Het opzeggen van pachtcontract door Staatsbosbeheer |
|
Paulus Jansen , Henk van Gerven |
|
Klopt het dat Gijs en Ans Evers uit Baarn gedwongen hun boerderij dreigen te moeten verlaten omdat Staatsbosbeheer hen wil ontpachten wegens het laten grazen van IJslandse paarden?
Landgoed Groeneveld is een rijksmonument met een uniek voorbeeld van Engelse landschapsstijl in Nederland. Deze landschapsstijl vereist dat een landschap van bos, weide en waterpartijen als symbool voor de band tussen mens en natuur kan worden beleefd. Daar hoort ook bij dat er zo min mogelijk hekken en zo min mogelijk verstoring plaats vindt om de vredige beelden (grazers, dichte bosranden, verstilde vijvers e.d.) te kunnen beleven.
Het houden van paarden leidt tot een toename van het aantal verkeersbewegingen, een toename van het aantal hekken op het landgoed, beschadiging van de graszode door zeer intensieve betreding door de paarden en tot beschadiging van solitaire bomen. Staatsbosbeheer is van mening dat met het houden van paarden de essentie van het gecreëerde landschap en daarmee het rijksmonument wordt ondermijnd. De karakteristieke eigenschappen van het landgoed Groeneveld zijn ook vastgelegd in het bestemmingsplan van de gemeente Baarn
De heer Evers pacht gronden van Staatsbosbeheer op landgoed Groeneveld. Hij heeft in 2004 de wens te kennen gegeven bij derden in eigendom zijnde IJslandse paarden op zijn gepachte gronden te stallen.
Staatsbosbeheer heeft toen geen toestemming gegeven voor het houden van paarden. Bovendien was en is het houden van paarden in strijd met het bestemmingsplan van de gemeente Baarn.
Ondanks dat de heer Evers geen toestemming heeft gekregen van Staatsbosbeheer en handelde in strijd met het bestemmingsplan is de heer Evers wel paarden gaan houden. Er is sindsdien veelvuldig gecommuniceerd met de heer Evers en gezocht naar alternatieven om de heer Evers zijn bedrijf continuïteit te geven. De heer Evers hield vast aan de paarden en heeft het aantal zelfs uitgebreid. Bovendien is er een groot stuk grond verhard, staan er vele trailers, is er een toename van het aantal over het landgoed ongewenste verkeersbewegingen en is er illegaal een uitrijbak aangelegd. Al deze paardenactiviteiten zijn in strijd met de pachtovereenkomst tussen Staatsbosbeheer en de heer Evers.
De gemeente Baarn heeft op 2 maart 2011 een handhavingsbesluit (last onder dwangsom) genomen, wegens voornoemde strijdigheid met het bestemmingsplan. De heer Evers dient op grond van dat besluit de paarden uiterlijk 1 januari 2012 te hebben verwijderd. Tegen dit besluit heeft de heer Evers beroep aangetekend
De rechtbank van Utrecht (pachtkamer) heeft op 22 juni 2011 uitspraak gedaan: pachtontbinding. De rechtbank heeft de heer Evers veroordeeld alle onroerende zaken uiterlijk 1 januari 2012 te ontruimen en te verlaten. Eveneens moet het gepachte weer in goede staat worden hersteld. Tegen dit vonnis heeft de heer Evers ook hoger beroep ingesteld. Staatsbosbeheer heeft met familie Evers afgesproken dat zij hangende het hoger beroep de boerderij nog niet hoeft te ontruimen per 1 januari 2012, maar dat de paarden wel per die datum weg moeten zijn, want Staatsbosbeheer kan de datum in het handhavingsbesluit van 2 maart 2011 niet veranderen.
Welke criteria worden er gehanteerd alvorens over te gaan tot ontpachten? Hoe zijn deze regels in dit geval toegepast? Welke landschappelijke en natuurbelangen zijn er in welke mate in het geding en welke negatieve gevolgen zijn er nu al aanwijsbaar?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u het opzeggen van het pachtcontract een proportionele maatregel in dergelijke gevallen? Wat is uw beleid in zake ontpachten? Bent u het ermee eens dat het opzeggen van het pachtcontract een uiterste maatregel is die alleen in extreme gevallen moet worden ingeroepen?
Als gezamenlijk overeengekomen afspraken uit een pachtovereenkomst stelselmatig niet worden nagekomen en ook na aandringen er geen verbetering op treedt, dan kan Staatsbosbeheer als uiterste maatregel bij de rechter vragen om een pachtovereenkomst te ontbinden. Naar mijn mening was daar in dit geval sprake van. Staatsbosbeheer is daarbij zorgvuldig te werk gegaan. Dit is iets waar overigens ook de pachtrechter naar heeft gekeken.
Is er serieus werk gemaakt van de mogelijkheid om via bemiddeling tot een constructieve oplossing te komen voor de betreffende pachter en voor Staatsbosbeheer?
Staatsbosbeheer heeft van het begin af aan aangegeven dat het houden van paarden geen optie is. Er is uitgebreid contact geweest tussen Staatsbosbeheer en de heer Evers over andere mogelijkheden om op het landgoed een levensvatbaar bedrijf te ontwikkelen, dat niet ten koste van het landgoed zou gaan. De heer Evers zelf heeft de gesprekken beëindigd. Staatsbosbeheer heeft geen ander voorstel van de heer Evers ontvangen dan toch door te gaan met paarden of het om niet krijgen van veel melkrechten.
Wordt er bij dergelijke beslissingen rekening gehouden met individuele omstandigheden, zoals in dit geval het feit dat het bedrijf niet levensvatbaar kan zijn met alleen 23 koeien en dat uitbreiding met koeien niet wordt toegestaan? Klopt het dat de stalling van IJslandse paarden overgenomen is van de buurman en dat er netto dus weinig veranderd is qua paardenactiviteit in het gebied?
Ja, bij dergelijke beslissingen wordt naast de overeengekomen afspraken in het pachtcontract rekening gehouden met individuele omstandigheden. Om die reden heeft Staatsbosbeheer meegedacht over mogelijkheden om op het landgoed een levensvatbaar bedrijf te ontwikkelen.
Het klopt dat een deel van de IJslandse paarden, zij het veel geringer in aantal, is overgenomen van de buurman. Dat de buurman tijdelijk paarden hield (in de periode 2000–2005) werd gedoogd, gezien de gezondheidsomstandigheden van de buurman, waarbij ook meespeelde dat het vlak voor de pensionering en het vertrek van het landgoed was van de buurman. Bekend was – ook bij de heer Evers – dat het houden van paarden daarna afgelopen zou zijn op het landgoed. Er was geen sprake van een gelijk geval dat gelijk behandeld zou moeten worden. Zo oordeelde ook de rechter in het vonnis van 22 juni 2011.
Bent u van mening dat het in zijn algemeenheid gewenst is dat in de ambtenarij, de uitvoerende organisaties en de zelfstandige bestuursorganen een mensgerichte cultuur wordt gecultiveerd en geen regeltjescultuur? Wat doet u om klantgerichtheid te bevorderen bij de uitvoeringsorganisaties?
Ja. Ik vind het van belang dat bij besluiten een goede afweging wordt gemaakt tussen de vaak tegenstrijdige belangen. Daarbij behoort natuurlijk de menselijke maat gehanteerd te worden. Ik ben van mening dat dit bij de heer Evers is gebeurd. Er kan naar mijn mening niet worden gesteld dat er in algemene zin iets mis is met de klantgerichtheid van Staatsbosbeheer.
Wat doet Staatsbosbeheer aan klanttevredenheidsonderzoek en klanttevredenheidsbevordering?
Staatsbosbeheer onderzoekt steekproefsgewijs de tevredenheid van stakeholders. De resultaten daarvan worden gebruikt om verbeteringen in de dienstverlening door te voeren.
Het bericht ‘Landgoed Hemmen eist 'subsidiepercelen' op’ |
|
Ger Koopmans (CDA) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Landgoed Hemmen eist «subsidiepercelen» op»?1
Ja, dat bericht is bij mij bekend.
Waarom heeft Rijkswaterstaat (RWS) – ondanks herhaalde verzoeken – nooit het Lijndensche Fonds voor Kerk en Zending uitgenodigd voor een gesprek of overleg over de mogelijkheid van verkoop aan deze Stichting?
Vanaf de fase van planvorming in 1996 tot aan de oplevering van dit gedeelte van het rivierverruimingsproject Lexkesveer in 2009, heeft RWS gesproken met een aantal partijen over het beheer in de Schoutenwaard, waaronder Geldersch Landschap en Geldersche Kasteelen (GLGK) en Stichting het Lijndensche Fonds (SLF).
SLF werd betrokken bij het overleg over het beheer vanwege haar eigendommen in de Schoutenwaard. Vanaf de start van het overleg heeft RWS aangegeven dat de beheerder van de projectgronden ook de eigenaar zou worden. Deze koppeling is gemaakt, omdat uitsluitend eigenaren/erfpachters in aanmerking kunnen komen voor natuurbeheersubsidies.
SLF heeft zich in 2006 teruggetrokken uit de besprekingen, nadat haar bleek dat, buiten de bestaande Subsidieregeling Natuurbeheer, er bij RWS geen aanvullende financiële regelingen bestaan voor vegetatiebeheer. In 2007 heeft SLF haar buitendijkse gronden in de Schoutenwaard verkocht en zij heeft van de Staat toen een grotere oppervlakte binnendijkse gronden teruggekocht.
GLGK bleef als enige geïnteresseerde partij over en is inmiddels bijna twee jaar beheerder van de uiterwaard, met een vergunning op basis van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken. SLF heeft geen bezwaar/beroep aangetekend tegen de verlening van deze vergunning.
In het voorjaar van 2011 heeft SLF contact opgenomen met RWS over de op handen zijnde eigendomsoverdracht van de gronden in de Schoutenwaard. Daarop is RWS meerdere malen in gesprek geweest met SLF en heeft uiteengezet dat vanwege bovengenoemde redenen levering aan GLGK is voorzien.
Is de voorziene doorlevering aan het Geldersch Landschap niet in strijd met de beschikking van de Europese Commissie inzake de klacht gelijkberechtiging (juli 2011)? Loopt RWS niet het risico straks de doorlevering te moeten «terugdraaien» vanwege ongeoorloofde staatssteun? Deze Rijksdienst was toch op de hoogte van de ingediende klacht door de Vereniging Gelijkberechting Grondbezitters (VGG) bij de Europese Commissie en op de hoogte van de Verklaring van Linschoten?
RWS is op de hoogte van de klacht bij de Europese Commissie (EC) en de Verklaring van Linschoten. Het besluit van de EC heeft geen betrekking op de voorziene doorlevering aan GLGK. Het besluit van de EC (N308/2010) betrof de «Subsidieregeling grondverwerving ten behoeve van natuurbehoud» van het ministerie van EL&I. De EC heeft de subsidieregeling als non-discriminatoir en niet-marktverstorend beoordeeld. Levering aan GLGK is niet in strijd met deze beschikking. De levering vindt voorts plaats tegen de waarde in het economisch verkeer. Er is daarom geen sprake van ongeoorloofde staatssteun.
Waaruit blijkt de juridische gebondenheid en op welk moment is die ontstaan waardoor RWS de gronden Lexkesveer niet wil of kan verkopen aan de Stichting Het Lijndensche Fonds voor Kerk en Zending maar «moet» doorleveren aan het Geldersch Landschap?
Zoals in de beantwoording onder 2 is vermeld, is GLGK nu bijna 2 jaar beheerder van de uiterwaard. RWS vanaf het begin van het project aangegeven dat de toekomstige beheerder van de projectgronden ook de eigenaar daarvan zou worden. RWS is derhalve juridisch gebonden tot verkoop van de gronden aan GLGK.
Welke redenen liggen ten grondslag aan het feit dat (nog) geen invulling is gegeven aan die juridische gebondenheid, nu nog steeds geen overdracht heeft plaatsgehad? Waarom is er voor gekozen eerst de gronden in erfpacht over te dragen en later in eigendom?
RWS wacht met de eigendomsoverdracht aan GLGK via het RVOB, totdat de bestemming van de betreffende gronden door de gemeente is gewijzigd naar natuur. Als de bestemmingsplanwijziging definitief is, is het huidige beheer(plan) conform bestemming en is de natuurdoelstelling van het project Lexkesveer ook op die manier verzekerd.
Tot die tijd zal RWS de gronden aan GLGK in erfpacht uitgeven.
Waarom is er niet gekozen voor een openbare aanbesteding waar iedereen in kan meedingen? Particulieren, terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties en andere organisaties en bedrijven krijgen dan elk gelijke kansen.
Zie het antwoord op vraag 4.
Is er overheidsgeld (belastinggeld) vanuit het Rijk, de provincie over anderszins met de verkoop/de aankoop gemoeid?
De aankoop van de gronden in de Schoutenwaard is in het kader van het project met overheidsgelden geschied, evenals de realisatie van het gehele project Lexkesveer. De doelstelling van het rivierverruimingsproject betreft zowel waterstandsdaling als ook natuurontwikkeling. In verband hiermee wordt de bestemming van de gronden gewijzigd in natuur. GLGK ontvangt geen subsidie van het Rijk voor deze aankoop en heeft daarnaast aangegeven dat zij geen subsidie zal aanvragen voor de voorziene aankoop van deze heringerichte en herbestemde uiterwaard.
De doorgaande achteruitgang van de weidevogels |
|
Esther Ouwehand (PvdD), Marianne Thieme (PvdD) |
|
Kent u het bericht «Forse daling aantal weidevogels»?1
Ja.
Klopt het dat de daling van de aantallen patrijs, grutto, graspieper en tureluur in Nederland harder gaat dan gemiddeld in Europa? Zo ja, hoe lang is hier al sprake van?
Nee, de Europese trend en Nederlandse trends verschillen nauwelijks. In het geval van de patrijs lijkt dit wel zo te zijn, maar dit is te verklaren doordat verschillende soorten data-reeksen vergeleken worden.2
Onderschrijft u de bevinding van het onderzoek dat de intensieve landbouw één van de belangrijkste oorzaken is van de achteruitgang van het aantal weidevogels? Zo ja, op welke wijze wilt u deze teruggang een halt toeroepen? Zo nee, op welke onderzoeken baseert u dit?
Ja, ik onderschrijf dat dit één van de oorzaken is. Daarom hecht ik ook grote waarde aan agrarisch natuurbeheer en aan het in 2009 ingevoerde collectief (mozaïek)beheer.
Verder start in Europa binnenkort het debat over een aanpassing van het GLB voor de periode 2014–2020. Het Kabinet wil het GLB inzetten voor een duurzamere landbouw met een duidelijk groene dimensie. Ik zal u hierover nader informeren zodra de voorstellen van de Europese Commissie bekend zijn.
Onderschrijft u dat de voortdurende achteruitgang van weidevogels de noodzaak aantoont dat het huidige agrarisch natuurbeheer aanpassing vereist? Zo ja, bent u bereid hiertoe nieuwe wetenschappelijke inzichten te integreren in het beleid? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?
Aanpassing van het stelsel voor agrarisch natuurbeheer is nu niet aan de orde. Het Subsidiestelsel natuur- en landschapsbeheer (SNL) is pas in 2010 in werking getreden en de verantwoordelijkheid van de provincies. Jaarlijks kunnen provincies beheerpakketten aanpassen, en de samenstelling van een beheermozaïek, zoals vastgelegd in collectieve beheerplannen, wijzigen op basis van verbeterde (wetenschappelijke) inzichten.
Klopt het dat er op dit moment geen resultaatsverplichting geldt wanneer in het kader van het Subsidiestelsel natuur- en landschapsbeheer subsidie voor agrarisch natuurbeheer is verkregen? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot de noodzaak om gemeenschapsgeld in tijden van bezuiniging zo effectief mogelijk in te zetten? Zo nee, welke concrete resultaten zijn er de afgelopen jaren dan wel gehaald?
Het klopt dat met de invoering van het SNL, de resultaatverplichting voor de individuele boer is afgeschaft. De individuele boer is verplicht om de maatregelen te nemen zoals omschreven in zijn beheerpakket. De reden van het afschaffen van de resultaatverplichting bij de individuele boer is dat naast de maatregelen die de boer zelf kan nemen, tevens een veelheid van factoren waar de boer geen invloed op heeft het resultaat op zijn terrein kunnen beïnvloeden.
Echter, de kosteneffectiviteit van het weidevogelbeheer wordt wel jaarlijks bijgehouden op gebiedsniveau. Jaarlijks worden het aantal broedparen geteld en het provinciale collectief beheerplan op basis van deze gegevens voor het volgende seizoen, of zelfs tijdens een broedseizoen, aangepast.
Bent u bereid er bij provincies op aan te dringen dat zij bij het verlenen van subsidies ten behoeve van weidevogels gaan controleren op de effectiviteit, zodat gemeenschapsgeld niet verkwanseld wordt?
Zie antwoord vraag 4 en 5.
Deelt u de mening dat dit aantoont dat de grenzen bereikt zijn van het intensiveren van de landbouw? Zo ja, op welke wijze bent u bereid om een omslag te faciliteren naar een landbouwsector die binnen de geldende milieu- en natuurgrenzen produceert? Zo nee, op welke wetenschappelijke rapporten en inzichten baseert u dit?
Ik deel uw mening niet dat de grenzen van het intensiveren van de landbouw zijn bereikt en zie zeker ruimte voor een innovatieve en duurzame ontwikkeling in de landbouwsector, mits vormgegeven binnen de geldende wetgeving (waaronder die op milieu- en natuurgebied) en op een wetenschappelijke basis gefundeerd.
Onderschrijft u dat de voortdurende achteruitgang van soorten haaks staat op de afspraken van de Convention on Biological Diversity om verlies aan biodiversiteit te stoppen? Zo ja, welke beleidsconclusies wilt u hieruit trekken om toch de reeds gemaakte afspraken na te komen? Zo nee, welke geloofwaardigheid heeft Nederland dan nog bij het ondertekenen van internationale afspraken en verdragen ontremt natuurbescherming als die afspraken keer op keer niet gehaald worden?
De CBD staat voor het halt houden van het verlies op biodiversiteit, dat is ook het doel van het agrarische natuurbeheer. Dit sluit op elkaar aan.
Bent u bereid boeren te verplichten hun bedrijfsvoering zodanig in te richten dat weidevogels er tijdens de broed- en opgroeiperiode een veilig onderkomen kunnen vinden? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo nee, waarom niet?
De agrariërs zijn verplicht zich aan de Flora- en faunawet te houden. De wet verbiedt het verstoren en doden van vogels en het vernielen van nesten en eieren. Bovendien is de zorgplicht van de wet van toepassing. Daarmee hebben zij op dit moment al de verplichting weidevogels te beschermen.
Versoepeling van visserijregels na een intensieve lobby van Sportvisserij Nederland |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Kent u het bericht «Wijziging visserijregels per 1 maart 2012»?
Ja, gesteld dat hiermee wordt gedoeld op het bericht met deze titel op de website van Sportvisserij Nederland van 19 augustus jl.
Is het waar dat u de regels die voortvloeien uit de Visserijwet gaat verruimen per 1 maart 2012? Zo ja, waarom moet de Kamer dat vernemen via de website van Sportvisserij Nederland? Zo nee, hoe zit het dan?
Het voornemen om de regelgeving voor de binnenvisserij aan te passen en te vereenvoudigen is reeds aan uw Kamer aangekondigd in de beleidsbrief over het binnenvisserijbeleid van 13 november 2009. Hierin is aangegeven dat een actualisatie van de betreffende regelgeving zal worden doorgevoerd. Enerzijds omdat een aantal bepalingen voor vissoorten aan de recente bestandsontwikkelingen moeten worden aangepast, anderzijds omdat op een aantal onderdelen een vereenvoudiging van visserijregelgeving mogelijk en gewenst is. Met betrekking tot dit laatste punt is hierbij onder andere verwezen naar het reeds per 28 april 2006 aan uw Kamer aangekondigde voornemen om de vergunningstelsels voor nachtvisserij en electrovisserij te vervangen door algemene regels.
Kunt u uiteenzetten hoe u op het idee bent gekomen om het Reglement voor de binnenvisserij 1985 en het Reglement minimummaten en gesloten tijden 1985 te wijzigen? Heeft u dat zelf bedacht of hebt u uw ambtenaren aan het werk gezet na de «intensieve lobby» die Sportvisserij Nederland naar eigen zeggen heeft gevoerd voor flinke verruiming van de mogelijkheden voor sportvissers?
Zie de beantwoording van vraag 2. Het is dus niet juist dat de beoogde wijzigingen tot stand zijn gekomen na een «intensieve lobby».
Is het waar dat u op aandringen van Sportvisserij Nederland voornemens bent om het verbod op vissen op de Europese meerval op te heffen, de gesloten tijd voor de worm te schrappen en het nachtvissen het hele jaar door toe te staan?
Eén van de soorten waarvoor geldt dat op basis van de recente bestandsontwikkelingen een wijziging in de regelgeving kan plaatsvinden, is de Europese meerval. Van deze soort is het bestand dusdanig toegenomen dat sportvisserij met de hengel op deze soort mogelijk kan worden gemaakt. Overigens worden ook nu al meervallen gevangen met de hengel, als onbedoelde vangst wanneer met toegestane aassoorten op roofvissen als snoekbaars en snoek wordt gevist. De sportvisserij op meerval zal onder beperkingen worden toegestaan. Er zal voor deze soort een jaarrond terugzetverlichting in de regelgeving worden opgenomen, op grond waarvan iedere gevangen meerval levend in hetzelfde water dient te worden teruggeplaatst.
Het schrappen van de gesloten tijd voor de worm kan zonder problemen plaatsvinden. Voor de sportvisserij met de worm geld tot dusver een gesloten periode in de maanden april en mei. Dit is destijds ingesteld ter bescherming van de visserij op roofvissen als baars, snoekbaars en snoek en de visserij op aal. Voor de genoemde roofvissen geldt echter al een gesloten periode in de genoemde maanden die zal blijven bestaan. Voor de aalvisserij met de hengel is een jaarrond terugzetverplichting in de VISpas opgenomen. Er is derhalve geen aanleiding om de gesloten periode voor het gebruik van de worm nog te handhaven.
Met betrekking tot de nachtvisserij met de hengel was het altijd al toegestaan om gedurende de maanden juni, juli en augustus te vissen. Buiten de genoemde maanden was het in het merendeel van de binnenwateren ook reeds toegestaan om ’s nachts met de hengel te vissen. Hiervoor was per water een ontheffing of vrijstelling vereist. Deze administratieve last (vergunningstelsel voor de nachtvisserij) kan derhalve komen te vervallen. De afwegingen van natuurbelangen in relatie tot de uitoefening van deze vorm van visserij kunnen – indien aan de orde – worden meegenomen in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de in dat verband vast te stellen beheerplannen voor specifieke gebieden of in de afzonderlijke vergunningverlening.
Deelt u de mening dat het schrappen van regels die wilde diersoorten nu beschermen alleen kan op basis van onafhankelijke wetenschappelijke kennis en niet omdat een belangenbehartiger van hobbyisten dat makkelijker vindt? Zo ja, op basis van welke (wetenschappelijke) informatie denkt u verruiming van de regels te kunnen verantwoorden?
De afwegingen die aan de voorgenomen wijzigingen ten grondslag liggen zijn gemaakt op basis van een door het onderzoeksinstituut Imares verrichte studie naar de gewenste wettelijke bescherming voor de verschillende in Nederland voorkomende vissen.
Zijn bij de voorbereiding van deze wijzigingen ook andere maatschappelijke organisaties geconsulteerd die opkomen voor de belangen van dieren, natuur en milieu? Zo ja, welke? Op welke wijze en op welk moment zijn zij betrokken bij de voorbereiding van de wetswijziging?
De voorgenomen wijzigingen zijn vooraf geconsulteerd met de sectororganisaties voor sportvisserij en beroepsvisserij en met het Productschap Vis. Tevens heeft vooraf een consultatie plaatsgevonden van het RAVON, die betrokken is bij de monitoring van vissen, amfibieën en reptielen in Nederland en die zich inzet voor de bescherming van de genoemde diergroepen. Recent heeft vanaf 1 juli tot en met 15 augustus jl. nog een brede internetconsultatie van de voorgenomen wijzigingen plaatsgevonden, waarbij het voor burgers en organisaties mogelijk was om hun standpunt ten aanzien van de voorgenomen wijzigingen kenbaar te maken.
Bent u voornemens de voorstellen tot wijziging van de reglementen aan de Kamer aan te bieden in verband met artikel 4, vijfde lid en artikel 9, zesde lid van de Visserijwet 1963?
Overeenkomstig de daarvoor geldende regels uit de Visserijwet 1963 is niet voorzien in het voorleggen van de voorgenomen wijziging aan de Staten-Generaal. Omdat bij de voorgenomen wijzigingen geen sprake is van aanpassing van regels waarbij de vangstcapaciteit in het geding is, zijn de door het vragenstellend lid genoemde artikelleden niet van toepassing.
Bent u bekend met de website www.meerval.nl die actief het vangen van meervallen in Nederlandse wateren promoot? Zo ja, bent u bereid, gezien het geldend verbod op gericht vissen op meerval, op te treden tegen deze website en haar makers? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik ben bekend met de door u genoemde website. Ik heb de nieuwe Voedsel- en warenautoriteit gevraagd de redacteuren van de website te wijzen op geldende wetgeving ten aanzien van het vissen op meerval en hen te verzoeken de website dienovereenkomstig aan te passen.
Bedreigde haaiensoort op de menukaart van een Schevenings restaurant |
|
Lutz Jacobi (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Bedreigde haai op de menukaart»?1
Ja.
Is het waar dat er voor de gehele Europese Unie een vangstverbod geldt op de vangst van deze haaiensoort (Lamnus nassa)? Zo ja, hoe is het dan mogelijk dat deze haai gevangen, geveild en geserveerd is zonder dat dit is opgemerkt door controles of inspecties?
In internationale wateren geldt er volgens de TAC en quotum verordening (EU 57/2011) een algemeen verbod op het aan boord hebben van de haringhaai voor Europese vissers. Voorts geldt in de meeste Europese wateren een zogenaamd nul-quotum, onder andere voor de Noordzee. Dat betekent dat deze soort niet aangeland mag worden.
Dat dit dier toch onopgemerkt geveild is, heeft twee oorzaken. Allereerst is de haai niet herkend als haringhaai door medewerkers van de afslag. Ten tweede vond op dat moment geen inspectie plaats op die locatie.
Welke sancties kunnen de visser, de veiling en de restauranthouder tegemoet zien nu achteraf bekend is geworden dat zij zich ingelaten hebben met illegale vishandel?
Het aanlanden van de haringhaai is verboden, de handel erin niet. Het dier had niet aangeland mogen worden. Op verzoek van de nVWA zullen de Engelse autoriteiten de Engelse visser in kwestie vervolgen voor het overschrijden van het quotum. Het dossier is inmiddels aan hen overgedragen. Het is aan de Engelse autoriteiten om de strafmaat vast te stellen.
Kunt u aangeven op welke wijze u, ruim twee jaar na de inwerkingtreding van het Actieplan ter bescherming van haaien van de Europese Commissie, invulling geeft aan uw belofte deze uiterst bedreigde dieren te beschermen?
Europees gezien is het aan de Commissie om voorstellen te doen om haaien te beschermen. Ik steun de Commissie in het opleggen van beschermende maatregelen. Het betreft hier onder andere vangstbeperkingen in de diverse TAC en quotumverordeningen (onder andere die van de diepzeevangsten) en het uitbreiden van de datacollectieverordening. Zo wordt nog dit najaar de vangstbeperking van de haringhaai in Europese wateren uitgebreid en ook verwacht ik een voorstel van de Commissie voor de aanscherping van het ontvinverbod.
Ook ik wil bijdragen aan de bescherming van bedreigde haaien en roggen. Er vindt overleg plaats met de deskundigen van IMARES en de maatschappelijke organisaties in het kader van het Nederlandse «shark action plan». Er wordt onderzoek gedaan naar de vangsten en de aanlandingen van haaien en roggen. De Nederlandse Shark Alliance heeft een determinatiekaart ontworpen die moet helpen om de herkenbaarheid en bewustwording bij de vissers, inspecteurs en bij de afslag te vergroten.
Deelt u de mening dat de bescherming op internationaal en Europees niveau niets uithaalt als de nationale handhaving niet op orde is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u op nationaal niveau het verbod op aanlanding en verkoop daadwerkelijk handhaven?
De verantwoordelijkheid voor de controle ligt bij de lidstaten. Ik onderschrijf dat de controle op alle niveaus op orde moet zijn. Extra controles kunnen echter dergelijke incidenten nooit volledig uitsluiten. Het gaat hier om een uitzonderlijke vangst.
Ik vind dat de bescherming erbij gebaat is als een gevangen haringhaai tijdig herkend wordt en snel en ongedeerd teruggezet kan worden.
De veiling van een ernstig bedreigde haai op de visafslag in Scheveningen |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat vorige week een ernstig bedreigde haringhaai is geveild op de visafslag in Scheveningen en bij een Katwijkse vishandel is beland?1
Ik heb kennisgenomen van het persbericht. In reactie hierop heeft de nVWA onmiddellijk een onderzoek gestart.
Kunt u bevestigen dat het aanlanden en verkopen van deze haaiensoort in de Europese Unie is verboden? Zo ja, hoe kan het dan dat het dier toch geveild is en te koop is aangeboden door een lokale vishandelaar? Zo nee, hoe zit het dan?
Het is volgens de TAC en quotum verordening 2011 (EU 57/2011) verboden om een haringhaai aan te landen, indien deze is gevangen in de Noordzee en in de meeste andere Europese wateren. Er geldt een zogenaamd nul-quotum. Dit verbod geldt nog niet voor bijvoorbeeld de Middellandse Zee. Voor EU-vissers geldt in de internationale wateren een totaal vangstverbod, hier mag het dier ook niet aan boord worden gehouden. De haringhaai staat niet op de lijst van CITES, het verdrag dat de internationale handel in bedreigde dieren en planten reguleert. Er is derhalve geen handelsverbod.
Op grond van de genoemde regelgeving had het dier daarom niet aangeland mogen worden. De Engelse visser en de Scheveningse afslag hebben aangegeven de haringhaai niet te hebben herkend. Inspecteurs van de nVWA waren op dat moment (dinsdag) niet aanwezig op de afslag.
Bent u voornemens om dit voorval te onderzoeken en de overtreders aan te pakken? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?
Op verzoek van de nVWA zullen de Engelse autoriteiten de visser in kwestie vervolgen voor het overschrijden van het quotum. Het dossier is inmiddels aan hen overgedragen.
Welke straffen staan er op het aanlanden en verkopen van een ernstig bedreigde vissoort? Zijn deze straffen de laatste jaren opgelegd?
Het is aan de Engelse autoriteiten om de strafmaat vast te stellen. Het is mij niet bekend welke straffen de laatste jaren in Engeland zijn opgelegd voor quota overschrijdingen. De haringhaai is overigens niet geclassificeerd als «ernstig bedreigd», maar als «kwetsbaar»2.
Kunt u uiteenzetten op welke wijze controle en handhaving van Europese afspraken zoals het haaienactieplan op dit moment plaatsvindt? Is dat volgens u afdoende?
Het haaienactieplan uit 2009 is een integraal actiekader voor de inzet op het gebied van onder andere onderzoek, vangstregistratie en controle.
Controle en handhaving van vangsten op zee en aan de wal vindt plaats op basis van de controle verordening (EU 1224/2009) en de implementatie bepalingen (EU 404/2011). De Nederlandse inzet is conform de normen en afdoende.
Bent u bereid tot meer controles op zowel de vangt als op visafslagen? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?
Nee, zoals gezegd bij antwoord 5 is de controle afdoende. Meer controles kunnen dergelijke incidenten nooit volledig uitsluiten. Het gaat hier om een uitzonderlijke vangst. Het is zinvoller om te investeren in het sneller herkennen en beter van elkaar onderscheiden van kwetsbare en minder kwetsbare haaien en roggen die wél aangeland mogen worden.
De uitspraak van Raad van State inzake Natura 2000-gebied Elperstroom |
|
Ger Koopmans (CDA), Helma Lodders (VVD) |
|
Kunt u uw reactie geven op de uitspraak van Raad van State inzake Natura 2000-gebied Elperstroom?1
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft n.a.v. het beroep tegen het aanwijzingsbesluit Elperstroomgebied een tussenuitspraak gedaan waarin de Afdeling de Staatssecretaris van EL&I op alle punten in het gelijk heeft gesteld, op één onderdeel na. De Afdeling is van mening dat onvoldoende is gemotiveerd waarom het gebied met 220 hectare is uitgebreid bij de aanwijzing van het gebied. Omdat de Afdeling belang hecht aan een spoedige beëindiging van het geschil draagt de Afdeling mij op alsnog met een toereikende motivering te komen voor de uitbreiding van het gebied.
Waaruit bleek dat de begrenzing van het gebied, zoals aangemeld bij de Europese Commissie, onvoldoende was om de instandhoudingsdoelstellingen te realiseren?
In het kader van de realisatie van de EHS zijn in de periode 2003–2009 aan de oostkant van het aangemelde gebied gronden aangekocht en ingericht. Het oorspronkelijk aangemelde gebied bestond uit de kern van het beekdal Stroetma, Oosterma en Reitema. Deze begrenzing bleek onvoldoende om de verdroging van het beekdal effectief aan te pakken en biedt ook onvoldoende ruimte om de uitbreidingsdoelen voor heischraalgrasland en vochtige heide te realiseren.
De uitbreiding van de begrenzing ten opzichte van de oorspronkelijke aanmelding in Brussel was al onderdeel van het ontwerp-aanwijzingsbesluit dat in 2007 ter inzage is gelegd. Van een verdere uitbreiding nadien is geen sprake.
De begrenzing is in het beheerplanproces nog onderwerp van onderzoek geweest. De uitkomst van dit hydrologisch onderzoek was dat de begrenzing inclusief uitbreiding nodig is om de hydrologie in het gebied op orde te brengen. Deze uitkomst is onderschreven door alle direct bij het beheerplanproces betroken partijen waarna de begrenzing is het beheerplanproces geen punt van discussie meer is geweest.
Is de uitbreiding van het gebied met 220 hectare noodzakelijk om aan de voorwaarden van Brussel te voldoen? Zo nee, bent u bereid deze hectares te schrappen en zo ja, kunt u dit onderbouwen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u ingaan op het oordeel van de Raad van State dat het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie een uitbreiding van 220 hectare, welke op basis van ecologische criteria noodzakelijk is voor het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen, onvoldoende onderbouwd heeft?
De Afdeling stelt expliciet dat de uitbreiding is gebaseerd op ecologische criteria. Deze criteria zijn verwoord in het Aanwijzingsbesluit en ter zitting nader toegelicht. Op de aard van deze criteria heeft de Afdeling geen kritiek. De kritiek richt zich uitsluitend op het ontbreken van een voldoende onderbouwing van de omvang van de gebiedsuitbreiding.
De Afdeling heeft mij opgedragen om binnen drie maanden het besluit tot aanwijzing van het Elperstroomgebied alsnog toereikend te motiveren. Ik zal daaraan gehoor geven en de motivering uitbreiden.
Wat is de staat van instandhouding van de habitattypen heischrale graslanden (H6230) en vochtige heiden, hogere zandgronden (H4010A), blauwgraslanden (H6410) en kalkmoerassen (H7230) in de biografische zone en welke maatregelen worden daar getroffen?
De staat van instandhouding in de Atlantische biogeografische regio is voor alle genoemde habitattypen zeer ongunstig. Dat geldt ook voor de situatie binnen Nederland, met uitzondering van H4010 (die matig ongunstig is). De maatregelen die worden getroffen, zijn zeer divers. Ze hebben met name betrekking op het verbeteren van de waterhuishouding en het verminderen van (de effecten van) stikstofdepositie.
Kunt u aangeven hoever het staat met het plan van aanpak Natura 2000 ten aanzien van gebieden, doelen en aanwijzingsbesluiten zoals gemeld in uw brief van 23 februari 2011?
Ik heb u een brief met mijn nieuwe aanpak Natura 2000 gestuurd. Daar heb ik de analyse die is uitgevoerd naar de implementatie bijgevoegd.
Begroeiing van de uiterwaarden |
|
Marieke van der Werf (CDA), Michiel Holtackers (CDA), Ger Koopmans (CDA) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Vanuit welk budget wordt de aangekondigde 75 mln. vrijgemaakt waarmee het kabinet voornemens is de begroeiing van de uiterwaarden in relatie tot waterveiligheid aan te pakken? Waar wordt het bedrag aan besteed?
Het budget is afkomstig uit een in het infrastructuurfonds opgenomen reservering ten behoeve van uitvoeringskosten van waterveiligheidsprojecten. Het budget is nodig om eenmalig vegetatie, zoals bomen, struweel en ruigten, die een ongewenst opstuwend effect op de hoogwaterstanden hebben te verwijderen. Om te voorkomen dat vervolgens opnieuw vegetatie met ongewenste effecten op de hoogwaterstanden opschiet, bereid ik een voorstel tot wijziging van de Waterwet voor die de rechthebbenden van gronden in de uiterwaarden verplicht de vegetatie op hun terreinen zodanig te onderhouden dat zich geen ongewenste opstuwende effecten voordoen.
Kunt u aangeven of voor de financiering ook gekeken is naar andere financieringswijze en/of functieontwikkeling zoals rood voor groen, opbrengst afgravingsproducten, verkoop van biomassa of beheer door agrariërs?
Doel is om vegetatie die een ongewenste opstuwing veroorzaakt te verwijderen. Er zullen geen geulen worden gegraven waardoor vrijkomend materiaal verkocht zou kunnen worden. De verkoop van biomassa en andere vormen van inverdienen worden meegenomen om de kosten te verlagen. Rood voor groen is geen optie, omdat nieuwe bebouwing in de uiterwaarden met het oog op de afvoer van rivierwater evenmin is gewenst. De eenmalige verwijdering van ongewenste vegetatie door het rijk brengt geen verschuivingen in het beheer met zich mee. Agrariërs, maar ook natuurbeheerders blijven hun terreinen beheren. Ook op terreinen van agrariërs is vegetatie ontstaan die een ongewenst opstuwend effect op de waterstanden heeft. Deze vegetatie zal, uiteraard na overleg met rechthebbenden, eenmalig op kosten van het rijk worden verwijderd. De voorgenomen wijziging van de Waterwet legt vervolgens de verantwoordelijkheid voor een zodanig beheer van de vegetatie dat deze geen ongewenst opstuwend effect op de waterstanden heeft bij de rechthebbenden. De maximaal toegestane vegetatie zal in een legger worden vastgelegd. De legger is het juridisch document van de beheerder van een waterstaatswerk waarin de normatieve staat (ligging, vorm, afmeting en constructie) van het waterstaatswerk, zoals het winterbed van de grote rivieren, wordt vastgelegd.
Waarom stelt u een wet voor en gebruikt u niet al bestaande kaders?
Naar mijn mening dienen rechthebbenden van gronden in de uiterwaarden de daarop groeiende vegetatie zelf zodanig te onderhouden dat deze geen ontoelaatbare belemmering voor de rivierafvoer vormt. Op dit moment bevat de Waterwet deze onderhoudsverplichting niet. Vandaar dat ik daartoe een voorstel tot wijziging van de Waterwet voorbereid.
Dit komt tegemoet aan de wens van uw Kamer, zoals deze tot uiting is gebracht in de motie Boelhouwer/Koppejan van 14 december 2009.1 De Kamer verzoekt in deze motie de regering «prioriteit te geven aan een goed beheer en onderhoud van de natuur in de uiterwaarden, waarbij de terreinbeheerders van het betreffende gebied primair verantwoordelijk zijn om dit beheer en onderhoud dienstbaar te maken aan het realiseren en behouden van de waterveiligheid.»
Is sprake van een inhaalslag om de begroeiing in toom houden? Zo ja, waarom moet deze inhaalslag plaatsvinden? Wie is eindverantwoordelijk voor de uiterwaarden en het beheer? Welke verantwoordelijkheidsverdeling hebben de beheerders/ bevoegd gezag in deze? In hoeverre past de aanpak van begroeiing bij de realisatie van de natuurdoelen in Natura2000- gebieden?
De vegetatie in de uiterwaarden van de grote rivieren is sinds de jaren negentig van de vorige eeuw flink toegenomen. Dit is het gevolg van wijziging in grondgebruik en het niet (meer) onderhouden van vegetatie. Echter, het opschieten van bomen, ooibos en struweel staat een veilige afvoer van het rivierwater letterlijk in de weg. De vegetatie belemmert de rivierafvoer, waardoor de waterstanden hoger worden. Dit staat op gespannen voet met de realisatie van de doelstelling voor de veilige afvoer van water door de Maas, Rijn en zijtakken. Uitgangspunt voor de in de PKB ruimte voor de Rivier opgenomen rivierkundige maatregelen zijn de waterstanden in het jaar 1997. Na die tijd toegenomen vegetatie die de rivierafvoer belemmert zorgt er voor dat de veiligheidsdoelstelling van de PKB Ruimte voor de Rivier niet wordt gerealiseerd.
Er is dan ook sprake van een inhaalslag om de invloed van de vegetatie op de waterstand in overeenstemming te brengen met de situatie in het referentiejaar 1997. Dit is nodig om de veiligheidsdoelstelling te realiseren en daarmee te voldoen aan de wettelijke veiligheidsnorm. Het is van groot belang dat de vegetatie na deze inhaalslag op dit niveau wordt onderhouden. Vandaar dat ik een voorstel tot wijziging van de Waterwet voorbereid.
De Rijkswaterstaat is als rivierbeheerder eindverantwoordelijk voor de veilige afvoer van rivierwater en treedt namens mij op als bevoegd gezag. Het dagelijks beheer van de uiterwaarden berust in het algemeen niet bij Rijkswaterstaat, maar bij particulieren, natuurbeschermingsorganisaties en andere overheden.
Bij het in uitvoering brengen van de inhaalslag en het vastleggen van de maximaal toegestane vegetatie worden de doelen van waterveiligheid en van Natura 2000 met elkaar in overeenstemming gebracht. Daartoe vindt overleg plaats met het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.
Het ministerie van EL&I is op grond van de Natuurbeschermingswet de vergunningverlenende instantie voor werkzaamheden in het kader van de inhaalslag die vergunningplichtig zijn.
Doen zich naast deze inhaalslag ook andere ontwikkelingen in het kader van waterveiligheid voor waarop beleid dient te worden aangepast, zoals bijvoorbeeld de opkomst van de bever in Nederland?1
Het realiseren van de inhaalslag is bestaand beleid en opgenomen in het Nationaal Waterplan. Nieuw is mijn voornemen een voorstel tot wijziging van de Waterwet bij uw Kamer in te dienen waarmee de verantwoordelijkheid de vegetatie zodanig te onderhouden dat deze geen ontoelaatbare belemmering voor de rivierafvoer vormt, bij de rechthebbenden komt te berusten.
De opkomst van de bever vraagt geen nieuw beleid. Uit onderzoek is gebleken dat er goede mogelijkheden zijn om schade door bevers met preventieve maatregelen, zoals het aanbrengen van gaas of het aanbermen van de dijk, te beperken.
Kan worden aangegeven wat deze aanpak oplevert aan kilogram groen-afval en aan waterveiligheid? Deelt u de mening dat het maaisel niet als afval dient te worden bestempeld, maar als covergistingsmateriaal?
De hoeveelheid materiaal die vrijkomt bij het verwijderen van de vegetatie is nog onbekend. Doel van het verwijderen van de vegetatie is het teniet doen van de door deze vegetatie veroorzaakte ongewenste opstuwing van de waterstanden om daarmee bij te dragen aan de realisatie van de veiligheidsdoelstelling van de PKB Ruimte voor de Rivier.
Het Alterra onderzoek waar de vraag naar verwijst heeft betrekking op bermmaaisel. Bij de inhaalslag komt ander, veel grover, materiaal vrij, zoals struweel en hout. Waar mogelijk en kosteneffectief zal vrijkomend materiaal als biomassa voor energiewinning worden benut.
Wat vindt de regering van het voorstel om het groenafval aan te bieden als biomassa-component in covergisting, omdat vergisting van maaisel duurzaam is, zoals is gemeld in Alterra-rapport 2064?
Zie antwoord vraag 6.
Het gebruik van de term scharrelei |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Kent u het bericht «Britten vallen over scharrelei», waarin wordt gesteld dat de Britse eierhandel grote problemen heeft met de Nederlandse term «scharrelei»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de term «scharrelei» verwarring zaait omdat veel mensen, waaronder ook Nederlandse consumenten, denken dat de kippen die deze eieren leggen vrij buiten kunnen scharrelen, terwijl in werkelijkheid deze dieren met negen hennen op één vierkante meter binnen worden gehouden? Zo nee, waarom niet?
Scharrelhennen verblijven in stallen waar zij kunnen scharrelen en zich vrij bewegen. De benaming scharrelei bestaat al jaren. Er is veel gecommuniceerd over de soorten eieren (biologisch, met vrije uitloop, scharrel of uit kooien), onder andere door het Voedingscentrum en door de pluimveeketen zelf. Ook in de huidige campagne van de pluimveeketen worden de verschillen tussen de eiersoorten uitgelegd. Dankzij deze communicatie kunnen de consumenten zich een beter beeld vormen van de productieomstandigheden. Zo komen ze te weten dat de scharreleieren gelegd worden door hennen die in hun stal kunnen scharrelen, maar niet over een vrije uitloop beschikken.
Bent u reeds benaderd door de British Egg Products Association over deze kwestie? Zo ja, op welke wijze en met welke uitkomst?
Nee, ik ben hierover niet benaderd.
Deelt u de mening dat het vervangen van de term «scharrelei» door de term «schuurei» de onduidelijkheid over de leefomstandigheden van de dieren weg kan nemen en dat dit ook een stimulans kan vormen voor bedrijven die hun dieren vrije uitloop bieden, waarmee zij tegemoet komen aan uw ambities om te komen tot een diervriendelijker dierhouderij?
Ik ben van mening dat het vervangen van de in Nederland goed bekende term «scharrelei» door «schuurei» de zaak niet duidelijker maakt voor de consument en voor verwarring kan zorgen. De door u voorgestelde term «schuurei» dekt niet de lading omdat ook kooieieren in een schuur/stal worden geproduceerd.
De eisen die van toepassing zijn voor het gebruiken van de benaming «scharrelei» zijn vastgelegd in de EU-verordening 589/2008. Een vervanging van deze benaming zou een wijziging van deze verordening vereisen. Nederland kan daarover dus niet zelf beslissen. Om wijzigingen in de Nederlandse termen aan te brengen, is in het bijzonder de mening van onze Belgische taalgenoten van belang. De Vlaams-Belgische overheid heeft aangegeven hier om bovenvermelde inhoudelijke redenen en om taaltechnische redenen afwijzend tegenover te staan. (In België wordt het begrip scharrelei verbonden met een hen, die op de bodem/grond loopt (œufs de poule élevées au sol)).
Gezien het bovenstaande ben ik geen voorstander van een wijziging van de regelgeving voor wat betreft het gebruik van de term «scharrelei», ook niet ten behoeve van een grotere duidelijkheid in de buitenlandse handel. De Nederlandse eierhandelaren en hun (Britse) afnemers zijn verantwoordelijk voor een goede onderlinge communicatie over het soort eieren dat ze verhandelen. De in de EU-verordening afgesproken code (2 voor scharreleieren) is hiervoor bedoeld en voldoende om in goed vertrouwen zaken te blijven doen.
Ik ben wel van mening dat de pluimveeketen er goed aan doet om te blijven communiceren richting consumenten over de bestaande productiesystemen en de benaming van de eieren. Zodoende kunnen de consumenten die voorstander zijn van een leghennenhouderij met vrije uitloop voor de betreffende eieren kiezen.
Deelt u de mening dat het veranderen van de eisen die van toepassing zijn voor het dragen van de benaming «scharrelei» ook duidelijkheid kan verschaffen aan (buitenlandse) afnemers? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid de term «scharrelei» niet langer van toepassing te laten zijn voor dieren die binnen worden gehouden, om zo duidelijkheid te scheppen over de leefomstandigheden van de dieren die de eieren leggen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze en termijn wilt u dit veranderen?
Zie antwoord vraag 4.
Een wedstrijd forellen doodslaan |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Onderzoek na doodhameren vissen»?1
Ja.
Is het waar dat de Landelijke Inspectie Dierenbescherming (LID) onderzoek doet naar deze wedstrijd?
De Landelijke Inspectie Dierenbescherming (LID) onderzoekt of er aanleiding is proces-verbaal op te maken.
Deelt u de mening dat een wedstrijdje forellen doodslaan met een hamer walgelijk is en moet worden gekwalificeerd als dierenmishandeling?
Het LID onderzoekt of er strafbare feiten zijn gepleegd. Een dier moet, als men het doodt, ingevolge de wettelijke regels zo snel en pijnloos mogelijk worden gedood. Als een dier onnodig lijdt, omdat het doden niet in één keer gaat of de omstandigheden ten tijde van het doden onnodig lijden veroorzaken, dan is sprake van dierenmishandeling. Of sprake is van dierenmishandeling in de onderhavige situatie hangt af van de exacte omstandigheden van het geval. Het is uiteindelijk aan de rechter om hierover een uitspraak te doen.
Wilt u de Kamer te zijner tijd, per brief, voorzien van een kabinetsreactie, berichten over de uitkomsten van het onderzoek van de LID?
Als een proces-verbaal wordt opgemaakt en ingestuurd naar het Openbaar Ministerie, is het aan het Openbaar Ministerie om op de resultaten van het onderzoek een reactie te geven in de vorm van een vervolgingsbeslissing. In beginsel wordt uw Kamer alleen in bijzondere gevallen nader geïnformeerd over een individuele zaak. Op dit moment kan ik niet beoordelen of daartoe aanleiding zal zijn.
Het lot van ooievaar Freedom |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Bent u bekend met de actie van bezorgde Drenthenaren die een ooievaar hebben vrijgekocht uit de huisdierenhandel en het dier, genaamd Freedom, in overleg met ooievaarsstation De Lokkerij de vrijheid terug willen geven?1
Ja.
Is het waar dat u tot op heden hebt geweigerd een ontheffing te verlenen voor het vrijlaten van deze ooievaar? Zo ja, kunt u uitleggen waarom? Zo nee, hoe zit het dan?
Er is tot op heden geen ontheffing aangevraagd. Het zal u voorts bekend zijn dat, als ontheffingaanvragen worden afgewezen, dat met redenen omkleed gebeurt. Bovendien staat tegen dergelijke afwijzingen de mogelijkheid van bezwaar en beroep open.
Vindt u een kooi of een voliere een geschikte leefomgeving voor een ooievaar, die als vogel immers het tamelijk typerende natuurlijke gedrag vertoont dat hij zich vliegend voortbeweegt? Zo ja, kunt u uitleggen hoe u tot deze opvatting gekomen bent?
Er worden vele soorten vogels in kooien of volières gehouden zonder dat wetgeving zich daartegen verzet.
Hoe beoordeelt u het werk van ooievaarsstation De Lokkerij, de inzet van de beheerders en vrijwilligers en de kennis en expertise die men daar heeft opgebouwd over ooievaars? Deelt u onze overtuiging dat het hier gaat om onbaatzuchtige en zeer waardevolle inzet voor ooievaars in nood waarbij de belangen van de dieren altijd voorop staan?
In zijn algemeenheid heb ik waardering voor mensen die zich onbaatzuchtig inzetten voor dieren in nood.
Onderschrijft u de mening dat de inschatting of een opgevangen dier succesvol terug kan keren naar de natuur belangrijker is dan de vraag of het betreffende dier in gevangenschap geboren is? Zo ja, waarom heeft u, ondanks de inschatting van De Lokkerij dat Freedom zich prima in het wild kan redden, tot nu toe geweigerd toestemming te geven voor haar vrijlating?
Nee. Uitzetten van in gevangenschap gefokte dieren kan risico’s opleveren voor de wilde populatie. Uitzetten van in gevangenschap gefokte dieren kan pas aan de orde zijn als laatste redmiddel, dat wil zeggen als de wilde populatie inmiddels is uitgestorven of vrijwel is uitgestorven. Uitzetten van in gevangenschap gefokte vogels in andere dan genoemde gevallen is in strijd met de richtlijnen van de IUCN betreffende herintroducties2.
Kunt u ook uitleggen waarom u in het geval van orka Morgan steeds geheel handelt volgens de inzichten van het Dolfinarium – dat nota bene commerciële belangen heeft bij het in gevangenschap houden van het opgevangen dier – en u in het geval van ooievaar Freedom de inzichten van het non-profit ooievaarsstation De Lokkerij negeert bij de beslissing over de toekomst van het dier?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid zo spoedig mogelijk de benodigde ontheffing te verlenen om Freedom haar vrijheid terug te geven en haar daarmee te behoeden voor een droevig leven in gevangenschap? Bent u voorts bereid uw beleidslijn aan te passen zodat voor vergelijkbare gevallen nu en in de toekomst de terugkeer naar het wild altijd kan worden gerealiseerd wanneer dit maar mogelijk is? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 2 en 5. De beleidslijn dient te bewerkstelligen dat de richtlijn van de IUCN zo consequent mogelijk wordt gevolgd. De voorgestelde aanpassing van de Beleidslijn herintroducties2 zou ertoe leiden dat afgeweken kan worden van de richtlijnen van de IUCN. Daartoe ben ik niet bereid.
Wat vindt u ervan dat ooievaars en talloze andere vogelsoorten gewoon te koop zijn voor particulieren om als gezelschapsdier gehouden te worden?
De vogelrichtlijn is niet van toepassing op in gevangenschap gefokte exemplaren van beschermde vogelsoorten. Er is geen aanknopingspunt voor een algemeen bezit en handelsverbod zoals lijkt te worden voorgesteld. Ik zie ook geen reden om dat in het kader van natuurbescherming op nationaal niveau te regelen.
Zoals eerder toegezegd, wordt er in het kader van de Wet dieren een positieflijst voor zoogdieren tot stand gebracht. Bij gebleken goede ervaringen met deze lijst zal ik overwegen deze uit te breiden naar andere diergroepen, waaronder vogels. Voor het tijdpad betreffende deze regelgeving verwijs ik naar mijn brief van 15 juli 2011.3
Vindt u dat de wens om een bepaalde vogelsoort te houden zwaarder weegt dan het belang van het dier om zijn natuurlijke gedrag te vertonen, zoals vliegen en voedsel zoeken? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u doen om een einde te maken aan de huidige situatie waarin het belang van het dier om zijn natuurlijke gedrag te vertonen juist voortdurend ondergeschikt wordt gemaakt aan de wens om allerlei diersoorten te houden als gezelschapsdier?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid op zeer korte termijn een verbod in te voeren op het houden van en handelen in ooievaars en allerlei andere diersoorten die duidelijk niet geschikt zijn als gezelschapsdier? Zo nee, waarom laat de beloofde positieflijst ondanks vele verzoeken daartoe vanuit de Kamer zo ongelooflijk lang op zich wachten?
Zie antwoord vraag 8.
Is het waar dat De Lokkerij u heeft uitgenodigd voor de geplande vrijlating van Freedom op 4 augustus jl., maar dat u voor de eer hebt bedankt? Hebt u eigenlijk weleens een vogelasiel of opvangcentrum bezocht in het kader van uw functie als staatssecretaris?
Ik was niet in de gelegenheid deze uitnodiging aan te nemen. Ik probeer mijn werkbezoeken een afspiegeling te laten zijn van de portefeuille die ik als staatssecretaris behartig. Een bezoek aan een vogelasiel of opvangcentrum is er nog niet van gekomen.
De onterecht verleende vergunning voor de verplaatsing van orka Morgan naar Tenerife |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Hebt u kennisgenomen van het oordeel van de rechter dat uw ministerie ten onrechte een vergunning heeft verleend voor de verplaatsing van orka Morgan naar een attractiepark op Tenerife en dat u onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de mogelijkheden om de orka terug te plaatsen in het wild?
Ja.
Deelt u de mening dat deze blamage u niet getroffen zou hebben als u het door de Kamer gewenste onafhankelijke onderzoek mogelijk had gemaakt door gewoon de motie-Ouwehand1 uit te voeren en geen overhaaste beslissing had genomen, die louter gebaseerd was op de inzichten van commerciële organisatie, te weten het Dolfinarium te Harderwijk?
Neen.
Kunt u uitleggen waarom u de Kamervragen over de vergunningaanvraag om Morgan naar Loro Parque te verplaatsen2 niet heeft beantwoord, maar kennelijk wel tijd had om binnen een tijdsbestek van nog geen twee weken de desbetreffende vergunning te verlenen? Kunt u de vragen alsnog zo spoedig mogelijk beantwoorden?
De beantwoording van de Kamervragen van het lid Ouwehand over het plan van het Dolfinarium om Morgan te verhuizen naar een attractiepark op Tenerife (Kamerstuk 2011Z15742, ingezonden 22 juli 2011) vergt nader onderzoek als gevolg van de uitspraak van de voorzieningenrechter en een lopende bezwaarprocedure. In die beantwoording zal ik ook ingaan op de wijze waarop ik gevolg heb gegeven aan de uitspraak van de rechter.
Op welke wijze gaat u gevolg geven aan de uitspraak van de rechter dat u onderzoek moet doen naar de mogelijkheden om Morgan terug te plaatsen in het wild en dat zij in de tussentijd meer ruimte moet krijgen in haar tijdelijke verblijf in het Dolfinarium?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid voor het beantwoorden van deze vragen dezelfde spoed aan de dag te leggen als u bij de verlening van de door het Dolfinarium gevraagde vergunningen heeft gedaan? Zo nee, welke redenen heeft u om sneller in te gaan op verzoeken van het Dolfinarium dan op vragen van de Kamer?
Zowel bij het beantwoorden van Kamervragen als bij verzoeken om vergunningen wordt door mij de uiterste zorgvuldigheid betracht. De aanvraag en verstrekking van een EG-certificaat voor het verplaatsen van een dier binnen de EU is een standaard procedure. De Dienst Regelingen van mijn ministerie beoordeelde de aanvraag over Morgan en vroeg advies aan de Spaanse Wetenschappelijke CITES Autoriteit. Deze procedure verliep voorspoedig en er kon daarom snel en efficiënt worden gewerkt.
Het Windbos |
|
Karen Gerbrands (PVV), Jhim van Bemmel (PVV) |
|
Bent u bekend met de artikelen «Windbos nieuwe inkomstenbron Staatsbosbeheer»1 en «Windbos mag dier niet kop kosten»?1
Ja.
Deelt u de mening dat Staatsbosbeheer zich enkel dient te richten op het beheer van natuur en niet op de (groene) energiemarkt? Zo nee, waarom niet?
Staatsbosbeheer is sinds haar oprichting een organisatie die een maatschappelijke nutsfunctie vervult. Staatsbosbeheer is een multifunctionele organisatie die naast natuurdoelen staat voor recreatie en de productie van duurzame grondstoffen en brandstoffen. Dit conform de wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer die per 1 januari 1998 in werking is getreden.
Heeft er een inspraakprocedure voor omwonenden plaatsgevonden? Zo ja, wat was hiervan het resultaat? Zo nee, waarom niet?
Nee. Momenteel is er nog geen sprake van concrete windbosprojecten. Vanzelfsprekend zullen de eventuele projecten de geldende planologische procedures inclusief inspraak en informatie-uitwisseling doorlopen.
Met welke middelen worden deze windmolens en de onderzoeken naar vluchtroutes van vogels en vleermuizen gefinancierd? Is hier overheidsgeld aan besteed? Zo ja, hoeveel, onder welke noemer en vanuit welke instantie?
Op dit moment zijn de plannen nog niet voldoende concreet om hier antwoord op te kunnen geven.
Deelt u de mening dat windmolens een gevaar vormen voor vogels en vleermuizen, zeker wanneer deze windmolens in of dichtbij hun leefomgeving worden geplaatst?
Een aantal jaren geleden is er door Alterra een onderzoek gedaan naar de effecten van windmolens op vogel- en vleermuispopulaties. De algemene conclusie was dat negatieve effecten kunnen optreden. Maar dit kan vrijwel geheel worden voorkomen door bij de locatiekeuze en bij de plaatsing van de windmolens rekening te houden met de vliegroutes.
Vindt u dat het diervriendelijk afstellen van de windmolens de economische waarde van de windmolens minimaliseert en hierdoor een geldverslindend project ontstaat? Zo ja, bent u dan bereid om af te zien van dit project?
Staatsbosbeheer heeft aangegeven dat zij alleen projecten zal uitvoeren die een voldoende bedrijfseconomisch rendement opleveren.
Onderschrijft u de uitspraak dat windmolens in combinatie met natuur meer draagvlak genereren? Zo ja, op basis van welke gegevens wordt deze bewering gedaan?
Met deze projecten van Staatsbosbeheer kan duurzame energie worden opgewekt en tegelijkertijd bos worden gefinancierd. Het bosschap, waarin de beheerders zijn verenigd, is op zoek naar mogelijkheden om weer geld te verdienen aan het bos. Dat past goed binnen de lijn dat Staatsbosbeheer om beheerskosten te verlagen.
In deze bossen kunnen mensen recreëren, wandelen en fietsen. Bossen leveren ook hout en bossen kunnen dus bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen ten aanzien van duurzame energie. Uit verschillende verkenningen, o.a. in opdracht van het ministerie uitgevoerd, blijkt dat bos in de samenleving hoog wordt gewaardeerd.
De aanhoudende meldingen van misstanden bij diertransporten |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Marianne Thieme (PvdD) |
|
Kent u de rapportage van de misstanden door Eyes on Animals tijdens een diertransport door de Nederlandse transporteur Keus en Mollink naar Turkije, waar o.a. Uitgesproken VARA op vrijdag 22 juli aandacht aan besteedt?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de bevindingen van Eyes on Animals dat tijdens het transport voldoende ligstro ontbreekt, de dieren te weinig water krijgen en na een zeer lange tocht in slechte conditie in Ankara aankomen?
Tot op heden heb ik op geen nadere informatie ontvangen van de Hongaarse, Bulgaarse en/of Turkse autoriteiten naar aanleiding van mijn verzoek. Ik kan de bevindingen derhalve niet verifiëren.
Heeft u inmiddels nadere informatie van de Turkse, Bulgaarse en Hongaarse autoriteiten over onderzoek naar een diertransport op 17 april jl. van 67 runderen uit Hongarije door hetzelfde bedrijf, waar u de Kamer in uw brief van 14 juni jl. over heeft geïnformeerd?2
Zie antwoord vraag 2.
Heeft het onderzoek van de nVWA naar het reisjournaal van het diertransport van de 67 runderen, de reis en rusttijden, de vervoersbewijzen van de chauffeurs en de bevindingen van de lokale autoriteiten kennis van strafbare feiten opgeleverd? Zo ja, welke maatregelen zijn tegen dit bedrijf genomen en welke boetes zijn opgelegd? Zo neen, hoe verklaart u dat?
De nVWA heeft op 29 juni 2011 het bedrijf een bestuurlijke boete van € 1 500 opgelegd wegens het niet zonder oponthoud uitvoeren van het transport van deze runderen naar de plaats van bestemming. Bij meerdere opeenvolgende overtredingen of bij ernstige overtredingen kan de nVWA besluiten de vergunning direct te schorsen of in te trekken. Hiervan was in dit geval geen sprake.
Hoe verklaart u dat ondanks nVWA controles de, bij de nVWA slecht bekend staande, diertransporteur op deze wijze dieren naar Turkije heeft kunnen vervoeren?
Het betreffende transport is gestart in Hongarije. Derhalve heeft niet de nVWA, maar de Hongaarse autoriteit het transport gecertificeerd.
Wanneer legt u de vrachtwagens van deze recidiverende transporteur aan de ketting? Met andere woorden wanneer wordt de vergunning ingetrokken? Indien u dit niet van plan bent, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Welke rol heeft de kwaliteitsregeling Quality system Livestock Logistics (QLL) in de casus van Keus en Mollink gehad? Indien geen enkele rol, waarom niet?
Het bedrijf is lid van QLL. De nVWA heeft QLL in dit specifieke geval op de hoogte gesteld van de opgelegde bestuurlijke boete. Het is aan QLL om zelf te bepalen of en zo ja welke maatregelen er worden genomen tegen een deelnemer.
In het algemeen gesproken ga ik ervan uit dat QLL passende maatregelen neemt tegen deelnemers die zich niet aan de kwaliteitsregeling houden.
Op welke wijze bent u van plan de motie Thieme3 uit te voeren, waarin de Kamer de regering opdraagt de controle op veetransporten en slachthuizen weer geheel in overheidshanden te nemen? Ziet u nog steeds een rol voor de dierenpolitie bij deze controle? Zo ja, wanneer gaat u de Kamer over deze plannen voor de inzet van dierenpolitie bij controle van veetransporten informeren?
Over de motie Thieme (TK 26 991 nr. 304, 12 januari 2011) heb ik met uw Kamer gesproken tijdens het spoeddebat op 28 april 2011. Ik verwijs u hiervoor naar de handelingen van de Tweede Kamer. Over de dierenpolitie zullen de minister van Veiligheid en Justitie en ik u verder informeren in oktober 2011.
Het plan van het Dolfinarium om Morgan te verhuizen naar een attractiepark op Tenerife |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Is het waar dat het Dolfinarium bij uw ministerie een vergunning heeft aangevraagd voor de verhuizing van Morgan naar Loro Parque in Tenerife?1 Zo ja, op welke termijn beslist u over deze aanvraag? Zo neen, hoe zit het dan?
Hoe verhoudt een eventuele overplaatsing van Morgan naar een park op Tenerife zich tot uw toezegging dat «als we over de gegevens en de onderbouwing beschikken dat het voor het dier veilig is, willen wij bevorderen, stimuleren, dat het teruggaat naar de vrije zee»?2 Kunt u uiteenzetten hoe deze toezegging wordt meegewogen en verankerd bij de ontwikkelingen rond Morgan, inclusief de nu voorliggende vergunningaanvraag?
Voor het antwoord op de hierboven vermelde vragen, verwijs ik naar mijn brief aan uw Kamer over mijn beslissing op het bezwaar van de Orka Coalitie.
Is er een geldbedrag gemoeid met het plan van het Dolfinarium om Morgan te laten overnemen door Loro Parque op Tenerife? Zo ja, om welk bedrag gaat het?
Wat is de stand van zaken van de uitvoering van de op 28 juni aangenomen motie Ouwehand waarin de Kamer u gevraagd heeft het Dolfinarium op te dragen de gegevens over Morgan openbaar te maken, zodat onafhankelijk onderzoek mogelijk is naar de terugplaatsing van deze orka in het wild?3 Wat vindt u ervan dat het Dolfinarium, nog voordat u bent begonnen met de uitvoering van deze motie, in de media heeft laten weten «vooralsnog niet in te willen gaan op de wens van de politiek?»4 Vindt u het gepast dat een commerciële organisatie die een vergunning heeft gekregen voor de opvang van een in het wild levende orka het betreffende dier als haar eigendom beschouwt waar niemand zich verder mee mag bemoeien, ook de volksvertegenwoordiging niet?
Kunt u zeggen hoe u het Dolfinarium – een park dat zich profileert met shows en voorstellingen – typeert? Deelt u de mening dat de uitspraak «Dit is geen attractiepark, maar een zeezoogdierenpark» een vertekening van de werkelijkheid is? Wat vindt u van beweringen als «Morgan geniet van de aandacht van de gasten. Zoals het voor bezoekers leuk is om naar haar te kijken, is het voor haar leuk om naar ons te kijken» en «De openbaarmaking van de gegevens van Morgan schaadt haar privacy»?5
Het Dolfinarium is een zeezoogdierenpark, een dierentuin die voldoet aan de wet- en regelgeving die daarvoor in internationaal, Europees en Nederlands verband gelden. Het is gebleken dat Morgan in het bassin waarin ze nu verkeert, positief reageert op de aandacht van verzorgers en van gasten en dat de orka blijk geeft van verveling als ze gedurende langere tijd alleen gelaten wordt, hetgeen soms niet te voorkomen is.
Kunt u bevestigen dat het Loro Parque een attractiepark is waar dagelijks drie orkashows, vier dolfijnenshows, vijf zeeleeuwenshows en zes papegaaienshows plaatsvinden ter vermaak van het publiek? Hoe oordeelt u over shows waarbij toppredatoren die bekend staan om hun hoge intelligentie kunstjes moeten vertonen die tegen het natuurlijk gedrag in gaan? Zou een eventuele overplaatsing naar Loro Parque betekenen dat Morgan zal worden ingezet in de shows van dit park? Zo ja, hoe verhoudt dat zich tot de beloofde inspanningen om het dier terug te laten keren in het wild? Zo neen, hoe weet u dat zo zeker?
Zie antwoord vraag 2.
Welke kennis is er op uw ministerie over Loro Parque? Bent u ervan op de hoogte dat er meerdere incidenten in dit park zijn geweest waarbij de trainers zijn aangevallen door de orka’s en waarbij zelf een trainer om het leven is gekomen6 7? Wat vindt u ervan -in termen van betrouwbaarheid van het park- dat Loro Parquede dood een ongeluk blijven noemen terwijl uit het autopsie rapport blijkt dat de trainer is omgekomen als gevolg van een aanval door de orka?8
Het is mij bekend dat er enige ongelukken hebben plaatsgevonden in Loro Parque met orkatrainers. Het is niet aan mij om een oordeel te vellen over de kwalificaties van de trainers, die Loro Parque nodig acht voor het omgaan met orka’s. Ik ga mij niet mengen in de interne nationale Spaanse regelgeving op dat gebied. Dat geldt ook voor de beoordeling van een intern autopsierapport.
Het bassin van Loro Parque is onlangs in zijn geheel gerenoveerd, waarbij geleerd is van de lessen uit het verleden. De diepte van het bassin is aangepast en de coating van de wanden is vernieuwd.
Is het waar dat inmiddels meer dan de helft van de trainers en verzorgers van de orka’s niet is gekwalificeerd of getraind volgens de standaard van SeaWorld om met orka’s om te gaan?9 Als een opleiding volgens de standaarden van SeaWorld al iets zegt over de kwaliteit ten aanzien van de verzorging van orka’s, wat zegt het u dan dat dat de helft van de mensen die voor Morgan moeten gaan zorgen niet aan deze standaarden voldoet? Klopt het dat de orka’s in Loro Parque in 2007 allemaal een endoscopie moesten ondergaan omdat er verkeerde coating was gebruikt van de bassins? Zo ja, hoe oordeelt u over dit gebrek aan kennis over het houden van orka’s?
Zie antwoord vraag 7.
Gelden de criteria die u de Kamer heeft meegedeeld over de terugplaatsing in het wild, te weten beschikbaarheid en onderbouwing van gegevens dat het voor het dier veilig is, ook voor een eventuele overplaatsing naar een ander park? Zo ja, kunt u deze gegevens naar de Kamer sturen en zeggen hoe beoordeelt de waarschuwingen van wetenschappers beoordeelt die zeggen dat de plaatsing van een orka in een groep die geen familie is, haar taal niet spreekt, en waarin door gebrek aan sociale structuur al veel agressief gedrag is getoond, het welzijn van deze orka niet ten goede zal komen?10 Zo neen, waarom niet? Welke criteria legt u dan wel aan de dag voor de beoordeling van overplaatsingsvergunningen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u bevestigen dat u op dit moment eindverantwoordelijke bent ten aanzien van het welzijn van Morgan? Zo ja, op welke wijze verandert dit als Morgan naar het buitenland wordt overgeplaatst? Zo neen, hoe zit het dan en wat verandert er bij overplaatsing naar het buitenland?
Kunt u toezeggen dat u in elk geval geen vergunningen verleent voor een eventuele verplaatsing van Morgan voordat u de Kamer heeft geïnformeerd over de uitvoering van de motie Ouwehand 3 en de verdere concretisering van de inzet om de orka te terug te laten keren naar het wild met als eventuele tussenstap de verplaatsing naar een natuurlijker omgeving?
Het afschieten van zwijnen binnen de bebouwde kom |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat provincie Gelderland via een aanwijzing toestemming heeft verleend om zwijnen binnen de bebouwde kom af te schieten?1
Ja.
Is het waar dat de overlast bij woonwijken met name daar voorkomt, waar goede wildrasters ontbreken?
Dat lijkt mij niet onwaarschijnlijk.
Deelt u de mening er sprake is van verwijtbare nalatigheid gezien uit het rapport «Plan van aanpak Wilde zwijnen lekken Veluwe» blijkt dat er nog steeds geen deugdelijk wildraster is bij Epe?2 Zo ja, wie verwijt u deze nalatigheid en bent u bereid de veroorzaker van deze nalatigheid daarop aan te spreken? Zo neen, waarom niet?
Beheer en schadebestrijding en het vaststellen van welke middelen gebruik mag worden gemaakt is de verantwoordelijkheid van de provincie. Ik wil niet in die verantwoordelijkheid treden. Ik ga ervan uit dat besluiten van Gedeputeerde Staten worden genomen binnen de relevante wettelijke kaders, inclusief het Beneluxverdrag. Een van die kaders is dat er geen andere bevredigende oplossing, zoals bijvoorbeeld het plaatsen van wildrasters, bestaat. Tegen besluiten van Gedeputeerde Staten staat de mogelijkheid van bezwaar en beroep open.
Kunt u aangeven wat de status is van het «Plan van aanpak Wilde zwijnen lekken Veluwe»?
Het betreft hier een in opdracht van de provincie opgesteld plan van aanpak.
Hoe beoordeelt u het feit dat nu toestemming wordt verleend voor afschot van een beschermde soort in de bebouwde kom, terwijl uit de overwegingen bij de aanwijzing blijkt dat afrastering een oplossing is, maar daar nu geen geld voor is? Bent u bereid er bij de gemeente en de provincie op aan te dringen naar aanvullende middelen te zoeken, omdat afschot alleen als allerlaatste middel toegepast zou mogen worden en niet omdat er geld ontbreekt? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat de zwijnen binnen de bebouwde kom ook met hagel geschoten mogen worden? Zo ja, deelt u de mening dat met het gebruik van hagel op te grote afstand de kans groot is dat het dier niet direct gedood wordt, maar wel (ernstig) gewond raakt en de kans bestaat dat de hagel het doel mist, afketst en andere mensen, dieren of zaken raakt? Zo ja, bent u bereid gezien de gevaren het gebruik van hagel in de bebouwde kom te verbieden? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven wie er naar uw mening probleemhouder is gezien uit de nieuwsbrief van de Vereniging Wildbeheer Veluwe blijkt dat de gemeente en provincie daar nog niet over uit blijken te zijn?3 Deelt u de mening dat bij afwezigheid van een probleemhouder het onverantwoord is om toestemming te verlenen tot de afschot van een beschermde diersoort binnen de bebouwde kom?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u gelet op de systematiek van de Flora- en faunawet, waarin preventie en bescherming het uitgangspunt dienen te vormen, inzage geven in de verjaagacties die de gemeente Epe uitgevoerd zou hebben, en bent u van mening dat de gemeente Epe dat in voldoende mate heeft gedaan voordat toestemming voor afschot binnen de gemeentegrenzen werd gegeven? Zo ja, kunt u uiteenzetten welke acties door de gemeente zijn ondernomen?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat verlenging van de aanwijzing niet aan de orde mag zijn, zolang er geen wildkerend raster door de gemeente wordt geplaatst? Zo ja, bent u bereid gemeente en provincie hierop aan te spreken? Zo neen, hoe kan dan worden verwacht dat afschot de overlast tegen gaat?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat in de aanwijzing is geregeld dat een toestemming van de grondgebruiker vereist is om tot afschieten over te gaan? Zo ja, welke mogelijkheden heeft een grondgebruiker binnen de bebouwde kom om zijn terrein vrij van jacht te houden indien deze dat wenst?
Ja. Grondgebruikers kunnen toestemming tot afschot weigeren.
Deelt u de mening dat de gemeente bij het maken van het bestemmingsplan om woningen in het bosgebied mogelijk te maken, plannen had moeten maken voor een wildraster, gezien het voorkomen van wilde zwijnen en de mogelijkheid om de kosten uit de gronduitgifte te betalen? Zo ja, bent u bereid de gemeente hierop aan te spreken? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven hoeveel gemeenten, die menen overlast van wilde zwijnen te ondervinden, in hun Algemene Plaatselijke Verordening een voerverbod hebben opgenomen en dit verbod handhaven?
Wilde zwijnen houden zich niet in de bebouwde kom op, omdat zij worden bijgevoerd. Wilde zwijnen wroeten binnen de bebouwde kom in gazons en grasvelden vanwege de insectenlarven en wormen die zich in de grasmat ophouden om zodoende hun behoefte aan dierlijke eiwitten te bevredigen.
Is de aanwijzing in overeenstemming met het Beneluxverdrag, waar het gaat om gebruik van hulpmiddelen zoals restlichtversterkers, knaldempers, gebruikte munitie of anderszins? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo neen, bent u bereid de provincie hierop aan te spreken?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid deze vragen met spoed te beantwoorden gelet op het feit dat het afschot op dit moment plaatsvindt?
Ja.
Het verband tussen fosfaat en de visstand in de Noordzee |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Bent u bekend met de vraag bij het schriftelijk overleg Visserij over het verband tussen fosfaat en de visstand, waarbij u stelde dat dit niet aantoonbaar onderzocht is?1
Ja. In mijn brief van 29 juni 2011 (2011z14744) heb ik aangegeven dat er geen wetenschappelijke basis is voor het bemesten van de Noordzee ten behoeve van een verhoging van de productie van schol en tong. Het effect van een fosfaatbemesting op de platvisproductie is onvoorspelbaar en kan mogelijk tot negatieve effecten leiden. Tot deze conclusie kwamen de auteurs van het rapport van IMARES, LEI en NIOZ naar aanleiding van de vraag van de Tweede Kamer om de hypothese dat fosfaat toevoegen aan de zee gunstig is voor de productiviteit van het zee-ecosysteem te laten onderzoeken2.
Hoe verhoudt deze verklaring zich tot het rapport «Invloed van stikstof en fosfor op de visstand in de Noordzee», opgesteld door de vakgroep Mariene Ecologie van de Universiteit van Groningen (1997), waarin het verband tussen de toenemende afvoer van opgelost fosfaat naar het kustwater in 1961–1981 en de enorme toename van de productie van vis, schaal- en schelpdieren in dezelfde periode door deze studie worden bevestigd?2
Boddeke en Hagel gaven in hun stuk over de relatie tussen eutrofiëring en vis productie4 aan, dat «een causaal verband tussen de eutrofiëring en de toegenomen aanlandingen moeilijk is aan te tonen». Volgens hen «hebben incidentele goede jaarklassen» (aanwas) «en visserijdruk ook een aanzienlijke invloed op Noordzee vis bestanden en aanlandingen». Dit wordt nog immer onderschreven door de huidige wetenschappers van IMARES. In dit verband wordt ook de temperatuur van de zee genoemd.
Deelt u de mening dat het aanwijzen van vissers als reden voor het teruglopen van de visstand in de Noordzee onjuist en onredelijk is, daar het aantal vissers en het totaal aantal ton vis dat wordt opgevist juist alleen maar is afgenomen? Zo ja, bent u met ons van mening dat een afgenomen fosfaatdump de grootste boosdoener is?
Ik ben van mening dat er veel factoren zijn die de productiviteit van de visbestanden beïnvloeden. Simpele oorzaak-gevolg-relaties zijn niet te geven.
Het Noordzee ecosysteem is daarvoor te complex. Wel constateer ik dat de visserijdruk in de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw veel te hoog was en buiten biologisch veilige grenzen lag voor onder andere kabeljauw, schol en tong5. Verlaging van die visserijdruk heeft geleid tot herstel van de bestanden.
Bent u bekend met de gevolgen voor de trekvogels bij het teruglopen van de visstand naar aanleiding van deze vermindering van fosfaat en de verplichting die Nederland internationaal gezien heeft om deze te beschermen?
De adviezen van ICES tonen aan dat het visserijbeleid van de afgelopen jaren, gericht op de beperking van de capaciteit en reductie van quota en zeedagen door meerjarenplannen, technische maatregelen, innovatie en andere maatregelen, heeft geleid tot een ommekeer in de vistrends in de Noordzee. Het gaat door de bank genomen goed tot zeer goed met de commerciële Noordzeevisbestanden. Een uitzondering is de kabeljauw, maar ook daar groeit het bestand weer langzaam. Deze gunstige ontwikkeling van de visstanden heeft gevolgen voor de trekvogels.
Bent u met het oog op de economische situatie waar onze vissers zich in verkeren bereid om op basis van lectuur als «Eutrophication of the North Sea continental zone, a blessing in disguise» en het rapport «Invloed van stikstof en fosfor op de visstand in de Noordzee», waarin het verband tussen fosfaat en het teruglopen van de visstand aangetoond wordt, het water (op kleine schaal) met fosfaat te bemesten? Zo nee, waarom niet?3
Het in 2007 uitgebrachte wetenschappelijke rapport van IMARES, LEI en NIOZ geeft aan dat de verwachte opbrengsten van fosfaat bemesting relatief beperkt zijn, de kosten voor de overheid hoog en dat het mogelijk risico’s met zich meebrengt voor het ecosysteem, andere gebruikers en voor de buurlanden. Daar de economische situatie voor een belangrijk deel, maar niet louter wordt bepaald door de omvang van de vangstmogelijkheden, acht ik een dergelijke proef niet gewenst. Een ambitieuze herziening van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid moet bijdragen aan een duurzame visserij.
Het doden van vossen met vangkooien |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Kent u het bericht «Een vos gevangen, maar wat dan»?1
Ja.
Deelt u de mening dat vangkooien niet-selectief zijn en dat naast vossen ook andere dieren het risico lopen in deze vallen te belanden? Zo ja, hoe verhoudt dat zich tot de zorgplicht die geldt voor soorten die niet als schadesoort zijn aangemerkt? Zo neen, op welke gegevens baseert u dit?
Vangkooien zijn niet-selectief. Op grond van de zorgplicht (artikel 2 van de Flora- en faunawet) dient de gebruiker van het vangmiddel dit selectief en zorgvuldig te gebruiken. Dit houdt bijvoorbeeld in dat dieren, die niet met het betreffende vangmiddel mogen worden gevangen, onverwijld dienen te worden vrijgelaten.
Zijn er regels die bepalen hoe vaak een val gecontroleerd moet worden op de aanwezigheid van levende dieren? Zo ja, welke? Zo nee, op welke wijze wordt dan gegarandeerd dat in vallen gevangen dieren zo min mogelijk lijden?
Zie antwoord vraag 2.
Onderschrijft u dat het vangen en doden van vossen in de kraam- en zoogtijd niet gewenst is? Zo ja, bent u bereid maatregelen te treffen om dit te verbieden? Zo nee, waarom niet?
Nee. De kraam- en zoogperiode van vossen valt samen met het broedseizoen van op de grond broedende vogels. Het is juist vanwege schade aan op de grond broedende vogels dat de vos is aangewezen als landelijke schadesoort, die in het gehele land jaarrond mag worden bestreden.
Kunt u uiteenzetten op welke manier de dieren die met een vangkooi worden gevangen, gedood mogen worden? Op welke wettelijke regels is dit gebaseerd?
Artikel 73 van de Flora- en faunawet gebiedt dat bij de bestrijding van schade onnodig lijden van dieren wordt voorkomen.
Hoe beoordeelt u de uitspraak uit het artikel «Naast de val een diepe put graven en dat beest er in gooien. Dat mag wel»?2 Kunt u aangeven hoe toezichthouders wat u betreft met dergelijke oplossingen om zouden moeten gaan?
De toezichthouder moet dan proces-verbaal opmaken, vanwege dierkwelling.
Dergelijk gedrag zal niet getolereerd worden.
Bent u bereid een verbod in te stellen op het gebruik van niet-selectieve vangmiddelen, zoals de vangkooi? Zo ja, binnen welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het houden van powerboatraces in de Waddenzee |
|
Marianne Thieme (PvdD), Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Klopt het dat er een vergunningaanvraag op uw bureau ligt voor het houden van de Grand Prix of the Sea op de Waddenzee, een driedaagse «powerboatrace»? Zo ja, wanneer beslist u over deze aanvraag? Zo nee, hoe zit het dan?1
Nee. Ik heb een handhavingsverzoek in het kader van de Flora- en faunawet ontvangen van de Waddenvereniging. Dit handhavingsverzoek is echter niet meer aan de orde, omdat de organisatie het evenement heeft afgeblazen. Omdat de organisatie het evenement volgend jaar wel doorgang wil laten vinden, heb ik de organisatie erop gewezen dat het evenement mogelijk strijdig is met de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet en dat, als dat zo is, het evenement geen doorgang kan vinden zonder dat daarvoor dezerzijds ontheffing is verleend. Ik heb de organisatie geadviseerd een ontheffingsprocedure te starten.
Wat vindt u van het idee om supersnelle boten met zware motoren tot wel 225 km per uur te laten scheuren in een «aquarena» in een beschermd natuurgebied? Deelt u de mening dat een dergelijke Grand Prix ongewenst is gezien de grootschalige verstoring die het veroorzaakt voor het leven in en rond (een beschermd deel van) de zee? Zo nee, vindt u dan dat een autorace op de Veluwe ook moet kunnen?
In zijn algemeenheid is het zo dat activiteiten met een mogelijke verstorende of verslechterende invloed op instandhoudingsdoelstellingen in een Natura 2000-gebied zoals de Waddenzee worden onderworpen aan het beschermingsregime van de Natuurbeschermingswet. Zo’n activiteit kan alleen toegestaan worden, indien de zekerheid is verkregen dat er geen significante gevolgen zullen optreden voor de instandhoudingsdoelstellingen. De best beschikbare wetenschappelijke kennis, bijvoorbeeld over de effecten van onderwatergeluiden op bruinvissen, moet bij deze effectbeoordeling gebruikt worden. Alle activiteiten moeten op dezelfde wijze worden getoetst en de cumulatieve effecten van al deze activiteiten moeten worden meegewogen, op de korte termijn door alle andere bekende activiteiten mee te wegen, voor de langere termijn op basis van monitoringsgegevens en trendanalyses van de staat van instandhouding van de beschermde natuurwaarden. Het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen staat voorop, activiteiten die daaraan niet in de weg staan zijn in dat kader niet onwenselijk.
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland is in deze het bevoegd gezag. Ik ga ervan uit dat Gedeputeerde Staten van Noord-Holland weloverwogen, in het licht van hetgeen ik hiervoor heb uiteengezet, tot een besluit is gekomen. Tegen het betreffende besluit is bovendien bezwaar en beroep mogelijk.
De Waddenvereniging heeft van die mogelijkheid gebruik gemaakt. De door de Waddenvereniging gevraagde voorlopige voorziening is niet toegewezen. In de bodemprocedure moet nog uitspraak worden gedaan.
Of aanvankelijk de vergunningaanvraag is geweigerd en vervolgens wel is verleend, is mij niet bekend. Voor het verkrijgen van het betreffende besluit en de onderliggende stukken op basis waarvan het besluit is genomen, kunt u zich wenden tot de provincie Noord-Holland.
Bent u bereid om, gelet op de overlast en de verstoring die een powerboatrace zal veroorzaken, het voorzorgbeginsel toe te passen en de benodigde vergunning te weigeren? Zo nee, hoe zal uw toestemming voor een verstorend spektakel met raceboten in de Waddenzee zich verhouden tot beperkende maatregelen in de visserijsector die vanuit de opgave de mariene natuur te beschermen reeds zijn opgelegd en nog zullen volgen? Deelt u de mening dat een ruimhartige benadering van de vergunningaanvraag voor de powerboatraces het draagvlak voor natuurbeschermende maatregelen in de visserijsector op het spel kan zetten? Zo ja, deelt u de mening dat dit een onverstandige zet zou zijn? Zo nee, waarom denkt u van niet?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat de provincie Noord-Holland eerst geen vergunning verleende op basis van de second opinion van Altenburg & Wymenga, maar dat na aanvullende informatie van de organisatie de vergunning wel werd verleend? Zo ja, bent u bereid deze aanvullende informatie op te vragen en naar de Kamer te zenden tezamen met de second opinion en het oorspronkelijke IMARES rapport? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat, gezien voorschrijdend wetenschappelijk inzicht uitwijst dat onderwatergeluid in de Noordzee schade toebrengt aan vissen en zeezoogdieren en migraties verstoort, een verdere toename van dit geluid onwenselijk is en in strijd is met de wettelijke verplichtingen ter bescherming van deze soorten? Zo nee, waarom niet?2
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het toestaan van powerboatraces in een beschermd natuurgebied gezien de verstorende en verontrustende werking op vogels, vissen en zeezoogdieren niet in lijn is met de zorgplicht die voortvloeit uit de Flora- en faunawet? Zo nee, waar baseert u dat op?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat, gezien bruinvissen erg gevoelig zijn voor onderwatergeluid en schepen mijden, het houden van races in hun leefgebied mede gezien de staat van instandhouding niet wenselijk is en dus niet toegestaan kan worden? Zo nee, waar baseert u dat op?3
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u toelichten op welke wijze cumulatie, zowel op de korte als lange termijn gezien de vergunning voor vijf jaar is, is meegenomen in de vergunningprocedure? Wordt hierbij ook rekening gehouden met activiteiten op andere dagen zoals de vlootdagen, gezien dit de dieren in het gebied ook verstoort? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Onderschrijft u dat wanneer sprake is van een verstoord gebied dit geen vrijbrief is voor het houden van nog meer verstorende activiteiten, gezien de mogelijkheid tot cumulatie en dus optreden van significante effecten toeneemt? Zo ja, bent u bereid in Noord-Holland aandacht te vragen voor cumulatie gezien nu de indruk wordt gewekt dat verdere verstoring in een verstoord gebied geen probleem is?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid, gezien de bescherming van de Waddenzee een taak van het Rijk is, er bij de provincie op aan te dringen het besluit tot verlenen van een Natuurbeschermingswetvergunning te herzien?4
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om alles in het werk te stellen om te voorkomen dat deze races in de Waddenzee gehouden worden?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat powerboatraces hoe dan ook overlast veroorzaken voor mens, dier, natuur en milieu en om die reden niet aangemoedigd zouden moeten worden? Zo ja, bent u bereid te verklaren dat er voor dergelijke evenementen geen plaats is in de Nederlandse wateren? Zo nee, hoe verklaart u dan de uitspraak van de organisator zelf, die zegt zich «suf te hebben gezocht» naar een locatie die geen overlast veroorzaakte?
Zie antwoord vraag 2.
Ernstige welzijnsproblemen bij dolfijnen in gevangenschap en het overtreden van EU-richtlijnen door onder andere het Dolfinarium in Harderwijk |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Bent u bekend met een nieuwe studie waaruit blijkt dat dolfinaria in veertien EU-lidstaten de vereisten uit de Europese richtlijn 1999/22/EG overtreden, waaronder het Dolfinarium in Harderwijk?1
Ik ken de genoemde studie. De Europese Richtlijn 1999/22/EG is via het Dierentuinenbesluit geïmplementeerd in de Nederlandse regelgeving. Het Dolfinarium in Harderwijk dient daarmee te voldoen aan de voorschriften van het Dierentuinenbesluit en dat is het geval.
Op welke wijze controleert u de naleving van het dolfinarium en andere dierentuinen aan de vereisten uit de richtlijn 1999/22/EG over het houden van wilde dieren? Hoe vaak heeft u de afgelopen vijf jaar overtredingen geconstateerd?
Voorafgaand aan de verstrekking van een vergunning op grond van het Dierentuinenbesluit worden de dierentuinen geïnspecteerd. Die inspectie wordt uitgevoerd door de visitatiecommissie dierentuinen. Ook in het geval er grote wijzigingen worden doorgevoerd, vindt een voorafgaande inspectie plaats.
Na de vergunningverlening controleert de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA) de dierentuinen. Dienst Regelingen (DR) verzorgt een controleopdracht in overleg met de nVWA. Alle dierentuinen zijn de afgelopen vijf jaar gecontroleerd. Ieder jaar controleert de nVWA een aantal dierentuinen aan de hand van de voorschriften in het Dierentuinenbesluit en de voorwaarden in de verstrekte vergunning.
Bij deze controles zijn alleen administratieve overtredingen geconstateerd. Het Dolfinarium is in de periode 2006–2011 drie maal gecontroleerd.
Wat vindt u van de bevinding dat geen enkele dolfijn, gehouden in een Europees dolfinarium, de mogelijkheid blijkt te hebben om natuurlijk gedrag te vertonen? Wat vindt u van de waarneming dat stress en stereotiep gedrag algemene verschijnselen zijn bij in gevangenschap gehouden dolfijnen?
Ieder in gevangenschap levend dier leeft onder meer beperkingen dan een dier dat in de vrije natuur leeft. Daarom rust op de houder de plicht om de mogelijkheid te creëren dat het dier zoveel mogelijk het soorteigen gedrag kan vertonen, dan wel het dier op een andere verantwoorde wijze te houden met het oog op het welzijn en de gezondheid. Het Dolfinarium gaat op zeer verantwoorde wijze om met de dolfijnen, ook tijdens de trainingen. De dolfijnen worden gehouden in overeenstemming met de «husbandry guidelines» (internationale richtlijnen voor houden en huisvesten) voor deze soort. Ik verbind hier dan ook geen beleidsconsequenties aan.
Onderschrijft u de conclusie dat dolfijnen de mogelijkheid om normaal gedrag te vertonen ook nooit kunnen krijgen in gevangenschap, gezien zij complexe en hoog intelligente sociale dieren zijn die in het wild lange afstanden afleggen en leven in sociale groepen? Zo ja, welke beleidsconsequenties verbindt u hieraan? Zo nee, waarom niet en welke wetenschappelijke onderbouwing kunt u geven voor uw opvatting?
Zie antwoord vraag 3.
Onderschrijft u de bevinding dat dolfinaria de natuurlijke leefomgeving van dolfijnen niet kunnen nabootsen in gevangenschap? Zo nee, op welke wetenschappelijk inzichten baseert u dit?
Zie antwoord vraag 3.
Onderschrijft u de bevindingen van het rapport dat dolfijnenshows geen educatieve bijdrage blijken te leveren? Zo nee, waarom niet?
Nee. Op grond van het Dierentuinenbesluit biedt het dolfinarium een educatie- en informatieprogramma aan. Daarbij worden de dieren zoveel mogelijk binnen de biologische en ecologische context geplaatst. De visitatiecommissie beoordeelt dit educatief en informatief programma. Recreatie in dierentuinen biedt een lage drempel om met educatie in aanraking te komen.
Onderschrijft u de conclusie van recent wetenschappelijk onderzoek2 dat tot op heden er geen overtuigend of zelfs maar suggestief bewijs is voor de bewering dat dierentuinen en aquaria bijdragen aan de gedragsverandering, educatie of belangstelling voor bescherming van dieren bij de bezoekers? Zo nee, kunt u toelichten wat concreet de educatieve waarden zijn van deze parken en hoe dit is gekwantificeerd?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe beoordeelt u de gevonden gezondheids- en veiligheidsgevaren tussen directe interactie van bezoekers met dolfijnen? Welke conclusies verbindt u aan deze gevaren?
In Nederland bestaat in de regel geen directe interactie tussen publiek en dolfijn.
Bent u, gelet op de opnieuw aangetoonde negatieve gevolgen voor het dierenwelzijn en het ontbreken van educatieve waarden van het tentoonstellen van dieren, bereid om te komen tot een verbod op dolfijnenshows en het houden van dolfijnen voor commerciële doeleinden? Zo ja, op welke wijze en op welke termijn? Zo nee, waarom wilt u zich niet aansluiten bij landen als Cyprus en Slovenië die hier al wel toe zijn overgegaan?
Ik zie erop toe dat het welzijn en de gezondheid van de dolfijnen in het Dolfinarium optimaal gewaarborgd zijn. Dolfijnen staan in de belangstelling bij het publiek en de shows worden daarom druk bezocht. De dolfijnenshow en het dierenpark bieden educatie en informatie. Ik ben niet bereid om dolfijnenshows te verbieden.
Bent u bereid ook bij andere lidstaten aan te dringen op navolging van de voorlopers Cyprus en Slovenië en te pleiten voor een Europees verbod op dolfijnenshows en een uitfasering van het houden van dolfijnen in gevangenschap? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u uiteenzetten welke acties uw ambtsvoorganger en uzelf hebben ondernomen op de aangenomen motie van de leden Ouwehand en Thieme3 voor een Europees import- en handelsverbod van in het wild gevangen dolfijnen? Wat is tot nu toe het resultaat geweest van deze inspanningen en welk vervolg gaat u geven aan de uitvoering van deze motie?
Alle soorten dolfijnen staan op Bijlage A van de Europese Verordening die het Internationale CITES-verdrag implementeert. Dit houdt in dat het niet mogelijk is voor commerciële doeleinden uit het wild gevangen dolfijnen in de EU te importeren.
Voor niet commerciële doeleinden is wildvang onder zeer strikte voorwaarden eventueel mogelijk. Van deze mogelijkheid wordt in de EU nauwelijks gebruik gemaakt. De meeste dolfijnen zijn in gevangenschap geboren. Ik ben van mening dat de motie uitgevoerd is en de regelgeving voldoende waarborgen voor wildvang stelt.
Bent u met ons geschrokken van de verwachting van de onderzoekers dat wanneer het aantal dolfinaria in Europa gelijk blijft of uitbreidt, er mogelijk nieuwe vangsten van dolfijnen uit het wild zullen plaatsvinden? Deelt u de mening dat het zaak is snel werk te maken van een import- en handelsverbod van in het wild gevangen dolfijnen en het instellen van een moratorium op nieuwvestiging of uitbreiding van dolfinaria?
Zie antwoord vraag 11.
Bent u bereid de Europese Commissie te vragen inbreukprocedures te starten tegen lidstaten die Richtlijn 1999/22/EG overtreden? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Nee. Ik zie geen aanleiding voor zo’n verzoek.
Deelt u de mening dat er in elk geval op korte termijn een openbare database zou moeten komen met informatie over het aantal walvisachtige soorten dat in de Europese Unie in gevangenschap wordt gehouden en op welke plaatsen? Zo ja, bent u bereid hiervoor te pleiten in Brussel? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt uw opvatting zich tot de uitspraak van uw adviesorgaan de Raad voor Dierenaangelegenheden dat er ten behoeve van het dierenwelzijn in elk geval zicht moet zijn op de dieren die in een samenleving gehouden worden?
Nee, een dergelijke Europese openbare database heeft niet mijn prioriteit om in Europa te bespreken.