De notitie van Amnesty International over vreemdelingenbewaring |
|
Joël Voordewind (CU), Hans Spekman (PvdA) |
|
Hebt u kennisgenomen van het rapport van Amnesty International «Vreemdelingendetentie: in strijd met mensenrechten» van 5 november 2010?
Ja.
Wat is uw reactie op de aanbevelingen die Amnesty International doet in het rapport?
Amnesty International concludeert dat ondanks enkele kleine verbeteringen de Nederlandse praktijk van vreemdelingenbewaring niet wezenlijk is verbeterd sinds haar vorige rapport uit 2008. Ik ben echter van mening dat de afgelopen jaren zowel op het terrein van het beleid inzake vreemdelingenbewaring als de tenuitvoerlegging daarvan, het nodige is veranderd en verbeterd.
In de beleidsbrief over het terugkeerbeleid, die uw Kamer naar verwachting medio 2011 wordt toegezonden, wordt onder andere ingegaan op de motie Gesthuizen cs over het onderzoeken van alternatieven voor bewaring1.
Een uitgebreidere reactie op het rapport van Amnesty International wordt nog aan uw Kamer toegezonden.
Kunt u toelichten waarom u vindt dat het huidige beleid omtrent vreemdelingenbewaring voldoet aan het uitgangspunt «vreemdelingenbewaring als ultimum remedium»? Kunt u uiteenzetten hoe zich dat standpunt verhoudt tot het in de praktijk ontbreken van voldoende, door Amnesty International in het rapport ook genoemde, alternatieven voor vreemdelingenbewaring, zoals bijvoorbeeld een meldplicht, onderbrenging op een betrouwbaar adres of elektronisch toezicht? Kunt u toelichten waarom met minder zware alternatieven niet hetzelfde effect zou kunnen worden bereikt?
Vreemdelingenbewaring dient ter fine van uitzetting. Het Nederlandse beleid gaat uit van de eigen verantwoordelijkheid van de vreemdeling om Nederland te verlaten wanneer niet (langer) sprake is van rechtmatig verblijf. Gedwongen vertrek – en daarmee vreemdelingenbewaring – komt pas aan de orde als de vreemdeling deze verantwoordelijkheid niet (tijdig) neemt. In dit kader kan vreemdelingenbewaring worden toegepast indien deze maatregel noodzakelijk is om te voorkomen dat de vreemdeling zich aan toezicht onttrekt en een lichter middel niet (langer) aan de orde is. Gelet hierop meen ik dat vreemdelingenbewaring voldoet aan het uitgangspunt dat het als ultimum remedium wordt gebruikt.
Voor wat alternatieven voor vreemdelingenbewaring betreft geldt dat deze wel degelijk bestaan en in voorkomende gevallen ook worden toegepast. Onder het vorige kabinet is een belangrijk alternatief voor bewaring in gebruik genomen, namelijk de vrijheidsbeperkende locatie (VBL). Ik pas de maatregel tot vrijheidsbeperking toe in situaties waarin toezicht gewenst is, maar vreemdelingenbewaring naar mijn mening onwenselijk is. Van de VBL wordt op grond van het huidige beleid vooral gebruikgemaakt voor gezinnen met minderjarige kinderen (zowel ex-asiel als uit de illegaliteit) en bij ex-asielzoekers die een vertrekplicht hebben en die direct vanuit de opvang komen. De locatie waar de maatregel wordt opgelegd is niet beveiligd tegen ongeoorloofd vertrek, en heeft dan ook niet het karakter van bewaring.
Gronden om de vreemdelingenbewaring niet of niet langer toe te passen zijn aanwezig indien betrouwbaar te achten particulieren of instanties zich schriftelijk garant stellen voor de onderbrenging van de vreemdeling gedurende de tijd dat nog over diens uitzetting moet worden beslist of vertrek nog niet kan worden geëffectueerd. Een andere grond voor het niet of niet langer toepassen van vreemdelingenbewaring is aanwezig indien de vreemdeling aantoonbaar een vaste woon- en verblijfplaats in Nederland heeft. Onder omstandigheden kan worden volstaan met een meldplicht op basis van artikel 54 Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De vreemdeling wordt dan geacht zich te melden met een op de omstandigheden afgestemde frequentie. Dit kan bijvoorbeeld indien de identiteit van de vreemdeling vaststaat en voldoende zekerheid bestaat over de bereidheid van de vreemdeling om Nederland te verlaten. In dat geval wordt op de verblijfplaats van de vreemdeling geen toezicht uitgeoefend, maar wordt de vreemdeling geacht zich regelmatig te melden.
In de beleidsbrief over het terugkeerbeleid, die uw Kamer naar verwachting medio 2011 wordt toegezonden, zal worden ingegaan op de motie Gesthuizen cs over het onderzoeken van alternatieven voor bewaring1.
Onderschrijft u de stelling van Amnesty International in het rapport dat vreemdelingen in Nederland vrijwel standaard in vreemdelingendetentie worden genomen als aan de criteria uit artikel 6 of artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000 is voldaan, en dat mogelijke lichtere alternatieven nauwelijks worden toegepast? Kunt u dit toelichten?
Nee, die stelling onderschrijf ik niet.
Lichtere alternatieven, zoals het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel in een VBL, worden wel degelijk toegepast.
Ik wil ook nadrukkelijk wijzen op de wettelijke regeling van het derde lid van artikel 59 Vw, waarbij afgezien moet worden van bewaring indien de vreemdeling te kennen geeft te willen terugkeren, en hij hiertoe in de gelegenheid is. Deze bepaling wordt vol door de rechter getoetst2. Ik verwijs hierbij naar de vorengenoemde alternatieven voor bewaring. In sommige gevallen, zoals bijvoorbeeld voor uitgeprocedeerde gezinnen, is de mogelijkheid ingericht van het onderbrengen in de vrijheidsbeperkende locatie. Onderkend moet echter worden dat in de regel plaatsing in een vrijheidsbeperkende locatie geen geschikt instrument is voor personen die in de illegaliteit verblijven, en zich dus al aan het toezicht hebben onttrokken. Het in een vrijheidsbeperkende locatie plaatsen van dergelijke vreemdelingen zal naar verwachting in te veel gevallen leiden tot onttrekking aan het toezicht, om nog te kunnen spreken van een reëel, effectief alternatief voor de maatregel van vreemdelingenbewaring. Dat laat onverlet dat het onderzoeken van alternatieven voor de maatregel van vreemdelingenbewaring een voortdurend punt van aandacht is. Het is overigens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) dat de afweging om geen lichter middel toe te passen, terughoudend door de rechter moet worden getoetst. Volledigheidshalve vermeld ik dat ik in afwachting ben van een uitspraak van de Afdeling over de vraag hoe die toetsing na inwerkingtreding van de terugkeerrichtlijn dient plaats te vinden.
Deelt u de mening van Amnesty International dat op grond van mogelijkheden die moeten voortvloeien uit de Vreemdelingenwet 2000 de rechter standaard bij de beoordeling of vreemdelingenbewaring in een individueel geval (nog) aangewezen is, moet beoordelen of lichtere alternatieven voor de vreemdelingenbewaring aanwezig zijn? Zo niet, kunt u uiteenzetten waarom niet? Bent u van oordeel dat dit in de huidige praktijk voldoende gebeurt?
Zie antwoord vraag 4.
Hoeveel vreemdelingen zijn de afgelopen vijf jaar daadwerkelijk teruggekeerd vanuit vreemdelingenbewaring, nadat die bewaring op dat moment korter dan zes maanden, langer dan zes maanden, langer dan twaalf maanden of langer dan 18 maanden had geduurd?
Over de jaren 2005 en 2006 is de desbetreffende informatie niet beschikbaar. De registratie van deze vertrekcijfers is in het jaar 2007, waarin de Dienst Terugkeer en Vertrek werd opgestart, niet representatief te achten.
Hieronder zijn de gevraagde cijfers weergegeven voor de jaren 2008, 2009 en 2010. Zij betreffen het aantal vreemdelingen dat vanuit vreemdelingenbewaring aantoonbaar uit Nederland is vertrokken.
Bewaringsduur
2008
2009
2010
< 6 mnd
3 800
3 800
4 300
6 mnd –1 jaar
170
180
140
1 jaar –1,5 jaar
10
15
10
> 1,5 jaar
20
5
5
De arrestatie van een journalist |
|
Tofik Dibi (GL), Bruno Braakhuis (GL) |
|
Kent u het bericht over de oorlogsjournalist die op station Brussel Noord is gearresteerd vanwege het fotograferen van een politieactie tegen asielzoekers en illegalen?1
Ja.
Is het waar dat de journalist werd opgepakt nadat hij foto’s maakte van het wegslepen van een man door twee Belgische politieagenten wegens verstoring van de openbare orde en opruiing, maar dat deze aanklacht inmiddels is ingetrokken?
Volgens de Belgische politie weigerde de heer Karskens de omgeving van de ingang van het station te verlaten na herhaalde verzoeken. Ook zou hij daar aanwezige personen hebben opgeroepen actie te ondernemen tegen de politie. Daarop werd de heer Karskens administratief aangehouden wegens het verstoren van de openbare orde. Na drie uur werd hij weer vrijgelaten.
Ik ben mij ervan bewust dat de heer Karstens een andere lezing van de gebeurtenissen heeft.
Deelt u de mening dat deze politiële ingreep jegens de journalist een inbreuk is op de vrije nieuwsgaring?
Het betreft hier een interne Belgische aangelegenheid die dan ook door de Belgische autoriteiten moet worden beoordeeld.
Bent u bereid om te onderzoeken hoe vrije nieuwsgaring Europeesrechtelijk veranderd kan worden?
Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon schrijft het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie dwingend voor dat eenieder recht heeft op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat onder meer de vrijheid om kennis te nemen of te geven van informatie of ideeën, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen, aldus artikel 11 van het Handvest van de Grondrechten. Eventuele beperkingen door de overheid moeten in overeenstemming zijn met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Daarmee is de vrije nieuwsgaring in het kader van de EU-Verdragen naar mijn oordeel voldoende verankerd en weet iedere lidstaat waaraan hij zich heeft te houden.
Hierbij moet bedacht worden dat de EU formeel geen bevoegdheid heeft om maatregelen vast te stellen met betrekking tot de vrije nieuwsgaring in een lidstaat.
Het bericht dat Nederland onverminderd de mensenrechten van illegale vreemdelingen blijft schenden |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Wat is uw reactie op het rapport «Vreemdelingendetentie: In strijd met mensenrechten»?1
Amnesty International concludeert dat ondanks enkele kleine verbeteringen de Nederlandse praktijk van vreemdelingenbewaring niet wezenlijk is verbeterd sinds haar vorige rapport uit 2008. Ik ben echter van mening dat de afgelopen jaren zowel op het terrein van het beleid inzake vreemdelingenbewaring als de tenuitvoerlegging daarvan, het nodige is veranderd en verbeterd. Ik wijs in dit verband onder andere op de heroriëntatie waarover u bij brief van 29 juni 20103 bent geïnformeerd. Deze behelsde onder meer uitbreiding van het aantal bezoekuren, uitbreiding van het activiteitenprogramma en inrichting van een juridisch loket.
Wat de opmerkingen van Amnesty International inzake alternatieven voor bewaring betreft verwijs ik hier naar de beleidsbrief over het terugkeerbeleid, die uw Kamer naar verwachting medio 2011 wordt toegezonden. Hierin wordt onder andere ingegaan op de motie Gesthuizen cs over het onderzoeken van alternatieven voor bewaring4.
Hoe verhoudt dit rapport zich tot het door de Inspectie voor de Sanctietoepassing (IST) gepubliceerde rapport «De tenuitvoerlegging van de vreemdelingenbewaring. Drie detentiecentra doorgelicht» dat concludeert dat er onvoldoende werk is gemaakt van de eerder door uw voorganger gedane toezeggingen om de omstandigheden van vreemdelingen in detentie te verbeteren?2 Hoe verhoudt het rapport van Amnesty International zich tot uw reactie op het rapport van de ISt?
Uw Kamer is bij brief van 27 oktober jl. geïnformeerd over mijn reactie op het rapport van de Inspectie voor de Sanctietoepassing (ISt).7 De ISt concludeert in tegenstelling tot Amnesty International, dat ten opzichte van enkele jaren geleden de omstandigheden in de vreemdelingenbewaring in verschillende opzichten wel degelijk zijn verbeterd. Ook uit de onderliggende rapporten van de drie afzonderlijke detentiecentra valt naar mijn mening een positieve ontwikkeling te destilleren.
De toezegging van de toenmalige staatssecretaris van Justitie zag op het uitvoeren van een heroriëntatie. Uw kamer is per brief d.d. 29 juni 20103 door de toenmalige minister van Justitie geïnformeerd over de uitkomsten van deze heroriëntatie op de wijze waarop vreemdelingenbewaring ten uitvoer wordt gelegd, alsook over de stappen die naar aanleiding hiervan worden genomen.
Hoe verhoudt dit rapport zich tot de door uw voorgangers gedane toezeggingen om de omstandigheden van vreemdelingen in detentie te verbeteren?3
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reactie op het commentaar van het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten (NCJM) van 4 november 2010?4 Deelt u de mening dat vrijheidsontneming een ultimum remedium is?5 Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wordt er dan nog steeds weinig gebruik gemaakt van bijvoorbeeld een meldplicht of een borgsom?
Vreemdelingenbewaring dient ter fine van uitzetting. Het Nederlandse beleid gaat uit van de eigen verantwoordelijkheid van de vreemdeling om Nederland te verlaten wanneer niet (langer) sprake is van rechtmatig verblijf. Gedwongen vertrek – en daarmee vreemdelingenbewaring – komt pas aan de orde als de vreemdeling deze verantwoordelijkheid niet (tijdig) neemt en lichtere middelen niet (langer) aan de orde zijn. In dit kader kan vreemdelingenbewaring worden toegepast indien deze maatregel noodzakelijk is om te voorkomen dat de vreemdeling zich aan toezicht onttrekt. Gelet hierop meen ik dat vreemdelingenbewaring voldoet aan het uitgangspunt dat het als ultimum remedium wordt gebruikt.
Uiteraard deel ik de mening dat de duur van de vreemdelingenbewaring zo kort mogelijk dient te zijn. In de beleidsbrief over het terugkeerbeleid, die uw Kamer naar verwachting medio 2011 wordt toegezonden, wordt onder andere ingegaan op de motie Gesthuizen cs over het onderzoeken van alternatieven voor bewaring4.
Over de duur van vreemdelingenbewaring in de ons omringende landen kan ik opmerken dat deze met de totstandkoming van de Europese terugkeerrichtlijn is geharmoniseerd, in die zin dat de maximale duur van vreemdelingenbewaring gemaximeerd is tot zes maanden, eventueel te verlengen met maximaal 12 maanden. Hiermee wordt een maximale termijn voor vreemdelingenbewaring in de verschillende stelsels geïntroduceerd en zullen de verschillen tussen de lidstaten op dit punt dan ook afnemen. Ook over de toepassing van vreemdelingenbewaring en de detentieomstandigheden zijn harmoniserende maatregelen genomen.
Deelt u de mening dat, indien er gekozen wordt voor vrijheidsontneming, de duur van de detentie zo kort mogelijk dient te zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u dan verklaren waarom in de ons omringende landen vreemdelingen veel minder lang vastzitten dan in Nederland?6
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bekend met het bericht «Amnesty: Aanpak illegalen deugt niet?7 Is het waar dat een gedetineerde met nierstenen slechts één paracetamol per dag kreeg als behandeling? Was dit een incident of is dit de standaardprocedure? Deelt u de mening dat dit onacceptabel is en dat ook illegale vreemdelingen recht hebben op acute medische zorg? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om volwaardige medische zorg aan illegale vreemdelingen beschikbaar te stellen?
Ja, ik ben bekend met dit bericht. Ik herken de hier geschetse situatie niet. De Dienst Justitiële Instellingen (DJI) draagt in haar inrichtingen zorg voor een doeltreffende, doelmatige en op de patiënt gerichte gezondheidszorg, waarvan de kwaliteit gelijkwaardig is aan de gezondheidszorg in de vrije maatschappij, rekening houdende met de bijzondere situatie van de vrijheidsbeneming.
Is het waar dat een zwangere vrouw tijdens haar zwangerschap alleen geboeid naar het ziekenhuis mocht, ondanks eerdere zwangerschapscomplicaties?8 Zo ja, meent u dat dit een correcte gang van zaken is? Zo nee, welke maatregelen gaat u nemen om deze praktijk te veranderen?
Het is juist dat een zwangere vrouw geboeid naar het ziekenhuis is gebracht. De regel is dat ingeslotenen geboeid worden vervoerd, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor hiervan wordt afgeweken. Dit betekent overigens niet dat iedere zwangere vrouw ongeboeid wordt vervoerd. Per ingeslotene wordt beoordeeld of sprake is van bijzondere omstandigheden.
Wat is uw reactie op de constatering dat de klachten van vreemdelingen niet of gebrekkig worden onderzocht? Welke maatregelen gaat u nemen om een adequate klachtenregeling te realiseren?
Deze constatering herken ik niet. Er is een adequate klachtenregeling.
Ik verwijs hier naar de reactie van de toenmalige staatssecretaris van Justitie op het themarapport van de ISt «werkwijze commissies van toezicht»13.
Is het waar dat kwetsbare mensen, zoals minderjaren, slachtoffers van marteling of mensenhandel, zwangere vrouwen, (psychisch) zieken en zwangere vrouwen in de vreemdelingenbewaring worden geplaatst? Meent u dat dit een adequate opvang is voor deze mensen? Zo nee, welke maatregelen gaat u nemen om deze mensen de zorg te geven die ze nodig hebben?
Vreemdelingenbewaring dient niet als adequate opvang, maar als een bestuursrechtelijke maatregel om vreemdelingen beschikbaar te houden met het oog op hun uitzetting.
Voorzover er sprake is van detentieongeschiktheid wordt de maatregel van bewaring niet toegepast. Of iemand al dan niet detentiegeschikt is, hangt af van zijn of haar individuele omstandigheden en wordt getoetst door de medische dienst van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI).
In de beleidsbrief over het terugkeerbeleid, die uw Kamer naar verwachting medio 2011 wordt toegezonden, wordt ingegaan op de motie Gesthuizen cs over het onderzoeken van alternatieven voor bewaring14.
In het huidige stelsel ontvangen kwetsbare personen in vreemdelingenbewaring steeds de zorg die zij behoeven. Dit is in overeenstemming met de Europese terugkeerrichtlijn. Ik ben dan ook van mening dat (andere) specifieke maatregelen niet nodig zijn.
Bent u bekend met de uitspraak van het Europees Comité inzake de voorkoming van folteringen en onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen van de Raad van Europa, waarin gesteld wordt dat vreemdelingen niet in een gevangenisachtige omgeving gedetineerd mogen worden?9 Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot de huidige situatie?
Ik ben bekend met de rapportage uit 2009 van het Comité16. De rapportage van de CTP waarop wordt gedoeld ziet op de situatie in alle landen van Europa. Hoewel Nederland uiteraard ook tot die landen behoort, is het niet zo dat de opmerkingen specifiek tot Nederland zijn gericht. Het CTP spreekt de mening uit dat indien detentie van vreemdelingen noodzakelijk is om hun uitzetting zeker te stellen, dit niet onder dezelfde omstandigheden plaats moet vinden als de detentie van personen die vanwege een strafbaar feit zijn gedetineerd. Op zichzelf deel ik die onderliggende gedachte.
In Nederland vindt detentie van vreemdelingen plaats in speciaal voor dat doel ingerichte detentiecentra. Ik acht in dit verband de bepalingen van de terugkeerrichtlijn van belang. De Europese regelgever geeft als hoofdregel dat voor bewaring gebruik wordt gemaakt van speciale inrichtingen voor bewaring. Het onderbrengen in gevangenissen wordt echter door de Europese regelgever niet uitgesloten. Wel wordt benadrukt dat indien een lidstaat de onderdanen van een derde land die in bewaring worden gehouden, niet kan onderbrengen in een gespecialiseerde inrichting voor bewaring en dus gebruik dient te maken van een gevangenis, zij gescheiden dienen te worden gehouden van de gewone gevangenen. Deze Europese regels, die wel een bindend karakter hebben, leef ik na. Ik ben van mening dat in de Nederlandse situatie sprake is van gespecialiseerde inrichtingen in de zin van de terugkeerrichtlijn, maar overigens zal in ieder geval sprake zijn van gescheiden onderbrenging van strafrechtelijke gedetineerden. Het rapport geeft mij dan ook geen aanleiding om de huidige situatie te wijzigen.
Kunt u verklaren waarom uit zowel dit rapport, als het eerdere rapport van de ISt blijkt dat vreemdelingen in cellen verblijven en een soberder regime kennen dan strafrechtelijk gedetineerden? Hoe beoordeelt u de wenselijkheid hiervan?
Op onderdelen zijn er verschillen in regime. Het regime voor vreemdelingen in bewaring is niet per definitie ongunstiger dan dat voor strafrechtelijk gedetineerden. Daarnaast is van belang dat vreemdelingenbewaring ter fine van uitzetting dient en niet – zoals voor strafrechtelijk gedetineerden geldt – terugkeer in de maatschappij.
Anders dan in penitentiaire inrichtingen wordt in de centra voor vreemdelingenbewaring geen structurele arbeid of onderwijs aangeboden, behoudens incidentele educatieve activiteiten zoals alfabetisering en werkzaamheden van huishoudelijke aard. Ik ben van mening dat vreemdelingenbewaring zich niet goed leent voor onderwijs of (structurele) arbeid. In penitentiaire inrichtingen is arbeid of onderwijs gericht op het aanleren of onderhouden van arbeidsvaardigheden met het oog op resocialisatie, in het bijzonder waar het gaat om langere vrijheidsstraffen. Het doel van de vreemdelingenbewaring is daarentegen het beschikbaar houden voor de uitzettingsprocedure, het vaststellen van de identiteit en het voorkomen dat de vreemdeling zich onttrekt aan de uitzetting. Op resocialisatie gerichte elementen als het aanbieden van arbeid, onderwijs of regulier verlof verhouden zich niet met de aard van de maatregel. Bovendien is de gemiddelde duur er evenmin naar om dergelijke – in de regel langduriger – trajecten aan te bieden.
Wat is uw reactie op de conclusie van Amnesty International dat de Nederlandse situatie in strijd is met internationale mensenrechten standaarden?10 Deelt u de mening van de door Amnesty International geciteerde emeritus hoogleraar Straf- en vreemdelingenrecht Anton van Kalmthout dat de huidige situatie een schending van artikel 3 uit het mensenrechtenverdrag is, dat een verbod inhoudt op inhumane en vernederende behandelingen?1 Nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om deze mensenrechtenschendingen tot het verleden te laten behoren?
Ik verwijs u graag naar het antwoord op vraag 1. Ik ben van mening dat vreemdelingenbewaring conform internationaal geldende mensenrechten is, zoals artikelen 3 en 5 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Er zijn geen uitspraken waarin Nederland vanwege de detentieomstandigheden van vreemdelingen is veroordeeld, noch uit hoofde van 3 EVRM, noch uit hoofde van artikel 5 EVRM. Ik ben er ook van overtuigd dat de Nederlandse detentieomstandigheden een dergelijke toets kunnen doorstaan. Daarbij komt dat op het niveau van de Europese Unie eind 2008 in de terugkeerrichtlijn bindende afspraken zijn gemaakt tussen de Raad en het Europese Parlement over terugkeer, waaronder de toepassing van vreemdelingenbewaring bij niet rechtmatig verblijvende vreemdelingen. Er is derhalve een brede overeenstemming binnen Europa, zowel aan de kant van de Lidstaten als het Europees Parlement, over de toepassing van vreemdelingenbewaring. Het wetsvoorstel ter implementatie van de richtlijn ligt ter behandeling bij uw Kamer. Wat één van de uitgangspunten van de richtlijn is, en sinds jaar en dag reeds in Nederland het uitgangspunt vormt van zowel beleid als praktijk, is dat vreemdelingenbewaring een uiterste middel is. Het standpunt dat vreemdelingenbewaring altijd en/of automatisch wordt toegepast, komt niet overeen met de Nederlandse praktijk, waarin altijd naar de individuele omstandigheden van het geval wordt gekeken.
Bent u bereid om de aanbevelingen van Amnesty International over te nemen?11 Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn worden deze doorgevoerd? Welke concrete verbeteringen op de terreinen van detentieduur, regime, en zorg bent u van plan door te voeren om de tekortschietende situatie in de vreemdelingendetentie aan te pakken?
Zie antwoord vraag 1.
Het rapport van de Inspectie voor Sanctietoepassing over vreemdelingenbewaring |
|
Hans Spekman (PvdA) |
|
Hebt u kennisgenomen van het rapport van de Inspectie voor Sanctietoepassing over «De tenuitvoerlegging van de vreemdelingenbewaring» van 27 oktober 2010?1
Ja.
Klopt de conclusie van de Inspectie dat de behandeling van asielzoekers en illegalen in vreemdelingendetentie vaak nog te streng is? Wat is uw reactie op die conclusie en welke maatregelen neemt u om te zorgen dat asielzoekers en illegalen altijd fatsoenlijk behandeld worden?
Deze conclusie wordt niet door de Inspectie getrokken.
In antwoord op eerder door het lid Schouw gestelde vragen, ingezonden 1 november 2010, vraagnummer 2010Z15579, heb ik aangegeven dat de Kamer per brief van 27 oktober 20102 is geïnformeerd over de aanbevelingen die door de Inspectie voor Sanctietoepassing in haar rapport zijn gedaan en mijn reactie daarop. Graag verwijs ik naar voornoemde brief.
Vindt u het noodzakelijk, en bent u bereid, meer, nieuwe alternatieven voor vreemdelingenbewaring in detentiecentra te ontwikkelen om ervoor te zorgen dat er qua regime duidelijk(er) verschil ontstaat tussen een gewone gevangenis en een detentiecentrum voor vreemdelingen?
In de beleidsbrief over het terugkeerbeleid, die uw Kamer naar verwachting medio 2011 wordt toegezonden, wordt onder meer ingegaan op de motie Gesthuizen cs over het onderzoeken van alternatieven voor bewaring3.
Voor zover de vraagstelling ziet op bewaring in een «gevangenisachtig regime» verwijs ik kortshalve naar de eerdergenoemde brief van 27 oktober 2010 in reactie op het rapport van de ISt.
Deelt u de mening dat ten aanzien van kwetsbare groepen vreemdelingen, zoals minderjarige kinderen, ouderen en zieken, in elk geval geen vreemdelingenbewaring in een «gevangenisachtig regime» dient plaats te vinden? Bent u bereid uw beleid ten aanzien van de vreemdelingenbewaring voor die groepen daarop aan te passen?
Zie antwoord vraag 3.
Het WRR-rapport "Happy Landings, het biometrisch paspoort als black box" |
|
Pierre Heijnen (PvdA) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de publicatie nr. 46 van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid getiteld «Happy Landings, het biometrisch paspoort als black box?1
Ik heb kennis genomen van de genoemde publicatie. Het betreft hier geen rapport van de WRR. Het gaat enkel om een publicatie die in opdracht van de WRR is geschreven. De inhoud daarvan zal eventueel meespelen bij het opstellen en vaststellen van een WRR-rapport. De verantwoordelijkheid voor de inhoud en de ingenomen standpunten van deze publicatie berust bij de externe auteurs. Ik heb begrepen dat de WRR in het voorjaar van 2011 met een rapport komt over de bredere thematiek van de rol en verantwoordelijkheid van de overheid bij de inzet van ICT-Beleid. Als dat rapport er is, zal het kabinet daar een standpunt over innemen.
Bent u voornemens een kabinetsreactie te maken op de conclusies van dit rapport? Zo ja, wanneer kan de Kamer deze reactie tegemoet zien? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid de voorbereidende werkzaamheden voor de bouw van een centrale opslag van biometrische gegevens op te schorten totdat de Kamer met u over de reactie op dit WRR-rapport van gedachten heeft kunnen wisselen? Zo nee, waarom niet?
In het Algemene Overleg van 7 oktober 2010 heeft de toenmalige staatssecretaris van BZK gezegd dat er nog geen onomkeerbare stappen zijn gezet ten aanzien van de ontwikkeling van de centrale online raadpleegbare reisdocumentenadministratie (ORRA). Staatssecretaris Bijleveld heeft tevens aangegeven dat de Kamer zal worden geïnformeerd over de stappen die worden overwogen, zodat de Kamer daar desgewenst over kan spreken. Ik wil mij op dit dossier oriënteren om tot een oordeel te kunnen komen over de wijze waarop de ORRA vorm zou kunnen krijgen. Ik verwacht hier enkele maanden voor nodig te hebben en zal daarna de Kamer over de uitkomsten informeren.
Bent u bereid de Kamer een volledig overzicht te doen toekomen van de wijze waarop andere EU-lidstaten de EU-richtlijnen met betrekking tot paspoorten en identiteitsbewijzen implementeren, in het bijzonder ten aanzien van de verificatie van gegevens bij uitgifte, en de wijze van opslag van biometrische gegevens?
Ik ben bereid om na te gaan of deze informatie beschikbaar is. De uitkomsten zal ik de Kamer doen toekomen.
De legekosten voor het aanvragen voor een vervangend verblijfsdocument voor een vreemdeling |
|
Hans Spekman (PvdA) |
|
Is het legestarief voor het aanvragen van een vervangend verblijfsdocument voor vreemdelingen met een verblijfsvergunning regulier vanwege diefstal of vermissing per 15 oktober 2010 verhoogd van 100 euro naar 250 euro?1
Ja.
Deelt u de mening dat deze verhoging exorbitant is, en bovendien vreemdelingen onevenredig benadeelt ten opzichte van Nederlanders, aangezien de gemiddelde extra kosten voor het aanvragen van een vervangend identiteitsbewijs wegens vermissing of diefstal voor hen slechts tussen de 14 en 30 euro is?
Ik acht deze verhoging niet exorbitant. Uitgangspunt in het regeerakkoord is het kostendekkend maken van de leges. Dit betekent overigens niet dat in alle gevallen de hoogte van de leges gelijk is aan de kostprijs. Binnen een legeskolom bestaat de mogelijkheid om onderscheid te maken tussen de verschillende leges, waarbij sommige leges hoger en andere leges lager dan de kostprijs kunnen zijn. Aspecten als draagkracht kunnen hierbij een rol spelen. Uitgangspunt vormt de kostendekkendheid van het geheel van de leges in de desbetreffende kolom.
De kostprijs van een vervangend vreemdelingendocument bedraagt € 228. De kostprijs van een vervangend Nederlands identiteitsdocument bedraagt € 42,85. De kosten van een vervangend vreemdelingendocument zijn hoger dan de kostprijs van een Nederlands reisdocument, omdat bij verlies of diefstal van een vreemdelingendocument een aantal handelingen verricht moeten worden, die bij verlies of diefstal van een Nederlands reisdocument niet plaatsvinden. In de eerste plaats moet de IND bij verlies of diefstal van een vreemdelingendocument opnieuw toetsen of de vreemdeling aan de voorwaarden voor verblijf voldoet. De IND dient daarnaast na te gaan of het vermiste vreemdelingendocument nog steeds geldig is. Dit is van belang om misbruik van het vermiste of gestolen document tegen te gaan. In dat kader dient ook onderzocht te worden of er antecedenten zijn op het terrein van de openbare orde. Voor zover relevant voor de aanvraag zal verder moeten worden nagegaan of de huwelijkse staat van de aanvrager gewijzigd is.
Aangezien de kostprijs voor het vervaardigen en uitreiken van een vervangend vreemdelingendocument aanzienlijk hoger is dan die van een Nederlands reisdocument, deel ik de mening niet dat het verschil in legeskosten op gespannen voet staat met het gelijkheidsbeginsel.
Hoe kan het dat de kostprijs van een vreemdelingendocument blijkbaar 250 euro bedraagt en die van een Nederlands identiteitsdocument 42,85 euro?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat dit verschil in legeskosten voor vergelijkbare documenten tussen vreemdelingen en Nederlanders op gespannen voet staat met het gelijkheidsbeginsel?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verhoudt de betreffende verhoging van leges zich tot uitspraken van de voormalige staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, mevrouw Bijleveld, dat zij een eind wilde maken aan de extra vermissingskosten voor een identiteitsdocument?2
De voormalige staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft in reactie op vragen van het televisieprogramma TROS Regelrecht aangegeven, dat zij de suggestie in overweging wilde nemen om mensen die buiten hun eigen schuld een Nederlands reisdocument verliezen, vrij te stellen van het betalen van vermissingleges, indien deze extra leges geen grondslag hebben in door de vermissing extra te verrichten werkzaamheden.
Zoals ik in antwoord 4 heb aangegeven, is er een onderscheid tussen het vervaardigen en uitreiken van een vreemdelingendocument en dat van een Nederlands reisdocument. Ik ben dan ook van mening dat beide zaken niet op een gelijke wijze hoeven te worden behandeld.
Zoals in mijn antwoord op de vragen 2, 3 en 4 aangegeven zijn er aan het verstrekken van een nieuw vreemdelingendocument de nodige kosten verbonden. Ik realiseer mij dat het voor degene, die zijn verblijfsdocument door verlies of diefstal is kwijtgeraakt, plezierig zou zijn wanneer deze kosten zouden worden gedragen door de Staat en voor deze aanvraag geen kosten in rekening zouden worden gebracht. Anderzijds zou door geen kosten in rekening te brengen afbreuk worden gedaan aan de verantwoordelijkheid van de betrokken burger zelf de financiële consequenties te dragen voor verlies of diefstal van het betrokken document. Daarbij acht ook ik het niet onredelijk bij het vaststellen van de hoogte van de leges de kostprijs leidend te laten zijn.
Bent u bereid deze betreffende legesverhoging, in elk geval voor een groot deel, terug te draaien? Zo nee, waarom niet?
Nee. De argumenten hiervoor heb ik in mijn antwoorden op uw voorgaande vragen gegeven.
De uitspraak van de Turkse regering dat Turken in Nederland niet hoeven in te burgeren |
|
Sietse Fritsma (PVV), Joram van Klaveren (PVV) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Turken hoeven niet in te burgeren»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het volstrekt onacceptabel is dat de Turkse regering meent te kunnen bepalen welke integratievoorwaarden Nederland aan immigranten stelt? Zo nee, waarom niet?
Nederland bepaalt zelf de integratievoorwaarden voor immigranten. De uitspraken in dit mediabericht verwijzen naar recente vonnissen van de Rechtbanken Rotterdam en Roermond, waarin uitgesproken wordt dat de inburgeringsplicht in strijd is met het Associatieakkoord tussen de EU en Turkije. Ik heb hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep, omdat het Kabinet van mening is dat de inburgeringsplicht buiten de werkingssfeer van het Associatieakkoord EU-Turkije valt.
Hoe beoordeelt u de uitspraak over Turkse immigranten in Nederland «Deze mensen zijn Turken en zullen dat altijd blijven»? Deelt u de mening dat hieruit blijkt dat Turkije in het geheel niet voornemens is om zijn verregaande bemoeienis met Turken in Nederland te beëindigen? Zo neen, waarom niet?
Het staat ieder land vrij om relaties met (voormalige) onderdanen in den vreemde te onderhouden. Het Kabinet stelt zich hierbij op het standpunt dat de contacten tussen een vreemde mogendheid en haar (voormalige) onderdanen in Nederland louter op basis van vrijwilligheid mogen plaatsvinden, binnen de grenzen die de wet hiervoor stelt. Ook mogen deze contacten de integratie in Nederland niet belemmeren. Wanneer deze kaders worden overschreden, is er sprake van ongewenste inmenging. Het is uiteindelijk aan migranten zelf om te bepalen in welke mate zij met de regering van het land van herkomst willen verkeren. Dit standpunt wordt regelmatig in bilaterale contacten met de Turkse overheid gedeeld.
Welke maatregelen bent u voornemens te treffen in de richting van de Turkse autoriteiten, nu deze opnieuw hebben aangetoond volkomen maling te hebben aan Nederland, en zich schaamteloos met in Nederland woonachtige Turken blijven bemoeien?
Zie antwoord vraag 3.
Welke maatregelen bent u voornemens te treffen om te zorgen dat Turken in Nederland wel moeten blijven inburgeren?
Zolang de hoogste rechter niet heeft bepaald dat de inburgeringsplicht van Turkse onderdanen in strijd is met de EU-Associatieovereenkomst met Turkije, zijn Turkse onderdanen die naar Nederland komen in het kader van gezinsvorming en -hereniging of reeds in Nederland permanent verblijven, inburgeringsplichtig. Hierover zijn de gemeenten, die de Wet inburgering uitvoeren, begin september bij brief geïnformeerd. Tegen de uitspraken van de Rechtbank Rotterdam heb ik samen met de betreffende gemeenten Rotterdam en Vlaardingen hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Ook is tegen de uitspraken van de Rechtbank Almelo hoger beroep ingesteld. Tegen de uitspraak van de Rechtbank Roermond ga ik samen met de gemeente Roermond hoger beroep instellen.
Indien de Centrale Raad van Beroep strijdigheid zou constateren tussen de inburgeringsplicht van Turkse onderdanen en de EU-Associatie-overeenkomst met Turkije, ontstaat er een nieuwe situatie. Het Kabinet zal zich dan beraden op de verder te nemen stappen. In laatste instantie zal het Kabinet zich inzetten voor een zodanige aanpassing van de Associatie-overeenkomst EU-Turkije dat Turkse onderdanen onder de inburgeringsplicht komen te vallen.
We moeten ons hierbij realiseren dat voor een dergelijke aanpassing binnen de EU unanimiteit vereist is en Turkije als verdragspartij eveneens akkoord zal moeten gaan.
De constatering dat asielzoekers slechter behandeld worden dan criminelen |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Kent u het bericht «Asielzoekers slechter af dan criminelen»?1
Ja.
Kent u het rapport «De tenuitvoerlegging van de vreemdelingenbewaring. Drie detentiecentra doorgelicht»?2
Ja. Uw Kamer is bij brief van 27 oktober jl. geïnformeerd over mijn reactie op dit rapport.3
Hoe reageert u op de conclusie van de Inspectie voor de Sanctietoepassing dat er onvoldoende werk is gemaakt van de eerder door uw voorganger gedane toezeggingen om de omstandigheden van vreemdelingen in detentie te verbeteren? Gaat u concrete stappen ondernemen om deze toezeggingen alsnog waar te maken? Zo ja, welke? Op wat voor termijn kunnen we de toegezegde verbeteringen verwachten?
De toezegging van de toenmalige staatssecretaris van Justitie zag op het uitvoeren van een heroriëntatie. Uw Kamer is per brief d.d. 29 juni 20104 door de toenmalige minister van Justitie geïnformeerd over de uitkomsten van deze heroriëntatie op de wijze waarop vreemdelingenbewaring ten uitvoer wordt gelegd, alsook over de stappen die naar aanleiding hiervan worden genomen.
Voor de goede orde verwijs ik u voor mijn reactie op het rapport van de Inspectie voor de Sanctietoepassing (ISt) graag naar mijn bij het antwoord op vraag 2 al genoemde brief aan uw Kamer van 27 oktober jl.
Hoe reageert u op de conclusie van de Inspectie voor de Sanctietoepassing dat de rechten van de ingesloten vreemdelingen, zoals die in (inter)nationale regelgeving is vastgelegd, niet voldoende worden gewaarborgd?2 Welke stappen gaat u ondernemen om deze rechten wel te waarborgen?
De ISt heeft dit niet geconcludeerd. Er is geen strijd is tussen de nationale en internationale regelgeving. Rechten van ingesloten vreemdelingen worden in de Penitentiaire beginselenwet (PBw) gewaarborgd.
De ISt werpt in het voorwoord van het rapport de vraag op hoe omgegaan moet worden met de door de Raad van Europa opgestelde, niet-bindende, European Prison Rules. De Inspectie heeft aangegeven te onderzoeken of met het oog op haar eigen aanbevelingen hierover meer duidelijkheid kan worden geboden, onder andere door hierover een bijeenkomst te organiseren.
Welke concrete stappen gaat u nemen om de door de Inspectie voor de Sanctietoepassing gesignaleerde zorgpunten aan te pakken, te weten: i) gebrek aan zinvolle dagbesteding; ii) meerpersoonscellen; iii) de te ver doorgeschoten standaardveiligheidsmaatregelen bij het transport; iv) het ontbreken van landelijke regels voor het bij wijze van uitzondering verlenen van incidenteel begeleid en beveiligd humanitair verlof aan vreemdelingen; v) het samen op een afdeling plaatsen van mannelijke en vrouwelijke vreemdelingen in het uitzetcentrum Oude Meer; vi) en het veelvuldig in afzondering plaatsen van ingesloten vreemdelingen?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn eerdergenoemde brief aan uw Kamer van 27 oktober 20105.
Wat is uw reactie op ieder van de dertien aanbevelingen die in het rapport worden gedaan?2
Zie antwoord vraag 5.
Het geweld tegen homoseksuele asielzoekers |
|
Joram van Klaveren (PVV) |
|
Bent u bekend met het bericht »Homoseksuele asielzoekers mishandeld in opvangcentra»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de aanvraag van asielzoekers die zich schuldig maken aan bedreigingen en/of fysiek geweld per direct moet worden afgewezen en dat deze asielzoekers uitzetting dienen af te wachten in vreemdelingendetentie? Zo nee, waarom niet?
Nee. Niet iedere asielzoeker kan in geval van bedreigingen en/of fysiek geweld per direct worden afgewezen en in vreemdelingendetentie worden geplaatst. Dat neemt echter niet weg dat bedreiging en/of fysiek geweld door een asielzoeker zowel strafrechtelijke- als vreemdelingrechtelijke gevolgen kan hebben.
Zo zullen criminele antecedenten conform staand beleid altijd worden betrokken bij de beoordeling van een verzoek om toelating. Vervolgens biedt de Vreemdelingenwet 2000 de mogelijkheid om bij afwijzing van een aanvraag om toelating een vreemdeling ongewenst te verklaren, wanneer hij ter zake van een misdrijf is veroordeeld tot een gevangenisstraf, waarbij het onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelte van de straf tenminste een maand bedraagt. Ook is ongewenstverklaring mogelijk van vreemdelingen die bij herhaling ter zake van een misdrijf zijn veroordeeld.
Voorzover de vreemdeling niet reeds in strafrechtelijke detentie is geplaatst, bestaat in voorkomend geval de mogelijkheid om vreemdelingenbewaring toe te passen. Met name indien sprake is van een (bijna) uitgeprocedeerde asielzoeker zal het COA de vreemdelingenpolitie verzoeken om te beoordelen of vreemdelingenbewaring kan worden opgelegd. De mogelijkheden hiertoe worden per geval beoordeeld. Daarbij wordt opgemerkt dat vreemdelingenbewaring niet kan dienen als «straf» voor het uiten van bedreigingen of plegen van fysiek geweld, maar als doel heeft de vreemdeling uit te zetten.
Welke conclusies trekt u uit het feit dat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) blijkbaar totaal niet weet wat er speelt in de betreffende opvangcentra?
De suggestie, als zou het COA totaal niet op de hoogte zijn van wat er speelt in de desbetreffende opvangcentra, herken ik niet. In het opvangen en begeleiden hanteert het COA als uitgangspunt van zijn werk: «ken uw bewoner». Hier wordt veel tijd, energie en aandacht ingestoken. Het kan natuurlijk voorkomen dat er zich zaken afspelen buiten het gezichtsveld van de medewerkers van het COA en dat die zaken niet worden gemeld. Om te kunnen optreden en passende maatregelen te kunnen nemen zijn medewerkers echter voor een groot gedeelte afhankelijk van wat bewoners melden op het gebied van bedreigingen en geweld. Zodra een incident wordt gemeld, wordt dit geregistreerd en volgt actie. Het COA heeft een laagdrempelige voorziening voor het melden van incidenten, waarbij ook anonieme meldingen mogelijk zijn. Overigens blijkt uit de registratie van het COA niet dat het aantal bedreigingen en/of geweld tegen homoseksuelen toeneemt. Wanneer zich een incident voordoet in het bijzijn van COA-personeel, danwel een COA-medewerker op een andere manier signalen krijgt dat er problemen zijn, spreekt het voor zich dat er maatregelen worden getroffen.
Tijdens het debat over de begroting heb ik u toegezegd dat ik bereid ben met belangenorganisaties te overleggen om na te gaan of zij suggesties hebben waarmee het COA aan de slag kan. Ik zal u van de uitkomsten van dit overleg op de hoogte brengen.
Deelt u de visie dat er een verband bestaat tussen de toenemende bedreigingen tegen homo’s, – nu zelfs in asielzoekercentra – en één van de conclusies uit het rapport «Gewoon Anders» van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) uit 2010, dat veel niet-westerse allochtonen homoseksualiteit afwijzen op grond van hun religie en deze geaardheid bestempelen als iets van westerlingen en ongelovigen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zoals in het antwoord op vraag 3 aangegeven, blijkt uit de registratie niet dat er een toename is van het aantal bedreigingen en/of geweld tegen homoseksuelen in azc’s. Ten aanzien van genoemde visie kan ik derhalve niet bevestigend antwoorden.
De berichten 'UNHCR: stuur geen Irakezen meer terug' en 'Nederland stuurt Iraakse vluchtelingen naar onveilige gebieden' |
|
Hans Spekman (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzendingen van NOS Nieuws, waarin een UNHCR-vertegenwoordiger zich uitspreekt tegen het terugsturen van Iraakse vluchtelingen naar Irak?1,2en3
Ja.
Op grond waarvan komt u tot het oordeel dat de algemene veiligheidssituatie in Irak niet dusdanig is dat elke uitzetting naar dit land een schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) tot gevolg heeft, nu het meest recente ambtsbericht over Irak dateert van januari 2010, terwijl sindsdien de (veiligheids)situatie is veranderd door het plaatsvinden van de verkiezingen en het ontbreken van een centrale regering?
Op 29 oktober 2010 is een nieuw algemeen ambtsbericht Irak verschenen dat de situatie in Irak beschrijft gedurende de periode van februari 2010 tot en met september 2010. Ik zie in dit ambtsbericht geen aanleiding om het bestaande beleid ten aanzien van Iraakse asielzoekers te wijzigen.
Uit de door het ministerie van Buitenlandse Zaken opgestelde en gepubliceerde algemene ambtsberichten over Irak blijkt dat de gewelds- en mensenrechtensituatie in Irak al vele jaren zorgwekkend is. Evenwel lieten deze ambtsberichten ook zien dat de veiligheidssituatie ten opzichte van 2006 en 2007 aanzienlijk is verbeterd. Het nieuwe ambtsbericht bevestigt deze vaststelling hoewel de verbeteringen zich niet in dezelfde mate doorzetten als in voorgaande jaren. Hoewel blijkens het ambtsbericht, meerdere bronnen over de afgelopen jaren, inclusief deze verslagperiode, een (licht) positieve ontwikkeling van de veiligheidssituatie waarnemen, wisselen op de korte termijn verslechteringen en verbeteringen elkaar af. Zo verslechterde de veiligheidssituatie in de weken na de verkiezingen van 7 maart 2010, maar was het geweldsniveau eind april weer ongeveer op het niveau van vóór 7 maart. Er kan dan ook niet in zijn algemeenheid voor de gehele verslagperiode worden gesproken van een verbetering of verslechtering van de veiligheidssituatie in Irak ten opzichte van voorgaande verslagperiodes.
Gelet op deze informatie ben ik van oordeel dat de veiligheidssituatie in Irak thans niet dusdanig is dat een Iraakse vreemdeling bij terugkeer naar Irak, louter door zijn aanwezigheid en ongeacht zijn persoonlijke omstandigheden, het risico loopt op een schending van artikel 3 EVRM. Uit de uitspraken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (hierna EHRM) volgt dat het EHRM een zodanige benadering alleen zou volgen in de meest extreme gevallen van algemeen geweld (onder andere F.H. tegen Zweden van 20 januari 2009, nr. 32621/06). Op basis van de informatie in het ambtsbericht kan niet worden geconcludeerd dat in Irak sprake is van een extreme situatie van algemeen geweld in de zin van de jurisprudentie van het EHRM.
Op 22 oktober 2010 heeft Nederland, net als Zweden en het Verenigd Koninkrijk, een brief van het het EHRM ontvangen betreffende de gedwongen terugkeer naar Irak. Het EHRM wil, mede in het licht van het standpunt van de UNHCR, opnieuw de terugkeer naar Irak beoordelen. Het feit dat het EHRM een vraag heeft voorgelegd over de algemene situatie in Irak, wil nog niet zeggen dat de juridisch bindende uitspraak van het Hof in de zaak F.H. tegen Zweden aan juridische relevantie heeft ingeboet. Op verzoek van het EHRM heeft Nederland het EHRM op 29 oktober 2010 geïnformeerd over de terugkeer naar Irak. Deze informatie bestond primair uit het algemeen ambtsbericht over Irak van 29 oktober 2010. Ik ga ervan uit dat de door Nederland ingebrachte informatie voldoet aan de vraag van het EHRM om objectieve informatie over de algemene situatie in Irak en dat na beoordeling van deze informatie door het EHRM niet langer aanleiding zal bestaan om verzoeken tot «interim measures» van personen die terug dienen te keren naar Irak, in zijn algemeenheid toe te kennen.
Bent u met de UNHCR, die beschikt over recente informatie, van mening dat de situatie in Irak te onvoorspelbaar en te risicovol is om in te kunnen staan voor de veiligheid van Irakezen die gedwongen terugkeren naar Irak? Zo nee, op basis van welke recente informatie bent u een andere mening toegedaan en op welke wijze kunt u de veiligheid van Irakezen die gedwongen terugkeren naar Irak garanderen?
Zoals ik in antwoord op vraag 2 heb uiteengezet, ben ik op basis van de informatie uit het recente ambtsbericht van oktober 2010 van oordeel dat de veiligheidssituatie in Irak, of in bepaalde regio’s van Irak, niet dusdanig is dat elke uitzetting een schending van artikel 3 EVRM zou opleveren.
Dit betekent niet dat de veiligheidssituatie geen enkele rol speelt bij de individuele beoordeling van de asielaanvragen van Iraakse asielzoekers. De individuele beoordeling laat onverlet dat de algemene situatie in Irak, die bekend is uit objectieve bronnen zoals de ambtsberichten van de Minister van Buitenlandse Zaken, steeds wordt meegenomen bij de individuele beoordeling van de asielaanvraag. Bovendien is de veiligheidssituatie in Irak nog steeds aanleiding om bij een aantal kwetsbare minderheidsgroepen, het individualiseringsvereiste te nuanceren bij de beoordeling van de asielaanvraag. Dit betekent dat Iraakse christenen, mandeeërs, yezidi’s, Palestijnen, joden, shabak en kaka’i, met op zichzelf beperkte individuele indicaties aannemelijk kunnen maken dat zij in aanmerking komen voor bescherming. Verder vraag ik bij de beoordeling van de asielaanvraag ook nog steeds extra aandacht voor bepaalde groepen waaronder bijvoorbeeld personen werkzaam in risicoberoepen.
Kunt u bevestigen dat momenteel de meerderheid van de EU-landen vluchtelingen uit Irak niet gedwongen doet terugkeren? Hoe wordt door andere EU-landen de veiligheidssituatie in Irak gekwalificeerd in het licht van artikel 3 van het EVRM?
Op 26 oktober 2010 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken mij een brief gestuurd waarin hij mij informeert over het beleid van Duitsland, België, het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Denemarken ten aanzien van asielzoekers afkomstig uit Irak. Deze brief is ook gepubliceerd op de website van het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Uit deze brief blijkt dat alle genoemde landen Irakezen gedwongen terugkeren naar Irak. In het verlengde van deze informatie is ook vernomen dat op 25 oktober 2010 een uitzetting naar Irak heeft plaatsgevonden vanuit het Verenigd Koninkrijk en op 27 oktober 2010 vanuit Zweden. Daarnaast blijkt dat van de genoemde landen, enkel België een vorm van categoriale bescherming toepast ten aanzien van asielzoekers afkomstig uit bepaalde provincies en regio’s in Irak.
Bent u, mede naar aanleiding van bovengenoemde berichten en het verzoek van de UNHCR, bereid de gedwongen terugkeer van Iraakse vluchtelingen op te schorten totdat het nieuwe algemeen ambtsbericht in oktober wordt uitgebracht?
Ja.
Bent u bereid deze vragen binnen een termijn van een week te beantwoorden?
De situatie van asielzoekers in Griekenland |
|
Hans Spekman (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het persbericht van de UNHCR van 15 oktober jl. over de ernstige humanitaire situatie in de Evros regio in Griekenland?
Ja, ik heb kennisgenomen van dit bericht waarin de UNHCR ernstige zorgen uit over de situatie van illegale migranten in de Evros regio. Kort nadien heeft de Griekse regering aangegeven de toevloed van migranten in deze regio niet aan te kunnen en, om de situatie in bedwang te houden, via de Europese Commissie de hulp ingeroepen van Frontex (het Europese Agentschap voor het Beheer van de Operationele Samenwerking aan de Buitengrenzen). Hierop is door Frontex besloten om de zogenoemde snelle-grensinterventieteams in te zetten aan de landgrens tussen Griekenland en Turkije. Het gaat om een inzet van 175 grenswachters afkomstig uit 24 landen, gedurende 8 weken. Nederland levert gedurende deze hele periode een bijdrage door de inzet van 16 grenswachters. Deze grenswachters verrichten taken en oefenen bevoegdheden uit die nodig zijn voor grenscontrole of grensbewaking, conform de Schengen grenscode.1 Ook zijn er 8 tolken, afkomstig uit het tolkenbestand van de IND, actief in de operatie.
Heeft u tevens kennisgenomen van de recente rapporten van het Europees Bureau voor Grondrechten (FRA) over het perspectief van asielzoekers in de Europese Unie?1 Heeft u kennisgenomen van de bijlagen (factsheets) bij die rapporten, en van het gegeven dat in Griekenland slechts 1% van de asielzoekers wordt toegelaten?2
Ja, ik heb kennisgenomen van deze rapporten en het genoemde percentage. Dit percentage ziet op inwilligende beschikkingen in eerste aanleg in het jaar 2009. Het percentage dat in bezwaar en/of beroep werd ingewilligd is blijkens de bijlagen beduidend hoger. Overigens heeft het inwilligingspercentage de aandacht van de Griekse regering. In een brief van 20 november 2009 heeft de Griekse Minister van Burgerbescherming aangegeven dat hij ernaar streeft om het inwilligingspercentage van asielverzoeken aan te laten sluiten bij het Europees gemiddelde.
Heeft u kennisgenomen van het, recent gepubliceerde, arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 22 juli 2010 (nr. 12186/08), waarin in een individuele zaak is geoordeeld dat de detentieomstandigheden voor een asielzoeker in Griekenland een schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens opleveren?
Ja, ik ben bekend met deze uitspraak. Hoewel het bijzonder betreurenswaardig is dat de desbetreffende vreemdeling in 2007 in het Samos Detention Centre gedetineerd is geweest onder omstandigheden die in strijd zijn met artikel 3 EVRM, toont de uitspraak van het Hof aan dat individuele vreemdelingen, zonodig via een EHRM-procedure tegen Griekenland, de vereiste rechtsbescherming wordt geboden.
Deelt u de mening dat, los gezien van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, de (toegang tot de) asielprocedure, de opvang en bewaring van asielzoekers en andere vreemdelingen in Griekenland, onder meer in de regio Evros, ver beneden een acceptabel peil is en acuut verbetering behoeft?
Ik deel uw zorgen over de situatie in Griekenland, waaronder de Evros regio. Gezien de zorgelijke situatie in Griekenland vind ik het van groot belang dat Griekenland, daarbij geholpen en daartoe gestimuleerd door de EU, maatregelen neemt om de situatie voor asielzoekers te verbeteren. Daartoe heeft Griekenland een eerste aanzet gedaan door afgelopen september een nationaal actieplan met betrekking tot migratiemanagement te presenteren. Dit actieplan voorziet onder andere in een herstructurering en verbetering van de Griekse asielprocedure en het opzetten van een nieuwe asieldienst die de asielaanvragen zal gaan behandelen. Onderdeel van het actieplan vormen ook het opzetten van screeningcentra, het realiseren van nieuwe opvangplaatsen en detentiecentra en het verbeteren van bestaande opvangplaatsen en detentiecentra. Griekenland streeft ernaar om de hiervoor benodigde wetgeving zo snel mogelijk in werking te laten treden, zodat dit in 2011 geïmplementeerd kan worden.
De Europese Commissie heeft het Griekse actieplan aangegrepen om alle Europese lidstaten te vragen in hoeverre zij bereid zijn om Griekenland bij de implementatie van dit actieplan te helpen. In reactie op dit verzoek van de Europese Commissie heeft Nederland laten weten hier graag een bijdrage aan te willen leveren. Daarbij is gerefereerd aan eerdere afspraken tussen Nederland en Griekenland op het gebied van praktische samenwerking. Nederland heeft Griekenland toen het aanbod gedaan om op allerlei gebieden ondersteuning te bieden, variërend van het ondersteunen van de Griekse tolkencapaciteit en het geven van trainingen op het gebied van interviewtechnieken en gebruik van landeninformatie, tot het uitwisselen van expertise op het gebied van opvang en terugkeer en advisering over proces van het opzetten en inrichten van een nieuwe asieldienst en een nieuwe asielprocedure. Deze afspraken heb ik op 8 november jl., en marge van de JBZ-raad in Brussel, nogmaals bevestigd in een gesprek met de verantwoordelijke Griekse Minister Papoutsis.
Ik ben van mening dat een (Europees) gecoördineerde aanpak van de ondersteuning aan Griekenland, onontbeerlijk is voor een snelle en efficiënte implementatie van het Griekse actieplan. Daarom heeft Nederland de Europese Commissie laten weten Griekenland ook graag te willen ondersteunen bij de sturing en coördinatie van het implementatietraject.
Deelt u de mening dat er, om asielzoekers op termijn nog «met goed fatsoen» naar Griekenland te kunnen sturen op grond van een Dublinclaim, een acuut en stevig Europees actieplan moet komen om (mede met hulp van Nederland) het asielsysteem in Griekenland binnen een jaar tijd aanzienlijk te verbeteren? Bent u bereid zich daar in de Europese Raad hard voor te maken?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat de kernpunten van zo’n actieplan, praktische steunplannen moeten bevatten voor het zo snel mogelijk realiseren van opvangplaatsen, een verbeterde asielprocedure, het renoveren van detentiecentra, en het opleiden van tolken en asieladvocaten in Griekenland? Zouden onderdelen van zo’n plan vergelijkbaar kunnen zijn met de praktische steun die ook vanuit de Dienst Terugkeer & Vertrek is geboden aan Liberia?
Wat zijn de kosten van de opvang van de 1 900 asielzoekers die op dit moment vanwege de slechte staat van de asielprocedure in Griekenland niet aan dat land kunnen worden overgedragen?3
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid deze schriftelijke vragen te beantwoorden voordat de Tweede Kamer op 10 november aanstaande met u overlegt over het asiel- en vreemdelingenbeleid?
De gemiddelde kosten van opvang per persoon zijn € 20 550 per jaar in de centrale opvang.
De Koerdische zender Roj TV |
|
Harry van Bommel |
|
Hebt u kennis genomen van het voornemen van de Deense autoriteiten om de uitzendvergunning in Denemarken van de Koerdische satellietzender Roj TV en productiemaatschappij Mesopotamia Broadcasting in te trekken? Is het tevens waar dat bankrekeningnummers zijn geblokkeerd?1
Ja. Naar ik begrijp werden de bankrekeningen van Roj TV op 31 augustus jl. geblokkeerd. Inmiddels heeft de rechter op 19 oktober jl. de banktegoeden van Roj TV vrijgegeven.
Wat zijn de officiële redenen van de Deense autoriteiten om de vergunning te beëindigen? Is het waar dat van Turkse zijde op enige wijze druk is uitgeoefend op Denemarken om de vergunning voor Roj TV in te trekken? Zo ja, op welke wijze? Is het waar dat de intrekking van de vergunning onder andere wordt gevraagd vanwege eenzijdige berichtgeving? Sinds wanneer is dat het geval, en waarom wordt nu overgegaan tot beëindiging van de uitzendvergunning?
Op 24 september 2010 werden Roj TV en Mesopotamia A/S officieel aangeklaagd, omdat ze, op grond van artikel 114e van het DeenseWetboek van Strafrecht, het terrorisme zouden bevorderen. De aanklager is van mening dat een aantal TV-uitzendingen van Roj-TV, gezien hun vorm en inhoud, moet worden beschouwd als propaganda-activiteiten ter ondersteuning van de verboden PKK en dat deze de activiteiten van de PKK bevorderen. Daarom eiste de aanklager intrekking van de vergunning van Roj TV. Hiertoe zal de rechter eerst een uitspraak moeten doen.
Volgens de Deense autoriteiten is de beslissing Roj TV aan te klagen een zelfstandige beslissing geweest. Zij bevestigen dat er van druk van Turkse zijde geen sprake is geweest. Wel deed de Turkse Ambassade in Kopenhagen in 2005 aangifte tegen Roj TV, hetgeen uiteindelijk heeft geleid tot de officiële aanklacht van 24 september jl.
Is het tevens waar dat Denemarken Roj TV beschuldigt van het bevorderen van terrorisme door middel van tv-uitzendingen? Zo ja, wat wordt daarmee bedoeld? Was dat eerder, bijvoorbeeld bij het verlenen van de vergunning in 2004, niet het geval? Zo ja, wat is er veranderd?
Zie antwoord vraag 2.
Hebt u kennisgenomen van de aard van de programma’s en de journalistieke kwaliteit van Roj TV? Is het waar dat veel programma’s van sociale en culturele aard zijn?2 Deelt u de mening dat het niet aan de vergunningverstrekkende autoriteiten is om op basis van de inhoud van programma’s de uitzendvergunningen niet te verlenen? Zo ja, hoe verhoudt zich die beslissing tot de criteria van Kopenhagen, waarin de vrijheid van meningsuiting als een van kernwaarden van de EU staat beschreven? Kunt u dat toelichten?
Het is niet aan de Nederlandse regering om de inhoud van in Denemarken gevestigde TV-zenders te becommentariëren. De toelaatbaarheid van genoemde TV-programma’s is aan de vergunningverstrekkende autoriteiten en uiteindelijk de rechter in Denemarken. De Deense wetgeving en rechtspraktijk zijn volledig in overeenstemming met het Europese acquis communautaire. De Nederlandse regering ziet geen reden om naar aanleiding van de Deense vergunningverlening te interveniëren.
Bent u bereid er bij de Deense autoriteiten op aan te dringen Roj Tv een uitzendvergunning te blijven verlenen? Indien neen, kunt u toelichten waarom de vrijheid van meningsuiting van Roj Tv mag worden opgeschort?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de opvatting dat de persvrijheid in Turkije en de naleving van de vrijheid van meningsuiting in dat land onvoldoende is?3 Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid er bij de Turkse autoriteiten op aan te dringen Roj TV uitzendrechten te verlenen en een volledige vrijheid van meningsuiting en persvrijheid te garanderen? Indien neen, waarom niet?
De Turkse regering heeft de afgelopen jaren toenadering gezocht tot de Koerdische minderheid in Turkije. Zo is er sinds de start van de Koerdische zender TRT Seş begin 2009, over het algemeen, meer ruimte voor media-uitingen in de Koerdische taal. De Nederlandse regering blijft desalniettemin, bilateraal én via de EU, voortdurend aandringen op verbetering van de persvrijheid en vrijheid van meningsuiting in Turkije. Mede op aandringen van Nederland werd Turkije door de Raad Algemene Zaken van 7 december 2009 opgeroepen aan de Kopenhagen-criteria te voldoen. De Raadsconclusies verwijzen expliciet naar het belang van onder meer de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid. De jaarlijkse voortgangsrapportage van de Europese Commissie zal in november dit jaar de laatste stand van zaken hieromtrent weergeven.
Wat uitzendrechten in Turkije betreft, is het aan de Turkse autoriteiten om te bepalen of Roj TV hiervoor in aanmerking komt.
De vreemdelingendetentie en het overlijden van een bejaarde vrouw |
|
Hans Spekman (PvdA), Khadija Arib (PvdA) |
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Na 20 jaar in de stad moest Berta toch weg»?1
Is het waar dat de betreffende 73-jarige vrouw die al 20 jaar illegaal in Amsterdam verbleef, in mei van dit jaar is opgepakt en in vreemdelingendetentie is geplaatst? Is het waar dat zij ongeveer drie maanden lang in een detentiecentrum heeft verbleven?
Kunt u de motieven en achtergronden schetsen van de inbewaringstelling van deze 73-jarige vrouw? Hoe reëel was het dat zij nog naar Colombia zou kunnen worden uitgezet, mede gezien haar medische toestand en haar lange verblijf in Nederland?
Is tijdens haar vreemdelingendetentie bij de behandeling en bejegening van mevrouw rekening gehouden met haar leeftijd en slechte gezondheid? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat kwetsbare personen, waaronder ook oudere vrouwen vanaf bijvoorbeeld zestig jaar, niet in vreemdelingendetentie thuishoren? Bent u bereid ook voor «ouderen» een lichter alternatief voor vreemdelingenbewaring te ontwikkelen, zoals dat ook voor minderjarigen van toepassing is?
In welke mate is tijdens de vreemdelingendetentie en bij de overplaatsingen vanuit Zeist naar Rotterdam en vanuit Rotterdam naar Ter Apel, rekening gehouden met de zwakke medische gesteldheid van deze 73-jarige mevrouw? Kunt u uiteenzetten wat in het geval van ernstige medische problemen de protocollen in vreemdelingendetentie zijn, en of die in dit geval zijn nageleefd?
Kunt u uiteenzetten onder welke omstandigheden deze mevrouw uiteindelijk in de vrijheidsbeperkende locatie in Ter Apel is overleden? Is, wellicht op grond van onderzoek, uitgesloten dat de vreemdelingendetentie en/of de laatste overplaatsing naar Ter Apel daar een rol in heeft gespeeld?
Welke handelingen en afwikkelingen hebben er vanuit het ministerie van Justitie en de Dienst Terugkeer en Vertrek plaatsgevonden na het overlijden van deze mevrouw, mede in de richting van haar nabestaanden?
De in Den Haag voorgestelde allochtonenstop voor het amateurvoetbal |
|
Khadija Arib (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «PVV: allochtonenstop bij amateurvoetbal»?1
Ja.
Wat is uw opvatting over dit voorstel?
Het plan voor een tijdelijke allochtonenstop binnen het Haagse amateurvoetbal in verband met ondermeer contributieachterstanden is inmiddels ingetrokken. Van de gemeente Den Haag begrijp ik dat zij signalen krijgen van sportverenigingen over slecht betalende leden maar dit betreft zowel leden van allochtone als van autochtone afkomst.
Is hier wat u betreft sprake van discriminatie? Zo nee, waarom niet?
Nee, zoals gesteld in mijn antwoord op vraag twee is het plan inmiddels ingetrokken.
Wat zou deze maatregel betekenen voor de participatie van allochtone jongeren in sportclubs?
Het ten uitvoer brengen van de maatregel zal tot gevolg kunnen hebben dat de participatie van allochtone jongeren verslechtert ten opzichte van autochtone leeftijdsgenoten.
Deelt u de mening dat er, gezien de ernst van de problematiek bij voetbalclubs (met name op het vlak van ruzies en geweld) actie vanuit de overheid noodzakelijk is? Zo ja, deelt u de mening dat het nu in Den Haag voorgestelde plan geen oplossing biedt en er beter gewerkt kan worden aan voorstellen die wel effectief zijn? Zo nee, waarom niet?
Ik vind geweld en agressie in de sport absoluut niet acceptabel. Sport kan leiden tot verbroedering en is zeer belangrijk voor de karaktervorming van jongeren. Mijn voorgangers hebben mede daarom het programma «Meedoen Alle Jeugd door Sport» gesubsidieerd waarin zowel de KNVB als de gemeente Den Haag participeren en waarbij ingezet wordt op het verhogen van sportparticipatie van jeugdleden uit achterstandswijken. Daarnaast hebben zij de programma’s «Samen voor Sportiviteit en Respect» en «Masterplan Arbitrage» gesubsidieerd. Met het programma »Samen voor Sportiviteit en Respect» wordt er gestreefd naar het aanpakken van onwenselijk gedrag op en rondom het sportveld en het vergroten van de aandacht voor sportiviteit en respect binnen sportverenigingen zelf. Het programma «Masterplan Arbitrage» heeft als doel scheidrechters te werven én langer te behouden, onder meer door ze goed op te leiden, goed te begeleiden en vooral door ervoor te zorgen dat het er bij de wedstrijden weer sportiever aan toe gaat. Op basis van de resultaten van deze programma’s zal ik besluiten welke inzet ik mogelijk in de nabije toekomst zal plegen.
Dit vraagstuk wordt ook op lokaal niveau aangepakt. Zo bespreekt bijvoorbeeld de gemeente Den Haag elke zes weken de ontwikkelingen bij de Haagse voetbalclubs. Incidenteel komen geweldsincidenten in dit overleg aan de orde. Daarnaast kan de gemeente optreden indien de openbare orde en veiligheid in het geding is.
De KNVB biedt clubs ondersteuning voor het innen van contributie en het stellen van sancties bij wanbetaling. Vanuit de KNVB is er een structuur dat niet betalende spelers niet van de ene club naar de andere club kunnen worden overgeschreven zonder eerst aan hun betalingsverplichtingen te voldoen.
Kunt u in overleg treden met de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) over de ontwikkeling van effectieve maatregelen om de situatie in het amateurvoetbal aan te pakken, en daarover de Kamer op korte termijn informeren? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag vijf.
Zou u actie kunnen ondernemen, mocht dit voorstel een meerderheid halen en ingevoerd worden?
Zie mijn antwoord op vraag drie.
Heeft u kennisgenomen van het tv-programma Uitgesproken EO, waarin wordt vermeld dat in 75% van de 28 onderzochte asielzoekerscentra (AZC) christenen of ex-moslims te maken hebben met discriminatie, dat in 67% van de AZC’s (doods)bedreigingen voorkomen en dat in 33% van de AZC’s geweld op grond van hun christelijke overtuiging door veelal islamitische medebewoners?12
Ja.
Hoe beoordeelt u de uitkomsten van deze peiling van Stichting Gave onder deze 28 AZC’s?
Bedoelde peiling van Stichting Gave betreft een korte peiling onder een zeer beperkte groep mensen met contacten in asielzoekerscentra. Desalniettemin neem ik signalen zoals in vermeld televisieprogramma naar voren gebracht serieus. Asielzoekers hebben recht op een veilige opvangsituatie, ongeacht hun nationaliteit, etniciteit, religie, seksuele geaardheid of politieke overtuiging.
Het creëren van een veilige en beheersbare leefomgeving is dan ook een van de belangrijkste taken van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA).
Door het COA geregistreerde incidenten laten overigens cijfermatig een ander beeld zien dan de cijfers van de Stichting Gave doen vermoeden. Het aantal incidenten dat voortvloeit uit conflicten tussen moslims en christenen is gering (zie hiervoor het antwoord op vraag 4).
Belangrijker vind ik echter dat de veiligheid van asielzoekers continu centraal staat bij het verzorgen van de opvang door het COA, waarbij ik wil benadrukken dat in de opvanglocaties, evenmin als in de maatschappij, het voorkómen van incidenten niet in alle gevallen zal slagen. Het COA zal in het reguliere overleg met Stichting Gave aandacht besteden aan deze peiling.
Overigens zijn de conclusies die uit de peiling worden getrokken, zoals weergegeven in het televisieprogramma Uitgesproken EO, methodologisch niet correct. De percentages in de uitkomsten van de peiling zien op de 24 ondervraagden, niet op de asielzoekerscentra in Nederland.
Wat wordt er gedaan om de huisregels van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), waarin regels staan om een veilige woon- en leefomgeving te garanderen, bekend te maken onder asielzoekers, inclusief de sancties die kunnen volgen?
Iedere bewoner ontvangt bij binnenkomst in de opvang de huisregels en tekent daar ook voor. Deze huisregels worden in de meest gangbare talen verstrekt en tevens mondeling met behulp van een tolk toegelicht. Daarnaast wordt iedere bewoner in de gesprekken die het COA voert bij binnenkomst en ook in latere fases van het verblijf in de opvang uitgebreid geïnformeerd over de ontoelaatbaarheid van iedere vorm van discriminatie. Tevens krijgen bewoners uitleg over de mogelijkheid om aangifte te doen van (vermeende) strafbare feiten.
Kunt u aangeven op welke schaal kwetsbare groepen asielzoekers in AZC's vanwege hun religie, etniciteit, sekse, seksuele gerichtheid of ander kenmerk slachtoffer worden van bedreigingen en geweld? Zo nee, bent u bereid daar een onderzoek naar in te stellen om de exacte omvang van dit probleem te achterhalen?
Inzicht in de mate waarop kwetsbare groepen in AZC’s slachtoffer van geweld of bedreiging worden, hangt voor een belangrijk deel samen met de bereidheid van (mogelijke) slachtoffers om daarover de medewerkers van het COA of de politie te informeren. Alleen aan de hand van meldingen kan worden aangegeven op welke schaal de vermeende bedreigingen en geweldsplegingen plaatsvinden. Het COA registreert alle bekende incidenten in het bewonersinformatiesysteem dat het COA hanteert.
Een analyse van de gegevens uit dit systeem laat zien dat er in de afgelopen 2 jaar 24 incidenten zijn geregistreerd die betrekking hebben op conflicten tussen bewoners. Hiervan zijn drie incidenten terug te voeren op conflicten tussen moslims en christenen.
Bent u bereid de aangiftes bij de politie van religieus gerelateerde bedreigingen en mishandelingen te registeren? Zo nee, waarom niet?
Het COA registreert alle gevallen waarin aangifte wordt gedaan naar aanleiding van (mogelijk) strafbare feiten die door bewoners van de COA-opvang zouden zijn gepleegd. Een strafrechtelijke veroordeling wegens een misdrijf wordt meegewogen in de individuele asielprocedure.
Bent u bereid de mogelijkheid om anoniem melding te doen van bedreigingen of mishandeling te bespreken met het CAO en beter onder de aandacht te brengen van de asielzoekers? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u hieraan invulling geven?
Het anoniem doen van een melding maakt het lastig, zo niet onmogelijk tegen het gemelde incident op te treden. COA-medewerkers zullen, indien zij het idee hebben dat er sprake is van problemen op grond van religie, in een vertrouwelijk gesprek trachten na te gaan of ingrijpen gewenst en nodig is. Daarbij zal de bewoner worden uitgelegd dat het COA, als de bewoner dat wenst, geheimhouding in acht zal nemen.
Zoals hiervoor weergegeven krijgen bewoners uitleg over de mogelijkheid om aangifte te doen van (vermeende) strafbare feiten. Hierbij wordt er op aangedrongen om bij bedreiging, aangifte en geweld altijd daadwerkelijk aangifte te doen bij de politie. Dit geldt uiteraard eveneens indien sprake is van discriminatie of bedreiging vanwege de levensovertuiging van bewoners.
Aan bewoners die van mening zijn dat zij vanwege hun levensovertuiging worden gediscrimineerd of bedreigd, wordt geadviseerd vanwege dit feit aangifte te doen bij de politie.
Bent u tevens bereid het COA op te dragen een vertrouwenspersoon in te stellen zodat deze problemen laagdrempelig kunnen worden besproken?
Het COA beschikt over een Meldpunt Veiligheid Centraal orgaan opvang asielzoekers. Dit meldpunt is een meldpunt voor diverse vormen van criminaliteit: (vermoedens van) georganiseerde misdaad, vrouwenhandel, extremisme, wapen/drugshandel en discriminatie, ook wanneer deze religieus van aard is. Het richt zich op: criminaliteitspreventie, criminaliteitsbestrijding, signalering van onveiligheid en het opvolging geven daarvan. Bewoners kunnen, ook via COA-medewerkers, eventuele misstanden (laten) melden via intranet en een speciaal telefoonnummer. Dit geldt uiteraard ook voor bedreigingen met religieuze achtergronden.
Daarnaast beschikt het COA over een klachtenregeling voor asielzoekers en is het voeren van een (vertrouwelijk) gesprek op initiatief van bewoner of medewerker altijd mogelijk. Een afzonderlijke COA-vertrouwenspersoon acht ik dan ook niet noodzakelijk.
Bent u bereid het bestaande meldpunt van het COA ook open te stellen voor meldingen van bedreigingen die religieus gerelateerd zijn?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat indien er sprake is van (doods)bedreigingen en mishandeling, niet het slachtoffer overgeplaatst moet worden naar een andere (veilige) locatie, maar dat de dader moet worden overgeplaatst naar de vreemdelingendetentie?
Welke stappen zijn aangewezen in het geval sprake is van discriminatie, bedreiging of andere misdragingen wordt steeds voor elke individuele situatie zorgvuldig afgewogen.
In voorkomende gevallen, met name indien er sprake is van (bijna) uitgeprocedeerde asielzoekers, kan het COA in overleg met de Dienst Terugkeer en Vertrek bezien of ten aanzien van de overlastgevende vreemdelingplaatsing in vreemdelingenbewaring aan de orde is. De mogelijkheden hiertoe worden per geval beoordeeld.
Bent u bereid bij herhaling van en/of grove (doods)bedreiging of mishandeling, tot stopzetting van de asielprocedure over te gaan, conform artikel 35 van de Vreemdelingenwet 2000?
Strafrechtelijke antecedenten worden conform staand beleid altijd betrokken bij de beoordeling van een verzoek om toelating. Vervolgens biedt de Vreemdelingenwet 2000 de mogelijkheid om bij een afwijzing van een aanvraag om toelating een vreemdeling ongewenst te verklaren, wanneer hij ter zake van een misdrijf is veroordeeld tot een gevangenisstraf, waarbij het onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelte van de straf ten minste een maand bedraagt. Ook is ongewenstverklaring mogelijk van vreemdelingen die bij herhaling ter zake van een misdrijf zijn veroordeeld.
Met betrekking tot asielverzoeken is het echter wel van belang om te vermelden dat in het geval sprake is van vluchtelingrechtelijke vervolging, dan wel dreigende schending van artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden bij terugkeer, niet elke strafrechtelijke veroordeling kan leiden tot afwijzing van het asielverzoek. Alleen bij zeer ernstige misdrijven zal in die gevallen de asielaanvraag kunnen worden afgewezen. Overigens is artikel 35 Vreemdelingenwet 2000 hier niet van toepassing omdat dit artikel ziet op de intrekking van de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd.
De situatie van stateloze Roma in Nederland |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het rapport «Stateloos maakt radeloos» van Dokters van de Wereld waarin de situatie van stateloze Roma in Nederland wordt beschreven?1
Ja.
Wat is uw reactie op de constatering in het rapport dat de stateloosheid van Roma en hun kinderen grote en ernstige gevolgen heeft voor hun leven in Nederland en hun integratie volledig in de weg staat?2
Ik onderschrijf deze constatering niet. In het rapport ontbreekt een belangrijk onderscheid tussen de groep Roma die in 1977/»78 door middel van een pardonregeling een verblijfsstatus heeft gekregen en de overige Roma die nadien naar Nederland zijn gekomen. Voor de eerstgenoemde groep is het feit dat ze staatloos zijn geen belemmering voor de integratie aangezien zij een verblijfsstatus hebben waardoor zij zich kunnen inschrijven bij een gemeente, onderwijs kunnen volgen en kunnen werken. Ze hebben de mogelijkheid en de eigen verantwoordelijkheid om te participeren in de Nederlandse samenleving. Tevens kunnen zij veelal in aanmerking komen voor het Nederlanderschap door middel van naturalisatie of optie en kunnen hun kinderen de Nederlandse nationaliteit krijgen op basis van artikel 6, eerste lid, sub b, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) dan wel op basis van artikel 3, derde lid RWN.
Staatloze Roma die niet-rechtmatig in Nederland verblijven en die niet onder de gepardonneerde groep vallen, hebben tot aan de leeftijd van 18 jaar recht op onderwijs op basis van de uitzondering die op het koppelingsbeginsel is gemaakt3. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om via de «buitenschuldprocedure» een Nederlandse verblijfsvergunning te krijgen. In de praktijk blijkt echter dat een vergunning op grond van het buitenschuldbeleid vaak niet is geïndiceerd voor vreemdelingen van Roma afkomst omdat zij kunnen terugkeren naar het land van herkomst of naar het land waar de persoon eerder verblijf heeft (gehad).
Wat is uw reactie op de in het rapport gestelde schending van internationale verdragen?3
In het rapport wordt gesteld dat er sprake is van schending van artikel 1 van het Verdrag tot beperking der staatloosheid, doordat bij artikel 6, eerste lid, onder b, RWN de eis van toelating wordt gesteld. Van schending van dit artikel is echter geen sprake. Artikel 1 van het Verdrag tot beperking der staatloosheid bepaalt onder welke voorwaarden de nationaliteit wordt verleend aan een persoon die geboren is op het grondgebied van een verdragsluitende partij en die bij geboorte staatloos is. Ingevolge artikel 1, tweede lid, van dat verdrag kan een verdragsluitende Staat de verkrijging van de nationaliteit van deze personen verbinden aan bepaalde (limitatief opgesomde) voorwaarden, waaronder het stellen van een verblijfstermijn van vijf jaar voorafgaand aan een verzoek tot verkrijging van die nationaliteit en aan eisen van openbare orde. De term die in dit artikel wordt gebruikt is «habitual residence».
Op grond van artikel 6, tweede lid onder b van het Europees Verdrag inzake nationaliteit (EVN) kan de voorwaarde van wettig en gewoon verblijf worden gesteld. In het toelichtende rapport bij dit Verdrag is expliciet opgemerkt dat dit artikel is gebaseerd op («drawn from») artikel 1 van het Verdrag tot beperking der staatloosheid. De term «habitual residence» in dit artikel moet in dat licht worden geïnterpreteerd als wettig en gewoon verblijf. Vele landen hebben dan ook zowel het EVN als het Verdrag tot beperking der staatloosheid ondertekend, en stellen in hun nationaliteitswetgeving de eisen van wettig en gewoon verblijf voor verkrijging van de nationaliteit in geval van staatloosheid.
Het is mij bekend dat de rechter in een geval inmiddels anders heeft geoordeeld.5 Dit kan in hoger beroep echter nog gecorrigeerd worden. Vooralsnog houd ik daarom vast aan dit standpunt.
Daarnaast wordt de vraag opgeworpen of er sprake is van strijd met het Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). Ook dit is niet het geval. Artikel 7 van het IVRK kent het recht toe aan kinderen om een nationaliteit te verwerven. Ingevolge het tweede lid van artikel 7 IVRK dient de verwezenlijking van dit recht gewaarborgd te worden in overeenstemming met het nationale recht en internationale verplichtingen. De verwerving van het Nederlanderschap is uitgewerkt in de RWN, waarbij staatlozen een gunstigere positie hebben dan andere vreemdelingen. Voor minderjarige staatloze optanten geldt dat zij een optierecht kunnen uitoefenen na drie jaar toelating en hoofdverblijf op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder b, mits zij in het Koninkrijk als staatloze zijn geboren. Het recht om een nationaliteit te verwerven is hiermee voor als staatloze binnen het Koninkrijk geboren kinderen voldoende gewaarborgd, en er is dan ook geen sprake van schending van het IVRK.
Zoals hiervoor vermeld biedt de RWN de mogelijkheid dat een minderjarige staatloze de Nederlandse nationaliteit verwerft. Ook voor meerjarige staatlozen bestaat deze mogelijkheid. Er is dan ook geen sprake van een schending van een verdragsrechtelijke verplichting.
Kunt u aangeven hoeveel Roma in Nederland stateloos zijn? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het registreren van etniciteit wordt in beginsel door de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) verboden. Hierdoor is het niet mogelijk exacte cijfers te geven van het aantal Roma in Nederland, alsmede het aantal stateloze Roma(kinderen) in Nederland.
Kunt u aangeven hoeveel Roma-kinderen in Nederland stateloos zijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Welke concrete stappen worden door u gezet om zicht te krijgen op het aantal statelozen (Roma en anderszins) dat zich in Nederland bevindt?
De huidige wetgeving laat geen ruimte voor een exacte registratie van aantallen stateloze Roma. Wel zal worden bezien of het nieuwe systeem van de IND in een registratie van staatlozen zal kunnen voorzien, uiteraard binnen de kaders van de Wbp.
Hoe lang duurt de buitenschuldprocedure gemiddeld? Wat is de langst gevoerde en wat is de kortst gevoerde procedure tot nu toe?
In 2009 bedroeg de doorlooptijd van een buitenschuldprocedure 389 dagen. In 2010 bedroeg de doorlooptijd van die procedure 281 dagen. De langst gevoerde procedure bedroeg vier jaar en de kortste procedure bedroeg ongeveer 1 uur. Hierbij dient echter wel te worden opgemerkt dat onderdeel van deze procedure is dat de vreemdeling zich inspant om Nederland te verlaten en ook dat een bemiddelingspoging door de Dienst Terugkeer en Vertrek wordt ondernomen. Het doorlopen van deze stappen, die noodzakelijk zijn zeker te stellen dat het daadwerkelijk niet aan de vreemdeling is te wijten dat hem geen reisdocumenten worden verstrekt, maakt dat de behandelduur in individuele gevallen kan oplopen.
Kan de buitenschuldprocedure korter in duur? Zo nee, waarom niet?
Het is niet aan te geven of de buitenschuldprocedure korter in duur kan. Het begrip «buiten schuld» dient namelijk te worden opgevat als een objectief criterium, hetgeen betekent dat de vreemdeling aan de hand van objectief toetsbare bescheiden moet kunnen aantonen dat de betrokken autoriteiten van het land van herkomst of van het land alwaar de persoon verblijf heeft (gehad), geen toestemming zullen verlenen voor zijn terugkeer terwijl betrokkene heeft aangegeven zelfstandig te willen terugkeren naar zijn land. De termijn waarbinnen duidelijkheid kan worden verkregen over de vraag of dit aan de orde is, hangt dan ook van veel verschillende factoren af, waaronder de snelheid waarmee de vreemdeling zelf de benodigde inspanningen verricht om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen en de handelwijze van de vertegenwoordiging van het land van herkomst. Uiteindelijk gaat het niet om de vraag of er gedurende een specifieke periode aan het vertrek is gewerkt, maar in hoeverre er op een zodanige manier aan het vertrek is gewerkt dat objectief is komen vast te staan dat betrokkene buiten zijn schuld Nederland niet kan verlaten.
Heeft u overwogen om de buitenschuldprocedure en het verkrijgen van een verblijfstitel voor statelozen toegankelijker te maken? Zo ja, op welke wijze kan de procedure toegankelijker worden gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat de buitenschuldprocedure voldoende toegankelijk is voor staatlozen. Staatlozen die niet kunnen terugkeren naar een herkomstland of een land alwaar de persoon verblijf heeft (gehad) kunnen op grond van het buitenschuldbeleid in aanmerking komen voor vergunningverlening. Daarbij wordt wel een inspanningsverplichting gevraagd van de vreemdeling. Ook het individuele gedrag van de vreemdeling, bijvoorbeeld wanneer de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde en nationale veiligheid, zich onttrekt aan het vreemdelingentoezicht of onjuiste gegevens verstrekt, kan aan vergunningverlening in de weg staan. Het geldende buitenschuldbeleid is opgenomen in paragraaf B14/3 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
Welke sociale voorzieningen zijn er beschikbaar voor statelozen gedurende de buitenschuldprocedure en aanvraag van een verblijfstitel? Indien geen, waarom niet?
Een vreemdeling zonder rechtmatig verblijf of met rechtmatig verblijf op grond van een ingediende aanvraag voor regulier verblijf heeft recht op medisch noodzakelijke zorg en rechtsbijstand en in het geval van minderjarige kinderen, recht op onderwijs.
Ziet u mogelijkheden om gedurende de buitenschuldprocedure en de aanvraag van een verblijfstitel, sociale voorzieningen als primaire gezondheidszorg en onderwijs voor minderjarige statelozen beschikbaar te maken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Welke juridische beletselen zijn er voor een specifiek pardon voor de mensen die er reeds in de jaren zeventig van de vorige eeuw recht op hadden, maar dat destijds niet hebben ontvangen?
Regelingen als hier bedoeld kennen een duidelijke begin- en einddatum. Nog daargelaten wat de juridische beletselen zouden zijn, acht ik het niet wenselijk noch praktisch te realiseren om een regeling te treffen voor een groep mensen die mogelijk eerder voor een regeling in aanmerking zou zijn gekomen.
Een onderzoek van Fier Frieslan |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD) |
|
Bent u bekend met de schokkende uitkomst van het onderzoek uitgevoerd door hulpverleningsorganisatie Fier Fryslân?1
Ja.
Ziet u ruimte voor aanscherping van het beleid? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
In de publicatie van Fier Fryslân zijn ervaringen gebundeld van de opvang van meisjes/jonge vrouwen in de pilot eergerelateerd geweld, om de gedurende drie jaar opgedane kennis te delen. Gaandeweg wordt er steeds meer inzicht verkregen in de dilemma’s van meisjes en jonge vrouwen uit een eercultuur in Nederland. Uit het onderzoek wordt onder meer duidelijk dat, hoewel (de dreiging van) eergerelateerd geweld voor de jonge vrouwen de aanleiding is geweest om hulp te zoeken en het gezin te verlaten, er later vaak meerdere problemen blijken te spelen. Zo komen eenmaal in de veilige opvang bijvoorbeeld post-traumatische stress stoornissen (ten gevolge van seksueel misbruik) aan het licht waarvoor niet eerder hulp is gezocht.
Er zijn geen betrouwbare landelijke cijfers bekend over een mogelijk verband tussen seksueel misbruik (binnen het gezin of de familie) en eergerelateerd geweld. Ik vind de uitkomsten van het onderzoek echter zorgelijk. Daarom zal ik het landelijke Partnership Aanpak Seksueel Geweld2 vragen mij over de gesignaleerde problematiek te adviseren.
In algemene zin worden de opgedane kennis en ervaringen in de pilot meegenomen bij het kabinetsstandpunt op het advies van de commissie «stelselonderzoek vrouwenopvang», die mij adviseert over een toekomstbestendig stelsel van vrouwenopvang, waaronder specifieke groepen zoals slachtoffers van eergerelateerd geweld. Inmiddels is het onderzoek van de commissie afgerond.
Ik hoop binnenkort het rapport in ontvangst te nemen en zal de Kamer hierover zo spoedig mogelijk informeren.
Deelt u de mening dat hier zo spoedig mogelijk werk van moet worden gemaakt? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De mogelijke komst van twee grote asielzoekerscentra in Dokkum en Veenwouden |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Is het waar dat u voornemens bent om in zowel Dokkum als Veenwouden een groot asielzoekerscentrum, waar plaats is voor zo’n 450 asielzoekers, te realiseren?1
In zowel de gemeente Dongeradeel, als de gemeente Dantumadiel doet het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), in samenwerking met beide gemeentebesturen en met instemming van beide gemeenteraden, onderzoek naar een mogelijke vestiging van een asielzoekerscentrum (azc). De precieze locatie en omvang van een azc vormen onderdeel van dit locatieonderzoek.
Deelt u de mening dat het aantal onder te brengen asielzoekers van 800 tot 900 simpelweg te groot is voor dit beperkte en dunbevolkte gebied? Zo nee, waarom niet?
Zoals in antwoord 1 aangegeven worden op dit moment de mogelijkheden onderzocht tot het vestigen van een azc in de beide gemeenten. Het staat daarmee nog niet vast dat ook in de beide gemeenten daadwerkelijk een azc geopend zal worden.
Is er geluisterd naar de inwoners van beide gemeenten die niet zitten te wachten op twee grote asielzoekerscentra? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat heeft u met de zorgen van deze inwoners gedaan?
Indien sprake is van een vestiging van een azc, richt het COA zich samen met de gemeente op een heldere informatievoorziening naar omwonenden en andere betrokkenen. Na het bekend worden van een exacte locatie vindt op structurele basis overleg met omwonenden plaats.
Realiseert u zich dat de komst van twee grote asielzoekerscentra ook betekent dat overlast en criminaliteit in het gebied toe zullen nemen? Zo ja, welke maatregelen zijn genomen om deze overlast en criminaliteit te bestrijden?
Een relatie tussen de vestiging van een azc en een stijging van overlast en criminaliteit is nimmer aangetoond.
Erkent u dat het mogelijk is dat Marianne Vaatstra door één of meerdere asielzoekers is vermoord? Zo nee, waarom niet? Zo ja, erkent u dat het mede gelet op de sentimenten van de plaatselijke bevolking ongepast is om dan juist in de regio waar deze moord is gepleegd zoveel asielzoekers onder te brengen?
Het uitgangspunt van het kabinet is een streng maar rechtvaardig asielbeleid. Het terugkeer- en uitzetbeleid wordt geïntensiveerd. Inzet is beheersing en vermindering van de instroom van asielzoekers.
Bent u bereid om er zorg voor te dragen dat de instroom van asielzoekers wordt beperkt en dat de terugkeer van uitgeprocedeerden wordt verbeterd, zodat het aantal asielzoekerscentra juist afneemt in plaats van toeneemt?
Het COA realiseert jaarlijks het aantal opvangplaatsen zoals afgesproken met de minister voor Immigratie en Asiel. De besluitvorming inzake de omvang van de opvangcentra en de plaats waar deze gerealiseerd worden behoort tot de bedrijfsvoering van het COA. Hierin treedt de minister in beginsel niet.
Bent u bereid om er zorg voor te dragen dat genoemde twee asielzoekerscentra niet worden gerealiseerd? Zo nee, waarom niet?
Pogingen van de Nederlandse Staat om een Angolees gezin uit te zetten |
|
Hans Spekman (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Staat wilde Angolees gezin toch uitzetten»?1
Ja.
Is het waar dat er door de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) pogingen zijn ondernomen om dit gezin met minderjarige kinderen toch uit te zetten, ondanks dat het gerechtshof in Den Haag eind juli in een tussenvonnis had geoordeeld dat de kinderen niet op straat mochten gezet in afwachting van het definitieve vonnis, en u zelf heeft aangegeven dat in afwachting van dat vonnis geen gezinnen met minderjarige kinderen meer op straat zouden zetten? In welke mate is er bij die pogingen druk uitgeoefend?
Vooropgesteld wordt dat het Angolese gezin geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft.
De desbetreffende vreemdelingen hebben een vertrekplicht en dienen dan ook aan hun vertrek uit Nederland te werken. Het gezin kan eveneens worden uitgezet uit Nederland. Het tussenvonnis van het gerechtshof in Den Haag van 27 juli jl., dat ziet op passende huisvesting en voldoende financiële middelen voor de kinderen in afwachting van vertrek, maakt dit niet anders.
Er zijn diverse handelingen ondernomen ten behoeve van het vertrek van betrokkenen uit Nederland. In het kader van het terugkeerproces is het Angolese gezin op 13 augustus jl. opnieuw gepresenteerd bij de diplomatieke vertegenwoordiging van Angola ter verkrijging van vervangende reisdocumenten. Voorts heeft de moeder (in aanwezigheid van haar minderjarige kinderen) op 27 augustus jl. een vertrekgesprek met de DT&V gevoerd. Er is bij de gesprekken met betrokkenen geen druk uitgeoefend.
Vindt u het toelaatbaar dat deze mensen mogelijk uitgezet worden terwijl het gerechtshof nog geen definitief vonnis heeft gegeven?
Het tussenvonnis ziet op passende huisvesting en voldoende financiële middelen voor de kinderen in afwachting van vertrek. In afwachting van het eindvonnis van het hof heb ik besloten het aan dit gezin geboden onderdak vooralsnog niet te beëindigen.
Het tussenvonnis ziet echter niet op uitzetting van het gezin uit Nederland. Het gerechtshof stelt dat van de moeder mocht worden verwacht dat zij zou meewerken aan het verkrijgen van reisdocumenten. Het tussenvonnis ontslaat het gezin derhalve niet van de plicht om onder toezicht van de DT&V actief te blijven werken aan hun vertrek uit Nederland. Eveneens zou het gezin kunnen worden uitgezet indien voor het gezin eerdergenoemde reisdocumenten beschikbaar zouden zijn.
Voor de volledigheid meld ik u dat ik op 30 november 2010 bericht ontving dat de definitieve uitspraak is verdaagd tot (in beginsel) 11 januari 2011.
Vindt u dat het, mede op grond van aspecten van menselijkheid, niet geoorloofd is om in het kader van een vertrekgesprek kwetsbare mensen onder deze omstandigheden te dreigen met het beëindigen van de verzorging van de kinderen, terwijl zij die in afwachting van definitieve uitspraak juist weer hebben gekregen?
Tijdens gesprekken met betrokkenen zijn geen dreigementen geuit. Aan de moeder van het gezin is uitgelegd hoe de omstandigheden er mogelijk uitzien nadat het bieden van onderdak in de vrijheidsbeperkende locatie (VBL) zal zijn geëindigd. In dit verband is in het licht van de bij het hof in Den Haag aanhangige procedure de mogelijkheid van plaatsing van de minderjarige kinderen in een pleeggezin of het inschakelen van jeugdzorg met de moeder besproken. Ik meen juist dat sprake zou zijn geweest van onzorgvuldig handelen wanneer deze aspecten bewust niet met de moeder zouden zijn besproken en zij hierover in het ongewisse zou zijn gelaten.
Het weigeren van onderwijs aan asielkinderen |
|
Manja Smits , Sharon Gesthuizen (GL), Nine Kooiman |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat tientallen kinderen die in een asielcomplex in Ter Apel verblijven al weken verstoken zijn van voortgezet onderwijs? Hoe heeft dit kunnen gebeuren?1
Ten gevolge van onduidelijkheden rond de financiering van het onderwijs in de vrijheidsbeperkende locatie (vbl) in Ter Apel is aan het begin van het schooljaar tot medio oktober geen voortgezet onderwijs aan kinderen op de vbl aangeboden. Voortgezet onderwijs voor de leerplichtige kinderen die in de vbl verblijven is inmiddels weer beschikbaar.
De afspraken die de gemeente en het COA in dit verband hebben gemaakt houden in dat met ingang van het schooljaar 20102011 de gemeente verantwoordelijk is voor het inhuren van het onderwijs en voor de financiering ervan. Om financiële redenen is de gemeente er echter niet in geslaagd onderwijs beschikbaar te krijgen. In overleg met het COA is tot een oplossing voor deze situatie gekomen.
Deelt u de mening dat het onaanvaardbaar is dat geruzie over geld kinderen van school houdt? Zo nee, waarom niet?
Leerplichtige kinderen hebben recht op onderwijs. Inmiddels hebben het COA en de gemeente afspraken gemaakt ten aanzien van het bereiken van een structurele oplossing voor de financiering van het onderwijs.
Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat er per direct een einde aan deze situatie komt en dat dit in de toekomst niet meer voor kan komen?
Zie antwoord vraag 2.