Uitspraken van de directeur van de IND inzake toepassing van de discretionaire bevoegdheid in de zaak van een dorststaker uit Kameroen |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de mededeling van de directeur van de IND dat in het geval van een dorststaker uit Kameroen de discretionaire bevoegdheid is toegepast op grond van nieuw bekend geworden gegevens?1
Ja.
Bent u bereid de Kamer vóór het eerstvolgende algemeen overleg over vreemdelingen- en asielbeleid middels een vertrouwelijk ter inzage te leggen brief inzicht te geven in het samenstel van de bijzondere (nieuwe) omstandigheden dat heeft geleid tot toepassing van de discretionaire bevoegdheid in deze zaak?
Zoals ik reeds eerder heb aangegeven in mijn beantwoording aan uw Kamer (2013Z08916) vind ik het niet wenselijk om in de beantwoording van Kamervragen in te gaan op individuele aspecten van een zaak. Dit geldt ook voor een uw Kamer vertrouwelijk ter inzage te leggen brief.
Zo nee, waarom deelt u de mening niet dat de Kamer -op vertrouwelijke wijze- inzicht moet hebben in de manier waarop de discretionaire bevoegdheid wel of niet wordt toegepast, zoals overigens ook in andere zaken is gebeurd en zoals dat in lijn ligt van de controlerende taak van de Kamer?
Vanzelfsprekend respecteer ik de wens van uw Kamer om inzichtelijk te krijgen op welke wijze beleid wordt uitgevoerd, opdat uw Kamer haar controlerende taak kan vervullen. Ik ben ook altijd bereid antwoorden over de uitvoering van het beleid te geven en uw Kamer uitvoerig te informeren over de uitvoeringsprocessen. Daarbij ben ik van mening dat het in het algemeen mogelijk is uw Kamer deze inzage te bieden zonder in te hoeven gaan op de individuele achtergrond van vreemdelingen. Wanneer vreemdelingen met hun dossier niet actief de publiciteit zoeken, past mij in het bijzonder grote terughoudendheid met het vertrouwelijk verstrekken van persoonlijke informatie.
Bent u bereid deze vragen uiterlijk volgende week te beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Ik heb uw Kamer deze beantwoording zo spoedig als mogelijk doen toekomen.
Het bericht dat het aantal toegewezen asielaanvragen in Nederland veel hoger ligt dan in de rest van de EU |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hoe is het mogelijk dat Nederland (relatief) veel meer asielverzoeken inwilligt dan andere Europese landen?1
Ja, ik onderschrijf de uitleg van de hoofddirecteur van de IND over de verschillen in inwilligingspercentages binnen de EU. Het verschil in de inwilligingspercentages tussen de lidstaten kan niet eenduidig worden verklaard. De hoofddirecteur heeft er in dat kader op gewezen dat er een aantal factoren is dat deze verschillen mogelijk kan verklaren, zoals de verschillen in landen van herkomst van de asielzoekers en verschillen in de uitvoering van het gemeenschappelijk asielbeleid in verschillende EU-landen.
Voor een nadere toelichting op de mogelijke redenen die ten grondslag kunnen liggen aan het verschil in de inwilligingspercentages verwijs ik naar het antwoord (20 augustus 2013, kenmerk 2012Z14484) van de toenmalige minister voor Immigratie, Integratie en Asiel op vragen van het lid Van Nieuwenhuizen (VVD). Hierin werd gemeld dat het verschil in inwilligingspercentage mogelijk mede toe te schrijven is aan de aard van de Nederlandse asielprocedure en de aandacht voor het snel afdoen van kansloze aanvragen in de korte aanmeldcentrumprocedure. Nederland is met de introductie van de aanmeldcentra en de toenmalige 24-uursprocedure koploper geweest binnen Europa in het neerzetten van een korte procedure waarin kansloze aanvragen werden afgedaan. Dit stelsel is sindsdien met een aantal belangrijke verbeteringen steeds verder uitgebouwd. Het is zeer wel mogelijk dat daarmee Nederland weinig aantrekkelijk is voor vreemdelingen die geen bescherming tegen terugkeer behoeven, maar toch door middel van een asielprocedure toegang tot Europa zoeken. Vanuit dat perspectief is een lage instroom van asielzoekers met kansloze aanvragen wenselijk en kan een relatief hoog inwilligingspercentage (mede) worden verklaard.
Onderschrijft u de uitspraak van de directeur van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) dat dit deels wordt veroorzaakt door verschillen in regelgeving? Zo ja, welke specifieke verschillen in regelgeving zorgen er voor dat Nederland relatief veel asielzoekers toelaat?
Zie antwoord vraag 1.
Welke andere oorzaken bestaan er voor het relatief hoge percentage aan inwilligingen?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het absurd is dat juist Nederland zoveel asielzoekers toelaat, terwijl het al zoveel problemen heeft met allochtonen die zijn oververtegenwoordigd op het gebied van bijvoorbeeld uitkeringsafhankelijkheid en criminaliteit? Zo nee, waarom niet?
Nee, deze mening deel ik niet. Ik meen dat Nederland die asielzoekers moet toelaten die volgens de internationale normen behoefte hebben aan bescherming.
Bent u bereid de toelating van asielzoekers stevig in te dammen en het voorstel over te nemen dit te maximeren op 1000 personen van wie vaststaat dat ze niet in de eigen regio kunnen worden opgevangen? Zo nee, waarom niet?
Nee, hiertoe ben ik niet bereid aangezien ik meen dat Nederland bescherming moet bieden aan hen die daar, volgens de internationaal vastgestelde normen, recht op hebben. Hierbij past geen maximalisatie of «plafond» aangezien wij dan, bij afwijzing van asielzoekers die recht hebben op bescherming, deze internationale normen (zoals vastgelegd in het Vluchtelingenverdrag, het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en in het Europese asiel acquis) zouden overtreden.
De medische behandeling van vreemdelingen |
|
Joël Voordewind (CU), Gerard Schouw (D66), Linda Voortman (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kunt u aangeven op grond waarvan u tot de conclusie komt dat er geen enkele reden is om geloof te hechten aan de beweringen van de vertrouwensarts van de Guinese asielzoeker?
Zoals ik in mijn brief van 21 mei 2013 reeds heb aangegeven, wordt een Intern Bijstandsteam (hierna IBT) niet zomaar ingezet. Een intern bijstandsteam kan worden ingezet bij de handhaving van de orde en/of de veiligheid in de inrichting en het beheersbaar maken van incidenten met een verhoogd veiligheidsrisico waarbij de mogelijkheid bestaat dat geweld moet worden toegepast. Betrokkene heeft zich op meerdere momenten verbaal en fysiek intimiderend richting medewerkers van DJI uitgelaten. Dit is ook verschillende malen door het personeel gerapporteerd. Het karakter van de uitingen was dermate ordeverstorend en intimiderend dat het afdelingshoofd heeft besloten om het IBT-team in te schakelen bij de interne overbrenging van betrokkene. Bij deze beslissing is ook zijn gewelddadige en agressieve gedrag in het verleden betrokken, waarbij de betrokken ingeslotene herhaaldelijk medewerkers had beschadigd. Het afdelingshoofd heeft onder ambtseed een gedetailleerd verslag opgesteld van de gehele actie (aanleiding, uitvoering en afloop). Hierin is gemeld dat enkel dwang is gebruikt, zoals door de wet is toegestaan. Van schoppen en slaan was nadrukkelijk geen sprake.
Daarnaast hecht ik ook waarde aan het feit dat een IBT bestaat uit medewerkers uit de inrichting die volgens vastgestelde geweldsinstructies werken en hier speciaal toe zijn opgeleid en toegerust. De commandant van het interne bijstandsteam heeft conform de Geweldsinstructie penitentiaire inrichtingen verslag uitgebracht aan de directeur van het Detentiecentrum Rotterdam (hierna DCR).
Zoals ik reeds in de kamerbrief van 21 mei 2013 heb aangegeven, wordt een ingeslotene normaliter na een actie van het IBT onderzocht door de medische staf om te bezien of sprake is van eventuele verwondingen, die immers gezien de aard van een optreden door een IBT niet zijn uit te sluiten. De betrokken ingeslotene is derhalve ook bezocht door de medische staf, maar heeft een onderzoek geweigerd. Daarom kon niet worden vastgesteld of sprake was enige verwondingen. Ook eventuele blauwe plekken waren zonder verder onderzoek visueel niet waarneembaar. Op een later moment heeft mevrouw Bonsen wel geconstateerd dat sprake was van (enkele) blauwe plekken en ik ga – mede gelet op het feit dat zij betrokkene wel heeft onderzocht – ook uit van de juistheid van haar constatering. Er bestaat voor het overige een discrepantie tussen het beeld dat mevrouw Bonsen schetst en het verhaal dat ik heb opgemaakt uit meerdere door medewerkers op ambtseed opgemaakte verslagen.
Medewerkers van diensten als Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) zijn opgeleid, getraind en geïnstrueerd om hun taken op professionele en humane wijze uit te voeren. Dit gevoegd bij hun grote betrokkenheid bij het werk, maakt dat beweringen als gedaan door mw Bonsen hard aankomen bij hen. Ik heb daar begrip voor. Dat laat onverlet dat dergelijke beweringen en «verhalen» wel worden bezien.
Het feit dat werkwijzen veelal geprotocolleerd zijn inclusief verantwoordingsmomenten, helpen mij bij het beoordelen van dergelijke bevindingen en het trekken van conclusies.
Zijn er camerabeelden beschikbaar die uitsluitsel geven over wat er daadwerkelijk heeft plaatsgevonden?
Nee, het observeren van ingeslotenen in een cel vindt slechts in een zeer beperkt aantal gevallen plaats. Op grond van artikel 24a Penitentiaire beginselenwet (hierna Pbw) kan de directeur, indien dit ter bescherming van de geestelijke of lichamelijke toestand van de ingeslotene noodzakelijk is, bepalen dat een gedetineerde die in een afzonderingscel verblijft, dag en nacht door middel van een camera wordt geobserveerd. Camerabeelden worden normaliter 14 dagen bewaard. Aangezien de geestelijke of lichamelijke toestand van de betrokkene geen aanleiding gaf om hem onder observatie te stellen, zijn ook geen camerabeelden beschikbaar.
Bent u van mening dat een verdenking van mishandeling geuit door de vertrouwensarts die meerdere consulten heeft gehad met haar cliënt genoeg reden is om een onafhankelijk arts in te schakelen om deze zware aantijgingen te onderzoeken? Zo nee, waarom niet? Kunt u aangeven wat het standaard protocol is wanneer er dergelijke meldingen worden gedaan? Voorziet dit protocol ook in gevallen dat medisch onderzoek, bijvoorbeeld uit angst, wordt geweigerd? Zo ja, wat zijn dan de stappen die gevolgd worden?
Een goede procedure in geval van mishandeling of slechte behandeling van gedetineerden is van groot belang. Een dergelijke procedure bestaat ook. Bij circulaire van 20 juli 2012, kenmerk 5735467/12/DJI is bepaald dat het bevoegd gezag (de directeur van de inrichting), wanneer het kennis neemt van een (vermoedelijke) integriteitsschending, gepleegd door een medewerker van DJI, dit meldt aan het Bureau Integriteit en Veiligheid van DJI. Ook een medewerker die kennis draagt van een (vermoedelijke) integriteitsschending kan daarvan melding doen bij het voornoemde Bureau. Vervolgens kan dit bureau een feitenonderzoek of een disciplinair onderzoek instellen en zo nodig een aanvraag tot een strafrechtelijk onderzoek initiëren. Thans was er, op basis van de beschikbare informatie, geen reden om een dergelijke melding te doen.
Zoals ik op 22 mei 2013 ook reeds tijdens het debat aan uw Kamer heb gemeld, heeft betrokkene aangifte van mishandeling gedaan. In het kader van het opsporingsonderzoek naar aanleiding van deze aangifte, zal worden beoordeeld of het optreden van de bewaarders, gelet op alle omstandigheden, aangemerkt moet worden als disproportioneel. Ik wacht de uitkomsten van dit onderzoek dan ook af. Indien de uitkomsten daartoe aanleiding geven, zal ik uw Kamer vertrouwelijk over deze individuele casus informeren. Vooralsnog lijkt mij dit prematuur.
Op welke gronden wordt een verzoek van een vreemdeling om in een isoleercel geplaatst te worden gehonoreerd? Is het gebruikelijk dat dergelijke verzoeken worden gedaan?
Op grond van artikel 24, juncto 23, van de Pbw kan de directeur de vreemdeling in afzondering plaatsen indien hij hierom verzoekt en de directeur dit verzoek redelijk en uitvoerbaar oordeelt.
In de praktijk komt dit niet heel veel voor aangezien de afzonderingscellen minder faciliteiten bieden dan een reguliere cel of bijvoorbeeld een cel op een beheersafdeling. Voor uw beeld meld ik u dat in 2012 hierom 52 keer is verzocht.
Is het gebruikelijk dat een vertrouwensarts bij een consult geen gebruik kan maken van een medische onderzoekskamer? In hoeverre wordt de privacy van de vreemdeling tijdens een dergelijk consult gewaarborgd? Worden er tijdens dergelijke consulten, in het bijzonder bij honger- en/of dorststakers, ook primaire hulpmiddelen als een weegschaal ter beschikking gesteld? Is het gebruikelijk dat een overlegverzoek vanuit de vertrouwensarts gericht aan medische dienst wordt geweigerd? Zo ja, op welke gronden kan dit gebeuren? Deelt u de mening dat een dergelijk overleg in het belang van de gezondheid van de vreemdeling is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Kunt u, mede naar aanleiding van uw uitspraken in het dertigledendebat over de versoepeling van het vreemdelingenbeleid d.d. 22 mei 2013, de Kamer, zo nodig vertrouwelijk, informeren op welke wijze u de bovenstaande casus na hebt laten trekken door een onafhankelijk orgaan?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u reageren op de verklaring van de vertrouwensarts dat zij en haar medisch team herhaaldelijk de toegang werd geweigerd tot de patiënten die daartoe het verzoek hebben ingediend?
Zoals reeds is aangegeven, is een belangrijke voorwaarde voor het functioneren van een vertrouwensarts, dat de ingeslotene zijn vertrouwen aan deze arts wil geven. Bij deze keuze is daarom de voorkeur van de ingeslotene leidend en moet hij de keuze voor een arts ook zelf aangeven evenals wanneer (op welke dag en tijdstip) hij hem of haar wil zien. Dit laatste is met name ook van belang omdat een ingeslotene niet kan worden gedwongen om bezoek te ontvangen. Indien een ingeslotene niet heeft aangegeven dat hij een bepaalde vertrouwensarts wil spreken, dan wordt de betreffende arts ook niet toegelaten tot de inrichting.
Bij het plannen van een bezoek met de vertrouwensarts, dient natuurlijk wel rekening gehouden te worden met de situatie dat het consult dient plaats te vinden in een detentiecentrum. In beginsel gelden dan ook de reguliere «bezoektijden». Gelet op de precaire situatie waarin hongerstakers zich bevinden, wordt hier wel coulant mee omgegaan. Van de reguliere bezoekuren kan bovendien worden afgeweken indien een (medische) situatie deze afwijking rechtvaardigt. De directie van het DCR handelt conform deze regels. Van terugkomen op afspraken door de directie is geen sprake.
Kunt u aangeven hoe er wordt gehandeld indien een vertrouwensarts melding maakt van intimidatie, slaapdeprivatie en het plaatsen van vreemdelingen in een isoleercel zonder dat daar gegronde redenen voor zijn? Is het simpele feit dat de verantwoordelijke medewerker verklaart dat hiertoe wel gegronde redenen voor zijn voldoende om dergelijke meldingen als ongeloofwaardig te beschouwen? Zo nee, hoe worden dergelijke meldingen onderzocht?
In antwoord op de vragen 3 en 6, heb ik reeds beantwoord op welke wijze met signalen door derden wordt omgegaan. De ingeslotene kan zelf ook een klacht indienen indien hij of zij van oordeel is dat zijn rechten worden geschonden ofwel dat naar zijn oordeel sprake is van een onheuse bejegening. Dit kan allereerst door hiervan melding te maken in een gesprek met een leidinggevende, het afdelingshoofd of de directeur.
Daarnaast wordt conform artikel 62, lid 1 Penitentiaire beginselenwet (Pbw) bij een klacht ten aanzien van een door of namens de Directeur van de inrichting genomen beslissing een beklagschrift behandeld door een door de onafhankelijke Commissie van Toezicht benoemde beklagcommissie. Dit kan bijvoorbeeld indien een vreemdeling van oordeel is dat hij geplaatst wordt in een afzonderingscel of strafcel zonder dat hier gegronde redenen toe zijn of bij een vermeende schending van de eigen artsenkeuze. Dit geschiedt volgens het principe van hoor en wederhoor. In beklag kan klager kan zich doen bijstaan door een rechtsbijstandverlener of een andere vertrouwenspersoon die daartoe van de beklagcommissie toestemming heeft gekregen.
Tenslotte treedt een van de leden van de Commissie van Toezicht wisselend op als maandcommissaris. Deze houdt tenminste eenmaal per maand spreekuur in de inrichting. Ingesloten vreemdelingen kunnen door middel van een verzoekbriefje een gesprek aanvragen met de maandcommissaris of een brief schrijven aan de maandcommissaris.
Het kan dan bijvoorbeeld gaan over klachten over bejegening, intimidatie of vermeende slaapdeprivatie. Ingesloten vreemdelingen worden via de huisregels over de beklagprocedure op de hoogte gesteld. Naast het indienen van een klacht, kan een ingesloten vreemdeling, indien hij dit wenst, uiteraard aangifte doen bij de politie. Zoals ik reeds heb aangegeven, heeft de betreffende ingeslotene van deze laatste mogelijkheid gebruik gemaakt. Ten overvloede wijs ik erop dat in het onderhavige geval van nachtelijke controles leidend tot slaapdeprivatie geen sprake is geweest.
Is het waar dat de vertrouwensarts de toezegging kreeg dat zij toegang zou krijgen tot vreemdelingen die daartoe en verzoek hadden ingediend? Is het waar dat de medische dienst van het detentiecentrum Rotterdam vervolgens op last van de directie op deze afspraak terug moest komen? Zo nee, kunt u aangeven hoe de zaken dan wel zijn gegaan?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u aangeven hoe vreemdelingen, al dan niet in hongerstaking en/of in isolatiecel, het verzoek kunnen indienen een consult te krijgen met een vertrouwensarts? Kan dit slechts via de advocaat of ook namens familieleden?
Ik hecht veel waarde aan de begeleiding van mensen die aan mijn zorg zijn toevertrouwd. De medische verzorging vormt hier een zeer belangrijk onderdeel van deze begeleiding. Elke gedetineerde heeft op basis van artikel 42 van de Pbw recht op medische verzorging. Dit betekent niet alleen dat de gedetineerde recht heeft op een inrichtingsarts (die functioneert als huisarts), maar ook dat deze regelmatig beschikbaar is. (zoals dat ook in het huidige geval gebeurt). De aan de inrichting verbonden arts is verantwoordelijk voor de behandeling. Daarnaast is aan alle hongerstakers en/of vochtweigeraars aangeboden om te worden bezocht door een vertrouwensarts (een niet aan de inrichting verbonden, maar wel door DJI bekostigde arts). Enkelen onder hen hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Een ingeslotene mag ook een arts van eigen keuze raadplegen als vertrouwensarts.
Een belangrijke voorwaarde voor het functioneren van een vertrouwensarts, is dat de ingeslotene zijn vertrouwen aan deze arts wil geven. Er moet een zogenoemde vertrouwensrelatie kunnen ontstaan. Bij deze keuze is daarom de voorkeur van de ingeslotene leidend, maar hij moet de keuze voor een arts wel zelf kenbaar maken en ook aangeven wanneer hij hem of haar wil zien. Een verzoek om een vertrouwensarts is vormvrij en kan bij het personeel, een arts, een advocaat of andere gemachtigde worden gedaan.
Ten aanzien van ter beschikking gestelde ruimte en hulpmiddelen geldt het volgende. Uitgangspunt is dat de medische zorgverlening binnen de detentiecentra voor vreemdelingen gelijkwaardig is aan de gezondheidszorg in de vrije maatschappij. Daarbij dient natuurlijk wel rekening te worden gehouden met de situatie van vrijheidsontneming. Indien betrokkene zelf om een vertrouwensarts heeft verzocht, dan stelt de directeur op basis van artikel 42 van de Pbw in overleg met de gekozen arts de plaats en het tijdstip van de raadpleging vast. Afhankelijk van de aard van het consult, kan het wenselijk zijn dat de vertrouwensarts beschikt over primaire hulpmiddelen. Bij de beoordeling van de vraag welke ruimte en hulpmiddelen ter beschikking worden gesteld, wordt rekening gehouden met de orde en veiligheid in de inrichting.
Ten behoeve van de ruimte merk ik op dat het inderdaad klopt dat consulten van een vertrouwensarts doorgaans worden gehouden in een zogeheten spreekkamer. Dit is in afwijking van het dagelijkse spraakgebruik een kamer die gebruikt wordt voor ambtelijke contacten met ingeslotenen, bijvoorbeeld van de advocaat). Het karakter doet recht aan de vertrouwelijkheid en de aard van het contact (anders dan de inrichtingsarts is een vertrouwensarts geen behandelend arts). Alhoewel de directeur bevoegd is toezicht uit te oefenen met het oog op de orde of de veiligheid in de inrichting, wordt de vertrouwelijkheid zoveel als mogelijk gerespecteerd en gewaarborgd.
Medische hulpmiddelen maken geen onderdeel uit van de standaardinrichting van een spreekkamer. Indien enigszins mogelijk (voor zover beschikbaar en het gebruik ervan verantwoord is), worden ze desgevraagd ter beschikking gesteld. In Vught is dan ook ten behoeve van het consult een weegschaal aan mevrouw Bonsen verstrekt.
Is het waar dat vertrouwensartsen niet/nauwelijks worden ingelicht over de medische nazorg bij honger- en/of dorststakers? Is het waar dat vreemdelingen die in honger- en/of dorststaking zijn gegaan binnenkort worden uitgezet terwijl volgens de vertrouwensarts de medische situatie zich daarvoor niet leent? Wordt er in dergelijke gevallen ook een second opinion van een onafhankelijk arts ingeschakeld? Zo nee, wat is dan wel de gebruikelijke procedure?
Kunt u deze vragen vanwege de urgentie die gepaard gaat met de verschillende honger- en/of dorststakers vóór aanstaande dinsdag 28 mei 2013 te 12.00 uur beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
De bouw van een Turkse enclave in Rotterdam |
|
Joram van Klaveren (PVV) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Eigen wijk voor Turken»?1
Ja.
Deelt u de visie dat het bouwen van complete stadsdelen voor Turken de segregatie als gevolg van de massa-immigratie alleen maar zal doen toenemen? Zo neen, waarom niet?
Indien er sprake zou zijn van een te realiseren stadsdeel enkel voor Turken kan dit leiden tot segregatie. Dit acht ik dit onwenselijk, mede in het kader van de ontwikkeling van Rotterdam Zuid. Het mag niet zo zijn dat mensen worden uitgesloten om zich ergens te vestigen op basis van etnische kenmerken. De gemeente Rotterdam heeft mij medegedeeld dat de eventueel te bouwen wijk Turkoois 100% Zuid niet enkel bedoeld is voor bewoners met een Turkse achtergrond, hoewel het ontwerp mogelijk Turkse ouderen zal aanspreken. De wijk wordt voor iedereen die dat wil opengesteld en de initiatiefnemers streven ernaar een wijk te bouwen waar verschillende generaties met diverse achtergronden kunnen samenleven.
Denkt u dat Turken zich dienen aan te passen aan Nederland in plaats van andersom? Zo neen, waarom niet?
Uitgangspunt is dat wie er voor kiest om in Nederland een toekomst op te bouwen, zich richt naar de Nederlandse samenleving en de waarden die hier gelden. Als Nederlandse samenleving moeten wij in staat zijn verschillen te accepteren en mensen niet uit te sluiten op basis van hun achtergrond. Het staat mensen vrij om, binnen de grenzen van de rechtstaat, te leven naar eigen culturele en religieuze inzichten.
Welk maatregelen bent u van plan te treffen ten einde de bouw van deze Turkse enclave te stoppen en deze onzalige ontwikkeling ook elders in het land te voorkomen?
Ik zal geen maatregelen nemen. De eventuele ontwikkeling van dit project en projecten als deze zijn een lokale aangelegenheid. Uit informatie van de gemeente Rotterdam blijkt dat de gemeente met de initiatiefnemers in gesprek is over de programmatische en stedenbouwkundige kaders en randvoorwaarden. De gemeente heeft hierover nog geen definitief standpunt ingenomen.
Bent u bereid alle Turken, zowel jong als oud, die zich in Nederland niet thuis voelen te adviseren zo spoedig mogelijk het land te verlaten en permanent te kiezen voor Turkije?
Hiertoe ben ik niet bereid. Het terugkeren naar het land van herkomst is een individuele vrije keuze.
Het bericht: ‘België: bijna 20 criminele illegalen per dag’ |
|
Sietse Fritsma (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het bericht: «België: bijna 20 criminele illegalen per dag»?1
Ja.
Wordt in Nederland bijgehouden hoeveel illegalen worden opgepakt wegens criminele feiten, welke nationaliteit de betreffende illegalen bezitten en hoeveel aanhoudingen daadwerkelijk tot een veroordeling en uitzetting hebben geleid? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid dit wel te gaan registreren?
De gevraagde informatie is nog niet voorhanden. Momenteel worden, in samenwerking met de ketenpartners, verbeteringen aangebracht op het terrein van managementinformatie waarbij een koppeling wordt gemaakt tussen de strafrechtsketen en de vreemdelingenketen. Naar verwachting zijn er in 2014 gegevens beschikbaar over vreemdelingen die verdacht worden van een misdrijf.
Het totaal aantal verdachte of veroordeelde vreemdelingen dat vanuit de «caseload» van de Dienst Terugkeer en Vertrek uit Nederland is verwijderd of zelfstandig uit Nederland is vertrokken wordt wel geregistreerd. In 2012 waren dat er circa 690.
Indien dit wordt geregistreerd, bent u bereid de betreffende cijfers aan de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De Nederlandse politie als islamitische huwelijksbemiddelaar |
|
Louis Bontes (PVV), Joram van Klaveren (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Politie hielp minderjarigen met islamitisch huwelijk»?1
Ja.
In hoeverre klopt het dat de politie en de subsidie-ontvangende organisatie Fier Fryslan hebben bemiddeld in de sluiting van een islamitisch huwelijk tussen minderjarigen? Hoeveel uren politie-inzet heeft dit gekost?
Dit klopt niet. Op basis van het bij Fier Fryslân opgevraagde feitenrelaas en het bij de politie opgevraagde ambtsbericht blijkt dat beide organisaties niet hebben meegewerkt aan een religieus huwelijk van een minderjarige. De politie heeft gezorgd voor de veiligheid van betrokkene. Zodra de veiligheid niet meer in het geding leek, heeft de politie zich teruggetrokken.
Zie verder ook het persbericht van Fier Fryslân in bijlage 1.
Hoeveel islamitische huwelijken worden er jaarlijks in Nederland gesloten? Kunt u aangeven wat de achtergrond is van vrouwen die in Nederland te maken hebben met gedwongen huwelijken?
Er zijn geen data beschikbaar over aantallen islamitische huwelijken in Nederland en over de achtergrond van vrouwen die in Nederland te maken hebben met gedwongen huwelijken.
Huwelijksdwang komt voor in verschillende – vooral gesloten – gemeenschappen. De slachtoffers van huwelijksdwang zijn meestal meisjes, maar hebben een divers profiel: jong, oud, man, vrouw, al dan niet met een lichamelijke of verstandelijke beperking, en een homoseksuele of heteroseksuele voorkeur.
Erkent u, gezien het feit dat 95% van de personen die in Nederland betrokken is bij eergereleteerd geweld een islamitische achtergrond heeft, de relatie tussen de islam en deze vorm van geweld? Zo nee, waarom niet?
Uit onderzoek naar eergerelateerd geweld blijkt dat eercodes cultureel zijn ingegeven en niet religieus. Daarentegen bestaat er eveneens een verband tussen traditionele familieculturen en het vóórkomen van eergerelateerd geweld. Dergelijke familieculturen bestaan in een groot deel van de wereld, ongeacht de aldaar overheersende religie. De gemeenschappen in Nederland waar fenomenen als eergerelateerd geweld en eerwraak zich voordoen kenmerken zich niet door een islamitische maar door een specifieke culturele achtergrond.
Op welke wijze gaat u zowel de politie als Fier Fryslan aanpakken voor het meewerken aan het illegale islamitische huwelijk? Hoe gaat u voorkomen dat organisaties in Nederland ooit nog buigen voor de islamitische dreiging met eergerelateerd geweld?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke termijn worden de personen die dreigden met eerwraak opgepakt en strafrechtelijk vervolgd?
Nadat aangifte is gedaan van bedreiging, is er tussen de politie en de officier van justitie mondeling overlegd. Er is besproken wat voor de potentiële slachtoffers een zo positief mogelijke uitkomst zou kunnen bieden. Mede gelet op de aard van de bedreiging, is gekozen voor bemiddeling. Om deze bemiddeling een gerede kans van slagen te bieden en niet in gevaar te brengen door de eventuele negatieve effecten die een strafrechtelijke vervolging met zich mee zou kunnen brengen, is daarbij vanuit het Openbaar Ministerie besloten strafrechtelijke vervolging aan te houden. Tijdens de bemiddeling werd overeenstemming bereikt tussen het meisje en de familie. Een minderjarig (islamitsich) huwelijk maakte daar geen deel van uit. Gezien de uitkomst van deze bemiddeling acht het Openbaar Ministerie het niet opportuun om het ingestelde strafrechtelijk onderzoek te vervolgen.
In hoeverre deelt u de visie dat daders van eergerelateerd geweld/eerwraak na hun straf, waar mogelijk, gedenaturaliseerd en uitgezet dienen te worden?
De doelstelling van het Nederlands sanctiebeleid is om daders een passende straf te geven. De Rijkswet op het Nederlanderschap bevat geen bepaling op grond waarvan intrekking van het Nederlanderschap wegens de door u gestelde aspecten mogelijk is. Het is aan de rechter om per zaak de passende straf voor de dader te bepalen.
Het bericht ‘politie hielp minderjarigen met islamitisch huwelijk’ |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht waarin wordt gesteld dat de politie Amsterdam-Zuidoost en Fier Fryslan betrokken zouden zijn geweest bij het sluiten van een islamitisch traditioneel huwelijk tussen minderjarigen om hiermee eergerelateerde problemen c.q. geweld te voorkomen?1
Ja.
Klopt de berichtgeving en in welke mate was zowel politie als Fier Fryslan hierbij betrokken? Waren er ook nog andere instanties hierbij betrokken, zo ja, welke?
De politie, Fier Fryslân, het Landelijk Expertise Centrum Eer Gerelateerd geweld (LEC-EGG), Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming zijn betrokken geweest bij deze casus. Zij zijn echter niet betrokken geweest bij de bemiddeling in het sluiten van een islamitisch huwelijk tussen minderjarigen. De politie heeft slechts gezorgd voor de veiligheid van betrokkene. Zodra de veiligheid niet meer in het geding leek, heeft de politie zich teruggetrokken. Ik deel de opvatting dat hulpverlenende instanties en politie nimmer betrokken mogen zijn bij in de wet genoemde verboden feiten
Zie verder het persbericht van FierFryslân in bijlage 1.2
Deelt u de opvatting dat instanties als deze nimmer betrokken mogen zijn bij deze bij de wet verboden feiten? In hoeverre meent u dat hierbij de grenzen zijn overschreden door deze instanties en welke gevolgen zal dit volgens u moeten hebben?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat ook Jeugdzorg bij deze zaak betrokken is geweest? Zo ja, wat was de rol van Jeugdzorg? Heeft Jeugdzorg ook ingestemd met de keuze voor deze, bij de wet verboden, oplossing?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de opvatting dat nimmer tegemoet mag worden gekomen aan deze culturele en religieuze eisen die ver staan van de normen en waarden in de Nederlandse samenleving om hiermee familieconflicten te voorkomen?
Mensen hebben binnen de grenzen van de Nederlandse rechtstaat het recht om te leven naar eigen culturele inzichten. De principes van gelijkheid, vrijheid en ruimte voor verschil in religie, levensovertuiging of levensstijl gelden voor iedereen in gelijke mate. Het is bij de hulpverlening van belang om rekening te houden met de achtergrond van betrokkenen, maar altijd binnen de grenzen van de in Nederland geldende wet- en regelgeving. Het afsluiten van een religieus huwelijk zonder voorafgaand burgerlijk huwelijk is verboden. Daders van eergerelateerd geweld moeten worden aangepakt en slachtoffers moeten worden beschermd. Dat laat onverlet dat daarnaast hulpverleners toekomstgericht vrouwen en meisjes terzijde staan indien zij enige vorm van contact met familie willen herstellen of behouden. Als het in belang is van het slachtoffer om volledig te breken met de familie omdat de familie niet voor rede vatbaar is, wordt echter ook altijd hulp geboden. Het is goed om te beseffen dat ook die situatie voor het slachtoffer zeer ingrijpend is; het gaat vaak om jonge vrouwen/meisjes die er dan alleen voorstaan.
Deelt u de opvatting dat wanneer dergelijke families in strijd met die normen en waarden druk uitoefenen op een familielid, dit consequenties voor hen zou moeten hebben in plaats van het slachtoffer, zoals eventuele gevolgen voor het verblijfsrecht?
De doelstelling van het Nederlands sanctiebeleid is om daders een passende straf te geven. De Rijkswet op het Nederlanderschap bevat geen bepaling op grond waarvan intrekking van het Nederlanderschap wegens de door u gestelde aspecten mogelijk is. Het is aan de rechter om per zaak de passende straf voor de dader te bepalen.
Wat was de aanleiding om deze situatie te bespreken in een workshop georganiseerd door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid? Was u op de hoogte van de organisatie en de inhoud van deze workshop en wat waren de conclusies aan het einde van deze workshop?
De bijeenkomst op 11 april jongstleden, georganiseerd door het ministerie van SZW, is een landelijk platform bedoeld om de preventieve aanpak van huwelijksdwang te versterken door uitwisseling van kennis en expertise, en het stimuleren van samenwerking tussen instanties. In het middagprogramma waren er enkele rondetafelgesprekken met ieder een eigen thema. Deze rondetafelgesprekken hadden een open karakter, om het gesprek tussen verschillende partijen over een gewenste aanpak van huwelijksdwang te stimuleren.
Een humaan asielbeleid |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Gerard Schouw (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de voorstellen van de PvdA voor een humaner asielbeleid?1
Ja.
Bent u van mening dat in het huidige asielbeleid voldoende ruimte is voor de menselijke maat en voor menswaardige behandeling van vreemdelingen?
Ja, ik ben ervan overtuigd dat de bestaande uitgangspunten van het beleid voldoende ruimte laten voor de menselijke maat en een menswaardige behandeling van vreemdelingen. Mijn positie inzake het beleid en het belang van de menselijke maat bij de uitvoering daarvan, laat zich goed illustreren met een citaat uit het debat dat ik op 18 april jl. met uw Kamer voerde over het onderzoek van de Inspectie Veiligheid & Justitie (IV&J) naar het overlijden van de heer Dolmatov.
Ik ben er oprecht van overtuigd dat een humaan beleid met oog voor de menselijke maat niet strijdig hoeft te zijn met een restrictief beleidsuitgangspunt. De menselijk maat die ik zo belangrijk vind, heeft geen betekenis voor de vraag of meer of minder vreemdelingen tot Nederland moeten worden toegelaten, maar betekent wel dat in alle stappen van het proces vreemdelingen met zorg en respect en als individuen moeten worden behandeld. Dat is een handelwijze die ik in de praktijk, bijvoorbeeld bij mijn werkbezoeken, ook terug zie, maar waarvan het rapport van de IV&J heeft duidelijk gemaakt dat verbeteringen mogelijk en noodzakelijk zijn.
Welke mogelijkheden ziet u om het buitenschuldcriterium op te rekken? Kunt u een toelichting geven op de verschillende mogelijke varianten? Welke mogelijkheden ziet u verder om het terugkeerbeleid rechtvaardiger te maken?
Met betrekking tot het buiten-schuldbeleid heb ik uw Kamer laten weten dat ik geen gronden zie om op voorhand te oordelen dat het buiten-schuldbeleid aanpassing behoeft, maar dat ik wel uitzie naar het advies daarover van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) dat naar verwachting in juni verschijnt. Eventuele aanbevelingen van de ACVZ zal ik na bestudering voorzien van een beleidsreactie, waarna ik deze graag met uw Kamer zal bespreken.
Bent u bereid de Vreemdelingenwet 2000 en het wetsvoorstel tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de strafbaarstelling van illegaal verblijf van vreemdelingen in Nederland (Kamerstuk 33 512) zodanig aan te passen dat illegaliteit nimmer kan worden aangemerkt als een misdrijf? Waarom wel of waarom niet? Wanneer verwacht u de nota naar aanleiding van het verslag naar de Kamer te kunnen sturen?
Ik zie vooralsnog geen aanleiding het voorliggende wetsvoorstel aan te passen. Illegaliteit wordt in het wetsvoorstel strafbaar gesteld als overtreding. Slechts indien na herhaald constateren van illegaal verblijf een inreisverbod wordt uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, Vw2000 (hierna: zwaar inreisverbod), is bij overtreding daarvan sprake van een misdrijf. Met het opleggen van een zwaar inreisverbod wegens herhaald illegaal verblijf zal overigens terughoudend worden omgegaan.
De nota naar aanleiding van het verslag is thans in voorbereiding en zal zo spoedig mogelijk aan uw Kamer worden gezonden.
In hoeverre is hulpverlening aan illegalen al strafbaar? Op welke wijze gaat u uitvoering geven aan de passage uit het regeerakkoord dat particulieren en particuliere organisaties die individuele hulp bieden niet strafbaar zijn? Betekent dit dat hulpverlening aan illegalen nimmer strafbaar zal zijn?
In het wetsvoorstel wordt illegaliteit strafbaar gesteld als overtreding. Medeplichtigheid aan een overtreding is niet strafbaar.
Het reeds bestaande artikel 197 Sr stelt als misdrijf strafbaar het als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard of tegen hem een zwaar inreisverbod is uitgevaardigd. Het wetsvoorstel brengt hierin geen verandering. Wel nieuw is dat na herhaald constateren van illegaal verblijf volgens het wetsvoorstel een zwaar inreisverbod kan worden opgelegd, waar overigens terughoudend mee zal worden omgegaan.
Voor zover bekend, heeft nog nooit vervolging wegens medeplichtigheid aan het strafbare feit, bedoeld in artikel 197 Sr, plaatsgevonden. Vervolging wegens medeplichtigheid zal zelden of nooit opportuun zijn, mede omdat de hulp meestal uit humanitaire overwegingen plaatsvindt. Dit is uiteraard niet van toepassing indien uit winstbejag wordt gehandeld. Wie uit winstbejag een vreemdeling behulpzaam is bij onrechtmatig verblijf, maakt zich schuldig aan het misdrijf, bedoeld in artikel 197a, tweede lid, en kan worden gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Hoe beoordeelt u de wenselijkheid en de haalbaarheid van het illegalenquotum, het minimumaantal illegalen dat de politie jaarlijks moet aanhouden? Bent u bereid dit quotum af te schaffen?
Ik wil niet spreken over een illegalenquotum. De kwantitatieve resultaatafspraken die met de politie zijn gemaakt, zien op de uitvoering van de politiële vreemdelingentaak. Het betreft overigens ook een kwalitatieve invulling, omdat de politie zich hierbij in eerste instantie zal richten op de criminele- en overlast gevende vreemdeling. Zij krijgen immers meer aandacht van de politie vanwege hun gedragingen. Voorts zijn er kwantitatieve én kwalitatieve werkafspraken over de overdrachtsdossiers die de Dienst Terugkeer & Vertrek van de politie mag verwachten met bijzondere aandacht voor de aanpak van criminele vreemdelingen (VRIS) en het versterken van de vaststelling van de identiteit van deze doelgroep.
Hoe gaat u op de korte termijn en de lange termijn de vreemdelingendetentie verbeteren? Kunt u daarbij onder andere ook ingaan op de leefomstandigheden en de medische zorg?
Vreemdelingenbewaring is een instrument dat door de overheid als uiterst middel kan worden ingezet om daadwerkelijk vertrek van een vreemdeling te realiseren. Dit is verankerd in de vreemdelingenwet en de Europese Terugkeerrichtlijn. De betrokken vreemdeling kan zelf te allen tijde een eind maken aan zijn bewaring door mee te werken aan zijn vertrek.
Ik acht het van belang dat een vreemdeling die uit Nederland moet vertrekken eerst de mogelijkheid krijgt om zelfstandig aan zijn terugkeer te werken en daarbij maximaal wordt ondersteund. Maakt een vreemdeling daar geen gebruik van en bestaat er een risico op onttrekking, dan is uiteindelijk vreemdelingenbewaring mogelijk, mits er ook zicht is op daadwerkelijk vertrek. Voorafgaand aan de inbewaringstelling wordt gekeken of een lichter middel mogelijk is.
Ik ben bezig met het ontwikkelen van een visie voor de toekomst van alternatieve toezichtmiddelen en vreemdelingenbewaring, waarin ik ook de ervaringen met de thans lopende pilots alternatieven voor bewaring worden betrokken. Ik heb uw Kamer aangegeven dat ik vóór het zomerreces mijn brief over deze toekomstvisie aan uw Kamer zal zenden. In het Masterplan DJI 2013–2018 is reeds opgenomen dat de totale capaciteit die beschikbaar is voor vreemdelingenbewaring en uitzetcentra teruggebracht wordt van 2081 plaatsen in het jaar 2013 tot 933 plaatsen vanaf het jaar 2016. Daarnaast heb ik uw Kamer in het eerder genoemde debat van 18 april jl. over het IV&J-rapport toegezegd dit jaar te komen met een wetsvoorstel waarmee een nieuw wettelijk kader wordt gecreëerd voor vreemdelingenbewaring. Daarin zal het bestuursrechtelijke (en niet-strafrechtelijke) karakter van de vreemdelingenbewaring tot uitdrukking worden gebracht. Ik zal bij het opstellen van het wetsvoorstel tevens bezien of er nog meer manieren zijn om in het regime dit bestuursrechtelijke karakter verder te benadrukken.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat het aantal vreemdelingen in vreemdelingendetentie, inclusief grensdetentie, wordt teruggedrongen? Welke mogelijkheden ziet u om dit te realiseren? Welke alternatieven overweegt u te gebruiken voor detentie? Is een halvering van het aantal vreemdelingen in vreemdelingendetentie naar uw mening realistisch? Zo ja, per wanneer? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Om welke andere redenen dan met het doel van uitzetting kan een vreemdeling in vreemdelingendetentie belanden? Bent u van mening dat vreemdelingen voor wie geen zicht op uitzetting bestaat, niet thuishoren in vreemdelingendetentie en moeten worden vrijgelaten?
Vreemdelingenbewaring kan uitsluitend plaatsvinden met het oog op de uitzetting (artikel 59 Vw 2000) en in het kader van de toegangsweigering (artikel 6 Vw 2000). Vreemdelingenbewaring met het oog op de uitzetting kan evident enkel plaatsvinden indien er zicht op uitzetting bestaat. Hoewel bewaring in het kader van de toegangsweigering er primair op is gericht te voorkomen dat de vreemdeling zich feitelijk toegang tot Nederland verschaft, kan ook in dat geval de bewaring enkel voortduren indien er zicht op uitzetting bestaat. In ben dus inderdaad van mening dat vreemdelingen voor wie geen zicht op uitzetting bestaat, niet thuishoren in vreemdelingendetentie.
Kunt u voor elk bovengenoemde punten aangeven welke wijzigingen in beleid en regelgeving nodig zijn? Kunt u tevens een onderbouwde inschatting geven hoeveel tijd nodig zou zijn om deze wijzigingen in beleid door te voeren?
Ik heb uw Kamer het wetsvoorstel inzake de strafbaarstelling illegaliteit reeds doen toekomen. Het moment waarop dit wetsvoorstel van kracht kan worden, is mede afhankelijk van de behandeling daarvan door uw Kamer nadat ik uw Kamer de nota naar aanleiding van het verslag heb doen toekomen. Met betrekking tot de andere punten uit deze set met vragen, heb ik hierboven reeds aangegeven wat de te verwachten stappen zijn.
Bent u bereid bovenstaande vragen voor het eerstvolgende debat over het vreemdelingenbeleid te beantwoorden?
Ik heb u deze beantwoording zo snel als mogelijk doen toekomen en heb de antwoorden daarom vandaag vóór de Regeling van Werkzaamheden naar uw Kamer gezonden.
De behandeling van asielzoekers op Schiphol |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht over de hongerstaking van een groep asielzoekers in het detentiecentrum Schiphol?1 Bent u bekend met de reden waarom ze hiervoor hebben gekozen? Zo ja, kunt u dit toelichten?
Ja, ik ken het bericht. De groep bestond voornamelijk uit asielzoekers van wie de asielaanvraag in de algemene asielprocedure was afgewezen. Zij waren van mening dat hun behandeling in grensdetentie niet passend was.
Kunt u aangeven op welke gronden asielzoekers die Nederland over land binnenkomen in open asielzoekerscentra worden opgevangen terwijl asielzoekers die Nederland via het vliegveld bereiken in grensdetentie worden vastgezet? Vindt bij het opleggen van de detentiemaatregel een individuele afweging plaats? Zo nee, kunt u dat toelichten?
Mensen die via een luchthaven of een zeehaven toegang tot Nederland en daarmee het Schengengebied willen, maar niet beschikken over de juiste documenten, wordt de toegang geweigerd. Om te voorkomen dat iemand alsnog het Nederlands grondgebied betreedt, wordt een vrijheidsontnemende maatregel, de grensdetentie, opgelegd. Wanneer iemand vervolgens asiel aanvraagt, gebeurt dat vanuit de grensdetentie.
Het verschil tussen land- en luchtasielzoekers rechtvaardigt een verschillende benadering. In het ene geval betreft het vreemdelingen die reeds in Nederland aanwezig zijn en vervolgens een aanvraag voor asiel doen. In het andere geval betreft het vreemdelingen die toegang tot Nederland willen, maar dat nog niet hebben. Een ieder die asiel wil aanvragen in Nederland vrijelijk toegang geven tot het Schengengebied, louter vanwege het doen van een asielverzoek, verhoudt zich niet met de verplichting onze buitengrenzen te bewaken.
Ik zoek een goede balans tussen enerzijds rechtsbescherming en anderzijds conformiteit met internationale afspraken over grensbewaking en toegang tot het Schengengebied. Asielzoekers, ook als zij aan de grens geweigerd zijn, worden niet langer in hun vrijheid beperkt dan noodzakelijk. Dat is ook de reden dat individueel wordt bekeken of er aanleiding is de grensdetentie op te heffen. Slechts een zeer beperkt aantal asielzoekers wordt in de gesloten verlengde asielprocedure geplaatst. De individuele gronden daarvoor zijn limitatief opgenomen in de Vreemdelingencirculaire. Het gaat dan om Dublinclaimanten, nader identiteits- of nationaliteitsonderzoek, fraude of misbruik en het vermoeden van schending van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag.
Kunt u aangeven hoeveel asielzoekers hun asielaanvraag in grensdetentie moeten afwachten? Kunt u hierbij vermelden hoeveel gezinnen met kinderen dit betreft?
In 2012 zijn door de Koninklijke Marechaussee en de Zeehavenpolitie Rotterdam-Rijnmond 6202 vreemdelingen die asiel aanvroegen, overgedragen aan de IND, nadat aan hen de toegang tot het Schengengebied was geweigerd en een vrijheidsontnemende maatregel ex artikel 6, eerste en tweede lid, Vw (grensdetentiemaatregel) was opgelegd. Daarvan werd niet bijgehouden hoeveel gezinnen met kinderen er waren.
Kunt u aangeven wat de duur van de plaatsing is van asielzoekers in grensdetentie?
De periode dat een persoon zich in grensdetentie bevindt, is afhankelijk van de individuele omstandigheden in zowel de asielprocedure, als daarna in het terugkeerproces.
Wanneer iemand in grensdetentie een asielverzoek indient, heeft deze persoon recht op 6 dagen rust- en voorbereidingstijd. Daarna volgt de algemene asielprocedure die 8 dagen duurt. De asielzoeker kan een positieve beschikking ontvangen, dan wordt de grensdetentie opgeheven. De grensdetentie kan ook worden opgeheven, omdat iemand wordt doorverwezen naar de verlengde procedure.
In sommige limitatieve gevallen kan de persoon in de gesloten verlengde procedure worden geplaatst. Deze duurt in beginsel 6 weken. Als de persoon in de gesloten verlengde procedure een afwijzing van zijn asielverzoek ontvangt, dan blijft hij in grensdetentie om uitgezet te worden naar het land van herkomst of naar het land waar hij vandaan komt.
Ook kan de persoon al in de algemene asielprocedure een afwijzing van zijn asielverzoek ontvangen, waarna hij eveneens in grensdetentie blijft om uitgezet te worden naar het land van herkomst of naar het land waar hij vandaan komt.
Bent u nog steeds van mening dat de menselijke maat moet terugkeren in het vreemdelingenbeleid en dat het gebruik van vreemdelingendetentie gereduceerd moet worden, zoals u aangaf tijdens het debat over het rapport van de Inspectie voor Veiligheid en Justitie inzake een zelfmoord van een gedetineerde? Welke maatregelen bent u in dat geval van plan te nemen om ervoor te zorgen dat asielzoekers tijdens hun asielaanvraag niet langer in detentie worden geplaatst?
Om de menselijke maat te bewaren blijf ik zoeken naar de balans tussen enerzijds de humanitaire rechtsbescherming en anderzijds de internationale afspraken over de grensbewaking en toegang tot het Schengengebied. Bij de beantwoording van de kamervragen van het lid Arib (PvdA) bij brief van 20 februari jl. heb ik uw Kamer toegezegd om te bekijken wat de verantwoorde alternatieven zijn. De toekomstvisie vreemdelingenbewaring en de inzet van alternatieve toezichtmiddelen bij terugkeer heb ik onlangs aan uw Kamer gestuurd.
Ik heb uw Kamer daarbij eveneens mijn reactie op het rapport van VluchtelingenWerk Nederland en de UNCHR doen toekomen, waarbij ik heb aangegeven dat ik bij de implementatie van de aangepaste Dublinverordening de procedure voor Dublinclaimanten nader zal bekijken.
Grensdetentie is in sommige zaken een noodzakelijke maatregel. Bij de grensdetentie voor asielzoekers wordt altijd bekeken of deze opgeheven kan worden. Slechts voor een zeer kleine groep geldt dat zij in de gesloten verlengde asielprocedure worden geplaatst, omdat sprake is van Dublinclaimanten, fraude of misbruik of een vermoeden van schending van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag.
Wat is uw reactie op de stelling van de United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) en Vluchtelingenwerk Nederland dat het vastzetten van asielzoekers bij aankomst op Schiphol in strijd is met internationale afspraken over de behandeling van asielzoekers en vluchtelingen?2
Ik verwijs u naar mijn reactie op het rapport van Vluchtelingenwerk Nederland en UNHCR die ik uw Kamer heb toegestuurd.
Deelt u de opvatting dat grensdetentie moet worden afgeschaft? Zo nee, kunt u dat toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u de bovenstaande vragen binnen een week beantwoorden in verband met de hongerstaking van ruim twintig asielzoekers in het detentiecentrum Schiphol?
Aangezien de hongerstaking van de afgewezen asielzoekers in grensdetentie was beëindigd bij ontvangst van uw vragen, en de beantwoording meer tijd vergde, beantwoord ik deze nu.
De veiligheid van homoseksuele asielzoekers |
|
Gerard Schouw (D66), Pia Dijkstra (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het rapport «Pink solutions, Inventarisatie situatie LHBT asielzoekers»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de veiligheid van Lesbische vrouwen, Homoseksuele mannen, Biseksuelen en Transgenders (LHBT’s) in de vreemdelingenketen? Hoeveel veiligheidsincidenten ten aanzien van LHBT’s hebben er de afgelopen jaren plaatsgevonden in de vreemdelingenketen? Hoeveel meldingen van discriminatie zijn er gemaakt?
Medewerkers bij de uitvoerende diensten, zowel COA, IND als DT&V, zetten zich in voor een zorgvuldige, juridisch juiste en humane behandeling van vreemdelingen. Aan kwetsbare groepen, waaronder LHBT’s, wordt extra aandacht besteed. Op basis van de aanbevelingen uit het onafhankelijk onderzoek van Deloitte naar de situatie van kwetsbare groepen, waaronder LHBT’s, in de opvang, is in overleg met het COC door het COA een plan van aanpak opgesteld. Alle aanbevelingen uit het rapport zijn ofwel overgenomen ofwel in overleg met het COC aangepast. Met het COC hebben in 2012 gesprekken plaatsgevonden waarin kon worden aangegeven wat het COC nog miste in de aanpak van het COA. Ook in 2013 zullen suggesties van het COC onderwerp van gesprek zijn.
De veiligheid van LHBT’s wordt, mede door het realiseren van de aanbevelingen uit het genoemde onderzoek, in de vreemdelingenketen zoveel mogelijk gegarandeerd. Het is echter wel van belang een realistisch beeld te behouden. Een volledig en in alle situaties voorkómen van incidenten kan niet gegarandeerd worden, niet in de maatschappij in het algemeen en ook niet in opvangcentra.
Navraag bij het management van alle opvanglocaties leert dat er circa 90 gevallen van (mogelijke) discriminatie van LHBT’s bekend zijn over het jaar 2012, welke volgens het reguliere protocol afhandeling incidenten verder zijn afgehandeld.
Bij de IND zijn over de afgelopen twee jaar geen meldingen bekend inzake veiligheidsincidenten of discriminatie. Evenmin zijn er over de afgelopen jaren bij de IND klachten tegen tolken bekend.
Kunt u uiteenzetten welk beleid er wordt gevoerd ten aanzien van de kwetsbare groep LHBT’s in asielzoekerscentra? In hoeverre wordt in deze centra ook door communicatie en toezicht voorkomen dat LHBT-asielzoekers door medebewoners worden belaagd en/of gediscrimineerd?
De aandacht voor LHBT’s in de asielzoekerscentra is verder geïntensiveerd naar aanleiding van het genoemde rapport van Deloitte. Op basis van de aanbevelingen uit het rapport zijn diverse afspraken gemaakt. De kernboodschappen van deze afspraken, die er onder andere op gericht zijn om door communicatie en toezicht te voorkomen dat LHBT-asielzoekers geconfronteerd worden met incidenten en/of discriminatie, zijn:
Het COA neemt stelling ten opzichte van discriminatie van LHBT’s en draagt er zorg voor dat elke medewerker en asielzoeker hiervan op de hoogte is. Daders van discriminatie worden bestraft. Het COA traint de medewerkers in het signaleren en afhandelen van alle vormen van discriminatie onder andere op basis van seksuele gerichtheid. Er zijn posters ontworpen waarmee asielzoekerscentra hun stellingname tegen discriminatie intern kunnen uitdragen. Er wordt aan de bewoners duidelijke en goed toegankelijke informatie over het melden van incidenten verstrekt. Het meldproces is laagdrempelig, bijvoorbeeld doordat meldingen anoniem gedaan kunnen worden. Het COA maakt gebruik van de ondersteuningsmogelijkheden van de belangenorganisaties en heeft structureel overleg met deze organisaties.
Bent u bekend met de incidenten die in het rapport worden genoemd? Hoe beoordeelt u het optreden van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) bij deze incidenten?
De incidenten in het rapport zijn geanonimiseerd beschreven. Het betreft zaken van asielzoekers die tussen 2006 en 2012 een aanvraag hebben ingediend. Het is, zonder nadere informatie, zoals bijvoorbeeld dossiernummers, niet haalbaar om na te gaan wat er in deze zaken exact gespeeld heeft. Naast het feit dat asielzoekers het recht hebben om een individuele klacht in te dienen, vind ik het vooral belangrijk om te constateren dat, gezien de verbetermaatregelen die gedurende de afgelopen jaren door de uitvoerende diensten zijn getroffen, situaties als in het rapport genoemd niet meer zouden mogen voorkomen.
Meer specifiek ten aanzien van de omtrent de handelwijze van de DT&V genoemde incidenten hecht ik eraan te benadrukken dat informatie omtrent seksuele gerichtheid nimmer met een diplomatieke vertegenwoordiging is of zal worden gedeeld. Ook niet als betrokkene geen asielverleden heeft. Seksuele gerichtheid is tijdens een presentatie volkomen irrelevant voor het doel wat DT&V voor ogen heeft, namelijk vaststelling van de nationaliteit ten behoeve van terugkeer. Het dient daarom geen enkel doel dit met een vertegenwoordiging te delen.
Hoe beoordeelt u de wijze waarop de geaardheid van de asielzoeker in de asielprocedure wordt vastgesteld? Wordt er naar uw mening voldoende rekening gehouden met mensenrechten als privacy en het verbod op discriminatie?
De IND heeft diverse maatregelen genomen om de asielprocedure voor LHBT’s op zorgvuldige wijze in te richten. Van de medewerkers wordt een objectieve, onderzoekende houding gevraagd ten aanzien van de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas. Onderzoek naar de homoseksuele gerichtheid vindt plaats door het stellen van vragen. De IND acht het van groot belang om hierbij mensenrechten, zoals het recht op privacy en het verbod op discriminatie, zorgvuldig in acht te nemen. Asielzoekers hebben de mogelijkheid om een klacht in te dienen indien er door een medewerker een grens wordt overschreden bij het stellen van vragen. De IND heeft echter gedurende de afgelopen jaren geen klachten ontvangen waarin werd gesteld dat de IND te ver was gegaan in de vraagstelling ten aanzien van de seksuele gerichtheid. Ik ben dan ook van mening dat het vormen van een oordeel over de geaardheid van een gestelde LHBT zorgvuldig plaatsvindt.
Juist omdat de IND er veel aan gelegen is om de benadering en beoordeling van LHBT’s waar mogelijk nog verder te verbeteren, zijn en worden de IND hoor- en beslismedewerkers op verschillende aspecten die van belang zijn bij het horen en interpreteren van verklaringen getraind. Een belangrijk aspect hierbij is ook het creëren van een veilige (hoor)omgeving zodat de asielzoeker het vertrouwen heeft om zijn daadwerkelijke motieven naar voren te brengen. Deze behoefte blijkt ook uit het rapport van het COC. De IND is zich hiervan bewust en besteedt er extra aandacht aan om zoveel mogelijk de voorwaarden te scheppen om een dergelijke omgeving te bieden. In het kader van het optimaliseren van de verschillende facetten op dit specifieke terrein is de IND in 2012 een samenwerkingsverband aangegaan met het project Pink Solutions van het COC.
Kunt u ingaan op de verschillende aanbevelingen van het COC Nederland in de brief van 22 februari 2013 die aan u gestuurd is?2 Bent u bereid deze aanbevelingen over te nemen?
De in vraag 6 genoemde brief was met name bedoeld ter voorbereiding op een gesprek dat het COC op 21 maart met mij heeft gevoerd. In dat gesprek is door mij mondeling uitgebreid nader ingegaan op de diverse in de brief genoemde onderwerpen. Te uwer informatie heb ik in de bijlage bij deze beantwoording schriftelijk mijn reactie gegeven op de belangrijkste punten die in de brief genoemd worden. Veel van deze onderwerpen zijn al eerder aan uw Kamer toegelicht.
Wat is de stand van zaken van de implementatie van de aanbevelingen uit het «Rapport inzake een kwalitatief onderzoek onder (oud)bewoners van asielzoekerscentra, naar mogelijkheden ter verhoging van de meldingsbereidheid van incidenten op gebied van geloofsovertuiging en seksuele geaardheid» van Deloitte3 en het eerdere rapport «Fleeing homophobia» van het COC en de Vrije Universiteit?4 Zijn deze maatregelen naar uw mening voldoende effectief gebleken?
Een groep van 25 COA medewerkers heeft het rapport van Deloitte geanalyseerd en heeft de aanbevelingen omgezet in een plan van aanpak. Deze analyse is besproken met, onder andere, het COC. Over het definitieve plan van aanpak is overeenstemming bereikt tussen het COA en het COC. Ten aanzien van het rapport «Fleeing Homophobia» heeft uw Kamer van de toenmalige minister voor Immigratie, Integratie en Asiel reeds een reactie ontvangen.5
De behandeling van homoseksuele asielzoekers |
|
Marit Maij (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Homoseksuele asielzoeker in Nederland slecht behandeld»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het rapport van COC Nederland over de positie en behandeling van homoseksuele asielzoekers?2
Medewerkers bij de uitvoerende diensten, zowel COA, IND als DT&V, zetten zich in voor een zorgvuldige, juridisch juiste en humane behandeling van vreemdelingen. Aan kwetsbare groepen, waaronder LHBT’s, wordt extra aandacht besteed. Op basis van de aanbevelingen uit het onafhankelijk onderzoek van Deloitte naar de situatie van kwetsbare groepen, waaronder LHBT’s, in de opvang, is in overleg met het COC een plan van aanpak opgesteld. Alle aanbevelingen uit het rapport zijn of overgenomen of in overleg met het COC aangepast.
Met het COC hebben in 2012 gesprekken plaatsgevonden waarin kon worden aangegeven wat het COC nog miste in de aanpak van het COA. Ook in 2013 zullen suggesties van het COC onderwerp van gesprek zijn.
De veiligheid van LHBT’s wordt, mede door het realiseren van de aanbevelingen uit het rapport, in de vreemdelingenketen zoveel mogelijk gegarandeerd. Het is echter wel van belang een realistisch beeld te behouden. Een volledig en in alle situaties voorkómen van incidenten kan niet gegarandeerd worden, niet in de maatschappij in het algemeen en ook niet in opvangcentra.
Bent u bereid de suggesties, om de asielprocedure LHBT-vriendelijker3 te maken, over te nemen?
De IND heeft diverse maatregelen genomen om de asielprocedure voor LHBT’s op zorgvuldige wijze in te richten. Van de medewerkers wordt een objectieve, onderzoekende houding gevraagd ten aanzien van de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas. Onderzoek naar de (gestelde) homoseksuele gerichtheid vindt plaats door het stellen van vragen. De IND acht het van groot belang om hierbij mensenrechten, zoals het recht op privacy en het verbod op discriminatie, zorgvuldig in acht te nemen. Asielzoekers hebben de mogelijkheid om een klacht in te dienen indien er onverhoopt door een medewerker een grens wordt overschreden bij het stellen van vragen. De IND heeft echter gedurende de afgelopen jaren geen klachten ontvangen waarin werd gesteld dat de IND te ver was gegaan in de vraagstelling ten aanzien van de seksuele gerichtheid. Ik ben dan ook van mening dat de beoordeling over de geaardheid van een gestelde LHBT zorgvuldig plaatsvindt.
Juist omdat de IND er veel aan gelegen is om de benadering en beoordeling van LHBT’s waar mogelijk nog verder te verbeteren, zijn en worden de IND hoor- en beslismedewerkers op verschillende aspecten die van belang zijn bij het horen en interpreteren van verklaringen getraind. Een belangrijk aspect hierbij is ook het creëren van een veilige (hoor)omgeving zodat de asielzoeker het vertrouwen heeft om zijn daadwerkelijke motieven naar voren te brengen. Deze behoefte blijkt ook uit het rapport van het COC. De IND is zich hiervan bewust en probeert zoveel mogelijk de voorwaarden te scheppen om een dergelijke omgeving te bieden. In het kader van het optimaliseren van de verschillende facetten op dit specifieke terrein is de IND in 2012 een samenwerkingsverband aangegaan met het project Pink Solutions van het COC.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, is op basis van de aanbevelingen uit het onafhankelijk onderzoek van Deloitte naar de situatie van kwetsbare groepen, waaronder LHBT’s, in de opvang, in overleg met het COC een plan van aanpak opgesteld. Alle aanbevelingen uit het rapport zijn ofwel overgenomen ofwel in overleg met het COC aangepast. Op deze wijze ben ik van mening dat de veiligheid van LHBT’s in de opvang zoveel mogelijk gegarandeerd wordt
Bij de IND zijn er in de afgelopen twee jaar geen meldingen bekend inzake veiligheidsincidenten of discriminatie. Navraag bij het lokatiemanagement van alle opvanglocaties leert dat er circa 90 gevallen van (mogelijke) discriminatie van LHBT’ers in het jaar 2012 bekend zijn, welke volgens het reguliere protocol afhandeling incidenten verder zijn afgehandeld.
Welke gegevens zijn u bekend omtrent de homovijandigheid in asielzoekerscentra? Acht u het noodzakelijk homoseksuele asielzoekers in asielzoekerscentra beter te beschermen? Zo ja, welke maatregelen neemt u daartoe?
Zie antwoord vraag 3.
Welke signalen over discriminatie van en vijandigheid jegens homoseksuele asielzoekers door medewerkers van uw diensten, zoals het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers en de (tolken van de) Immigratie- en Naturalisatiedienst herkent u? Welke aanpassingen bent u bereid te doen om te waarborgen dat homoseksuele asielzoekers zich gedurende de gehele asielprocedure voldoende veilig en beschermd voelen?
Zie antwoord vraag 3.
Intimidatie en beïnvloedingspraktijken van buitenlandse overheden bij asielzoekers en migranten naar aanleiding van het jaarverslag 2012 van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Zijn er bij de AIVD aanwijzingen dat, naast de Iraanse overheid en de Chinese overheid, zoals volgt uit het jaarverslag 2012 van de AIVD, ook de Russische overheid in Nederland Russische migranten en/of asielzoekers intimideert? Zo ja, in welke mate gebeurt dit?
Nee, er zijn op dit moment geen dergelijke aanwijzingen bij de AIVD bekend.
Hoe wordt er binnen de vreemdelingenketen omgegaan met meldingen van vreemdelingen over intimidatie door buitenlandse overheden binnen Nederland?
Indien de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) of de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) een melding ontvangt van een vreemdeling over intimidatie door een buitenlandse overheid binnen Nederland, wordt dit signaal doorgeleid naar de AIVD of, indien van toepassing, de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD). Hier is een speciale procedure voor ingericht.
Ook het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) informeert, conform de intern voorgeschreven regels, de AIVD indien een vreemdeling melding maakt van intimidatie door buitenlandse overheden.
Als er aanwijzingen zijn dat vreemdelingen worden geïntimideerd door buitenlandse overheden, doet de AIVD naslag en, indien daar aanleiding toe is, ook verder onderzoek.
Komt het voor dat binnen asielzoekerscentra vreemdelingen worden benaderd door buitenlandse geheime diensten? Zo ja, kunt u dit nader toelichten?
Er zijn geen concrete aanwijzingen bekend dat buitenlandse geheime diensten bewoners van locaties van het COA benaderen.
Worden medewerkers binnen de vreemdelingenketen gescreend op mogelijke betrokkenheid bij buitenlandse geheime diensten?
Een toekomstig medewerker van de IND, de DT&V of het COA dient bij indiensttreding een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) te overleggen. Bij de IND en de DT&V is een beperkt aantal functies, soms vanwege specifieke taken binnen een functie, aangewezen als «vertrouwensfunctie». Het betreft bijvoorbeeld functies waarbij een persoon in aanraking komt met staatsgeheim gerubriceerde informatie of kwetsbare politie-informatie. Indien sprake is van een vertrouwensfunctie moet een veiligheidsonderzoek worden ondergaan. Dit veiligheidsonderzoek wordt in het civiele domein uitgevoerd door de AIVD en in het militaire domein door de MIVD. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan mogelijke betrokkenheid bij buitenlandse geheime diensten.
Van hoeveel vreemdelingen is u bekend dat zij worden geïntimideerd door buitenlandse overheden? Hoe waarborgt u de veiligheid van vreemdelingen die in Nederland geïntimideerd worden door buitenlandse overheden?
Over aantallen kan ik in het openbaar geen mededelingen doen. Afhankelijk van de specifieke omstandigheden in een individuele zaak wordt bezien of, en zo ja welke, maatregelen passend zijn om de veiligheid van vreemdelingen te waarborgen.
Is er in de zaak Dolmatov onderzocht of er sprake is geweest van intimidatie door de Russische geheime dienst? Zo ja, wat was hier de uitkomst van? Zo nee, waarom niet en bent u bereid dit alsnog te onderzoeken?
Ja, dit is onderzocht. De uitkomst hiervan heeft de regering geen aanleiding gegeven tot het treffen van maatregelen. Voor het overige raakt de vraag aan het actueel kennisniveau van de AIVD. Daar kunnen in het openbaar geen uitspraken over worden gedaan.
Het bericht dat een dorststaker een verblijfsvergunning heeft gekregen |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Is het waar dat een asielzoeker uit Kameroen, die in dorststaking is gegaan, een verblijfsvergunning heeft gekregen?1
Zoals uw Kamer bekend is, vind ik het niet wenselijk om bij de beantwoording van kamervragen in te gaan op individuele aspecten van een zaak. Dit geldt ook voor een deel van de hier gestelde vragen die een individueel karakter hebben. Wel licht ik graag het relevante beleid toe en beantwoord ik graag de gestelde beleidsmatige vragen.
Het voeren van een honger- of dorststaking of andere protestactie is geen grond om aan vreemdelingen die daar geen recht op hebben alsnog verblijf te geven. Tegelijk kan het niet zo zijn dat vreemdelingen die een protestactie zijn gestart daarmee worden uitgesloten van vergunningverlening. Het is daarom van belang om ook bij vreemdelingen die een protestactie zijn gestart oog te houden voor indicaties in het individuele dossier die een grond vormen voor verblijf en hieraan gevolg te geven indien aangewezen. Een honger- of dorsstaking is geen grond.
Zo ja, op welke grond is deze vergunning verleend en waarom is afgeweken van het principe niet toe te geven aan een honger- of dorststaking omdat andere asielzoekers dit dan ook als pressiemiddel gaan gebruiken?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het een zeer ongewenst signaal is richting andere vreemdelingen en hun advocaten wanneer u zich onder druk laat zetten en dat daarmee het hek van de dam is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid hier niet meer voor te zwichten omdat dit alle toelatingscriteria waardeloos maakt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht dat 20 procent van de illegalen medische zorg wordt geweigerd |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat in Nederland een op de vijf ongedocumenteerden in 2012 geen toegang had tot medische zorg?1
Tijdens de Regeling van werkzaamheden van 16 april 2013 heeft uw Kamer verzocht om een brief over de zorg aan illegalen. Aanleiding voor deze brief is een nieuwsbericht op Joop.nl waarin wordt gemeld dat in 2012 aan illegalen in Nederland zorg is geweigerd. De minister voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport zal deze brief – mede namens mij – op korte termijn aan uw Kamer sturen.
Heeft u inmiddels uitvoering gegeven aan de motie-Gesthuizen?2 Zo ja, kunt u toelichten welke maatregelen zijn genomen? Zo nee, waarom niet? Hoe gaat u deze motie zo snel mogelijk uitvoeren?
Bij eerder genoemde brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wordt uw Kamer bericht over de uitvoering van voornoemde motie.
Op welke andere manieren gaat u bevorderen dat illegalen de medische zorg krijgen die ze nodig hebben?
Zie antwoord vraag 2.
Het rapport van de UNHCR en Vluchtelingenwerk Nederland “Pas nu weet ik: vrijheid is het hoogste goed” |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het rapport «Pas nu weet ik: vrijheid is het hoogste goed»?1
Ja.
Deelt u de conclusie van Vluchtelingenwerk Nederland en de United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) dat er geen juridische legitimiteit bestaat om de gesloten verlengde asielprocedure in stand te houden? Zo nee, kunt u ingaan op de afzonderlijke juridische argumenten in het rapport en deze onderbouwd, onder verwijzing naar (internationale) wet en regelgeving en jurisprudentie etc., weerleggen? Zo ja, wanneer gaat u ervoor zorgen dat deze procedure wordt afgeschaft?
Dat de gesloten verlengde asielprocedure een onvoldoende wettelijke basis zou kennen en strijdig zou zijn met internationale verplichtingen of geen individuele afweging zou kennen, deel ik niet.
Elke plaatsing in de gesloten verlengde asielprocedure kan door de asielzoeker, ook de Dublinclaimant, worden voorgelegd aan de (onafhankelijke) rechter. Vervolgens kan de asielzoeker steeds de voortduring van de bewaring aan de rechter voorleggen. Een voldoende wettelijke basis, conformiteit met internationale verplichtingen en een individuele motivering zijn nu juist aspecten die de rechter daarbij vol toetst. De juridische legitimiteit wordt daarmee in elke zaak opnieuw getoetst en geborgd.
Bij de implementatie van de aangepaste Dublinverordening zal de procedure voor Dublinclaimanten nader worden bekeken.
Wat is uw reactie op de aanbeveling dat, indien de gesloten verlengde procedure niet wordt afgeschaft, in ieder geval steeds een individuele belangenafweging moet plaatsvinden ten
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat bij Dublinclaimanten het asielverzoek niet inhoudelijk wordt bekeken? Zo ja, hoe beoordeelt u het risico dat mensen die recht hebben op internationale bescherming in detentie verblijven?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u de praktische noodzaak van de gesloten verlengde asielprocedure nu uit de cijfers blijkt dat de helft van de personen die hierin werd geplaatst geen beschikking kreeg binnen deze procedure?
Dat de gesloten verlengde asielprocedure in een niet gering deel van de zaken al wordt beëindigd voordat een definitief besluit op de asielaanvraag is genomen, bevestigt naar mijn oordeel dat de uitvoering er op is gericht deze procedure niet langer te laten duren dan noodzakelijk is. Juist het altijd laten voortduren van de gesloten verlengde asielprocedure tot een definitief besluit op de asielaanvraag is genomen, zou een te starre toepassing zijn.
Kunt u bij de beantwoording van de bovenstaande vragen ook ingaan op de toezeggingen die u gedaan hebt bij het debat over het rapport van de Inspectie voor Veiligheid en Justitie inzake een zelfmoord van een gedetineerde op 18 april 2013 en wat deze concreet betekenen voor uw beleid ten aanzien van grensdetentie? Hoe hanteert u de menselijke maat in het grensdetentiebeleid?
Zoals ik in het betreffende debat reeds uitvoerig met uw Kamer heb gewisseld, heb ik met de menselijke maat willen aangeven dat er bij de uitvoering van beleid oog dient te zijn voor de individuele vreemdeling. Die menselijke maat is nu reeds in de uitvoering aanwezig, maar het rapport van de Inspectie V&J heeft duidelijk gemaakt dat dat op een aantal plaatsen beter kan en moet. Meer aandacht voor de menselijke maat houdt in dat met oog voor de individuele behoefte van de persoon de aanwezige informatie wordt uitgewisseld, waarbij specifieke aandacht is voor alle relevante omstandigheden. Ik heb tevens aangegeven met de term menselijke maat niet te doelen op een wijziging van het restrictieve uitgangspunt van het Nederlandse toelatingsbeleid of van de maatregelen uit het regeerakkoord.
Kunt u in uw brief aan de Kamer ook aangeven welke alternatieven zijn onderzocht, naar aanleiding van uw toezegging om de Kamer voor het zomerreces in te lichten over alternatieven voor vreemdelingenbewaring voor Dublinclaimanten en hoe andere lidstaten omgaan met Dublinclaimanten? Welke termijnen en waarborgen worden er gehanteerd?
In de brief aan uw Kamer waarin onder meer mijn toekomstvisie over vreemdelingenbewaring is neergelegd, ben ik uitgebreid ingegaan op de pilots. Ook heb ik daarin de werkwijze en ervaringen van een aantal andere landen beschreven. Overigens hadden de pilots een bredere scope dan Dublinclaimanten.
Het medisch beroepsgeheim en vreemdelingen |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de uitspraken van een internist dat artsen worden gedwongen de aanwezigheid van een bewaarder dan wel politieagent toe te staan bij een medisch consult met een vreemdeling?1 Klopt deze uitspraak en wat is uw reactie hierop?
Ik ben op de hoogte van de uitspraken van deze internist. Ingeslotenen krijgen de noodzakelijke zorg aangeboden. Als een bezoek aan een ziekenhuis geïndiceerd is, zal dit uiteraard plaatsvinden. In het algemeen geldt dat een gesprek tussen de arts en patiënt in vertrouwen moet kunnen plaatsvinden. Bij een ziekenhuisbezoek van een ingesloten vreemdeling is dit uitgangspunt ook van toepassing, maar moet dit tevens worden afgewogen tegen het belang toezicht te houden op ingeslotenen die zich buiten de inrichting bevinden. Dit toezicht is niet alleen noodzakelijk om onttrekking te voorkomen, maar ook met het oog op de veiligheid van de ingeslotene en het ziekenhuispersoneel. De medewerkers van DV&O hebben de instructie om rechtstreeks toezicht te houden. Het toezicht kan echter afhankelijk van het veiligheidsrisico en de privacy gevoeligheid van het consult, ook worden uitgevoerd op een manier die meer privacy voor de ingeslotene meebrengt. In die gevallen is de DV&O medewerker niet in de behandelkamer aanwezig, maar doet deze dienst bij de deur buiten op de gang. Hierover vindt in de regel overleg plaats tussen de DV&O-medewerker en de betreffende arts. Dit leidt eigenlijk altijd tot een oplossing. Voor zover mij bekend is het zelden tot nooit voorgekomen dat een ziekenhuisbezoek van een bestuursrechtelijk ingesloten vreemdeling moest worden afgebroken vanwege het veiligheidsrisico.
Al met al ben ik van mening dat het uit oogpunt van veiligheid gerechtvaardigd kan zijn om – na zorgvuldige weging het te respecteren beroepsgeheim van de arts – een inbreuk te maken op de arts-patiënt vertrouwelijkheid. Deze inbreuk moet wel proportioneel zijn in het licht van de urgentie van de behandeling, het veiligheidsrisico en de privacy gevoeligheid van het consult.
Klopt de ervaring van deze internist dat zieke vreemdelingen mee terug worden genomen als een arts aangeeft alleen met de patiënt te willen spreken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, erkent u dat een dergelijk beleid in strijd is met het medisch beroepsgeheim, ook omdat een politieagent de medische informatie wel mag gebruiken? Hoe rijmt u deze gang van zaken met het uitgangspunt van het Nederlandse beleid dat elke vreemdeling recht heeft op de noodzakelijk medische zorg?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat voor elke betrokkene duidelijk moet zijn dat aanwezigheid van een derde, zoals een politieagent dan wel een bewaarder, bij een medisch consult in principe in strijd is met het medisch beroepsgeheim als voor die aanwezigheid geen enkele aanleiding is en dat de beoordeling van de arts hierin leidend dient te zijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Zijn de opmerkingen van deze internist door het Openbaar Ministerie, dat ter plekke bij monde van een Officier van Justitie verbonden aan het expertisecentrum Medische Zaken aangaf de zaak serieus te nemen, reeds aan u doorgegeven? Zo ja, is er inmiddels tot actie overgegaan? Zo nee, gaat u deze klachten alsnog onderzoeken?
Van de opmerkingen van de internist is melding gemaakt in een brief die het College van Procureurs-Generaal aan de Minister van Veiligheid en Justitie heeft gestuurd. Gelet op mijn eerdere antwoorden vind ik het op dit moment niet nodig om het beleid rondom het vervoer van gedetineerde vreemdelingen naar het ziekenhuis te herzien. Indien er klachten bestaan over het optreden van DV&O tijdens medische consulten, dan kan daarover volgens de gebruikelijke weg worden geklaagd.
Het Nederlandse visitatiebeleid in vreemdelingendetentie |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Visitatie in vreemdelingenbewaring»?1
Vreemdelingen die op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet (hierna Vw) in een huis van bewaring verblijven, kunnen op grond van artikel 29 van de Penitentiaire beginselwet (hierna Pbw) worden onderzocht aan het lichaam. De directeur van de inrichting is hiertoe bevoegd in het geval van binnenkomst of bij het verlaten van de inrichting, voorafgaand of na afloop van bezoek, dan wel indien dit anderszins noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of veiligheid van de inrichting. De directeur kan medewerkers aanwijzen die het onderzoek mogen uitvoeren. Indien een vreemdeling zich in bewaring bevindt op grond van artikel 6 Vw is het zogeheten Reglement Regime Grenslogies van toepassing. Op grond van dit Reglement kunnen vreemdelingen alleen worden onderzocht aan de kleding en vindt geen onderzoek aan het lichaam plaats.
De Dienst Justitiële Inrichtingen heeft in beleidsregels neergelegd in welke gevallen zij het onderzoek aan het lichaam noodzakelijk acht in het kader van de veiligheid en orde binnen de inrichting en in welke gevallen kan worden volstaan met het minder ingrijpende middel van onderzoek aan de kleding. Onderzoek aan het lichaam vindt plaats bij binnenkomst vanuit een inrichting anders dan een justitiële inrichting, bij gerede twijfel dat contrabande in de cel wordt gehouden en bij plaatsing in een afzonderingscel ter observatie. De praktijk wijst uit dat bij binnenkomst in de detentiecentra nog steeds contrabande wordt gevonden, waaronder verdovende middelen en wapens. Met een minder ingrijpend middel kan daarom niet worden volstaan. Zoals gezegd wordt bij binnenkomst vanuit een andere justitiële inrichting volstaan met een onderzoek aan de kleding. Ook na ontvangst van bezoek worden ingeslotenen in principe alleen onderzocht aan de kleding. Alleen indien er indicaties zijn dat contrabande worden ingevoerd kan op operationeel niveau worden besloten dat er onderzoek aan het lichaam moet worden uitgevoerd.
Overigens kunnen medewerkers altijd afwijken van deze beleidsregels indien zij onderzoek aan het lichaam niet wenselijk, of niet noodzakelijk achten.
In het artikel «Visitatie in vreemdelingenbewaring» worden vraagtekens geplaatst bij de huidige toepassing van onderzoek aan het lichaam in vreemdelingenbewaring vanuit de mensenrechtelijke optiek en het beginsel van minimale beperkingen. Gegeven de hiervoor geschetste context, ga ik ervan uit dat het onderzoek aan lichaam zich verhoudt tot de verplichtingen die voortvloeien uit de artikelen 3 en 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Of het onderzoek aan het lichaam in individuele gevallen rechtmatig is toegepast kan door de rechter worden getoetst aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval.
Overigens wordt op dit moment aan een wetsvoorstel gewerkt om de vreemdelingenbewaring een bestuursrechtelijke grondslag te geven en een daarbij passend regime van bewaring. Vanzelfsprekend zal ik bij het ontwerp rekening houden met grondrechten zoals vervat in de artikelen 3 en 8 van het EVRM en de uitleg hiervan door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
Wordt er standaard gevisiteerd of wordt altijd gekeken naar minder drastische maatregelen? Wanneer wordt er wel en wanneer wordt er niet tot visitatie overgegaan? Wie bepaalt dat?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bekend met de harde eisen van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), dat de lichaamsonderzoeken naast een behoorlijke, menswaardige uitvoering ook een legitiem doel moeten dienen?2 Voldoet het Nederlandse visitatiebeleid hieraan? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, gaat u het visitatiebeleid aanpassen en alleen inzetten in uiterste gevallen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bekend met het bericht dat een verkrachte vrouw bij aankomst in detentiecentrum Zeist op grove wijze is gedwongen mee te werken aan visitatie? Wat is uw reactie op deze zaak?3
Ik ben bekend met dit bericht. De betreffende ingeslotene heeft zich over haar behandeling beklaagd bij de beklagcommissie. Deze heeft het beklag ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep is gegaan bij de Raad voor de Sanctietoepassing en Jeugdbeleid (RSJ). Ook de RSJ heeft de klacht ongegrond verklaard. Daarbij is onder meer overwogen dat het personeel van DJI zorgvuldig heeft gehandeld en dat het onderzoek aan lichaam volgens de geldende wettelijke procedure heeft plaatsgevonden.
Gelet op het ingrijpende karakter van het middel wordt in de praktijk zo veel als mogelijk rekening gehouden met de persoonlijke situatie van de ingeslotene bij de afweging om al of niet over te gaan tot onderzoek aan het lichaam.
Kunt u toelichten hoe in het Nederlandse visitatiebeleid rekening wordt gehouden met het Valasinas-arrest van het EHRM, waarin is bepaald dat visitatie in aanwezigheid van iemand van het andere geslacht een onmenselijke of vernederende handeling in de zin van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) is?
Op grond van artikel 29 lid 3 Pbw wordt een onderzoek aan het lichaam uitgevoerd op een besloten plaats en voor zover mogelijk door een persoon van hetzelfde geslacht. De uitvoering van het onderzoek aan het lichaam staat beschreven in het protocol dat geldt bij binnenkomst. Ook in dit protocol is opgenomen dat het onderzoek aan lichaam en/of kleding wordt uitgevoerd door een medewerker van hetzelfde geslacht als de ingeslotene. Alleen in uitzonderlijke gevallen kan het onderzoek aan lichaam en/of kleding plaatsvinden in aanwezigheid van een medewerker van een ander geslacht dan de ingeslotene. Het gaat dan om gevallen waarin dit uit oogpunt van veiligheid noodzakelijk is. Het feitelijk onderzoek wordt echter altijd uitgevoerd door een medewerker van hetzelfde geslacht als de ingeslotene.
Deelt u de mening dat artikel 29 van de Penitentiaire Beginselenwet niet meer van toepassing is op vreemdelingenbewaring wanneer het regime wordt losgekoppeld van deze wet? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om in aanloop naar het nog aan de Kamer te sturen wetsvoorstel dit visitatiebeleid reeds te herzien?4
Met het wetsvoorstel krijgt de vreemdelingenbewaring een eigen bestuursrechtelijk regime. Op de invulling van dat regime kan ik nog niet ingaan. Ik zie op dit moment geen aanleiding om, vooruitlopend op het wetvoorstel, het beleid rondom het onderzoek aan het lichaam te herzien.
De opvangomstandigheden voor asielzoekers in Polen |
|
Marit Maij (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het rapport «Migration Is Not a Crime. Report on the Monitoring of Guarded Centres for Foreigners» over de opvangomstandigheden voor asielzoekers in Polen?1 Wat is uw oordeel daarover?
Ja, ik heb kennisgenomen van het rapport. In Polen zijn er open en gesloten opvangcentra voor vreemdelingen. De meeste asielzoekers verblijven tijdens de behandeling van hun procedure in open centra. De bevoegdheid om een vreemdeling onder te brengen in een gesloten centrum is toegekend aan de rechtbank. In reactie op protesten van vreemdelingen tegen de verblijfsomstandigheden in de gesloten centra, heeft de Poolse minister van Binnenlandse Zaken het initiatief genomen om de centra te laten inspecteren door zowel vertegenwoordigers van het ministerie van Binnenlandse Zaken als door vertegenwoordigers van ngo’s (o.a. het Helsinki Comité voor mensenrechten). In november 2012 hebben de inspecties plaatsgehad. Het in uw vraag aangehaalde rapport is het verslag opgesteld door de ngo’s. In het rapport worden in het bijzonder het regime, de penitentiaire uitstraling en de communicatie over onder meer de toegang tot rechtsmiddelen bekritiseerd. Daarnaast zijn de ngo’s van mening dat kinderen en getraumatiseerde vreemdelingen niet in de gesloten centra moeten worden ondergebracht.
In reactie op de kritieken en aanbevelingen heeft de Poolse regering een aantal maatregelen aangekondigd. Deze staan vermeld op de website van het Poolse ministerie van Binnenlandse Zaken (http://www.msw.gov.pl/portal/en/827/information of the Ministry of Interior following inspections in Guarded Centres.html). Om de uitstraling van een gevangenis weg te nemen worden tralies verwijderd en krijgen vreemdelingen binnen het gebouw volledige bewegingsvrijheid. Voor families met kinderen worden specifieke asielprocedures ingericht om het verblijf in de centra zo kort mogelijk te laten duren. Daarbij worden kinderen ondergebracht in de twee centra die zijn afgestemd op hun verblijf. De in de gesloten centra werkende grenspolitieambtenaren worden geschoold in interculturele competenties en talen om het communiceren met de asielzoekers, en het opvangen van signalen, te vergemakkelijken
Het is niet aan mij om een appreciatie te geven van het Poolse stelsel. Dat is aan de Poolse autoriteiten. Voor zover deze materie raakt aan de EU-wet- en regelgeving, is het de taak van de Europese Commissie om over correcte toepassing van het EU-recht te waken. De Commissie kijkt of het EU-recht wordt nageleefd en kan zonodig een EU-lidstaat verzoeken maatregelen te nemen als deze in gebreke blijft.
Heeft u andere signalen dat asielzoekers die in Polen bescherming vragen geconfronteerd worden met een ontoegankelijke aanvraagprocedure en gebrekkige opvangomstandigheden? Zo ja, welke? Zijn er ook signalen van misstanden zoals het standaard detineren en soms zelfs aanranden van asielzoekers?
In de afgelopen jaren zijn er enkele ngo-rapporten gepubliceerd over onder andere de detentiecentra en medische zorg. Hoewel deze rapporten kritisch zijn, kan uit deze rapporten niet worden opgemaakt dat asielzoekers in Polen structureel toegang tot de asielprocedure, opvang of medische zorg wordt onthouden. Dit geldt ook voor het in vraag 1 bedoelde rapport. Overigens staat in dit rapport dat er door de ngo’s geen bewijs is gevonden van het overtreden van de wet door de grenspolitie noch dat er incidenten zouden zijn voorgevallen waarbij vreemdelingen tijdens hun verblijf in gesloten centra werden geslagen of lastiggevallen.
In hoeverre speelt bij de beoordeling van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) of een Dublin-claim wordt gelegd en of een asielzoeker moet worden overgedragen aan Polen, een rol dat de omstandigheden en voorzieningen voor asielzoekers daar mogelijk benedengemiddeld zijn? In hoeverre worden verklaringen van de asielzoeker over eerdere negatieve ervaringen in Polen meegewogen?
Kort gezegd, mag een overdracht naar een lidstaat niet plaatsvinden indien de vreemdeling in die lidstaat onmenselijk of vernederend wordt behandeld in de zin van artikel 3 EVRM of artikel 4 van het Handvest van de Grondrechten van de EU. Voorafgaande aan de overdracht van een asielzoeker wordt door de IND, en indien beroep is ingesteld door de rechtbank, getoetst of de overdracht niet in strijd is met deze bepalingen. De verklaringen van de betrokken vreemdeling en de rapporten van ngo’s worden hierbij betrokken. Voor de duidelijkheid merk ik wel op dat een niet-naleving van een afzonderlijke bepaling uit (bijvoorbeeld) de EU-Opvangrichtlijn niet per definitie betekent dat de asielzoeker in die lidstaat daarmee ook onmenselijk of vernederend wordt behandeld in de zin van artikel 3 EVRM of artikel 4 van het Handvest. Daarbij geldt dat indien de vreemdeling van mening is dat een lidstaat bijvoorbeeld de bepalingen uit de Opvangrichtlijn niet ten volle naleeft, dit in beginsel door hem moet worden opgebracht in de desbetreffende lidstaat.
Bent u bereid met uw Poolse collega hierover, bijvoorbeeld tijdens de JBZ-raad, in gesprek te gaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat zult u met uw collega bespreken? Kunt u de Kamer over de uitkomsten van dat gesprek informeren?
Gelet op de omstandigheid dat door de Poolse regering in reactie op de kritieken al enkele maatregelen zijn aangekondigd en het de bevoegdheid van de Europese Commissie is om te beoordelen of een stelsel in strijd is met het EU-recht, zie ik thans onvoldoende aanleiding om mijn Poolse collega hierover in de JBZ-Raad aan te spreken. Uiteraard ben ik wel bereid om mijn Poolse collega en marge van de Raad te vragen naar relevante ontwikkelingen. Daarnaast merk ik op dat Polen, net als de andere EU-lidstaten, aanvullende maatregelen zal moeten treffen om te voldoen aan de normen van de herschikte Opvangrichtlijn en Asielprocedurerichtlijn, die naar verwachting medio 2013 door de beide EU-wetgevers zullen worden aangenomen. In dat kader worden, onder voorzitterschap van de Europese Commissie, contactgroepen ingericht waar lidstaten met elkaar van gedachten kunnen wisselen over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de nieuwe normen.
Het bericht dat een Syrische familie wordt uitgezet naar Polen |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de uitzending over de voorgenomen uitzetting van een Syrische familie naar Polen?1
Zoals uw Kamer bekend is, vind ik het niet wenselijk om in de beantwoording van Kamervragen in te gaan op individuele aspecten van een zaak. Dit geldt ook voor een deel van de hier gestelde vragen die een individueel karakter hebben. Wel licht ik graag het relevante beleid toe en beantwoord ik de gestelde beleidsmatige vragen.
Wat is de status van de Nederlandse asielaanvraag van deze Syrische familie?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bekend met de klachten die er zijn over het opvangregime in Polen en de onmenselijke en vernederende manier waarop vreemdelingen daar worden behandeld?2 Wat is uw reactie op deze uitspraken en bevindingen? Wordt deze informatie betrokken bij het besluit of een Dublinclaim zal worden ingediend bij Polen? Zo nee, waarom niet?
Graag verwijs ik u naar mijn antwoorden van heden op de schriftelijke vragen van het lid Maij (PvdA), waarin ik inga op het rapport en de wijze waarop de Dublin Verordening wordt toegepast.
Deelt u de mening dat de inbewaringstelling van een gezin met minderjarige kinderen dat een asielaanvraag heeft ingediend in strijd is met in ieder geval de artikelen 15 tot en met 17 van de Terugkeerrichtlijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wordt dit meegenomen in het oordeel of deze familie wordt teruggestuurd naar Polen? Gaat u hierover in gesprek met Polen?
Het is niet aan de Nederlandse regering om te controleren of een stelsel in een andere lidstaat strijdig is met het EU-recht. Ieder EU-land is verantwoordelijk voor de uitvoering van de EU-wetgeving in zijn interne rechtsorde (tijdige omzetting, overeenstemming en correcte toepassing). De Europese Verdragen bepalen dat de Europese Commissie over de correcte toepassing van het EU-recht waakt. Als een EU-land het EU-recht niet eerbiedigt, kan de Europese Commissie op grond van artikel 258 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie tegen die inbreuk optreden en zo nodig een zaak aanhangig maken bij het Hof van Justitie.
Meer in het algemeen kan ik u wel antwoorden dat sec een verblijf in bewaring tijdens de behandeling van het asielverzoek niet in strijd is met het EU-asielrecht.
Bent u bekend met de uitspraak van het Hof van Justitie dat overdrachten op grond van Verordening Dublin II niet mogen plaatsvinden wanneer (in dit geval) Nederland niet onkundig is van het feit dat door fundamentele tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen asielzoekers in (in dit geval) Polen een reëel risico lopen op onmenselijke of vernederende behandelingen? Hoe wordt dit uitgangspunt meegenomen in het Nederlandse asielbeleid en dan vooral bij de beoordeling of sprake is van Dublin II-situatie?3
Ja, ik ben bekend met dit arrest. Het vertrouwensbeginsel tussen de EU-lidstaten vormt de kern van het Dublinsysteem. Dit betekent dat de Nederlandse regering er, behoudens tegenbewijs, op mag vertrouwen dat de andere lidstaat, in dit concrete geval Polen, zijn internationale verplichtingen jegens asielzoekers nakomt. Door zowel het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (M.S.S. tegen België en Griekenland, no. 30696/09) als het Hof van Justitie (N.S. tegen VK, no. C- 411/10) zijn in 2011 arresten gewezen over de grenzen waarbinnen uitvoering kan worden gegeven aan het interstatelijke vertrouwensbeginsel. Zoals ik in mijn antwoorden op de vragen van het lid Maij heb aangegeven, mag een overdracht naar een lidstaat niet plaatsvinden indien de vreemdeling in die lidstaat onmenselijk of vernederend wordt behandeld in de zin van artikel 3 EVRM of artikel 4 van het Handvest van de Grondrechten van de EU. Voorafgaande aan de overdracht van een asielzoeker wordt door de IND, en indien beroep is ingesteld door de rechtbank, getoetst of de overdracht niet in strijd is met deze bepalingen. De verklaringen van de betrokken vreemdeling en de rapporten van ngo’s worden hierbij betrokken. Zoals ik in mijn antwoorden aan het lid Maij ook heb aangegeven betekent een niet-naleving van een afzonderlijke bepaling uit (bijvoorbeeld) de EU-Opvangrichtlijn niet per definitie dat de asielzoeker in die lidstaat daarmee ook onmenselijk of vernederend wordt behandeld in de zin van artikel 3 EVRM of artikel 4 van het Handvest. Daarbij geldt dat indien de vreemdeling van mening is dat een lidstaat bijvoorbeeld de bepalingen uit de Opvangrichtlijn niet ten volle naleeft, dit in beginsel door hem moet worden opgebracht in de desbetreffende lidstaat.
Op welke wijze is onderzocht of de familie een zorgvuldige asielprocedure heeft kunnen starten in Polen? In hoeverre worden klachten van asielzoekers over mensenrechtenschendingen en slechte medische zorg in het eerste land van binnenkomst meegenomen in de afweging om hen daarnaar terug te sturen?
Zoals ik heb aangegeven acht ik het in beginsel onwenselijk inhoudelijke informatie te verstrekken over individuele gevallen. Meer in het algemeen kan ik antwoorden dat de verklaringen van een asielzoeker worden betrokken bij de toets of hij bij terugkeer in het eerste land van binnenkomst een reëel risico loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van de meergenoemde bepalingen. Zoals ik ook heb aangegeven in mijn antwoorden op de vragen van het lid Maij kan uit de mij bekende rapporten niet worden opgemaakt dat asielzoekers in Polen structureel toegang tot de asielprocedure, opvang of medische zorg wordt onthouden.
Erkent u dat de verschillen tussen landen en hun asielprocedures en opvangvoorzieningen nu niet opgelost kunnen worden door het Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel? Erkent u dat hierdoor vluchtelingen de kans lopen de dupe te worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat zij nog steeds het risico lopen om alsnog blootgesteld te worden aan onmenselijke of vernederende behandelingen? Zo ja, hoe gaat u dit voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Door de beide EU-wetgevers, Raad en Europees Parlement, is recent een politiek akkoord bereikt over de herschikte asielverordeningen en richtlijnen die de wettelijke grondslag vormen van de tweede fase van het GEAS. Medio 2013 wordt deze wetgeving formeel aangenomen. Met de herschikte verordeningen en richtlijnen, waaronder de Opvangrichtlijn, worden de asielstelsels in de lidstaten in verdergaande mate geharmoniseerd. Echter ook in deze tweede fase van het GEAS zullen er verschillen blijven bestaan in asielprocedures en medische- en opvangvoorzieningen. Zoals uiteengezet in mijn antwoord op vraag 5 zijn aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel grenzen gesteld en mag een overdracht in kader van de Dublin Verordening niet plaatsvinden indien deze in strijd is met artikel 3 EVRM of artikel 4 van het Handvest. Deze toets zal ook centraal staan bij de toepassing van de Dublin Verordening in de tweede fase van het GEAS.
Bent u tot slot bereid de zaak van deze Syrische familie te herzien? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Trauma's in de schoolbank |
|
Michel Rog (CDA) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Bent u bekend met de radio-uitzending «Trauma’s in de schoolbank»?1
Ja.
Deelt u de mening dat deze kinderen – die veelal getraumatiseerd zijn door hun ervaringen gecombineerd met de onzekerheid over een eventuele uitzetting – meer ondersteuning behoeven dan normale kinderen? Zo nee, waarom niet? Bent u van mening dat zolang deze kinderen in Nederland verblijven zij recht hebben op goed onderwijs dat is aangepast aan hun specifieke behoeftes?
Ik zou me kunnen voorstellen dat deze kinderen andere ondersteuning behoeven dan normale kinderen. Er wordt momenteel geïnventariseerd welke kosten de leerlingpopulatie van een AZC-school die is verbonden aan een Gezinsopvang locatie met zich meebrengt. Als er blijkt dat er sprake is van meer kosten dan waar in de bekostiging rekening mee is gehouden, ligt een oplossing in de financiële sfeer voor de hand. De concrete uitwerking hiervan vindt zo spoedig mogelijk plaats, zodat deze met ingang van het nieuwe schooljaar geïmplementeerd zou kunnen worden. Alle kinderen in Nederland hebben recht op goed onderwijs, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met hun behoeftes.
Deelt u de mening dat het vanwege de bijzondere omstandigheden van deze kinderen en de niveauverschillen tussen de kinderen niet mogelijk is om deze kinderen te plaatsen in een gemiddelde groepsgrootte van 24 kinderen, maar dat zij in een veel kleinere groep van 10–12 leerlingen zouden moeten zitten? Zo ja, waarom worden deze scholen dan toch bekostigd als waren het normale scholen met een normale leerlingenpopulatie? Zo nee, waarom niet?
AZC-scholen worden niet bekostigd voor een gemiddelde groepsgrootte van 24 kinderen. AZC-scholen hebben veel gewichtenleerlingen en ontvangen voor deze leerlingen gewichtenmiddelen. Deze middelen worden onder andere ingezet om extra leerkrachten aan te trekken, waardoor er kleinere groepen samengesteld kunnen worden.
In het antwoord op vraag 2 heb ik aangegeven dat er momenteel een inventarisatie plaats vindt welke extra kosten de opvang van deze asielzoekerskinderen met zich mee brengen. Die extra kosten zouden wellicht veroorzaakt kunnen worden doordat de AZC-school te werk gaat met (nog) kleinere groepen vanwege specifieke problemen waar deze kinderen mee te maken hebben. Als blijkt dat dit het geval is zal dat worden meegenomen in de hiervoor genoemde concrete uitwerking.
Wat is de reden dat noodzakelijke ondersteuning voor deze scholen en kinderen, zoals bijvoorbeeld speltherapeuten en schoolmaatschappelijk werk, niet structureel worden bekostigd door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of de desbetreffende gemeenten?
Scholen voor primair onderwijs ontvangen een lumpsum bekostiging. Scholen kunnen zelf de afweging maken of ze hieruit een speltherapeut en/of een schoolmaatschappelijk werker willen bekostigen. AZC- scholen kunnen ook aanspraak maken op extra bekostiging op grond van de gewichtenregeling en op bijzondere en aanvullende bekostiging op grond van artikel 31 en 32 van de Regeling bekostiging personeel PO 2012–2013 (Staatsblad 6657, d.d. 5 april 2012) voor respectievelijk toename van het aantal asielzoekersleerlingen en voor de eerste opvang van vreemdelingen die korter dan een jaar in Nederland zijn. De extra (bijzondere) bekostiging kunnen scholen ook inzetten voor de inzet van extra personeel zoals een schoolmaatschappelijk werker of een speltherapeut.
Is het mogelijk om deze scholen een cluster 4 bekostiging te geven, ook al hebben deze kinderen geen gedragsstoornis maar een trauma dat bepaald gedrag veroorzaakt?
Nee. De AZC-scholen zijn reguliere scholen voor primair onderwijs. Zie verder het antwoord op vraag 2.
Indien een cluster 4 bekostiging niet mogelijk is, is het dan mogelijk deze scholen expertisebekostiging toe te kennen op basis van de door hun opgedane kennis en ervaring, zoals sommige scholen in cluster 3, bijvoorbeeld de epilepsiescholen, expertisebekostiging krijgen?