?
De pakkans is afhankelijk van meerdere factoren en verschilt per feit. Ik beschik dan ook niet over gegevens om de exacte pakkans te bepalen. De gepercipieerde pakkans wordt onder meer bepaald door de verschillende handhavingsmiddelen die de politie inzet. Staandehoudingen zijn van belang, alsmede de elektronische handhavingsmiddelen zoals flitspalen, trajectcontroles, mobiele radarsets, etc. De politie streeft ernaar de feitelijke pakkans op de zogenoemde Helmgrasfeiten (helm, gordel, rood licht, alcohol, snelheid) zo hoog mogelijk te laten zijn. De politie doet dit onder meer door informatie gestuurde inzet op onveilige wegvakken. Dit houdt in dat de politie in afstemming met het lokaal gezag handhaaft op die plaatsen en tijdstippen waar het effect van het optreden optimaal is. De politie wil door zichtbare staandehoudingen en het voeren van voorlichting en mediabeleid ook actief bijdragen aan preventie en het beïnvloeden van gedrag van weggebruikers. Op deze manier wordt de gepercipieerde pakkans met de hiertoe beschikbare middelen zo hoog mogelijk gehouden en wordt de verkeersveiligheid geborgd. Er zijn geen doelstellingen ten aanzien van de pakkans geformuleerd. Wel zijn er afspraken gemaakt over de inzet van het aantal trajectcontroles, flitspalen en aantal fte van de verkeershandhavingsteams.
Klopt het dat niet alle overtredingen worden meegeteld in de maatregel Beginnend Bestuurder en er dus ook geen punt op het rijbewijs bijgeschreven kan worden als er bekeurd is op het kenteken? Zo ja, deelt u dan de mening dat een daling in het aantal staande aanhoudingen niet gunstig is voor de effectiviteit van maatregelen als het beginnersrijbewijs en de recidiveregeling? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen zijn en worden er getroffen teneinde de effectiviteit van deze maatregelen te vergroten?
Het klopt dat niet alle overtredingen worden meegeteld in de maatregel Beginnend Bestuurder. De overtredingen die onder de maatregel Beginnend Bestuurder vallen betreffen ernstige feiten2 die uitsluitend via staandehouding kunnen worden geconstateerd. De cijfers van de aantallen staandehoudingen waarover in de media is bericht gaan over de Wet Mulder. De feiten die meetellen bij de maatregel Beginnend Bestuurder en de recidiveregeling veelplegers vallen onder het strafrecht. Het aantal staandehoudingen voor strafrechtelijke verkeersovertredingen is de laatste jaren stabiel.
In 2014 werd in 70% van de strafrechtelijke verkeerszaken de bestuurder staandegehouden en direct geconfronteerd met zijn gedrag en uit de anonimiteit gehaald. De instroom van zaken op grond van de nieuwe regeling voor de veelplegeraanpak monitor ik nauwkeurig. Tot 30 maart van dit jaar zijn er bij het CJIB 2151 zaken geregistreerd op het terrein van de veelplegerfeiten. Het gaat dan om feiten zoals het negeren van een rood kruis, het niet stoppen voor een stopteken van de politie, of het op de snelweg onterecht de vluchtstrook gebruiken. Hiervan zijn 662 zaken geconstateerd op kenteken en 1489 zaken geconstateerd middels staandehouding.
Hoe verhoudt de effectiviteit van de recent ingevoerde hufteraanpak zich tot de afnemende staande aanhoudingen? Zijn staande aanhoudingen noodzakelijk voor het vergroten van de pakkans en daarmee de effectiviteit van de hufteraanpak? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Wanneer zijn de resultaten van het experiment met weginspecteurs van Rijkswaterstaat die de status van Buitengewoon Opsporingsambtenaar (BOA) hebben gekregen bekend? Bent u bereid te kijken of en in hoeverre dit kan bijdragen aan de vergroting van de gepercipieerde pakkans dan wel het vergroten van het aantal staande aanhoudingen ten behoeve van de verkeersveiligheid?
Met het experiment met de weginspecteurs van Rijkswaterstaat wordt beoogd om de doorstroming en veiligheid op de snelwegen rond Rotterdam te verbeteren. Dit experiment is met ingang van 2 februari jl. gestart voor de duur van één jaar. Na afloop van die periode zullen alle eindresultaten in kaart worden gebracht en beslissingen worden genomen over eventuele te zetten verdere stappen.
Wordt het aantal staande aanhoudingen door de politie vooral uitgevoerd op provinciale en gemeentelijke wegen? Hoe wordt de verkeersveiligheid betrokken in de afweging van de politie-inzet ten behoeve van de staande aanhoudingen?
Ja. De politie, in het bijzonder de verkeershandhavingsteams, controleert met name op het onderliggend wegennet op de HELMgrasfeiten (helm, gordel, rood licht, alcohol, snelheid). Van het aantal staandehoudingen dat is verricht naar aanleiding van overtreding van de maximum snelheid heeft 18,6% op de snelwegen plaatsgevonden. Dit betekent dat meer dan 80% van het aantal staandehoudingen ten aanzien van snelheid op wegen binnen en buiten de bebouwde kom heeft plaatsgevonden.3 De politie bepaalt de inzet onder meer aan de hand van ongevalanalyses.
Is de maatregeleffectiviteit en het effect op de gepercipieerde pakkans van het staande houden en het houden van een goed gesprek onderzocht? Zo ja, hoe verhoudt zich dat met bijvoorbeeld het krijgen van een boete na te zijn gepakt door een flitscamera dan wel bij een trajectcontrole? Zo nee, waarom is dan besloten het aantal staande aanhoudingen te verminderen?
Er is mij geen onderzoek bekend dat zich specifiek richt op de effectiviteit van staandehoudingen en/of het houden van een goed gesprek. De Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) heeft wel gekeken naar de effectiviteit van verschillende methoden van snelheidstoezicht. Uit de SWOV-factsheet «Politietoezicht en rijsnelheid» blijkt dat er veel onderzoek is gedaan naar de effecten van snelheidscamera’s. Het algemene beeld van deze studies is consistent positief. In de factsheet staat ook dat (mobiele) snelheidscontroles met staandehouding van overtreders succesvol blijken in het terugdringen van ongevallen. Daarnaast staat in de factsheet dat in de vakliteratuur wordt geconstateerd dat rijdende surveillance met staandehouding de minst effectieve methode is als het gaat om het verminderen van verkeersongevallen. De methode is te weinig opvallend om een algemeen preventief effect te kunnen hebben. Wel is de methode zeer geschikt om specifiek hardnekkige, grove overtreders te pakken. Dit sluit aan bij het huidige beleid. In 2014 werd de bestuurder in bijna 70% van de strafrechtelijke verkeerszaken staandegehouden en direct geconfronteerd met zijn gedrag en uit de anonimiteit gehaald.
Op welke overtredingen handhaaft de politie bij het toezicht op de weg nu hoofdzakelijk in het kader van de verkeersveiligheid? Op welke wijze doet zij dit? Beschikt de politie hiervoor over genoeg specialistische kennis, expertise en materieel? Wie bepaalt de prioritering van de te handhaven overtredingen in het verkeer
Zoals reeds aangegeven in antwoord 7 controleert de politie met name op HELMgrasfeiten door middel van staande houdingen en (voor wat betreft snelheid) met mobiele radarsets. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van trajectcontroles en flitspalen. De politie beschikt over voldoende specialistische kennis, expertise en materieel. De prioriteiten van de regionale verkeershandhavingsteams worden bepaald aan de hand van een regionaal verkeershandhavingsplan dat in samenspraak met het OM wordt opgesteld.
Naar aanleiding van het artikel «Trajectcontrole staat niet aan»2: klopt het dat door verouderde systemen twee derde van de trajectcontroles uit staat? Zo ja, wanneer worden deze uiterlijk vervangen? Wat betekent het uitstaan van die trajectcontroles voor de verkeersveiligheid op die trajecten? Hoe wordt in deze overgangsfase op die trajecten de verkeersveiligheid gehandhaafd?
Op dit moment functioneren vijf van de in totaal tien trajectcontrolesystemen. Later dit jaar komen er nog vier locaties bij, te weten de N62 Westerscheldetunnel, de A20 Rotterdam en de A4 Hoofddorp. Op 15 april 2015 gaat het trajectcontrolesysteem op de A12 Den Haag weer aan. Begin 2016 wordt het trajectcontrolesysteem op de A12 Utrecht teruggeplaatst. De verkeersveiligheid wordt door de politie op deze trajecten op alternatieve wijzen, onder meer door de inzet van mobiele radarsets, gehandhaafd.
Kunt u aangeven op grond van welke criteria trajectcontroles worden opgeheven, zoals nu gebeurd op de A12 bij Woerden en de Zeelandtunnel? Worden de komende periode nog meer trajectcontroles opgeheven? Kunt u aangeven op welke trajecten trajectcontroles worden ingezet ten behoeve van de handhaving van milieuregels?
In het artikel «Trajectcontrole staat niet aan» wordt gesproken over de Zeelandtunnel, waar vermoedelijk de Zeelandbrug wordt bedoeld. De trajectcontroles op de A12 bij Woerden en op de Zeelandbrug zijn opgeheven omdat de toegevoegde waarde voor het behalen van milieu of verkeersveiligheidsdoelstellingen op dit traject is afgenomen en het plaatsen van trajectcontrolesystemen op andere locaties van (groter) belang wordt geacht.
Buiten deze twee systemen worden op korte termijn geen trajectcontrolesystemen meer opgeheven.
De systemen worden ingezet voor milieudoeleinden en ten behoeve van de verkeersveiligheid. Op de trajecten waar de systemen staan, daalt de gemiddelde snelheid en wordt de spreiding tussen de gereden snelheden kleiner. Hierdoor vermindert de uitstoot van CO2 en fijnstof en de geluidsproductie, en daalt het risico op een ongeval.
Notoire snelheidsovertreders |
|
Farshad Bashir |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Wat vindt u ervan dat 20 keer per jaar een fikse bekeuring op de deurmat, en zelfs wekelijks een brief van het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB), sommige notoire verkeersovertreders niet stopt?1
Het gedrag van deze verkeersdeelnemers is onwenselijk en keur ik af. Ik vind dan ook, zoals mijn ambtsvoorganger uw kamer hierover eerder meldde2 dat zij een stevige aanpak verdienen.
Per 1 januari 2015 is een nieuwe aanpak van de veelplegers in het verkeer gestart. Een aantal verkeersfeiten is uit de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (wet Mulder) gehaald en wordt voortaan afgedaan op grond van het strafrecht. Dit heeft een aantal voordelen.
In de eerste plaats komen deze bestuurders in beeld bij het Openbaar Ministerie (OM), waardoor zij uit de anonimiteit worden gehaald. Verder zijn deze verkeersovertredingen terug te vinden in de justitiële documentatie. Door deze registratie is het mogelijk om, anders dan bij de wet Mulder, rekening te houden met iemands verkeersverleden. Een bestuurder die zich eerder schuldig heeft gemaakt aan verkeersovertredingen kan rekenen op een strengere aanpak. Bovendien biedt het strafrecht een breder sanctiearsenaal dan enkel de administratieve sanctie die de wet Mulder kent.
Deze aanpak is sinds 1 januari 2015 van start gegaan en ik monitor de instroom nauwkeurig.
Vindt u het terecht dat notoire verkeersovertreders hun gang kunnen blijven gaan met het overtreden van de wet, terwijl het merendeel van de uitgedeelde boetes voornamelijk bij gewone mensen op de mat valt, die eens een keer één á twee kilometer te hard rijden?
Zie antwoord vraag 1.
Zou het niet beter zijn om de notoire verkeersovertreders, die maandelijks dan wel wekelijks met het CJIB te maken hebben, anders aan te pakken, waarbij ook andere middelen ingezet worden? Zo ja, aan welke aanvullende middelen denkt u dan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel bumperklevers zijn in de afgelopen jaren aangepakt? Deelt u de mening dat de aanpak van bumperklevers net zoveel aandacht nodig heeft als de aanpak van snelheidsovertredingen? Zo ja, hoe gaat u deze aanpak intensiveren?
Onderstaande tabel geeft inzicht in het aantal ingestroomde zaken ter zake bumperkleven bij het CJIB over de laatste drie jaar.
2012
576
914
2013
508
931
2014
428
856
In totaal is er de afgelopen drie jaar 4.213 keer een proces-verbaal opgemaakt wegens bumperkleven. Bumperkleven is een ernstig feit. Alleen de lichtste variant (als bestuurder niet staat zijn, zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is) is een Mulderfeit, alle overige varianten vallen onder het strafrecht3. Bovendien kennen de feiten onder het strafrecht een eigen recidiveregeling4. Bij een tweede overtreding eist het OM in beginsel minimaal een rijontzegging van 4 maanden onvoorwaardelijk. Ik vind dit een adequate aanpak.
Het bericht ‘Wegpiraat ontloopt zijn straf’ |
|
Jeroen Recourt (PvdA), Duco Hoogland (PvdA) |
|
Opstelten (VVD), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u het artikel «Wegpiraat ontloopt straf»?1
Ja.
Is het waar dat het aantal bekeuringen voor «hufter-overtredingen» in het verkeer de afgelopen jaren drastisch is gedaald? Zo nee, welke in het artikel genoemde feiten zijn onjuist?
Nee. De cijfers in de media gaan over de lichtere verkeersovertredingen die worden gehandhaafd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (wet Mulder). De zwaardere en gevaarlijke verkeersovertredingen worden afgedaan op grond van het strafrecht. In 2014 werd de bestuurder in bijna 70% van de strafrechtelijke verkeerszaken staandegehouden en direct geconfronteerd met zijn gedrag. Het aantal staandehoudingen voor strafrechtelijke verkeersovertredingen is de laatste jaren stabiel.
2012
84.443
2013
84.951
2014
83.235
Totaal
252.629
Instroom CJIB strafrechtelijke verrkeersovertredingen te land inclusief alcohol
Hoe verklaart u de forse daling – ten opzichte van 2007 – van het aantal mensen dat afgelopen jaar staande is gehouden voor een overtreding? Kunt u de Kamer – voor zover mogelijk – inzicht verschaffen in de pakkans anno 2015 ten opzichte van de pakkans anno 2007?
Het WODC heeft in 2011 onderzoek gedaan naar de afname van het aantal verkeersovertredingen. Uit dit onderzoek, dat naar uw Kamer is gestuurd (Kamerstuk 29 398, nr. 359), bleek dat de daling van het aantal staandehoudingen in de periode 2007 tot en met 2010 voor 78% was toe te schrijven aan de afname van de verkeersdrukte als gevolg van de economische crisis, voor 9% aan de afschaffing van de bonnenquota (in november 2010) en voor 13% aan gedragseffecten van burgers of politie.
Het aantal staandehoudingen voor strafbare verkeersovertredingen is de laatste jaren stabiel. Na de door het WODC onderzochte periode is het aantal staandehoudingen op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (wet Mulder) verder gedaald, maar naar de oorzaken hiervan is geen systematisch onderzoek gedaan. De bovengenoemde oorzaken lijken voor een deel (met name het afschaffen van de bonnenquota en gedragseffecten van burgers en/of politie) nog steeds relevant. Daarnaast geschiedt de verkeershandhaving enerzijds door de verkeershandhavingsteams en anderzijds door de basisteams. De inzet van de basisteams wordt enerzijds bepaald aan de hand van landelijke prioriteiten en anderzijds in de lokale driehoeken. Daarbij kan het voorkomen dat minder voorrang wordt gegeven aan de verkeershandhaving. Dit laat onverlet dat de strafrechtelijke en administratiefrechtelijke verkeershandhaving een belangrijk onderdeel blijft van de inzet van de politie.
De pakkans is afhankelijk van meerdere factoren en verschilt per feit. Ik beschik dan ook niet over gegevens om de exacte pakkans te bepalen. De gepercipieerde pakkans wordt onder meer bepaald door de verschillende handhavingsmiddelen die de politie inzet. Staandehoudingen zijn van belang, alsmede de elektronische handhavingsmiddelen zoals flitspalen, trajectcontroles, mobiele radarsets, etc. De politie streeft ernaar de feitelijke pakkans op de zogenoemde HELMgrasfeiten (helm, gordel, rood licht, alcohol, snelheid) zo hoog mogelijk te laten zijn. De politie doet dit onder meer door informatie gestuurde inzet op onveilige wegvakken. Dit houdt in dat de politie in afstemming met het lokaal gezag handhaaft op die plaatsen en tijdstippen waar het effect van het optreden optimaal is. De politie wil door zichtbare staandehoudingen en het voeren van voorlichting en mediabeleid ook actief bijdragen aan preventie en het beïnvloeden van gedrag van weggebruikers. Op deze manier wordt de gepercipieerde pakkans met de hiertoe beschikbare middelen en capaciteit zo hoog mogelijk gehouden.
Hoe beoordeelt u de kans van slagen van de aanpak van verkeershufters gezien de noodzaak om zowel beginnende bestuurders als recidivisten staande te houden?
Er zijn van 1 januari 2015 tot 30 maart van dit jaar 2.151 zaken binnen het CJIB geregistreerd op het terrein van de veelpleger feiten. Het gaat dan om feiten zoals het (negeren van een rood kruis, het niet stoppen voor een stopteken van de politie, of het op de snelweg onterecht de vluchtstrook gebruiken). Hiervan zijn 662 zaken geconstateerd op kenteken en 1.489 zaken geconstateerd middels staandehouding. Bijna 70% van deze veelplegerzaken wordt dus door staandehouding geconstateerd en de bestuurder wordt direct geconfronteerd met zijn gedrag en uit de anonimiteit gehaald. Enige voorzichtigheid ten aanzien van de conclusies is hier wel geboden. De aanpak is immers pas op 1 januari 2015 van start gegaan.
Hoe verhoudt de drastische daling van bekeuringen voor «hufter-overtredingen» zich tot uw doelstelling om het aantal verkeersdoden en ernstige gewonden voor 2020 substantieel terug te dringen?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 heb toegelicht, is er geen sprake van een significante daling van bekeuringen voor de strafrechtelijke overtredingen. Per 1 januari 2015 is gestart met een nieuwe aanpak van de veelplegers in het verkeer en in mijn antwoord op vraag 4 heb ik de eerste resultaten genoemd. De instroom van zaken op grond van deze nieuwe regeling voor de veelplegeraanpak monitor ik nauwkeurig.
Welke acties onderneemt u om het aantal geconstateerde en beboete ernstige overtredingen de komende jaren weer omhoog te krijgen?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat de verhoogde straffen – die de afgelopen jaren zijn doorgevoerd – weinig effect hebben op het moment dat dit type overtredingen nauwelijks nog geconstateerd wordt?
Kunt u uw opmerking – zoals geciteerd in het artikel – dat u niet van mening bent dat verkeershufters ruim baan hebben, nader toelichten, mede in het licht van de daling met tweederde van geconstateerde overtredingen?
Zie antwoord vraag 5.
De veiligheid in tunnels |
|
Martijn van Helvert (CDA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzendingen van EénVandaag van onder andere 23 februari 20151?
Ja, daar heb ik kennis van genomen.
Deelt u de conclusies zoals die in de uitzending getrokken worden dat van de oude tunnels geen enkele tunnel op basis van de eigen veiligheidsnorm van Rijkswaterstaat een voldoende krijgt?
Nee, de tunnels worden door Rijkswaterstaat adequaat onderhouden om de tunnel veilig en daarmee beschikbaar voor het verkeer te houden.
Alle tunnels voldoen aan de tunnelwet.
Wilt u per oude tunnel uw visie geven op de geconstateerde tekortkoming en daarbij aangeven wat er sinds het constateren van die tekortkoming aan gedaan is om deze weg te nemen? Het betreft tenminste de volgende tunnels en bijbehorende tekortkomingen: Schipholtunnel: Door ontbrekende potentiaalvereffening kunnen bij blikseminslag het kabeldraagsysteem, de brandblusinstallatie en de masten van de objectverlichting onder stroom komen te staan. Het bedienings- en besturingssysteem functioneert niet meer. De hijsinstallatie kan niet meer worden gebruikt. De radioinstallatie in de tunnel voldoet niet meer en de intercom werkt niet. Bij een calamiteit kunnen bestuurders en hulpverleners niet worden geïnformeerd. De installatie voor laagspanning en die voor noodspanning voldoen niet. Er is onvoldoende tunnelventilatie. Vluchtwegen zijn niet zichtbaar. De constructie is er niet op gebouwd om de huidige belasting aan te kunnen, waardoor er een hoog risico op overbelasting is. De wapening van het beton is onvoldoende en het beton is kwetsbaar voor corrosie door vocht, koolstofdioxide en chloride. Door verandering van de rijbaanindeling is er een andere belasting van de rijbanen in de tunnel gekomen. Er is geen brandmelding en blusmogelijkheid tijdens brand. Bij de hoofddraagconstructie is er kans op bezwijken door onvoldoende draagkracht, scheuring in het veld aan de onderzijde en het bezwijken van voorspanningstaal. Wijkertunnel: Het asfalt is te weinig stroef, wat een langere remweg geeft en slipgevaar oplevert. Er is een verhoogd risico op verkeersongelukken door een slecht wegdek. Door scheurvorming in het asfalt is de onderliggende constructie aangetast door water en pekelzout, wat zorgt voor corrosie van staal. Er is sprake van het ontbreken van de brandwerende afsluiting van de kabeldoorvoer en er is gevaar voor brandoverslag. De detectielus werkt niet meer, wat kan leiden tot storingen in de verkeersignalering. Het hemelwater loopt via kabels in de mantelbuis. Door slechte afwerking van kabels is er kans op elektrocutie. Door lekkage in het beton van het dak is tocht voelbaar in het middenkanaal, waar in geval van brand de rook doorheen zal gaan. Zeeburgertunnel: Er is sprake van storingen in het bedienings- en besturingssysteem. De brandmeldontruimingsinstallatie werkt niet, waardoor brand dus niet – of te laat – wordt geconstateerd. Er is onvoldoende zicht in de tunnels door niet werkende camera’s. Er zijn geen beelden van verkeer in de tunnel door defecte closed-circuit television camera’s. De dynamische bewegwijzering werkt niet naar behoren. Te hoge voertuigen worden niet gewaarschuwd. Noodstroomaggregaten werken niet. De telefooninstallatie werkt niet naar behoren. Er kunnen delen van het plafond op verkeer vallen. Er is onvoldoende druk in de vluchttunnel waardoor er giftige dampen in de vluchttunnel blijven hangen. Het verkeer van buis één kan niet worden omgeleid door een storing in de installatie. Er zijn scheuren of naden in het open asfalt, waardoor er een grotere kans op ongelukken is.
De inspectierapporten die aangehaald worden in de uitzending van EénVandaag, zijn bedoeld om inzicht te verschaffen in het uit te voeren onderhoud voor de periode vanaf de inspectie. Op basis van deze rapporten programmeert Rijkswaterstaat het onderhoud en worden de benodigde budgetten gereserveerd. Deze programmeringsinspecties worden eens per zes jaar uitgevoerd.
Wanneer in het inspectierapport aangegeven wordt dat onderhoud op termijn nodig is, wil dat niet zeggen dat de tunnel onmiddellijk onveilig is of dat sprake is van tekortkomingen.
Genoemde bevindingen zijn tijdig en conform het advies uit het inspectierapport verholpen.
Naar aanleiding van de inspectie in 2012 is onder andere:
Omdat de bovenzijde van de Schipholtunnel gebruikt wordt door vliegtuigen van Luchthaven Schiphol heeft Rijkswaterstaat overleg met Schiphol over eventuele wijzigingen in gebruik (zwaardere vliegtuigen). De constructie (inclusief wapening) is voldoende sterk voor het huidige afgesproken gebruik van vliegtuigen.
Elk betonnen kunstwerk is kwetsbaar voor corrosie en vocht. De betondekking op het wapeningsstaal fungeert als bescherming. Indien schade wordt geconstateerd zal het risico worden bepaald en een beheersmaatregel worden getroffen. Tijdens de inspectie van de hoofddraagconstructie is geen schade aangetroffen. Deze constructie is van voldoende sterkte.
Genoemde bevindingen zijn tijdig en conform het advies uit het inspectierapport verholpen. Naar aanleiding van de inspectie in 2009 is onder andere:
Genoemde bevindingen zijn tijdig en conform het advies uit het inspectierapport verholpen.
Naar aanleiding van de inspectie in 2011 is onder andere:
Wilt u ten aanzien van de Tweede Coentunnel uw visie geven op de geconstateerde kritiekpunten? Het betreft tenminste de volgende aspecten: Rijkswaterstaat bouwt door aan de tunnel terwijl de eigen tunnelveiligheidsbeambte een reeks aan gebreken constateert, die eerst verholpen zouden moeten worden. Rijkswaterstaat en de gemeente Amsterdam ruziën over de openstelling van de tunnel. Volgens Amsterdam wil Rijkswaterstaat zich niet aan de veiligheidsprotocollen houden. Uitstel van de opening van de tunnel dreigt. In de Coentunnels worden geen sprinklerinstallaties aangebracht. Het gevolg is dat zwart-op-wit staat dat de brandweer bij een calamiteit de tunnel niet zal betreden. In uitgewerkte scenario's rekent Rijkswaterstaat zelfs met tientallen doden, mocht er een vloeistofbrand ontstaan. Pas na 2,5 uur betreedt de brandweer de tunnel. De Eerste (gerenoveerde) Coentunnel is door Rijkswaterstaat bewust niet verdiept tot 4,50 meter, maar heeft een doorrijhoogte van 4,20 meter gehouden. De reden voor het niet verdiepen zijn de kosten. De nieuwe Tweede Coentunnel heeft wel een doorrijhoogte van 4,50 meter. Het gevolg is dat een vrachtwagenchauffeur wel in noordelijke richting met een hoge vrachtwagen kan rijden, maar in zuidelijke richting niet. Uit gegevens van Rijkswaterstaat blijkt dat gemiddeld één keer per dag de slagboom sluit vanwege een te hoge vrachtwagen en dat dit op sommige dagen vaker gebeurt. Rijkswaterstaat wist dat dit zou gebeuren.
De Veiligheidsbeambte heeft de wettelijke plicht voorafgaand aan de aanvraag van de openstellingsvergunning een advies te geven. In geval van de Coentunnel heeft de Veiligheidsbeambte daarin een aantal bevindingen gedaan welke voorafgaand aan de openstelling zijn opgelost. De gemeente heeft bij de aanvraag van de openstellingsvergunning inzage gehad in deze punten en de genomen maatregelen. Op basis van de aanvraag heeft de gemeente de openstellingsvergunning verleend.
De gemeente Amsterdam en Rijkswaterstaat hebben in 2012 een verschil van inzicht gehad over de toe te passen procedure voor de openstellingsvergunning. Eind 2012 heeft Rijkswaterstaat in goed overleg en samenwerking met de gemeente Amsterdam en de Veiligheidsbeambte een proces ingericht en meerdere scenario’s opgesteld tot het verkrijgen van de openstellingsvergunning. De gemeente heeft daaruit een scenario gekozen welke is toegepast op de openstelling van de Coentunnel. Conform dit proces en gekozen scenario is de openstellingsvergunning door de gemeente verleend. Tijdens het inrichten en uitvoeren van dit proces stond voor alle partijen de veiligheid centraal.
De huidige tunnelwet schrijft geen sprinklerinstallatie voor, omdat dit – in aanvulling op de vele andere voorzieningen – niet nodig is gebleken om aan de veiligheidsnorm te voldoen.
De brandweer rukt in geval van een brandmelding in een tunnel altijd uit en zal ter plaatse een eerste inzet doen. Het redden van mensen uit de tunnel zal altijd de eerste prioriteit van de inzet zijn. Afhankelijk van de omstandigheden zal de brandweer een inschatting maken van de mogelijkheden die er op dat moment zijn.
Het beeld dat in de uitzendingen werd geschetst, dat de brandweer bij een ontwikkelde brand niet zal optreden en dat een sprinkler daardoor in feite toch noodzakelijk is, doet geen recht aan de praktijk en is ook niet in overeenstemming met de afspraken die met de nationale belanghebbenden zijn gemaakt. Ongeveer twee keer per jaar treedt in een Rijkstunnel een kleine brand op (zoals een motorkapbrand), die in korte tijd dooft of wordt geblust (door de weggebruikers of de brandweer) zonder dat er slachtoffers vallen en zonder dat noemenswaardige materiële schade optreedt. Grotere branden zijn zeer zeldzaam en zijn in de Nederlandse tunnelgeschiedenis sinds 1942 slechts twee maal voorgekomen, in de Velsertunnel (1978) en in de Heinenoordtunnel (2014). In beide gevallen is de brand door de brandweer geblust.
Het is correct dat de nieuw gebouwde Coentunnel hoger is dan de gerenoveerde eerste Coentunnel.
De Europese wetgeving stelt echter dat vrachtwagens een maximale hoogte mogen hebben van 4.00 meter. De gerenoveerde Coentunnel voldoet ruimschoots om vrachtwagens die aan de wettelijke toegestane hoogte voldoen vlotte doorgang te geven. De aangebrachte hoogtedetectie dient ervoor om de tunnel te beschermen tegen schade veroorzaakt door te hoge voertuigen met alle mogelijke gevolgen van dien. De hoogtedetectie staat ingesteld op 4.21 meter. Rijkswaterstaat is zoals ik al eerder aan de Kamer heb gemeld in overleg met de transportsector om het aantal te hoog beladen vrachtwagens terug te dringen.
Deelt u de gedachte dat momenteel bijna alle tunnels die in beheer zijn van het Rijk niet voldoen aan de minimale veiligheidseisen, die Rijkswaterstaat zelf heeft opgesteld? Deelt u daarbij ook de gedachte dat de oorzaak gevonden moet worden in achterstallig onderhoud en het afschaffen van een onafhankelijk toezicht op de tunnelveiligheid?
Nee, die gedachte deel ik niet.
Alle tunnels voldoen aan de tunnelwet. De Velsertunnel voldoet nog niet aan de veiligheidsnorm, waaraan de tunnel volgens deze wet moet voldoen op 1 mei 2019. De Velsertunnel wordt in 2016 gerenoveerd en voldoet daarna aan alle wettelijke eisen die gesteld worden per 1 mei 2019.
De gevolgen van in Nederland begane verkeersovertredingen met auto’s met een buitenlands kenteken |
|
Martijn van Helvert (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Opstelten (VVD) |
|
Kunt u een overzicht geven van de landen die de Cross Border Enforcement (CBE) richtlijn hebben ondertekend in 2013, gekoppeld aan de informatie of het betreffende land de richtlijn al geïmplementeerd heeft en of (en zo ja, sinds wanneer) dit land zijn nationale kentekenregister heeft opgesteld voor de Nederlandse diensten die betrokken zijn bij data-uitwisseling van kentekengegevens?
In beginsel dienen alle lidstaten een richtlijn te implementeren, tenzij er een zogenoemde opt-out mogelijkheid is om niet deel te nemen aan een richtlijn. In het geval van richtlijn 2011/82/EU van het Europees parlement en de Raad van 25 oktober 2011 ter facilitering van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen (PB L 288 van 5.11.2011, blz. 1; hierna de CBE-richtlijn) hadden het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken een opt-out. De overige lidstaten dienden de verplichtingen van de CBE-richtlijn per 7 november 2013 te implementeren. Implementatie van deze richtlijn hield in dat lidstaten verplicht zijn hun nationale kentekenregister aan te sluiten op een Europese voorziening. Daardoor wordt het register opengesteld voor andere lidstaten die de naam- en adresgegevens kunnen opvragen bij een buitenlands kenteken in verband met de afhandeling van acht verkeersovertredingen (te weten: rijden met een te hoge snelheid; niet dragen van een veiligheidsgordel, niet stoppen voor een rood licht, rijden onder invloed van drank; rijden onder invloed van drugs, niet dragen van een veiligheidshelm, gebruiken van een verboden rijstrook en illegaal gebruiken van een mobiele telefoon of een ander communicatieapparaat tijdens het rijden).
Op 6 mei 2014 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie de CBE-richtlijn nietig verklaard, omdat de richtlijn volgens het Hof niet op de juiste grondslag uit het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie was gebaseerd (arrest in de zaak Commissie tegen Europees parlement en Raad van de Europese Unie, C-43/12, EU:C:2014:298). Deze uitspraak had geen impact op de uitwisseling van kentekengegevens met andere lidstaten. In de uitspraak was namelijk bepaald dat de gevolgen van de richtlijn in stand bleven totdat een nieuwe richtlijn in werking zou treden. Implementatie kon feitelijk echter niet meer worden afgedwongen door landen die de nietig verklaarde richtlijn nog niet hadden geïmplementeerd.
De nieuwe richtlijn (EU)2015/413 is gepubliceerd op 13 maart 2015 (PB L 68 van 13.3.2015, blz. 9; hierna: de nieuwe CBE-richtlijn). De strekking en reikwijdte van nieuwe richtlijn zijn gelijk aan richtlijn 2011/82/EU. De oude en de nieuwe richtlijn verschillen op twee punten. De nieuwe grondslag (artikel 91 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie) biedt geen opt-out mogelijkheid. Dit betekent dat het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken de nieuwe CBE-richtlijn moeten implementeren. Verder bepaalt artikel 12 van de nieuwe richtlijn dat de lidstaten op 6 mei 2015 de verplichtingen uit de richtlijn moeten hebben geïmplementeerd. Lidstaten die de oude richtlijn nog niet hadden geïmplementeerd, hebben dus meer tijd gekregen. Voor het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken geldt een aangepaste implementatie deadline van 6 mei 2017.
Op dit moment hebben de volgende lidstaten hun kentekenregister opengesteld:
Nederland (7 november 2013), Duitsland (7 november 2013), België (22 november 2013), Bulgarije (14 januari 2014), Frankrijk (19 februari 2014), Litouwen (16 april 2014), Oostenrijk (24 april 2014), Polen (30 april 2014), Zweden (14 mei 2014), Hongarije (21 mei 2014), Roemenië (11 augustus 2014), Slowakije (26 augustus 2014), Spanje (30 oktober 2014) en Letland (10 december 2014).
Op welke wijze vindt uitwisseling van data, alsmede inning van boetes plaats, met landen die deze richtlijn niet hebben ondertekend (Groot-Brittannië, Ierland en Denemarken)?
Aan personen die woonachtig zijn in lidstaten die de richtlijn nog niet geïmplementeerd hebben, kan een beschikking voor een verkeersovertreding worden opgelegd als sprake is van staandehouding door de politie op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De naam- en adresgegevens kunnen ter plekke van de bestuurder worden verkregen.
Ten aanzien van een constatering van een overtreding op grond van een kenteken geldt dat de automatische nummerplaatherkenningssoftware en de systemen die zorgen voor de verdere verwerking van de overtreding op dit moment uitsluitend zijn ingesteld voor kentekens uit Nederland, Duitsland, België, Zwitserland en Frankrijk. Bij een constatering op grond van een kenteken uit een ander land vindt nog geen verdere verwerking plaats.
Klopt het dat in 2012 door voertuigen met Belgische kentekens 224.998 verkeersovertredingen begaan zijn op grond van de Wet Mulder en 283.262 door voertuigen met Duitse kentekens? Kunt u aangeven van hoeveel van die 224.998 en 283.262 overtredingen de boetes bezorgd zijn bij de eigenaar van het voertuig en hoeveel van die boetes ook daadwerkelijk betaald zijn?1
De door u in vraag 3 aangegeven aantallen betreffen de op Belgische en Duitse kentekens geconstateerde Wahv verkeersovertredingen in 2012. Aan deze kentekenhouders is een beschikking gezonden naar het adres van de kentekenhouder dat in het kentekenregister van respectievelijk België en Duitsland was opgenomen. Van de 224.998 boetes op Belgische kentekenhouders zijn 191.035 boetes geïnd (peildatum 9 april 2015). Van de 283.262 boetes op Duitse kentekenhouders zijn 220.009 boetes definitief geïnd (peildatum 9 april 2015).
In 2013 zijn 284.773 Wahv verkeersovertredingen geconstateerd op Belgische kentekens. Hiervan zijn 235.816 boetes geïnd (peildatum 9 april 2015).
In 2013 zijn 350.236 Wahv verkeersovertredingen geconstateerd op Duitse kentekens. Hiervan zijn 273.407 boetes geïnd (peildatum 9 april 2015).
Daarnaast zijn in 2012 4.789 Wahv verkeersovertredingen geconstateerd op Zwitserse kentekens. Hiervan zijn 3.032 boetes geïnd. In 2013 ging het om 4.419 Wahv verkeersovertredingen, waarvan 2.866 boetes zijn geïnd.
De opgelegde boetes die niet geïnd zijn, betreffen onder andere lopende zaken die nog niet zijn betaald, zaken die in het opsporingsregister staan geregistreerd, zaken die naar aanleiding van een beroep vernietigd zijn, correcties en zaken die ter executie op grond van het Kaderbesluit 2005/214/JBZ van de Raad van 24 februari 2005 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties kunnen worden overgedragen aan het land van de kentekenhouder.
Het verwerken van op Franse kentekens geconstateerde verkeersovertredingen is gerealiseerd. De automatische nummerplaatherkenningssoftware en de verwerkingsketen zijn operationeel sinds 17 december 2014. Vanaf die datum worden overtredingen van de Wahv op Franse kentekens geconstateerd.
Het verwerken van op Poolse kentekens geconstateerde verkeersovertredingen bevindt zich nog in de voorbereidende fase. Ik zal uw Kamer informeren zodra de verwerking van op Poolse kentekens geconstateerde verkeersovertredingen gereed is. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 12.
Vanaf 17 december 2014 tot 9 april 2015 zijn 19.174 overtredingen van de Wahv op Franse kentekens geconstateerd. Aan deze kentekenhouders is een beschikking gezonden. Het gaat om 19.147 snelheidsovertredingen, 21 verkeerslichtovertredingen en 6 overige overtredingen. Van de 19.174 boetes zijn er 2.589 betaald. In al deze gevallen ging het om een boete voor een snelheidsovertreding. De betalingstermijn en/of de beroepstermijn is nog niet verstreken.
In de onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de opgelegde boetes, het betaalde aantal boetes, het huidige inningspercentage en het verwachte inningspercentage. Het betreft hier de inningspercentages na 1 jaar. De ervaring leert dat ook nadien nog betalingen binnenkomen. Voor de boetes die zijn opgelegd in 2015 is de verwachting dat de percentages verder oplopen tot tussen de 80–85%.
2012
283.262
220.009
77,7%
2013
350.236
273.407
78,1%
2014
335.035
262.025
78,2%
2015 (tot 9 april)
60.245
8.542
14,2%
80%
2012
224.998
191.035
84,9%
2013
284.773
235.816
82,8%
2014
266.610
214.473
80,4%
2015 (tot 9 april)
62.797
7.551
12,0%
85%
2012
4.789
3.032
63,3%
2013
4.419
2.866
64,9%
2014
5.541
3.766
79,1%
2015 (tot 9 april)
1.485
100
13,0%
80%
Vanaf 17 december 2014
206
71
34,5%
2015 (tot 9 april)
18.968
2.518
13,3%
80–85%
* Het verwachte inningspercentage voor Frankrijk is gebaseerd op ervaringen die zijn opgedaan met het innen van boetes van Belgen en Duitsers. De inningspercentages na vier maanden bij boetes aan Belgen en Duitsers komen overeen met de inningspercentages na vier maanden bij Fransen.
– Totaal aantal opgelegde boetes: Het totaal aantal boetes (dat door middel van digitale handhavingsmiddelen is geconstateerd) dat voor kentekenhouders uit het desbetreffende land in het desbetreffende jaar is opgelegd.
– Betaald: Het aantal boetes waarvoor in het desbetreffende jaar het volledige bedrag is ontvangen.
– Huidig inningspercentage: Het betaalde aantal boetes na 1 jaar t.o.v. het totaal aantal opgelegde boetes in een jaar.
Kunt u aangeven hoeveel verkeersovertredingen geconstateerd zijn op grond van de Wet Mulder in 2013 ten aanzien van Duitse, Belgische en in 2012 en 2013 ten aanzien van Zwitserse kentekenhouders? Kunt u tevens weergeven hoeveel van de betreffende boetes ook daadwerkelijk geïnd zijn door de Nederlandse Staat?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven of uw voornemen, om in 2014 de aanpassingen te doen voor het verwerken van de overtredingen van Franse kentekenhouders in Nederland in de systemen van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW), Nationale Politie, Openbaar Ministerie (OM) en het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), inmiddels gerealiseerd is?2
Zie antwoord vraag 3.
Wat is de stand van zaken ten aanzien van uw voornemen in 2015 de aanpassingen te doen voor het verwerken van de overtredingen van Poolse kentekenhouders in Nederland in de systemen van RDW, Nationale Politie, OM en CJIB, te realiseren? Wanneer informeert u de Kamer over het uiteindelijke resultaat van deze doelstelling?3
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven hoe vaak in 2013 en 2014 een verkeersovertreding, begaan door een kentekenhouder uit Polen en Frankrijk, is geconstateerd? Kunt u hierbij een onderverdeling maken per verkeersovertreding en tevens aangeven in hoeveel gevallen de betreffende boetes ook daadwerkelijk zijn geïncasseerd?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven hoe vaak in 2013 en 2014 een verkeersovertredingen zijn geconstateerd, begaan door kentekenhouders uit andere landen dan de in de vorige vragen genoemde landen? Kunt u hierbij een onderscheid maken per verschillende typen verkeersovertreding en tevens aangeven in hoeveel gevallen daadwerkelijk de betreffende boetes zijn geïncasseerd?
De nummerplaatherkenningssoftware van de digitale handhavingsmiddelen herkent het herkomstland van een kenteken aan de hand van de combinatie van cijfers, letters, andere symbolen en lettertype op het kenteken. De landcode op het kenteken is namelijk niet leesbaar voor de camera’s. Op dit moment is zoals gezegd de automatische nummerplaatherkenningssoftware uitsluitend ingesteld voor kentekens uit Nederland, Duitsland, België, Zwitserland en Frankrijk. Ik beschik daardoor niet over cijfers van het aantal en type geflitste overtredingen met kentekens uitgesplitst naar andere dan deze vijf landen.
De foto’s van overtredingen door voertuigen met niet-herkende kentekens komen, ongeacht het land, in een zogeheten «bak» terecht. Deze foto’s worden vervolgens handmatig bekeken. De foto’s met kentekens uit Nederland, België, Duitsland, Frankrijk en Zwitserland worden vervolgens handmatig beoordeeld en – indien herkend – ingevoerd in de systemen voor verdere verwerking. De reden dat foto’s van kentekens uit andere landen niet handmatig worden beoordeeld is gelegen in het feit dat de huidige processen en systemen nog niet zijn aangepast om deze kentekens te kunnen verwerken.
Kunt u aangeven hoeveel verkeersovertredingen in 2013 en in 2014 in totaal via een flitser geconstateerd zijn en hoeveel daarvan via nummerplaatherkenning geleid hebben tot het opleggen van een boete en hoeveel van die overtredingen niet hebben geleid tot het opleggen van een boete omdat de nummerplaten niet herkenbaar waren?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u, indien de cijfers uit de vorige vragen wederom nog niet beschikbaar zijn4, alle relevant beschikbare en geactualiseerde schattingen, ramingen en andere informatie verstrekken met betrekking tot genoemde overtredingen met voertuigen voorzien van buitenlandse kentekens?
Ik verwijs naar het antwoord op de schriftelijke vraag 2 van de leden De Rouwe en Oskam van uw Kamer (Kamerstukken II, vergaderjaar 2013–2014, Aanhangsel Handelingen, nr. 2140).
Kunt u de vervolgprocedure beschrijven ten aanzien van een door een (Nederlandse) flitser geconstateerde overtreding waarbij de nummerplaat niet (volledig) herkenbaar is, daarbij een onderscheid makend tussen (vermoedelijk) Nederlandse kentekenhouders en buitenlandse kentekenhouders?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u in een tijdspad weergeven wat de geplande fasering is om overige buitenlandse kentekenhouders in de genoemde Nederlandse systemen te kunnen verwerken, teneinde ook daadwerkelijk boetes te kunnen innen?
De implementatie van de verwerking van overtredingen die zijn gepleegd met voertuigen met kentekens uit andere landen dan Nederland, België, Duitsland, Frankrijk en Zwitserland wordt voorbereid door het Openbaar Ministerie, de politie, de RDW, het CJIB en mijn departement. Deze voorbereidingen bestaan uit het aanpassen van de nummerplaatherkenningssoftware van de digitale handhavingsmiddelen, het geautomatiseerd verwerken van naam- en adresgegevens uit andere landen (andere opmaak van adressen, andere diakritische tekens) en het geautomatiseerd opstellen van beschikkingen in de taal van de kentekenhouder. Het gaat daarbij tevens om aanpassingen van alle processen die volgen uit een geautomatiseerde verwerkingsketen zoals de helpdeskfuncties, de beroepen en verzetten en de mondelinge en schriftelijke communicatie in vervolgcorrespondentie.
Momenteel wordt de implementatie van de Poolse kentekens voorbereid. Op dit moment wordt in kaart gebracht door de partners in de handhaving- en executieketen welke implementatiedatum reëel is ten aanzien van de Poolse kentekens. Tevens wordt het huidige beleid over de schriftelijke en mondelinge communicatie met buitenlandse overtreders heroverwogen.
Ik zal uw Kamer informeren zodra de verwerking van op Poolse kentekens geconstateerde verkeersovertredingen gereed is.
Betekent het dat, zolang deze aanpassingen niet zijn gedaan, boetes begaan door de betreffende buitenlandse kentekenhouders in Nederland, niet geïnd worden door de Nederlandse overheid?
Boetes worden nog niet opgelegd indien sprake is van een geflitst voertuig met een kenteken dat afkomstig is uit andere landen dan Nederland, België, Duitsland, Frankrijk en Zwitserland.
Aan personen die wonen in andere dan deze vijf landen kan nu al wel een beschikking voor een verkeersovertreding worden opgelegd als sprake is van staandehouding door de politie op grond van de Wahv.
Indien het antwoord op de vorige vraag bevestigend luidt, hoe beoordeelt u deze situatie in relatie tot de geloofwaardigheid van snelheidsbeperkingen op Nederlandse wegen, alsmede overige verkeersnormen zoals die in Nederland gesteld zijn? Nog belangrijker: wat zijn mogelijke gevolgen voor de verkeersveiligheid in Nederland?
Zoals toegelicht in mijn antwoord op vraag 12 is er een veelvoud aan aanpassingswerkzaamheden verbonden aan het verwerken van op kentekens geconstateerde overtredingen uit andere landen dan Nederland. Deze aanpassingen dienen zorgvuldig te worden voorbereid. Het beleid is erop gericht op een zo kort mogelijke termijn en op een juridisch houdbare wijze de richtlijn te implementeren. Zoals aangegeven in antwoord op eerdere schriftelijke vragen, is gekozen om als eerste Franse en Poolse kentekens te implementeren, omdat met voertuigen met deze kentekens naar verwachting de meeste overtredingen worden begaan, na voertuigen met Belgische en Duitse kentekens (Kamerstukken II, vergaderjaar 2013–2014, Aanhangsel Handelingen, nr. 2140 en vergaderjaar 2013–2014, Aanhangsel Handelingen, nr. 2702)
Hoe beoordeelt u de thans zichtbare ongelijkheid in de implementatie van de genoemde richtlijn, doordat Nederlanders wél beboet worden in EU-lidstaten maar een groot aantal buitenlandse kentekenhouders ongestraft verkeersovertredingen in Nederland kan begaan?
Het uiteindelijke doel van de richtlijn is dat lidstaten overgaan tot het beboeten van buitenlandse kentekenhouders die een aantal specifieke verkeersovertredingen begaan. Zoals toegelicht in mijn antwoord op vragen 12 en 14 werkt Nederland stapsgewijs aan het mogelijk maken van het beboeten van buitenlandse kentekenhouders en vergt dat een zorgvuldige aanpak en tijd.
Indien een buitenlandse kentekenhouder geflitst wordt en er worden geen data met het betreffende land uitgewisseld, wordt er dan wel (door het CJIB en/of Nationale Politie) gekeken in de Nederlandse administraties, waar de auto geregistreerd kan staan, zoals in die van de RDW (in verband met tijdelijke registratie van deze voertuigen in Nederland) of gemeentes (in verband met parkeervergunningen van deze voertuigen)?
Zie antwoord vraag 8.
Klopt dat u op 23 september 2013 een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob-verzoek) van RTL ontvangen heeft over inzage van verkeersovertredingen begaan door buitenlandse kentekenhouders?
Ja.
Wat is de stand van zaken ten aanzien van de afhandeling van dit Wob-verzoek (geweest)? Klopt het dat RTL nog steeds niet de data heeft ontvangen waar zij om hebben gevraagd en waar ligt dat volgens u aan?5
De verzochte informatie over de periode van 1 januari 2009 tot aan de datum van de indiening van het Wob-verzoek is gedeeltelijk openbaar gemaakt. Het daarop betrekking hebbende besluit op bezwaar van 16 april 2014 is gepubliceerd (http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/wob-verzoeken/2014/04/16/besluit-op-bezwaar-wob-verzoek-verkeersovertredingen-voertuigen-met-buitenlandse-kentekens.html) en http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/wob-verzoeken/2014/04/16/bijlagen-bij-besluit-op-bezwaar-wob-verzoek-verkeersovertredingen-voertuigen-met-buitenlandse-kentekens.html)
RTL heeft geen data-overzichten ontvangen, omdat er zich geen overzichten of andere documenten binnen mijn ministerie bevonden waarin dergelijke data zijn opgenomen. Evenmin waren dergelijke data-overzichten digitaal beschikbaar te maken voor RTL, omdat Nederland niet beschikt over software die het land van herkomst kan herkennen en de gevraagde data kan genereren. Ik verwijs ook naar de beantwoording van de 8, 9, 11, en 16.
Op welke wijze heeft u gevolg gegeven aan de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland d.d. 16 oktober 2014 (r.o. 8: «De rechtbank zal verweerder daarom opdragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak)?6
In deze rechtbankprocedure verzocht RTL niet alleen om data-overzichten, maar ook om onderliggende brongegevens, namelijk de foto’s in de in mijn antwoord op vragen 8, 9, 11 en 16 genoemde bak. Volgens de rechtbank hadden de foto’s uit deze bak ook moeten worden betrokken bij de behandeling van het Wob-verzoek. Omdat de bak zich bevindt bij de nationale politie heeft mijn ambtsvoorganger ter uitvoering van de uitspraak het Wob-verzoek, voor zover dat verzoek zag op de foto’s in de «bak», ter behandeling doorgezonden naar de korpschef van de nationale politie.
Kunt u schetsen wat de verantwoordelijkheden van het Ministerie van Veiligheid en Justitie en de Nationale Politie zijn volgens deze uitspraak ten aanzien van de informatievoorziening waar RTL om heeft gevraagd?
De rechtbank heeft zich niet uitgelaten over deze verantwoordelijkheden. De rechtbank heeft uitsluitend geoordeeld dat de foto’s uit de «bak» documenten zijn die onder het Wob-verzoek vallen en dat deze foto’s hadden moeten worden betrokken bij de behandeling van het Wob-verzoek. Elk bestuursorgaan is wettelijk verplicht tot doorzending van een Wob-verzoek wanneer dat verzoek betrekking heeft op documenten die berusten bij een ander bestuursorgaan. Dat is dan ook gebeurd.
Welke conclusies werden getrokken in het «Rapport Bevindingen van Werkgroep Implementatie CBE-richtlijn en Verdrag met België» en welke daarvan zijn inmiddels geïmplementeerd, op welke wijze en onder verantwoordelijkheid van welke instantie?
Het document had als doel om de uitvoeringsdiensten in de handhavings- en executieketen (de politie, het OM, de RDW en het CJIB) te helpen bij de ontwikkeling van hun eerste uitvoeringstoetsen. Hiertoe is in het document het toen bestaande ketenproces in kaart gebracht en is geïnventariseerd welke mogelijke veranderingen nodig waren in de keten. Nieuwe inzichten en ontwikkelingen werden in dit document bijgehouden. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in de oplevering van een gezamenlijke uitvoeringstoets in 2014.
Heeft dit rapport nog steeds de status van een intern ambtelijk werkdocument zonder formele status en is het daarmee volgens u nog steeds niet geschikt voor publicatie?7 Indien dat inmiddels anders is, kunt u dit rapport dan naar de Kamer sturen?
Ja, dit rapport heeft nog steeds de status van een intern ambtelijk werkdocument en is daarmee niet geschikt voor publicatie.
Kunt u aangeven wat de resultaten tot nu toe zijn geweest van de zogeheten ketenregiegroep die als doel heeft om de verwerking van feit gecodeerde zaken beter, eenvoudiger, sneller en transparanter te behandelen?8
Ik ga er vanuit dat wordt gedoeld op de relatie tot de implementatie van de CBE-richtlijn. Deze ketenregiegroep heeft geen rol gehad bij de implementatie van de CBE-richtlijn. De implementatie van de CBE-richtlijn wordt begeleid door een aparte werkgroep en stuurgroep.
Wat waren de conclusies en aanbevelingen van deze groep ten aanzien van de verwerking van registratie van verkeersovertredingen door buitenlandse kentekenhouders?
Zie antwoord vraag 23.
Kunt u aangeven welke rapporten en memo’s de ketenregiegroep – die als doel heeft om de verwerking van feit gecodeerde zaken beter, eenvoudiger, sneller en transparanter te behandelen – geschreven heeft en kunt u de resultaten van dat werk openbaar maken?
Zie antwoord vraag 23.
Bent u nog steeds de mening toegedaan dat het innen van boetes bij buitenlandse kentekenhouders niet veel moeilijker gaat dan van boetes bij Nederlandse kentekenhouders?9
Zoals gezegd in het antwoord op de schriftelijke vraag 5 van de leden De Rouwe en Oskam van uw Kamer (Kamerstukken II, vergaderjaar 2013–2014, Aanhangsel Handelingen, nr. 2140), ben ik nog steeds van mening dat de mogelijkheden om boetes op buitenlandse kentekens te innen iets beperkter zijn dan voor boetes op Nederlandse kentekens, maar dat het niet zo is dat deze inning veel moeilijker gaat.
De vervanging van de Borgbrug in Groningen |
|
Barbara Visser (VVD), Betty de Boer (VVD) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Tractor moet op de ring»?1
Ja.
Kunt u toelichten waarom het zo lang heeft geduurd dan wel zo lang moet duren voordat mensen weer van de Borgbrug gebruik kunnen maken?
Bij de aanvaring op 5 november is de Borgbrug fors beschadigd. Het dek van de brug was naar boven geduwd en opzij geschoven. Er was sprake van een ernstige beschadiging van het dek en de draaipunten. De brug bleek niet meer te gebruiken door de vaarweggebruiker noch door de weggebruiker. Rijkswaterstaat heeft de situatie eerst veilig gesteld, waarna een onderzoek naar de schade en herstelmogelijkheden is gestart.
Er is onderzocht of de brug hersteld kon worden of toch volledig vervangen moest worden. De huidige brugklep kan worden hersteld. Hiervoor is inmiddels een aannemer gecontracteerd. De levertijden op sommige benodigde onderdelen en materialen, zoals het vereiste soort staal, zijn lang. Rijkswaterstaat verwacht de brug op medio juli weer in gebruik te kunnen nemen.
Heeft u ook geïnformeerd bij de vorige eigenaar van de brug, te weten de provincie Groningen, hoe de problemen met de Borgbrug het beste zouden kunnen worden opgelost? Heeft de provincie Groningen ook suggesties gedaan voor herstel? Zo nee, waarom niet?
Rijkswaterstaat heeft over het herstel van de Borgbrug contact onderhouden met de provincie Groningen, beheerder tot 2014, en gebruik gemaakt van hun expertise. De provincie heeft hun beeld van het herstel van de Borgbrug met Rijkswaterstaat gedeeld. Rijkswaterstaat maakt inmiddels gebruik van een aannemer waar de provincie ook mee samenwerkt.
Deelt u de mening dat herstel van de brug in juli van dit jaar rijkelijk laat is en voor veel overlast voor omwonenden en ondernemers zorgt? Zo nee, waarom niet?
We realiseren ons dat er sprake is van overlast voor de omwonenden en ondernemers en we streven ernaar hinder zoveel mogelijk te beperken.
Het zorgvuldige herstel en het in gebruik nemen van de brug kost echter tijd. Zie ook de beantwoording van vraag 2.
Bent u bereid om te bezien of herstel van de brug sneller mogelijk is? Zo nee, waarom niet?
In het onderzoek is bekeken hoe snel de werkzaamheden uitgevoerd kunnen worden. Het resultaat is, gezien de eerder aangegeven omstandigheden, dat ingebruikname medio juli reëel is.
Bent u bereid om te kijken naar betere alternatieven voor gebruik van de Borgbrug, zoals het tijdelijk gebruik van de ringweg door tractoren gedurende de herstelwerkzaamheden? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Rijkswaterstaat heeft direct na het incident de gemeente en provincie geïnformeerd om alternatieve routes in te stellen.
Voor de schoolgaande kinderen, die aan beide kanten van het kanaal naar de basisschool moeten, is door Rijkswaterstaat onmiddellijk na het incident en in overleg met de betrokken partijen vervoer met busjes geregeld.
Rijkswaterstaat zoekt met de politie, gemeente, provincie Groningen en Groningen Bereikbaar naar veilige en verantwoorde alternatieven. Hierbij is ook de agrarische branche (LTO Noord en Cumula) betrokken.
Is het u bekend dat er al fietsers op de Driebondsweg lastig zijn gevallen en bent u bereid om in overleg met betrokkenen te kijken naar verbeteringen ten aanzien van de veiligheid op deze route en in het openbaar vervoer? Zo nee, waarom niet?
Mij is bekend dat er klachten zijn geweest over onveiligheid. Na overleg heeft de politie de betreffende locaties bij de Driebondsweg en -brug aangemerkt als aandachtslocaties waar frequent wordt gesurveilleerd. Daarnaast hebben ze een zogenaamd flexteam/overlastteam ter beschikking, dat snel ter plekke kan zijn. De politie roept bewoners op om bij hen melding te doen van incidenten in plaats van via de wijkvereniging. Verder is de gemeente geïnformeerd over aandachtspunten als betere verlichting, verwijderen van begroeiing e.d.
Rijscholen die sjoemelen met slagingspercentages |
|
Farshad Bashir |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Pak frauderende rijscholen aan»?1
In het artikel wordt gesteld dat rijschooleigenaren die meerdere bedrijven oprichten om zich te kunnen onderscheiden in slagingspercentages frauduleus zijn. In het artikel wordt vervolgens gesteld dat potentiële klanten gelokt worden met fantastische slagingspercentages. Mijn reactie hierop vindt u bij de beantwoording van vraag 2 en vraag 3.
Welke mogelijkheden heeft u om te voorkomen dat rijschoolhouders verschillende bedrijven optuigen waarbij leerlingen waarvan niet verwacht wordt dat zij in één keer voor hun rijexamen zullen slagen bij het ene bedrijf worden ondergebracht en supertalenten bij het andere, waarna deze rijschoolhouders met de slagingspercentages van het tweede bedrijf de boer opgaan?
De markt van de rijschoolbranche is een vrije markt. Zaken als prijsbepaling, het aantal lessen dat leidt tot een examen en de duur van de lessen zijn aan de markt. Zolang een rijschool zich aan de regels houdt is het oprichten van meerdere bedrijven en het indelen van leerlingen op basis van hun rijtalenten niet frauduleus. Wel is het zaak dat er geen valse verwachtingen worden gewekt door rijscholen en dat een kandidaat zich ervan bewust is dat hij zich goed moet informeren.
Klopt het dat bij het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) of bij de examinatoren, die dagelijks met de leerlingen van de rijschoolhouders te maken hebben, bekend moet zijn onder welke verschillende bedrijfsnamen een rijschoolhouder opereert en examens aanvraagt? Is het mogelijk om op de website van het CBR de verschillende bedrijfsnamen en de bijbehorende slagingspercentages aan elkaar te koppelen om zo de kwaliteit van de rijscholen inzichtelijker te maken? Bent u bereid hier werk van te maken? Zo niet, bent u op een andere manier voornemens maatregelen te nemen opdat leerlingen een realistisch slagingspercentage te zien krijgen bij de afweging om voor een bepaalde rijschool te kiezen? Zo ja, welke actie(s) gaat u ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Het klopt dat bij het CBR bekend is welke rijschool een examen aanvraagt. Hiervoor moet een rijschool namelijk ingeschreven staan bij het CBR. Voordat een rijschool een examen bij het CBR voor een kandidaat kan aanvragen moet de kandidaat de desbetreffende rijschool machtigen. Bij het CBR is daarom ook bekend welke rijschool voor een kandidaat een examen heeft aangevraagd. De examinatoren van het CBR controleren voor het afrijden van de kandidaat of de naam van de rijschool op het examenvoertuig overeenstemt met de rijschool die het examen heeft gereserveerd. Mocht dat niet kloppen, dan wordt het examen geannuleerd en zijn de kosten voor de rijschool.
Het inzichtelijk maken van de kwaliteit van een rijschool vind ik van groot belang. Daarom heeft Stichting TeamAlert samen met de rijschoolbranche de onafhankelijke Rijscholenkiezer ontwikkeld om de transparantie en de kwaliteit in de rijschoolbranche te verhogen. Een potentiële klant kan op de website verschillende rijscholen op basis van zowel objectieve als ook subjectieve gegevens, zoals klantbeoordelingen, met elkaar vergelijken om tot een bewuste keuze te komen. Verder geeft TeamAlert op de Rijscholenkiezer informatie over de factoren die van invloed zijn op een goede rijschoolkeuze en het behalen van het rijbewijs. Het slagingspercentage van een rijschool is één van de factoren die tot een rijschoolkeuze leiden naast het aantal lessen, de prijs, de lesmethode, de kwaliteit van de rijinstructeur en het lidmaatschap bij een brancheorganisatie met een garantiefonds.
Is het bij u bekend dat er ook foprijscholen zouden worden gebruikt om belastingen te ontduiken? Zo ja, wat gaat u hier tegen doen? Bent u ook van mening dat het goed zou zijn als de Belastingdienst extra zou letten op deze zogenaamde foprijscholen?
Het gebruik van meerdere bedrijfsnamen door een en dezelfde rijschoolhouder heeft in beginsel geen invloed op de belastingheffing. Die vindt immers plaats op het niveau van een onderneming of op persoonsniveau als de winst in de inkomstenbelasting belast wordt. De in het artikel beschreven constructie leidt dan dus niet tot misleiding van de Belastingdienst.
Wel heeft de Belastingdienst geconstateerd dat rijschoolhouders soms examens aanvragen onder de naam van de ene rijschool terwijl wordt gelest bij een andere rijschool. Reden hiervoor kan zijn om de inkomsten uit de rijlessen buiten het beeld van de Belastingdienst te houden. Om dit soort praktijken zoveel mogelijk te voorkomen werkt de Belastingdienst nauw samen met onder andere het CBR. Door de samenwerking met het CBR is het mogelijk de individuele rijscholen beter te monitoren op fiscaal gedrag. Op basis van de examengegevens van het CBR heeft de Belastingdienst getoetst of de omzetgegevens die rijscholen aan de Belastingdienst hebben doorgegeven, in lijn zijn met het aantal afgelegde examens door leerlingen van deze rijscholen. Op deze manier kunnen ook de als foprijscholen aangeduide rijscholen worden aangepakt.
De aanpak ten aanzien van de rijschoolbranche heeft er toe geleid dat er bij enkele honderden rijscholen ongeveer € 22 miljoen meer omzet is vastgesteld dan uit de oorspronkelijke aangiftes naar voren kwam. Een deel hiervan is het gevolg van vrijwillige suppleties door belastingplichtigen zelf, maar de meerderheid als gevolg van correcties door de Belastingdienst. De bedrijven die aandacht hebben gehad vertonen inmiddels een merkbaar beter gedrag. De komende jaren zal het monitoren van deze doelgroep blijven plaatsvinden en daar waar nodig zal er worden opgetreden, met als doel het steeds verder verbeteren en versterken van de kwaliteit van de branche. Dit vindt plaats in nauw overleg met het Ministerie van Financiën en andere betrokken (overheids)partijen.
De verkeersveiligheid en de doorstroming op de N36 |
|
Carla Dik-Faber (CU), Arie Slob (CU) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Herinnert u zich uw voornemen om uiterlijk in 2020 het gehele rijkswegennet op het niveau van minimaal drie Road Protection Score (RPS) sterren in het kader van het European Road Assessment Programme (EuroRap) te hebben en uw uitspraak dat al ruim 99% aan dit doel zou voldoen?1
Ja.
Klopt het dat de N36 bij Beerzerveld nog niet voldoet aan dit niveau? Zal de N36 bij Beerzerveld met de in februari 2014 aangekondigde maatregelen voldoen aan het niveau van drie RPS sterren? Zo nee, welke aanvullende maatregelen zijn hiervoor nodig?
De N36 is op de aansluiting Beerzerveld (ongelijkvloers) en kruispunt Marienberg (Beerzerweg, gelijkvloers) op het niveau van drie sterren Road Protection Score.
Klopt het dat het vrachtverkeer op de verbinding tussen Twente en Noord-Nederland ondanks de economische crisis sterk is gegroeid mede als gevolg van de recente verbeteringen van de N48 en de rondweg boven Ommen (N36) en de komst van meer bedrijventerreinen langs deze route?
Gemiddeld groeit het vrachtverkeer op de N36 met een aantal procenten per jaar.
Deze groei varieert van jaar tot jaar. Het jaar 2011, opening rondweg Ommen en verbeterde traject N48, laat een relatief hoog groeipercentage zien.
Deelt u de mening dat uiteindelijk in verband met de verkeersveiligheid en de doorstroming een ongelijkvloerse kruising bij Beerzerveld wenselijk is, zeker omdat dit de laatste kruising is op het traject Almelo-Hoogeveen (A35–N36–N48–A28) die nog gelijkvloers is?
De doorstroming is geen knelpunt op het traject Almelo-Hoogeveen. In het bestuurlijk overleg met de regio is overeengekomen dat voor de veiligheid op de aansluiting bij de Mariënberg (Beerzerweg) de herinrichting met verkeersregelinstallaties de beste oplossing is binnen de bestaande randvoorwaarden, tijd en geld.
Zoals ik in antwoorden op Kamervragen2 van de Leden Van Hijum en De Rouwe over dit onderwerp heb aangegeven staat het regionale partners vrij om alternatieven aan te dragen. Dit heb ik herhaald bij mijn bezoek aan de regio waar ik de petitie voor een veiligere N36 in ontvangst heb genomen. Vooralsnog ga ik door met de voorbereidende werkzaamheden om de kruising uit te rusten met verkeersregelinstallaties.
Bent u bereid uw besluit te heroverwegen om bij Beerzerveld geen ongelijkvloerse kruising aan te leggen, maar een verkeersregelinstallatie (VRI), indien de regio bereid is bij te dragen aan deze oplossing en de regio bereid is het Rijksdeel van de meerkosten van in totaal circa vijf miljoen euro voor te financieren? Bent u bereid hierover in overleg te gaan met het college van gedeputeerde staten van Overijssel en de Kamer hierover voor 1 juli 2015 te informeren?
Zie antwoord vraag 4.