Het bericht dat er generaties in Nederland geboren Molukkers stateloos zijn |
|
Jasper van Dijk |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hoe oordeelt u over het bericht dat Molukkers die hier geboren zijn en een Nederlands paspoort hebben, niet allemaal Nederlands blijken te zijn?1
Het is begrijpelijk dat dit bericht aandacht schenkt aan een soms voor betrokkenen verwarrende kwestie. Van de groep Molukse KNIL-militairen en hun gezinsleden, die in 1951 naar Nederland zijn overgebracht, heeft een deel bewust en om principiële redenen geen gebruik willen maken van de mogelijkheid om de Nederlandse nationaliteit aan te nemen. Net als hun ouders (voor zo ver dezen nog in leven zijn) worden deze kinderen, op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers van 9 september 1976 (Stb.1976, 468 (hierna: de faciliteitenwet), behandeld als Nederlander.
De faciliteitenwet is ingevoerd om de betreffende groep ondanks het ontbreken van het bezit van het Nederlanderschap rechtspositioneel zoveel mogelijk gelijk te stellen aan Nederlanders. Iemand die onder de faciliteitenwet valt, komt in aanmerking voor verstrekking van Nederlandse reisdocumenten. Aanvankelijk beperkte dat zich tot de verstrekking van een faciliteitenpaspoort, waarin standaard de aanduiding betreffende de Nederlandse nationaliteit werd doorgehaald en een clausule werd opgenomen dat de houder van het document als Nederlander wordt behandeld. Dit leidde in de praktijk echter tot problemen, omdat de houder van dat paspoort door diverse landen als niet-Nederlander en dus als visumplichtig werd beschouwd. Bovendien wilde een aantal landen houders van een dergelijk paspoort geen toestemming tot binnenkomst geven, wanneer in het paspoort niet was aangegeven dat de mogelijkheid van terugkeer naar Nederland werd gegarandeerd.
Dit heeft ertoe geleid dat in 1991 de faciliteitenwet werd gewijzigd. Aan artikel 1 werd een derde lid toegevoegd, inhoudende dat zij die ingevolge deze wet als Nederlander worden behandeld, indien zij daarom verzoeken, als Nederlander gelden in de zin van de Paspoortwet en dat in het aan hen op zodanig verzoek te verstrekken nationaal paspoort de Nederlandse nationaliteit wordt vermeld.2 Die bepaling trad op 1 januari 1992, tegelijk met de nieuwe Paspoortwet, in werking. Later is daar de Nederlandse identiteitskaart aan toegevoegd als document dat ook door deze groep personen kan worden aangevraagd en waarop eveneens de Nederlandse nationaliteit wordt vermeld. De aanvrager die dit wenst kan echter nog steeds kiezen voor een (faciliteiten)paspoort, waarin de clausule is opgenomen dat de houder als Nederlander wordt behandeld. Er is geen sprake van een (faciliteiten)identiteitskaart.
Deze specifieke regeling is, zoals gezegd, bedoeld om het reizen van de betrokken personen buiten Nederland met Nederlandse reisdocumenten te vergemakkelijken, maar laat onverlet dat zij op grond van de faciliteitenwet als Nederlander worden behandeld, zonder de Nederlandse nationaliteit te bezitten. Zij ondervinden bij het reizen en terugkeren naar Nederland daar verder geen nadelen van.
Hoe kan het dat mensen een Nederlands paspoort hebben, maar niet de Nederlandse nationaliteit hebben? Wat is de status van dit faciliteitenpaspoort en welke nadelen ondervinden zij hiervan?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel gevallen zijn bij u bekend van mensen die een Nederlands paspoort hebben, maar niet de Nederlandse nationaliteit? Op welke manier worden zij voorgelicht?
Er zijn op dit moment 1289 personen als ingezetene ingeschreven in de basisregistratie personen (BRP) met de vermelding dat zij als Nederlander worden behandeld. Zoals gemeld in het antwoord op de vragen 1 en 2 komen zij allen in aanmerking voor verstrekking van een Nederlands reisdocument, waarin op grond van de Paspoortwet de Nederlandse nationaliteit is opgenomen. Bij de aanvraag van een Nederlands reisdocument zal de basisregistratie personen worden geraadpleegd en daaruit blijken dat de betrokken persoon als Nederlander wordt behandeld. Het is niet bekend in hoeverre gemeenten vervolgens aan de betrokken aanvrager expliciet de vraag stellen of deze een paspoort wenst waarin de Nederlandse nationaliteit wordt vermeld. Het is, blijkens het krantenartikel, niet uit te sluiten dat in de praktijk de aanvraag voor een paspoort of Nederlandse identiteitskaart van een persoon die als Nederlander wordt behandeld standaard wordt opgevat als een verzoek om een reisdocument waarin de Nederlandse nationaliteit van de houder is opgenomen. De bedoeling van de wijziging van de faciliteitenwet in 1991 was immers het reizen voor deze groep personen te vergemakkelijken door daarin de Nederlandse nationaliteit op te nemen.
Hoe wordt gehandeld wanneer iemand met een faciliteitenpaspoort een kind krijgt? Worden zij van de status van hun paspoort op de hoogte gesteld en in de gelegenheid gesteld hun kind wél de Nederlandse nationaliteit te geven?
Om de Nederlandse nationaliteit te krijgen, kunnen personen die onder de faciliteitenwet vallen opteren of naturaliseren. Op personen die onder de faciliteitenwet vallen, is de Vreemdelingenwet 2000 niet van toepassing, hetgeen bij het opteren of naturaliseren ertoe leidt dat aan de optie- of naturalisatievoorwaarde van «toelating» voorbij wordt gegaan. In plaats van «toelating op grond van de Vreemdelingenwet» geldt dan de status «behandeling als Nederlander». Daarnaast wordt het Nederlanderschap automatisch verworven door de (klein)kinderen van de oorspronkelijke immigrerende groep. Het Nederlandse nationaliteitsrecht kent al heel lang een derde-generatieregel. Deze houdt sinds 1985 in dat bij geboorte Nederlander wordt het kind dat geboren wordt uit een in Nederland wonende moeder of een vader, die zelf is geboren uit een in Nederland wonende moeder of vader (art. 4, derde lid RWN). Voor 1985 gold een soortgelijke, maar iets beperktere regeling. Op deze manier wordt vermeden dat generatie op generatie het «vreemdelingenschap» zou worden doorgegeven als er geen generatie is die kiest voor optie of naturalisatie.
Het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit is voor deze groep vergemakkelijkt. Zo hoeven Molukkers op wie de faciliteitenwet van toepassing is geen leges te betalen voor naturalisatie of optie. Ook behoeven zij geen naturalisatietoets te doen.
Welke mogelijkheden hebben mensen met een faciliteitenpaspoort teneinde de Nederlandse nationaliteit te verkrijgen?
Zie antwoord vraag 4.
Waarom moeten mensen die niet goed zijn voorgelicht en waarvan het geen bewuste keuze was om de Nederlandse nationaliteit niet te verkrijgen, alsnog de normale naturalisatieprocedure doorlopen met kosten die kunnen oplopen tot 800 euro? Bent u bereid het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit voor hen te vergemakkelijken en in ieder geval zonder kosten?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe kunnen mensen zelf onderzoeken of zij over de Nederlandse nationaliteit beschikken als zij een Nederlands paspoort hebben? Bent u bereid deze procedure voor Molukkers kosteloos beschikbaar te stellen zodat zij in ieder geval weten waar zij aan toe zijn?
Degenen die onder de werking van de faciliteitenwet vallen en op grond daarvan als Nederlander worden behandeld, zijn als zodanig ook geregistreerd in de basisregistratie personen. Op grond van artikel 2.55, tweede lid, van de Wet BRP kan een ieder bij het college van burgemeester en wethouders van een gemeente op diens verzoek binnen vier weken kosteloos inzage krijgen in de gegevens die over hem in de basisregistratie zijn opgenomen. Daarmee wordt de betrokkene in staat gesteld te achterhalen of hij als Nederlander is geregistreerd of als een persoon die als Nederlander wordt behandeld. Het is ook mogelijk om met gebruikmaking van DigiD deze gegevens, eveneens kosteloos, op elektronische wijze in te zien in het portaal Mijn Overheid.nl.
Voor de verkiezingen voor de Tweede Kamer en voor provinciale staten ontvangen zij geen oproep (art. 4 van de faciliteitenwet), hetgeen voor betrokkenen ook als een aanwijzing kan gelden.
Bent u bereid te onderzoeken welke mensen een Nederlands paspoort hebben, maar niet de Nederlandse nationaliteit, en hen hierover te informeren zodat zij de benodigde stappen kunnen nemen? Zo ja, wanneer kunt u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Het niet bezitten van de Nederlandse nationaliteit is het gevolg van een bewuste keuze van ouders of grootouders die nauw samenhangt met de persoonlijke beleving van de Molukse identiteit binnen de desbetreffende gemeenschap. Tegen deze achtergrond past een terughoudende opstelling van de Nederlandse overheid. Het actief informeren van de betrokken personen over hun behandeling als Nederlander is daarmee niet in overeenstemming. Dit ligt echter anders op het moment dat betrokkenen een aanvraag doen voor een Nederlands reisdocument. Met het oog daarop zullen de gemeenten en de andere paspoortverstrekkende autoriteiten er, voor zover nodig, op worden gewezen dat zij aanvragers die blijkens de basisregistratie personen als Nederlander worden behandeld, van dit feit op de hoogte stellen en hen te vragen of zij een paspoort wensen waaruit hun behandeling als Nederlander blijkt.
1 jaar Turkijedeal |
|
Jasper van Dijk |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hoe beoordeelt u de stand van zaken een jaar na de Turkijedeal? Kunt u daarbij in beschouwing nemen dat er meer dan 60.000 vluchtelingen vastzitten in Griekenland?
Welk deel van de beloofde zes miljard euro aan Turkije is inmiddels uitgekeerd en welk bedrag heeft Nederland reeds betaald? In hoeverre is daarbij voldaan aan de voorwaarden?
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de Turkijedeal alsnog een succes wordt, waarbij niet alleen gekeken wordt naar de instroom naar Nederland, maar ook naar de mensenrechtensituatie voor de vluchtelingen?
Erkent u dat de Turkijedeal niet functioneert, aangezien vluchtelingen in Griekenland vastzitten en niet kunnen doorreizen naar bijvoorbeeld Nederland, maar ook niet worden teruggestuurd?
Deelt u de mening dat de situatie in Griekenland verbeterd kan worden als de Europese (EU) lidstaten meer doen teneinde zo snel mogelijk het beloofde aantal vluchtelingen te herplaatsen? Zo ja, waarom gebeurt dit niet?
Ik deel uw mening dat alle lidstaten hun bijdrage moeten leveren aan de herplaatsing van vluchtelingen uit Griekenland, maar ook uit Italië. Dit is ook het standpunt van het kabinet. Nederland geeft hierin het goede voorbeeld en loopt daarom samen met Duitsland en Frankrijk voorop in het aantal vluchtelingen dat uit Griekenland is herplaatst. Het tiende voortgangsverslag over herplaatsing en hervestiging van de Europese Commissie bevestigt dit wederom. Het kabinet vindt het belangrijk dat ook andere lidstaten hun deel doen en dat deze lidstaten, net als Nederland, ook op een structurele basis kansrijke asielzoekers gaan herplaatsen uit Griekenland. Een kabinetsappreciatie van het tiende verslag is met uw Kamer gedeeld.4 Ook verwijs ik u graag naar de recente beantwoording van vragen van uw Kamer over dit onderwerp n.a.v. het negende voortgangsverslag van de Europese Commissie.5 Uw Kamer ontvangt op korte termijn de Kabinetsappreciatie van het elfde voortgangsverslag over herplaatsing en hervestiging van de Europese Commissie.
Zoals ook blijkt uit het 10e voortgangsverslag, komen niet alle asielzoekers die in Griekenland verblijven in aanmerking voor herplaatsing. Uw Kamer is hierover in detail geïnformeerd in antwoord op schriftelijke vragen van het lid Voortman.6 Voor deze groep is het primair van belang dat de asielprocedures in Griekenland en, in het geval van een afwijzing, de terugkeer naar Turkije of het land van herkomst sneller verloopt. Hiertoe heeft Griekenland samen met de Europese Commissie een Actieplan opgesteld. Een appreciatie daarvan is opgenomen in het verslag van de JBZ-raad van 8 en 9 december 2016.7
Wat is er gebeurd met het Europese geld voor de opvang van vluchtelingen in Griekenland? Hoe worden deze uitgaven gemonitord en is hiervan een overzicht beschikbaar? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u dit aan de Kamer toezenden?
Sinds het begin van de Europese migratiecrisis staat de EU Griekenland bij vanuit verschillende fondsen met een robuuste financiële ondersteuning. Overzichten van de totale steun, inclusief de verschillende activiteiten die worden gefinancierd worden door de Commissie op haar website geplaatst.9
Zoals ook toegelicht in het schriftelijk overleg met uw Kamer ter voorbereiding op de JBZ-Raad van 23 en 24 maart jl.10 maakt de besteding van hulpgelden onderdeel uit van het in december jl. door de JBZ-Raad aangenomen Actieplan voor implementatie van de EU-Turkije Verklaring. In het Actieplan staan meerdere maatregelen die een efficiëntere besteding van de Europese hulpgelden ten goede zouden moeten komen. Griekenland dient onder andere de benodigde cofinanciering beschikbaar te stellen en de afspraken van de EU-Turkije Verklaring in de nationale programma’s te incorporeren. De Commissie zal waar nodig technische ondersteuning bieden. De uitvoering van het Actieplan wordt periodiek ter bespreking voorgelegd aan de JBZ-Raad, en de coördinatie rond de uitvoering ligt bij de Commissie. Nederland neemt signalen serieus als besteding van gelden niet zorgvuldig plaatsvindt. Het kabinet maakt dat voortdurend onderwerp van gesprek met de Commissie en met Griekenland.
In het algemeen geldt dat de besteding van Europese fondsen gehouden is aan zeer duidelijke en strenge voorwaarden. Ook moeten organisaties, zowel overheden als (internationale) non-gouvernementele organisaties, die maatregelen met deze fondsen implementeren in detail aan de Europese Commissie rapporteren over het gebruik van deze fondsen. Wanneer de Commissie daar onregelmatigheden in aantreft, schroomt de Commissie niet om nader onderzoek te doen via een daarvoor speciaal opgerichte anti-fraude bureau van de Commissie: OLAF.
Klopt de bewering van de klokkenluider in de Nieuwsuur-rappportage1 dat Europees geld voor vluchtelingen niet of onjuist wordt besteed? Wat wordt hiertegen ondernomen?
Zie antwoord vraag 6.
Klopt het dat deze klokkenluider regelmatig contact heeft gehad met de voorzitter van de Europese Commissie (de heer Juncker), die op de hoogte moet zijn geweest van mogelijke verspilling en corruptie? Wat heeft de heer Juncker ondernomen en heeft hij de EU lidstaten hierover geïnformeerd? Zo ja, waarom heeft u de Kamer dan niet geïnformeerd? Zo nee, hoe kan het dat u niet bent geïnformeerd?
Ik ben niet op de hoogte van contacten die de geïnterviewde oud-ambtenaar zou hebben gehad met de voorzitter van de Europese Commissie. Wel is bekend dat de oud-ambtenaar uit hoofde van zijn toenmalige functie bij het Griekse Ministerie van Migratie contact heeft gehad met de vertegenwoordiger van de Commissie in Athene.
Graag maak ik van deze gelegenheid nogmaals gebruik om te benadrukken dat de oud-ambtenaar in de betreffende Nieuwsuur-reportage zelf aangeeft dat hij geen bewijzen heeft van corruptie. Zoals hierboven aangegeven zal de Commissie dat bij eventuele vermoedens zelf nader onderzoeken.
Hoe zijn de uitspraken van de Eurocommissaris voor Migratie en Binnenlandse Zaken (de heer Dimitris Avramopoulos) – dat de opvang van vluchtelingen in Griekenland goed verloopt – te rijmen met het verontrustende beeld in de reportage van Nieuwsuur van 19 maart jl? Deelt u de mening dat zijn uitspraken niet erg realistisch zijn?
Uit eigen waarneming van Nederland blijkt dat op sommige plekken op de Griekse eilanden de opvang nog niet op het gewenste niveau is. Tijdens de JBZ-Raad heb ik hierover ook gesproken met mijn Griekse collega en Commissaris Avramopoulos.
Tegelijkertijd merk ik op dat sinds het begin van de migratiecrisis in Griekenland grote stappen zijn gezet om het Griekse asiel- en migratiesysteem te verstevigen. Dit gebeurt ook met bijdragen van lidstaten als Nederland in de vorm van de Border Security Teams. Zoals eerder met uw Kamer besproken blijft het nodig om te werken aan verbeteringen in de manier waarop de Griekse overheid opvang en hulp regelt voor asielzoekers.
Daarbij moet ook worden stilgestaan bij het feit dat hier met man en macht aan wordt gewerkt in een land dat naast migratievraagstukken ook economische, financiële en institutionele uitdagingen kent. Dat maakt het des te meer van belang dat de EU en alle lidstaten de afspraken nakomen op het gebied van herplaatsing en het leveren van experts. Hier heb ik ook tijdens de laatste JBZ-Raad weer op gehamerd.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat Europees geld voor vluchtelingen op de juiste plek terecht komt?
Zie het antwoord op vragen 6 en 7.
Het bericht “Uitzettingen lopen spaak” |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hoe beoordeelt u het dat kansloze asielzoekers massaal hun uitzetting / vertrek naar het land van herkomst traineren door steeds nieuwe verblijfsaanvragen te doen of bezwaar- en beroepsprocedures te beginnen?1
Het artikel in de Telegraaf waaraan u refereert, is opgesteld naar aanleiding van de publicatie van de Rapportage Vreemdelingenketen 2016. Op 21 maart 2017 heb ik uw Kamer een kopie van de rapportage toegestuurd. Uit de Rapportage Vreemdelingketen blijkt dat het aantal ingediende beroepen tegen de afwijzing van een asielverzoek in 2016 met 66% is gestegen ten opzichte van 2015. Deze stijging kan worden verklaard door het hogere afwijzingspercentage op eerste asielaanvragen in 2016 als gevolg van de samenstelling van de instroom, in combinatie met een hogere productie van de IND. Uit de Rapportage blijkt voorts dat, anders dan uw vraag lijkt te suggereren, in 2016 het aantal tweede en volgende aanvragen afnam met 15%, ten opzichte van 2015.
Ik hecht aan een zorgvuldige asielprocedure die bescherming biedt aan degenen die dat nodig hebben. Het recht op een effectief rechtsmiddel is voor mij een vanzelfsprekende standaard voor een zorgvuldige asielprocedure. Wel heb ik, zoals ik u reeds heb bericht in mijn Kamerbrieven van 17 november 2016 en 13 december 20162, een aantal gerichte maatregelen getroffen tegen de ontwikkeling dat te vaak oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van het asielrecht door personen die geen bescherming nodig hebben. In dat kader zijn voor zaken waarin er sprake is van overlastgevende vreemdelingen met de rechtbanken afspraken gemaakt over de mogelijkheden om tot een verdere versnelling van de behandeling van het beroep te kunnen komen. Voorts wordt, zoals gemeld in de hiervoor genoemde Kamerbrieven, door de Raad voor Rechtsbijstand in de vorm van een pilot onderzocht in hoeverre, binnen het bestaande juridische kader, kansloze procedures kunnen worden voorkomen. Ook steunt Nederland EU voorstellen in het kader van de hervorming van het Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel die misbruik van asielprocedures ter frustratie van terugkeer helpen verminderen en voorkomen.
Hoeveel van deze vreemdelingen blijven (daardoor) in Nederland hangen?
Of een asielzoeker de behandeling van zijn beroep in Nederland mag afwachten is afhankelijk van de redenen van afwijzing van zijn asielaanvraag. Indien de asielaanvraag is afgewezen omdat de asielzoeker afkomstig is uit een veilig land van herkomst, krijgt de asielzoeker een terugkeerbesluit om Nederland onmiddellijk te verlaten en mag hij de behandeling van zijn beroep niet in Nederland afwachten. Wel kan de asielzoeker een voorlopige voorziening aanvragen waarmee hij de rechtbank verzoekt de uitkomst van de beroepsprocedure wel in Nederland te mogen afwachten. Op grond van de EU-Procedurerichtlijn mag de vreemdeling de behandeling van een (eerste) verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in Nederland afwachten.
Bent u bereid onmiddellijk maatregelen te treffen om dit uit de hand gelopen procedurestapelen tegen te gaan? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 1 en de daarin beschreven maatregelen.
Deelt u de mening dat het noodzakelijk is de grenzen voor asielzoekers te sluiten teneinde alle problemen die gepaard gaan met de asielinstroom te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Tot een asielstop ben ik niet bereid. Ik hecht, zoals gezegd, aan een zorgvuldig asielbeleid dat bescherming biedt aan degenen die dat nodig hebben. Overigens zou een asielstop strijdig zijn met de internationale en verdragsrechtelijke verplichting tot het in behandeling nemen van een asielaanvraag. Tegelijk tref ik gerichte maatregelen als ik constateer dat oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van het asielrecht door personen die evident geen bescherming nodig hebben.
De behandeling van Pakistaanse asielzoekers en vluchtelingen in Thailand |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Paniek onder asielzoekers in Thailand»?1
Ja.
Beschouwt Thailand het lot van vluchtelingen en asielzoekers binnen de landsgrenzen nog altijd als een immigratiezaak? Heeft u signalen dat Thailand momenteel werk maakt van ratificatie van het VN-Vluchtelingenverdrag van 1951?
Thailand beschouwt het lot van vluchtelingen en asielzoekers binnen de landsgrenzen nog altijd als een immigratiezaak. Er zijn geen tekenen dat de Thaise regering haar standpunt herziet inzake het VN-Vluchtelingenverdrag van 1951. Tijdens de VN-top voor vluchtelingen en migranten van september 2016 deed premier Prayut Chan-o-cha evenwel een toezegging om de bescherming van vluchtelingen in Thailand te verbeteren. Het besluit van het Thaise kabinet van 10 januari 2017 om een screeningsmechanisme in te stellen voor niet- gedocumenteerde immigranten en vluchtelingen bouwt hierop voort en wordt door de UNHCR als een stap in de goede richting gezien.
In hoeverre kan geconcludeerd worden dat Pakistaanse vluchtelingen en asielzoekers in Thailand vanwege hun afkomst, zichtbaarheid en veelal beperkte bestaansmiddelen in verhouding kwetsbaarder zijn voor arbitraire detentie?
Alle vluchtelingen en asielzoekers worden door de Thaise autoriteiten aan dezelfde behandeling onderworpen; Pakistaanse vluchtelingen en asielzoekers zijn geen specifiek doelwit. UNHCR (Bangkok) heeft desgevraagd niet de indruk dat een bepaalde bevolkingsgroep momenteel oververtegenwoordigd is in detentie-faciliteiten.
Welke resultaten heeft de dialoog die Nederland, ook in EU-verband, met Thailand onderhoudt over de mensenrechtensituatie en de situatie van vluchtelingen en asielzoekers in het land tot dusver concreet opgeleverd?
Nederland en de EU bespreken regelmatig mensenrechtenschendingen en de bescherming van vluchtelingen met de Thaise autoriteiten, maatschappelijke organisaties en mensenrechtenverdedigers. Voorts is deze problematiek aan bod gekomen in multilateraal verband tijdens onder meer de UPR en ICCPR. Nederland volgt de situatie nauwgezet en zal zolang de situatie daarom vraagt zowel bilateraal als internationaal hiervoor aandacht blijven vragen. Zie tevens het antwoord op vraag 2.
Wat doet Nederland, of wat kan Nederland doen, om NGO’s in Thailand die zich met vluchtelingen, asielzoekers en rechtsstaatontwikkeling in Thailand bezig houden, verder te ondersteunen?
Nederland levert steun aan opvang van vluchtelingen en asielzoekers via de bijdrage aan de European Civil Protection and Humanitarian Aid Operations (ECHO).
Ziet u aanleiding om, in navolging van een hervestigingsmissie van de IND naar Thailand begin 2015 waarbij Nederland 38 Pakistaanse vluchtelingen accepteerde voor hervestiging, over te gaan tot het accepteren van extra Pakistaanse vluchtelingen – ook gezien hun verhoudingsgewijs grote kwetsbaarheid en gezien het levensgevaar dat zij lopen bij terugkeer naar hun eigen land? Zo nee, waarom niet?
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie is verantwoordelijk voor het hervestigingsbeleid en de uitvoering daarvan. Zoals gemeld in diens brief aan de Kamer over het meerjarig beleidskader hervestiging 2016–2019 (Kamerstuk 19 637, nr. 2087) wordt de bestemming van hervestigingsmissies bepaald aan de hand van de jaarlijkse Projected Global Resettlement Needs van de UNHCR, relevante ontwikkelingen in het Europese en multilaterale kader, evenals het bredere Nederlandse migratie- en terugkeerbeleid. Ook spelen operationele overwegingen een rol, zoals de veiligheidssituatie in het land van opvang. De missieplanning voor heel 2017 is nog niet bepaald.
De voorgestelde versobering van opvang van asielzoekers in Griekenland |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Joël Voordewind (CU), Linda Voortman (GL) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de voorgestelde versobering van de opvang van asielzoekers in Griekenland? Wat vindt u hiervan?
Het kabinet is bekend met het Joint Action Plan (JAP), waaraan u refereert als een voorgestelde versobering van de Griekse opvang. Afgelopen december verwelkomde de JBZ-Raad het JAP en sprak hier steun voor uit. Ook het kabinet heeft het JAP positief ontvangen. Het kabinet stuurde uw Kamer het JAP op 13 december jl. toe, als bijlage bij het verslag van de JBZ-Raad van 8 en 9 december jl.2 In het JAP staan namelijk diverse maatregelen die erop gericht zijn om de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de afspraken in het kader van de EU-Turkije Verklaring te ondersteunen, zoals maatregelen om de Griekse asielprocedures sneller en efficiënter te doen verlopen, maatregelen gericht op de veiligheid voor zowel (kwetsbare) migranten als personeel op de Griekse eilanden en maatregelen om de Griekse absorptiecapaciteit van de financiële steun vanuit de EU te verbeteren. Ook het creëren van aanvullende opvangcapaciteit is onderdeel van het JAP. Het kabinet herkent de door uw Kamer gebezigde typering van versobering van de opvang van asielzoekers in Griekenland dan ook niet.
Human Rights Watch gaat in het door uw Kamer aangehaalde artikel ook specifiek in op een nog niet bij het Griekse parlement ingediende wetswijziging van de Griekse wet 4375/2016. Voor zover het kabinet bekend is gaat deze wetswijziging niet over versobering van de opvang van asielzoekers in Griekenland, maar over de behandeling van als kwetsbaar gedefinieerde asielzoekers en over het indienen van een aanvraag voor gezinshereniging op basis van de Dublin verordening vanuit Turkije in plaats van in Griekenland. Deze wetswijziging zou met name migranten die gezinshereniging naar andere EU-lidstaten beogen ervan moeten weerhouden de gevaarlijke oversteek te maken over de Egeïsche Zee vanuit Turkije naar Griekenland, om daar vervolgens de uitkomst van de procedure af te wachten. Het kabinet is voorstander van maatregelen die dit effect beogen.
Wat vindt u van de kritiek van Human Rights Watch op dit plan?1
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u specifiek reageren op de stelling dat de EU Griekenland tot laboratorium heeft getransformeerd om beleid te testen dat mensen weerhoudt naar de EU te komen?
De EU-Turkije Verklaring beoogt een einde te maken aan de illegale migratie van Turkije naar de EU met als alternatief een legale migratieroute voor Syrische vluchtelingen vanuit Turkije op basis van het zogenaamde 1:1 mechanisme. Het kabinet beschouwt dit niet als een laboratorium maar als robuuste maatregelen die nodig zijn om verdrinkingen te voorkomen, het verdienmodel van mensensmokkelaars te ontmantelen, smokkelroutes te sluiten en de bewaking van de Europese buitengrenzen te waarborgen.
Erkent u dat er sprake zal zijn van grove verslechtering van de situatie voor de mensen die vastzitten op de Griekse eilanden en dat zij door de voorgestelde maatregelen nog langer op de eilanden zullen moeten verblijven?
De maatregelen zijn primair bedoeld om de irreguliere migratie van Turkije naar de EU een halt toe te roepen door migranten ervan te weerhouden de gevaarlijke oversteek over de Egeïsche Zee te maken. De in het JAP voorgestelde maatregelen ondersteunen dit doel. Het kabinet verwacht geen grove verslechtering van de situatie voor de mensen of een langere verblijfsduur op de Griekse eilanden, omdat onder het JAP ook wordt gewerkt aan bijvoorbeeld het sneller en efficiënter verlopen van de Griekse asielprocedures en terugkeer naar Turkije op regelmatiger basis. In de afgelopen maanden is juist fors geïnvesteerd in het verbeteren van de omstandigheden van opvang op de Griekse eilanden.
Welke risico’s ziet u als de voorgestelde maatregelen door zullen gaan?
Het kabinet vindt het van belang dat maatregelen goed geïmplementeerd, consequent uitgevoerd en duidelijk gecommuniceerd worden aan alle betrokken partijen. Als dit niet het geval is kan dit onzekerheid met zich meebrengen, hetgeen bijvoorbeeld tot onrust op de Griekse eilanden zou kunnen leiden.
Was deze versobering van de opvang de bedoeling van het Joint Action Plan (JAP) van de Europese Commissie dat gebaseerd is op de EU-Turkijedeal? Zo ja, waarom bent u hiermee akkoord gegaan en welke bewegingsruimte heeft de Griekse regering hierbinnen om een eigen afweging te maken van wat nodig is? Zo nee, hoe bent u bereid samen met andere Europese landen op te trekken om deze maatregelen te voorkomen?
Het JAP is opgesteld door Griekenland in samenwerking met de Europese Commissie. De Griekse autoriteiten tonen hiermee hun bereidheid om serieuze stappen te zetten samen met alle verantwoordelijke partijen in de implementatie van de afspraken voortvloeiend uit de EU-Turkije Verklaring. De Europese Commissie heeft een coördinerende rol bij de uitvoering ervan, en ziet daarbij toe op naleving van de EU-wet- en -regelgeving. De bewegingsruimte die de Griekse overheid hierbij heeft ligt binnen de grenzen van dit wettelijk kader. De voortgang van de uitvoering van het JAP wordt periodiek geagendeerd in de JBZ-Raad.
Zoals gezegd is het oogmerk van het JAP ondersteuning van de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de afspraken gemaakt in het kader van de EU-Turkije Verklaring. Afgelopen december verwelkomde de JBZ-Raad het JAP en sprak hier steun voor uit. Ook het kabinet steunt deze afspraken en is dan ook niet bereid om de in het JAP genoemde maatregelen te voorkomen samen met andere Europese lidstaten.
De vluchtelingendeal met Turkije |
|
Harry van Bommel , Joram van Klaveren (GrBvK), Pieter Omtzigt (CDA), Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP), Mona Keijzer (CDA), Raymond de Roon (PVV) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat er een gentlemen’s agreement gesloten is bij de vluchtelingendeal met Turkije, waarbij premier Rutte en bondskanselier Merkel zich zouden inspannen (of beloofd hebben) om jaarlijks tussen de 150.000 en 250.000 Syrische vluchtelingen naar de EU te laten komen?1
Ja. Ik ben bekend met deze berichtgeving.
Is er een dergelijke gentlemen’s agreement (of side letter) bij het vluchtelingendeal?
Nee.
Indien het antwoord op vraag 2 «ja» is, wat zijn deze afspraken dan precies?
Het kabinet verwijst u naar het antwoord op vraag 2.
Welke toezeggingen over inspanningen en verplichtingen om een aantal Syrische vluchtelingen uit Turkije naar de EU te brengen, bent u samen met bondskanselier Merkel aangegaan?
Er zijn enkel in Europees verband afspraken gemaakt over het hervestigen van Syrische vluchtelingen vanuit Turkije. Deze afspraken zijn opgenomen in de EU-Turkije-verklaring van 18 maart 2016. Over de inhoud van de gezamenlijke EU-Turkije verklaring van 18 maart 2016, heeft het kabinet u onder meer geïnformeerd bij brief van 21 maart 20162 en is uitgebreid en veelvuldig met uw Kamer gesproken. Tijdens het overleg met uw Kamer over de uitkomsten van de Europese Top van 17 en 18 maart 2016 is ook al gevraagd naar een zogenaamde afspraak om 250.000 vluchtelingen per jaar op te nemen uit Turkije. Het kabinet heeft toen al gezegd dat dergelijke afspraken niet zijn gemaakt.3 De recente rapportages van de Europese Commissie over herplaatsing en hervestiging4 en over de uitvoering van de EU-Turkije-verklaring5, beschrijven de huidige stand van zaken ten aanzien van hervestiging van Syrische vluchtelingen vanuit Turkije.
Ten aanzien van een Europees hervestigingsmechanisme heeft de Europese Commissie op 13 juli 2016 een voorstel gedaan. Het kabinet heeft op 26 augustus 2016 in het betreffende BNC-fiche6 zijn opstelling uiteengezet. De gesprekken in Brussel over dit voorstel zijn nog gaande.
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Nederlandse regering de Turkse regering verzocht heeft om het bezoek van Minister Cavucoglu na 15 maart te laten plaatsvinden?2
Ja.
Is er op enig moment direct een verzoek gedaan aan Turkije om het bezoek van Minister Cavucoglu na 15 maart te laten plaatsvinden? Zo ja, wanneer en hoe?
Nee.
Is er op enig moment indirect een verzoek gedaan aan Turkije om het bezoek van Minister Cavucoglu na 15 maart te laten plaatsvinden? Zo ja, wanneer en hoe?
Nee.
Kunt u deze vragen een voor een en voor 14 maart 18.00 uur beantwoorden?
Nee.
Het vragen naar de geaardheid van asielzoekers door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de klachten van LHBT-bewoners van het asielzoekerscentrum in Ter Apel over de gedragingen van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) met betrekking tot hun geaardheid?
Het COA heeft geen formele klachten ontvangen van LHBT-bewoners van het asielzoekerscentrum in Ter Apel over gedragingen van het COA met betrekking tot hun geaardheid. COA heeft mij voorts medegedeeld dat ook in reguliere contacten tussen medewerkers van de locatie Ter Apel en LHBT-belangenorganisaties geen klachten aan de orde gesteld zijn over gedragingen van het COA met betrekking tot de geaardheid van bewoners. Zoals in eerdere gesprekken tussen LHBT-belangenorganisaties en mij aan de orde is geweest kunnen deze organisaties verder, in geval van signalen dat er verbeteringen mogelijk zijn in de bejegening van LHBT-bewoners, altijd contact opnemen met het COA of met het ministerie.
Klopt het dat medewerkers van het COA vragen naar de geaardheid van asielzoekers? Zo ja, wat vindt u hiervan? Zo nee, wat heeft u gedaan om dit te verifiëren?
Het COA biedt bewoners begeleiding bij het veilig verblijven op de COA-locaties. Onderdeel van deze begeleiding is het voeren van individuele gesprekken tussen medewerkers en bewoners. Het is niet gebruikelijk dat het COA in deze gesprekken vraagt naar de geaardheid van bewoners. Het onderwerp seksuele geaardheid kan in deze gesprekken wel aan de orde komen. Hierbij denk ik bijvoorbeeld aan een situatie waarin zich incidenten voordoen of dreigen voor te doen waarbij het COA het vermoeden heeft dat deze veroorzaakt worden door discriminatie op basis van (vermeende) seksuele geaardheid. Het kan dan in het belang van de bewoner zijn om hierover in gesprek te gaan teneinde de begeleiding hierop aan te passen, bijvoorbeeld door de bewoner in contact te brengen met een belangenorganisatie of hem een andere kamer aan te bieden. Dergelijke gesprekken worden met respect gevoerd en alleen als de bewoner hier zelf over wenst te praten. Medewerkers worden op verschillende momenten voorgelicht en getraind met betrekking tot begeleiding van LHBT-bewoners. Er vinden in 2017 bijvoorbeeld diverse trainingen voor medewerkers plaats rond het project Welcoming Equality van COC Nederland.
Klopt het dat medewerkers bewoners vragen naar hun mening over de geaardheid van andere bewoners van asielzoekerscentra? Zo ja, wat vindt u hiervan? Zo nee, wat heeft u gedaan om dit te verifiëren?
Het COA heeft mij meegedeeld dat medewerkers bewoners niet vragen naar hun mening over de geaardheid van andere bewoners.
Heeft het COA de taak om informatie over de geaardheid van asielzoekers te verkrijgen? Zo ja, waarom? Wordt deze informatie door de Immigratie- en Naturalisatie Dienst gebruikt bij de beslissing op de asielaanvraag? Wat is de juridische status en het gewicht van deze informatie? Zo nee, welke stappen zult u ondernemen?
Het behoort niet tot de taken van het COA om informatie te verzamelen over de geaardheid van bewoners.
De motie inzake de Regeling langdurig verblijvende kinderen |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Joël Voordewind (CU), Linda Voortman (GL) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Deelt u de mening dat een verwijzing naar het regeerakkoord staatsrechtelijk niet steekhoudend is als argument om een motie niet uit te voeren omdat aangenomen moties boven een regeerakkoord gaan en het regeerakkoord tenslotte eerder is aangepast zoals bijvoorbeeld bij het ongedaan maken van strafbaarstelling van illegaliteit?
In mijn brief van 27 februari jl. (Kamerstuk 19 637, nr. 2307) waarin ik reageer op de betreffende motie, is de verwijzing naar het regeerakkoord niet opgenomen als doorslaggevend argument om de definitieve Regeling niet aan te passen. Zoals in mijn brief te lezen is, heeft zorgvuldige weging plaatsgevonden van hetgeen de motie van het kabinet vraagt. De inhoudelijke overwegingen daarbij zijn in de brief opgenomen. Ik heb echter de constatering dat de motie op gespannen voet staat met het regeerakkoord niet achterwege willen laten in de brief.
Nu u de wens van een Kamermeerderheid naast u neerlegt om de regeling langdurig verblijvende kinderen aan te passen, bent u dan bereid een uitzetstop te hanteren voor asielkinderen die vijf jaar of langer in Nederland verblijven en in het zicht van de overheid zijn geweest totdat een nieuw kabinet aantreedt?
Zoals ik in mijn brief van 27 februari jl. (Kamerstuk 19 637, nr. 2307) uiteengezet heb, ben ik van mening dat het aanpassen van de definitieve Regeling onwenselijk is. Ook het middels een uitzetstop daarop anticiperen acht ik onverstandig. Ik meen dat daarmee lopende vertrektrajecten onnodig worden doorkruist. Daarnaast wordt hiermee bij een groep vreemdelingen verwachtingen gewekt, waarvan niet is vast te stellen dat deze juist zijn.
Tijdens de aanstaande kabinetsformatie kan desgewenst door de daarbij betrokken partijen dit onderwerp worden besproken. Dit geldt voor vrijwel alle beleidsonderwerpen en kan daarom niet gelden als argument om geen uitvoering meer te geven aan geldende wet- en regelgeving.
De 9e rapportage van de Europese Commissie over relocatie en hervestiging van vluchtelingen |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Joël Voordewind (CU), Linda Voortman (GL), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kunt u het aantal van 63000 mensen, dat in aanmerking komt voor relocatie in Europa vanuit Griekenland, waarover de 9e rapportage spreekt bevestigen? Kunt u de Nederlandse toezegging van 3797 mensen ook bevestigen?1 2
De Europese Commissie heeft inmiddels op 2 maart jl. het 10e voortgangsverslag over herplaatsing en hervestiging uitgebracht.3 In dit verslag schrijft de Europese Commissie expliciet dat er in Griekenland 20.000 personen verblijven die in aanmerking kunnen komen voor herplaatsing. De Europese Commissie verwacht dat deze situatie stabiel blijft, gelet op de bestendige uitvoering van de EU-Turkije Verklaring van 18 maart 2016. Het aantal aanwezige herplaatsingskandidaten is dus aanzienlijk lager dan de aantallen waar in de Raadsbesluiten van 14 en 22 september 2015 vanuit werd gegaan. Voor de toelichting bij het Nederlandse aandeel voor Griekenland verwijs ik nu naar de beantwoording van de Kamervragen van het lid Voortman (GroenLinks).4 In dit verband acht het kabinet het nog wel relevant om te melden dat de Europese Commissie in dit verslag aangeeft dat Nederland, als een minimum, verder zou moeten gaan met het huidige maandelijkse aantal herplaatsingen uit Griekenland. Dit in tegenstelling tot lidstaten die een duidelijke vingerwijzing krijgen van de Europese Commissie om te starten met herplaatsing, of meer te doen.
Waarom worden de cijfers waar u van uit gaat, te weten een aandeel van ongeveer 1400 mensen op een totaal van 24000 mensen die in aanmerking komen voor relocatie vanuit Griekenland, nergens in deze rapportages genoemd?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel aanvragers van relocatie zijn door Nederland geweigerd? Op welke gronden? Was er hierbij ook sprake van veiligheidsgronden?
De Raadsbesluiten bevatten een beschrijving van de herplaatsingsprocedure. Daarin is één afwijzingsgrond voorzien, te weten een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid of ernstige redenen om de bepalingen inzake uitsluiting als vastgelegd in de artikelen 12 en 17 van Richtlijn 2011/95/EU toe te passen. Bijna 20 zaken zijn op basis van deze afwijzingsgrond geweigerd. Een zaak betreft dan zowel de personen zelf waarbij een contra-indicatie werd geconstateerd, als hun familieleden, die vanwege het behoud van de eenheid van het gezin eveneens werden geweigerd. In dit verband is het nog vermeldenswaardig dat de Europese Commissie in het door u aangehaalde 9e voortgangsverslag, Nederland als een goed voorbeeld heeft genoemd in de wijze waarop deze weigeringen worden gemotiveerd.
Welke betekenis hebben de aantallen die in de hierboven aangehaalde bijlage van de 9e voortgangsrapportage worden genoemd volgens u? Deelt u de mening dat het noemen van deze aantallen verwarrend is, aangezien deze aantallen niet in overeenstemming zijn met het aantal mensen dat daadwerkelijk in aanmerking komt voor relocatie? Gaat u de Europese Commissie vragen voortaan eenduidige cijfers te gebruiken zodat meteen duidelijk is hoeveel relocaties Nederland feitelijk op zouden moeten nemen?
Het Kabinet begrijpt dat het niet eenvoudig is om wegwijs te raken in de veelheid aan cijfers die over dit onderwerp worden gewisseld. Daarom vindt het Kabinet het belangrijk om hier steeds helder en eenduidig over te communiceren. Naar de mening van het Kabinet levert het 10e voortgangsverslag van de Europese Commissie een bijdrage aan de gewenste eenduidigheid door nu ook in het verslag zelf te verwijzen naar het aantal herplaatsingskandidaten dat daadwerkelijk in Griekenland aanwezig is.
Hoe verhouden de aantallen te herplaatsen vluchtelingen waar u vanuit gaat zich tot de aantallen relocaties die genoemd worden in de beslissingen van de Europese Raad van 22 juli 20153 en van 22 september 20154 zoals genoemd bij de bekendmaking van de 9e voortgangsrapportage?
De maximale aantallen in de Raadsbesluiten waren een inschatting van het aantal personen dat in aanmerking zou kunnen komen voor herplaatsing, gebaseerd op onder meer informatie van Frontex en EASO over de migratiesituatie in Griekenland en Italië zoals die was voorafgaand aan beide Raadsbesluiten. Het ging dus niet om een vooraf geregistreerd aantal asielzoekers waarvan op dat moment vaststond dat zij voor herplaatsing in aanmerking zouden komen. Van die laatste groep heeft de Europese Commissie een beeld geschetst in het 10e voortgangsverslag.
De toestroom van Venezolaanse vluchtelingen naar Curaçao |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Plots is Curaçao Venezolaans toevluchtsoord»?1
Ja.
Wat is de reden dat u de Kamer niet proactief heeft geïnformeerd over de enorme toename van het aantal vluchtelingen in Curaçao?
Alhoewel de kop van het genoemde artikel suggereert dat er sprake zou zijn van duizenden Venezolaanse vluchtelingen die hun heil zouden zoeken op Curaçao, wordt dit in hetzelfde artikel ontkracht door de woordvoerder van de lokale autoriteiten en de directeur van de Kustwacht Caribisch Gebied.
Er is geen sprake van een massale migratiestroom richting het Caribisch deel van het Koninkrijk. Op basis van cijfers van de Kustwacht kan er wel worden gesteld dat er een lichte toename is van migranten uit Venezuela die het Caribisch deel van het Koninkrijk illegaal proberen te bereiken om daar tijdelijk in een inkomen te voorzien en vervolgens veelal weer terugkeren. Dit neemt niet weg dat de situatie in Venezuela zeer verontrustend is. Door de politieke spanningen worden de grote economische en humanitaire uitdagingen waar het land voor staat onvoldoende geadresseerd. De oplossing daarvoor ligt niet in verdere politieke escalatie maar in de bereidheid tot dialoog en hervormingen, met respect voor democratische principes en scheiding der machten.
De inschatting van het kabinet blijft dat, mocht de situatie in Venezuela nog verder verslechteren, er geen massale migratiestroom op gang komt richting het Caribisch deel van het Koninkrijk. De verwachting is eerder dat Venezolanen naar andere plekken in Venezuela zullen gaan; of over land richting de buurlanden zoals Colombia of Brazilië zullen vertrekken. Ondanks deze inschatting, bereidt het Koninkrijk der Nederlanden zich wel degelijk voor op een toenemende migratiestroom.
Tijdens het recente bezoek van de Minister van Buitenlandse Zaken aan Aruba en Curaçao werden zorgen gedeeld over de verslechterde situatie in Venezuela en de mogelijke consequenties voor de Caribische delen van het Koninkrijk, zoals een toename van illegaal verblijf. Met de Taskforce Venezuela (o.l.v. directeur Risisobeheersing en Rampenbestrijding) op Curaçao is gesproken over migratie, opnamecapaciteit en samenwerking binnen het Koninkrijk. In dit verband sprak de Minister o.m. over acties van de Kustwacht. Tijdens het overleg met de Taskforce was ook toenmalig Minister-President Koeiman aanwezig. Er zijn diverse afspraken gemaakt die op deze problematiek zien en die een Koninkrijksbrede aanpak voorstaan, met behoud van de autonome verantwoordelijkheden van de Landen. Deze afspraken betreffen onder andere het contact met derde staten en internationale organisaties, waaronder de inzet van het IOM.
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het Ministerie van Buitenlandse Zaken, de Kustwacht, de Directies Buitenlandse Betrekkingen en andere relevante instituties in Aruba en Curaçao blijven alert op de situatie en hebben hierover frequent contact. Er zijn maatregelen genomen, zoals het intensiveren van patrouilles en striktere grenscontroles.
Bent u nog steeds van mening dat geen sprake is van een massale migratiestroom richting het Caribisch deel van het Koninkrijk als gevolg van een verslechterende situatie in Venezuela, en dat dit ook niet zal gebeuren, zoals u eerder meermaals stelde?2
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel geregistreerde Venezolaanse vluchtelingen zijn op dit moment op de Caribische eilanden van het Koninkrijk der Nederlanden?
Bij navraag door de lokale autoriteiten in Curaçao bij het lokale Rode Kruis is aangegeven dat er tot nu toe 20 asielaanvragen door Venezolanen zijn gedaan. Vijf aanvragen zijn afgewezen omdat deze niet aan de voorwaarden voldeden. Er zijn nu nog 14 aanvragen in behandeling. Een familie van drie personen heeft via de UNHCR de status van vluchteling gekregen.
Aruba heeft aangegeven dat per november 2016 twee aanvragen zijn gedaan, waarvan één door een gezin met een kind. Beide aanvragen zijn nog in behandeling.
Tot op heden zijn er geen verzoeken om bescherming door Venezolanen ingediend op Bonaire.
Kunt u een schatting geven van hoeveel Venezolaanse vluchtelingen in totaal op dit moment op de Caribische eilanden van het Koninkrijk der Nederlanden zijn, dus inclusief ongeregistreerde vluchtelingen?
Zie voor het totaal aantal Venezolaanse vluchtelingen het antwoord op vraag 4. Zoals genoemd artikel zelf aangeeft, is het onduidelijk hoeveel illegale Venezolaanse migranten zich in de Caribische landen van het Koninkrijk bevinden.
Hoeveel vluchtelingen kunnen de Caribische eilanden Curaçao, Aruba en Bonaire op dit moment opvangen?
Het kabinet blijft van oordeel dat de (ei)landen gezien hun beperkte omvang, inwonertal en budgetten niet de capaciteit hebben om duizenden Venezolanen die hun land ontvluchten, op te vangen. Zoals uit antwoord op vragen 2 en 3 (hierboven) blijkt, blijft de inschatting dat er geen massale migratiestroom op gang komt richting het Caribisch deel van het Koninkrijk, ook niet als de situatie in Venezuela verder verslechtert. Dat bleek ook weer uit het recente bezoek van de Minister van Buitenlandse Zaken aan Aruba en Curaçao, alwaar onder meer met Kustwacht, Ministerie van Justitie en Directie Risicobeheersing en Rampenbestrijding is gesproken. Dat neemt niet weg dat de Caribische delen van het Koninkrijk en Nederland voorbereidingen en preventieve maatregelen treffen voor mogelijke opvang van Venezolaanse migranten, zoals, in samenwerking met relevante Haagse ministeries, het opstellen van crisisplannen. Bij het opstellen van deze plannen is kennis en expertise uitgewisseld tussen de landen van het Koninkrijk, inclusief de relevante Haagse departementen. Op verzoek van Aruba en Curaçao is er tevens contact met internationale organisaties als het IOM en UNHCR voor het verder verfijnen van de crisisplannen.
Deelt u nog steeds de mening dat de capaciteit van de vluchtelingenopvang op de Caribische eilanden van het Koninkrijk niet voldoende is, zoals u ook eerder stelde?3
Zie antwoord vraag 6.
Welke scenario’s heeft u ontwikkeld voor een eventuele crisissituatie, zoals u eerder stelde?4
Zoals eerder gesteld is er intensief contact tussen de landen van het Koninkrijk over de ontwikkelingen in Venezuela en wat de gevolgen zouden kunnen zijn voor Aruba, Curaçao en Bonaire. Waar het gaat om Venezolanen die hun land ontvluchten zijn Aruba en Curaçao, ook in geval van crisis, primair zelf verantwoordelijk voor de opvang. Er zijn diverse (hypothetische) situaties mogelijk: een situatie waarbij sprake is een zeer klein aantal personen, een situatie van een noemenswaardiger aantal personen dat Venezuela ontvlucht, maar die Aruba en Curaçao nog wel zelf het hoofd kunnen bieden, en een situatie waarbij het aantal Venezolanen de eigen capaciteit van de Caribische Koninkrijkslanden te boven gaat. Indien de laatste situatie zich voordoet en de landen dus over onvoldoende capaciteit en middelen beschikken om het probleem zelfstandig de baas te kunnen, wordt rekening gehouden met een scenario waarbij een verzoek gedaan wordt om ondersteuning aan de Koninkrijksregering.
Voor wat betreft Bonaire heeft het Ministerie van Veiligheid en Justitie een scenario uitgewerkt voor de registratie en eerste opvang van Venezolanen die om bescherming vragen.
Op welke wijze heeft u hulp geboden aan de Caribische eilanden Curaçao, Aruba en Bonaire om de verwachte vluchtelingenstroom op te vangen? Zijn er maatregelen genomen om de vluchtelingen op te vangen en de situatie beheersbaar te houden? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Sinds geruime tijd vindt er regulier overleg plaats tussen de landen van het Koninkrijk en de betrokken ministeries in Nederland over de situatie in Venezuela, en de eventueel te treffen maatregelen indien deze situatie toch onverhoopte gevolgen mocht krijgen voor het Caribisch deel van het Koninkrijk. Er is in de afgelopen maanden ingezet op uitwisseling van kennis en expertise, zowel in Koninkrijksverband als met internationale hulporganisaties, opdat de landen elk in staat zijn de eigen verantwoordelijkheden te kunnen waarmaken indien nodig. De landen zijn primair zelf verantwoordelijk voor de crisisplannen, zoals ook het geval is bij bijvoorbeeld natuurrampen. Indien nodig kunnen zij gebruik maken van de aanwezige kennis en expertise in Nederland.
Bent u zich bewust van het ontbreken van relevante wet- en regelgeving wat betreft asiel en migratie op Curaçao, Aruba en Bonaire?
De toelating van vreemdelingen betreft in het land Curaçao een landsaangelegenheid en valt onder de politieke verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie van Curaçao. Er is geen wetgeving in Curaçao met betrekking tot het verlenen van asiel. Curaçao is wel gehouden aan art. 3 EVRM (verbod op onmenselijke behandeling). In het geval van een asielverzoek in Curaçao is de procedure dat de overheid in contact treedt met het Rode Kruis en UNHCR. Asielzoekers dienen een asielaanvraag in bij UNHCR, door tussenkomst van het Rode Kruis Curaçao die de aanvragen registreert en een eigen administratie bijhoudt. Gedurende het onderzoek van UNHCR wordt de asielzoeker het land niet uitgezet. Tijdens de onderzoeksperiode ontvangt de asielzoeker een document van UNHCR dat aangeeft dat een verzoek tot asiel is ingediend en dat onderzoek naar de status van de vreemdeling gaande is. De asielzoeker krijgt toegang tot het land voor de periode waarin de asielprocedure via UNHCR loopt. Dit is een gedoogstatus maar geen (tijdelijke) verblijfsvergunning. Indien de status van vluchteling wordt toegewezen wordt hulp door de International Organisation for Migration (IOM) geboden om te zoeken naar een veilig onderkomen in het buitenland, derhalve niet in Curaçao.
Ook in Aruba is de toelating van vreemdelingen een landsaangelegenheid. De asielprocedure is wettelijk vastgelegd. Ook is Aruba aangesloten bij het Protocol bij het Vluchtelingenverdrag (1967) en EVRM. Een asielbeoordelingscommissie adviseert de Minister van Integratie over het al dan niet toekennen van asiel. Er is geen officiële opvang: mede daarom krijgt een asielzoeker voor de duur van de asielprocedure op verzoek een vergunning tot tijdelijk verblijf en mag hij/zij werken. Het Rode Kruis verstrekt in bepaalde gevallen opvang.
In Caribisch Nederland en dus Bonaire zijn het Vluchtelingenverdrag en het Europees Verdrag voor de bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM), in bijzonder artikel 3 van toepassing. Artikel 12a van de Wet Toelating en uitzetting BES biedt de mogelijkheid om een verzoek om bescherming in te dienen bij de openbare lichamen.
Welke inspanning levert u om wetgeving op het terrein van asielbeleid op de eilanden op niveau te brengen?
Zoals in het antwoord op vraag 10 beschreven is de wetgeving en het asielbeleid in Curaçao en Aruba een aangelegenheid van de autonome landen zelf. Desgevraagd is Nederland bereid om de Caribische landen van het Koninkrijk van advies te dienen. De regelgeving voor Caribisch Nederland voldoet aan de Internationale verdragen.
Welke oplossing stelt u voor nu de Caribische eilanden zich geconfronteerd zien met grote aantal vluchtelingen vanuit Venezuela, ondanks uw eerder bezweringen dat een dergelijk scenario onvoorstelbaar is?
Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de antwoorden op de vragen 2, 3 en 4.
De naturalisatie van kinderen van RANOV vergunninghouders |
|
Marit Maij (PvdA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de «Ad-Hoc Query on the establishment of identity in connection with naturalization» van het European Migration Network?1
Ja.
Wat zijn de laatste cijfers met betrekking tot naturalisatie van de kinderen van pardonners, zowel voor hen die hier als kind zijn gekomen als die na 2007 zijn geboren?
Op 1 februari 2017 zijn er 1.650 minderjarigen die op grond van de Ranov in het bezit zijn van een verblijfsvergunning bepaalde tijd dan wel onbepaalde tijd en die dus in beginsel nog kunnen meenaturaliseren met de vader of de moeder als deze zelf naturaliseert2.
Hoe beoordeelt u de regelgeving in Nederland, waarbij identificatie voor naturalisatie moet bestaan uit overleggen van zowel een paspoort áls een geboorteakte, terwijl in de meeste andere Europese landen een van deze documenten of een alternatieve mogelijkheid voor identiteitsvaststelling voldoende is?
Afhankelijk van het herkomstland neemt ook Nederland genoegen met een alternatief vervangend buitenlands document voor hetzij de geboorteakte hetzij het geldig buitenlands paspoort3. Met een geboorteakte of het vervangende bewijs van de registratie van de geboorte toont betrokkene zijn persoonsgegevens (identiteit) aan. Met een geldig buitenlands paspoort met daarin de vermelding dat de houder de nationaliteit heeft van de staat die het paspoort heeft afgegeven, toont iemand zijn nationaliteit aan. Ik beoordeel de Nederlandse regelgeving als voldoende afgewogen tussen het belang van de vreemdeling op het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit en het zo veel mogelijk voorkomen dat naturalisatie tot Nederlander plaats vindt op onjuiste persoonsgegevens en/of onjuiste nationaliteit.
Volgens de Rijkswet op het Nederlanderschap vraagt een minderjarige niet zelfstandig om naturalisatie. Het wettelijke stelsel houdt in dat als een vader of moeder een naturalisatieverzoek indient, dit verzoek eventuele in Nederland wonende minderjarige kinderen mede kan omvatten. Het wettelijk stelsel leidt ertoe dat als het (hoofd)naturalisatieverzoek van de ouder wordt afgewezen ook automatisch het verzoek om medenaturalisatie van het kind wordt afgewezen. Indien de ouder(s) verwijtbaar geen documenten hebben zullen zowel ouder(s) als kind(eren) dan niet kunnen naturaliseren. Bij medenaturalisatie is staand beleid dat van minderjarigen die zijn geboren in Nederland dan wel elders binnen het Koninkrijk of in een land waarop het Apostilleverdrag van toepassing is, geen nationaliteitsbewijs wordt verlangd.
Overlegt de ouder met betrekking tot zichzelf wel identiteits- en nationaliteitsdocumenten, maar niet ten behoeve van een niet in Nederland, of elders binnen het Koninkrijk dan wel in een Apostilleland geboren minderjarige, dan kan dit leiden tot afwijzing van het verzoek om medenaturalisatie omdat de afstamming en de persoonsgegevens van de minderjarige onvoldoende vaststaan. Voor deze gevallen bevat het beleid echter ook de mogelijkheid om per individuele situatie van een reguliere vreemdeling te beoordelen of de documenten kunnen worden getoond of dat daarvan wordt afgezien. Bijvoorbeeld als de minderjarige het enige kind is in een groter gezin waarvan de overige leden wel aan de vereisten voldoen om Nederlander te worden.
Als de minderjarige wel identiteits- en nationaliteitsdocumenten heeft, terwijl de ouder(s) deze niet hebben, kan de minderjarige niet naturaliseren. Het uitgangspunt is immers dat minderjarigen niet zelfstandig naturaliseren terwijl hun ouders vreemdeling blijven. Op het moment dat de minderjarige meerderjarig wordt, kan een zelfstandig naturalisatieverzoek worden ingediend.
Deelt u de mening dat de belemmeringen die deze kinderen ervaren, zoals het verkrijgen van een geldig paspoort van hun oorspronkelijke nationaliteit, hen onevenredig nadelig beoordeelt?
Neen, deze mening deel ik niet.
Hoe beoordeelt u de praktische problemen met onder meer studie en carrièrekansen, omdat de kinderen van pardonners maar beperkt kunnen reizen? Deelt u de mening dat naturalisatie wenselijk is om optimaal deel te kunnen nemen aan de Nederlandse samenleving?
Op grond van de Paspoortwet kunnen betrokkenen in het bezit worden gesteld van een Nederlands reisdocument. Zij komen in beginsel in aanmerking voor een op grond van die wet uit te geven Nederlands vreemdelingenpaspoort, dat geldig wordt verklaard voor alle landen, behalve het land waarvan de houder van het reisdocument de nationaliteit bezit. Door betrokkene kan voor een reis naar het land van de eigen nationaliteit bij de autoriteiten daarvan een laissez passer worden aangevraagd.
Ik onderschrijf in zijn algemeenheid het standpunt dat langdurig in Nederland verblijvende personen bij voorkeur de Nederlandse nationaliteit hebben. Het bezit van de Nederlandse nationaliteit is echter geen noodzakelijkheid voor het in ruime mate kunnen deelnemen aan de Nederlandse samenleving.
Op welke manier wordt gewaarborgd dat bovenstaande problematiek niet ook voor de kinderen zal gelden die nu onder het Kinderpardon vallen?
De houder van een reguliere verblijfsvergunning is op grond van artikel 7
van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) en de lagere regelgeving, als hoofdregel verplicht om bij het indienen van een naturalisatieverzoek zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen. Het beleid bevat mogelijkheden om per individuele situatie van een reguliere vreemdeling te wegen of de documenten kunnen worden getoond of dat daarvan moet worden afgezien. Hierom is er geen aanleiding om houders van een Kinderpardonvergunning, een reguliere verblijfsvergunning, als groep te ontlasten van voor alle reguliere vreemdelingen geldende voorwaarde voor naturalisatie. Houders van een verblijfsvergunning op grond van het Kinderpardon zullen volgens de huidige wetgeving na 1 februari 2018 voldoen aan de naturalisatievoorwaarden van vijf jaar toelating en vijf jaar hoofdverblijf in Nederland voordat het naturalisatieverzoek mag worden ingediend. Ook voor hen geldt het wettelijke stelsel dat alleen meerderjarigen een naturalisatieverzoek zelfstandig kunnen indienen. Voor een minderjarig kind van de meerderjarige verzoeker wordt dan medeverlening gevraagd.
Een beroep op bewijsnood of andere redenen waarom een document niet zou kunnen worden getoond, wordt volgens de daarvoor opgestelde naturalisatierichtlijnen beoordeeld.
Kent u het Zweedse model, waarbij iemand zonder documenten na acht jaar de geclaimde identiteit voor echt kan worden aangenomen mits hij ook geloofwaardige verklaringen heeft waarom hij niet aan documenten kan komen? Deelt u de mening dat dit een wenselijke oplossing zou zijn voor de problemen die kinderen van pardonners ervaren op het moment dat zij willen naturaliseren?
Het in Zweden gevoerde beleid is mij bekend en ik hecht eraan te wijzen op de ook daar geldende voorwaarde dat sprake moet zijn van geloofwaardige verklaringen waarom er geen buitenlandse documenten worden getoond. Ook het Nederlandse beleid kent uitzonderingen op de voorwaarde om buitenlandse identiteits- en nationaliteitsbewijsstukken te tonen. Ik verwijs u hiervoor naar het antwoord op vraag 3.
De registratie van geweld tegen vluchtelingen |
|
Linda Voortman (GL), Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «politie gaat racistisch geweld bijhouden»?1
Ja.
Klopt het dat er momenteel geen cijfers bekend zijn waaruit de omvang van geweld en intimidatie tegen vluchtelingen en asielzoekers kan worden opgemaakt? Zo nee, kunt u deze gegevens aan de Kamer verstrekken?
Men kan aangifte doen bij de politie van discriminatie. Daarnaast kan discriminatie een rol spelen bij andere delicten, zoals mishandeling of vernieling. Bij een dergelijk «commune delict» kan de officier van justitie een strafverzwaring eisen vanwege een discriminatoir aspect. Politieagenten dienen alle aangiften en meldingen van discriminatie en van incidenten waarin mogelijk een discriminatoir aspect aanwezig is, te registreren. Kortom: de politie registreert of het delict discriminatoir is. Dit geeft een meer betrouwbaard beeld van discriminatie dan een registratie in de aangifte van de herkomst van de aangever.
Op 29 september 2016 heeft uw Kamer het rapport «Discriminatiecijfers 2015» ontvangen2. Hierin zijn rapportages van politie, maar ook (gemeentelijke) antidiscriminatievoorzieningen, het College voor de Rechten van de mens en de meldpunten voor discriminatie op internet, samengevoegd om een zo compleet mogelijk beeld te geven van de omvang en aard van discriminatie in Nederland. Naast discriminatie op grond van herkomst, wordt ook gerapporteerd over bijvoorbeeld discriminatie op grond van geslacht, godsdienst of seksuele gerichtheid. Ook wordt ingegaan op de verschijningsvormen zoals belediging, vernieling en mishandeling. In 2017 zal uw Kamer een vergelijkbaar rapport ontvangen met de cijfers over 2016.
Bent u bereid de politie vanaf heden bij aangiften te laten registreren of het een aangifte van een strafbaar feit tegen een vluchteling of asielzoeker betreft? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat geweld tegen vluchtelingen niet kan worden getypeerd als kwajongensstreken? Zo nee, waarom niet?
Geweld tegen wie dan ook valt niet te accepteren.
Welke maatregelen neemt u om de aangiftebereidheid bij statushouders en asielzoekers te vergroten, bijvoorbeeld door actieve voorlichting over de aangiftemogelijkheden?
Samen met de politie blijf ik mij inzetten om de aangifte- en meldingsbereidheid van slachtoffers te stimuleren. Zoals toegelicht per brief van 15 september 20163 richt ik mij op het vergroten van de aangifte- en meldingsbereidheid per type delict. Voor mijn beleid op dit punt verwijs ik u naar deze brief.
Wat is uw reactie op de conclusie van politicoloog Rob Witte in dat artikel dat de Nederlandse overheid racistisch geweld structureel te weinig serieus neemt?
In het artikel wordt betoogd dat de omvang van racistisch geweld niet voldoende wordt erkend, omdat de registratie hiervan niet op orde is. Gelet op mijn antwoord op vragen 2 en 3 deel ik die conclusie niet.
Het illegaal de grens overzetten van migranten naar Servië |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Joël Voordewind (CU), Linda Voortman (GL), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat dagelijks 30 migranten illegaal de grens worden overgezet naar Servië?1
Het kabinet veroordeelt iedere vorm van geweld tegen vluchtelingen. In Europese regelgeving, inclusief de Schengengrenscode, staan duidelijke richtlijnen hoe om te gaan met vluchtelingen en personen die om internationale bescherming verzoeken. Het EU-acquis, in het bijzonder de Procedurerichtlijn, is ook duidelijk wat betreft het bieden van de mogelijkheid om internationale bescherming aan te vragen. Het kabinet benadrukt dit ook in de verschillende Europese overleggen en in bilaterale contacten.
Het is primair aan de Europese Commissie om toe te zien op de toepassing van het EU-acquis. De Commissie doet dit ook getuige de verschillende procedures die de Commissie op dit gebied tegen Hongarije heeft gestart die ook hebben geleid tot zaken voor het Europese Hof van Justitie. Indien de Commissie naar aanleiding van dit soort berichten aanleiding ziet om deze landen daar op aan te spreken, verwacht het kabinet dat de Commissie dit dan ook zal doen. Het kabinet volgt de ontwikkelingen van deze problematiek op de voet en spreekt betrokken lidstaten daar bij gelegenheid op aan.
In het geval van een illegale grensoverschrijding bestaat veelal de mogelijkheid tot een versnelde overdrachtsprocedure naar het land waaruit een onderdaan van een derde land illegaal de EU in is gereisd. Dit gebeurt op basis van bilaterale maar ook Europese terug- en overnameovereenkomsten. Dat is ook het geval bij Servië. Onderdanen uit derde landen die door de buurlanden worden overgedragen aan Servië, worden ook door de Servische autoriteiten geaccepteerd en opvang geboden omdat de meerderheid van deze zaken nog in Servië een lopende asielaanvraag heeft. Daarnaast merkt het kabinet op dat onderdanen uit derde landen die vanuit Servië op illegale wijze de EU weer proberen in te reizen via Hongarije en Kroatië, in Servië de mogelijkheid is geboden om een verzoek tot internationale bescherming te doen.
Bent u bereid Hongarije en Kroatië over het schenden van het VN Vluchtelingenverdrag, door het illegaal de grens overzetten van vluchtelingen, aan te spreken en mogelijk in Europees verband stappen te zetten? Zo ja, waar denkt u aan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw reactie op het politiegeweld dat gebruikt wordt tegen de vluchtelingen op de Balkanroute? Welke stappen gaat u hiertegen, mogelijk in Europees verband, ondernemen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel vluchtelingen verblijven momenteel in Servië en hoeveel adequate opvangplekken zijn er? Waar schiet de opvang tekort?
Volgens schattingen van de Servische overheid verblijven 7.500 asielzoekers op Servisch grondgebied. Bijna 6.500 asielzoekers zijn opgevangen in officiële opvangcentra. Naar aanleiding van de bijeenkomst van staatshoofden en regeringsleiders van 25 oktober 2015 over vluchtelingstromen langs de Westelijke Balkanroute heeft Servië met steun van de Europese Unie en met behulp van UNHCR het aantal opvangplekken vergroot en zijn maatregelen getroffen om er voor te zorgen dat alle opvangplekken winterklaar zijn. Volgens de Servische autoriteiten zijn er voldoende plekken.
Hoewel er nog officiële opvangplekken beschikbaar en aangeboden zijn, kiest een groep van ca. 1.000 tot 1.300 asielzoekers er nog altijd voor om daar geen gebruik van te maken. Zij verblijven in onofficiële kampen in Belgrado en aan de Servisch-Hongaarse grens. De Servische autoriteiten hebben (tijdelijke) opvangplekken georganiseerd voor deze groep asielzoekers voor het geval dat zij daar alsnog gebruik van willen maken. Het onlangs geopende centrum in Obrenovac nabij Belgrado is een belangrijke stap vooruit in dezen, aangezien UNHCR en de Servische autoriteiten met succes enkele honderden asielzoekers hebben aangemoedigd om in het nieuwe opvangcentrum te verblijven. Het centrum biedt ruimte voor maximaal 550 personen en er wordt gewerkt aan vergroting van de capaciteit tot 850 personen.
Bent u voornemens stappen te zetten in Europees verband om ervoor te zorgen dat vluchtelingen in Servië de nodige zorg, opvang en middelen krijgen om de winter te doorstaan?
De Europese Commissie heeft in de aanloop naar de winter de nodige stappen gezet en volgt de situatie nauwlettend. Kortheidshalve verwijst het kabinet naar de beantwoording van vergelijkbare vragen ingezonden op 11 januari 2017.2 In aanvulling daarop, heeft de Europees Commissaris voor Humanitaire Hulp en Crisisbeheersing tijdens zijn bezoek aan Belgrado op 22 januari jl. aanvullende financiële steun toegezegd. Daarmee komt de totale Europese steun in relatie tot de migratiecrisis op € 44 miljoen.
Bent u bereid om ten aanzien van de meest kwetsbare vluchtelingen, zoals alleenstaande minderjarige vluchtelingen, in Servië extra stappen te zetten en er zo voor te zorgen dat zij niet langer in erbarmelijke omstandigheden hoeven te verblijven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, zou dit voor een aantal kinderen ook bijvoorbeeld hervestiging naar Nederland kunnen zijn?
Nederland zet het instrument van hervestiging vooral in om de meest kwetsbare vluchtelingen te hervestigen vanuit regio’s waar hen eerste opvang wordt geboden (o.a. Turkije, Libanon, Jordanië, Kenia), om zo ook de druk op de gastgemeenschappen daar te verlichten. Dit met, in de visie van het kabinet, samen met investeren in opvang in de regio en aanpakken van grondoorzaken, leiden tot een vermindering van gevaarlijke overtochten naar Europa inclusief doorreis via landen als Servië. Over de invulling van het nationale hervestigingskader en de wijze waarop het kabinet invulling geeft aan de verantwoordelijkheden onder de EU-Turkije Verklaring is uw Kamer op verschillende momenten geïnformeerd.
Het kabinet ziet, in het licht van genoemd nationaal hervestigingskader, geen reden om te beginnen met hervestiging vanuit Servië naar Nederland. Volgens de Servische overheid is er, o.a. met steun van UNHCR, voldoende adequate opvangcapaciteit beschikbaar om alle migranten onder de juiste omstandigheden op te vangen. Met MATRA-middelen steunt de ambassade de opvang van minderjarige alleenstaande migranten waarbij onder andere Save the Children en Stichting Nidos zijn betrokken. Het is van belang om door verbetering van de omstandigheden in de buurlanden van Servië te voorkomen dat mensen doorreizen naar Servië.
Acht u de behandeling van vluchtelingen door Servië verenigbaar met de mensenrechtenstandaarden van de Europese Unie? Zo ja, hoe dan? Zo nee, welke invloed heeft dit op de onderhandelingen met Servië over het lidmaatschap van de Europese Unie?
Naar oordeel van UNHCR en de Commissie heeft Servië de afgelopen maanden met steun van de Europese Unie en met behulp van UNHCR het aantal opvangplekken vergroot en heeft maatregelen getroffen om er voor te zorgen dat alle opvangplekken winterklaar zijn. Daarnaast biedt de EU Servië als kandidaat-lidstaat de nodige ondersteuning als onderdeel van het toetredingsproces. Via o.a. het instrument voor pretoetredingssteun zijn verschillende projecten gestart en uitgevoerd om de Servische asiel- en migratiewetgeving in lijn te brengen met het EU-acquis. Via een (lopend) twinningproject adviseert ook Nederland de Servische migratieautoriteiten.
Door de migratiestroom langs de Westelijke Balkanroute is Servië geconfronteerd met een groot aantal migranten dat op irreguliere wijze via Servië de EU wil bereiken. Servië probeert al geruime tijd de migranten die in informele opvanglocaties verblijven te overtuigen om zich op een rustige en gecontroleerde manier te laten overplaatsen naar bestaande officiële opvangcentra. Zoals gesteld, is er nu sprake van een groep die weigert in te gaan op de aanbiedingen van de Servische overheid omdat zij er, mogelijk met het oog op een poging om door te reizen naar de EU, de voorkeur aan geven in Belgrado te blijven boven een verblijf in een officiële opvanglocatie buiten de stad. Ook zouden onder migranten geruchten de ronde doen over uitzettingen naar Bulgarije.
Wat is uw reactie op de stelling van directeur Pim Kraan van Save the Children dat de EU-Turkije deal smokkelaars een steviger greep heeft gegeven op een enorm winstgevende business waarin steeds gevaarlijkere tactieken worden gevolgd om de autoriteiten te omzeilen?
Een van de grootste successen van de EU-Turkije Verklaring is dat het cynische verdienmodel van criminele smokkelaars juist hard is geraakt. De significante daling van het aantal aankomsten op de Griekse eilanden vanuit Turkije bevestigt dat aanzienlijk minder mensen gebruik maken van de diensten van criminele smokkelaars. Daarnaast pakt Turkije, mede naar aanleiding van de EU-Turkije Verklaring, de smokkelindustrie in Turkije veel harder aan.3
Het kabinet is zich ervan bewust dat er in landen langs de Westelijke Balkanroute inderdaad een groep migranten is die niet kan doorreizen naar de door hun gewenste bestemmingen in Noordwest Europa. Dit komt echter niet door de EU-Turkije Verklaring, maar doordat verschillende landen langs de Westelijke Balkanroute maatregelen hebben getroffen op grond van veelal bestaande nationale en Europese regelgeving met betrekking tot grensbeheer al dan niet op basis van de Schengengrenscode. Daarmee is begin 2016 een einde gekomen aan de zogenoemde «doorwuifpraktijken». Tijdens de bijeenkomst van staatshoofden en regeringsleiders van 25 oktober 2015 over vluchtelingstromen langs de Westelijke Balkanroute was daartoe ook opgeroepen.4 In dit verband wijst het kabinet er op dat het recht op asiel een recht is op bescherming, maar niet kan worden uitgelegd als een recht op verblijf in het land waaraan een asielzoeker de voorkeur geeft.
Smokkelnetwerken richten zich ook op deze groep mensen. Nieuwe smokkeltrends worden steeds sneller geïdentificeerd en smokkelnetwerken worden opgerold. Door inspanningen van de nationale diensten in deze landen, maar ook door continue samenwerking met diensten van EU-lidstaten en onder coördinatie van Europol, worden smokkelaars met gerichte acties op deze route aangepakt.
Deelt u de mening dat veilige en legale routes zoals gezinshereniging, hervestiging, het beschikbaar stellen van humanitaire visa en private sponsoring op de lange termijn het meest effectieve middel zijn tegen smokkelaars? Zo ja, wanneer gaat u hiermee beginnen en bent u bereid hier in Europees verband het voortouw te nemen? Zo nee, waarom niet? Wat is volgens u, in het licht van de averechtse gevolgen van de Turkijedeal, dan wel de oplossing tegen smokkelaars?
Zoals ook in de visie van het kabinet op de Europese migratiecrisis5 is verwoord, meent het kabinet dat de opvang en bescherming van vluchtelingen in de aanpalende regio en de gastgemeenschappen moet worden versterkt en de grondoorzaken van migratie moeten worden aangepakt. Door vluchtelingen en economische migranten dicht bij huis perspectief te bieden, zullen minder mensen de gevaarlijke, irreguliere tocht naar de EU ondernemen, al dan niet met behulp van criminele smokkelaars.
Dat betekent niet dat de EU en de lidstaten geen verantwoordelijkheid moeten nemen voor de opvang van vluchtelingen. Via hervestiging kan vluchtelingen de mogelijkheid worden geboden om op een veilige en gecontroleerde wijze naar Europa te komen. Door middel van hervestiging, herplaatsing en nareis is de afgelopen jaren een substantiële groep vluchtelingen naar Nederland gekomen. Kortheidshalve verwijs ik u naar de meest recente gegevens in de IND-Asylum Trends en de reguliere rapportages van de Europese Commissie m.b.t. de uitvoering van de herplaatsingsbesluiten, het JBZ-hervestigingskader en de EU-Turkije Verklaring.6 Uit deze gegevens blijkt ook dat Nederland hierin relatief voorop loopt. Het is van primair belang dat ook andere lidstaten in dezen hun verantwoordelijkheid nemen.
Daarnaast is het kabinet van mening dat smokkelaars hard dienen te worden aangepakt. Nederland zet zich daarom ook expliciet in voor een grotere rol van Europol in de hotspots en een intensivering van de samenwerking tussen opsporingsdiensten van Europese lidstaten, Europol en van derde landen. Dat gebeurt onder andere via het EMPACT-project van Europol.
Het terugsturen van kinderen naar Afghanistan |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hoeveel mensen worden jaarlijks teruggestuurd in het kader van de Joint Way Forward overeenkomst? Hoeveel hiervan zijn kinderen? Hoeveel hiervan zijn alleenstaande kinderen?
Welk belang heeft de staat erbij dat Afghaanse kinderen terug naar Afghanistan worden gestuurd waar zij het risico lopen slachtoffer te worden van kinderrechtschendingen? Wanneer is het belang van het kind wel groter dan het belang van de staat?
Op welke manier doet het opvangen van Afghaanse kinderen afbreuk aan het maatschappelijk draagvlak voor het vreemdelingenbeleid? Waarom kiest u er niet voor dit maatschappelijk draagvlak op andere manieren te vergroten dan de kinderen terug te sturen?
Waarom is het delen van de ernstige zorg over de schendingen van kinderrechten in Afghanistan niet voldoende om kinderen niet terug naar Afghanistan te sturen? Welke omstandigheden zouden u er wel toe bewegen niet langer kinderen terug naar Afghanistan te sturen?
Hoe zijn het Internationaal Verdrag Inzake de Rechten van het Kind, de zorgen over kinderrechtenschendingen en het terugsturen van kinderen naar Afghanistan volgens u met elkaar verenigbaar?
Welke belangen van Afghaanse kinderen worden gediend door ze terug te sturen naar Afghanistan? Kunt u hierbij ook specifiek ingaan op het belang van alleenreizende minderjarigen?
Wat verstaat u onder adequate opvang in Afghanistan?
Onder adequate opvang in het land van herkomst wordt iedere opvang (ongeacht de vorm) verstaan waarvan de omstandigheden vergelijkbaar zijn met de omstandigheden waaronder opvang wordt geboden aan leeftijdsgenoten die zich in een gelijkwaardige positie als de terugkerende amv bevinden.
Een opvangvoorziening wordt aangemerkt als adequaat als de opvangvoorziening de minderjarige in ieder geval naar lokale maatstaven biedt:
Bij het zoeken naar adequate opvang zal er primair naar worden gestreefd om de minderjarige met de ouder(s) of andere familieleden te herenigen. Opvang bij ouders is in beginsel aan te merken als adequaat. Ook kan het zijn dat uit feiten en omstandigheden naar voren komt dat een ander familielid (of een meerderjarige, niet zijnde een familielid) adequate opvang kan bieden. Dit is maatwerk en wordt per casus onderzocht.
Mocht het niet lukken om de minderjarige met de ouder(s) of andere familieleden te herenigen, wordt onderzocht of adequate opvang in een (particuliere of van overheidswege) opvanginstelling voorhanden is.
Voor Afghanistan geldt op dit moment dat algemene opvangvoorzieningen niet beschikbaar en/of toereikend zijn en de autoriteiten geen zorg dragen voor de opvang.
Welke andere mogelijkheden van adequate opvang worden in Afghanistan gezocht indien hereniging met ouders of andere familieleden niet lukt?
Zie antwoord vraag 7.
Zijn er speciale regievoerders en tolken die getraind zijn in het voeren van terugkeergesprekken met Afghaanse kinderen? Zo ja, hoeveel en is dit toereikend? Zo nee, bent u bereid ervoor te zorgen dat zij er wel komen?
De Dienst, Terugkeer en Vertrek (DT&V) heeft speciale regievoerders die de vertrekgesprekken voeren met amv’s in het algemeen. Het aantal regievoerders is afgestemd op het aantal amv zaken dat bij de DT&V in behandeling is. De DT&V zet voor de gesprekken met amv’s tolken in die ook ingezet worden voor gesprekken met volwassen vreemdelingen. De tolk is onafhankelijk en zijn rol beperkt zich tot het vertalen van het gesprek. De insteek van het gesprek wordt bepaald door de regievoerder en de vertrekstrategie wordt vooraf besproken met de voogd. De Nidos voogd wordt voor een vertrekgesprek met een amv altijd uitgenodigd om aanwezig te zijn. Ik zie daarom geen noodzaak voor speciale tolken voor gesprekken met (Afghaanse) amv’s.
Worden er maatregelen genomen om te voorkomen dat alleenreizende Afghaanse minderjarigen slachtoffer worden van uitbuiting en misbruik in Europa? Zo ja, welke zijn dit specifiek? Zo nee, bent u bereid hiertoe initiatief te nemen binnen Europa?
Zoals ook aangegeven in het antwoord op de schriftelijke vragen van de leden Gesthuizen en Kooiman (SP) over alleenstaande minderjarige vreemdelingen die slachtoffer worden van mensenhandel en uitbuiting d.d. 23 januari 2017 werken EU-lidstaten met elkaar samen om mensenhandel te voorkomen en bestrijden. Om signalen van mensenhandel bij de Europese buitengrenzen te herkennen, heeft Frontex bijvoorbeeld een handleiding ontwikkeld om grensbewakers daarin te trainen2. Deze handleiding bevat ook advies over hoe grensbewakers met minderjarige slachtoffers moeten omgaan. De lidstaten werken ook operationeel samen om mensenhandel van minderjarigen op te sporen en te vervolgen. Zo is mensenhandel van minderjarigen één van de sub-projecten van EMPACT THB3, waar Nederland ook aan deelneemt. Binnen EMPACT wordt ook aandacht besteed aan mogelijke slachtoffers van mensenhandel binnen migratiestromen en de kwetsbare positie van migrantenkinderen voor uitbuiting. Er wordt ingezet op het uitwisselen van informatie en kennis en het initiëren van operationele acties en opsporingsonderzoeken. Daarnaast wordt in 2017 binnen EMPACT ook aandacht besteed aan opleidingen voor de opsporing om de uitbuiting van kinderen beter te kunnen onderkennen en multidisciplinair aan te kunnen pakken. Het Europees opleidingsagentschap voor opsporing (CEPOL) draagt daaraan bij.
Verder hebben hulporganisaties bij de opvang van vluchtelingen altijd speciale aandacht voor de noden van alleenstaande minderjaren, vooral voor hun veiligheid.
Naast deze maatregelen, kan het realiseren van een zichtbaar effectief terugkeerbeleid voor alleenstaande minderjarigen die niet in Europa mogen blijven ook bijdragen aan het tegengaan van illegale migratie en smokkel van deze groep omdat het laat zien dat dit niet loont. Omgekeerd werkt het ontbreken van een effectief terugkeerbeleid illegale inreis in de hand.
Op welke manier geeft u bij de behandeling van asielverzoeken gehoor aan artikel 10 lid 3D van de procedurerichtlijn 2013/32/EU die stelt dat de mogelijkheid er is deskundigen te raadplegen wanneer dit nodig is in zaken als bekeringen tot een ander geloof?1
Bij de totstandkoming van de beslismethodiek voor bekeerlingen heeft de IND gebruik gemaakt van inzichten van wetenschappers en kerkelijke organisaties. Verder bestaat er aandacht voor het bijhouden van kennis en het in beeld hebben van wetenschappelijke ontwikkelingen en inzichten over bekeerlingen. Om die reden staat de IND regelmatig in contact met wetenschappers en het maatschappelijk middenveld, waaronder kerkgenootschappen en belangengroepen. De IND werkt permanent aan het op peil houden van de kennis en vaardigheden van hoor-en beslismedewerkers door het verzorgen van opleidingen, het organiseren van zogenoemde «masterclasses» en het bijwonen van lezingen van deskundigen.
Op welke manier geldt deze mogelijkheid ook voor een asielzoeker die bekering tot een andere geloof aanvoert als reden te vrezen voor vervolging?
Als een asielzoeker of zijn gemachtigde een deskundige wenst te raadplegen, staat het hen vrij dit te doen.
Op welk moment moet de asielzoeker dit rapport in de procedure inbrengen wil dit meegewogen worden in de beoordeling van zijn zaak?
Indien de asielzoeker een deskundigenrapport indient voorafgaand aan het definitieve besluit over de asielaanvraag, wordt dit rapport betrokken bij de beoordeling van de asielaanvraag. Vaak brengt een asielzoeker en/of diens gemachtigde een deskundigenrapport in bij het indienen van de zienswijze op een voornemen tot afwijzen van de asielaanvraag. Indien de asielzoeker het rapport indient in de beroepsprocedure, wordt dit rapport betrokken in de beroepsprocedure. De IND moet dan een nader standpunt innemen.
Indien de asielzoeker na afloop van de beroepsprocedure met een rapport komt, kan hij een opvolgende asielaanvraag indienen.
Waarom heeft u niet zelf ook een deskundige ingeschakeld teneinde de geloofwaardigheid van het bekeringsverhaal van de asielzoeker in kwestie te beoordelen en het advies van deze deskundige ter beschikking gesteld van diens advocaat? Hoe is deze handelwijze te rijmen met het bestuursrechtelijke principe dat het oordeel van deskundigen alleen kan worden tegengesproken door contra-expertise in te schakelen, of aan te voeren dat er aanknopingspunten zijn om te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van het rapport? Indien u van mening bent dat dat laatste het geval is, welke concrete aanknopingspunten heeft u om te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van het rapport?
De deskundigheid van de IND of een hoogleraar staat wat mij betreft niet ter discussie. De IND heeft deskundige medewerkers in dienst die een integrale afweging maken van al hetgeen een vreemdeling tijdens zijn asielprocedure heeft verteld. Alle relevante elementen worden in onderlinge samenhang gewogen en op geloofwaardigheid en zwaarwegendheid beoordeeld.
Rapporten van deskundigen en kerkelijke organisaties op specifieke onderdelen van het asielrelaas worden – indien relevant – betrokken bij de beoordeling van de asielaanvraag. In voorkomende gevallen kan de indiening van een deskundigenrapport leiden tot het besluit dat de bekering (alsnog) geloofwaardig wordt geacht. Het kan echter ook voorkomen dat de IND in een individuele zaak tot het besluit komt dat de verklaringen van de vreemdeling over een gestelde bekering dusdanig gebrekkig, summier of oppervlakkig zijn, dat een rapportage van een deskundige onvoldoende aanleiding geeft om tot een ander oordeel te komen. Daarbij worden, indien aan de orde, uiteraard ook omstandigheden betrokken die los staan van de verklaringen die een vreemdeling over zijn bekering heeft afgelegd. In dit geval moet de IND uiteraard wel goed motiveren waarom zij, in afwijking van het rapport van de deskundige, tot het besluit komt dat de bekering ongeloofwaardig is. Dat is overigens geen oordeel over de kwaliteit van een deskundigenrapport.
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft de onderzoeksmethode die de IND hanteert, aangemerkt als met voldoende waarborgen omkleed en zorgvuldig.2 In de betreffende zaak was eveneens een rapport van mevrouw Van Saane overgelegd. Uit het arrest van het EHRM volgt niet dat het opstellen van een contra-expertise noodzakelijk is om een zorgvuldige beoordeling te kunnen maken. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft dat oordeel met haar uitspraak van 30 december 2016 mijn inziens terecht onderschreven.
Acht u de ambtenaren van de Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND) deskundiger in het beoordelen van de geloofwaardigheid van bekeringen dan een hoogleraar die zich gespecialiseerd heeft op dit terrein?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft het in dergelijke zaken nog zin dat een asielzoeker een deskundige inschakelt als u meent dat de IND-ambtenaren beter in staat zijn een bekeringsverhaal van een asielzoeker te beoordelen?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht dat burgemeesters af willen van kansloze asielzoekers |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat burgemeesters af willen van kansloze asielzoekers?1
De afgelopen maanden hebben we op verschillende manieren gezien dat er vreemdelingen zijn die op oneigenlijke gronden een beroep doen op het asielrecht. Daarbij veroorzaakt een aantal van hen veel overlast in en rond de opvanglocaties. Dit is voor mij aanleiding geweest om met een pakket maatregelen te komen, om het beleid voor asielzoekers uit veilige landen van herkomst aan te scherpen, in het bijzonder voor hen die zich misdragen. De maatregelen bestaan onder andere uit snellere asielprocedures, snellere Dublinprocedures; minder opvang, eerder in vreemdelingenbewaring stellen, beëindiging van de financiële terugkeerondersteuning, stimuleren van vertrek uit Nederland en een gecoördineerde integrale lokale aanpak.2
Kleven er volgens u risico’s aan het hanteren van de Dublin-afspraken wanneer het gaat om criminele- of overlastveroorzakende groepen of individuen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee. De Dublinverordening is juist een instrument om asielshoppen tegen te gaan. Dankzij deze verordening heeft de IND de mogelijkheid om een asielverzoek niet in behandeling te nemen indien de asielzoeker bijvoorbeeld al in een ander Dublinland een asielprocedure heeft doorlopen. Tegelijk biedt de verordening de ruimte om een dergelijk asielverzoek wel in de nationale procedure te behandelen als dat opportuun wordt geacht.
Sinds 1 maart 2016 worden de asielaanvragen van asielzoekers uit veilige landen versneld en met voorrang door de IND behandeld (spoor 2 van het sporenbeleid). Dit heeft er inmiddels toe geleid dat nu gemiddeld binnen 10 werkdagen, na aanmelding van de asielzoeker afkomstig uit een veilig land van herkomst, een (negatieve) beslissing op het asielverzoek is genomen. Per 1 augustus 2016 ontvangen ook personen met Dublinindicaties afkomstig uit de Westelijke-Balkan deze snelle inhoudelijke afwijzing van hun asielverzoek, in plaats van een Dublinbeschikking, waarna wordt ingezet op terugkeer. Ten aanzien van asielzoekers uit Marokko en Algerije zou het verkiezen van een snelle inhoudelijke afwijzing boven een Dublinprocedure echter niet opportuun zijn. Het inhoudelijk afwijzen van de aanvraag in Nederland betekent ook dat wij verantwoordelijk worden voor de terugkeer van de vreemdeling. Zoals u bekend werken de Marokkaanse en Algerijnse autoriteiten onvoldoende mee aan in het bijzonder gedwongen terugkeer. Dit laatste is voor het kabinet aanleiding om deze regeringen te benaderen, ook met het oog op het terugnemen van hun onderdanen. Zodra in dit proces de essentiële stappen zijn gezet, zal ik zeker overwegen of het snel inhoudelijk afwijzen van het asielverzoek van een Marokkaan of Algerijn te verkiezen is boven het starten van een Dublinprocedure.
Welke andere oplossingen zijn er volgens u te vinden voor de EU- en de Schengenlanden in het bijzonder, indien er (grote) risico’s kleven aan het hanteren van de Dublin-afspraken in dergelijke gevallen?
De meest duurzame oplossing is terugkeer naar het herkomstland. Met verschillende herkomstlanden, m.n. op de Westelijke Balken en de Kaukasus, zijn hier aanvullende afspraken over gemaakt en verloopt deze samenwerking over het algemeen goed. Zoals bekend zet ik mij samen met collega’s in het kabinet er ook voor in om vergelijkbare afspraken te kunnen maken met een aantal Noord-Afrikaanse landen. Met hen voeren wij op basis van onze brede relaties met deze landen een intensieve dialoog, gericht op bestendige samenwerking op het gebied van migratie, nadrukkelijk inclusief medewerking aan gedwongen terugkeer.3
Doordat meerdere landen in Europa worden geconfronteerd met onvoldoende medewerking aan terugkeer en we gezamenlijk meer invloed hebben op herkomstlanden, ligt een gezamenlijke Europese aanpak richting landen van herkomst inderdaad voor de hand. Het zonder meer opvoeren van de druk op herkomstlanden zal niet per definitie altijd leiden tot betere medewerking aan terugkeer. De terugkeerproblematiek is complex en de oorzaken voor knelpunten in de samenwerking verschillen per land. Europa zal daarom per land moeten beoordelen welke aanpak effectief kan zijn en op basis daarvan kiezen voor een inzet waarbij in principe alle instrumenten van de brede relaties kunnen worden ingezet. Naar aanleiding van de besprekingen in de verschillende JBZ-raden maar ook o.a. de Europese Raad van 15 december 2016 zet de Europese Commissie en in het bijzonder de Hoge Vertegenwoordiger van het Gemeenschappelijk Buitenlandbeleid zich hier voor in.4 Zo is de Europese Commissie met Tunesië begonnen met de onderhandelingen van een Europese Terug- en Overnameovereenkomst en worden de gesprekken met Marokko hierover hervat. Daarbij wil ik niet verbloemen dat de problematiek rond gedwongen vertrek naar deze landen complex is en een lange geschiedenis kent. Ondanks onze bilaterale en Europese inzet moet er daarom rekening mee worden gehouden dat niet alle knelpunten op het gebied van terugkeer snel kunnen worden weggenomen.
Deelt u de mening dat er meer gezamenlijke Europese druk op de landen van herkomst zoals Marokko en Tunesië moet komen om hun onderdanen terug te nemen? Wat gebeurt er al op dit gebied en hoe kan volgens u de druk het beste worden opgevoerd?
Zie antwoord vraag 3.
Om hoeveel overlastgevers gaat het en kunt u aangeven wat voor overlast zij veroorzaken?
Het COA treedt waar nodig op en houdt in de gaten op welke locaties de overlast speelt en treedt waar nodig in overleg met het lokaal bestuur. Andersom geldt dit ook: indien het lokaal gezag overlast ervaart kunnen zij in contact treden met de vreemdelingenketen. In voorbereiding op de maatregelen rondom de jaarwisseling is bezien hoe groot de groep overlastgevende asielzoekers is. Daarbij is gekeken naar personen die de afgelopen twee jaar overlast hebben gepleegd. Hieruit is het beeld gekomen dat het gaat om enkele honderden overlastgevende asielzoekers. Zoals op 17 januari 2017 aan uw Kamer is gecommuniceerd, is er tijdens de jaarwisseling uiteindelijk 340 maal een vreemdelingrechtelijke maatregel – gebiedsgebod- opgelegd aan overlastgevende asielzoekers. Het soort overlast varieert, maar gaat met name om zaken zoals verbale en non – verbale agressie, geweld tegen personen, intimidatie, bedreiging, vandalisme of diefstal.
Welke mogelijkheden hebben burgemeesters nu al, los van strafrechtelijke vervolging, om deze overlastgevers aan te pakken?
De burgemeester heeft verschillende mogelijkheden om deze overlastgevers aan te pakken. Hij kan maatregelen treffen in het kader van het handhaven van de openbare orde. Op basis van de Gemeentewet kan hij onder andere een gebiedsverbod en/of meldplicht opleggen aan overlastgevende asielzoekers.
Het snel en gericht aanpakken van overlastgevende vreemdelingen, niet alleen strafrechtelijk maar ook vreemdelingrechtelijk en bestuursrechtelijk vraagt om een intensieve samenwerking van de partners in de strafrechtketen, de vreemdelingenketen en het lokaal bestuur. Zoals ik op 13 december aan de Tweede Kamer heb laten weten, is in Groningen en Ter Apel die intensieve samenwerking gerealiseerd met een casusgerichte aanpak. De opzet is dat de overlastgevers vanaf het allereerste moment in het vizier komen van de partijen die in het casusoverleg zitten. Vervolgens zal de overlast tegen worden gegaan door gerichte inzet van de in deze brief beschreven maatregelen. Bijvoorbeeld door versneld afwijzen van het asielverzoek, opleggen van een maatregel door het COA (ontzeggen van opvang), strafrechtelijke inzet en het in vreemdelingenbewaring stellen. Er is sprake van een gecoördineerde integrale lokale aanpak door de strafrechtketen, de vreemdelingenketen en het bestuur. Ik stimuleer deze casusgerichte aanpak op andere plekken in Nederland waar ernstige overlast wordt ervaren, en zeg de medewerking van de vreemdelingketen daarbij toe.
Deelt u de mening van de burgemeesters dat er een razendsnelle procedure mogelijk moet zijn voor asielzoekers uit «veilige landen»? Zo ja, zijn daarvoor beleidsveranderingen nodig?
Zoals aangegeven in het antwoord op uw vraag 2 hebben we nu al een snelle procedure voor asielzoekers die afkomstig zijn uit veilige landen van herkomst, het zogeheten Spoor 2. Tijdens de begrotingsbehandeling heeft de heer Azmani een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht te verkennen hoe herhaalde aanvragen en asielaanvragen van migranten afkomstig uit veilige landen sneller, met als uitgangspunt binnen één dag, afgedaan kunnen worden.5 Over de wijze van uitwerking van deze motie zal ik u zo spoedig mogelijk informeren.
Het bericht dat door de extreme kou in vluchtelingenkampen, de situatie onhoudbaar is geworden |
|
Marit Maij (PvdA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Extreme kou in vluchtelingenkampen, situatie is onhoudbaar»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het niet acceptabel is dat dit soort taferelen op Europees grondgebied plaatshebben en dat wij, als Europese Unie, een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben om hier per direct wat aan te doen?
Via het noodhulpinstrument van de Europese Commissie heeft Nederland bijgedragen aan de opvang van asielzoekers in Griekenland. In 2016 is via dit instrument in april 2016 € 83 miljoen en in september 2016 nog eens € 115 miljoen (totaal € 198 miljoen) door de Commissie beschikbaar gesteld. Hiernaast draagt Nederland bilateraal bij. Zo heeft de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking in het licht van de acute noden als gevolg van de winterse weersomstandigheden aangekondigd € 100.000 extra beschikbaar te zullen stellen. Deze bijdrage is via lokale Griekse ngo’s die geen directe toegang hebben tot Europese financiering, maar wel in staat zijn direct bij te dragen aan de verbetering van de opvang op de Griekse eilanden, ingezet.
Wat doet de regering op dit moment om de situatie van deze vluchtelingen in Griekenland te verlichten en hen te ondersteunen om bevriezingen te voorkomen?
Nederland draagt via het Europese noodhulpinstrument bij aan de opvang van migranten in Griekenland. De Commissie heeft in 2016 € 198 miljoen ter beschikking gesteld. Naar aanleiding van de huidige acute crisis als gevolg van het winterweer heeft de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking nog eens € 100.000 toegezegd aan lokale Griekse ngo’s die geen directe toegang hebben tot Europese financiering maar wel in staat zijn direct bij te dragen aan de verbetering van de opvang op de Griekse eilanden. Daarnaast heeft Nederland, net als verschillende andere Europese lidstaten, het afgelopen jaar goederen en expertise ter beschikking gesteld.
Welke acties heeft de Europese Commissie, die de situatie in de vluchtelingenkampen onhoudbaar heeft genoemd, tot dusver ondernomen en wat gaat zij in de komende dagen nog doen ter ondersteuning?
De Europese Commissie monitort de situatie van de migranten in Griekenland nauwgezet, en spreekt de Griekse overheid aan op haar verantwoordelijkheid om te zorgen voor humane opvang. Via het Europese noodhulpinstrument zorgt de Commissie voor voldoende financiering ten behoeve van het winterklaar maken van de opvangfaciliteiten op het Griekse vasteland en op de eilanden. In september 2016 heeft de Commissie, onder andere voor dit doel, € 115 miljoen vrijgemaakt, bovenop de € 83 miljoen die zij eerder in 2016 al vrijmaakte voor de verbetering van onder meer de opvang (totaal: € 198 miljoen). Daarnaast heeft de Commissie een belangrijke coördinerende rol in de verbetering van het Griekse asielsysteem en de uitvoering van de EU-Turkije Verklaring, en is in dit kader ook nauw betrokken bij de ondersteuning van Griekenland hierin.
Op welke wijze wordt er momenteel extra aandacht besteed aan de meest kwetsbaren onder de 6.000 migranten op Lesbos, zoals kinderen, ouderen en zieken?
Er is extra aandacht voor kwetsbare asielzoekers op Lesbos. De Griekse autoriteiten, ondersteund door de Commissie, UNHCR en ngo’s, zijn hard bezig om alternatieve accommodaties te zoeken. Zo zijn 130 kwetsbare migranten, met name families met kinderen die in tenten verbleven, door UNHCR in samenwerking met ngo Iliaktida tijdelijk in hotels ondergebracht. Ruim 200 migranten zijn ondergebracht in opvangfaciliteit Kara Tepe, waarvan de opvangcapaciteit in de komende weken verder wordt uitgebreid. Ook proberen de Griekse autoriteiten en UNHCR migranten die behoren tot een kwetsbare groep, en daarmee in aanmerking komen voor transfer naar het vasteland, sneller naar het vasteland over te brengen.
Bent u bereid om op zeer korte termijn aan te dringen bij uw Europese collega’s om over te gaan tot actie, zowel financieel als materieel?
Zoals gezegd is al voor financiering gezorgd via het Europese noodhulpinstrument, en heeft het kabinet besloten om € 100.000 extra beschikbaar te stellen aan lokale Griekse ngo’s. Het grootste knelpunt zit hem in de verwezenlijking van de benodigde verbeteringen in de opvang. Daar wordt op dit moment van diverse kanten hard aan gewerkt, in de eerste plaats door de Griekse overheid. De Europese Commissie speelt hierbij een belangrijke ondersteunende rol.
Kunt u, gezien de urgentie door de barre weersomstandigheden, zo snel als mogelijk de antwoorden op deze vragen naar de Kamer sturen?
Ja.
Het bericht dat de Griekse asielopvang verre van winterbestendig is |
|
Linda Voortman (GL), Rik Grashoff (GL) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Griekse opvang verre van winterbestendig»?1
Ja.
Is de Nederlandse regering bereid om zelfstandig, dan wel in Europees verband, Griekenland te voorzien in adequaat materiaal voor de opvang van asielzoekers, bijvoorbeeld door het leveren van stroomaggregaten? Zo nee, waarom niet?
Via het noodhulpinstrument van de Europese Commissie heeft Nederland bijgedragen aan de opvang van asielzoekers in Griekenland. In 2016 is via dit instrument in april 2016 € 83 miljoen en in september 2016 nog eens € 115 miljoen (totaal € 198 miljoen) door de Commissie beschikbaar gesteld. Hiernaast draagt Nederland bilateraal bij. Zo heeft de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking in het licht van de acute noden als gevolg van de winterse weersomstandigheden aangekondigd € 100.000 extra beschikbaar te zullen stellen. Deze bijdrage is via lokale Griekse ngo’s die geen directe toegang hebben tot Europese financiering, maar wel in staat zijn direct bij te dragen aan de verbetering van de opvang op de Griekse eilanden, ingezet.
Bent u bereid om zelfstandig, dan wel in Europees verband, Servië te ondersteunen bij het bieden van adequate opvang van asielzoekers, waaronder onder facilitaire voorzieningen en verwarming? Zo nee, waarom niet?
Eind 2016 heeft de Commissie voor de verbetering van de omstandigheden van migranten, waaronder «winterization»-maatregelen, € 52 miljoen tot en met 2017 beschikbaar gesteld. Op verzoek van Servië heeft de Commissie daarnaast een bedrag van € 3 miljoen extra beschikbaar gesteld voor voedsel en medische hulp aan vluchtelingen in de opvang. De Servische autoriteiten werken sinds afgelopen najaar nauw met UNHCR samen om de opvang winterbestendig te maken. UNHCR stelde in 2016 € 20 miljoen en € 11 miljoen voor 2017 beschikbaar. Oude opvanglocaties zijn of worden gerenoveerd en er worden diverse tijdelijke nieuwe opvangplekken opgezet. De Commissie en UNHCR houden de situatie in de opvanglocaties in Servië nauwlettend in de gaten. Nederland draagt naar rato bij aan de fondsen die de Commissie en UNHCR beschikbaar stellen voor Servië. Hoewel er een aantal officiële opvangplekken beschikbaar en aangeboden is, kiest een groot aantal migranten er voor om daar geen gebruik van te maken en veelal te verblijven in het centrum van Belgrado. Een kleine groep verkiest te verblijven in onofficiële kampen in de buurt van de Servisch-Hongaarse grens.
Kunt u bevestigen dat daadwerkelijk geen asielzoekers meer in tenten verblijven op de Griekse eilanden? Zo nee, bent u bereid bij de Griekse overheid ter zake informatie te verzoeken?
Op de Griekse eilanden verblijven nog migranten in tenten. De Griekse autoriteiten, ondersteund door de Commissie, UNHCR en ngo’s, zoeken naar alternatieve accommodaties. Zo zijn op verschillende eilanden met name kwetsbare migranten ondergebracht in appartementen en hotels, worden er verwarmde woonunits geplaatst en worden tenten geïsoleerd, voorzien van verwarming of vervangen door wintertenten. In dit kader zijn 130 kwetsbare migranten, met name families met kinderen die in tenten verbleven, door UNHCR in samenwerking met de lokale ngo Iliaktida tijdelijk in hotels ondergebracht. Ruim 200 migranten zijn ondergebracht in opvangfaciliteit Kara Tepe, waarvan de opvangcapaciteit in de komende weken verder wordt uitgebreid. Ook proberen de Griekse autoriteiten en UNHCR migranten die behoren tot een kwetsbare groep, en daarmee in aanmerking komen voor transfer naar het vasteland, sneller naar het vasteland over te brengen. Hiernaast heeft de Griekse overheid een marineschip naar Lesbos gestuurd met capaciteit voor 300 personen, al heeft daar tot dusver slechts een beperkt aantal migranten gebruik van willen maken. Dergelijke winterse weersomstandigheden op de eilanden zijn overigens uitzonderlijk.
Wat is uw reactie op het feit dat de Griekse Minister van asiel heeft aangegeven dat er 700 alleenstaande kinderen in de Griekse opvang zitten die reeds recht hebben op herplaatsing, maar dat daarvan nog maar 200 kinderen door de EU-lidstaten zijn herplaatst?
In haar achtste voortgangsrapportage over herplaatsing, heeft de Europese Commissie een overzicht gegeven van het aantal alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) in Griekenland dat in aanmerking komt voor herplaatsing.2 Blijkens dit rapport waren nog niet alle amv’s die in beeld zijn van de Griekse autoriteiten, volledig geregistreerd met het oog op de herplaatsing. Dat moet gebeuren zodat de herplaatsing kan plaatsvinden. Daarnaast constateert het kabinet dat er wel een toegenomen bereidheid is onder lidstaten om amv’s te herplaatsen. Evenwel blijkt uit de eigen Nederlandse ervaring dat, wanneer Nederland overplaatsing van amv’s aanbiedt en daartoe dossiers aanvraagt, het aanleveren van dossiers van amv’s door de Griekse autoriteiten in de praktijk soms achterwege blijft. Dat heeft het kabinet ook toegelicht in zijn brief van 29 november 2016. Kortom, er zijn aan beide zijden inspanningen nodig om de herplaatsing van amv’s vlot te laten verlopen.
Wat is de gemiddelde termijn tussen het aanmerken van een asielzoeker als beschikbaar voor herplaatsing totdat feitelijk overgegaan wordt tot herplaatsing? Acht u deze termijn adequaat gelet op de winterse omstandigheden in Griekenland?
In de Raadsbesluiten3 van 14 en 22 september 2015 is het uitgangspunt vastgelegd dat lidstaten in beginsel beschikken over een maximale termijn van twee maanden om de herplaatsing te realiseren. Onder bepaalde omstandigheden kan deze termijn van twee maanden met twee of vier weken worden verlengd. Deze termijn van twee maanden start op het moment dat een lidstaat te kennen heeft gegeven hoeveel asielzoekers, die in aanmerking komen voor herplaatsing, kunnen worden ontvangen. Krachtens de Raadsbesluiten moeten lidstaten immers op gezette tijden meedelen hoeveel verzoekers snel op hun grondgebied kunnen worden herplaatst. Deze termijn is vaak ook nodig om een zorgvuldige herplaatsing te kunnen realiseren. Het kabinet vindt het belangrijk dat lidstaten, net als Nederland, deze maximale termijn respecteren, met uitzondering uiteraard van die situaties waarin de omstandigheden (bijvoorbeeld objectieve praktische belemmering) een verlenging toelaten. Wat betreft de termijn ten opzicht van de winterse omstandigheden, vindt het kabinet dat de focus moet liggen op het snel winterbestendig maken van de opvang.
Wat is het actuele aantal voor herplaatsing beschikbare asielzoekers in Griekenland? Hoeveel daarvan zullen naar Nederland worden herplaatst?
Het kabinet verwijst naar de beantwoording van schriftelijke vragen van het lid Voortman van 21 december jl. waarin uitgebreid is ingegaan op de werking van EU-afspraken over het herplaatsen van migranten uit Griekenland.4
Bent u bereid het Nederlandse aandeel aan het herplaatsingsmechanisme sneller beschikbaar te maken, gezien de omstandigheden in de Griekse opvang? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet vindt het belangrijk dat de opvangfaciliteiten voor asielzoekers in Griekenland er structureel op ingericht zijn deze mensen een onderkomen te bieden dat hen beschermt tegen de winterkou. Dit is waar op korte termijn in geïnvesteerd moet worden. Daarnaast merkt het kabinet op dat, gelet op de uitgangspunten van de EU-Turkije Verklaring van 18 maart 2016, de asielzoekers op de eilanden in beginsel niet in aanmerking komen voor herplaatsing.
Kunt u bevestigen dat de door u eerder gekozen benadering van de verdeelsleutel in plaats van de afgesproken getallen als leidraad bij de herplaatsing uit Griekenland en Italië, bij het groter worden van het aantal voor herplaatsing beschikbare asielzoekers in Griekenland en Italië de bijdrage van Nederland groter zal worden? Zo nee, kunt u toelichten waarom dit niet het geval is?
Dat klopt, tot aan de maximum aantallen die in de betreffende Raadsbesluiten zijn neergelegd.
Het bericht dat het COA niks zou doen tegen homo-hatende asielzoekers |
|
Keklik Yücel (PvdA), Marit Maij (PvdA) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht waarin melding wordt gedaan van ervaringen uit asielzoekerscentra, waarbij het medewerkers van het Centraal Orgaan Opvang asielzoekers (COA) niet zouden ingrijpen richting asielzoekers die bedreigend zijn richting LHTB-asielzoekers (lesbiennes, homo's, transgenders en biseksuelen)? Zo ja, in welke mate herkent u dit beeld vanuit signalen die u hierover krijgt?1
Van het bericht heb ik kennis genomen. Het beeld dat medewerkers van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) niet zouden ingrijpen richting bewoners die LHBT-bewoners bedreigen herken ik echter niet. COA medewerkers zijn zeer betrokken bij het bieden van veiligheid aan kwetsbare bewoners, waaronder LHBT’s. Het COA heeft hiertoe diverse maatregelen en mogelijkheden ter beschikking.
Deelt u de mening dat dergelijk gedrag onacceptabel is en dat we nooit mogen accepteren dat asielzoekers met een LHTB-achtergrond ongelijk worden behandeld en zich onveilig voelen?
Ja, die mening deel ik.
Hoe wordt er opgetreden tegen asielzoekers die zich hier niet aan wensen te houden of ongewenst gedrag vertonen?
Bewoners die zich niet wensen te houden aan de regels van de rechtstaat, en/of de huisregels van het COA of die bedreigend gedrag vertonen richting LHBT-personen worden streng aangepakt, teneinde duidelijk te maken dat dergelijk gedrag niet wordt getolereerd. Het COA maatregelenbeleid is vorig jaar aangescherpt, zoals aan uw Kamer uitgebreid geschetst in de zogenoemde «maart-brief».2
Indien sprake is van een strafbaar feit stimuleert het COA het slachtoffer om aangifte te doen. Bij strafbare feiten wordt door het COA altijd een melding gedaan bij de politie en, indien COA-medewerkers direct getuige zijn van een strafbaar feit, kan COA ook zelf aangifte doen. Zodra duidelijk is wie het incident heeft veroorzaakt wordt de dader aangepakt. Indien het OM tot vervolging overgaat kan een veroordeling wegens een ernstig misdrijf onder voorwaarden tot gevolg hebben dat een verblijfsvergunning wordt ingetrokken dan wel niet wordt verleend.
Wat is op dit moment de stand van zaken met betrekking tot de beschikbaarheid van vertrouwenspersonen bij opvangcentra, zoals eerder toegezegd naar aanleiding van eerdere situaties van bedreiging en geweld richting homoseksuele asielzoekers? Zijn deze vertrouwenspersonen overal aangewezen? Zo, nee waarom niet? Zo ja, wat zijn tot nu toe de resultaten?
Het COA heeft per 1 augustus 2016 op iedere locatie een medewerker aangewezen die de rol vervult van coördinerend vertrouwenspersoon voor kwetsbare groepen, waaronder LHBT’s. Besloten is deze functie te beleggen bij de contactpersoon veiligheid, omdat deze medewerker een goed overzicht heeft van de incidenten die hebben plaatsgevonden. De coördinerend vertrouwensfunctionaris fungeert ook als aanspreekpunt voor de collega’s en als aanspreekpunt voor externe organisaties. Alle coördinerend vertrouwensfunctionarissen hebben in de tweede helft van 2016 een aanvullende training doorlopen, met als doel om de reeds bestaande kennis over het borgen van veiligheid te vergroten en zo het bewustzijn op dit terrein op alle locaties verder te bevorderen.
Hoe wordt asielzoekers duidelijk gemaakt vanaf dag één bij een opvanglocatie welke waarden in Nederland gelden, zoals de gelijkwaardigheid van LHTB'ers en het onacceptabel zijn van bedreiging en geweld? In welke mate en hoe wordt er in dat licht ook gebruik gemaakt van de inzet van homorechtenambassadeurs?
In de opvanglocaties worden de bewoners op diverse manieren geïnformeerd en voorgelicht over de normen en waarden waaraan zij zich dienen te houden. Op de azc's en de gezinslocaties wordt een programma toegepast, op basis waarvan veel aandacht wordt besteed aan de veiligheid op de locatie en aan hoe een COA-bewoner zich geacht wordt te gedragen. Ook grondrechten, normen en waarden en het verbod op discriminatie krijgen hierin aandacht. Op verschillende momenten wordt hierover met bewoners gesproken. Met iedere bewoner wordt binnen 48 uur na aankomst op locatie een gesprek gevoerd waarin extra aandacht wordt besteed aan artikel 1 van de Grondwet. Binnen 30 dagen na binnenkomst heeft elke nieuwe bewoner deelgenomen aan een groepsgesprek over veiligheid.
Ten slotte zijn er diverse voorlichtingsproducten ontwikkeld. Op deze manier wordt er op diverse manieren voor gezorgd dat bewoners goed geïnformeerd zijn over de in Nederland geldende vrijheden en de gelijkheid van een ieder.
Naast de voorlichting komt het thema veiligheid ook aan bod in de begeleiding die COA aan alle bewoners biedt gedurende het verblijf op de locatie. Het onderwerp veiligheid kan dan ook in individuele begeleidingsgesprekken aan bod komen.
Er wordt hierbij geen gebruik gemaakt van homorechtenambassadeurs. Wel heeft het COA veel contact met LHBT belangenorganisaties. Zo worden trainingen ontwikkeld door en in samenwerking met het COC en nemen de belangenorganisaties deel aan de Werkgroep Informatievoorziening Grondrechten.
Daarnaast heeft de Minister van OCW het initiatief genomen om een applicatie te laten ontwikkelen. De app helpt gebruikers bij het vinden van hun weg in «roze Nederland», geeft informatie over LHBT-rechten en biedt ondersteuning in geval van discriminatie. Zo geeft de applicatie informatie over de instanties die benaderd kunnen worden wanneer LHBT-vluchtelingen op zoek zijn naar contact met andere homoseksuelen, maar ook informatie over welke instanties benaderd kunnen worden wanneer men zich onveilig voelt. Daarnaast kunnen gebruikers eenvoudig en snel informatie vinden over de Nederlandse cultuur en de uitgangspunten van de Nederlandse rechtstaat.
Op welke wijze kan naar uw mening de veiligheid en de gelijke behandeling van asielzoekers met een LHTB-achtergrond mogelijk verder worden verbeterd?
Er zijn in de loop van 2016 diverse maatregelen genomen naast de mogelijkheden die COA op dit onderwerp al langer ter beschikking had. COA houdt continu de maatregelen tegen het licht en waar nodig zal het COA blijven verbeteren. Dit zal gebeuren in samenwerking met andere partijen, zoals de belangenorganisaties.
Ik zie dan ook geen reden voor aanvullende maatregelen.
Het bericht ‘Asielcheck totaal fiasco’ |
|
Mona Keijzer (CDA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Asielcheck totaal fiasco»?1
Ja.
Herinnert u zich uw toezegging tijdens het Algemeen overleg over vreemdelingen- en asielbeleid van 26 mei 2016 om het nadere inspectierapport over de identificatie van asielzoekers in Nederland afgelopen zomer naar de Kamer te sturen, blijkens uw opmerkingen in dit debat: «Daarom hebben we de inspectie, meteen toen we hiermee begonnen, zelf gevraagd om dit snel te checken, na een tijdje nog een keer te checken en nu ook weer, en om ons in de zomer te laten weten of het na april goed is gebleven, zodat we het nog verder kunnen verbeteren.» en: «Ik moet even navragen wanneer we dat bericht van de inspectie precies krijgen. Augustus, september.»?2
Ja.
Waarom heeft u deze toezegging om de Kamer te informeren in of kort na afgelopen zomer, niet gestand kunnen doen blijkens het pas op 21 december 2016 aan de Kamer gestuurde Inspectierapport en pas nadat de Telegraaf daarover berichtte?3
Wij hebben de Inspectie ook na het rapport van april 2016 gevraagd mee te blijven kijken naar het identificatie- en registratieproces (hierna: I&R-proces). De Inspectie heeft daarop opnieuw onderzoek gedaan naar het I&R-proces. Hiervoor zijn in augustus en september de locaties bezocht. Op basis van de geverifieerde bevindingen is een analyse uitgevoerd en is het conceptrapport opgesteld. Het conceptrapport is aan betrokken organisaties voorgelegd voor wederhoor teneinde hen in staat te stellen om eventuele feitelijke onjuistheden aan te geven. Het door de Inspectie VenJ vastgestelde rapport is ons vervolgens eind november 2016 aangeboden. Gezien de berichtgeving in de Telegraaf van 21 december is ervoor gekozen het rapport op die dag direct openbaar te maken, om een ieder inzicht in de bevindingen van de Inspectie te geven. Onze reactie op dit rapport is per gelijke datum aan uw Kamer gezonden. Daarmee is voldaan aan de toezegging van de Minister van Veiligheid en Justitie tijdens het Algemeen Overleg Terrorismebestrijding van 24 november 2016 om het Inspectierapport met beleidsreactie nog voor het kerstreces aan de Tweede Kamer te zenden.
Herinnert u zich uw stellingnames in de brief van 18 mei 2016 dat «De apparatuur voor het uitlezen van gegevensdragers in de ID-straten en op Schiphol op orde is.» en «De gegevensdragers zoals smartphones worden in het I&R-proces eerst onderworpen aan een algemene check.» en «Deze smartphones worden gekoppeld aan een pc en <uitgelezen>.»?4 Hoe moeten deze uitspraken worden bezien in het licht van het Inspectierapport dat u afgelopen week naar de Kamer stuurde?
Ja. De Inspectie komt in haar rapport tot de conclusie dat het uitlezen van gegevensdragers sinds de eerste inspecties eind 2015 aanmerkelijk is verbeterd. Alle ID-straten beschikken over uitleesapparatuur. Het proces verloopt als volgt:
Gegevensdragers worden door de politie of Koninklijke Marechaussee (KMar) eerst aan een quickcheck onderworpen. Daarbij let men onder andere op foto’s, e-mails, contactenlijsten en zogeheten messengerdiensten. Men zoekt dan naar informatie over de identiteit en is daarbij alert op de reisroute en signalen van mensenhandel, mensensmokkel en terrorisme. Op basis van de bevindingen van deze quickcheck en verdere bevindingen tijdens de identificatie en registratie wordt besloten of de gegevensdragers ook digitaal moeten worden uitgelezen. In dat geval wordt met speciale software data vanuit de gegevensdrager overgebracht op de eigen computerapparatuur van de politie of KMar.
Waarom is het sinds de verschijning van het vorige Inspectierapport in mei 2016, uw beleidsreactie en debat met de Kamer op 26 mei 2016 niet gelukt bij asielzoekers een volledige registratie op orde te krijgen, dat wil zeggen dat altijd en bij iedereen een check plaatsvindt van aanwezige bagage, telefoons en documenten ter identificatie?
De Inspectie concludeert dat de registratie van asielzoekers op orde is. Een asielzoeker die in Nederland asiel aanvraagt wordt eerst geïdentificeerd en geregistreerd door de politie of de Marechaussee. Zodra vreemdelingen zich melden voor de asielprocedure start het Identificatie en Registratieproces door de Politie of de Marechaussee. Tijdens dit proces stelt de politie of de KMar de identiteit vast aan de hand van bagage, documenten, biometrie, een eerste gesprek en leest zo nodig de telefoons uit. Er worden vingerafdrukken genomen en een foto gemaakt; de asielzoeker wordt geregistreerd en er wordt een v-nummer toegekend. Ook vindt een check plaats in de relevante systemen en worden mensen zo nodig aanvullend gehoord.
Kunt u nader toelichten welke andere stappen in het identificatieproces behalve de quickcheck, indien nodig het uitlezen van gegevensdragers en het nader gehoor in de praktijk soms ook niet of niet volledig worden uitgevoerd, gelet op de bewoording «met name» in het Inspectierapport?5 Wat zijn de redenen hiervoor en welke veiligheidsrisico’s zijn hieraan verbonden?
De Inspectie concludeert dat de kwaliteitsborging van het identificatieproces op orde is en het proces zorgvuldig wordt uitgevoerd. Het inspectierapport heeft aangetoond dat inmiddels in de praktijk conform de geldende procesbeschrijvingen, afspraken en instructies wordt gehandeld. De Inspectie constateert dat de werkzaamheden over het geheel genomen goed uit te voeren zijn binnen de beschikbare tijd. De medewerkers maken vanuit hun kennis en expertise een afweging om iets al dan niet verder te onderzoeken. Dit betekent dat er per geval wordt bekeken hoe de beschikbare tijd en capaciteit het beste kan worden besteed. Politie en KMar hebben daarnaast het proces van interne kwaliteitscontroles verder aangescherpt om de kwaliteit van de processtappen te toetsen en zo nodig te verbeteren. Over mogelijke verbetermaatregelen, zijn wij in gesprek met de betrokken diensten. Zo zijn wij voornemens ten aanzien van bepaalde asielzoekers het mogelijk te maken dat zij langer dan tot nu toe op de locatie beschikbaar gehouden kunnen worden voor nader onderzoek. Op deze manier ontstaat de mogelijkheid om tijd te creëren voor inzet van benodigde specialismen. Wij betrekken hierbij ook het onderzoek dat de Inspectie momenteel doet naar de opvolging van de onderkende signalen uit de gehele vreemdelingenketen door de betrokken diensten.
Kunt u de bevindingen in het Inspectierapport bevestigen dat door gebrek aan tijd, capaciteit en (technisch) materieel de stappen van de quickcheck, het uitlezen van gegevensdragers en het nader gehoor niet of niet volledig worden uitgevoerd? Kunt u kwalitatief schetsen hoe groot dit probleem is, in hoeveel gevallen worden deze stappen niet of niet volledig genomen?
De Inspectie constateert het volgende:
«De meeste medewerkers geven aan hun werk over het geheel genomen goed te kunnen uitvoeren in de beschikbare tijd (dat wil zeggen: binnen één werkdag).
Hoewel medewerkers aangeven dat zij voor het identificatieproces in het algemeen genoeg tijd hebben, zijn er een aantal processen waar zij, door de beschikbare tijd gedwongen, keuzes moeten maken om deze al dan niet of niet volledig uit te voeren.«
Er is dus geen sprake van dat de genoemde stappen «niet» worden uitgevoerd. Het betekent wel dat er per geval weloverwogen wordt gekeken hoe de beschikbare tijd en capaciteit het beste kan worden besteed. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 6 zijn wij in gesprek met de betrokken diensten. Zo zijn wij voornemens ten aanzien van bepaalde asielzoekers het mogelijk te maken dat zij langer dan tot nu toe op de locatie beschikbaar gehouden kunnen worden voor nader onderzoek. Op deze manier ontstaat de mogelijkheid om tijd te creëren voor inzet van benodigde specialismen.
Hoe wordt beoordeeld wanneer het nodig is om gegevensdragers uit te lezen, aangezien het lastig is voor medewerkers om Arabische teksten te lezen?
Het omgaan met andere talen (waaronder Arabisch) vormt een hindernis in het soepel uitvoeren van het proces. De medewerkers in de I&R-straten hebben echter de nodige ervaring, weten waar zij op moeten letten en hebben een checklist die zij kunnen raadplegen. Ook zijn er 24/7 tolken oproepbaar. Bovendien kunnen medewerkers een beroep doen op collega’s van de Dienst Regionale Informatie Organisatie (DRIO), die aan de hand van informatieverzameling afwegen of diepgaander onderzoek is geboden.
Kunt u aangeven in hoeverre hierdoor een risico bestaat dat signalen over mensenhandel, mensensmokkel en terrorisme of andere ernstige zaken die juist opgemerkt zouden moeten worden bij de registratie en identificatie van asielzoekers?
Dit proces staat helemaal aan het begin van de asielketen. Het valt nooit honderd procent uit te sluiten dat signalen van criminaliteit, waaronder terrorisme, in deze schakel niet worden opgemerkt. Signalen daarvan kunnen ook worden opgevangen tijdens de contactmomenten die de vreemdeling heeft gedurende het I&R-proces met politie of Marechaussee of later in het proces in het contact met het COA, de IND of de DT&V. In het hele proces is dan ook verhoogde aandacht voor dergelijke signalen ingericht, waarbij steeds gebruik gemaakt wordt van de dan beschikbare informatie die vanzelfsprekend in de loop van het proces toeneemt. Het I&R-proces, dat initieel diende voor de vaststelling van de identiteit en registratie van asielzoekers, is mede naar aanleiding van de verhoogde dreiging in november 2015 aangepast. Vanaf dat moment staan de werkzaamheden in dit proces meer in het teken van het vroegtijdig opvangen van signalen die duiden op terrorisme of andere vormen van criminaliteit. Medewerkers in de gehele vreemdelingenketen hebben trainingen gevolgd om signalen van radicalisering te herkennen. En deze vervolgens te delen met de diensten die belast zijn met het voorkomen en bestrijden van terrorisme. Zo screent de IND op basis van de informatie uit het identificatie en registratieproces of er signalen zijn met betrekking tot (identiteits-, nationaliteits- of visum-) fraude, nationale veiligheid, 1F en mensensmokkel/mensenhandel. Ook is in de vreemdelingenketen ingezet op het vergroten van het veiligheidsbewustzijn. Hoewel de betrokken diensten zeer alert zijn op mogelijke risico’s, kan misbruik van de Nederlandse asielprocedure nooit volledig worden uitgesloten. Om alert te blijven op de kwaliteit van dit proces en steeds mogelijkheden tot verbetering te blijven benutten hebben wij de Inspectie gevraagd onderzoek te doen naar de opvolging van de onderkende signalen uit de gehele vreemdelingenketen door de betrokken diensten. Dit onderzoek wordt naar verwachting begin 2017 aan ons aangeboden. Uw Kamer wordt hierover vanzelfsprekend geïnformeerd.
Hoe vaak zijn sinds april dan wel mei 2016 de telefoons uitgelezen van asielzoekers, gelet op uw toezegging in uw brief van 16 maart 2016: «Op dit moment wordt door de politie nog niet geregistreerd hoe vaak telefoons worden uitgelezen. Binnenkort gaat de politie over tot het registreren hiervan.»?6 Wanneer is de politie tot deze registratie overgegaan en wat zijn hiervan de resultaten?
Zoals toegezegd worden alle gegevensdragers aan een quickcheck onderworpen. In de afgelopen periode heeft in bijna 1 op de 3 gevallen de betrokken medewerker vervolgens besloten tot het nader (laten) uitlezen van de gegevensdragers. De politie registreert dit sinds 15 augustus 20167.
Waarom heeft u de aanbeveling van de Inspectie om «realistisch te zijn over de mogelijkheden van de ID-straten bij het verzamelen van signalen over mensenhandel, mensensmokkel en terrorisme» direct overgenomen?7 Is het niet verstandiger in plaats van deze snel over te nemen deze aanbeveling te onderzoeken waarom in de ID-straten niet gebeurd wat eerder wel is toegezegd en beoogd?
Het hoofddoel van het I&R-proces was en is het vaststellen van de identiteit van de vreemdeling en deze te registreren. Sinds de verhoogde dreiging zijn de werkzaamheden in het I&R-proces steeds meer komen te staan in het teken van het vroegtijdig opvangen van signalen die duiden op terrorisme of andere vormen van criminaliteit. Het valt nooit te garanderen dat criminelen, waaronder terroristen, op dat moment worden opgemerkt. Daarop ziet het realisme: het I&R-proces is een belangrijke, maar niet de enige schakel in de gehele vreemdelingen- en de nationale veiligheidsketen. Dat neemt niet weg dat alle betrokken organisaties continu werken aan het opvangen van signalen en verbeteren van de samenwerking hierop binnen de keten. Wij zien derhalve uit naar het vervolgonderzoek van de Inspectie om onze processen nog deugdelijker te kunnen inrichten en op elkaar aan te laten sluiten.
Deelt u de mening dat geen concessies gedaan kunnen worden, gelet op het dreigingsbeeld in Nederland en Europa, aan een volledige en zorgvuldige registratie van asielzoekers en de genoemde oorzaken als tijd, capaciteit en materieel absoluut geen belemmering mogen vormen voor het niet of niet volledig uitvoeren van controles? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer en op welke termijn gaat u de constaterende knelpunten hieromtrent verbeteren? Zijn dit ook de maatregelen die u aankondigde in het NOS journaal afgelopen week?8
Wij delen de mening dat er gelet op het dreigingsbeeld geen concessies gedaan kunnen worden aan een volledig en zorgvuldige registratie van asielzoekers. Het kabinet neemt de dreiging zeer serieus en bekijkt zorgvuldig welke maatregelen nodig zijn in het kader van de dreiging. Het I&R-proces vormt hierin een van de schakels binnen de vreemdelingenketen en kan een bijdrage leveren aan het opvangen van signalen en die signalen overdragen aan bij de bestrijding van terrorisme betrokken organisaties.
De Inspectie constateert dat het materieel waarover de diensten beschikken nu grotendeels op orde is. Bovendien hebben de diensten sinds de vorige onderzoeken forse stappen gezet in de kwaliteit van het identificatieproces, dat wordt uitgevoerd door medewerkers met de benodigde expertise en kennis van de processtappen die ze moeten uitvoeren.
De betrokken organisaties werken continu aan het verder verbeteren van de samenwerking in deze keten. Dit is een doorlopend proces in het licht van steeds veranderende modus operandi. De inzet van alle betrokkenen is erop gericht misbruik van de asielprocedure door terroristen en andere criminelen te voorkomen. Om alert te blijven op de kwaliteit van dit proces en steeds mogelijkheden tot verbetering te blijven benutten hebben wij de Inspectie ook gevraagd onderzoek te doen naar de opvolging van de onderkende signalen uit de gehele vreemdelingenketen door de betrokken diensten.
Waarom geeft u aan in de brief van 21 december 2016 dat uit het rapport van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) «Jihadisme en de vreemdelingenketen» zou blijken dat er geen problemen zijn, gelet op de vaststelling van het WODC dat er sinds 2014 vanwege de verhoogde instroom capaciteitsproblemen zijn?9 Waarom heeft u in de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie 2017 de keuze gemaakt minder capaciteit in te zetten bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)?
Het WODC concludeert in haar recente onderzoek «Jihadisme in de vreemdelingenketen» dat de afgelopen jaren gefaseerd verschillende maatregelen zijn getroffen en werkwijzen geïntroduceerd om jihadisme in de vreemdelingenketen te signaleren, die in onderlinge samenhang kunnen worden aangemerkt als één systematiek. Het WODC heeft geen indicaties gevonden dat zich bij de uitvoering hiervan grote problemen voordoen. Ten aanzien van de capaciteit concludeert het WODC in het zelfde rapport ook dat «De sterk afgenomen instroom van asielzoekers sinds begin 2016 maakt dat de knelpunten met betrekking tot een tekort aan capaciteit om primaire processen uit te voeren ondertussen grotendeels zijn opgelost.» Er wordt overigens al geruime tijd geïnvesteerd in de gehele vreemdelingenketen om eventuele signalen van bijvoorbeeld potentiële radicalisering, ronselen of jihadistische intenties te onderkennen.
Door de aanzienlijke afname van de asielinstroom in de loop van 2016 is daarnaast minder capaciteit nodig dan gedurende de pieken in voorgaande jaren. De in te zetten capaciteit bij de IND hangt onder meer samen met de te verwachten asielinstroom. In 2017 wordt een lagere asielinstroom verwacht.
Hoe beoordeelt u, in het licht van het Inspectierapport V&J afgelopen week over de gebreken in de registratie van asielzoekers de vaststelling in het WODC-rapport «Jihadisme en de vreemdelingenketen» dat «in de praktijk niet altijd gewerkt wordt volgens de bestaande meldstructuur en interne afspraken»?10 Deelt u de mening dat er wel degelijk problemen zijn, in tegenstelling tot hetgeen u beweert in uw brief van 21 december 2016?
In mijn brief van 21 december 2016 sluiten wij aan op de algemene conclusie van de Inspectie die constateert dat het proces thans zorgvuldig verloopt. Daarnaast constateert de Inspectie een aantal verbeterpunten, waar inmiddels een aantal maatregelen op worden genomen, zie hiervoor ook het antwoord op vraag 12.
Het WODC-rapport -dat een wetenschappelijk beeld presenteert van de signalering en informatie-uitwisseling van jihadisme, radicalisering en ronselpraktijken in de vreemdelingenketen- geeft aan geen indicaties te hebben gevonden dat zich bij de uitvoering grote problemen voordoen. Het WODC geeft ook aan dat vanwege de opzet van de studie het niet mogelijk is om harde uitspraken te doen over meldingen conform de bestaande structuur. Het WODC deed in dat kader de aanbeveling dat moet worden geïnventariseerd waar wederzijdse informatiebehoeften en mogelijkheden tot informatie-uitwisseling precies uit bestaan. De uitwisseling moet daarnaast doelmatig zijn en volgens privacywetgeving worden uitgevoerd. Deze aanbeveling hebben wij overgenomen in de beleidsreactie.
Het verbeteren van de informatie-uitwisseling, het onderkennen van signalen en het doorgeven daarvan, is een continu proces. Wij zullen samen met de betrokken diensten de werkwijzen blijven verbeteren.
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk en binnen de gebruikelijke termijn van drie weken beantwoorden, gelet op het debat dat de Kamer met u over dit Inspectierapport wil voeren na het aanstaande kerstreces?
Ja.