Is het u, onder meer uit het bericht «Waarschuwing: geen nieuwe zonneparken, het net kan het niet aan», bekend dat netwerkbedrijven kampen met capaciteitsproblemen om zonne-energieprojecten op het elektriciteitsnetwerk aan te sluiten?1
Ja.
Is u het bericht «Groot probleem: voetbalclub wil zonnepanelen maar krijgt deksel op neus» bekend dat sportvereniging VV Nieuw Buinen hierdoor wordt getroffen?2
Ja.
Deelt u de opvatting dat het ongewenst en onbillijk is dat een sportvereniging door een capaciteitsknelpunt bij het netwerkbedrijf Enexis vooralsnog geen duurzame energie kan gaan produceren en het voordeel dat hieruit voortvloeit niet kan genieten? Zo nee, waarom niet?
Dit is uiteraard ongewenst voor iedere partij die hernieuwbare elektriciteit op wil wekken en daar de benodigde investeringen in tijd, menskracht en financiën voor gedaan heeft. Ik onderzoek met ACM en de netbeheerders welke oplossing passend is voor tijdig investeren en of de regelgeving daarvoor gewijzigd moet worden. Daarnaast ben ik samen met de netbeheerders, decentrale overheden, ACM en andere betrokkenen aan het bezien welke overige maatregelen soelaas kunnen bieden.
Bent u bereid u nader te verdiepen in de knelpunten die VV Nieuw Buinen ondervindt en te bevorderen dat de aan te leggen installatie voor het opwekken van zonne-energie spoedig op het net wordt aangesloten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u concreet ondernemen?
Zie het antwoord op vraag 3.
Is het u bekend dat de Subsidieregeling Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties (EDS) de voorwaarde kent dat de aanvrager binnen een jaar na de subsidietoekenning de maatregel waarvoor subsidie is aangevraagd moet uitvoeren en dat, in het geval dat niet geschiedt, niet binnen een termijn van drie jaar opnieuw subsidie toegekend kan worden voor deze maatregel?
Er geldt inderdaad de voorwaarde dat men binnen een jaar na verlening van de subsidiebeschikking de maatregel moet hebben gerealiseerd.
De voorwaarde dat men binnen een termijn van drie jaar niet een nieuwe subsidie toegekend kan krijgen voor dezelfde maatregel is niet opgenomen in de regeling van de EDS. Er is wel een voorwaarde dat er slechts eenmaal per kalenderjaar subsidie kan worden verleend voor dezelfde maatregel aan een aanvrager.
Deelt u de opvatting dat het onbillijk en ongewenst is dat deze restrictie in de EDS geldt indien de vertraging wordt veroorzaakt door een omstandigheid die de aanvrager niet kan beïnvloeden, in casu onvoldoende capaciteit voor aansluiting op het netwerk? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om te voorkomen dat de subsidie komt te vervallen en niet meer binnen een termijn van drie jaar kan worden aangevraagd?
In beginsel is er geen uitstel mogelijk, maar bij bijzondere omstandigheden kan er besloten worden om de realisatietermijn te verlengen. Hierover wordt dan een gesprek gevoerd met de desbetreffende aanvrager. De EDS is per 7 december 2018 gesloten. Per 1 januari 2019 is de regeling Stimulering bouw en onderhoud van sportaccommodaties (BOSA) onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport open gegaan. De vereniging kan voor deze regeling in aanmerking komen waardoor de realisatietermijn opnieuw drie jaar wordt. Bijkomend voordeel is dat het subsidiepercentage van deze regeling hoger is dan bij de EDS (35% vs. 30%) en geldt op materiaal en arbeid. Daarnaast kan het gezien het langere traject ook gunstig zijn om een nieuwe overeenkomst af te sluiten voor de projectontwikkelaar omdat de prijzen en de techniek van zonnepanelen constant in beweging zijn.
Bent u bereid meer generiek maatregelen te treffen die voorkomen dat de aansluiting van projecten voor kleinschalige energieopwekking niet worden gedupeerd door capaciteitsproblemen op het netwerk? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u dan treffen?
Het artikel ‘Boorlocatie Ameland weggespoeld, vrees voor vervuiling’ |
|
Tom van der Lee (GL) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Hebt u kennisgenomen van het artikel «Boorlocatie Ameland weggespoeld, vrees voor vervuiling»?1
Ja.
Klopt het dat vervuilde grond in de zee is gespoeld? Kunt u nader toelichten wat hier precies is gebeurd?
Het klopt dat zand met een verontreiniging van diesel en barium van de mijnbouwlocatie Hollum in zee is gespoeld.
Op de mijnbouwlocatie Hollum heeft in 1963 een proefboring plaatsgevonden, maar is vervolgens geen gas gewonnen. Voor diepboringen golden in die tijd andere standaarden en wet- en regelgeving dan nu. Hierdoor kon indertijd op de mijnbouwlocatie Hollum op Ameland een verontreiniging van de bodem optreden met diesel en barium. Bij een hedendaagse boring zou op grond van de Wet bodembescherming en de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming een soortgelijke verontreiniging niet meer kunnen optreden.
De mijnbouwlocatie werd oorspronkelijk door een brede duinenrij beschermd tegen de zee. Als gevolg van het dynamisch kustbeheer is deze langzaam verschoven, en is deze mijnbouwlocatie de afgelopen jaren aan de buitenrand van de duinen komen te liggen. Om de locatie te beschermen tegen de zee heeft de NAM, na advies van Rijkswaterstaat hierover, een nooddijk aangelegd (met zogenoemde «big-bags»). De verwachting was dat deze voldoende bescherming zou bieden. Tegen de storm van 8 januari 2019, in combinatie met een springtij, bleek hij echter niet bestand.
Door deze storm is ongeveer 4.400 kubieke meter zand met verontreiniging van de mijnbouwlocatie in zee gespoeld. De weggespoelde vervuilde grond betreft niet het meest vervuilde deel van de locatie. Het betreft ook niet de pure boorspoeling van de diepboring van indertijd, aangezien die is opgeslagen op Ameland buiten de mijnbouwlocatie, op locaties die niet worden bedreigd door de zee. De weggespoelde vervuilde grond bevatte wel sporen van diesel en barium. De hoeveelheid van deze stoffen die in zee is gespoeld dient nog vastgesteld te worden, evenals het eventuele effect hiervan op het milieu of de natuur.
NAM heeft ondertussen de nooddijk hersteld en heeft samen met de gemeente Ameland en Rijkswaterstaat besloten tot het aanvullend slaan van een damwand. Naar verwachting zal de sanering van de mijnbouwlocatie Hollum in maart 2019 zijn afgerond.
Hoe kan het dat meer dan een halve eeuw na de afronding van de boringen deze locatie nog niet fatsoenlijk was gesaneerd?
De bodemverontreiniging op de mijnbouwlocatie Hollum was al geruime tijd bij alle betrokken partijen bekend en is ook geregistreerd bij het Bodemloket. De verontreiniging is in de loop der jaren voortdurend gemonitord en er zijn ook maatregelen genomen om de verontreiniging te beheersen (door middel van bemaling, peilbuizen en dergelijke). Hierdoor was sanering niet direct noodzakelijk. Deze afweging is steeds in goed overleg tussen de betrokken overheden en de NAM gemaakt.
Nadat Rijkswaterstaat in 2015 aangaf dat de basiskustlijn in het betreffende deel van Ameland zodanig zou kunnen verschuiven dat op termijn de mijnbouwlocatie Hollum door de zee bedreigd zou kunnen worden, heeft de NAM in 2016 definitief besloten om deze mijnbouwlocatie te gaan opruimen en te saneren. NAM heeft daarvoor toen een saneringsplan opgesteld en de noodzakelijke vergunningen aangevraagd. De situatie werd op dat moment door partijen nog niet ingeschat als urgent. Vanaf dat moment is overleg gestart met lokale stakeholders over de gewenste eindsituatie. Tijdens de voorbereidingen voor deze sanering zijn alle partijen verrast door de snelheid van de ter plekke optredende duinerosie. Dit heeft, in overleg met de provincie Friesland als bevoegd gezag, geleid tot het medio november 2018 versneld starten met saneren.
Waarom heeft de NAM hier niet eerder actie op ondernomen? Waarom kwam de NAM pas in actie nadat Amelanders hun zorgen uitten?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe monitort de NAM oude boorlocaties? Hoe wordt ervoor zorggedragen dat oude locaties tijdig worden gesaneerd? Kunt u een overzicht geven van alle nog ongesaneerde boorlocaties in Nederland?
De wijze van monitoring van oude boorlocaties wordt, net zoals het tijdstip van het saneren van een aanwezige bodemverontreiniging, door het betreffende olie- en gasbedrijf in samenspraak van het bevoegd gezag vastgesteld. In Nederland zijn ongeveer 250.000 locaties waar de bodem mogelijk ernstig vervuild is. Het volledig wegnemen van de verontreiniging op alle vervuilde locaties brengt zeer hoge kosten met zich mee. Daarom is het beleid erop gericht om alleen met spoed maatregelen te nemen bij die locaties waar sprake is van onaanvaardbare risico’s voor mens en milieu, of om verdere verspreiding van de verontreiniging tegen te gaan. In alle overige gevallen krijgt de veroorzaker en/of de eigenaar van de locatie de tijd om maatregelen te nemen op een moment dat passend is bij de bedrijfsvoering of op het moment dat het terrein een andere bestemming krijgt. Dit scheelt veel kosten evenals herhaaldelijke overlast voor omwonenden door werkzaamheden op een locatie.
De rol van bevoegd gezag is voor bodemverontreinigingen, op grond van de Wet bodembescherming, verdeeld tussen gemeente, provincie en rijksoverheid.
Ik ben uitsluitend bevoegd gezag voor mijnbouwlocaties met een bodemverontreiniging van na 1987, het moment waarop de Wet bodembescherming inwerking is getreden (waardoor de kans op een bodemverontreiniging aanzienlijk is afgenomen). Het door u gevraagde overzicht van alle nog ongesaneerde boorlocaties in Nederland, waarvan ik aanneem dat u uitsluitend doelt op locaties waarvan het gebruik niet meer aan de orde is, kan ik u dan ook niet geven. Voor een overzicht van nog niet gesaneerde mijnbouwlocaties met een verontreiniging ontstaan na 1987 verwijs ik u naar mijn brief van 18 juni 2018 (Kamerstuk 32 849, nr. 133).
Is er voldoende capaciteit bij de NAM om oude werklocaties op tijd te saneren en netjes achter te laten? Herziet u uw reactie op de motie-Van der Lee (Kamerstuk 32 849, nr. 149) waarin u aangaf dat er geen urgentie is voor extra opruimcapaciteit? Heeft u al de wens voor extra opruimcapaciteit overgebracht aan de NAM? Zo ja, wat was hun reactie? Zo nee, waarom niet?
Ik heb geen indicaties dat de NAM onvoldoende capaciteit zou hebben om oude werklocaties te saneren en netjes achter te laten op het moment dat het bevoegd gezag, ingegeven door het hiervoor in Nederland gevolgde beleid, dit nodig acht. Ik zie dan ook geen aanleiding om mijn eerdere reactie op de motie Van der Lee (Kamerstuk 32 849, nr. 149) te herzien.
In specifieke gevallen, zoals voor de sanering nabij de NAM-locatie Giethoorn waarover ik uw Kamer recentelijk berichtte (Kamerstuk 32 849, nr. 156), voer ik overleg over het op vrijwillige basis versnellen van de uitvoering van de sanering.
Het bericht ‘Plannen voor zonne-energie smelten als sneeuw voor de zon omdat het net volstroomt’ |
|
Matthijs Sienot (D66) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Plannen voor zonne-energie smelten als sneeuw voor de zon omdat het net volstroomt»?1
Ja.
Deelt u de mening dat vertraging bij het verzwaren van het elektriciteitsnet de noodzakelijke ontwikkeling en groei van duurzame energie-opwekking belemmeren? Kunt u dit antwoord toelichten?
Nederland moet zijn energievoorziening verduurzamen en netbeheerders hebben de wettelijke taak om de toegenomen elektriciteitsproductie te faciliteren. Door het succes van de SDE+-regeling en de daling van de kostprijs van met name zonne-energieprojecten in de afgelopen jaren is de druk op de inpassing van projecten op het elektriciteitsnet in dunbevolkte gebieden een uitdaging geworden. Juist in deze dun bevolkte gebieden is het net vanwege weinig afname niet uitgelegd op grootschalige decentrale productie. Het verzwaren van het net kost daarom enige tijd. Dit kan de ontwikkeling en groei van energieopwekking belemmeren.
Wat zijn de gevolgen voor energieprojecten die een aanvraag hebben gedaan binnen de SDE+ subsidie in 2018 indien het elektriciteitsnet niet op korte termijn verzwaard wordt?
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) voert een toets uit bij de beoordeling van de haalbaarheid van grote zonneparken of het aannemelijk is dat een project tijdig aangesloten kan worden op een netwerk. In de aanvraagfase worden projectontwikkelaars nadrukkelijk gewezen op het belang van het tijdig regelen van de benodigde netaansluiting voor het project. Hiermee wordt voorkomen dat schaars SDE+-budget bezet wordt gehouden door projecten die niet gerealiseerd kunnen worden. Aanvragen voor projecten boven de 1 MWp bevatten een haalbaarheidsstudie met veelal documenten waaruit blijkt dat contact is gelegd met de netbeheerders (offertes voor kabelaansluiting e.d.). Het is daarmee nog geen gegeven dat de netbeheerder de aansluiting van projecten met een SDE+-beschikking kan garanderen binnen de termijn. Voor de netbeheerder kan dit op een gegeven moment leiden tot een stapeling van grote zonneparken die in dezelfde periode aangesloten willen worden. Tot op heden heeft RVO.nl één formeel verzoek tot verlenging van de realisatietermijn gekregen vanwege het gebrek aan netcapaciteit.
Welke inzet pleegt u om te voorkomen dat investeringen in zonne-energie niet door beperkingen van het elektriciteitsnet worden belemmerd?
De inzet van mijn beleid is erop gericht dat iedereen aangesloten kan worden op het net. Investeringen in het elektriciteitsnet moeten ook noodzakelijk en efficiënt zijn, wij betalen als burgers immers allemaal mee aan de elektriciteitsnetten. Het verzwaren van het net kost enige tijd; zo moet ruimte worden gevonden voor stations, is er tijd nodig om een goede inspraak van onder andere burgers te organiseren en moeten nieuwe kabels getrokken worden. Oplossingen liggen op twee vlakken: ten eerste het tijdig investeren en uitbreiden van het elektriciteitsnet en ten tweede een locatiecheck in de gebieden. In het ontwerpKlimaatakkoord zijn over beide zaken suggesties opgenomen. Ik onderzoek met ACM en de netbeheerders welke oplossing passend is voor tijdig investeren en of de regelgeving daarvoor gewijzigd moet worden.
Anderzijds krijgen de netbeheerders een adviserende rol bij het opstellen van de Regionale Energie Strategieën (RES). Daar wordt door middel van locatiechecks ingezet op het zo slim mogelijk koppelen van decentrale productie en beschikbaarheid op het net.
Ik ben ook samen met de netbeheerders, decentrale overheden, ACM en andere betrokkenen aan het bezien welke overige maatregelen eerder dan via wijziging van wet- en regelgeving en de RES soelaas kunnen bieden.
Daarnaast is er reeds intensief overleg tussen RVO.nl en de netbeheerders over de impact van de subsidieverleningen vanuit de SDE+-verleningen.
Bent u bereid een plan op te stellen zodat elektriciteitsnetten voorbereid zijn op verwachte uitbreiding van hernieuwbare energie? Kunt u dit antwoord toelichten?
Zie het antwoord op vraag 4.
Een werkbezoek aan de vissers Lauwersoog d.d. 6 januari 2019 en diverse berichten in de media over de overboord geslagen zeecontainers van MSC Zoe |
|
Remco Dijkstra (VVD), Aukje de Vries (VVD), Arne Weverling (VVD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met de problemen en gevolgen van de overboord geslagen zeecontainers van het schip MSC Zoe boven de Waddeneilanden voor de visserijsector?1
Ja.
Welke risico’s zijn er voor de visserijsector in het Wadden- en Noordzeegebied? Wat wordt gedaan om de gevolgen voor de visserijsector te beperken? In hoeverre kan de rederij MSC ook aansprakelijk gesteld worden voor deze gevolgen dan wel in hoeverre wordt de rederij MSC daarvoor ook aansprakelijk gesteld?
Voor de visserij is er een risico op het kapseizen van het visserschip, wanneer een visnet aan een container komt vast te zitten. Daarnaast kunnen delen van een container of lading afkomstig uit de containers schade aan visnetten of visvangst veroorzaken. Rijkswaterstaat stuurt daarom aan op opsporing en berging van de containers en stelt de informatie daarover beschikbaar. De reder is namens de Staat direct aansprakelijk gesteld en door Rijkswaterstaat tot opruiming verplicht op basis van de Wet bestrijding maritieme ongevallen. De reder heeft laten weten zich verantwoordelijk te voelen en alle opruimkosten te zullen betalen. Ook wil het bedrijf alles in het werk stellen om schade te beperken.
Tijdens het werkbezoek hebben de vissers aangegeven dat de MSC Zoe om de Terschelling Plaat heen had moeten varen. Het schip heeft namelijk een diepgang van 17 meter en de vaargeul was maximaal 20 meter diep. Bij de deining van de zee is het goed mogelijk geweest dat het schip meerdere keren de bodem heeft geraakt waardoor het de vracht heeft verloren. Het schip had dus om de Noord moeten varen, zeker een schip van deze omvang. Er is dus willens en wetens de kortste route genomen, terwijl een schipper weet dat dit niet kan. Wordt dit ook besproken in uw overleg met de eigenaren van het schip?
Onderzoek naar de mogelijke oorzaak van het incident zal dit moeten uitwijzen. Onderzoek naar de situatie aan boord wordt gedaan door de Duitse autoriteiten omdat het schip na het incident in Bremerhaven was aangemeerd, en de Panamese autoriteiten omdat het schip onder Panamese vlag vaart. Het schip is inmiddels weer vertrokken uit Bremerhaven nadat door de Duitse autoriteiten is vastgesteld dat de reis veilig kon worden voortgezet.
In Nederland heeft het Openbaar Ministerie een onderzoek ingesteld en levert de Inspectie voor Leefomgeving en Transport (ILT) inhoudelijke assistentie aan het OM bij dit onderzoek. Dit onderzoek richt zich met name op de belading en de stabiliteit van het schip. Daarnaast heeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) ook besloten een onderzoek in te stellen. De OvV richt zich hierbij met name op de gevolgen van het ongeval en de vaarroute van het schip.
Welk overleg heeft er plaatsgevonden met de visserijsector en wat is daaruit gekomen? Welk overleg gaat er nog plaatsvinden met de visserijsector?
Het Ministerie van LNV heeft zich, met betrekking tot de consequenties voor de visserijsector, frequent laten informeren door de bestuurders van de visserijorganisaties. Overleg met de visserijsector heeft plaatsgevonden met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) over het verkrijgen van een ontheffing om ook in het weekend opruimactiviteiten te verrichten. Opruimactiviteiten door de visserij zijn in het weekend namelijk verboden. De vissers die in het weekend deel hebben genomen aan de opruimactiviteiten hebben een ontheffing ontvangen.
Wat zijn de gevolgen voor de overige scheepvaart in het Wadden- en Noordzeegebied? Hoe worden de gevolgen daarvoor tot een minimum beperkt? In hoeverre kan de rederij MSC ook aansprakelijk gesteld worden voor deze gevolgen dan wel in hoeverre wordt de rederij MSC daarvoor ook aansprakelijk gesteld?
Containers die in het water of op de zeebodem zijn gelokaliseerd, worden zo spoedig mogelijk geborgen. De rederij is daarvoor verantwoordelijk en in opdracht van de rederij MSC zijn twee bergingsschepen ingezet. De berging gebeurt binnen de door Rijkswaterstaat aangegeven kaders en uitgangspunten. Naast de voorkoming van ecologische schade, heeft de veiligheid voor de scheepvaart en voor de aanwezige gasleidingen prioriteit. De reder is namens de Staat direct aansprakelijk gesteld en door Rijkswaterstaat tot opruiming verplicht op basis van de Wet bestrijding maritieme ongevallen. De reder heeft laten weten zich verantwoordelijk te voelen en alle opruimkosten te zullen betalen. Ook wil het bedrijf alles in het werk stellen om schade te beperken.
Ervaring leert dat afval uit containers nog jarenlang de natuur blijft vervuilen; blijft de rederij MSC dat ook in de toekomst vergoeden?
De reder heeft laten weten zich verantwoordelijk te voelen en alle opruimkosten te zullen betalen. Ook wil het bedrijf alles in het werk stellen om schade te beperken.
Wat gaat er gebeuren met de 220 (van de 281) gelokaliseerde containers en wanneer? Welke actie wordt ondernomen om de overige overboord geslagen zeecontainers in kaart te brengen en te bergen?
Containers die in het water of op de zeebodem zijn gelokaliseerd, worden zo spoedig mogelijk geborgen. De rederij is daarvoor verantwoordelijk en in opdracht van de rederij MSC zijn twee bergingsschepen ingezet. De berging gebeurt binnen de door Rijkswaterstaat aangegeven kaders en uitgangspunten. Naast de voorkoming van ecologische schade, heeft de veiligheid voor de scheepvaart en voor de aanwezige gasleidingen prioriteit. Met surveyschepen van de betrokken reder en Rijkswaterstaat, ondersteund door inspectievluchten van de Kustwacht, wordt gezocht naar de overige containers. Ook schepen van Defensie zijn betrokken. Het opsporen van de containers gebeurt op basis van aanwijzingen van Rijkswaterstaat en de Kustwacht.
Welke deadline stelt u voor het uit zee halen (bergen) van alle containers?
Hoe snel de berging van alle containers is af te ronden, is onder meer afhankelijk van de weersomstandigheden, de scheepvaartintensiteit, het zicht onder water, het getijde en de ligging van de containers. Verwacht wordt dat de berging tenminste twee maanden in beslag neemt.
Bent u in gesprek met de ruim 100 garnalenvissers die regelmatig in het getroffen gebied vissen? Krijgen zij hun schade ook vergoed van de reder of anderszins?
De Minister van LNV heeft zich laten informeren door de vertegenwoordiging van de betreffende visserijorganisaties. De rederij MSC heeft een schade-expert aangesteld waar schade aan netten en vismateriaal kan worden ingediend. Zie ook het antwoord bij vraag 2.
Er is al veel inzet geweest van de overheden en vrijwilligers om de rommel op de stranden en de kust op te ruimen; hoe wordt de resterende én toekomstige rommel op de stranden, de kust en in het Wadden- en Noordzeegebied opgeruimd? Hoe wordt (meer) schade aan de natuur voorkomen?
Door de opsporing en berging van de containers wordt zoveel mogelijk voorkomen dat verdere vervuiling van stranden en aangrenzende gebieden door aangespoelde lading optreedt. Het grovere afval op de stranden is, mede dankzij de inzet van vele vrijwilligers en militairen vrijwel opgeruimd, maar het strand is niet schoon. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar kleine stukjes plastic (korreltjes piepschuim) die moeilijk te vinden en te verwijderen zijn. Er wordt bij het opruimen daarvan zoveel als mogelijk gebruik gemaakt van technische hulpmiddelen, zoals bijvoorbeeld beach cleaners, waarmee ook wat kleiner afval kan worden verwijderd. Ook voor de middellange termijn worden door de betrokken partijen afspraken gemaakt om aangespoeld materiaal, afkomstig uit de containers, direct op te ruimen.
Wat is er gebeurd naar aanleiding van de vragen van de leden De Boer en Aukje De Vries op 27 oktober 2014 over overboord geslagen zeecontainers ten noorden van Ameland en welke ontwikkelingen hebben er sindsdien plaatsgevonden met betrekking tot het vastsjorren van containers op zeeschepen?2
Het vervoer van containers over zee is gereguleerd via de internationale Safety of Life at Sea (SOLAS) Conventie met onderliggende verplichte Codes, resoluties en richtlijnen. Deze voorzien in een helder normenkader, ook voor het beladen en vastzetten van containers. Sinds 2016 zijn aangescherpte regels van kracht voor het verifiëren van de gewichten van containers zodat de verdeling van het gewicht aan boord van schepen kan worden verbeterd. Deze aangescherpte regelgeving kwam voort uit een voorstel van Nederland, Denemarken en Australië en was gebaseerd op onderzoek van MARIN.
In 2010 is door het Havenbedrijf Rotterdam en de Inspectie Verkeer en Waterstaat/Scheepvaart tijdens een thema-actie vastgesteld dat 46% van de containers aan boord van zeeschepen conform de daarvoor gestelde normen zijn vastgesjord; hoe hoog is dat percentage nu?
De Inspectie voor de Leefomgeving en Transport (ILT) is verantwoordelijk voor het toezicht op de scheepvaart in Nederlandse wateren. Het betreft dan vooral toezicht vanuit de rol van Port State Control. Vanuit deze rol is regulier toezicht uitgevoerd. Op dit moment is geen exact percentage bekend van schepen waar op de juiste wijze lading vastgezet is.
Gezien het naleeftekort wilde de inspectie aandacht blijven geven aan het continueren van inspecties naar het vastsjorren van containers in de toekomst; welke acties zijn er door de inspectie ondernomen in de afgelopen vijf jaar?
Hierbij verwijs ik naar de beantwoording van vraag 11 en 12. Naast het sjorren van containers is ook de belading van het schip en dus de werkelijke gewichten van containers van groot belang voor een veilige vaart zonder verlies van containers.
Welke acties worden ondernomen om het vastsjorren van containers op zeeschepen te verbeteren, zodat het overboord slaan van zeecontainers tot het verleden behoort dan wel tot een minimum kan worden beperkt?
Bij het regulier toezicht in het kader van Port State controles is er aandacht voor de belading en het vastzetten van containers. Daarnaast wordt er ingezet op voorlichting van scheepsbemanning, bijvoorbeeld door het verstrekken van informatie materiaal.
De containers die overboord zijn geslagen bij de Waddeneilanden |
|
Maurits von Martels (CDA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving over 270 containers die overboord zijn geslagen bij de Waddeneilanden, waarvan sommige containers met giftige stoffen?1
Ja.
Kunt u aangeven wat de vervolgprocedures zijn, zowel qua het verhalen van de schade als het strafrechtelijke vervolg?
De reder van de MSC Zoe is namens de Staat direct aansprakelijk gesteld en door Rijkswaterstaat tot opruiming verplicht op basis van de Wet bestrijding maritieme ongevallen. De reder heeft laten weten zich verantwoordelijk te voelen en alle opruimkosten te zullen betalen. Ook wil het bedrijf alles in het werk stellen om schade te beperken.
Afgesproken is dat Rijkswaterstaat de schade-afhandeling in de richting van de verzekeraar van de reder coördineert voor in ieder geval de overheidspartijen. Onderzocht wordt of de terrein beherende organisaties zich hierbij kunnen en willen aansluiten.
Het Openbaar Ministerie (OM) doet op dit moment strafrechtelijk onderzoek naar het verliezen van de containers door MSC Zoe. De Inspectie voor Leefomgeving en Transport (ILT) levert bij dit onderzoek inhoudelijke assistentie. Uit het onderzoek van het OM moet blijken of er sprake is van strafbare feiten. De vervolgprocedures op strafrechtelijk gebied zijn afhankelijk van de uitkomsten van dit onderzoek.
Op welke wijze worden de verloren containers geborgen, wie voert dit uit en wie wordt hiervoor aansprakelijk gesteld?
Containers die in het water of op de zeebodem zijn gelokaliseerd, worden zo spoedig mogelijk geborgen. Een veilig berging is alleen mogelijk als de weersomstandigheden op zee dit toelaten. De containers op de zandplaten en de stranden van de Waddeneilanden zijn inmiddels in opdracht van Rijkswaterstaat verwijderd.
In opdracht van de rederij MSC, de eigenaar van de MSC Zoe, zijn twee bergingsschepen ingezet. De berging gebeurt binnen de door Rijkswaterstaat aangegeven kaders en uitgangspunten. Naast de voorkoming van ecologische schade, heeft de veiligheid voor de scheepvaart en voor de aanwezige gasleidingen prioriteit. De reder van de MSC Zoe is namens de Staat direct aansprakelijk gesteld en door Rijkswaterstaat tot opruiming verplicht op basis van de Wet bestrijding maritieme ongevallen. De reder heeft laten weten zich verantwoordelijk te voelen en alle opruimkosten te zullen betalen. Ook wil het bedrijf alles in het werk stellen om schade te beperken.
Is Rijkswaterstaat als beheerder juist en op tijd geïnformeerd door de reder? Welke acties zijn hier uit voortgekomen?
In de nacht van 2 januari heeft de verkeerspost Westereems, een gezamenlijke verkeerspost van Rijkswaterstaat en de Duitse autoriteiten, om 3:57u een melding ontvangen van de rederij MSC. De beoordeling of de melding binnen de gestelde termijnen heeft plaatsgevonden, wordt onderzocht in het strafrechtelijk onderzoek dat wordt uitgevoerd door het OM.
De verkeerspost heeft onmiddellijk de Kustwacht geïnformeerd met het oog op de veiligheid van de scheepvaart. Aansluitend is vanuit Rijkswaterstaat contact gezocht met de rederij, de verzekeraar en de collega overheden, waarna het opruimen van de stranden is gestart.
Hoe wordt er samengewerkt met de lokale, regionale, maar ook Duitse autoriteiten?
De coördinatie tussen de betrokken Nederlandse diensten is in handen van de Veiligheidsregio Fryslân. Op initiatief van de betrokken burgemeesters is per 7 januari, GRIP 4 (Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdingsprocedure) ingesteld.
Ook de Duitse autoriteiten zijn betrokken, zie ook antwoord 6.
De samenwerking tussen de betrokken Nederlandse autoriteiten onderling en de samenwerking met de Duitse autoriteiten verloopt goed.
Wat is de oorzaak van dit incident en op welke manier zijn de Nederlandse autoriteiten betrokken bij eventueel onderzoek? Stelt u gezien de zeer uitzonderlijke omvang zelf een nader onderzoek in?
De oorzaak van het incident is op dit moment niet bekend. Onderzoek moet dit uitwijzen. Onderzoek wordt gedaan door de Duitse autoriteiten omdat het schip na het incident in Bremerhaven was aangemeerd, en de Panamese autoriteiten omdat het schip onder Panamese vlag vaart. Het schip is inmiddels weer vertrokken uit Bremerhaven nadat door de Duitse autoriteiten is vastgesteld dat de reis veilig kon worden voortgezet. Vanuit Nederland heeft het Openbaar Ministerie een onderzoek ingesteld en levert de Inspectie voor Leefomgeving en Transport (ILT) inhoudelijke assistentie aan het OM bij dit onderzoek. Daarnaast heeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid ook besloten een onderzoek in te stellen.
Hoe staat het met de opvolging van de aanbevelingen uit het rapport, d.d. 30 augustus 2010, van de toenmalige Inspectie Verkeer en Waterstaat naar aanleiding van de thema-actie Sjorringen, waarbij bleek dat de containers slechts op 46% van de schepen conform de daarvoor gestelde normen waren vastgesjord?
Op grond van de aanbevelingen uit het rapport is er een «awareness» campagne uitgevoerd onder reders en klassenbureaus. Ook is het onderwerp behandeld op internationale seminars van inspecteurs en de resultaten zijn gedeeld met onder meer de Europese en Australische Maritieme Veiligheidsagentschappen (EMSA/AMSA).
Verder zijn de internationale regels voor het verifiëren van de gewichten van containers aangescherpt, opdat de verdeling van het gewicht aan boord van schepen kan worden verbeterd. Deze aangescherpte regelgeving kwam voort uit een voorstel van Nederland, Denemarken en Australië, gebaseerd op onderzoek van MARIN. De aangescherpte regels zijn sinds 2016 van kracht.
In de Nederlandse havens is sinds de thema-actie in het kader van de Port State controles aandacht geweest voor het sjorren van containers. In februari 2018 is er een thema-actie op het sjorren van containers uitgevoerd voor schepen tot 150 meter waar de bemanning dit zelf mag doen. Daarnaast wordt, in samenwerking met het Havenbedrijf Rotterdam, ingezet op voorlichting aan schepen die de haven van Rotterdam bezoeken.
Hoeveel containers zijn er sinds 2010 over boord geslagen en wat waren daarbij de belangrijkste oorzaken?
Voor het incident met de MSC Zoe zijn er in de periode 2010 – 2018 door de Kustwacht in het Nederlands deel van de Noordzee 188 overboord geslagen containers geregistreerd. Bij het incidenteel overboord slaan van containers worden de oorzaken niet structureel onderzocht. Wel zijn en worden schepen na het verlies van een container in de aankomsthaven gecontroleerd. Aan het overboord slaan van containers kunnen diverse oorzaken ten grondslag liggen, zoals een combinatie van weersomstandigheden en tekortkomingen bij het vastsjorren van de containers.
Welke acties zijn door en/of vanuit uw ministerie recent op nationaal en internationaal niveau (bijvoorbeeld Internationale Maritieme Organisatie – IMO) ondernomen om overboord geslagen containers te voorkomen?
Zie antwoord 7.
Klopt de berichtgeving dat een aantal containers de gevaarlijke organische peroxiden in poedervorm bevatten? Zo ja, is reeds bekend of die containers al zijn aangespoeld? Wat gaat u ondernemen om de schade te voorkomen?
Er is sprake van één overboord geslagen container met als lading dibenzoylperoxide. Er is een drietal zakken aangespoeld op Schiermonnikoog. Hierdoor is het aannemelijk dat de betreffende container open is geraakt. De container zelf is nog niet gelokaliseerd.
Het RIVM meldt dat de gezondheidsrisico’s van deze stof beperkt zijn zolang de verpakking intact blijft. Als de verpakking beschadigd is, kan het product irritatie aan luchtwegen (bij verstuiven), huid en ogen veroorzaken. De Veiligheidsregio raadt het publiek daarom aan de zakken niet aan te raken en 112 te bellen. Dibenzoylperoxide is volgens RIVM zeer toxisch voor het aquatisch leven, maar deze effecten zijn kortdurend, omdat de stof in water snel wordt omgezet naar een niet-toxische stof.
Zou u zich willen inzetten om alle containers te voorzien van een chip en een tracking device, zodat containers eenvoudiger op te sporen zijn?
In mijn brief aan uw Kamer van 15 januari 2019 heb ik aangegeven dat ik mij er voor zal inspannen dat containers bij incidenten gemakkelijker kunnen worden opgespoord. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door het chippen van containers. Ik zal daartoe de mogelijkheden verkennen. Daartoe strekkende afspraken zijn echter alleen te realiseren in internationaal verband.
Het bericht dat 270 containers overboord geslagen zijn bij de Waddeneilanden |
|
Attje Kuiken (PvdA), Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «270 containers overboord geslagen bij Wadden, sommige met giftige stof»?1
Ja.
Deelt u de mening dat dit een ernstige ramp is voor één van de mooiste natuurgebieden van Nederland?
De Waddenzee is inderdaad een van de mooiste natuurgebieden van Nederland. De komende maanden zijn de inspanningen van alle betrokken er op gericht om de gevolgen van het ongeval zo veel als mogelijk te beperken.
Deelt u de mening dat deze ramp reden is voor het nemen van serieuze stappen, zodat dit nooit meer kan gebeuren?
De oorzaak van het overboord slaan van de containers is nog niet bekend en onderwerp van onderzoek door o.a. het Openbaar Ministerie. Zodra duidelijk is wat de exacte oorzaak is geweest, kan worden bepaald of aanvullende stappen noodzakelijk zijn tegen het overboord slaan van containers.
Kun u aangeven welke stappen u momenteel neemt om de oorzaak en impact van deze ramp vast te stellen?
De oorzaak van het incident is op dit moment niet bekend. Hier wordt onderzoek naar gedaan door de Duitse autoriteiten omdat het schip na het incident in Bremerhaven was aangemeerd en door de Panamese autoriteiten omdat het schip onder Panamese vlag vaart. Het schip is weer vertrokken uit Bremerhaven nadat door de Duitse autoriteiten is vastgesteld dat de reis veilig kon worden voortgezet.
Vanuit Nederland heeft het Openbaar Ministerie een onderzoek ingesteld en levert de Inspectie voor Leefomgeving en Transport (ILT) inhoudelijke assistentie aan het OM bij dit onderzoek. Daarnaast heeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid ook besloten een onderzoek in te stellen.
Om de impact van de verloren lading te bepalen is Rijkswaterstaat, samen met onder andere de Waddenacademie, gestart met een onderzoek naar de (middel)lange termijneffecten van de plastic verontreiniging op de fauna van de Waddenzee als gevolg van de overboord geslagen containers. Daarnaast moet dit onderzoek inzichtelijk maken of maatregelen moeten worden genomen om de waarden van de Waddenzee te behouden en te ontwikkelen. In de opzet en uitvoering van het onderzoek zoeken de Waddenacademie en Rijkswaterstaat aansluiting bij het bestaande Trilaterale Onderzoeks en Monitoringsprogramma (TMAP).
Op de Noordzee, inclusief de Noordzeekustzone, loopt een meerjarig monitoringsprogramma zwerfvuil, dat in het kader van de Kaderrichtlijn Marien wordt uitgevoerd. Binnen dit reguliere monitoringsprogramma zal ook de mogelijke impact van de overboord geslagen containers zichtbaar zijn.
Kunt u bevestigen dat de reder strafrechtelijk aansprakelijk wordt gesteld en aangeven binnen welk tijdsbestek dit zal verlopen?2
De reder van de MSC Zoe is namens de Staat direct aansprakelijk gesteld en door Rijkswaterstaat tot opruiming verplicht op basis van de Wet bestrijding maritieme ongevallen. De reder heeft laten weten zich verantwoordelijk te voelen en alle opruimkosten te zullen betalen. Ook zegt het bedrijf alles in het werk te willen stellen om schade te beperken.
Afgesproken is dat Rijkswaterstaat de schade-afhandeling in de richting van de verzekeraar van de reder coördineert voor in ieder geval de overheidspartijen. Onderzocht wordt of de terrein beherende organisaties zich hierbij kunnen of willen aansluiten.
Het Openbaar Ministerie (OM) doet op dit moment strafrechtelijk onderzoek naar het verliezen van de containers door MSC Zoe. De Inspectie voor Leefomgeving en Transport (ILT) levert bij dit onderzoek inhoudelijke assistentie. Uit het onderzoek van het OM moet blijken of er sprake is van strafbare feiten. De vervolgprocedures op strafrechtelijk gebied zijn afhankelijk van de uitkomsten van dit onderzoek.
Welke risico’s voor de volksgezondheid en het milieu bestaan er door het aanspoelen van onder andere de giftige stof benzoylperoxide?
Het RIVM meldt dat de gezondheidsrisico’s van deze stof beperkt zijn, zolang de verpakking intact blijft. Als de verpakking beschadigd is, kan het product irritatie aan luchtwegen (bij verstuiven), huid en ogen veroorzaken. De Veiligheidsregio raadt het publiek daarom aan de zakken niet aan te raken en 112 te bellen. Dibenzoylperoxide is volgens RIVM zeer toxisch voor het aquatisch leven, maar deze effecten zijn kortdurend, omdat de stof in water snel wordt omgezet naar een niet-toxische stof.
Welke stappen gaat u nemen om te verzekeren dat de giftige stof benzoylperoxide en mogelijke andere stoffen geen letsel veroorzaken?
De veiligheidsregio heeft informatie verspreid om te voorkomen dat vrijwilligers die de zakken opruimen met de stof in contact komen.
Deelt u de mening dat het in de arm nemen van een bergingsbedrijf door de reder twee dagen na het voltrekken van de ramp het trage handelen van de reder aantoont?
De weersomstandigheden na het incident waren dusdanig, dat niet gelijk met het lokaliseren en bergen van de containers kon worden begonnen. Wel zijn gelijk de voor deze activiteiten benodigde contacten gelegd en is de vertegenwoordiging van de reder gestart met het contracteren van bergingsexperts.
Kunt u aangeven of de reder snel en adequaat genoeg Rijkswaterstaat op de hoogte heeft gebracht na het voltrekken van de containerramp?
In de nacht van 2 januari heeft de verkeerspost Westereems, een gezamenlijke verkeerspost van Rijkswaterstaat en de Duitse autoriteiten, om 3:57u een melding ontvangen van de rederij MSC. De beoordeling of de melding binnen de gestelde termijnen heeft plaatsgevonden, wordt onder andere onderzocht in het strafrechtelijk onderzoek dat wordt uitgevoerd door het OM.
Kunt u inzicht bieden in hoe er zowel op lokaal, nationaal als internationaal niveau wordt samengewerkt om de effecten van deze ramp te beperken? Wordt er samengewerkt met verenigingen die zich inzetten voor het werelderfgoed Waddenzee, zoals de Waddenvereniging? Zo nee, waarom niet?
De coördinatie tussen de betrokken Nederlandse overheidsdiensten is in handen van de Veiligheidsregio Fryslân. Ook wordt er samengewerkt met de Duitse autoriteiten. De samenwerking tussen de betrokken Nederlandse autoriteiten onderling en de samenwerking met de Duitse autoriteiten verloopt goed.
Bij het opruimen van het materiaal wordt nauw samengewerkt door Rijkswaterstaat, betrokken waterschappen, Waddenunit LNV en gemeenten en de terrein beherende organisaties (Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, It Fryske Gea, het Groninger Landschap) en vele vrijwilligers.
Welke acties zijn er genomen naar aanleiding van het onderzoek waaruit bleek dat 60% van de reders zich niet houdt aan het internationale sjorplan? Is dit handelen afdoende geweest? Zo ja, hoe heeft deze ramp dan toch kunnen gebeuren? Zo nee, welke acties gaan er genomen worden?3
Op grond van de aanbevelingen uit het rapport, d.d. 30 augustus 2010, van de toenmalige Inspectie Verkeer en Waterstaat naar aanleiding van de thema-actie «Sjorringen» is er een awareness campagne uitgevoerd onder reders en klassenbureaus. Ook is het onderwerp behandeld op internationale seminars van inspecteurs en zijn de resultaten van het rapport gedeeld met onder meer de Europese en Australische Maritieme Veiligheidsagentschappen (EMSA/AMSA).
Verder zijn de internationale regels voor het verifiëren van de gewichten van containers aangescherpt, opdat de verdeling van het gewicht aan boord van schepen kan worden verbeterd. Deze aangescherpte regelgeving kwam voort uit een voorstel van Nederland, Denemarken en Australië gebaseerd op onderzoek van MARIN. De regels zijn sinds 2016 van kracht.
In de Nederlandse havens is sinds de thema-actie in het kader van de Port State controles aandacht geweest voor het sjorren van containers. In februari 2018 is er een thema-actie op het sjorren van containers uitgevoerd voor schepen tot 150 meter waar de bemanning dit zelf mag doen. Daarnaast wordt, in samenwerking met het havenbedrijf Rotterdam, ingezet op voorlichting aan schepen die de haven van Rotterdam bezoeken.
Of de acties afdoende zijn geweest is nu niet te beoordelen. Het onderzoek naar de toedracht van het ongeval zal moeten uitwijzen in hoeverre betere sjorringen het ongeval hadden kunnen voorkomen of het effect ervan hadden kunnen beperken en of hierop vervolgacties noodzakelijk zijn. Hierbij moet op voorhand worden opgemerkt dat eventuele vervolgacties op internationaal niveau moeten plaatsvinden.
Bent u bereid om de eerdere aanbeveling van de PvdA om containers te voorzien van een chip, zodat deze getraceerd kunnen worden, over te nemen? Zo nee, waarom niet?
In mijn brief aan uw Kamer van 15 januari 2019 heb ik aangegeven dat ik mij er voor zal inspannen dat containers bij incidenten gemakkelijker kunnen worden opgespoord. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door het chippen van containers. Ik zal daartoe de mogelijkheden verkennen. Daartoe strekkende afspraken zijn echter alleen te realiseren in internationaal verband.
Welke rol zal de Minister van Binnenlandse Zaken spelen als coördinerend ministerie bij deze ramp? Hoe en wanneer zal de Kamer hier in detail over worden geïnformeerd?
De coördinatie tussen de betrokken Nederlandse diensten is in handen van de Veiligheidsregio Fryslân. Die doet dat in afstemming met de veiligheidsregio’s Groningen en Noord-Holland Noord. De voorzitter van de veiligheidsregio Fryslân heeft per 7 januari, jl. GRIP 4 (Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdingsprocedure) ingesteld, waarmee hij heeft aangegeven dat artikel 39 van de Wet veiligheidsregio’s van kracht is. In geval van een crisis van meer dan plaatselijke betekenis, neemt de voorzitter veiligheidsregio op grond van dat artikel alle in het artikel genoemde bevoegdheden over van de betrokken burgemeester(s) in zijn regio ten behoeve van de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Hiermee kan de voorzitter van de veiligheidsregio besluiten nemen ten behoeve van de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Hij doet dit na overleg met de betrokken burgemeesters in zijn regio en in samenspraak met Rijkswaterstaat en de Kustwacht. Hiermee is een passende crisisstructuur georganiseerd. De nationale crisisstructuur wordt door het Ministerie van Justitie en Veiligheid gecoördineerd, maar opschaling naar dit niveau is nu niet aan de orde.
Bent u bereid het rampenplan in werking te zetten om zowel de volksgezondheid als de natuur te behoeden voor verdere gevolgen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord 13
Het bericht dat er 277 containers overboord zijn geslagen bij de Waddeneilanden, waarvan drie met benzoylperoxide |
|
Suzanne Kröger (GL), Rutger Schonis (D66), Tjeerd de Groot (D66), Laura Bromet (GL) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving over 277 containers die overboord zijn geslagen bij de Waddeneilanden, waarvan drie met benzoylperoxide?1
Ja.
Kunt u toelichten wie er verantwoordelijk is voor de bescherming van natuur en milieu in het Waddengebied? Mede gelet op de verplichtingen inzake de Trilaterale Waddenzeesamenwerking, Natura 2000, UNESCO Werelderfgoed en de Waddenzee als grootste «Transboundary Ramsar Site»?2
De regeringen van de drie Waddenzeelanden Denemarken, Duitsland en Nederland werken samen aan de bescherming van de Waddenzee conform de vastgestelde «2010 Gezamenlijke Verklaring over de bescherming van de Waddenzee». De drie landen geven hier invulling aan door het ondertekenen van periodieke, 4-jaarlijkse trilaterale Verklaringen inzake de bescherming van de Waddenzee. Voor Nederland tekent de hiervoor verantwoordelijke Minister van LNV deze verklaringen.
Voor de uitvoering van deze afspraken die opgenomen zijn in de trilaterale Verklaringen en die mede invulling geven aan genoemde verplichtingen, wordt nauw samengewerkt met de direct betrokken partijen vanuit de bestaande gezamenlijke verantwoordelijkheid. De delegatie vanuit Nederland in het trilaterale Waddenzeebestuur kent derhalve ook vertegenwoordigers vanuit deze partijen, namelijk de ministeries van LNV en IenW, de Waddenprovincies en de Waddengemeenten.
Op grond van de Waterwet en de Wet Natuurbescherming is Rijkswaterstaat verantwoordelijk voor de ecologische en chemische waterkwaliteit, respectievelijk het natuurbeheer (Natura 2000) van de Waddenzee. Met de Waddenzee wordt het groot oppervlaktewater (inclusief droogvallende platen, Rottums, kwelders en Eems-Dollard) als begrensd in de Waterregeling bedoeld. De Wet natuurbescherming kent daarnaast verantwoordelijkheden toe aan het Ministerie van LNV en de provincies die gelden in het Waddengebied. Tenslotte ligt er nog een verantwoordelijkheid bij de diverse terrein beherende organisaties die actief zijn in het Waddengebied, zoals Natuurmonumenten en de provinciale landschappen.
Kunt u toezeggen dat negatieve gevolgen voor natuur en milieu in de Waddengebied maximaal tegengegaan worden? Zo ja, op welke wijze gaat u deze toezegging bewerkstelligen?
Mijn prioriteit ligt nu bij het bergen van de containers. Ik wil voorkomen dat er nog meer materiaal vrijkomt in dit UNESCO werelderfgoed en daarmee dat de negatieve gevolgen voor natuur en milieu toenemen. Verder doet Rijkswaterstaat samen met onder andere de Waddenacademie, onderzoek naar de effecten (vogels, natuur, waterkwaliteit) maar ook naar eventuele maatregelen voor het behoud van de natuur in het Natura 2000-gebied, zowel voor de Waddenzee als de Noordzee. Wageningen Marine Research is gevraagd om een eerste inschatting te geven van de mogelijke ecologische effecten en eventuele aanpassing in de monitoring.
Hoe waarschijnlijk acht u de kans dat containers, die nu nog op zee zijn, in botsing komen met bijvoorbeeld visserijschepen en een tweede ecologische ramp veroorzaken?
Om deze kans zo klein mogelijk te houden zijn en worden de containers gelokaliseerd en is een bergingsplan opgesteld. Om te voorkomen dat er nog meer materiaal in dit UNESCO werelderfgoed komt en daarmee de gevolgen voor natuur en milieu toenemen, ligt mijn prioriteit bij het bergen van de containers. Hierbij geldt dat de bergers voor een veilige berging afhankelijk zijn van de weersomstandigheden.
Via berichtgeving aan de scheepvaart informeert de Kustwacht de vaarweggebruikers over de locatie van containers in de vaarwegen.
Op drukke plekken met veel vaarbewegingen en waar veel containers liggen, worden schepen ingezet die overige gebruikers informeren.
Is het mogelijk om containers traceerbaar te maken, zodat ze snel geborgen kunnen worden? Zo ja, waarom gebeurt dat nog niet?
In mijn brief van 15 januari heb ik aangegeven dat ik mij er voor zal inspannen dat containers bij incidenten gemakkelijker kunnen worden opgespoord. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door het chippen van containers. Ik zal daartoe de mogelijkheden verkennen. Daartoe strekkende afspraken zijn echter alleen te realiseren in internationaal verband.
Kunt u aangeven wie er wettelijk aansprakelijk is voor de negatieve gevolgen voor natuur en milieu in het Waddengebied?
De reder is namens de Staat direct aansprakelijk gesteld en door Rijkswaterstaat tot opruiming verplicht op basis van de Wet bestrijding maritieme ongevallen. De reder heeft laten weten zich verantwoordelijk te voelen en alle opruimkosten te zullen betalen. Ook wil het bedrijf alles in het werk stellen om schade te beperken.
Op welke wijze worden de gevolgen van de overboord geslagen containers voor natuur en milieu inzichtelijk gemaakt inclusief de negatieve effecten op dieren door het eten van kleine plastic deeltjes op de korte, midden en lange termijn, aangezien het Waddengebied en de Noordzeekustzone unieke natuurgebieden zijn?
Rijkswaterstaat is in samenwerking met onder andere de Waddenacademie gestart met een onderzoek naar de (middel)lange termijneffecten van de plastic verontreiniging op de fauna van de Waddenzee als gevolg van de overboord geslagen containers. Daarnaast moet dit onderzoek inzichtelijk maken of maatregelen moeten worden genomen om de waarden van de Waddenzee te behouden en ontwikkelen. In de opzet en uitvoering van het onderzoek zoeken de Waddenacademie en Rijkswaterstaat aansluiting bij het bestaande Trilaterale Onderzoeks en Monitoringsprogramma (TMAP).
Op de Noordzee, inclusief de Noordzeekustzone, loopt reeds een meerjarig monitoringsprogramma zwerfvuil, dat in het kader van de Kaderrichtlijn Marien wordt uitgevoerd. Binnen dit reguliere monitoringsprogramma zal ook de mogelijke impact van de overboord geslagen containers zichtbaar zijn.
Het verpakkingsmateriaal, zoals piepschuim en plastic korrels, is klein, lastig op te ruimen en dreigt onder de oppervlakte op wadplaten en kwelders te accumuleren; op welke wijze voorkomt u, in de dynamische gebieden Waddengebied en de Noordzeekustzone deze vervuiling? Op welke wijze voorkomt u dat vervuiling onder de oppervlakte verdwijnt? Op welke wijze wordt vervuiling onder de oppervlakte opgeruimd?
Door de opsporing en berging van de containers wordt zoveel mogelijk voorkomen dat verdere vervuiling van stranden en aangrenzende gebieden door aangespoelde lading optreedt. Het grovere afval op de stranden is, mede dankzij de inzet van vele vrijwilligers en militairen vrijwel opgeruimd, maar het strand is niet schoon. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar kleine stukjes plastic (korreltjes piepschuim) die moeilijk te vinden en te verwijderen zijn. Er wordt bij het opruimen daarvan zoveel als mogelijk gebruik gemaakt van technische hulpmiddelen, zoals beach cleaners, waarmee ook wat kleiner afval kan worden verwijderd.
Welk aanvullend onderzoek – bijvoorbeeld in het kader van het onderzoeksprogramma Trilaterale Waddenzeesamenwerking/Trilateral Monitoring and Assessment Programme (TMAP) – gaat u doen om aanvullende maatregelen en eventuele aanpassingen van toekomstig beleid te kunnen formuleren?
Bij het onderzoek naar de effecten van plasticverontreiniging op de fauna in de Waddenzee wordt aansluiting gezocht bij het Trilaterale Onderzoeks en Monitoringsprogramma (TMAP). Het onderzoek moet tevens maatregelen benoemen die genomen kunnen worden om de nadelige effecten op de fauna aan te pakken.
Ook wordt samenwerking gezocht met Wageningen Marine Research, de Coalitie Wadden Natuurlijk, Rijksuniversiteit Groningen en andere partijen zoals SOVON Vogelonderzoek Nederland en het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ).
Op welke wijze zullen de gevolgen voor natuur en milieu van deze ramp op de midden en lange termijn opgelost worden?
Zie de antwoorden op vragen 7 en 9.
Heeft u kennisgenomen van de vele vrijwillige opruimacties die worden georganiseerd?
Ja. Het is fantastisch om te zien dat zo veel vrijwilligers, instanties en organisaties zich hebben ingezet om te helpen met het opruimen.
Kunt u aangeven welke centrale coördinatie vanuit overheden plaatsvindt omtrent deze opruimacties en hoe dit door de verantwoordelijke overheden wordt gefaciliteerd?
Het wettelijk kader voor de coördinatie bij een bovenregionale crisis is de Wet op de veiligheidsregio’s. In dit geval ligt de coördinatie bij de veiligheidsregio Fryslân.
Zijn de vrijwilligers voldoende toegerust, bijvoorbeeld in de vorm van een centraal aanspreekpunt, materieel, informatievoorziening en veiligheidsinformatie?
Veel mensen hebben geholpen met het opruimen van het aangespoelde afval. Op dit moment zijn de stranden, dijken en kwelders zo goed mogelijk opgeruimd en zijn er geen vrijwilligers meer nodig. Via onder andere de website van de veiligheidsregio wordt gecommuniceerd over actuele opruimacties. De opruimacties worden niet centraal gecoördineerd, maar vinden vooral plaats op basis van lokale initiatieven en door de Friese Waddengemeenten. Rommel op zee, op de Afsluitdijk en in de kwelders is en wordt opgeruimd door professionele bedrijven.
Bent u bereid om zo snel mogelijk zorg te dragen voor een gedegen en veilige (informatie)voorziening omtrent (vrijwillige) opruimacties op de Wadden? Zo niet, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 13.
Zal het leger, dat nu is ingezet om het afval op te ruimen, ook zorgdragen voor het opruimen van oud legermateriaal tussen paal 2 en 5 van het Terschellingstrand?
De Veiligheidsregio Fryslân is verantwoordelijk voor de coördinatie van de opruimacties. De opruimacties zijn nu gericht op het voorkomen van vervolgschade voortkomend uit het overboord slaan van containers van de MSC Zoë.
Onderschrijft u een rol voor de toekomstige Waddenautoriteit in de organisatie en informatievoorziening bij dergelijke calamiteiten?
In het Regeerakkoord is opgenomen dat er één beheerautoriteit komt voor de Waddenzee, die een integraal beheerplan uitvoert. De verkenning die in opdracht van de ministers van LNV en IenW wordt uitgevoerd, is vrijwel afgerond. Binnenkort bespreek ik samen met de Minister van LNV hoe de Beheerautoriteit kan worden ingevuld. Of de beheerautoriteit een coördinerende rol kan krijgen bij de calamiteitenbestrijding is daarbij relevant.
Kunt u toezeggen dat u een rol en een taak ziet weggelegd voor de Waddenautoriteit om de ecologische gevolgen van deze ramp op korte, midden en lange termijn inzichtelijk te maken?
In het antwoord op vraag 7 heb ik gemeld hoe de gevolgen van de overboord geslagen containers in kaart worden gebracht. Een eventuele rol voor de beheerautoriteit is mede afhankelijk van de nog te maken keuze over de invulling van de beheerautoriteit (zie antwoord 16).
Bent u op de hoogte dat de vissers in het Waddengebied hulp hebben aangeboden bij het opruimen van de rommel? Op welke wijze gaat u dit faciliteren of hierin bemiddelen?
Vissers hebben in de afgelopen dagen in de zeegaten veel drijvend afval opgevist uit de Waddenzee en Noordzeekustzone. De rederij heeft inmiddels ook laten weten vissers in te willen zetten bij de verdere bergingswerkzaamheden.
De tarieven voor warmtelevering |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de tarieven voor warmtelevering dit jaar met 164 euro omhoog mogen gaan in verband met onder meer de hogere belastingtarieven voor gas?1
Ja.
Wat betekenen de verwachte toekomstige verhogingen van de gasbelasting voor de tarieven voor warmtelevering?
Het maximale tarief dat op grond van de Warmtewet in rekening mag worden gebracht voor levering van warmte wordt gebaseerd op de gasreferentie. Op grond van de gasreferentie worden de maximaal toegestane tarieven die een kleinverbruiker van warmte betaalt afgeleid van de gemiddelde kosten die een gemiddelde kleinverbruiker zou maken, wanneer hij door middel van een gasvoorziening in zijn warmtebehoefte zou voorzien. Hierdoor stijgen de maximaal toegestane tarieven voor levering van warmte wanneer de energiebelasting op gas stijgt. Dit is een maximum tarief, warmteleveranciers zijn niet verplicht om dit maximum tarief in rekening te brengen. Op dit moment kiest een deel van de warmteleveranciers er al voor om onder het maximum tarief te blijven.
Hoe waardeert u de gevolgen van opeenvolgende verhogingen van de gasbelasting voor de tarieven voor warmtelevering?
Op basis van de in opdracht van de ACM uitgevoerde rendementsmonitor warmteleveranciers2 blijkt dat warmteleveranciers op dit moment gemiddeld gesproken rendementen behalen die lager liggen dan wat redelijk wordt geacht. Hogere tarieven leiden tot betere rendementen en kunnen zo een bijdrage leveren aan het investeringsklimaat voor warmtenetten. Met de aanleg van warmtenetten kan het gebruik van aardgas voor verwarming en de daarmee gepaard gaande CO2-uitstoot worden teruggedrongen.
Tegelijkertijd moet worden voorkomen dat warmteleveranciers door hogere warmtetarieven onredelijk hoge rendementen behalen en dat daardoor de bescherming van kleinverbruikers afneemt. De ACM monitort tweejaarlijks de rendementen die warmteleveranciers maken. De volgende rendementsmonitor wordt in het najaar van 2019 verwacht. Mochten warmteleveranciers de stijgende belasting op gas gebruiken om de warmtetarieven te verhogen zonder dat hun onderliggende kosten (in dezelfde mate) meestijgen, waardoor onredelijk hoge rendementen ontstaan, dan zal dit blijken uit de rendementsmonitor en zal de ACM dit kenbaar maken. Indien noodzakelijk zal ik dan de bepalingen uit de Warmtewet in werking laten treden, die het mogelijk maken voor de ACM om eventuele hoger dan redelijke rendementen van warmteleveranciers te corrigeren in de warmtetarieven.
Bovendien merk ik op dat ik op dit moment, mede naar aanleiding van de motie van het lid Dik-Faber c.s. (Kamerstuk 34 723, nr. 29), in het kader van de voorbereiding van de volgende wijziging van de Warmtewet (Warmtewet 2.0) onderzoek laat uitvoeren naar mogelijke alternatieven voor de gasreferentie om de bescherming van kleinverbruikers van warmte en de realisatie van de andere publieke belangen ook in de toekomst te borgen.
Hoe gaat u voorkomen dat de tarieven voor warmtelevering oneigenlijk hoog worden?
Zie antwoord vraag 3.
De aanpak van de problemen met aardbevingen in Groningen |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «We smeekten Wiebes: doe het nou niet!»?1
Ja.
Wat vindt u van de uitspraken van de secretaris van het Groninger Gasberaad? Kunt u zich voorstellen dat zij vindt dat u de Groningse situatie onvoldoende serieus neemt?
Ik neem de situatie in Groningen uitermate serieus. Samen met de andere leden van het kabinet heb ik geconstateerd dat de situatie van een voortdurende gaswinning, geflankeerd door een massale operatie van schadeherstel en versterking, geen bestendige maatschappelijke uitkomst is. Daarom heeft het kabinet besloten de gaswinning uit het Groningenveld zo snel mogelijk volledig af te bouwen. Hieronder reageer ik aan de hand van uw vragen nader op enkele specifieke opmerkingen van de secretaris van het Groninger Gasberaad in het interview waar u naar verwijst.
Wat vindt u van de volgende analyse van genoemde secretaris: «Het heeft er mee te maken dat ze in Den Haag niet echt zijn meegegroeid met het probleem. Ze zijn blijven steken in de situatie van een paar jaar geleden. Het begon inderdaad als een seismische dreiging. Als ze de gaskraan vijf jaar geleden hadden dichtgedraaid, had het enorm geholpen. Nu zijn er andere problemen, die groter zijn dan de seismische kwestie: de onzekerheid van de bevolking, de puinhoop bij de versterking en de vastgelopen afhandeling van de schade. Hier hebben ze geen oplossing voor. Ze zijn blijven hangen in de verkeerde problemen»?
Met het besluit om de gaswinning volledig af te bouwen wordt de oorzaak aangepakt. Ik deel de analyse dat dit op zichzelf niet voldoende is om vertrouwen te herstellen. De versterking van woningen waar verwachtingen waren gecreëerd (batches 1.467 en 1.588), loopt conform eerdere bestuurlijke afspraken door. De afhandeling van schade is inmiddels publiek georganiseerd en ook de versterking kan worden voortgezet zonder tussenkomst van de NAM. De regio en het Rijk benutten de kansen die het aardgasloze perspectief biedt gezamenlijk door te investeren in de economische versterking en de kwaliteit van de leefomgeving in het gebied via het Nationaal Programma Groningen. Daarmee zijn voor de regio aanzienlijke middelen direct beschikbaar gekomen om te werken aan de sociale, economische en ruimtelijke ontwikkeling alsmede aan duurzaamheid.
Nu komt het aan op de uitvoering van de versterking, schadeafhandeling en het Nationaal Programma. Ik begrijp Groningers die zeggen dat dit hen niet snel genoeg gaat. De regio en ik delen de wens om deze trajecten sterk te versnellen. Alleen door nu gezamenlijk, zorgvuldig én voortvarend uitvoering te geven aan het afgesproken beleid kan het herstel van vertrouwen beginnen.
Deelt u deze analyse? Bent u van mening dat u achteraf teveel koos voor een modelmatige en te weinig voor een menselijke benadering? Snapt u de frustratie die dat in Groningen oplevert?
Ik deel de analyse dat een menselijke benadering essentieel is voor de aanpak van de versterkingsopgave. Het plan van aanpak van de NCG, «Veiligheid voorop en de bewoner centraal» (Kamerstuk 33 529, nr. 535) is er op gericht de mensen duidelijkheid te bieden over wat hen te wachten staat en om hen na opname van de woning duidelijkheid te bieden over eventuele versterkingsmaatregelen. Dit laat onverlet dat ook bij een menselijke benadering van de versterkingsopgave rekenmodellen een onmisbaar instrument zijn om prioriteiten aan te brengen en om te berekenen welke maatregelen kunnen bijdragen aan de veiligheid van een woning. De veiligheid blijft voorop staan.
Vindt u het acceptabel dat mensen, zoals blijkt uit een brief die zij hebben ontvangen van de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade, erop moeten rekenen dat zij 15 (!) maanden moeten wachten voordat een schademelding kan worden afgehandeld? Op welke termijn zorgt u ervoor dat mensen binnen afzienbare tijd en netjes worden geholpen bij schades? Vindt u dat dit de bedoeling is van het in publieke handen nemen van de schadeafhandeling?
De afhandeling van aanvragen voor schadevergoeding die zijn gemeld sinds 31 maart 2017 is vanaf 19 maart 2018 in publieke handen. De TCMG doet er alles aan om ervoor te zorgen dat schade snel kan worden opgenomen. De afhandeling van schadegevallen heeft echter nog niet het gewenste tempo. De TCMG heeft bij mij aangegeven zich daarom maximaal in te zetten om te komen tot een versnelling van het afhandelingstempo. Een doorlooptijd van 15 maanden vind ik niet acceptabel. De termijn van 15 maanden in de brief van de TCMG aan schademelders is de maximale optelsom van de duur van de individuele stappen. Het is het streven van de TCMG de meldingen sneller af te handelen. Sinds eind vorig jaar beschikt de TCMG over aanzienlijk meer onafhankelijke expertise, die essentieel is voor de zorgvuldige afhandeling van mijnbouwschade. Dit heeft ook tot resultaat geleid: in de maanden oktober en november is het aantal besluiten dat genomen is toegenomen in verhouding tot de maanden daarvoor. De TCMG verwacht dat de komende tijd een verdere versnelling in het aantal genomen besluiten zichtbaar zal zijn. Daarnaast kijkt de TCMG op mijn verzoek waar verdere versnellingsmogelijkheden liggen.
Hoe beoordeelt u de volgende uitspraken van de secretaris van het Gasberaad: "De overheid verkloot het. Dat vind ik ook enorm tragisch. Omdat het fataal is voor de toekomst. Deze situatie moet snel worden bijgestuurd. De bevolking reageerde teleurgesteld en boos. Vooral mensen die al in de procedure zaten. Voor hen was het een enorme tegenslag. Dit besluit heeft ook bijgedragen aan het cynisme onder de bevolking over de gang van zaken. Het vertrek van Hans Alders, de eerste Nationaal Coördinator, is er een direct gevolg van.» Wat gaat u doen om het geschonden vertrouwen te herstellen?
Zie antwoord vraag 3.
Wat vindt u van de volgende uitspraken van de secretaris: "Het lijkt er op dat met het verdwijnen van Alders ook het doek viel voor zijn masterplan voor de «wederopbouw» van het gasgebied, het ambitieuze Meerjarenprogramma Aardbevingsbestendig en Kansrijk Groningen (MJP). Op het departement van Wiebes wordt daar niet meer over gesproken. Tot woede van Top. Zonder dat er ook maar een keer met de regio over is gesproken, zonder dat er een besluit aan ten grondslag ligt. Het plan is gewoon verdampt. En dat terwijl het MJP is vastgesteld in gemeenteraden, de Staten en de Tweede Kamer. In plaats van een duidelijk geformuleerd toekomstplan, zit Groningen nu opgescheept met verbrokkelde en bureaucratische structuren en organisaties, die zich buigen over de problemen. Dat komt het kabinet niet slecht uit, vermoedt Top. Zo kun je je niet goed meer focussen op het oplossen van de bevingsproblemen. Het echte vraagstuk wordt verkruimeld en aan het zicht onttrokken door een mistgordijn».
Het besluit van het kabinet om de gaswinning uit het Groningenveld op de kortst mogelijke termijn te beëindigen markeert een nieuwe werkelijkheid met een reëel uitzicht op een afnemend bevingsrisico. De Mijnraad heeft hierna geadviseerd om tot een nieuwe versterkingsaanpak te komen. Tegen die achtergrond is de aanpak van de versterkingsopgave zoals die was vastgelegd in het MJP, herijkt aan de hand van de adviezen van de Mijnraad (Kamerstuk 33 529, nr. 498).
Deze herbezinning is geen toevallig bijproduct van het gaswinningsbesluit: het kabinet heeft juist expliciet beoogd om de veiligheid daadwerkelijk te kunnen borgen door de versterkingsnoodzaak tot haalbaarder proporties terug te brengen. De Mijnraad constateert dat in de oude gebiedsgerichte aanpak niet alle woningen die het meest onveilig zijn werden aangepakt en adviseert de veiligheid voorop te zetten en snelheid van het bereiken van veiligheid prioriteit te geven boven mogelijke koppeling van verdere woningverbetering. De NCG heeft op basis van het advies van de Mijnraad het plan van aanpak «Veiligheid voorop en de bewoner centraal» opgesteld (Kamerstuk 33 529, nr. 535) om uitvoering te geven aan de nieuwe aanpak. Voor het toekomstperspectief van Groningen, waaronder de leefbaarheid in de dorpen, is het Nationaal Programma Groningen op 5 oktober gestart.
Daarnaast geldt dat in het afgelopen jaar belangrijke stappen zijn gezet, en deels in de komende tijd nog worden gezet, om uitvoering te geven aan de breed gedragen wens om NAM «uit het systeem» te halen en de aanpak van de gevolgen van de aardbevingen door gaswinning zoveel mogelijk publiek aan te sturen. Ook dit heeft gevolgen voor hetgeen is vastgelegd in het MJP. De NCG is oorspronkelijk opgericht om de gewenste publieke regie te voeren op met name de schadeafhandeling en versterking van woningen ten behoeve van de veiligheid, wat in beginsel private kwesties waren tussen NAM en individuele bewoners. Als eerste stap is de afhandeling van schade geheel naar het publieke domein getrokken, waardoor de noodzaak tot publieke regie vanuit de NCG is komen te vervallen. Ook voor de herijkte aanpak van de versterking geldt dat NAM niet langer besluiten neemt over welke huizen, op welke wijze moeten worden versterkt.
Op 5 oktober 2018 heb ik uw Kamer bericht over de uitgangspunten van de versterkingsaanpak die ik met de bestuurders in de regio overeen ben gekomen (bijlage bij Kamerstuk 33 529, nr. 527). Daarbij geldt dat tot het moment dat per onderwerp nieuwe afspraken zijn gemaakt, de eerdere afspraken uit het MJP van kracht blijven. Dit betekent onder meer dat van de in het MJP beschreven regelingen die nu nog door NAM worden uitgevoerd, zoals de Nieuwbouwregeling en de Waarderegeling voor compensatie van waardedaling van woningen, wordt bezien of en hoe deze publiek kunnen worden uitgevoerd.
Wat is de status van het door lokale, regionale en landelijke volksvertegenwoordiging goedgekeurde meerjarenprogramma? Kunt u dat eenzijdig terzijde schuiven? Hoe geeft u perspectief voor de leefbaarheid van de Groningse dorpen?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid persoonlijk in gesprek te gaan met de secretaris van het Groninger Gasberaad, naar haar te luisteren en op basis van een of meerdere gesprekken uw beleid aan te passen, zodat de menselijke benadering leidend wordt? Zo nee, waarom niet?
Ja. Ik heb sinds mijn aantreden als Minister meerdere constructieve gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van de maatschappelijke organisaties in het aardbevingsgebied, meest recentelijk op 14 januari jl., met onder meer de secretaris van het Groninger Gasberaad. Ik ga ervanuit ook in de toekomst regelmatig met hen te overleggen.
De kosten van stimulering van elektrische auto’s en de totaal onderschatte vooruitgang in batterij technologie |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Agnes Mulder (CDA) |
|
Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
In hoeverre deelt u, gelet op uw berekening in het kader van de behandeling van de Fiscale vergroeningsmaatregelen 2019 dat een Tesla model S bij een leaseperiode van vijf jaar gemiddeld € 73.120 belastingsubsidie ontvangt, thans de inschatting dat er in 2018 meer dan 16.000 elektrische auto’s op naam gezet worden, waarvan ten minste 10.000 in het allerduurste segment (Tesla S, Tesla M, Jaguar I-Pace)?1 2
Het totaal aantal verkochte volledig elektrische personenauto’s in 2018 betreft 25.068. De top 10 van de verkopen van elektrische personenauto’s (EV’s) in 2018 is als volgt:
1
Tesla Model S
2
Jaguar I-pace
3
Nissan Leaf
4
Tesla Model X
5
Volkswagen Golf
6
BMW I3
7
Hyundai Ioniq
8
Renault Zoe
9
Opel Ampera-E
10
Hyundai Kona
De Tesla S, Tesla X en Jaguar I-Pace vertegenwoordigen in deze periode bij elkaar opgeteld 12.168 auto’s. Dat is circa 48% van het totaal van de EV-nieuwverkopen in 2018. Een deel van de nieuwverkopen in het duurdere segment EV’s is – in verband met de begrenzing van de milieukorting in de bijtelling tot € 50.000 – naar voren gehaald.
Kunt u aangeven hoeveel van deze elektrische auto's er uiteindelijk in 2018 op naam gezet zijn?
Het totaal aantal verkochte volledig elektrische personenauto’s volgens het RVO in 2018 betreft 25.068 stuks.
Klopt het dat het overgrote deel van deze elektrische auto’s in een leasecontract zit en dus gebruik maakt van de 4% bijtelling?
Ongeveer de helft van de EV’s zit in een leasecontract. Voor een auto met een leasecontract is niet altijd de bijtelling van toepassing.3 Het is wel zo dat het overgrote deel (>85%) van de EV’s zakelijk wordt aangeschaft en gereden. Het gaat dan om verschillende groepen zoals ZZP-ers (deel van privé), klein zakelijk, fleetowners, lease + Registratie Tenaamstelling Lease (RTL) en een groot deel van de voertuigen kan nog op voorraad staan bij de voertuigbranche. Ook het zakelijk aanschaffen van (elektrische) personenauto betekent echter niet automatisch dat de bijtelling van toepassing is.
Brandstof
prive
Klein zakelijk
Fleet-owner
Lease + RTL
Rental
Voertuig-branche
100% Elektrisch
11%
24%
3%
54%
1%
7%
Bron: RDC
Kunt u aangeven hoeveel belastingsubsidie de elektrische auto’s, die dit jaar op naam gezet zijn, in de komende vijf jaar kosten aan misgelopen motorrijtuigenbelasting (MRB), belasting van personenauto's en motorrijtuigen (BPM), korting op inkomstenbelasting en loonbelasting (IB/LB-korting), Milieu-investeringsaftrek (MIA), Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA), Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL)? Klopt het dat dat ver over de half miljard euro is?
De fiscale voordelen voor EV’s zijn (ex ante) voorzien van budgettaire dekking binnen het domein van de autobelastingen. Alleen wanneer meer EV’s worden verkocht dan (ex ante) geraamd is er sprake van een onvoorziene (en niet ex ante gedekte) budgettaire derving. Het budgettaire beslag van de MRB, BPM, bijtelling (IB/LB) en MIA voor de in 2018 verkochte EV’s in de periode 2018–2022 is circa € 700 miljoen. Het overgrote deel hiervan betreft de korting op bijtelling in de inkomsten- en loonbelasting. De CO2-uitstoot is de heffingsgrondslag van de BPM. Zonder BPM-vrijstelling geldt voor deze auto’s (zonder CO2-uitstoot) dan ook alleen de vaste voet van € 360. Derving van de BPM kan – bezien vanuit de CO2-uitstoot als heffingsgrondslag – dan ook niet worden gezien als subsidie voor EV’s. Een versnelde ingroei van emissievrije auto’s als gevolg van beleid – waardoor minder conventionele auto’s worden verkocht (BPM) en in Nederland geregistreerd staan (MRB) – dient echter wel van budgettaire dekking te worden voorzien en maakt dan ook onderdeel uit van deze € 700 miljoen.
Is het bedrag uit de vorige vraag kosteneffectief uitgegeven om CO2-besparing te bereiken? Kunt u het antwoord toelichten?
De term kosteneffectiviteit kan vanuit meerdere invalshoeken worden bezien. Vanuit het perspectief van de overheid is de budgettaire totaalplaat van alle maatregelen in relatie tot de vergroeningswinst van belang. Deze fiscale maatregelen voor EV’s zijn (ex ante) budgettair gedekt binnen het stelsel van autobelastingen (lastenneutraal). Wordt alleen gekeken naar de omvang van de vrijstelling BPM (vaste voet), vrijstelling MRB, milieukorting op de bijtelling (IB/LB) en de MIA (zoals deze fiscale voordelen zijn beschreven in het antwoord op vraag 4) dan bedraagt dit circa € 28.000 per verkochte EV in 2018, oftewel circa € 5.600 per auto per jaar. Dit komt uiteindelijk neer op een verschuiving van zo’n € 1.700 per vermeden ton CO2.4 Door de begrenzing van de milieukorting in de bijtelling tot een catalogusprijs van € 50.000 en de versobering van de MIA zal dit bedrag in 2019 lager zijn.
Het PBL hanteert het nationale kostenperspectief om een beeld te schetsen van de kosten en baten van klimaatbeleid voor de Nederlandse samenleving.5 Het PBL geeft in dit rapport aan dat er vanuit het nationale kostenperspectief, als gevolg van de fiscale maatregelen voor EV’s, netto baten zijn voor de Nederlandse samenleving. Het versnellen van de transitie naar emissievrij rijden leidt naast CO2-reductie immers ook tot vele andere maatschappelijke baten zoals verbetering van de luchtkwaliteit, minder geluidsoverlast, innovatieve kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven en gezondheidswinst.6
Hoewel de bestaande fiscale stimulering van EV’s een relatief hoge lastenschuif per vermeden ton CO2vraagt, wil het kabinet benadrukken dat het hier gaat om initiële investeringen in emissievrije mobiliteit die voor de Nederlandse samenleving als geheel zeer waardevol zullen zijn. Om die reden heeft het kabinet in het regeerakkoord afgesproken dat alle nieuwe auto’s in 2030 emissievrij zijn en dat de fiscale stimulering wordt afgebouwd in lijn met dit streven.
Klopt het dat in 2019 er ten minste twee full electric modellen op de markt komen, die beneden de zogenoemde cap zitten van 50.000 euro en toch een behoorlijke actieradius hebben (op papier meer dan 440 kilometer), namelijk de Hyunda KONA en de Kia E-Niro?
De Hyundai Kona Electric is reeds beschikbaar, kent een aantal uitvoeringen met een cataloguswaarde tussen circa € 38.300 en € 44.100, en op papier een actieradius van 482 km. De Kia e-Niro is ook reeds beschikbaar, kent een aantal uitvoeringen met een cataloguswaarde tussen circa € 41.500 en € 45.500 en een actieradius van 455 km op papier.
Is het u bekend dat er nu al advertenties zijn die duidelijk maken dat het leasen van een Kia E-Niro je ongeveer 50 of 60 euro netto per maand kost in de bijtelling? (https://www.activlease.nl/4-procent-bijtelling/3
Het klopt dat de Kia E-Niro en de Hyundai Kona inmiddels aangeboden worden door leasemaatschappijen. In de berekening gaan de leasemaatschappen uit van het belastingtarief in de tweede en derde schijf in de inkomstenbelasting (38,10% in 2019). Daarnaast moet ook nog rekening gehouden worden met de afbouw van algemene heffingskorting en de afbouw van arbeidskorting voor de vaststelling van het marginale tarief voor inkomens tussen circa € 34.000 en circa € 68.500. Bij een cataloguswaarde van de EV van circa € 45.000 komt de netto bijtelling dan uit op circa € 74.
Herinnert u zich dat in Nederland een ware run ontstond op de Mitsubishi Outlander, toen die in 2014 en 2015 geleased kon worden voor ongeveer 100 euro per maand?
In 2014 en 2015 zijn respectievelijk 12.493 en 41.031 PHEV’s verkocht. Dit is respectievelijk 3,2% en 9,1% van de totale nieuwverkopen in die jaren. Een fors deel van deze nieuwverkochte PHEV’s waren inderdaad Misubishi Outlanders maar ook PHEV’s als de Volvo V60, Volkswagen Golf en Opel Ampera zijn in de periode 2013 – 2015 veel verkocht.
Erkent u dat de nieuwprijs (en dus de leasekosten voor de zaak) van de Outlander toen vergelijkbaar is met die van Hyunda KONA en de Kia E-Niro nu, namelijk vanaf ongeveer 40.000 euro? Erkent u dat dat een prijscategorie is waarin toch al redelijk veel mensen – met een relatief hoog middeninkomen – een lease auto mogen uitzoeken?
De Hyundai KONA en de Kia E-Niro hebben een cataloguswaarde van circa € 38.000 a € 45.000. De Mitsubishi Outlander PHEV had een cataloguswaarde van circa € 40.000 tot € 52.000. We hebben geen data beschikbaar over het aantal mensen dat in die prijscategorie een auto van de zaak ook privé kan gebruiken. Werkgevers moeten overigens wel bereid moeten zijn om EV’s aan de werknemers aan te bieden en bereid zijn om te investeren in laadinfrastructuur. EV’s zijn daarbij vaak duurder dan vergelijkbare benzine- of dieselauto’s hetgeen weer kan resulteren in een hoger leasebedrag. We hebben overigens ook geen zicht op het inkomen van mensen die in aanmerking komen voor een leaseauto.
Kunt u de berekening van de kosten van een geleasde Tesla Model S voor de belastingbetaler bij een vijfjarig lease contract, ook uitvoeren voor een geleasde Hyundai KONA Electric Premium, Pulse Red van 45.000 euro? Hoeveel kost die auto, als hij vijf jaar geleaset wordt in 2019 in belastingsubsidies?
De genoemde auto is vrijgesteld van BPM (vaste voet van € 360 in 2019). Dit is een eenmalig bedrag. Voor deze auto geldt voorts een korting op de bijtelling waardoor deze uitkomt op 4% over de cataloguswaarde. Uitgaande van een cataloguswaarde van € 45.000 leidt dit tot een bruto voordeel van € 8.100 in de bijtelling. Dit voordeel geldt voor maximaal vijf jaar, na deze vijf jaar geldt het voordeel dat op dat moment op deze auto van toepassing is. Uitgaande van het tarief in de hoogste schijf van de inkomstenbelasting voor 2019–2023 komt het netto voordeel over vijf jaar uit op € 20.331. Voor de MRB geldt een vrijstelling voor de jaren 2019 en 2020 (door de horizonbepaling op de maatregelen uit de Wet uitwerking autobrief II vervalt deze vrijstelling per 2021). De MRB bij een benzineauto met hetzelfde gewicht (1.660 kg) bedraagt, inclusief opcenten (voor de provincie Overijssel als benadering voor het gemiddelde van de opcenten), € 1.044 in 2019. Voor een dieselauto is dit € 1.940. Het fiscale verschil over vijf jaar voor een EV in vergelijking met een benzine-, respectievelijk dieselauto, met eenzelfde gewicht, komt uit op € 22.759, respectievelijk € 24.551.
Hoeveel van dit soort auto’s (elektrische auto’s onder de 50.000 euro met een range boven de 300–400 kilometer zoals de Hyundai KONA en de Kia E-Niro) verwacht u dat er op naam gezet zullen worden in 2019 en 2020 en hoe groot zal de belastingsubsidie zijn op die auto’s in de komende paar jaren gederfd wordt, ervan uitgaande dat het overgrote deel hiervan geleased zal worden?
Volgens de informatie van de RVO kunnen in 2019 en 2020 de volgende modellen aan deze eigenschappen voldoen:
Het is onder andere afhankelijk van de belangstelling van de consument maar ook van de beschikbaarheid welke modellen (veel) verkocht en op kenteken gezet zullen gaan worden. Daar is met de kennis van nu nog geen specifieke raming voor te maken. De autobranche (Rai en Bovag) verwacht dat er in 2019 28.000 EV’s worden verkocht. Het valt te verwachten dat er een (relatieve) toename zal zijn van de verkoop van EV’s met een cataloguswaarde tot en met € 50.000 door de invoering van beperking van de korting op de bijtelling tot een cataloguswaarde tot en met € 50.000 in 2019 en 2020. Het aandeel EV’s in de nieuwverkopen met een cataloguswaarde boven € 50.000 zal naar verwachting afnemen. Een deel van de nieuwverkopen in dit segment is – in verband met de begrenzing van de milieukorting in bijtelling tot € 50.000 – naar voren gehaald. Hierdoor zullende verkopen in dit segment in 2019 mogelijk lager uitvallen. De raming van de fiscale stimulering voor EV’s wordt in de miljoenennota jaarlijks geactualiseerd. De elektrische auto is nog in een beginstadium van de (wereldwijde) marktontwikkeling. Dit betekent dat de marktontwikkelingen (zoals vraag, aanbod en consumentenvoorkeuren) een grillig en onvoorspelbaar patroon kunnen volgen (zie onderstaande antwoorden op de vragen over het Carbontax model). Daarnaast kunnen ontwikkelingen in het buitenland (zoals toenemende vraag) gevolgen hebben voor het aanbod van EV’s in Nederland. Om die reden is het lastig te voorspellen hoeveel EV’s in deze prijscategorie in Nederland zullen worden verkocht.
Vindt u dat deze belastingsubsidie doelmatig word uitgegeven?
In de Wet uitwerking Autobrief II is een aantal stimuleringsmaatregelen genomen ten behoeve van de aanschaf van emissievrije auto’s. In het regeerakkoord zijn afspraken gemaakt dat in 2030 de nieuwverkopen volledig emissievrij zijn en dat de fiscale stimulering wordt uitgefaseerd in lijn met dit streven. Gelet op de ambities uit het regeerakkoord is dit kabinet van mening dat de fiscale stimulering van emissievrije auto’s doelmatig is. Fiscale stimulering is immers nodig om de transitie naar emissievrij rijden te versnellen. Tegelijkertijd is het kabinet van mening dat afbouw van de fiscale stimuleringsmaatregelen op termijn noodzakelijk is om de fiscale stimulering budgettair houdbaar te houden, gelijke tred te houden met de marktontwikkeling van emissievrij rijden en om overstimulering te voorkomen.
Kunt u aangeven hoe hoog de belastingsubsidies op elektrische auto’s volgens de Startnota in 2019 zouden zijn en hoeveel u nu verwacht dat ze zullen zijn (uitgesplitst naar MRB, BPM, IB/LB korting, MIA/KIA/VAMIL)?
In de startnota van het huidige kabinet is geen raming opgenomen van de fiscale stimulering van elektrische auto’s. De raming in de Miljoenennota 2019 was als volgt:
0
2
3
4
7
9
3
5
8
12
19
26
30
46
69
92
141
190
628
805
723
510
374
80
-
-
32
37
38
38
58
102
108
114
99
107
Bron: Miljoenennota 2019, bijlage 9
MIA voor EV-personenauto’s is per 1 januari 2019 versoberd.
De uiteindelijke verkopen in 2018 van EV’s liggen hoger dan verwacht tijdens het opstellen van de Miljoenennota 2019. Met deze hogere aantallen komt het budgettaire belang van de korting op de bijtelling voor EV’s uit op circa € 200 miljoen in 2018 (voor de BPM- en MRB-vrijstelling voor nulemissievoertuigen komt de raming in totaal € 2 miljoen hoger uit). In de miljoenennota 2020 zal de raming voor 2019 worden bijgewerkt.
Acht u het gepast om in te grijpen in de bijtelling en de oversubsidiëring van elektrische auto’s?
Nog los van de vraag wanneer sprake is van oversubsidiëring, is nu al per 2019 de korting op de bijtelling in de inkomstenbelasting begrensd tot een catalogusprijs van € 50.000. Daarnaast is de MIA voor EV-personenauto’s per 1 januari 2019 versoberd. Deze maatregel draagt bij aan het voorkomen van overstimulering. Gelet op de marktontwikkeling van EV’s is het op dit moment niet noodzakelijk om de fiscale stimulering voor EV’s verder te versoberen. Wel acht ik het noodzakelijk om een vinger aan de pols te houden om signalen van overstimulering tijdig te signaleren. In het regeerakkoord heeft het kabinet opgenomen dat de fiscale stimulering wordt afgebouwd in lijn met het streven dat alle nieuwe auto’s in 2030 emissievrij zijn. De bestaande fiscale stimuleringsmaatregelen voor emissievrije auto’s worden – als gevolg van de horizonbepalingen in de Wet uitwerking Autobrief II – beëindigd per 1 januari 2021. Voor die tijd zal besloten moeten worden welke mate van fiscale stimulering noodzakelijk is om de vergroeningsambities van dit kabinet te realiseren. Vanuit het Klimaatoverleg zijn voorstellen gedaan voor de fiscale stimulering na 2020. Het kabinet is op dit moment in afwachting van de doorrekening van deze voorstellen. Deze voorstellen bevatten ook een jaarlijkse monitoring en evaluatie om tussentijds bij te kunnen sturen.
Bent u bereid maatregelen voor te bereiden om de oversubsidiëring van elektrische auto’s in 2019 of 2020 in te perken?
Zie antwoord op vraag 14.
Herinnert u zich het belastingsubsidiedrama met onder andere de semi-elektrische Mitisbushi Outlander in de jaren 2013–2016, waarover de Algemene Rekenkamer vernietigende rapporten schreef, omdat er voor miljarden euro's belastingsubsidie voor zuinige auto’s uitgegeven was zonder effect?
De Algemene Rekenkamer heeft aanbevolen om de mogelijkheden voor niet-fiscale stimuleringsmogelijkheden voor (semi-)elektrische auto’s in kaart te brengen en daarbij aandacht te geven aan de kosteneffectiviteit. En daarnaast met het parlement de discussie aan te gaan over de kosteneffectiviteit van de fiscale stimulering van deze voertuigen. De kritiek van de Algemene Rekenkamer en de bevindingen uit de Evaluatie Autogerelateerde Belastingen 2008 – 2013 (PRC en TNO) zien grotendeels op de hoge kosten per vermeden ton CO2, door stapelingen van CO2-prikkels voor zeer zuinige benzine- en dieselauto’s en PHEV’s. De kosten vielen vele malen hoger uit dan op voorhand (ex ante) geraamd. Dit heeft geleid tot een onvoorziene en forse budgettaire derving en een verslechtering van het EMU-saldo. De kosten per vermeden ton CO2 waren met name hoog bij PHEV’s omdat deze voertuigen in de praktijk weinig elektrische kilometers maken. Het overgrote deel van de budgettaire derving uit deze periode is echter het gevolg van de fiscale stimulering van zeer zuinige benzine- en dieselauto’s en niet van (PH)EV’s. In de Wet uitwerking Autobrief II is – op basis van deze aanbevelingen en bevindingen – gekozen de CO2-afhankelijkheid van het stelsel van autobelastingen te verminderen en de fiscale stimulering meer toe te spitsen op emissievrije auto’s. Tot slot is mede op aanbeveling van de Algemene Rekenkamer gewerkt aan niet-fiscale alternatieven voor de stimulering van emissievrij rijden zoals de Green Deal Elektrisch Vervoer (2016–2020) (met onder andere een bijbehorende uitvoeringsagenda), de Green Deal Zero Emission Stadslogistiek en de Green Deal Versnelling Innovatie Elektrische Mobiliteit MKB.9 Daarnaast is onderzoek gedaan naar niet-fiscale mogelijkheden om particulieren te stimuleren om te kiezen voor een EV.10
Herinnert u zich de vernietigende rapporten van de Algemene Rekenkamer, die al in 2014 concludeerde dat het stimuleren van de vraag naar zuinige auto’s teneinde de CO2-uitstoot te verlagen sinds 2007 mogelijk 5 miljard euro had gekost, alsmede dat het minder CO2 besparing had opgeleverd dan uit de officiële cijfers bleek en per bespaarde ton CO2 relatief duur was?
Zie antwoord vraag 16.
Kunt u aangeven hoe het staat met de opvolging van elk van de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer?4
Zie antwoord vraag 16.
Herinnert u zich dat in de Startnota van het tweede kabinet-Rutte in bijlage 4 voorspeld werd de belastingsubsidie via een verlaagde bijtelling voor schone auto’s in 2016 precies 215 miljoen euro belastingderving zou opleveren?5
Het klopt dat in de Startnota van het tweede kabinet-Rutte in bijlage 4 verwacht werd dat de verlaagde fiscale bijtelling in de inkomstenbelasting voor zeer zuinige auto’s in 2015 en 2016 € 215 miljoen aan belastingderving zou opleveren.
Klopt het dat deze voorspelling verkeerd bleek te zijn en dat in de Miljoenennota 2018 duidelijk werd dat de echte kosten van de verlaagde bijtelling 829 miljoen euro bedroegen, ofwel bijna het viervoudige van de voorspelling?6
De uiteindelijke kosten van de korting op de bijtelling voor zuinige auto’s in de Miljoenennota 2018 zijn voor 2015 geraamd op € 829 miljoen en voor 2016 op € 741 miljoen.
Heeft er ooit een evaluatie van de ramingsmethode naar aanleiding van de overschrijding plaatsgevonden en is het econometrische model CarbonTax hierop geëvalueerd? Zo ja, kunt u die evoluties aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, wordt een model dat er een factor 4 naast kan zitten, dan gewoon verder gebruikt?
De ramingen in de Startnota en in de Miljoenennota 2018 zijn gemaakt door het Ministerie van Financiën. In die ramingen is gebruik gemaakt van uitkomsten uit het Carbontaxmodel en van de meest recente realisaties en verwachtingen die er op het moment van opstellen van de ramingen waren. In de ramingen in de Startnota werd niet voorzien dat uiteindelijk zoveel PHEV’s verkocht zouden gaan worden in 2015 en 2016 als uiteindelijk gebeurd is. Het Carbontaxmodel is niet geëvalueerd, maar wel in 2018 geactualiseerd, getoetst en gevalideerd door het PBL en door TNO. Het model is gekalibreerd op bijvoorbeeld de aangescherpte Europese normeringen, zie ook antwoord 37.
Erkent u dat een van de belangrijkste variabelen in de modellen over elektrisch rijden de kosten van een batterij zijn, namelijk hoeveel een batterij per kilowattuur (kWh) opslag kost, juist omdat de kosten voor de batterij van een elektrische auto bij uitstek het kostprijsverhogende aspect waren van een elektrische auto?
De meerkosten van batterijen van EV’s zijn naast andere variabelen zoals beschikbaarheid, fiscaal beleid, een belangrijke variabele in de rekenmodellen.
Erkent u dat, wanneer de batterij prijzen onder de 100 dollar per kWh vallen, een elektrische auto door de meeste kenners als competitief gezien wordt? Deelt u deze inschatting? Zo nee, wat is dan volgens u het omslagpunt?
De batterijprijs heeft in verschillende autosegmenten een verschillende doorwerking op de consumentenprijs. Dit hangt af van de grootte van het batterijpakket en het relatieve aandeel van de batterijkosten op de totale voertuigprijs. In het Carbontax-model wordt de 100 dollar per kWh prijs rond 2025 bereikt. Dit betreft een gemiddelde prijs voor het batterijpakket (cell+pack). Bij kleine batterijpakketten is de prijs per kWh hoger, bij grote batterijpakketten is de prijs per kWh lager. Ondanks de dalende batterijkosten blijven EV’s in de lagere segmenten nog lang relatief duur t.o.v. een vergelijkbare personenauto met een conventionele verbrandingsmotor. Hoe competitief EV’s zijn hangt af van allerlei factoren die het kostenplaatje voor de berijder beïnvloeden. Bij zakelijke gebruik liggen de jaarkilometrages gemiddeld hoger en kunnen de hogere aanschafkosten van een EV sneller worden terugverdiend met lagere laad- en onderhoudskosten. Zakelijke EV’s zouden deels al vóór 2025 op basis van Total Cost of Ownership» (TCO) competitief kunnen worden. Privé duurt dit tot na 2025 en in de laagste segmenten mogelijk zelfs langer. Het kostenplaatje is niet de enige factor die de overstap naar een EV bepaalt. Bij een gelijke TCO stapt niet direct 100% van de markt over op een EV. Ook andere factoren spelen een rol, zoals actieradius, laden, beschikbaarheid laadinfrastructuur, de trekkracht van een elektrisch voertuig, etc. Hiervoor is een «gedoefactor» ofwel «overstapdrempel» gemodelleerd.
Herinnert u zich dat het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in 2012 in zijn studie «Elektrisch rijden in 2050: gevolgen voor de leefomgeving uitging van batterijkosten van 250 tot 400 euro per kWh in 2050, zodat de gemiddelde elektrische auto in 2050 een actieradius heeft van circa 250 kilometer, en dat de meerkosten van een elektrische auto ten opzichte van een benzine- of dieselauto daarmee ongeveer 15.000 tot 20.000 euro bedragen?
Ja.
Erkent u dat de vooruitgang die volgens het PBL tussen 2012 en 2050 (38 jaar) zou plaatsvinden al in zes jaar (tussen 2012 en 2018) heeft plaatsgevonden?
Dat klopt. De ordegroottes die PBL noemde voor 2050 komen redelijk overeen met de situatie anno 2018.
Is het u bekend dat de prijs van batterijen tussen 2000 en 2018 met zeker 80% gedaald is van ongeveer $ 1.000 per kWh naar onder de $ 200 per kWh?
Deze daling is in grote lijnen correct en geldt ook als uitgangspunt voor het huidige Carbontax-model.
Is het u bekend dat Bloomberg in het gezaghebbende rapport «New energy outlook 2018» verwacht dat de prijs daalt naar $ 70 per kWh in 2030?7
Deze prognose van Bloomberg is bekend en de parameters in het rekenmodel Carbontax sluiten hier goed op aan.
Is het u bekend dat Lei Zhang, oprichter en bestuursvoorzitter van Envision Energy, verwacht dat de prijs daalt naar $ 100 per kWh in 2020 en $ 50 per kWh in 2025?8
Er zijn verschillende prognoses bij ons bekend en nauwkeurig in overweging genomen bij het opstellen en actualiseren van het rekenmodel Carbontax. Er zijn prognoses die optimistischer en pessimistischer zijn dan de Bloomberg prognose. Het Carbontax model gaat nagenoeg uit van de Bloomberg prognose.
Is het u bekend dat er schattingen zijn dat Tesla nu al batterijen produceert voor $ 111 per kWh?9
Er wordt inderdaad veel gespeculeerd over de batterijkosten van Tesla. Getracht wordt om deze parameter in de rekenmodellen op betrouwbare bronnen te baseren. Daarnaast worden in de rekenmodellen niet de prijzen van één fabrikant, zoals Tesla, maar gemiddelde prijzen in de markt gehanteerd.
Klopt het dat het PBL in de 2018 update van de kosten energie-en klimaattransitie schrijft dat de batterijkosten verondersteld zijn te dalen van $ 180 per kWh in 2020 naar $ 150 per kWh in 2030?
Deze aannames staan inderdaad genoemd in die rapportage. In de doorrekening voor het onderhandelingsakkoord met het Carbontax-model wordt met een sterkere kostendaling richting 2030 rekening gehouden, conform de Bloomberg prognose.
Bent u ervan op de hoogte dat het door de rijksoverheid gebruikte CARbonTax-model 3.0 in 2015 ervan uitging dat de gemiddelde voorspelling voor batterijkosten in 2020 ongeveer $ 400 per kWh is (bij de huidige wisselkoers is dit ongeveer € 300 per kWh)? 10)
Dat klopt. Omstreeks 2014–2015 was de onzekerheid erg groot en waren de prognoses conservatiever dan nu uit voortschrijdende inzichten blijkt. Ook de prognose van Bloomberg kwam destijds uit op een batterijprijs van circa $ 350 per kWh in 2020 en circa $ 175 per kWh in 2030. Dit is inmiddels bijgesteld naar $ 184 per kWh in 2020 en circa $ 73 per kWh in 2030 en verwerkt in het huidige model dat zal worden gebruikt ten behoeve van de doorrekening van de voorstellen van het Klimaatoverleg.
Erkent u dat de batterijkosten nu al een factor 2–3 lager liggen dan het PBL in 2012 voorspelde dat ze in 2050 zouden zijn?
Ja, zie antwoord op vraag 25.
Kunt u aangeven wat de aannames van de batterijprijzen zijn in het CARbonTAX model zijn dat gebruikt is voor de doorrekening van de Autobrief II? Hoe hoog zou de prijs per kWh zijn in 2016, 2017, 2018, 2019 en 2020 in het centrale scenario?
Het centrale scenario ging bij de doorrekening van Autobrief II uit van een daling van € 500 per kWh in 2015 naar € 300 per kWh in 2020. Met de wisselkoers van 2015 sluit dit aan op de Bloomberg en andere prognoses van destijds rond $ 350 tot $ 400 per kWh in 2020. Overigens ging het «optimistische scenario» ten tijde van de doorrekening van Autobrief II uit van een batterijprijs van 150 €/kWh.
Kunt u aangeven wat de aannames van de batterijprijzen zijn in het CARbonTAX model, dat in 2018 op de ministeries is gebruikt? Hoe hoog is de prijs per kWh in elk van de jaren 2018 tot en met 2030 in het centrale scenario?
De in 2018 gehanteerde batterijprijzen uit het Carbontax model zijn in de tabel hieronder weergegeven.
Jaren
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
Prijzen (€)1
228
205
185
167
150
135
122
110
De gemiddelde prijzen per kWh prijspeil 2017
Jaren
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Prijzen (€)1
99
91
84
78
72
66
De gemiddelde prijzen per kWh prijspeil 2017
Kunt u aangeven hoe duur een batterij van 100 kWh is voor een auto in 2020, in de situaties a) dat het PBL met zijn verwachting uit 2015 gelijk zou hebben en de batterijkosten $ 400 per kWh zouden zijn, b) dat het PBL met zijn verwachting uit 2018 gelijk heeft en de batterijkosten $ 180 per kWH zijn en c) dat de batterijkosten $ 100 per kWh zijn?
Situatie A: $ 40.000
Situatie B: $ 18.000
Situatie C: $ 10.000.
Kunt u aangeven hoe duur een batterij van 100 kWh is voor een auto in 2030 in de gevallen a) dat het PBL gelijk heeft met zijn verwachting uit 2018 en de batterijkosten $ 150 per kWh zijn, b) dat Bloomberg gelijk heeft en die kosten $ 70 per kWh zijn, en c) dat de heer Zang gelijk krijgt en die kosten onder de $ 50 per kWh dalen?
Situatie A: $ 15.000
Situatie B: $ 7.000
Situatie C: $ 5.000.
Acht u de input van de modellen van batterijprijzen voor CARbonTax in 2015 en 2018 realistisch of niet? Zo nee, tot hoeveel oversubsidiëring gaat dit de komende jaren (2019–2020 en de periode daarna) leiden en wat gaat u doen om een realistische schatting in de modellen mee te nemen?
Bij berekeningen met het Carbontaxmodel wordt bij iedere grote beleidsstudie voor de rijksoverheid aangesloten bij de meest actuele en betrouwbare inschattingen die met de kennis op dat moment beschikbaar en realistisch zijn. In de doorrekening van Autobrief II (2015) is een modelupdate uitgevoerd om de laatste feitelijke ontwikkelingen tot en met 2014 en de meest actuele prognoses te benutten in het rekenmodel.16 Voor de doorrekeningen van het ontwerp Klimaatakkoord is in 2018 opnieuw een modelupdate uitgevoerd om feitelijke ontwikkelingen tot en met 2017 te benutten in het rekenmodel en de meest recente toekomstprognoses, zoals Bloomberg, te betrekken. Een modelactualisatie omvat ontwikkelingen in onder andere verkoopaantallen, marktaandelen, aanbod, prijs, prijselasticiteiten, CO2, verbruik, meerverbruik tussen norm en praktijk, jaarkilometrage, import- en export, batterij, TCO-waardes, Europese bronbeleid, onderverdeeld naar 4 brandstofsoorten, 5 autosegmenten en de marktsegmenten privé en zakelijk per jaar tot en met 2030. Dit betekent dat 40 parameters voor 13 jaren en circa 10 ontwikkelingen, opgeteld circa 5200 «modelinputs», zijn herijkt. Deze parameters zijn in de zomer en het najaar van 2018 gedurende 3 maanden uitvoerig besproken, getoetst en op onderdelen herijkt en gevalideerd door het PBL en TNO. Tot 2025 vindt er een jaarlijkse monitoring plaats van de hierboven genoemde maatregelen en ontwikkelingen. Dit biedt ruimte om bij te sturen wanneer bijvoorbeeld modelactualisaties leiden tot nieuwe inzichten. Voor de periode na 2025 wordt – met het oog op de diverse onzekerheden in de ontwikkelingen van elektrisch rijden – in 2023 een evaluatie uitgevoerd (zie de uitwerking van deze evaluatie op pagina 69 en 70 van de voorstellen van het Klimaatoverleg). Daarbij dient bovendien opgemerkt te worden dat ontwikkelingen in de automarkt, die afwijken van de modelvoorspelling, niet per definitie hoeven samen te hangen met de ontwikkeling van batterijprijzen. Andere factoren als aankoopgedrag, beschikbaarheid, prijsprijsstrategieën van fabrikanten etc. zijn van invloed op de uitkomsten van de modelvoorspelling van Carbontax.
Bent u bereid deze vragen een voor een, zorgvuldig en voor 14 januari 12.00 uur te beantwoorden?
Over de beantwoordingstermijn van deze Kamervragen is op 11 januari 2019 een brief aan uw Kamer gestuurd.17
De aanpassing van de Uitvoeringsregeling en het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet |
|
Helma Lodders (VVD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Klopt het dat de Uitvoeringsregeling en het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet met ingang van 1 januari 2019 wijzigen?
Ja. Daarnaast zijn op 1 januari 2019 het Besluit gebruik meststoffen (Bgm) en de Uitvoeringsregeling gebruik meststoffen (Ugm) gewijzigd. De wijzigingen van het Bgm en het Uitvoeringsbesluit meststoffenwet (Ubm) zijn in april 2018 voor internetconsultatie aangeboden en zijn in juni 2018 in de voorhangprocedure en in november 2018 in de nahangprocedure aan beide Kamers gezonden. Tegelijk met de Ugm zijn in de Uitvoeringsregeling meststoffenwet (Urm) wijzigingen aangebracht, deze zijn in september 2018 aangeboden voor internetconsultatie.
Kunt u aangeven of u met de wijziging van bovengenoemde regeling ook rekening heeft gehouden met uw landbouwvisie waarbij u het principe van kringlooplandbouw huldigt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze komt dat tot uitdrukking?1
Ja. De wijzigingen volgen uit het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn 2018–2021 (Kamerstuk 33 037, nr. 250). Deze maatregelen hebben als doel de uitspoeling van nutriënten naar grond- en oppervlaktewater tegen te gaan, waardoor nutriënten in de kringloop blijven. Het beperken van verliezen naar het milieu in kringlopen maakt onderdeel uit van het principe van kringlooplandbouw.
Deelt u de mening dat bij een wijziging van bovenstaande regeling ook rekening gehouden dient te worden met de ambities van dit kabinet zoals bijvoorbeeld het sluiten van kringlopen en het terugdringen van CO2? Zo nee, waarom niet? Kunt u aangeven op welke manier u dan uw landbouwvisie tot wasdom wil laten komen?
De wijzigingen hebben als primair doel het terugdringen van de emissies van nutriënten naar het grond- en oppervlaktewater. Terugdringen van emissie van stikstof heeft ook effect op de emissie van lachgas, een krachtig broeikasgas. Daarnaast wordt gestreefd naar het verhogen van het organischestofgehalte in de bodem waarbij sprake is van vastlegging van koolstof (C) in de bodem.
Heeft u met de wijziging van bovengenoemde regeling ook rekening gehouden met de ambitie van dit kabinet om de hoeveelheid CO2 terug te dringen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat de wijziging van bovenstaande regeling zowel het sluiten van kringlopen belemmert (het circulair benutten van mineralen verslechtert) als dat de wijziging ook een negatieve impact op de CO2 uitstoot heeft? Kunt u motiveren waarom u tot deze wijziging bent gekomen?
Nee, deze mening deel ik niet. De wijzigingen in het Bgm, de Ugm en de Urm hebben betrekking op de invoering van de maatregelen die Nederland gedurende de looptijd van het zesde actieprogramma neemt om – zoals in het vorige antwoord is geduid – de uit- en afspoeling van nitraat uit de landbouw naar het grond- respectievelijk oppervlaktewater in Nederland te verminderen. Het gaat over handelingen op of in de bodem, waaronder verschuiving van de uitrijdperiode van drijfmest op bouwland, verlenging van de periode om grasland te scheuren op zand- en lössgrond, vervroeging van de teelt van een vanggewas na de teelt van maïs op zand- en lössgrond voor verbetering van de opname van achtergebleven nitraat in de bodem en voor meer organische stof (C-vastlegging) in de bodem, en toepassing van in het najaar te vernietigen graszaadstoppel als groenbemester.
Daarnaast wordt in het Bgm de mogelijkheid opgenomen om bij ministeriële regeling regels te stellen over methoden om de ammoniakemissie bij mestaanwending van dierlijke mest en zuiveringsslib te beperken, hetgeen ook bijdraagt aan minder verliezen in de nutriëntenkringloop op bedrijfsniveau. De uitwerking van de regels voor de aanwendmethoden van mest vindt vanaf 1 januari 2019 plaats in de Urm; de daarvoor benodigde wijziging is op 24 december 2018 gepubliceerd (Stcrt 2018, nr. 70808).
De wijziging van het Ubm betreft tevens voorschriften over onder meer verhandeling, gebruik, opslag, productie, vervoer en verwerking van mest. In het Ubm is met deze wijziging ook het begrip compost verduidelijkt; de reden daarvoor wordt verduidelijkt in de antwoorden op de vragen 7 en 9.
Bent u bekend met het verschil tussen aeroob (traditioneel composteren) en het anaeroob composteren (vergisten van uitsluitend plantaardig materiaal)? Kunt u voor beide varianten aangeven hoeveel energie nodig is (zoals bijvoorbeeld transport en bewerking) of oplevert (groen gas)? Kunt u aangeven tot welke mineralenverliezen/broeikasgassen de beide processen leiden?
Ja, ik ben bekend met beide technieken. Uit het aerobe proces komt een droog product, dat niet verpompbaar is en gangbaar compost genoemd wordt. Uit het anaerobe proces komt een vloeibaar product dat gangbaar digestaat genoemd wordt. Er zijn in de praktijk diverse technieken die deze processen toepassen. Ook zijn er installaties waar beide processen in serie worden geschakeld. Het is daarom niet mogelijk om algemene uitspraken te doen over hoeveel energie nodig is of de omvang van emissies die vrijkomen bij beide processen.
Deelt u de mening dat het traditioneel composteren niet de enige mogelijkheid meer is om te komen tot een goed eindproduct voor inzet als meststof? Zo ja, ziet u de meerwaarde van het vergisten van plantaardige reststromen? Zo nee, op basis van welk onderzoek wijst u deze vorm af?
Vloeibaar digestaat heeft eigenschappen die sterk lijken op drijfmest. Dergelijke producten hebben in tegenstelling tot compost, zoals groencompost en GFT-compost, een laag gehalte aan structuurhoudende bestanddelen en een relatief hoog gehalte stikstof per kg effectieve organische stof. Naast het relatief hoge gehalte aan structuurhoudende bestanddelen is het de lage hoeveelheid stikstof per kg effectieve organische stof die de achtergrond vormt dat in de mestregelgeving voor compost uitzonderingen zijn opgenomen om daarvan (tijdelijk) meer toe te dienen. Desalniettemin werd het vloeibare digestaat verhandeld en gebruikt als compost, en werd gebruik gemaakt van de vrijstellingsregeling compost, waardoor een agrariër 50% van de bemesting van fosfaat niet hoeft op te nemen in de mineralenboekhouding, mits het fosfaatgehalte lager is dan 3,5 kg per ton droge stof compost. Dit werd als oneigenlijk gezien. Het restproduct van het vergisten van plantaardige reststromen wordt met de wijziging dan ook niet verboden, maar een agrariër dient alle nutriënten op te nemen in de mineralenboekhouding. Als het plantaardige digestaat een aerobe verwerkingstap ondergaat, kan het product alsnog als compost op de markt gebracht worden.
Hoeveel en welke partijen hebben op de consultatie van bovenstaande regeling gereageerd? Wat is er met de input van deze consultatieronde gebeurd?
Er zijn twee partijen die gereageerd hebben op de wijziging van de definitie van compost. Hierop is gereageerd in de nota van toelichting van de wijziging van het Besluit op 29 oktober 2018 (Stb 2018, nr. 400), en waarop aansluitend van 12 november 2018 tot en met 10 december 2018 de nahangprocedure is doorlopen (Kamerstuk 33 037, nr. 327).
Waarom kan er geen vloeibare compost kan zijn? Op basis van welk artikel in het Meststoffenbesluit wordt tot deze conclusie gekomen? Deelt u de mening dat het vreemd is dat dit uitgangspunt gehuldigd wordt omdat er geen eisen worden gesteld in datzelfde Meststoffenbesluit ten aanzien van het droge stof gehalte en alleen minimale eisen gesteld worden aan het organische stof gehalte?
Het punt dat in deze vraag aangestipt wordt, is juist de reden geweest tot deze wijziging. Tot 1 januari 2019 bestond de mogelijkheid om vloeibare compost uit een anaeroob proces te produceren. Dit gaf verwarring in de markt, zoals ook is toegelicht in de beantwoording van vraag 7. Ook de handhavingsdiensten hebben aangegeven moeite te hebben met het onderscheid tussen vloeibaar digestaat uit verschillende vergistingsinstallaties. Daarom is het proces beter omschreven en wordt er gesproken over niet-verpompbaar, wat enige flexibiliteit geeft in de verdere uitvoering.
Bent u voornemens om op zeer korte termijn naar het plantaardig digestaat te kijken omdat het gebruik bijdraagt aan de kringlooplandbouw en het plantaardig digestaat geen nadelig milieueffect kent (bijv. CO2)? Zo nee, waarom wilt u hier niet naar kijken?
Ja, in de uitwerking van de op handen zijnde Europese Meststoffenverordening wordt een aparte categorie digestaat van plantaardige reststromen benoemd. De huidige Meststoffenwet kent geen onderscheid tussen plantaardig digestaat en digestaat van covergisting. Ik wil bezien of het nieuwe kader van de Meststoffenverordening ook mogelijkheden biedt voor de Meststoffenwet. Ik zal dit meenemen in het proces van herbezinning van het mestbeleid.
Bent u bekend met het feit dat sectorpartijen in reactie op een consultatiedocument hiernaar gevraagd hebben, maar nog geen inhoudelijke reactie hebben ontvangen? Waarom is dit niet opgepakt? Bent u bereid met deze partijen voor het einde van het jaar in gesprek te gaan? Zo nee, waarom niet?
Deze wijziging van het besluit is geconsulteerd via www.internetconsultatie.nl in de periode van 24 april tot en met 22 mei 2018. Op de voorgestelde wijziging in de definitie van compost is geen reactie binnengekomen die ziet op het al dan niet vloeibaar zijn van compost.
Bent u bereid deze vragen één voor één te beantwoorden?
Ja.
Het bericht 'Demonstranten in Harlingen willen sluiting afvaloven' |
|
Cem Laçin , Suzanne Kröger (GL) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Demonstranten in Harlingen willen sluiting afvaloven»?1
Ja.
Bent u op de hoogte van de frequente storingen in de Reststoffen Energie Centrale (afvalverbrander) Harlingen?
Ja.
Deelt u de mening dat doordat deze afvalverbrander zo vaak technische storingen heeft daardoor de mogelijkheid van uitstoot van giftige stoffen toeneemt en dit mogelijk een bedreiging voor milieu en volksgezondheid betekent?
Volgens (Europese) milieuregelgeving moeten afvalverbrandingsinstallaties de emissies altijd beperken. Emissie-eisen mogen uitsluitend worden overschreden tijdens technisch onvermijdelijke storingen. Tijdens storingen gelden nog wel een aantal emissiegrenswaarden (CO, CxHy en stof) die deels minder streng zijn.
Indien blijkt dat de storing niet binnen 4 uur kan worden opgelost wordt de installatie stilgelegd om te voorkomen dat de uitstoot van niet-reguliere emissies tot bedreiging van milieu of volksgezondheid leidt. Bovendien is het totaal aantal storingsuren per jaar gelimiteerd tot 60.
Het college van gedeputeerde staten van de provincie Fryslân is verantwoordelijk voor de vergunningverlening en het toezicht en kijkt hierbij ook naar de technische staat van de centrale voor zover dat mogelijk risico’s voor mens en milieu oplevert. De vergunning bevat voorschriften met betrekking tot inspectie, keuring en onderhoud.
De provincie Fryslân controleert Reststoffen Energie Centrale (REC) op deze milieuregels en treedt handhavend op.
Deelt u de mening dat de slechte technische staat van de centrale tot deze structurele problemen leidt en dat deze niet met reparaties en incidentmanagement zijn op te lossen?
Zie antwoord vraag 3.
Is er nog wel sprake van het toepassen van de best beschikbare techniek, als de gebruikte techniek telkens faalt? Wordt daarmee nog wel voldaan aan de voorwaarden van de vergunning en van de algemene voorwaarden voor het bedrijven van een dergelijke installatie?
De beste beschikbare technieken worden bepaald door zowel technische als economische mogelijkheden voor een bedrijfstak. Voordat een techniek als BBT wordt aangewezen is het derhalve zeker dat de techniek zich bewezen heeft. De maximale periodes van storingen zijn in de regelgeving opgenomen. De vergunning bevat voorschriften met betrekking tot inspectie, keuring en onderhoud, zoals aangegeven in het antwoord op de vragen 3 en 4.
De provincie Fryslân controleert REC op deze milieuregels en treedt zo nodig handhavend op.
Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan nieuwe BBT-conclusies voor afvalverbrandingsinstallaties.
Deze worden in de loop van dit jaar verwacht. Na publicatie hiervan dient het bevoegd gezag te onderzoeken of de installatie nog voldoet aan de nieuwe BBT-conclusies. Als dit niet het geval is, dienen zowel vergunning als de installatie binnen vier jaar te zijn aangepast.
Waarom is het toegestaan dat rond (de afhandeling van) een incident of storing de emissies van schadelijke en kankerverwekkende stoffen zoals dioxines niet worden gemonitord, terwijl juist op dat soort momenten de emissies het hoogst zijn?
Momenteel gelden er tijdens storingen geen meetverplichtingen voor componenten zoals dioxine. Dit is conform de huidige Europese regels (Bref Afvalverbranding2 en de Richtlijn industriële emissies3).
Dioxine-emissies worden tweemaal per jaar periodiek gemeten via bemonstering door een meetinstantie (maximaal 6 uur), gevolgd door analyse op een laboratorium. Tijdens storingen kan vanuit praktisch oogpunt een dergelijke meting niet worden uitgevoerd.
Emissies die optreden tijdens storingen worden geschat. Aan de hand van periodieke metingen, die in het verleden zijn uitgevoerd tijdens geplande opstart en stopsituaties, kan een ruwe schatting worden gemaakt van de emissies bij storingen. Op deze wijze vindt momenteel monitoring plaats van storingen en ongewone voorvallen en ontstaat inzicht in de mogelijkheden de emissies te minimaliseren conform het verdrag van Stockholm.
Indien de storingsemissies een substantieel onderdeel uitmaken van de totale jaaremissie, kan een nauwkeuriger inzicht in de emissies tijdens storingen gewenst zijn. De nieuwe BBT-conclusies geven ruimte om continue bemonstering van dioxines in de vergunning op te nemen, waardoor achteraf (beter) kan worden vastgesteld wat de dioxine-emissies precies zijn geweest.
Is de bepaling dat er niet hoeft te worden gemonitord rond storingen en het (her-)opstarten van de installatie een wettelijke bepaling? Is deze in lijn met het verdrag van Stockholm? Deelt u de mening dat deze bepaling moet worden aangepast, zodat er een goed beeld van de totale emissie van dit soort installaties ontstaat?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid om te onderzoeken hoe voorkomen kan worden dat tijdens storingen wel ongelimiteerd dioxines en andere schadelijke stoffen in de lucht uitgestoten kunnen worden?
Naar aanleiding van eerdere incidenten met betrekking tot dioxine-emissies bij REC Harlingen heeft RWS-Infomil op basis van informatie van alle omgevingsdiensten met een afvalverbrandingsinstallatie in hun gebied een analyse gemaakt van de problematiek. Op basis hiervan heeft RWS-Infomil een notitie4 opgesteld, waarin mogelijkheden staan beschreven om dioxine-emissies bij storingen te minimaliseren. De notitie is opgesteld ten behoeve van het bevoegd gezag en kan gebruikt worden voor het beperken van dioxine-emissies in vergunningverlening en toezicht.
Bent u bereid de wet aan te passen met betrekking tot de monitoring van en normering voor emissies van schadelijke stoffen tijdens storingen? Ben u bereid dit ook te doen voor de minimalisatieverplichting van deze emissies tijdens storingen?
Een bedrijf moet vanzelfsprekend alles doen om het aantal incidenten zo beperkt mogelijk te houden. De minimalisatieverplichting richt zich op het terugdringen van reguliere emissies. De maatregelen die daarvoor worden genomen, worden door het bevoegd gezag in de vergunningen vastgelegd.
Naast een verbetering van de milieuprestaties van afvalverbrandingsinstallaties tijdens reguliere bedrijfsvoering, gaan de nieuwe BBT-conclusies ook regels stellen aan de milieubelasting tijdens storingen. De nieuwe BBT-conclusies verplichten bedrijven om een management plan voor storingen en ongewone voorvallen op te zetten. Een dergelijk plan bevat onder meer monitoring van emissies tijdens storingen en maatregelen ter voorkoming van storingen.
Ik laat door RWS-Infomil onderzoeken of bij implementatie van de definitieve BBT-conclusies de verplichting om een management plan voor storingen op te stellen in algemene regels haalbaar en wenselijk is of dat het opnemen van een dergelijke bepaling in individuele vergunningen efficiënter is. Ik zal uw Kamer daarover te zijner tijd nader informeren.
Bent u bereid om met de vergunningverlener en de betrokken handhavende instanties te overleggen over een intrekking van de vergunning, totdat de installatie zodanig is aangepast dat storingen niet meer voorkomen?
Intrekken van een vergunning is een zwaar middel in handen van de provincie Fryslân, dat in beroep op proportionaliteit en subsidiariteit getoetst zal worden door de rechter. Storingen -hoe onwenselijk ook- zijn onlosmakelijk verbonden aan bedrijfsprocessen. Het beperken daarvan is in het belang van het bedrijf en in het belang van de omgeving. Bij deze installatie geldt bovendien een maximum aantal storingsuren van 60 per jaar. Ik wees al eerder op de mogelijkheid voor bevoegd gezag en bedrijf vanuit de nieuwe BBT-conclusies, om te komen tot aanscherping van de vergunning en de installatie. Uiteraard ben ik graag bereid RWS-Infomil de provincie Fryslân hierbij desgewenst te laten ondersteunen.
Ouderen die niet gebruik kunnen maken van een gunstige financiering van energiebesparingsmaatregelen |
|
William Moorlag (PvdA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u de Energiebespaarlening van het Nationaal Energiebespaarfonds?1
Ja.
Is het waar dat deze Energiebesparingsregeling niet beschikbaar is voor burgers van 75 jaar of ouder? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Nee, dit klopt niet helemaal. De Energiebespaarlening is beschikbaar als één aanvrager jonger is dan 76 jaar. De grens ligt daarmee op 76 jaar maar er kan wel een lening worden verstrekt als één aanvrager uit het huishouden jonger is dan 76 en de andere aanvrager uit het huishouden 76 jaar of ouder is. Bij de inkomenstoets wordt dan het inkomen van de jongste aanvrager benut, het eventuele inkomen van de oudere partner niet.
Op verzoek van de provincies Drenthe en Overijssel biedt het Nationaal Energiebespaarfonds inwoners uit deze provincies boven de 75 jaar de mogelijkheid om een Energiebespaarlening af te sluiten. Gezien het verhoogde risico bij het verstrekken van Energiebespaarleningen aan aanvragers boven de 75, staan deze provincies garant voor nakoming van de financiële verplichtingen van deze leningnemers.
Deelt u de mening dat ook ouderen moeten kunnen profiteren van deze gunstige financieringsmogelijkheid om daarmee een bijdrage kunnen leveren aan de verduurzaming?
Ik wil hierbij graag twee vragen onderscheiden. Op de vraag of ook ouderen de mogelijkheid moeten hebben om hun woning te verduurzamen, antwoord ik graag bevestigend.
De andere vraag is of het ook verantwoord is om ouderen hiervoor een consumptieve lening, zonder onderpand of hypotheek, te verstrekken. De Energiebespaarlening is namelijk een consumptief krediet en moet in een periode van 7, 10 of 15 jaar worden terugbetaald. Het antwoord op deze tweede vraag is minder eenvoudig en vergt nader onderzoek en een goede uitwerking. Ik licht dit graag toe.
Achtergrond van de leeftijdsgrens is dat bij kredietverstrekking aan mensen op hogere leeftijd, de kredietverstrekker een hoog risico loopt dat de lening bij overlijden van de leningnemer niet of niet geheel wordt terugbetaald. Daarnaast is de vraag of het wenselijk is dat bij overlijden een schuld (de lening) achterblijft bij de partner of andere huisgenoot of erfgenamen. Dat de lening niet vrij beschikbaar is en bedoeld voor de woning maakt het risico niet kleiner, aangezien het gaat om leningen zonder onderpand of hypotheek. Dankzij de overheidsbijdrage in het publiek-private Nationaal Energiebespaarfonds, is het mogelijk gebleken om een hogere leeftijdsgrens (76 jaar) te hanteren dan gebruikelijk is. Veel geldverstrekkers hanteren bij een consumptieve lening een leeftijdsgrens van tussen de 65 en 73 jaar.
Voor mensen boven de leeftijdsgrens van het Nationaal Energiebespaarfonds met overwaarde op hun woning is het mogelijk om de overwaarde te gebruiken voor verduurzaming. Omdat het belangrijk is dat ook ouderen zonder overwaarde mee kunnen doen aan de energietransitie, bekijk ik wat de mogelijkheden zijn om hen beter te faciliteren bij de voorfinanciering van verduurzaming. Dit wordt meegenomen bij de uitwerking van een financieringsfonds voor huishoudens en verenigingen van eigenaren die nu niet in aanmerking komen voor financiering, aangekondigd in de aanbiedingsbrief bij het ontwerpKlimaatakkoord van 21 december 2018 van de Minister van EZK.
Deelt u ook de mening dat gezien de toenemende vergrijzing het belang toeneemt dat ouderen toegang hebben tot financieringsfaciliteiten? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot het feit dat de Energiebesparingsregeling niet open staat voor ouderen? Zo nee, waarom deelt u deze mening niet?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat de risico’s dat ouderen deze lening niet kunnen terugbetalen beheersbaar zijn? Bijvoorbeeld omdat de lening die het Energiebesparingsfonds verstrekt een lening voor een gerichte bestemming is die niet vrij beschikbaar is en gekoppeld wordt aan het huis en dat mocht er na overlijden van de schuldenaar nog een restschuld bestaan dat dat in mindering kan worden gebracht op de erfenis? Zo ja, wat gaat u doen om er voor te zorgen dat de Energiebesparingsregeling ook voor ouderen boven de 75 jaar beschikbaar wordt gesteld? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bestaan er nog meer faciliteiten ten behoeve van energiebesparing of duurzame energie waar ouderen geen gebruik van mogen maken? Zo ja, welke faciliteiten zijn dat en waar uit bestaan de belemmeringen voor ouderen? Indien er belemmeringen zijn, bent u dan bereid te bevorderen dat deze worden weggenomen?
Voor zover mij bekend bestaan er alleen belemmeringen voor ouderen bij het verkrijgen van een lening voor energiebesparing, in verband met de bovengenoemde redenen.
De toespraak van Greta Thunberg tijdens de COP24 in Katowice |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
Erkent u dat u medeverantwoordelijkheid draagt voor het Nederlandse klimaatbeleid, aangezien het kabinetsbeleid wordt vastgesteld door de ministerraad?
Heeft u de toespraak gehoord die de 15-jarige Zweedse klimaatactivist Greta Thunberg heeft gegeven tijdens de klimaatconferentie in Katowice, Polen?1
Heeft u gehoord dat ze zei: «Veel mensen zeggen dat Zweden maar een klein land is en dat het niet uitmaakt wat we doen. Maar ik heb geleerd dat je nooit te klein bent om een verschil te maken. En als slechts een paar kinderen over de hele wereld de krantenkoppen halen, door simpelweg niet naar school te gaan, stel je dan eens voor wat we met zijn allen zouden kunnen bereiken, als we maar zouden willen»? Bestrijdt u deze uitspraken van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Maar om dat te doen, moeten we helder spreken, ongeacht hoe oncomfortabel dat kan zijn»? Bestrijdt u de stelling van Thunberg dat eerlijke en heldere communicatie geboden is?
Heeft u gehoord dat ze zei: «U heeft het alleen maar over groene oneindige economische groei, omdat u bang bent om impopulair te zijn»? Voelt u zich aangesproken door Thunberg op dit punt? Zo nee, heeft u inmiddels uw standpunt over economische groei gewijzigd en durft u inmiddels te erkennen dat voortdurende economische groei op een (reeds overbelaste) planeet onmogelijk is?
Heeft u gehoord dat ze zei: «U praat alleen over stappen vooruit zetten met dezelfde slechte ideeën die ons in deze situatie hebben doen belanden, terwijl het enige verstandige zou zijn om aan de noodrem te trekken»? Voelt u zich aangesproken door Thunberg op dit punt? Zo ja, welke voorstellen mogen de Kamer en jongeren zoals Thunberg nog voor het einde van 2018 van u verwachten om radicaal te breken met het beleid van «business as usual» en de grootste bedreigingen voor het klimaat drastisch aan banden te leggen, zoals het bevorderen van (type) banen die er voor zorgen dat de temperatuurstijging van de aarde tot 1,5 graad Celsius beperkt blijft en (type) banen te ontmoedigen die bevorderen dat de temperatuurstijging van de aarde boven de 1,5 graad Celsius komt?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Jullie zijn niet volwassen genoeg om te zeggen waar het op staat. Zelfs die last laten jullie over aan ons, kinderen»? Bestrijdt u deze stelling van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Maar populair zijn interesseert me niet. Wat mij interesseert, is klimaatrechtvaardigheid en een levende planeet»? Vindt u dat inspirerend? Zou u een voorbeeld kunnen nemen aan Thunberg, denkt u?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Onze beschaving wordt opgeofferd voor de mogelijkheid voor een zeer klein aantal mensen om door te gaan met het verdienen van een enorme hoeveelheid geld. Onze atmosfeer wordt opgeofferd zodat rijke mensen in landen als de mijne, in luxe kunnen leven. Het is het lijden van velen, die betalen voor de luxe van enkelen»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «In het jaar 2078, zal ik mijn 75ste verjaardag vieren. Als ik kinderen heb, zullen zij die dag misschien met mij doorbrengen. Misschien zullen ze mij vragen naar jullie. Misschien zullen ze vragen waarom jullie niets gedaan hebben, toen er nog tijd was om te handelen»? Welke antwoord zou Thunberg haar kinderen kunnen geven wat u betreft?
Heeft u gehoord dat ze zei: «U zegt dat u van uw kinderen houdt, boven al het andere. Maar u steelt hun toekomst, voor hun ogen»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Totdat u gaat focussen op wat er moet gebeuren, in plaats van op wat er politiek mogelijk is, is er geen hoop»? Bestrijdt u deze stelling van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «We kunnen een crisis niet oplossen zonder het als een crisis te behandelen»? Bestrijdt u deze logica van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «We moeten de fossiele brandstoffen in de grond laten, en we moeten focussen op billijkheid»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «En als oplossingen binnen het bestaande systeem niet te vinden zijn, dan moeten we misschien het systeem zelf veranderen»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «We zijn hier niet gekomen om de wereldleiders te smeken of ze zich (om ons) willen bekommeren. Jullie hebben ons in het verleden genegeerd en jullie zullen ons weer negeren»? Wat vindt u ervan dat jongeren als Thunberg tot de conclusie zijn gekomen dat ze niet kunnen rekenen op hun politieke leiders?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Jullie zijn door je excuses heen, en we zijn door onze tijd heen. We zijn hier gekomen om jullie te laten weten dat verandering eraan komt, of jullie dat nou leuk vinden of niet. De echte macht behoort toe aan het volk»? Bestrijdt u deze uitspraken van Thunberg?
Wat gaat u na het horen van de toespraak doen om ervoor te zorgen dat u kinderen zoals Greta Thunberg weer recht in de ogen kunt kijken?
Bent bereid om u in de ministerraad sterk te maken voor een Nederlands klimaatbeleid dat niet meegaat in het scenario dat kinderen hun toekomst afpakt?
Bent u bereid op uw eigen ministerie alle maatregelen te nemen die de noodzaak van het beperken van de klimaatverandering tot 1,5 graad Celsius vraagt?
Bent u bijvoorbeeld bereid over te stappen op een (veel) plantaardiger catering in de bedrijfskantine, bij vergaderlunches en officiële diners, door plantaardig de norm te maken en dierlijk de uitzondering, zoals diverse Nederlandse universiteiten en de gemeente Utrecht al doen?
Stimuleringsmaatregelen voor zonnecel-dakpannen |
|
William Moorlag (PvdA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
Kent u het bericht «Zonne-energie uit een dakpan»?1
Ja.
Kunt u in kaart brengen welke subsidieregelingen, belastingkortingen en andere stimuleringsmaatregelen er naast het terugvragen van btw bestaan om innovaties zoals het opwekken van zonne-energie te stimuleren?
Naast het terugvragen van btw bestaan er verschillende regelingen om innovaties en de toepassing van zonne-energie te stimuleren. De SDE+ en de salderingsregeling zijn de belangrijkste regelingen voor de uitrol van duurzame energie. Voor innovaties op het gebied van hernieuwbare energie zijn er regelingen gericht op onderzoek, ontwikkeling, experimenten en demonstraties. De voor zon PV meest relevante regelingen zijn die van de Topsector energie, de regeling hernieuwbare energie (HER), de regeling experimenten Elektriciteitswet en de regeling demonstratie energie-innovaties (DEI). Daarnaast zijn er – niet specifiek voor hernieuwbare energie – generieke regelingen voor innovatie (zoals de WBSO-fiscale regeling voor R&D).
Gelden deze stimuleringsmaatregelen ook voor zonne-energie uit dakpannen?
Ja.
Kunt u, indien de stimuleringsmaatregelen niet voor zonne-energie uit dakpannen gelden, indachtig de motie-Lodders/Van Weyenberg (Kamerstuk 35 029, nr. 20) in kaart brengen welke belemmeringen er bestaan om stimuleringsmaatregelen van toepassing te verklaren voor de opwekking van zonne-energie uit dakpannen? Kunt u in kaart brengen voor welke projecten en sectoren dergelijke belemmeringen ook bestaan?
Voor zover ik weet zijn er geen belemmeringen voor de stimulering van zonne-energie uit dakpannen in de verschillende stimuleringsmaatregelen.
Het bericht 'Hoe energiebedrijven miljoenen stelen van klanten stadsverwarming' |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Hoe energiebedrijven miljoenen stelen van klanten stadsverwarming»?1
Ja.
Klopt het dat de berekening voor het Niet Meer Dan Anders-tarief wordt gebaseerd op relatief dure CV-ketels? Zo ja, waarom?
Het maximale gebruiksonafhankelijke tarief op basis van de gasreferentie is gelijk aan het gemiddelde jaarlijkse vastrecht voor aardgas plus het verschil in gebruikskosten tussen aardgas en warmte, waarbij dit verschil onder meer wordt bepaald door de kosten van een cv-ketel minus de kosten van een afleverset (= warmtewisselaar). De in deze berekening gehanteerde kosten voor de cv-ketel zijn niet gebaseerd op relatief dure cv-ketels, maar op het gemiddelde van de door Nederlandse huishoudens gebruikte cv-ketels. De prijs is vastgesteld door een onafhankelijk adviesbureau op basis van kostenkengetallen voor de onderdelen van deze gemiddelde cv-ketel. Bij aanpassing van de Warmteregeling eind 2015 is deze prijs nog naar beneden bijgesteld in verband met de lagere kosten bij vervanging van een cv-ketel. De gehanteerde prijs wordt verder jaarlijks gecorrigeerd met het inflatiepercentage (de consumentenprijsindex).
Wordt hierbij gekeken naar de kosten van een gemiddelde CV-ketel? Zo nee, waarom niet?
Ja. Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 2 is bij de berekening uitgegaan van het gemiddelde van de gebruikte cv-ketels.
Klopt het dat de berekening voor het Niet Meer Dan Anders-tarief wordt gebaseerd op relatief dure onderhoudscontracten? Zo ja, waarom?
Nee dat klopt niet. Er wordt uitgegaan van de gemiddelde kosten van een zogenaamd full-service onderhoudscontract. Er zijn wel goedkopere onderhoudscontracten, maar die dekken niet alle onderhoudskosten bij storingen. Als er van een goedkoper onderhoudscontract uitgegaan zou worden, dan zou bij de berekening van het tarief ook gerekend moeten worden met de additionele onderhoudskosten die dan tijdens de levensduur van een cv-ketel voor rekening van de verbruiker komen.
Klopt het dat voor de tarieven van stadswarmte wordt gekeken naar de tarieven van de drie grootste gasaanbieders van Nederland? Zo ja, waarom?
Ja. Sinds de inwerkingtreding van de huidige Warmtewet wordt het maximale verbruiksafhankelijke tarief gebaseerd op de gemiddelde kosten van de drie grootste leveranciers van aardgas in Nederland. Hiervoor is gekozen, omdat deze drie leveranciers het grootste deel van de Nederlandse markt bestrijken. Met de inwerkingtreding van het voorstel tot wijziging van het Warmtebesluit, die is voorzien met ingang van het nieuwe tariefjaar (1 januari 2020) zal worden uitgegaan van de 10 grootste leveranciers, waarmee een nog representatiever beeld zal worden verkregen.
Wordt voor het berekenen van het Niet Meer Dan Anders-tarief een hoge nieuwprijs voor de warmtewisselaar als uitgangspunt genomen? Zo ja, waarom?
Nee, de in de berekening van het maximum gebruiksonafhankelijke tarief gehanteerde kosten voor de afleverset worden op dezelfde wijze bepaald als de kosten van de cv-ketel. Ook voor de afleverset geldt dus dat de prijs in 2015 is bepaald door een onafhankelijk adviesbureau op basis van kostenkengetallen voor de onderdelen van de meest toegepaste afleverset.
Waar wordt de prijs van de warmtewisselaar op gebaseerd?
Zie het antwoord op vraag 6.
Zou het niet beter zijn als voor de berekening van warmtetarieven wordt gekeken naar de gemiddelde gastarieven van gasaanbieders?
Nu wordt al uitgegaan van het gemiddelde van de drie grootste leveranciers van aardgas. Met inwerkingtreding van het voorstel tot wijziging van het Warmtebesluit zal worden uitgegaan van het gemiddelde van de 10 grootste leveranciers.
Wordt het Niet Meer Dan Anders-tarief jaarlijks opnieuw berekend? Zo nee, om de hoeveel jaar wordt het Niet Meer Dan Anders-tarief berekend? Wordt hierbij rekening gehouden met het goedkoper worden van bijvoorbeeld CV-ketels?
Ja, het tarief wordt jaarlijks door de ACM vastgesteld. Voor de berekening van het maximale verbruiksonafhankelijke tarief wordt daarbij onder meer uitgegaan van de parameters voor de kosten van de meest toegepaste cv-ketel en afleverset zoals deze in 2015 op basis van het in het antwoord op vraag 2 genoemde onderzoek zijn vastgesteld en jaarlijks worden gecorrigeerd met het inflatiepercentage.
In het onlangs bij de Kamer voorgehangen voorstel tot wijziging van het Warmtebesluit is bepaald dat de ACM de genoemde parameters vanaf het moment van inwerkingtreding (naar verwachting per 1 januari 2020) zal gaan vaststellen en dat deze dus niet meer gebaseerd zullen worden op het genoemde onderzoek.
Met het oog hierop is er, mede om verwarring te voorkomen, voor gekozen om geen nieuw onderzoek uit te voeren en het onderzoek uit 2015 nog als basis te handhaven voor de huidige parameters. Voor een toelichting op het meest recente tariefbesluit van de ACM verwijs ik naar https://www.acm.nl/nl/publicaties/besluit-maximumprijs-levering-warmte-2019
Is er binnen de huidige warmtewet een systeem mogelijk waarbij er meer concurrentie plaatsvindt tussen leveranciers van warmte op het warmtenet? Zo ja hoe kan dit worden bewerkstelligd en welke wetswijziging is hiervoor vereist?
Bij de levering van warmte aan kleinverbruikers is de huidige praktijk dat er geen concurrentie tussen leveranciers op één warmtenet plaats vindt. Het warmtebedrijf beheert het warmtenet en voorziet in de levering aan de eindgebruikers. Om de gebonden kleinverbruiker te beschermen voorziet de Warmtewet in het reguleren van het maximum tarief voor warmte. De huidige Warmtewet bevat geen bepalingen ten aanzien van de toegang van meerdere leveranciers tot een warmtenet.
Op dit moment wordt naar aanleiding van de motie van de leden Yesilgöz-Zegerius en Jetten (Kamerstuk 34 723, nr. 13) in het kader van de voorbereiding van de volgende wijziging van de Warmtewet (Warmtewet 2.0) onderzoek uitgevoerd door onderzoeksbureau SEO naar de mogelijkheden om de levering en netbeheer te splitsen en de voor- en nadelen die dat met zich mee zou brengen. Zodra dit onderzoek is afgerond, zal ik de Kamer daarover informeren.
Hoe kan ervoor worden gezorgd dat consumenten kunnen kiezen tussen meerdere leveranciers? Is hier een wetswijziging voor vereist, zo ja welke?
Zie antwoord vraag 10.
Hoeveel procent van de energieleveranciers rekenden het afgelopen jaar een warmtetarief dat lager lag dan het Niet Meer Dan Anders-tarief?
Ik heb geen overzicht van de tarieven van alle warmteleveranciers in Nederland. Voor wat betreft 11 grotere leveranciers2 hadden zes bedrijven in 2018 een gebruiksonafhankelijk tarief dat lager lag dan het maximum en hadden vier bedrijven een gebruiksafhankelijk tarief dat lager lag dan het maximum. Daarbij hadden twee van de laatstgenoemde vier bedrijven tevens een gebruiksonafhankelijk tarief dat lager lag dan het maximum.
Hoe hoog was in 2017 het warmtetarief van een energieleverancier dat het grootste verschil vertoonde met het Niet Meer Dan Anders-tarief? Hoe groot was dit verschil?
Ik heb geen overzicht van de tarieven van alle warmteleveranciers in 2017. Van de 11 bij het antwoord op vraag 12 genoemde grotere leveranciers waren de laagste warmtekosten (vastrecht + variabel) op basis van een gemiddeld verbruik van 35 GJ per jaar in 2018 € 982,92. Dit is € 168,35 lager dan wat bij dit verbruik maximaal in rekening had mogen worden gebracht.
De toespraak van Greta Thunberg tijdens de COP24 in Katowice |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Erkent u dat u medeverantwoordelijkheid draagt voor het Nederlandse klimaatbeleid, aangezien het kabinetsbeleid wordt vastgesteld door de ministerraad?
Heeft u de toespraak gehoord die de 15-jarige Zweedse klimaatactivist Greta Thunberg heeft gegeven tijdens de klimaatconferentie in Katowice, Polen?1
Heeft u gehoord dat ze zei: «Veel mensen zeggen dat Zweden maar een klein land is en dat het niet uitmaakt wat we doen. Maar ik heb geleerd dat je nooit te klein bent om een verschil te maken. En als slechts een paar kinderen over de hele wereld de krantenkoppen halen, door simpelweg niet naar school te gaan, stel je dan eens voor wat we met zijn allen zouden kunnen bereiken, als we maar zouden willen»? Bestrijdt u deze uitspraken van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Maar om dat te doen, moeten we helder spreken, ongeacht hoe oncomfortabel dat kan zijn»? Bestrijdt u de stelling van Thunberg dat eerlijke en heldere communicatie geboden is?
Heeft u gehoord dat ze zei: «U heeft het alleen maar over groene oneindige economische groei, omdat u bang bent om impopulair te zijn»? Voelt u zich aangesproken door Thunberg op dit punt? Zo nee, heeft u inmiddels uw standpunt over economische groei gewijzigd en durft u inmiddels te erkennen dat voortdurende economische groei op een (reeds overbelaste) planeet onmogelijk is?
Heeft u gehoord dat ze zei: «U praat alleen over stappen vooruit zetten met dezelfde slechte ideeën die ons in deze situatie hebben doen belanden, terwijl het enige verstandige zou zijn om aan de noodrem te trekken»? Voelt u zich aangesproken door Thunberg op dit punt? Zo ja, welke voorstellen mogen de Kamer en jongeren zoals Thunberg nog voor het einde van 2018 van u verwachten om radicaal te breken met het beleid van «business as usual» en de grootste bedreigingen voor het klimaat drastisch aan banden te leggen, door eraan mee te werken om in de onderwijsprogramma’s te benoemen dat het noodzakelijk is de temperatuurstijging van de aarde tot 1,5 graad Celsius te beperken?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Jullie zijn niet volwassen genoeg om te zeggen waar het op staat. Zelfs die last laten jullie over aan ons, kinderen»? Bestrijdt u deze stelling van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Maar populair zijn interesseert me niet. Wat mij interesseert, is klimaatrechtvaardigheid en een levende planeet»? Vindt u dat inspirerend? Zou u een voorbeeld kunnen nemen aan Thunberg, denkt u?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Onze beschaving wordt opgeofferd voor de mogelijkheid voor een zeer klein aantal mensen om door te gaan met het verdienen van een enorme hoeveelheid geld. Onze atmosfeer wordt opgeofferd zodat rijke mensen in landen als het mijne, in luxe kunnen leven. Het is het lijden van velen, die betalen voor de luxe van enkelen»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «In het jaar 2078, zal ik mijn 75ste verjaardag vieren. Als ik kinderen heb, zullen zij die dag misschien met mij doorbrengen. Misschien zullen ze mij vragen naar jullie. Misschien zullen ze vragen waarom jullie niets gedaan hebben, toen er nog tijd was om te handelen»? Welk antwoord zou Thunberg haar kinderen kunnen geven wat u betreft?
Heeft u gehoord dat ze zei: «U zegt dat u van uw kinderen houdt, boven al het andere. Maar u steelt hun toekomst, voor hun ogen»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Totdat u gaat focussen op wat er moet gebeuren, in plaats van op wat er politiek mogelijk is, is er geen hoop»? Bestrijdt u deze stelling van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «We kunnen een crisis niet oplossen zonder het als een crisis te behandelen»? Bestrijdt u deze logica van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «We moeten de fossiele brandstoffen in de grond laten, en we moeten focussen op billijkheid»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «En als oplossingen binnen het bestaande systeem niet te vinden zijn, dan moeten we misschien het systeem zelf veranderen»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «We zijn hier niet gekomen om de wereldleiders te smeken of ze zich (om ons) willen bekommeren. Jullie hebben ons in het verleden genegeerd en jullie zullen ons weer negeren»? Wat vindt u ervan dat jongeren als Thunberg tot de conclusie zijn gekomen dat ze niet kunnen rekenen op hun politieke leiders?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Jullie zijn door je excuses heen, en we zijn door onze tijd heen. We zijn hier gekomen om jullie te laten weten dat verandering eraan komt, of jullie dat nou leuk vinden of niet. De echte macht behoort toe aan het volk»? Bestrijdt u deze uitspraken van Thunberg?
Wat gaat u na het horen van de toespraak doen om ervoor te zorgen dat u kinderen zoals Greta Thunberg weer recht in de ogen kunt kijken?
Bent bereid om u in de ministerraad sterk te maken voor een Nederlands klimaatbeleid dat niet meegaat in het scenario dat kinderen hun toekomst afpakt?
Bent u bereid op uw eigen ministerie alle maatregelen te nemen die de noodzaak van het beperken van de klimaatverandering tot 1,5 graad Celsius vraagt?
De toespraak van Greta Thunberg tijdens de COP24 in Katowice |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Erkent u dat u medeverantwoordelijkheid draagt voor het Nederlandse klimaatbeleid, aangezien het kabinetsbeleid wordt vastgesteld door de ministerraad?
Heeft u de toespraak gehoord die de 15-jarige Zweedse klimaatactivist Greta Thunberg heeft gegeven tijdens de klimaatconferentie in Katowice, Polen?1
Heeft u gehoord dat ze zei: «Veel mensen zeggen dat Zweden maar een klein land is, en dat het niet uitmaakt wat we doen. Maar ik heb geleerd dat je nooit te klein bent om een verschil te maken. En als slechts een paar kinderen over de hele wereld de krantenkoppen halen, door simpelweg niet naar school te gaan, stel je dan eens voor wat we met zijn allen zouden kunnen bereiken, als we maar zouden willen»? Bestrijdt u deze uitspraken van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Maar om dat te doen, moeten we helder spreken, ongeacht hoe oncomfortabel dat kan zijn»? Bestrijdt u de stelling van Thunberg dat eerlijke en heldere communicatie geboden is?
Heeft u gehoord dat ze zei: «U heeft het alleen maar over groene oneindige economische groei, omdat u bang bent om impopulair te zijn»? Voelt u zich aangesproken door Thunberg op dit punt? Zo nee, heeft u inmiddels uw standpunt over economische groei gewijzigd, en durft u inmiddels te erkennen dat voortdurende economische groei op een (reeds overbelaste) planeet onmogelijk is?
Heeft u gehoord dat ze zei: «U praat alleen over stappen vooruit zetten met dezelfde slechte ideeën die ons in deze situatie hebben doen belanden, terwijl het enige verstandige zou zijn om aan de noodrem te trekken»? Voelt u zich aangesproken door Thunberg op dit punt? Zo ja, welke voorstellen mogen de Kamer en jongeren zoals Thunberg nog voor het einde van 2018 van u verwachten om radicaal te breken met het beleid van «business as usual» en de grootste bedreigingen voor het klimaat drastisch aan banden te leggen, zoals het aanpassen van de schijven van de energiebelasting zodanig dat de grootste vervuiler gemiddeld meer betaalt dan de kleine vervuiler en zoals het aanpassen van de energiebelasting zodanig dat de mate van vervuiling bepalend is voor de hoogte van het tarief?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Jullie zijn niet volwassen genoeg om te zeggen waar het op staat. Zelfs die last laten jullie over aan ons, kinderen»? Bestrijdt u deze stelling van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Maar populair zijn interesseert me niet. Wat mij interesseert, is klimaatrechtvaardigheid en een levende planeet»? Vindt u dat inspirerend? Zou u een voorbeeld kunnen nemen aan Thunberg, denkt u?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Onze beschaving wordt opgeofferd voor de mogelijkheid voor een zeer klein aantal mensen om door te gaan met het verdienen van een enorme hoeveelheid geld. Onze atmosfeer wordt opgeofferd zodat rijke mensen in landen als de mijne, in luxe kunnen leven. Het is het lijden van velen, die betalen voor de luxe van enkelen»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «In het jaar 2078, zal ik mijn 75ste verjaardag vieren. Als ik kinderen heb, zullen zij die dag misschien met mij doorbrengen. Misschien zullen ze mij vragen naar jullie. Misschien zullen ze vragen waarom jullie niets gedaan hebben, toen er nog tijd was om te handelen»? Welke antwoord zou Thunberg haar kinderen kunnen geven wat u betreft?
Heeft u gehoord dat ze zei: «U zegt dat u van uw kinderen houdt, boven al het andere. Maar u steelt hun toekomst, voor hun ogen»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Totdat u gaat focussen op wat er moet gebeuren, in plaats van op wat er politiek mogelijk is, is er geen hoop»? Bestrijdt u deze stelling van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «We kunnen een crisis niet oplossen zonder het als een crisis te behandelen»? Bestrijdt u deze logica van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «We moeten de fossiele brandstoffen in de grond laten, en we moeten focussen op billijkheid»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «En als oplossingen binnen het bestaande systeem niet te vinden zijn, dan moeten we misschien het systeem zelf veranderen»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «We zijn hier niet gekomen om de wereldleiders te smeken of ze zich (om ons) willen bekommeren. Jullie hebben ons in het verleden genegeerd en jullie zullen ons weer negeren»? Wat vindt u ervan dat jongeren als Thunberg tot de conclusie zijn gekomen dat ze niet kunnen rekenen op hun politieke leiders?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Jullie zijn door je excuses heen, en we zijn door onze tijd heen. We zijn hier gekomen om jullie te laten weten dat verandering eraan komt, of jullie dat nou leuk vinden of niet. De echte macht behoort toe aan het volk»? Bestrijdt u deze uitspraken van Thunberg?
Wat gaat u na het horen van de toespraak doen om ervoor te zorgen dat u kinderen zoals Greta Thunberg weer recht in de ogen kunt kijken?
Bent u bereid om u in de ministerraad sterk te maken voor een Nederlands klimaatbeleid dat niet meegaat in het scenario dat kinderen hun toekomst afpakt?
Bent u bereid op uw eigen ministerie alle maatregelen te nemen die de noodzaak van het beperken van de klimaatverandering tot 1,5 graad Celsius vraagt?
Bent u bijvoorbeeld bereid over te stappen op een (veel) plantaardiger catering in de bedrijfskantine, bij vergaderlunches en officiële diners, door plantaardig de norm te maken en dierlijk de uitzondering, zoals diverse Nederlandse universiteiten en de gemeente Utrecht al doen?
De toespraak van Greta Thunberg tijdens de COP24 in Katowice |
|
Eva Akerboom (PvdD), Lammert van Raan (PvdD) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Erkent u dat u medeverantwoordelijkheid draagt voor het Nederlandse klimaatbeleid, aangezien het kabinetsbeleid wordt vastgesteld door de ministerraad?
Heeft u de toespraak gehoord die de 15-jarige Zweedse klimaatactivist Greta Thunberg heeft gegeven tijdens de klimaatconferentie in Katowice, Polen?1
Heeft u gehoord dat ze zei: «Veel mensen zeggen dat Zweden maar een klein land is en dat het niet uitmaakt wat we doen. Maar ik heb geleerd dat je nooit te klein bent om een verschil te maken. En als slechts een paar kinderen over de hele wereld de krantenkoppen halen, door simpelweg niet naar school te gaan, stel je dan eens voor wat we met zijn allen zouden kunnen bereiken, als we maar zouden willen»? Bestrijdt u deze uitspraken van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Maar om dat te doen, moeten we helder spreken, ongeacht hoe oncomfortabel dat kan zijn»? Bestrijdt u de stelling van Thunberg dat eerlijke en heldere communicatie geboden is?
Heeft u gehoord dat ze zei: «U heeft het alleen maar over groene oneindige economische groei, omdat u bang bent om impopulair te zijn»? Voelt u zich aangesproken door Thunberg op dit punt? Zo nee, heeft u inmiddels uw standpunt over economische groei gewijzigd en durft u inmiddels te erkennen dat voortdurende economische groei op een (reeds overbelaste) planeet onmogelijk is?
Heeft u gehoord dat ze zei: «U praat alleen over stappen vooruit zetten met dezelfde slechte ideeën die ons in deze situatie hebben doen belanden, terwijl het enige verstandige zou zijn om aan de noodrem te trekken»? Voelt u zich aangesproken door Thunberg op dit punt?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Jullie zijn niet volwassen genoeg om te zeggen waar het op staat. Zelfs die last laten jullie over aan ons, kinderen»? Bestrijdt u deze stelling van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Maar populair zijn interesseert me niet. Wat mij interesseert, is klimaatrechtvaardigheid en een levende planeet»? Vindt u dat inspirerend? Zou u een voorbeeld kunnen nemen aan Thunberg, denkt u?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Onze beschaving wordt opgeofferd voor de mogelijkheid voor een zeer klein aantal mensen om door te gaan met het verdienen van een enorme hoeveelheid geld. Onze atmosfeer wordt opgeofferd zodat rijke mensen in landen als het mijne, in luxe kunnen leven. Het is het lijden van velen, die betalen voor de luxe van enkelen»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «In het jaar 2078, zal ik mijn 75ste verjaardag vieren. Als ik kinderen heb, zullen zij die dag misschien met mij doorbrengen. Misschien zullen ze mij vragen naar jullie. Misschien zullen ze vragen waarom jullie niets gedaan hebben, toen er nog tijd was om te handelen»? Welk antwoord zou Thunberg haar kinderen kunnen geven wat u betreft?
Heeft u gehoord dat ze zei: «U zegt dat u van uw kinderen houdt, boven al het andere. Maar u steelt hun toekomst, voor hun ogen»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Totdat u gaat focussen op wat er moet gebeuren, in plaats van op wat er politiek mogelijk is, is er geen hoop»? Bestrijdt u deze stelling van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «We kunnen een crisis niet oplossen zonder het als een crisis te behandelen»? Bestrijdt u deze logica van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «We moeten de fossiele brandstoffen in de grond laten, en we moeten focussen op billijkheid»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «En als oplossingen binnen het bestaande systeem niet te vinden zijn, dan moeten we misschien het systeem zelf veranderen»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «We zijn hier niet gekomen om de wereldleiders te smeken of ze zich (om ons) willen bekommeren. Jullie hebben ons in het verleden genegeerd en jullie zullen ons weer negeren»? Wat vindt u ervan dat jongeren als Thunberg tot de conclusie zijn gekomen dat ze niet kunnen rekenen op hun politieke leiders?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Jullie zijn door je excuses heen, en we zijn door onze tijd heen. We zijn hier gekomen om jullie te laten weten dat verandering eraan komt, of jullie dat nou leuk vinden of niet. De echte macht behoort toe aan het volk»? Bestrijdt u deze uitspraken van Thunberg?
Wat gaat u na het horen van de toespraak doen om ervoor te zorgen dat u kinderen zoals Greta Thunberg weer recht in de ogen kunt kijken?
Bent bereid om u in de ministerraad sterk te maken voor een Nederlands klimaatbeleid dat niet meegaat in het scenario dat kinderen hun toekomst afpakt?
Bent u bereid op uw eigen ministerie alle maatregelen te nemen die de noodzaak van het beperken van de klimaatverandering tot 1,5 graad Celsius vraagt?
De toespraak van Greta Thunberg tijdens de COP24 in Katowice |
|
Eva Akerboom (PvdD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Erkent u dat u medeverantwoordelijkheid draagt voor het Nederlandse klimaatbeleid, aangezien het kabinetsbeleid wordt vastgesteld door de ministerraad?
Heeft u de toespraak gehoord die de 15-jarige Zweedse klimaatactivist Greta Thunberg heeft gegeven tijdens de klimaatconferentie in Katowice, Polen?1
Heeft u gehoord dat ze zei: «Veel mensen zeggen dat Zweden maar een klein land is, en dat het niet uitmaakt wat we doen. Maar ik heb geleerd dat je nooit te klein bent om een verschil te maken. En als slechts een paar kinderen over de hele wereld de krantenkoppen halen, door simpelweg niet naar school te gaan, stel je dan eens voor wat we met zijn allen zouden kunnen bereiken, als we maar zouden willen»? Bestrijdt u deze uitspraken van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Maar om dat te doen, moeten we helder spreken, ongeacht hoe oncomfortabel dat kan zijn»? Bestrijdt u de stelling van Thunberg dat eerlijke en heldere communicatie geboden is?
Heeft u gehoord dat ze zei: «U heeft het alleen maar over groene oneindige economische groei, omdat u bang bent om impopulair te zijn»? Voelt u zich aangesproken door Thunberg op dit punt? Zo nee, heeft u inmiddels uw standpunt over economische groei gewijzigd, en durft u inmiddels te erkennen dat voortdurende economische groei op een (reeds overbelaste) planeet onmogelijk is?
Heeft u gehoord dat ze zei: «U praat alleen over stappen vooruit zetten met dezelfde slechte ideeën die ons in deze situatie hebben doen belanden, terwijl het enige verstandige zou zijn om aan de noodrem te trekken»? Voelt u zich aangesproken door Thunberg op dit punt? Zo ja, welke voorstellen mogen de Kamer en jongeren zoals Thunberg nog voor het einde van 2018 van u verwachten om radicaal te breken met het beleid van «business as usual» en de grootste bedreigingen voor het klimaat drastisch aan banden te leggen, door gezond en duurzaam eten te stimuleren door de BTW op groente en fruit niet te verhogen naar 9%, maar te verlagen naar 0%?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Jullie zijn niet volwassen genoeg om te zeggen waar het op staat. Zelfs die last laten jullie over aan ons, kinderen»? Bestrijdt u deze stelling van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Maar populair zijn interesseert me niet. Wat mij interesseert, is klimaatrechtvaardigheid en een levende planeet»? Vindt u dat inspirerend? Zou u een voorbeeld kunnen nemen aan Thunberg, denkt u?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Onze beschaving wordt opgeofferd voor de mogelijkheid voor een zeer klein aantal mensen om door te gaan met het verdienen van een enorme hoeveelheid geld. Onze atmosfeer wordt opgeofferd zodat rijke mensen in landen als de mijne, in luxe kunnen leven. Het is het lijden van velen, die betalen voor de luxe van enkelen»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «In het jaar 2078, zal ik mijn 75ste verjaardag vieren. Als ik kinderen heb, zullen zij die dag misschien met mij doorbrengen. Misschien zullen ze mij vragen naar jullie. Misschien zullen ze vragen waarom jullie niets gedaan hebben, toen er nog tijd was om te handelen»? Welk antwoord zou Thunberg haar kinderen kunnen geven wat u betreft?
Heeft u gehoord dat ze zei: «U zegt dat u van uw kinderen houdt, boven al het andere. Maar u steelt hun toekomst, voor hun ogen»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Totdat u gaat focussen op wat er moet gebeuren, in plaats van op wat er politiek mogelijk is, is er geen hoop»? Bestrijdt u deze stelling van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «We kunnen een crisis niet oplossen zonder het als een crisis te behandelen»? Bestrijdt u deze logica van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «We moeten de fossiele brandstoffen in de grond laten, en we moeten focussen op billijkheid»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «En als oplossingen binnen het bestaande systeem niet te vinden zijn, dan moeten we misschien het systeem zelf veranderen»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «We zijn hier niet gekomen om de wereldleiders te smeken of ze zich (om ons) willen bekommeren. Jullie hebben ons in het verleden genegeerd en jullie zullen ons weer negeren»? Wat vindt u ervan dat jongeren als Thunberg tot de conclusie zijn gekomen dat ze niet kunnen rekenen op hun politieke leiders?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Jullie zijn door je excuses heen, en we zijn door onze tijd heen. We zijn hier gekomen om jullie te laten weten dat verandering eraan komt, of jullie dat nou leuk vinden of niet. De echte macht behoort toe aan het volk»? Bestrijdt u deze uitspraken van Thunberg?
Wat gaat u na het horen van de toespraak doen om ervoor te zorgen dat u kinderen zoals Greta Thunberg weer recht in de ogen kunt kijken?
Bent bereid om u in de ministerraad sterk te maken voor een Nederlands klimaatbeleid dat niet meegaat in het scenario dat kinderen hun toekomst afpakt?
Bent u bereid op uw eigen ministerie alle maatregelen te nemen die de noodzaak van het beperken van de klimaatverandering tot 1,5 graad Celsius vraagt?
Bent u bijvoorbeeld bereid over te stappen op een (veel) plantaardiger catering in de bedrijfskantine, bij vergaderlunches en officiële diners, door plantaardig de norm te maken en dierlijk de uitzondering, zoals diverse Nederlandse universiteiten en de gemeente Utrecht al doen?