Het bericht 'Nederland zet weer Somalische asielzoekers uit' |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Nederland zet weer Somalische asielzoekers uit»?1
Klopt het dat op 20 februari 2013 om 10.20 uur de eerste uitzetting van een Somaliër naar Mogadishu plaatsvindt sinds 2010?
Kunt u bevestigen dat er recent een terugkeermissie naar Mogadishu heeft plaatsgevonden? Zo ja, waar bestond deze missie uit?
Kunt u een schatting geven van het aantal Somaliërs dat de komende tijd gedwongen zal worden uitgezet?
Welke begeleiding wordt terugkerende Somaliërs geboden nadat zij zijn geland op Mogadishu Airport?
Bestaan er extra veiligheidsrisico’s voor Somaliërs die gedurende lange tijd in het Westen hebben gewoond? Zo ja, op welke manier wegen deze risico’s mee bij uitzetting naar Mogadishu?
Bent u in staat en bereid om te monitoren wat er gebeurt met de mensen die nu worden teruggestuurd naar Mogadishu? Zo ja, hoe? Zo nee, bent u bereid om te voorzien in monitoring, bijvoorbeeld door de Commissie Integraal Toezicht Terugkeer (CITT)?
Hoe beoordeelt u het feit dat VluchtelingenWerk Nederland en Amnesty International stellen dat Mogadishu niet veilig is en dat Nederland gezien de veiligheidssituatie in Mogadishu geen vluchtelingen zou moeten terugsturen naar Mogadishu? Hoe beoordeelt u het feit dat de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties in januari 2013 tijdens een bijeenkomst met Tweede Kamerleden nog uitdrukkelijk verzocht niet uit te zetten naar Somalië?
Nee, die bezorgdheid deel ik niet. Asielaanvragen van alle Somaliërs worden individueel beoordeeld en hierbij wordt de veiligheidssituatie in het land in aanmerking genomen. Pas na deze beoordeling is terugkeer van de asielzoeker aan de orde, als is vastgesteld dat geen asielbescherming nodig is. Asielzoekers komen niet meer enkel op grond van het feit dat zij afkomstig zijn uit Mogadishu in aanmerking voor bescherming aangezien Mogadishu gelet op de informatie uit het laatste ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken van november 2012 niet meer zó onveilig is dat een ieder gevaar loopt louter door zijn aanwezigheid aldaar.
Deelt u de bezorgdheid van bovengenoemde organisaties over de veiligheid van de Somaliërs die gedwongen worden uitgezet naar Mogadishu, gezien het feit dat er een negatief reisadvies geldt voor Somalië, het Nederlandse ambtsbericht de veiligheidssituatie in Mogadishu als slecht typeert en dat er in december 2012 nog 450 doden en gewonden vielen in Mogadishu en dit nog steeds maandelijks gebeurt? Zo ja, deelt u de mening dat hervatting van gedwongen terugkeer naar Mogadishu nu voorbarig is? Zo nee, waarom niet?
Een incident met een inwoner van detentiecentrum Rotterdam |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het ongeval in detentiecentrum Rotterdam, waarbij op 7 januari 2013 een gedetineerde zijn pink heeft verloren? Kunt u hierop een reactie geven?
Ja.
Klopt het dat volgens een aantal getuigenverklaringen de vreemdeling zijn vingers tussen de celdeur kreeg, omdat deze deur door een bewaker is dichtgedaan? Zo nee, hoe is dit precies gegaan en hoe komt het dat getuigen anders verklaren?
De betreffende ingeslotene gedroeg zich voor het incident agressief en bedreigend richting het personeel. Kort hierna is hij richting de kamer van een andere bewoner gerend, gevolgd door een detentietoezichthouder. Toen de ingeslotene de deur achter zich dicht wilde slaan, heeft de detentietoezichthouder gepoogd dit te voorkomen door de deur open te houden. Door beiden werd hierbij aan de deur getrokken. Toen de detentietoezichthouder de deur moest loslaten, is de hand van de ingeslotene bekneld geraakt. Ook een vinger van de detentiehouder is toen tussen de deur terecht gekomen.
Zijn er vreemdelingen na dit incident in isolatie geplaatst? Zo ja, hoeveel waren dit er en voor hoe lang? Kunt u daar ook de reden van geven?
Voor het verstoren van de orde, rust en veiligheid alsmede het bedreigen van het personeel is aan de betreffende ingeslotene een disciplinaire straf opgelegd. Als gevolg van het incident was onrust op de afdeling ontstaan. Om het incident beheersbaar te houden en de hulpverlening soepel te laten verlopen, is besloten alle bewoners tijdelijk in te sluiten. Een drietal ingeslotenen weigerde dit en riep de mede-ingeslotenen op hieraan ook niet mee te werken. In verband met het niet opvolgen van aanwijzingen van het personeel naar aanleiding van een ernstig incident, het verstoren van de orde, rust en veiligheid, het aanzetten tot een opstand en het gebruik van fysiek geweld jegens een personeelslid of het vernielen van rijkseigendom, is aan deze drie ingeslotenen een disciplinaire straf strafcel opgelegd.
Is er door detentiecentrum Rotterdam melding gemaakt van dit incident bij de Inspectie voor de Sanctietoepassing? Zo nee, waarom niet en zal dit alsnog worden gemeld? Zo ja, wanneer verwacht u de uitkomst en kan deze naar de Kamer worden verzonden?
De Inspectie Veiligheid en Justitie is bericht over het incident in het detentiecentrum Rotterdam. De inspectie heeft gemeld dat zij geen aanleiding ziet om een onderzoek in te stellen. Gelet hierop zal ik hiertoe ook geen verzoek doen.
De klacht van de kerken tegen Nederland over het vreemdelingenbeleid |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de klacht die de Conferentie van Europese Kerken heeft ingediend bij het Europees Comité voor Sociale Rechten over de wijze waarop Nederland illegalen behandelt?1
De betreffende klacht is mij bekend nu deze de Regering op 7 februari 2013 is toegezonden door het Europees Comité voor Sociale Rechten. Het Comité deelde daarbij mede dat deze toezending vooralsnog ter kennisneming was. Tijdens zijn bijeenkomst in maart zal het Comité besluiten of en zo ja, wanneer de Regering om een reactie zal worden gevraagd. Gelet daarop acht ik het niet juist in dit stadium in te gaan op de merites van de klacht of om op een beslissing van het Comité vooruit te lopen.
Wat vindt u van de uitspraak van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) dat Nederland het recht van mensen op voedsel, kleding, medische bijstand en onderdak onvoldoende nakomt en dat het Nederlandse vreemdelingenbeleid derhalve in strijd is met artikel 13.4 en 31.2 van het Europees Sociaal Handvest?
Zie antwoord vraag 1.
Gaat u de uitspraak van het Europees Comité afwachten of gaat u al maatregelen nemen om gehoor te geven aan de oproep van de PKN? Bent u ermee bekend dat hiertoe ook door het landelijk Overleg Gemeentebesturen inzake Opvang- en Terugkeerbeleid (LOGO) is opgeroepen?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het voor mensen moeilijker is om terug te keren naar land van herkomst vanaf de straat dan vanuit de opvang? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
De aantallen kinderen die níet onder de Regeling langdurig verblijvende kinderen vallen |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de brieven van Vluchtelingenwerk en Defence for Children en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten naar aanleiding van de Regeling langdurig verblijvende kinderen?1
Ja.
Kunt u een schatting geven van het aantal langdurig verblijvende kinderen (vreemdelingen die ten minste vijf jaar voor het bereiken van de meerderjarige leeftijd in Nederland verbleven) die zich in Nederland bevinden?
Zoals ook aangegeven in mijn brief (Kamerstuk II 19 637, nr. 1603) van 12 februari jl. naar aanleiding van het verzoek van uw Kamer om aanvullende informatie over de regeling langdurig verblijvende kinderen, wordt de omvang van de groep die in aanmerking komt voor de regeling uiteindelijk bepaald door de optelsom van alle individuele aanvragen en beoordelingen. Het is niet mogelijk om een schatting te geven van het aantal kinderen dat niet onder de regeling valt vanwege een contra-indicatie of het niet indienen van een asielverzoek.
Daarnaast maakt een deel van de vreemdelingen na afwijzing van een aanvraag zelfstandig de keuze buiten het beeld van de vreemdelingenketen te verblijven. Of zij daarmee uit Nederland zijn vertrokken kan niet worden aangegeven. Een betrouwbare schatting van het aantal langdurig verblijvende kinderen (vreemdelingen die ten minste vijf jaar voor het bereiken van de meerderjarige leeftijd in Nederland verbleven) die zich in Nederland bevinden is daarom evenmin te geven.
Kunt u een schatting maken van het aantal kinderen dat niet onder de regeling valt vanwege een contra-indicatie, zoals die in de regeling is vastgesteld? Kunt u dit per contra-indicatie aangeven?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u een schatting geven van het aantal kinderen dat niet onder de regeling valt omdat zij geen asielverzoek hebben ingediend? Hoeveel daarvan hebben wel een reguliere aanvraag ingediend?
Zie antwoord vraag 2.
Vallen gezinnen die zich langer dan drie maanden hebben onttrokken aan het toezicht van de Rijksoverheid, maar wel altijd in het zicht van de gemeente zijn gebleven, buiten de regeling? Zo ja, waarom en om hoeveel kinderen zal het hier gaan?
In het Regeerakkoord is afgesproken dat de vreemdeling zich niet langdurig dient te hebben onttrokken aan het toezicht van de Rijksoverheid. De vreemdeling dient in beeld te zijn van IND, DT&V, COA, VP (in het kader van de opgelegde meldplicht) of, in het geval van amv’s, voogdijinstelling Nidos.
Deze voorwaarde geldt, om te voorkomen dat vreemdelingen die zich hebben onttrokken aan het toezicht van de Rijksoverheid en een leven in de illegaliteit hebben verkozen, nu in aanmerking zouden kunnen komen voor de regeling.
Er is echter aandacht voor de groep waar u op doelt. De VNG heeft op haar website een oproep geplaatst, waarin gemeenten worden gevraagd om ex-amv’s aan te melden die jonger zijn dan 21 jaar, niet meer in zicht zijn van het Nidos, maar wel bekend zijn bij een gemeente en die besproken zijn in het lokale terugkeeroverleg (LTO). Ik zal deze zaken beoordelen aan de hand van de voorwaarden van de regeling.
Daarnaast kunnen gemeenten zich bij de VNG melden wanneer zij knelpunten ervaren bij de uitvoering van de regeling langdurig verblijvende kinderen. Ik heb met de VNG afgesproken dat de VNG deze knelpunten aan mij voorlegt.
Vallen 18-, 19- 20- jarigen, die niet meer recht hadden op Rijksopvang maar wel in het zicht van de gemeente zijn gebleven, bijvoorbeeld bij een perspectiefproject, buiten de regeling? Zo ja, waarom en om hoeveel kinderen gaat het?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u de deze vragen beantwoorden vóór de plenaire behandeling van de Regeling langdurig verblijvende kinderen?
Ja.
De publicatie ‘Ontheemd: de verhuizingen van asielzoekerskinderen in Nederland’ |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de publicatie «Ontheemd: De verhuizingen van asielzoekerskinderen in Nederland»?1
Ja.
Wanneer kan de Kamer de bevindingen van het onderzoek door het Centraal Orgaan Asielzoekers (COA) over de verhuizingen van asielzoekerskinderen verwachten? Is het juist te stellen dat het COA het onderzoek, dat op verzoek van de Kamer heeft plaatsgevonden, beperkt heeft ingevuld door alleen het totaal aantal verhuizingen in 2012 te registreren? Zo ja, waarom is dit het geval? Zo nee, heeft u ook zicht op het totaal aantal verhuizingen van een kind tijdens een gemiddelde asielprocedure, inclusief de wijziging van de Vreemdelingenwet van afgelopen juli 2010?
Uw Kamer heeft mijn reactie ontvangen op de registratie die het COA heeft uitgevoerd met betrekking tot het aantal verhuizingen van gezinnen met kinderen gedurende het jaar 2012. Registratie met terugwerkende kracht was op basis van de COA-systemen niet op een betrouwbare wijze mogelijk omdat de systemen daar niet op waren ingericht. Ik beschik derhalve niet over betrouwbare cijfers over de periode voorafgaand aan 2012. Ik wil daarnaast benadrukken dat het van belang is om de aard van beide onderzoeken goed te duiden. Het COA onderzoek betrof met name een kwantitatief onderzoek dat is uitgevoerd binnen de gehele asielpopulatie in alle asielzoekerscentra. In het onderzoek waar naar verwezen wordt in het rapport «Ontheemd» zijn 132 kinderen in de leeftijd van 10–18 jaar geïnterviewd. De periode waarin de kinderen (meerdere keren) zijn verhuisd, ziet met name op de periode 2011 en eerdere jaren. Beide onderzoeken zijn derhalve niet vergelijkbaar omdat ze niet zien op dezelfde onderzoeksgroep tijdens dezelfde periode. Door het COA zijn de verhuizing van de centrale ontvangstlocatie naar een procesopvanglocatie en van de procesopvanglocatie naar een asielzoekerscentrum niet meegenomen. Het betreft een tweetal verplaatsingen die standaard in de procedure plaatsvinden.
Kunt u de bevindingen van het rapport, namelijk dat kinderen van asielzoekers gemiddeld tien keer vaker verhuizen als een Nederlands kind, bevestigen? Zo nee, over welke informatie beschikt u wel? Deelt u de zorgen van de opstellers van het rapport dat deze vele verhuizingen in potentie schade kunnen aanbrengen aan asielkinderen, die al vaak te kampen hebben met traumatische ervaringen? Zo nee, waarom niet? Deelt u tevens de conclusie dat deze situatie op gespannen voet staat met de verplichtingen van Nederland die voortvloeien uit het Verdrag inzake de rechten van het kind (Kinderrechtenverdrag)? Kunt u in uw beantwoording in het bijzonder ingaan op de vraag hoe deze situatie zich verhoudt tot de artikelen 2, 3, 6, 12, 19, 24, 28 en 29 van het Kinderrechtenverdrag?
Kinderen van asielzoekers zullen over het algemeen vaker verhuizen dan Nederlandse kinderen. Het COA heeft, in opdracht van de toenmalige minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, het aantal verhuizingen gemeten vanaf de aankomst in een asielzoekerscentrum alsmede de verhuizingen naar een vrijheidsbeperkende locatie of gezinslocatie. In het rapport «Ontheemd» wordt aangegeven dat, als de standaardverhuizingen aan het begin van de procedure niet worden meegerekend, een gezin gemiddeld een keer in de twee jaar verhuist. Indien verhuizingen naar en vanuit de gezinslocaties worden meegerekend, komt het gemiddeld aantal verhuizingen, zoals geregistreerd door het COA, neer op nagenoeg eenmaal per jaar. Dit aantal zal teruglopen nu besloten is dat gezinnen die een herhaalde asielaanvraag indienen niet meer naar de procesopvanglocatie hoeven te verhuizen. Tijdens hun korte verblijf gedurende de algemene asielprocedure in de procesopvanglocatie blijft de woonruimte in de gezinslocatie gereserveerd. Ook is al eerder besloten dat gezinnen waarvan de vertrektermijn is verstreken, indien verwijdering uit de opvang zou leiden tot een humanitaire noodsituatie, niet meer via de vrijheidsbeperkende locatie in de gezinslocatie zullen worden geplaatst. Ik acht het mogelijk dat kinderen problemen ondervinden door (een groot aantal) verhuizingen. Verhuizingen vinden in veel gevallen plaats op verzoek van ouders of doordat een gezin er, nadat het is uitgeprocedeerd, niet voor kiest om terug te keren naar het land van herkomst. Om mogelijke nadelige effecten voor kinderen zoveel mogelijk te beperken, hebben ouders ook een eigen verantwoordelijkheid. Om ouders daarvan zo nodig meer bewust te maken voert het COA in goed overleg met organisaties uit de werkgroep «Kind in azc’s» een pilot uit met een «verhuisprotocol». Op basis van dit protocol wordt met ouders gesproken over de gevolgen die een verhuizing voor hun kinderen kan hebben, zodat ouders zoveel mogelijk maatregelen kunnen nemen om mogelijk nadelige gevolgen voor hun kinderen te voorkomen, door hen goed te informeren en in overleg met het COA zorg te dragen dat het onderwijs in de nieuwe woonplaats geregeld is. Hierna zal ik kort ingaan op uw vraag hoe de situatie van kinderen in de opvang zich verhoudt tot een aantal artikelen van het IVRK.
Artikel 2 van het IVRK heeft ten doel discriminatie tegen te gaan. Hoewel kinderen van asielzoekers, terecht, recht hebben op diverse voorzieningen die ook aan kinderen van Nederlandse ingezetenen ter beschikking staan, is het niet in strijd met artikel 2 van het IVRK dat asielzoekers en hun gezin, met inachtneming van hun rechten op basis van de Richtlijn minimumnormen opvang asielzoekers, in (centrale) opvangvoorzieningen geplaatst worden en evenmin dat, in voorkomende situaties, een zorgvuldig voorbereide verhuizing plaatsvindt.
Op grond van artikel 3 van het IVRK vormen de belangen van het kind altijd een eerste overweging. Dit betekent echter niet dat een zorgvuldige afweging er niet in kan resulteren dat andere belangen, zoals een zorgvuldige en effectieve asielprocedure, prioriteit krijgen.
Artikel 6 van het IVRK geeft kinderen recht op leven en ontwikkeling. Ten aanzien van de ontwikkeling van kinderen geldt dat zij, evenals Nederlandse kinderen, recht hebben op onderwijs. Het komt in individuele gevallen voor dat, bijvoorbeeld in een situatie waarin speciaal onderwijs nodig is, tijdelijk geen plaats op een nieuwe school beschikbaar is. Deze situaties vormen echter een uitzondering. Het COA doet er uiteraard alles aan om te faciliteren dat er voor ieder kind na de verhuizing onderwijs beschikbaar is. Het eerder genoemde verhuisprotocol met specifieke aandacht voor het onderwerp «onderwijs» zal de tijdige beschikbaarheid van onderwijs na een overplaatsing naar verwachting nog verder verbeteren. COA verzoekt de scholen om tijdig het onderwijskundig rapport over te dragen.
Artikel 12 IVRK bepaalt dat kinderen het recht hebben om gehoord te worden en hun eigen mening te vormen en te uiten, met name in gerechtelijke en bestuurlijke procedures die het kind betreffen. Hieraan wordt gevolg gegeven doordat minderjarigen, als zij samen met hun ouder(s) asiel aanvragen, vanaf de leeftijd van 15 jaar zelfstandig gehoord worden.
Artikel 19 IVRK heeft ten doel bescherming te bieden tegen kindermishandeling.
Kinderen van asielzoekers hebben recht op de in Nederland beschikbare voorzieningen van Jeugdzorg. Het COA valt voorts onder de Verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Dit betekent dat het COA nu ook formeel verplicht is om alle stappen uit te voeren die in de meldcode zijn voorgeschreven. Het COA zal twee aandachtsfunctionarissen per locatie aanstellen en alle medewerkers trainen in het herkennen van signalen van kindermishandeling en het zo nodig nemen van de benodigde acties.
Artikel 24 IVRK handelt over het recht op gezondheid en gezondheidszorg. Aan dit artikel wordt voldaan doordat in Nederland toegang tot gezondheidszorg ook voor kinderen van asielzoekers is gewaarborgd.
Artikel 28 en 29 IVRK regelen het recht op onderwijs. Kinderen van asielzoekers hebben evenals Nederlandse kinderen recht op onderwijs. Het onderwijs wordt zo spoedig mogelijk na het indienen van de asielaanvraag aangeboden, waarbij het op basis van de Europese richtlijn minimumnormen opvang is toegestaan het onderwijs na maximaal 3 maanden aan te bieden.
Deelt u de mening dat het aantal verhuizingen van gezinnen met kinderen drastisch verminderd dient te worden? Bent u bereid toe te zeggen dat een gezin met kinderen in een asielprocedure tijdens deze procedure zoveel mogelijk op één vaste plek zal worden opgevangen? Zo nee, waarom niet?
Het beleid van het COA is om het aantal verhuizingen van gezinnen met kinderen zoveel mogelijk te beperken. Als er verhuizingen plaatsvinden, buiten de verhuizingen op eigen verzoek of verhuizingen die als sanctie zijn opgelegd, worden deze zoveel mogelijk tijdens de schoolvakanties uitgevoerd. Ook wordt door het COA in dat geval onderzocht of een verhuizing binnen de regio kan plaatsvinden, zodat de kinderen dezelfde school kunnen blijven bezoeken. Het aantal verhuizingen zal voorts naar verwachting nog verder teruglopen nu besloten is dat gezinnen die een herhaalde aanvraag indienen niet meer naar de procesopvanglocatie hoeven te verhuizen. Ook is al eerder besloten dat gezinnen waarvan de vertrektermijn is verstreken, indien verwijdering uit de opvang zou leiden tot een humanitaire noodsituatie, niet meer via de vrijheidsbeperkende locatie in de gezinslocatie zullen worden geplaatst. Het beleid om stapeling van procedures zoveel mogelijk te voorkomen alsmede het verwerven van meer structurele opvanglocaties door het COA zullen eveneens bijdragen aan een verdere reductie van het aantal verhuizingen.
Bent u bereid de Kamer per brief een inhoudelijke reactie te sturen op de bevindingen en aanbevelingen op dit rapport? Bent u tevens bereid deze brief samen met de bevindingen van het COA-rapport naar de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
Aan dit verzoek heb ik reeds voldaan met mijn brief van 12 februari 2013 (Kamerstuk II 19 637, nr. 1605).
Het verhuizen van asielkinderen |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het rapport «Ontheemd» van de Werkgroep Kind in azc (asielzoekerscentrum) over de verhuizingen van asielkinderen?1 2
Ja.
Wat is uw reactie op het rapport en op de aanbevelingen die daarin worden gedaan?
In het rapport wordt de aanbeveling gedaan om gezinnen met kinderen vanaf hun aankomst in Nederland op te vangen op één vaste plek, waar zij verblijven tot aan hun terugkeer of verhuizing naar een gemeente. Mijn reactie daarop is dat het zoveel mogelijk beperken van verhuizingen van gezinnen met kinderen reeds uitgangspunt is van het beleid dat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) voert. Als er verhuizingen plaatsvinden, buiten de verhuizingen die met name op eigen verzoek plaatsvinden, worden deze zoveel mogelijk tijdens de schoolvakanties uitgevoerd. Ook wordt door het COA in dat geval onderzocht of een verhuizing binnen de regio kan plaatsvinden, zodat de kinderen dezelfde school kunnen blijven bezoeken. De verhuizingen die gerelateerd zijn aan het verblijf in de centrale ontvangstlocatie, na binnenkomst in Nederland, en in de procesopvanglocaties vormen een noodzakelijk onderdeel van de asielprocedure.
De centrale ontvangstlocatie en procesopvanglocaties zijn mede bedoeld om voorlichting te krijgen van VWN, contact te hebben met de advocaat, een tbc onderzoek te plannen en te ondergaan, alsmede een medische check. De procesopvanglocaties zijn gevestigd in de nabijheid van een AC, zodat de asielzoeker niet ver hoeft te reizen, wat de snelheid van de procedure bevordert. Met het huidige aantal asielzoekerscentra is het niet haalbaar om de activiteiten die worden uitgevoerd in de procesopvanglocaties op ieder asielzoekerscentrum te laten plaatsvinden. Het is juist de concentratie van ketenpartners die het aanbod voor de asielzoeker mogelijk maakt. Dit betekent dat aan het begin van de procedure extra reisbewegingen plaatsvinden. Deze vinden echter plaats binnen een korte periode, zodat de kinderen nog niet gesetteld zijn. Het belang van een effectief verblijf in de procesopvanglocaties, met een rust- en voorbereidingstermijn en alle activiteiten die daarbij op één locatie plaatsvinden met een verblijf dichtbij de aanmeldcentra waren punten die destijds ook door de Tweede Kamer en VWN als positief werden beoordeeld. De meerwaarde voor de asielzoeker van de activiteiten die op een aantal locaties geconcentreerd worden aangeboden aan het begin van de procedure, in combinatie met de bijdrage van deze werkwijze aan een snelle procedure, wegen naar de mening van het kabinet op tegen de extra reisbeweging.
In het rapport wordt voorts de aanbeveling gedaan om alle gezinnen met kinderen op kleinschalige locaties te huisvesten. Uit eerdere informatie die ik ontving vanuit diverse NGO’s is gebleken dat hierbij de voorkeur bestaat voor het verwerven en inrichten van kleinschalige opvangvarianten die beheerd worden door particuliere, commerciële instanties. Deze vorm van opvang is echter niet aan de orde. De opvang van asielzoekers is een publieke taak die bij wet aan het COA is opgedragen. In de memorie van toelichting bij de Wet COA staat ook uitdrukkelijk vermeld dat het geen voorkeur verdient dat privaatrechtelijke organisaties met de uitoefening van publiekrechtelijke bevoegdheden worden belast. Een mogelijkheid zou kunnen zijn dat via een contractuele relatie met het COA opvang wordt verzorgd, zoals dat in geval van alleenstaande minderjarige vreemdelingen plaatsvindt. De opvang moet dan worden gerealiseerd conform het beleid dat het COA voert. Een dergelijke vorm van opvang zou echter een duidelijke meerwaarde, zowel inhoudelijk als financieel, moeten meebrengen. Uit de voorstellen die ik daaromtrent tot nu toe heb ontvangen is die meerwaarde mij echter niet gebleken. Ik zal hierover binnenkort met een aantal NGO’s nader van gedachten wisselen. Daarnaast wil ik benadrukken dat de opvang van het COA voldoet aan alle (internationale) regelgeving. Daarenboven zijn de afgelopen jaren diverse extra voorzieningen, veelal met Europese financiering, tot stand gebracht. Tevens wordt, in goede afstemming met onder andere Defence for Children en Unicef, gewerkt aan voorzieningen zoals een website voor kinderen, ouders en professionals en worden trainingen gegeven aan COA medewerkers om hen nog beter bekend te maken met kinderrechten.
Klopt het dat (kinderen van) asielzoekers gemiddeld een keer per jaar wisselen van asielopvang en daarmee moeten verhuizen?
Het aantal keren dat (kinderen van) asielzoekers gemiddeld per jaar wisselen van asielopvang is afhankelijk van de wijze waarop deze verhuizingen worden gemeten. Het COA heeft, in opdracht van de toenmalige minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, het aantal verhuizingen gemeten vanaf de aankomst in een asielzoekerscentrum evenals de verhuizingen naar een vrijheidsbeperkende locatie of gezinslocatie. In het rapport waarop deze kamervragen zijn gebaseerd, worden de verhuizingen geregistreerd vanaf de binnenkomst in de centrale ontvangstlocatie en de procesopvanglocatie. Het COA heeft deze verhuizingen niet geregistreerd omdat deze standaard deel uitmaken van de procedure en daarmee onvermijdelijk zijn. In het rapport wordt aangegeven dat, als de standaardverhuizingen niet worden meegerekend, een gezin gemiddeld een keer in de twee jaar verhuist. Indien verhuizingen naar en vanuit de gezinslocaties worden meegerekend, komt het gemiddeld aantal verhuizingen, zoals geregistreerd door het COA, neer op nagenoeg eenmaal per jaar. Dit aantal zal teruglopen nu besloten is dat gezinnen die een herhaalde aanvraag indienen niet meer naar de procesopvanglocatie hoeven te verhuizen. Ook is al eerder besloten dat gezinnen waarvan de vertrektermijn is verstreken, indien verwijdering uit de opvang zou leiden tot een humanitaire noodsituatie, niet meer via de vrijheidsbeperkende locatie in de gezinslocatie zullen worden geplaatst. Dit beperkt het aantal verhuisbewegingen.
Wat zijn de redenen die de vele verhuizingen noodzakelijk maken? Wat verklaart het exorbitant hoge aantal verhuizingen?
Verhuizingen kunnen plaatsvinden om een aantal redenen. Deze staan ook in het rapport genoemd: verhuizing op eigen verzoek van het gezin, verhuizing om procedurele redenen, verhuizing wegens sluiting van een locatie of een verhuizing wegens een opgelegde sanctie. De conclusie dat het aantal verhuizingen exorbitant hoog is, deel ik niet.
Acht u het noodzakelijk om asielzoekers in de verschillende fases van de asielprocedure steeds op andere locaties op te vangen? Zo ja, waarom? Hebben de vele verplaatsingen tevens te maken met beleid om asielzoekers niet te lang op één woonplaats te laten verblijven vanwege het risico dat zij daar geworteld raken?
Zoals reeds aangegeven in het antwoord op vraag 2 zijn het eerste verblijf in de centrale ontvangstlocatie en het doorbrengen van de periode in de procesopvanglocatie noodzakelijke onderdelen van de asielprocedure. Op basis van een uitspraak van de Hoge Raad hebben gezinnen met kinderen recht, indien dit nodig is om een humanitaire noodsituatie te voorkomen, op onderdak in een gezinslocatie. De verhuizingen hebben niet ten doel om worteling in een bepaalde woonplaats te voorkomen.
Deelt u de mening dat het voor kinderen van asielzoekers, die regelmatig al vluchttrauma’s hebben, extreem belastend is om in een periode die al bol staat van veranderingen en onzekerheid steeds opnieuw gedwongen de woon- en verblijfplaats te moeten verlaten?
Uit de door het COA uitgevoerde registratie over het jaar 2012, waarover uw Kamer per brief geïnformeerd zal worden, blijkt dat verreweg het grootste aantal verhuizingen plaatsvindt op eigen verzoek van het gezin. Als er sprake is van een «gedwongen» verhuizing doet het COA er alles aan om deze verhuizing tijdens een schoolvakantie te laten plaatsvinden. Tevens wordt ernaar gestreefd gezinnen met schoolgaande kinderen in dezelfde regio te huisvesten als voor de verhuizing, zodat zij dezelfde school kunnen blijven bezoeken. Dit neemt niet weg dat een verhuizing voor kinderen belastend kan zijn.
Kunt u het probleem van de vele verhuizingen plaatsen in het perspectief van kinderenrechten en daar uw oordeel over geven?
Bij de opvang van kinderen van asielzoekers wordt er in Nederland zorg voor gedragen dat er geen sprake is van strijd met (internationale) regelgeving, waaronder regelgeving met betrekking tot kinderrechten. In de beantwoording van de vragen van het lid Voordewind, waar de onderhavige vragen een aanvulling op zijn, ga ik, desgevraagd, nader in op een aantal specifieke bepalingen in het IVRK.
Erkent u, zoals deskundigen in het rapport aangeven, dat de vele verhuizingen schade en gezondheidsproblemen voor kinderen kunnen veroorzaken?
Ik acht het mogelijk dat kinderen problemen ondervinden door (een groot aantal) verhuizingen. Verhuizingen vinden in veel gevallen plaats op verzoek van ouders of doordat een gezin er, nadat het is uitgeprocedeerd, niet voor kiest om terug te keren. Om mogelijke nadelige effecten voor kinderen zoveel mogelijk te beperken hebben ouders ook een eigen verantwoordelijkheid. Om ouders daarvan zo nodig meer bewust te maken voert het COA een pilot uit met een zogenaamd «verhuisprotocol». Op basis van dit protocol wordt met ouders gesproken over de gevolgen die een verhuizing voor kinderen kan hebben, zodat ouders zoveel mogelijk maatregelen kunnen nemen om mogelijk nadelige gevolgen voor hun kinderen te voorkomen.
Kunt u aangeven of er de laatste jaren verbeteringen met betrekking tot het aantal verhuizingen van asielkinderen is gerealiseerd? Zo nee, hoe verhoudt zich dat tot uw reactie op een eerder rapport van de Werkgroep Kind in azs dat het aantal verhuisbewegingen zoveel mogelijk wordt geminimaliseerd en dat de vernieuwde asielprocedure ervoor zorgt dat asielzoekers zoveel mogelijk op één locatie kunnen verblijven?
Zoals reeds gesteld in het antwoord op vraag 2, draagt het COA er zorg voor dat gezinnen met kinderen zo min mogelijk verhuizen. Het beleid om stapeling van procedures zoveel mogelijk te voorkomen alsmede het verwerven van meer structurele opvanglocaties door het COA zal daar eveneens aan bijdragen. Daarenboven worden uitgeprocedeerde gezinnen waarvan de vertrektermijn is verstreken, als zij zonder het verlenen van onderdak door de Rijksoverheid in een humanitaire noodsituatie zouden terechtkomen, direct in een gezinslocatie geplaatst en niet meer eerst in een vrijheidsbeperkende locatie. Ook hoeft in geval van het indienen van een herhaald asielverzoek niet meer verhuisd te worden naar de procesopvanglocatie. Ik beschik niet over een cijfermatige vergelijking tussen de verhuiscijfers voor en na 1 januari 2012. Het registreren van verhuiscijfers met terugwerkende kracht kon in de systemen van het COA niet volledig betrouwbaar worden uitgevoerd omdat de systemen daar niet op waren ingericht. Belangrijkste is dat de cijfers en redenen van de verhuizingen die op het huidige beleid gebaseerd zijn, worden weergegeven.
Klopt het dat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) in haar monitor van de verhuisbewegingen van asielzoekers niet het totaal van alle verhuizingen per gezin meeneemt, zoals het rapport stelt? Bent u bereid dit aan te passen, zodat inzicht kan worden verkregen hoe vaak asielzoekers in totaal gemiddeld verhuizen?
Het COA registreert alle verhuizingen vanaf aankomst in een asielzoekerscentrum. Zoals hierboven aangegeven zie ik geen meerwaarde in het registreren van de standaardverhuizingen naar en vanuit de procesopvanglocaties omdat deze standaard onderdeel uitmaken van de procedure.
Bent u bereid om te zoeken naar verbeteringen om het aantal verhuizingen van asielzoekers met kinderen fors te beperken? Bent u bereid om te verkennen of het openen van kleinschalige, gezinsvriendelijke opvangvarianten, zoals in het rapport bepleit, daaraan kan bijdragen en kan worden gerealiseerd?
Uit bovenstaande beantwoording blijkt dat er diverse maatregelen zijn getroffen om het aantal verhuizingen zo beperkt mogelijk te houden. Mijn reactie op de vraag naar de wenselijkheid van kleinschalige opvangvarianten treft u aan in het antwoord op vraag 2.
Het bericht ‘Rel rond illegale Marokkanen’ |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de uitspraken van de Nederlandse ambassadeur in Marokko in het artikel «Rel rond illegale Marokkanen»?1
Ja.
Wat vindt u van de stellingname dat de illegaliteit van de genoemde groep Marokkanen hoofdzakelijk te wijten is aan tegenwerking van de Marokkaanse overheid?
Voordat ik inga op de samenwerking met de Marokkaanse autoriteiten wil ik voorop stellen dat er op vreemdelingen een wettelijke vertrekplicht rust. Zelfstandige terugkeer naar Marokko is altijd mogelijk en wordt door de Nederlandse overheid gefaciliteerd. De keuze voor een bestaan in de illegaliteit wordt gemaakt door het individu.
Indien de vreemdeling geen gevolg geeft aan zijn vertrekplicht, is gedwongen terugkeer aan de orde. Daarvoor is de medewerking van het land van herkomst vereist. Zoals de Nederlandse ambassadeur stelde in het genoemde artikel, laat de medewerking van Marokko duidelijk ruimte voor verbetering. Nederland wil graag dat verzoeken tot nationaliteitsvaststelling en afgifte van vervangende reisdocumenten sneller worden afgehandeld. Dit geldt in het bijzonder voor evidente, goed gedocumenteerde zaken waarin geen twijfel kan bestaan over de Marokkaanse nationaliteit en identiteit.
Welke financiële relaties onderhoudt Nederland met Marokko?
Nederland werkt op een groot aantal terreinen met Marokko samen. Op financieel terrein is dit hoofdzakelijk douane- en belastingsamenwerking.
Deelt u de mening dat deze tegenwerking consequenties moet hebben voor de onderlinge relatie tussen Nederland en Marokko?
Het mandaat voor onderhandelingen over een terug- en overnameovereenkomst met Marokko ligt bij de Europese Commissie. Dit beperkt de ruimte van de lidstaten voor het maken van formele, bilaterale afspraken inzake terugkeer.
De onderhandelingen over een EU- terug- en overnameovereenkomst zijn vastgelopen sinds 2010. De Europese inzet is om in de context van het eventuele mobiliteitspartnerschap met Marokko de onderhandelingen af te ronden. Nederland is nauw betrokken bij de onderhandelingen over het mobiliteitspartnerschap en benadrukt daarbij, samen met andere EU-lidstaten, het belang van het afronden van de onderhandelingen over de terug- en overnameovereenkomst.
Daarnaast is bilateraal de afgelopen jaren door mijn voorgangers, maar ook ambtelijk, intensief geïnvesteerd in de contacten met Marokko. Ik zet dit voort, samen met het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Vanzelfsprekend wordt het terugkeerdossier ook vanuit een breder perspectief bekeken. Waar aangewezen beziet het kabinet of koppelingen kunnen worden gelegd met andere dossiers, in het kader van de strategische landenbenadering. Zoals toegezegd zal ik uw Kamer over de strategische landenbenadering nader informeren.
Welke stappen bent u voornemens te ondernemen tegen de Marokkaanse overheid, bijvoorbeeld samen met uw collega van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, zodat deze meewerkt aan het vaststellen van de identiteit van de in Nederland verblijvende illegale personen?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht dat Marokko niet meewerkt aan de terugname van illegalen vanuit Nederland |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Marokko tergt Nederland»?1
Ja.
Wat is de aard van de tegenwerking door de Marokkaanse autoriteiten?
De relatie van Nederland met Marokko is over het algemeen goed te noemen. De medewerking van Marokko aan gedwongen terugkeer laat echter duidelijk ruimte voor verbetering, zoals de Nederlandse ambassadeur ook stelde in het desbetreffende artikel. Nederland wil graag dat verzoeken tot nationaliteitsvaststelling en afgifte van vervangende reisdocumenten sneller worden afgehandeld. Dit geldt in het bijzonder voor evidente, goed gedocumenteerde zaken waarin geen twijfel kan bestaan over de Marokkaanse nationaliteit en identiteit.
Hoe vaak is de terugkeer of de uitzetting van Marokkaanse vreemdelingen gedurende de afgelopen vijf jaar mislukt? In hoeveel van deze gevallen is deze mislukking veroorzaakt door weigering van de Marokkaanse autoriteiten om medewerking te verlenen?
Uit de cijfers van de DT&V blijkt dat ruim 2 200 vreemdelingen met de (vermeende) Marokkaanse nationaliteit in de periode 2008 tot en met 2012 in vreemdelingenbewaring zijn gesteld. Van deze groep is ruim 800 keer de vreemdelingenbewaring opgeheven zonder dat er sprake was van een aantoonbaar vertrek uit Nederland.
Hoewel de vreemdelingenbewaring om verschillende redenen kan worden opgeheven, moet ik constateren dat dit in het specifieke geval van Marokko vaker dan incidenteel gebeurt omdat het proces tot nationaliteitsvaststelling en afgifte van vervangende reisdocumenten lang duurt.
Hoeveel Marokkaanse vreemdelingen die zijn veroordeeld wegens het plegen van een misdrijf zijn als gevolg van deze problematiek in Nederland gebleven?
Uit de cijfers van de DT&V blijkt dat in de periode 2008 tot en met 2012 bijna 90 keer een vertrekprocedure is opgestart voor vreemdelingen met de (vermeende) Marokkaanse nationaliteit die vanuit het strafrecht in vreemdelingenbewaring zijn gesteld. In ruim 20 zaken is de vreemdelingenbewaring opgeheven, maar was er geen sprake van aantoonbaar vertrek uit Nederland.
Zoals ik bovenstaand heb toegelicht, wordt in het specifieke geval van Marokko vaker dan incidenteel de vreemdelingenbewaring opgeheven omdat het proces voor nationaliteitsvaststelling en afgifte van vervangende reisdocumenten lang duurt.
Klopt het dat de Marokkaanse autoriteiten nog altijd landingsrechten weigeren aan de voor de uitzetting van criminele vreemdelingen vaak noodzakelijke groepsvluchten?
Het uitvoeren van overheidsvluchten is geen doel op zich, maar kan in bepaalde gevallen de voorkeur hebben boven uitzettingen per lijndienst. De feitelijke uitzetting naar Marokko via lijnvluchten levert echter geen problemen op. Ik zie dan ook geen noodzaak om overheidsvluchten te willen uitvoeren.
Welke maatregelen bent u voornemens te treffen tegen de Marokkaanse autoriteiten zodat dit probleem wordt opgelost en ons land niet opgescheept blijft met een groot aantal Marokkanen die geen verblijfsrecht in ons land hebben?
Het mandaat voor onderhandelingen over een terug- en overnameovereenkomst met Marokko ligt bij de Europese Commissie. Dit beperkt de ruimte van de lidstaten voor het maken van formele, bilaterale afspraken inzake terugkeer.
De onderhandelingen over een EU- terug- en overnameovereenkomst zijn vastgelopen sinds 2010. De Europese inzet is om in de context van het eventuele mobiliteitspartnerschap met Marokko de onderhandelingen af te ronden. Nederland is nauw betrokken bij de onderhandelingen over het mobiliteitspartnerschap en benadrukt daarbij, samen met andere EU-lidstaten, het belang van het afronden van de onderhandelingen over de terug- en overnameovereenkomst.
Daarnaast is bilateraal de afgelopen jaren door mijn voorgangers, maar ook ambtelijk, intensief geïnvesteerd in de contacten met Marokko. Ik zet dit voort, samen met het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Vanzelfsprekend wordt het terugkeerdossier ook vanuit een breder perspectief bekeken. Waar aangewezen beziet het kabinet of koppelingen kunnen worden gelegd met andere dossiers, in het kader van de strategische landenbenadering. Zoals toegezegd zal ik uw Kamer over de strategische landenbenadering nader informeren.
De zelfmoord van een Russische politieke vluchteling in het uitzetcentrum in Rotterdam |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de zelfmoord van de Russische activist A.D. in het uitzetcentrum in Rotterdam?1 Heeft u tevens kennisgenomen van het bericht «Fout IND bij detentie Dolmatov»?2
Ja.
Wat is uw reactie op deze gebeurtenis en op de zienswijze van de advocaat, die zegt dat de activist ten onrechte in een uitzetcentrum is geplaatst? Klopt het dat een week eerder nog beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag was ingesteld? Klopt het dat de activist daarmee nog niet uitzetbaar was en hij zijn beroep in Nederland mocht afwachten? Wat zijn de redenen dat hij desondanks in het uitzetcentrum is geplaatst?
Ook ik ben natuurlijk geschokt door het overlijden van de heer Dolmatov. Naar aanleiding van deze gebeurtenis heb ik de Inspectie Veiligheid en Justitie (IVenJ) gevraagd een onderzoek te starten. Zie hiervoor ook mijn antwoord bij vraag 5.
Kunt u aangeven wat de criteria zijn wanneer een uitgeprocedeerde asielzoeker/vreemdeling in een uitzetcentrum wordt geplaatst? Wat is de maximale termijn van het verblijf daar? Wat is het regime in deze uitzetcentra? Welke medische voorzieningen zijn er?
Vreemdelingen die Nederland dienen te verlaten en dit niet zelfstandig binnen de wettelijke termijnen hebben gedaan, kunnen, indien er gronden aanwezig zijn, in vreemdelingenbewaring worden gesteld ter fine van uitzetting. In de vreemdelingenbewaring zijn er twee groepen te onderscheiden: aan de grens geweigerde vreemdelingen en vreemdelingen die in Nederland worden aangehouden wegens onrechtmatig verblijf. Zij worden ingesloten op grond van respectievelijk artikel 6 of artikel 59 van de Vreemdelingenwet (Vw 2000). Als gevolg van de Europese Terugkeerrichtlijn geldt er in beginsel een maximale duur voor vreemdelingenbewaring van 6 maanden. Deze mag worden verlengd met 12 maanden als betrokkene niet meewerkt aan het vertrek of als de benodigde documentatie uit het land waar naartoe moet worden uitgezet op zich laat wachten. De kaders voor het regime worden, afhankelijk van de bewaringsgrond, gevormd door het Reglement Regime grenslogies of de Penitentiaire beginselenwet.
De medische zorg die aan inbewaringgestelden wordt aangeboden is gelijkwaardig aan de zorg die burgers in de vrije maatschappij op grond van de basisverzekering krijgen, behoudens de zorg die in redelijkheid uitgesteld kan worden tot het einde van de vrijheidsontneming zonder dat er gezondheidsschade optreedt.
Was de activist tijdens de behandeling van zijn asielaanvraag en in het uitzetcentrum onder medische behandeling vanwege psychische klachten? Was bekend dat hij suïcidaal was? Was hij desondanks) geschikt om in een uitzetcentrum te plaatsten? Welke afwegingen hebben bij dat oordeel een rol gespeeld?
Zoals reeds bij in het antwoord op vraag 2 vermeld, heb ik de IVenJ gevraagd om de feiten rondom het overlijden van de heer Dolmatov te onderzoeken. De bevindingen van dit onderzoek wacht ik af.
Wat is de reden dat u een onderzoek door de Inspectie Veiligheid en Justitie naar deze zaak gelast heeft? Welke aspecten van deze zaak komen in dat onderzoek aan de orde? Bent u bereid ook onafhankelijk onderzoek in te stellen naar deze zaak en daarbij alle van belang zijnde aspecten te betrekken?
De IVenJ is de toezichthouder op het terrein van veiligheid en justitie. Om die reden heb ik de Inspectie gevraagd deze zaak te onderzoeken. De onderzoeksvraag behelst: «Is zorgvuldig gehandeld door de overheid bij het in bewaring stellen van betrokkene, en gedurende de periode dat betrokkene in vreemdelingenbewaring verbleef? Dit omvat ook de handelwijze en alertheid van de verschillende ketenpartners betreffende de eerdere medische toestand van betrokkene, alsmede de overdracht van relevante informatie rondom de toestand van betrokkene tussen deze ketenpartners.»
Net als andere rijksinspecties is de IVenJ onafhankelijk in haar functioneren en oordeelsvorming.
Heeft u indicaties dat de afwijzing van de asielaanvraag en/of de plaatsing in het uitzetcentrum verband houden met de zelfmoord van de activist?
Ik wacht de bevindingen van het onderzoek door de IVenJ op dit punt af.
Wat is de reden dat de asielaanvraag is afgewezen? Houdt dit verband met de geloofwaardigheid van het asielrelaas of met de zwaarwegendheid van zijn relaas in relatie tot de toelatingsgronden?
Ik hanteer het uitgangspunt terughoudend om te gaan met het verstrekken van informatie over individuele zaken. Over de inhoud van een asielrelaas worden in zijn algemeenheid geen mededelingen gedaan, ook niet na het overlijden van de betrokken vreemdeling.
Kunt u aangeven welke bescherming het Nederlandse asielbeleid biedt ten aanzien van politieke activisten uit Rusland die oppositie voeren tegen president Poetin?
Er geldt geen bijzonder beleid ten aanzien van de Russische Federatie. Derhalve gelden dezelfde uitgangspunten zoals deze voortvloeien uit het Vluchtelingenverdrag en de overige internationale en Europese verplichtingen. Opposanten van de Russische overheid zullen op de gebruikelijke wijze aannemelijk moeten maken dat zij gegronde vrees voor vervolging hebben. De Nederlandse overheid zal op basis van de informatie, die over de Russische Federatie bekend is, de asielaanvraag beoordelen.
De moeilijkheden voor een in Nederland geboren kind dat afkomstig is uit Kosovo om een verblijfsvergunning te krijgen wegens het ontbreken van een paspoort |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Is het waar dat een enkele maanden geleden in Nederland geboren bij zijn ouders woonachtige vreemdeling slechts een verblijfsvergunning kan krijgen als er een geldig document voor grensoverschrijding wordt overgelegd, tenzij is aangetoond dat het land waarvan het kind onderdaan is, de vreemdeling daarvan niet in het bezit kan stellen?1
Ja. Het paspoortvereiste, zoals dat geldt voor reguliere verblijfsaanvragen, is hier onverkort van toepassing.
Als hoofdregel geldt dat iedere vreemdeling in het bezit moet zijn van een geldig document voor grensoverschrijding waarmee de identiteit en de nationaliteit worden vastgesteld. Daarnaast is een geldig document voor grensoverschrijding vereist om vast te kunnen stellen dat betrokken vreemdeling kan reizen en welke autoriteiten verantwoordelijk zijn in het geval van terugkeer van de vreemdeling. Deze voorwaarde geldt ook voor hier te lande geboren kinderen die verblijf wensen bij hun ouders in Nederland.
Welke ruimte heeft de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) om de vreemdeling van dit paspoortvereiste vrij te stellen?
Alleen als wordt aangetoond dat de vreemdeling door de autoriteiten van het land waarvan hij onderdaan is niet of niet meer in het bezit kan worden gesteld van een geldig paspoort en dus in redelijkheid niet gevergd kan worden van betrokkene dat een paspoort wordt aangevraagd, wordt vrijstelling van het paspoortvereiste verleend.
Wanneer een ambassade of consulaat van een bepaald land in Nederland niet bevoegd is om nationale paspoorten af te geven aan onderdanen, betekent dit niet dat de vreemdeling niet in het bezit kan komen van een door de eigen autoriteiten verstrekt paspoort, noch dat niet in redelijkheid van de vreemdeling verwacht kan worden (elders) een nationaal paspoort aan te vragen.
Deelt u de mening dat het in voorkomende gevallen onredelijk en formalistisch is om aan dit vereiste vast te houden als de (in Nederland rechtmatig verblijvende) ouders uit een voormalig oorlogsland (Kosovo) komen, een in 2010 in Nederland in hetzelfde gezin geboren kind op eenvoudige aanvraag een verblijfsvergunning verstrekt werd en er grote praktische problemen ontstaan om met het kind naar het land waarvan de vreemdeling formeel onderdaan is heen en weer te reizen?
Het is niet mogelijk om voor een in Nederland geboren kind een paspoort aan te vragen bij de ambassade van Kosovo in Den Haag. Deze ambassade heeft geen volledige consulaire afdeling en is niet toegerust om paspoorten af te geven.
Het is wel mogelijk een paspoort aan te vragen bij de Kosovaarse ambassade in Brussel. Bij het (Nederlandse) ministerie van Buitenlandse Zaken kan voor het kind een tijdelijk reisdocument voor België worden aangevraagd. Om een Kosovaars paspoort te kunnen aanvragen moet het kind eerst geregistreerd worden in Kosovo. Deze geboorteregistratie kan wel plaatsvinden bij de Kosovaarse ambassade in Den Haag. Via de ambassade wordt het kind dan geregistreerd in een gemeente in Kosovo. Welke gemeente dit is, is afhankelijk van de geboorteplaats van de ouders.
De registratie van de geboorteakte van het kind is geen alternatief voor het paspoortvereiste. Immers, met deze registratie is nog niet voldaan aan het vereiste om een geldig document voor grensoverschrijding te overleggen.
Omdat de geboorteregistratie en paspoortaanvraag in Nederland respectievelijk België kan plaatsvinden, is er geen noodzaak voor de ouders om voor de verkrijging van een paspoort terug te reizen naar Kosovo.
Acht u de mededeling van de diplomatieke vertegenwoordiging van Kosovo in Nederland, gestaafd door verwijzing naar haar website waar zulks expliciet vermeld is, dat deze vertegenwoordiging niet in staat of bevoegd is een paspoort af te geven, een voldoende onderbouwing van de in het slot van de eerste vraag bedoelde uitzonderingstoestand?2
Zie antwoord vraag 3.
Kan de registratie van de geboorteakte van het kind bij de Kosovaarse ambassade niet als bewijs dienen van de Kosovaarse nationaliteit? Wat is het nut om een in Nederland pasgeboren kind naar het land van herkomst terug te sturen om een paspoort te verkrijgen en te kunnen overleggen, terwijl de ouders en de rest van het gezin in Nederland al in het bezit zijn van een verblijfsvergunning?
Zie antwoord vraag 3.
Welke garanties zijn er dat een pasgeboren kind dat met een ouder naar Kosovo reist om daar een paspoort te verkrijgen, niet onderweg, met name bij de terugreis naar Nederland, tegen grote belemmeringen oploopt wegens het ontbreken van een visum en verblijfsvergunning? Acht u dat verantwoord?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom worden in Nederland geboren kinderen van de houders van een asielvergunning van een buiten schuldvergunning of een amv (alleenstaande minderjarige vreemdeling)-vergunning wel vrijgesteld van het paspoortvereiste, terwijl in Nederland geboren kinderen van de houders van een vergunning op grond van het generaal pardon in 2007 daarvan níet vrijgesteld worden? Bent u bereid deze kinderen daarvan alsnog vrij te stellen?
Wanneer in redelijkheid niet gevergd kan worden van beide ouders dat zij zich in verbinding stellen met de eigen autoriteiten, bijvoorbeeld omdat zij op basis van een asielvergunning bescherming genieten tegen deze autoriteiten, wordt aan hun hier te lande geboren kinderen vrijstelling van het paspoortvereiste verleend. Een kind van wie beide ouders een verblijfsvergunning hebben verkregen op grond van de Regeling ter afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet, wordt eveneens vrijgesteld van het paspoortvereiste.
Wanneer ten minste een van de ouders van het kind zelf wel een paspoort heeft dan wel kan verkrijgen, is er geen reden het kind van het paspoortvereiste vrij te stellen, mits het kind de nationaliteit van die ouder bezit.
De onmogelijkheid om te slagen voor het inburgeringsexamen |
|
Keklik Yücel (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Kassa, waarin is te zien hoe iemand keer op keer vanwege een verkeerde uitspraak van een letter zakt voor het inburgeringsexamen?1
Ja, daar heb ik van kennis genomen.
Wat is uw reactie op dit item?
Voor de beantwoording van deze vraag is gekeken naar de resultaten van deelnemers aan de TGN in Nederland in de periode januari 2011 t/m maart 2012. Hierbij zijn de eerdere deelnames aan de TGN meegenomen. In deze periode hebben in totaal 39.358 personen deelgenomen aan de TGN. Van de 31.506 deelnemers die voor de eerste keer aan de TGN deelnamen, slaagden 26.150 personen. Minder dan 20% van de deelnemers slaagde niet bij de eerste deelname. 1485 personen (4% van de deelnemers aan de TGN) hebben meer dan drie keer deelgenomen aan de TGN. Minder dan 1% (739 personen) doet de TGN meer dan vijf keer.
Kunt u bij benadering aangeven hoe vaak (absoluut en relatief) het voorkomt dat iemand het inburgeringsexamen niet haalt en hoe vaak dit meerdere malen achter elkaar gebeurt?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe ver bent u gevorderd met het invoeren van de werkwijze, waarbij de resultaten van het inburgeringsexamen aan de betrokken inburgeraar worden teruggekoppeld, zodat deze inburgeraar kan leren van de door hem of haar gemaakte fouten?
De TGN toetst niet alleen uitspraak, maar vooral spreekvaardigheid.
Dit doet de toets aan de hand van de volgende vier deelvaardigheden:
Woordenschat: welke woorden begrijpt u en welke woorden zegt u?
Zinsbouw: welke zinnen begrijpt u en welke zinnen zegt u?
Vloeiendheid: hoe vloeiend en snel spreekt u?
Uitspraak: hoe spreekt u de woorden uit?
Momenteel krijgen alle kandidaten een brief waarin de uitslag staat en het aantal punten dat is behaald. Kandidaten die gezakt zijn, willen graag weten welke fouten zij maken. Om de gezakte kandidaten te ondersteunen wordt dit voorjaar gerichte informatie ontwikkeld over hoe kandidaten zich kunnen voorbereiden op het examen. Aan de terugkoppeling over de uitslag van het examen wordt de volgende informatie toegevoegd:
Deelt u de mening dat als inburgeraars keer op keer het examen niet halen vanwege een foutieve uitspraak van een letter, wat op zich geen betrekking heeft op inburgeringskennis, er een hardheidsclausule van toepassing zou moeten zijn?
Het inburgeringsstelsel kent de mogelijkheid inburgeringsplichtigen te ontheffen van de inburgeringsplicht indien zij het examen steeds niet halen terwijl zij toch een «aantoonbare inspanning» leveren. Deze ontheffing van de inburgeringsplicht werkt door in de Vreemdelingenwet 2000. Dit houdt in dat een aanvraag voor voortgezet verblijf of onbepaalde tijd kan worden ingewilligd zonder inburgeringsdiploma.
Ook de naturalisatieprocedure kent overigens een ontheffingsmogelijkheid in zo’n geval; daarbij is de ontheffing beperkt tot de onderdelen staatsinrichting en maatschappij en Nederlands lezen en schrijven.
Na vijftien jaar legaal verblijf in Nederland kan een vreemdeling zonder in het bezit te zijn van een inburgeringsdiploma het Nederlanderschap verkrijgen als hij de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt of tenminste drie jaar is gehuwd met een Nederlander.
Deelt u de mening dat bij vaststelling van een voldoende voor alle overige inburgeringsonderdelen het niet zou moeten kunnen dat een inburgeraar geen diploma kan krijgen vanwege een foutieve uitspraak van een letter, die in de praktijk verstaanbaar is?
De TGN doet een uitspraak op niveau A2, waarvoor geldt dat «de uitspraak duidelijk genoeg is om de spreker te kunnen volgen ondanks een duidelijk hoorbaar accent»(afkomstig uit het Raamwerk NT2).
Uitspraak is een van de kenmerken op basis waarvan het niveau is af te leiden en is ook in de TGN één van de vier deelvaardigheden waarop gemeten wordt. De andere aspecten waarop in de TGN gemeten wordt zijn vloeiendheid, zinsbouw en woordenschat.
We moeten zoveel als mogelijk en redelijk is, voorkomen dat mensen die volgens deskundige taaldocenten in staat zijn zich op een voldoende niveau uit te drukken in de Nederlandse taal, hun best doen en zich goed voorbereiden op het examen, steeds maar weer zakken. Ik twijfel niet aan het systeem van beoordeling maar ik wil de menselijke maat hanteren bij zaken die zo belangrijk zijn voor mensen. Daarom zal ik onderzoeken of en hoe de resultaten van een kandidaat die meerdere malen voor de Toets Gesproken Nederlands is gezakt in Nederland, óók als de spraakcomputer de antwoorden van een kandidaat direct heeft kunnen beoordelen, alsnog door menselijke beoordelaars beoordeeld kunnen.
Over problemen met het examen Toets Gesproken Nederlands (TGN) als onderdeel van het inburgeringsexamen |
|
Sadet Karabulut |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u op de hoogte van de problemen met het examen Toets Gesproken Nederlands (TGN) als onderdeel van het inburgeringsexamen zoals die aan de orde zijn gekomen in het VARA-programma Kassa?1
Deelt u de mening dat de computertest geen geschikte toets vormt voor de spreekvaardigheid van sommige inburgeraars uit met name Aziatische landen? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Hoe kan het dat mevrouw Ning van Vegchel en vele andere mensen, die volledig zijn geïntegreerd en volgens hun docenten, logopedisten en de gemeente wel voldoen aan de spreekvaardigheid op het beoogde niveau A2, toch zakken voor de computertoets TGN vanwege de uitspraak of andere factoren zoals stress, wisselen van woorden en ontbreken van de context?
Is dit niet wrang en oneerlijk gegeven het feit dat mevrouw Ning van Vegchel zich prima verstaanbaar kan maken en voldoet aan het beoogde niveau A2?
Welk perspectief biedt u aan deze mevrouw en inburgeraars in soortgelijke situaties nu zij geen inburgeringsdiploma kunnen halen vanwege de computer met alle gevolgen van dien voor verblijfstitel, naturalisatie, financiën en het gezin: kortom, de toegang, die het inburgeringsdiploma biedt tot het Nederlanderschap met daarbij horende rechten en plichten?
Bent u bereid zo snel mogelijk een mogelijkheid te creëren dat na drie keer zakken voor het onderdeel TGN via de computer, cursisten dit examenonderdeel mondeling bij een examinator mogen afleggen, zodat niet de computer, maar gekwalificeerde mensen de spreekvaardigheid beoordelen? Wilt u het antwoord op deze vraag toelichten?
Bent u bereid onderzoek te doen naar het nut en de noodzaak van het via de computer afnemen van de TGN en de mogelijkheden tot het invoeren van een alternatieve toets middels een examinator? Zo nee, bent u het oneens met taalwetenschapper Strik van de Radboud Universiteit Nijmegen, die bevestigt dat mensen rekening kunnen houden met accent en uitspraak in tegenstelling tot een spraakcomputer?
Deelt u de mening dat inburgeringsonderwijs zo bepalend is voor de toekomst en integratie van migranten in Nederland dat de marktwerking moet worden gestopt en inburgering weer als onderwijs moet worden behandeld onder toezicht van de onderwijsinspectie? Zo nee, bent u ook voor marktwerking in het basisonderwijs?
De voorgenomen uitzetting van een Oeigoerse asielzoeker naar China |
|
Khadija Arib (PvdA), Bram van Ojik (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Is het waar dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een voorlopige voorziening heeft getroffen, waardoor de voor vandaag geplande uitzetting van een Oeigoerse asielzoeker naar China tijdelijk is verhinderd?1 Ziet u af van de geplande uitzetting?
Het klopt dat op 9 januari 2013 een uitzetting naar China stond gepland van een Oeigoerse asielzoeker. Op 8 januari 2013 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de voorlopige voorziening van de betrokken vreemdeling toegewezen en bepaalt dat betrokkene niet wordt uitgezet totdat op het door hem ingestelde hoger beroep is beslist. De uitzetting is derhalve geannuleerd.
Met het oog op het belang van de privacy van de betrokken vreemdeling en gezien het feit dat zijn zaak onder de rechter is, ga ik niet verder in op deze individuele zaak.
Bent u ervan op de hoogte dat deze asielzoeker zich in Nederland actief en publiekelijk heeft ingezet voor de Oeigoerse zaak, bijvoorbeeld door zijn aanwezigheid bij het World Uyghur Congress in 2012, waarvan foto’s op het internet staan en dat daardoor groot gevaar op ernstige mensenrechtenschendingen bij terugkeer naar China ontstaat? Vindt u ook dat daarom opnieuw extra zorgvuldig naar de inhoud van dit asieldossier gekeken moet worden? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid in dit geval af te zien van verdere onomkeerbare stappen totdat duidelijk is welke precieze veiligheidsrisico’s deze asielzoeker bij terugkeer in China zal lopen?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u ervan dat Vluchtelingenwerk Nederland en Amnesty International zich ernstige zorgen maken om zijn veiligheid bij uitzetting naar China? Klopt het dat Oeigoeren die asiel hebben aangevraagd bij terugkeer naar China een reëel risico lopen om in een gevangenis of een werkkamp terecht te komen en slachtoffer worden van ernstige mensenrechtenschendingen zoals marteling? Wat vindt u van de gezamenlijke oproep van deze mensenrechtenorganisaties om geen Oeigoerse asielzoekers naar China uit te zetten?2
Zoals bekend, maak ik bij het vaststellen van het landgebonden asielbeleid inzake herkomstlanden van asielzoekers en bij het beoordelen van individuele asielaanvragen gebruik van de ambtsberichten van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Bij de totstandkoming van deze ambtsberichten wordt onder meer gebruik gemaakt van informatie die afkomstig is van de door u genoemde organisaties en dit wordt uitdrukkelijk vermeld. De in de ambtsberichten genoemde risico’s worden in de asielprocedure meegenomen.
Het laatste algemeen ambtsbericht China dateert van december 2012. Ik bestudeer op dit moment dit ambtsbericht en zal uw Kamer op korte termijn informeren of dit ambtsbericht voor mij aanleiding is om het beleid aan te passen. Daarbij kijk ik ook naar het beleid in andere lidstaten, waaronder Zweden.
Bent u bereid uw Zweedse collega te bevragen over het lot van twee door Zweden uitgezette Oeigoerse asielzoekers en over de achtergrond van de beslissing om voorlopig geen Oeigoeren meer vanuit Zweden naar China uit te zetten?3
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om opnieuw onderzoek te doen naar de veiligheidsrisico’s voor Oeigoerse asielzoekers bij uitzetting naar China en bij dit onderzoek de bij mensenrechtenorganisaties zoals Amnesty International en Human Rights Watch beschikbare informatie uitdrukkelijk te betrekken en hangende dit onderzoek geen Oeigoerse asielzoekers naar China uit te zetten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
De gevolgen van de oorlog in Syrië voor de mogelijkheden van Nederlandse statushouders om te naturaliseren en voor de gezinsleden van vluchtelingen om naar Nederland na te reizen |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Herinnert u zich de brief van de toenmalige minister van Justitie waarin bekendgemaakt werd dat aan 181 Syrische vreemdelingen een verblijfsvergunning werd verstrekt omdat zij op onjuiste wijze waren gepresenteerd aan een delegatie van de Syrische overheid?1
Ja.
Is het waar dat deze mensen inmiddels vijf jaar lang in het bezit zijn van een verblijfsvergunning en zij daarmee, net als andere uit Syrië afkomstige vreemdelingen, in aanmerking kunnen komen voor naturalisatie?
Ja, in principe wel, tenzij iemand het land heeft verlaten of door omstandigheden (bijv. niet-tijdige verlenging van de verblijfsvergunning) niet aan de termijn van vijf jaar toelating en verblijf voldoet.
Hoeveel uit Syrië afkomstige vreemdelingen die in Nederland een verblijfsvergunning hebben, komen op basis van de vijf jaar termijn inmiddels in beginsel in aanmerking voor naturalisatie?
Deze informatie is niet beschikbaar. De IND legt deze gegevens niet vast. Gegevens over aaneengesloten verblijf en de huidige verblijfplaats van de vreemdeling worden niet geregistreerd.
Kunt u aangeven aan welke eisen deze uit Syrië afkomstige vreemdelingen moeten voldoen om Nederlander te worden?
Een vreemdeling die de Nederlandse nationaliteit wil verkrijgen moet minimaal vijf jaar onafgebroken en met een geldige verblijfsvergunning voor een niet-tijdelijk verblijfsdoel in Nederland verblijven. De identiteit en nationaliteit moeten worden aangetoond met een gelegaliseerde en vertaalde of van apostille voorziene geboorteakte en een geldig buitenlands reisdocument (bijv. paspoort). Daarnaast geldt als voorwaarde een inburgeringsdiploma (A2-niveau) of ander bewijs van inburgering en er mag geen sprake zijn van een inbreuk op de openbare orde. Onderdanen uit Syrië kunnen geen afstand doen van hun oorspronkelijke nationaliteit, dus geldt voor hen een uitzondering op de afstandsplicht.
Worden deze vreemdelingen vanwege de oorlog in Syrië vrijgesteld van het vereiste om een geboortebewijs en een paspoort te overleggen, omdat het te onveilig is om naar Syrië te reizen en de overheid ter plaatse buitengewoon instabiel is? Zo nee, bent u bereid in voorkomende gevallen die vrijstelling te verlenen? Zo nee, bent u bereid de criteria voor het aannemen van bewijsnood wegens het niet kunnen bemachtigen van identiteitsdocumenten voor deze Syrische vreemdelingen te versoepelen?
In de naturalisatieprocedure wordt van de verzoeker, houder van een regulier verblijfsrecht, gevraagd een gelegaliseerde geboorteakte en een buitenlands reisdocument (paspoort) over te leggen. Indien verzoeker stelt deze stukken niet te kunnen overleggen, dient hij aan te tonen dat hij in bewijsnood verkeert.
De beoordeling of sprake is van bewijsnood is altijd een individuele beoordeling. Voor de beoordeling van de vraag of terecht een beroep op bewijsnood wordt gedaan, gelden de richtlijnen in de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Slechts in een uitzonderlijk geval kan de vreemdeling die in het bezit is van een verblijfsvergunning regulier een gegrond beroep doen op bewijsnood. De vreemdeling moet objectief en verifieerbaar aantonen dat hij/zij er alles aan gedaan heeft om aan de documenten te komen. Indien wordt aangetoond dat sprake is van bewijsnood wordt voorbijgegaan aan de voorwaarde dat moet worden beschikt over een gelegaliseerde geboorteakte en/of een geldig paspoort.
Hierbij merk ik op dat de Syrische consulaten in Europa open zijn. Onderdanen uit Syrië kunnen bij deze consulaten paspoorten aanvragen en verkrijgen. Of in Syrië geboorteakten kunnen worden verkregen, is afhankelijk van de situatie in de regio waar de betreffende akte moet worden aangevraagd. Voor het aanvragen van een geboorteakte in Syrië kan de vreemdeling eventueel een familielid, kennis of andere derde machtigen.
De legalisatieketen is onderbroken in verband met de opschorting van de werkzaamheden van de Nederlandse ambassade in Damascus. Documenten uit Syrië moeten nog steeds worden gelegaliseerd door het Syrische ministerie van Buitenlandse Zaken.
De situatie in Syrië leidt gelet op het voorgaande niet op voorhand tot de conclusie dat sprake is van bewijsnood. Bij de individuele beoordeling of sprake is van bewijsnood wordt de situatie in het land van herkomst betrokken.
Hoeveel asielzoekers uit Syrië zijn in 2011 en 2012 naar Nederland gevlucht? Hoeveel van hen hebben een asielstatus gekregen?
In 2011 hebben 1702 Syriërs in Nederland een asielaanvraag ingediend. In datzelfde jaar zijn 30 verblijfsvergunningen asiel aan Syrische vreemdelingen verleend (deze 30 zijn niet een op een te relateren aan de 170 aanvragen omdat de aanvraag en de behandeling hiervan niet altijd in hetzelfde kalenderjaar plaatsvindt). Gedurende de tweede helft van 2011 gold een besluit- en vertrekmoratorium voor asielzoekers afkomstig uit Syrië en in deze periode zijn aan Syriërs dus geen asielvergunningen verleend. Medio 2012 liepen deze moratoria af en sindsdien worden Syrische asielaanvragen weer behandeld. Op dit moment geldt een toelatingsbeleid dat volledig recht doet aan de zorgwekkende situatie in Syrië.
Momenteel vindt conversie plaats van het oude primaire registratie- en behandelsysteem van de IND (INDIS) naar een nieuw ontwikkeld systeem (INDiGO). Vanwege deze conversie is gegevenslevering over 2012 maar beperkt mogelijk, namelijk alleen voor de belangrijkste kengetallen en alleen op een geaggregeerd niveau3. Niettemin kan ik u in algemene zin wel melden dat in vergelijking met vorig jaar sprake is van een aanzienlijke stijging van het aantal asielaanvragen door Syriërs, maar dat dit aantal nog steeds een beperkt aandeel vormt in het totale aantal asielaanvragen in Nederland.
Hoeveel gezinsleden van erkende asielzoekers hebben een aanvraag gedaan om na te reizen vanuit Syrië of een derde land zoals Turkije? Wat is de gemiddelde termijn waarbinnen deze nareisaanvragen worden afgehandeld? Herkent u de signalen dat in sommige gevallen de aanvragen om nareis van Syrische gezinsleden van vluchtelingen pas na tien maanden worden behandeld? Wat is hiervan de oorzaak?
Het aantal in 2011 afgehandelde aanvragen om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) die in het kader van nareis zijn ingediend door gezinsleden met de Syrische nationaliteit bedroeg tien en deze zijn ingediend bij de ambassades in Damascus, Syrië en in Beiroet, Libanon. In dat jaar zijn tevens tien mvv-adviesaanvragen, die zijn ingediend door de Syrische vreemdeling in Nederland, beoordeeld en voorzien van advies.
De gemiddelde doorlooptijd van de mvv-aanvragen van Syrische nareizigers in 2011 was 22 weken en die van de mvv-adviesaanvragen van Syrische nareizigers was gemiddeld elf weken. Er is dus geen sprake van een structurele behandelduur van tien maanden, hoewel het niet is uit te sluiten dat de behandeling in individuele gevallen langer duurt dan de gemiddelde doorlooptijd.
De behandelduur van een mvv-aanvraag wordt beïnvloed door verschillende factoren. Deze kan oplopen door het aantal nareisaanvragen dat wordt ingediend. De beoordeling van de mvv-nareisaanvragen vergt meestal meer tijd dan andere mvv-aanvragen omdat de meeste asielzoekers en hun gezinsleden niet in het bezit zijn van (goede) documenten. In die gevallen zal de feitelijke gezinsband op andere wijze moeten worden onderzocht, namelijk door middel van DNA-onderzoek en/of identificerende vragen. Dit kost vanzelfsprekend extra tijd. De nieuwe werkwijze in nareisprocedures zoals deze in de brief aan de Tweede Kamer van 16 juli 2012 bekend is gemaakt, zal naar verwachting een kortere gemiddelde behandelduur tot gevolg hebben.
De gevraagde aantallen zijn gedetailleerd van aard waardoor deze over 2012 niet leverbaar zijn gelet op de conversie.
Deelt u de mening dat door de lange behandelingsduur van de nareisaanvragen gezinnen die uit een oorlogssituatie komen een zeer lange periode van elkaar gescheiden worden en dat dit zoveel mogelijk moet worden voorkomen? Bent u zich er tevens van bewust dat deze nareizende gezinsleden tijdens de aanvraagfase, bijvoorbeeld in Turkije, niet verzekerd zijn van onderdak en andere elementaire levensbehoeften?
Uiteraard ben ik van mening dat de behandeling van nareisaanvragen zo kort mogelijk moet duren. De termijn voor het indienen van een nareisaanvraag is mede daarom gesteld op maximaal drie maanden na vergunningverlening aan de hoofdpersoon, zodat gezinshereniging zo snel mogelijk kan plaatsvinden. Zorgvuldigheid in de behandeling van nareisaanvragen is evenwel van belang, waarbij oog moet zijn voor het tegengaan van fraude. In mijn antwoord op vraag 7 heb ik toegelicht welke factoren de behandelduur onder andere beïnvloeden.
Ik ben mij ervan bewust dat sommige nareizigers – al dan niet legaal – buiten hun herkomstland verblijven. Ook hierom beoog ik de procedures zo kort mogelijk te laten duren. Er is geen regel dat bepaalde zaken voorrang krijgen, dit zou immers ten koste gaan van andere vreemdelingen die al of niet buiten hun land van herkomst – wellicht ook in een lastige positie – verkeren. In de praktijk wordt soms door bijvoorbeeld VluchtelingenWerk Nederland aandacht gevraagd voor een specifieke zaak. In die individuele gevallen waar sprake is van een bijzondere schrijnende situatie wordt waar mogelijk door de IND naar een praktische oplossing gezocht. Hierbij wordt uiteraard steeds in het oog gehouden dat de meeste nareizigers in een lastige positie (kunnen) verkeren.
Bent u bereid daarom extra prioriteit te geven aan deze nareisaanvragen en die met voorrang te behandelen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid het mogelijk te maken om de nareizende gezinsleden in een eerder stadium naar Nederland te laten reizen, zodat zij korter van elkaar gescheiden zijn en zij in Nederland kunnen worden opgevangen? Zo nee, waarom niet?
Inreis op basis van een mvv is pas mogelijk als de mvv-aanvraag die door de vreemdeling is ingediend, positief is beoordeeld. Het is niet mogelijk en wenselijk om vreemdelingen toe te laten voordat deze aanvraag is beoordeeld. Immers, de mvv-procedure is bedoeld om te toetsen of de persoon in aanmerking komt voor een afgeleide asielvergunning en de vreemdeling die een mvv krijgt, kan hiermee legaal Nederland inreizen. Zou de mvv zonder beoordeling worden afgegeven, dan bestaat het risico dat de asielaanvraag in Nederland alsnog wordt afgewezen. Indien de nareiziger mét mvv inreist, kan in beginsel in ieder geval een afgeleide asielvergunning (art. 29, onder e of f Vw) worden verleend. Daarnaast is belangrijk om bij de mvv-aanvraag de persoon te identificeren. Om dezelfde reden kunnen nareizigers niet worden toegelaten voordat de hoofdpersoon een asielvergunning heeft verkregen.
Uiteraard kan een mvv-aanvraag sneller behandeld worden als de vreemdeling relevante informatie, bij voorkeur documenten, overlegt.
De oproep van Vluchtelingenwerk om te stoppen met de grensdetentie van vluchtelingen |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de oproep van Vluchtelingenwerk Nederland om te stoppen met het detineren van vluchtelingen die met het vliegtuig Nederland willen binnenkomen om asiel aan te vragen?1 Wat is uw reactie hierop? Heeft u tevens kennisgenomen van de uitzending van Vrijdagmiddag Live op Radio 1 hierover?2
Ja, ik heb kennisgenomen van de mening van VluchtelingenWerk Nederland.
Nederland heeft in het kader van de Schengengrenscode de verplichting om vreemdelingen die niet aan de toegangsvoorwaarden voldoen, de toegang tot het Schengengebied te weigeren. Uit de Schengengrenscode volgt de verplichting om al het nodige te doen om te voorkomen dat vreemdelingen aan wie de toegang is geweigerd, alsnog toegang tot het Schengengebied verkrijgen. Dit wordt ingevuld door in beginsel aan vreemdelingen die niet voldoen aan de voorwaarden voor toegang, een vrijheidsontnemende maatregel (grensdetentiemaatregel) op te leggen indien hun terugkeer niet onmiddellijk kan worden gerealiseerd. Dat is noodzakelijk omdat wij een Europese verplichting hebben om personen die niet voldoen aan de voorwaarden niet toe te laten in het Schengengebied.
Om die reden worden vreemdelingen aan wie de toegang tot Nederland wordt geweigerd en die een asielaanvraag willen indienen in de gelegenheid gesteld om deze aanvraag, onder voortzetting van de grensdetentiemaatregel, in te dienen in het aanmeldcentrum Schiphol, dat sinds 1 januari 2013 onderdeel uitmaakt van het Justitieel Complex Schiphol. Aldaar wordt binnen de algemene asielprocedure beoordeeld of er direct een beslissing op de aanvraag kan worden genomen, of dat dit nader onderzoek nodig vergt. In de praktijk betekent dit, dat vreemdelingen die asiel aanvragen op Schiphol in de meeste gevallen binnen ongeveer twee weken weten of zij in Nederland mogen blijven. Wanneer nader onderzoek noodzakelijk is, dan wordt de grensdetentiemaatregel in beginsel opgeheven en wordt de vreemdeling overgeplaatst naar een (open) opvangcentrum van waaruit de asielprocedure verder wordt doorlopen. Hierop kan in enkele gevallen een uitzondering worden gemaakt. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer er nader onderzoek nodig is naar de identiteit of nationaliteit van de vreemdeling, wanneer er sprake is van misbruik of fraude, wanneer een ander land verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag of wanneer vermoedelijk artikel 1F Vluchtelingenverdrag zal worden tegengeworpen. In die gevallen wordt de grensdetentiemaatregel gehandhaafd en wordt de zogenaamde gesloten verlengde procedure (GVA) gevolgd. In de gevallen dat de asielaanvraag kan worden afgewezen, wordt de grensdetentiemaatregel in beginsel voortgezet tot aan het vertrek van de vreemdeling uit Nederland. Wanneer de asielaanvraag kan worden ingewilligd wordt de maatregel direct opgeheven. De maatregel wordt in beginsel ook opgeheven indien het niet mogelijk is om binnen zes weken een beslissing op de asielaanvraag te nemen.
Een ieder die asiel vraagt in Nederland vrijelijk toegang geven tot het Schengengebied, louter vanwege het doen van een asielverzoek, zou op gespannen voet staan met de verplichting onze buitengrenzen te bewaken. Tegelijkertijd is met de hiervoor beschreven asielprocedure gewaarborgd dat asielzoekers met een kansrijke asielaanvraag niet langer dan nodig aan een grensdetentiemaatregel worden onderworpen.
Is het waar dat asielzoekers die per vliegtuig naar Nederland komen meteen in detentie worden genomen? Wat is hier de reden van?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u zo precies mogelijk aangeven hoeveel asielzoekers in 2012 in grensdetentie zijn geplaatst, hoeveel asielzoekers in de gesloten verlengde asielprocedure zijn geplaatst en hoeveel kinderen in 2012 in grensdetentie hebben gezeten?
In 2012 zijn door de Koninklijke Marechaussee (KMar) en de Zeehavenpolitie Rotterdam-Rijnmond (ZHP) 6203 vreemdelingen die asiel aanvroegen, overgedragen aan de IND nadat aan hen de toegang tot het Schengengebied was geweigerd en een vrijheidsontnemende maatregel ex artikel 6, eerste en tweede lid, Vw (grensdetentiemaatregel) was opgelegd. Ik heb u bij brief van 20 december 20124 geïnformeerd over het nieuwe beleid in zake het beperken van vreemdelingenbewaring voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen. In 2012 zijn 50 minderjarige vreemdelingen in een Justitiële Jeugdinrichting geplaatst. Aan geen van deze minderjarige vreemdelingen is een grensdetentiemaatregel opgelegd. Het aantal asielzoekers dat in 2012 in de Gesloten Verlengde Asielprocedure (GVA) is geplaatst betreft 50 personen5.
Wat is de duur van de plaatsing van asielzoekers in grensdetentie, uitgesplitst naar korter dan 4 weken, langer dan 4 weken en langer dan 3 maanden?
De gemiddelde duur van de GVA-procedure in 2012 bedroeg 39 dagen. Deze gemiddelde duur is berekend vanaf de datum dat de GVA-beslissing is genomen tot aan de datum van vertrek naar de betreffende Dublin-lidstaat, het land van herkomst en/of de opheffing van de maatregel ex artikel 6 Vw. Bij nog lopende procedures is gerekend tot 31 december 2012.
Op welke gronden zijn deze asielzoekers in grensdetentie geplaatst? Wat zijn de uitkomsten van de asielaanvragen die in de gesloten verlengde asielprocedure worden gevoerd?
De asielaanvragen van deze asielzoekers zijn om de volgende redenen in de GVA-procedure behandeld6:
Aan 30 vreemdelingen is een beschikking uitgereikt in de GVA-procedure. Daarvan zijn 20 vreemdelingen verwijderd naar het land van herkomst of overgedragen aan een andere Dublin-lidstaat. 20 vreemdelingen hadden op 31 december 2012 (nog) geen beschikking gekregen in de GVA-procedure. Het merendeel van deze vreemdelingen is overgeplaatst naar een AZC in afwachting van een beslissing op de asielaanvraag.
Bent u bereid om te bezien of in het geval van grensdetentie, zeker waar het asielzoekers met kinderen betreft, voortaan te voorzien in een alternatief voor grensdetentie of een met andere asielzoekers vergelijkbare wijze van opvang? Zo nee, waarom niet? Op welke wijze kunt u ervoor zorgen dat voor deze groep de grensdetentie tot hooguit een week beperkt blijft?
De achtergrond van de grensdetentie, namelijk de toegangsweigering en de Europeesrechtelijke verplichting te voorkomen dat de vreemdeling alsnog de toegang tot het Schengengebied verkrijgt, leent zich niet snel voor alternatieven. Immers, elk alternatief zal een niet-gesloten setting betreffen en houdt dus het risico in van onttrekken aan toezicht, waarmee de vreemdeling zich toegang tot Nederland verschaft, hetgeen juist moet worden voorkomen. Er vindt wel een weging plaats tussen grensbelang en het persoonlijk belang van de vreemdeling, met name in die gevallen waarin de vreemdeling stelt over alternatieve opvang te kunnen beschikken.
Desalniettemin wordt thans in het kader van het zoeken naar alternatieven voor vreemdelingenbewaring getoetst of voor de specifieke categorie van asielzoekers die in afwachting zijn van de overdracht in het kader van de Dublinverordening, er verantwoorde alternatieven beschikbaar zijn. Ik verwacht uw Kamer hierover voor het zomerreces te kunnen berichten.
Wat is uw beleid ten aanzien van de aanzien van de grensdetentie van alleenstaande minderjarige vreemdelingen, waar in eerdere vragen aandacht voor is gevraagd, nadat de rechtbank in een individuele zaak had geoordeeld dat dit in strijd was met artikel 5 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM)?3
Vrijheidsontneming van vreemdelingen die aangeven minderjarig te zijn en aan wie de toegang is geweigerd, is aan de orde tot de minderjarigheid is vastgesteld. Voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv) aan wie de toegang is geweigerd aan de grens en die wel asiel aanvragen gold voorheen dat hun vrijheid werd ontnomen terwijl hun asielaanvraag werd behandeld in AC Schiphol. Mede naar aanleiding van een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 oktober 2010 is deze praktijk gewijzigd. Dit betekent dat staande praktijk is dat, mits de minderjarigheid niet wordt betwijfeld, de asielaanvraag van amv niet in AC Schiphol zal worden behandeld. In die gevallen wordt de grensdetentiemaatregel direct opgeheven en wordt de aanvraag verder behandeld in het aanmeldcentrum te Den Bosch. De vrijheid van de amv wordt dan dus alleen nog gedurende hooguit enkele dagen ontnomen indien twijfel bestaat over de minderjarigheid van betrokkene. In dat geval zal een leeftijdsonderzoek worden opgestart. De vrijheidsontneming wordt dan voortgezet tot de uitkomsten van het leeftijdsonderzoek bekend is. In gevallen waarin beschermde opvang geïndiceerd is, wordt de amv vanuit AC Schiphol in de beschermde opvang geplaatst. Bij hoge uitzondering kan kortdurend voorzetting van de vrijheidsontneming op Schiphol plaatsvinden indien het COA niet direct plaats in de beschermde opvang beschikbaar heeft.
Deelt u de mening dat mensen die gevlucht zijn bij binnenkomst in Nederland niet meteen langdurig in een cel dienen te worden geplaatst? Deelt u de mening dat er geen grond bestaat om onderscheid te maken tussen asielzoekers die per vliegtuig naar ons land reizen en asielzoekers die dat over land doen?
Ik onderschrijf het belang dat asielzoekers, ook als zij aan de grens geweigerd zijn, niet langer in hun vrijheid worden beperkt dan noodzakelijk. Dat is ook reden dat bij asielzoekers waarvan wordt geconstateerd dat zij mogelijk in aanmerking komen voor asiel, meteen de bewaring wordt opgeheven. Ik streef er steeds naar bewaring zo beperkt mogelijk op te leggen en voor een zo kort mogelijke duur, maar hecht wel aan de bovenbeschreven uitgangspunten voor een goede grensbewaking van het Schengengebied.
Het onderscheid in de benadering van vreemdelingen die over land naar Nederland reizen, en zij die dat via de lucht doen, is gerechtvaardigd. Dit zijn namelijk twee verschillende situaties die een verschillende benadering rechtvaardigen. In het ene geval betreft het vreemdelingen die reeds in het Schengengebied aanwezig zijn. In het andere geval betreft het vreemdelingen die, zonder aan de voorwaarden te voldoen, toegang tot het Schengengebied wensen.
Het bericht dat de gemeente Smallingerland in januari 2013 begint met noodopvang voor uitgeprocedeerde asielzoekers |
|
Sietse Fritsma (PVV), Fleur Agema (PVV) |
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Omstreden noodopvang Drachten begint in januari»?1
Hoe is het mogelijk dat u in de beantwoording van onze eerdere vragen over dit onderwerp op 13 december 2012 heeft gesteld dat niet duidelijk is of en op welke wijze de gemeente Smallingerland noodopvang gaat verlenen, terwijl uit het bovengenoemde bericht blijkt dat één en ander reeds geconcretiseerd is en dat deze gemeente al per 1 januari 2013 met de opvang gaat beginnen? Heeft u hieromtrent daadwerkelijk navraag bij deze gemeente gedaan? Zo ja, heeft de gemeente Smallingerland u hierover onjuist of onvolledig geïnformeerd? Zo ja, welke consequenties verbindt u daaraan?
Deelt u de mening dat de gemeente Smallingerland met dit besluit de in 2007 gemaakte afspraak dat geen noodopvang meer zal worden geboden aan uitgeprocedeerde asielzoekers keihard aan haar laars lapt en dat dit onacceptabel is? Zo nee, waarom niet?
Welke maatregelen bent u voornemens te treffen om de uitvoering van dit concrete voornemen van de gemeente Smallingerland tegen te houden? Bent u bereid om de Nederlandse gemeenten voor eens en altijd duidelijk te maken dat dergelijke schaamteloze ondermijning van het vreemdelingenbeleid en van gemaakte afspraken niet wordt getolereerd?
Bent u bereid om aan de gemeente Smallingerland duidelijk te maken dat het geld dat gemeenten krijgen voor de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning bedoeld is voor zorg, niet voor verblijf van mensen die niet eens in Nederland mogen zijn en dat ook huurhuizen bedoeld zijn voor mensen die verblijfsrecht in Nederland hebben?
Bent u tevens bereid om het deels met belastinggeld gefinancierde Vluchtelingenwerk Nederland duidelijk te maken dat medewerking aan deze plannen van de gemeente Smallingerland niet zal worden geaccepteerd? Zo nee, waarom niet?
De barrières bij de gezinshereniging van vluchtelingen |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzending De Vijfde Dag van donderdag 6 december 2012 over de gezinshereniging van vluchtelingen? Heeft u tevens kennisgenomen van het rapport «Hoelang duurt het nog voordat we naar onze moeder kunnen» van Defence for Children en Vluchtelingenwerk Nederland?
Ja.
Wat is uw reactie op deze uitzending en op dit rapport?
De nareisprocedure is een zorgvuldige procedure die gezinshereniging voor asielvergunninghouders mogelijk maakt, zonder dat zij aan bijvoorbeeld het middelenvereiste hoeven te voldoen. Vanwege ervaringen uit het verleden is er aandacht voor het tegengaan van fraude. Hiermee wordt tevens geborgd dat er geen kinderen worden onttrokken aan het ouderlijk gezag van een achterblijvende ouder, worden gesmokkeld of zelfs verhandeld.
Asielvergunninghouders en hun gezinsleden zijn vaak niet in het bezit van documenten om de gezinsband aan te tonen. In die gevallen kan door middel van DNA-onderzoek en/of identificerend onderzoek de (biologische) gezinsband worden vastgesteld.
De toenmalige minister voor Immigratie, Integratie en Asiel heeft gekeken naar de uitvoering van het nareisbeleid en medio 2012 de Tweede Kamer en Eerste Kamer hierover uitgebreid geïnformeerd1, en ik verwijs u graag hiernaar. Conclusie van De toenmalige minister voor Immigratie, Integratie en Asiel was – onder meer naar aanleiding van een werkbezoek in Kenia – dat er sprake is van een zorgvuldige procedure, waarbij ook ten volle aandacht is voor het tegengaan van fraude. In deze brief is een aantal wijzigingen in de uitvoering van het nareisbeleid gepresenteerd, waarvan de belangrijkste maatregel is dat bij biologische gezinsleden van kerngezinsleden (bestaande uit beide partners en hun gezamenlijke biologische minderjarige kinderen) DNA-onderzoek wordt uitgevoerd als er geen documenten zijn, en er in beginsel geen identificerend gehoor plaatsvindt. Op basis van DNA-onderzoek (waaruit de relatie tussen beide ouders en hun gezamenlijke kinderen blijkt) en de verklaringen van de hoofdpersoon wordt de gezinsband aangenomen. Op deze manier blijft er voldoende aandacht voor fraude, die vooral plaatsvindt en kan vinden bij complexe gezinsbanden zoals samengestelde gezinnen en pleegkinderen. Overige gezinsleden krijgen daarom nog steeds een identificerend gehoor.
Ik herken het beeld dat door VluchtelingenWerk Nederland (VWN) en Defence for Children (DfC) wordt neergezet aangaande de nareisprocedure dan ook niet. De kritische toonzetting van het rapport en van de televisie-uitzending verbaast mij. Vanaf begin 2012 is intensief samengewerkt met VWN naar aanleiding van alle kritiek op de nareisprocedure en de genoemde aanpassingen in de uitvoering zijn in overleg met VWN tot stand gekomen. Over de wijze van horen op de ambassades is eveneens met VWN uitgebreid gesproken en onder andere zijn verbeteringen aangebracht ten aanzien van de verslaglegging van de gehoren.
Ook de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in oktober 20122 geoordeeld dat de wijze van horen op de ambassades op een goede manier plaatsvindt. In deze uitspraak zijn eveneens alle kritische punten besproken die in het rapport en in de uitzending genoemd zijn, zoals de kwaliteit van de tolken en de aard van de vragen die gesteld worden. Verder vindt er regelmatig overleg plaats tussen VWN en de IND over knelpunten in individuele zaken, waarbij constructief naar een oplossing wordt gezocht.
Bent u bereid te reageren op de aanbevelingen in het rapport? Bent u tevens bereid deze aanbevelingen op te volgen?
Ja, daar ben ik toe bereid. Een beknopte reactie geef ik reeds in deze beantwoording, en hieruit moge blijken dat ik het niet met alle elementen uit het rapport eens ben. U ontvangt in het voorjaar van 2013 een uitgebreidere reactie.
Deelt u de mening dat de huidige praktijk van de nareis van gezinsleden van vluchtelingen ervoor kan zorgen dat kinderen niet met hun ouders herenigd kunnen worden?
Het nareisbeleid heeft als doel gezinsleden te herenigen die gescheiden zijn door de vlucht van de hoofdpersoon. De bewijslast dat aan de voorwaarden wordt voldaan ligt bij de vreemdeling. Door middel van identificerende gehoren en DNA-onderzoek wordt de vreemdeling die geen documenten heeft om de gezinsband aan te tonen, gefaciliteerd om deze alsnog aannemelijk te maken. Zoals door mij is aangegeven en ook in de genoemde brief van mijn voorganger uit juli 2012 is beschreven, zien de vragen op basale zaken waarop gezinsleden die daadwerkelijk samen een gezin hebben gevormd, eenduidig zouden moeten kunnen antwoorden. Futiele tegenstrijdigheden worden in dit verband uiteraard niet aangerekend.
Bent u bereid om het criterium «feitelijke gezinsband» voor vluchtelingen af te schaffen, zodat zij niet achtergesteld worden ten opzichte van reguliere gezinsherenigers? Zo nee, waarom niet?
Dit betreft een van de aanbevelingen en zal nog aan de orde komen in mijn reactie op het rapport. Daarbij wil ik al melden dat het feitelijk behoren tot het gezin een wettelijke eis is voor nareizigers.
Bent u bereid de zaken die sinds 2009 onder het aangescherpte beleid zijn afgewezen, te herzien, zodat afgewezen kinderen alsnog herenigd kunnen worden met hun ouders en zij zo dezelfde behandeling krijgen als de huidige groep gezinsherenigers? Bent u bereid aan deze groep biologische kinderen alsnog een DNA-onderzoek aan te bieden, waarbij met een positieve uitkomst de gezinsband wordt aangenomen? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u hiervoor naar mijn antwoord op vraag 3 aangezien dit een van de aanbevelingen betreft.
Wat zijn de onderliggende gegevens over fraude die de afwijzingspercentages van 82% in 2011 en 2012 zouden rechtvaardigen? Kunt u onderbouwen of er daadwerkelijk sprake is van fraude, wat voor fraude dit dan betreft, en in welke mate die fraude voorkomt?
Nareisaanvragen kunnen om verschillende redenen worden afgewezen en in de meeste gevallen gebeurt dit omdat niet voldaan is aan de voorwaarden. Dit kan bijvoorbeeld gaan om vreemdelingen die niet onder het nareisbeleid vallen omdat de feitelijke gezinsband verbroken is (bijvoorbeeld een meerderjarig kind met een eigen gezin). De afwijzingsgronden worden niet apart geregistreerd en zijn dus niet uit de systemen te genereren. Bij de meeste nareiszaken die worden afgewezen is dat, volgens een inschatting van de IND, wegens het ontbreken van de feitelijke gezinsband. Een afwijzing betekent niet per definitie dat er sprake is van fraude. Wel is in het verleden veel fraude in nareiszaken geconstateerd en daarom is de behandeling van de aanvragen aangepast, hetgeen er toe heeft geleid dat er meer zaken zijn afgewezen.
Het bericht dat uitgeprocedeerde Somalische asielzoekers weer op straat zijn gezet |
|
Henk Krol (50PLUS), Sharon Gesthuizen (GL), Liesbeth van Tongeren (GL), Joël Voordewind (CU), Gerard Schouw (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Is het waar dat Somaliërs uit het voormalig tentenkamp in Amsterdam na hun verwijdering uit dat kamp alsnog door de politie op straat zijn gezet? Zo ja, hoe groot is deze groep Somaliërs?
Na hun aanhouding is een groep van ongeveer 50 Somaliërs heengezonden. Hierbij is hen gewezen op de mogelijkheid om onderdak te krijgen in een vrijheidsbeperkende locatie. Dit vereist uiteraard wel bereidheid bij deze vreemdelingen om aan het vertrek te werken. Geen enkele vreemdeling heeft echter van deze mogelijkheid gebruikt gemaakt.
Vindt u het verantwoord om deze groep in het huidige winterweer op straat te laten leven? Zo nee, gaat u zorgen voor menswaardige opvang voor de Somalische vreemdelingen?
Er is deze groep vreemdelingen een alternatief aangeboden door het Rijk. Daarover heb ik uw Kamer bij brief van 15 november 20121 geïnformeerd. Het merendeel van de vreemdelingen uit het voormalige tentenkamp heeft echter geweigerd om van dit alternatief gebruik te maken.
Ik ben bereid om onderdak te bieden aan deze vreemdelingen, onder de voorwaarde dat wordt meegewerkt aan terugkeer. Dat is ook logisch want het perspectief voor deze vreemdelingen is terugkeer. Het aanbieden van onderdak zonder het stellen van deze voorwaarde vind ik allerminst een structurele oplossing en zou bovendien onterechte verwachtingen wekken bij deze vreemdelingen. Als een afgewezen asielzoeker ervoor kiest om geen gevolg te geven aan de afwijzende beslissing op zijn asielaanvraag en de bijhorende vertrekplicht, kan het niet zo zijn dat de Nederlandse overheid onderdak moet (blijven) verstrekken. De vreemdeling maakt hierin een bewuste keuze waar hij dan ook zelf verantwoordelijkheid voor moet dragen.
Protestacties zoals in Amsterdam en Den Haag waarbij vreemdelingen hun onvrede uiten over het Nederlandse asielbeleid en de beslissing in hun individuele zaak, kunnen nooit aanleiding zijn om het geldende asiel- en opvangbeleid dat zorgvuldig tot stand is gekomen, aan de kant te schuiven.
Deelt u de mening dat deze situatie voorkomen had kunnen worden als u de motie-Gesthuizen c.s. had uitgevoerd?1 Hebt u zich conform het rijksakkoord maximaal ingezet om te voorkomen dat uitgeprocedeerde asielzoekers op straat zouden komen zonder te worden uitgezet?
In mijn brief van 28 november 20123 aan uw Kamer heb ik beschreven hoe ik uitvoering geef aan deze motie. Ik heb toegelicht dat deze motie aansluit bij het huidige buitenschuldbeleid. Ik ben bereid om vreemdelingen opvang te bieden wanneer de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) positief heeft geadviseerd over de afgifte van een verblijfsvergunning op basis van het buitenschuldbeleid zolang de beoordeling bij de IND loopt.
Uw tweede vraag verwijst naar het Rijksakkoord, maar ik neem aan dat hier het Bestuursakkoord met de VNG uit 2007 wordt bedoeld. Het bestuursakkoord bevat inderdaad een inspanningsverplichting voor het Rijk om het daadwerkelijke vertrek uit Nederland van vreemdelingen die geen recht (meer) hebben op verblijf in Nederland zo veel mogelijk te faciliteren en te realiseren. Het faciliteren van een uitgeprocedeerde vreemdeling bij het realiseren van zijn vertrek is sinds 2007 steeds verder uitgebreid. Zo bestaat de mogelijkheid om onderdak te krijgen in een vrijheidsbeperkende locatie. Daarnaast wordt opvang verstrekt gedurende de vertrektermijn van 28 dagen na een afwijzing in de algemene asielprocedure. Door deze maatregelen heeft de uitgeprocedeerde vreemdeling een dak boven zijn hoofd terwijl hij meewerkt aan terugkeer.
Sinds medio 2011 kunnen gezinnen met minderjarige kinderen terecht in gezinslocaties voor zover bij gebrek aan onderdak van het Rijk een humanitaire noodsituatie dreigt te ontstaan en zolang het vertrek uit Nederland nog niet is gerealiseerd. Al deze maatregelen dragen ertoe bij om zoveel mogelijk te voorkomen dat gemeenten worden geconfronteerd met uitgeprocedeerde asielzoekers in hun gemeente. Een volledig sluitende aanpak kan echter niet worden gegarandeerd omdat de bereidheid van de vreemdeling om actief mee te werken aan zijn terugkeer ook van belang is.
De vreemdeling moet bereid zijn om mee te werken aan zijn terugkeer als na een zorgvuldige asielprocedure is geoordeeld dat hij geen bescherming in Nederland nodig heeft. Het is immers primair aan de vreemdeling zelf om zijn vertrek uit Nederland vorm te geven. Dat betekent niet dat hij er daarbij alleen voor staat. Hij heeft de mogelijkheid om de hulp van de DT&V in te roepen of zich te wenden tot de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en andere ngo’s. De voornoemde organisaties hebben tot doel om vreemdelingen perspectief te bieden op een duurzame terugkeer naar het land van herkomst. Diverse projecten in het kader van vrijwillige, duurzame terugkeer en herintegratie van organisaties, zoals Maatwerk bij Terugkeer, Stichting WereldWijd, Stichting Nieuwkomers, Vluchtelingenwerk Brabant-Centraal en IOM worden door het Rijk gesubsidieerd.
Hoe verantwoordt u deze situatie, aangezien de Raad van State heeft geoordeeld dat uitgeprocedeerde Somaliërs niet in vreemdelingendetentie mogen worden gezet omdat er geen zicht is op uitzetting en dat terugkeer dus niet mogelijk is?
Uw Kamer is op 6 augustus 2012 in antwoord op schriftelijke vragen van het lid Dijksma (PvdA)4 geïnformeerd over de betekenis van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 17 juli 2012. Zoals toen is uitgelegd, ziet de uitspraak op de mogelijkheden tot gedwongen terugkeer in situaties waarin vanaf het vliegveld door de stad Mogadishu gereisd moet worden naar andere delen van Somalië. In mijn brief van 14 december 2012 heb ik u laten weten dat ik op basis van het ambtsbericht over Somalië van eind november, de situatie in Mogadishu niet langer beoordeel als een situatie zoals bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn. De situatie in de stad is zodanig verbeterd dat niet langer sprake is van een situatie van willekeurig geweld die zo ernstig is dat een ieder een reëel risico loopt.
De uitspraak van de Afdeling had geen betekenis voor het toelatings- en opvangbeleid voor personen uit Somalië omdat het uitgangspunt zelfstandig vertrek is, en dit is altijd mogelijk geweest. Somalische vreemdelingen die bereid zijn om terug te keren, kunnen dus terugkeren.
De beleidswijziging waarover ik u op 14 december 2012 heb bericht, brengt met zich mee dat ook gedwongen terugkeer naar alle delen van Somalië weer mogelijk is. Bij het vertrek uit Nederland heeft zelfstandig vertrek zoals gezegd de voorkeur en indien de vreemdeling hieraan geen medewerking wenst te verlenen, kan worden overgegaan tot gedwongen vertrek. Het gedwongen vertrek naar Somalië zal zorgvuldig opgestart worden. Per individuele vreemdeling wordt bekeken welke vertrekmogelijkheden er zijn.
Hoeveel Somalische vreemdelingen zijn de afgelopen twee jaar succesvol vrijwillig teruggekeerd?
Sinds 2010 zijn ongeveer 25 Somalische vreemdelingen zelfstandig teruggekeerd naar Somalië, daarbij gefaciliteerd door de DT&V. Dit betrof zowel Somaliërs uit Zuid- en Centraal Somalië als uit Noord-Somalië.
Het bericht dat uitgeprocedeerde Somalische asielzoekers weer op straat zijn gezet |
|
Henk Krol (50PLUS), Sharon Gesthuizen (GL), Gerard Schouw (D66), Joël Voordewind (CU), Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Is het waar dat naast de Somaliërs uit het voormalig tentenkamp in Amsterdam, die na hun verwijdering uit dat kamp alsnog door de politie op straat zijn gezet, ook vrijwel alle andere bewoners van het voormalig tentenkamp in de avond van 30 november op straat zijn gezet? Zo ja, hoe groot is de groep dan in totaal?
Het klopt dat het merendeel van de vreemdelingen na hun aanhouding is heengezonden. Hierbij is hen gemeld dat ze onderdak konden krijgen in een vrijheidsbeperkende locatie, wat uiteraard wel vereist dat ze bereid zijn om aan hun terugkeer mee te werken. Geen enkele vreemdeling is hier echter op ingegaan.
Vindt u het verantwoord om deze groep in het huidige winterweer op straat te laten leven? Zo nee, gaat u zorgen voor menswaardige opvang voor de vreemdelingen?
Er is deze groep vreemdelingen een alternatief aangeboden door het Rijk. Daarover heb ik uw Kamer bij brief van 15 november 20121 geïnformeerd. Het merendeel van de vreemdelingen uit het voormalige tentenkamp heeft echter geweigerd om van dit alternatief gebruik te maken.
Ik ben bereid om onderdak te bieden aan deze vreemdelingen, maar onder de voorwaarde dat wordt meegewerkt aan terugkeer. Dat is ook logisch want het perspectief voor deze vreemdelingen is terugkeer. Het aanbieden van onderdak zonder het stellen van deze voorwaarde vind ik allerminst een structurele oplossing en zou bovendien onterechte verwachtingen wekken bij deze vreemdelingen. Als een afgewezen asielzoeker ervoor kiest om geen gevolg te geven aan de afwijzende beslissing op zijn asielaanvraag en de bijhorende vertrekplicht, kan het niet zo zijn dat de Nederlandse overheid onderdak moet (blijven) verstrekken. De vreemdeling maakt hierin een bewuste keuze waar hij dan ook zelf verantwoordelijkheid voor moet dragen.
Protestacties zoals in Amsterdam en Den Haag waarbij vreemdelingen hun onvrede uiten over het Nederlandse asielbeleid en de beslissing in hun individuele zaak, kunnen nooit aanleiding zijn om het geldende asiel- en opvangbeleid dat zorgvuldig tot stand is gekomen, aan de kant te schuiven.
Deelt u de mening dat – ook voor deze groep – deze situatie voorkomen had kunnen worden als u de motie-Gesthuizen c.s.1 had uitgevoerd? Hebt u zich conform het rijksakkoord maximaal ingezet om te voorkomen dat uitgeprocedeerde asielzoekers op straat zouden komen zonder te worden uitgezet?
In mijn brief van 28 november 20123 aan uw Kamer heb ik beschreven hoe ik uitvoering geef aan deze motie. Ik heb toegelicht dat deze motie aansluit bij het huidige buitenschuldbeleid. Ik ben bereid om vreemdelingen opvang te bieden wanneer de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) positief heeft geadviseerd over de afgifte van een verblijfsvergunning op basis van het buitenschuldbeleid zolang de beoordeling bij de IND loopt.
Uw tweede vraag verwijst naar het Rijksakkoord, maar ik neem aan dat hier het Bestuursakkoord met de VNG uit 2007 wordt bedoeld. Het bestuursakkoord bevat inderdaad een inspanningsverplichting voor het Rijk om het daadwerkelijke vertrek uit Nederland van vreemdelingen die geen recht (meer) hebben op verblijf in Nederland zo veel mogelijk te faciliteren en te realiseren. Het faciliteren van een uitgeprocedeerde vreemdeling bij het realiseren van zijn vertrek is sinds 2007 steeds verder uitgebreid. Zo bestaat de mogelijkheid om onderdak te krijgen in een vrijheidsbeperkende locatie. Daarnaast wordt opvang verstrekt gedurende de vertrektermijn van 28 dagen na een afwijzing in de algemene asielprocedure. Door deze maatregelen heeft de uitgeprocedeerde vreemdeling een dak boven zijn hoofd terwijl hij meewerkt aan terugkeer.
Sinds medio 2011 kunnen gezinnen met minderjarige kinderen terecht in gezinslocaties voor zover bij gebrek aan onderdak van het Rijk een humanitaire noodsituatie dreigt te ontstaan en zolang het vertrek uit Nederland nog niet is gerealiseerd. Al deze maatregelen dragen ertoe bij om zoveel mogelijk te voorkomen dat gemeenten worden geconfronteerd met uitgeprocedeerde asielzoekers in hun gemeente. Een volledig sluitende aanpak kan echter niet worden gegarandeerd omdat de bereidheid van de vreemdeling om actief mee te werken aan zijn terugkeer ook van belang is.
De vreemdeling moet bereid zijn om mee te werken aan zijn terugkeer als na een zorgvuldige asielprocedure is geoordeeld dat hij geen bescherming in Nederland nodig heeft. Het is immers primair aan de vreemdeling zelf om zijn vertrek uit Nederland vorm te geven. Dat betekent niet dat hij er daarbij alleen voor staat. Hij heeft de mogelijkheid om de hulp van de DT&V in te roepen of zich te wenden tot de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en andere ngo’s. De voornoemde organisaties hebben tot doel om vreemdelingen perspectief te bieden op een duurzame terugkeer naar het land van herkomst. Diverse projecten in het kader van vrijwillige, duurzame terugkeer en herintegratie van organisaties, zoals Maatwerk bij Terugkeer, Stichting WereldWijd, Stichting Nieuwkomers, Vluchtelingenwerk Brabant-Centraal en IOM worden door het Rijk gesubsidieerd. Ook in het kader van de pilots «Alternatieven voor Vreemdelingenbewaring» worden organisaties gefinancierd die een bijdrage leveren aan duurzame zelfstandige terugkeer.
Blijft u bij uw mening dat noodopvang door de gemeenten in principe overbodig is?
Bent u bereid deze vragen binnen een week te beantwoorden?
Ja. Ik zie geen aanleiding voor het inrichten van structurele noodopvang. Zoals ik in antwoord op vraag 3 heb beschreven, spant het Rijk zich maximaal in om uitgeprocedeerde vreemdelingen te faciliteren bij het realiseren van de terugkeer. Gemeenten kunnen met de DT&V contact opnemen als ze worden geconfronteerd met uitgeprocedeerde vreemdelingen die in hun gemeente op straat leven.
Daarnaast vind ik structurele noodopvang ook onwenselijk. Structurele noodopvang geeft een dubbelzinnig signaal aan de vreemdeling omdat deze opvang veelal niet gekoppeld is aan de voorwaarde van het meewerken aan vertrek en in die zin allerminst een duurzame oplossing is.
De stand van zaken rond de noodzakelijke uitzetting van een Iraakse eermoordenaar |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is de stand van zaken betreffende de verblijfsprocedure(s) en de voorbereiding van de dringend noodzakelijke verwijdering uit Nederland van de Iraakse eermoordenaar M.M.A., over welke zaak ik eerder op 24 januari 2008, 13 oktober 2008, 7 januari 2009, 3 juni 2009, 19 oktober 2009 en 14 september 2010 vragen heb gesteld?1
Bent u bekend met het feit dat deze pleger van een barbaarse moord blijkens door de Kamer van Koophandel verstrekte gegevens thans in Leeuwarden een juridisch adviesbureau drijft onder de naam «Kajien Juristenkantoor»?2 Hoe is het mogelijk dat een vreemdeling die niet in het bezit zou mogen zijn van een verblijfsvergunning een eigen bedrijf opstart?
Waarom is de Kamer niet op de hoogte gehouden van ontwikkelingen in deze zaak, ook al is dit bij de beantwoording van de eerdere vragen van 14 september 2010 wel toegezegd? Kunt u toezeggen de Kamer vanaf nu volledig op de hoogte te houden van alle ontwikkelingen in dit dossier? Zo neen, waarom niet?