Het artikel 'Brabant investeert in kernenergie uit gesmolten zout, maar hoe veilig is het? “Geen meltdown mogelijk”’ |
|
Laurens Dassen (Volt) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met de artikelen «Brabant investeert in kernenergie uit gesmolten zout, maar hoe veilig is het? «Geen meltdown mogelijk»»1 en «Varende reactor meert aan in de stad»?2
Ja.
Kunt u een reflectie geven op het feit dat de provincie Brabant 850.000 euro steekt in een toekomst met nucleaire energie uit gesmolten-zout-techniek?
De provincie Noord-Brabant heeft besloten een financiële impuls te geven aan Nederlandse samenwerkingsverbanden tussen kennisinstellingen en industrie die onderzoek doen naar de gesmolten-zout-reactor technologie. Met deze stimulans wil de provincie bestaand onderzoek versnellen en kansen creëren voor toekomstige bedrijvigheid en werkgelegenheid bij kennisinstellingen en bestaande innovatieve (maak)industrie in Brabant en daarbuiten.
De Nederlandse overheid draagt al jaren financieel bij aan onderzoeken naar nieuwe vormen van CO2-vrije nucleaire energie opwekking bij de Nucleair Research & Consultancy Group (NRG) in Petten en de Technische Universiteit Delft. Ik juich het dan ook toe dat ook decentrale overheden onderzoek faciliteren naar de mogelijkheden voor kernenergie uit de gesmolten-zout-techniek. Een dergelijk onderzoek past goed binnen de noodzakelijke versterking van de kennisontwikkeling van kernenergie.
Kunt u een reflectie geven op de voordelen van kernenergie die opgewekt wordt via de gesmolten-zout-techniek binnen de Nederlandse energiemix?
Nederland heeft zich verbonden aan het doel om in 2050 klimaatneutraal te zijn. Dit betekent dat in de komende decennia een omschakeling moet plaatsvinden in ons energiegebruik en de manier waarop we in onze energiebehoefte voorzien.
De gesmolten-zout-techniek is een mogelijke optie voor het toekomstig energiesysteem. Of de gesmolten-zout-techniek en SMRs op basis van deze technologie in de toekomst een rol spelen in het energiesysteem, zal nog moeten blijken uit de verdere ontwikkeling van reactorontwerpen door marktpartijen. Tegelijkertijd moeten we nu wel stappen zetten. Het volstaat daarbij niet om alleen in te zetten op ontwikkelingen waarvan we min of meer zeker weten dat deze in de toekomst sowieso benodigd zijn (no regret). We zullen ook ontwikkelingen in gang moeten zetten die vermoedelijk nodig zijn en waarbij we achteraf spijt zouden krijgen als we er niet nu voor gekozen hadden. We hebben alle opties nodig. Daarom acht ik het ook wenselijk dat we ook onderzoek blijven doen naar nieuwe vormen van CO2-vrije nucleaire energie opwekking.
Ik heb een marktconsultatie laten uitvoeren naar aanleiding van de motie van het lid Dijkhoff (VVD) c.s. inzake de marktconsultatie kernenergie (Kamerstuk 32 645, nr. 96). De motie van het lid Dijkhoff vroeg de regering te onderzoeken onder welke voorwaarden marktpartijen bereid zijn te investeren in kerncentrales in Nederland, welke publieke ondersteuning daarvoor nodig is, en in welke regio’s er belangstelling is voor de realisering van een kerncentrale. De marktconsultatie kernenergie heeft uitgewezen dat deze en andere generatie IV reactor technologieën waarschijnlijk pas na 2040 commercieel beschikbaar zullen komen. Hierdoor komen zij naar verwachting te laat beschikbaar om een substantiële bijdrage te kunnen leveren aan het behalen van de klimaatdoelen in 2050.
SMRs bieden verschillende voordelen ten opzichte van de grotere typen kerncentrales. De verwachting is dat SMRs in serie gebouwd kunnen worden met een kortere doorlooptijd dan de grotere kerncentrales. Er is op dit moment nog geen ervaring opgedaan met het bouwen van een SMR kerncentrale op basis van gesmolten-zout-technologie voor commerciële toepassingen. Derhalve is ook niet bekend hoe gevoelig deze technologie is voor First-Of-A-Kind (FOAK) problematiek. Onzekerheden rond nieuw toe te passen reactortechnologie spelen een grote rol in de financierbaarheid van kerncentrales.
In theorie leveren reactoren op basis van de gesmolten-zout-technologie een stabiel, regelbaar vermogen. Daarnaast kunnen sommige ontwerpen wellicht ook een hogere temperatuur aan warmte leveren waarmee sommige industriële processen potentieel verduurzaamd kunnen worden. Tevens biedt de gesmolten-zout-techniek in potentie grotere intrinsieke veiligheid en produceert ze mogelijk veel minder en korter levend radioactief afval. Ook wordt het potentieel gebruik van thorium als brandstof in de toekomst als voordeel genoemd. Hier wordt momenteel wereldwijd onderzoek naar gedaan. Dit betekent overigens nog niet dat het op korte termijn mogelijk is om deze techniek te gebruiken voor de commerciële productie van elektriciteit. Dergelijke reactoren zijn nog niet op de markt.
Zoals ook aangekondigd bij het aanbieden van de marktconsultatie kernenergie laat ik op dit moment een scenario-studie (voor de periode 2030-verder dan 2050) opstellen, waarbij zal worden ingegaan op de relatie tussen diverse typen CO2-vrij vermogen en op welke wijze kernenergie inpasbaar kan zijn in de Nederlandse energiemix. Ik zal hierbij ook ingaan op de mogelijke rol van SMRs in algemene zin.
Ziet u een rol voor (kleine -SMR-) gesmolten-zout-reactoren in de Nederlandse energiemix?
Zie antwoord vraag 3.
Welke kansen ziet u voor gesmolten-zout-reactoren in de Nederlandse energiemix, als deze in 2030 geproduceerd kunnen worden op basis van industriële serieproductie binnen de EU?
Zie antwoord vraag 3.
Welke uitdagingen ziet u voor de implementatie van gesmolten-zout-reactoren binnen de Nederlandse energiemix?
De uitdaging voor marktpartijen is om hun reactorontwerpen door te ontwikkelen tot een aantoonbaar veilig alternatief met meerwaarde in ons energiesysteem. Zolang de gesmolten-zout-techniek nog niet is bewezen, is ook nog onduidelijk in hoeverre reactoren op basis van deze techniek gevoelig zijn voor First-Of-A-Kind (FOAK) problematiek, omdat er nog geen ervaring is opgedaan met het bouwen van dit nieuwe type kerncentrale voor commerciële toepassing. Dit gebrek aan ervaring brengt risico’s van overschrijding van de bij de start van een project geschatte kosten en doorlooptijd met zich mee. De onzekerheid rond nieuw toe te passen technologie speelt ook een grote rol in de financierbaarheid van dergelijke kerncentrales.
Ik acht het daarom op dit moment vooral van belang om in (inter)nationaal verband samen te werken aan kennisontwikkeling en aansluiting te zoeken bij de Europese toekomstige ontwikkeling van SMRs en de gesmolten-zout-techniek. Hiermee zorg ik ervoor dat Nederland goede aansluiting behoudt bij deze en andere kernenergieopties voor de nabije toekomst.
Kunt u een eerste reflectie geven op de mogelijkheid tot het oplossen van deze uitdagingen?
Zie antwoord vraag 6.
Welke voortrekkersrol ziet u voor Nederland in de ontwikkeling van gesmolten-zout-reactoren, met inachtneming dat Nederland één van de weinige landen is met een gesmolten-zout-reactor-testlocatie in Petten?
Zoals ik al eerder aangaf is kernenergie uit de gesmolten zout reactor een mogelijke optie voor het toekomstig energiesysteem. Daarom draagt de Nederlandse overheid al jaren financieel bij aan onderzoek op dit gebied. Direct via een onderzoeksubsidie aan de Nuclear Research & Consultancy Group (NRG) in Petten en indirect via het Ministerie van OCW aan de TU Delft. NRG krijgt sinds 2014 jaarlijks middelen om onderzoek te doen naar de algemene technologie rondom gesmolten zout. Ook de Europese Commissie draagt via EURATOM bij aan divers fundamenteel onderzoek gerelateerd aan gesmolten-zout-reactor technologie.
Voor concept-specifieke technologie op het gebied van thorium is in 2020 een Vroegefasefinanciering (VFF) van 350.000 euro verstrekt aan de startup Thorizon welke een plan voor ontwikkeling van een reactor op basis van gesmolten zout ontwikkelt. Deze financiering dient ervoor om te zorgen dat een idee van de planfase in de startfase komt. Ook heeft een consortium met o.a. Orano, EdF, TU-Delft, NRG en Thorizon succesvol aanspraak gemaakt op subsidie van EURATOM.
Welke voortrekkersrol ziet u voor Nederland in de ontwikkeling van kleine -SMR- gesmolten-zout-reactoren?
Zie antwoord vraag 8.
Welke marktpartijen in Nederland en Europa die (kleine -SMR-) gesmolten-zout-reactoren ontwikkelen worden al door de Nederlandse overheid en/of de Europese Commissie geholpen bij het verder ontwikkelen van deze technologie?
Zie antwoord vraag 8.
De locatiekeuze voor kerncentrales in Nederland |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Welke factoren vindt u van belang bij het aanwijzen van locaties voor de bouw van de twee nieuwe kerncentrales? Op welke manier onderzoekt u momenteel deze factoren?
De volgende factoren zijn van belang bij de locatiekeuze voor de bouw van een kerncentrale:
de aanwezigheid van koelwater,
de bereikbaarheid (voor o.a. hulpdiensten, aan – en afvoer van stoffen),
de ligging ten opzichte van bevolkingscentra c.q. bevolkingsdichtheid en de mogelijkheid te voldoen aan de eisen voor veiligheid van omwonenden,
de geschiktheid van de elektriciteitsinfrastructuur en de toekomstige mogelijkheden voor investering in aanpassingen,
de aanwezigheid van mogelijke gebruikers/afnemers van de geproduceerde energie (en van restproducten),
de mogelijkheden voor ruimtelijke inpassing,
de mogelijkheden om negatieve milieueffecten voor natuurbeschermingsgebieden in de omgeving te voorkomen,
het maatschappelijk draagvlak.
Uiteraard is daarbij ook een samenhang van deze factoren met andere aspecten van belang, zoals het aantal centrales, de omvang van en techniek gebruikt bij de centrales die op een locatie geplaatst zouden (kunnen) worden. Uiteindelijk gaat het er bij de locatiekeuze om, om op basis van een samenhangende weging van bovengenoemde factoren, de beste keuze te maken.
Ik verwacht uw Kamer voor het zomerreces in een aparte Kamerbrief te informeren over de stappen die ik momenteel zet richting de bouw van twee nieuwe kerncentrales.
De scenariostudie die momenteel in uitvoering is, bekijkt de mogelijke rol en omvang van kernenergie in de energiemix richting 2030–2050 en daarna. Deze studie biedt ook input en richting voor de locatiekeuze. Deze studie wordt naar verwachting voor de zomer afgerond. Ik zal uw Kamer na de zomer middels een Kamerbrief over de resultaten en de betekenis daarvan voor het vervolg informeren.
In een volgende fase van het traject worden vanuit de resultaten van de scenariostudio en andere verkennende onderzoeken en lopende gesprekken, vervolgstappen bepaald en gezet. Deze hebben onder andere betrekking op de locatiekeuze.
Welke locaties zijn het meest geschikt als het gaat om een aansluiting op het hoogspanningsnet? Voor welke locaties heeft TenneT een voorkeur vanuit dat perspectief?
Uit de marktconsultatie van KPMG (Kamerstuk 32 645, nr. 96) kwam naar voren dat TenneT oordeelt dat een locatie nabij het hoofdnet het meest economisch en gemakkelijkst inpasbaar is. Als er sprake is van grote centrales (> 1,2 GW), moet potentiële lokale netcongestie worden meegenomen in de locatiekeuze, bijvoorbeeld bij locaties met nabijgelegen aanlanding van offshore windenergie. Een en ander hangt uiteraard ook samen met mogelijke ontwikkelingen op het gebied van vraag en aanbod, zoals elektrificatie van (in de nabijheid aanwezige) industrie. De actuele netcapaciteit wordt in het lopende onderzoeksproces meegenomen. Het vraagstuk van de elektriciteitsinfrastructuur en mogelijke netcongestie zal nog nader worden uitgewerkt en geactualiseerd. Dit gebeurt onder meer vanuit de resultaten van de scenariostudie.
Hoe ziet u de plaatsing van kerncentrales dichtbij grote verbruikers van elektriciteit, om zo de benodigde elektriciteitsinfrastructuur zo klein mogelijk te houden?
Dit is zeker een aspect waarmee ik in de verkenningen die worden uitgevoerd en bij de uiteindelijke locatiekeuze rekening zal houden.
Betekent het feit dat kerncentrales veel technici nodig hebben dat u ook kansen ziet om de lokale werkgelegenheid in de regio te faciliteren?
Ja, ik zie dat zeker als een kans voor een regio. De marktconsultatie van KPMG sprak voor de bouw van een kerncentrale van 1.000 MW over ongeveer 12 duizend directe arbeidsjaren.
Daarnaast levert de operatie van een kerncentrale van 1.000 MW gemiddeld 600 voltijdsbanen op per jaar uitgaande van een levensduur van 50 jaar. Over de gehele levensduur van een kerncentrale van deze grootte levert deze ook 1.000 indirecte banen op.
Uit de marktconsultatie is ook naar voren gekomen dat (hoogwaardige) lokale werkgelegenheid, de effecten op het vestigingsklimaat en het vergaren en behoud van kennis voor provincies als positieve aspecten meespelen in de afweging.
Gaat u bij de locatiekeuze verder met de conclusies van de marktconsultatie van KPMG?
Ik zal de bevindingen uit de marktconsultatie betrekken bij de afweging en waar nodig actuele ontwikkelingen meenemen.
Hoe waardeert u het feit dat er groot draagvlak is in Zeeland voor een nieuwe kerncentrale?
Draagvlak is een belangrijke factor in dit proces. De marktconsultatie van KPMG benoemt het brede politieke draagvlak voor het realiseren van een nieuwe kerncentrale in de provincie Zeeland. Ik heb hiervan kennisgenomen en weeg dit mee in de locatiekeuze.
Welke (praktische) voordelen ziet u om meerdere kerncentrales op dezelfde locatie te bouwen?
Het bouwen van meerdere kerncentrales op eenzelfde locatie kan zeker voordelen hebben, onder andere waar het gaat om een beperking van de kosten.
Op welke termijn bent u voornemens een besluit te nemen over de locatiekeuze, ook gezien de noodzaak tot versnelling?
Zoals ik heb aangegeven bij het antwoord op vraag 1 zal ik uw Kamer voor het zomerreces per Kamerbrief informeren over de stappen die ik momenteel zet richting de totstandkoming van nieuwe kerncentrales. Na de zomer zal ik vanuit de resultaten van de scenariostudio en andere verkennende onderzoeken en gesprekken die momenteel worden uitgevoerd, vervolgstappen uitzetten, onder andere ten aanzien van de locatiekeuze.
De vergoeding aan kolencentrales voor het beperken van hun productie |
|
Alexander Kops (PVV) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Kolencentrales uitzetten is ineens erg duur»?1
Ja.
Klopt de berekening van NRC dat de vergoeding aan drie kolencentrales voor het beperken van hun productie (max. 35 procent van hun capaciteit) maar liefst 1,5 miljard euro bedraagt? Zo nee, wat zijn dan wel de kosten van deze klimaatgekte?
Dit kabinet staat voor een ambitieus en effectief klimaatbeleid. Daarom moeten we zorgen dat we onze CO2-uitstoot verlagen en afhankelijkheid van fossiele brandstoffen zoals gas en kolen afbouwen. Om op korte termijn een significante reductie van CO2-uitstoot te bewerkstelligen en daarmee een bijdrage te leveren aan de uitvoering van het Urgenda-vonnis, is de productiebeperking bij kolencentrales ingesteld. Hier staat nadeelcompensatie tegenover, conform de methode zoals vastgesteld in het Besluit nadeelcompensatie productiebeperking kolencentrales.
De verzoeken om nadeelcompensatie zijn eind maart bij mij ingediend. Ik beraad mij op deze verzoeken. Gegeven de actuele ontwikkelingen op de energiemarkt met zeer hoge elektriciteitsprijzen, is de hoogte van de verzochte nadeelcompensatie zeer substantieel. Ik zal uw Kamer daar zo snel mogelijk over informeren en betrek daarbij het Urgenda-vonnis en de zorgen over leveringszekerheid van gas en elektriciteit in het licht van de situatie in Oekraïne. In dit verband wijs ik erop dat ik uw Kamer op 22 april een brief (Kamerstuk II 2021–2022, 29 023, nr. 302) heb gestuurd over de onafhankelijkheid van Russische olie, kolen en gas met behoud van leveringszekerheid.
Deelt u de mening dat het hoe dan ook om bizar veel geld gaat voor slechts een paar procent reductie van de Nederlandse CO2-reductie, terwijl Nederland als geheel verantwoordelijk is voor nog geen half procent van de totale wereldwijde CO2-uitstoot?
Nee, deze mening deel ik niet.
Hoe reageert u op Arjun Flora (energiedenktank IEEFA) die gehakt maakt van de 35 procent-productiebeperking en stelt: «Niemand heeft blijkbaar overwogen om een maximum aan de compensatie te stellen. Dit is zó riskant»? Deelt u de conclusie dat u de eigenaren van de kolencentrales hiermee een blanco cheque in het vooruitzicht heeft gesteld?
Deze conclusie deel ik niet. Nadeelcompensatie betreft een vergoeding voor onevenredige schade die ontstaat door rechtmatig overheidshandelen. Bij het vaststellen van de nadeelcompensatie geldt in het Europees en nationaal recht het uitgangspunt dat de compensatie zo objectief mogelijk moet aansluiten bij het daadwerkelijk geleden nadeel. Voor een nadere duiding van de juridische verplichtingen rondom nadeelcompensatie verwijs ik u ook naar de Kamerbrief die op 17 mei 2021 hierover is verstuurd (Kamerstuk 35 668, nr. 44).
Met het Besluit nadeelcompensatie productiebeperking kolencentrales is een systematiek vastgelegd waarmee wordt gezorgd dat berekening van de hoogte van de nadeelcompensatie zo objectief mogelijk aansluit bij het daadwerkelijk geleden nadeel. De specifieke hoogte van de nadeelcompensatie wordt daarnaast door de Europese Commissie beoordeeld in het kader van een staatssteuntoets.
Hoe bizar is het dat u de Onyx-kolencentrale voor vrijwillige sluiting 212 miljoen euro vergoeding hebt aangeboden, maar diezelfde centrale nu door de 35 procent-productiebeperking 400 miljoen euro vergoeding van u krijgt?
Een subsidieregeling is een vrijwillig instrument en formeel staat Onyx in haar recht om geen gebruik te maken van de subsidieverlening. Ik ben zeer teleurgesteld over deze beslissing en het is een slechte beslissing voor het klimaat. Er lag een goed pakket aan afspraken en een stevige subsidieregeling. Nu Onyx besloten heeft om geen gebruik te maken van de subsidie die zij zelf heeft aangevraagd, geldt ook voor Onyx in de jaren tot en met 2024 de wettelijke productiebeperking. Daarmee heeft ook Onyx recht op compensatie van het geleden nadeel.
Met het Besluit nadeelcompensatie productiebeperking kolencentrales is een systematiek vastgelegd waarmee wordt gezorgd dat de berekening van de hoogte van de nadeelcompensatie zo objectief mogelijk aansluit bij het daadwerkelijk geleden nadeel. Gegeven de actuele ontwikkelingen op de energiemarkt zijn kolencentrales zeer winstgevend, waardoor het nadeel als gevolg van de productiebeperking ook fors is. Op dit moment doe ik geen uitspraken over de hoogte van de verzochte nadeelcompensatie door een specifieke exploitant van een kolencentrale.
Hoe kan het dat landen als Duitsland, Polen en Italië, in verband met de huidige energiecrisis – overwegen hun kolencentrales te heropenen en nu zelfs de door u geliefde Europese Commissie het stoken van meer kolen een goed idee vindt, terwijl u onze kolencentrales – vanuit klimaatgekte – koste wat het kost wilt sluiten?2
Ik houd de ontwikkelingen op de elektriciteitsmarkt nauwlettend in de gaten, evenals het effect van de productiebeperking bij kolencentrales hierop. Als ik tot de conclusie kom dat er onaanvaardbare risico's ontstaan voor de leveringszekerheid, zal ik verdere maatregelen nemen om de leveringszekerheid te garanderen.
Waarom weigert u in te gaan op het aanbod van de eigenaren van de kolencentrales («Ze hoeven in Den Haag maar te bellen!») om versneld meer energie te produceren en «daarmee de torenhoge energierekening te beperken»? Waarom zet u uw klimaatgekte niet even opzij en zorgt u voor de leveringszekerheid van betaalbare energie?
Op dit moment brengt de productiebeperking de beschikbaarheid van elektriciteit volgens de analyse van TenneT niet in gevaar en dit geeft daarom nu geen aanleiding de maatregelen aan te passen. Deze analyse gaat uit van voldoende beschikbaarheid van gas. Nederland is, net als andere lidstaten, voorbereid op een onderbreking of ernstige verstoring van de gastoevoer, en heeft hiervoor een noodplan klaar liggen, het zogenoemde Bescherm- en Herstelplan Gas.
Ik houd de ontwikkelingen op de gas- en elektriciteitsmarkt nauwlettend in de gaten, evenals het effect van de productiebeperking bij kolencentrales hierop. Als ik tot de conclusie kom dat er onaanvaardbare risico's ontstaan voor de leveringszekerheid, zal ik verdere maatregelen nemen om de leveringszekerheid te garanderen.
Deelt u de conclusie dat het tegenstrijdig is dat u enerzijds van het gas af wilt, maar dat anderzijds door het sluiten van de kolencentrales of het beperken van hun productie de gascentrales juist harder zijn gaan draaien?
Nee deze conclusie deel ik niet. Om op korte termijn een significante bijdrage te leveren aan de uitvoering van het Urgenda-vonnis, is de productiebeperking bij kolencentrales ingesteld. Daarnaast wil het kabinet de afhankelijkheid van Russisch aardgas zo snel mogelijk afbouwen. Dit kan bijvoorbeeld door de import van extra (non-Russisch) LNG mogelijk te maken, door de uitrol van hernieuwbare energie, inclusief waterstof, te versnellen en meer energie te besparen.
Bent u bereid de 35 procent-productiebeperking onmiddellijk te schrappen en de kolencentrales op volle kracht te laten draaien?
Ik houd de ontwikkelingen op de gas- en elektriciteitsmarkt nauwlettend in de gaten, evenals het effect van de productiebeperking bij kolencentrales hierop. Als ik tot de conclusie kom dat er onaanvaardbare risico's ontstaan voor de leveringszekerheid, zal ik verdere maatregelen nemen om de leveringszekerheid te garanderen.
De oproep van de Autoriteit Consument & Markt om een algemeen prioriteringskader op te stellen om projecten voor de energietransitie voorrang te geven bij het uitbreiden van het elektriciteitsnet |
|
Henri Bontenbal (CDA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met de oproep van de Autoriteit Consument & Markt (ACM) om een algemeen prioriteringskader op te stellen om projecten voor de energietransitie voorrang te geven bij de uitbreiding van het elektriciteitsnet?1
Ja.
Deelt u de mening van de Autoriteit Consument en markt (ACM), de netbeheerders en de CDA-fractie dat het belangrijk is dat netbeheerders bij het uitbreiden van het elektriciteitsnet voorrang kunnen geven aan projecten die bijdragen aan de energietransitie en/of van maatschappelijk belang zijn?
Ik ben van mening dat prioritering van zogenoemde uitbreidingsinvesteringen (investeringen die niet gericht zijn op een individuele gebruiker, waarmee bijvoorbeeld een heel gebied word versterkt) wenselijk en noodzakelijk is. Ik herken ook de oproep van de ACM om een (algemene) prioriteringsrichtlijn op te stellen voor uitbreidingsinvesteringen van netbeheerders. Ik werk dan ook, mede naar aanleiding van de motie Bontenbal/Thijssen (Kamerstuk 32 813, nr. 775), aan een prioriteringsrichtlijn als onderdeel van het MIEK. Ik doe dit samen met de ACM, netbeheerders en medeoverheden en verwacht de Kamer daarover na de zomer te kunnen informeren, zoals ook toegezegd in mijn brief van februari (Kamerstuk 29 023, nr. 281). Hierbij speelt de bijdrage aan de energietransitie een belangrijke rol, maar wil ik ook nadrukkelijk alle maatschappelijke belangen mee nemen.
Herinnert u zich de motie-Bontenbal/Thijssen (Kamerstuk 32 813 nr. 775) waarin de regering wordt verzocht om samen met de netbeheerders te onderzoeken of en in welke vorm een prioriteringskader een uitkomst zou kunnen bieden?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u uitleggen of en waarom u nog steeds van mening bent dat het recht op een aansluiting en transportcapaciteit van een individuele aanvrager en het non-discriminatiebeginsel in beginsel niet kunnen worden begrensd door een prioriteringskader waarin specifieke (groepen) gebruikers voorrang zouden krijgen?
Het non-discriminatiebeginsel is zowel in Europese als Nederlandse kader neergelegd als één van de meest fundamentele uitgangspunten voor het handelen van netbeheerders. Hieruit volgt dat netbeheerders bij het aansluiten van individuele projecten geen onderscheid mogen maken op basis van bijvoorbeeld de maatschappelijk functie of maatschappelijke wenselijkheid van een project. Zowel de Europese als Nederlandse wetgever hebben onder andere willen voorkomen dat netbeheerders vanuit hun positie als monopolist, of overheden via wet- en regelgeving, specifieke partijen (op vrij arbitraire gronden) een voorkeurspositie toekennen. Elke individuele aanvrager heeft (uiteindelijk) recht op een aansluiting en transportcapaciteit. Dit recht kan in beginsel niet worden ingeperkt.
Wel is er ruimte om de methode waarop de volgorde tot toegang wordt bepaald te sturen mits dat op basis van non- discriminatoire, transparante en objectieve criteria gebeurd. Hierbij mogen alleen technische en economische overwegingen voor de netbeheerder een rol spelen.
Netbeheerders in Nederland vullen het toegang krijgen tot het net nu in met de first come first served methode. Dit is een breed toegepaste methode in andere Europese lidstaten mede vanwege zijn eenvoud. Er zijn ook andere modaliteiten denkbaar als alternatief voor de first come first served methode maar die zijn wel vaak complexer van aard. Hierbij valt te denken aan methodes zoals veilen, een call voor uitgifte van transportcapaciteit, het bereiken van mijlpalen als voorwaarden stellen of een meer gelaagde wachtrij bijvoorbeeld door te kijken naar aansluitwaarde of bijdrage aan ontlasting van het systeem.
Netbeheer Nederland heeft samen met het IPO en VNG ook nader onderzoek laten doen naar het prioriteren van uitbreidingsinvesteringen en mogelijkheden alternatieve methode die netbeheerders kunnen toepassen. Dit onderzoek verwacht Netbeheer Nederland voor de zomer openbaar te maken. Hoewel dit onderzoek nog loopt sluit dit aan bij het beeld dat ik heb over eventuele alternatieven voor de first come first served methode. Kern hierbij blijft dat een eventuele andere methode voor het toegang krijgen tot het elektriciteitsnet moet voldoen aan het non-discriminatiebeginsel. Ik ben hierover op verzoek van uw Kamer ook informeel in gesprek getreden met de Europese Commissie. Ik heb de Europese Commissie in aanvulling op bovenstaande ook om een formele reactie gevraagd.
In hoeverre geeft deze oproep van de ACM om met een prioriteringskader te komen aanleiding om uw eerdere reactie op de mogelijkheid om tot een prioriteringskader te komen te herzien?
Deze oproep geeft geen aanleiding om de eerdere reactie te herzien. Zoals ook geschetst in de brief van februari (Kamerstuk 29 023, nr. 281) zie ik geen ruimte om bij het toekennen van individuele aansluitingen voorrangsposities toe te kennen aan specifieke gebruikers. Wel zie ik ruimte om netbeheerders tot een non-discriminatoire methode te laten komen om individuele aanvragen toegang tot het net te bieden.
Eveneens zie ik ruimte om uitbreidingsinvesteringen te prioriteren op basis van publieke belangen. Ik ben dan ook voornemens om dit te doen als onderdeel van het MIEK en zal daar na de zomer uw Kamer verder over informeren. Netbeheerders moeten vervolgens wel weer de nieuw gecreëerde transportcapaciteit in een gebied op non-discriminatoire wijze aan partijen moeten aanbieden.
Kunt u een uitgebreide inhoudelijke reactie geven op de oproep van de ACM en daarbij aangeven op welke wijze en op welke termijn u daaraan gehoor zult geven? Bent u bereid om in het licht van de oproep van de ACM en de aangenomen Kamermotie (Kamerstuk 32 813 nr. 775) in overleg te treden met in ieder geval de ACM en de netbeheerders om zo spoedig mogelijk een prioriteringskader te ontwikkelen?
Zoals aangegeven ben ik mede naar aanleiding van de motie Bontenbal/Thijssen (Kamerstuk 32 813, nr. 775) aan de slag gegaan met het ontwikkelen van een prioriteringsrichtlijn voor uitbreidingsinvesteringen van netbeheerders. Deze richtlijn zal onderdeel uitmaken van het MIEK en de regionale pendant hiervan. Ik deel de oproep van de ACM dan ook dat het wenselijk en noodzakelijk is om investeringen van netbeheerders te prioriteren op basis van publieke belangen, waaronder de energietransitie. Omdat ik naast bijdragen aan de energietransitie ook andere publieke belangen wil meenemen, ben ik in overleg met ACM, netbeheerders en medeoverheden over de vormgeving van de richtlijn als onderdeel van het MIEK. Ik heb u ook een afschrift gestuurd van mijn brief aan de ACM over hun oordeel over de investeringsplannen.
Welke inzichten heeft uw werkbezoek aan Duitsland opgeleverd als het gaat om het afstappen van het «first come, first served»-principe? Hoe zult u deze inzichten betrekken bij het ontwikkelen van een prioriteringskader?
Ook in Duitsland moeten netbeheerders non-discriminatoir omgaan met verzoeken voor aansluiting en transportcapaciteit. Het Duitse wettelijke kader is echter niet goed vergelijkbaar met het Nederlandse kader voor het aanbieden van aansluitingen en transportcapaciteit. In beginsel maakt men ook in Duitsland gebruik van het «first come, first served»-principe. Wel is in Duitsland het recht op een aansluiting op het elektriciteitssysteem en het recht op transportcapaciteit aan elkaar gekoppeld, en in het geval van schaarse transportcapaciteit kan hernieuwbare opwekking voorrang krijgen op niet-hernieuwbare opwekking. Voor deze specifieke situatie biedt het Europees recht meer aangrijpingspunten.
Een dergelijke constructie past echter niet goed in het Nederlandse, wettelijke kader en zou voor de situatie in Nederland bovendien niet heel dienstig zijn, omdat de transportschaarste doorgaans niet wordt veroorzaakt door concurrentie tussen conventionele opwekking en hernieuwbare opwekking. De transportschaarste in Nederland ontstaat door een (lokaal) overschot aan hernieuwbare opwekking en in steeds meerdere mate een te hoge (lokale) vraag naar elektriciteit. In Duitsland kijkt de netbeheerder dus ook niet naar bredere, maatschappelijke wegingen, zoals het bevorderen van de energietransitie, bij de volgorde van het aansluiten of toewijzen van transportcapaciteit.
Ik heb inmiddels kennisgenomen van een rapport van de Zweedse toezichthouder over toegang tot elektriciteitsnetten in verschillende lidstaten2. Uit dit rapport blijkt dat een prioriteringskader voor toekenning van aansluitingen en transportcapaciteit in geen van de onderzochte lidstaten wordt toegepast en «first come, first served» geheel of vrijwel geheel bepalend is voor deze volgordelijkheid.
Bent u bekend met het afwegingskader dat door de provincie Fryslân, de Friese gemeenten en het Wetterskip in samenspraak met Liander is ontwikkeld om de netbeheerder te helpen met het prioriteren van netverzwaringen op het Friese elektriciteitsnetwerk?2
Ja.
Heeft Liander volgens u de wettelijke mogelijkheden om uitvoering te geven aan het advies van de Regional Energie Strategie (RES) regio Fryslân?
De huidige Elektriciteitswet 1998 geeft geen expliciete duiding over volgordelijkheid van investeringen of het prioriteren van uitbreidingsinvesteringen. Netbeheerders dienen op grond van de Elektriciteitswet 1998 een ontwerpinvesteringsplan op te stellen en dit te consulteren. Het staat RES-regio’s vrij om hier inbreng op te leven. Ik beschouw deze inbreng dan ook als zodanig. Het is aan netbeheerders om de inbreng mee te wegen in hun investeringsplan en de doorwerking hiervan in de volgorde van investeringen. De ACM toetst vervolgens of netbeheerders in redelijkheid tot hun investeringsplan zijn gekomen. Ik ben voornemens om in de Energiewet en onderliggende regelgeving expliciet ruimte te bieden aan netbeheerders om op basis van een nationale richtlijn die regionaal geconcretiseerd kan worden door mede overheden, tot een prioritering te komen. Hierin zie ik ook een verruiming van de taak van de ACM om ook te toetsen of netbeheerder tot een redelijke investeringsvolgorde is gekomen.
Hoe kijkt u naar het in de provincie Fryslân afgesproken afwegingskader voor prioritering van projecten waarin:
Ik herken belangrijke elementen uit het afwegingskader van de provincie Fryslân in eerste gedachten die ik zelf heb voor de prioriteringsrichtlijn. Ik zie hierin een brede maatschappelijke afweging waarbij ook oog is voor een efficiënte en geografische gekoppelde uitrol van infrastructuur.
Hoe kijkt u aan tegen regio’s die zelf (verschillende) prioriteringskaders uitwerken?
Ik hecht erg aan de mogelijkheid van regio’s om zelf mede invulling te kunnen geven aan de weging van uitbreidingsinvesteringen op basis van een nationale prioriteringsrichtlijn. Vanwege de onderliggende samenhang van het elektriciteitsnet zullen de uitgangspunten in deze richtlijn zowel nationaal als regionaal moeten gelden maar kan de uitwerking per regio anders uitpakken. Het is vervolgens aan netbeheerders om op transparante wijze deze weging van het Rijk en medeoverheden mee te nemen in de uitbreidingsplannen voor de netinfrastructuur.
Op welke wijze zult u het in Fryslân ontwikkelde prioriteringskader betrekken bij het ontwikkelen van een landelijk prioriteringskader?
Ik zal het in Fryslân ontwikkelde prioriteringskader als voorbeeld en inspiratie gebruiken voor de richtlijn die ik op dit moment aan het ontwikkelen ben met ACM, netbeheerders en medeoverheden. Zoals eerder aangegeven deel ik de uitgangspunten die hier gebruikt zijn.
Het artikel 'Interesse in kerncentrales groeit, maar: waar zijn de nucleair specialisten' |
|
Silvio Erkens (VVD), Hatte van der Woude (VVD) |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het artikel «Interesse in kerncentrales groeit, maar: waar zijn de nucleair specialisten»?1
Ja.
Wat is uw inschatting van het tekort aan mensen bij de overheid, toezichthouder, universiteiten en andere relevante organisaties voor de bouw van twee kerncentrales? Kunt u dat per organisatie uitsplitsen?
Er is op voorhand geen inschatting te maken van een eventueel tekort aan arbeidskrachten voor de bouw van nieuwe kerncentrales. De marktconsultatie van KPMG (Kamerstuk 32 645, nr. 96) laat zien dat de bouw van een kerncentrale van 1.000 MW ongeveer twaalf duizend directe arbeidsjaren oplevert. Ook na ingebruikname levert een kerncentrale een bijdrage aan de (lokale) economie en werkgelegenheid. De operatie van een kerncentrale van 1.000 MW levert gemiddeld zeshonderd voltijdsbanen op per jaar uitgaande van een levensduur van 50 jaar.
Een belangrijk onderdeel van de stappen die ter uitvoering van het coalitieakkoord zijn gezet, is een studie over de inpassing van kernenergie in de Nederlandse energiemix richting 2030–2050 en daarna. De studie modelleert het energiesysteem in Nederland als deel van Noordwest Europa voor verschillende scenario’s en gevoeligheidsanalyses. Hierbij gaat de studie in op factoren als grondstoffen- en energiezekerheid, maatschappelijke en ruimtelijke inpassing, kosten en financieringsinstrumenten en de rol van nieuwe technieken als Small Modular Reactors (SMR’s).
Gelden de tekorten zoals hiervoor benoemd ook als er meer dan twee kerncentrales gebouwd zouden worden? Om hoeveel extra Full-time equivalent (fte) zou het gaan bij meer dan twee kerncentrales?
Zie antwoord vraag 2.
Welke stappen neemt u dit jaar om een begin te maken met het inlopen van dit tekort?
Het kabinet heeft in het coalitieakkoord aangegeven dat het hebben van voldoende vakmensen, nu, maar ook op weg naar 2050 een randvoorwaarde is voor een ambitieus klimaatbeleid. Het kabinet gaat met onderwijsinstellingen, overheden, en de sector zelf aan de slag om te bezien hoe meer interesse kan worden gewekt voor werk in het nucleaire domein, om zodoende meer vakmensen op te leiden en, waar nodig, om of bij te scholen. In de Kamerbrief aanpak arbeidsmarktkrapte, die voor de zomer uitgaat, wordt nader ingegaan op de overkoepelende kabinetsaanpak tegen krapte. Hierin zullen maatregelen op verscheidene beleidsterreinen en voor verschillende sectoren aan bod komen.
Om als Nederland op een effectieve en veilige wijze nieuwe kerncentrales te bouwen, moet de daarvoor vereiste kennisinfrastructuur op orde zijn. Ik werk hier samen met mijn collega’s van VWS, IenW, OCW, SZW en de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) aan. Eind 2020 is een interdepartementale werkgroep opgericht naar aanleiding van het verschijnen van het rapport «Naar een Agenda en Platform Nucleaire Technologie en Straling» (Bijlage bij Kamerstuk 25 422, nr. 266) van de Commissie Van der Zande. Deze werkgroep is bezig een beter beeld te verkrijgen van de omvang van de dreigende schaarste aan nucleaire experts en de achterliggende oorzaken daarvan, met als doel om effectieve en gerichte maatregelen te kunnen nemen.
Hoe snel verwacht u dat de benodigde kennis bij alle relevante instellingen op peil is?
In haar rapport heeft de Commissie Van der Zande aanbevolen om voor Nederland een «Human Resources Observatorium voor Nucleaire Technologie en Straling» op te richten, om eventuele kwetsbaarheden beter in kaart te brengen. De werkgroep heeft hierover eerste gesprekken gevoerd met het European Human Resources Observatory for the Nuclear Energy Sector (onderdeel van het Joint Research Center van de Europese Commissie) dat als taak heeft om op Europees niveau de ontwikkelingen in vraag en aanbod van nucleaire kenniswerkers in kaart te brengen. Hieruit blijkt dat het verkrijgen van de gewenste (vergelijkbare) input data de nodige uitdagingen kent. Vooruitlopend op de eventuele oprichting van zo’n observatorium voor Nederland is de werkgroep bezig geweest een indicatief beeld te krijgen van de eventuele huidige en toekomstige schaarste: wat voor type nucleaire experts dreigen schaars te worden, uitgaande van verschillende toekomstscenario’s voor initiatieven op nucleair terrein. Deze scenario’s variëren van geen nieuwe initiatieven tot bepaalde nieuwe initiatieven op het gebied van kernenergie of medische isotopenproductie. Hiervoor zijn interviews gehouden met verschillende partijen die in de nucleaire keten actief zijn, inclusief de relevante onderwijsinstellingen. Ook is dit voorjaar vanuit de werkgroep een ronde tafel bijeenkomst georganiseerd met de sector om een compleet beeld te krijgen van de nucleaire kennisproblematiek. De analyse van deze interviewresultaten en de rondetafelbijeenkomst vormen de basis voor het verder verkennen en beoordelen van verschillende oplossingsrichtingen. Uw Kamer zal middels een Kamerbrief van de Staatssecretaris van IenW nader geïnformeerd worden over de resultaten van deze verkenning.
Hoe bent u van plan invulling te geven aan het begrotingsamendement van Erkens en Dassen, waarbij vijf miljoen euro wordt uitgetrokken voor het versterken van de kennisinfrastructuur op de korte termijn? Op welke termijn kunt u de Kamer hierover informeren?
De interdepartementale werkgroep kijkt ook hoe invulling kan worden gegeven aan het begrotingsamendement van de leden Erkens en Dassen (TK 35 925 XIII, nr. 14), waarbij vijf miljoen euro wordt uitgetrokken voor het versterken van de kennisinfrastructuur op de korte termijn. Ik zal uw Kamer middels een Kamerbrief dit najaar informeren over de resultaten en de betekenis hiervan. Ik vind het belangrijk dat de eerste resultaten van de interdepartementale werkgroep over de beoordeling van de verschillende oplossingsrichtingen bekend zijn, zodat deze extra impuls op een effectieve wijze bijdraagt aan het versterken van de kennisinfrastructuur.
Welke structurele uitgaven verwacht u om de kennisinfrastructuur voor de lange termijn te versterken en borgen?
Zoals ik heb aangegeven in mijn antwoord op de vragen 2 en 3 bezie ik op dit moment welke stappen er gezet moeten worden richting de totstandkoming van de twee nieuwe kerncentrales. Daaronder vallen ook de vragen rond het arbeidskrachtentekort en het op peil houden van kennis en de kennisinfrastructuur. Ik zal uw Kamer na de zomer middels een Kamerbrief informeren over de resultaten van onder meer de studie over de inpassing van kernenergie in de Nederlandse energiemix richting 2030–2050 en daarna en de betekenis daarvan voor het vervolg.
Bent u bereid met kennisinstellingen in gesprek te gaan over de opleiding van voldoende nucleaire specialisten? Zo ja, op welke termijn verwacht u dit te doen?
Zoals blijkt uit mijn voorgaande antwoorden ben ik al in gesprek met de relevante andere departementen (OCW, VWS, IenW en de ANVS), en worden er diverse rondetafelgesprekken georganiseerd en interviews afgenomen met relevante kennisinstellingen. Wat betreft het opleiden van voldoende nucleair specialisten weten we dat het aantrekken van hooggekwalificeerde medewerkers, de ontwikkeling van programma’s, zowel ten behoeve van onderwijs, als onderzoeksdoelen, zorgvuldige afstemming en veel tijd kost. Daarbij moet worden bedacht dat opleidingstrajecten meerdere jaren omvatten.
Voor een versterking van de kennisinfrastructuur is mogelijk versteviging en verbreding van het nucleair onderwijs nodig. Daarbij moet in het oog gehouden worden dat in de huidige kennismaatschappij de nucleaire sector in competitie is voor talent met andere hoog-technische sectoren en dat zij als relatieve nieuwkomer hier extra inzet op zal moeten tonen.
Gaat u actief kenniswerkers uit het buitenland, specifiek België en Duitsland, werven? Zo nee, waarom niet?
Kennisinstellingen en betrokken bedrijven werven op dit moment al kenniswerkers uit het buitenland. Kennisinfrastructuur vormt de basis voor de borging van nucleaire- en stralingsveiligheid, de ontwikkelingen van nieuwe inzichten en toepassingen van nucleaire technologie en stralingstoepassingen. Om nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken en de gewenste groei in het nucleaire- en stralingslandschap te kunnen accommoderen, moet er in kennis en in kennisinfrastructuur worden geïnvesteerd. Dit is een complex veld, omdat het de gehele levenscyclus van nucleair technologische installaties (van ontwerp, bouw en operatie tot afvalverwerking en ontmanteling), de ontwikkeling van nieuwe technologieën en de toepassing van hun opbrengsten omvat. Dit vindt plaats in een zeer internationale context van regelgeving en samenwerking (en competitie).
Bent u bereid om kernenergie toegang te geven tot de topsectorregeling energie? Zo nee, waarom niet?
Binnen de Topsector Energie vindt een korte verkenning plaats over de rol die de Topsector kan spelen in de Nederlandse bevordering van innovatie rondom kernenergie. Onderwerpen waar de Topsector een rol zou kunnen spelen:
Systeemfunctie van kernenergie binnen het energiesysteem;
Eventuele bijdrage van kernenergie aan productie van CO2-vrije waterstof;
Stimulering en mogelijke verbreding van innovatie in het ecosysteem rond kernenergie (inclusief bijvoorbeeld toeleveranciers voor de bouw van kerncentrales);
Stimulering van de kennisontwikkeling en opleidingscapaciteit ten behoeve van goed geschoold personeel.
Het streven is om eind dit jaar deze verkenning af te ronden en daarna uw Kamer hierover te informeren.
Het bericht 'Hoge gasprijzen dwingen vier van de tien glastuinders definitief of tijdelijk te stoppen' |
|
Derk Boswijk (CDA), Pieter Grinwis (CU), Peter Valstar (VVD) |
|
Henk Staghouwer (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het artikel «Hoge gasprijzen dwingen bijna helft van glastuinders definitief of tijdelijk te stoppen»?1
Ja.
Herkent u het genoemde aantal en daarmee het beeld dat de glastuinbouw in ernstige problemen verkeert? Zo nee, bent u bereid op korte termijn in kaart te brengen hoeveel glastuinbouwbedrijven in acute nood verkeren?
Het beeld dat uit de berichtgeving bevestigt de informatie die bij het kabinet bekend is, dit heeft onze zorg. Wij hebben in maart inderdaad een inventarisatie van de sector ontvangen, waaruit blijkt dat binnen een half jaar 40% van de tuinbouwondernemers mogelijk in financiële problemen komt door de hoge gasprijzen.
Klopt het dat de tuinbouwsector zorgt voor circa 30.000 directe banen en circa 300.000 indirecte banen in bijvoorbeeld de logistiek, veredeling en kassenbouw?2
Het CBS artikel waar naar verwezen wordt, geeft aan dat de hoeveelheid arbeid die in 2019 is ingezet in de landbouw te vergelijken is met de inzet van ruim 156 duizend voltijdbanen (vte). Daaronder zijn bijna 30 duizend vte van mensen die werken op basis van losse contracten voor bepaalde tijd, voor specifiek werk of voor gelegenheidswerk. Van deze 30 duizend vte werken er circa 26 duizend in de tuinbouw. Deze cijfers komen uit de landbouwtelling van het CBS.
Specifiek voor de tuinbouwsector geeft het CBS in haar rapportage Tuinbouwcijfers aan dat er in de gehele Tuinbouw en Uitgangsmaterialen keten zo’n 124.000 vte werkzaam waren in 2018.3
Voorziet u eveneens dat het op grote schaal failliet gaan van glastuinbouwbedrijven ook directe gevolgen heeft voor andere sectoren?
Ja, binnen het tuinbouwcluster wordt nauw samengewerkt tussen tuinders, toeleveranciers en handel en techniek. Als tuinders op grote schaal failliet gaan, heeft dat effect op het hele tuinbouwcluster in Nederland.
Klopt het dat overschakelen naar duurzame alternatieven als aardwarmte voor glastuinbouwbedrijven vele jaren in beslag neemt wegens onderzoek, vergunningsaanvragen en de uiteindelijke realisatie?
De planvorming tot en met uitvoering van projecten voor aardwarmte en infrastructuur kosten tijd om zorgvuldig te doorlopen en is vaak niet binnen een jaar geregeld. Andere alternatieven, zoals bijvoorbeeld zonnewarmte zijn mogelijk op kortere termijn dan aardwarmte te realiseren. Dat betekent niet dat er nu pas begonnen wordt met de transitie en dat er geen handelingsopties zijn. Een aantal projecten is al in een vergevorderd stadium en ondernemers zijn bezig met energiebesparing en teeltaanpassingen, waarbij minder gas voor verwarming en elektriciteit voor verlichting worden gebruikt. Momenteel zien wij bijvoorbeeld veel aanvragen voor de subsidieregeling Energie efficiëntie glastuinbouw (EG). De huidige situatie maakt nogmaals de urgentie en noodzaak duidelijk van het versnellen van de klimaat- en energietransitie. Eind april informeren wij uw Kamer over de uitwerking van het coalitieakkoord en de klimaat- en energietransitie in de glastuinbouw.
Deelt u de observatie dat het gros van de gasgestookte glastuinbouwbedrijven daarom niet in de gelegenheid is om binnen afzienbare tijd over te schakelen op duurzame alternatieven?
Zie ook het antwoord op vraag 5. Er moet nu versneld worden doorgepakt op de energie- en klimaattransitie, ook om minder afhankelijk te worden van gas. Duurzame alternatieven als aardwarmte en restwarmte vergen aanzienlijke investeringen in bronnen en soms ook infrastructuur. Dat kan niet van het ene op het andere moment. Dat betekent echter niet dat er niet nu al stappen gezet kunnen en moeten worden. Wij zien dat tuinders dat ook al doen, onder andere door de grote interesse in subsidies voor hernieuwbare opwekking, CO2-reductie en energiebesparende maatregelen.
Hoeveel glastuinbouwbedrijven zullen er bij onveranderde omstandigheden en energiekosten naar schatting failliet gaan of leegstaan de komende winter? Welke gevolgen heeft dat voor de werkgelegenheid?
Dit is niet aan te geven. De gasprijzen fluctueren en de situatie op de gasmarkt is zeer onzeker. De signalen vanuit de sector zijn ook divers, waarbij tuinders creatief zijn in oplossingen waardoor in de winterperiode minder intensief is geteeld. Uiteraard delen wij de zorgen en urgentie, de huidige hoge energieprijzen zorgen voor problemen en wij zijn hierover met de sector en banken in gesprek. Tegelijk kunnen wij niet uitsluiten dat er bedrijven failliet zullen gaan. Wij roepen de sector daarbij op om ook het goede pad in te slaan door te investeren in duurzaamheid en de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen. Dit is nodig vanuit de klimaatdoelen, maar ook om als Nederland minder afhankelijk te zijn van fossiele brandstoffen en om de sector bestendiger te maken tegen hoge en volatiele energieprijzen. Daar zal de hele maatschappij een bijdrage aan moeten leveren. Tegelijk is het nodig voor een sector met bedrijfseconomisch perspectief.
Op welke wijze gaat u de betreffende glastuinbouwbedrijven helpen zodat zij, bij aanhoudende hoge energieprijzen, de komende winter en jaren zullen overleven?
Eind april informeren wij u over onze inzet voor de glastuinbouw. Daarbij gaan wij met name in op de uitwerking van het coalitieakkoord, het belang van energiebesparing en een versnelling in de energie- en klimaattransitie. Wij blijven met de sector en banken in gesprek wat nodig is om de klimaat- en energietransitie te versnellen en ook wat daar op korte termijn voor nodig is. Daarbij bespreken we tevens het handelingsperspectief voor de individuele ondernemer op de korte termijn. De huidige situatie maakt nog urgenter dat de sector snel minder afhankelijk wordt van fossiele brandstoffen en snel moet omschakelen naar meer energiebesparing en het gebruik van andere energiebronnen. Daarvoor moet de sector ook echt stappen zetten. Wij kijken wat wij voor bedrijven kunnen betekenen, maar gaan de hoge gasprijzen niet compenseren. De hoge energieprijzen baren ons allemaal zorgen en dat geldt voor heel Nederland. Het versterkt de noodzaak om snel door te pakken op energiebesparing en de klimaattransitie.
Daarbij wil ik ook wijzen op het plan van de Europese Commissie om snel minder afhankelijk te worden van Russisch gas en tegelijk de energietransitie te versnellen (REPowerEU).
Kunt u deze vragen, gezien de acute problematiek in de glastuinbouw, met spoed beantwoorden?
Ja.
De bouw van het Datacentrum Zeewolde. |
|
Pieter Grinwis (CU) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Klopt het dat u, mede gelet op de uitkomst van de gemeenteraadsverkiezingen in Zeewolde, alsnog af wilt van het hyperscale datacenter van Meta, moederbedrijf van Facebook, bij Zeewolde?1 2
In de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is opgenomen dat hyperscale datacenters bij voorkeur aan de randen van Nederland gebouwd worden, daar waar veel aanbod is van (hernieuwbare) energie, waar een aansluiting op het net kan worden geboden en waar de ruimte minder schaars is. Hier past Zeewolde niet goed in. Omdat het Rijk meer regie wil hebben in zulke ingrijpende ontwikkelingen is in het coalitieakkoord een aanscherping van het beleid aangekondigd. Op 16 februari jl. heb ik daartoe een voorbereidingsbesluit genomen. Dit besluit is gericht op nieuwe aanvragen van hyperscale datacenters. Gezien echter de uitslag van de recente gemeenteraadsverkiezingen in Zeewolde wil ik graag opnieuw in gesprek met de gemeente over de wenselijkheid van het datacenter, het TNO-rapport over door de gemeente geleverde bijstelling van plannen voor het gebied (zie ook antwoord op vraag 2) en eventuele vervolgstappen. Daarbij kan ook een andere ruimtelijke invulling aan de orde komen.
Zou uw uitspraak «niet nog meer Zeewoldes» ook nog betrekking kunnen hebben op het echte Zeewolde, het epicentrum van de hyperscale datacentrum-discussie, en dat het Rijksvastgoedbedrijf de grond -in het omstreden bestemmingsplan bedoeld voor Meta- niet verkoopt aan Zeewolde?3 4
Mijn voorganger, de Staatssecretaris van BZK, heeft in augustus 2021, destijds mede namens de Ministers van BZK en LNV en de Staatssecretaris van EZK – Klimaat en Energie, voorwaarden gesteld aan de verkoop van rijksgronden voor het datacenter in Zeewolde. Dit in de context van het gevestigde voorkeursrecht, op grond van de Wet voorkeursrecht gemeenten en dat de gemeente eventueel kan onteigenen. Met de brief heeft het Rijk toegezegd de gronden te verkopen indien de gemeente Zeewolde voldoet aan de voorwaarden (zie Kamerstuk 32 813, nr. 961). Op deze toezegging kan ik, vanuit het oogpunt van behoorlijk bestuur, niet terugkomen. De gemeente heeft in maart jl. een plan gedeeld waarin zij aangeeft op welke wijze zij aan de voorwaarden wil voldoen. TNO heeft vervolgens getoetst in hoeverre het plan voldoet aan de gestelde voorwaarden. Op basis van de toetsing stelt TNO dat het datacenter voor nu energie-efficiënt is, maar dat niet voldaan wordt aan de eis van maximale duurzaamheid (dit betreft o.a. materiaalselectie, waterbesparing en innovatie). Daarnaast worden daken, gevels en omliggende terreinen niet maximaal gebruikt voor het opwekken van zonne-energie. Op basis van de toetsingsrapportage kan het Rijksvastgoedbedrijf de gronden nu niet aan de gemeente verkopen. Voor een uitgebreide toelichting verwijs ik u naar de toetsingsrapportage die ik vrijdag jl. aan uw Kamer heb gezonden (Kamerstuk 26 643, nr. 862). Ik ga naar aanleiding van dit rapport in gesprek met de gemeente over de consequenties en mogelijke vervolgstappen.
Deelt u de analyse dat het na de uitslag van de gemeenteraadsverkiezingen in Zeewolde zeer duidelijk is geworden dat de al aangenomen bestemmingsplanwijziging géén draagvlak heeft onder de inwoners en bent u met het oog hierop bereid om de voorgenomen ministeriële regeling over een aangescherpt kader voor de komst van hyperscale datacenters, te vervroegen, zodat het datacenter van Meta in Zeewolde hieronder valt en de bestemmingsplanwijziging in Zeewolde overruled wordt? Zo nee, waarom niet?
Na de recente gemeenteraadsverkiezingen lijkt een meerderheid van de gemeenteraad in zijn nieuwe samenstelling tegen de komst van het datacentrum. De bestemmingsplanwijziging is echter reeds door de gemeenteraad in zijn vorige samenstelling vastgesteld. Bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is inmiddels door een aantal partijen beroep ingesteld tegen het bestemmingsplan. Daarnaast zijn er verschillende vergunningen aangevraagd waarvoor de procedures lopen.
De algemene maatregel van bestuur die ik met het voorbereidingsbesluit heb aangekondigd is primair bedoeld om op nationaal niveau, in overleg met medeoverheden, aangescherpte ruimtelijke keuzes te maken voor de vestiging van nieuwe hyperscale datacenters.
De nieuwe regels die vrijdag jl. aan uw Kamer zijn voorgelegd (Kamerstuk 2022D24259) en waarvoor de internetconsultatie is gestart hebben geen betrekking op hyperscale datacenters die op het moment van inwerkingtreding van dit besluit reeds bestaan of reeds zijn vergund. Ook kunnen vergunningaanvragen die zijn ingediend voor de datum van het voorbereidingsbesluit van 16 februari 2022 doorlopen worden. Dit betekent dat de nieuwe regels geen betrekking hebben op het datacentrum te Zeewolde. In dat kader speelt een aspect als rechtszekerheid een rol.
Wat vindt u ervan dat het vorige college van Zeewolde het besluit van 16 december 2021 over de komst van het datacenter van Meta besloot op verkiezingsdag te publiceren in de Staatscourant en wat kunt u eraan doen? Wat wilt u er nog aan doen?
Het klopt inderdaad dat de gemeenteraad het bestemmingsplan op 16 december 2021 heeft vastgesteld. Pas op 15 maart jl. heeft de gemeenteraad ingestemd met de publicatie van het bestemmingsplan. De gemeente Zeewolde heeft aangegeven dat vanwege wettelijke termijnen het bestemmingplan in maart gepubliceerd moest worden. Zelf heb ik de Landsadvocaat om advies gevraagd over mijn juridische mogelijkheden om alsnog het hyperscale datacenter in Zeewolde tegen te houden. Op basis van dit advies kom ik tot de conclusie dat de instrumenten uit Wet ruimtelijke ordening en de Gemeentewet op dit moment niet kunnen worden ingezet. Dit betekent niet dat de vestiging van het datacenter vaststaat en dat het direct gerealiseerd kan worden. Diverse vergunningen moeten nog worden verleend en door het gebruiksverbod in het voorbereidingsbesluit kunnen de omgevingsvergunningen gedurende de looptijd van het voorbereidingsbesluit niet worden gebruikt. Verder kunnen het bestemmingsplan en de vergunningen nog in juridische procedures aangevochten worden zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3.
Deelt u de analyse dat het beschikbaar houden van goede landbouwgrond voor voedselproductie nóg belangrijker is geworden door de oorlog in Oekraïne, welke een wereldwijde voedselcrisis dreigt te veroorzaken en bent u daarom bereid om de voorgenomen ministeriële regeling over een aangescherpt kader voor de komst van hyperscale datacenters, te vervroegen en deze bij staand beleid van het Rijksvastgoedbedrijf passende notie daarin mee te nemen?
De gevolgen van de ontwikkelingen in Oekraïne tonen voor veel zaken aan dat bezien moet worden in hoeverre we als Nederland zelfvoorzienend zijn of afhankelijk van andere landen, dit speelt bijvoorbeeld bij gas maar ook voor het hebben van goede landbouwgrond voor voedselproductie. Dit onderstreept ook het belang van de transitie naar een duurzaam landbouw- en voedselsysteem, met oog voor de voedselzekerheid. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zal uw Kamer voor de zomer nader informeren over de uitwerking van het perspectief voor de landbouw. Zoals eerder aangegeven in de beantwoording van de motie-Boswijk (Kamerstuk 33 037, nr. 402) zal ook uitgewerkt worden hoe goede landbouwgrond ruimtelijk beschermd kan worden in bredere belangenafweging, zodat deze benut kan worden bij de noodzakelijke verduurzaming van de landbouw. De algemene maatregel van bestuur die ik met het voorbereidingsbesluit heb aangekondigd is bedoeld om op nationaal niveau aangescherpte ruimtelijke keuzes te maken voor de mogelijke vestigingslocaties van hyperscale datacenters. Voor het opstellen van een dergelijke algemene maatregel van bestuur gelden procedures en is een beleidsmatige onderbouwing nodig. Zoals in het antwoord op vraag 3 is aangegeven, is mijn inzet om dit traject zo spoedig mogelijk te doorlopen.
Deelt u de analyse dat de oorlog in Oekraïne Nederland dwingt om op korte termijn los te komen van fossiele brandstoffen uit Rusland en sneller te gaan verduurzamen, waardoor er directe schaarste in hernieuwbare energie en ruimte op het elektriciteitsnet ontstaat en bent u daarom bereid om de voorgenomen ministeriële regeling over een aangescherpt kader voor de komst van hyperscale datacenters, te vervroegen en deze notie daarin mee te nemen?
Ik deel de analyse dat de noodzaak toeneemt voor verduurzaming van het energiesysteem en onze afhankelijkheid van Russisch gas te verminderen. Ik heb een voorbereidingsbesluit genomen, waarmee nieuwe vergunningaanvragen voor hyperscale datacenters niet mogen worden verleend (met uitzondering van de gemeente Hollands Kroon en Het Hogeland). Ik werk hard aan de voorgenomen algemene regels om selectief ruimte te bieden aan hyperscale datacenters op plekken waar dat kan in Nederland. Vrijdag jl. stuurde ik uw Kamer de concept Amvb. Het op selectieve locaties ruimte bieden voor hyperscale datacenters draagt ook bij aan het beheersen van de impact op netcapaciteit (zie ook de recente Kamerbrief van 8 juni jl. van de Minister voor Klimaat en Energie over netcongestie, met kenmerk 2022Z11587).
Bent u bereid om, in het licht van de energiecrisis en het toenemende beroep op duurzaam opgewekte stroom en ons electriciteitsnet, het first-come-first-serveprincipe, bij nieuwe aansluitingen op het stroomnet te herzien, prioritering naar nationaal belang in te voeren en hyperscale datacenters de minste prioriteit te geven?
Netbeheerders moeten op basis van Europese en Nederlandse wetgeving non-discriminator opereren jegens eenieder die om een aansluiting en transportcapaciteit vraagt. De first come first serve handelwijze is een uitvloeisel van dit principe. Uit Zweeds onderzoek3 blijkt dat deze handelwijze in veel Europese landen gehanteerd wordt. Er is wel noodzaak en ruimte, zoals ook aangegeven in recente brief (Kamerstuk 29 023, nr. 281) van de Minister voor Klimaat en Energie, om uitbreidingsinvesteringen van netbeheerders meer te sturen op basis van maatschappelijke prioriteiten op nationaal en regionaal niveau. De Minister voor Klimaat en Energie werkt dan ook samen met de ACM en netbeheerders en medeoverheden onder het MIEK aan een prioriteringsrichtlijn om bij uitbreidingsinvesteringen rekening te houden met maatschappelijke prioriteiten en komt daar in de zomer bij uw Kamer op terug (zie ook de recente brief over netcapaciteit van 8 juni jl. met kenmerk 2022Z11587).
Hoe reëel acht u dat gelijk vanaf de ingebruikname van het datacentrum de restwarmte daadwerkelijk wordt gebruikt voor de verwarming van een woonwijk? Zo ja, waarop is die verwachting gebaseerd?
De reactie van de gemeente op de door het Rijk gestelde voorwaarden, waarin de gemeente aangeeft op welke wijze gebruik gemaakt wordt van restwarmte van het datacenter was onderdeel van de toetsingsrapportage. De uitwerking van het plan om de restwarmte te benutten is echter onvoldoende voor TNO om een oordeel te kunnen vellen. De gemeente Zeewolde heeft aangegeven om dit plan verder uit te werken.
Waarom heeft u in de duurzaamheidseisen, welke in december door het kabinet gesteld zijn aan de verkoop van de grond ten behoeve van de komst van datacenter Meta, gekozen voor bewoordingen als «minimaal energieverbruik», «maximale benutting voor zonnepanelen» en «het tot een minimum beperken van drinkwater» en afgezien van concrete, getalsmatige eisen aan energieverbruik, benutting voor zonnepanelen en drinkwaterbeperking?
Door minimaal energieverbruik, maximale benutting van daken en gevels voor zonnepanelen en minimaal gebruik van drinkwater als voorwaarden te stellen, moet de gemeente dit gedurende de exploitatie afdwingen. Zo blijft het bedrijf gebonden aan innovatieve nieuwe oplossingen. Op basis van de TNO-toetsingsrapportage blijkt dat nu niet voldaan wordt aan de eis van maximale duurzaamheid en worden daken, gevels en omliggende terreinen niet maximaal benut voor het opwekken van zonne-energie.
Deelt u de analyse dat ieder datacenter dat gebruik maakt van de best beschikbare technieken automatisch aan deze voorwaarden gaat voldoen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waar komt uw zelfvertrouwen dan vandaan dat het datacenter hier niet aan gaat voldoen?
Op basis van de toetsingsrapportage stelt TNO dat het datacenter nu niet voldoet aan de voorwaarden voor de verkoop van rijksgronden (brief d.d. 10 augustus 2021, referentienummer 4336824). Zie voor een uitgebreide toelichting de brief en toetsingsrapportage die ik vrijdag jl. aan uw Kamer heb gezonden.
Bent u bereid de duurzaamheidseisen aan te passen naar concrete, getalsmatige eisen aan energieverbruik, benutting voor zonnepanelen van gebouwen en beperking van het gebruik van drinkwater, op dusdanige wijze dat een hyperscale datacenter niet zal gaan voldoen aan de gestelde eisen? Zo nee, waarom niet?
De voorwaarden die zijn gesteld door mijn voorganger mede namens de destijds Ministers van BZK en LNV en de Staatssecretaris van EZK – Klimaat en Energie zijn een toezegging om de gronden te verkopen, indien aan de voorwaarden wordt voldaan. Deze voorwaarden zijn gesteld wetende dat de gemeente Zeewolde op de rijksgronden een voorkeursrecht in het kader van de Wet voorkeursrecht gemeenten heeft gevestigd. Het zou van onbehoorlijk bestuur getuigen nu nog aanvullende voorwaarden te stellen.
Waarom heeft u niet de voorwaarde gesteld om minimaal 80% van de restwarmte te gebruiken voor verwarming van woonwijken, maar heeft u dit aan de gemeente gelaten en bent u bereid alsnog de voorwaarde te stellen dat minimaal 80% van de restwarmte wordt hergebruikt voor woonwijken, in het licht van uw plan om via deze voorwaarden Meta geen kans te laten maken op koop van de grond?
Zie mijn antwoorden op vraag 9, 10 en 11.
Bent u bereid de duurzaamheidseisen (verder) aan te vullen, bijvoorbeeld door er in op te nemen dat schaarse netcapaciteit en mogelijkheid tot duurzamere aanwending van de grond juridische grondslag bieden voor weigering van de verkoop aan Meta, zodat het datacenter in Zeewolde de facto geen kans meer maakt om mee te dingen naar de grond?
Zie mijn antwoord op vraag 11.
Kunt u bevestigen dat er geen uitzonderingen gemaakt gaan worden op de gestelde duurzaamheidseisen, bijvoorbeeld in de vorm van het geven van meer tijd om via «toekomstige innovatie» aan duurzaamheidseisen te mogen voldoen?
De verwachting is dat door de formulering van de gestelde voorwaarden, tijdens de exploitatie van het datacenter gebruik gemaakt zal moeten worden van mogelijke toekomstige innovaties, om zo te blijven voldoen aan de gestelde voorwaarden.
Kunt u bevestigen dat het Didam-arrest, waarbij is bepaald dat bij verkoop van de grond door de overheid aan alle gegadigden een gelijke kans gegeven moet worden, ook van toepassing is op de verkoop van de grond die bedoeld is voor het hyperscale datacentrum van Meta in Zeewolde? Welke risico’s op claims brengt dit arrest met zich mee voor gemeenten, zoals Zeewolde in de casus datacenter Meta?
Zoals eerder aangegeven hanteert het Rijk voor de verkoop van haar gronden een openbare procedure. In dit geval is een voorkeursrecht op grond van de Wet voorkeursrecht gemeenten gevestigd, waardoor het Rijk verplicht is om bij een eventuele verkoop aan de gemeente te verkopen. De gemeente Zeewolde heeft net als andere overheden rekening te houden met het Didam-arrest.
Bent u bekend met het feit dat coöperatie «Land van Ons» ook geïnteresseerd is in de eerdergenoemde grond en er duurzame landbouw op wil bedrijven en bent u het ermee eens dat de plannen van deze coöperatie veel beter passen binnen het staande beleid van Rijksvastgoedbedrijf, zeker waar het vruchtbare landbouwgrond in Flevoland betreft? Kunt u bevestigen dat, mede gezien het Didam-arrest in combinatie met het beleid van het Rijksvastgoedbedrijf, een duurzamer gebruiksdoel van de grond, zoals duurzame landbouw, daarom altijd zal prevaleren boven een datacenter?
Ik ben bekend met de interesse van de coöperatie Land van Ons. De gemeente heeft echter een voorkeursrecht op grond van de Wet voorkeursrecht gemeenten op de gronden gevestigd. Bij verkoop van de rijksgronden zal het Rijk de gronden aan de gemeente moeten aanbieden. De gemeente is daarna verantwoordelijk voor eventuele doorverkoop. Het Rijk heeft dan geen zeggenschap meer over de gronden.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het Commissiedebat Datacenters, dat op 21 april 2022 gehouden wordt?
Voor een goede beantwoording was meer tijd nodig waardoor eerdere beantwoording niet mogelijk was.
De ‘Kamerbrief over stimuleren van hernieuwbare waterstof in jaarverplichting energie vervoer voor periode 2023 en 2024’ en het TNO-rapport ‘Impact ‘fit for 55’ voorstel voor herziening RED op de vraag naar groene waterstof in Nederland’ |
|
Henri Bontenbal (CDA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met het TNO-rapport «Impact «fit for 55» voorstel voor herziening RED op de vraag naar groene waterstof in Nederland»? Klopt het dat de RFNBO-verplichting («renewable fuels of non-biological origin», ofwel: groene waterstof) voor de transportsector voor Nederland zich vertaalt naar 29 petajoules (PJ) in 2030?
Ja wij zijn bekend met het TNO-rapport. Daarin staat inderdaad dat de RFNBO-verplichting in transport van 2,6% gelijk staat aan 29 PJ. De percentages uit de herziening van de EU-richtlijn voor hernieuwbare energie (RED II) voor transport worden berekend over de totale brandstoffenplas in de lidstaat voor transport, inclusief lucht- en zeevaart. Voor Nederland betekent dat, vanwege de grote bunkermarkt, een significante uitbreiding. In de RED II werden de percentages van de verplichtingen voor transport berekend over de brandstoffenplas van wegvervoer en spoor. De voorgestelde herziening van de Richtlijn, inclusief het RFNBO-percentage, zijn nog in onderhandeling.
Bent u bekend met de prognoses voor directe toepassing van waterstof in de transportsector in 2030, namelijk 1,2 PJ aan synthetische brandstoffen voor de luchtvaart en slechts 0,4 PJ in het wegtransport in 2030? Deelt u de mening dat de raffinageroute noodzakelijk is voor het behalen van de doelstellingen in de herziening van de Richtlijn hernieuwbare enregie (RED) voor de transportsector?
Deze cijfers komen voort uit de KEV2021. De cijfers nemen geen voorgenomen of additionele stimuleringsprogramma’s mee waar nu aan gewerkt wordt. Er zijn verschillende routes die kunnen bijdragen aan de RFNBO-verplichting in transport die wel leiden tot directe verduurzaming van transport, naast de raffinageroute. Hierbij valt te denken aan synthetische brandstoffen voor de luchtvaart of direct gebruik van hernieuwbare waterstof in voertuigen. Het gaat om routes die fossiele energiedragers in transport vervangen door hernieuwbare varianten. TNO voert nu een onderzoek uit naar technische haalbaarheid van alle mogelijkheden om de RFNBO-verplichting in te vullen. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) verwacht de resultaten in juni en zal deze dan met uw Kamer delen.
Hoe verhoudt het plafond van 4 PJ (tot 1 januari 2025) zoals voorgesteld in uw brief (Kamerstuk 32 813, nr. 868, d.d. 8 oktober 2021) over het stimuleren van hernieuwbare waterstof in jaarverplichting zich tot deze doelen?
Het plafond van 4 PJ was het resultaat van de destijds geraamde nationale waterstofproductiecapaciteit in 2023 en 2024. Dit plafond staat niet in verhouding tot de voorgestelde RFNBO-verplichtingen voor 2030, die toen nog niet bekend waren, maar achtten het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en IenW in lijn met de waterstofambities van het kabinet voor 2025. Met dit plafond bleef er tevens voldoende ruimte in de systematiek voor producenten van hernieuwbare brandstoffen, zoals HVO (Hydrotreated Vegetable Oils) of geavanceerde biobrandstoffen, die direct bijdragen aan het verduurzamen van mobiliteit.
Deelt u de stelling van TNO dat «de tijd voor inpassing [van de] benodigde capaciteiten […] krap [is]», waarmee gedoeld wordt op zowel de uitrol van Wind-op-Zee als het opbouwen van elektrolysecapaciteit? Deelt u de stelling van TNO dat «definitieve beslissingen voor investeringen in groene waterstof wachten op nadere regelgeving die meer zekerheid moet bieden voor de businesscase (subsidie, vergunningen, certificering etc.)»?
Zoals ook in het BNC-fiche over het Commissievoorstel voor de herziening van de RED II al stond, zijn de voorgestelde RFNBO-verplichtingen zeer ambitieus.1 Het kabinet kijkt voor de lopende onderhandelingen dan ook scherp naar een realistische en voorspelbare invulling van de voorgestelde verplichtingen. Het behalen van de RFNBO-verplichtingen zal veel vragen van het Rijk, netbeheerders en de markt, voor het opschalen van zowel binnenlandse productie als import van hernieuwbare waterstof. Met het besluit in de bijgaande brief zetten IenW en EZK een eerste belangrijke stap hierin.
Bent u bekend met de studie «Doorrekening kosten hernieuwbare waterstof bij inzet raffinage» van Trinomics? Hebt u gelezen dat Trinomics het volgende schrijft: «Zonder HBE («hernieuwbare brandstofeenheden»)-inkomsten is het project niet rendabel, omdat de jaarlijkse kasstroom dan negatief is. In de centrale analyse is de kasstroom (voor belastingen) gemiddeld een verlies van 15 miljoen euro per jaar zonder HBE-inkomsten. [...] Een beperkte openstelling van de raffinageroute – bijvoorbeeld tot 1 januari 2025 – leidt tot onvoldoende HBE-inkomsten (86 miljoen euro in plaats van 1,3 miljard euro) voor een positieve business case.»? Hoe effectief is, tegen die achtergrond, de tijdelijke openstelling om investeringen in groene waterstof mogelijk te maken?
Wij zijn bekend met het rapport van Trinomics.
EZK en IenW hebben in oktober 2021 gezamenlijk, in samenspraak met geïnteresseerde partijen, gekozen voor een tijdelijke openzetting van de raffinageroute in de jaarverplichting. Zoals aan uw Kamer gemeld zou het de kalenderjaren 2023 en 2024 betreffen, terwijl aan passend beleid voor na 2024 kon worden gewerkt. Deze tijdelijke openzetting in combinatie met het uitzicht op aansluitend beleid moest vóór 2025 projecten met een totale omvang van circa 400 MW helpen realiseren. Dit zou een grote bijdrage zijn aan de realisatie van de kabinetsambities van 500 MW elektrolyse in 2025. Het besluit in de bijgaande brief moet het gesignaleerde probleem verhelpen.
Klopt het dat de ambitie in het Klimaatakkoord is om 500 megawatt (MW) elektrolysecapaciteit in 2025 te hebben staan? Klopt het tevens dat het bouwen van een 100 MW electrolyser 2 tot 3 jaar kost, zoals CE Delft schrijft in haar rapport «Doorlooptijden investeringen elektrificatie» (februari 2021)? Verwacht u dat Nederland dit doel gaat halen?
Het klopt dat de ambitie van 500 MW in het Klimaatakkoord staat. Het kabinet heeft die ambitie in de kabinetsvisie waterstof ook onderschreven. De genoemde realisatietermijn lijkt mij een reële inschatting. Op basis van bovenstaande zien wij het volste belang om dit jaar nog duidelijkheid te verschaffen over instrumenten waar elektrolyseprojecten gebruik van kunnen maken, om het doel in 2025 nog te halen.
Deelt u de mening dat de Europese Fit for 55-voorstellen een verdere openstelling van de raffinageroute na 2025 niet in de weg staan? Sterker nog, stuurt de Europese Commissie daar niet juist ook op aan? Is het niet verstandig om gebruik te maken van de instrumenten die Europa ons aanreikt om ons waterstofpotentieel en onze ambities te halen?
Het Fit-for-55 pakket, specifiek de RED III, staat vooralsnog een openstelling niet in de weg voor het meetellen aan de verplichting voor hernieuwbare energie in transport, net als dat nu bij de RED II ook het geval is. Het is en blijft de keuze van de lidstaat of en hoe zij deze route willen stimuleren. In het BNC-fiche pleit Nederland voor de mogelijkheid om de inzet van waterstof in raffinaderijen ook mee te mogen tellen voor de doelstelling van de industrie en niet alleen via de transportroute. Het opnemen van de raffinageroute in de jaarverplichting is dan een optie, net als het ontwikkelen van andere instrumenten om het gebruik van hernieuwbare waterstof in raffinaderijen te stimuleren.
Klopt het dat het produceren van transportbrandstoffen goed is voor zo’n 35% van de waterstofvraag en klopt het dat de koppeling van windenergie op zee en waterstof de businesscase voor offshore windparken verstevigt? Is het dan niet verstandig deze route (het vergroenen van de productie van transportbrandstoffen) niet af te sluiten?
Het kabinet zet erop in om fossiele brandstoffen te vervangen door hernieuwbare brandstoffen. Er is een voorkeur voor directe inzet van hernieuwbare waterstof in transport, omdat dit bijdraagt aan alle doelstellingen naar zero-emissie, alsook de doelstellingen binnen het Klimaatakkoord. Bijvoorbeeld gasvormige waterstof in zwaar wegtransport en vloeibare brandstoffen op basis van hernieuwbare waterstof.
Richting 2030 zal de RED III leidend zijn voor de stimulans van hernieuwbare waterstof in Nederland. Dit geldt voor de industrie alsook voor transport. Op beide sectoren worden verplichtingen voor hernieuwbare waterstof voorgesteld. De RED III zal op zowel transport als industrie een grote impact hebben. Voor de industrie is EZK bezig met de voorbereiding van een beleidspakket voor de opschaling van binnenlandse productie en import van hernieuwbare waterstof. Voor transport zal met name de integratie van luchtvaart en zeevaart in de verduurzamingssopgave, in samenhang met ReFuel/FuelEU/ESR, een serieuze impact hebben op het huidige beleid energie vervoer met de jaarverplichting grote aanpassingen vragen aan de systematiek vanaf 2025.
In de bijgaande Kamerbrief beschrijf ik de rol van de raffinageroute in het beoogde bredere waterstofbeleid voor industrie en transport.
Acht u het niet wenselijk om de raffinageroute volwaardig om te zetten in beleid en deze raffinageroute ook na 2025 open te stellen?
In de bijgaande Kamerbrief beschrijf ik hoe de raffinageroute vanaf 2025 vorm krijgt, ook al kan het kabinet nog niet alle details vastleggen vooruitlopend op de Europese onderhandelingen over de herziening van de RED II.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden tijdig voor het commissiedebat Waterstof van 13 april 2022?
De antwoorden zijn zo snel als mogelijk met uw Kamer gedeeld.
De gasopslag in Bergermeer |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Klopt het dat het feit dat het Russische staatsbedrijf Gazprom geen gebruik maakte van zijn 40 prcent gebruiksrecht van de Gasopslag Bergermeer, onze gasleveringszekerheid in gevaar brengt? Klopt het dat door deze samenwerkingsconstructie met Gazprom er mogelijk ook Europees/Nederlands geld via deze opslag naar Poetin stroomt?
Voor zover mij bekend heeft Gazprom in de afgelopen periode niet of nauwelijks gebruik gemaakt van zijn gebruiksrechten op Bergermeer, dit in tegenstelling tot voorgaande jaren. Mede hierdoor, maar ook doordat het vrij beschikbare deel van Bergermeer, net als een groot aantal andere Europese gasopslagen, door de zeer hoge prijzen matig was gevuld aan het begin van winter 2021–2022, was er sprake van een gespannen situatie met betrekking tot vulling van de gasopslagen. Mede als gevolg van de milde winter en het voortduren van de levering van gas uit Rusland zijn er echter geen problemen ontstaan.
Wat betreft de geldstromen geldt dat Gazprom geen inkomsten verwerft uit de exploitatie van de gasopslag Bergermeer. Wel kan Gazprom inkomsten verwerven door in de zomer gas in Bergermeer op te slaan en dat in de winter te verkopen. Omdat Gazprom de afgelopen periode niet of nauwelijks gas in Bergermeer heeft opgeslagen, zijn daar naar verwachting ook niet of nauwelijks inkomsten uit verworven.
Klopt het dat TAQA Energy bv (een energiebedrijf uit Abu Dhabi) samen met Energie Beheer Nederland eigenaar is van de Gasopslag Bergermeer en dat zij in 2009 een overeenkomst sloten met het Russische staatsbedrijf Gazprom, waarbij Gazprom 40 procent van de opslag zou mogen exploiteren in ruil voor het leveren van kussengas voor de Gasopslag Bergermeer?
TAQA Energy B.V. bezit 60% van de belangen in gasopslag Bergermeer. Energie Beheer Nederland (EBN) heeft de overige 40% van de belangen in de gasopslag. TAQA Energy B.V. is de operator voor de opslag- en marketingfaciliteit en gaat dus over het dagelijks beheer van de opslagfaciliteit. Om de totstandkoming van de gasopslag mogelijk te maken is een overeenkomst met Gazprom gesloten voor aanlevering van het kussengas. Dit kussengas is nodig om de druk in de gasopslag op peil te houden zodat gas geïnjecteerd en er uit gehaald kan worden. In ruil daarvoor kan Gazprom 19,6 van de totale 48,2 TWh (Terawattuur) van de opslagcapaciteit gebruiken, tegen betaling van de geldende tarieven. Verder heeft Gazprom bepaalde zeggenschapsrechten over de wijze waarop de berging wordt geopereerd.
Klopt het dat TAQA weliswaar beheerder is van Gasopslag Bergermeer, maar dat het uiteindelijk afhankelijk is van de feitelijke gedragingen van de partijen om te kunnen bepalen welke partij als gasopslagbedrijf beschouwd kan worden, zoals aangegeven in een brief van de Energiekamer aan TAQA (2009)? Kan vandaag de dag Gazprom nog steeds niet als gasopslagbedrijf van Bergermeer beschouwd worden?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 is het dagelijks beheer van de gasopslag Bergermeer in handen van TAQA Energy B.V., daarmee is dit bedrijf de opslagbeheerder. De partijen die gebruiksrechten op Bergermeer hebben, inclusief Gazprom, bepalen hoe zij van deze rechten gebruik maken, binnen de door TAQA Energy B.V. bepaalde kaders. Dat maakt deze bedrijven echter nog geen opslagbeheerders.
Klopt het dat Gazprom’s 40 procent gebruiksrecht niet via de Gaswet ontnomen kan worden, gezien Gaswet- Artikel 18g waarin wordt aangegeven dat «alleen gasopslagbedrijven verplicht zijn met degene die daarom verzoekt te onderhandelen over toegang tot de gasopslag»?
Het is juist dat de Gaswet geen grondslag biedt voor het ontnemen van gebruiksrechten van Gazprom in de Gasopslag Bergermeer.
Zo ja, bent u van plan dit gebruiksrecht van Gazprom te ontnemen en/of de Gasopslag Bergermeer te nationaliseren, om enerzijds de betrokkenheid van een Russisch staatsbedrijf bij een van de grootste gasopslagen van Europa te verbreken en anderzijds zekerheid te bieden dat deze gasopslag ten volle wordt benut om gasleveringszekerheid voor de volgende winter te vergroten? Via welke (nood-)wetgeving wilt/kunt u dit doen?
Nee, om de gasopslag Bergermeer voor de winter ’22/23 voldoende te vullen is het kabinet voornemens de volgende twee maatregelen te nemen. Allereerst wil het kabinet een subsidiemaatregel invoeren die marktpartijen voldoende stimulans geeft om Bergermeer alsnog te vullen in lijn met het EU-voorstel om tot verplichte vuldoelen voor gasopslagen te komen.
Daarnaast is het kabinet voor de resterende vulbehoefte, die niet wordt gevuld door marktpartijen, voornemens om EBN aan te wijzen als partij om gas op te slaan in Bergermeer. EBN zal hiervoor eveneens een vergoeding (subsidie) krijgen. Ten behoeve van het realiseren van de beoogde vulgraad zal deels gebruik worden gemaakt van de door Gazprom niet benutte capaciteit, de zogenaamde interruptible space. De tussen Gazprom en de opslagbeheerder gesloten contracten bieden hiervoor voldoende ruimte. Dit is bovendien een voor gasopslagen gebruikelijke werkwijze.
Het kabinet heeft als alternatieve maatregel onder andere gekeken naar vergroting van het aandeel van EBN in het eigendom van de gasopslag Bergermeer. Omdat dit, na nadere analyse, onvoldoende toegevoegde waarde heeft voor vulling van de opslag in de winter van ’22/23 is hiervan afgezien. Voor meer informatie over de maatregelen om gasopslag Bergermeer in aanloop naar de winter van ’22/23 te vullen, verwijs ik u naar de Kamerbrief «Onafhankelijkheid van Russische olie, kolen en gas met behoud leveringszekerheid» van 22 april 2022.
Bent u bereid om deze vragen te beantwoorden voor het debat over leveringszekerheid van gas van 22 maart 2022?
De vragen zijn op zo kort mogelijke termijn beantwoord.
De uitvoering van de subsidieregeling ter verduurzaming en verbetering Groningen. |
|
Sandra Beckerman |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Klopt het dat er opnieuw problemen zijn ontstaan met de tienduizend-euro-regeling waarvoor tienduizenden gedupeerden op 10 januari 2022 urenlang in de rij hebben gestaan?
Deze problemen zijn mij niet bekend.
Klopt het dat gedupeerden het bericht hebben gekregen dat ze het geld niet zullen krijgen als ze niet voor 29 maart 2022 extra informatie aanleveren?
SNN stuurt een brief aan aanvragers wanneer de aanvraag incompleet is omdat een deel van de benodigde informatie ontbreekt. In plaats van zo’n aanvraag af te wijzen, geeft SNN aanvragers dan de mogelijkheid om de informatie voor hun aanvraag binnen twee weken alsnog aan te vullen. De termijn van twee weken is gekozen omdat dit in de praktijk een redelijke termijn is gebleken. Wanneer een aanvrager meer dan twee weken de tijd nodig heeft om de aanvullende informatie te sturen, kan de aanvrager hiervoor contact opnemen met het SNN. Deze handelwijze is overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht, die het bestuursorgaan de mogelijkheid biedt een burger behulpzaam te zijn om die gegevens te verstrekken die voor het nemen van een beslissing nodig zijn (art 4:37).
Klopt het dat dit haaks staat op de voorwaarden van de regeling waarin wordt aangegeven dat een «globale prijsopgave» voldoende is om de subsidie uitgekeerd te krijgen?1
SNN vraagt aanvullende informatie op zodat zij de aanvraag kunnen beoordelen. SNN wijst aanvragers niet af omdat zij een globale prijsopgave hebben ingediend. Wel kan het bijvoorbeeld zo zijn dat aanvragers in de globale prijsopgave niet hebben omschreven welke maatregelen voor verduurzaming of verbetering zij willen uitvoeren. Ook komt het voor dat de door een aanvrager omschreven maatregel al eerder vanuit een andere subsidie gefinancierd blijkt. SNN vraagt dan aanvullende informatie op.
Klopt het dat het voor velen onmogelijk zal zijn binnen twee weken een complete offerte te krijgen?
Een complete offerte van een aannemer kan inderdaad meer tijd vragen dan twee weken. Zo’n offerte is echter niet vereist voor de aanvraag: aanvragers mogen ook zelf een globale prijsopgave maken waarin zijn omschrijven welke maatregelen zij willen uitvoeren en wat daarvoor de verwachte kosten zijn.
Klopt het dat daardoor mensen buiten hun schuld geld mislopen?
Door de mogelijkheid te bieden voor aanvragers om hun aanvraag te verduidelijken, wordt juist voorkomen dat SNN aanvragen moet afwijzen en aanvragers geld mis lopen. Zoals aangeven in het antwoord op vraag 2 is de termijn van twee weken in de praktijk een redelijke termijn gebleken om de aanvraag aan te vullen. Wanneer een aanvrager meer dan twee weken de tijd nodig, kan de aanvrager hiervoor contact opnemen met het SNN.
Waarom zijn deze extra eisen toegevoegd?
SNN beoordeelt de aanvragen op basis van de criteria die staan beschreven in de regeling, zoals gepubliceerd in de Staatscourant. De aanvullende gegevens die SNN opvraagt zijn nodig om te voldoen aan de criteria van de subsidie.
Is er nog niet voldoende ellende ontstaan met deze regeling?
Ik betreur de gang van zaken rondom de openstelling in januari van dit jaar. Bij de volgende openstelling worden de ervaringen van de eerdere rondes van de subsidieregeling betrokken. De termijn waarop aanvragers de aanvullende informatie voor hun aanvraag moeten indienen, wordt hierbij ook betrokken.
Hoeveel mensen hebben het bericht gekregen dat hun aanvraag een specifiekere onderbouwing nodig heeft?
Er zijn circa 990 aanvragers aan wie SNN een aanvullende onderbouwing heeft gevraagd.
Hoeveel mensen gaan er potentieel buiten de boot vallen?
De 990 aanvragers hebben de mogelijkheid om hun aanvraag te verduidelijken. De ervaring van SNN is dat de aanvrager de aanvullende informatie redelijk eenvoudig kan aanleveren en daarmee de aanvraag goed kan worden afgerond.
Bent u bereid direct in te grijpen en deze extra eis laten vallen? Zo nee, wilt u dan extra tijd toestaan om deze extra gegevens in te sturen?
Er is geen sprake van een extra eis (zie het antwoord op vraag 6). Wanneer de aanvrager meer tijd nodig heeft, kan de aanvrager hiervoor contact opnemen met het SNN. SNN heeft aangegeven coulant om te zullen gaan met dergelijke verzoeken.
Herkent u dat mensen, die dit bericht hebben gekregen en contact hebben gezocht, niet verder zijn geholpen?
SNN laat weten dit beeld niet te herkennen. Aanvragers kunnen telefonisch contact met het SNN opnemen als zij vragen hebben bij het aanvraagproces. SNN geeft aan dat gemiddeld 90% van de telefoontjes wordt opgenomen en door de telefonische dienst van SNN wordt afgehandeld. Komt de telefonische dienst er niet uit dan wordt doorverbonden naar de behandelaren van SNN.
Herkent u dat er niet is meegedacht om tot een oplossing te komen, maar dat strikt wordt vastgehouden aan nieuwe regels?
Nee, dit herken ik niet. SNN biedt aanvragers de mogelijkheid om hun aanvraag aanvullend te onderbouwen om aan de bestaande voorwaarden te voldoen. Het aanvraagproces is zo gemakkelijk mogelijk gemaakt waarbij minimale eisen zijn gesteld. Zo hoeven aanvragers alleen een globale prijsopgave te doen voor wat zij met de subsidie voornemens zijn te doen. Daarnaast is de doelbesteding van de subsidie ook zo breed mogelijk opgesteld.
Deelt u de mening dat de menselijke maat voorop moet staan en dat aanvragers worden vertrouwd?
Ja, ik deel deze mening.
Deelt u de mening dat het slecht is voor het vertrouwen in de regeling na de «verschrikkelijke maandag van de beëdiging en de rijen», zoals u het noemde?
Ik vind het uitlegbaar om in geval van onduidelijkheden bij een aanvraag hier aanvullende informatie over in te winnen zodat een beslissing op de aanvraag kan worden genomen.
Kunt u in een overzicht weergeven hoeveel mensen een aanvraag hebben ingediend, hoeveel aanvragen al zijn gehonoreerd en hoeveel er is uitbetaald?
Er zijn 25.283 aanvragen ingediend. Daarvan zijn tot 20 maart jl. 13.684 aanvragen gehonoreerd en er is inmiddels voor € 102 mln. uitbetaald door het SNN.
Wanneer wordt de rest van de aanvragen uitbetaald?
Alle aanvragers ontvangen uiterlijk half april het besluit op hun aanvraag. Dit is binnen de wettelijke termijn van 13 weken. Na een positief besluit zal SNN het bedrag binnen 15 werkdagen uitbetalen.
Klopt het dat van de 250 miljoen euro die u eerder hebt toegezegd voor mensen die tevergeefs in de rij stonden, omdat er te weinig geld was vrijgemaakt voor de regeling, nog niets is uitgekeerd?
Het klopt dat er 250 mln. euro beschikbaar is gesteld voor een volgende aanvraagronde. Hiervan is nog niets uitgekeerd omdat deze ronde nog niet is opengesteld. Wel heb ik alvast 25 mln. euro van deze 250 mln. beschikbaar gesteld vooruitlopend op het openstellen van de nieuwe aanvraagronde. Hiermee kan SNN de aanvragen die op 10 januari 2022 ná het bereiken van het subsidieplafond zijn ingediend, in behandeling nemen. De betreffende aanvragers hoeven daardoor hun aanvraag niet opnieuw in te dienen. U bent hierover geïnformeerd op 1 april 2022 (kenmerk 2022-0000157022). Dat betekent dat er dan nog € 225 mln. beschikbaar is voor de volgende ronde.
Is er al een plan voor het uitkeren de 250 miljoen euro subsidie? Zo nee, welke stappen zijn er gezet?
Conform Motie Beckerman (Kamerstuk 33 529, nr. 978) informeer ik uw Kamer voor 1 mei over de invulling en vormgeving van de volgende ronde van het aanvraagproces van de subsidieregeling. Daarin wordt ook de datum van openstelling van de volgende ronde benoemd. De openingsdatum en wijze van aanvragen worden tevens aan bewoners gecommuniceerd via onder meer de website van SNN en social media-berichten.
Wanneer gaat dat geld uitgekeerd worden?
Zie mijn beantwoording van vraag 18.
Welke eisen gelden er dan voor het aanvragen van de subsidies?
Ik ben niet voornemens de inhoudelijke indieningsvereisten bij de aanvraag te wijzigen. Wel wordt op basis van de geleerde lessen uit de eerdere rondes de aanvraagprocedure anders vormgeven. Hierbij wordt ook gekeken naar de mogelijkheid om de bestedingstermijn te verlengen naar vier jaar, zoals ik, op verzoek van het lid Van Wijngaarden (VVD), aan uw Kamer heb toegezegd (Kamerstuk 48-5-1).
Hoe en wanneer gaat u gedupeerden, die recht hebben op de subsidie maar deze nog niet hebben, informeren over de voortgang?
Zie mijn beantwoording van vraag 18.
Bent u, vanwege de korte termijn die inwoners hebben gekregen, bereid de vragen per ommegaande te beantwoorden?
De beantwoording van de Kamervraag zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
De aanwezigheid van Gazprom in Nederland |
|
Mahir Alkaya , Renske Leijten , Jasper van Dijk |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het SOMO-onderzoek «Enabling Putin’s War: The ties between Amsterdam’s financial centre and Gazprom»? Wat is uw reactie hierop?1
Ja. Het is bekend dat verschillende Russische bedrijven vennootschappen in Nederland hebben. Voor zover deze bedrijven of de eigenaren van deze bedrijven onder sancties vallen, moeten tegoeden van deze bedrijven worden bevroren. Daarnaast kijkt het kabinet in algemene zin naar Russische geldstromen in Nederland. Het kabinet acht het faciliteren van Russische bedrijven die profiteren van het regime onwenselijk, zeker als het vennootschappen in Nederland betreft die enkel financiële of fiscale doeleinden dienen. In dat verband is van belang dat de ministerraad op 1 april heeft ingestemd met het voorstel van de Minister van Financiën om een wetsvoorstel voor spoedadvies voor te leggen aan de Raad van State waarin dienstverlening door trustkantoren gericht op Russische geldstromen wordt verboden. In het wetsvoorstel is ook een verbod om doorstroomvennootschappen aan te bieden en om trustdiensten te verlenen met betrokkenheid van derde-hoogrisicolanden op witwasgebied of non-coöperatieve landen op belastinggebied opgenomen. Daarnaast is met het laatst ingestelde pakket van EU-sancties van 8 april jl. op voorspraak van Nederland ook een EU-breed verbod op trustdienstverlening aan Russische personen en entiteiten ingesteld, behoudens uitzonderingen voor o.a. maatschappelijk middenveld.
Wat vindt u ervan dat Gazprom in Nederland zo’n 26 miljard aan activa heeft staan en via zestien Nederlandse brievenbusfirma’s, waarvan een deel geen enkele economische activiteit ontplooit, in Nederland actief is?
Zie beantwoording vraag 1.
Bent u ervan op de hoogte dat mede als gevolg hiervan Nederland de op twee na grootste investeerder in Rusland is en de op een na grootste ontvanger van Russische investeringen?
Dat klopt nagenoeg. Op basis van data uit de IMF CDIS database kan gesteld worden dat Nederland inderdaad de op twee na grootse directe investeerder is in Rusland (positie van USD 38,5 mrd per eind 2020). Ditzelfde geldt voor de directe investeringen vanuit Rusland (USD 25,1 mrd per eind 2020). Hiermee staat Rusland overigens niet in de toplanden met een directe investeringsrelatie met Nederland. De totale inkomende directe investeringspositie in Nederland bedroeg in 2020 USD 4.512 mrd, terwijl de uitgaande directe investeringspositie USD 5.877 mrd bedroeg. Wanneer de Nederlandse directe investeringen in Rusland worden afgezet worden tegen de totale uitgaande directe investeringen van Nederland, gaat het om 0,7%; de directe investeringen vanuit Rusland vertegenwoordigen 0,6% van het totaal.
Klopt het volgens u dat de Russische staat meerderheidsaandeelhouder is in Gazprom?
Ja.
Klopt het dat eventuele belastingontwijking door Gazprom inhoudt dat Poetin meer financiële middelen heeft om zijn oorlog tegen Oekraïne te bekostigen, gezien het belang van de Russische staat in Gazprom? Kunt u uitsluiten dat Gazprom via Nederland belasting ontwijkt?
Op grond van de fiscale geheimhoudingplicht van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kan het kabinet niet ingaan op de fiscale positie van een individuele belastingplichtige. In zijn algemeenheid geldt natuurlijk dat belastingontwijking door een bedrijf uiteindelijk de aandeelhouders van dat bedrijf financieel bevoordeelt. Het kabinet vindt belastingontwijking van iedere belastingplichtige onwenselijk en neemt zowel nationale als internationale maatregelen om belastingontwijking tegen te gaan. In aanvulling hierop wordt nu gewerkt aan een wijziging van artikel 43c van de Uitvoeringsregeling AWR. Op deze manier wil de Belastingdienst de ontheffing van de fiscale geheimhoudingsplicht en de verstrekkingsverplichting op basis van de genoemde sanctieregelingen nader wettelijk regelen. Een concept van deze wijziging is op 15 april 2022 ingediend bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) voor een spoedadvies.
Wat is het beleid omtrent rulings aan staatsbedrijven uit landen die op brute wijze een ander land binnenvallen? Zegt u in een dergelijke situatie de ruling op?
In een «ruling» geeft de Belastingdienst zekerheid vooraf aan een belastingplichtige over de fiscale behandeling van een transactie of structuur op grond van de geldende fiscale wet- en regelgeving. Een ruling geeft een bedrijf dus geen financieel voordeel. Er is geen specifiek beleid omtrent rulings aan staatsbedrijven uit landen die een ander land binnenvallen, maar vanaf juli 2017 is er wel een beëindigingsgrond in de na dat tijdstip afgesloten rulings vastgelegd indien de vennootschap of een van haar bestuurders op de EU-sanctielijst voorkomt. Ingeval de vennootschap of een van haar bestuurders op de EU-sanctielijst is gezet, vervalt de vaststellingsovereenkomst van rechtswege. Dit betekent bijvoorbeeld dat een eventuele ruling aan een vennootschap, waarin een staatsbedrijf uit een land dat een ander land binnenvalt meer dan 50% (direct of indirect) aandeelhouder is of een doorslaggevende zeggenschap heeft, van rechtswege vervalt indien die vennootschap of dat staatsbedrijf op de EU-sanctielijst wordt geplaatst.
Hoe verklaart u dat Nederland slechts 6 miljoen euro aan tegoeden van gesanctioneerde Russen heeft bevroren? Kunt u dit toelichten?
Zoals bij brief van 21 april jl. aan uw Kamer gemeld, hadden op dat moment financiële instellingen en trustkantoren EUR 632,9 miljoen aan tegoeden bevroren en is EUR 274,3 miljoen aan transacties tegengehouden. We zullen uw Kamer periodiek blijven informeren over de stand van zaken van ontvangen meldingen van financiële instellingen en trustkantoren.
Zwembaden die door hoge energieprijzen tot wanhoop gedreven worden |
|
Inge van Dijk (CDA), Henri Bontenbal (CDA) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Herkent u het beeld dat vele sporthallen en zwembaden in heel Nederland financieel in zwaar weer komen door de snel stijgende energieprijzen?1 2 3 4
Ja.
Deelt u de mening dat deze voorzieningen zo veel als mogelijk open en behouden moeten blijven omdat sport en bewegen van essentieel belang is en deelt u de mening dat de rekening van de sterk stijgende energieprijzen doorgaans niet volledig doorgeschoven kan worden naar de gebruikers?
Sport en bewegen is van groot belang voor de samenleving. Daarom is het belangrijk dat de rijke en fijnmazige sportinfrastructuur toegankelijk blijft voor alle (potentiële) sporters.
Zijn er bij u meer voorbeelden van sportaccommodaties bekend die momenteel bovengemiddeld onder druk staan omdat ze hoog in energieverbruik zitten?
Zoals in veel sectoren zien ook sportaccommodaties de stijgende kosten terug op de energierekening. In het bijzonder de sportaccommodaties die veel energie gebruiken zijn bij uitstek accommodatietypes die direct de gevolgen van de stijgende energieprijzen ondervinden. Hierbij valt uiteraard te denken aan zwembaden, maar ook bijvoorbeeld aan ijsbanen en skihallen. Daarnaast geldt dit probleem mogelijk ook voor sportclubs die te maken hebben met aflopende energiecontracten en daardoor geconfronteerd worden met hogere tarieven.
Het Mulier Instituut onderzoekt momenteel de huidige en te verwachten impact van de stijgende energieprijzen op sportaanbieders. De uitkomsten van dit onderzoek worden verwacht in mei.
Welke mogelijkheden ziet u voor deze sportaccommodaties om op korte termijn te zorgen voor een lagere energierekening? Welke regelingen zijn er die hierin kunnen ondersteunen?
De stijgende energieprijzen zijn voor veel huishoudens en bedrijven vanzelfsprekend een onwenselijke ontwikkeling. Dat geldt ook voor het maatschappelijk vastgoed, waaronder de sportaccommodaties. Het Kabinet heeft enkele generieke maatregelen voorgenomen om de gevolgen van deze prijsstijging te dempen waaronder verlaging van de btw op energie van 21 naar 9 procent per 1 juli 2022.5
Aanvullend op deze voorgenomen generieke maatregelen kunnen gemeenten via de Specifieke Uitkering Stimulering Sport 17,5 procent van de energiekosten met betrekking tot sport declareren. Gemeenten kunnen hierin onder voorwaarden ook de energiekosten meenemen van aan de gemeente gelieerde sportbedrijven voor de sportaccommodaties die zij in beheer hebben. Dit kan op korte termijn bijdragen aan een lagere energierekening.
Naast deze mogelijkheden op de korte termijn, wil ik wijzen op de mogelijkheden op de middellange termijn. Sportaccommodaties zijn bij uitstek locaties waar duurzaam energie opgewekt kan worden zodat de energierekening sterk daalt.
Amateursportorganisaties kunnen bovendien een beroep doen op de BOSA-subsidieregeling voor het verduurzamen van de sportaccommodatie. Daarmee kan dertig procent van het in duurzaamheidsmaatregelen geïnvesteerde bedrag gesubsidieerd worden.
Via het online platform SportNLGroen kunnen beheerders en exploitanten van sportaccommodaties laagdrempelig informatie inwinnen over de verduurzamingsmogelijkheden van de sportaccommodatie. Via dit platform kunnen ook ontzorgingstrajecten worden aangevraagd waarbij adviespartijen de accommodatie door het verduurzamingstraject heen begeleiden. Er wordt hard gewerkt om het ontzorgingsprogramma vanaf 1 juli ook beschikbaar te maken voor grote accommodaties als zwembaden en ijsbanen.
Met deze inspanningen beoogt het kabinet zowel om bij te dragen aan het behalen van de klimaatdoelen als aan het verlagen van de energierekening van de gebruiker. Daarmee zijn de inspanningen gericht op het bevorderen van een financieel duurzame sport, die betaalbaar en toegankelijk is voor alle Nederlanders.
Welke mogelijkheden ziet u om deze gemeenschapsvoorzieningen betaalbaar te houden voor gemeenten en daarmee voor de gebruikers?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat miljoenen klanten van Vattenfall met een variabel contract per 1 april 2022 te maken krijgen met een tussentijdse verhoging van de prijzen voor gas en elektra?
Het is niet mogelijk gebleken om binnen de gevraagde termijn deze vragen te beantwoorden.
Bent u ervan op de hoogte dat deze verhoging voor een gemiddelde gebruiker ongeveer evenveel bedraagt als het gemiddelde voordeel dat de verlaging van btw op stroom en gas per 1 juli oplevert, namelijk ongeveer 11 euro per maand?
De btw-verlaging gaat naar verwachting in per 1 juli 2022 en geldt voor een periode van zes maanden. De tegemoetkoming die hiermee geboden wordt aan een huishouden met gemiddeld energieverbruik1 wordt ingeschat op ongeveer 140 euro in 2022 (circa 20 euro per maand). In het kader van het wetsvoorstel wordt deze inschatting nog herijkt en gecertificeerd door het Centraal Planbureau (CPB).
De tariefverhoging van Vattenfall vanaf 1 april bedraagt ongeveer 11 euro per maand en 100 euro voor de resterende maanden in 2022 voor een huishouden, echter wordt door Vattenfall met een specifiek verbruik gerekend (1.200 m3 aardgas en 2.250 kWh stroom), dat afwijkt van het gemiddelde verbruik zoals berekend door Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Klopt het dat deze verhoging mensen met een flexibel contract betreft en dat de prijzen voor deze huishoudens juist al fors gestegen zijn op 1 januari? Kunt u aangeven hoeveel Vattenfall de prijzen verhoogd heeft voor deze mensen per 1 januari?
Het klopt dat deze verhoging geldt voor huishoudens met een variabel contract. In de regel worden de tarieven voor deze contracten op 1 januari en 1 juli aangepast, maar tussentijdse aanpassingen zijn mogelijk indien dit is afgesproken in de algemene voorwaarden. Het is mogelijk dat een aanzienlijk deel van de huishoudens die per 1 april met een tariefverhoging worden geconfronteerd ook op 1 januari een tariefverhoging hebben meegemaakt. De mate waarin dit het geval is geweest, is afhankelijk van het specifieke contracttype per huishouden.
Het is daardoor ook niet mogelijk om aan te geven hoezeer de tarieven zijn gestegen voor ieder huishouden dat per 1 januari 2022 een variabel contract bij Vattenfall had.
Bent u het ermee eens dat het onwenselijk is wanneer energiemaatschappijen gebruik maken van deze ruimte die de verlaging van btw op stroom en gas oplevert, om zelf meer winst te maken, in plaats van dat de maatregelen ten gunste komt van huishoudens die al hard geraakt zijn door prijsstijgingen?
De aangekondigde compensatiemaatregelen voor huishoudens zijn ter ondersteuning van de koopkracht van huishoudens en niet ter ondersteuning van de financiële positie van energieleveranciers. Zowel de timing als de communicatie van Vattenfall waren ongelukkig en zorgden voor extra onrust bij consumenten.
In het najaar heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat – Klimaat en Energie contact gehad met de energieleveranciers om te bespreken hoe de in het najaar aangekondigde maatregelen zo snel mogelijk bij de huishoudens terecht komen om de stijging van de energierekening te dempen. Ook ik heb de energieleveranciers op 7 maart jl. gesproken. Tijdens dit gesprek heb ik ook stevig de maatschappelijke rol die energieleveranciers hebben om huishoudens te ondersteunen bij de hoge energierekening besproken, bijvoorbeeld middels informatievoorziening, energiecoaches en vroegsignalering van betalingsproblemen.
Naar aanleiding van het aanvullende pakket van koopkrachtmaatregelen dat op 11 maart jongstleden is aangekondigd, zijn er vanuit het kabinet gesprekken gestart met de energieleveranciers over de uitvoering van de maatregelen. In deze gesprekken wordt ook met de energieleveranciers besproken hoe de maatregelen in de btw op aardgas, elektriciteit en stadswarmte zo snel mogelijk bij huishoudens terecht komen.
Hoe verklaart u het zeer uitzonderlijke feit dat er nu per 1 april aanpasssingen zijn, aangezien het gebruikelijk is dat de prijzen twee keer per jaar worden aangepast door energiemaatschappijen, namelijk op 1 januari en 1 juli? Wilt u zich inzetten om te voorkomen dat deze prijsstijging per 1 april gaat plaatsvinden en huishoudens de dupe worden door met Vattenfall in gesprek te gaan?
Antwoord 5 De groothandelsmarkt voor aardgas en elektriciteit kenmerkt zich sinds afgelopen zomer door hoge en volatiele prijzen. De inval van Rusland in Oekraïne heeft deze trend versterkt. Dit kan gevolgen hebben voor de inkoopprijzen voor energieleveranciers, afhankelijk van de specifieke inkoopstrategie van het bedrijf. Het is betreurenswaardig dat verscheidene energieleveranciers sinds de zomer ervoor gekozen hebben om tussentijds de variabele tarieven te verhogen. Daarnaast mogen energieleveranciers de tarieven alleen tussentijds verhogen wanneer hiervoor een clausule is opgenomen in de algemene voorwaarden van het energiecontract. Ook is het niet toegestaan om tussentijds contracten met vaste tarieven aan te passen.
Na de berichtgeving over de tussentijdse tariefsverhoging van Vattenfall is op mijn verzoek ambtelijk hierover meteen contact geweest met het bedrijf. In reactie gaf Vattenfall aan dat het zich genoodzaakt voelt haar variabele tarieven per 1 april a.s. aan te passen als direct gevolg van de sterk gestegen inkoopprijzen van energie gedurende de eerste maanden van 2022. Hoewel er sprake is geweest van een zeer ongelukkige communicatie vanuit Vattenfall, staat deze tariefsverhoging los van de recente aankondiging van het kabinet om de btw op energie te verlagen. Op woensdag 9 maart 2022 is voor het eerst contact geweest tussen het Ministerie van Financiën en Energie–Nederland om de uitvoering van een eventuele btw-verlaging op energie te bespreken. Deze prijswijziging is op maandag 14 maart 2022 aangekondigd door Vattenfall en volgens het bedrijf al weken van te voren voorbereid zodat klanten tijdig geïnformeerd konden worden.
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 4 lopen er gesprekken vanuit het kabinet met de energieleveranciers over de uitvoering van de btw verlaging op energie. Het kabinet blijft in gesprek met de energieleveranciers om ervoor te zorgen dat de koopkrachtmaatregelen terecht komen bij huishoudens en niet bij de energieleveranciers blijven liggen ter ondersteuning van hun financiële positie. Daarnaast is het de taak van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) om de energieleveranciers te controleren op het nakomen van de wettelijke verplichtingen en om te beoordelen of energieleveranciers redelijke tarieven hanteren.
In de Kamerbrief over de aangekondigde maatregelen van afgelopen vrijdag werd aangegeven dat het kabinet in gesprek is met de branche om het effect van de verlaging zo snel mogelijk bij huishoudens terecht te laten komen; is tijdens deze gesprekken met de branche al duidelijk geworden dat er werd nagedacht over het verhogen van prijzen op gas en elektra? Is het mogelijk om eisen of voorwaarden te stellen in deze gesprekken met de branche, bij de genomen maatregelen, zodat huishoudens zélf demping op de hoge energieprijzen gaan ervaren?
Ik heb mede namens de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen op 7 maart 2022 een gesprek gevoerd met de energieleveranciers. Tijdens dit gesprek hebben energieleveranciers in het algemeen hun zorgen geuit over verdere prijsstijgingen, de gevolgen hiervan voor consumenten en het belang om goed voorbereid de volgende winter in te gaan met het oog op de leveringszekerheid.
Net als het kabinet nemen de energieleveranciers de situatie zeer serieus. De energieleveranciers benaderen actief consumenten over de problematiek, signaleren vroegtijdig wanneer er betalingsproblemen kunnen ontstaan en werken samen met o.a. gemeenten om oplossingen te bieden. Het is belangrijk dat energieleveranciers goede voorlichting geven over prijzen en contracten. Zoals aangegeven zal het kabinet regelmatig in gesprek met de energieleveranciers blijven over de gevolgen voor huishoudens en de hoge prijzen en wat zij hierin kunnen betekenen. Zie ook het antwoord op vraag 4.
Verwacht u dat er nog meer energiemaatschappijen zijn die tussentijds en op korte termijn de prijzen verhogen? Hebben zij dat bij u aangekondigd?
De situatie op de energiemarkt is sinds de zomer uitzonderlijk en het is zeer onzeker hoe deze zich verder zal ontwikkelen. Duidelijk is dat ook energieleveranciers geraakt worden door de hoge en volatiele energieprijzen, wat zich al geuit heeft in het faillissement van een aantal leveranciers en meerdere tussentijdse tariefsverhogingen. De huidige energietarieven die energieleveranciers aanbieden, worden dan ook bepaald door de marktomstandigheden. Een voorbeeld daarvan is de aankondiging van Vattenfall. Ook Eneco heeft recent aangekondigd dat zij maandelijks de variabele tarieven zullen aanpassen.2 Daarnaast hebben ook energieleveranciers Budget Thuis en NLE eerder aangekondigd de tarieven maandelijks te zullen aanpassen.3 Energieleveranciers zijn daarbij wel verplicht om de tarievenwijzigingen van te voren bij hun klanten bekend te maken. De consument kan bij contracten voor onbepaalde tijd met variabele tarieven overstappen naar een andere leverancier.
Ik heb geen zicht op de posities van individuele bedrijven, maar ik sluit niet uit dat, zolang deze uitzonderlijke situatie op de energiemarkt voortduurt, energieleveranciers mogelijk zullen besluiten tot tussentijdse tariefswijzigingen. Aanpassingen in variabele energietarieven worden niet door de energieleveranciers vooraf aangekondigd bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK). Leveranciers zijn bij aanpassingen in de tarieven wel verplicht om deze door te geven aan de ACM. De ACM houdt toezicht op de hoogte van de tarieven.
Welke stappen zet u naast de huidige maatregelen voor een eerlijkere demping van hoge prijzen op gas en elektra voor huishoudens?
Met de in het najaar aangekondigde maatregelen en de recent aangekondigde aanvullende koopkrachtmaatregelen is er in 2022 al circa 5,4 miljard euro aan compenserende maatregelen aangekondigd. Van dit pakket wordt ongeveer 3,3 miljard euro ingezet voor directe compensatie via de energierekening door de verlaging van de energiebelasting en de btw op aardgas, elektriciteit en stadsverwarming. Dit merkt ieder huishouden op de energierekening. Daarnaast is 680 miljoen euro gereserveerd voor de eenmalige energietoelage waardoor gemeenten een richtbedrag van 800 euro compensatie kunnen bieden aan ongeveer 800.000 huishoudens met lage inkomens. De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen is verantwoordelijk voor de uitvoering van deze regeling en zij heeft de Tweede Kamer daar recent per brief nader over geïnformeerd (Kamerstuk 35 925 XV, nr. 112). Ten slotte is er 310 miljoen euro gereserveerd voor energiebesparende maatregelen, waarmee kwetsbare huishoudens ondersteund worden om structureel minder blootgesteld te worden aan hoge en volatiele energieprijzen, door het energieverbruik te verlagen. De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zal Uw Kamer nog voor het commissiedebat Klimaatakkoord Gebouwde Omgeving op 6 april a.s. een brief sturen over de uitwerking van het nationaal isolatieprogramma en de middelen die het kabinet hiervoor heeft vrijgemaakt in het coalitieakkoord.
Voor meer informatie over bovenstaande maatregelen verwijs ik u graag naar de brief hoge gasprijzen (Kamerstuk 29 023, nr. 272), de brief aanvullende koopkrachtmaatregelen 2022 (Kamerstuk 35 925 XV, nr. 111) en de brief over gasleveringszekerheid (Kamerstuk 29 023, nr. 283).
Het kabinet blijft de komende tijd de actuele situatie en de impact hiervan op de koopkracht van huishoudens nauwlettend in de gaten houden, maar benadrukt tegelijkertijd dat het de gevolgen van langdurig hogere energieprijzen niet volledig zal kunnen compenseren.
Wilt u deze vragen binnen afzonderlijk binnen een week beantwoorden?
De zorgelijke situatie bij de voormalige kerncentrale in Tsjernobyl |
|
Tom van der Lee (GL), Suzanne Kröger (GL) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Kent u de berichten, van onder andere het Internationaal Atoomenergie Agentschap en de autoriteiten in Oekraïne, over de zeer zorgelijke situatie bij de voormalige kerncentrale in Tsjernobyl, waar 200 personeelsleden nu al twee weken zonder aflossing bivakkeren, de stroomvoorziening is uitgevallen en er ook geen extern toezicht meer is op stralingsniveaus?1
Ja.
Welke mogelijkheden ziet het kabinet om al dan niet via multilaterale organisaties met spoed te zorgen dat de bemensing van de centrale, de stroomvoorziening en de controle op stralingsniveaus weer op een adequaat niveau worden gebracht?
Het Internationaal Atoom Energie Agentschap (IAEA) houdt de situatie nauwlettend in de gaten en is ook de aangewezen partij om het mitigeren van risico’s ter plaatse te coördineren. DG IAEA Rafael Mariano Grossi heeft voorstellen gedaan over beveiliging van alle locaties in Oekraïne waar zich nucleair en/of radioactief materiaal bevindt incl. de kerncentrales. Deze heeft hij op 10 maart jongstleden in het Turkse Antalya besproken met de ministers van buitenlandse zaken van Oekraïne en Rusland. Verdere gesprekken tussen beide partijen en het IAEA lopen nog.
Nederland steunt de inspanningen van het IAEA in deze kwestie. Het IAEA is de ter zake bevoegde technische internationale organisatie, waarbij zowel Oekraïne en Rusland zijn aangesloten.
Welke organisatie kan het beste de diplomatieke inspanningen coördineren om hierop snel afspraken te maken met vooral de Russische autoriteiten, bijvoorbeeld als het gaat om het toelaten van additionele noodapparatuur en reparatiewerkzaamheden aan stroomvoorziening?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe lang kunnen de noodgeneratoren de stroomvoorziening gaande houden en zijn er maatregelen mogelijk om die leveringsduur te verlengen, zolang de structurele stroomvoorziening niet hersteld is?
De noodgeneratoren kunnen een aantal dagen de stroomvoorziening gaande houden. Daarna zullen mensen en middelen beschikbaar moeten zijn om de generatoren van brandstof te voorzien en klein onderhoud uit te voeren.
Overigens is de aansluiting van Tsjernobyl op het Oekraïense elektriciteitsnet per 14 maart hersteld.
Wat is er nodig en/of mogelijk om een nieuwe shift van personeelsleden toegang tot te centrale te laten verkrijgen?
Het afwisselen van personeelsleden is alleen mogelijk wanneer veilige toegang tot de centrale verkregen kan worden. Gezien de zeer onoverzichtelijke situatie op de grond op dit moment, is het onmogelijk om in te schatten of en, zo ja, wanneer dit mogelijk is. Dat geldt ook voor de eventuele inzet van alternatieve deskundige medewerkers.
Dit vormt onderdeel van de gesprekken die de DG van het IAEA, voert met Rusland en Oekraïne om afspraken te maken over veiligheid.
Op 21 maart heeft het IAEA bekend gemaakt dat een deel van de staf in Tsjernobyl is gewisseld.
Zijn er alternatieve deskundige medewerkers beschikbaar (desnoods uit andere landen) die eventueel ingezet kunnen worden als Rusland onverhoopt weigert om het huidige personeel te laten vervangen door andere Oekraïense collega’s?
Zie antwoord vraag 5.
Wat kan bij een worstcasescenario de schade zijn aan de volksgezondheid – binnen en buiten Oekraïne – als de stroomvoorziening definitief wegvalt of uitgeputte personeelsleden op een gegeven moment benodigde werkzaamheden niet meer top tijd kunnen verrichten?
Op korte termijn is de veiligheid op de Tsjernobyl site gewaarborgd en zijn er vanuit radiologisch oogpunt geen schadelijke gevolgen te verwachten voor mens en milieu, zowel binnen als buiten Oekraïne. Dit wordt bevestigd door het IAEA en de Western European Nuclear Regulators Association (WENRA).
Ook een worstcasescenario leidt volgens experts vanuit radiologisch oogpunt hoogstwaarschijnlijk niet tot ernstige gevolgen, omdat stroomvoorziening niet noodzakelijk is voor de veiligheid van de aanwezige splijtstof. De op de Tsjernobyl site aanwezige splijtstof bestaat uit twee delen. Een klein deel van de aanwezige splijtstof is in droge opslag kluizen opgeslagen. Deze behoeven geen actieve koeling en daarmee is dus geen stroomvoorziening noodzakelijk om de veilige opslag van dit materiaal te garanderen. Het grootste deel van de verbruikte splijtstof is opgeslagen in een waterbassin voor nakoeling. Deze splijtstof is inmiddels zodanig afgekoeld dat het in het bassin aanwezige water voldoende koelcapaciteit heeft. Er wordt stroom gebruikt voor actieve koeling om de conditie van de verbruikte splijtstof optimaal te houden, dat wil zeggen, om corrosie van de splijtstofelementen op lange termijn te voorkomen. Op korte termijn vormt het uitvallen van de stroom ook voor deze splijtstof geen risico, op langere termijn zal het risico zeer beperkt zijn.
Personeel op de Tsjernobyl site houdt zich vooral bezig met het uitvoeren van metingen, herstellen van defecten en het onderhoud plegen aan de installaties. Indien deze werkzaamheden in het gedrang komen, leidt dit op de korte termijn niet direct tot serieuze veiligheidsconsequenties. Desalniettemin dient het personeel zijn werkzaamheden goed te kunnen uitvoeren. Dit is een van de principes voor waarborgen van veiligheid van het IAEA
Bent u bereid al het mogelijke te doen om een nieuwe ramp bij Tsjernobyl te voorkomen en deze vragen met spoed te beantwoorden?
Ja.
De Nederlandse gasopslagen. |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Deelt u de mening dat voor 1 april 2022 geregeld moet zijn wie de Nederlandse gasopslagen vult en onder welke voorwaarden?
In de brief van 14 maart jl. over gasleveringszekerheid komende winter en verder (kamerstuk 29 023, nr. 283) zijn de Staatssecretaris Mijnbouw en ik uitgebreid ingegaan op de maatregelen die er onder meer voor moeten zorgen dat de gasopslagen aan het begin van de winter adequaat zijn gevuld. Momenteel wordt daaraan de laatste hand gelegd waarbij de focus, zoals aangegeven in voornoemde brief, ligt op de gasopslag Bergermeer. Ik verwacht uw Kamer hierover op korte termijn te kunnen informeren.
Welke partijen voorziet u de gasopslagen te kunnen laten vullen? Wat zijn de voor- en nadelen per partij?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 wordt dit voor de gasopslag Bergermeer momenteel nader uitgewerkt. De gasopslagen Alkmaar, Norg en Grijpskerk worden door NAM en GasTerra gevuld op grond van de daarover in het Norg Akkoord met Shell en Exxon Mobil gemaakte afspraken.
Bent u bereid om dit voor de komende winter te beleggen in een crisisteam waarbij alle relevante partijen aansluiten en om parallel de beste structurele borging verder te onderzoeken?
De wijze waarop invulling zal worden gegeven aan de structurele borging zal voor een belangrijk deel worden bepaald door het voorstel van de Europese Commissie COM(2022)135 van 23 maart 2022: «Proposal for a Regulation of the European Parliament and of the Council amending Regulation (EU) 2017/1938 of the European Parliament and of the Council concerning measures to safeguard the security of gas supply and Regulation (EC) 715/2009 of the European Parliament and of the Council on conditions for access to natural gas transmission networks». In dit wetgevende voorstel geeft de Commissie aan hoe naar haar mening tijdige en adequate vulling van de opslagen kan en moet worden geborgd. Het kabinet is dit voorstel thans aan het bestuderen en zal uw Kamer daarover op korte termijn informeren via een BNC-fiche.
Hoe hebben buurlanden de vulling van gasopslagen geregeld? Welke partij is daar verantwoordelijk voor het laten vullen en hoe is het risico afgedekt?
Het vullen van de opslagen is momenteel in elk land anders geregeld. In Duitsland (opslagvolume 230 TWh (ca. 25% van het binnenlands verbruik)) is het tot op heden volledig aan de markt om dit regelen. Per 1 mei treedt er echter naar verwachting wetgeving in werking die voorschrijft dat de opslagen per 1 december voor 90% moeten zijn gevuld.
In België (opslagcapaciteit 9 TWh (ca. 5% van het binnenlands verbruik)) wordt de enige opslag gevuld door gasinfrastructuurbedrijf Fluxys. Frankrijk (opslagcapaciteit 128 TWh (ca. 30% van het binnenlandse verbruik)) kent wetgeving die leveranciers aan beschermde afnemers verplicht voorafgaand aan de winter gas op te slaan.
In Nederland (opslagvolume 144 TWh (ca. 35% van het binnenlandse verbruik)) kennen we verschillende regimes zoals uiteengezet in voornoemde brief over gasleveringszekerheid en in het antwoord op vraag 2.
Overigens zal het in het antwoord op vraag 3 genoemde wetgevende voorstel van de Europese Commissie hier voor vergaande harmonisatie gaan zorgen.
Wat is de rol van de overheid in het eigenaarschap van de gasopslagen in onze buurlanden? Hoe ziet u dat in Nederland?
In Duitsland zijn alle opslagen in handen van private partijen. De Belgische opslag is in handen van Fluxys, een gasinfrastructuurbedrijf waarin ook de Belgische overheid een belang heeft. In Frankrijk is het merendeel van de opslagen in handen van Storengy, een dochteronderneming van Engie, een bedrijf waarin ook de Franse overheid een belang heeft.
In Nederland zijn de opslagen Bergermeer en Alkmaar eigendom van Taqa en Energie Beheer Nederland (EBN). De opslagen Norg en Grijpskerk zijn eigendom van NAM en EnergyStock is een dochteronderneming van Gasunie.
Hoe is de vulling van strategische oliereserves geregeld? Hoe is daar de vulling geregeld? Wie betalen mee? Welke partijen dragen het risico?
De Nederlandse voorraadplicht is gebaseerd op de netto import-methode, gehanteerd door het Internationaal Energie Agentschap en de EU, en de consumptiemethode gehanteerd door de EU. De netto import-methode is het verschil tussen olie-import (in Nederland zowel ruwe olie als olieproducten) en olie-export (in Nederland hoofdzakelijk doorgevoerde en geproduceerde olieproducten). De omvang van de nationale strategische olievoorraad wordt jaarlijks vastgesteld door de Minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK). Dit gebeurt op basis van in de Wet voorraadvorming aardolieproducten vastgelegde rekenmethoden.
De stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA, een EZK-agentschap) is verantwoordelijk voor ongeveer 80% van de nationale voorraadplicht. De COVA-verplichting bestaat uit het verschil tussen de totaal berekende nationale plicht en die van het bedrijfsleven. De voorraadplicht van het bedrijfsleven is ongeveer 20% van de nationale voorraadplicht en wordt berekend aan de hand van hun binnenlandse verkopen.
COVA is een stichting zonder winstoogmerk. De staat is aansprakelijk voor schulden van COVA die overblijven na haar eventuele liquidatie als rechtspersoon. De exploitatiekosten van COVA worden gefinancierd door een voorraadheffing op olieproducten. Deze bedraagt € 8 per 1.000 liter zoals vastgelegd in Artikel 27 Wet voorraadvorming aardolieproducten 2012.
COVA maakt als rechtspersoon met een wettelijke taak (RWT) gebruik van schatkistbankieren bij de rijksoverheid, en heeft geen credit rating. De jaarrekening wordt ter goedkeuring aan de Minister van EZK voorgelegd.
In hoeverre is de methode van de strategische oliereserves toe te passen op de gasopslagen? Hoe voorkomen we hiermee (grote) financiële risico’s?
Bij het uitwerken van de maatregelen die op korte termijn zullen worden genomen om de gasopslag Bergermeer tijdig en adequaat te vullen, wordt dit aspect ook bezien. Tevens komt dit aan de orde in het voornoemde wetgevende voorstel van de Commissie.
Overigens is het kabinet geen voorstander van het verplicht aanleggen van een strategische gasreserve. Voor de korte termijn kan dit alleen door bestaande opslagcapaciteit aan de markt te onttrekken, hetgeen leidt tot schaarste. Voor de lange(re) termijn zou kunnen worden overwogen om hiervoor een nieuwe opslag aan te leggen, maar dat kan alleen tegen zeer hoge kosten vanwege onder meer het aan te schaffen kussengas (het gas dat de opslag op druk houdt), het aan te schaffen werkgas en de benodigde installaties, kosten die snel in de miljarden lopen. Daarnaast kent de aanleg van een nieuwe opslag een doorlooptijd van zeker vier jaar.
Welke andere modellen ziet u om financiële risico’s voor de staat verder te beperken?
Ook dit maakt onderdeel uit van het uitwerken van de maatregelen om de gasopslag Bergermeer te vullen en het wetgevende voorstel van de Commissie. Er zijn daarbij verschillende modellen voorhanden zoals ook blijkt uit de praktijk in andere landen. Gedacht kan worden aan een taak voor de netbeheerder(s) waarbij de kosten deels via de transporttarieven worden verhaald. Een ander model is het opleggen van een opslagverplichting aan leveranciers aan beschermde afnemers (voornamelijk de gebouwde omgeving) die hun kosten vervolgens doorberekenen aan hun afnemers.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
De uitzending van Zembla 'Bedreigd Nederlands Koraal' van 17 februari 222 |
|
Raoul Boucke (D66), Lammert van Raan (PvdD), Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Bent u bekend met de uitzending van Zembla over het verdwijnen van het Nederlandse koraalrif in Bonaire?1
Ja.
Deelt u de mening dat de bouw van een nieuwe havenpier in of nabij het Koning Willem Alexander Natuurreservaat in de zee bij Bonaire om stookolie in te voeren, desastreus zou zijn voor dit koraalrif en dat dit zeer onwenselijk is? Zo nee, op welke bronnen baseert u zich?
De bouw van een nieuwe steiger in of nabij het Koning Willem Alexander Natuurreservaat is onwenselijk.
Kunt u bevestigen dat de pier in of nabij het Koning Willem Alexander Natuurreservaat voorgoed van de baan is, zoals Bonaire Brandstof Terminals (BBT) aangeeft2? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wie heeft besloten dat de pier er niet komt en wat is de reden voor het afblazen van de bouw van de pier?
Ja. Het eilandsbestuur van Bonaire heeft in 2017 het Rijk om hulp gevraagd bij de problemen van de brandstofvoorziening aan Bonaire. Een stuurgroep onder leiding van de gezaghebber van Bonaire heeft de opties geïnventariseerd. Een van de opties betrof de bouw van een nieuwe overslag met een nieuwe steiger aan de kust tussen de elektriciteitscentrale en het Koning Willem Alexander Natuurreservaat. De gezaghebber heeft in zijn rol als voorzitter van bovengenoemde stuurgroep in de periode 2017–2021 geen bezwaren tegen deze steiger gemaakt. In de bovengenoemde uitzending van Zembla zei hij dat zolang hij gezaghebber is, deze steiger er niet komt. Deze verandering van inzicht komt doordat er intussen een goede kans is dat de levering van brandstof aan de centrale vanuit het voormalige Bopec-terrein hervat kan worden. Een alternatief is om vanuit het zuiden met een tankauto de brandstof aan te voeren. Deze opties zijn reden om geen nieuwe steiger te hoeven bouwen.
Klopt het dat de mogelijke bouw van een nieuwe havenpier in het zuiden ook niet meer doorgaat? Zo ja,kunt u bevestigen dat er helemaal geen plannen meer zijn voor een nieuw te bouwen (stookolie)pier?
Bij het vliegveld is er een steiger voor de aanvoer van kerosine. Waarschijnlijk volstaat een uitgebreid onderhoud aan deze steiger om in de toekomst kerosine, benzine, diesel en een noodvoorraad stookolie aan te kunnen voeren. Dan is er geen nieuwe steiger nodig. Er is geen plan een brandstofoverslag in de haven te bouwen.
Klopt het dat de infrastructuur voor brandstofopslag gebouwd gaat worden op het vliegveld?
De meest kansrijke optie bestaat uit een overslag direct ten zuiden van het vliegveld.
Kunt u toezeggen dat ook een dergelijke pier in het zuiden met als doel het transport van fossiele brandstoffen voor Bonaire Brandstof Terminals (BBT) er niet gaat komen, wat in lijn is met de motie-Boucke c.s. over natuurbescherming waarborgen en koraalvernietiging voorkomen (Kamersrtuk 35 632, nr. 12)? Zo, nee, waarom niet?
Zoals hierboven aangegeven, is er nu geen plan voor de bouw van een steiger. Als de huidige steiger (ook na uitgebreid onderhoud) niet volstaat om voldoende brandstof aan te voeren, is een nieuwe steiger nodig op de plaats van de huidige, of in de buurt ervan. Zonder fossiele brandstof dreigt maatschappelijke ontwrichting, omdat dan zowel de elektriciteits- als de drinkwatervoorziening stil komt te vallen. Een beoordeling van de gevolgen van concrete projectvoorstellen op koraal vindt plaats in de daarvoor bestemde vergunningsprocedures op basis van nationale en eilandelijke regelgeving. Uw Kamer is hierover geïnformeerd door de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Binnenlandse zaken en Koninkrijkrelaties en de Staatsecretaris van Infrastructuur en Waterstaat in de reactie op de motie Boucke (Kamerstuk 33 576, nr. 254).
Wist u dat er al sinds 2020 een subsidieaanvraag ligt voor een plan om de energiesituatie op Bonaire in één keer tot 80% te verduurzamen3 4? Zo ja, hoe kan het dat er ondanks herhaalde verzoeken vanuit het Water- en Energiebedrijf Bonaire (WEB) nooit officieel op dat plan is gereageerd?
Het Rijk heeft de plannen van WEB en het voorstel van de elektriciteitsproducent van Bonaire, ContourGlobal, om de plannen daadwerkelijk uit te voeren, serieus bekeken. Het is de vraag – even los van het WEB verzoek – of een subsidie voor de verduurzaming het meest rendabele instrument is om tot verduurzaming te komen. Wat het Ministerie van EZK in ieder geval heeft gedaan is 10 miljoen euro aan BBT verleend om te participeren in het verduurzamingsplan voor Bonaire. Met de euro 10 mln. eigen vermogen kan BBT meer, relatief goedkoop kapitaal aantrekken, zodat BBT voor 50% kan participeren in het plan van ContourGlobal dat op USD 58 mln. (ongeveer euro 53 mln.) is begroot. Mijn ministerie zal in de komende maanden met het Ministerie van BZK, het eilandsbestuur, ContourGlobal, WEB en BBT een gezamenlijk beeld opstellen van het transitieplan naar verduurzaming. De opties en varianten worden hierin uitgewerkt waarbij er aandacht is voor verduurzaming en het reduceren van de tarieven. Bij de uitwerking van de opties worden ook de mogelijke financieringsinstrumenten uiteengezet. Voor de zomer informeer ik u, mede namens de Staatssecretaris van BZK, over de vervolgstappen op de korte termijn en het perspectief voor de lange termijn.
Wat is uw mening over de wijze waarop BBT recht doet aan de duurzaamheidsopdracht die opgenomen is in de oprichtingsakte, conform de motie-Boucke c.s. over niet alleen brandstofopslag maar ook hernieuwbare energie noemen in de oprichtingsakte (Kamerstuk 35 632, nr. 13)? Kunt u hierbij ook aangeven hoe BBT in de toekomst deze duurzaamheidsopdracht wil uitvoeren?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u toelichten op basis van welke argumenten het besluit is genomen om de gevraagde investering van 40 miljoen voor verduurzaming op Bonaire vanuit WEB niet toe te zeggen?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u toezeggen dat u alsnog de plannen van WEB voor verduurzaming serieus gaat bekijken en waar nodig voorlegt ter besluitvorming?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u toelichten waarom het besluit is genomen om 10 miljoen uit te besteden aan BBT voor de realisatie van verduurzaming op Bonaire? Op basis van welke berekeningen wordt dit als voldoende geacht om te verduurzamen? Kunt u specifiek toelichten waarom juist een bedrijf dat fossiele brandstoffen importeert is uitgekozen om verduurzaming op Bonaire te realiseren?
De 10 miljoen voor de realisatie van verduurzaming op Bonaire is bij BBT belegd op basis van de motie-Boucke c.s. Naar aanleiding van de motie is aan de doelstellingen in de oprichtingsakte van BBT hernieuwbare energie toegevoegd (Kamerstuk 35 632, nr. 13). Met euro 10 mln. eigen vermogen kan BBT het restant lenen zodat BBT voor 50% kan participeren in het plan van ContourGlobal dat op USD 58 mln. (ongeveer euro 53 mln.) is begroot. ContourGlobal wil zelf ten minste 50% deelnemen. Hiermee worden de financieringskosten lager en de kans op realisatie groter.
Welke werking heeft verduurzaming van de energievoorziening op Bonaire op de business case van BBT?
BBT is een 100% beleidsdeelneming van het Rijk en wordt ingezet om de leveringszekerheid van brandstof en (daarmee indirect) elektriciteit te waarborgen. BBT krijgt een monopoliepositie in de brandstofoverslag en zal tarieven rekenen die volstaan om de kosten te dekken. Het Rijk heeft euro 20 mln. (euro 10 mln. voor brandstofoverslag en euro 10 mln. voor verduurzaming) in BBT gestort, vooralsnog zonder duidelijkheid over de datum waarop BBT inkomsten gaat krijgen. Er is (reeds) sprake van verduurzaming, omdat BBT geen extra overslag in het noorden naast de elektriciteitscentrale hoeft te bouwen, een investering waarvan nog maar bezien zou moeten worden of deze zich terug zou betalen. In die zin is verduurzaming ook gunstig voor de business case van BBT.
Deelt u de mening dat de investeringen in een energie-infrastructuur, gebaseerd op fossiele brandstoffen, in strijd zijn met duurzaamheidsdoelstellingen voor Bonaire? Zo ja, welke acties gaat u ondernemen om de duurzaamheidsdoelstellingen toch te waarborgen?
Ik zend uw Kamer op korte termijn een brief met ambities op het gebied van de verduurzaming van de elektriciteitsvoorziening in Caribisch Nederland. De opslag van brandstof is vooral nodig voor de mobiliteit, met name het intercontinentale vliegverkeer, maar ook het transport op Bonaire. Voor de elektriciteitsproductie beoogt BBT te participeren in de verduurzaming waarmee het aandeel duurzaam stijgt van 25 naar 75 à 80%.
Bent u van mening dat de BBT een tijdelijke rol heeft om de energievoorziening op Bonaire veilig te stellen, of ziet u een permanente rol voor de BBT? Kunt u aangeven wat u «tijdelijk» noemt, over hoeveel maanden spreekt u?
BBT is voornemens meerjarige verhuurcontracten te sluiten voor de overslag. Wanneer Bonaire geen brandstof meer nodig heeft, komt deze rol van BBT ten einde. Het is ook mogelijk dat op de langere termijn de overslag van BBT voor duurzame brandstof (bijvoorbeeld voor biodiesel) wordt ingezet. Hiernaast heeft BBT naar aanleiding van bovengenoemde motie een statutair doel in de duurzame elektriciteitsproductie.
Kunt u toelichten of ook na een volledige energietransitie een rol is weggelegd voor BBT? Zo ja, welke rol is dat?
Zie antwoord vraag 14.
Kunt u toelichten wat de verwachte impact van de geplande investering van 10 miljoen aan BBT zal zijn? Hoe zorgt u ervoor dat deze 10 miljoen ten volste benut wordt voor verduurzaming?
Zie het antwoord op de vragen 7, 8 en 9.
Kunt u toelichten wat u verder gaat doen om het aandeel duurzame energievoorziening op Bonaire omhoog te krijgen, in lijn met de motie-Boucke c.s. over een routekaart naar klimaatneutrale energievoorziening in Caribisch Nederland (Kamerstuk 35 632, nr. 14) en het coalitieakkoord?
Zoals beschreven in het antwoord op vragen 7, 8 en 9 kan de verduurzaming van 25% tot 75 à 80% duurzame elektriciteit subsidieloos plaatsvinden. Het belangrijkste is dat het eilandsbestuur tot verduurzaming bereid is. Over de verdere route voor de verduurzaming wordt uw Kamer op korte termijn per brief in meer detail geïnformeerd.
Hoe gaat u voorkomen dat Bonaire tientallen jaren vast komt te zitten aan fossiele energie door investeringen in de energie-infrastructuur? Hoe borgt u hierbij de leveringszekerheid van elektriciteit?
Het bestuur van het openbare lichaam Bonaire heeft het Rijk verzocht de leveringszekerheid van brandstof te borgen. Om hier aan tegemoet te komen heeft het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat de beleidsdeelneming BBT opgericht. Zodra Bonaire geen fossiele brandstof meer nodig heeft, stopt BBT met de overslag van fossiele brandstof. Het borgen van de leveringszekerheid van elektriciteit is op basis van de wet elektriciteit en drinkwater BES een taak van de producent, ContourGlobal Bonaire, waarop de Autoriteit Consument en Markt toeziet. In noodsituaties zoals bij het staken van de olielevering aan de elektriciteitscentrale in april 2020, schiet het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat te hulp, financieel en anderszins.
Kunt u, nu u het besluit over BBT heeft genomen, alsnog de business case openbaar maken (of delen daarvan)? Zo nee, welke concurrentie overwegingen spelen volgens u dan nu nog een rol?
De vertrouwelijke gegevens betreffen onder andere de verwachte kosten van de bouw van de overslagtanks en aanverwante infrastructuur. Daarbij bevat de business case concurrentiegevoelige informatie voor wat betreft de exploitatie. Om de aanbesteding van de bouw niet te beïnvloeden, blijven sommige gegevens vertrouwelijk.
Kunt u concreet uiteenzetten wat de impact van deze ontwikkelingen is op Bonaire en haar inwoners?
Zonder concreet plan voor verbetering zoals BBT biedt, zou de Inspectie Leefomgeving en Transport de bestaande overslagen hebben gesloten. Het bestuur van het openbaar lichaam Bonaire had de gegronde vrees voor een staken van de brandstoflevering aan het eiland, waardoor gemotoriseerd wegtransport en vliegverkeer niet meer mogelijk zijn. Hiermee zouden bijvoorbeeld het toerisme en de voedselimport volledig stil zijn gevallen. Er zou geen elektriciteit meer zijn en daarmee zou ook de drinkwatervoorziening zijn gestagneerd. De impact van deze ontwikkelingen op Bonaire en haar inwoners is dan ook dat er geen maatschappelijke ontwrichting voor onbepaalde tijd plaatsheeft.
Hoe denkt u de omstandigheden van de lokale bewoners op Bonaire verder te verbeteren? Deelt u de mening dat meer investeringen in zon en windenergie kan leiden tot een significante vermindering van het elektriciteitstarief van deze bewoners? Zo nee, waarom niet?
Door verduurzaming wordt bespaard op fossiele brandstof. De vermindering op het elektriciteitstarief is het verschil tussen de besparing op fossiele brandstof en de kosten van verduurzaming. De levensomstandigheden van de bewoners van Bonaire worden niet alleen beïnvloed door de elektriciteitsprijs. Het Rijk zet breed in op het verbeteren van de omstandigheden van de lokale bewoners door het versterken van de arbeidsmarkt, het verbeteren van de basisvoorzieningen en de levensstandaard van de inwoners van Caribisch Nederland.
Hoe gaat u de klimaattransitie op de BES-eilanden verder bevorderen, en welke concrete voorstellen heeft u hiervoor?
Ik heb TNO de opties op een rij laten zetten naar aanleiding van de motie-Boucke c.s. over een routekaart naar klimaatneutrale energievoorziening in Caribisch Nederland (Kamerstuk 35 632, nr. 14). Ik zal uw Kamer bij Voorjaarsnota voor de zomer informeren over de routekaarten en de uitwerking van de verduurzamingsstrategie inclusief de financiering hiervan.
De energieleveringszekerheid voor aankomende winter |
|
Pieter Grinwis (CU), Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Hoe apprecieert u het feit dat de Title Transfer Facility (TTF)-gasprijzen van nu, komende zomer en het derde kwartaal 2022 nagenoeg gelijk blijven? Wat betekent dat voor de vulling van de gasopslagen voor komende winter, waarvan het vulseizoen rond 1 april begint?
De prijzen voor gas worden bepaald op de interne gasmarkt van de Europese Unie, waarbij de Nederlandse marktplaats (de TTF) een belangrijke rol speelt. Ik kan verder geen oordeel geven over de prijsvorming als zodanig die eerst en vooral is ingegeven door aanbod en vraag naar gas, en verwachtingen daaromtrent.
Wat de huidige gasprijzen betekenen voor het vullen van de gasopslagen is benoemd in de brief over gasleveringszekerheid die de Staatssecretaris voor Economische Zaken en Klimaat en ik op 14 maart jl. aan de Tweede Kamer hebben toegestuurd (Kamerstuk 29 023, nr. 283). In de brief van 22 april jl. (Kamerstuk 29 023, nr. 302) hebben de Staatssecretaris en ik de Tweede Kamer geïnformeerd over de maatregelen die worden genomen om de gasopslagen voor de komende winter te vullen.
In hoeverre ziet u mogelijkheden om de productie van aardgas op de Noordzee te vergroten? Hoe snel kan dat? Om hoeveel gaswinning zou dat gaan?
De afgelopen tien jaar is de productie uit Nederlandse kleine velden gedaald, onder meer door uitputting van bestaande reserves en een lage gasprijs. De verwachting is dat de productie uit Nederlandse kleine velden op de Noordzee richting 2030 verder afneemt. Om opsporing en winning van aardgas op de Noordzee te stimuleren is per 1 januari 2020 de investeringsaftrek verruimd van 25 naar 40%. Zoals beschreven in voornoemde Kamerbrieven van 14 maart en 22 april jl. wil ik voorkomen dat de productie uit Nederlandse kleine velden sneller daalt dan de Nederlandse vraag naar aardgas, want daardoor zou de importafhankelijkheid verder toenemen. Ik werk samen met de sector aan een versnellingsplan om projecten naar voren te halen en extra gaswinning te stimuleren. Dit versnellingsplan zal uiterlijk in juli 2022 naar de Tweede Kamer worden gestuurd.
Hoe ver bent u met het invulling geven aan de afspraak in het coalitieakkoord dat er verplichte vulgraden voor onze gasopslagen komen? Welke methoden ziet u om tot de verplichte vulgraden te komen? Bent u bereid om vóór 1 april via een aanwijzing de gasopslagen te gaan laten vullen?
In voornoemde brieven van 14 maart jl. over gasleveringszekerheid komende winter en verder, en van 22 april jl. zijn de Staatssecretaris van Economische Zaken en ik uitgebreid ingegaan op de maatregelen die er onder meer voor moeten zorgen dat de gasopslagen aan het begin van de winter adequaat zijn gevuld. In de brief van 22 april jl. is bovendien concreet beschreven welke maatregelen worden genomen om te verzekeren dat de gasopslag Bergermeer wordt gevuld.
Welke opties ziet u om langetermijncontracten voor Liquid Natural Gas (LNG) af te sluiten voor komende winter? Deelt u daarbij de mening dat langetermijncontracten het risico op mogelijke schaarste en extreme prijspieken voor de volgende winter verminderen?
Zie wat betreft de acties om LNG-importcapaciteit te vergroten voornoemde brieven van 14 maart en 22 april jl. Daarnaast heeft de Europese Raad op 25 maart jl. geconcludeerd dat er binnen de EU gewerkt moet worden aan samenwerking voor de vrijwillige gemeenschappelijke aankoop van gas, LNG en waterstof. De Europese Commissie werkt in samenwerking met de lidstaten de opties uit. Het zijn uiteindelijk primair de marktpartijen, en niet overheden, die gas inkopen. Inkoopcontracten kunnen daarbij voor meerdere jaren worden afgesloten.
Hoe staat het met de concrete invulling van het Bescherm- en Herstelplan Gas? Wanneer denkt u de Kamer daarover te kunnen informeren?
De Kamer is hierover geïnformeerd met de brief over gasleveringszekerheid van 14 maart jl.
Ziet u nog ruimte om een of meerdere grootverbruikers van gas per direct op een duurzame optie over te laten schakelen?
Ik zie geen ruimte om meerdere grootverbruikers van gas per direct over te laten schakelen op duurzame alternatieven. Het volledige overschakelen van gas naar een duurzame optie is veelal een zeer ingrijpend proces dat zorgvuldig moet worden voorbereid en uitgevoerd. Daarbij kan de overheid een dergelijk overschakeling naar duurzame opties bij een of meerdere grootverbruikers niet zomaar juridisch afdwingen. Dat neemt niet weg dat het kabinet zich inzet voor energiebesparing en verduurzaming. Dit is uitgebreid toegelicht in de brief aan de uw Kamer van 22 april jl.
Hoeveel ruimte is al gebruikt in relatie tot de 35%-limiet die nu tijdelijk ingesteld is voor Nederlandse kolencentrales? Hoeveel ruimte resteert er naar uw inschatting voor de komende winter?
De productiebeperking is erop gericht de CO2-uitstoot van kolencentrales op jaarbasis te beperken. Het staat de eigenaren van de centrales daarbij vrij om zelf te beslissen hoe zij hun eenheden inzetten over het jaar. Het is dus mogelijk dat de exploitanten soms op een hoog vermogen draaien en soms op een laag vermogen, zolang zij op jaarbasis maar onder het maximum blijven. De centrale van Uniper heeft minder vrijheid bij het bepalen van de inzet, doordat zij contractuele verplichtingen heeft om het hele jaar door reststromen te verbranden. De centrales van Onyx en RWE verbranden geen reststromen en zijn daarmee flexibeler in te zetten.
Op basis van openbare bronnen1 is te zien dat de centrale van Onyx dit jaar relatief veel heeft gedraaid, waardoor zij relatief veel ruimte heeft gebruikt in relatie tot het maximum onder de productiebeperking. De centrale van RWE op de Eemshaven en de centrale van Uniper hebben ten opzichte van Onyx minder gedraaid, waardoor zij meer ruimte hebben in relatie tot het maximum onder de productiebeperking. De Amercentrale van RWE draait ook relatief veel, maar deze centrale wordt niet door de productiebeperking geraakt omdat deze centrale relatief veel biomassa verbrandt en relatief weinig kolenstook heeft.
Hoe snel denkt u te kunnen beginnen met de opschaling van het isoleren van huizen en het installeren van hybride warmtepompen? Bent u bereid daar een concreet doel voor komende winter aan te koppelen, gericht op de huizen waar de maatregelen het meeste effect hebben? Bent u bereid hiertoe een maximale inspanning te leveren, samen met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en dat tot uitdrukking te brengen in het aangescherpte en opgeschaalde Nationaal Isolatieprogramma, dat conform de motie-Grinwis c.s. (Kamerstuk 35 925-VII, nr. 121) binnenkort naar de Kamer komt?
Zie wat dit betreft de brief van 14 maart jl. Wat betreft de vraagreductie in de gebouwde omgeving heeft de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening uw Kamer op 4 april jl. (Kamerstuk 30 196, nr. 787) geïnformeerd over het nationaal isolatieprogramma.
Hoe apprecieert u het actieplan van de VVD en ChristenUnie voor thuis- en buurtbatterijen? Wanneer denkt u met de uitvoering daarvan te kunnen beginnen?
Ik waardeer het initiatief van de VVD en de ChristenUnie om opslag door middel van thuis- en buurtbatterijen onder de aandacht te brengen. Het actieplan past bij de ambities van het kabinet voor opslag door batterijen; waar mogelijk grijp ik de aanknopingspunten uit het plan aan om deze ambities verder uit te werken. Over het gebruik van thuis- en buurtbatterijen en hoe de inzet hiervan bij kan dragen aan een efficiënt energiesysteem bestaat echter nog veel onduidelijkheid. Ik ben daarom in het proces van analyseren van de mogelijke toegevoegde waarde van deze batterijen en de eventuele wenselijkheid en mogelijkheden van stimulering hiervan. Ik neem hierbij de voorgestelde actiepunten van VVD en ChristenUnie mee.
Welke andere manieren ziet u nog om snel het gasverbruik in Nederland naar beneden te brengen, bijvoorbeeld door besparing en handhaving daarvan in de industrie, het bevorderen van het beter inregelen van installaties en duurzame opwek in de elektriciteitssector?
Kunt u deze vragen uiterlijk vrijdag 11 maart 2022 beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Het onafhankelijk worden van Russisch gas. |
|
Laura Bromet (GL), Suzanne Kröger (GL) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met de studie van Bruegel met daarin scenario’s voor een eerste winter zonder Russisch gas?1 Hoe beoordeelt u deze studie?
Ik ben bekend met deze blog waarin een aantal scenario’s met betrekking tot de levering van gas uit Rusland voor de komende maanden op hoofdlijnen wordt uitgewerkt. Een belangrijke aanname daarbij is dat de EU voldoende LNG kan aantrekken om het wegvallen van Russisch aanbod op te vangen. Daarbij wordt terecht de vraag gesteld hoe dit zich verhoudt tot de toenemende vraag naar LNG in Azië. Een ander element dat in de blog wordt aangekaart betreft het vullen van de gasopslagen waarbij wordt gewezen op eventuele opslagverplichtingen, iets waar zowel nationaal als in EU-verband aan wordt gewerkt. Daarbij komt ook de vraag aan de orde of er een (financiële) rol is weggelegd voor overheden. Tot slot laat de blog zien dat Nederland maar beperkt direct afhankelijk is van gas uit Rusland. Via de interne Europese gasmarkt is ons land wel indirect afhankelijk. Eventueel wegvallen van aanbod zal in eerste instantie leiden tot krapte op de Europese en wereldmarkt, wat zich zal uiten in hogere prijzen en verleggen van gasstromen waar de schaarste het grootst is.
De eindconclusie volgens de auteurs van het blog is dat het op termijn mogelijk is om Russisch gas te vervangen, maar dat dat een uiterst kostbare aangelegenheid is en sterke coördinatie en overheidsinterventie vereist. Ook als aan deze voorwaarden kan worden voldaan, is het volgens de auteurs nog niet zeker dat het gas overal zal komen waar dit benodigd is vanwege fysieke beperkingen in de infrastructuur die op korte termijn zullen blijven bestaan. Uitzonderlijke maatregelen op het gebied van vraagreductie zijn ook nodig. In de blog wordt niet ingegaan op de wijze waarop deze maatregen tot stand zouden moeten komen.
Ik deel de analyse dat de gasmarkt een Europese markt is en dat leveringszekerheid naast een nationale ook een Europese benadering vereist. Dit sluit aan bij de discussies en Raadsconclusies rond leveringszekerheid die in de Energieraden en Europese raden zijn gevoerd. Daarnaast is met de landen van het Pentalateraal energieforum onlangs een verklaring onderschreven rond het voldoende vullen van de gasbergingen en is Nederland actief in verschillende gasrisicogroepen als uitvoering van de Gasleveringszekerheidsverordening (EU2017/1938).
Deelt u de analyse dat met een EU-brede energiebesparing van 10 tot 15 procent de onafhankelijkheid van Russisch gas fors is verminderd, in combinatie met een grootschalige aanpassing van de gasinfrastructuur om geïmporteerde lng te faciliteren? Bent u bereid hier op in te zetten binnen de EU?
Uiteraard kan met een EU-brede energiebesparing de afhankelijkheid van Russisch gas worden verminderd. Ik zet mij dan ook in voor ambitieuze Europese afspraken op het gebied van energiebesparing. Aanpassing van de Europese gasinfrastructuur om geïmporteerde LNG te faciliteren zal moeilijk te realiseren zijn omdat daarvoor deels nieuwe infrastructuur moet worden aangelegd, bijvoorbeeld om LNG dat aanlandt in Spanje naar de rest van de EU te transporteren. Dit is niet op korte termijn te bewerkstelligen. Datzelfde geldt voor het transport van LNG dat aanlandt in Griekenland naar andere delen van Zuidoost-Europa. Wel kan er op korte termijn worden geïnvesteerd in het vergroten van bestaande LNG-importcapaciteit en drijvende LNG-terminals. Samenwerking tussen bijvoorbeeld Nederland en Duitsland vindt hierop plaats in de Eemshaven. Daarnaast is het van belang om nieuwe LNG-infrastructuur zoveel mogelijk waterstof-ready te realiseren.
Zijn er andere studies bij u bekend over het onafhankelijk worden van Russisch gas?
Het Internationaal Energie Agentschap (IEA) is recent naar buiten gekomen met een 10-puntenplan om de Europese afhankelijkheid van Russisch gas te verminderen. Ook de Europese Commissie heeft aangekondigd op korte termijn met een dergelijk plan te komen. Verder heeft het onderzoeksbureau Aurora Energy Research Ltd. hier recent onderzoek naar gedaan.2
Deelt u de opvatting dat energiebesparing van groot strategisch belang is, zeker vanwege de huidige situatie in Oekraïne, maar ook voor de lange termijn?
Ja.
Bent u bereid een Nationaal Energiebesparingsplan op te stellen voor alle sectoren, met daarin bijvoorbeeld plannen om nog dit jaar extra hybride warmtepompen te installeren, energieteams die langs huizen gaan en verduurzamingseisen voor verhuurders in de vrije sector?
Voor de gebouwde omgeving begin april het Nationaal Isolatieprogramma aangekondigd door mijn collega voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (Kamerstuk 30 196 nr. 787). De ambitie is om tot en met 2030 2,5 miljoen woningen te isoleren met de nadruk op de slecht geïsoleerde woningen (label E, F en G). Het programma biedt onder andere ondersteuning van mensen bij het nemen van energiebesparende maatregelen en het verlagen van de energierekening. Via normering zal worden geborgd dat slecht geïsoleerde huurwoningen, zowel in het sociale als het particuliere segment, in 2030 zijn verbeterd. De uitwerking van de wijze van normering, die zowel sociale als particuliere verhuurders zal betreffen, zal onderdeel uitmaken van het programma verduurzaming gebouwde omgeving dat de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening begin juni zal presenteren. Verder verken ik samen met TNO hoe de ambitieuze Europese doelstellingen op energiebesparing eventueel te vertalen zijn in nationale doelen, mogelijk per sector. Ik zal uw Kamer over de uitkomsten informeren.
Ik onderzoek daarnaast of er meerwaarde is om energieteams langs woningen en bedrijven te laten gaan. Veel gemeenten en energiecoöperaties hebben al energiecoaches die in teamverband opereren om huishoudens te ondersteunen bij het verduurzamen van de woning. In lijn met de motie Van der Lee en Erkens (Kamerstuk 35 925 XIII, nr. 41) verken ik in overleg met het bevoegd gezag de mogelijkheid voor een landelijk handhavingsteam voor het handhaven van de energiebesparingsplicht voor ETS-bedrijven die in 2023 wordt ingevoerd.
Het kabinet ondersteunt via beleid de verdere opschaling van hybride warmtepompen. Vanuit financieel oogpunt is sinds dit jaar de ISDE-subsidie opgehoogd van gemiddeld 20% naar 30% voor o.a. (hybride) warmtepompen. Daarnaast volgt er dit jaar een publiekcampagne hybride warmtepomp die zal bijdragen aan de bekendheid van de techniek. Ook wordt er met verschillende sectorpartijen gewerkt aan korte termijn acties die nodig zijn om de opschaling van de hybride warmtepomp verder te realiseren. Hierover is eerder gecommuniceerd naar de Kamer (Kamerstuk 32 813, nr. 904). Tot slot is de bijdrage van de hybride warmtepomp richting 2030 van groot belang voor de nodige aardgasreductie, zo kan een hybride warmtepomp tot 60% aardgasreductie realiseren. Om die reden zijn er vanuit het coalitieakkoord financiële middelen gereserveerd en wordt er reeds onderzocht welke juridische mogelijkheden er zijn voor een vorm van normering (dit in relatie tot het coalitieakkoord).
Wat zijn de mogelijkheden om op korte termijn (voor 2023) energiebesparing te realiseren binnen Nederland?
Zoals aangekondigd (Kamerstuk 29 023, nr. 283) ben ik samen met mijn collega, de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening begin april met een campagne gestart: «zet ook de knop om». Hiermee zetten we burgers, bedrijven, instellingen en overheden aan om meer energie te besparen. Het Nationaal Isolatieprogramma is op datzelfde moment aangekondigd. Een programma dat de ambitie heeft tot en met 2030 2,5 miljoen woningen te isoleren. Verder brengt TNO momenteel in kaart wat het energiebesparingspotentieel tot 2030 in Nederland per sector is. Ik zal uw Kamer rond de zomer over de resultaten informeren. Op de korte termijn zit er volgens TNO (Kamerstuk 32 813, nr. 863) veel potentieel bij bedrijven en instellingen die onder de energiebesparingsplicht vallen. Bedrijven onder deze verplichting moeten alle energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder uitvoeren. Per bedrijfstak zijn hiervoor lijsten met maatregelen beschikbaar; de Erkende Maatregelenlijsten (EML). Begin dit jaar is de derde ronde van de ondersteuningsfaciliteit Versterking Uitvoering Energiebesparings- en Informatieplicht (VUE) met 9,5 miljoen euro opengesteld. Hiermee wordt extra capaciteit bij het decentrale bevoegd gezag mogelijk gemaakt om bedrijven te controleren op deze verplichting. In de Miljoenennota 2022 (Kamerstuk 35 925, nr. 1) is verder 56 miljoen euro extra beschikbaar gesteld voor toezicht en handhaving op deze verplichting in de periode 2022–2026. Ik ben in overleg met het decentrale bevoegd gezag hoe op korte termijn deze extra middelen effectief ingezet kunnen worden.
Per 1 januari 2023 gaat daarnaast de wettelijke verplichting in dat kantoren minimaal energielabel C moeten hebben. Het doel van deze verplichting is energiebesparing. De maatregelen die voor het verbeteren van het energielabel getroffen moeten worden, verminderen -gemiddeld genomen- het aardgasgebruik en verhogen het elektriciteitsgebruik. Op dit moment heeft nog minder dan de helft van de kantoren label C of beter. Er blijft dus energiebesparingspotentieel én mogelijke CO₂-reductie liggen. De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening onderneemt stappen om de naleving van de verplichting te bevorderen.
Bent u bekend met het overzicht van energiebesparingsmaatregelen van de NVDE?2 Kunt u op hun suggesties voor energiebesparingsmaatregelen ingaan? Bent u bereid deze maatregelen in te voeren?
De NVDE stelt terecht dat er een groot potentieel is voor thermische isolatie, vraagt om het uitbreiden van de doelgroep van de energiebesparingsplicht en wil eigen opwek verplicht stellen. Dergelijke isolatiemaatregelen vallen al onder de energiebesparingsplicht voor een deel van de bedrijven. Per 2023 wordt de doelgroep uitgebreid, waardoor onder andere ook EU ETS bedrijven onder de verplichting vallen. Bedrijven met een groot energiegebruik moeten dan ook een energiebesparingsonderzoek uitvoeren en uitvoeringsplan opstellen. Onderdeel van dit onderzoek wordt een isolatiescan. Naast het uitbreiden van de doelgroep wordt eigen opwek ook verplicht indien de terugverdientijd van de maatregelen vijf jaar of minder is.
De NVDE stelt verder voor om ook kleingebruikers onder de energiebesparingsplicht te brengen en de verplichting te verzwaren door de terugverdientijd naar zeven jaar in plaats van vijf jaar te brengen. Uw Kamer is eerder geïnformeerd dat er weinig meer energiebesparingsmaatregelen verplicht worden bij een terugverdientijd van zeven in plaats van vijf jaar (Kamerstuk 30 196, nr. 738). Omdat bedrijven doorgaans rekenen met een terugverdientijd van drie jaar of korter, ben ik van mening dat een verplichting die uitgaat van zeven jaar bovendien een te grote inbreuk betekent. Het onder de verplichting brengen van kleinverbruikers is interessant. Het gaat hierbij echter vaak om een relatief kleiner potentieel per bedrijf en een veel groter aantal bedrijven. Naast de lastendruk voor deze kleinere bedrijven, zou dit ook een extra lastendruk betekenen voor het decentrale bevoegd gezag die ertoe kan leiden dan bedrijven met een groter verbruik en een groter energiebesparingspotentieel niet meer gehandhaafd kunnen worden. Deze argumenten in overweging nemend vind ik kleinverbruikers onder de verplichting brengen op dit moment onwenselijk.
De NVDE roept op tot spoedcontroles op de uitvoering van de Wet milieubeheer. Zoals uiteengezet bij het antwoord op vraag 6 zijn hier inderdaad al middelen voor beschikbaar gesteld. Bespaarservice en ander advies worden door de markt aangeboden. Hoewel toezichthouders van het decentrale bevoegd gezag bedrijven kunnen stimuleren om bovenwettelijke maatregelen uit te voeren, zijn zij geen energieadviseurs. Wel worden bedrijven via RVO en MKB Nederland geïnformeerd over energiebesparende maatregelen. Ook de lijsten met Erkende Maatregelen bieden houvast voor ondernemers. Op deze lijsten staan overigens ook maatregelen om TL door led te vervangen waarvan de NVDE terecht opmerkt dat ook daar energiebesparingspotentieel te realiseren is. Ik wil wel opmerken dat in sommige gevallen het simpel vervangen van TL door led niet altijd kan en dat ook de armatuur van de verlichting aangepast moet worden. Dit leidt tot hogere terugverdientijden.
Het realiseren van energiebesparende maatregelen staat op de lijst Doelmatig Beheer en Onderhoud.4 Momenteel worden de EML geactualiseerd op basis van de huidige stand van de techniek en energieprijzen. Hierbij zal een duidelijkere koppeling gemaakt worden tussen de energiebesparende maatregel en het juist inregelen daarvan. Met de campagne «zet ook de knop om» zal ik mij op korte termijn inzetten om bedrijven en instellingen te motiveren om installaties beter in te regelen en zo minder energie te verspillen.
Met VNO/NCW en MKB-NL ben ik daarnaast in overleg om ondernemers verder te ontzorgen bij het treffen van energiebesparende maatregelen. Naast het aanbieden van digitale informatie en energieloketten wil ik daarbij ook expliciet kijken of het inzetten van actieteams richting bedrijven doelmatig kan zijn.
Op welke manieren kan het Nationale Isolatieprogramma naar voren worden gehaald?
Voor de uitvoering van het Nationaal Isolatieprogramma is in totaal ongeveer 4 miljard euro aan Rijksbijdrage beschikbaar tot en met 2030. In het Coalitieakkoord is een oplopende reeks opgenomen. Er zijn in het najaar van 2021 extra middelen vrijgemaakt om kwetsbare huishoudens (in huur en koopwoningen) te ondersteunen. Onder alle gemeenten is een bijdrage van 150 miljoen euro verdeeld om kwetsbare mensen op korte termijn te ondersteunen bij het nemen van energiebesparende maatregelen om zo hun energierekening te verlagen. Het kabinet heeft besloten om boven op de middelen die begin 2022 zijn uitgekeerd aan gemeenten, middelen die in het Coalitieakkoord zijn gereserveerd voor energiebesparing, sneller in te zetten. Dit betekent dat er dit jaar nog eens 150 miljoen euro versneld wordt ingezet via gemeenten voor het ondersteunen van mensen bij het nemen van energiebesparende maatregelen en verdergaande isolatie.
Hoe kunnen de energiebesparingsverplichtingen die in de afgelopen Miljoenennota werd aangekondigd voor de industrie al worden ingevoerd? Bent u hiertoe bereid?
Het uitbreiden van de doelgroep en het aantal maatregelen dat onder deze verplichting valt vergt een wijziging van een algemene maatregel van bestuur (AMvB) en verschillende wijzigingen van een ministeriële regeling. Deze moeten het daarbij behorende wetgevingsproces volgen en de AMvB wordt na een consultatie aan uw Kamer voorgelegd. Wanneer uw Kamer instemt met de wetgeving is 2023 de vroegst haalbare inwerkingtreding. Ook vergt deze verplichting het inrichten van een online loket voor het indienen van de energiebesparingsonderzoeken en rapportages in het kader van de informatieplicht energiebesparing. De planning en benodigde doorlooptijd hierbij is al strak.
Hoe kunnen de bestaande energiebesparingsverplichtingen voortkomend uit de wet Milieubeheer op korte termijn beter worden gehandhaafd?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 6.
Op welke manieren kan de opwek van duurzame energie nog dit jaar worden versneld? Kan de SDE++-regeling extra worden opengesteld zodat de zaken die bij de afgelopen ronde buiten de boot vielen vanwege de enorme beschikkingen naar Carbon Capture and Storage (CCS) projecten alsnog doorgang kunnen vinden?
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland is nog bezig met de beoordeling van de aanvragen uit de SDE++-openstelling van 2021. Hiermee kunnen op korte termijn nog projecten een subsidiebeschikking uit deze ronde krijgen. Doordat aanvragen tijdens de beoordeling kunnen worden afgewezen, is het op voorhand niet te zeggen of en zo ja, welke projecten er buiten de boot vallen. In ieder geval wordt de SDE++ in 2022 voor de zomer (opnieuw) opengesteld. Het budget voor deze openstellingsronde ligt flink hoger dan in de laatste jaren het geval was, onder meer door extra geld dat in de Miljoenennota voor klimaatregelen is gereserveerd (Kamerstuk 35 925, nr. 1). Ik informeer uw Kamer nog deze maand meer gedetailleerd over deze openstellingsronde.
Bent u van mening dat het onwenselijk is dat Nederlandse gemeenten, bedrijven en organisaties een zakelijk energiecontract hebben met Gazprom en zo bijdragen aan de Russische staatskas?
Het is onwenselijk dat we als Europese landen op deze manier bijdragen aan de Russische staatskas. We moeten de afhankelijkheid van energie uit Rusland daarom zo snel mogelijk afbouwen in Europa. In het 5e sanctiepakket van de EU hebben de lidstaten afgesproken dat het verboden is voor aanbestedende diensten en speciale sectorbedrijven om nieuweopdrachten te gunnen aan Russische partijen gevestigd in de Russische Federatie, met inbegrip van dochters in de EU gevestigd die door deze partijen worden gecontroleerd of aangestuurd. Ook moeten bestaande lopende contracten met Russische partijen die zijn afgesloten vóór 9 april 2022 voor 10 oktober 2022 zijn beëindigd / afgewikkeld. Dit geldt ook voor opdrachten waarbij de opdrachtnemer een deel van de opdracht aan zo’n Russische partij heeft uitbesteed voor een waarde van meer dan 10% van de hoofdopdracht. Dit verbod geldt in principe ook voor energiecontracten die aanbestedende diensten of speciale sectorbedrijven hebben gesloten. De relevante sanctieverordening biedt bescherming voor de aanbestedende diensten en speciale sectorbedrijven tegen boetes, schadeclaims en schadevergoedingen als ze de opdrachten en overeenkomsten overeenkomstig deze verordening beëindigen of aanpassen (zie artikel 11 van Verordening (EU) nr. 833/2014).
EZK spoort aanbestedende diensten en speciale sectorbedrijven aan om de afhankelijkheid zo snel als mogelijk af te bouwen. Wel zijn er mogelijkheden om een ontheffing aan te vragen voor dit verbod. De bevoegde autoriteit kan op verzoek per geval bepalen of er een ontheffing wordt gegeven voor bv. de aankoop van aardgas, aardolie of andere brandstoffen. Bij toepassing moet het de Europese Commissie hiervan op de hoogte stellen. Het kabinet moet nog het beleid bepalen hoe zij de ontheffingsbevoegdheid zal toepassen in overeenstemming met de sanctieverordening, in het bijzonder voor energiecontracten.
Is het mogelijk de Nederlandse gemeenten aan te sporen dan wel te dwingen over te stappen naar een andere energieleverancier? Bent u hiertoe bereid?
Zie antwoord vraag 12.
Kunt u in kaart brengen welke activiteiten Gazprom in Nederland uitvoert?
In Nederland is het bedrijf Gazprom Energy, een onderdeel van de Gazprom Group, actief en levert energie (elektriciteit en gas) aan de zakelijke markt en (semi-)publieke instellingen. Daarnaast levert Gazprom gas op de Title Transfer Facility, de Nederlandse gashandelsplaats. Verder heeft Gazprom betrokkenheid bij de gasopslag Bergermeer. Als onderdeel van de totstandkoming van deze gasopslag is een overeenkomst met Gazprom gesloten voor aanlevering van het kussengas. Dit kussengas is nodig om de druk in de gasopslag op peil te houden zodat gas geïnjecteerd en er uit gehaald kan worden. In ruil daarvoor, kan Gazprom 19,6 van de totale 48,2 TWh (Terawattuur) van de opslagcapaciteit gebruiken en heeft Gazprom bepaalde zeggenschapsrechten over de wijze waarop de berging wordt geopereerd.
Daarnaast heeft Wintershall Noordzee B.V., een onderneming waarin Gazprom 50% van de aandelen houdt, vergunningen voor de opsporing en winning van koolwaterstoffen op het Nederlandse deel van het continentaal plat. Bij één van deze vergunningen is Gazprom EP International medevergunninghouder.
Kunnen de activiteiten van Gazprom Energy, Wingas en Wintershall Noordzee in Nederland, dan wel dividenduitkeringen van deze bedrijven aan de Russische staat, stilgelegd worden? Bent u bereid hiertoe stappen te zetten?
Zolang (rechts)personen niet op de sanctielijsten van de EU zijn vermeld (zie in het bijzonder de bijlage bij Besluit 2014/145/GBVB van de Raad van 17 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen) is er geen juridische grondslag om de activiteiten van deze (rechts)personen stil te leggen. Dit is alleen anders indien de betrokken (rechts)personen onder controle of overwegende zeggenschap staan van personen of entiteiten die vermeld zijn op de sanctielijst.
Indien achterliggende investeerders een percentage aandelen of ander economisch belang heeft in de betrokken rechtspersonen, geldt dat alle rechten en inkomsten verbonden aan het percentage aandelen of aan het economisch belang bevroren zijn. Er kunnen dan ook geen dividenden of uitkeringen uit de reserves plaatsvinden naar deze aandeelhouders of rechthebbenden die op de sanctielijst zijn vermeld. Ook informatie-, vergader- en stemrechten zijn bevroren en kunnen niet worden uitgeoefend. Het is primair aan het bestuur van de betrokken rechtspersonen evenals hun financiële en juridische dienstverleners om hiervoor zorg te dragen. Indien de sancties niet worden nagekomen, zal via toezicht door de rijksoverheid handhavend worden opgetreden.
Bent u van mening dat het onwenselijk is dat Gazprom Energy zich presenteert als duurzame en sociale onderneming met «aandacht voor People, Planet en Profit»? Bent u bereid stappen te ondernemen om greenwashing door Gazprom tegen te gaan?
De Nederlandse overheid verwacht van bedrijven dat zij maatschappelijk verantwoord ondernemen en hier transparant over rapporteren. Gazprom is hierop geen uitzondering.
De overheid onderneemt momenteel stappen om greenwashing tegen te gaan. Zo heeft Nederland op 24 februari jl. in de EU Raad Concurrentievermogen ingestemd met het voorstel voor de nieuwe Europese Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD). Deze richtlijn verplicht een groot aantal bedrijven, inclusief Gazprom, om nauwkeurig te rapporteren over hun duurzaamheidsinspanningen aan de hand van tevoren vastgestelde criteria. Deze rapporten moeten vervolgens worden goedgekeurd door een accountant. Hiermee wordt greenwashing tegengegaan.
Het artikel ‘Gasmarkt toont nu weinig vrees, maar komende winter kan weer spannend worden’ |
|
Faissal Boulakjar (D66) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het artikel «Gasmarkt toont nu weinig vrees, maar komende winter kan weer spannend worden»?1
Ja.
Deelt u de mening dat we ons beleid rond de gasreserves moeten aanpassen omdat het onacceptabel is dat we komende winter afhankelijk zijn van leveringen uit Rusland?
Ja, in het coalitieakkoord staat dan ook al aangekondigd dat het kabinet wil komen tot verplichte vullingspercentages voor de gasopslagen. Dit met als doel de afhankelijkheid van andere landen te verkleinen.
Daarnaast heeft het kabinet in het zogenoemde Norg Akkoord afspraken gemaakt met Shell, ExxonMobil en NAM over de inzet van de gasopslagen Alkmaar, Norg en Grijpskerk in de komende jaren. Niet alleen is vastgesteld dat de opslagen bij het begin van de koudeseizoen voldoende gevuld moeten zijn, maar ook dat er tot en met het einde van de koudeseizoen voldoende gas in de opslagen moet blijven. Dit om de leveringszekerheid van laagcalorisch gas, het gas dat door vrijwel alle Nederlandse huishoudens wordt gebruikt, te borgen.
Klopt de berichtgeving dat er nu moet worden gestart met vullen om voldoende gas in voorraad te hebben voor komende winter? Hoe wilt u zorgen dat dit, ondanks de hoge prijzen, ook nu gaat gebeuren?
Het vulseizoen voor gasopslagen start normaliter op 1 april en loopt tot 1 oktober. Met het zogenoemde Norg Akkoord heeft het kabinet er voor gezorgd dat de opslagen Alkmaar, Norg en Grijpskerk adequaat worden gevuld. Het kabinet beraadt zich nog op eventuele kortetermijnmaatregelen ten aanzien van andere opslagen. In de brief over gasleveringszekerheid van 14 maart jl. wordt hier nader op ingegaan.
Deelt u de mening dat de verplichte vullingspercentages voor gasvoorraden, zoals ook afgesproken in het coalitieakkoord, nog dit kwartaal in moeten gaan zodat de gasbedrijven de komende maanden verplicht moeten gaan vullen ondanks de hoge prijzen? Wat is hiervoor nodig?
Zoals aangegeven zijn in het Norg Akkoord afspraken gemaakt over de inzet van de opslagen Alkmaar, Norg en Grijpskerk. De mate waarin deze opslagen moeten worden gevuld wordt mede bepaald door de jaarlijkse adviezen van Gasunie Transport Services (GTS) over de leveringszekerheid.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat onze gasopslag Bergermeer voor 40 procent in handen is van het Russische staatsbedrijf Gazprom?
De gasopslag Bergermeer is niet in eigendom van het Russische staatsbedrijf Gazprom. TAQA Energy B.V. bezit 60% van de belangen in gasopslag Bergermeer. EBN heeft de overige 40% van de belangen in de gasopslag. TAQA Energy B.V. is de operator voor de opslag- en marketingfaciliteit en gaat dus over het dagelijks beheer van de opslagfaciliteit.
Als onderdeel van de totstandkoming van de gasopslag is in 2009 door betrokken partijen een overeenkomst met Gazprom gesloten voor aanlevering van het kussengas. Dit kussengas is nodig om de druk in de gasopslag op peil te houden zodat gas geïnjecteerd en er uit gehaald kan worden. In ruil daarvoor kan Gazprom 19,6 van de totale 48,2 TWh (Terawattuur) van de opslagcapaciteit gebruiken en heeft Gazprom bepaalde zeggenschapsrechten over de wijze waarop de berging wordt geopereerd. Gezien de zeer recente ontwikkelingen komt dit natuurlijk wel in een ander daglicht te staan. In voornoemde brief over gasleveringszekerheid wordt ook hierop nader ingegaan.
Hoe gaat u zorgen dat de gasopslag Bergermeer/Taqa Energy niet meer in beheer van Rusland is?
Zoals bij het antwoord op vraag 5 is aangegeven, is de gasopslag Bergermeer niet in het beheer van Rusland. Gazprom heeft bepaalde zeggenschapsrechten over de operaties. Gazprom gaat niet over de verdeling en gebruik van de capaciteit die niet aan haar is toegekend.
Ik heb begrepen dat TAQA Energy B.V. voornemens is de gasopslag te verkopen. Samen met EBN volg ik deze ontwikkeling op de voet teneinde te voorkomen dat de gasopslag wordt verworven door een partij die niet gewenst is.
Welke mogelijkheden zijn er om de gasvoorraden te vullen waarbij er zo min mogelijk geld naar Rusland gaat door de koop van gas? Is het bijvoorbeeld mogelijk om lng te kopen in de Verenigde Staten en het Midden-Oosten om te voorkomen dat Nederland de oorlog mede-financiert?
De gasopslagen worden gevuld door marktpartijen, de overheid heeft daar geen actieve rol bij. Dat neemt niet weg dat momenteel wordt bezien hoe het beste kan worden zekergesteld dat de opslagen voorafgaand aan de komende winter tot een adequaat niveau zijn gevuld. Ook hier verwijs naar de brief over gasleveringszekerheid.
Wat betreft LNG geldt dat de aanvoer daarvan naar Nederland mede wordt beperkt door de doorvoercapaciteit van de GATE-terminal in Rotterdam waar LNG van over de hele wereld wordt aangevoerd, ook en in toenemende mate vanuit de Verenigde Staten. Deze capaciteit bedraagt thans 12 miljard m3 op jaarbasis, of te wel 1 miljard m3 per maand bij volledige benutting. Dat terwijl voor het volledig vullen van alle Nederlandse opslagen in de periode 1 april t/m 1 oktober ca. 12 miljard m3 aan gas nodig is (uitgaande van het vullen van Norg met de door GTS aangegeven 4 miljard m3). Overigens wordt momenteel onderzocht hoe de aanlandingscapaciteit voor LNG in Nederland op zo kort mogelijke termijn kan worden uitgebreid. Gasunie heeft hiervoor een aantal ideeën ontwikkeld. Deze worden beschreven in de brief over gasleveringszekerheid. Een dergelijke uitbreiding kan ook behulpzaam zijn bij het vullen van de opslagen.
Wat is de verwachte prijsimpact van het inkopen van lng en wat zijn de gevolgen voor de energierekening van huishoudens?
De verwachte prijsimpact en gevolgen voor de energierekening zijn niet aan te geven. Het gaat bij LNG, en meer in het algemeen bij gas, om een wereldmarkt waarbij een groot aantal factoren invloed heeft op de prijs. Het gaat dan uiteraard om geopolitieke ontwikkelingen, maar ook meer basale zaken als grootschalig, langdurig onderhoud aan installaties waardoor levering tijdelijk wordt opgeschort.
De ontwikkelingen op de wereldmarkt kunnen, wanneer deze langere tijd aanhouden, ook effect hebben op de energierekening van huishoudens. Het kabinet erkent de zorgen van huishoudens over de stijgende energierekening. Daarom heeft het kabinet een aantal maatregelen genomen om de impact van de stijgende energieprijzen te dempen (zie kamerstuk 29 023, nr. 272) en heeft die recent aangevuld met de maatregelen die zijn genoemd in de Kamerbrief van 11 maart jl. Het kabinet blijft de komende tijd de actuele situatie en de impact hiervan op de energierekening van huishoudens nauwlettend in de gaten houden.
Welke andere mogelijkheden zijn er om op zeer korte termijn minder afhankelijk te worden van Rusland?
De mogelijkheden om op zeer korte termijn minder afhankelijk te worden van Rusland zijn beperkt, waarbij wel meteen moet worden aangetekend dat Nederland minder afhankelijk is van gas uit Rusland dan veel andere lidstaten. Zo beschikt Nederland over een LNG-terminal en heeft Nederland, in tegenstelling tot vrijwel alle andere lidstaten, eigen gasproductie. De gaswinning uit de huidige kleine velden wordt dan ook gesteund. Nieuwe projecten die nu nog in procedure zijn, kunnen op een relatief korte termijn (binnen 2 jaar) en indien dit veilig kan voor extra productie zorgen. Maar ook wordt de transitie naar en het aanbod van hernieuwbare energiebronnen zoals groen gas en waterstof gestimuleerd en wordt ingezet om op basis van een programmatische aanpak woningen sneller, slimmer en socialer te isoleren. Daarnaast is vraagreductie in de industrie een speerpunt van beleid.
Overigens is het in dit verband ook goed om op te merken dat de Europese Commissie op 8 maart jl. naar buiten is gekomen met een strategie (REPOwerEU) om de afhankelijkheid van Russische gasimport zo snel mogelijk te verminderen.
In de brief over gasleveringszekerheid is dit alles verder uitgewerkt en toegelicht.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk voor het debat Mijnbouw/Groningen van 10 maart 2022, beantwoorden?
Deze vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
De afhankelijkheid van Russisch gas voor Poetins oorlogsdrift |
|
Silvio Erkens (VVD), Ruben Brekelmans (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Voor hoeveel procent is Nederland afhankelijk van gasleveranties uit Rusland de laatste 10 jaar? Welk deel daarvan is afkomstig van Gazprom of Gazproms dochterondernemingen?
De Nederlandse gasmarkt is onderdeel van de Europese gasmarkt met de grootste gashandelsbeurs van Europa, met veel doorvoer van gas naar andere Europese markten. Het aandeel Russisch gas in de inkoopportefeuilles van Europese energiebedrijven is private commercieel gevoelige informatie en niet publiekelijk toegankelijk. Het is dus niet exact aan te geven welk aandeel van de Nederlandse consumptie bestaat uit Russisch gas. Schattingen (met name gebaseerd op monitoring van bepaalde importstromen uit Duitsland) gaan uit van een aandeel van circa 15%. Het percentage is de afgelopen jaren toegenomen, met name doordat de eigen gasproductie in Nederland en Noordwest-Europa drastisch is afgenomen. Gas dat binnenkomt via pijpleidingen is afkomstig van Gazprom (of dochtermaatschappijen van Gazprom), Daarnaast wordt Russisch gas geïmporteerd via LNG. LNG kan ook geleverd worden door andere Russische energiebedrijven zoals Rosneft en Novatek.
Welke manieren zijn er om de afhankelijkheid van Russisch gas zo snel mogelijk naar 0 te brengen? Welke maatregelen zouden daarvoor genomen moeten worden? Hoe snel kan dat?
In de Kamerbrieven van 14 maart en 22 april (Kamerstuk 29 023, nrs. 283 en 302) is uitgebreid ingegaan op de maatregelen op de korte, middellange en lange termijn om het gasverbruik- en het verbruik van Russisch gas in het bijzonder snel te reduceren, Daarbij staat de drieslag energie-efficiëntie, versnellen duurzame energieproductie en vergroten aanbod van andere fossiele bronnen (via extra LNG-importcapaciteit) centraal.
Welke Russische energie(gerelateerde) bedrijven zijn actief in Nederland? Kunt u verder duiden in welke subsectoren?
Het energiesysteem bestaat uit veel onderdelen. Voor aardgas is de infrastructuur (aardgasnetwerk, LNG-terminal) in publieke handen (GTS, Gasunie). In een open interne energiemarkt kunnen Russische ondernemingen gebruik maken van deze infrastructuur. Ten aanzien van de gasopslagen heeft Gazprom een gebruiksrecht voor de gasopslag te Bergermeer. Op dit moment lijkt Gazprom geen gebruik te maken van dit gebruiksrecht. U wordt op korte termijn nader geïnformeerd over de gasopslag te Bergermeer. Russische bedrijven verkopen gas aan klanten «over the counter», via lange termijncontracten of kunnen dit via de beurs (TTF) verkopen. Dit betreffen commerciële contracten waar de overheid geen direct inzicht in heeft of mag delen met derden. Aangezien de gasmarkt een Europese markt is, kan het ook gaan over Europese energiebedrijven die in hun inkoopportefeuille Russisch gas hebben, wat over verschillende lidstaten wordt gealloceerd. De relatie met Russische bedrijven is dan indirect.
Welke activiteiten ontplooit Gazprom in Nederland?
Zie antwoord op vraag 3.
Kunt u aangeven in hoeverre Gazprom 100 procent of minder aandeelhouder is van noodzakelijke infrastructuur (gasopslagen, pijpleidingen) in Nederland?
Gazprom is geen aandeelhouder van noodzakelijke infrastructuur in Nederland. Wel geldt voor de gasopslag te Bergermeer dat het noodzakelijke kussengas in eigendom is van Gazprom en dat dientengevolge Gazprom een gebruikersrecht heeft ten aanzien van de beschikbare capaciteit, De Kamer is hier onder andere over geïnformeerd in de Kamerbrieven van 14 maart en 22 april (Kamerstuk 29 023, nrs. 283 en 302).
Kunt u aangeven in hoeverre Gazprom in bovengenoemde infrastructuur een cruciale rol speelt? Welke activiteiten zouden ook per direct overgenomen kunnen worden door andere marktactoren en/of staatsdeelnemingen?
Zie antwoord op vraag 5.
Hoe kunnen gemeenten snel af van hun energiecontracten met Gazprom? Welke opties ziet u daarvoor?
Gemeenten zullen op grond van het 5e EU-sanctiepakket een andere aanbieder voor gas moeten vinden. In eerste instantie ligt hier de taak bij de gemeenten om via de geëigende inkoopprocedures alternatieve gaslevering te bewerkstellingen. Er wordt nauw contact gehouden met de regionale overheden. Daarvoor is een speciale overlegstructuur opgezet. Er zijn begrijpelijkerwijs veel vragen, die worden allemaal beantwoord. Ook worden de medeoverheden nauw betrokken bij het op te stellen ontheffingskader voor uitzonderlijke gevallen.
Hoeveel Russische olie importeert Nederland?
Nederland importeerde in 2021 voor 18,4 miljard euro aan goederen uit Rusland, waarvan 87 procent minerale brandstoffen (ruim de helft ruwe aardolie en verder vooral aardgas en aardolieproducten) (bron: CBS).
Hoe afhankelijk is Nederland van Russische olie? En in welke subsectoren wordt deze olie gebruikt?
Olieproducten zijn overal in de Nederlandse economie verweven en vormen een belangrijke grondstof voor veel maatschappelijke functies. Hierbij kan een opsplitsing worden gemaakt per sector. Wegtransport, zoals benzine en diesel, betreft een deel (~25%) van de in Nederland gebruikte olie(producten). Een groter deel betreft bunkerbrandstoffen voor de internationale zeevaart (~29%) en internationale luchtvaart (~10%). Daarnaast is er ook energetisch verbruik van olie(producten) door de chemie en raffinage sectoren (~11%). Het niet-energetisch gebruik van olie(producten) als grondstof voor o.a. de chemie betreft eveneens een aanzienlijk deel (~16%). Dit wordt gebruikt voor producten zoals plastics, cosmetica, PET-flessen, bouw- en isolatiematerialen, medische hulp- en beschermmiddelen, kleding, etc. Vervolgens is er een heel scala aan speciale olieproducten die op uiteenlopende wijze worden geconsumeerd (~9%), denk bijvoorbeeld aan bitumen voor asfalt, smeermiddelen voor motoren, terpentine voor verf, handgels etc.
Zijn de mondiale oliemarkten en/of onze oliereserves in staat om deze Russische olie per direct te vervangen? Zo nee, hoe snel zou dit kunnen?
Ja. Nederland beschikt voor de korte termijn over een strategische oliereserve van 90 dagen consumptie. Voorts begrijpen wij van de sector dat olie van elders betrokken kan worden, zij het tegen hogere kosten.
Hoe afhankelijk zijn andere nabije landen (België, Duitsland en Frankrijk) van Russische olie en gas?
De relevante statistieken over dit onderwerp zijn gepubliceerd door het Internationaal Energieagentschap (www.IEA.com).
Ziet u mogelijkheden om deze afhankelijkheid van Russisch gas en olie in samenwerking met onze buurlanden af te bouwen?
Nederland houdt in EU-verband zeer nauw contact met alle lidstaten en de buurlanden in het bijzonder. Het Europese REPowerEU-plan van de Europese Commissie van 18 mei jl. is met name gericht op het gezamenlijk afbouwen van de energieafhankelijkheid van Rusland.
Hoe kunnen we onze buurlanden helpen met het afbouwen van deze afhankelijkheid?
Zie het antwoord op vraag 12.
Wat betekent het streven naar onafhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen voor ons bredere buitenlandbeleid?
Afbouwen van de afhankelijkheid vereist in eerste instantie nauwe samenwerking met Europese lidstaten, omdat Nederland onderdeel uitmaakt van een Europese energiemarkt. Zoalshiervoor is genoemd bij het antwoord op vraag 12, heeft de Europese Commissie op 18 mei jl. het REPowerEU-voorstel gepresenteerd gericht op het zo spoedig mogelijk afbouwen van de afhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen. De kabinetsbeoordeling van dit voorstel zal uw Kamer spoedig toekomen.
Zou u deze vragen zo snel mogelijk kunnen beantwoorden?
Deze vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.