De doodstraf op importeren van de bijbel in Saudi-Arabië |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat Saoedi-Arabië een wet zou hebben aangenomen waaronder het importeren van onder meer de bijbel met de doodstraf kan worden bestraft?1 Hoe beoordeelt u dit bericht?
Heeft u kunnen verifiëren of dit bericht waar is en zo ja, wat de exacte strekking van deze wet is?
Heeft u hierover opheldering gevraagd aan de Saoedische ambassadeur in Nederland? Zo ja, hoe reageerde deze?
Wat kunnen de consequenties van deze wet zijn voor zowel christenen die naar dit land reizen als voor christenen die woonachtig zijn in Saoedi-Arabië?
Welke trend op het gebied van geloofsvrijheid valt te constateren in Saoedi-Arabië? Is hier sprake van een nog verdere insnoering?
Er is geen volledige geloofsvrijheid in Saoedi-Arabië. Beleving in privékring van andere religies dan de Islam wordt getolereerd. Actief uitdragen van andere religies is verboden. Van verdere insnoering van geloofsvrijheid is echter geen sprake.
Bent u bereid – zo veel mogelijk in internationaal verband – de Saoedische autoriteiten indringend aan te spreken op deze kwalijke wetgeving en de buitengewoon zorgelijke situatie rond geloofsvrijheid in dit land in het algemeen? Zo ja, hoe en wanneer kunt u dit doen?
Aangezien er geen sprake lijkt te zijn van nieuwe wetgeving zie ik geen aanleiding om Saoedi-Arabië hierop aan te spreken. Meer in het algemeen wordt zowel in EU-verband als in het kader van bilaterale contacten, zoals de bezoeken van de Mensenrechtenambassadeur, het thema geloofsvrijheid actief onder de aandacht gebracht van de Saoedische autoriteiten.
Welke consequenties zou de internationale gemeenschap moeten verbinden aan de contacten met Saoedi-Arabië indien dergelijke wetgeving overeind blijft?
Zie antwoord vraag 6.
Een gevaarlijke crimineel die vervroegd is vrijgelaten en ook nog zak geld heeft gekregen |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht: «Gevaarlijke killer kreeg zak geld»?1
Ja.
Klopt het dat de levensgevaarlijke moordenaar Mehmet Y., een Turkse illegaal, die eerder werd veroordeeld voor de zogenaamde snelkookpanmoord, onlangs vervroegd is vrijgelaten uit de gevangenis en bij zijn uitzetting ook nog een zak belastinggeld en een identiteitskaart heeft meegekregen?
Allereerst merk ik op dat ik bij uitzondering inga op een individuele casus om te voorkomen dat er een onjuist beeld ontstaat.
Conform artikel 40a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting is aan betrokkene strafonderbreking verleend. Strafonderbreking kan worden verleend aan een vreemdeling, die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, nadat – bij een vrijheidsstraf van drie jaar of meer – ten minste twee derde van de straf is ondergaan. Deze regeling is in de plaats gekomen van de mogelijkheid voor criminele vreemdelingen om in aanmerking te komen voor voorwaardelijke invrijheidstelling.
Strafonderbreking is een instrument dat in het kader van het terugkeerbeleid in voorkomende gevallen wordt aangewend om criminele, verwijderbare vreemdelingen te kunnen uitzetten. Hiermee wordt beoogd uitzetting van criminele illegale vreemdelingen eerder en effectiever te realiseren. In plaats van uitzetting na het uitzitten van de gehele straf, wordt de vreemdeling nu immers uitgezet met behoud van een fors strafrestant (als stok achter de deur ingeval de betrokkene contrair aan de voorwaarden weer naar Nederland komt). Strafonderbreking wordt slechts verleend op het moment dat de vreemdeling Nederland daadwerkelijk verlaat. Vanaf dat moment krijgt de vreemdeling een inreisverbod of ongewenstverklaring opgelegd en worden zij (inter)nationaal gesignaleerd. Indien de vreemdeling toch in Nederland wordt aangetroffen, wordt de tenuitvoerlegging van de resterende straf hervat.
Strafonderbreking wordt enkel verleend indien de belangen van slachtoffers, nabestaanden en samenleving zich daar niet tegen verzetten. Op basis van een zorgvuldige afweging is in de onderhavige zaak besloten dat uitzetting met het behoud van een fors strafrestant en een inreisverbod, prevaleerde boven de situatie waarin de betreffende vreemdeling na afloop van zijn straf zou worden uitgezet.
Er bestaan diverse NGO’s en een IGO die vreemdelingen (financiële) ondersteuning bieden bij terugkeer naar het land van herkomst. Betrokkene is bij zijn vertrek uit Nederland ondersteund door de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM). IOM biedt migranten met een ongewenstverklaring of inreisverbod bij vertrek uit Nederland ondersteuning in de vorm van goederen en diensten tot een maximumbedrag van € 1.500,–. Dit betreft ondersteuning in naturaen niet in contanten. Ik wil benadrukken dat IOM in haar taakuitvoering onafhankelijk is. De wijze waarop feitelijke invulling wordt gegeven aan ondersteuning aan vreemdelingen, is derhalve een zaak die mij niet aangaat en waarover ik normaliter niet word geïnformeerd. Een nieuw reis- en/of identiteitsdocument is afgegeven door de autoriteiten van het land van herkomst.
Waarom krijgt een illegale Turkse notoire vrouwenhandelaar, afperser en drugssmokkelaar, die tevens veroordeeld is voor een gruwelijke moord, verdachte is van de moord op zijn ex-vrouw, die de kroongetuige in zijn strafzaak meermalen heeft bezworen haar na vrijlating te zullen vermoorden en die politie en justitiemedewerkers dreigt met wraakacties, een derde korting op zijn celstraf?
Zie antwoord vraag 2.
Denkt u nu echt dat deze gevaarlijke illegaal zich laat tegenhouden door een voorwaarde dat hij niet meer naar Nederland mag komen? Waarom heeft hij niet gewoon zijn volledige straf uitgezeten en is hij daarna het land uitgezet?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom heeft u deze zware crimineel een zak belastinggeld meegegeven? Hoeveel geld heeft hij gekregen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het vervroegd vrijlaten van deze crimineel en het meegeven van een zak belastinggeld een klap is in het gezicht van zijn slachtoffers, hun nabestaanden en de samenleving? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat een Nederlandse politieliaison in Turkije is ingeschakeld om de situatie rond deze Turkse illegaal in de gaten te houden? Welke maatregelen gaat u nog meer nemen om ervoor te zorgen dat deze gevaarlijke crimineel nooit meer een voet op Nederlandse bodem zet? Welke maatregelen gaat u nemen om de veiligheid van de in vraag 3 genoemde personen te garanderen?
Ja, de Nederlandse politieliaison heeft de Turkse autoriteiten op de hoogte gesteld van de terugkeer van betrokkene. In het belang van de veiligheid van de in vraag 3 genoemde personen, kan ik geen mededelingen doen over eventueel getroffen maatregelen.
Deelt u de mening dat het eens afgelopen moet zijn met deze automatische invrijheidsstelling en bent u bereid de wet hiertoe aan te passen en de Initiatiefnota van het lid Helder over wijziging van de voorwaardelijke invrijheidstelling in het Wetboek van Strafrecht (Kamerstukken 33 938) te steunen en uit te voeren? Zo nee, waarom niet?
In de onderhavige zaak is geen sprake geweest van voorwaardelijke invrijheidstelling, maar van strafonderbreking conform artikel 40a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting.
Bij brief van 21 november 2014 heb ik het voorstel voor een nieuw stelsel voor detentiefasering, waarvan de voorwaardelijke invrijheidstelling als sluitstuk integraal onderdeel uitmaakt, nader toegelicht. In deze nieuwe vorm van detentiefasering is geen sprake meer van vrijblijvendheid: interne en externe vrijheden moeten worden verdiend op basis van goed gedrag. Ik zie thans geen aanleiding om te kiezen voor een andere vormgeving van de voorwaardelijke invrijheidsstelling.
Afbetalingsregelingen door het CJIB naar aanleiding van een uitzending van “De rijdende rechter” |
|
Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Rijdende rechter gaat los op CJIB» en het daarin vertoonde fragment uit de tv-uitzending van De Rijdende Rechter?1
Ja.
Wat is uw opvatting over het in bovengenoemd bericht opgenomen citaat: «Het CJIB maakt de levens kapot van normale, de wet respecterende burgers. Zij werken, ze doen hun best, maken dan even een foutje en voila: hun hele leven ligt overhoop»? Herkent u deze rol van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB)? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Het CJIB is onder andere verantwoordelijk voor de inning van financiële sancties. Het CJIB voert deze taak uit conform de huidige wet- en regelgeving. Hierbij hoort ook het van rechtswege verhogen van de sanctie indien de burger niet binnen de daarvoor geldende termijn een boete heeft betaald. Zoals de Minister en ik eerder in onze brief van 1 juli 2014 (2013–2014, 29 279, nr. 202) hebben aangegeven, is het uitgangspunt dat alle boetes moeten worden betaald. De inning moet echter ook maatschappelijk verantwoord plaatsvinden met, waar nodig en mogelijk, oog voor de financiële situatie van betrokkene. Ik heb geconstateerd dat de bestaande4 mogelijkheden om een regeling voor een beschikking te treffen te beperkt is in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Om die reden hebben de Minister en ik onderzoek gedaan naar de vraag of en zo ja, hoe een (meer generieke) vorm van termijnbetaling kan bijdragen aan het zoveel mogelijk voorkomen van betalingsproblemen als gevolg van (een opeenstapeling van) boetes. Zoals ik in mijn brief van 20 november jl. heb gemeld, laat het onderzoek zien dat burgers behoefte hebben om Wahv-beschikkingen in termijnen te betalen. Dit geldt vooral voor Wahv-beschikkingen van 225 euro of hoger. Om die reden wordt het mogelijk gemaakt om Wahv-beschikkingen van 225 euro en hoger in termijnen te betalen. De hoogte van dit bedrag is gelijk aan het bedrag dat in het Wetboek van Strafrecht wordt gehanteerd voor het toestaan van termijnbetalingen.
Ik deel uw mening dat het wenselijk is deze maatregel zo spoedig mogelijk te implementeren. Een daartoe strekkende grondslag voor deze maatregel wordt opgenomen in het wetsvoorstel herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen dat op dit moment aanhangig is bij uw Kamer. Ik streef naar implementatie in 2015. Het moment van invoering van de maatregel is echter afhankelijk van de totstandkoming van dit wetsvoorstel en van de benodigde aanpassingen in de uitvoeringspraktijk.
Naar verwachting zal deze generieke mogelijkheid voor gespreide betaling van de hogere verkeersboetes een bijdrage leveren aan het voorkomen van betalingsproblemen. Tot het zover is, is er voor een beperkte groep personen die hun boete wel wil, maar niet in een keer kan betalen en bij wie de inzet van dwangmiddelen (zoals gijzeling) zou leiden tot evident onredelijke situaties, bij het CJIB een voorziening getroffen. Deze voorziening is reeds aangekondigd in de eerdergenoemde brief van 1 juli 2014. Zie ook het antwoord op vraag 4.
In de brief van 1 juli 2014 zijn ook andere maatregelen aangekondigd die bijdragen aan snelle, zekere en maatschappelijk verantwoorde inning. Een voorbeeld is om de dossiers vordering gijzeling te voorzien van een betere motivering. In het tweede kwartaal van 2015 zal ik de Tweede Kamer nader informeren over de ontwikkelingen ter uitvoering van deze brief.
Acht u het mogelijk dat in voorkomende gevallen de wijze waarop niet tijdig betaalde boetes worden verhoogd en de wijze waarop het CJIB die boetes moet innen, kan bijdragen aan het in financiële problemen brengen van burgers die wel willen maar niet tijdig kunnen betalen? Zo ja, deelt u dan de mening dat voorzien moet worden in betere betalingsregelingen met het CJIB en dat dit ook zo spoedig mogelijk moet gebeuren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is de stand van zaken van de pilot Schrijnende gevallen bij het CJIB? Hoeveel mensen kunnen daar nu al gebruik van maken?2 Welke criteria worden door het CJIB gehanteerd om personen met een (ernstige) schuldenproblematiek tegemoet te komen?
Uit de pilot Schrijnende gevallen kwam de noodzaak naar voren een voorziening te treffen om op beperkte schaal termijnbetalingen mogelijk te maken. Dit om evident onredelijke situaties zoveel mogelijk te voorkomen. Inmiddels is binnen het CJIB een voorziening ingericht, waarmee wordt geborgd dat maatwerk kan worden toegepast in zaken waarin sprake is van (ernstige) schuldenproblematiek met evident onredelijke situaties tot gevolg. Het doel is om snel en effectief een passende oplossing te vinden middels een persoonsgerichte aanpak, die kan bestaan uit een regeling voor gespreide betaling.
Het CJIB oordeelt aan de hand van een aantal indicaties – in samenhang met het totaalbeeld – of sprake is van een evident onredelijke situatie. In beginsel geven de volgende, cumulatief geldende, persoonsgebonden omstandigheden daarvoor een indicatie:
Daarnaast geldt een aantal voorwaarden om een succesvolle afronding van de afspraken te bevorderen:
Bovenstaande staat vermeld op de website van het CJIB.
Op dit moment wordt aan de hand van de binnengekomen verzoeken onderzocht hoeveel mensen aan de criteria en voorwaarden voldoen.
Wat is de stand van zaken van het door u gestarte onderzoek naar de vraag of en zo ja hoe een (meer generieke) vorm van termijnbetaling kan bijdragen aan het zoveel mogelijk voorkomen van betalingsproblemen als gevolg van (een opeenstapeling van) boetes?3 Wat zijn de conclusies uit dit onderzoek? Hoe en op welke termijn gaat u ervoor zorgen dat het betalingsbeleid van het CJIB wordt aangepast?
Zie antwoord vraag 2.
Moet uit de bijlage bij de brief over de agenda voortgang maatregelen schuldenbeleid worden opgemaakt dat het pas uiterlijk in 2016 mogelijk wordt om verkeersboetes van 225 euro en hoger gespreid te betalen? Zo ja, waarom duurt dat nog zo lang? Zo nee, hoe moet dat dan wel gelezen worden?4
Zie antwoord vraag 2.
De uitspraken van een tweetal VN-rapporteurs over het ontbreken van een bed-bad-brood voorziening voor uitgeprocedeerde vreemdelingen in Nederland |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «VN uit kritiek op Nederlands asielbeleid» en in het bijzonder van de uitspraken van de speciale VN-rapporteurs Philip Alston & Leilani Farha?1
Ja.
Wat is uw reactie op de uitspraken van de speciale rapporteurs die stellen dat Nederland moet voldoen aan de volkenrechtelijke verplichting te voorzien in een bed-bad-brood voorziening voor uitgeprocedeerde vreemdelingen?
Ik verwijs u hiervoor naar de brief die ik op 18 december jl. aan uw Kamer heb gestuurd (Kamerstuk 19 637, nr. 1940).
Aan welke volkenrechtelijke verplichtingen voldoet Nederland op dit moment niet door niet te voorzien in een bed-bad-brood voorziening voor uitgeprocedeerde vreemdelingen?
Kunt u uitsluiten dat uitgeprocedeerde vreemdelingen, bij gebrek aan basale voorzieningen, gezondheidsschade oplopen doordat zij gedwongen op straat moeten leven?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u eveneens naar mijn brief die ik op 18 december jl. aan uw Kamer heb gestuurd Kamerstuk 19 637, nr. 1940).
Bent u bereid de internationale reputatieschade van Nederland enigszins te beperken door het goede voorbeeld van tenminste 50 gemeenten te volgen die wel bereid zijn te voorzien in een bed-bad-brood voorziening?
Dat is helaas niet mogelijk gebleken.
Bent u bereid deze vragen nog deze week te beantwoorden?
Criminele netwerken en hennepteelt in Zuid Nederland |
|
Nine Kooiman |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD) |
|
Hoeveel gemeenten zijn sinds 1 januari 2012 gestopt met het bestuurlijk ruimen van hennepplantages en het verhalen van de gemaakte kosten op de dader? Welke gemeenten betreft dit? Kunt u per gemeente die de bestuurlijke ruimingen hanteert of heeft gehanteerd aangeven wat het verhalingspercentage is of was? Wat vindt u ervan dat deze verhaling nu niet meer plaatsvindt?
Het lokale bestuur bepaalt welk beleid wordt gevoerd ten aanzien van de bestuurlijke aanpak van illegale hennepteelt en de lokale veiligheid, en welke afspraken daarover gemaakt worden binnen de driehoek. Het lokaal bestuur heeft de afgelopen jaren krachtige inspanningen geleverd ten aanzien van de (integrale) aanpak van georganiseerde hennepteelt. Ik verwijs hiervoor naar mijn brief aan uw Kamer van 16 juli 2014 over de resultaten van de aanpak van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit en het jaarverslag RIEC-LIEC 2013.1 Het is mij niet bekend of, en zo ja hoeveel gemeenten om welke reden sinds 2012 zouden zijn gestopt met het bestuurlijk ruimen van hennepplantages en het verhalen van gemaakte kosten op de dader. Ook is mij niet bekend in hoeverre gemeenten, die de kosten van het toepassen van bestuursdwang doorberekenen aan de overtreder, deze feitelijk verhalen.
Is het waar dat dit verband houdt met het gegeven dat ruimingen landelijk zijn aanbesteed door de dienst Domeinen Roerende Zaken (DRZ) waardoor er geen financiële prikkel is voor gemeenten omdat de hennepruimingen toch al worden betaald door de nationale politie en het Openbaar Ministerie (OM)? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Wat zijn de jaarlijkse kosten van het ontruimen en vernietigen van hennepkwekerijen door DRZ? Op welke manier worden deze hennepruimingen bekostigd door de nationale politie en het OM?
De totale kosten voor strafrechtelijke ruimingen van hennepkwekerijen door DRZ zijn geschat op € 6,2 miljoen in 2011 oplopend naar € 7,1 miljoen in 2014. Deze stijging wordt veroorzaakt door een jaarlijkse indexatie van de kostprijs per ruiming. De politie en het Openbaar Ministerie (OM) betalen ieder een deel (50%) van de kosten.
Doet DRZ pogingen om de gemaakte kosten te verhalen op de dader? Zo ja, op welke wijze en wat is het verhaalpercentage? Zo nee, waarom niet?
Nee. DRZ voert in opdracht van het OM en de politie de landelijke logistieke coördinatie uit van de ontmanteling van hennepkwekerijen. Als opdrachtnemer heeft DRZ geen verhaalsrecht op een dader. In het kader van de hiervoor genoemde integrale aanpak wordt een breed scala aan sancties en maatregelen opgelegd, waarvan het verhalen van de kosten op de dader door de daartoe bevoegde instanties deel uitmaakt.
Bent u bereid te kijken hoe het voor zowel de nationale politie, het OM en de gemeenten weer financieel aantrekkelijk kan worden gemaakt om zelf bestuurlijk te ruimen en de gemaakte kosten te verhalen zodat gemeenten die dit middel succesvol toepasten deze aanpak kunnen voortzetten? Bent u bereid om te onderzoeken of er een verrekening kan plaatsvinden bij succesvol verhalen en een afdekking van de niet-verhaalbare of oninbare kosten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is aan het lokaal bestuur om te bepalen in hoeverre het bestuursrechtelijk handhavingsinstrumentarium, waar de inzet van spoedeisende bestuursdwang deel van uitmaakt, wordt ingezet in de strijd tegen hennepteelt en hoe het lokale bestuur dat financiert. Dat een gemeente bij inzet van het bestuurlijk instrumentarium niet alle gemaakte kosten kan verhalen op de overtreder, maakt dat niet anders. Ik zie dan ook geen aanleiding voor onderzoek naar het afdekken of verrekenen van kosten die gemeenten maken door het inzetten van het bestuurlijk instrumentarium.
Deelt u de mening dat een hennepplantage in een woonhuis in de meeste gevallen een gevaar voor de omwonenden oplevert en een bedreiging is voor de leefbaarheid? Kunt u uw antwoord toelichten? Deelt u voorts de mening dat dit de mogelijkheid rechtvaardigt om bij de eerste overtreding een bestuurlijke boete in het kader van de Woningwet op te leggen in plaats van bij een herhaalde overtreding? Zo ja, op welke termijn past u dit aan? Zo nee, waarom niet?
Hennepplantages in woonhuizen kunnen een gevaar opleveren voor de bewoners en omwonenden, bijvoorbeeld door elektrische installaties die niet voldoen aan de regels.
De Woningwet, zoals gewijzigd per 1 januari 2015, biedt, in combinatie met reeds bestaand instrumentarium zoals bestuursdwang, of in de ernstigste gevallen economisch strafrecht, voldoende mogelijkheden om op te treden. Het opleggen van een bestuurlijke boete bij een eerste overtreding is niet opportuun omdat het handhavingsinstrumentarium van de Woningwet in eerste instantie gericht is op herstel van de bouwkundige staat van bouwwerken en een veilig gebruik van bouwwerken. Gezien het doel van de Woningwet en de mogelijkheden die andere wetten bieden, zie ik geen aanleiding om de Woningwet, die dus recent is aangepast, nogmaals aan te passen.
Kunt u aangeven waarom u blijft inzetten op het in stand houden van de illegale hennepteelt en waarom u niet kiest voor het reguleren van deze teelt waarbij er ook toezicht gehouden kan worden op de veiligheid?
Zoals reeds eerder aangegeven erken ik het probleem van de georganiseerde hennepcriminaliteit. Regulering lost het probleem van de criminaliteit en de overlast echter niet op, onder meer omdat een zeer groot deel van de teelt voor de export is bedoeld. Regulering zal leiden tot hogere handhavingskosten en het zal een aanzuigende werking op criminelen hebben als Nederland het enige land in Europa is dat reguleert. Bovendien is regulering van hennepteelt voor dit doel naar internationaal recht niet toegestaan.
Kunt u aangeven welke werkzaamheden de in totaal 75 medewerkers van de drie politie-eenheden in Zuid-Nederland verrichtten voordat zij werden ingezet voor de intensivering van de aanpak van de ondermijnende en georganiseerde criminaliteit?1
Deze medewerkers die thans worden ingezet op de aanpak van de ondermijnende criminaliteit zijn geworven uit uiteenlopende disciplines, zoals tactische recherche, financiële recherche, analyse etc. Een deel van deze medewerkers hield zich al bezig met onderzoeken naar zware en georganiseerde criminaliteit, zij het soms op andere aandachtsgebieden.
Kunt u aangeven welke werkzaamheden de in totaal 50 medewerkers van de Landelijke Eenheid van de nationale politie verrichtten voordat zij werden ingezet voor de intensivering van de aanpak van de ondermijnende en georganiseerde criminaliteit in Zuid-Nederland?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u zich voorstellen dat de intensivering van de aanpak van de ondermijnende en georganiseerde criminaliteit door deze zogenaamde ondermijningsteams bij de politie in Zuid-Nederland wordt ervaren als een sigaar uit eigen doos aangezien deze mensen enkel een nieuwe taak krijgen, maar ander werk blijft liggen?
Het bevoegd gezag in Zuid-Nederland heeft aanleiding gezien om, na overleg met de voorzitter van het College van procureurs-generaal en de Korpschef van de Nationale Politie, binnen de bestaande sterkte meer politiecapaciteit in te gaan zetten op de aanpak van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit. Het is altijd helder geweest dat deze intensivering van de aanpak van ondermijning in Zuid-Nederland binnen de huidige sterkte van de Nationale Politie plaatsvindt.
Waarom heeft u ervoor gekozen de ondermijningsteams hoofdzakelijk in te zetten op «korte klappen»? Komt daarmee het doorrechercheren op de achterliggende criminele netwerken niet in het geding?
De weloverwogen herverdeling van capaciteit heeft geen gevolgen voor het doorrechercheren op criminelen die in samenwerkingsverbanden strafbare feiten plegen. De zogenaamde «korte klap»-interventies vanuit de ondermijningsteams zijn een aanvulling op de bestaande interventies zoals lang lopende onderzoeken. Het effect van alle interventies zal hiermee worden vergroot. De kortdurende strafrechtelijke interventies vanuit de intensivering zullen worden gericht op criminelen die in samenwerkingsverbanden strafbare feiten plegen.
Herkent u het beeld dat doorrechercheren na de ontmanteling van een hennepkwekerij in Zuid-Nederland veelal achterwege blijft of lang op zich laat wachten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Per situatie wordt de strategie bij de aanpak van hennepkwekerijen bepaald. Afhankelijk van de omstandigheden wordt soms alleen ingezet op ontmanteling en ruiming van een hennepkwekerij en in andere gevallen wordt een onderzoek ingesteld naar de achterliggende criminele organisatie. Het uitgangspunt is dat de samenwerkende organisaties bij de aanpak van o.a. hennep vooraf die strategie in gezamenlijkheid bepalen. Op die manier wordt de meest effectieve interventie(s) ingezet. Die interventies kunnen bestaan uit bestuurlijke maatregelen (zoals het bestuurlijk ruimen van de kwekerij of het sluiten van het pand op basis van artikel 13b van de Opiumwet), fiscale maatregelen (zoals het opleggen van een aanslag en/of boete) en strafrechtelijke maatregelen (zoals ontmanteling en instellen strafrechtelijk onderzoek).
Kunt u per eenheid in Zuid-Nederland aangeven hoe vaak doorrechercheren achterwege blijft? Hoeveel dossiers die zijn opgemaakt na het ontruimen van hennepkwekerijen liggen bij de politie-eenheden Zeeland-West-Brabant, Oost-Brabant en Limburg te wachten op verder onderzoek? Kunt u dit ook aangeven voor de eenheid Noord-Nederland?
De politie heeft mij meegedeeld op landelijk niveau niet over deze informatie te beschikken.
Kunt u voor de politie-eenheden Zeeland-West-Brabant, Oost-Brabant en Limburg per eenheid aangeven hoe lang het na een ontmanteling van een hennepkwekerij duurt voordat er wordt doorgerechercheerd op de achterliggende criminele netwerken? Kunt u dit ook aangeven voor de eenheid Noord-Nederland? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 13.
Herkent u het beeld dat het ook in Noord-Nederland schort aan voldoende recherchecapaciteit waardoor de organisatie achter de hennepteelt ongemoeid wordt gelaten?2
De politie heeft mij meegedeeld zich niet in deze beelden te herkennen. Ook in Noord-Nederland is de aanpak van de hennepteelt geprioriteerd en in 2014 geïntensiveerd. Per casus wordt afhankelijk van de omstandigheden bepaald of er verder onderzoek wordt ingesteld naar het achterliggende criminele netwerk. Sinds mei 2014 is een maatwerkteam hennep operationeel. Dit team verricht onderzoeken met de focus op het ontmantelen van de criminele organisatie achter de hennepteelt en het afpakken van crimineel vermogen. In 2014 heeft dit team 1,8 miljoen Euro aan crimineel vermogen in beslag genomen. Onderzoeken die vanuit de eenheid Noord-Nederland worden doorgestuurd naar de landelijke unit worden niet teruggestuurd uit capaciteitsoverwegingen.
Hoe reageert u op de uitspraak van een rechercheur van de eenheid Noord-Nederland dat we gewoon onvoldoende weten wat er echt speelt aan criminaliteit?3
Kenmerk van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit is dat zij veelal ondergronds opereert. Desondanks hebben de opsporingsdiensten, het OM en de partners in de geïntegreerde aanpak van ondermijning wel degelijk een beeld van wat zich afspeelt. Dit blijkt uit verschillende rapportages zoals het Nationaal Dreigingsbeeld en de bestuurlijke criminaliteitsbeeldanalyses. Door informatiedeling wordt dit zicht steeds beter en breder: meer partners leveren puzzelstukjes om het informatiebeeld compleet te maken. Hierdoor komt de georganiseerde criminaliteit steeds beter in het vizier, zowel voor wat betreft de aard als de omvang.
Hoe reageert u op uitspraak van een rechercheur van de eenheid Noord-Nederland dat de moed hem in de schoenen zakt omdat onderzoek naar criminele netwerken achterwege blijft?4 Is het waar dat onderzoeken die worden doorgestuurd naar de landelijke unit worden teruggestuurd met de mededeling dat er geen capaciteit voor beschikbaar is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 15.
Herkent u het beeld dat er weinig zicht is op de achterliggende structuur van besloten vennootschappen en geldstromen? Is het waar dat dit een gevolg is van een tekort aan financieel rechercheurs? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik heb uw Kamer eerder bericht (Kamerstuk 32 608, nr. 4) over het belang van toezichthoudende en handhavende instanties om sneller te kunnen achterhalen wie zich schuilhoudt achter een besloten vennootschap of een constructie met meer rechtspersonen. Dit kost namelijk met de op dit moment beschikbare bronnen en ontsluitingsmogelijkheden daarvan veel tijd en legt een aanzienlijk beslag op schaarse capaciteit. Om deze redenen heeft het kabinet besloten tot de instelling van een centraal aandeelhoudersregister dat betrekking heeft op aandelen op naam in besloten of niet-beursgenoteerde naamloze vennootschappen. Dit register biedt de mogelijkheid eenvoudig vast te stellen wie de aandeelhouders van een BV zijn en welke aandelen (in welke rechtspersonen) bepaalde personen hebben. Het aandeelhoudersregister is ook van belang voor het beter kunnen rechercheren op geldstromen. Immers, zonder inzicht in de vennootschapsconstructies en de betrokken natuurlijke personen is het lastig om te rechercheren op de mogelijk verdachte geldstromen.
Herkent u het beeld dat criminele netwerken zich hierdoor vrijelijk kunnen begeven in de vastgoedhandel, horeca en andere bovengrondse activiteiten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik herken het beeld dat criminelen vrij spel zouden hebben in bovengrondse activiteiten niet. OM, politie en partners liggen goed op koers bij het verdubbelen van het aantal criminele samenwerkingsverbanden dat moet worden aangepakt. In de Veiligheidsagenda 2015–2018 heb ik met OM, regioburgemeesters en politie afgesproken dat in 2015 verder wordt geïnvesteerd in de (geïntegreerde) aanpak van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit. Er wordt gericht ingezet op effectievere interventies door sleutelfiguren en facilitators aan te pakken. Criminele bedrijfsprocessen worden verstoord en er worden meer barrières opgeworpen ter voorkoming van ondermijning. Het afpakken van crimineel vermogen blijft uiteraard een belangrijk onderdeel van deze aanpak. Wel is het zo dat er de komende jaren nog werk verzet moet worden. Het gaat hier om een hardnekkig probleem waarvoor geen gemakkelijke oplossingen voorhanden zijn. Het gaat om doorzetten en om vasthoudend optreden als één overheid.
Kunt u voor de politie-eenheden Zeeland-West-Brabant, Oost-Brabant en Limburg per eenheid aangeven hoeveel fte aan financieel rechercheurs beschikbaar is? Kunt u dit ook aangeven voor de eenheid Noord-Nederland?
Voor de eenheid Zeeland-West-Brabant gaat het om 49 fte, voor Oost-Brabant om 28 fte, voor Limburg om 20 fte en voor Noord-Nederland om 49 fte.
Is het waar dat de dossiers zich na de ontmanteling van hennepkwekerijen opstapelen en dat het soms bijna twee jaar duurt voordat deze besproken worden in het Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC)? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het verleden is er initieel sprake geweest van langere doorlooptijden dan gewenst. Inmiddels zijn de werkprocessen zodanig verbeterd dat juist snel wordt gehandeld bij signalen van georganiseerde hennepteelt. Een van onderdelen van die verbetering is de oprichting van het Interventieplein Ondermijning (IPO).
Deelt u de vrees dat boven- en onderwereld zich mengen wanneer alleen «het laaghangend fruit» wordt aangepakt maar de achterliggende criminele netwerken in stand blijven? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik bestrijd dat bij de aanpak van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit alleen het laaghangend fruit wordt aangepakt. Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 19.
Heeft u kennisgenomen van de massale arrestatie van Turkse journalisten het afgelopen weekend?
Ja.
Deelt u de mening van Hoge vertegenwoordiger Mogherini en Europees Commissaris Hahn dat «de politie-invallen en arrestatie van journalisten en vertegenwoordigers van de media vandaag in Turkije incompatibel zijn met mediavrijheid, een kernprincipe van democratie» (statement 14/2640 van de EU Commissie van 14 december)?
Ja.
Herinnert u zich de afspraken «more for more» en «less for less» in het kader van de zogenaamde «pre-toetredingsgelden», waarbij er ook expliciet sancties zouden zijn voor landen die willen toetreden tot de Europese Unie wanneer zij zich afwenden van de Europese waarden?
Zoals aangegeven in de brief aan uw Kamer over de instrumenten van het extern beleid (Kamerstuk 21 501-20, nr. 837) is het pre-toetredingsinstrument (IPA) voor de periode 2014–2020 aangepast in de zin dat er een duidelijkere koppeling is gemaakt tussen hervormingen en steun; waarbij middelen meer worden ingezet ter ondersteuning van belangrijke maar weerbarstige hervormingen waaronder op het terrein van de rechtsstaat. Nederland heeft hier tijdens de onderhandelingen over de IPA-verordening ook voor geijverd. In het geval van Turkije heeft deze nieuwe benadering geleid tot een groter aandeel van middelen op het gebied van de rechtsstaat (toename van 19 procent). Dit betreft nieuwe programma's die in de loop van volgend jaar gaan lopen.
De IPA-verordening voorziet eveneens in een performance reward voor de (potentieel) kandidaat-lidstaten. Deze biedt de mogelijkheid landen die goed hervormen te «belonen» in de vorm van meer steun (more for more) en landen die achterblijven te korten (less for less). De Commissie werkt deze performance reward nog nader uit en voorziet een overall weging bij de mid-term review van IPA in 2017. Overigens zijn tussentijdse kortingen ook mogelijk, zoals in het geval van Bosnie-Herzegovina dat in 2013 50 procent gekort werd op IPA-steun. Deze 50 procent korting werd onlangs voor de periode 2014–2017 gehandhaafd. Voor een korting van IPA-middelen voor Turkije bestaat geen steun. Beslissingen hierover geschieden met QMV.
Deelt u de mening dat Turkije totaal de verkeerde kant opgaat en dat het tijd is om de toetredingssteun (IPA-II gelden) van de Europese Unie aan Turkije te bevriezen en/of te korten?
Recente ontwikkelingen in Turkije baren zorgen. Arrestaties van journalisten en invallen bij media druisen rechtstreeks in tegen de democratische beginselen van de Unie en zijn onverenigbaar met mediavrijheid. Nederland verwacht van Turkije als kandidaat-lidstaat dat het zich committeert aan Europese waarden. Wat het afgelopen weekend is gebeurd, is duidelijk in strijd daarmee.
De conclusies van de Raad Algemene Zaken over het uitbreidingsproces bevatten op voorstel van Nederland een duidelijke veroordeling van de recente politie-invallen en arrestaties van journalisten en mediavertegenwoordigers. Nederland heeft tijdens de Raad eveneens gewezen op de prestatiebeloning die in de nieuwe IPA-verordering verankerd zit en ervoor gepleit dat de huidige ontwikkelingen consequenties zouden moeten hebben voor de financiële steun aan Turkije. De Commissie steunde de Nederlandse oproep om kritisch te blijven kijken naar hoe we IPA-geld uitgeven en hierin de belangen van de Unie scherp in het oog te houden. Hoewel er geen steun was onder andere lidstaten om verdergaande stappen ten aanzien van IPA te zetten, bevatten de conclusies in de algemene IPA-paragraaf op Nederlands aandringen wel een verwijzing naar de relatie tussen voortgang in de implementatie van de pre-accessie strategie en financiële assistentie vanuit het pre-toetredingsinstrument. Het is aan de Commissie terzake voorstellen te doen. Nederland heeft daarbij zijn positie duidelijk gemarkeerd. Voor verdere informatie wordt uw Kamer verwezen naar het verslag van de RAZ van 16 december 2014 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1446).
Bent u bereid dit voorstel op tafel te leggen bij de Raad Algemene Zaken op dinsdagochtend 16 december?
Zie het antwoord op vraag 4.
Wilt u uitgebreid verslag doen van de discussie over Turkije in de Raad Algemene Zaken en deze vragen beantwoorden voor dinsdagavond 16 december, zodat zij deel kunnen uitmaken van het debat over de Europese Raad in de Tweede Kamer op woensdag 17 december?
Ja.
Het bericht dat de aanpak van zware misdaad in Noord-Nederland hapert |
|
Gert-Jan Segers (CU) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten «Aanpak zware misdaad in Noord-Nederland hapert»1 en «Wie pakt de grote boeven?»?2 Deelt u de mening dat dit zeer zorgelijke berichten zijn?
Ik heb kennisgenomen van de berichten. Voor mijn reactie hierop verwijs ik naar het antwoord op de hierna volgende vragen.
Deelt u de conclusie dat in de praktijk maar weinig terechtkomt van de doelstelling om bij de rechtbanken meer ruimte vrij te maken voor zwaardere onderzoeken? Kunt u uw reactie onderbouwen en ingaan op de oorzaak hiervan?
Er is geen expliciete doelstelling om bij de rechtbanken meer ruimte vrij te maken voor zwaardere onderzoeken. Wel nemen het Openbaar Ministerie en de Rechtspraak maatregelen om flexibel te kunnen inspelen op onverwachte fluctuaties in vraag en aanbod van ter zitting te behandelen zaken. Daarbij wordt onder meer gedacht aan het in voorkomende gevallen kunnen behandelen van strafzaken in een ander dan het eigen arrondissement en aan het opnemen van een flexibele capaciteit in het zittingsrooster. Door middel van voortgangsrapportages over het programma Versterking Prestaties Strafrechtketen houd ik uw Kamer op de hoogte van de voortgang hierbij.
Kunt u aangeven of het klopt dat er in Noord-Nederland een achterstand in rechercheonderzoeken is en dat het noorden hiermee achterblijft ten opzichte van de rest van Nederland? Kunt u vergelijkende cijfers geven over het aantal lopende, afgeronde en niet opgepakte rechercheonderzoeken voor Noord-Nederland en de rest van Nederland?
In Noord-Nederland is geen sprake van een achterstand in het aantal recherche-onderzoeken. Het gezag in Noord-Nederland heeft wel geconstateerd dat er de laatste tijd een daling zichtbaar is in de aanlevering van het aantal zaken aan de meervoudige kamer (waar de zware en ingewikkelde zaken worden behandeld). Naar het zich nu laat aanzien komt dit door de focus op de sturing in doorlooptijden van zaken en niet op het doorrechercheren. Dat levert veelal enkelvoudige (één verdachte en één strafbaar feit) en dus eenvoudige zaken op die door de politierechter worden afgedaan. In 2014 heeft er dan ook een recordaantal afdoeningen via de politierechter plaatsgevonden.
Overigens is ook in Noord-Nederland de doelstelling voor 2014 over het aantal onderzoeken naar criminele samenwerkingsverbanden gerealiseerd. Het bevoegd gezag vindt het van belang om ook het aantal onderzoeken waarin wel wordt doorgerechercheerd verder te verhogen. Daarom is er op dit moment verscherpt aandacht voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit en worden maatregelen genomen om te komen tot verhoging van het aantal voorgeleidingen en zaken voor de meervoudige kamer. Daarbij wordt bezien of de opsporingsonderdelen die gericht zijn op de aanpak van georganiseerde criminaliteit versneld op de beoogde sterkte kunnen worden gebracht.
Als het inrichtingsplan gerealiseerd is zal de districtsrecherche in Noord-Nederland 295 fte bevatten en de Dienst Regionale Recherche 584 fte.
Wilt u toelichten welke oorzaken tot de achterstand in rechercheonderzoeken hebben geleid? In hoeverre is de achterstand te wijten aan ondercapaciteit bij de politie? Wat is uw reactie op de mededeling van betrokken politiemensen dat de achterstand ook veroorzaakt wordt door de komst van de nationale politie, de reorganisatie en het daarmee samenhangende feit dat de noordelijke eenheid sindsdien meer dan ooit druk is met zichzelf?
Zie antwoord vraag 3.
Welke maatregelen wilt u nemen om de achterstand in rechercheonderzoeken weg te werken? Klopt het dat het aantal rechercheurs uitgebreid zal worden tot 74 en kunt u aangeven binnen welk termijn deze uitbreiding tot stand zal komen? In hoeverre worden er elders in Nederland vergelijkbare klachten geuit met betrekking de reorganisatie en de druk die dat legt op de politie-organisatie?
Zie antwoord vraag 3.
De detentie van anti-slavernij activisten in Mauritanië |
|
Harry van Bommel , Eric Smaling |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Mauritania must end clamp down on anti-slavery activists»?1
Ja.
Kunt u aangeven wat nu de situatie is van de vorige maand door de autoriteiten in Mauritanië opgepakte anti-slavernij activisten? Worden zij goed behandeld? Krijgen zij een eerlijk proces?
De leider van de «Initiative pour la résurgence du mouvement abolitionniste Mauritanie», Biram Abeid, en een tiental andere activisten, zijn nog steeds in hechtenis. Ze zijn voorgeleid en wachten nu op hun proces. Hen wordt ondermeer ten laste gelegd: verstoring openbare orde en illegale manifestatie.
Biram Abeid wordt, gelet op de moeilijke omstandigheden in Mauritaanse gevangenissen, goed behandeld. Westerse diplomaten hebben ook telefonisch contact met hem. De EU, de VN en de VS dringen gezamenlijk aan op een eerlijk proces bij de Mauritaanse autoriteiten.
Deelt u de opvatting van Amnesty International dat Mauritanië een einde moet maken aan de intimidatie en repressie van anti-slavernij activisten en dat alle gewetensgevangenen onvoorwaardelijk moeten worden vrijgelaten? Indien neen, waarom niet?
De EU dringt, net als Nederland, bij de autoriteiten aan op het beëindigen van intimidatie en repressie.
Bent u bereid om contact op te nemen met de autoriteiten in Mauritanië om uw zorgen hierover te uiten?
De Europese Unie heeft zijn ernstige zorgen hierover uitgesproken bij de Premier van Mauritanië en blijft deze zaak zeer nauwlettend volgen.
Ook bilateraal is deze kwestie op verschillende niveaus aan de orde gesteld bij de Mauritaanse autoriteiten en dit zal worden voortgezet.
Het torture report |
|
Harry van Bommel |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de inhoud van het recent gepubliceerde rapport over de martelpraktijken van de CIA, het zogenaamde torture report?1
Ja, ik ben bekend met de samenvatting van het Senaatsrapport «Committee Study of the Central Intelligence Agency’s Detention and Interrogation Program» (hierna het Senaatsrapport), die door de Amerikaanse regering is vrijgegeven.
Deelt u de opvatting dat dit rapport bewijst dat de VS terreurverdachten hebben gemarteld? Indien neen, waarom niet?
De verhoormethoden zoals beschreven in het Senaatsrapport zijn in strijd met internationale mensenrechtenstandaarden, waaronder het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling en bestraffing.
Bent u het eens met onder meer de mensenrechtenorganisaties Amnesty International en Human Rights Watch dat er geen straffeloosheid voor marteling mag bestaan?2
Het besluit van president Obama aan het begin van zijn presidentschap om omstreden verhoormethoden uit te bannen en de openbaarmaking van het Senaatsrapport, zijn essentiële stappen om dit soort praktijken te voorkomen. De publicatie van het Senaatsrapport en de reactie hierop van de Amerikaanse regering getuigen van een cruciaal vermogen tot kritisch zelfonderzoek en zijn een belangrijke stap voor het waarborgen van onze gemeenschappelijke waarden in de toekomst. Het is aan Amerikaanse justitiële autoriteiten om te beslissen over vervolging. Ik ga ervan uit dat dit rapport daarbij wordt betrokken.
Bent u bereid bij uw Amerikaanse collega’s aandacht te vragen voor het tegengaan van deze straffeloosheid en erop aan te dringen dat er volledige openheid komt over de Amerikaanse betrokkenheid bij marteling?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven hoeveel terreurverdachten Nederland sinds de aanslagen op 11 september 2001 in New York aan de VS heeft uitgeleverd? Kan uitgesloten worden dat Nederland gevangenen heeft overgedragen die uiteindelijk zijn gemarteld? Indien ja, kunt u toelichten hoe dit uit te sluiten is?
Sinds 11 september 2001 is er één verdachte van terrorisme aan de VS uitgeleverd. Bij brief van 3 juli 2007 (Kamerstuk 29 754 nr. 102) heeft de Minister van Justitie aan uw Kamer toegezegd dat indien door de Verenigde Staten uitlevering wordt gevraagd in verband met terrorisme, Nederland zal vragen om toezeggingen en garanties dat de uitgeleverde persoon zal worden berecht als verdachte voor een reguliere rechtbank in de Verenigde Staten, en dat hij zal worden gedetineerd onder een regulier gevangenisregime. Het Senaatsrapport heeft geen betrekking op de Amerikaanse autoriteiten aan wie strafrechtelijke rechtshandhaving is opgedragen. Uitsluitend aan deze autoriteiten, en niet aan veiligheidsdiensten, vindt uitlevering plaats.
Deelt u de opvatting dat het torture report voor EU-lidstaten, waaronder het afgelopen zomer door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens veroordeelde Polen3, aanleiding zou moeten zijn om extra inspanningen te verrichten om de eigen betrokkenheid bij het martelprogramma te onderzoeken en, vooral, verantwoordelijken hiervoor ter verantwoording te roepen? Bent u bereid hierop aan te dringen tijdens de Raad Buitenlandse Zaken op 15 december aanstaande? Indien neen, waarom niet?
Het kabinet heeft altijd het belang benadrukt van volledige naleving van mensenrechtenstandaarden en, waar toepasselijk, humanitair oorlogsrecht in de strijd tegen internationaal terrorisme. Daarnaast heeft het kabinet zich uitgesproken tegen het overbrengen van op onrechtmatige wijze gedetineerde terrorismeverdachten door de CIA. In lijn daarmee heeft Nederland consistent gewezen op de verantwoordelijkheid van nationale autoriteiten, ook in Europa, om onderzoek te doen naar gevallen van vermeende betrokkenheid. In sommige EU-lidstaten zijn al onderzoeken verricht of zijn nog gaande. Het is nu ook aan betreffende EU-lidstaten zelf om na te gaan in hoeverre dit rapport aanleiding vormt voor aanvullende stappen. Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken op 15 december heeft Nederland gesteld dat de EU een positie zou moeten innemen met betrekking tot het Senaatsrapport, waarbij de EU en lidstaten in hun strijd tegen terrorisme ervoor moeten zorgen de hoogste mensenrechtenstandaarden in acht te houden. Voor zover het Europees Hof voor de Rechten van de Mens schendingen op dit terrein heeft geconstateerd of zal constateren, zal Nederland in het Comité van Ministers van de Raad van Europa toezien op naleving van de uitspraken.
Het bericht dat het supersnelrecht rond oud en nieuw faalt |
|
Michiel van Nispen , Magda Berndsen (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat het supersnelrecht rond oud en nieuw faalt?1
De stelling dat de inzet van supersnelrecht rond oud en nieuw faalt deel ik niet.
Doel van het supersnelrecht is daders van delicten als geweld en vernieling in de publieke ruimte snel lik-op stuk te geven. Daarmee gaat een stevig signaal uit naar daders en samenleving dat dergelijk grensoverschrijdend gedrag niet wordt getolereerd. Dat de rechter bij de strafoplegging niet automatisch de strafeis van het Openbaar Ministerie (OM) volgt en in sommige gevallen een lagere straf oplegt doet daar niet aan af.
Wat is de reden dat deze discussie ieder jaar opnieuw opduikt?
De hoeveelheid en aard van de incidenten die jaarlijks rondom de jaarwisseling plaatsvinden leiden ieder jaar weer tot terechte verontwaardiging en de wens om de daders van geweld en vernieling snel en effectief te straffen. De organisatie van supersnelrechtzittingen, waarbij verdachten van geweld en vernieling binnen drie dagen na de jaarwisseling voor de rechter verschijnen, is daarbij een voor de maatschappij zichtbaar een aansprekend instrument om daders lik-op-stuk- te geven. Er gaat een belangrijk signaal vanuit richting daders en samenleving dat criminaliteit en overlast ook tijdens Oud en Nieuw niet worden getolereerd.
Wat is er sinds de invoering van het supersnelrecht rond oud en nieuw veranderd of verbeterd? Indien er niets is veranderd, waarom niet?
De toepassing van supersnelrecht tijdens de jaarwisseling wordt sinds 2008–2009 landelijk gecoördineerd op basis van de zgn. «menukaart (super)snelrecht» van het College van procureurs-generaal. De menukaart biedt een duidelijk overzicht van de wijze waarop en de voorwaarden waaronder het OM – in afstemming met de politie en de gerechten – de voorziening voor (super)snelrecht wil vormgeven.
In het bijzonder geeft de menukaart aan welke situaties en doelgroepen in aanmerking komen voor de toepassing van (super)snelrecht en aan welke voorwaarden uit oogpunt van zorgvuldigheid moet zijn voldaan. De menukaart is uw Kamer door mijn ambtsvoorganger toegestuurd bij brief van 4 december 20082. In de afgelopen jaren is de menukaart op basis van de ervaringen op een aantal punten aangepast c.q. uitgebreid. Jaarlijks maken alle parketten en rechtbanken voorafgaand aan de jaarwisseling lokaal afspraken met betrekking tot de toepassing van snelrecht en supersnelrecht.
Wat is de reden dat de rechter lager straft dan wat het Openbaar Ministerie (OM) eist? Komt dat bijvoorbeeld doordat de eis te hoog is, omdat er onvoldoende tijd is bewijs te verzamelen of zijn er andere redenen?
De berechting van strafbare feiten is in onze democratische rechtsstaat opgedragen aan de onafhankelijke rechter. De strafrechter heeft tot taak om recht te doen in het individuele geval en (in geval het feit kan worden bewezen en aan de dader kan worden toegerekend) een straf op te leggen die passend en geboden is. De strafrechter houdt bij de straftoemeting rekening met het wettelijk strafmaximum, de ernst van het feit en omstandigheden waaronder het feit is begaan, de gevolgen voor het slachtoffer en de samenleving als geheel, de persoon van de dader, de eis van de officier van Justitie en met wat andere rechters in vergelijkbare gevallen plegen op te leggen. De strafrechter maakt daarbij zijn eigen afweging.
Overigens blijkt uit onderzoek van de Universiteit van Tilburg, dat in 2012 in opdracht van de Raad voor de rechtspraak is uitgevoerd en dat bij brief van 20 november 2012 aan uw Kamer is verzonden 3, dat bij zaken waarin sprake was van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak (zogeheten VPT-zaken) de rechter in grote mate de (verhoogde) strafeis van het OM volgt, zowel in modaliteit (zoals een geldboete, taakstraf of gevangenisstraf) als in de hoogte van de sanctie (het boetebedrag in euro’s, het aantal uren taakstraf of het aantal dagen gevangenisstraf). De hoogte van de opgelegde straf bedraagt in die zaken gemiddeld ruim 90% van de eis. Voor de volledigheid merk ik op dat het hier de afdoening van VPT-zaken in algemene zin betrof en dus niet enkel (super)snelrechtzaken.
Hoe komt het dat het OM volgens eigen zeggen zorgvuldig toetst of supersnelrecht geoorloofd is of niet, maar er toch veel onvrede lijkt te zijn bij rechters over de zorgvuldigheid en bij slachtoffers over de uitkomst van de procedures? 6. Hoeveel procent van de bij het OM aangebrachte zaken worden afgedaan middels supersnelrecht en hoeveel middels snelrecht?
Juist met het oog op een zorgvuldige voorbereiding komt jaarlijks maar een beperkt aantal zaken in aanmerking voor afdoening via supersnelrecht. De voorwaarden houden onder meer in dat het moet gaan om bewijstechnisch eenvoudige zaken, de verdachte in verzekering of in voorlopige hechtenis moet zijn genomen en OM, rechter en advocatuur tijdig voor de zitting de beschikking moeten hebben over een compleet strafdossier. Indien de zaak niet zo snel klaar is voor behandeling en aanvullend onderzoek nodig is, kan het zijn dat de verdachte zich op een later moment tegenover de rechter moet verantwoorden. Waar de vermeende bij rechters bestaande onvrede over de zorgvuldigheid op is gebaseerd, is niet bekend. Vorig jaar was sprake van 1 zaak waarin de rechter tijdens een supersnelrechtzitting oordeelde dat er geen specifiek verband was tussen Oud en Nieuw en het gedrag van de verdachte.
In hoeveel procent van de zaken die afgedaan zijn middels supersnelrecht wordt hoger beroep ingesteld? Wat is het percentage bij snelrecht?
Tijdens de jaarwisseling van 2013 – 2014 zijn 684 jaarwisselingsgerelateerde zaken bij het OM binnengekomen. Daarvan zijn er 17 voor de supersnelrechter gebracht (2,5%) en 9 (1,3%) voor de snelrechter. Tijdens de jaarwisseling van 2012–2013 waren er 732 jaarwisselingsgerelateerde zaken, waarvan er 16 voor de supersnelrechter (2,2%) en 16 voor de snelrechter (2,2%) zijn gebracht.
Supersnelrecht en snelrecht worden het hele jaar toegepast, dus niet alleen met Oud & Nieuw. Afgelopen jaar zijn er zo’n 1.500 supersnelrechtzaken4 geweest (ongeveer 0,7% van de instroom; ongeveer 1,5% van de door de rechter afgedane zaken) en 4.800 snelrechtzaken5 (ongeveer 2,4% van de instroom; ongeveer 5% van de door de rechter afgedane zaken).
Klopt het dat bij zestig procent van de zaken een lagere straf wordt uitgesproken dan in eerste instantie was geëist door het OM? Zo nee, wat is dan de juiste verhouding? Hoe zit dat bij bijvoorbeeld het snelrecht en de reguliere strafprocedure?
Er zijn geen noemenswaardige verschillen tussen de hoger beroepspercentages. Op basis van een inventarisatie van het OM is er gemiddeld in zo’n 15% van de zaken sprake van hoger beroep (dat niet wordt ingetrokken). Afgelopen jaar was dit bij supersnelrecht 14% en bij snelrecht 17%.
Op welke manier wordt ervoor gezorgd dat zorgvuldigheid bij het OM altijd prevaleert boven snelheid?
Volgens het nieuwsbericht op rechtspraak.nl van 3 januari 2014 zijn na de vorige jaarwisseling 16 verdachten veroordeeld op supersnelrechtzittingen, en waren de daarbij opgelegde straffen veelal in lijn met de eis van het Openbaar Ministerie. RTL nieuws heeft naar eigen zeggen het verdere verloop van deze zaken gevolgd en komt daarbij tot andere conclusies. Het aantal zaken van de afgelopen jaarwisseling dat is afgehandeld via supersnelrecht is echter te beperkt en te divers om op basis daarvan algemene conclusies te trekken over alle supersnelrechtzaken.
Over de verhouding tussen de strafeis en de uiteindelijk opgelegde straf bij snelrecht en de reguliere strafprocedure zijn geen gegevens bekend.
Deelt u de mening dat een zorgvuldige behandeling ook het aantal hoger beroepszaken kan terugdringen?
Zoals ik heb aangegeven in mijn antwoorden op vraag 3 en 5 is sprake van een zorgvuldige voorbereiding conform de menukaart (super)snelrecht die het OM hanteert. Zoals ik in antwoord op vraag 7 heb aangegeven wijkt het hoger beroepspercentage in zaken die zijn afgedaan via supersnelrecht niet noemenswaardig af van de hoger beroepspercentages bij andere rechterlijke afdoeningen. Uit deze cijfers kan dus niet worden afgeleid dat de mate van zorgvuldigheid in geval van de toepassing van supersnelrecht afwijkt van de mate van zorgvuldigheid die ten aanzien van andere afdoeningen wordt gehanteerd. Dat laat onverlet dat uiteraard altijd moet worden gestreefd naar verbetering. Tegen elk rechterlijk vonnis staat hoger beroep open. En evenals in «gewone» strafzaken kunnen rechters tot een ander oordeel komen.
Speelt eenzelfde soort probleem met het verschil tussen strafeis en daadwerkelijke straf bij het snelrecht, waar het OM elf dagen langer heeft om de zaak rond te krijgen? Zo nee, is het dan geen beter idee om vaker snelrecht in plaats van supersnelrecht toe te passen rond oud en nieuw? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u bereid om in zaken tegen hulpverleners niet standaard het supersnelrecht toe te passen, maar vooraf te kiezen voor meer zorgvuldigheid en dus voor bijvoorbeeld het toepassen van snelrecht?
Zoals ook uit mijn beantwoording op de vorige vragen mag blijken ben ik niet de mening toegedaan dat bij het toepassen van supersnelrecht sprake is van een probleem. Verder zijn er zoals ik in antwoord op vraag 8 heb geantwoord geen gegevens bekend over de verhouding tussen de strafeis en de uiteindelijk opgelegde straf in snelrechtzaken. Als meer onderzoek nodig is in een zaak of als meer getuigen moeten worden gehoord om de zaak bewijstechnisch rond te krijgen, zal het OM – indien de rechter een vordering tot inbewaringstelling toewijst – ervoor kiezen om de verdachte voor de snelrechter te brengen. Dat is ook wat de menukaart voorschrijft en vergt derhalve geen aanpassing van het beleid.
Bent u bereid deze vragen nog voor het kerstreces, uiterlijk 18 december 2014, te beantwoorden?
Het is niet zo dat in zaken waarbij sprake is van geweld tegen hulpverleners standaard supersnelrecht wordt toegepast. Wel wordt geprobeerd deze zaken zo snel als mogelijk af te doen, waarbij supersnelrecht een van de mogelijke afdoeningsmodaliteiten is. Voorop staat echter dat per geval moet worden beoordeeld of een zaak zich leent voor afdoening via supersnelrecht. Overigens treedt per 1 januari 2015 de wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis in werking. Deze wijziging maakt het mogelijk dat verdachten van openlijke geweldpleging, brandstichting, bedreiging, mishandeling of vernieling, begaan in de publieke ruimte of tegen personen met een publieke taak langer in voorlopige hechtenis kunnen worden gehouden, met het oogmerk om hen binnen de termijn voor inbewaringstelling op een gewone snelrechtzitting te kunnen brengen.
Zo kan in zaken waarin de termijn voor het supersnelrecht nu tekort schiet meer tijd worden genomen om onderzoek te doen naar de precieze aard van het gepleegde strafbare feit, en daarvoor het bewijs rond te krijgen, door bijvoorbeeld het horen van getuigen. Ook is er meer tijd voor het slachtoffer om zijn schade te onderbouwen. Met de voorgestelde specifieke grond voor voorlopige hechtenis wordt dus in meer gevallen berechting met behulp van het gewone snelrecht mogelijk.
Getuigenissen van belastingambtenaren in rechtbanken |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Wanneer heeft u kennisgenomen van de aangifte die het Hof Arnhem-Leeuwarden ingediend heeft tegen het Ministerie van Financiën?
Op 11 november heeft het Ministerie van Financiën van de Raad voor rechtspraak een vooraankondiging van de aangifte ontvangen. Op vrijdag 14 november is de aangifte in afschrift ontvangen en op maandag 17 november is de Staatssecretaris geïnformeerd.
Deelt u de mening dat dit een zeer ernstige zaak is en dat u hierover de Kamer zo spoedig mogelijk had moeten informeren, zeker gezien het feit dat de Belastingdienst wel uitgebreid in de pers op deze zaak reageerde?1
Er lopen vrijwel continu gerechtelijke procedures tussen de Belastingdienst en belastingplichtigen waarbij het de gewoonte is dat ik de Kamer niet per geval informeer. Ik beoordeel deze casus dan ook niet als een casus welke proactief had moeten worden gemeld. Nu de zaak in de openbaarheid is gebracht, ben ik uiteraard bereid om alle informatie waar mogelijk met uw Kamer te delen.
Bent u bereid een nadere toelichting te geven op deze zaak, aangezien u een actieve informatieplicht heeft en dit een zeer relevante zaak betreft?
Ik maak graag gebruik van deze en de eerdere Kamervragen ter zake van dit onderwerp van de leden Van Klaveren en Bontes om zo veel mogelijk openheid te verschaffen in deze kwestie.
Waarom is de Staat niet in beroep gegaan tegen het tussenvonnis om de naam van de tipgever openbaar te maken, terwijl het kabinet aan de Kamer schreef dat «de Belastingdienst zich ten doel stelt de identiteit van de tipgever zo lang mogelijk geheim te houden»?2
Tegen het tussenvonnis van de geheimhoudingskamer van de rechtbank staat geen hoger beroep open. Uitsluitend tegen het oordeel van de rechtbank in de fiscale hoofdzaak is hoger beroep mogelijk mits er een (financieel) belang is. Dat belang was er niet voor de inspecteur want in de fiscale procedure heeft de Belastingdienst gelijk gekregen.
Kunt u aangeven of u van mening bent dat belastingambtenaren op enige wijze verschoningsrecht hebben voor een rechtbank? Indien het antwoord ja is, kunt u daarvoor de wettelijke grondslag geven en de van toepassing zijnde jurisprudentie?
Ja. In artikel 165 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is geregeld dat zij die een wettelijke geheimhoudingsplicht hebben zich kunnen verschonen van hun verplichting om een getuigenis af te leggen. Deze bepaling is in artikel 8:33 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing verklaard op het getuigenverhoor door de bestuursrechter. Belastingdienstambtenaren hebben gelet op de zeer strikte geheimhoudingsplicht die is neergelegd in artikel 67 AWR het recht zich te beroepen op dit verschoningsrecht (vgl. HR 8 november 1991, NJ 1992,277 en Hof Leeuwarden 20 december 1995, NJ 1996, 646).
Wie bepaalt uiteindelijk of belastingambtenaren zich mogen beroepen op verschoningsrecht?
In belastingzaken is het aan de Hoge Raad om als hoogste rechterlijke instantie te bepalen of belastingambtenaren zich mogen beroepen op verschoningsrecht.
Welk beleid is er over het informeren en instrueren van belastingambtenaren die als getuige in de rechtbank moeten verschijnen? Kunt u het gepubliceerde beleid aan de Kamer doen toekomen?
Er is geen beleid over het informeren en instrueren van belastingambtenaren die als getuige in de rechtbank moeten verschijnen. Van geval tot geval wordt beoordeeld of en op welke wijze belastingambtenaren die als getuige moeten optreden, worden voorgelicht. Dit gebeurt in het algemeen door de Landsadvocaat of de Rijksadvocaat. Een belangrijk deel van de voorlichting aan belastingdienstmedewerkers die als getuigen moeten optreden gaat over de plicht van een getuige om een beroep te doen op de geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Mankeert er iets aan uw geheugen?» over het voorlopig getuigenverhoor van belastingambtenaren in de zaak van het faillissement van de firma Brutra?3
Ik ben bekend met een artikel in De Gelderlander van 21 november 2014 over bedoeld getuigenverhoor, maar dan onder de titel «Belastingambtenaren weten weinig meer over failliet verklaren Brutra»
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de rechter opmerkte dat een van de twee belastingambtenaren loog en dat de rechter een onderzoek naar meineed overweegt?
Voor zover mij bekend heeft de rechter-commissaris niet gesproken in termen van liegen en meineed. Wel heeft zij naar aanleiding van een geconstateerde discrepantie tussen de verklaringen van twee van de getuigen aangegeven dat ze overweegt de betreffende getuigen (of een van hen) op te roepen voor een nader verhoor.
Klopt het dat de rechter zich tijdens de zitting helder uitliet over de grote mate van geheugenverlies van de opgeroepen ambtenaren?
De rechter-commissaris heeft een van de getuigen vragen gesteld over zijn geheugen. Kwalificaties met betrekking tot het geheugen van de betreffende getuige zijn mij echter niet bekend.
Indien een burger of bedrijf een rechtszaak voert tegen de Belastingdienst, kan hij dan extra controles en onderzoeken verwachten of wordt hij net als ieder ander behandeld?
De controlestrategie van de Belastingdienst is gebaseerd op risicoselectie. Het enkele feit dat een rechtszaak tegen de Belastingdienst wordt gevoerd speelt daarbij geen rol.
Hoe vaak en in welke zaken zijn ambtenaren van de Belastingdienst onder ede gehoord in de afgelopen twee jaar?
Er zijn enkele duizenden fiscale procedures per jaar. Soms worden daarbij getuigen onder ede gehoord. De Belastingdienst houdt over het horen van getuigen geen bestuurlijke informatie bij. Wel kan meer in het algemeen worden opgemerkt dat ambtenaren in strafrechtelijke zaken, zowel bij de rechter-commissaris als ter zitting, regelmatig onder ede worden gehoord.
Op welke wijze zijn ambtenaren van de Belastingdienst, die onder ede gehoord zouden worden (in een zaak of bij een voorlopig getuigenverhoor) geïnformeerd en/of geïnstrueerd door de leiding van de Belastingdienst en/of de landsadvocaat?
Het is gebruikelijk dat in gevallen waarin een ambtenaar als getuige moet worden gehoord, de ambtenaar wordt voorgelicht over de gang van zaken tijdens een getuigenverhoor, over de geheimhoudingsplicht die op hem rust, over de bevoegdheid van een getuige om op die geheimhoudingsplicht een beroep te doen en de (on)mogelijkheden om dit in voorkomend geval te doen.
Zijn belastingambtenaren altijd volledig vrij om volledig mee te werken, complete openheid te betrachten wanneer zij als getuigen voor een rechtbank spreken en worden zij ook aangemoedigd dat te doen?
Belastingambtenaren moeten zich houden aan de op hen rustende geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Verder kunnen nog van toepassing zijn de geheimhoudingsplicht uit de Invorderingswet, de Algemene wet bestuursrecht en de Ambtenarenwet. Belastingambtenaren zijn dus zeker niet vrij om complete openheid te betrachten maar zijn gehouden zelf vraag voor vraag te beoordelen of hun geheimhoudingsplicht de beantwoording van de vraag in de weg staat. Daarom is het voor een ambtenaar bepaald geen sinecure om als getuige op te treden. Ook de rechter kan hen niet van de geheimhoudingsplicht ontheffen. Het is zelfs denkbaar dat de ambtenaar bij schending van de geheimhoudingsplicht wordt vervolgd.
Deelt u de mening dat juist een overheidsdienst als de Belastingdienst, die miljoenen mensen en bedrijven houdt aan een nauwgezette uitvoering van de wet, zich zelf aan de letter en de geest van de wet moet houden en zich voorbeeldig dient op te stellen in gerechtelijke procedures?
Elke overheidsdienst moet zich aan wet, jurisprudentie en beleid houden en dient zich voorbeeldig op te stellen in gerechtelijke procedures. Dat doen wij dus ook.
De onwettigheid van de bewaarplicht van telecomgegevens van burgers |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Gerard Schouw (D66), Liesbeth van Tongeren (GL), Kees Verhoeven (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht: «Kabinet moet per direct handhaving bewaarplicht stopzetten?1
Ik heb van dit bericht kennis genomen. Voor mijn reactie verwijs ik naar het antwoord op vraag 5.
Erkent u dat de huidige Nederlandse Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens in strijd is met het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) zoals aangegeven door de Raad van State? Zo ja, hoe verhoudt het laten doorlopen van de huidige Wet bewaarplicht telecomgegevens zich tot artikel 94 van de Grondwet dat stelt dat binnen het Koninkrijk geldende wettelijke voorschriften geen toepassing vinden, indien deze toepassing niet verenigbaar is met een ieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties?
Nee, de voormalige richtlijn dataretentie kan niet op één lijn worden gesteld met de Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens, omdat hiermee geen recht wordt gedaan aan de Nederlandse wetgeving op het gebied van de bewaarplicht voor telecommunicatiegegevens. Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie kan worden afgeleid dat het gehele wettelijke stelsel rond de bewaarplicht dient te worden beoordeeld om de vraag van de verenigbaarheid met het Handvest afdoende te kunnen beantwoorden. Tot nu toe heeft noch de Europese noch de nationale rechter geoordeeld over de kwaliteit van de Nederlandse regeling als zodanig. Voor die beoordeling is van belang dat de richtlijn dataretentie geen uitgewerkte regels bevatte over de toegang tot de bewaarde gegevens noch over de bescherming en de beveiliging van die gegevens. De nationale wettelijke regeling rond de bewaarplicht van telecommunicatiegegevens omvat die regels echter wel. Op grond van het Wetboek van Strafvordering (Sv) gelden gedetailleerde regels voor de verstrekking van de bewaarde gegevens aan de officier van justitie (artikel 126na/ua Sv). Ook voorziet de Nederlandse wetgeving in gedetailleerde regels over gegevensbescherming en gegevensbeveiliging. In de reactie van het kabinet op de uitspraak van het Hof van Justitie is hier nader op ingegaan2. Mede naar aanleiding van de voorlichting van de Raad van State stelt de regering voor de nationale wettelijke regeling op enkele onderdelen aan te passen en extra waarborgen in te bouwen zodat buiten twijfel is dat deze regeling in overeenstemming is met het Handvest van de grondrechten, naar aanleiding van de uitspraak van het Hof van Justitie.
Welke rechtsgevolgen kan het doorlopen van de huidige bewaarplicht voor telecomgegevens hebben nu in strijd met het Europees verdrag, het Europees Handvest, EVRM en de Grondwet, gegevens over burgers worden verzameld?
Gelet op het antwoord op vraag 2 zie ik zie geen andere rechtsgevolgen aan het doorlopen van de bewaarplicht dan dat de aanbieders gehouden zijn de verplichtingen van de Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens na te leven en de in die wet aangewezen telecommunicatiegegevens te bewaren ten behoeve van de opsporing en vervolging van ernstige strafbare feiten.
Klopt het dat providers een vergoeding kunnen eisen van de Nederlandse Staat als de wet toch wordt uitgevoerd?
Providers zouden een gerechtelijke procedure kunnen starten, waarin zij zich op het standpunt stellen dat handhaving van de – rechtmatig tot stand gekomen – Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens onrechtmatig is jegens hen (artikel 6:162 BW). In een dergelijke procedure kan ook schadevergoeding worden gevorderd. Het is aan de rechter om over een dergelijke vordering te oordelen.
Bent u bereid in het licht van het bovenstaande de uitvoering van de huidige wet te bevriezen totdat het parlement de voorgestelde wetswijziging heeft behandeld? Zo nee, waarom niet?
Ik zie geen aanleiding de uitvoering van de huidige wet te bevriezen totdat het parlement de voorgestelde wetswijziging heeft behandeld. De Nederlandse wetgeving is rechtsgeldig tot stand gekomen, op basis van de daarvoor geldende procedures. Zoals bij de beantwoording van vraag 2 is aangegeven, volgt uit de Grondwet niet dat de Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens ingetrokken of opgeschort moet worden nu de richtlijn door het Hof van Justitie ongeldig is verklaard. Dit klemt temeer daar de regering overtuigd is van het belang en de onmisbaarheid van een bewaarplicht voor telecommunicatiegegevens, zoals in de reactie is aangegeven3. Hiervoor kan ook worden gewezen naar het rapport van het WODC over de evaluatie van de Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens4.
Is het waar dat providers door hun klanten voor de rechter gedaagd kunnen worden, waarbij die klanten zich op het standpunt stellen dat het bewaren van gegevens in het kader van de bewaarplicht onrechtmatig is? Bent u bereid om providers te vrijwaren van claims van klanten die hen aansprakelijk stellen voor het onrechtmatig bewaren en beschikbaar stellen van gegevens over die klanten?
Ja, het is in beginsel mogelijk dat providers door hun klanten voor de rechter worden gedaagd, omdat naar het oordeel van die klanten het bewaren en beschikbaar stellen van gegevens onrechtmatig is. Ik ben niet bereid providers voor dergelijke claims te vrijwaren. Wel heeft een provider de mogelijkheid om te proberen eventuele schade die hij moet vergoeden aan een klant vanwege het bewaren en beschikbaar stellen van gegevens van die klant, op de overheid te verhalen. Het is afhankelijk van de omstandigheden van het geval of het verhalen van schade kans van slagen kan heeft.
Kunt u een inschatting maken van de investeringen die de providers hebben gedaan om te kunnen voldoen aan de bewaarplicht?
Nee. Voorafgaand aan de behandeling van de Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens in de Eerste Kamer is door het Agentschap Telecom een nulmeting (mei 2010) verricht waarbij onder andere de marktpartijen is gevraagd om een reactie op de te verwachten investeringskosten. In de brief van de Minister van Economische Zaken aan de Eerste Kamer van 17 augustus 20105, is aangegeven dat uit deze nulmeting blijkt dat de onderzochte internetaanbieders niet voor onoverkomelijke problemen worden gesteld door de bewaarplichten. De (extra) investeringskosten zijn nadien niet aan een verdere analyse onderworpen.
Bij het analyseren van de (investerings-)kosten is te bedenken dat aanbieders de gegevens om bedrijfseconomische redenen moeten verzamelen, zoals voor het kunnen afwikkelen van het telecommunicatieverkeer of voor het opstellen van een factuur. Bij bewaarplichten gaat het dan in beginsel om het voor een bepaalde termijn moeten bewaren van gegevens. Deze termijn kan afwijken van de termijn die voor de bedrijfsvoering vereist is en deze zal ook per aanbieder kunnen verschillen. De extra investeringskosten hebben dan voornamelijk betrekking op dataopslag. Afhankelijk van bedrijfseconomische afwegingen zullen, door technologische vooruitgang, bij vervangingsinvesteringen de kosten van dataopslag worden beperkt.
De uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in twee zaken die Somalische piraten hadden aangespannen tegen Frankrijk |
|
Raymond Knops (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in twee zaken die Somalische piraten hadden aangespannen tegen Frankrijk (Ali Samatar and Others v. France en d Hassan and Others v. France, uitspraak op 4 december 2014)?
Ja.
Klopt het dat zij tientallen mensen gegijzeld hebben en dat er bij één van de twee bevrijdingsacties ook één van de gijzelaars is omgekomen?
De uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) zagen op een tweetal zaken. In de eerste zaak (Ali Samatar and Others v. France), die zich afspeelde in april 2008, was sprake van een cruiseschip onder Franse vlag met circa dertig opvarenden, dat door kapers werd gedwongen naar de Somalische kust te varen. De toenmalige overgangsregering van Somalië gaf Frankrijk daarop toestemming om op te treden. De tweede zaak (Hassan and Others v. France) betrof een jacht van een Frans echtpaar, dat in september 2008 werd gekaapt en gedwongen naar de Somalische kust te varen. In de zaak Hassan and Othersis tijdens de bevrijdingsactie één kaper om het leven gekomen.1 Voor zover bekend zijn bij geen van deze acties gijzelaars omgekomen. Het optreden in de territoriale wateren van Somalië berust op VN-Veiligheidsraadresoluties. De meest recente Veiligheidsraadsresolutie op het gebied van piraterijbestrijding is resolutie nr. 2184 (2014). Deze resolutie herbevestigt de eerdere VN-resoluties 1816, 1838, 1846, 1851 (2008), 1897 (2009), 1950 (2010), 2020 (2011), 2077 (2012) en 2125 (2013).2 Resolutie 1816 werd aangenomen door de VN-Veiligheidsraad op 2 juni 2008. Het optreden van Frankrijk in de zaak Hassan and Others was gebaseerd op deze resolutie. In de zaak Ali Samatar and Others was sprake van toestemming van de Somalische autoriteiten.
Welke gevolgen hebben deze uitspraken voor de Nederlandse anti-piraterij missies?
Nederland heeft deze procedure tot dusver op andere wijze vormgegeven. Daardoor worden geen gevolgen voor de handelwijze van Nederlandse marineschepen die worden ingezet in het kader van NAVO-missie Ocean Shield of EU-operatie Atalanta voorzien. Nederland kent wel in artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering een procedure voor het toekennen van een schadevergoeding indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel.
Klopt het dat in beide gevallen het optreden van de Franse autoriteiten onder het VN mandaat viel (resolutie 1816 van de veiligheidsraad) en dat het Hof dat ook erkend heeft?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat in beide gevallen de piraten, die mensen gegijzeld hadden, een compensatie van € 2.000 tot € 9.000 per persoon kregen omdat zij na aankomst in Frankrijk ongeveer 2 etmalen moesten wachten voordat zij werden voorgeleid?
Door het EHRM is schadevergoeding toegekend van € 5.000 per persoon in de zaak Hassan and Others. Deze schadevergoeding wordt toegekend aangezien het EHRM in die zaak een schending heeft geconstateerd van artikel 5, eerste lid en derde lid van het EVRM. In de zaak Ali Samatar andOthers is een schadevergoeding van € 2.000 per persoon toegekend na constatering van een schending van artikel 5, derde lid van het EVRM. Artikel 5, eerste lid EVRM heeft betrekking op de rechtmatigheid van vrijheidsbeneming; artikel 5, derde lid EVRM vereist dat aangehouden personen onverwijld voor een rechter moeten worden gebracht. Naast schadevergoeding is een vergoeding toegekend van proceskosten aan alle betrokkenen. De geconstateerde schending zag niet alleen op het enkele feit dat betrokkenen in Frankrijk circa 48 uur in voorlopige hechtenis zijn gehouden, voordat zij werden voorgeleid aan de rechter-commissaris, maar temeer op de combinatie van dat gegeven met het feit dat zij al enige tijd op zee werden vastgehouden en de Franse autoriteiten dus voorbereid hadden kunnen zijn op een onverwijlde voorgeleiding.
Hoeveel krijgt iemand die in Nederland ten onrechte twee etmalen in een cel wordt vastgehouden standaard als compensatie?
Zie antwoord vraag 3.
Hoeveel bedraagt het gemiddelde inkomen in Somalië en hoe vindt u de verhouding van dat inkomen tot de compensatie die hier betaald wordt?
Er zijn geen betrouwbare gegevens beschikbaar met betrekking tot de hoogte van het gemiddelde inkomen in Somalië. Sinds het uitbreken van de burgeroorlog in 1991 zijn daaromtrent geen gegevens bijgehouden en momenteel is het door de veiligheidssituatie in delen van Somalië nog steeds niet mogelijk daar gegevens te verzamelen.
Klopt het dat Griekenland als land wel geïntervenieerd heeft in deze zaak (onder artikel 36 van het Europees Verdrag voor de Rechten vande Mens) en Nederland niet?
Ja.
Bent u bereid om Nederland aan de kant van Frankrijk te laten interveniëren als Frankrijk ervoor kiest deze zaak binnen drie maanden aan de grote Kamer voor te leggen?
Frankrijk heeft niet een automatisch recht de zaken aan de Grote Kamer voor te leggen. Het kan een verzoek om voorlegging aan de Grote Kamer indienen bij een speciaal panel van vijf rechters, dat in een minderheid van de gevallen een dergelijk verzoek honoreert. Indien dat laatste het geval is, kan Nederland verzoeken om toegelaten te worden als derde partij, in het belang van een goede rechtsbedeling. Dat laatste duidt erop dat zo’n interventie een juridische meerwaarde moet bieden. Of daarvan sprake is zal worden bezien indien het inderdaad komt tot voorlegging aan de Grote Kamer.
Bent u bereid deze vragen te beantwoordden voor het Algemeen overleg Piraterij voorzien op 17 december?
Ja.
Bericht dat duizenden vliegpassagiers onterecht geen compensatie kregen bij vertraging |
|
Farshad Bashir |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat duizenden reizigers onterecht geen compensatie hebben ontvangen bij vertraging van een vliegreis?1
Ik herken dit beeld niet.
Wat gaat u voor actie ondernemen zodat deze duizenden reizigers alsnog de compensatie ontvangen waar ze recht op hebben?
Ik heb geen aanleiding te concluderen dat in Nederland duizenden reizigers compensatie zijn misgelopen wegens een onjuiste interpretatie van de regels. De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) past elke uitspraak van het Europees Hof van Justitie (verder: het Hof) met onmiddellijke ingang toe. Wat betreft de uitspraak over de vliegtuigtrap («botsing met vliegtuigtrap leidt niet tot een buitengewone omstandigheid») kan ik u melden dat de ILT voor de uitspraak al zo oordeelde in voorkomende gevallen. Passagiers kunnen altijd tot een jaar na de vlucht een klacht indienen bij de ILT. De ILT onderzoekt elke klacht en oordeelt of deze gegrond is of niet. Als een luchtvaartmaatschappij het oordeel van de ILT niet opvolgt, legt de ILT een boete op.
Deelt u de mening dat de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) ook als taak heeft om de reiziger juist te informeren over de passagiersrechten in de luchtvaart en zich ook moet inspannen om de reizigers de compensatie te laten krijgen waar ze recht op hebben? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja. De ILT werkt daarom voortdurend aan ontwikkeling en verdere verbetering van haar website. Het afgelopen jaar heeft ze daarbij ook consumentenorganisaties betrokken. Begin 2015 publiceert de ILT een vernieuwd passagiersrechtendeel van haar website, dat tot stand is gekomen met betrokkenheid van Consumentenbond en ANWB. Behalve de website van de ILT licht ook Consuwijzer consumenten voor over passagiersrechten.
Kunt u zich voorstellen dat nu (nadat de ILT al drie keer op de vingers is getikt door het Europese Hof van Justitie) langzamerhand het beeld ontstaat dat de ILT onterecht de kant van de luchtvaartmaatschappij kiest en daarmee de passagier in de kou laat staan?
Het door u geschetste beeld strookt niet met de werkelijkheid. De ILT is in geen enkele Hofzaak partij geweest en is niet door het Hof op de vingers getikt. In de loop der jaren heeft het Hof inmiddels een groot aantal uitspraken gedaan met een nadere interpretatie van de regels. Deze uitspraken hebben een directe werking en leiden indien nodig tot onmiddellijke aanpassing van het ILT-beleid.
Het artikel noemt drie uitspraken van het Hof. In het antwoord op vraag 2 gaf ik al aan dat ILT voorafgaand aan de uitspraak over de vliegtuigtrap in vergelijkbare gevallen al oordeelde in lijn met de Hofuitspraak, namelijk dat passagiers recht hadden op compensatie. De andere uitspraken, over overstappen en aankomsttijd, heeft de ILT direct overgenomen in haar beleid.
Passagiers die naar aanleiding van deze uitspraken menen toch recht op compensatie te hebben, kunnen eerst een verzoek indienen bij de betrokken luchtvaartmaatschappij. Weigert deze de compensatie te betalen, kan een klacht worden ingediend bij de ILT. Passagiers kunnen een compensatieaanvraag indienen via de website van een luchtvaartmaatschappij.
Kunt u zich herinneren dat u de Kamer tijdens het plenaire debat naar aanleiding van het verslag van het Algemeen overleg Luchtvaart op 20 februari 2014 toegezegd heeft dat de dienstverlening van de ILT verbeterd zou worden en dat ook consumentenorganisaties betrokken zouden worden, waarop een motie is ingetrokken?2 Wat heeft u tot op heden gedaan met deze toezeggingen?
De ILT heeft in 2014 meerdere keren overleg gevoerd met consumentenorganisaties. Zoals ik in het antwoord op vraag 3 al aangaf heeft dit overleg onder andere geleid tot een vernieuwd passagiersrechtendeel op de website van de ILT. Het overleg met de consumentenorganisaties wordt in 2015 voortgezet.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat passagiers weten waar ze recht op hebben?
De ILT houdt toezicht op de informatievoorziening door luchthavens en -maatschappijen. De luchtvaartmaatschappijen zijn, op grond van de Verordening, verantwoordelijk voor goede informatievoorziening aan passagiers. Op alle Nederlandse luchthavens hangen posters van de passagiersrechtencampagne van de Europese Commissie en zijn informatiefolders verkrijgbaar. Ook staat bij de incheckbalies op Nederlandse luchthavens een tekst om passagiers te informeren over hun rechten. Passagiers kunnen tevens terecht op de website van luchtvaartmaatschappijen. Daar staat informatie over de rechten die de Verordening passagiers biedt, waaronder het recht op compensatie. Bijna alle luchtvaartmaatschappijen hebben een digitale procedure voor het aanvragen van compensatie.
De ILT geeft ook op haar eigen website informatie over passagiersrechten. Ook staat daar een klachtenformulier, waarmee een passagier zijn klacht over het niet ontvangen van compensatie kan indienen. Op haar website verwijst de ILT ook naar de passagiersrechten app van de Europese Commissie.
Welke maatregelen gaat u nemen zodat luchtvaartmaatschappijen in het vervolg niet meer met smoesjes onder de compensatie uit kunnen komen?
Ik herken dit beeld niet. De ILT onderzoekt klachten en houdt inspecties. Daaruit blijkt dat luchtvaartmaatschappijen de Verordening goed naleven. Als een passagier het niet eens is met een oordeel van de luchtvaartmaatschappij, kan hij een klacht indienen bij de ILT en doet de ILT uitgebreid onderzoek naar de toedracht om te bepalen of een luchtvaartmaatschappij al dan niet terecht een beroep doet op buitengewone omstandigheden. Bij het bepalen van dit oordeel betrekt de ILT relevante rechterlijke uitspraken. Verder is er voortdurende afstemming met de Europese Commissie en andere Europese toezichthouders om te komen tot nadere interpretatie van het begrip buitengewone omstandigheden. Luchtvaartmaatschappijen leven het oordeel van de ILT na. Doen ze dat niet, legt de ILT een boete op. Dit is tot op heden nog niet voorgekomen. Luchtvaartmaatschappijen betalen altijd de compensatie uit, als de ILT vaststelt dat een klacht gegrond is.
De aangifte tegen het ministerie van Financiën |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Gerechtshof eist vervolging Ministerie van Financiën»?1
Ja.
Klopt het dat het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden aangifte heeft gedaan tegen uw ministerie?
Bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden loopt een procedure in hoger beroep in een zaak van een zwartspaarder. Het gaat hier om de beslissing van de Rechtbank Gelderland om opgelegde navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en vermogensbelasting in stand te laten.
Op 11 november 2014 is op grond van een daartoe strekkend verzoek van kant van de zwartspaarder, door de president van het gerechtshof strafrechtelijke aangifte gedaan. Het betreft hier de verdenking van het misdrijf van het beïnvloeden van getuigen gepleegd door (medewerkers en/of hulppersonen van) het Ministerie van Financiën.
De aangifte is door de Directeur-Generaal Belastingdienst aanleiding geweest om ook zijn visie in een brief neer te leggen en onder de aandacht te brengen bij het arrondissementsparket.
Wat klopt er van de berichtgeving dat het Ministerie van Financiën tijdens een slepende rechtszaak de instructie heeft gegeven aan twee getuigen om in de rechtszaal niet de waarheid te spreken?
Het gaat in deze zaak niet om het niet de waarheid spreken, maar om de vraag of een beroep op de fiscale geheimhoudingsplicht moet worden gedaan. In de berichtgeving wordt gerefereerd aan een uitspraak van de Landsadvocaat. Deze doelde met deze opmerking op de beleidslijn om de identiteit van de tipgever zo lang mogelijk geheim te houden. Deze beleidslijn is ook met uw Kamer gedeeld. Ik wijs in dit verband op de brief van de Staatssecretaris van Financiën van 13 februari 2012 in antwoord op een vraag van het lid Omtzigt (Kamerstuk 31 066, nr. 119). De beleidslijn houdt in dat de Belastingdienst zich ten doel stelt de identiteit van de tipgever zo lang mogelijk (eventueel tot in hoogste instantie) geheim te houden, niet alleen voor zijn eigen veiligheid maar ook om mogelijk toekomstige tipgevers niet af te schrikken. Deze beleidslijn is bij alle bij dit dossier betrokken medewerkers van de Belastingdienst bekend en dus ook bij de getuigen. Het lag volstrekt voor de hand dat de getuigen zich op hun verschoningsrecht zouden beroepen. De getuige heeft deze beleidslijn benoemd als instructie.
Over welke afstemming, belangen en niveaus sprak de landsadvocaat tijdens de zitting namens de Belastingdienst, toen hij stelde: «Er spelen hier andere belangen en er heeft op hoge niveaus afstemming plaatsgevonden»?
Zie antwoord vraag 3.
Welke percentages en totale bedragen heeft de anonieme tipgever tot nu toe ontvangen en wat is de exacte afspraak die hierover blijkbaar is gemaakt?
In een brief aan de Kamer van 2 februari 2010 (Kamerstuk 31 066, nr. 85) heeft mijn voorganger de contouren geschetst van de wijze waarop sinds 1985 is omgegaan met situaties waarin burgers tegen betaling informatie aan de Belastingdienst beschikbaar willen stellen. In deze brief beziet de Staatssecretaris vervolgens of deze contouren, mede in het licht van de overeenkomst met de tipgever, nog bijstelling of aanvulling behoeven. De Staatssecretaris komt tot de conclusie dat dit niet nodig is. De hieronder geschetste hoofdlijnen bieden zodoende nog steeds een toereikend kader om in alle gevallen een zorgvuldige en evenwichtige individuele afweging te kunnen maken.
Het handelen van de Belastingdienst en de FIOD wordt bepaald en beperkt door het hierna genoemd kader, welke voortvloeit uit de reeds bestaande tipgeldregeling van 1985:
Het moet gaan om een aanzienlijk fiscaal belang;
de Belastingdienst moet zich ervan vergewissen dat het gaat om betrouwbare informatie;
in alle gevallen moet een inschatting worden gemaakt van mogelijke aan de tip verbonden risico’s voor de tipgever en de betrokken ambtenaren;
tipgeld wordt pas uitbetaald als en naar gelang de extra opbrengst in de schatkist is gevloeid;
concessies in de heffing-, invordering- en boetesfeer worden niet gedaan;
in geen enkel geval wordt strafrechtelijke immuniteit verleend;
met betrekking tot het uitloven van tipgelden wordt een zeer terughoudend beleid gevoerd.
Als een tip binnenkomt, wordt een afweging gemaakt op basis van de bovenstaande criteria en wordt de beslissing over het al dan niet maken van afspraken met een tipgever uiteindelijk door de Staatssecretaris genomen of, namens hem, door de Directeur-generaal Belastingdienst.
De exacte afspraak (waaronder de percentages) die met deze tipgever over zijn vergoeding zijn gemaakt valt onder de fiscale geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en kan ik niet openbaar maken.
Kunt u aangeven waarom er door het ministerie geen gehoor wordt gegeven aan de uitspraak van de rechtbank dat de «anonieme tipgever» bekend moet worden gemaakt?
Het privacy lek van het UWV |
|
Anoushka Schut-Welkzijn (VVD) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Heeft u het bericht gelezen «UWV ontzettend laks met privacy»?1
Ja.
Klopt het dat de beveiliging van gevoelige persoonlijke gegevens bij de gemeente 's-Hertogenbosch en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) «zo lek is als een mandje»?
Het onderzoek van het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) naar de toegang tot Suwinet van niet-Suwipartijen wijst uit dat de toegang tot Suwinet op een aantal punten verbeterd moet worden om aan de Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP) te voldoen. Wij hechten aan een goede bescherming van persoonsgegevens. De overheid dient daarbij het goede voorbeeld te geven. Snelle actie is nodig om de tekortkomingen weg te nemen, inmiddels gebeurt dat ook. Het UWV en de gemeente Den Bosch pakken de noodzakelijke verbeteringen op.
Kunt u bevestigen dat er geen beveiligingsplan is, geen adequate analyse en afwikkeling van beveiligingsincidenten en een volledige logging ontbreekt en dat dit een onacceptabel risico vormt dat gegevens in verkeerde handen komen?
Wij stellen vast dat niet alle gestelde beveiligingseisen worden nageleefd en dat daarmee de risico’s te groot zijn. Het Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI), dat onderdeel is van UWV, beschikt niet over een actueel vastgesteld beveiligingsplan, een adequate procedure voor beveiligingsincidenten en een formeel vastgestelde procedure voor het verlenen van autorisatie aan de gebruikersbeheerder van een gegevensafnemende organisatie. Verder wordt 70% van de gegevensuitwisselingen gelogd.
UWV heeft inmiddels het beveiligingsplan geactualiseerd en de genoemde procedures opgesteld. UWV stelt het plan en de procedures begin 2015 formeel vast. Aan het realiseren van logging voor de nog ontbrekende 30% wordt gewerkt. Dit betreft de logging van gegevens die via het zogenoemde Suwinet Inlezen in ICT-systemen van gegevensafnemende organisaties worden ingelezen. In Ierland hadden drie ambtenaren toegang tot Suwinet. De gegevens die ze opvroegen werden volledig gelogd. Omdat het CBP heeft opgemerkt dat ze meer toegang krijgen dan zou moeten, is op uitdrukkelijk verzoek van de Staatssecretaris deze toegang per 14 augustus 2014 afgesloten.
De gemeente ‘s-Hertogenbosch heeft aangegeven dat het College van B&W binnenkort het reeds aanwezige beveiligingsplan Suwinet formeel zal vaststellen. Ook de reeds aanwezige procedures voor het melden van beveiligingsincidenten, worden binnenkort formeel vastgesteld. Voor 2015 is het uitvoeren van de audit naar de beveiliging van Suwinet opgenomen in het bedrijfsplan.
Deelt u de mening dat een dergelijke inbreuk op de privacy ontoelaatbaar is en zo snel mogelijk moet worden aangepakt?
Zie de antwoorden op de vragen 2 en 3.
Wat is de stand van zaken van de samenwerking met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) om misbruik en oneigenlijk gebruik van Suwinet, het systeem van gegevensuitwisseling op het terrein van werk en inkomen, door ambtenaren te voorkomen?
Zoals de Staatssecretaris u eerder informeerde zijn gemeenten aan de slag gegaan om de beveiliging bij het gebruik van gegevens via Suwinet op orde te brengen (Kamerstuk 26 448, nr. 516). Op haar verzoek doet de Inspectie SZW momenteel vervolgonderzoek bij gemeenten. De Staatssecretaris zal de Tweede Kamer in april 2015 over de resultaten van dit onderzoek informeren.
Wat gaat u op korte termijn doen om dit lek te dichten?
Zie het antwoord op vraag 3.
Wilt u deze vragen uiterlijk een dag voor het Algemeen overleg Handhaving van 17 december aanstaande beantwoorden?
Ja.
De uitvoering van de motie aangaande het tegengaan van straffeloosheid voor genocide in Guatemala |
|
Harry van Bommel |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Herinnert u zich de motie die de regering verzoekt zich meer en zichtbaarder in te spannen om straffeloosheid voor genocide in Guatemala tegen te gaan?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat de strafrechtelijke vervolging van genocide in Guatemala sinds het aannemen van deze motie nog meer onder druk is komen te staan? Indien neen, waarom niet?
Sinds de annulering van de veroordeling van oud-dictator Ríos Montt voor genocide en misdaden tegen de menselijkheid in mei 2013 door de Guatemalteekse Grondwetsraad is er nog een aantal ontwikkelingen geweest die de strafrechtelijke vervolging van misdrijven in Guatemala verder hebben bemoeilijkt. Zo werd de termijn van Procureur Generaal Claudia Paz y Paz, tijdens wiens mandaat de zaak tegen Ríos Montt is ingezet, vervroegd beëindigd. Ook is één van de rechters die Ríos Montt heeft veroordeeld, dit jaar uit haar ambt ontzet. Tot slot is het benoemingsproces van nieuwe magistraten de afgelopen maanden bekritiseerd door de internationale gemeenschap en het maatschappelijk middenveld vanwege gebrek aan transparantie. Het vervolg van de zaak tegen Ríos Montt, thans gepland voor 5 januari 2015, vindt daardoor plaats onder auspiciën van een juridische macht die niet boven alle twijfel lijkt te zijn verheven.
Kunt u aangeven wat er tot op heden is ondernomen om de motie uit te voeren?
De motie is als ondersteuning van beleid aangenomen. Nederland kent, in ieder geval tot 2016, in de regio het Midden Amerika Programma, waar mensenrechten en toegang tot justitie onderdeel van uitmaken. Nederland steunt uit dit programma een aantal organisaties in Guatemala, waaronder UNDP/PAJUST, die zich inzetten tegen straffeloosheid in Guatemala.
De Nederlandse ambassadeur in Costa Rica, die medegeaccrediteerd is voor Guatemala, heeft op 24 en 25 juli een bezoek gebracht aan Guatemala en daar gesproken met de recent benoemde procureur generaal Aldana, een aantal mensenrechtenorganisaties en de viceombudsman. Tijdens deze gesprekken stonden de mensenrechtensituatie en straffeloosheid centraal.
Ambassadeur in Algemene Dienst Piet de Klerk bezocht op 7 oktober j.l. Guatemala, vergezeld door de Nederlandse ambassadeur, voor hoogambtelijke bilaterale consultaties waar ook gesproken is over transitional justice en mensenrechten.
Ook was de ambassade op 27 november 2014 op uitnodiging van de NGO Impunity Watch in Guatemala aanwezig bij een forum over mogelijke amnestie in het Ríos Montt proces.
Hoe bent u van plan in de toekomst gevolg te geven aan de oproep in de motie? Deelt u de mening dat het goed zou zijn als Nederland zich duidelijk uitspreekt tegen de voortdurende straffeloosheid voor genocide in Guatemala en zich er voor inzet dat processen over deze kwestie worden gemonitord en dat de International Commission against Impunity in Guatemala (CICIG) wordt gesteund? Wilt u uw antwoord toelichten?
De ambassade te San Jose zal versterkt worden met de plaatsing van een medewerker, die zich zal bezighouden met veiligheid en mensenrechten in de regio. Tevens zal de Nederlandse mensenrechtenambassadeur voor de zomer een bezoek brengen aan Guatemala.
Tot slot heb ik het voornemen gezien de pregnante situatie, en de blijvende aandacht vanuit Nederland voor de regio in het algemeen en voor de mensenrechtensituatie in Guatemala in het bijzonder, te bekijken of succesvolle projecten uit het Midden Amerika Programma na 2015 kunnen worden voortgezet, met middelen uit het Mensenrechtenfonds.
Als het gaat om verklaringen over de mensenrechtensituatie en straffeloosheid treedt Nederland op in EU-verband. Daartoe onderhoudt Nederland nauwe contacten met de EU-delegatie in Guatemala. Afgelopen april gaf de EU een verklaring uit over sancties opgelegd aan Yasmin Barrios, één van de rechters die Ríos Montt veroordeelde wegens genocide. In mei jl. sprak de EU zich uit over het belang van transparantie in het benoemingsproces van nieuwe rechters.
De waarde van CICIG mag niet worden onderschat. Het mandaat van CICIG verloopt in september 2015. Een noodzakelijke stap voor verlenging van het mandaat is een verzoek van Guatemala. Guatemala is van mening dat zij geen buitenlandse waarnemers meer nodig heeft en gaat daarom niet in discussie over verlenging van het mandaat. Nederland zal bilateraal en in EU-verband bepleiten dat Guatemala een verlenging van het mandaat van CICIG verzoekt.
Het bericht “Alleen Duitsers straks nog baas op Facebook” |
|
Astrid Oosenbrug (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Alleen Duitsers straks nog baas op Facebook»?1
Ja.
Is het waar dat Duitsers straks een unieke positie hebben doordat zij als enige Europeanen Facebook voor de rechter kunnen dagen als hun naam, foto’s en video’s gebruikt worden en gebruikers in andere landen, waaronder Nederland, dit recht niet hebben? Zo ja, hoe en waarom kunnen Duitsers dit recht wel blijven behouden en hoe kan het dat er specifieke voorwaarden gelden die alleen op Duitsland van toepassing zijn? Zo nee, wat is er dan niet waar?2
Facebook heeft eind november aangekondigd per 1 januari 2015 wereldwijd nieuwe privacyvoorwaarden door te voeren. Het CBP gaat onderzoeken welke gevolgen dit heeft voor de privacy van Facebook-gebruikers in Nederland, onder meer hoe toestemming wordt verkregen voor het gebruiken van hun persoonsgegevens. Ik zal dit onderzoek afwachten en acht daarom de vraag hoe de positie van Nederland ten aanzien van Facebook zich verhoudt tot die van Duitsland, nu nog niet aan de orde.
Is het waar dat de Europese activiteiten van Facebook, door het hoofdkantoor in Dublin, onder de Ierse wet en privacyvoorwaarden vallen? Zo ja, wat betekent dit voor de bescherming van de privacy in Nederland van Nederlandse gebruikers van Facebook en de toepasselijkheid van Nederlands recht? Zo nee, welke wettelijke en privacyvoorwaarden zijn dan wel van toepassing?
Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) heeft aangegeven dat Facebook een vestiging heeft in Nederland, persoonsgegevens van inwoners in Nederland verwerkt en dat het CBP bevoegd is om als toezichthouder op te treden. Dit is in lijn met een uitspraak van het Europese Hof van Justitie in de zaak Google tegen Spanje van 13 mei 2014.
Is de inhoud van het genoemde bericht voor u aanleiding om de vernieuwde Facebook voorwaarden te laten onderzoeken door het College bescherming persoonsgegevens (CBP) of ziet u aanleiding om andere stappen te ondernemen? Zo ja, waar richt het onderzoek zich dan op of welke andere acties overweegt u? Zo nee, waarom niet?
Het CBP is een onafhankelijke toezichthouder en bepaalt zelf waarnaar het onderzoek doet. Het CBP heeft op 16 december 2014 aangekondigd het door Facebook aangekondigde nieuwe privacybeleid te onderzoeken. De aanleiding is de recente aankondiging van het bedrijf dat per 1 januari 2015 nieuwe privacyvoorwaarden zullen gelden voor Facebook-gebruikers. De privacyvoorwaarden geven Facebook onder meer het recht om gegevens en foto’s uit Facebook-profielen te gebruiken voor commerciële doeleinden. Het CBP heeft Facebook in een brief verzocht te wachten met het doorvoeren van het nieuwe privacybeleid tot de resultaten van het onderzoek bekend zijn.
Deelt u de mening dat de privacybescherming van Nederlandse gebruikers van Facebook minimaal gelijk moet zijn aan de bescherming van gebruikers uit andere EU-landen? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Alle EU-landen dienen zich in ieder geval minimaal aan de EU-richtlijnen inzake privacy-bescherming te houden. Voor verdere inhoudelijke oordelen wacht ik de resultaten van het door het CBP aangekondigde onderzoek af. Ik verwijs ook naar de antwoorden op de vragen 1 en 4.
De beschuldiging van het Turkse ministerie van Buitenlandse Zaken dat Nederland de Turkse gemeenschap discrimineert |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u inmiddels met uw Turkse ambtgenoot gesproken over de deze week gepubliceerde beschuldigingen1 van het Turkse Ministerie van Buitenlandse Zaken aan het adres van Nederland? Zo ja, heeft u uw ambtgenoot te kennen geven dat deze beschuldigingen ongehoord en ongepast zijn?
Ik heb dezelfde dag dat de woordvoerder van het Turkse Ministerie deze uitspraken over Nederland deed, met mijn Turkse collega Minister Cavusoğlu gesproken en hem namens het kabinet onze ernstige zorgen overgebracht over deze opmerkingen. Ik heb erop gewezen dat Nederland een eigen integratiebeleid voert en hierbij geen inmenging van andere landen past. Minister Cavusoğlu nam in het gesprek afstand van enige kritiek op de Nederlandse overheid of politiek. Intussen heeft de Turkse regering ook via de Turkse ambassade in Den Haag laten weten dat er geen sprake is van een Turkse beschuldiging tegen de Nederlandse regering, het Nederlandse volk of Nederland als land.
Wat betreft het weghalen van de verklaring van de website kan erop worden gewezen dat het hier de weergave betreft van publieke uitspraken van een woordvoerder in reactie op gestelde vragen. Het betreft geen verklaring die als zodanig kan worden ingetrokken.
Het kabinet zal regelmatig in contacten met de Turkse autoriteiten het Nederlandse standpunt over integratiebeleid blijven uitdragen: Turkije mag uiteraard een mening hebben over deze zaken, maar het kabinet zal blijven benadrukken dat Nederland een eigen integratiebeleid voert waarbij geen inmenging van andere landen past.
Wordt de verklaring, zover u weet, nog van de website gehaald? Zo neen, bent u bereid uw ambtgenoot hier bij de eerstvolgende gelegenheid op aan te spreken?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid deze vragen voor het Algemeen overleg uitbreiding EU, voorzien op 10 december, te beantwoorden?
Ja.
Over een vrouwenquotum |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Bussemaker wars van vrouwenquotum»?1
Ja.
Is het waar dat u heeft gedreigd met een vrouwenquotum zoals in Duitsland, als Nederlandse bedrijven volgend jaar niet meer vrouwen in de top aanstellen?
Ik heb gezegd dat ik een quotum een paardenmiddel vind en dat ik er alles aan zal doen om dit te voorkomen. Maar er moeten volgend jaar wel noemenswaardige stappen zijn gezet. Gebeurt dit niet, dan zal de politieke druk toenemen om met een quotum te komen.
Gelooft u werkelijk dat er bedrijven zijn waar vrouwen moedwillig buiten topfuncties worden gehouden? Zo ja, om welke bedrijven zou dat dan gaan?
Ik heb niet gezegd dat vrouwen moedwillig buiten topfuncties worden gehouden. Ik constateer wel dat vele bedrijven de wettelijke rapportageverplichtingen niet nakomen.
Deelt u de visie dat niet het geslacht van een werknemer bepalend moet zijn voor een aanstelling, maar de kwaliteit? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot het (voor mannen) discriminerende voornemen een vrouwenquotum in te stellen?
Voor elke functie staan kwaliteitseisen uiteraard voorop. Gelukkig zijn er voldoende, getalenteerde vrouwen voor topfuncties beschikbaar en een aanzienlijke groei is zeker mogelijk.
Hoe duidt u de uitkomsten van de Emancipatiemonitor 20122, waarin staat dat slechts 10% van de vrouwen een topfunctie ambieert?
Deze uitkomst staat niet in de Emancipatiemonitor 2012. In het algemeen geldt dat niet alle vrouwen en evenmin alle mannen een topfunctie nastreven.
Deelt u de mening dat uw neiging tot staatsdwang haaks staat op de vrijheid van zowel vrouwen als ondernemers? Zo nee, waarom niet?
De Wet Bestuur en Toezicht, gericht op grote vennootschappen, kent rapportage-verplichtingen. Het is belangrijk om de handhaving hiervan en de voortgang van het aantal vrouwen aan de top scherp te volgen.
Bent u bereid van uw ideologisch gedreven plannen af te stappen en vrouwen en het bedrijfsleven vrij te laten om zelf invulling te geven aan hun leven en organisatie? Zo nee, waarom niet?
Het parlement heeft ingestemd met de Wet Bestuur en Toezicht. Zie ook vorig antwoord.