Het artikel 'Europese Commissie wil met ‘noodmaatregel’ procedures duurzame energie versnellen' |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Europese Commissie wil met «noodmaatregel» procedures duurzame energie versnellen»?1
Ja.
Welke concrete projecten zouden onder deze noodmaatregel vallen? Deelt u de mening dat de noodmaatregel ook toepasbaar zou moeten zijn op meer grootschalige projecten dan nu voorgesteld wordt? Zouden Wind op zee en groene waterstofprojecten hieronder moeten vallen? Bent u bereid hiervoor te pleiten in Europa?
In de kabinetsappreciatie van de noodverordening op 18 november 2022 (Kamerstuk 22 112, nr. 3545) staat mijn inzet beschreven om de toepassing uit te breiden tot andere (meer grootschalige) technieken, zoals netverzwaring en CO2-transport en -opslag. De inzet was ook gericht om snelheid bij realisatie van duurzame opwek en -infrastructuur mogelijk te maken, door aandacht voor termijnen en knelpunten. Snelle realisatie van projecten is slechts voor een deel mogelijk door korte termijnen, aandacht voor inpassing en verhouding met overige beleidsdoelen (waaronder natuur en milieu) is net zo belangrijk. Resultaat van de onderhandelingen zijn dat opzichzelfstaande netverzwaring en grootschalige opwek is opgenomen in de verordening, specifiek in artikel 6. CO2 -transport en -opslag is niet opgenomen in de verordening, omdat deze projecten niet onder de definitie van de Europese hernieuwbare energierichtlijn (RED) vallen. Wind op Zee valt in het bereik van artikel 3 en 6, groene waterstofprojecten onder artikel 3.
Wat zou deze noodmaatregel betekenen voor zowel het oplossen van de energiecrisis als ook de gestelde klimaatambities voor 2030?
Deze maatregel draagt bij aan het oplossen van de energiecrisis en de klimaatambities, maar zal niet voor significante versnelling zorgen. De voorgestelde verkorte termijnen voor vergunningverlening van zonne-energie, warmtepompen en vernieuwingsprojecten (repowering) zullen in Nederland niet of nauwelijks tot versnelling leiden. Ditzelfde geldt voor het aanmerken van duurzame energieprojecten als overstijgend publiek belang. Dit kan beperkt effect hebben in ADC-procedures, maar zal niet voor procedurele versnelling zorgen.
Hoe raakt dit voorstel aan de Porthos-uitspraak, gegeven het feit dat deze noodmaatregel projecten automatisch in aanmerking zou brengen voor bepaalde ontheffingen binnen Europese wetgeving?
Alleen projecten die in de Europese definitie van hernieuwbare energie vallen, komen in aanmerking voor artikelen van deze noodmaatregel. CCS, en daarmee Porthos, valt niet binnen die definitie en komt dus niet in aanmerking voor deze noodmaatregel.
Bent u bereid om ook te pleiten voor een uitbreiding van deze noodmaatregel voor de noodzakelijke uitbreidingen van het elektriciteitsnet? Deelt u de mening dat deze uitbreidingen randvoorwaardelijk zijn voor bijvoorbeeld de versnelde uitrol van duurzame opwek en industriële warmtepompen?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Het falen van het laten meewegen van de verstrekking van energiecertificaten in het WWS |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met Richtlijn 2010/31/EU van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen?
Ja, ik ben bekend met de Europese richtlijn voor de energieprestatie van gebouwen uit 2010 en de wijziging 2018/844/EU van 30 mei 2018.
Onderschrijft u dat een van de doelstellingen van deze richtlijn is dat aan kandidaat-huurders van woonruimte tijdig informatie wordt verschaft over de energieprestaties van de woning, alsmede praktisch advies over hoe die kunnen worden verbeterd?1
Ja, deze doelstelling onderschrijf ik.
Onderschrijft u in dat licht dat ingevolge artikel 12 van de richtlijn vereist is dat de verhuurder bij de totstandkoming van de huurovereenkomst niet alleen een energieprestatiecertificaat voor de woning heeft laten opmaken, maar deze, of een kopie daarvan, ook daadwerkelijk aan de huurder overhandigt?
Ja, dat onderschrijf ik. Dit is nationaal geïmplementeerd in artikel 2.1 lid 3 van het «Besluit energieprestatie gebouwen» (Beg).
Onderschrijft u dat uit artikel 27 van de richtlijn voortvloeit dat ook op schending van voornoemde verplichting een sanctie wordt gesteld die doeltreffend, evenredig en afschrikkend is?
Ja, dat onderschrijf ik. Op basis van het «Besluit mandatering aan ILT van handhavingsbevoegdheden en aanwijzing toezichthouders op het terrein van BZK-wetgeving» artikel 2 lid 1 heb ik mandaat en machtiging verleend aan de inspecteur-generaal (IG) van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) om sancties op te leggen bij overtreding van artikel 2.1 lid 3 uit het Beg.
Is het juist dat deze informatieverplichting en de sanctie op overtreding daarvan, onder meer is opgenomen in het WWS, middels wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en wijziging van het Besluit huurprijzen woonruimte?2, 3 Zo nee:
Nee, het is niet juist dat de verplichting en de sanctie op het beschikbaar stellen van het afschrift van een geldig energielabel geregeld is in wet- en regelgeving omtrent huurprijzen. In antwoord 3 en 4 heb ik beschreven hoe dit wel vorm heeft gekregen, op deze implementatie hebben de aangehaalde stukken onder 5.a.1 en 5.a.2 betrekking.
De relatie tussen de labelletter en de maximale huurprijs op basis van het woningwaarderingsstelsel (WWS) is in het «Besluit huurprijzen woonruimte» vastgelegd, dat wil zeggen hoeveel huurpunten een bepaalde energielabelletter oplevert. Is er geen energielabel (meer) geregistreerd, bijvoorbeeld omdat de geldigheidsduur van het energielabel na het transactiemoment is verstreken, dan wordt teruggevallen op het (lagere) aantal punten op basis van de bouwjaarklasse. Dit stimuleert verhuurders om altijd een actueel en geldig geregistreerd energielabel te hebben. Dit betreft echter niet de sanctie op de energielabelplicht uit het Beg.
Bent u bekend met de rechterlijke uitspraken9, 10, 11, 12 die hierover recent gedaan zijn?
Ik heb hier kennis van genomen. De uitspraken betreffen een juiste uitleg van enerzijds de energielabelplicht en het beschikbaar stellen van een energielabel conform het Beg en anderzijds de toekenning van huurpunten conform het «Besluit huurprijzen woonruimte».
Het «Besluit huurprijzen woonruimte» en de daarin vastgelegde huurpunten voor het energielabel zijn dus geen sanctie op het niet beschikbaar stellen van het energielabel. De sanctie op het niet voldoen aan de energielabelplicht betreft een last onder bestuursdwang of een bestuurlijke boete van de ILT. Wanneer de eigenaar na navraag door de huurder geen actie onderneemt om een geldig energielabel voor het verhuurde te laten registreren, dan kan de huurder dit melden bij de ILT: Melding ontbreken energielabel bij verhuur woning of utiliteitsgebouw | MijnILT (ilent.nl). Ik ben momenteel in gesprek met de ILT om deze reactieve vorm op korte termijn om te zetten naar actief toezicht en handhaving.
Het registreren van een energielabel is geen garantie dat de huurder het afschrift ook ontvangt. Om de toegang tot het afschrift van het energielabel voor huurders te verbeteren heb ik daarom in mijn brief van 21 juni jl. met uw Kamer gedeeld dat het afschrift van het energielabel ook voor huurders op MijnOverheid beschikbaar zal worden gesteld.14
In deze uitspraken wordt geoordeeld dat voor toepassing van het WWS niet relevant is of het energieprestatiecertificaat tijdig aan de huurder is overhandigd. Hoe ziet u deze uitspraken in het licht van uw antwoorden op de eerdere vragen?
Het overhandigen van het afschrift van het energielabel en de punten toekenning voor het WWS staan los van elkaar. Voor het WWS wordt gekeken of er een geldig energielabel is geregistreerd in EP-online (de energielabeldatabase) en welk label dit betreft. Wanneer er echter een energielabel geregistreerd is voor een woning zie ik geen reden waarom het afschrift niet overhandigd zou worden aan de huurder. Om de toegang tot het afschrift van het energielabel verder te verbeteren, ga ik deze daarnaast ook ontsluiten via MijnOverheid.
Deelt u de zorg dat, indien de verhuurder zelfs na in het ongelijk te zijn gesteld door de huurcommissie, nog aan de sanctie uit het WWS kan ontkomen door alsnog een energieprestatiecertificaat op te laten maken, geen sprake is van een doeltreffende en afschrikkende sanctie?
Het WWS betreft geen sanctie op de energielabelplicht.
Deelt u de zorg dat huurders worden ontmoedigd om bij het ontbreken van een energieprestatiecertificaat naar de huurcommissie te stappen, als blijkt dat verhuurders nog in of na de procedure bij de huurcommissie met een nieuw energieprestatiecertificaat op de proppen kunnen en mogen komen, en de huurder in dat geval geen huurprijsvermindering krijgt en met kosten van de procedure blijft zitten?13
Zie antwoord 6 voor het handelingsperspectief van een huurder bij het ontbreken van een energielabel.
Hoe kan de wetgeving zo worden aangepast dat verhuurders hun verplichting tot overhandigen van het energieprestatiecertificaat aan de huurder vóór de verhuur wel nakomen en de sanctie op het overtreden van die verplichting wél opgenomen en uitgevoerd worden in het WWS?
Het is niet nodig wetgeving te wijzigen omdat de sanctie elders is geregeld zoals omschreven in antwoord 4 en de mogelijkheden in antwoord 6 om hierop te acteren.
Wat gaat u ondernemen om dit te bewerkstelligen?
Zoals in het antwoord op vraag 10 aangegeven is het niet nodig wetgeving te wijzigen. Wel zal ik er zorg voor dragen dat het afschrift van het energielabel ook voor huurders op MijnOverheid beschikbaar komt en zet ik mij in voor een betere naleving van de energielabelplicht in de verhuur.
De energie-intensieve bedrijven in de Eemshaven |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten dat de industrie in de Eemsdelta vreest voor een domino-effect van omvallende bedrijven en met de brandbrief vanuit de regio om de Eemsdelta te steunen?1
Ja. Naar aanleiding hiervan ben ik op dinsdag 15 november hierover in gesprek gegaan met een delegatie van de industrie in de Eemsdelta.
Welke ondersteuning gaat u geven voor bedrijven die tijdelijk productie af moeten bouwen of stil moeten leggen? Graag een gedetailleerd antwoord.
Nog voor het einde van dit jaar wil ik uw Kamer informeren over de impact van de energiecrisis op de energie-intensieve industrie. Daarbij zal ik ingaan op het handelingsperspectief om de problemen in de energie-intensieve industrie te adresseren.
Maakt Nederland net als Duitsland en Frankrijk gebruik van het EU-steunkader dat hulp aan industrie-ondernemingen toestaat? Graag een gedetailleerd antwoord.
Zie antwoord vraag 2.
Wat zijn de effecten in de basischemie en bij de productie van vitale producten wanneer een bedrijf in de keten omvalt? Graag een gedetailleerd antwoord.
De exacte keteneffecten zijn moeilijk te voorspellen. Het lijkt er vooralsnog op dat bedrijven die hun productie hebben teruggeschroefd of stopgezet hiertoe gedwongen zijn door het aanbod van goedkopere importgoederen. Dit laat zien dat er in de waardeketen substituten voorhanden zijn. Het wegvallen van de productie van bijproducten die niet substitueerbaar zijn kunnen leiden tot significante keteneffecten. In de Kamerbrief over de impact van de energiecrisis op de energie-intensieve industrie ga ik hier verder op in.
Wanneer wordt de indirecte kostencompensatie voor hoge CO2-uitstoot waar ondernemingen recht op hebben uitgekeerd? Graag een gedetailleerd antwoord.
De indirecte kostencompensatie ETS is een compensatie aan internationaal concurrerende industriebedrijven uit enkele specifieke sectoren met een hoog stroomverbruik. Vanwege het Europese emissiehandelssysteem maken de energiebedrijven extra kosten die zij aan hun klanten, waaronder industriebedrijven, doorberekenen. Om weglek van Europese productie naar landen buiten de EU te voorkomen mogen EU-lidstaten deze indirecte kostencompensatie ETS aanbieden aan sectoren waarvan de EC heeft vastgesteld dat zij een weglekrisico kennen vanwege het ETS. In Nederland is die compensatie in een subsidieregeling gevat. Een onderneming heeft recht op uitkering van deze compensatie van kosten die het in een jaar gemaakt heeft indien de regeling in het navolgende jaar wordt opengesteld en het bedrijf een geldige aanvraag indient en aan de geldende voorwaarden voldoet. Compensatie met betrekking tot indirecte emissiekosten gemaakt in het ene jaar moet op basis van de richtsnoeren van de Europese Commissie in het navolgende jaar uitgekeerd worden. RVO verwerkt en beoordeelt momenteel alle ingediende aanvragen. Aan sommige bedrijven is de compensatie reeds uitgekeerd; de overige bedrijven zullen voor het eind van het jaar compensatie ontvangen. Er is geen budget voorhanden om de regeling na 2022 nogmaals open te kunnen stellen.
De motie-Omtzigt (Kamerstuk 36200, nr. 118) |
|
Pieter Omtzigt (Omtzigt) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
|
Herinnert u zich de motie van het lid Omtzigt c.s. over ervoor zorgen dat energiebedrijven onder het prijsplafond een vergoeding krijgen op basis van de inkoopprijs met een kleine mark-up gebaseerd op reële kosten, die op 11 oktober 2022 met 141 stemmen voor is aangenomen?1 Kunt u aangeven hoe die wordt uitgevoerd?
Ja. Op dit moment worden gesprekken gevoerd met de energieleveranciers over hoe te komen tot een vorm van margetoetsing bij de uitvoering van de prijsplafondregeling voor 2023. Hiermee wordt invulling gegeven aan een waarborg dat er geen overwinsten plaatsvinden bij de energieleveranciers.
Herinnert u zich de motie van het lid Omtzigt c.s. over bij de uitwerking van het prijsplafond een voorstel doen voor situaties waarin er meerdere huishoudens per aansluiting zijn, die op 11 oktober 2022 met 150 stemmen voor is aangenomen?2
Ja.
Kunt u aangeven hoe u deze motie over blokverwarming en andere situaties waarin er meerdere huishoudens per aansluiting zijn, gaat uitvoeren?
Een oplossing voor blokaansluitingen heeft de hoogste prioriteit van het kabinet. Zoals ook aangegeven in mijn Kamerbrief van 7 november jl. (Kamerstuk 36 200 nr. 162) wordt op dit moment onder coördinatie van de Belastingdienst hard gewerkt aan een oplossing voor blokaansluitingen.
Kunt u de uitstaande schriftelijke vragen van 17 oktober 2022 over het energieplafond en blokverwarming en van 27 oktober 2022 over de 190 euro regeling voor huishoudens in november en december 2022 per ommegaande, dus tezamen met deze schriftelijke vragen, beantwoorden?
De antwoorden op de schriftelijke vragen over de 190 euro regeling heeft u ontvangen op 10 november (Kamerstuknummer 2022D46616).
Herinnert u zich dat u per nota van wijziging ongeveer 5 miljard euro aan tijdelijke verlaging van belasting op energie in het belastingplan heeft teruggedraaid om dat geld vrij te maken voor het energieplafond?
Ja.
Herinnert u zich dat u daarmee bijvoorbeeld effectief de energiebelastingen op gas verhoogt en dat de btw op energie daardoor op 1 januari 2023 stijgt van 9 naar 21% en de heffingskorting (de belastingkorting) daardoor fors daalt op 1 januari 2023 en dat de energierekening daardoor fors stijgt?
De verlagingen zoals die in 2022 van toepassing waren worden in 2023 niet verlengd.
Wat is, indien het energieplafond niet ingaat op 1 januari 2023, uw plan B?
De intentie van het kabinet is dat het energieplafond ingaat op 1 januari 2023.
Houdt u er rekening mee de belastingpercentages op energie alsnog aan te passen in 2023 om huishoudens lucht te geven? Zo ja, is het dan wel verstandig om het belastingplan te behandelen en daarover te stemmen in de komende week? Zo nee, weet u dat zeker?
Nee, op dit moment is dat niet iets waar ik van uit ga.
Kunt u deze vragen voor dinsdag 8 november om 15:00 uur beantwoorden in verband met de regeling van werkzaamheden, die om ongeveer 15:45 uur aanvangt en waarin besloten dient te worden over de debatten in de komende week?
Door de vele andere Kamervragen en debatvoorbereiding is het niet gelukt om de vagen voor 8 november te beantwoorden.
Het bericht 'Achterlijke situaties bij glastuinders, eerste bedrijven stoppen' |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het artikel van Nieuwe Oogst «Achterlijke situaties bij glastuinders, eerste bedrijven stoppen»?1
Ja.
Wat is uw reactie op dit bericht?
Het is bekend dat de gestegen energiekosten een grote impact hebben op de glastuinbouw. Dit heeft ook een effect op de keuzes die ondernemers maken, zoals extensivering, bedrijfsbeëindiging of elektriciteitslevering. Dit wordt ook beschreven in de tweede verkenning van WEcR van de mogelijke inkomenseffecten van de oorlog in Oekraïne voor bedrijven in de land- en tuinbouw die u op 9 november heeft ontvangen.2 Exacte cijfers zijn niet bekend, mede doordat er grote verschillen binnen de sector bestaan.
Meerdere ondernemers gaan stoppen met hun bedrijf of zijn genoodzaakt de productie aanzienlijk terug te schroeven, wat gaat dit volgens u betekenen voor het aanbod van groenten, zoals tomaten, paprika’s en komkommers?
Indien productie wordt verlaagd of beëindigd zal het aanbod van producten uit de glasgroententeelt afnemen. Mogelijk wordt het weggevallen aanbod vervangen door groenten uit het buitenland. In de eerder aangehaalde verkenning wordt uitgegaan van volumedalingen in 2022 van circa 10% voor komkommers en circa 15% voor tomaten. Voor paprika’s vermoed men dat de volumes ongewijzigd zijn ten opzichte van het vorige jaar. Hierbij wordt wel een voorbehoud gemaakt, namelijk dat de landelijke arealen van de diverse teelten ook van invloed zijn om bovengenoemde volumeontwikkelingen. Daarbij is de situatie divers en zijn er ook veel telers die het winterseizoen overslaan. Dat betekent dat het aanbod van Nederlandse groenten in de winter daalt, terwijl richting zomer veel aanbod gelijktijdig op de markt komt.
Wat zijn de gevolgen van het terugschroeven van de productiecapaciteit voor de prijzen van groenten?
In algemene zin zullen prijzen stijgen wanneer het aanbod daalt. De prijzen van groenten zijn echter ook sterk afhankelijk van opbrengsten in andere landen, gezien het om een internationale markt gaat en het de vraag is in hoeverre de daling in aanbod in Nederland door producten uit andere landen opgevuld zullen gaan worden. De verwachting is dat richting zomer het aanbod van Nederlandse groenten juist weer stijgt.
Het komende tekort aan groenten gaat waarschijnlijk gecompenseerd worden door import vanuit Marokko en Spanje. Dergelijke ontwikkelingen staan haaks op de duurzaamheidsambities. Wat is uw reflectie hierop?
Bij de beantwoording van deze vraag moeten twee voorbehouden worden gemaakt. Ten eerste is er niet genoeg data voorhanden om hier sluitende uitspraken over te doen. Ten tweede is het antwoord ook afhankelijk van of het duurzaamheidsperspectief smal (broeikasgasuitstoot) of breed (zoals effecten op biodiversiteit) is.
Voor tomaten uit Spanje en Marokko geldt dat deze veelal in de buitenlucht of onder plastic worden geteeld. In vergelijking met de Nederlandse glastuinbouw betekent dat dus een vermoedelijk minder energie-intensieve teeltwijze en dat er dus ook vermoedelijk minder koolstoflekkage optreedt. Dat moet opgewogen worden tegen het transport van de producten uit zuidelijke landen. Anderzijds scoort de Nederlandse glastuinbouw in algemene zin beter op watergebruik en wordt ook veel biologische plaagbestrijding ingezet.
Door de hoge gasprijzen en het ontbreken van financiële steun verplaatsen verschillende ondernemers hun research & developtment naar landen als India, wat zijn de gevolgen hiervan op onze concurrentiepositie?
Vanwege de uiteenlopende bedrijfssituaties en afhankelijkheden met de rest van de keten is het moeilijk om generieke uitspraken te doen over de specifieke gevolgen voor de concurrentiepositie. Enerzijds betekenen de hoge energieprijzen dat de glastuinbouw minder concurrerend wordt. Anderzijds zal, voor zover er concurrentie plaatsvindt met buitenlandse energie-intensieve glastuinbouw, dit effect ook gelden voor het buitenland.
In een ledenenquête van glastuinbouw Nederland geeft 8% van de ondernemers aan dit jaar faillissement aan te moeten vragen, wat zijn hiervan de gevolgen voor onze hoogwaardige tuinbouwcluster?2
Het is vanwege de uiteenlopende bedrijfssituaties en afhankelijkheden met de rest van de keten moeilijk om generieke uitspraken te doen over wat het effect is van faillissementen op de rest van het cluster. In algemene zin kan gesteld worden dat een disruptie zoals de energiecrisis negatief is voor het cluster, dit heeft immers ook effect op de keten van toeleveranciers en afnemers. Daarbij kunnen de hoge kosten leiden tot minder investeringsruimte. Door de diversiteit binnen de sector is het lastig in te schatten wanneer een dusdanig keteneffect optreedt dat het cluster als geheel wordt bedreigd.
Kunt u vertellen waarom de motie van de leden Grinwis en Erkens over een tijdelijke correctieregeling duurzame warmte in het leven roepen (Kamerstuk 29 023, nr. 322)?
Helaas lijkt er een deel van de vraag weggevallen. Ik ga er daarom vanuit dat de vraag ziet op de stand van zaken van de afhandeling van de motie. Ik verwacht uw Kamer op korte termijn over de uitvoering van de motie te kunnen informeren.
Vanwege de hoge energieprijzen en het uitblijven van afdoende financiële steun is er geen kapitaal om te investeren in verdere verduurzamingsmaatregelen, wat zijn de gevolgen hiervan op de energietransitie?
Het is vanwege de uiteenlopende situaties op bedrijfsniveau lastig te zeggen wat het effect is van de energiecrisis op de energietransitie. Wel worden via verschillende instrumenten middelen vrijgemaakt voor de energietransitie in de glastuinbouw, zo is het budget voor subsidie op energiebesparende maatregelen opgehoogd naar € 60 mln. om zoveel mogelijk aanvragen te kunnen honoreren. Tegelijk wordt met Glastuinbouw Nederland en Greenports Nederland gesproken over mogelijkheden om de energietransitie te versnellen. Voorts kan ik u melden dat eraan gewerkt wordt dat de Borgstelling MKB-Landbouwkredieten zo gauw als de staatssteun-goedkeuring verkregen wordt, tijdelijk een optie gaat bieden voor glastuinbouwbedrijven die vanwege de hoge energieprijzen over aanvullend werkkapitaal moeten kunnen beschikken om in bedrijf te kunnen blijven. De Kamer is daarover in een aparte brief van mijn collega’s van EZK en LNV (2022Z25539) uitgebreider geïnformeerd.
Kunt u elke vraag afzonderlijk en binnen de gebruikelijke termijn van drie weken beantwoorden?
Het is vanwege de benodigde afstemming helaas niet gelukt om aan dit verzoek te voldoen.
De dieselprijs |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u zich er bewust van dat diesel inmiddels duurder is dan benzine?1
Ja.
Klopt het dat de van oudsher goedkope dieselprijs, ten opzichte van de benzineprijs, een van de redenen is voor de hogere motorrijtuigenbelasting op dieselauto’s in vergelijking met benzine auto’s?
Het klopt niet dat de lage dieselprijs wordt gecompenseerd door de motorrijtuigenbelasting (mrb) voor dieselvoertuigen. De mrb voor dieselvoertuigen is hoger ten opzichte van de mrb voor benzinevoertuigen om te compenseren voor de lagere dieselaccijns ten opzichte van de benzineaccijns.
Bent u voornemens dieselrijders te compenseren voor de extreem hoge dieselprijzen, bijvoorbeeld door het verlagen van de motorrijtuigenbelasting op dieselauto’s? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft in het Belastingplan 2023 reeds een maatregelenpakket voorgesteld om mensen en bedrijven tegemoet te komen voor stijgende energieprijzen (waaronder diesel). Het pakket bevat bijvoorbeeld accijnsverlagingen tot 1 januari 2024.
Windmolenverzet in Brielle |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het massale protest in Brielle tegen de komst van twee gigantische windmolens?1
Ik ben bekend met de gestarte petitie tegen de komst van twee windmolens in de gemeente Brielle.
Bent u bekend met het feit dat de normen waarop windmolenprojecten worden getoetst in 2021 door het Europese Hof van Justitie buiten werking zijn gesteld, omdat ze niet voldoen aan Europese wet- en regelgeving en dat het Europese Hof heeft bepaald dat de gezondheid van mens en dier onvoldoende is gewaarborgd met de in Nederland gehanteerde normen? Zo ja, kunt u alle windmolenptojecten op land per direct stopzetten omdat u altijd wijst het belang van Europese wet- en regelgeving? Graag een gedetailleerd antwoord.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft in haar uitspraak van 30 juni 2021 geoordeeld dat de algemene regels voor windturbines in het Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm) en de bijbehorende Activiteitenregeling milieubeheer (Arm) voor windturbineparken (windturbinebepalingen) buiten toepassing moeten worden gelaten vanwege een procedurefout bij de totstandkoming ervan. Voor deze algemene regels had op grond van EU-recht een planmilieueffect-rapport (plan-MER) moeten worden gemaakt. De Afdeling heeft zich alleen uitgesproken over de procedure, maar niet over de inhoud van de regels. Ik heb u eerder, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (IenW), geïnformeerd over de gevolgen van deze uitspraak en het proces om te komen tot nieuwe landelijke milieunormen voor windturbines op basis van een plan-MER (Kamerstuk 33 612, nr. 80 en 33 612, nr. 76).
Met de Regionale Energiestrategieën is het aan de regio’s om een afweging te maken waar nieuwe windparken en/of zonneparken komen. Dit gebeurt door middel van een zorgvuldig proces. Als gevolg van de uitspraak is het nu aan bevoegde gezagen om zelf vast te stellen en te onderbouwen welke milieunormen zij bij hun besluitvorming hanteren. Zij maken in dat verband een eigenstandige specifieke afweging om te bepalen wat voor de betreffende locatie een aanvaardbaar milieubeschermingsniveau is. Ik zie dat decentrale overheden dit zeer zorgvuldig doen.
Eigen normen van decentrale overheden dienen goed onderbouwd te worden, onder andere op basis van de wetenschappelijke kennis over windenergie en gezondheid. Deze kennisbasis wordt door het RIVM, via het Expertisepunt Windenergie en Gezondheid, regelmatig aangevuld met relevant (internationaal) onderzoek.
Bent u bekend met het feit dat op basis van nieuwe Europese normen in Denemarken en Duitsland geen windmolens van deze grootte zo dichtbij woongebieden geplaatst worden, ook niet als zij los staan? Zo ja, wilt u ook om deze reden alle windmolenprojecten op land stilzetten? Graag een gedetailleerd antwoord.
Ik ben bekend met de verschillende afstandsnormen die gelden binnen Europa, zo ook de geldende normen in Denemarken en Duitsland. Uit het onderzoek naar afstandsnormen, waarover ik u eerder heb geïnformeerd, blijkt dat in de acht onderzochte landen op verschillende manieren milieu en afstandsnormen zijn vorm gegeven (Kamerstuk 33 612, nr. 80). Nederland en het Verenigd Koninkrijk hanteren geen landelijke afstandsnorm. Andere landen hebben verschillende afstandsnormen. In landen met een afstandsnorm is deze afstandsnorm meestal ingesteld om de visuele impact van windturbines te beperken. Voor het (aanvullend) reguleren van windturbinegeluid hanteren alle acht onderzochte landen geluidsnormen, waarbij er ook grote verschillen zijn tussen de landen. De verschillen zitten zowel in de wijze van normering, als in het beschermingsniveau dat wordt geboden.
In Nederland zijn de gezondheidseffecten van windturbines tot nu toe gereguleerd met normen voor geluid, externe veiligheid en slagschaduw. Voor de toekomst werkt de Staatssecretaris van IenW aan nieuwe landelijke milieunormen op basis van een plan-MER. Begin 2023 zal het plan-MER en de ontwerpAMvB voor het publiek ter inzage worden gelegd. Rond het zomerreces van 2023 zal de Staatssecretaris van IenW het plan-MER en de ontwerpAMvB aan de Kamer sturen. Het rapport over afstandsnormen wordt betrokken in het plan-MER en bij het opstellen van de AMvB.
Vindt het acceptabel om ten faveure van de natte klimaatdroom een loopje te nemen met de volksgezondheid? Zo ja, wat zegt u tegen al die mensen die overlast ervaren van knipperende verlichting, geluid en slagschaduw voor omwonenden?
Allereerst merk ik op dat de woordkeuze van dhr. Van Haga niet getuigd van het fatsoen en respect waarmee leden van Kamer en kabinet elkaar horen te bejegenen. Ik beantwoord de vraag, omdat ik de zorgen van mensen in Brielle serieus neem, maar wil dhr. Van Haga verzoeken zich voortaan in fatsoenlijker woorden uit te laten.
Windmolens op land produceren schone energie, maar veroorzaken ook hinder, zoals geluid en slagschaduw. Ik vind het daarom belangrijk dat bij vergunningverlening voor windturbines alle effecten op een zorgvuldige manier worden afgewogen. In afwachting van landelijke normen voor milieuaspecten kunnen bevoegde gezagen vergunningen op basis van een lokale milieubeoordeling milieuvoorschriften opnemen in de omgevingsvergunning milieu en het bestemmingsplan om milieubescherming te bieden voor omwonenden. Daarbij hebben belanghebbenden bij vergunningverlening de mogelijkheid hun zienswijze kenbaar te maken.
De gezondheidseffecten als gevolg van windturbines worden serieus genomen. Bij het opstellen van beleid worden de meest recente relevante wetenschappelijke inzichten over gezondheidseffecten betrokken. Daarom actualiseren we de bestaande kennisbasis met betrekking tot windturbines en gezondheidsrisico’s. Hierover heb ik u op 6 juli 2022 geïnformeerd (Kamerstuk 32 812, nr. 76). We richten ons op het waarborgen van een goede bescherming van omwonenden en omgeving en het daarnaast mogelijk maken van nieuwe ontwikkelingen zoals windparken voor schone energie.
De knipperende verlichting bij bestaande windturbines (hoger dan 150 meter) is nodig voor de luchtvaartveiligheid. Om de effecten voor omwonenden te verkleinen, wordt gewerkt aan naderingsdetectie. Naderingsdetectie maakt het mogelijk dat de verlichting alleen gaat branden als een luchtvaartuig de windmolen nadert. Naar verwachting zal het gebruik van naderingsdetectiesystemen voor windparken verankerd worden op 1 januari 2024 in de Omgevingswet. In de tussenliggende periode wordt vooruitlopend op wettelijke verankering invoeren van naderingsdetectie mogelijk gemaakt. Daarvoor is per project toestemming van de ILT vereist (Kamerstuk 32 813, nr. 1085). Samen met provincies, gemeenten en de windsector vind ik het van belang dat de ervaren hinder zo veel mogelijk wordt beperkt.
De gevolgen van de Porthos uitspraak van de Raad van State voor de vergunningaanvraag voor gaswinning bij Ternaard |
|
Tjeerd de Groot (D66), Faissal Boulakjar (D66) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink , Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Welke gevolgen heeft de uitspraak van de Raad van State in de Porthos-zaak voor het vergunningverleningsproces rondom de gaswinning bij Ternaard?1
De uitspraak in de Porthos-zaak heeft tot gevolg dat ook de stikstofdepositie die in de bouw- en aanlegfase op Natura 2000-gebieden wordt veroorzaakt, moet worden getoetst bij de aanvraag om een natuurvergunning. Zoals vermeld in mijn brief aan uw Kamer d.d. 3 november jl. over de uitspraak Porthos, geldt immers voor ieder project dat alsnog moet worden gekeken naar de stikstofeffecten van de aanlegfase.
Wanneer denkt u de besluitvorming rondom de vergunning voor Ternaard af te kunnen ronden?
Op dit moment kan ik nog niet aangeven wanneer de besluitvorming precies kan worden afgerond. De besluitvorming loopt door het alsnog betrekken van de stikstofeffecten in de aanlegfase bij de beoordeling, vertraging op. Omdat het project valt onder de Rijkscoördinatieregeling, ben ik in contact met de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over het vervolg van de procedure. Ik heb de NAM tot en met het eerste kwartaal van 2023 in de gelegenheid gesteld om de aanvraag aan te vullen, om zo alsnog deze effecten te kunnen toetsen. Daarna zal de procedure omtrent de besluitvorming hervat kunnen worden.
Welke gevolgen heeft de uitspraak van de Raad van State in de Porthos-zaak voor gaswinning op de Noordzee en de vergunningverlening daaromtrent?
De gevolgen voor de vergunningverlening voor gaswinning op de Noordzee zijn gelijk aan die voor alle andere projecten waarbij bouw- en/of aanlegwerkzaamheden plaatsvinden. Ik verwijs hierbij ook naar mijn eerder genoemde brief van 3 november.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Natuur dat gepland staat op 9 november 2022?
Tot mijn spijt is dat niet gelukt.
De verregaande klimaatgekte: een verbod op benzine-/dieselauto’s |
|
Barry Madlener (PVV), Alexander Kops (PVV) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Automobilist betaalt de prijs voor elektrificatie wagenpark – Kenners: Nederland en Europa zijn ontstellend naïef»?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Hoe reageert u op het EU-verbod op nieuwe benzine- en dieselauto’s per 2035?
Ik ben tevreden dat het Europees Parlement en de Raad een voorlopig politiek akkoord bereikt hebben op het dossier CO2-emissienormen voor personenvoertuigen en lichte bedrijfsvoertuigen. Dit akkoord betekent een duidelijk signaal richting de sector en een belangrijke stap naar verdere verduurzaming van mobiliteit. Een uitfaseerdatum (de facto verbod) voor de nieuwverkoop van fossiele voertuigen in 2035 zal de weg vrijmaken voor de verdere uitrol van zero-emissie voertuigen.
Deelt u de conclusie dat het te schandalig voor woorden is dat de gewone man en vrouw hun zuurverdiende benzine-/dieselauto worden uitgepest en worden gedwongen tot een voor hen onbetaalbare elektrische auto? Hoe garandeert u dat ook zij en niet alleen de D66- of GroenLinksstemmende grachtengordelelite, kunnen blijven autorijden?
Ik deel die conclusie niet. Dit Europees besluit betreft alleen de nieuwe auto’s die per 2035 verkocht gaan worden. Pas in 2050 zal het hele wagenpark emissieloos moeten zijn. Autofabrikanten voeren hun productie van elektrische voertuigen nu al substantieel op. Het is daarom de verwachting dat nieuwe elektrische auto’s door dit besluit de komende jaren steeds goedkoper gaan worden. Op dit moment rijden er al ruim 300.000 volledig elektrische auto’s op de Nederlandse wegen. Stimuleren van deze (nieuwe) voertuigen leidt tot een snellere ingroei van deze voertuigen in de tweedehandsmarkt. Ook biedt het kabinet momenteel al een subsidie aan voor de aanschaf van gebruikte elektrische auto’s. Mede hierdoor wordt het elektrisch rijden steeds toegankelijker.
Naar aanleiding van de motie Bontenbal2 heb ik de Kamer toegezegd om scenario’s voor EV-stimulering na 2025 uit te werken. Deze scenario’s lopen mee in het interdepartementaal beleidsonderzoek klimaat (IBO-klimaat). Met het IBO-klimaat werken we aan nieuwe maatregelen en aanscherpingen op het klimaatbeleid. Besluitvorming hierover vindt plaats in het voorjaar.
Bent u ervan op de hoogte dat veel metalen voor de productie van de batterijen voor elektrische auto’s, kabels, verhardingsmaterialen, laadpalen et cetera schaars en moeilijk verkrijgbaar zijn (zoals in China en Afrika)?
Ik ben ervan op de hoogte dat de energietransitie andere grondstoffen vergt die schaars voorradig zijn. In Europees verband wordt gewerkt aan onze strategische autonomie door o.a. inbreng voor een European Critical Raw Materials Act. Naast de Europese aanpak werkt het kabinet aan een aanvullende Nederlandse grondstoffenstrategie, specifiek voor de Nederlandse positie. Hierover wordt u eind 2022 nader geïnformeerd.
U wilde met uw energietransitie toch juist ónafhankelijk worden van andere landen? Ziet u een parallel met uw naïeve beleid om de kolencentrales te sluiten, geen haast te maken met kernenergie en vooral te focussen op zonne- en windenergie, waardoor we voor onze energie-/gasbehoefte nu júíst afhankelijk zijn geworden van het buitenland en daarvoor de prijs betalen?
Elektrische auto’s zijn drie keer efficiënter dan auto’s met een verbrandingsmotor. Er is voor de aandrijving van een elektrisch voertuig dus ca. drie keer minder energie nodig. De transitie naar duurzamere mobiliteit dient dus juist de autonomie van de EU. Het kabinet streeft daarnaast naar minder afhankelijkheid van energie-import, in eerste instantie afbouw daarvan vanuit Rusland. Daarom zet het kabinet in op versnelde introductie van hernieuwbare energie, diversificatie van energie-import om leveringszekerheid te garanderen en bereidt het de uitbreiding van de toepassing van kernenergie in Nederland voor, wat noodzakelijke en grondige voorbereiding vereist.
Deelt u de mening van hoogleraar transitiekunde aan de Erasmus universiteit Rotterdam Jan Rotmans dat Nederland en Europa ontstellend naïef zijn en dat de Nederlandse automobilist straks de prijs betaalt? Hoe gaat u voorkomen dat de prijs van autorijden door deze klimaathysterie verder omhooggaat?
Dhr. Rotmans geeft aan dat de prijzen van een elektrisch voertuig ondanks de toenemende vraag in de toekomst niet zullen dalen. Hij geeft aan dat dit vooral debet is aan de grondstoffenschaarste van aardmaterialen zoals lithium en kobalt. De ontwikkelingen op batterijgebied staan niet stil. Doordat de EU duidelijk gekozen heeft voor de uitfasering van auto’s met een verbrandingsmotor, is het de verwachting dat elektrische auto’s steeds goedkoper zullen worden. De gebruikskosten van een elektrische auto liggen bovendien lager dan die van een auto met verbrandingsmotor.
Wat gaat u eraan doen dat de gewone man en vrouw zélf geen elektrische auto kunnen betalen, maar wel moeten meebetalen aan de subsidies voor de Tesla-rijdende D66- en GroenLinkselite?
De tweedehands markt voor EV’s wordt tijdelijk gestimuleerd met een evenwichtig pakket. U kunt daarbij onder andere denken aan de tijdelijke vrijstelling van de motorrijtuigenbelasting van volledig elektrische (gebruikte) auto’s, controlemogelijkheden van de tractiebatterij en ca. € 110 miljoen aan subsidie voor gebruikte en volledig elektrische auto’s. Het kabinet wil er daarmee voor zorgen dat elektrisch rijden een aantrekkelijke optie is als mensen eraan toe zijn om hun auto te vervangen.
Dit alles overziende, deelt u de conclusie dat het kabinetsstandpunt, in reactie op het Fit for 55-pakket van de Europese Unie, voor een verbod op benzine-/dieselauto’s per 2030, dus nog eerder dan het EU-verbod, te idioot voor woorden is (Kamerstuk 22 112, nr. 3185)?
Conform het klimaatakkoord en het coalitieakkoord is de ambitie van het Kabinet3 om nieuwverkoop van auto’s met interne verbrandingsmotor per 2030 uit te faseren. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat dit via een nationaal verbod gerealiseerd kan worden. Op verzoek van uw Kamer4 onderzoekt het kabinet verschillende scenario’s voor de stimulering van duurzame mobiliteit na 2025 om die doelstelling per 2030 dichterbij te kunnen brengen.
Bent u ertoe bereid een eind te maken aan deze klimaatgekte en de mensen te laten autorijden zoals zij dat zélf willen – voor zover zij dat tegenwoordig nog kunnen betalen?
Het blijft vooralsnog tot 2050 gewoon mogelijk om in een voertuig met interne verbrandingsmotor te rijden.
De 190 euro regeling voor huishoudens in november en december 2022 |
|
Pieter Omtzigt (Omtzigt) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
|
Herinnert u zich dat u het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2022 (Negende incidentele suppletoire begroting inzake tijdelijk prijsplafond energie voor kleinverbruikers), de negende incidentele suppletoire begroting inzake tijdelijk prijsplafond energie voor kleinverbruikers heeft ingediend, waarmee u voorstelt 2,6 miljard euro uit te geven om kleinverbruikers 190 euro per maand te vergoeden in november en december?
Ja. Op 7 oktober is de Negende incidentele suppletoire begroting aangeboden aan Uw Kamer.
Klopt het dat u de feitelijke vragen van de Tweede Kamer nog niet beantwoord heeft en dat de wet nog behandeld moet worden in de Tweede Kamer en in de Eerste Kamer?
De antwoorden op de vragen die de Tweede Kamer heeft gesteld, zijn maandag 6 november jl. naar uw Kamer verzonden.
Klopt het dat u al wel een ministeriële regeling hebt vastgesteld op 18 oktober 2022, waarmee het geld uitgegeven wordt? (Staatscourant 2022, 28075).
In de publicatie van de Regeling van de Minister voor Klimaat en Energie van 17 oktober 2022, nr. WJZ/ 22508619, houdende tijdelijke regels inzake subsidie voor elektriciteitsleveranciers ter bekostiging van een tegemoetkoming voor energieprijzen voor kleinverbruikers (Tijdelijke overbruggingsregeling tegemoetkoming energieprijzen kleinverbruikers 2022) werd het voorbehoud gemaakt van parlementaire goedkeuring op het voor de regeling benodigde budgettaire beslag.
Bent u de juridische verplichtingen op rechtmatige wijze aangegaan?
Ter autorisatie is in de aanbiedingsbrief bij de Negende incidentele begroting (Kamerstuk 36 220) een beroep is gedaan op het tweede lid van artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet vanwege de hoge urgentie van de uitgaven inzake de tegemoetkoming voor energieprijzen voor kleinverbruikers. Dit beroep op het tweede lid van artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet is tevens opgenomen in de brief van 7 oktober, waarmee de Negende incidentele suppletoire begroting werd aangekondigd aan de Eerste Kamer.
Indien u artikel 2.27 van de compatibliteitswet gebruikt, hoe heeft u de Kamer daarover geïnformeerd?
Zie het antwoord op vraag 4.
Bent u bekend met het feit dat er in Nederland 8,1 miljoen huishoudens zijn en dat compensatie van alle huishoudens dus 3,1 miljard euro zou kosten?1
Bij de berekening van het budgettaire beslag van de regeling Tegemoetkoming energieprijzen 2022 werd dezelfde ramingsmethodiek gebruikt als bij de verlaging van de energiebelasting. Bij deze methodiek speelt de heffing van btw een rol. Een energiebelastingkorting van € 157 zou leiden tot een korting van € 190 voor de consument, indien gerekend zou worden met 21% btw. Dit is echter niet het geval bij de subsidieverlening aan de energieleveranciers die de korting op de energierekening van kleinverbruikers met € 190 in november en december mogelijk maakt. Daarom moet uitgegaan worden van een subsidie per huishouden van € 190, in plaats van de oorspronkelijk geraamde € 157. Als gevolg van het betrekken van btw in de berekening werd het benodigde beslag voor de regeling te laag geraamd op € 2,6 mld, daar waar dit € 3,15 mld had moeten zijn. Daarbij is uitgegaan van 8,3 miljoen aan kleinverbruikersaansluitingen waar de subsidie op van toepassing is. Vanwege deze aanpassing van de raming is inmiddels een nota van wijziging op de Negende incidentele suppletoire begroting ingediend.
Klopt het dat alle kleinverbruikers (winkels, kantoren) in aanmerking komen en dat als alle winkels, huishoudens, kantoren, verenigingen en andere kleinverbruikers 190 euro zouden krijgen, er waarschijnlijk zeker 3,5 miljard euro nodig zou zijn?
De raming is opgebouwd uit een P * Q. Voor de Q is uitgegaan van 8,3 miljoen kleinverbruikers, in lijn met de aantallen die wij op basis van de realisatie vermindering energiebelasting hanteren. Dit zijn zowel huishoudens als kleinverbruikers bij bedrijven. Wij gaan uit van circa 7,8 miljoen huishoudens (op basis van het aantal bewoonde woningen) en 500.000 kleinverbruikers bij bedrijven. De P bestaat uit tweemaal 190 euro per kleinverbruiker, hierdoor komt het totaalbedrag uit op € 3,15 miljard.
Kunt u de ramingstoelichting van deze wet aan de Kamer sturen?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u aangeven welke en hoeveel huishoudens geen kleinverbruikers aansluiting hebben voor de elektriciteit en dus geen compensatie krijgen?
Het is op dit moment nog niet exact duidelijk hoeveel huishoudens geen kleinverbruikersaansluiting hebben. Het gaat hier vaak om huishoudens met een collectieve elektriciteitsaansluiting die wordt gedeeld door meerdere wooneenheden in hetzelfde gebouw. We weten dat er naar schatting 40.000 VvE’s zijn waar dit probleem kan spelen. We weten ook dat de Belastingdienst in 2021 16.000 aanvragen heeft gekregen voor de teruggaaf energiebelasting bij meerdere onroerende zaken achter één elektriciteitsaansluiting. We onderzoeken nog hoeveel huishoudens er achter de collectieve aansluitingen zitten.
Voor 2023 streeft het kabinet naar een specifieke tegemoetkoming voor huishoudens met blokaansluitingen (warmte en elektriciteit). Een regeling hiervoor, die de hoogste prioriteit heeft, wordt onder coördinatie van de Belastingdienst uitgewerkt. Alle relevante partijen zijn betrokken en nemen hun medeverantwoordelijkheid.
Kunt u bij de vorige vraag ingaan op alle mogelijkheden, zoals meerdere huishoudens met een aansluiting en het aantal mensen dat geen tegemoetkoming krijgt?
De meest voorkomende situatie is die van een grootverbruikersaansluiting die wordt gedeeld door meerdere huishoudens in een wooncomplex. Zoals hierboven aangegeven wordt nog onderzocht om hoeveel huishoudens dit gaat. Behalve de huishoudens zonder kleinverbruikersaansluiting is er ook aandacht voor situaties waar één kleinverbruikersaansluiting door meerdere huishoudens of door veel huisgenoten wordt gedeeld. Vaak zijn dat studentenhuizen of huurappartementen in oudere gebouwen. Er wordt gekeken hoe zoveel mogelijk situaties in aanmerking komen voor een passende tegemoetkoming, maar het zal niet mogelijk zijn om iedereen te bereiken.
Is er nog een mogelijkheid om de regeling in de Kamer aan te passen, nu energieleveranciers al aanvragen voor subsidies hebben ingediend? Zo nee, wat is de rol van de Kamer dan bij deze regeling?
Nee. Zoals ook gemeld in mijn Kamerbrief van 1 november jl. doet het kabinet ten aanzien van de benodigde parlementaire goedkeuring van het budgettaire beslag een beroep op lid 2 van artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet 2016, omdat de uitvoering van deze maatregel niet kon wachten tot het parlement de bijbehorende wijziging van de begrotingsstaat heeft goedgekeurd. Daarbij is gezien de benodigde spoed afgeweken van de vaste verandermomenten en minimuminvoeringstermijn.
Hebben alle leveranciers van elektriciteit een aanvraag gedaan? Zo nee, krijgen de klanten van een electriciteitsaansluiting van leveranciers die geen aanvraag doet, dan geen 190 euro per maand?
Vrijwel alle leveranciers hebben een aanvraag gedaan. Alleen leveranciers die een aanvraag doen, kunnen aanspraak maken op de subsidie. Het staat leveranciers die geen aanvraag doen vrij om hun klanten ook 190 euro per maand uit te keren.
Indien een kleinverbruiker de 190 euro niet krijgt van zijn leverancier, welke rechtsmiddelen staan dan voor hem open om dat af te dwingen?
Alleen de leverancier kan de subsidie aanvragen. De klant kan dit niet zelf doen. Wel kan een klant wiens aansluiting valt onder de regeling, zich wenden tot zijn energieleverancier. Verder is het doorgeven van het bedrag aan de kleinverbruiker een voorwaarde voor de subsidie aan de leverancier waarop gecontroleerd zal worden (zie antwoord op vraag 14). Tevens kan een klant overstappen naar een andere leverancier. Zij ontvangen de tegemoetkoming in de eerstvolgende maand waarin zij op de eerste van de maand bij een energieleveranciers staan ingeschreven. Als zij in november dus een nieuw contract afsluiten, ontvangen zij de tegemoetkoming alleen over december. De groep klanten die vanwege betalingsproblemen eerder bij hun leverancier was afgesloten en weer wordt aangesloten na het (alsnog) treffen van een betalingsregeling ontvangt de tegemoetkoming wel al over de betreffende maand (en niet pas over de volgende). Van deze groep is immers te controleren dat zij niet eerder een aansluiting bij een andere leverancier hadden waarover zij reeds de tegemoetkoming hebben ontvangen.
Is de rechtsbescherming van de individuele burger voldoende geborgd bij deze regeling?
Het belang van de burger is geborgd door in de regeling de verplichting op te nemen dat de subsidieontvanger (de leverancier) de € 190 in zijn geheel en uiterlijk binnen 30 dagen na subsidieverlening in mindering moet brengen op de betalingsverplichting van de burger. Uiteraard wordt gecontroleerd of de leverancier zich aan deze verplichting houdt.
Welke rechtvaardiging zit er achter het feit dat mensen die een zeer energiezuinige woning hebben en bijvoorbeeld energiekosten hebben van minder dan 100 euro per maand, geld terugkrijgen in november en december?
Er is voor gekozen om kleinverbruikers een tegemoetkoming te geven voor hun energiekosten. Dat kon alleen door te kiezen voor de huidige generieke vormgeving.
Welke rechtvaardiging zit er achter het feit dat mensen die nog een vast contract hebben met vaste prijzen, een tegemoetkoming krijgen voor gestegen energieprijzen? Hoeveel huishoudens hebben naar verwachting nog een vast contract?
Zie antwoord vraag 15.
Kunt u deze vragen een voor een en zo spoedig mogelijk beantwoorden, aangezien de regeling kennelijk al is ingegaan?
Ja.
De stinkende biomassacentrale in Steenwijkerland |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat bewoners en bijna de voltallige gemeenteraad van Steenwijkerland de stinkende biomassacentrale Ice Bear helemaal zat zijn?1
Ik ben bekend met het artikel waarnaar u verwijst.
Bent u bekend met het feit dat biomassa een heel slechte energiebron is en dat verbranding van hout weinig energie oplevert, waardoor netto meer CO2 uit de schoorsteen komt dan bij kolen en gas?
Ik ken de zorgen die leven over de laagwaardige inzet van biogrondstoffen. Daarom geeft het kabinet voor de productie van uitsluitend elektriciteit uit houtige biogrondstoffen geen nieuwe subsidies meer af en is uw Kamer in april geïnformeerd over het stoppen met het afgeven van nieuwe subsidies voor lagetemperatuurwarmte uit houtige biogrondstoffen.2 Om te borgen dat de inzet van biogrondstoffen verantwoord en zorgvuldig gebeurt, heeft het kabinet een integraal duurzaamheidskader gepresenteerd3. Het kabinet is van mening dat biogrondstoffen een essentiële rol spelen om de afhankelijkheid van (geïmporteerde) primaire fossiele grondstoffen en minerale delfstoffen te beëindigen, bijvoorbeeld in de chemie, de bouw en bij de productie van brandstoffen voor de lucht- en scheepvaart. Daarbij geldt voor het kabinet het uitgangspunt dat alleen duurzame biogrondstoffen een bijdrage aan de transitie kan leveren en dat duurzame biogrondstoffen uiteindelijk zo beperkt en hoogwaardig mogelijk moet worden ingezet. Dit wordt onderschreven door rapporten van het IPCC, PBL en de SER. Met de Uitvoeringsagenda Biogrondstoffen wordt hier uitvoering aan gegeven.
Waarom blijft de biomassacentrale Ice Bear in bedrijf, terwijl deze bewezen overlast veroorzaakt?
Voor het verbeteren van de luchtkwaliteit en het realiseren van gezondheidswinst is samenwerking tussen overheden essentieel. In het kader van het Schone Lucht Akkoord werkt het Rijk daarom samen met gemeenten en provincies aan het verminderen van luchtvervuiling. Zo is de Kamer in augustus 2022 geïnformeerd dat het Rijk de emissiegrenswaarden voor biomassacentrales aanscherpt 4. Dit zal een verwachte emissiereductie hebben op o.a. stof, stikstofoxide en ammoniak en andere stoffen die een negatieve invloed hebben op de luchtkwaliteit. Verder kan een gemeente door middel van het bestemmingsplan (straks omgevingsplan) gebieden aanwijzen waar geen of juist wel biomassacentrales geplaatst mogen worden. Het toezicht op biomassacentrales ligt bij het bevoegd gezag (in het geval van biomassacentrales de gemeente of provincie). Als het bedrijf de regels overtreedt kan het bevoegd gezag handhaven.
Deelt u de mening dat er geen loopje genomen dient te worden met de volksgezondheid van de bewoners van Steenwijkerland en omgeving? Zo ja, vindt u het aanvaardbaar dat bewoners indringende stank, nachtelijke geluidsoverlast en veel fijnstof in de omgeving van het bedrijf ervaren?
Zie antwoord vraag 3.
Wilt u zich inspannen om deze stinkfabriek te sluiten? Zo ja, hoe gaat u dat concreet doen? Zo neen, waarom niet?
Nee. Zoals hierboven omschreven werken het Rijk, provincies en een groot aantal gemeenten met het Schone Lucht Akkoord samen aan het permanent verbeteren van de luchtkwaliteit in Nederland. Met het duurzaamheidskader biogrondstoffen schetst de regering de kaders waarlangs bedrijven biogrondstoffen kunnen gebruiken. Het is vervolgens aan gemeentes en provincies om vergunningen te verlenen, toezicht te houden (te beoordelen in hoeverre aan de regels is voldaan) en indien nodig te handhaven op het moment dat een bedrijf de regels overtreedt.
Het artikel “Energieplafond drijft prijzen en subsidies verder op” |
|
Renske Leijten |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Wat is uw reactie op het artikel dat het prijsplafond een prijsopdrijvend effect heeft? Kunt u uw antwoord toelichten?1
In het genoemde artikel waarschuwen de auteurs voor het risico van prijsstijgingen indien er na invoering van het tijdelijke prijsplafond onvoldoende concurrentie zou bestaan op de markt. Ik deel de aandacht die uitgaat naar dat risico en wil het daarom ondervangen, bijvoorbeeld door te borgen dat mensen in 2023 kunnen blijven overstappen voor het deel van hun gebruik dat buiten het plafond valt. Juist omwille daarvan zijn de volumegrenzen bewust zo gekozen dat hoewel de meerderheid van de Nederlandse huishoudens met het gebruik onder het plafond valt, er nog steeds sprake is van een deel van het verbruik dat er boven valt. Daarmee blijft een prikkel bestaan om energie te besparen en om over te stappen.
Overigens is het behoud van concurrentie tussen leveranciers ook een belangrijk element waar de Europese Commissie op toeziet met het oog op het bepalen of er sprake is van ongeoorloofde staatssteun.
Erkent u dat het prijsplafond energieleveranciers uitnodigt om gecoördineerd hogere prijzen te vragen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, ik deel die opvatting niet. Coördinatie in de zin van onderlinge afstemming van de bedrijfsvoering en de prijsvorming op de markt is in strijd met de wetgeving. Concurrenten mogen onderling geen afspraken maken over de prijs die zij vragen voor hun producten of diensten. In de Mededingingswet staat dat deze afspraken, die de concurrentie belemmeren, verboden zijn. De ACM houdt hier toezicht op en kan zo nodig ingrijpen bij vermoeden van prijsafspraken.
Welke afspraken heeft u gemaakt om te voorkomen dat energieleveranciers hogere prijzen vragen? Op welke manier controleert u of deze afspraken worden nagekomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
In de beantwoording van de vragen die de Kamer gesteld heeft over de uitvoering van het prijsplafond (Kamerbrief 36 200, nr. 162 van 7 november jl. met antwoorden op vragen over en uitwerking van prijsplafond) is de werkwijze ten aanzien van het vaststellen van de vergoeding voor de leveranciers aan de orde gekomen. Dit is ook in het notaoverleg Prijsplafond energie van 10 november met uw Kamer besproken.
Kortheidshalve betreft het onder andere dat er waarborgen opgenomen worden ten aanzien van het vaststellen van de redelijke marge die een leverancier voor levering van gas of elektriciteit onder het plafond kan rekenen. Er vindt ook een controle plaats op de relevante kosten door een onafhankelijke accountant en waar daartoe aanleiding is, kunnen onterecht in rekening gebrachte kosten achteraf worden teruggevorderd.
Hoe voorkomt u dat energieleveranciers zelf de hoogte van hun subsidie gaan bepalen door hun prijzen op te drijven?
Zie antwoord vraag 3.
Erkent u dat energieleveranciers door het prijsplafond minder hoeven te concurreren op een scherpe marktprijs voor consumenten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Een vermindering van de marktwerking is onvermijdelijk door een grootschalige interventie zoals beoogd wordt met het tijdelijke prijsplafond. Ik zet erop in dat het verstorende beperkt wordt door de eerder genoemde volumegrenzen en waarborgen dat er geen kosten ten onrechte in rekening gebracht worden.
Hoe voorkomt u dat energieleveranciers op andere wijze dan met prijzen nieuwe klanten gaan lokken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik vind dat de compensatie die leveranciers ontvangen voor het uitvoeren van het prijsplafond volledig ten goede moet komen aan de consument. Het bieden van een dergelijke aanbieding moet dus niet gefinancierd worden vanuit de vergoeding voor de kosten van het plafond.
De welkomstbonus kent nu geen wettelijke grondslag. Het betreft een afspraak tussen de klant en de leverancier. Het staat leveranciers dus op dit moment vrij om middels de vormgeving van hun contracten klanten te werven, eventueel door ze een voordeel te bieden dat achteraf berekend wordt.
De ACM is wel voornemens in de gewijzigde regels rond opzegvergoedingen bepaalde spelregels hiervoor op te nemen, bijvoorbeeld waar het de maximale termijn betreft waarna een dergelijke bonus kan worden uitbetaald. Ik onderschrijf deze inzet. Daarnaast geldt in algemene zin de randvoorwaarde dat er in alle gevallen een verantwoordelijkheid ligt op de leverancier om de afnemer vooraf goed te informeren over de relevante bepalingen van het contract op het moment dat deze overeenkomst aangegaan wordt.
Wat vindt u van een Nintendo Switch, een Samsung wasmachine, een Xbox One S, een Rituals cadeaubon ter waarde van 150 euro of korting op zonnepanelen ter waarde van 350 euro als welkomstcadeau bij het aangaan van een energiecontract? Vindt u dit wenselijke klantenbinding, zeker nadat energieleveranciers miljarden aan subsidie voor het prijsplafond ontvangen?2
Zie antwoord vraag 6.
Wat vindt u van een Samsung wasmachine als welkomstcadeau bij het aangaan van een energiecontract? Kunt u toelichten of u dit een wenselijke ontwikkeling vindt, nadat energieleveranciers voor miljarden subsidie ontvangen?
Zie antwoord vraag 6.
Vindt u het een gunstige marktontwikkeling dat er zelfs websites zijn die de welkomstbonussen van energieleveranciers vergelijken en aanprijzen?3
Dergelijke welkomstbonussen zijn toegestaan binnen de huidige wet. De ACM heeft in de recent in consultatie4 gebrachte conceptregels voor opzegvergoedingen (ROVER) over welkomstbonussen de nieuwe regels voorgesteld. De voornaamste eis hierbij is dat dergelijke bonussen binnen bepaalde tijd, na aangaan van het contract, ten goede komen van de klant. Waar er relevante verschillen tussen energiecontracten bestaan, vind ik het begrijpelijk dat de vergelijkingssites voor consumenten deze inzichtelijk maken.
Erkent u dat zowel de welkomstcadeaus als de vergelijkingssites daarvoor extra (overhead-)kosten met zich meebrengen? Wie brengt deze overhead- of transactiekosten van een energieleverancier in kaart?
Het is mij niet bekend of en in welke mate er sprake is van extra overheadkosten als gevolg van het aanbieden van welkomstcadeaus. Het is aan leveranciers om een eigenstandige afweging te maken ten aanzien van de vormgeving van het aanbod ten aanzien van de daaraan verbonden kosten.
Kunt u aangeven hoe bij het voornemen tot het afromen van overwinsten omgegaan wordt met gemaakte kosten voor welkomstcadeaus? Wordt er voorkomen dat met subsidie van het energieplafond gênante klantenlokkerij zal ontstaan? Zo ja hoe? Zo nee waarom niet?
Eventuele tijdelijke kortingen op de leveringsprijs zullen worden meegenomen bij het bepalen van de gewogen gemiddelde prijs die wordt gehanteerd bij het afrekenen van de subsidie. Wanneer een leverancier dus een extra korting geeft, is er sprake van lagere gemiddelde tarieven en lagere compensatie. Welkomstcadeaus worden niet meegenomen bij het bepalen van de gewogen gemiddelde prijs die wordt gehanteerd bij het afrekenen van de subsidie.
Ziet u dat het binnenhalen van extra klanten voor 1 januari 2023 – bij het ingaan van het energieplafond – voor energieleveranciers een gunstige positie is omdat ze dan meer subsidie binnenkrijgen?
Het prijsplafond brengt zowel voordelen voor de leveranciers met zich mee als veel extra werk en beperkingen in hun bedrijfsvoering. De compensatie dekt het verschil tussen het plafondtarief en de te maken kosten per afnemer en is dus niet per kWh elektriciteit of m2 gas hoger bij een groter aantal klanten.
Op welke manier houdt u toezicht op de totstandkoming van de inkoopprijs bij energieleveranciers? Kunt u toelichten of deze controle voldoende is?
De inzet is dat er toezicht wordt gehouden op de marge die leveranciers kunnen berekenen bij het bepalen van de compensatie. Hierbij wordt bij aanvraag van de subsidie van de leveranciers vereist dat zij de relevante informatie beschikbaar stellen om de inkoopkosten te kunnen laten toetsen. Naar mijn inschatting is deze controle geschikt en proportioneel om te borgen dat er geen sprake is van over- of ondercompensatie zoals eerder met uw Kamer gewisseld is. Zie verder hiervoor het antwoord op vragen 3 en 4.
Erkent u dat het ministerie geen inzicht heeft in de mate van redelijkheid van het verschil dat energieleveranciers rekenen tussen de inkoopprijs en de verkoopprijs van energie en gas?4
Zie antwoord vraag 13.
Waarom bent u uitgegaan van compensatie vooraf voor energieleveranciers, terwijl niemand behalve de Autoriteit Consument & Markt (ACM) weet welke redelijke marge de energieleveranciers hebben op hun verkoopprijs van stroom en gas? Kunt u uw antwoord toelichten?
Van energieleveranciers wordt gevraagd om vanaf 1 januari 2023 een lager tarief in rekening te brengen. Zonder compensatie is het niet mogelijk om dit van private partijen te verlangen. Het werken met voorschotten vooraf is een gangbare werkwijze voor de uitvoering van een subsidieregeling, die aansluit bij de gebruikelijke werkwijze van de energieleveranciers.
Heeft u plannen ontwikkeld om de energieleveranciers alleen te vergoeden voor hun meerkosten, in plaats van te vergoeden voor omzetverlies? Kunt u deze plannen met de Kamer delen?
Ja, de inkoopkosten worden getoetst, en de redelijke marge die daar boven gerekend kan worden wordt vooraf vastgesteld, op basis van het externe advies hierover. Zie hiervoor ook de beantwoording van vragen 13 en 14.
Erkent u dat het huidige prijsplafond een vorm van liquiditeitssteun is aan energieleveranciers? Zo nee, bent u bereid om compensatie vooraf te laten vervallen?
Nee, er is sprake van bevoorschotting bij de uitvoering van de beoogde subsidieregeling. Dit is wat anders dan liquiditeitssteun voor de reguliere bedrijfsvoering van de betrokken leveranciers.
Heeft u plannen gemaakt om de energieleveranciers alleen achteraf te vergoeden voor daadwerkelijk gemaakte kosten, in plaats van compensatie vooraf? Kunt u deze plannen met de Kamer delen?
Zie antwoord vraag 16.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat van 10 november 2022?
Dit is helaas niet gelukt. Getracht is de beantwoording zo snel mogelijk aan uw Kamer te doen toekomen.
De uitspraken van de rechtbank over het behoud van contracten bij faillissement energieleverancier. |
|
Henri Bontenbal (CDA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Rechtbank: klanten van failliete leverancier met behoud van contract naar nieuwe leverancier» en de uitspraken van de rechtbank waar naar verwezen wordt in het artikel?1
Ja.
Klopt het dat de rechter tot de conclusie is gekomen dat bij een faillissement van een energieleverancier bij het overnemen van het klantenbestand door een andere energie leverancier ook energieovereenkomsten (contractvoorwaarden) moeten worden overgenomen? Wat zijn de gevolgen van deze uitspraak voor de werkwijze die de Autoriteit Consument & Markt (ACM) tot op heden heeft gehanteerd?
De Rechtbank Amsterdam heeft in deze zaak geoordeeld dat «het overnemen van een klantenbestand, zonder dat daarbij de energieovereenkomsten worden overgenomen, een figuur is die in het Besluit leveringszekerheid Elektriciteitswet 1998 niet voor komt». De Rechtbank Amsterdam heeft hierbij geoordeeld dat bij een overname artikel 2, vijfde lid, van het Besluit leveringszekerheid Elektriciteitswet 1998 moet worden geïnterpreteerd zodanig dat de leveringsovereenkomst door de overnemende leverancier dient te worden voortgezet onder dezelfde voorwaarden die golden bij de failliete leverancier. Het is aan de ACM als onafhankelijk toezichthouder om de regelgeving toe te passen.
Zijn de uitspraken die de rechtbank nu heeft gedaan ook van toepassing op de gang van zaken rondom de overname van het klantenbestand van het failliete Welkom Energie door Eneco? Zo ja, welke gevolgen heeft deze uitspraak voor deze klanten?
De uitspraak van de Rechtbank Amsterdam betrof een andere zaak en is van een latere datum dan het faillissement van Welkom Energie. Het is aan de rechter om te oordelen over de gevolgen met inachtneming van de specifieke omstandigheden in een bepaald geval.
Klopt het dat bij faillissement de curator in de zogenaamde vensterperiode het klantenbestand kan verkopen aan een andere energieleverancier?2 Klopt het dat dit altijd de eerste stap is na faillissement van een energieleverancier? Wat zijn de voorwaarden waaronder een klantenbestand verkocht mag worden?
In beginsel kan tot en met tien werkdagen na het tijdstip waarop de beschikking tot intrekking van een leveringsvergunning is genomen een (bewindvoerder met) vergunninghouder of de curator het bestand aan kleinverbruikers die een verbintenis met de vergunninghouder hebben overdragen aan één of meer andere vergunninghouders, die de levering van elektriciteit aan de betrokken kleinverbruikers voortzetten.3 Deze optie wordt doorgaans inderdaad als eerste verkend. Zoals de Rechtbank Amsterdam heeft geoordeeld, diende in de voorliggende casus de overeenkomst onder dezelfde voorwaarden die golden bij Flexenergie te worden voortgezet.
Klopt het dat als het klantenbestand niet of deels niet verkocht wordt, de (overige) klanten naar rato verdeeld worden over de andere energieleveranciers? Geldt hier (nu) ook dat de energieovereenkomsten overgenomen dienen te worden door de nieuwe energieleverancier? Zo nee, waarom niet?
Indien het klantenbestand in de eerste tien werkdagen na het tijdstip waarop de beschikking tot intrekking van een leveringsvergunning is genomen niet is overgenomen, geschiedt de verdeling van de klanten over de andere vergunninghouders naar evenredigheid van het totale aantal kleinverbruikers dat de andere vergunninghouders reeds beleveren.4 Een uitzondering is alleen mogelijk als de ACM op grond van de aan haar gemandateerde bevoegdheid tot een andere wijze van verdeling besluit. Bij de procedure van herverdeling geldt dat de aldus aangewezen vergunninghouder de levering van elektriciteit en/of gas met een overeenkomst voor onbepaalde tijd en verder onder zijn voorwaarden voortzet. Dit betekent dat de nieuwe leverancier de nieuwe klanten een nieuwe overeenkomst zal aanbieden.
Bent u bereid om opnieuw te kijken naar de procedures voor het overnemen van klanten bij faillissement van een energieleverancier, zodat huishoudens beter beschermd worden dan nu het geval is?
De ACM heeft mij verzocht om het Besluit leveringszekerheid op dit punt te verduidelijken. In de uitwerking van de lagere regelgeving onder de Energiewet heb ik mij reeds voorgenomen de procedure voor het overnemen van klanten bij faillissement van een energieleverancier te verduidelijken. Ik vind het van belang dat het voor alle betrokken partijen, maar in het bijzonder voor consumenten, duidelijk is waar zij aan toe zijn als hun leverancier failliet gaat.
Hoe kijkt u aan tegen de voorstellen die gedaan zijn in het pamflet «5 maatregelen om de energiemarkt te versterken»3 van het CDA en de VVD? Kunt u voor de maatregelen twee t/m vijf per maatregel aangeven hoe u deze waardeert en of u bereid bent deze op te volgen?
Ik heb met interesse kennisgenomen van het pamflet «5 maatregelen om de energiemarkt te versterken» van de leden Bontenbal (CDA) en Erkens (VVD) en ik ga hier uitgebreider op in, in mijn brief aan de Kamer met betrekking tot het aanbieden van vaste contracten.
Het bericht ‘Verduurzaming van koopwoningen komt bij gedeeld huizenbezit slecht van de grond’ |
|
Henri Bontenbal (CDA), Jaco Geurts (CDA), Silvio Erkens (VVD), Peter de Groot (VVD) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Verduurzaming van koopwoningen komt bij gedeeld huizenbezit slecht van de grond»?1
Ja
Hoe vaak komen deze problemen voor? Kunt u bevestigen of de cijfers, genoemd in het artikel, kloppen?
Deze cijfers zijn afkomstig uit een onderzoek in opdracht van de Vereniging Eigen Huis (VEH) onder appartementseigenaren wonend in (zeer) kleine VvE's.2 Ruigrok NetPanels heeft het kwantitatieve onderzoek uitgevoerd via een online consumentenpanel van Panelclix en Dynata. In totaal hebben 1.073 appartementseigenaren een online vragenlijst ingevuld, waarvan 412 appartementseigenaren wonend in een zeer kleine VvE.
De genoemde conclusies in dit onderzoek zijn geformuleerd na aanvullend verkennend kwalitatief onderzoek middels 2 groepsgesprekken met in totaal 12 deelnemers. Ik vind het fijn dat VEH dit kwantitatieve onderzoek met aansluitend een verkennend kwalitatief onderzoek heeft uitgevoerd. Deze uitkomsten komen overeen met het verkennend kwalitatief gedragsonderzoek dat het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zelf heeft uitgevoerd onder kleine VvE’s.3
Het is ingewikkeld om onderzoek te doen naar (zeer) kleine VvE's, omdat kleine VvE’s moeilijker te bereiken zijn. Daarmee is er een minder compleet beeld van de totale doelgroep. De uitkomsten van het onderzoek in opdracht van VEH leveren wat meer inzichten op, maar het is ook voor VEH lastig gebleken om een kwantitatief onderzoek naar kleine VvE’s te laten doen onder een grotere representatieve groep. De resultaten uit het onderzoek voor (zeer) kleine VvE’s moeten met voorzichtigheid worden gebruikt, omdat het een vertekend beeld geeft door de beperkte resultaten vanuit inactieve kleine VvE’s.
Deelt u de mening dat het een onwenselijke ontwikkeling is als woningeigenaren, die hun woning willen verduurzamen, nu niet hun huis kunnen verduurzamen, omdat de instemming van de vereniging van eigenaren (VvE) uitblijft?
Ik deel de mening dat de verduurzaming van VvE-gebouwen specifieke aandacht verdient. Ongeveer 20% van het totale aantal woningen is onderdeel van een VvE. Zoals ik uw Kamer in mijn brief van 23 december 2022 heb toegelicht, ondervinden appartementseigenaren en VvE’s door het gezamenlijke eigendom verschillende uitdagingen bij de verduurzaming van het gebouw.4 Op 5 september jl. heb ik u daarom de uitgewerkte Versnellingsagenda verduurzaming gebouwen in beheer van Verenigingen van Eigenaars (VvE-versnellingsagenda verduurzaming) toegezonden. In de bijbehorende Kamerbrief is een samenvatting van de VvE-versnellingsagenda verduurzaming opgenomen.5
De kern van de VvE-versnellingsagenda verduurzaming betreft een combinatie van verschillende onderdelen, waaronder het aanpassen van de besluitvormingsregels voor verduurzamingsmaatregelen en het informeren en ontzorgen van VvE’s en appartementseigenaren. Door de VvE-versnellingsagenda verduurzaming wordt het voor appartementseigenaren en VvE-bestuur makkelijker om het VvE-gebouw integraal te verduurzamen.
In het antwoord op vraag 5 geef ik nader aan wat de verschillende onderdelen van de VvE-versnellingsagenda verduurzaming inhouden.
Heeft u enkele succesverhalen om inzichtelijk te maken hoe VvE's wel gezamenlijk met huiseigenaren optrekken in de verduurzaming? Zo ja, kunt u hier lessen uit trekken om toe te passen in situaties waar VvE's er niet uitkomen?
Een les die getrokken kan worden uit verschillende succesverhalen is dat verduurzaming van het VvE-gebouw het beste kan worden uitgevoerd door planmatig onderhoudsmaatregelen te combineren met verduurzamingsmaatregelen (integrale aanpak). Ook blijkt uit deze succesverhalen dat het loont om als VvE-bestuur tijd te investeren in het benaderen van appartementseigenaren afzonderlijk, bijvoorbeeld omdat niet alle eigenaars de Nederlandse taal beheersen. Door de individuele benadering worden appartementseigenaren zich ook bewust van hun eigen rol bij het duurzaam onderhoud van het gebouw en daardoor ontstaat het vertrouwen om gezamenlijk het gebouw te verduurzamen. Deze individuele aanpak komt gemakkelijker tot stand wanneer een procesbegeleider het VvE-bestuur bij het organiseren van draagvlak ondersteunt.
VvE’s die al hebben gekozen voor zo’n integrale aanpak, kunnen andere VvE’s inspireren. Enkele van deze koplopers worden al op de websites van RVO6, het Warmtefonds7 en de Duurzame Huizen Route8 als goede voorbeelden genoemd. Sinds september 2023 is het voor steeds meer VvE-bestuurders en appartementseigenaren mogelijk om via de Duurzame Huizen Route ervaringen te delen over het verduurzamen van het gebouw.
Hoe kunnen VvE's, gezien hun belangrijke taak ten aanzien van het gemeenschappelijk gebouwbeheer, zo worden ingericht of geholpen dat het geheel of gedeeltelijk verduurzamen van gedeeld bezit toch mogelijk wordt?
De VvE-versnellingsagenda verduurzaming omvat verschillende onderdelen.
De besluitvormingsregels voor verduurzamingsmaatregelen worden aangepast door het quorum (aanwezigheidsvereiste) af te schaffen en een gewone meerderheid (50%+1) te hanteren voor verduurzamingsmaatregelen. Andere mogelijke oplossingen worden nader onderzocht, zoals het vereenvoudigen van de splitsingsakteregels en het invoeren van een integraal verduurzamingsplan voor alle VvE’s. Daarnaast is het onderzoek naar de verbreding van het wetsvoorstel notificatieregeling oplaadpunten VvE’s relevant. Dit wordt verder toegelicht in het antwoord op vraag 8.
Vanuit de VvE-versnellingsagenda verduurzaming ondersteunen de gemeenten via een VvE-verduurzamingsloket en/of procesbegeleiders de appartementseigenaren en VvE-bestuurders bij het verduurzamen van het VvE-gebouw. Bovendien zal vanaf eind 2023 de VvE-pagina op verbeterjehuis.nl stapsgewijs verbeterd worden. Hierdoor zullen appartementseigenaren zich meer bewust worden van hun eigen rol bij het duurzaam onderhouden van het gebouw. Ik zie hier ook een rol weggelegd voor de partijen in de koop- en leveringsketen. Ik onderzoek hiervoor op welke wijze aspirant-kopers van een appartement door bijvoorbeeld hun notaris, makelaar en hypotheekadviseur beter over de rechten en plichten van een appartementseigenaar kunnen worden geïnformeerd.
VvE’s worden vanaf januari 2024 door de uitbreiding van de subsidieregeling voor VvE’s (SVVE) verder geholpen met de verduurzaming van het VvE-gebouw. Zo worden voor monumenten de minimale isolatiewaarden verlaagd, zodat deze beter aansluiten op de aard van het gebouw. En naast subsidie voor procesbegeleiding kan een VvE voortaan ook subsidie aanvragen voor verschillende onderzoeken die nodig zijn voor het besluit voor het verduurzamen van het gebouw. Er kan bijvoorbeeld subsidie worden aangevraagd voor een asbestonderzoek of flora- en faunaonderzoek. Een VvE kan naast de SVVE ook gemeentelijke subsidies aanvragen en deze subsidies «stapelen».
Naast de subsidies is ook de mogelijkheid voor het lenen van geld verbeterd. Vanaf 26 april jl. is de rente van de VvE-Energiebespaarlening van het Warmtefonds met 1,5% verlaagd. De huidige rente ligt op 2,6%.9 Het Warmtefonds werkt daarnaast aan een regeling voor appartementseigenaren zonder leenruimte. Hierdoor zullen appartementseigenaren vanuit financieel oogpunt minder snel tegen het VvE-besluit voor verduurzamingsmaatregelen en de VvE-Energiebespaarlening stemmen.
Welke stimuleringsmaatregelen heeft u om het toch voor VvE's aantrekkelijker te maken om (collectieve) verduurzamingsmaatregelen te nemen?
Appartementseigenaren worden meer bewust gemaakt van hun eigen rol bij het verduurzamen en onderhouden van het gebouw. Dit najaar zal de verbetering van de VvE-pagina op Verbeterjehuis.nl starten. In 2024 wordt een begin gemaakt met een landelijk VvE-verduurzamingsloket. Omdat het belangrijk is voor VvE’s om lokaal te worden ondersteund bij het verduurzamingsproces, zullen gemeenten die deze lokale ondersteuning aan VvE’s willen bieden hierbij worden geholpen door het landelijke VvE-verduurzamingsloket. Zo zullen er informatie, deskundig advies en cursussen beschikbaar worden gesteld. Wanneer dit niet lokaal wordt aangeboden kunnen appartementseigenaren en VvE-bestuurders via het landelijke VvE-verduurzamingsloket toegang krijgen tot informatie en deskundig advies.
In mijn antwoord op vraag 5 heb ik aangegeven dat vanaf januari 2024 de subsidieregeling voor VvE’s (SVVE) wordt uitgebreid. Zo worden voor monumenten de minimale isolatiewaarden verlaagd, zodat deze beter aansluiten op de aard van het gebouw. En naast subsidie voor procesbegeleiding kan een VvE ook subsidie aanvragen voor verschillende onderzoeken die nodig zijn voor het besluit voor het verduurzamen van het gebouw. Bijvoorbeeld een asbestonderzoek of flora- en faunaonderzoek. Een VvE kan naast de SVVE ook gemeentelijke subsidies aanvragen en deze subsidies «stapelen». De SVVE biedt VvE’s subsidie voor het verduurzamen van het hele VvE-gebouw: subsidie voor energieadvies, een duurzaam meerjarenonderhoudsplan, procesbegeleiding, isolatiemaatregelen en warmtepompen, centrale aansluitingen op warmtenetten en zonneboilers. Voor één isolatiemaatregel kan voor ongeveer 15% subsidie worden aangevraagd. Voor twee of meer maatregelen blijft de subsidie ongeveer 30%.
Vanaf 13 november 2023 is er ook een nieuwe subsidieregeling: procesondersteuning voor opschaling renovatieprojecten (SPOR). Een VvE kan subsidie voor procesbegeleiding aanvragen via óf de SPOR, óf de SVVE.
Verschillende gebouweigenaren kunnen als samenwerkingsverband SPOR-subsidie voor procesbegeleiding aanvragen bij hun gebundelde renovatieproject. Dit kunnen bijvoorbeeld twee verschillende VvE’s zijn of één VvE en een aantal andere gebouweigenaren.
Minimaal even belangrijk als subsidie is goede financiering voor VvE’s, zodat zij verduurzamingsmaatregelen kunnen uitvoeren zonder er eerst jaren voor te sparen. Het Warmtefonds biedt steeds meer VvE’s financiering. Sinds 1 december 2022 ook voor kleine VvE’s met minder dan 8 appartementen, met een «vangnet» voor individuele appartementseigenaren in de VvE die de financiering later toch niet blijken te kunnen dragen. De VvE-Energiebespaarlening is ook aan te vragen door VvE’s met commerciële ruimten, waarbij minimaal de helft van de VvE als woonruimte in gebruik dient te zijn.
In mijn antwoord van vraag 5 heb ik aangegeven dat vanaf 26 april jl. de rente van de VvE-Energiebespaarlening van het Warmtefonds met 1,5% is verlaagd.
Het Warmtefonds werkt daarnaast aan een regeling voor appartementseigenaren zonder leenruimte. Ik verken momenteel samen met het Warmtefonds en de VvE-praktijk welke mogelijkheden er zijn om de VvE-financiering bij het Warmtefonds verder te verbeteren.
Hoe kunnen woningeigenaren worden geholpen bij situaties waarbij de VvE de verduurzamingsmaatregelen blokkeert?
Appartementseigenaren kunnen worden geholpen door het inschakelen van een procesbegeleider. Zoals reeds toegelicht in vraag 4 helpt het inzetten van een procesbegeleider bij het gehele verduurzamingsproces en het creëren van meer draagvlak. Voor procesbegeleiding kan een aanvraag worden gedaan via de SVVE-subsidie, en deze mogelijkheden worden per 1 januari 2024 uitgebreid.
Er kunnen verschillende persoonlijke redenen zijn voor een appartementseigenaar om niet met verduurzamingsmaatregelen te willen instemmen. Bij de vraag hoe een appartementseigenaar aankijkt tegen het treffen van verduurzamingsmaatregelen, kan bijvoorbeeld een rol spelen of de appartementseigenaar zelf in het VvE-gebouw woont of het appartement verhuurt, of in welke levensfase of financiële situatie de appartementseigenaar zich bevindt.
Ik wil appartementseigenaren helpen zich meer bewust te worden van hun verantwoordelijkheden in hun VvE en de rol die zij op zich kunnen nemen bij een verduurzamingstraject. Sinds september 2023 is het voor steeds meer VvE-bestuurders en appartementseigenaren mogelijk om via de Duurzame Huizen Route ervaringen te delen over het verduurzamen van het gebouw. Ook zal dit najaar de verbeteringsslag van de VvE-pagina op verbeterjehuis.nl starten. Daarnaast zal in 2024 een begin worden gemaakt met een landelijk VvE-verduurzamingsloket.
Gemeenten zullen worden ondersteund bij het opzetten van een lokale ondersteuning aan VvE’s. Hierbij worden gemeenten geholpen door het landelijke VvE-verduurzamingsloket. Aan gemeenten worden informatie, deskundig advies en cursussen beschikbaar gesteld. Wanneer ondersteuning aan VvE’s niet lokaal wordt aangeboden, kunnen appartementseigenaren en VvE-bestuurders toegang krijgen tot informatie, deskundig advies via het landelijk VvE-verduurzamingsloket.
Om het nemen van een gezamenlijk besluit te vergemakkelijken, is van belang dat iedere eigenaar het belang ziet van een te nemen besluit of tenminste erop kan vertrouwen dat het besluit zijn belangen niet onevenredig schaadt. Daarom onderzoek ik wat individuele appartementseigenaren motiveert en hen helpt om eerder in te stemmen met de verduurzamingsmaatregelen van het VvE-gebouw.
Is het wat u betreft wenselijk en mogelijk om niet-zichtbare verduurzamingsmaatregelen (bijvoorbeeld het plaatsen van dubbel glas) altijd toe te staan zonder toestemming van de VvE? Bent u bereid om een lijst met deze maatregelen op te stellen?
Op grond van het wetsvoorstel notificatieregeling oplaadpunten VvE’s kan een appartementseigenaar volstaan met een notificatie (kennisgeving) aan het VvE-bestuur bij het plaatsen van een oplaadpunt, wanneer wordt voldaan aan een aantal voorwaarden. Het wetsvoorstel is van 12 juli 2021 tot 6 september 2021 in internetconsultatie geweest10 en is tot nu toe niet verder gebracht naar aanleiding van de ontvangen internetconsultatiereacties en de te onderzoeken noodzaak tot verbreding van het wetsvoorstel vanwege de aangescherpte klimaatdoelen in het coalitieakkoord van december 2021. De notificatieregeling zal overigens worden meegenomen in een groter wetsvoorstel dat naar verwachting in werking treedt in 2026. Dit wetsvoorstel waarin ook de besluitvormingsregels en het afschaffen van het quorum worden genoemd, is gepresenteerd in de VvE-versnellingsagenda verduurzaming.
Ik vind het van belang dat individuele appartementseigenaren die graag willen verduurzamen hierin niet tegengehouden worden door een VvE die zelf niet de regie neemt in het duurzaam onderhouden van het gebouw. Daarom onderzoek ik of ik de appartementseigenaren die willen verduurzamen kan helpen door de notificatieregeling voor oplaadpunten te verbreden naar meerdere verduurzamingsmaatregelen. Welke verduurzamingsmaatregelen onder de notificatieregeling kunnen vallen, wordt nader onderzocht. Het gaat hierbij om verduurzamingsmaatregelen die nauw verbonden zijn aan het appartement zelf, zoals het vervangen van enkel glas door isolatieglas. In dit kader wil ik benadrukken dat het de voorkeur verdient dat het VvE-gebouw integraal verduurzaamd wordt, en niet per appartement.
Kunt u aangeven op welke wijze er wordt gewerkt aan een langetermijn oplossing voor de problemen met trage verduurzaming bij gedeeld huizenbezit?
Een lange termijn oplossing is vooral gericht op het ontzorgen van appartementseigenaren en VvE’s en middels een wetswijziging waarin de besluitvormingsregels voor verduurzamingsmaatregelen worden vergemakkelijkt en waarin de notificatieregeling wordt meegenomen. In het kader van de VvE-versnellingsagenda verduurzaming onderzoek ik allereerst wat individuele appartementseigenaren motiveert en kan helpen om eerder in te stemmen met de verduurzamingsmaatregelen van het VvE-gebouw. Appartementseigenaren worden meer bewust gemaakt van hun eigen rol bij het verduurzamen en onderhouden van het gebouw.
In 2024 zal een start gemaakt worden met een landelijk VvE-verduurzamingsloket. Gemeenten zullen worden ondersteund bij het opzetten van een lokale ondersteuning aan VvE’s via dit loket. Aan gemeenten worden informatie, deskundig advies en cursussen beschikbaar gesteld. Wanneer ondersteuning aan VvE’s niet lokaal wordt aangeboden kunnen appartementseigenaren en VvE-bestuurders toegang krijgen tot informatie, deskundig advies bij het landelijk VvE-verduurzamingsloket.
Daarnaast werk ik aan een wetsvoorstel om de besluitvormingsregels voor verduurzamingsmaatregelen aan te passen door het quorum (aanwezigheidsvereiste) af te schaffen en een gewone meerderheid (50%+1) te hanteren voor verduurzamingsmaatregelen. Andere mogelijke oplossingen worden momenteel onderzocht, zoals het invoeren van een integraal verduurzamingsplan voor alle VvE’s.
Ziet u bijvoorbeeld mogelijkheden om tot wetgeving te komen waarin wordt bepaald dat de VvE te allen tijde bevoegd is op het gebied van duurzaamheid, zoals door sommige experts wordt geopperd?2 Wat zouden de voor- en nadelen zijn van een dergelijke optie?
Ik ben niet voornemens wetgeving met die strekking te gaan voorbereiden. Wanneer verduurzamingsmaatregelen worden genomen, kan dit betekenen dat er wijzigingen worden aangebracht in de bestaande kostenverdeling tussen de appartementseigenaren en in de verdeling van de gemeenschappelijke- en privédelen van het gebouw. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de aanleg van nieuwe collectieve installaties en bijbehorende leidingen die zowel door gemeenschappelijke delen als privédelen gaan. Het te allen tijde bevoegd maken van de VvE bij verduurzamingsmaatregelen zou daarom kunnen betekenen dat ingegrepen wordt in het eigendomsrecht van individuele appartementseigenaren, zonder dat zij daar zelf invloed op hebben. Maar met de acties aangekondigd in de VvE-versnellingsagenda ga ik VvE’s helpen eenvoudiger te kunnen verduurzamen, waarbij ik alle belangen in het oog houd. Voor een weergave van de verschillende onderdelen van de agenda verwijs ik graag naar het antwoord op vraag 5.
Kunt u de vragen één voor één beantwoorden?
Ja, dat heb ik gedaan.
Speculatie op de gasbeurs |
|
Henri Bontenbal (CDA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Nederlandse gasbeurs onder vuur vanwege speculanten»?1
Ja.
Welke signalen van speculatie op de gasmarkt heeft u ontvangen en wat is daarop uw reactie geweest?
Op financiële markten worden derivaten(contracten), zoals futures en opties, met als onderliggende waarde aardgas (gasderivaten) verhandeld.
Voor haar toezicht op de handel in TTF-gasderivaten maakt de AFM onder meer gebruik van eigen data-analyses en meldingen van verdachte of afwijkende transacties, die marktpartijen en exploitanten en handelsplatformen verplicht zijn om te melden bij de toezichthouder. De AFM onderzoekt die meldingen, waaruit kan blijken of er al dan niet daadwerkelijk sprake is van marktmanipulatie of een andere vorm van marktmisbruik. In dat geval kan de AFM handhavend optreden. De AFM heeft vooralsnog geen indicaties dat er bij de handel in gasderivaten recentelijk sprake is (geweest) van enige vorm van marktmanipulatie of andere vormen van marktmisbruik.
Bij de handel in gasderivaten zijn naast energiebedrijven – die posities in dergelijke derivaten aanhouden om hun bedrijfsrisico’s af te dekken –, ook financiële ondernemingen betrokken. Tot die financiële ondernemingen behoren zogenoemde market makers die op de handelsplatformen waarop gasderivaten worden verhandeld voortdurend bied- en laatprijzen afgeven. Daarmee zorgen zij voor liquiditeit op die handelsplatformen, zodat energiebedrijven, maar ook financiële ondernemingen, hun risico’s kunnen beheren door te handelen in die derivaten en de omvang van hun posities in gasderivaten aan te passen. Door die liquiditeit kan de spread (het verschil tussen de bied- en laatprijzen) worden verkleind, wat tot lagere transactiekosten leidt.
Naast market makers zijn op de handelsplatformen waarop gasderivaten worden verhandeld ook financiële ondernemingen actief, die in opdracht van hun klanten transacties in gasderivaten uitvoeren. Tot de klanten van dergelijke brokers behoren zowel energiebedrijven als financiële ondernemingen. Market makers en brokers zijn altijd aanwezig op de markt, maar juist in een situatie waarin een markt erg volatiel is, zoals recentelijk de markt voor aardgas, is het van belang dat zij op deze handelsplatformen liquiditeit verschaffen, zodat marktpartijen die posities in gasderivaten aanhouden hun bedrijfsrisico’s kunnen afdekken.
Heeft u in beeld in hoeverre de gasprijs op de Title Transfer Facility (TTF) wordt beïnvloed door speculatie en wat daarvan de effecten zijn op de gasprijzen voor bedrijven en huishoudens?
De TTF is een virtuele marktplaats waar gas in het Nederlandse gassysteem door marktpartijen aan elkaar kan worden overgedragen. Partijen kunnen de TTF voor dit doel gebruiken in bilaterale contracten, maar ook de handel op verschillende gasbeurzen, zoals ICE Endex, vindt plaats via de TTF. De handel via gasbeurzen betreft slechts een deel van het totaal aantal transacties via de TTF. Bovendien zijn er verschillende korte- en lange termijn producten die via de TTF verhandeld worden, zoals de daghandel en de termijnmarkt. Er is bijgevolg geen sprake van één «TTF prijs». Vaak zit er bijvoorbeeld een prijsverschil tussen de daghandel (spotmarkt) via de TTF en de termijnhandel via de TTF.
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 2, heeft de AFM, die toezicht houdt op handel via de gasbeurzen, vooralsnog geen indicaties dat er bij deze handel sprake is van enige mate van marktmanipulatie of andere vormen van marktmisbruik. Op de financiële markten zijn financiële ondernemingen en niet-financiële ondernemingen, zoals energiebedrijven, actief die transacties in gasderivaten uitvoeren of laten uitvoeren. De TTF Futures derivatenmarkt is een van de meest liquide financiële markten voor aardgas. Het meest verhandelde gascontract is het maandcontract voor de volgende maand (front-month). De prijs hiervan wordt veelal als referentieprijs gehanteerd. Omdat de TTF gebaseerd is op gas dat daadwerkelijk in het fysieke netwerk wordt geïnjecteerd (via gasvelden, LNG-terminals en pijpleidingen uit het buitenland) is het de meest betrouwbare maatstaf voor vraag en aanbod binnen het grootste marksegment van de EU (Noordwest-Europa). Om die reden is de front-month TTF-prijs de belangrijkste referentieprijs in Europa en zijn veel leveringscontracten voor de lange termijn gebaseerd op deze referentieprijs, ook buiten Europa.
De laatste tijd is de prijs die op de TTF tot stand is gekomen erg volatiel, en worden TTF-contracten tegen een relatief hoge prijs verhandeld in vergelijking met afgelopen jaren (figuur 1). Of huishoudens en bedrijven hiervan iets merken is afhankelijk van het energiecontract dat een huishouden of bedrijf heeft afgesloten, van het type contract waarmee de energieleverancier het gas heeft ingekocht (via een gasbeurs of bijvoorbeeld bilateraal), het moment waarop de energieleverancier zijn gas heeft ingekocht en tegen welke prijs. De voornaamste oorzaak van de prijsstijging is de geopolitieke situatie en de daaropvolgende afgenomen invoer van gas (met name uit Rusland) naar Europa, terwijl gelijktijdig grote inspanningen zijn verricht om de Europese gasvoorraden te vullen (waardoor de vraag toenam).
Figuur 1. TTF-gasprijs (van het meest liquide contract (fronth-month). Bron: AFM Trendzicht 2023 (figuur 11).
Welke mate van volatiliteit op de TTF kan worden toegeschreven aan speculanten? Is daar een inschatting van te maken?
Het aantal partijen dat actief is op de TTF en op het handelsplatform van ICE Endex, waar TTF-futures en -opties worden verhandeld, is gelijk gebleven. Het aandeel financiële partijen ten opzichte van niet-financiële partijen met openstaande posities is eveneens stabiel.2 Tijdens de huidige energiecrisis is de liquiditeit op de gasderivatenmarkt van ICE Endex echter afgenomen. Waar in januari 2021 nog ongeveer 1,5 miljard MWh aan posities op de futuresmarkt openstond is dit sinds het voorjaar met ruim 50% afgenomen en sindsdien stabiel gebleven (figuur 2). Deze afname had volgens experts vooral te maken met de hogere gasprijzen die eveneens tot hogere onderpandverplichtingen bij centrale tegenpartijen leidden (waardoor het simpelweg duurder is om grote posities aan te houden). De beperktere liquiditeit, in combinatie met de spanningen op de gasmarkt, heeft geleid tot een hogere volatiliteit.
Figuur 2. Aantal openstaande contracten en het handelsvolume van TTF-gascontracten. Bron: AFM Trendzicht 2023 (figuur 13).
Daarnaast kan ik opmerken dat op grond van Europese en nationale wet- en regelgeving positiebeheercontroles en positielimieten zijn vastgesteld voor de belangrijkste grondstoffenderivaten. Daaronder vallen ook de in Nederland verhandelde TTF-gasderivaten. Deze positiebeheercontroles en positielimieten moeten voorkomen dat een marktpartij een zodanig grote positie in het TTF-gasderivaat kan aanhouden dat hij de prijs van de onderliggende waarde van het contract (aardgas) kan beïnvloeden. De AFM stelt in Nederland deze positielimieten vast en houdt toezicht op de naleving van de relevante Europese en nationale wet – en regelgeving en kan handhavend optreden indien die wet- en regelgeving niet wordt nageleefd. Tevens houdt de AFM toezicht op de handel in TTF-gasderivaten om marktmanipulatie of andere vormen van marktmisbruik te voorkomen. De AFM kan tevens handhavend optreden indien zich bij de handel in TTF-gasderivaten een situatie voordoet (of dreigt voor te doen) die als marktmanipulatie of een andere vorm van marktmisbruik kunnen worden gekwalificeerd. In verband met de recente volatiliteit op de markt voor aardgas heeft zich een dergelijke situatie niet voorgedaan.
In hoeverre is speculatie met de gasprijs op de TTF toegenomen tijdens de huidige energiecrisis ten opzichte van de marktsituatie voor de energiecrisis?
Zie antwoord vraag 4.
Is het juist dat er afgelopen jaar bijna 113 keer meer gas op de TTF werd verhandeld dan Nederland in een jaar gebruikt en dat er op de gasbeurs meer dan 160 partijen actief zijn? Hoe verhouden deze aantallen qua volume verhandeld gas en actieve partijen zich tot eerdere jaren?
De TTF is sinds de liberalisatie van de energiemarkten uitgegroeid tot de grootste gasbeurs van Europa. Dit betekent dat bijna al het gas in Noordwest-Europa – en dus niet alleen gas dat voor Nederlands gebruik is bestemd – op de TTF is of wordt verhandeld. Volgens het jaarverslag van Gasunie werd er in 2021 voor 47.705 TWh aan gas verhandeld op de TTF en waren er maximaal 175 partijen op één dag actief.3 Dit was een toename van respectievelijk 5% en 3% ten opzichte van het vorige jaar.
In hetzelfde jaar werd in Nederland ongeveer 40 miljoen kubieke meter aardgas gebruikt4, wat met het laagcalorische gas in Nederland overeenkomt met 390 TWh. Op basis van deze indicatieve berekening kan worden aangenomen dat het klopt dat er ruim honderd keer zoveel gas op de TTF werd verhandeld als in Nederland werd gebruikt in dat jaar. Een kanttekening hierbij is dat de handel in TTF op basis van energie (in MWh) plaatsvindt en niet volume in kubieke meters. De calorische waarde van het verhandelde gas op de TTF ligt niet vast.
Acht u het wenselijk dat partijen zoals zakenbanken, hedgefondsen, durfinvesteerders en private-equitybedrijven gas inkopen en doorverkopen met als doel om daarmee zoveel mogelijk geld te verdienen, waardoor gas voor het bij de eindverbruiker beland soms wel honderd keer van eigenaar wisselt?
Het kabinet staat voor de leveringszekerheid van gas en een goed werkende gasmarkt. De markt is tot nu toe – ook in de ongewone omstandigheden van dit jaar – in staat gebleken om voldoende gas aan te trekken om in de leveringszekerheid te voorzien. Op de gasmarkt moeten alle deelnemers zich aan regels houden, waar de AFM en de Autoriteit Consument en Markt (ACM) als toezichthouders op toezien. Op het moment dat er signalen zijn dat er partijen zijn die zich niet aan de regels houden, kunnen de toezichthouders daarop acteren. Zoals ik in de antwoorden hierboven heb beschreven, is de activiteit van financiële ondernemingen op de gasmarkt bevorderlijk voor de marktwerking, doordat zij liquiditeit bieden en marktpartijen daarmee de mogelijkheid bieden risico’s af te dekken.
Tevens is de TTF-termijnmarkt een fysieke markt. Alle partijen hebben door deelname een leveringsverplichting richting Gasunie Transport Services en zijn daarmee verplicht te leveren aan de infrastructuur na afloop van het termijncontract. Dit weerhoudt in principe partijen met een puur speculatief karakter van deelname, omdat zij niet in staat zijn daadwerkelijk aan een potentiële leveringsverplichting te voldoen.
Deelt u de mening dat de stelling dat meer handel efficiëntere prijzen oplevert in de huidige situatie puur theoretisch is en dat speculatie en het veelvoudig in- en doorverkopen van gas derhalve geen maatschappelijke meerwaarde hebben? Zo nee, waarom niet?
Nee, zoals hierboven beschreven leidt een hoge liquiditeit op een termijnmarkt juist tot stabiele en betrouwbare prijsvorming. Mede daarom is de TTF uitgegroeid tot de toonaangevende gasbeurs in Europa en zelfs in de wereld. Handelaren in gas zullen alleen gebruik willen maken van een termijnmarkt wanneer deze betrouwbaar en stabiel is en niet beïnvloed kan worden door één of enkele partijen.
Welke mogelijkheden ziet u om speculatie met de gasprijs op de TTF in te perken, zodanig dat prijsopdrijvende effecten worden voorkomen? Bent u bereid om hiervoor op korte termijn een aanpak uit te werken?
Het inperken van handel op de TTF evenals van de handel op financiële markten waar gasderivaten(contracten) worden verhandeld, heeft op de langere termijn negatieve gevolgen voor de prijsstabiliteit en leveringszekerheid van gas. In een normale marktsituatie zorgt de handel op de spotmarkt voor efficiënte allocatie van gas in het TTF-pijpleidingennetwerk. Contracten voor de langere termijn zorgen juist voor meer zekerheid en stabiliteit op de markt.
Zoals in mijn antwoord op de vragen 4 en 5 beschreven, is er Europese en nationale wet- en regelgeving om excessieve speculatie en marktmanipulatie tegen te gaan.
Het bericht ‘Nieuwe productiemethode maakt rotorbladen van windmolens goed recyclebaar’ |
|
Kiki Hagen (D66), Raoul Boucke (D66) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Wat gebeurt er nu met windturbines die niet meer in Nederland kunnen draaien, bijvoorbeeld omdat ze worden vervangen door nieuwere turbines of omdat er scheurtjes in het materiaal zitten?1
Voor windturbines die buiten gebruik worden gesteld, zijn diverse opties voor verwerking beschikbaar voor het turbinedeel en voor de rotorbladen. Het turbinedeel bestaat hoofdzakelijk uit metalen componenten die met de huidige technieken verregaand kunnen worden gerecycled. In hoeverre hergebruik op product- of componentniveau mogelijk is, is afhankelijk van vele factoren, waaronder kwaliteit van componenten en efficiency in termen van kosten voor levensduurverlenging en opbrengst bij hergebruik. Ook voor rotorbladen zijn de opties hergebruik en recycling van toepassing. Zo zien we dat gebruikte rotorbladen voor hergebruik worden doorverkocht aan windmolenexploitanten in het buitenland en incidenteel worden gerecycled voor andere toepassingen, zoals straatmeubilair of kinderspeeltoestellen. Recycling van rotorbladen verloopt nu doorgaans via de shredder waarin de rotorbladen worden vermalen tot kleine deeltjes. Dit shredderproduct wordt ook in de cementindustrie gebruikt waar glasvezel omgezet wordt tot zand en bijdraagt als vulstof, en de hars bijdraagt aan het verbrandingsproces. Naast hergebruik, recycling en gebruik in de cementindustrie kan geshredderd composiet van de rotorbladen ook terechtkomen in afvalverbrandingsinstallaties. In de toekomst zou het natuurlijk ideaal zijn als via een circulair ontwerp van rotorbladen de toegepaste materialen aan het einde van de levensduur ook daadwerkelijk weer kunnen worden teruggebracht in een nieuw product.
Hoeveel windturbines zullen er in Nederland tot 2030 weggehaald worden? Hoeveel materiaal van die turbines zal worden hergebruikt? Hoeveel materiaal is waarschijnlijk niet herbruikbaar en zal moeten worden weggegooid?
In opdracht van het innovatiecentrum Smart Port uit de provincie Zuid-Holland, heeft TNO op basis van aannames een inschatting gemaakt van de hoeveelheid materiaal die terug zal komen van het Noordzeegebied2. Tot 2030 zijn de hoeveelheden materiaal die terugkomen beperkt, maar nemen daarna snel toe. Het gaat hierbij om in potentie opnieuw in te zetten materialen. Het is niet op voorhand aan te geven welk deel niet herbruikbaar of recyclebaar is, mede vanwege de duurzame innovatiekracht die snel toeneemt en die nuttige toepassingsmogelijkheden snel vergroot. De besproken innovatie in het Volkskrant-artikel is hier een voorbeeld van.
Wat is uw reactie op de in het Volkskrant-artikel genoemde innovatie, waarbij het composiet kan worden omgesmolten tot glasvezel en koolstofvezel?
Het artikel biedt inzicht in de technologische ontwikkelingen rond het bereiken van circulariteit van een product als rotorbladen. Die technologie, van thermisch en chemisch scheiden van thermoharde composiet in vezel en hars, wordt al langere tijd getest, maar een economisch rendabele uitvoering vergt nog een verdere inspanning op productontwerp en het deel van het materiaal dat daadwerkelijk kan worden hergebruikt via recycling.
Daarnaast laat het artikel veel vragen over de nieuwe technologie onbeantwoord, zoals hoeveel energie dit vereist en welke kosten daarmee samenhangen, of er in het proces schadelijke stoffen vrijkomen en of er alternatieven denkbaar zijn voor het verbranden van de hars uit het composiet. In elk geval komen door het verbranden van de hars ook CO2 en mogelijk andere gassen vrij, die zullen moeten worden afgevangen. De lagere temperatuur waarbij de materialen kunnen worden teruggewonnen is dus een knappe verbetering door TNO, maar er zijn waarschijnlijk nog de nodige uitdagingen voordat dit procedé in de praktijk toepasbaar zal zijn.
De grote uitdaging is het uiteindelijk realiseren van de optimale condities voor een circulaire levenscyclus van rotorbladen. Dat wil zeggen: bij het ontwerp van de rotorbladen wordt rekening gehouden met de uiteindelijke recycling ervan, en recyclers hebben technologieën die waardevolle stromen opleveren die aansluiten bij de vraag vanuit de markt.
Deelt u de opvatting dat deze innovatie een essentiële schakel lijkt bij het verder verduurzamen van de opwek van windenergie? Zo ja, hoe kan u ervoor zorgen dat deze innovatie op grote schaal kan worden toegepast?
Voor het stimuleren van R&D&I gericht op transities levert het missiegedreven innovatiebeleid een belangrijke bijdrage. Allereerst via de sturing op inhoud zoals de vraag welke technologie nodig is, het bij elkaar brengen van de publiek private innovatiepartners, en het brede innovatie-instrumentarium over alle missies heen in aanvulling op generiek innovatie-instrumentarium. Het kabinet zet daarmee vol in op het versneld duurzame oplossingen beschikbaar te hebben voor belangrijke thema’s zoals de energie- en de circulaire transitie. De genoemde innovatie in het artikel is een mooi voorbeeld van een circulaire innovatie die met het bestaande instrumentarium zoals de regelingen Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+) of Missiegedreven Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie (MOOI) opgeschaald kan worden.
Welke veelbelovende technieken voor het hergebruiken van windturbines en andere producten in de energietransitie, zoals zonnepanelen, batterijen, kabels, etc., zijn bij u bekend? Wat doet u zodat deze innovaties op grote schaal kunnen worden toegepast?
Zie het antwoord op vraag 8.
Wie is er verantwoordelijk voor een goede verwerking na einde levensduur van producten die worden gebruikt in de energietransitie, zoals windmolens, zonnepanelen, batterijen, kabels, etc.?
Voor de productengroepen zonnepanelen en batterijen is een wettelijke uitgebreide producentenverantwoordelijkheid van toepassing. In dat geval zijn de producenten verantwoordelijk voor het doelmatige afvalbeheer van hun afgedankte producten. In Nederland wordt de uitvoering van de wettelijke verplichtingen collectief uitgevoerd door de respectievelijke producentenorganisaties: Stichting OPEN (Organisatie Producentenverantwoordelijkheid E-waste Nederland) voor afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, Stichting Batterijen en Stichting EPAC (Electric Power Assisted Cycle) voor draagbare en fietsbatterijen en Stichting Auto & Recycling voor elektrisch aangedreven auto’s. Voor windmolens en kabels is geen wettelijke producentenverantwoordelijkheid ingevoerd maar is doorgaans de eigenaar van de installatie verantwoordelijk voor de ontmanteling en correcte afvoer van afgedankte materialen, dat wil zeggen conform de Wet milieubeheer en het Landelijk Afvalbeheerplan.
Deelt u de mening dat de energietransitie gaat om duurzaamheid in alle facetten en dat er daarom ook heel specifiek aandacht moet zijn voor circulariteit?
Ja, duurzaamheid gaat niet alleen over CO2-uitstoot, ook over het minimaliseren van milieu-impact, behoud van biodiversiteit en het verminderen van de grondstof voetafdruk en circulariteit is een belangrijk middel om aan deze aspecten van duurzaamheid bij te dragen. Dit rechtvaardigt dan ook specifieke aandacht voor circulariteit in de energietransitie. In het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) wordt deze brede opvatting van duurzaamheid één van de publieke belangen waarlangs beslissingen over het energiesysteem van de toekomst worden afgewogen. Ter illustratie: eerder heeft de Minister voor Klimaat en Energie u al geïnformeerd over het speerpunt dat zonne-energie moet passen binnen de circulaire economie, en dat circulariteit meegenomen gaat worden in de vergunningverlening voor windparken.
In hoeverre werkt u aan circulariteit in de energietransitie, waarbij de afvalberg van windmolens, zonnepanelen, batterijen, kabels, etc. zo veel mogelijk wordt beperkt en kritieke en waardevolle materialen zo veel mogelijk worden teruggewonnen en hergebruikt?
Het kabinet zet zich actief in om de transitie naar een circulaire economie te versnellen. Hiervoor zal een nieuw Nationaal Programma Circulaire Economie begin volgend jaar aan uw Kamer worden gestuurd. Als onderdeel van dit traject hebben de verschillende transitieteams voor prioritaire productgroepen adviesroutekaarten aangeboden aan het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. De adviesroutekaart van de circulaire maakindustrie inclusief de prioritaire productgroep circulaire windparken bevat (in bijlage 2) een overzicht van relevante circulaire oplossingen in verschillende fasen van volwassenheid3. In de adviesroutekaart is expliciete aandacht voor kritieke grondstoffen. In het kader van het nieuwe Nationaal Programma Circulaire Economie zullen de doelen en vervolgacties rond circulaire windparken en de bredere Kennis en Innovatie Agenda Circulaire Economie4 nader worden uitgewerkt, inclusief aandacht voor terugwinnen en hergebruiken van kritieke materialen. Daarnaast zal in de nationale grondstoffenstrategie expliciet aandacht worden gegeven aan het vergroten van de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen op middellange termijn. Circulariteit is hiertoe één van de vijf handelingsperspectieven, waarmee ook de negatieve impact van winning en verwerking van grondstoffen op mens en milieu verminderd gaat worden. Deze grondstoffenstrategie zal naar verwachting einde van dit jaar naar uw Kamer worden toegezonden.
Voor hergebruik van zonnepanelen specifiek is het initiatief van ZonNext bij mij bekend, deze organisatie brengt vraag en aanbod van gebruikte zonnepanelen bij elkaar en faciliteert zo hergebruik van deze panelen. Stichting OPEN is in Nederland verantwoordelijk voor de recycling van zonnepanelen en beoogt dit op een zo hoogwaardig mogelijke manier te doen. De Minister voor Klimaat en Energie heeft regelmatig contact met stichting OPEN en andere stakeholders in dit proces, om de afvalberg van zonnepanelen zo veel mogelijk te beperken en terugwinning van grondstoffen te realiseren.
Klopt het dat, vanuit de doelen van het programma Nederland Circulair 2050, het doel voor de energievoorziening (i.e. energie-opwekkers, energiedragers en overige infrastructuur) ook is om in 2050 volledig circulair te zijn?
Sinds 2016 wordt er ingezet op een volledige circulaire economie in 2050. Daarmee streeft het kabinet ook naar een klimaatneutraal energiesysteem in 2050 dat bijdraagt aan de doelen van de circulaire economie. De manier waarop circulariteit en klimaatneutraliteit bij elkaar komen in het toekomstige energiesysteem, zal terugkomen in het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE), waarvan het eerste concept voor de zomer van 2023 naar de Kamer wordt gestuurd. In het NPE wordt «duurzaamheid» (en daarbinnen o.a. circulariteit en duurzaam grondstoffengebruik) ook één van de publieke belangen op basis waarvan beslissingen over het energiesysteem van de toekomst worden afgewogen.
Daarnaast wordt in het kader van het Nationaal Programma Circulaire Economie ingezet op prioritaire productgroepen zoals circulaire zon-PV-systemen, windparken en klimaatinstallaties. Hierbij worden doelen en acties richting 2030 nader uitgewerkt om circulariteit in die ketens te versnellen. Specifieke doelen voor het energiesysteem als geheel zijn niet voorzien. De voortgang wordt gemonitord door het Planbureau voor de Leefomgeving.
Betekent dat dat de energievoorziening in 2050 voor 100% bestaat uit herbruikbare materialen en dat er faciliteiten zijn om die materialen ook daadwerkelijk te hergebruiken?
Zie antwoord vraag 9.
Welke tussendoelen heeft u geformuleerd tot aan een 100% circulaire energievoorziening in 2050?
Zie antwoord vraag 9.
In hoeverre ligt u op koers voor het halen van de tussendoelen en het einddoel?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u toezeggen om tweejaarlijks te monitoren in hoeverre de tussendoelen en het einddoel voor een 100% circulaire energievoorziening gehaald zullen worden?
Zie antwoord vraag 9.
Hoe maakt u werk van de uitvoering van de motie Hagen c.s., die oproept om een grondstoffenstrategie te ontwikkelen, onder andere voor het veiligstellen van circulaire grondstoffen voor de energietransitie?2
Het kabinet heeft richting uw Kamer eerder aangegeven te streven naar verzending van de nationale grondstoffenstrategie einde dit jaar. De motie die oproept tot het versnellen van de circulaire economie, een groene industriepolitiek en het veiligstellen van cruciale grondstoffen voor de energietransitie zal hier goed in worden meegenomen. Het doel van de grondstoffenstrategie is om de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen op de middellange termijn te vergroten en de negatieve impact van winning en verwerking van kritieke grondstoffen op mens en milieu te verkleinen. Circulariteit en het bijbehorende nationale programma circulaire economie zullen hier een belangrijk handelingsperspectief in vormen.
Vindt u dat de energiesector genoeg werk maakt van circulariteit ten aanzien van productie en inkoop, onderhoud en verwerking na einde levensduur? Wat zou er beter kunnen? Bent u hierover met de sector(en) in gesprek?
Circulariteit is een grote prioriteit voor dit kabinet. Het doel is om de windenergie-industrie te stimuleren op een verantwoorde wijze te produceren en exploiteren en om de duurzame leveringszekerheid van grondstoffen te stimuleren, ook gelet op de geopolitieke ontwikkelingen. De afgelopen periode heeft de Minister voor Klimaat en Energie samen met de sector gewerkt aan het Moonshot Circulaire Windparken project van ECHT. Hierna is het rapport «The ideation process focussed on circular strategies in the wind industry» gepresenteerd. Dit rapport is een initiatief van het Versnellingshuis Nederland Circulair! (een samenwerking tussen het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, VNO-NCW, MKB-Nederland, MVO Nederland en het Groene Brein), en is uitgevoerd als onderdeel van het «Uitvoeringsprogramma Circulaire Maakindustrie» van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Het kabinet wil de energiesector stimuleren om nog verder te gaan en concrete stappen te zetten op gebied van circulariteit bij windparken op zee. Daarom heeft de Minister voor Klimaat en Energie aangegeven in de brief over de vergunningverlening voor de komende 4 gigawatt in IJmuiden Ver dat in die procedure criteria opgenomen zullen worden over circulariteit (Kamerstuk 35 092, nr. 33).
Welke wet- en regelgeving ziet toe op circulariteit bij materiaalgebruik en productiemethoden voor windturbines, zonnepanelen, batterijen, kabels etc.?
Zoals gemeld in het antwoord op vraag 6 is een wettelijke producentenverantwoordelijkheid van toepassing op zonnepanelen en batterijen, gereguleerd via de EU Richtlijn afgedankte elektrische en elektronische apparaten respectievelijk de EU Richtlijn batterijen en accu’s. Daarnaast is op zonnepanelen de Europese Ecodesign-richtlijn van toepassing. Nieuwe Europese product- en productiegerichte eisen voor batterijen zijn opgenomen in de ontwerpBatterijenverordening, die zich momenteel in een afrondende fase bevindt. Voor zonnepanelen zijn toegesneden product- en productiegerichte eisen in voorbereiding. In het zogeheten Ecodesign Consultation Forum, het Ecodesign informatieplatform voor lidstaten en bedrijfsleven, heeft de Europese Commissie inmiddels een eerste voorstel voor een verordening voor zonnepanelen met alle partijen besproken. De verwachting is dat medio 2023 een verordening voor zonnepanelen in werking kan treden.
Welke kansen ziet u om met wet- en regelgeving een circulaire energievoorziening verder te bevorderen, bijvoorbeeld door het stellen van normen voor het gebruik van biobased materiaal voor energieopwekkers, -dragers en overige energieinfrastructuur en het formuleren van een afbouwpad voor het gebruik van materialen die niet herbruikbaar zijn?
In het kader van de betere samenhang tussen circulaire economie en klimaatbeleid zoals aangekondigd in het coalitieakkoord wordt in de breedte bekeken op welke wijze circulariteit in het instrumentarium voor de klimaat- en energietransitie kan worden opgenomen. Dat zou inderdaad kunnen leiden tot (verdere) regelgeving ten aanzien van het gebruik van primaire abiotische grondstoffen, van recyclaat en duurzame biogebaseerde grondstoffen en van herbruikbaarheid. De Europese wet- en regelgeving speelt hier een belangrijke rol. Dit gebeurt in aanvulling op bredere regelgeving voor de circulaire economie die ook van toepassing is op het grondstofgebruik voor de energietransitie, zoals diverse initiatieven uit het Circular Economy Package van de Europese Commissie, in het bijzonder de regelgeving gericht op de milieuprestatie van producten. Het afgeven van nieuwe subsidies voor het gebruik van biogrondstoffen voor energieopwekking is, conform het Duurzaamheidskader Biogrondstoffen, afgebouwd voor het opwekken van elektriciteit en lage temperatuurwarmte. Gebruik van duurzame biogrondstoffen voor materiaal voor de energie-infrastructuur kan, waar gepast en mits dit gebeurt binnen het Duurzaamheidskader Biogrondstoffen, wel een rol spelen in het creëren van een circulaire energievoorziening.
Wat is de voortgang van de verkenning van de mogelijkheden en wenselijkheid van het stellen van normen aan PV-panelen en het instellen van een keurmerk of certificaat, die u met de Zonnebrief heeft toegezegd?3
Zoals reeds in vraag 16 besproken wordt niet alleen op Nederlands, maar ook op Europees niveau ingezet op circulariteit en verlaging van de CO2-voetafdruk van zonnepanelen. De Europese Commissie heeft een eerste voorstel voor een Ecodesign-maatregel en een Energielabel voor zon-PV-modules besproken; hierbij is Nederland nauw betrokken geweest. Op dit moment staat hier de openbare raadpleging voor open. Met deze maatregelen worden er minimumnormen vastgelegd voor PV-modules en wordt transparantie over duurzaamheid van PV-modules vergroot. Het heeft de voorkeur om normering op Europees niveau te organiseren. In aanvulling op deze minimumeisen verkent Nederland of het, eventueel in samenwerking met andere Europese landen, waardevol is om een keurmerk of certificaat in te voeren voor duurzame zonnepanelen. Deze verkenning is nog voortgaand. Voor batterijen is, zoals benoemd in het antwoord op vraag 16, een Europees wetsvoorstel in de maak om circulariteit veel meer de norm te maken op de Europese markt. Andere productgroepen kunnen op termijn ook worden opgepakt in het kader van de Ecodesign-richtlijn.
Loopt eenzelfde soort verkenning voor windturbines, batterijen, kabels, etc.? Zo nee, kunt u toezeggen om zo’n verkenning te starten?
Zie antwoord vraag 18.
In hoeverre is circulariteit onderdeel van de tenders voor Wind op Zee?
In de vergunningverlening van windparken op zee kunnen criteria worden meegenomen op gebied van circulariteit. In de recente Kamerbrief over de vergunningverlening windenergie op zee IJmuiden Ver (4 GW) heeft de Minister voor Klimaat en Energie aangekondigd dat deze criteria worden opgenomen in de komende tenders voor IJmuiden Ver 1 t/m 4 (Kamerstuk 35 092, nr. 33). Ook is de Minister voor Klimaat en Energie gestart met de voorbereiding van de herziening van de wet windenergie op zee. Hierin wordt circulariteit als thema meegenomen om ervoor te zorgen dat eisen ten aanzien van circulariteit ook in toekomstige vergunningverleningen voor windparken op zee een plek krijgen. De criteria zullen ambitieus en haalbaar zijn, waarbij het halen van de 2030 en 2050 doelen op gebied van circulariteit het uitgangspunt is.
In hoeverre is circulariteit onderdeel van de tenders in het programma Opwek Energie op Rijksvastgoed?
In tenders is het in principe mogelijk om eisen te stellen ten aanzien van circulariteit. Voorwaarde is dan wel dat de eisen objectief meetbaar zijn en de markt hierin kan voorzien. Er is nu nog onvoldoende zicht op in hoeverre marktpartijen circulaire windmolens en zonnepanelen kunnen leveren. De Minister voor Klimaat en Energie gaat na of middels een marktconsultatie de mogelijkheden kunnen worden verkend. Tevens zal op de samenhang tussen het programma OER en eventuele aanvullende regelgeving voor circulariteit in de toekomst worden gelet. Zie verder ook de beantwoording van vraag 17.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat?
Ja.
Het dreigende vertrek van gasbedrijven uit Nederland |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u ermee bekend dat gasbedrijven uit Nederland dreigen te vertrekken door de tijdelijke accijnsverhoging en het invoeren van een solidariteitsbijdrage?1
Ja, ik ben bekend met het artikel uit de Telegraaf.
Klopt het dat er straks van iedere euro ongeveer 90 cent naar de staat gaat, zoals Menno Snel, voorzitter van Element NL, aangeeft?
Nee, dat is niet juist. Naast de vennootschapsbelasting (vpb) met een percentage van 25,8% over het belastbare bedrag in het hoge tarief, die geldt voor alle bv’s en nv’s, betalen bedrijven actief in de exploratie en productie van olie en gas ook zogeheten mijnbouwheffingen. Dit zijn:
Cijns: Een heffing berekend op basis van de behaalde omzet, met een staffel van 0 tot 7% op basis van geproduceerde hoeveelheden geldend voor gaswinning op land.
Oppervlakterecht: Een bedrag per km2 voor het houden van een opsporings- of winningsvergunning, variërend van € 288 tot € 865 op basis van het tijdvak van de vergunning.
Winstaandeel: 50% berekend op basis van de winst- en verliesrekening van de vergunninghouder.
Als gevolg van de tijdelijke verhoging van de cijns in de Mijnbouwwet, voor zowel gaswinning op land als op zee, wordt het tarief verhoogd van maximaal 7% naar 65% voor 2023 en 2024, ten aanzien van de omzet van het geproduceerde gas boven de prijsdrempel van € 0,50 per m3. De bovengenoemde heffingen werken op elkaar in, doordat de heffingen berekend over de omzet (zoals cijns) en het oppervlakterecht leiden tot een lagere winst, op basis waarvan het winstaandeel en de vpb berekend worden. Het winstaandeel kent een wisselwerking met de vpb. Het winstaandeel is als kosten aftrekbaar voor de vpb, terwijl een fictief berekende vpb verrekenbaar is met het winstaandeel, het zogenaamde verrekenbare bedrag. Per saldo komt voor de jaren 2023 en 2024 cumulatief gemiddeld zo’n 83% van de winst toe aan de Staat. Overigens valt niet uit te sluiten dat voor een individueel bedrijf, en met name een kleinere operator, de belastingdruk in enig jaar hoger kan zijn dan het berekende gemiddelde.
Voor de voorgestelde tijdelijke solidariteitsbijdrage voor 2022 geldt vervolgens dat deze wordt ingevoerd conform de op 6 oktober 2022 door de Raad van de Europese Unie (EU) aangenomen verordening betreffende een noodinterventie op de energiemarkt (de verordening)2. Op basis van de solidariteitsbijdrage uit deze verordening wordt de overwinst met 33% wordt belast. De overwinst in 2022 is vervolgens de winst voor de vpb voor zover die de gemiddelde winst voor de vpb van de jaren 2018 t/m 2021 met 20% overschrijdt. Deze solidariteitsbijdrage zal in aanvulling op de vpb worden geheven. Als gevolg hiervan is de overwinst over 2022 belast met circa 83% (toevalligerwijs is dit in beginsel hetzelfde percentage als ten aanzien van de verhoging van de cijns in de Mijnbouwwet voor 2023 en 2024).
Bij beide percentages van wat aan de Staat toekomt, is reeds rekening gehouden met het winstdeel van 40% dat Energie Beheer Nederland (EBN) ontvangt.
Vindt u dit redelijk of buitenproportioneel?
Het kabinet ziet in het gekozen tarief van 65% de juiste balans tussen het belang van de burgers die lijden onder de hoge energieprijs en de bijdrage die van de vergunninghouders die van de hoge energieprijs profiteren mag worden verwacht. Voor de voorgestelde solidariteitsbijdrage voor 2022 geldt dezelfde argumentatie. Voor een uitgebreidere toelichting wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij beide voorstellen.3
Moeten gasbedrijven nu juist niet ruimte hebben om te investeren? Werkt een extreem hoge heffing dan niet averechts?
Het is door de hoge gasprijzen nog nooit eerder zo rendabel geweest om te investeren in gaswinning op de Noordzee. De ingevoerde extra heffingen zien enkel op een extra belasting op onvoorziene extreme overwinsten voor de jaren 2022 tot en met 2024. Ter referentie, de gasprijzen voorafgaand aan deze energiecrisis hebben de € 0,35 per m3 niet overschreden. Investeringsbeslissingen, die over het algemeen genomen worden voor een termijn van minimaal 10 tot 15 jaar, houden hier geen rekening mee. Dit geldt des te meer omdat bij de huidige voorliggende investeringen pas over enkele jaren gas wordt geproduceerd.
Het kabinet kijkt nog nader, ook in overleg met de sector, of er mogelijkheden zijn om naast de verhoogde mijnbouwheffingen ook investeringsprikkels in te bouwen om te zorgen dat bedrijven blijven investeren in de gasproductie in Nederland. De wenselijkheid van een dergelijk instrument zal gewogen moeten worden op basis van doeltreffendheid en doelmatigheid. Mochten hier kosten aan verbonden zijn dan zullen die binnen de begroting gedekt moeten worden.
Kunt u aangeven wat de gasbedrijven bijdragen aan de Nederlandse economie? Kunt u dit uitsplitsen in belastingen, directe- en indirecte banen?
Bedrijvigheid van de gassector, door de gaswinning uit de kleine velden, leidt tot economische activiteiten. Op de eerste plaats in de regio’s waar het gas wordt gewonnen, maar ook in de rest van Nederland. Deze activiteiten door de gaswinning uit de kleine velden vertegenwoordigen voor de Nederlandse economie een aanzienlijk grotere waarde dan de omvang van de aardgasbaten. De gasbedrijven zijn, net als andere ondernemingen in Nederland, onderworpen aan de vennootschapsbelasting. Daarbovenop zijn zij ook mijnbouwheffingen verschuldigd, te weten het winstaandeel, oppervlakterecht en cijns (dat laatste alleen bij winning op land in het huidige systeem).
Via het Extractive Industries Transparency Initiative (EITI) wordt jaarlijks gerapporteerd over de betaalstromen van de Nederlandse delfstoffenindustrie. De rapporten richten zich op de olie-, gas- en zoutindustrie en rapporteren over de geldstromen tussen deze bedrijven en de Nederlandse overheid. Afgelopen jaar zijn middels een brief aan uw Kamer de reconciliatierapporten over 2019 en 2020 gepresenteerd4. Volgens de branchevereniging Element-NL zorgt de sector in Nederland voor zo’n 16.500 banen. Daarbij gaat het om mensen op de productielocaties, onderzoekers en technisch ontwerpers, maar ook om banen bij de toeleveringsbedrijven en bijvoorbeeld in de bouw van installaties en offshore platforms.5
Kunt u toelichten hoe de solidariteitsbijdrage en de tijdelijke accijnsverhoging zich met elkaar verhouden?
De voorgestelde tijdelijke verhoging van de cijns in de Mijnbouwwet geldt voor 2023 en 2024 en is van toepassing op het deel van de omzet in een kalenderjaar dat behaald is met de verkoop van aardgas tegen een gemiddelde prijs hoger dan € 0,50 per m3. Deze verhoging is slechts van toepassing op houders en medehouders van een winningsvergunning voor aardgas. De voorgestelde tijdelijke solidariteitsbijdrage geldt voor 2022 en is van toepassing op de overwinst van fossiele bedrijven met activiteiten in de ruwe olie, aardgas, kolen en de raffinage van aardolie. Voor de wijze waarop deze overwinst wordt berekend en welk tarief van toepassing is, wordt verwezen naar het antwoord bij vraag twee.
De voorgestelde tijdelijke solidariteitsbijdrage en de voorgestelde verhoging van de cijns in de mijnbouwheffingen hebben beiden als doel om het surplus aan winsten als gevolg van onvoorziene omstandigheden – die met name zijn veroorzaakt door verstoringen op de markt in de aanloop naar en als gevolg van de Russische oorlog in Oekraïne – additioneel te belasten. De beide heffingen gelden echter volgtijdelijk voor verschillende jaren, de solidariteitsbijdrage voor 2022 en de verhoging van de cijns voor 2023 en 2024.
Waarom komt de solidariteitsbijdrage bovenop de cijns-verhoging, die ook gezien kan worden als invulling van de EU-noodverordening?
De oorsprong van de voorgestelde tijdelijke solidariteitsbijdrage ligt in de verordening. Daarmee is op het niveau van de EU-actie ondernomen om de directe economische gevolgen van de scherpe stijging van de energieprijzen voor de begrotingen van overheidsinstanties, consumenten en bedrijven in de hele EU te verzachten. Om de effecten van de energiecrisis voor huishoudens te mitigeren is onder andere een solidariteitsbijdrage voorgesteld, waarvan de opbrengst dient te worden aangewend voor de ondersteuning van onder andere huishoudens. De uitzonderlijk gestegen energieprijzen hebben een bepalend en sterk effect op de inflatie en koopkracht van Nederlandse huishoudens en in het bijzonder de laagste inkomens kunnen de sterk gestegen energiekosten moeilijk of niet dragen. Het kabinet heeft maatregelen aangekondigd om burgers incidenteel en structureel te compenseren voor de sterk gestegen energieprijzen. Deze maatregelen zijn toegelicht in de Miljoenennota 2023 en het Belastingplan 2023.
Daarnaast is tijdens de augustusbesluitvorming besloten om een tijdelijk prijsplafond in te stellen om burgers te compenseren voor de stijgende energieprijzen en zekerheid te bieden. Dit alles heeft geleid tot een aanvullende dekkingsopgave van vele miljarden.6 Gegeven de dekkingsopgave als gevolg van het hiervoor genoemde tijdelijke prijsplafond heeft het kabinet besloten om in aanvulling op de verhoging van de cijns in 2023 en 2024 de door de verordening voorgeschreven tijdelijke solidariteitsbijdrage te introduceren in 2022. Hiermee wordt ook voor het jaar 2022 een extra opbrengst verzekerd. De opbrengst van de solidariteitsbijdrage dient daarbij ten eerste specifiek ter dekking van de tussenvariant voor het prijsplafond op energie voor kleinverbruikers in de maanden november en december van dit jaar, die via de energieleveranciers een tegemoetkoming van € 190 per maand ontvangen als korting op de energierekening.
Wat is het gevolg van de solidariteitsheffing en de tijdelijke accijnsverhoging voor het versnellingsplan van de aardgaswinning? Loopt dit hierdoor vertraging op?
Het versnellingsplan voor gaswinning op de Noordzee behelst verschillende maatregelen om de verwachte afname van gasproductie op de Noordzee te beperken en daarmee in aanvulling op energiebesparing en het opschalen van de productie van duurzame energie een bijdrage te leveren aan het beperken van de importafhankelijkheid van aardgas. Er is potentieel voor een versnelling van de gaswinning op de Noordzee, of beter gezegd het afvlakken van de dalende trend. Het realiseren hiervan vergt een voorspelbaar en stabiel investeringsklimaat. Ten aanzien van de voorspelbaarheid van het investeringsklimaat heb ik aangegeven dat ik in zal zetten op een verbetering van het vergunningenproces, waarbij voorspelbaarheid en versnelling van de procedures het doel is zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit en de zorgvuldigheid van het proces.
Het daadwerkelijke effect op de investeringsbereidheid is pas in de loop van 2023 zichtbaar. De sector geeft aan dat hierdoor het versnellingsplan dat extra gaswinning op de Noordzee beoogd, mogelijk in gevaar komt. Om die reden wordt er nader bezien of het wenselijk is om een investeringsprikkel in te bouwen om zo de negatieve effecten van de solidariteitsbijdrage en de verhoogde cijns op de gasleveringszekerheid te mitigeren. De wenselijkheid van een dergelijk instrument zal gewogen moeten worden op basis van doeltreffendheid en doelmatigheid. Mochten hier kosten aan verbonden zijn dan zullen die binnen de begroting gedekt moeten worden.
Wat is het effect van de accijns-verhoging op het investeringsklimaat ten opzichte van andere landen rondom de Noordzee? Klopt het dat deze heffingen hebben die vele malen lager zijn?
Ten aanzien van een stabiel investeringsklimaat zouden de voorgestelde verhoging van de cijns voor 2023 en 2024 en de tijdelijke solidariteitsbijdrage voor 2022 een negatieve impact kunnen hebben op de gewenste investeringen in de versnelling van de gasproductie evenals de beoogde investeringen in projecten in relatie tot de energietransitie. Dit komt met name doordat de heffingsvoet van de gasproductie activiteiten in Nederland hoger komt te liggen dan in sommige omringende landen. Zo kent het Verenigd Koninkrijk momenteel een belastingvoet van zo’n 65%, die overigens per 1 januari 2023 verhoogd zal worden naar 75% naar aanleiding van de recente bekendmaking van de verhoging van de zogeheten «windfall profit tax» aldaar7. Maar in Noorwegen is bijvoorbeeld de belastingvoet van olie- en gaswinningsactiviteiten zo’n 90%. Beide landen kennen echter ook een investeringsaftrek die in de buurt komt van de percentages gelijk aan de belastingvoet, wat het aantrekkelijker maakt om te investeren in nieuwe projecten.
Tegelijk vormen de hoge gasprijzen momenteel ook een stimulans om te investeren. De heffing wordt daarbij pas geheven vanaf een prijs die € 0,50 per m3 te boven gaat (cijns), wat als excessief kan worden beschouwd, dan wel ten aanzien van de overwinst (solidariteitsbijdrage). Investeringsbeslissingen voor dergelijke projecten zijn tot voor kort altijd genomen op basis van reguliere prijzen die niet boven de € 0,35 per m3 uit zouden komen.
Kunt u bevestigen dat de verhoging van het cijnstarief enkel in 2023 en 2024 zal gelden en daarmee dus tijdelijk zal zijn? Hoe wordt voorkomen dat de maatregel wordt verlengd?
Omdat er sprake is van een uitzonderlijke situatie, die naar verwachting tijdelijk is, is de maatregel ook tijdelijk en daarmee op dit moment voorzien voor 2023 en 2024. Mochten de verwachte ramingen uit de gasbaten uitwijzen dat er over de jaren na 2024 ook excessieve overwinsten verwacht worden en de hoge energierekeningen van consumenten ook vragen om een substantiële bijdrage in de koopkrachtreparatie zal nader worden heroverwogen of een verlenging van de maatregel nodig is.
Hoe wordt voorkomen dat incidentele winsten die los staan van de gasprijs niet in deze additionele cijnsheffing worden meegenomen?
De cijns wordt geheven over de omzet en die wordt alleen bepaald door de gasprijs (en de gewonnen hoeveelheid). Incidentele winsten die niet worden veroorzaakt door de gasprijs of de gewonnen hoeveelheid hebben dus geen invloed op de additionele cijns.
Bent u in gesprek met de gasbedrijven over deze maatregelen?
Ik ben samen met mijn collega’s de Minister van Economische Zaken & Klimaat en de Staatssecretaris van Financiën in gesprek met de sector over deze maatregelen en om te bezien of er mogelijkheden bestaan om eventuele onbedoelde effecten weg te kunnen nemen. Zo is er bijvoorbeeld naar aanleiding van deze gesprekken reeds een aanpassing gedaan aan de voorgestelde maatregelen om rekening te houden met het effect van hedgecontracten (die operators aangaan om het risico van de schommelende gasprijs te mitigeren) op de daadwerkelijke omzet van de operators en daarvoor het cijnsartikel in de Mijnbouwwet aan te passen.8
Wat zou het effect zijn op onze gaswinning als gasbedrijven daadwerkelijk zullen vertrekken?
Het staat bedrijven altijd vrij om hun activiteiten in Nederland af te bouwen of te verkopen. De laatste jaren hebben meerdere operators hun activiteiten verkocht aan andere partijen. Dit kan vervolgens ook weer voor een investeringsstimulans zorgen bij deze nieuwe spelers op de markt. Een vertrek van operators uit Nederland zonder opvolging van andere partijen zou de al aanwezige dalende trend van de gasproductie, die mede veroorzaakt wordt door de natuurlijke uitputting van de bronnen, echter nog sterker kunnen laten dalen. Hierdoor zal de importafhankelijkheid van aardgas toenemen. Mocht gaswinning onrendabel worden, dan zou de olie- en gasinfrastructuur voortijdig kunnen worden ontmanteld en verwijderd en kan dan dus ook niet meer worden ingezet voor vormen van duurzame energie. Op dit moment is gaswinning, ook na verhoging van de Mijnbouwheffingen, echter nog rendabeler dan ooit.
Zijn de accijnsverhoging en de solidariteitsbijdrage juridisch haalbaar, alsmede uitvoerbaar?
De voorgestelde verhoging van de cijns in de Mijnbouwwet en de voorgestelde tijdelijke solidariteitsbijdrage zijn naar mening van het kabinet juridisch haalbaar. De Belastingdienst heeft beide maatregelen daarnaast beoordeeld met een uitvoeringstoets, waaruit blijkt de beide maatregelen uitvoerbaar zijn. Voor verdere toelichting wordt verwezen naar de memorie van toelichting en de uitvoeringstoets bij beide voorstellen.9
Europese belemmeringen voor het invoeren van een kwaliteitseis voor bio-ethanol |
|
Henri Bontenbal (CDA) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Herinnert u zich het commissiedebat Duurzaam vervoer van 29 juni jl., waarin u aangaf de reactie van de Europese Commissie op de vraag of de richtlijn Brandstofkwaliteit de invoering van een kwaliteitseis voor ethanol verbiedt te willen afwachten, dat het een terechte vraag is waarom andere lidstaten wel een kwaliteitseis hebben ingevoerd en dat u niet voornemens was om extra belemmeringen op te werpen voor bio-ethanol?
Ja, dat herinner ik me.
Bent u bekend met het bevestigende antwoord van de Europese Commissie1 op de vraag van Europarlementariër Tom Berendsen (EVP) of het klopt dat het lidstaten vrijstaat om voor te schrijven dat enkel zuivere ethanol bijgemengd kan worden in benzine, voor zover deze ethanol voldoet aan de kwaliteitsvereisten van Richtlijn 2009/30/EG met betrekking tot brandstofkwaliteit? Is ditzelfde antwoord door de Commissie ook naar u gecommuniceerd in antwoord op uw vragen?
Het schriftelijke antwoord van Eurocommissaris de heer Timmermans namens de Europese Commissie is tweeledig en in die zin kan uit het antwoord van de Commissie niet geconcludeerd worden dat het lidstaten vrijstaat om voor te schrijven dat enkel zuivere ethanol bijgemengd kan worden in benzine, voor zover deze ethanol voldoet aan de kwaliteitsvereisten van Richtlijn 2009/30/EG met betrekking tot brandstofkwaliteit (FQD-richtlijn). De Commissie geeft in de tweede alinea van haar antwoord juist aan dat het lidstaten niet is toegestaan om gedenatureerde dan wel zuivere ethanol voor bijmenging in benzine te verbieden, indien deze ethanol voldoet aan de FQD-eisen. In termen van de FQD-richtlijn: het is lidstaten niet toegestaan om het in de handel brengen van brandstoffen te verbieden, beperken of belemmeren, indien deze brandstoffen voldoen aan de eisen van de FQD.
De Commissie nuanceert vervolgens het antwoord, door op te merken dat het lidstaten wel is toegestaan om het gebruik van één soort ethanol te stimuleren, zolang een dergelijke nationale bepaling in overeenstemming is met het EU-recht. Als voorbeeld haalt de Commissie het stimuleren van bijvoorbeeld zuivere ethanol aan, om zodoende te kunnen worden meegeteld voor het bereiken van het bijzonder nationaal streefcijfer voor vervoer in het kader van de Richtlijn hernieuwbare energie (RED). Vertaald naar het Nederlandse RED-systeem van energie voor vervoer, verankerd in titel 9.7 van de Wet milieubeheer, zou dit betekenen dat alleen het leveren van een biobrandstof met zuivere ethanol in aanmerking zou komen voor verkrijging van hernieuwbare brandstofeenheden (HBE’s). HBE’s vertegenwoordigen een marktwaarde en dus zou het leveren van een biobrandstof met zuivere ethanol een prijsvoordeel opleveren ten opzichte van leveringen van biobrandstof met gedenatureerde ethanol.
Echter, in de Nederlandse praktijk zou een keuze om biobrandstof met zuivere ethanol via het RED-systeem van energie voor vervoer te stimuleren, tegelijkertijd leiden tot strijdigheid met de hiervoor aangehaalde verbodsbepaling uit de FQD. De (gemaximeerde) jaarverplichting voor conventionele biobrandstoffen die voor HBE’s in aanmerking komen worden in Nederland feitelijk volledig gerealiseerd met tot benzine-E10 bijgemengde bio-ethanol. Tankstations zijn immers wettelijk verplicht om met hun benzinepompen ten minste voor de helft benzine-E10 aan te bieden (naast bijvoorbeeld Euro 98). Met HBE’s gestimuleerde benzine-E10, indien bijgemengd met zuivere ethanol, zal een prijsvoordeel opleveren ten opzichte van benzine-E10, bijgemengd met gedenatureerde ethanol, en deze uit de markt drukken. Kortom, het aan de ene kant stimuleren van bijmenging in benzine-E10 met zuivere ethanol in het kader van de RED door het ontvangen van HBE’s, leidt aan de andere kant tot het beperken of belemmeren van het in de handel brengen van gedenatureerde ethanol in E10-benzine, hetgeen niet is toegestaan ingevolge de FQD.
Het antwoord van Eurocommissaris de heer Timmermans namens de Commissie stemt overeen met het antwoord dat het Ministerie van IenW ambtelijk vanuit de Commissie heeft ontvangen.
Deelt u de constatering dat er geen Europese belemmeringen zijn om ook in Nederland een kwaliteitseis voor bio-ethanol in te voeren, aangezien er geen bepaling in de Richtlijn Brandstofkwaliteit (FQD) is die lidstaten verbiedt het gebruik van enkel ongedenatureerde ethanol voor te schrijven en de Renewable Energy Directive (RED) lidstaten vrijlaat bij het inzetten van de instrumenten die zij nodig achten om de doeleinden van de RED te realiseren?
Nee, die constatering deel ik niet zoals ik heb toegelicht in mijn antwoord op vraag 2.
Onderkent u het feit dat met het inzetten van bio-ethanol tot 95% aan broeikasgasemissies kan worden gereduceerd en dat het invoeren van een kwaliteitseis ervoor kan zorgen dat het invoeren van juist minder duurzame bio-ethanol uit bijvoorbeeld de Verenigde Staten wordt voorkomen?
Dit is een mogelijk gevolg, maar uit het onderzoek van TNO blijkt dat ook andere effecten kunnen optreden, waardoor juist de gewenste ontwikkeling en inzet van geavanceerde bio-ethanol wordt belemmerd.
Bent u bereid, gezien het antwoord van de Europese Commissie dat er geen Europese wetgeving is die een kwaliteitseis voor bio-ethanol verbiedt, het feit dat andere lidstaten al gebruik maken van een dergelijke kwaliteitseis, en uw eigen voornemen om geen extra belemmeringen op te werpen voor bio-ethanol, opnieuw te bezien of er ook in Nederland een kwaliteitseis voor bio-ethanol kan worden ingevoerd en deze zo spoedig mogelijk uit te werken?
Zoals ik reeds heb toegelicht in mijn Kamerbrief2 van 24 juni 2022 ben ik niet voornemens de kwaliteitseis in te voeren.
Zoals in deze brief is aangegeven maakt de kwaliteitseis geen onderscheid op basis van CO2-reductie, maar op basis van ethanolspecificatie. Hierdoor zal voor niet-Europese ethanol meer invoerheffing moeten worden betaald. Hieronder valt ook geavanceerde ethanol van buiten de EU, dat door deze extra kosten minder aantrekkelijk wordt voor importeurs. Hoewel er momenteel slechts beperkte productiecapaciteit voor geavanceerde ethanol buiten de EU is, kunnen toekomstige ontwikkelingen snel gaan.
Bovendien laten de recente cijfers van de Nederlandse Emissieautoriteit3 zien dat het aandeel ethanol uit geavanceerde grondstoffen sterk groeit. De REDII stimuleert dit ook, doordat steeds hogere CO2-reductie-eisen worden gesteld aan nieuwe ethanolinstallaties. Daarmee zou een kwaliteitseis op bio-ethanol zelfs negatieve effecten op de uitstoot van CO2 kunnen hebben, terwijl de verplichting juist CO2-reductie als doel stelt.
De RED III biedt concretere handvatten om specifieker CO2-reductie in de keten te belonen. Ik overweeg dit bij de nationale implementatie ook door te voeren. Daarvoor zijn bij de RED II implementatie ook handvatten in onze nationale wetgeving opgenomen (de broeikasgasreductie-eenheid, BKE), met uitgestelde inwerkingtreding.4
Het stoppen van fossiele subsidies in 2023 |
|
Tom van der Lee (GL) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
![]() |
Erkent u dat Nederland met het ondertekenen van de Glasgowverklaring voor het in lijn brengen van internationale overheidssteun met de energietransitie zich eraan gecommitteerd heeft om directe overheidssteun voor internationale fossiele energiesector voor het einde van 2022 te stoppen met uitzondering van beperkte en duidelijk gedefinieerde omstandigheden die consistent zijn met een 1.5°C-scenario?
Ja. Op 3 november 20221 heb ik aan uw Kamer een brief verstuurd, met daarin de uitwerking van het voorgenomen beleid.
Bent u het met het Internationaal Energie Agentschap eens dat elke nieuwe investering in de winning van olie, kolen en gas, niet compatibel is met het bereiken van net-zero in 2050 en 1.5°C opwarming in 2100?1
Volgens het IEA is er in het Net-Zero Emissions Scenario geen ruimte voor nieuwe olie- en gasvelden, anders dan de velden die reeds goedgekeurd zijn. Verder zijn er geen investeringen in kolenmijnen of uitbreiding van kolenmijnen benodigd.
Kunt u garanderen dat de uitwerking van de ondertekening van de verklaring vasthoudt aan het stoppen met fossiele steun (downstream en midstream) voor einde 2022? En dat enkel het stapsgewijs uitfaseren niet compatibel is met het commitment aan de verklaring?
Op 3 november 2022 is een brief naar uw kamer verstuurd met de uitwerking van de COP26-verklaring. Die brief beschrijft in detail de reikwijdte van de implementatie van de COP26-verklaring. Dit betreft activiteiten gericht op exploratie en winning, verwerking, op- en overslag en transport van fossiele brandstoffen en elektriciteitsopwekking middels fossiele brandstoffen. Verkoop en gebruik van fossiele brandstoffen in gebouwde omgeving, fossiel gedreven transportmiddelen (voer- en vaartuigen), landbouw en industrie (inclusief staal en plastics) vallen buiten de definitie van de fossiele energiesector. Het kabinet kiest niet voor stapsgewijze uitfasering, maar voor beëindiging van nieuwe steun, die niet in lijn is met de verklaring, per eind 2022.
Bent u het ermee eens dat nieuwe investeringen in olie, gas en kolen niet vallen onder de uitzonderingsgrond uit de verklaring, omdat deze uitzonderingsgrond uitgaat van comptabiliteit met een 1.5°C-opwarmingsscenario?
In de brief die uw Kamer op 3 november 2022 heeft ontvangen, is het uitgangspunt geformuleerd dat geen nieuwe investeringen in de fossiele energie sector worden gedaan, behoudens enkele uitzonderingen die in lijn zijn met de 1,5°C doelstelling en de korte termijn Europese energieleveringszekerheid.
Bent u het ermee eens dat de verklaring alleen ruimte biedt voor 1.5°C-compatibele uitzonderingen en dat dit daarom de ondergrens zou moeten zijn van hoe Nederland deze uitzonderingen definieert?
De verklaring biedt ruimte voor uitzonderingen, die in lijn zijn met een 1,5°C-scenario. Het kabinet onderschrijft deze hoofdlijn. Daarbij behoudt het kabinet ruimte voor projecten, die toezien op de Europese energieleveringszekerheid en aanvragen die zijn ingediend voor 1 januari 2023. Er is een beoordelingskader3 opgesteld aan de hand waarvan bekeken zal worden of exporttransacties in lijn zijn met de COP26-verklaring.
Bent u het ermee eens dat het feit dat enkele landen, zoals Noorwegen en Zuid-Korea, de verklaring niet hebben ondertekend, niet van invloed moet zijn op hoe Nederland uitvoering geeft aan de verklaring, omdat Nederland in het volledig ondertekenen van de verklaring immers alle relevante factoren reeds heeft afgewogen?
Bij de uitwerking van de COP26-verklaring is vooral afstemming gezocht met medeondertekenaars, met hierbij in het bijzonder oog voor Frankrijk, België en Duitsland. Het kabinet hecht aan een gelijkwaardig speelveld, en zal daarom de nadere invulling van het beleid van medeondertekenaars nauwlettend volgen. Het voorgenomen beleid zal aangepast worden als de beleidsontwikkeling bij de andere ondertekenaars daar aanleiding toe geeft. Landen die de COP26-verklaring niet hebben ondertekend, zoals Noorwegen en Zuid-Korea, zijn uiteraard wel relevant voor het internationaal gelijkwaardige speelveld. Het kabinet blijft zich inspannen om landen tot ondertekening te bewegen.
Erkent u dat het in het belang is van de Nederlandse geloofwaardigheid in de internationale klimaatdiplomatie, zeker ook richting de COP in Egypte, als zij haar oproep tot «actie, actie, actie» en de ondertekening van het commitment voor einde 2022 fossiele steun te beëindigen, niet afzwakt door enkel stapsgewijs uit te faseren?
In de Kamerbrief van 7 juli 20224 heeft het kabinet aangegeven tijdig voor de COP27-conferfentie in Egypte beleid te zullen publiceren. Op 3 november 2022 is een brief aan Uw Kamer verstuurd, waarin het voorgenomen beleid om nieuwe steun aan de internationale fossiele energiesector te beëindigen, is gepresenteerd.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
De berichten 'Hoe de industrie steeds onder energiebesparing uit wist te komen' en 'Aanpak energiebesparing bij bedrijven faalt' |
|
Raoul Boucke (D66) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden en de beantwoording aan de Kamer doen toekomen voor de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK)?
Ja.
Welke lidstaten van de Europese Unie (EU) kenden al een energiebesparingsplicht voor de industrie vóór 24 februari 2022?1 Waarom kende Nederland deze niet?
Uit een rondvraag bij lidstaten in 2021 is niet gebleken dat een energiebesparingsplicht zoals die in Nederland bestaat ook in andere lidstaten geïmplementeerd is. Lidstaten van de Europese Unie hebben hun energiebesparingsbeleid elk anders geregeld. Nederland heeft in het verleden gekozen voor een specifieke energiebesparingsplicht op basis van een terugverdientijd van vijf jaar die aan bedrijven en instellingen met een relevant energiegebruik is opgelegd. Duitsland verkent momenteel een dergelijke energiebesparingsverplichting voor grootverbruikers, maar op basis van een terugverdientijd van (slechts) twee jaar.
Grootverbruikers die vergunningplichtig zijn of onder het Europese emissiehandelssysteem (EU ETS) vallen, zijn momenteel nog uitgezonderd van de Nederlandse energiebesparingsplicht. De redenering hiervoor was dat het bevoegd gezag in de bedrijfsspecifieke vergunning energiebesparingseisen kon opnemen en dat het EU ETS al een voldoende prikkel was voor energiebesparing. Bovendien maakten de overheid en grootverbruikers in de energiebesparingsconvenanten MJA3 en MEE (Meerjaren Afspraken Energie-efficiëntie) en in het specifieke Addendum 9 PJ bij het Energieakkoord uit 2013, afspraken over het uitvoeren van energiebesparende maatregelen. Door de aanscherping van de energiebesparingsplicht in 2023 wordt niet langer gebruik gemaakt van deze Europese uitzonderingsmogelijkheid.
Klopt het dat het industriële bedrijfsleven in Nederland en Brussel heeft gelobbyd voor een uitzonderingspositie op Europese eisen voor een energiebesparingplicht voor de industrie? Zo ja, kunt u ingaan op wanneer dit was en op de inzet op deze momenten? Zo nee, hoe verklaart u de berichtgeving?2
Ik heb geen overzicht of weet van een dergelijke lobby. Wel is in 2017 in overleg met brancheverenigingen besloten de energiebesparingsplicht niet uit te breiden naar EU ETS bedrijven. Dit omdat deze bedrijven zich via het Addendum op het MEE convenant verplichtten om 9 PJ additionele energiebesparing te realiseren.
Op welke Europese wet- of regelgeving is concreet een uitzondering gevraagd en in hoeverre is die door de EU toegekend?
Er is geen uitzondering gevraagd. Artikel 9, tweede lid, van de Richtlijn Industriële Emissies biedt lidstaten de mogelijkheid om ervoor te kiezen geen voorschriften inzake energie-efficiëntie op te leggen voor verbrandingseenheden of andere eenheden die ter plaatse kooldioxide uitstoten. Nederland heeft hiervan gebruik gemaakt door bedrijven die vallen onder het EU ETS, en die dus dergelijke eenheden hebben, uit te zonderen.
Wanneer zijn de eerste signalen ontvangen op het Ministerie van EZK dat de uitzonderingspositie op de energiebesparingsplicht voor de industrie strijdig was met EU-regelgeving?
De Europese Commissie heeft nooit aan Nederland laten weten dat de uitzonderingsmogelijkheid te ruim toegepast zou worden. Bij de verkenning naar het potentieel van een energiebesparingsplicht voor EU ETS bedrijven (Kamerstuk 30 196, 32 813, nr. 766) is door een aantal omgevingsdiensten aangegeven dat verkend werd of er aanvullend ook energiebesparingseisen aan deze bedrijven opgelegd konden worden.
Waren of zijn er andere EU-lidstaten met een dergelijke uitzondering?
Er is geen overzicht van lidstaten die van het in het antwoord op vraag 4 genoemde artikel gebruik maken van deze uitzondering. Als aangegeven kunnen lidstaten energiebesparingsbeleid verschillend invullen en heeft Nederland gekozen voor een energiebesparingsverplichting die in andere landen niet in deze vorm bestaat.
Hoeveel energie (gas, olie, kolen of kilowattuur) had in Nederland bespaard kunnen worden met een energiebesparingsplicht voor de industrie vanaf 2007, bij de invoering van de Europese energiebesparingsplicht?
Dit is niet bekend. Zoals uiteengezet in de Kamerbrief over het effect en de wenselijkheid van de energiebesparingsplicht bij de ETS-industrie (Kamerstuk 30 196, 32 813, nr. 766) kent deze sector een CO2-reductiepotentieel van circa 2 megaton via handhaafbare energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder.
Hoeveel CO2-reductie had in Nederland gerealiseerd kunnen worden met een energiebesparingsplicht voor de industrie vanaf 2007, bij de invoering van de Europese energiebesparingsplicht?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u een overzicht geven van andere Europese wet- en regelgeving op het gebied van klimaat, natuur, energie of milieu waar Nederland een uitzondering (derogatie) op heeft of vraagt voor de Nederlandse industrie, dan wel een minder stringente interpretatie hanteert dan de Europese Commissie?
Een dergelijk overzicht heb ik niet, ook omdat uitvoering van dergelijke wet- en regelgeving in bedrijfsspecifieke vergunningen geregeld kan zijn. Ik verwijs hierbij verder naar het antwoord van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat op vraag 21 uit het schriftelijk overleg naar aanleiding van het BNC-fiche «Verordening rapportage van milieugegevens van industriële installaties en vaststelling van Portaal voor industriële emissies» en het BNC-fiche «Herziening Richtlijn Industriële Emissies en de Richtlijn Storten van Afvalstoffen» (Kamerstuk 22 112, nr. 3435).
Zijn de energiebesparingsdoelen die Nederland zich ten doel heeft gesteld met het Energieakkoord en het Klimaatakkoord inmiddels gerealiseerd?
In het Energieakkoord is afgesproken om 100 Petajoule (PJ) additionele energiebesparing te realiseren. Die afspraak is voor het laatst expliciet gemonitord in de Klimaat en Energieverkenning (KEV) uit 2019. Daarin werd geconcludeerd dat met circa 80 PJ het doel naar verwachting niet gehaald zou worden. Onder het Klimaatakkoord zijn geen aparte energiebesparingsdoelen opgenomen, omdat er destijds is gekozen om primair op CO2-reductie te sturen. Zoals ik eerder aan uw Kamer heb laten weten (Kamerstuk 30 196, nr. 793) verken ik momenteel wel samen met TNO of dergelijke energiebesparingsdoelen voor 2030 vastgelegd kunnen worden en zal ik hier in een aparte brief eind dit jaar op terugkomen. Doelen voor 2030 zijn nog niet gerealiseerd.
Kunt u ingaan op hoe de energiebesparingsplicht voor de industrie op dit moment gehandhaafd wordt?
Vanaf 2023 wordt de energiebesparingsplicht aangescherpt en moeten ook grootverbruikers, waaronder EU-ETS-bedrijven, alle maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik met een terugverdientijd van vijf jaar of minder treffen. Ter onderbouwing van de getroffen maatregelen moeten zij een onderzoek verrichten, inclusief het uitvoeren van een isolatiescan en een analyse van de aandrijfsystemen. Het bevoegd gezag beoordeelt dit onderzoek en het uitvoeringsplan, waarin de te treffen maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik zijn opgenomen. Indien een bedrijf niet aan de aangescherpte energiebesparingsplicht voldoet kan het bevoegd gezag een redelijke hersteltermijn geven en uiteindelijk een dwangsom opleggen om naleving van de verplichting af te dwingen. Voor het deel van de industrie waarop de energiebesparingsplicht al van toepassing is kan het bevoegd gezag nu ook al, na een redelijke hersteltermijn, uiteindelijk een dwangsom opleggen bij een gebrekkige naleving van de verplichting.
Welk percentage en hoeveel bedrijven die de afgelopen 5 jaar zijn gecontroleerd voldeden niet aan de eisen van de energiebesparingsplicht?
Toezicht en handhaving ligt bij het decentrale bevoegd gezag. Het Rijk heeft dan ook geen sluitend overzicht van de resultaten van de handhaving op de energiebesparingsplicht. De informatieplicht wordt ingediend via het eLoket van RVO en biedt wel inzichten. Op dit moment heeft 68,3% van de huidige doelgroep van 90.000 bedrijven gerapporteerd (61.425 bedrijven). Van deze bedrijven voldoet 14,7% volledig aan de energiebesparingsplicht. Een percentage van 39,8% van de bedrijven heeft driekwart van de maatregelen wel uitgevoerd en 2,8% heeft juist driekwart van de toepasselijke maatregelen niet uitgevoerd.
Welk percentage en hoeveel bedrijven die de afgelopen 5 jaar zijn gecontroleerd voldeden niet aan de informatieplicht?
Zie antwoord vraag 12.
Klopt het, zoals Investico meldt, dat bij grote industrie nauwelijks afspraken zijn gemaakt in vergunningen over energiebesparing? Zo ja, wat gaat u daar aan doen? Zo nee, hoeveel bedrijven verwacht u dan dat serieus werk gaan maken van energiebesparing?
Dit beeld deel ik en heb ik eerder ook met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk 30 196, nr. 738). Dit is de reden om de energiebesparingsplicht, zoals deze is opgenomen in algemene rijksregels, ook van toepassing te verklaren op vergunningplichtige bedrijven zodat regels over energiebesparing niet meer apart in de vergunning geregeld hoeft te worden.
Is het onder Nederlandse wet- en regelgeving inmiddels mogelijk om energiebesparing te verplichten in een vergunning? Zo ja, welke wetgeving regelt dat? Zo nee, bent u bereid dat te regelen?
Het opnemen van regels over energiebesparing in een vergunning is al mogelijk. Voor bedrijven die deelnemen aan het EU ETS en glastuinbouwbedrijven die deelnemen aan het systeem kostenverevening reductie CO2-emissies bestaat op dit moment nog een uitzondering daarop. Ook op deze bedrijven zullen, door de aanscherping van de energiebesparingsplicht, de rijksregels ter verduurzaming van het energiegebruik (de energiebesparingsplicht) van toepassing worden.
Acht u het noodzakelijk extra stappen te zetten in het toezicht op en de handhaving van de energiebesparingsplicht (voor de industrie)?
Ja, die stappen zet ik ook. Toezicht en handhaving op de energiebesparingsplicht is essentieel. Momenteel is het toezicht niet in elke regio op dezelfde manier belegd. Veel gemeenten en provincies hebben dit overgedragen aan hun regionale omgevingsdienst, maar sommige gemeenten voeren dit nog deels zelf uit of geven hier onvoldoende aandacht aan. Met de aanscherping van de energiebesparingsplicht wordt het toezicht op de energiebesparingsplicht belegd bij één regionale instantie. Dit komt de professionalisering en kennisopbouw ten goede. Om de capaciteit en kennis bij omgevingsdiensten te versterken heb ik een Specifieke Uitkering van € 56 miljoen tussen 2022 en 2026 beschikbaar gesteld. De omgevingsdiensten kunnen momenteel deze middelen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) aanvragen op basis van een projectplan. In het coalitieakkoord is toegezegd deze ondersteuning ook na 2026 met € 14 miljoen per jaar voort te zetten. Deze middelen komen bovenop de middelen die ik al beschikbaar gesteld heb via de Ondersteuningsfaciliteit Versterkte Uitvoering Energiebesparingsplicht (VUE), waarmee omgevingsdiensten tot eind 2023 externe capaciteit kunnen inhuren.
Bent u bereid werk te maken van betere monitoring van de energiebesparingsplicht?
Het handhaven en dus ook het monitoren van deze handhaving is aan het bevoegd gezag en hun omgevingsdienst. Die maken gebruik van hun eigen systemen en eigen methoden van registratie. Wel moeten omgevingsdiensten voor de extra middelen van het Rijk monitoren hoe ze deze inzetten. Dit gebeurt voor de VUE al via een online dashboard: https://vue.databank.nl/dashboard/dashboard-vue. Voor de Specifieke Uitkering zal ik, naast de verrichte activiteiten, ook vragen naar het type overtreding dat is geconstateerd. RVO zal dit monitoren.
Bent u bereid de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) een rol te geven in het centraliseren, bijvoorbeeld met een database of de koppeling van de databases van de Omgevingsdiensten, voor het monitoren en handhaven van de energiebesparingsplicht?
Zie antwoord vraag 17.
Kunt u toezeggen jaarlijks een Monitor Energiebesparing met de Kamer te delen, waarmee u onder andere aangeeft hoeveel bedrijven voldoen aan de energiebesparingsplicht en hoe er opvolging wordt gegeven wanneer er geconstateerd wordt dat bedrijven de wet niet naleven?
Ik rapporteer al periodiek aan uw Kamer over de voortgang van de informatie- en energiebesparingsplicht en zal dit blijven doen op basis van de gegevens die mijn ministerie heeft en in de toekomst zal krijgen. Een aparte Monitor Energiebesparing acht ik daarom niet nodig. Overigens heb ik TNO de opdracht gegeven om een verkenning te doen naar de nationale subdoelen voor energiebesparing. Deze doelen zullen de periodieke monitoring naar verwachting verbeteren. Ik zal u voor het einde van het jaar separaat informeren over de conclusies van het onderzoek.