Het bericht ‘Asielzoekers veroorzaken overlast in Grave: 'Mensen durven straat niet op'’ |
|
Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Marjolein Faber (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Asielzoekers veroorzaken overlast in Grave: «Mensen durven straat niet op»»?1
Ja.
Herkent u het beeld van toegenomen overlast door asielzoekers in Grave? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is hier de oorzaak van?
In deze periode heeft de politie een toename van het aantal meldingen gezien. Deze toename is gerelateerd aan twee gebeurtenissen. De politie ontving rondom 17 en 18 september jl. een twintigtal meldingen/aangiften van (pogingen tot) auto-inbraken en meldingen van verdachte situaties bij woningen. De politie heeft hiervoor twee verdachten aangehouden.
Daarnaast was er op 22 september jl. een ruzie op straat tussen een groep jongeren. Deze jongeren zijn staande gehouden en weggestuurd door de politie.
Deze gebeurtenissen stonden los van elkaar. Er is op dit moment geen sprake meer van een verhoogd aantal meldingen.
Klopt het dat de overlast sinds twee weken is toegenomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is er de afgelopen twee weken veranderd waardoor dit is gebeurd?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft de toegenomen overlast inderdaad te maken met de overplaatsing van een groep asielzoekers van het asielzoekerscentrum (azc) in Budel naar Velp? Wat voor asielzoekers betreft dit met name? Gaat het bijvoorbeeld om kansarme asielzoekers en/of mensen die in een tweestatusstelsel als subsidiair zouden worden bestempeld en/of alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv's)?
Bij de inbraak en diefstal waren twee bewoners van het azc betrokken die zijn aangehouden. Om privacyredenen kan ik verder niet ingaan op de door u gevraagde informatie over deze personen.
Betreft het incident van afgelopen zondag vanaf de poort van azc Grave ook asielzoekers van andere azc’s? Zo ja, waar komen zij dan vandaan en op welke manier is het incident dan gecoördineerd?
Bij het incident voor de poort op 22 september jl. waren geen bewoners van het azc betrokken. De jongeren op straat kwamen uit diverse plaatsen in Nederland, onder andere uit Zuid-Holland, Noord-Brabant en Gelderland.
Deelt u de mening dat u een rol heeft in ervoor zorgen dat overlast door asielzoekers zoveel mogelijk wordt ingeperkt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Ja, daarom voert dit kabinet een lik-op-stukaanpak op overlast, intimidatie en geweld van asielzoekers. Ernstige overlastgevers kunnen uit reguliere opvanglocaties worden overgeplaatst naar de handhavings- en toezichtslocatie waar een vrijheidsbeperkende maatregel wordt opgelegd. Tegelijkertijd wordt ingezet op een snelle doorstart van de procesbeschikbaarheidsaanpak voor asielzoekers met een kansarme aanvraag (zie nadere toelichting in antwoord op vraag2.
Om criminele vreemdelingen te laten merken dat hun gedrag niet wordt getolereerd en verblijfsrechtelijke consequenties kan hebben, wordt een aanpassing van de glijdende schaal onderzocht, de ongewenstverklaring uitgebreid en gekeken hoe de lat voor verblijfsrechtelijke consequenties kan worden verlaagd. Daardoor kunnen de vergunningen van criminele vreemdelingen worden ingetrokken en kunnen zij worden uitgezet als er geen terugkeerbeletsel bestaat.
Ten slotte wordt ingezet op het intensiveren van het terugkeertraject voor overlastgevende asielzoekers van wie de asielaanvraag is afgewezen. Het speciaal hiervoor ingerichte Team overlastgevende vreemdelingen (TOV) zal deze aanpak coördineren. Doel is om overlastgevers in beeld te krijgen en houden, waarna actief aan hun terugkeerproces wordt gewerkt.
Welke maatregelen zijn getroffen om overlast te voorkomen en veiligheid van de inwoners van Grave en de medewerkers van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) te waarborgen? Wordt er door het COA aanvullende beveiliging of toezicht ingezet, bijvoorbeeld in en rondom het azc in Velp?
De politie heeft twee mannen van 27 en 47 jaar aangehouden naar aanleiding van de meldingen/aangiften van diefstallen uit auto’s.
Daarnaast is het toezicht door boa´s, de flying squad (boa´s met specialisatie op azc-bewoners), straatcoaches en de politie geïntensiveerd. Zij zijn meer aanwezig in het straatbeeld.
Het COA voert gesprekken met bewoners van het azc, die erg zijn geschrokken van de negatieve berichten op social media, en heeft het toezicht op de in- en uitgaande bezoekersstroom aangescherpt.
Welke maatregelen bent u verder nog van plan te nemen om de veiligheid van de inwoners van Grave en de medewerkers van het COA te waarborgen?
De lokale driehoek (burgemeester, politie en officier van justitie) is verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid, handhaving van de wet en het vervolgen van wetsovertreders. De burgemeester is verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde en de inzet hierop door de politie. De officier van justitie is verantwoordelijk voor de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde.
Tegelijkertijd werkt dit kabinet aan een structureel pakket aan asielmaatregelen. Startpunt voor de uitvoering is dat asielverzoeken van asielzoekers met kansarme aanvragen en overlastgevende asielzoekers die al in Nederland zijn, zo snel mogelijk worden afgewezen. Daartoe wordt gewerkt aan de doorstart van de procesbeschikbaarheidsaanpak, waar asielzoekers met een kansarme aanvraag of asielzoekers die overlast veroorzaken worden behandeld door de IND in een versoberd regime. De verwachting is dat die aanpak bijdraagt aan de afname van overlast. Omdat een relatief groot deel van de asielzoekers met een kansarme aanvraag voorkomt in de overlastcijfers, zal met deze inzet de overlast naar verwachting afnemen.
Bestaat de groep overlastgevers vooral uit asielzoekers van wie de aanvraag voor een verblijfsvergunning is afgewezen? Zo ja, waarom zijn deze asielzoekers nog niet uitgezet en wat gaat u doen om deze mensen zo snel mogelijk uit te zetten?
De groep overlastgevers die betrokken waren bij de onrust op 22 september kwamen uit andere delen van Nederland. De groep overlastgevers is staande gehouden en weggestuurd door de politie. Ik kan niet verder ingaan op individuele persoonsinformatie.
Wat zijn de huidige regelingen omtrent de overplaatsing van overlastgevende asielzoekers naar een locatie waar zij onder strenger toezicht staan? Kan deze groep overgeplaatst worden naar een handhaving- en toezichtlocatie (HTL)? Zo nee, waarom niet?
Het COA kan verschillende maatregelen opleggen aan overlastgevers, waaronder het overplaatsen naar een andere locatie voor een time-out. Aan asielzoekers die (ernstige) overlast, bedreiging of geweld veroorzaken, kan de htl-maatregel worden opgelegd. De htl-maatregel is een individuele maatregel die per individu moet worden gemotiveerd.
Deelt u de mening dat overlastgevende kansarme asielzoekers per direct in een vrijheidsbeperkende omgeving geplaatst zouden moeten worden, zoals een procesbeschikbaarheidslocatie (PBL)? Bent u bereid zo snel mogelijk een PBL te openen en daarbij een «one-strike-out» principe te hanteren dat zodra een kansarme asielzoeker overlast veroorzaakt deze per direct naar een PBL overgeplaatst kan worden? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat een heropende PBL aan de juridische juiste waarborgen voldoet? Zo nee, waarom niet? Wat gaat u dan wel doen om overlastgevers aan te pakken en het voor bewoners in Grave weer rustig te krijgen?
Met de doorontwikkeling van de procesbeschikbaarheidslocaties wordt beoogd de pilot te verbreden door te gaan werken met een procesbeschikbaarheidsaanpak. Die is in eerste instantie gericht op versterking van het zicht op de beschikbaarheid voor het asielproces van de vreemdeling door het instellen van een tweemaal daagse inhuisregistratie door het COA. Indien de vreemdeling niet beschikbaar blijkt bij de inhuisregistratie en/of wanneer sprake is van overlastgevend gedrag, zowel op de COA-locatie als daarbuiten, bijvoorbeeld bij (winkel)diefstal, zal worden beoordeeld of een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 56 Vreemdelingenwet aan de vreemdeling kan worden opgelegd.
Deze maatregel valt samen met een intensief dagprogramma, gericht op de afwikkeling van het asielproces, waar zelfstandige terugkeer met hulp van IOM wordt aangeboden. De oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel is een escalatiestap die wordt opgelegd indien het gedrag van de vreemdeling daartoe aanleiding geeft. Het is een middel dat beschikbaarheid voor de asielprocedure waarborgt, wat moet leiden tot het vlot en efficiënt afhandelen van de aanvragen van deze doelgroep.
Voor vreemdelingen die ernstige overlast veroorzaken (zowel op een reguliere opvanglocatie als op de PBL) blijft plaatsing op de handhaving en toezichtlocatie (htl) in Hoogeveen mogelijk.
Bij brief van 17 mei jl. is de Kamer geïnformeerd over de ontwikkelingen met betrekking tot de aangescherpte procesbeschikbaarheidsaanpak in Ter Apel.3 De wens van zowel mij als de gemeente Westerwolde is dat de procesbeschikbaarheidsaanpak zo snel mogelijk kan worden hervat in Ter Apel. Hiervoor is onder andere randvoorwaardelijk dat de situatie in Ter Apel normaliseert, zodat er voldoende opvangcapaciteit beschikbaar komt om asielzoekers in de PBL te kunnen plaatsen.
Met de gemeente Cranendonck wordt bezien op welke manier ook daar gestart kan worden met de hernieuwde procesbeschikbaarheidsaanpak. Ik blijf mij onverminderd inzetten voor het realiseren van meer van dit soort locaties.
Het aankondigen van een opt-out bij de Europese Commissie |
|
Marieke Koekkoek (D66) |
|
Marjolein Faber (PVV) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat dit opt-out verzoek aan de Europese Commissie vergeefs is, aangezien concrete verdragsverandering momenteel niet aan de orde is?
Op 18 september heb ik een brief verzonden aan de Europese Commissie over de opt-out op het vlak van asiel en migratie1. In de brief geeft het kabinet aan dat Nederland bij verdragswijziging zal pleiten dat de Europese asiel- en migratieregels niet meer op Nederland van toepassing zijn. Het kabinet heeft in het Regeerprogramma immers opgenomen dat de omvang van migratie naar Nederland zo snel mogelijk drastisch beperkt moet worden met een omvangrijk pakket voor grip op migratie. Voor asielmigratie zet het kabinet nu concrete stappen naar het strengste asielregime ooit. Het kenbaar maken van de wens voor een Nederlandse opt-out van Europese asiel- en migratieregelgeving is hiervan een onderdeel. Een en ander vloeit voort uit het Hoofdlijnenakkoord en Regeerprogramma, alsook uit de motie-Veldkamp van 12 december jl.
Op dit moment is er onder de lidstaten geen steun voor het wijzigen van de EU-verdragen. Door de brief aan de Commissie te richten, maakt het kabinet de Nederlandse wens voor een opt-out bij verdragswijziging kenbaar in Brussel. Het nieuwe kabinet geeft het heldere signaal af dat Nederland in de toekomst eigen migratieregels wil maken.
Bent u met het kabinet van plan om verdragsverandering in Europees verband te bepleiten?
Op dit moment niet. Momenteel is er geen draagvlak voor verdragswijziging onder de lidstaten. Wel breng ik de Nederlandse wens voor een opt-out onder de aandacht van mijn Europese collega’s. Dit temeer daar een resolutie van het Europees Parlement d.d. 22 november jl. pleitte voor vergaande verdragswijziging, inclusief uitbreiding van EU-bevoegdheden.
Welk signaal wilde u afgeven aan de Europese Commissie met betrekking tot de huidige situatie en het naleven van de Europese asiel- en migratieregelgeving?
Het signaal dat Nederland in de toekomst eigen migratieregels wil maken. Zo lang Nederland geen opt-out heeft, is de Europese asiel- en migratieregelgeving op Nederland van toepassing, en zal het kabinet dit uitvoeren en naleven.
Bent u van plan om de Europese asiel- en migratieregelgeving in Nederland strikt na te leven?
Ja. Zie ook het antwoord op vraag 3. Zoals ook in het regeerprogramma is opgenomen neemt het kabinet maatregelen die de asielinstroom beperken voor zover die maatregelen in overeenstemming zijn met Europese regelgeving en internationale verdragen. Zolang er voor Nederland geen opt-out geldt op migratiegebied, zet Nederland in op het EU Asiel- en Migratiepact als essentieel voor versterken van Europese grip op migratie. We zullen daarom prioriteit aan tenuitvoerlegging van het Pact blijven geven, naast nationale maatregelen die binnen gegeven EU-kaders mogelijk zijn.
Verwacht u dat de Europese Commissie inbreukprocedures zal starten indien deze regelgeving geschonden wordt?
Zie het antwoord op vragen 3 en 4.
Het is aan de Commissie, als hoedster van de EU-Verdragen, om te beoordelen of Unierecht wordt geschonden en, indien nodig, op te treden, bijvoorbeeld middels het starten van een inbreukprocedure (cf. artikel 258 VWEU).
Het bericht ‘Minister Faber schittert door afwezigheid in eigen ‘asielcrisis’: ‘Ik ken geen burgemeester die door haar gebeld is’ |
|
Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Marjolein Faber (PVV) |
|
![]() |
Hoeveel burgemeesters heeft u sinds uw aantreden persoonlijk gebeld om te vragen opvangplekken voor asielzoekers te realiseren?1
Nederland kan de grote instroom van asielzoekers niet aan. Beslissingen over asielaanvragen duren lang en de asielopvang zit vol. Daarnaast kunnen mensen die recht hebben op bescherming en een status hebben, niet uit de opvang vertrekken. Zo houden statushouders op dit moment circa 25% van alle asielopvangplekken bezet. Voor deze doelgroep zet het kabinet onder meer in op onzelfstandige huisvesting, bijvoorbeeld in doorstroomlocaties, om de asielopvang te ontlasten.
Het kabinet zet tevens in op structurele maatregelen om beleid en wetgeving aan te passen, en te komen tot het strengste toelatingsregime voor asiel en het omvangrijkste pakket voor grip op migratie ooit.
Extra capaciteit en extra uitstroom is nodig om iedereen een bed te kunnen blijven bieden en een grotere doorstroom vanuit Ter Apel op gang te krijgen. Het COA is, het eerste aanspreekpunt in gesprekken met gemeenten voor het creëren van meer opvangplekken. Daarbij ondersteunt mijn departement waar nodig. Zelf spreek ik op donderdag 26 september aanstaande tijdens de Landelijke Regietafel met vertegenwoordigers van onder meer de Vereniging Nederlandse Gemeenten, de Commissarissen van de Koning, het Interprovinciaal Overleg en het Veiligheidsberaad over onder meer de opvangsituatie. Op 30 september doe ik dat met de Commissarissen van de Koning vanuit hun rol als rijksorgaan. Indien noodzakelijk, neem ik ook zelf contact op met de betreffende gemeente.
Kunt u deze vraag beantwoorden voorafgaand aan het tweeminutendebat vreemdelingen- en asielbeleid (CD 12/9)?
Ja.
Het bericht ‘COA verwacht komende dagen voldoende opvangplekken te hebben in Ter Apel’ |
|
Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Marjolein Faber (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «COA verwacht komende dagen voldoende opvangplekken te hebben in Ter Apel»?1
Ja.
Klopt het dat het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) in Ter Apel momenteel elke avond weer op zoek moet naar tijdelijke bedden doordat het asielzoekerscentrum helemaal vol zit en de doorstroom bijna stilligt?
Op dit moment ligt de bezetting in Ter Apel onder de 2.000. De druk op de asielopvang is nog wel onverminderd hoog; alle locaties zitten vol en veel asielzoekers worden nog altijd opgevangen op noodplekken.
Wat is de oorzaak van de toegenomen opvangproblematiek in de afgelopen weken? In welke mate ligt de oorzaak in een verhoogde instroom en in welke mate ligt het aan een gebrek aan plekken en uitstroom in de keten zelf? Welke andere oorzaken zijn er?
De druk op de opvang komt voort uit de verschillende redenen. Factoren zoals de hoogte van de instroom, het aantal statushouders dat doorstroomt naar huisvesting in de gemeente en het aantal beschikbare opvangplekken spelen allemaal een rol.
Welke instroomprognose had uw ministerie het afgelopen half jaar voor de maanden augustus en september gemaakt en hoe verhoudt zich dit tot de werkelijke instroom?
De instroomprognose binnen de Meerjaren Productie Prognose (MPP) is opgesteld op jaarbasis en bevat geen verdeling op maandbasis. Binnen de migratieketen wordt er op basis van historische gegevens rekening gehouden met een hogere instroom in de tweede helft van het jaar ten opzichte van de eerste helft. Deze najaarspiek heeft zich tot op heden nog niet in dezelfde mate voorgedaan als in voorgaande jaren. In 2024 werden tot en met oktober circa 27.700 eerste asielaanvragen gedaan. Dit aantal bevindt zich aan de onderkant van het aantal eerste asielaanvragen dat in de MPP 2024-I werd geprognosticeerd.
Hoe is het mogelijk dat u en het COA ogenschijnlijk overvallen lijken door deze acute problematiek?
Ik ben voortdurend met het COA in gesprek over de asielopvang en de problematiek die hierbij speelt. Iedere dag wordt hard gewerkt om de aanhoudende problematiek het hoofd te bieden. De COA-opvang zit vol, de ruimte om bijvoorbeeld één of enkele dagen van verhoogde instroom te kunnen absorberen is beperkt. De beperkte snelheid waarmee statushouders uit de asiel opvang stromen is hierop ook van invloed. Dit maakt dat de ontwikkeling van externe factoren, die zich niet altijd laten voorspellen, vrijwel direct kan leiden tot een acuut probleem.
Wat is de afgelopen maanden gedaan om voldoende opvangplekken te waarborgen voor de maand september wanneer meestal van tevoren al een piek in vraag is te voorzien?
Het COA zet continu in op het openhouden van sluitende locaties en het realiseren van nieuwe locaties. Het COA is daarbij afhankelijk van de welwillendheid en inzet van gemeenten. Een grote groep gemeenten neemt zijn verantwoordelijkheid.
Met welke bezettingsgraad voor COA-locaties werkt u momenteel en welke ruimte zit er nog in het ophogen daarvan en in eventuele versobering om meer plekken te creëren?
De COA-opvang zit vol, er is geen ruimte om de bezetting te verhogen. Dit zorgt ervoor dat de ruimte binnen het COA om personen te plaatsen zeer beperkt is en in grote mate afhankelijk is van nieuw te openen locaties en de uitstroom van statushouders uit de opvang.
Klopt het dat de opvang momenteel niet georganiseerd kan worden zonder noodoplossingen door het Rode Kruis? Hoe borgt u dat de voorzieningen die worden geboden weliswaar sober, maar humaan zijn?
Bij het snel kunnen realiseren van opvang voor de nacht, bijvoorbeeld in een sporthal, werkt het COA vaak samen met het Rode Kruis. Dit soort noodplekken zijn vaak erg sober en bedoeld voor kort verblijf. Om te zorgen voor humane opvang zijn meer (nood)locaties nodig voor langere tijd, en daar wordt naarstig naar gezocht. Reguliere locaties hebben daarbij de voorkeur. Echter, zoals al eerder genoemd, is daarvoor nodig dat een gemeente instemt met het realiseren van een asielopvanglocatie.
Hoe is het contact tussen u, het COA en de burgemeester van Ter Apel de afgelopen weken verlopen? Op welke momenten heeft u persoonlijk contact gehad?
Het COA en het departement hebben op zeer regelmatige basis contact met de gemeente Westerwolde. Ook ik heb kennis mogen maken met de burgemeester van Westerwolde tijdens mijn bezoek aan de gemeente Westerwolde en het aanmeldcentrum Ter Apel. Een vervolggesprek heeft plaatsgevonden op het Ministerie van Asiel en Migratie in Den Haag.
Klopt het dat uw ministerie al van diverse gemeenten aanbiedingen heeft gekregen voor extra opvangplekken voor zowel asielzoekers als statushouders zodat ook de doorstroom uit de COA-locatie op gang kan komen? Kunt u een overzicht verstrekken van gemeenten die bereid zijn hulp aan te bieden en aangeven hoe u daarop ingaat?
Het COA is in samenwerking met het departement voortdurend in gesprek met gemeenten over het realiseren van nieuwe locaties op korte en lange termijn. Om de lopende gesprekken met gemeenten niet te doorkruisen, neem ik geen overzicht op waarin is vermeld met welke gemeenten gesprekken lopen.
Hoe verhouden de opvangplekken voor asielzoekers zich tot de opvang van Oekraïners?
Er is capaciteit voor circa 66.700 asielzoekers op basis van een 96% bezettingsgraad. Eind oktober 2024 verbleven er circa 70.200 personen in de asielopvang en daarmee is de COA opvang overvol.
Voor Oekraïense ontheemden waren begin november 2024 ca. 92.800 noodopvangplekken beschikbaar, waarvan 99,6% bezet. De feitelijke bezetting is ca. 92.500. De overige plekken kunnen wegens snijverlies als bezet worden beschouwd. In dezelfde periode stonden ca 122.600 Oekraïners ingeschreven in de BRP.
Heeft u al overleg gehad binnen het kabinet over het versnellen van de uitplaatsing van statushouders naar tijdelijke huisvesting zoals flexwoningen en het opvoeren van tijdelijke huisvesting voor statushouders? Bent u bereid dat snel te doen?
Er verblijven 18.000 statushouders in de asielopvang. Ik ben met de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in gesprek over de uitstroom van statushouders. Om doorstroom te bevorderen worden sobere voorzieningen ingericht voor statushouders. Het realiseren van doorstroomlocaties wordt, vanuit een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van gemeenten en rijk, sterk bevorderd.
Hoe verwacht u dat de opvangproblematiek de komende weken verloopt? Hoe ziet de prognose van de vraag en van het aantal beschikbare opvangplekken eruit voor de komende maanden tot 2025? Welke acties onderneemt u om te voorkomen dat mensen in het gras moeten slapen?
De druk op de asielopvang is afhankelijk van het aantal opvangplekken. In afgelopen weken heeft de opening van nieuwe opvanglocaties doorplaatsing vanuit Ter Apel mogelijk gemaakt. Het COA spant zich tevens maximaal in om geplande sluitingen van locaties af te wenden en zo het opvangplekkentekort terug te dringen. Ook zet het COA de zoektocht naar nieuwe (nood)plekken onverminderd door. Tevens wordt, zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 12, eraan gewerkt de uitstroom van statushouders uit de asielopvang te bevorderen.
Bent u bereid deze vragen afzonderlijk en binnen 4 weken te beantwoorden?
Helaas is het niet gelukt de vragen binnen 4 weken te beantwoorden.
Het niet kunnen innen van de eigen bijdrage van werkende Oekraïense ontheemden die worden opgevangen door gemeenten |
|
Boomsma |
|
Marjolein Faber (PVV) |
|
Klopt het dat gemeenten om de verplichting tot het betalen van een eigen bijdrage te kunnen controleren toegang moeten krijgen tot de gegevens als bedoeld in artikel 33, 2e lid, onderdeel d, maar dat de gewijzigde Regeling opvang ontheemden Oekraïne (RooO) alleen toegang geeft tot 2e lid, a tot en met c?
Gemeenten kunnen de eigen bijdrage reeds uitvoeren op basis van de verplichting in de RooO voor de ontheemden om informatie over inkomen en gezinssamenstelling aan de gemeente te melden. In artikel 7 van de Tijdelijke wet opvang ontheemden Oekraïne is daarnaast een grondslag opgenomen voor gegevensdeling tussen het UWV en gemeenten zodat gemeenten verder worden ondersteund bij de uitvoering van de RooO. Die grondslag maakt het mogelijk om de gegevens bedoeld in artikel 33, tweede lid, onder a tot en met c, van de wet SUWI te delen. Inmiddels is gebleken dat deze grondslag zou moeten worden uitgebreid met de gegevens onder artikel 33, tweede lid, onder d, van de wet SUWI. Gelet op het belang dat ik hecht aan de eigen bijdrage van ontheemden, zal ik die wijziging ook doorvoeren. Dat zal gebeuren middels de verzamelwet die reeds bij uw Kamer is ingediend.2
Hoe is het te verklaren dat niet het juiste onderdeel is opgenomen in de wet? Graag een toelichting.
Zie antwoord vraag 1.
Op welke manier wordt, zoals gesteld in de beantwoording op de schriftelijke vragen van de leden Boomsma en Omtzigt over het innen van een eigen bijdragevan werkende Oekraïense ontheemden die opgevangen worden door gemeenten, bekeken welke wijze gegevens onder artikel 33, onderdeel d van de wet Suwi ook met gemeenten kunnen worden gedeeld?1
Zie antwoord vraag 1.
Vereist dit een wijziging van artikel 7 van de Wet Tijdelijke opvang ontheemden Oekraïne?
Ja, zoals hierboven is toegelicht zal via de reeds lopende verzamelwet artikel 7 van de Tijdelijke wet opvang ontheemden Oekraïne worden aangevuld. De verzamelwet is reeds bij uw Kamer ingediend.3
Bent u bereid om de benodigde wijziging met een zo groot mogelijke spoed voor te leggen aan de Kamer zodat dit zo spoedig mogelijk kan worden rechtgezet en gemeenten eindelijk alle gegevens hebben om die eigen bijdrage effectief te innen?
Zie antwoord vraag 4.
Vanaf welk moment kunnen gemeenten toegang krijgen tot de gegevens die ze nodig hebben?
De juridische grondslag voor het delen gegevens onder artikel 33, tweede lid, onderdeel d van de wet Suwi bestaat zodra de verzamelwet, na afronding van het reguliere wetgevingsproces inwerking treedt. Het UWV en Stichting Inlichtingenbureau bereiden zich voor zodat gemeenten vanaf dat moment inzicht krijgen in de volledige gegevens.
Zijn gemeenten verplicht om zes maanden na de inwerkingtreding van de gewijzigde RooO de regeling volledig uit te voeren en kunnen ze daar dan ook per 1 januari 2025 mee beginnen?
Ja, eerder is aangegeven dat een implementatieperiode van 6 maanden wordt geboden zodat gemeenten voorbereidingen kunnen treffen voor de uitvoering van de eigen bijdrage. Dat betekent dat gemeenten per 1 januari 2025 de regeling volledig dienen uit te voeren.
Kunt u aangeven welke gemeentes per 15 september nog leefgeld betalen aan ontheemden die voltijds werken?
Nee, gezien het decentrale karakter van de opvang van ontheemden uit Oekraïne is het geschetste overzicht niet beschikbaar.
Als Oekraïners met minimumloon een netto-inkomen van € 2.069,40 ontvangen, zoals de beantwoording van de schriftelijke vragen van 27 augustus stelt, bent u het dan met de indiener eens dat een eigen bijdrage van € 105 zeer laag is en dat het zaak is om te komen tot een verhoging? Graag een toelichting
Het is van belang dat ontheemden een eigen bijdrage leveren wanneer een ontheemde voldoende inkomsten heeft. Het kabinet streeft naar een hogere bijdrage, waarbij ik rekening wil houden met de uitvoerbaarheid door gemeenten.
De “buitengewone omstandigheden” die de minister-president zouden nopen het parlement buitenspel te zetten |
|
Kati Piri (PvdA), Glimina Chakor (GL) |
|
Judith Uitermark (NSC) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het voornemen van het kabinet om een asielcrisis uit te roepen en als zodanig hoofdstukken 1 tot en met 7 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) buiten werking te stellen, zoals de Minister van Asiel en Migratie op 12 september in de Kamer aankondigde?
Het kabinet heeft in het regeerprogramma aangekondigd dat op basis van artikel 110 van de Vreemdelingwet 2000 zo spoedig mogelijk een koninklijk besluit zal worden genomen om artikel 111 van diezelfde wet in werking te laten treden. Artikel 110 en artikel 111 maken het mogelijk om bij algemene maatregel van bestuur, indien buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, regels te stellen die afwijken van hoofdstukken 1 tot en met 7 van de Vreemdelingwet. Zie verder het antwoord op de vragen 10, 11, 13 en 14.
Bent u zich bewust van zowel de inhoud van de brief van de voormalig Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 4 november 20221 als van de antwoorden van de op schriftelijke vragen van het lid Piri, d.d. 6 mei 20242, waarin de Staatssecretaris schreef dat «blijkens de wetsgeschiedenis (...) voor de toepassing van dit artikel gedacht moet worden aan situaties van oorlog of andere buitengewone omstandigheden en niet aan vraagstukken met een structureler karakter, zoals een verhoogde asielinstroom»?
Ja.
Bent u het oneens met de juridische beoordeling van de artikelen 110 en 111 Vw 2000 door de voormalig Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid uit de voornoemde brief, waarin hij aangaf dat «(...) voor wat betreft de reguliere asielinstromen geen sprake is van een buitengewone omstandigheid die de toepassing van het staatsnoodrecht rechtvaardigt. Omdat dit immers gaat om problemen van structurele aard, zoals de knelpunten in de reguliere opvang van vreemdelingen»? Zo ja, waarom? Kunt u uw antwoord juridisch onderbouwen?
De Vreemdelingenwet en de toepassing van de bevoegdheden die daarin zijn vastgelegd vallen onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Asiel en Migratie. Op voordracht van de Minister-President wordt, op basis van artikel 110 van de Vreemdelingenwet 2000, zo spoedig mogelijk een koninklijk besluit vastgesteld, waarmee artikel 111 van diezelfde wet in werking wordt gesteld. Hierbij is van belang dat een nog vast te stellen dragende motivering zal worden geleverd voor de inzet van de bevoegdheden in de artikelen 110 en 111 Vreemdelingenwet. Alle maatregelen die het kabinet neemt om de asielinstroom te beperken moeten in overeenstemming blijven met Europese regelgeving en internationale verdragen. Binnen het kabinet is aandacht voor het belang hiervan en het belang van de Grondwet en de verplichtingen die daaruit voortvloeien, waaronder die in verband met de positie van de volksvertegenwoordiging en de grondrechten.
Is Nederland naar uw mening in staat van oorlog?
Nee.
Zijn er naar uw mening andere buitengewone omstandigheden, niet vraagstukken van meer structureler karakter, die het kabinet het recht geven om (voor een periode van drie maanden) per koninklijk besluit te handelen? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u als eerst verantwoordelijk Minister voor de Grondwet nauwkeurig aangeven aan de hand van welk toetsingskader beoordeeld dient te worden wanneer gebruik mag worden gemaakt van staatsnoodrecht?
Mijn ambtsgenoot van Justitie en Veiligheid is eerstverantwoordelijke Minister voor het staatsnoodrecht. De inzet van de artikelen 110 en 111 Vreemdelingenwet betreft een separate inzet van het staatsnoodrecht. Deze is mogelijk als er sprake is van buitengewone omstandigheden die niet dermate ernstig zijn dat er een noodtoestand in de zin van artikel 103 van de Grondwet moet worden uitgeroepen, maar die wel dermate ernstig zijn dat het noodzakelijk is om van de Vreemdelingenwet te kunnen afwijken.
Is de verhoogde asielinstroom een plotselinge, onvoorziene, zeer uitzonderlijke, buitengewone omstandigheid met grote maatschappij-ontwrichtende consequenties zoals de uitbraak van corona in 2020, waarbij volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in de eerste drie maanden van de uitbraak (maart, april, mei) 9.915 Nederlanders aan overleden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Welke maatregelen zou het kabinet naar uw mening kunnen nemen bij inwerkingtreding van artikel 111 Vw 2000 zonder schending van het Vluchtelingenverdrag, het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), de Kwalificatierichtlijn, de Asielprocedurerichtlijn en de Opvangrichtlijn?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat Nederland zich dient te houden aan de uitspraken van het Hof van Justitie van de EU en derhalve ook aan de uitspraak van dit Hof van 30 juni 20223? Zo nee, waarom niet? Zo ja, deelt u de mening dat op grond van deze uitspraak ook Nederland niet is toegestaan om aanvragers te beletten om effectief toegang te krijgen tot de procedure voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u als Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van mening dat het buitenspel zetten van de volksvertegenwoordiging zal bijdragen aan het herstel van het vertrouwen van burgers in de politiek? Zo ja, waarom?
Zoals in het regeerprogramma van dit kabinet is opgenomen, zal op voordracht van de Minister-President op basis van artikel 110 van de Vreemdelingenwet zo spoedig mogelijk een koninklijk besluit worden vastgesteld, waarmee artikel 111 van diezelfde wet in werking wordt gesteld. Artikel 111 biedt de regering de mogelijkheid om in buitengewone omstandigheden regels te stellen die afwijken van bepalingen uit de hoofdstukken 1 tot en met 7 van de Vreemdelingenwet. Deze afwijkende regels moeten worden opgenomen in een algemene maatregel van bestuur. Van belang hierbij is dat, na de inwerkingstelling van artikel 111, onverwijld een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer moet worden ingediend over het voortduren van de werking van artikel 111. Het koninklijk besluit, het bijbehorende voortduringswetsvoorstel en de eerste algemene maatregel van bestuur worden dragend gemotiveerd in één pakket voorgelegd aan de ministerraad. Het wetsvoorstel en de algemene maatregelen van bestuur zullen voor advies worden voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State. Het derde lid van artikel 110 bepaalt dat, indien het voorstel voor de voortduringswet door de Staten-Generaal wordt verworpen, artikel 111 onverwijld weer buiten werking wordt gesteld.
Hoe verhoudt het buitenspel zetten van de volksvertegenwoordiging zich tot de voornemens uit het regeerprogramma om de positie van de Kamer te versterken?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de mening dat gebruikmaking van artikelen 110 en 111 Vw 2000 niet proportioneel is wanneer het ook mogelijk is om via het reguliere wetgevingsproces een wetsvoorstel bij de Kamer in te dienen? Zo nee, kunt u onder verwijzing naar de wetsgeschiedenis toelichten waarom er naar uw oordeel wel degelijk sprake is van een zeer uitzonderlijke situatie waardoor het reguliere wetgevingsproces waarbij de Kamer haar grondwettelijke taak als medewetgever op normale wijze kan uitoefenen geen doorgang kan vinden?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe verhoudt het buitenspel zetten van de volksvertegenwoordiging zich tot de aanbevelingen van de Venetiëcommissie – die naar aanleiding van de motie Omtzigt c.s.4 zijn uitgebracht – over het versterken van de wetgevende macht?
Zie antwoord vraag 10.
Bent u van mening dat het buitenspel zetten van de volksvertegenwoordiging een voorbeeld is van goed bestuur en een sterke rechtsstaat? Zo ja, waarom?
Zie antwoord vraag 10.
Bent u van mening dat de inwerkingtreding van artikel 111 Vw 2000 niet alleen toelaatbaar is volgens de letter, maar ook volgens de geest van de wet? Zo ja, waarom?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u bovenstaande vragen afzonderlijk van elkaar en vóór het debat over de Algemene Politieke Beschouwingen beantwoorden?
Ik heb deze vragen binnen de door u gevraagde termijn beantwoord. Gezien de samenhang tussen verschillende vragen heb ik ervoor gekozen deze vragen gezamenlijk te beantwoorden.
Humanitaire consequenties detentie reddingsschip van Artsen zonder Grenzen Geo Barents door Italië |
|
Marieke Koekkoek (D66) |
|
Caspar Veldkamp (NSC), van Weel , Marjolein Faber (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Italy steps up clampdown on boats rescuing migrants in Mediterranean Sea' in de Financial Times?1
Ja.
Bent u ook bekend met de signalen dat de Libische Kustwacht zich bedient van intimidatie, bedreigingen van humanitaire werkers op «Search and rescue-schepen» (SAR-schepen), inclusief het gebruik van vuurwapens?
Uit het genoemde artikel valt niet op te maken dat de Libische kustwacht zich bediend heeft van intimidatie of bedreigingen richting bemanning van schepen die opsporings- en reddingsoperaties op zee uitvoeren. Het kabinet is wel bekend met eerdere publicaties in onder andere The Guardianwaarin de Libische kustwacht door humanitaire werkers beschuldigd werd van intimidatie.
Beschouwt u de Libische Kustwacht als een betrouwbare partner van de EU voor SAR en de strijd tegen mensensmokkel in het licht bovenstaande signalen, evenals van de bewijzen van o.a. het Bureau van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de Mensenrechten over medeplichtigheid aan ernstige schendingen van de mensenrechten, mogelijk misdaden tegen de menselijkheid en samenzwering met mensensmokkelaars?
Het kabinet is bekend met de bevindingen van de Fact Finding Mission van het Bureau van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de Mensenrechten. De EU verleent verschillende vormen van steun aan actoren in Libië. Zo draagt de EU onder andere bij aan het trainen en versterken van de opsporings- en reddingscapaciteit van de Libische kustwacht. Deze steun vindt primair plaats in het kader van het EU-programma Support to Integrated Border and Migration Management in Libya (SIBMMIL), gefinancierd uit het EU Emergency Trust Fund for Africa (EUTF) met ca. EUR 57 miljoen sinds 2017. De EU heeft met deze financiering onder andere medewerkers van de kustwacht getraind op navigatie en respect voor mensenrechten. Ook heeft de EU voertuigen en materieel geleverd. Er wordt geen directe financiële bijdrage aan de Kustwacht gegeven. De samenwerking met de Libische autoriteiten heeft tot doel om bij te dragen aan het behartigen van Europese en Nederlandse doelstellingen in Libië en biedt tevens ruimte om de autoriteiten aan te spreken op vermeende misstanden, zoals de genoemde aantijgingen in het rapport van de VN Fact Finding Mission. De steun is daarnaast onderdeel van de bredere Europese inzet in Libië en op de Centraal Mediterrane Route op migratie. Daaronder valt ook de aanpak van grondoorzaken, versterken van bescherming van migranten inclusief humanitaire evacuaties, vrijwillige terugkeer, het versterken van legale migratie en mobiliteit en het verbeteren van de mensenrechtensituatie voor migranten. Het kabinet acht deze steun relevant en waardevol. Met steun in conflictregio’s gaan risico’s gepaard en het blijft een prioriteit van dit kabinet om dergelijke risico’s te beperken en te voorkomen dat op deze manier onbedoeld bijgedragen wordt aan mensenrechtenschendingen. Eerdere berichten, waaronder de rapportage van de Fact Finding Mission, waren voor Nederland aanleiding om binnen de EU aan te dringen op verbeterde monitoring waarop de Commissie stappen ondernomen heeft. Het kabinet blijft de ontwikkelingen nauwgezet volgen.
Wat is uw opvatting over de houding van de Italiaanse regering, die de detentie van de Geo Barents onder andere baseert op de stelling dat het schip een gevaarlijke situatie creëerde door de instructies van de Libische Kustwacht niet op te volgen, hetgeen volgens Artsen zonder Grenzen zou hebben betekend dat mensen die in het water waren gesprongen en/of geduwd dan aan hun lot overgelaten zouden worden en mogelijk zouden zijn verdronken?
Het gaat hier om een afweging van de Italiaanse autoriteiten op basis van Italiaanse wet- en regelgeving. Dit is in de eerste plaats een binnenlandse aangelegenheid en een juridisch oordeel hierover is voorbehouden aan een rechter. Het is aan de Europese Commissie om te toetsen of de wijze waarop deze wordt toegepast in lijn is met Europese wet- en regelgeving. In algemene zin stelt het kabinet zich op het standpunt dat Staten zich aan internationaalrechtelijke verplichtingen dienen te houden.
Erkent u dat de organisatie op basis van humanitaire principes en maritiem recht geen andere keuze had dan mensen die zich in een levensgevaarlijke situatie bevinden te redden?
Het internationaal recht schrijft voor dat staten en daarmee kapiteins van een schip varend onder een vlag van een staat onmiddellijk hulp dienen te verlenen aan mensen in nood op zee. Voorts bepalen de relevante verdragen dat de staat in wiens opsporings- en reddingsgebied (Search and Rescue, SAR-zone) een drenkeling wordt gered de primaire verantwoordelijkheid heeft t.a.v. de coördinatie en samenwerking bij het vinden van een veilige haven na ontscheping.2 Een schip dat een reddingsoperatie uitvoert, dient instructies van de verantwoordelijke Staat op te volgen.
Bent u bekend met de klachten die Artsen zonder Grenzen en andere organisaties hebben ingediend bij de Europese Commissie over de vraag of de Italiaanse wetgeving inzake reddingsactiviteiten op de Middellandse Zee wel of niet in overeenstemming zijn met het internationaal en Europees maritiem recht?
Ja.
Welke termijn staat er formeel voor het behandelen van dergelijke klachten? Kunt u bevestigen dat deze klachten nog niet zijn behandeld door de Commissie? Indien dat het geval is, bent u bereid er bij de Commissie op aan te dringen dat deze klacht met gezwinde spoed wordt behandeld?
De vijf organisaties, één daarvan is Artsen zonder Grenzen, hebben de klacht op 13 juli 2023 ingediend bij de Europese Commissie. Na indiening staat er in beginsel 12 maanden voor de beoordeling van een klacht door de Commissie. Als het vraagstuk dermate gecompliceerd is of de Commissie heeft meer informatie nodig om de klacht te kunnen beoordelen, kan het langer dan 12 maanden duren. Na navraag geeft de Commissie aan dat ze de klacht nog in behandeling heeft. Het kabinet wenst de uitkomst van de beoordeling af te wachten.
Kunt u een overzicht geven van het aantal dodelijke slachtoffers en vermisten op de Middellandse Zee in de afgelopen jaren? Is de constatering juist dat de Centraal-Mediterrane route van Noord-Afrika naar Italië de meest dodelijke migratieroute ter wereld is?
De internationale organisatie voor migratie (IOM) schat dat er sinds 2014 30.396 personen vermist worden ofwel overleden zijn op de Middellandse Zee die Europa probeerden te bereiken. De schattingen laten zien dat de Centraal-Mediterrane route inderdaad de meest dodelijke route is.
Kunt u een overzicht geven van welke SAR-activiteiten er momenteel plaatsvinden op de Middellandse Zee door non-gouvernementele organisaties (ngo's) en hoeveel mensenlevens zij de afgelopen jaren hebben gered?
Het EU-grondrechtenagentschap geeft in een publicatie van juni dit jaar aan dat er eind mei jl. zeventien NGO-schepen actief waren op de Middellandse Zee die SAR-activiteiten zouden uitvoeren.3 Het is bij het kabinet niet bekend hoeveel personen deze schepen in de afgelopen jaren gered hebben.
Welke ngo's worden momenteel getroffen door de Italiaanse wetgeving op gebied van SAR?
De Italiaanse wet- en regelgeving is van toepassing op alle NGO-schepen die SAR-activiteiten uitvoeren in de zones waarvoor Italië verantwoordelijk is en personen in Italiaanse havens ontschepen.
Bent u het eens met de opvatting van de speciale rapporteur voor Mensenrechtenverdedigers van de VN, die in een recente publicatie over Italië grote zorgen uitte over het patroon van detentie van SAR-schepen dat «levens kost op de Middellandse Zee»?
Het kabinet stelt zich op het standpunt dat staten zich aan internationaalrechtelijke verplichtingen dienen te houden. Een oordeel hierover is voorbehouden aan een rechter en aan de Europese Commissie als hoedster van de EU-verdragen.
Wat zijn volgens u de humanitaire consequenties van het aan banden leggen van deze SAR-ngo's op dit moment?
NGO’s, die SAR-activiteiten uitvoeren, moeten dit kunnen doen binnen de kaders van vigerende wet- en regelgeving.
Klopt het dat er als gevolg van deze stappen sprake is van een ernstige reductie van SAR-capaciteit op de Middellandse Zee?
Zoals in het antwoord op vraag 5 reeds aangegeven, is op grond van internationale verdragen iedere Staat verantwoordelijk voor het coördineren van opsporings- en reddingsoperaties in wiens SAR-zone een drenkeling wordt gered. Staten zijn op grond hiervan ook verplicht om, indien zij daartoe in staat zijn, individueel of in samenwerking met andere Staten, deel te nemen aan de ontwikkeling van opsporings- en reddingsdiensten om ervoor te zorgen dat hulp wordt verleend aan elke persoon die op zee in nood verkeert. In Nederland wordt deze verplichting, zoals in veel andere Staten, uitgevoerd door de Kustwacht. Kustwachtdiensten voeren momenteel een groot deel van het totale aantal opsporings- en reddingsoperaties uit op de Middellandse Zee. Het Europees Grens- en Kustwachtagentschap Frontex ondersteunt lidstaten hierbij. De nationale kustwachtdiensten spelen daarmee een cruciale rol in het voorkomen van het verlies van levens op de Middellandse Zee. Er zijn bij het kabinet geen cijfers bekend over de reductie of toename van de overheidscapaciteit op het gebied van SAR. Ook zijn er geen signalen bekend dat de kustwachtdiensten van lidstaten niet op orde zouden zijn.
Kunt u een overzicht geven van de SAR-activiteiten van de EU en haar lidstaten in de afgelopen tien jaar? Is hier sprake van reductie of toename van overheidscapaciteit op gebied van SAR? Zo ja, wat zijn volgens u de humanitaire consequenties van deze reductie en hoe verhoudt zich dit tot de verantwoordelijkheid en plichten die lidstaten en de EU zelf hebben volgens internationaal en Europees maritiem recht?
Zie antwoord vraag 13.
Wat zouden de humanitaire consequenties zijn als er uiteindelijk geen SAR-capaciteit van ngo's meer zou overblijven door de Italiaanse opstelling op de Centraal Mediterrane route? Hebben de Italiaanse regering en/of de EU plannen om de verantwoordelijkheid voor SAR in dat geval zelf op zich te nemen en SAR-capaciteit op te voeren? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet merkt op dat de Italiaanse kustwacht over ruime SAR-capaciteit beschikt en deze ook doorlopend inzet, zie bijvoorbeeld de vele ontschepingen op het eiland Lampedusa. Dit zal naar verwachting niet wijzigen, gezien de internationaalrechtelijke verplichtingen van Italië op dit vlak. Deze verplichtingen zijn reeds hierboven toegelicht.
Welke stappen zouden Nederland en de EU kunnen nemen om de SAR-capaciteit op de Middellandse Zee, in overeenstemming met humanitaire principes en internationaal en Europees maritiem recht, zodanig op te voeren dat het er een einde wordt gemaakt aan het grote aantal verdrinkingen en verdwijningen? Bent u bereid om in EU verband aan te dringen op dergelijke stappen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet waardeert de inzet van ngo’s om mensen in nood op zee te redden. Tegelijkertijd dienen de activiteiten van private schepen, die in SAR-zones stelselmatig drenkelingen aan boord nemen, niet bij te dragen aan het in stand houden van criminele activiteiten van mensensmokkelaars die mensenlevens op het spel zetten. Het kabinet zet in op duidelijke kaders om te komen tot goede afspraken tussen alle betrokken partijen om tot een normalisatie van de ontschepingspraktijk op de Middellandse Zee te komen, inclusief de opbouw van goed werkende kustwachten met voldoende capaciteit en voldoende surveillance capaciteit voor Frontex. Ook dient daarbij altijd het non-refoulement beginsel in acht te worden genomen. Deze afspraken moeten bijdragen aan een voorspelbaar en verantwoordelijk mechanisme voor personen die tijdens een SAR-operatie zijn gered. Hier ligt wat het kabinet betreft een gedeelde verantwoordelijkheid voor alle landen in het Middellandse Zeegebied; het is niet vanzelfsprekend dat SAR-operaties van (commerciële) schepen altijd uitmonden in ontscheping in de EU. Dit geldt temeer omdat verreweg de meeste van deze SAR-operaties plaatsvinden in de SAR-zones van Noord-Afrikaanse landen, soms op slechts geringe afstand van de kust. Het kabinet wijst ten slotte op de politieke richtsnoeren voor de volgende Europese Commissie van Commissievoorzitter Von der Leyen en de inzet voor meer coördinatie van SAR-operaties in de EU, inclusief samenwerking met derde landen en meer capaciteit voor Frontex.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
De vragen zijn zoveel mogelijk afzonderlijk van elkaar beantwoord.
Het bericht 'Duitsland gaat paspoorten controleren bij alle landsgrenzen' |
|
Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Marjolein Faber (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Duitsland gaat paspoorten controleren bij alle landsgrenzen?»1
Ja.
Zullen de voorgestelde grenscontroles door de Duitse grenswacht ook plaatsvinden aan alle grensovergangen tussen Nederland en Duitsland of alleen op specifieke punten?
Zoals Duitsland in de officiële notificatie over de herinvoering van binnengrenstoezicht heeft aangekondigd, vinden de Duitse binnengrenscontroles op een flexibele, niet systematische wijze plaats.
In hoeverre is er overleg geweest tussen de Duitse autoriteiten en het Nederlandse kabinet, indien Duitsland ook aan de Nederlandse grens gaat controleren? Zo ja, wat is daarover afgesproken?
Nederland is voorafgaand aan de bekendmaking door Duitsland over het voornemen geïnformeerd, waarna de formele notificatie aan alle EU lidstaten volgde. Er is op (hoog)ambtelijk en operationeel niveau doorlopend contact tussen Nederland en Duitsland over de uitvoering van de controles.
Op basis van welke regels of afspraken voert Duitsland deze grenscontroles in?
Duitsland heeft binnengrenstoezicht heringevoerd op basis van artikel 25 en 25bis van de Schengengrenscode.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat het reguliere grensverkeer, waaronder grensarbeiders, en het economische verkeer en de logistieke sector, zo min mogelijk last hebben van deze controles?
Duitsland zelf heeft maatregelen genomen om de impact van binnengrenscontroles zoveel mogelijk te beperken. Zo heeft Duitsland geen doorlaatposten geïdentificeerd zodat grensoverschrijdend verkeer via bestaande wegen kan plaatsvinden. De Duitse grenscontroles vinden daarnaast niet systematisch plaats, maar flexibel in termen van plaats en tijd. Indien de controles leiden tot significante uitdagingen voor de economie van Nederland of de grensregio’s zal het kabinet in contact hierover treden met Duitsland.
Bent u van plan om het Duitse voorbeeld te volgen en ook tijdelijke paspoortcontroles in te voeren om illegale migranten tegen te houden? Zo ja, op welke termijn gaat dit gebeuren en hoe wordt dit vormgegeven? Zo nee, waarom niet?
Ik heb de Kamer op 11 november jl. geïnformeerd over het besluit van het kabinet om tussen 9 december 2024 en 8 juni 2025 het binnengrenstoezicht tijdelijk her in te voeren. Deze controles zullen op een niet systematische wijze plaatsvinden. Het kabinet neemt maatregelen om de impact van grenscontroles op de economie en de (grens)regio’s zo veel mogelijk te beperken en is scherp op signalen vanuit de praktijk. Voor nadere informatie over dit besluit en de operationele uitvoering van binnengrenstoezicht, verwijs ik u naar mijn brief.2
Hoe zal rekening gehouden worden met de impact van grenscontroles op ondernemers en grensarbeiders als Nederland het Duitse voorbeeld volgt? Kan dit door bijvoorbeeld alleen te controleren op punten waar veel illegale migranten de grens oversteken?
Zie antwoord vraag 6.
Wanneer komt u met een plan voor de intensivering van grenscontroles?
Zie antwoord vraag 6.
Is Duitsland van plan om ook mensen terug te sturen die asiel aanvragen en niet in het Eurodac systeem geregistreerd staan als Dublinclaimant? Zo nee, wat gaat het verwachte effect zijn van deze geïntensiveerde grenscontroles ten aanzien van het verlagen van de instroom? Zo ja, op basis van welke juridische gronden kan iemand die asiel aanvraagt en geen Dublinclaimant is, worden teruggestuurd?
Via de bilaterale overdrachtsprocedure worden geen asielzoekers overgedragen. Personen die om internationale bescherming vragen worden conform Europese en nationale regelgeving afgehandeld.
Het bericht ‘Gemeenten met azc’s moeten van minister Faber nog vóór 1 september extra plekken vrijmaken’ |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Marjolein Faber (PVV) |
|
|
Klopt het dat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) de opdracht heeft gekregen om vóór 1 september in alle asielopvanglocaties in Nederland (met uitzondering van opvanglocaties voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen) één of twee extra asielzoekers te plaatsen en dit aan gemeenten te laten weten?1
Er zijn afspraken gemaakt met de gemeente Westerwolde over het opvangen van maximaal 2.000 personen in het aanmeldcentrum in Ter Apel. Op 4 september jl. heb ik de Tweede Kamer per brief geïnformeerd over de bezetting op de opvanglocatie bij het aanmeldcentrum in Ter Apel en de maatregelen die zijn genomen om de bezetting te doen dalen voor 1 september jl. Zoals vermeld in de brief bleek op 28 augustus de bezetting nog onvoldoende gedaald om onder de bezetting van 2.000 te komen. Derhalve is het COA op 29 augustus jl. gevraagd 1 à 2 asielzoekers uit te plaatsen naar elke opvanglocatie in het land.
Tevens heb ik in mijn brief aangegeven dat het COA op grond van art. 3 en 3a van de Wet COA is belast met het plaatsen van asielzoekers in een opvangvoorziening. Het COA bepaalt in welke opvangvoorziening een asielzoeker wordt geplaatst, binnen de afspraken die met gemeenten zijn gemaakt. Waar een bestuursovereenkomst ruimte laat, mag COA asielzoekers in de opvang plaatsen. Derhalve heeft voorafgaand aan deze maatregel geen overleg plaatsgevonden met gemeenten of de VNG. Daarbij is het COA gevraagd gemeenten te informeren. Zoals beschreven in dezelfde brief konden gemeenten die geen medewerking wilden verlenen dit melden bij het COA. In zulke gevallen is gezocht naar een passende oplossing.
Klopt het dat u hierover geen overleg heeft gehad met gemeenten, zoals onder andere de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) aangeeft?
Zie antwoord vraag 1.
Erkent u dat u gemeenten met deze handelwijze overvalt met asieldwang? Zo nee, waarom niet?
De genomen maatregel was een noodmaatregel waarbij geen sprake was van dwang. Het ging met deze maatregel om de maximale benutting van plekken in bestaande locaties. Gemeenten die geen medewerking wilden verlenen aan de maatregel hebben dat kunnen melden bij het COA om te komen tot een passende oplossing.
Deelt u de mening dat u hiermee een principiële grens overschrijdt, ongeacht het aantal asielzoekers dat u gemeenten dwingt te plaatsen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Realiseert u zich dat deze opdracht kan leiden tot het schenden van bestuursafspraken over asielopvang met gemeenten en bijvoorbeeld afspraken tussen gemeenten en omwonenden van opvanglocaties over maximumaantallen? Wat is uw reactie hierop?
In mijn reactie op vragen 1 en 2 heb ik aangegeven zeer te hechten aan het nakomen van gemaakte afspraken. Het schenden van bestuursafspraken is geenszins mijn intentie.
Waarom kunnen deze asielzoekers, gelet op het overzichtelijke aantal, niet gewoon op basis van vrijwilligheid worden opgevangen in linkse gemeenten die openstaan voor meer opvang? Heeft u hierover met dergelijke gemeenten contact gehad voorafgaand aan uw besluit? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat was de uitkomst?
Het COA is continue met gemeenten in gesprek over nieuwe opvanglocaties. Dit heeft echter niet op tijd in voldoende plekken geresulteerd. Vandaar dat een aanvullende «last-resort» maatregel is getroffen.
Is dit een eenmalige actie of sluit u niet uit dat u dit in vergelijkbare situaties vaker gaat doen?
Ik blijf met het COA in gesprek om ervoor te zorgen dat de bezetting in Ter Apel wederom onder de 2.000 komt en de beschikbare plekken maximaal benut worden. Dit betekent ook dat bestaande locaties zoveel mogelijk gevuld moeten zijn en asielzoekers zoveel veel mogelijk doorgeplaatst moeten worden.
Het bericht ‘Gemeenten met azc’s moeten van minister Faber nog vóór 1 september extra plekken vrijmaken’ |
|
Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Marjolein Faber (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Gemeenten met azc’s moeten van Minister Faber nog vóór 1 september extra plekken vrijmaken»?1
Ja.
Is er voorafgaand aan deze maatregel overleg gevoerd met gemeenten? Zo ja, wat kwam daaruit? Zo nee, waarom niet?
Op 4 september jl. heb ik de Tweede Kamer per brief geïnformeerd over de bezetting op de opvanglocatie bij het aanmeldcentrum in Ter Apel en de maatregelen die zijn genomen om de bezetting te doen dalen. Een maatregel was het extra uitplaatsen van 1 à 2 asielzoekers naar opvanglocaties. In mijn brief heb ik aangegeven dat het COA op grond van art. 3 en 3a van de Wet COA is belast met het plaatsen van asielzoekers in een opvangvoorziening. Het COA bepaalt in welke opvangvoorziening een asielzoeker wordt geplaatst, binnen de afspraken die met gemeenten zijn gemaakt. Waar een bestuursovereenkomst ruimte laat, mag COA asielzoekers in de opvang plaatsen. Derhalve heeft voorafgaand aan deze maatregel geen overleg plaatsgevonden met gemeenten. Daarbij is het COA gevraagd gemeenten te informeren. Zoals beschreven in dezelfde brief konden gemeenten die geen medewerking wilden verlenen dit melden bij het COA. In zulke gevallen is gezocht naar een passende oplossing.
Hoe verhoudt deze maatregel zich tot de bestuursakkoorden die gemeenten met het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) hebben gesloten over precieze aantallen asielzoekers? Wat gebeurt er als gemeenten aangeven op basis hiervan geen extra asielzoekers op te kunnen vangen?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wettelijke regelingen is dit verzoek gebaseerd?
Zie antwoord vraag 2.
Is het de verwachting dat met deze maatregel in Ter Apel onder de 2.000 mensen opvang gaat komen? En wat is de verdere prognose ten aanzien van asielzoekers?
Met deze maatregel was de bezetting op de opvanglocatie in Ter Apel voldoende gedaald om per 1 september jl. onder de 2.000 personen te komen. Inmiddels is gebleken dat ondanks deze inzet de bezetting van Ter Apel toch weer is gestegen. Dit komt onder meer door de hogere instroom van de afgelopen twee weken en een lage uitstroom. Met een stijgende bezetting en een bezettingsgraad bij het COA van 100% op alle locaties is de ruimte om asielzoekers door te plaatsen klein. Openingen van nieuwe locaties en/of een hogere uitstroom van statushouders zijn nodig om Ter Apel te ontlasten en te blijven ontlasten.
Welke andere maatregelen zijn genomen voordat u overging tot deze «last resort» maatregel?
Er is veel contact geweest tussen het COA en verschillende gemeenten. Het COA heeft met toestemming van gemeenten tijdelijk diverse extra opvangplekken ingezet. Daar kon een groot aantal mensen uit Ter Apel naar worden doorgeplaatst. Dit bleek niet genoeg om de bezetting onder de 2.000 te krijgen en daarom is het COA overgegaan tot het uitplaatsen van 1 a 2 asielzoekers naar de opvanglocaties in het land.
Bent u van plan deze maatregel vaker in te zetten wanneer de opvang volstroomt in Ter Apel of elders?
Ik blijf met het COA in gesprek om ervoor te zorgen dat de bezetting in Ter Apel wederom onder de 2.000 komt en de beschikbare plekken op opvanglocaties maximaal benut worden. Dit betekent ook dat bestaande locaties zoveel mogelijk gevuld moeten zijn, asielzoekers zoveel veel mogelijk doorgeplaatst moeten worden en statushouders zo snel mogelijk moeten worden uitgeplaatst.
Het bericht ‘Boodschap aan Oekraïense vluchtelingen: zoek zelf verblijfplaats, eventueel in ander land’ |
|
Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Marjolein Faber (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Boodschap aan Oekraïense vluchtelingen: zoek zelf verblijfplaats, eventueel in ander land»?1
Ja, dit bericht ken ik.
Hoeveel Oekraïners hebben de brief ontvangen waarin ze geadviseerd worden om zelf een verblijfplaats te zoeken? Hoeveel daarvan hebben een slaapplek weten te bemachtigen?
Mij is niet bekend hoeveel ontheemden de brief van de Veiligheidsregio Utrecht hebben ontvangen, noch hoeveel ontheemden hiervan alsnog een slaapplek hebben bemachtigd. Wekelijkse navraag bij de regio’s leert dat het sluiten van de Jaarbeurs niet tot noemenswaardig extra aanmeldingen elders in het land heeft geleid, dit terwijl er nog steeds sprake is van een constante instroom gelet op de BRP-inschrijvingen. Opvang door maatschappelijke organisaties is ook zeer beperkt.
Hoe groot is het tekort aan opvangplekken voor Oekraïners om tot een soepele doorstroming te komen van locaties zoals die bij de Jaarbeurs?
Op dit moment is er sprake van een bijna 100% bezetting in de opvang voor ontheemden uit Oekraïne, dit betekent dat er weinig (nieuwe) opvangplekken beschikbaar zijn. Om ontheemden vanuit een hub, zoals de Jaarbeurs in Utrecht, door te plaatsen naar een gemeentelijke opvanglocatie dient er zicht te zijn op voldoende beschikbare opvangplekken.
Waarom was het in de praktijk niet haalbaar om vanuit de Jaarbeurs binnen 24 uur nieuw onderdak te vinden?
De bezetting in de opvang voor ontheemden uit Oekraïne is al een tijd zeer hoog. Er worden weinig nieuwe opvangplekken gerealiseerd door gemeenten. Het doorplaatsen van ontheemden vanuit een hub naar een gemeentelijke opvanglocatie in andere gemeenten lukte daarom niet meer. Ik wil hierbij mijn waardering uitspreken voor de Veiligheidsregio Utrecht, omdat de Jaarbeurs al twee-en-een-half jaar dient als centrale, eerste opvanglocatie in Nederland functioneert.
Hoe verhoudt de oproep aan Oekraïense vluchtelingen om zelf naar een ander land te vertrekken zich tot de internationale verplichtingen van Nederland op het gebied van vluchtelingenbescherming? Wordt deze oproep ook aan andere vluchtelingen verkondigd?
Ontheemden die aan de voorwaarden van de Richtlijn tijdelijke bescherming (RTB) voldoen, hebben recht op bescherming en opvang in Nederland. Op basis van de RTB kunnen ontheemden uit Oekraïne in iedere EU-lidstaat bescherming krijgen. De flyer die kortstondig circuleerde na sluiting van de Jaarbeurs beoogde deze optie te schetsen. De formulering was te kort door de bocht en de Veiligheidsregio Utrecht heeft de communicatie daarop direct verduidelijkt.
Welke ondersteuning krijgen gemeenten en veiligheidsregio’s bij het opzetten en onderhouden van voldoende opvangcapaciteit voor Oekraïense vluchtelingen?
Vanuit het Rijk worden gemeenten zoveel als mogelijk ondersteund bij het realiseren van nieuwe opvangplekken. De Nationale Opvang Organisatie (NOO) voor ontheemden uit Oekraïne zal alle gemeenten en samenwerkingsverbanden blijven bijstaan met financiële middelen, bemiddeling en advies. Tevens zijn er diverse maatschappelijke organisaties die gemeentes ondersteunen met locatiemanagement, advies en informatievoorziening.
Het verzet tegen de komst van een asielzoekerscentrum in de gemeente Nijkerk |
|
Mirjam Bikker (CU) |
|
Marjolein Faber (PVV) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat stelt dat u contact heeft met een gemeenteraadslid in de gemeente Nijkerk waarin betrokkene aangeeft dat u haar vertelt welke vragen ze in de gemeenteraad kan stellen over de mogelijke komst van een asielzoekerscentrum?1
Ja.
Klopt dit bericht, en zo ja, heeft u sinds uw aantreden als Minister van Asiel en Migratie nog steeds contact met dit raadslid over de komst van het asielzoekerscentrum? Heeft u haar in uw huidige functie ook nog vraagsuggesties gegeven? Zo ja, welke?
Dit bericht is niet juist. Voordat ik Minister werd is er – vanuit mijn toenmalige rol als Statenlid en Kamerlid – contact geweest. Sinds mijn aantreden is dit niet meer het geval.
Hoe verhoudt advies aan gemeenteraadsleden over de komst van een asielzoekerscentrum zich tot uw verantwoordelijkheden en bevoegdheden als Minister van asielbeleid?
Gemeenteraadsleden stemmen volgens artikel 27 van de Grondwet zonder last. Dit betekent dat zij vrij zijn om te stemmen zoals zij zelf willen, zonder gebonden te zijn aan welk advies dan ook.
Was er sprake van een formele procedure of afstemming binnen het ministerie bij het geven van dit advies, of een soortgelijk advies, of heeft u op persoonlijke titel gehandeld?
Zie het antwoord op vraag 2 en 3.
Benadert u in uw huidige functie andere raadsleden over asiel- en migratiebeleid of geeft u hen desgevraagd advies? Wat is uw opstelling ten aanzien van contacten met raadsleden over onderwerpen van het asielbeleid in uw huidige functie als Minister van Asiel en Migratie?
In mijn functie als Minister van Asiel en Migratie heb ik geregeld contact met lokale bestuurders over diverse, aan mijn portefeuille gerelateerde, zaken. Zonder goede contacten met medeoverheden alsmede diverse maatschappelijke organisaties en ketenpartners binnen de migratieketen, kan ik geen goede uitvoering geven aan mijn functie. Ik beperk mij hierbij tot mijn politieke en bestuurlijke verantwoordelijkheid. Op persoonlijke titel doe ik in mijn contacten met lokale bestuurders of raadsleden geen uitspraken over het beleidsterrein waar ik verantwoordelijk voor ben.
Ongerechtvaardigde ontslagen op staande voet van arbeidsmigranten in de vleessector. |
|
Bart van Kent |
|
Eddy van Hijum (CDA) |
|
Is het waar dat er sinds 2020 in de Polisadministratie de variabele «reden einde dienstverband» wordt bijgehouden?1, 2
Ja, sinds 2020 wordt in de Polisadministratie de variabele «reden einde arbeidsverhouding» bijgehouden.
Is het waar dat er binnen die variabele ook wordt bijgehouden op bedrijfsniveau hoe vaak een ontslag op staande voet plaatsvind?
De «reden einde arbeidsverhouding» is een kenmerk van een individuele arbeidsverhouding. Van elke arbeidsverhouding is bekend bij welk bedrijf die arbeidsverhouding hoort. Het is mogelijk om op bedrijfsniveau te aggregeren hoe vaak een bedrijf welke reden van het einde van de arbeidsverhouding toepast. Een van de redenen die kan worden opgevoerd als einde arbeidsverhouding is «opzegging/ontslag door werkgever om dringende reden (ontslag op staande voet)». Echter houdt het UWV geen aparte lijst bij voor de aantallen ontslag op staande voet. Naast ontslag op staande voet zijn er 16 anderen reden die een werkgever kan aangeven als reden einde arbeidsverhouding. Hoe vaak een bedrijf de reden ontslag op staande voet invult kan uit de Polisadministratie worden gehaald. De werkgever/salarisadministrateur vult de waarde voor «reden einde arbeidsverhouding» in. Het UWV voert hier geen controles op uit. De aantallen die zijn gebruikt voor het beantwoorden van deze Kamervragen, zijn dus een administratieve werkelijkheid. Het kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat deze aantallen ontslag op staande voet de reële werkelijkheid betreffen. Ook geven de aantallen geen verklaring voor de achterliggende motivatie bij het gebruik van een bepaalde reden voor einde arbeidsverhouding en de daarbij ingevulde waarde.
Is het waar dat het ook mogelijk is om op sectorniveau te kijken hoe vaak ontslag op staande voet plaatsvind?
Ja.
Welk percentage ontslagen is gemiddeld een ontslag op staande voet? Hoe zit dit in de uitzendbranche?
Het gemiddelde percentage dat ontslag op staande voet als reden einde arbeidsverhouding wordt aangegeven in de jaren 2020 tot en met 2023 is 0,56%. Dit percentage gaat over het aantal beëindigde arbeidsverhoudingen met als reden ontslag op staande voet ten opzichte van het totaal aantal beëindigde arbeidsverhoudingen. Voor de uitzendbranche ligt het gemiddelde percentage ontslag op staande voet als reden einde arbeidsverhouding in de jaren 2020 tot en met 2023 op 0,77%. Zie tabel 1. Aangezien 2024 nog niet is afgelopen is dit jaar niet meegerekend in het berekenen van het gemiddelde percentage.
Jaar
Gemiddeld % met als reden einde arbeidsverhouding: ontslag op staande voet voor alle sectoren in Nederland
Gemiddeld % met als reden einde arbeidsverhouding: ontslag op staande voet voor de uitzendsector
2020
0,59%
0,71%
2021
0,51%
0,71%
2022
0,53%
0,80%
2023
0,60%
0,84%
Gem. 2020/23
0,56%
0,77%
Staat de uitzendbranche in de top 3 van sectoren met relatief de meeste ontslagen op staande voet? Misschien zelfs als nummer 1?
De uitzendbranche staat niet in de top drie sectoren met relatief de meeste ontslagen op staande voet. Om dit te berekenen is gekeken naar het aantal beëindigde arbeidsverhoudingen met als reden ontslag op staande voet in een sector ten opzichte de totale aantal beëindigde arbeidsverhoudingen in diezelfde sector. In tabel 2 staan de uitstroomcijfers (Polisadministratie einde arbeidsverhouding) van de sectoren waar percentueel gezien de meeste contracten zijn geëindigd met als reden ontslag op staande voet. De uitzendbranche valt niet in de top drie omdat de uitstroom binnen deze sector relatief hoog is. Ter vergelijking zijn de cijfers van de uitzendsector wel cursief per jaar weergegeven. Zichtbaar is dat de uitzendbranche relatief niet de meeste ontslagen op staande voet als reden einde arbeidsverhouding heeft ten opzichte van de totaal aantal beëindigde arbeidsverhoudingen binnen de sector. De absolute aantallen ontslag op staande voet zijn in de uitzendbranche wel een stuk hoger.
Jaar
Totale uitstroom
Totale uitstroom onder ontslag op staande voet
Percentage
Sector
2020
3.103
139
4,48
Zuivelindustrie
2020
6.266
194
3,1
Slagers overig
2020
1.128
26
2,3
Dakdekkers
2021
3.571
95
2,66
Zuivelindustrie
2021
4.870
108
2,22
Slagers overig
2021
70
1
1,43
Steenhouwers
2022
5.871
162
2,76
Slagers overig
2022
1.042
16
1,54
Havenclassificeerders
2022
264.060
3.971
1,5
Zakelijke dienstverlening iii
2023
5.000
143
2,86
Slagers overig
2023
110
3
2,73
Steenhouwers
2023
867
15
1,73
Havenclassificeerders
Hoewel de uitzendbranche op sectorniveau niet in de top drie sectoren met relatief de meeste ontslagen op staande voet staat, blijkt uit onderzoek dat van de top 15 bedrijven met het relatief hoogste aandeel ontslag op staande voet in de periode 2020–2023 negen bedrijven werkzaam zijn in de uitzendbranche. Om dit aandeel ontslag op staande voet te berekenen, is gekeken naar bedrijven waar meer dan 100 arbeidsverhoudingen zijn geëindigd met de reden ontslag op staande voet. Deze eerste selectie is gemaakt om vooral te focussen op de grotere aantallen en eventuele uitschieters te voorkomen. Van de bedrijven die daaraan voldoen, is vervolgens per bedrijf berekend wat het relatieve aandeel ontslag op staande voet ten opzichte van het totaal aantal beëindigde arbeidsverhoudingen was. Vervolgens zijn die bedrijven geordend van hoog percentage naar laag. Daaruit kwam naar voren dat de bovenste 15 bedrijven voor meer dan de helft uit uitzendbedrijven bestaan.
Hoeveel uitzendbureaus zijn er? Bij hoeveel daarvan ligt het percentage ontslagen op staande voet boven de 20 procent in de periode 2020 tot en met 2024? En bij hoeveel boven de 50 procent?
Zoals beschreven in het signaal van de Arbeidsinspectie over ontslag op staande voet zijn er meer dan 19.000 uitzendbureaus en arbeidsbemiddelaars in Nederland.3 Dit cijfer is gebaseerd op recente CBS-cijfers.4 Dit aantal heeft betrekking op bedrijven met uitzenden / arbeidsbemiddeling als economische hoofdactiviteit, gebaseerd op de Standaard Bedrijfsindeling 2008 (SBI 2008). Een kanttekening hierbij is dat er ook bedrijven kunnen zijn met arbeidsbemiddeling / uitzenden als nevenactiviteit. In tabel 3 staan het aantal uitzendbureaus opgesplitst per jaar waar het percentage ontslag op staande voet van alle einde arbeidsverhoudingen tussen de 20%-50% en hoger dan 50% is.
Jaar
Aantal bedrijven met een % ontslag op staande voet tussen de 20%-50%
Aantal bedrijven met een % ontslag op staande voet hoger dan 50%
2020
3
2
2021
3
1
2022
2
2
2023
3
0
Om hoeveel ontslagen op staande voet gaat het in absolute aantallen bij uitzendbureaus? In hoeveel van de gevallen ging het om werknemer met een niet-Nederlandse nationaliteit?
In tabel 4 staan de absolute aantallen dat ontslag op staande voet als reden einde arbeidsverhouding is doorgegeven in de Polisadministratie in de uitzendsector. In deze tabel staan ook de aantallen einde arbeidsverhoudingen met als reden ontslag op staande voet binnen de uitzendsector uitgesplitst of degene waarvan het arbeidscontract is beëindigd een Nederlandse of niet Nederlandse nationaliteit heeft.
Niet elke werknemer met een niet Nederlandse nationaliteit is per definitie een arbeidsmigrant, zo kan iemand al heel lang in Nederland werken of een dubbele nationaliteit hebben. Uit de gegevens blijkt wel dat binnen de uitzendsector werknemers met een niet Nederlandse nationaliteit vaker op staande voet worden ontslagen dan mensen met een Nederlandse nationaliteit. Als dit om arbeidsmigranten gaat is de kans groter dat zij niet weten wat hun rechten zijn en hierdoor kwetsbaar zijn voor onterechte ontslagen op staande voet.
In 2022 zijn er 502.162 uitzendkrachten werkzaam waarvan het herkomstland niet Nederland is en 365.144 uitzendkrachten waarvan het herkomstland Nederland is.5 Het aantal uitzendkrachten opgesplitst naar herkomstland Nederland of niet staat niet in verhouding met het aantal ontslagen op staande voet opgesplitst naar het al dan niet hebben van de Nederlandse nationaliteit.
Jaar
Totale uitstroom onder ontslag op staande voet
Ontslag op staande voet – Nederlandse nationaliteit
Ontslag op staande voet – Niet Nederlandse nationaliteit
2020
4.237
1307
2930
2021
6.148
1112
5036
2022
7.475
1292
6183
2023
7.470
1162
6308
Kunt u specifiek ingaan op het aantal ontslagen op staande voet die plaatsvinden in de vleessector? Hoeveel vinden daar plaats? In welke andere sectoren vinden er veel ontslagen op staande voet plaats?
Om het aantal ontslagen in de vleessector te berekenen is er gekeken naar de sector slagersbedrijven en slagers overig.6 Het gaat hier alleen om werknemers rechtstreeks in dienst bij de bedrijven in deze sector. Alle ontslagen op staande voet van werknemers die via een uitzendbureau in de vleessector werken zijn niet in deze cijfers meegenomen, omdat in de Polisadministratie niet wordt bijgehouden in welke sectoren uitzendkrachten worden ingezet.
In tabel 5 staan de aantallen ontslagen op staande voet in de sector slagersbedrijven en slagers overig van 2020 tot en met 2023 die door werkgevers zijn doorgeven.
Jaar
Sector
Totale uitstroom
Totale uitstroom onder ontslag op staande voet
Percentage
2020
Slagers overig
6.266
194
3,1
2021
Slagers overig
4.870
108
2,22
2022
Slagers overig
5.871
162
2,76
2023
Slagers overig
5.000
143
2,86
2020
Slagersbedrijven
5.111
33
0,65
2021
Slagersbedrijven
6.105
79
1,29
2022
Slagersbedrijven
6.577
94
1,43
2023
Slagersbedrijven
6.025
45
0,75
In de uitzendsector werden van 2020 t/m 2023 de hoogste aantallen ontslag op staande voet doorgeven als reden einde arbeidsverhouding; gevolgd door de sectoren grootwinkelbedrijf en zakelijke dienstverlening. Bij het bestuderen van de absolute aantallen uitstroom met als reden einde arbeidsverhouding ontslag op staande voet is het goed om dit in relatie te zien met de totale uitstroomcijfers. Daarom is in de onderstaande tabel ook het percentage uitstroom onder ontslag op staande voet in relatie tot de totale uitstroom meegenomen. In tabel 6 worden de zeven sectoren met de hoogste aantallen ontslag op staande voet als reden einde arbeidsverhouding (uitstroom onder ontslag op staande voet) weergegeven.
Jaar
Sector
Totale uitstroom
Totale uitstroom onder ontslag op staande voet
Percentage
2022
Uitzendbedrijven
930.406
7.475
0,8
2023
Uitzendbedrijven
892.748
7.470
0,84
2021
Uitzendbedrijven
869.954
6.148
0,71
2020
Uitzendbedrijven
594.069
4.237
0,71
2023
Grootwinkelbedrijf
258.494
4.227
1,64
2022
Zakelijke dienstverlening iii
264.060
3.971
1,5
2022
Grootwinkelbedrijf
259.941
3.766
1,45
Wat vindt u van misbruik van het ontslag op staande voet? Vind u het rechtvaardig dat uitzendbureaus op illegale wijze arbeidsmigranten ontslaan, die zelf vaak niet weten dat het illegaal is?
Misbruik van ontslag op staande voet vind ik onacceptabel. In het signaal van de Arbeidsinspectie waarin 13 uitzendbureaus nader werden bekeken, schat de Arbeidsinspectie de kans op weinig meer dan nul dat er sprake is van administratieve slordigheid. Dit vind ik zeer zorgelijk. Het signaal vormde samen met een lobbybriefing van Somo over uitbuiting door malafide uitzendbureaus die in de vleessector werken en twee uitzendingen van EenVandaag op donderdag 23 mei en vrijdag 24 mei 2024 over de misstanden de aanleiding om met vertegenwoordigers van de uitzend- en vleessector in gesprek te gaan om ervoor te zorgen dat malafide uitzendbureaus in de vleessector worden geweerd die misbruik maken van het ontslag op staande voet.7 Koepelorganisaties van de vlees- en uitzendbranche hebben hun achterban aangesproken dat zij misbruik van ontslag op staande voet ook ten strengste afkeuren.8 Het signaal ontslag op staande voet is gedeeld met de «Work in NL» informatiepunten. Arbeidsmigranten kunnen daar vragen stellen over hun contract (beëindiging). Het is belangrijk dat de informatiepunten weten dat hier misbruik van is gemaakt zodat zij arbeidsmigranten richting het UWV kunnen helpen en arbeidsmigranten op deze manier alsnog gebruik kunnen maken van een WW-uitkering en via het Juridisch Loket in hun ontslag kunnen aanvechten.
Daarnaast ben ik in gesprek met het UWV, de Arbeidsinspectie en de Belastingdienst om te achterhalen wat de redenen zijn dat bedrijven hun medewerkers grootschalig op staande voet ontslagen. Want voordat er gesproken kan worden over misbruik, moet eerst worden uitgezocht wat de reden is dat inhoudingsplichtigen (werkgevers) ontslag op staande voet doorgeven. Dit kan gaan om misbruik, maar er zijn ook andere redenen zoals repetitieve administratieve fouten mogelijk.
Welke stappen gaat u nemen om misbruik van het ontslag op staande voet door uitzendbureaus aan te pakken?
Er wordt momenteel op meerdere manieren gewerkt aan het tegengaan van malafide uitzenders. Zo heeft mijn voorganger na verschijning van het signaal van de Arbeidsinspectie de vlees- en uitzendsector bijeengeroepen voor spoedoverleg. Dit overleg heeft plaatsgevonden op 3 juni 2024. In dat overleg zijn met de brancheorganisaties in de uitzendsector (ABU, NBBU) en de vleessector (COV, NEPLUVI) afspraken gemaakt over maatregelen en acties. Ik verwacht van hen dat zij zelf alle mogelijke acties inzetten om misstanden aan te pakken en hun achterban aanspreken om de inzet van malafide uitzendbureaus uit te bannen. Op 23 augustus heb ik met de sectoren gesproken over de voortgang, waarbij ik het belang van snelle en aantoonbare verbeteringen heb benadrukt. Ik houd een vinger aan de pols en zal zoals toegezegd in november opnieuw met de sector in gesprek gaan.9
Daarnaast wordt de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (Wtta) geïntroduceerd waarmee malafide organisaties in de uitzendmarkt kunnen worden aangepakt. Dit wetsvoorstel is op dit moment in behandeling bij uw Kamer. Dit zogenoemde toelatingsstelsel bevat verschillende waarborgen om malafide uitzendbureaus van de uitleenmarkt te weren, zoals periodieke controles op naleving van de belangrijkste arbeids- en fiscale wetten, het voldoen van een waarborgsom van € 100.000 en aanvullende gegevensuitwisseling met onder andere de Arbeidsinspectie. Uitleners die zonder toelating arbeidskrachten uitlenen én inleners die zakendoen met niet-toegelaten uitleners kunnen boetes krijgen van de Arbeidsinspectie. Zo kunnen zowel malafide uitzendbureaus als inleners worden aangepakt. De Arbeidsinspectie wordt met 90 fte uitgebreid voor het publieke toezicht op uitzendbureaus en de toelatingsplicht. Tot de inwerkingtreding van de toelatingsplicht worden de nieuwe collega’s opgeleid en daarna ingezet voor het intensiveren van het toezicht op naleving van de huidige arbeidswetten door uitzendbureaus.
Ook heb ik een verkenning aangekondigd naar een algeheel verbod op uitzendwerk in bepaalde sectoren, en/of naar een minimum percentage van de arbeidskrachten dat in eigen dienst moet zijn. Dit zijn een ingrijpende maatregelen die vragen om zorgvuldige afweging van de effecten. In de verkenning wordt dan ook gekeken wanneer zo’n maatregel proportioneel is. Zo moet eerst in kaart worden gebracht hoeveel en wat voor mistanden er in sectoren spelen voordat een dergelijke zware maatregel kan worden overwogen. Mochten er te veel mistanden, waaronder misbruik van ontslag op staande voet, blijven bestaan met uitzendbureaus in bepaalde sectoren dan is een uitzendverbod een maatregel die kan worden ingezet. Hierover is echter pas meer te zeggen nadat de verkenning is opgeleverd. De oplevering staat gepland in het eerste kwartaal van 2025.
De problematiek rond het innen van de eigen bijdragen van Oekraïense ontheemden met een baan en eigen inkomsten |
|
Claudia van Zanten (BBB) |
|
Folkert Idsinga (VVD), Marjolein Faber (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met de problematiek die verschillende gemeenten ondervinden rond het innen van de eigen bijdragen van Oekraïense ontheemden met een baan en eigen inkomsten?1
Ja, ik ben op de hoogte van signalen die verschillende gemeenten hebben gegeven. Mijn ministerie heeft regelmatig contact met de VNG en met gemeenten. Knelpunten bij de uitvoering van de eigen bijdrage komen daarbij ook aan bod.
Wat kunt u doen voor deze gemeenten om hen hierbij te ondersteunen?
Het Rijk ondersteunt gemeenten actief bij de invoering van de eigen bijdrage en het oplossen van deze knelpunten. Om gemeenten te helpen met het implementeren heeft het Rijk een handreiking beschikbaar gesteld. Verder worden kosten vergoed die gemeenten maken in de uitvoering van het heffen van de eigen bijdrage.
Kunt u aangeven of Oekraïense ontheemden die nu langer geen eigen bijdragen betalen dan andere Oekraïense ontheemden, dit met terugwerkende kracht moeten betalen?
Het is gemeenten toegestaan met terugwerkende kracht eigen bijdragen op te leggen, ook als het de bijdrage over meerdere maanden betreft. Wij hebben gemeenten geadviseerd terughoudendheid te betrachten, om ontheemden niet op een later moment met een opgebouwde achterstand te confronteren. Het is niet toegestaan dit over de maanden voorafgaand aan 1 juli 2024 te doen.
Vindt u de eigen bijdrage die Oekraïners moeten betalen redelijk, in vergelijking tot de bijdragen die andere inwoners van Nederland met werk en eigen inkomsten moeten betalen?
Ik vind het van belang dat ontheemden waar mogelijk een bijdrage leveren aan de kosten voor de opvang. Er is vooralsnog gekozen voor een bedrag in de vorm van een bijdrage voor gas, water en elektra en in voorkomend geval, catering. Voor de bijdrage in gas, water en elektra mag een gemeente een bedrag vragen van € 105 per volwassen gezinslid met een maximum per gezin van tweemaal de eigen bijdrage. Indien nog in catering wordt voorzien mag daar bovenop € 242,48 per volwassen gezinslid worden gevraagd. De manier waarop een eventuele verdere verhoging vormgegeven wordt, vraagt om een zorgvuldige afweging, waarbij tenminste de uitvoerbaarheid door gemeenten en het passend bijdragen aan de opvang door ontheemden meegenomen wordt.
Bent u bekend met de eerdere regeling tijdelijke vrijstelling motorrijtuigenbelasting (mrb) en belasting op personenauto’s en motorrijwielen (bpm) voor mensen die Oekraïne hebben verlaten en dat deze regeling vanwege de oorlog is verlengd met 1 jaar, tot 4 maart 2025?2
Ik ben bekend met de regeling die van toepassing is op ontheemden uit Oekraïne, zoals gedefinieerd in het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022. De regeling vervalt per 4 maart 2025. Uw Kamer is hierover geïnformeerd in de Kamerbrief Opvang Oekraïense ontheemden van 14 juni jl.
Kunt u uitleggen waarom er binnen deze regeling voor gekozen is Oekraïense ontheemden vrij te stellen van mrb en bpm?
Gelet op de bijzondere omstandigheden als gevolg van de oorlog in Oekraïne is er voor gekozen om het voertuig waarmee Oekraïense ontheemden zijn gevlucht tijdelijk vrij te stellen van mrb en bpm. Door expliciet uitsluitsel te geven over de belastingplicht, wordt voorkomen dat ontheemden onzekerheid ervaren of onbedoeld in de problemen komen door een gebrek aan kennis over de Nederlandse regelgeving.
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel Oekraïense ontheemden gebruikmaken van de regeling?
Op dit moment hebben zich circa 1.700 ontheemden gemeld bij de Belastingdienst.
Kunt u inzichtelijk maken waar Oekraïense ontheemden op dit moment gehuisvest zijn?
Op 1 september 2024 stonden ca. 120.170 ontheemden uit Oekraïne ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP). De totale bezetting op dat moment was ca. 91.740. Daarnaast zitten ontheemden in particuliere opvang of hebben zij zelf huisvesting gevonden. De ontheemden uit Oekraïne worden breed verspreid binnen heel Nederland opgevangen.
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel Oekraïense ontheemden betaald werk hebben in Nederland?
Op 1 november 2023 werkte 55% van de 15 tot 65-jarige ontheemden uit Oekraïne die zich op dat moment in Nederland bevonden in loondienst. Dit komt neer op ca. 45.000 werkende ontheemden. Meer dan de helft (53%) hiervan werkte minimaal 35 uur per week. Een groot gedeelte werkte in de zakelijke dienstverlening (51%), waar de uitzendbranche onderdeel van is. Daarnaast werkte een derde in de handel, vervoer en horeca. Eind september 2024 publiceert het Centraal Bureau voor de Statistiek nieuwe cijfers, met peildatum 1 mei 2024.
Bent u van mening dat Oekraïense ontheemden deze vrijstellingen (mrb en bpm) nodig hebben om in hun bestaan te kunnen voorzien hier in Nederland?
Zie antwoord op vraag 6. De tijdelijke vrijstelling is nodig om rechtszekerheid te bieden voor een kwetsbare groep. De regeling vervalt per 4 maart 2025. Uw Kamer is hierover geïnformeerd in de Kamerbrief Opvang Oekraïense ontheemden van 14 juni jl.3
Bent u bereid om met spoedige ingang Oekraïense ontheemden op gelijke wijze te belasten met de bpm en de mrb als mensen met een Nederlandse nationaliteit?
Zie antwoord vraag 10.
Kunt u toezeggen dat deze regeling niet nog verder wordt verlengd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Hoeveel Oekraïners zijn er momenteel precies in Nederland en wat verwacht u qua in- en uitstroom (qua aantallen) voor de resterende maanden van 2024?
Op 1 september 2024 stonden ca. 120.170 ontheemden uit Oekraïne ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP). Op basis van de huidige prognose gaan we uit van een netto instroom van 540 ontheemden per week. Daarmee neemt het netto aantal ontheemden uit Oekraïne dat naar verwachting in de resterende maanden van 2024 in Nederland bescherming zoekt onder de RTB toe met circa 8.640 personen.
Kunt u per regio in Oekraïne aangeven wat de veiligheidsstatus daar momenteel is?
Overal in Oekraïne ondervindt men veiligheidsproblemen als gevolg van de Russische agressie, niet alleen aan de frontlinie in het oosten. De situatie is onvoorspelbaar en verandert met de dag. Een overzicht van de veiligheidssituatie per regio is niet eenduidig te geven.
Daarnaast treft u in de rapportages van Clingendael over de beschermingsopdracht ten aanzien van Oekraïense ontheemden eveneens informatie over de ontwikkelingen aldaar aan. Zie bijvoorbeeld het meeste recente rapport van Clingendael.4
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
Het innen van een eigen bijdrage van werkende Oekraïense ontheemden die opgevangen worden door gemeentes |
|
Boomsma , Pieter Omtzigt (NSC) |
|
Marjolein Faber (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met de wet, waarbij gemeentes per 1 juli 2024 een eigen bijdrage dienen te innen van werkende Oekraïense ontheemden die opgevangen worden door gemeentes?
Ja, ik ben bekend met de Tijdelijke wet opvang ontheemden Oekraïne en de gewijzigde Regeling opvang ontheemden Oekraïne (hierna: RooO).
Heeft u de vragen die de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft gesteld over de uitvoerbaarheid van de regeling beantwoord? Zo ja, hoe? Zo nee, wanneer worden die gegeven?
De vragen van de VNG en zorgen die zij uiten zijn bij ons bekend. Hierover is mijn ministerie voortdurend in gesprek met de VNG en verschillende gemeenten.
Klopt het dat alle gemeentes verplicht zijn om per 1 januari 2025 bij alle ontheemden de eigen bijdrage te innen?
Ja. Per 1 juli 2024 is de gewijzigde RooO van kracht. Zoals ik u in de verzamelbrief 14 juni 2024 heb geïnformeerd1, geldt voor de eigen bijdrage dat, juist met het oog op de uitvoerbaarheid bij gemeenten, ruimte wordt geboden aan gemeenten om naar invoering toe te werken. Na zes maanden vanaf inwerkingtreding dienen alle gemeenten de regeling in zijn volledigheid uit te voeren. Daarmee zijn gemeentes verplicht om de eigen bijdrage te innen bij ontheemden in de gemeentelijke opvang die inkomsten uit werk of eigen inkomsten hebben, met uitzondering van gevallen waar onevenredig nadeel ontstaat (conform motie Podt c.s.1).
Vanaf welk moment hebben de gemeentes effectief inzicht in Suwinet (inclusief de polis administratie), zodat zij kunnen zien hoeveel geld Oekraïense ontheemden uit werknemerschap (maar niet als ZZP’er of in het buitenland) verdienen?
In de RooO is een inlichtingenplicht voor ontheemden opgenomen zodat zij verplicht worden de gemeente te informeren over hun inkomsten en gezinssamenstelling. Op grond van deze informatie kan de gemeente overgaan tot het innen van de eigen bijdrage.
Uit afstemming met de VNG is gebleken dat het wenselijk is om gemeenten te ondersteunen bij de uitvoering van de eigen bijdrage door hen toegang te verlenen tot een aantal gegevens uit de polisadministratie. In de Tijdelijke wet opvang ontheemden Oekraïne (TWOO) is daarom een grond opgenomen waarmee gemeenten gegevens als bedoeld in artikel 33, 2e lid, a tot en met c van de wet SUWI mogen inzien.
Uit de uitvoeringstoets van het UWV en in afstemming met de VNG is evenwel geconcludeerd dat met de grond in de Tijdelijke Wet niet alle gegevens beschikbaar komen voor gemeenten die gewenst zijn om het netto inkomen volledig te kunnen verifiëren. Daarom wordt op dit moment gekeken op welke wijze ook gegevens onder artikel 33, tweede lid, onderdeel d van de wet Suwi gedeeld kunnen worden met gemeenten.
Kunt u een standaard NIBUD-begroting geven van de inkomsten van een alleenstaande Oekraïense ontheemde die voltijds werkt in Nederland tegen het minimumloon inclusief zorgtoeslag/zorgverzekering?
Het Nibud gaat voor een alleenstaand persoon vanaf 21 jaar bij een werkweek van 36 uur op tegen het minimumloon uit van een bruto maandloon van € 2.069,40 en netto € 1.953,76. Hier komt nog vakantiegeld van bruto € 165,55, netto € 111 bij. Daarmee komt het totaal op netto € 2.065 per maand2. Deze bedragen gelden ook voor ontheemden die voltijd werken tegen het minimumloon.
Ontheemden uit Oekraïne (inclusief werkende ontheemden) vallen onder de Regeling Medische zorg Ontheemden (RMO). Zij betalen geen zorgpremie, maar ontvangen ook geen zorgtoeslag3.
Kunt u een lijst geven van gemeentes die op dit moment nog leefgeld betalen aan een Oekraïense ontheemde die voltijds werkt, naast het feit dat hij/zij geen eigen bijdrage betaalt?
Op basis van signalen die mijn ministerie bereiken werd het leefgeld in veel gevallen al stopgezet wanneer ontheemden werk of eigen inkomsten hadden. Per 1 juli jl. is met het wijzigen van de RooO de kan-bepaling een verplichting geworden en dienen gemeente het leefgeld in te trekken.
Op welke wijze heeft u overleg met de Nederlandse gemeenten over het innen van de eigen bijdrage van Oekraïense ontheemden? Welk tijdspad heeft u nu voor ogen voor Suwinet, het niet meer betalen van leefgeld aan mensen die voldoende eigen inkomen hebben, en het innen van de huidige beperkte eigen bijdrage?
Ik heb direct contact met verschillende gemeenten en indirect via de VNG. Zo hebben wij voor de invoering van de eigen bijdrage gesprekken gevoerd met gemeenten, waaronder de G4, en hebben wij ook diverse Webinars verzorgd, gefaciliteerd door de VNG. Voor het tijdspad verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 4.
Op welk moment zullen alle gemeentes de wettelijke eigen bijdrage ook daadwerkelijk gaan innen?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Kunt u aangeven wat de bijdrage op dit moment is voor Oekraïense ontheemden die particulier worden opgevangen?
De eigen bijdrage zoals ingevoerd betreft een bijdrage voor ontheemden die verblijven in gemeentelijke opvanglocaties. Ontheemden die in de particuliere opvang verblijven of in hun eigen woonruimte voorzien, zijn aan gemeenten geen bijdrage voor gas, water, licht en catering verschuldigd. Wel wordt hun leefgeld gestopt als zij inkomen hebben.
Welke eigen bijdrage vindt u passend voor opvang en voor opvang inclusief catering?
De eigen bijdrage is gebaseerd op het «Kostprijsonderzoek opvang ontheemden Oekraïne» van einde 2023. Op basis van dit onderzoek zijn de geraamde kosten voor gas, water en elektriciteit € 105,– per maand per volwassen ontheemde met inkomsten. De bijdrage aan catering indien aanwezig is gelijkgesteld aan het vastgestelde bedrag voor eetgeld, namelijk maximaal € 242,48 per volwassen ontheemde met inkomsten.
Kunt u deze vragen binnen twee weken beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat Oekraïners nog steeds niet hoeven mee te betalen aan hun opvang. |
|
Marina Vondeling (PVV) |
|
Marjolein Faber (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Oekraïner hoeft niet te betalen: Eigen bijdrage voor opvang wordt niet geïnd»1?
Ja.
Hoe is het mogelijk dat vrijwel geen enkele gemeente de eigen bijdrage die Oekraïners moeten betalen voor hun opvang, int?
Per 1 juli jl. is de Regeling opvang Ontheemden Oekraïne (hierna; RooO) zo gewijzigd dat gemeenten een eigen bijdrage aan ontheemden met inkomsten uit arbeid of eigen inkomsten vragen als tegemoetkoming voor de kosten van de opvang. Zoals gemeld in de verzamelbrief van 14 juni jl. is uit de uitvoeringstoets van de VNG echter gebleken dat gemeenten tijd nodig hebben om dit goed in te voeren. Daarom is met gemeenten afgesproken dat zij hiervoor tot uiterlijk 1 januari 2025 de tijd krijgen. Verschillende gemeenten zijn al gestart met het innen van de eigen bijdrage of gaan daar op korte termijn mee beginnen.
Deelt u de mening dat het niet meer dan logisch is dat Oekraïners meebetalen aan hun opvang temeer omdat Nederlanders wel voor alles zelf moeten betalen?
Het is van belang om toe te werken naar een hogere zelfredzaamheid door ontheemden uit de Oekraïne. Het invoeren van een eigen bijdrage voor volwassen Oekraïense ontheemden met inkomsten die in de gemeentelijke opvang verblijven is hier onderdeel van.
Gaat u ervoor zorgen dat alle gemeenten voor 1 januari 2025 de eigen bijdrage die Oekraïners moeten betalen voor de opvang gaan innen? Zo ja, hoe gaat u dit doen?
Per 1 juli is de gewijzigde RooO van kracht. Zoals ik u in de verzamelbrief 14 juni 2024 heb geïnformeerd2, geldt voor de eigen bijdrage dat, juist met het oog op de uitvoerbaarheid bij gemeenten, ruimte wordt geboden aan gemeenten om naar invoering toe te werken. Na zes maanden vanaf inwerkingtreding dienen alle gemeenten de regeling in zijn volledigheid uit te voeren.
Het Rijk ondersteunt gemeenten bij de uitvoering deze taak. Gemeenten kunnen met vragen over de eigen bijdrage terecht bij de Nationale Opvang Organisatie (NOO). De NOO accounthouders zijn continu met gemeenten in gesprek en faciliteren onderling contact waar dat wenselijk is. Daarnaast heeft mijn ministerie – in overleg met de VNG – een praktische handreiking voor gemeenteambtenaren en locatiemedewerkers opgesteld om te helpen bij de implementatie. Uitgangspunt is dat gemeenten de kosten voor uitvoering van het heffen van de eigen bijdrage vergoed krijgen. Een eventuele financiële drempel bij gemeenten om de eigen bijdrage te innen wordt hiermee weggenomen.
Wanneer gaat u deze eigen bijdrage voor opvang, zoals afgesproken in het Hoofdlijnenakkoord, verhogen?
Sinds de grootschalige militaire invasie in Oekraïne wordt er jaarlijks door een externe partij onderzoek gedaan naar de samenstelling van de kosten die gemeenten maken voor de opvang van ontheemden uit Oekraïne. Op dit moment loopt het onderzoek naar de verwachte kosten vanaf 1 januari 2025. Na afronding van het onderzoek zal het onderzoeksrapport mede gebruikt worden om de eigen bijdrage die ontheemden betalen te herijken.
Het bericht ‘Burgemeesters Apeldoorn en Epe lopen tegen grenzen aan: zelfs criminele Oekraïner eruit zetten mag niet’ |
|
Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Marjolein Faber (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Burgemeesters Apeldoorn en Epe lopen tegen grenzen aan: zelfs criminele Oekraïner eruit zetten mag niet»?1
Ja.
Herkent u de signalen van deze burgemeesters dat zij beperkt worden in de aanpak van overlastgevende Oekraïense vluchtelingen? Ontvangt u deze signalen ook uit andere gemeenten?
Ik herken dat een aantal gemeenten kampt met overlast in de gemeentelijke opvang van Oekraïense ontheemden (GOO). Een deel van deze overlastproblematiek lijkt voort te komen uit een onderliggende zorgbehoefte, zoals trauma of verslavingsproblematiek. Voor veel problematiek hebben gemeenten zelf een oplossing, bijvoorbeeld door het bieden van een passend zorgtraject. Voor een aantal gevallen geven gemeenten aan het lastig te vinden om passende maatregelen te treffen.
Deelt u de mening dat de aanpak van structurele overlast belangrijk is voor het behoud van het draagvlak om Oekraïense vluchtelingen op te vangen?
Ja, dit is voor mij een belangrijke reden om gemeenten te ondersteunen in de aanpak van overlast.
Het Rijk heeft gemeenten vorig jaar een handelingsperspectief geboden met diverse instrumenten, waaronder een maatregelenpakket, een voorbeeld huishoudelijk reglement en een handreiking voor het inrichten van regionale time-outlocaties. Ook zijn er bepalingen toegevoegd aan de Regeling opvang ontheemden uit Oekraïne (hierna: RooO) die het mogelijk maken leefgeld in te trekken en een (tijdelijk) sober regime op te leggen na ernstige overtreding van het huishoudelijke reglement of ernstige geweldspleging.
Daarnaast blijkt uit signalen dat een deel van de overlast door ontheemden het gevolg lijkt te zijn van onderliggende psychische klachten. Om psychosociale problemen in een vroeg stadium te herkennen, ontheemden met psychosociale problemen te ondersteunen en hiermee te voorkomen dat deze klachten verergeren, is de inzet van laagdrempelige psychosociale ondersteuning van belang. Gemeenten kunnen dit financieren via de Bekostigingsregeling opvang ontheemden Oekraïne (BooO). Verder kunnen gemeenten en zorgverleners terecht bij het Loket Ontheemden Oekraïne Psychosociale Hulpverlening (LOOP). Dit loket is in opdracht van het Rijk ingericht en is het aanspreekpunt voor psychosociale hulpverlening (PSH) aan ontheemden uit Oekraïne. Gemeenten en zorgprofessionals kunnen er terecht met vragen, voor het vinden van het juiste zorgaanbod bij hun vraag.
Klopt het dat het voor gemeenten niet mogelijk is om overlastgevende Oekraïners uit de opvang te verwijderen?
Ontheemden uit Oekraïne zijn, net als asielzoekers, op de vlucht voor geweld in hun land van herkomst. Dat betekent dat, net als bij asielzoekers, bepaalde Europese regels van toepassing zijn. In het arrest Haqbin van 12 november 2019 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie geoordeeld dat het beperken of intrekken van de opvangvoorzieningen op grond van de Opvangrichtlijn niet zo ver mag gaan dat (overlastgevende) asielzoekers daardoor verstoken blijven van elementaire levensbehoeften zoals huisvesting, voedsel en kleding. Ook niet als dit slechts tijdelijk is. Gelet hierop is het uit juridisch oogpunt niet verdedigbaar om, in weerwil van het Haqbinarrest, bij wijze van sanctie over te gaan tot intrekking van opvang zonder alternatieve opvang te bieden. Wel kan de gemeente een ontheemde overplaatsen binnen de gemeentegrenzen, en overplaatsen naar een andere gemeente wanneer er instemming is van die gemeente en van de ontheemde.
Deelt u de mening dat een «time-outlocatie» waar een overlastgever maximaal twee weken in mag worden geplaatst geen oplossing biedt voor Oekraïners die structureel overlast veroorzaken?
Time-outlocaties zijn bedoeld om ontheemden die overlast hebben veroorzaakt voor een korte periode uit hun normale context te halen, zodat rust en veiligheid op de opvanglocatie terugkeert. Mocht na plaatsing in een time-outlocatie geen gedragsverandering hebben plaatsgevonden dan kan een gemeente verschillende andere maatregelen overwegen om overlast te bestrijden en in de toekomst te voorkomen, zoals het opleggen van een tijdelijk alternatief, soberder opvangregime of het intrekken van leefgeld. Welke maatregelen meest aangewezen zijn, hangt af van de aard van de overlast en zal in de meeste gevallen maatwerk moeten zijn.
Bent u bereid opnieuw te kijken naar de mogelijkheid om ernstig overlastgevende Oekraïners in de handhaving en toezichtlocatie (htl) te plaatsen, zoals reeds in 2023 door burgemeesters is gevraagd? Zo nee, waarom niet?
Inzet van de htl voor ontheemden is niet zonder meer mogelijk of passend. Het is juridisch, uitvoeringstechnisch en bestuurlijk zeer complex om htl-plaatsing van ontheemden te realiseren en zou gepaard gaan met extra uitvoeringslasten voor COA en gemeenten. Lang niet alle overlastgevende ontheemden zouden in de htl kunnen worden geplaatst: voor plaatsing in het regime van de htl gelden strenge juridische criteria en bovendien is slechts een zeer beperkt aantal plekken beschikbaar. Gemeenten zouden een uitgebreid dossier moeten aanleggen. Plaatsing van ontheemden in de htl van het COA is nu juridisch niet mogelijk; het vereist complexe aanpassingen van regelgeving. Een deel van de overlast door ontheemden lijkt voort te komen uit zorgbehoeften waarvoor de htl niet het juiste instrument is.
Op dit moment verken ik in hoeverre gemeenten de nieuwe maatregelen hebben geïmplementeerd en wat de effecten hiervan zijn. Op basis hiervan wordt bekeken welke aanvullende maatregelen eventueel benodigd zijn. Daarbij wordt meegenomen of plaatsing in een regime zoals de htl alsnog mogelijk gemaakt moet worden.
Deelt u de mening dat er nu grote verschillen zijn in hoe gemeenten omgaan met opvang en optreden bij ongewenst gedrag of overlast? En dat het van belang is – voor gemeenten en Oekraïners in de opvang – dat er ook landelijk duidelijkheid komt over rechten, plichten en wat te doen bij ongewenst gedrag?
Gemeenten hebben de wettelijke taak om ontheemden op te vangen. Daarbij hebben zij de ruimte om op basis van maatwerk een passende aanpak in te zetten bij overlast. Wel is het zo dat dit binnen de bepalingen van de Tijdelijke Wet opvang ontheemden Oekraïne (TWOO) en de RooO uitgevoerd dient te worden. In de RooO is vastgelegd op welke wijze gemeenten de opvang van ontheemden dienen uit te voeren. Het Rijk ondersteunt gemeenten zoveel mogelijk bij de opvang van ontheemden.
Heeft u het handelingsperspectief voor omgang met overlastgevende Oekraïners dat is opgesteld naar aanleiding van vragen van D66 in december 2022 met de VNG en andere betrokkenen geëvalueerd?2 Zo ja, welke actie heeft u daarna ondernomen? Zo nee, bent u bereid dat alsnog te doen?
Ik verken op dit moment in hoeverre gemeenten het handelingsperspectief en de nieuwe maatregelen hebben geïmplementeerd en wat hiervan de effecten zijn. Op basis hiervan wordt bekeken welke aanvullende maatregelen eventueel benodigd zijn.
Kunt u deze vragen één voor één en uiterlijk voor het commissiedebat vreemdelingen- en asielbeleid van 12 september beantwoorden?
Ja.
Het convenant tussen de belastingdienst en de uitzendbranche |
|
Tjebbe van Oostenbruggen (NSC), Henk Vermeer (BBB) |
|
Eddy van Hijum (CDA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het nieuwe convenant dat is gesloten tussen de Belastingdienst en de uitzendbranche op 6 juni 2024?1
Ja.
Wat zijn de beleidsoverwegingen geweest om een nieuw convenant af te sluiten tussen de Belastingdienst en de uitzendbranche, waarom voldeed het vorige convenant niet meer?
Het convenant tussen de Belastingdienst en de uitzendbranche (met daarbij twee annexen) is gesloten in 2010. Het convenant en de annexen waren niet meer actueel vanwege gewijzigde wet- en regelgeving. Vanuit de Belastingdienst en de uitzendbranche bestond daarom de wens om het convenant en de annexen te actualiseren.
Wat zijn de beleidsoverwegingen geweest om in het nieuwe convenant als eerste voorwaarde voor de Extraterritoriale (ET-)regeling te stellen dat het uitzendbureau de werknemer zelf moet werven in het land van herkomst?
Een van de voorwaarden voor toepassing van de extraterritoriale kostenregeling (hierna: ETK-regeling) is dat een werknemer tijdelijk verblijft buiten het land van herkomst in het kader van de dienstbetrekking. De annex bevat branchespecifieke praktische afspraken hoe een uitzendonderneming in ieder geval aannemelijk kan maken dat daarvan sprake is.2 In de annex zijn hiervoor zes voorwaarden opgenomen.3 Een uitzendonderneming die een beroep wil doen op de annex moet aan deze zes voorwaarden voldoen. Eén van die voorwaarden is dat de uitzendkracht is geworven door een buitenlands wervingsbureau of een buitenlandse vestiging van de in Nederland gevestigde uitzendonderneming, dat is gevestigd in (de landenregio van) het land van herkomst van de uitzendkracht en dat de uitzendkracht staat vermeld op de zogenoemde wervingslijst. Deze en de andere vijf voorwaarden staan al sinds 2010 in de annex en zijn ongewijzigd overgenomen in de annex bij het convenant tussen de Belastingdienst en de uitzendbranche van 6 juni 2024.
Hoe wordt er tot nu toe gehandhaafd op het gebruik van de ET-regeling door werknemers die al in Nederland waren toen zij werden geworven? Hoe zal dit vanaf nu gaan? Op welke manier moet de werving in het buitenland aangetoond worden?
Handhaving op de toepassing van de ETK-regeling is onderdeel van de reguliere handhaving van de Belastingdienst. De annex ziet, zoals hiervoor aangegeven, op de wijze waarop een uitzendonderneming in ieder geval aannemelijk kan maken dat de uitzendkracht tijdelijk verblijft buiten het land van herkomst in het kader van de dienstbetrekking. Als de uitzendonderneming voldoet aan de voorwaarden zoals genoemd in onderdeel 1.1 van de annex, dan is voor de Belastingdienst voldoende aannemelijk dat sprake is van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst in het kader van de dienstbetrekking. Eén van de voorwaarden daarvoor is dat de uitzendkracht is geworven door een buitenlands wervingsbureau of een buitenlandse vestiging van de in Nederland gevestigde uitzendonderneming, dat is gevestigd in (de landenregio van) zijn land van herkomst en dat de uitzendkracht staat vermeld op de zogenoemde wervingslijst. De annex ziet niet op buitenlandse uitzendkrachten die in Nederland worden geworven.
Hoe vaak is er in de praktijk sprake van dat de ET-regeling wordt gebruikt door werknemers, die al in Nederland waren, toen zij door het uitzendbureau werden geworven?
In het rapport Kunde, kosten en keuzes van de Stichting Economisch Onderzoek (SEO)4 is opgenomen dat de ETK-regeling in 2022 door ongeveer 83.000 werknemers werd gebruikt. Er zijn geen gegevens voorhanden om een uitsplitsing te maken tussen de gebruikers van de ETK-regeling die al in Nederland aanwezig waren en ETK-gebruikers die door de werving naar Nederland zijn gekomen. Volledigheidshalve merk ik op dat extraterritoriale kosten in de Wet op de loonbelasting 19645 zijn gedefinieerd als extra kosten die de werknemer maakt doordat hij tijdelijk verblijft buiten het land van herkomst in het kader van de dienstbetrekking. De ETK-regeling stelt niet als voorwaarde dat de werknemer uit het buitenland is geworven.
Zijn er plannen om de handhaving te intensiveren, nu de voorwaarde dat arbeidsmigranten geworven moeten worden in het buitenland door het uitzendbureau zelf, zo nadrukkelijk in het convenant staat?
Zoals hiervoor aangegeven is de voorwaarde dat de uitzendkracht is geworven door een buitenlands wervingsbureau of een buitenlandse vestiging van de in Nederland gevestigde uitzendonderneming, dat is gevestigd in (de landenregio van) zijn land van herkomst, ongewijzigd overgenomen uit de annex bij het convenant tussen de Belastingdienst en de uitzendbranche uit 2010. Het geactualiseerde convenant en de bijbehorende annex geven geen aanleiding om het toezicht te intensiveren.
Wat verwacht u dat de financiële impact gaat zijn van de afspraken die zijn gemaakt over het gebruik van de ET-regeling in het nieuwe convenant? Leidt dit tot een inkomstenmeevaller of een inkomstentegenvaller? Om welk bedrag gaat het bij benadering?
De voorwaarden in het convenant en de bijbehorende annex zijn inhoudelijk niet gewijzigd. De actualisatie van het convenant en de annex hebben daarom naar verwachting geen budgettaire gevolgen.
Op welke wijze zijn arbeidsmigranten betrokken geweest bij het besluitvormingsproces, zoals aanbevolen is in het rapport «Geen tweederangsburger» van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten uit 2021?
De annex bevat praktische afspraken hoe een uitzendonderneming in ieder geval aannemelijk kan maken dat sprake is van een uitzendkracht die tijdelijk verblijft buiten het land van herkomst in het kader van de dienstbetrekking. Dit kan blijken uit het organiseren van het vervoer voor de uitzendkracht vanuit het land van herkomst naar Nederland of het organiseren van de huisvesting in Nederland. Indien het uitzendbureau niet het vervoer en/of verblijf van de uitzendkracht organiseert, dient op andere wijze aannemelijk te worden gemaakt dat aan de voorwaarde voor de ETK-regeling is voldaan. Er is dan ook geen sprake van een belemmering voor het vrije verkeer van werknemers zoals opgenomen in artikel 45 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Arbeidsmigranten zijn niet betrokken geweest bij de actualisatie van het convenant en de annex, aangezien deze afspraken zich hiertoe niet lenen. De wens tot actualisatie is afkomstig van de rechtstreeks bij het convenant betrokken partijen. Zoals hiervoor aangegeven geeft de annex een uitzendonderneming handvatten hoe deze aannemelijk kan maken dat de uitzendkracht tijdelijk verblijft buiten het land van herkomst in het kader van de dienstbetrekking. Bovendien zijn de voorwaarden in het convenant en de bijbehorende annex inhoudelijk niet gewijzigd.
Waarom geldt als voorwaarde dat het uitzendbureau het vervoer en/of verblijf zou moeten organiseren van en naar het herkomstland? Hoe verhoudt dit zich tot de Europese vrijheid van personenvervoer?
Zie antwoord vraag 8.
Hoe verhoudt dit convenant zich tot de afspraken uit het Hoofdlijnenakkoord van 15 mei 2024?
In het hoofdlijnenakkoord staat dat «bezien wordt of en zo ja, welke fiscale voordelen onder de ETK-regeling worden versoberd.» Onderzoeksbureau Stichting Economisch Onderzoek (SEO) heeft de ETK-regeling geëvalueerd. In dat kader ontvangt u op korte termijn een addendum bij dit onderzoek over het gebruik van de ETK-regeling. Naar aanleiding hiervan onderzoeken wij verder of en zo ja hoe de ETK-regeling kan worden versoberd, daarbij ook recht doende aan het doel van deze regeling. Er is nog geen sprake van een concreet wijzigingsvoorstel. De Belastingdienst heeft op grond van de huidige wet- en regelgeving afspraken gemaakt met de uitzendbranche, onder meer over de vraag hoe zij aannemelijk kan maken dat sprake is van een werknemer die tijdelijk buiten diens land van herkomst werkzaamheden verricht. In dit convenant staat ook dat partijen het convenant actualiseren of beëindigen bij een relevante wijziging in wet- en regelgeving of beleid van de Belastingdienst.
Kunt u inzage geven in de tijdslijn waarbinnen u invulling gaat geven aan de afspraken in het Hoofdlijnenakkoord rondom de ET-regeling? Gaat dit leiden tot een nieuw convenant?
Zie antwoord vraag 10.
Wanneer wordt het convenant, dat is ingegaan op 6 juni 2024, gepubliceerd door op de website van de Belastingdienst?
Het geactualiseerde convenant en de annex zijn op de website van de Belastingdienst gepubliceerd6 en medio juni op de websites van NBBU en ABU.
De uitzetting van de elfjarige Mikael |
|
Jimmy Dijk , Laurens Dassen (Volt), Stephan van Baarle (DENK), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Esther Ouwehand (PvdD), Frans Timmermans (PvdA), Mirjam Bikker (CU) |
|
Marjolein Faber (PVV), Schoof |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Premier Schoof: Kwestie-Mikael staat los van strenger migratiebeleid» en het bericht «Minister Faber «kan niets doen» om de uitzetting van Mikael te verhinderen»?1 en 2
Ja.
Deelt u de mening dat de regering er in het algemeen zorg voor moet dragen dat wet- en regelgeving niet onbedoeld hardvochtig uitpakt in individuele gevallen, zoals ook aangegeven in het Hoofdlijnenakkoord?
Ja.
Erkent u dat de wetgeving voorziet in bepalingen waarmee de Minister in individuele gevallen kan besluiten om een verblijfvergunning toe te kennen als de persoonlijke situatie dat vereist? Zo nee, welke wetsartikelen staan daaraan in de weg?
De Minister kan alleen een verblijfsvergunning toekennen wanneer daarvoor een wettelijke grondslag bestaat. De »oude» discretionaire bevoegdheid gaf de Minister daarvoor een grondslag. Gesteund door een meerderheid in de Tweede Kamer is deze bevoegdheid op 1 mei 2019 vervangen door de bevoegdheid, zoals die nu is neergelegd in artikel 3.6ba van het Vreemdelingenbesluit 2000. Deze bevoegdheid biedt alleen grond voor het verlenen van een verblijfsvergunning gedurende de eerste aanvraagprocedure wanneer er sprake is van een samenstel van schrijnende omstandigheden.
Het mandaat om een verblijfsvergunning op grond van artikel 3.6ba af te geven is op 1 mei 2019 aan dg IND verstrekt. Het is de nadrukkelijke intentie geweest om met de wijziging tot een ambtelijke afdoening te komen. Formeel blijft elke mandaatgever het mandaat behouden.
Daarnaast biedt artikel 3.6b van het Vreemdelingenbesluit 2000 de mogelijkheid een vergunning te verlenen indien uitzetting in strijd zou zijn met artikel 8 van het EVRM (recht op eerbiediging van gezins- of privéleven). Deze vergunning kan ook ambtshalve worden verleend door de IND en past binnen de systematiek van de Vreemdelingenwet 2000 en het Vreemdelingenbesluit 2000. Het gaat daarbij om een individuele belangenafweging op grond van artikel 8 EVRM.
Klopt het dat de toenmalige bewindspersoon in 2019 een beleidsafspraak heeft gemaakt met de IND om geen gebruik te maken van deze bevoegdheid? Zo ja, hoe luidt deze afspraak en op welke wijze is die afspraak vastgelegd?
Nee.
Klopt het dat de Minister kan besluiten om af te wijken van deze afspraak en alsnog gebruik kan maken van de bevoegdheid om een verblijfsvergunning toe te wijzen? Zo nee, welke wetsartikelen staan daaraan in de weg?
Zoals in antwoord 4 aangegeven, is er geen beleidsafspraak gemaakt met de IND. Wat betreft de bevoegdheid om een verblijfsvergunning toe te wijzen, dit kan alleen indien er een wettelijke grondslag daarvoor bestaat in de Vreemdelingenwet 2000. De bevoegdheid om de zogenoemde discretionaire bevoegdheid te gebruiken is in artikel 3.6ba van het Vreemdelingenbesluit 2000 beperkt tot de eerste aanvraagprocedure in situaties waarin sprake is van een samenstel van schrijnende omstandigheden.
Zoals in antwoord 3 al is aangegeven is deze bevoegdheid gemandateerd aan dg IND met de nadrukkelijke intentie om tot een ambtelijke afdoening te komen. Formeel blijkt elke mandaatgever het mandaat behouden.
Hoe luidt de uitspraak van de Raad van State inzake de verblijfsvergunning voor Mikael en zijn moeder?
De Raad van State vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag en oordeelt3 dat het hoger beroep van de Minister gegrond is en dat het beroep van de vreemdeling ongegrond is. De Raad van State oordeelt dat de Minister vereiste c (het zich niet hebben onttrokken aan toezicht) en contra-indicatie e (het beschikbaar zijn voor vertrek) aan de afwijzing ten grondslag mocht leggen. De driejarentermijn zoals die volgt uit de Kamerbrief van 27 maart 20154 is terecht niet van toepassing geacht. Dit was niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
Klopt het dat deze uitspraak de Minister niet verbiedt om een verblijfsvergunning te verlenen?
Dat klopt. De Minister kan echter alleen een verblijfsvergunning toekennen wanneer daarvoor een wettelijke grondslag bestaat. Het is daarbij, zoals uiteengezet in het antwoord op vraag 3, niet meer mogelijk om een vergunning te verlenen op grond van de discretionaire bevoegdheid, zoals die tot 1 mei 2019 bestond.
Heeft de Minister van Asiel en Migratie, of andere leden van het kabinet, ambtelijk juridisch advies ingewonnen over de wettelijke mogelijkheden om alsnog een verblijfsvergunning toe te kennen? Zo ja, kunt u die adviezen zo spoedig mogelijk aan de Kamer sturen?
Ja, het advies is als bijlage opgestuurd.
Wat is de redenering achter de beperkte uitleg van «in beeld zijn» binnen de afsluitingsregeling kinderpardon, die aangeeft dat kinderen in beeld moeten blijven van de overheid, maar dat in beeld zijn van een lokale overheid (zoals inschrijving bij een gemeente of een school) onvoldoende is?
Over de voorwaarden voor toewijzing van de Afsluitingsregeling langdurig verblijvende kinderen (hierna: de ARLVK) is uw Kamer geïnformeerd bij brieven van 29 januari 2019 en 15 februari 2019. De voorwaarden voor de ARLVK staan uiteengezet in paragraaf B9/6.5 van de Vreemdelingencirculaire 2000, de contra-indicaties in paragraaf B9/6.6 van de Vreemdelingencirculaire 2000. De Afsluitingsregeling was een tijdelijke, soepele regeling die in de plaats kwam van de Definitieve regeling langdurig verblijvende kinderen. De bepalingen van de Definitieve regeling, die grotendeels zijn overgenomen in de Afsluitingsregeling, zijn door mijn voorganger nader toegelicht in het debat met uw Kamer op 12 maart 2013.
Een van de voorwaarden voor vergunningverlening onder de Afsluitingsregeling is dat de vreemdeling zich gedurende de periode van 29 januari 2014 tot 29 januari 2019 niet langer dan een aaneengesloten periode van drie maanden heeft onttrokken aan het toezicht van IND, DT&V, COA of AVIM (in het kader van de meldplicht), of in het geval van alleenstaande minderjarige vreemdelingen, van voogdijinstelling Nidos. De ratio hierachter is dat de vreemdeling tijdens zijn verblijf in beeld moet zijn van de vreemdelingenketen. Hier is bewust voor gekozen omdat deze organisaties de taak hebben toezicht op vreemdelingen te houden, waar bijvoorbeeld gemeenten of scholen dat niet als taak hebben. Verder is de ratio dat van niet rechtmatig verblijvende vreemdelingen een actieve houding wordt verwacht om in beeld te treden en blijven bij de instanties in de vreemdelingenketen. Zij mogen niet berusten in hun onrechtmatige verblijf hier te lande. Onder omstandigheden kan er afgeweken worden van deze drie maanden-termijn en geldt daar bovenop een 3 jaren-termijn. Dit is toegelicht in de brief aan uw kamer van 27 maart 2015.
Een van de contra-indicaties waardoor de IND geen vergunning verleent, is dat de vreemdeling niet beschikbaar is geweest in het kader van vertrek. De ratio van deze contra-indicatie is geweest een balans te treffen in de verantwoordelijkheid voor het langdurig verblijf van de vreemdeling. Indien de vreemdeling zich niet of onvoldoende beschikbaar heeft gehouden (om te werken aan vertrek, het verblijf te legaliseren, etc.), dan bestaat er geen aanleiding de vreemdeling te begunstigen omdat het langdurig verblijf dan aan de vreemdeling zelf is te wijten. Voorkomen moet immers worden dat vreemdelingen die bijvoorbeeld de illegaliteit verkozen door met onbekende bestemming te vertrekken, toch in aanmerking komen voor deze regeling. Voornoemde voorwaarde en contra-indicatie worden enkel in samenhang tegengeworpen.
Wel gold dat, indien bij toetsing aan de ARLVK bleek dat de vreemdeling zich langer dan drie maanden heeft onttrokken aan de in voorwaarde c genoemde instanties, maar de daadwerkelijke verblijfplaats wél bekend was bij de IND, DT&V, COA of AVIM, deze voorwaarde niet werd tegengeworpen.
Het is aldus een bewuste beleidskeuze geweest om niet aan elk kind dat langdurig in Nederland verblijft een begunstigende vergunning te verlenen, maar om hier nog specifieke voorwaarden aan te stellen.
Welke maatregelen neemt het kabinet om in de toekomst te voorkomen dat wet- en regelgeving in individuele gevallen hardvochtig uitpakt? Op welke termijn kan de Kamer deze maatregelen verwachten?
Het kabinet is niet voornemens om deze maatregelen te nemen.
De uitspraken van de minister over de zaak ‘Mikael’ en het ingenomen standpunt. |
|
Don Ceder (CU) |
|
Marjolein Faber (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Waarom krijgt de Armeense Mikael (11) geen verblijfsvergunning»?1
Ja.
Erkent u dat het ministerie via haar woordvoerder het volgende heeft gezegd: «Wij zijn gewoon een ordinaire beleidsmachine.», en erkent u dat u nog wel degelijk als eindverantwoordelijke wettelijke bevoegdheden heeft om in te grijpen, ongeacht interne afspraken? Kunt u alle relevante wettelijke artikelen benoemen waaruit blijkt welke (on)bevoegdheden u nog heeft in deze zaak (en soortgelijke zaken) van Mikael?
Ja, in die zin bedoeld dat bij de uitvoering van de Vreemdelingenwet2000 besluiten alleen kunnen worden genomen op grond van een wettelijke grondslag. Het staat een vreemdeling vrij om voor een verblijfsdoel asiel of regulier – een verblijfsvergunning aan te vragen en die zal de IND dan, namens mij, beoordelen op grond van de desbetreffende toelatingscriteria. De relevante artikelen in de Vreemdelingenwet 2000 zijn artikel 14 (verblijfsvergunning voor bepaalde tijd regulier), artikel 20 (verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd regulier), artikel 28 (verblijfsvergunning voor bepaalde tijd asiel) en artikel 33 (verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd asiel).
De verblijfsdoelen voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd regulier zijn neergelegd in artikel 3.4 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000), terwijl in de artikelen 3.6 tot en met 3.6c van dit Besluit de bevoegdheid geregeld is om ambtshalve een verblijfsvergunning te verlenen. Wanneer het gaat om de discretionaire bevoegdheid bij schrijnende situaties geldt dat in artikel 3.6ba van het Vb 2000 is vastgelegd dat die alleen gedurende de eerste toelatingsprocedure kan worden toegepast en niet in vervolgprocedures. Het mandaat daartoe is op 1 mei 2019 aan dg IND verstrekt. Het is de nadrukkelijke intentie geweest om met de wijziging tot een ambtelijke afdoening te komen. Formeel blijft elke mandaatgever het mandaat behouden.
Indien u nog wettelijke bevoegdheden heeft op grond van wet- en regelgeving, kan de Minister dan erkennen dat haar eerdere uitspraken dat dat niet mogelijk zou zijn feitelijk onjuist zijn en deze uitspraak corrigeren?
Zoals in antwoord 2 is aangegeven heb ik de wettelijke bevoegdheid om voor alle verblijfsdoelen die de Vreemdelingenregelgeving kent een verblijfsvergunning af te geven indien de aanvrager ervan aan de voorwaarden voldoen. De discretionaire bevoegdheid om in schrijnende situaties een verblijfsvergunning af te geven is evenwel op 1 mei 2019 beperkt tot de eerste aanvraagprocedure waarbij er dan ook sprake is van een samenstel van bijzondere omstandigheden die de vreemdeling betreffen. Zoals in antwoord 2 al is aangegeven, is het mandaat daartoe op 1 mei 2019 aan de dg IND verstrekt.
Hoe verhouden de uitspraken van u op X, namelijk «het stapelen van gerechtelijke procedures aan te pakken», zich tot het feit dat de IND zelf in hoger beroep is gegaan en daarmee de procedure aanzienlijk heeft verlengd? Ziet u het in hoger beroep gaan van gegrond verklaarde beroepen ook als het stapelen van gerechtelijke procedures en bent u bereid om hier het beleid op aan te passen?
Het in hoger beroep gaan door de IND zie ik niet als het stapelen van gerechtelijke procedures; dat laatste is aan de orde wanneer vreemdelingen ook na een eerste toelatingsprocedure die – meestal na een voor de vreemdeling negatieve rechterlijke uitspraak – nieuwe aanvraagprocedures starten vaak ook daarbij opnieuw gebruikmakend van rechterlijke procedures.
Waarom heeft u in de zaak van Mikael het standpunt ingenomen dat hij en zijn moeder (ruim) voor de beëindiging van hun verblijfsprocedure in augustus 2016 de opvang van het COA hebben verlaten zonder opgave van een nieuw adres en dat daarom de ruimere termijn van drie jaar en drie maanden op hun geval niet van toepassing is, terwijl in twee andere zaken (AWB 21/935 van 14 januari 2022 en AWB 20/9342 van 12 mei 2022) waarin die gezinnen eveneens zelf de opvang van het COA verlaten hebben voor het einde van hun verblijfsprocedure na een positieve uitspraak een verblijfsvergunning is verleend en daarmee door u is erkend dat de buitenbeeldtermijn van drie jaar en drie maanden in dergelijke zaken wordt toegepast?
Zoals bekend ga ik niet in op individuele gevallen. Elke individuele aanvraag wordt op eigen merites, op basis van het gehele dossier, getoetst aan het algemeen geldende kader. Voor nadere toelichting op de toepassing van de termijn van (drie jaar en) drie maanden verwijs ik u naar de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aan uw Kamer van 27 maart 2015.2 De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de toepassing van deze Kamerbrief onder meer beoordeeld in de uitspraak van 31 juli 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:3109). De Afdeling gaat in deze uitspraak onder meer in op het gelijkheidsbeginsel in relatie tot eerdere zaken, waarin deze termijn aan de orde was.
Waarom is de ruimere buitenbeeldtermijn van drie jaar en drie maanden niet consequent toegepast, gelet op het feit dat die eerder wel is gehanteerd naar aanleiding van de uitspraak in de zaak AWB 21/935 (zie rechtsoverweging 15) en AWB 20/9342 (zie rechtsoverweging 10) en niet naar aanleiding van de uitspraak in de zaak van Mikael die dezelfde strekking heeft, (AWB 20/9641 (zie rechtsoverweging 13)?
Zie antwoord vraag 5.
Is er een juridisch relevant verschil tussen de zaak van Mikael en de twee hier genoemde gevallen? Zo ja, kunt u uitleggen welk verschil dit is en waarom dit verschil rechtens relevant is?
Zie antwoord vraag 5.
Indien het antwoord op vraag 7 nee is, hoe verantwoordt u het feit dat er in gevallen waarvan de juridische omstandigheden gelijk zijn in het ene geval wel een vergunning is verleend en in het andere geval niet?
Zie antwoord vraag 5.
In hoeveel zaken onder de Afsluitingsregeling staat in de procedure de vraag ter discussie of er toepassing moet worden gegeven aan de ruimere buitenbeeldtermijn van drie jaar en drie maanden, zoals bedoeld in de Kamerbrief van 27 maart 2015?
De door u gevraagde cijfers zijn niet te genereren uit het datawarehouse (Metis) van de IND. Dit betekent dat door u gevraagde gegevens niet kunnen worden geleverd.
Deelt u de mening dat een kind niet verantwoordelijk kan worden gehouden, laat staan bestraft, voor de daden van de ouders, zoals ook volgt uit artikel 2, tweede lid, van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK)? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wordt het verstrijken van het buitenbeeldtermijn Mikael dan persoonlijk toegerekend? Kunt u aangeven of de Rijksoverheid ten aanzien van het IVRK onderscheid maakt tussen kinderen met legaal verblijf in Nederland en kinderen zonder legaal verblijf en waarom? Kunt u ook aangeven hoelang het ministerie die onderscheid tussen deze twee categorie kinderen blijft maken en waarom deze afweging is gemaakt?
Ik ben met u eens dat kinderen niet verantwoordelijk zijn voor de daden van hun ouders en niet bestraft mogen worden voor de daden van hun ouders. Zoals ook blijkt uit artikel 2 van het IVRK moeten kinderen beschermd worden tegen discriminatie en bestraffing op grond van de omstandigheden of de activiteiten van, de meningen geuit door of de overtuigingen van de ouders, wettelijke voogden of familieleden. Bestraffing of discriminatie van kinderen in die zin van dat artikel is niet aan de orde wanneer het gaat om het toetsen aan democratisch tot stand gekomen voorwaarden. Dat de afwijzing gevolgen heeft voor een kind, maakt dat niet anders. Ik wil daarbij nog benadrukken dat het de ouders zijn die in de eerste plaats verantwoordelijk zijn om de belangen van hun kinderen te behartigen. Dit uitgangspunt blijkt ook uit artikel 18 van het IVRK, waarin staat dat ouders (of wettelijke voogden) de eerste verantwoordelijkheid hebben voor de opvoeding en ontwikkeling van het kind.
Het IVRK geldt ten aanzien van alle kinderen die zich binnen de Nederlandse rechtsbevoegdheid bevinden (artikel 2, eerste lid IVRK). De Rijksoverheid maakt geen onderscheid op basis van verblijfstatus.
Wanneer ontstaat er volgens u een dusdanige vorm van (sociale) «worteling» waarbij het niet meer verantwoord is om een kind uit te zetten? Welk beoordelingskader hanteert de IND hiervoor? Indien er geen concreet beoordelingskader is, bent u dan bereid hier door onafhankelijke experts onafhankelijk onderzoek naar te laten doen en daarbij niet alleen de juridische, maar ook de sociologische, pedagogische en psychologische effecten in samenhang mee te nemen en de uitkomst hiervan te gebruiken voor het beoordelingskader van de IND? Kan hiervoor in voorkomende gevallen gebruik worden gemaakt van de expertise van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) nu de samenwerking tussen IND, Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) en de RvdK is geïntensiveerd?
Door langdurig verblijf in Nederland zal ontegenzeggelijk in meer of mindere mate worteling plaatsvinden. Langdurig verblijf of worteling is op zichzelf echter onvoldoende grond om verblijf te verlenen. Indien er geen verblijfsrecht kan worden verleend op grond van de Afsluitingsregeling wordt aanvullend getoetst of de verblijfsweigering in strijd is met artikel 8 EVRM. De toets aan artikel 8 EVRM omvat een afweging van alle aangevoerde omstandigheden van het individuele geval. Ook het hebben van een sociaal netwerk, het belang van het kind3 en de mate van worteling in Nederland wordt hierbij betrokken. Het gaat om een optelsom van meerdere aspecten die het privéleven vormen, niet om één factor als hoe groot het sociaal netwerk is. Het hebben van een privéleven betekent echter niet direct dat een vergunning op grond van 8 EVRM wordt afgegeven, dat wordt bepaald na de belangenafweging. Deze omstandigheid wordt dus meegewogen in de afweging van belangen van die van het individu tegen die van de Staat.
De IND weegt de belangen en maakt deze weging inzichtelijk in het besluit. Indien er beroep wordt ingesteld toetst de rechter of de IND zich voldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van het kind in de betreffende zaak en beoordeelt de rechter of de IND in de motivering van de beschikking op kenbare wijze het belang van het kind heeft betrokken.
Uitgangspunt is dat de ouders verantwoordelijk zijn voor het behartigen van de belangen van hun kinderen. Normaliter kan die behartiging van belangen door de ouders plaatsvinden, ook buiten Nederland. Uit artikel 3 IVRK volgt dat het belang van het kind een eerste overweging dient te zijn bij alle maatregelen die kinderen betreffen. Dit artikel sluit echter niet uit dat andere zwaarwegende belangen kunnen prevaleren. Er dient een afweging plaats te vinden tussen het belang van het kind en andere belangen, waarbij deugdelijk gemotiveerd moet worden waarom een belang doorslaggevend is.
In de toetsing aan artikel 8 EVRM wordt uitvoering gegeven aan het uitgangspunt van artikel 3 IVRK. Het belang van het kind is dus, zowel in asielprocedures als in reguliere toelatingsprocedures, onderdeel van de belangenafweging in het kader van artikel 8 EVRM.
In het algemeen beoordeelt de IND een verblijfsaanvraag en het verblijfsrecht op basis van de door de vreemdeling (ouder, wettelijk vertegenwoordiger, advocaat) aangeleverde informatie. Als daaruit blijkt dat een kind mogelijk in zijn ontwikkeling wordt bedreigd of dat de situatie van het kind onduidelijk blijft, kan een dergelijke casus worden voorgelegd aan het team Belang van het Kind van de IND waarbinnen ook een gedragsdeskundige werkzaam is. Eventueel kan dergelijke casus ook worden besproken binnen het Samenwerkingsverband Kinderen in het Vreemdelingenbeleid (SKIV). Dit overleg dient dan om het belang van het kind scherper te kunnen duiden en mee te nemen in de verblijfsrechtelijke beslissing.
Indien u in arntwoord op vraag 2 aangeeft dat er wel degelijk wettelijke bevoegdheden zijn waar u als eindverantwoordelijke op kan acteren, bent u bereid deze in te zetten? Zo nee, waarom niet?