Geluidsoverlast door het Kerkgenootschap Leger des Heils in Zutphen |
|
Jan Schinkelshoek (CDA), Kathleen Ferrier (CDA) |
|
Tineke Huizinga (minister volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer) (CU) |
|
![]() |
Is het u bekend, dat op de plaats waar thans het Leger des Heils bijeenkomt al sinds 1856 godsdienstoefeningen worden gehouden?1 Is dit naar uw mening een factor die dient te worden meegewogen bij de beoordeling van het conflict?
Ja.
Het is aan de rechter om te bepalen of dit een factor is die moet worden meegewogen bij de beoordeling van het concrete conflict. Het betreft i.c. een voorlopige voorzieningsuitspraak, waar mogelijk nog een uitspraak van de rechter in bodemprocedure op zal volgen. Het kabinet gaat derhalve niet nader in op de inhoud van de voorlopige uitspraak.
Heeft het conflict over geluidsoverlast naar uw oordeel niet alleen te maken met de betrokken partijen, maar ook meer in het algemeen met veranderende religieuze uitingsvormen en afnemende tolerantie? Zo ja, hoe denkt u daarmee om te gaan?
Het oordeel van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State betreft, zoals in het antwoord op vraag 1 al is aangegeven, een voorlopige voorzieningsuitspraak. Daarom kan het kabinet thans niet op de rechtszaak ingaan.
Zijn u meer voorbeelden bekend van conflicten tussen kerkelijke gemeenten en hun buren over geluidsoverlast of andere vormen van overlast?
Het enige mij bekende voorbeeld is de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 5 januari 1996 in het geschil tussen de Stichting Beheer Evangeliegemeente «De Deur» te Zwolle en burgemeester en wethouders van Zwolle.
Worden kerkelijke gemeenten door de overheid geïnformeerd over de eisen op grond van de Wet geluidhinder? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, bent u bereid dat te bevorderen?
In de Wet geluidhinder zijn geen eisen opgenomen waaraan kerkelijke gemeenten moeten voldoen. De eisen die gesteld worden aan bepaalde activiteiten zijn opgenomen in het op de Wet milieubeheer gebaseerde Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit). Informatie over het Activiteitenbesluit wordt beschikbaar gesteld via de websites van onder meer VROM, Infomil en Antwoord voor Bedrijven. Uiteraard zijn deze sites ook toegankelijk voor kerkelijke gemeenten.
Deelt u de mening, dat praktische problemen op het gebied van veiligheid en geluidsoverlast het draagvlak voor de vrijheid van godsdienst kunnen ondermijnen? Hoe denkt u het rustig genot van dit grondrecht te kunnen verzekeren?
Zie het antwoord op vraag 2.
Bent u bereid in overleg met Samen Kerk In Nederland (SKIN) en het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken (CIO) te zoeken naar wegen om de gesignaleerde problemen op te lossen?
Zie antwoord vraag 5.
De uitspraak van de Raad van State inzake geluidsoverlast door het Kerkgenootschap Leger des Heils in Zutphen |
|
Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Ed Anker (CU) |
|
Tineke Huizinga (minister volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer) (CU) |
|
![]() |
Kent u de uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van Kerkgenootschap Leger des Heils om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen het kerkgenootschap Leger des Heils en het college van burgemeester en wethouders van Zutphen?1
Ja.
Wat houdt de uitdrukkelijke uitzondering in die in het Activiteitenbesluit is opgenomen voor het geluid van kerkdiensten, waarvoor de geluidswaarden die normaal gesproken van toepassing zijn, niet gelden? (artikel 2.18, eerste lid, aanhef en onder c, Activiteitenbesluit)
Het bepaalde in artikel 2.18, eerste lid aanhef en onder c, van het Activiteitenbesluit houdt in dat het geluid bij godsdienstige bijeenkomsten of plechtigheden bij toetsing aan de grenswaarden voor de geluidsniveaus uit het Activiteitenbesluit buiten beschouwing blijft. Hiermee wordt invulling gegeven aan het in de Grondwet verankerde recht op vrijheid van godsdienst.
Wordt in deze bepaling onderscheid gemaakt tussen versterkt en onversterkt geluid?2
In artikel 218, eerste lid, aanhef en onder c, wordt geen onderscheid gemaakt tussen versterkt en onversterkt geluid.
Hoe beoordeelt u het onderscheid dat de Raad van State maakt tussen versterkt en onversterkt geluid?
Het oordeel van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State betreft een voorlopige voorzieningsuitspraak. De juridische procedure is hiermee nog niet afgerond. Daarom kan het kabinet thans niet op de rechtszaak ingaan.
Wat betekent deze uitspraak nu feitelijke geluidsniveaus niet per definitie afhangen van de omstandigheid of al dan niet via geluidsversterking ondersteuning van erediensten plaatsvindt?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid artikel 2.18 dan wel de wet Geluidhinder aan te passen teneinde voor deze en vergelijkbare situaties voor nu en in de toekomst duidelijkheid te geven?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke wijze wilt u overigens verzekeren dat kerken de ruimte behouden hun erediensten vorm te geven zonder dat hen daarbij meer beperkingen worden opgelegd dan strikt noodzakelijk is en dus passend bij een extensieve uitleg van artikel 6 van de Grondwet en artikel 18 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens?
Zie antwoord vraag 4.
Stroomstoringen op Goeree-Overflakkee |
|
Liesbeth Spies (CDA) |
|
Maria van der Hoeven (minister economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Stroomstoringen teisteren Goeree-Overflakkee»?1
Ja.
Is het waar dat huishoudens op Goeree-Overflakkee gemiddeld één keer per week met een stroomstoring worden geconfronteerd?
Het is niet zo dat een willekeurig huishouden op Goeree-Overflakkee wekelijks met een stroomstoring te maken heeft. In totaal zijn er op het netwerk op Goeree-Overflakkee ongeveer 19.000 klanten aangesloten.
Stedin heeft aangegeven dat Goeree-Overflakkee in 2009 86 keer last heeft gehad van een laagspanningstoring. In totaal hebben 319 klanten in 2009 tijdelijk zonder stroom gezeten als gevolg van deze laagspanningsstoringen. Naast de laagspanningsstoringen zijn er in 2009 door Stedin ook 13 middenspanningsstoringen geregistreerd waarbij de stroomvoorziening op een gedeelte van Goeree-Overflakkee werd onderbroken. In totaal hebben in 2009 4752 klanten een onderbreking van de stroomvoorziening als gevolg van een middenspanningsstoring ervaren.
Hoe verhoudt dit aantal storingen zich tot het gemiddelde in Nederland en datgene dat naar uw idee wenselijk dan wel toelaatbaar is?
In totaal zaten er door laag- en middenspanningsstoringen gedurende het jaar 1.856.026 klanten tijdelijk zonder stroom. Om een vergelijking met Goeree-Overflakkee te kunnen maken is het gebruikelijk om te kijken naar het gemiddeld aantal storingsminuten. Dit is het aantal minuten dat een klant gemiddeld te maken heeft met een onderbreking van de stroomlevering. Stedin heeft aangegeven dat op Goeree-Overflakkee het aantal storingsminuten in 2009 op 83 lag. Dit is hoog in relatie tot het landelijk gemiddelde van 25 minuten in 2009.
Stedin heeft aangegeven dat er geen sprake is van achterstallig onderhoud. Om het netwerk op Goeree-Overflakkee robuuster te maken, voert Stedin momenteel een investeringsprogramma uit.
Het netwerk op Goeree-Overflakkee is kwetsbaar voor storingen als gevolg van relatief dunne kabels en veel enkelvoudige routes binnen de regionale stroomvoorziening. Hierdoor zijn kabels gevoelig voor schade en zijn omleidingen bij schade of storingen niet even vaak mogelijk als in andere delen van Nederland.
Ik vind de kwaliteit van Nederlandse netten belangrijk. De beschikbaarheid en kwaliteit van de netten is wettelijk geborgd middels artikel 21 van de Elektriciteitswet 1998. In dit artikel staat dat een netbeheerder moet beschikken over een doeltreffend systeem voor de beheersing van de kwaliteit van zijn transportdienst en over voldoende capaciteit voor het transport van elektriciteit om te voorzien in de totale behoefte. Netbeheerders zijn volgens dit artikel ook verplicht om tweejaarlijks zogenaamde kwaliteits- en capaciteitsdocumenten (KCD’s) op te stellen. Met deze KCD’s moeten netbeheerders aantonen dat ze over voldoende capaciteit beschikken om gas en elektriciteit te verplaatsen van de bron, de producent, naar een bedrijf of huishouden. Verder moeten de netbeheerders de procedures op orde hebben om de kwaliteit van het net te waarborgen. Binnen dit wettelijke kader is het de verantwoordelijkheid van de netbeheerder om zijn net zo efficiënt en effectief mogelijk te beheren. De NMa ziet toe op naleving van deze wettelijke eisen en beoordeelt de KCD’s.
In het kader van dit toezicht heeft de NMa aan Stedin een bindende aanwijzing opgelegd in december 2009, omdat Stedin niet beschikt over een bedrijfsmiddelenregister dat een beschrijving bevat van alle leidingen van het net, aangeduid naar locatie, aard, type en overige relevante gegevens. Stedin heeft inmiddels aan het eerste deel van deze aanwijzing voldaan door het opstellen van een plan van aanpak om te komen tot een volledig bedrijfsmiddelenregister.
Is het waar, zoals het artikel de indruk wekt, dat hier sprake is van een zeer kwetsbaar netwerk met veel achterstallig onderhoud en mogelijk veel en langdurige schade voor de klanten, zeker nu de geplande herstellingsinvesteringen pas in 2014 zijn afgerond? Vindt u dit acceptabel?
Zie antwoord vraag 3.
Worden bij het uitvoeren van het investeringsprogramma de meest kwetsbare en storingsgevoelige punten het eerst aangepakt en is daarbij de potentiële schade bij de klanten een criterium?
Stedin heeft aangegeven dat de meest kwetsbare en storingsgevoelige punten met prioriteit worden aangepakt. Hierbij is de impact van storingen (de hoeveelheid getroffen klanten) een belangrijk criterium.
Deelt u de mening dat de klanten de mogelijkheid moeten hebben om schade, veroorzaakt door de storingen, door Stedin vergoed te krijgen en aanspraak moeten kunnen maken op (een tegemoetkoming in) investeringen in noodaggregaten?
De condities waaronder klanten in geval van stroomstoringen een vergoeding kunnen krijgen van de netbeheerder, zijn vastgesteld in de algemene voorwaarden. In de Netcode is een wettelijk vastgelegde compensatieregeling opgenomen, die stelt dat klanten bij een stroomonderbreking van 4 uur of meer recht hebben op een vast bedrag ter compensatie. Deze compensatieregeling is ook opgenomen in de algemene voorwaarden van Stedin. De algemene voorwaarden voor kleinverbruikers zijn tot stand gekomen in een door de SER begeleid overleg tussen Netbeheer Nederland en de Consumentenbond. In dit proces heeft de NMa ook geadviseerd. De voorwaarden hebben in dat verband dus de toets der kritiek doorstaan.
Een specifieke tegemoetkoming in investeringen in noodaggregaten valt niet onder deze algemene voorwaarden en acht ik niet noodzakelijk.
Bent u bereid de directie en aandeelhouders van Stedin om opheldering te vragen en hen aan te sporen het investeringsprogramma versneld uit te voeren?
Zowel Stedin als de aandeelhouders zijn gebaat bij een zo spoedig mogelijke daling van het aantal storingsminuten. Deze werken namelijk via de q-factor berekeningen door in de regulering van de te hanteren tarieven. Desalniettemin zal ik in mijn contacten met Stedin zeker niet nalaten te benadrukken dat ik een snelle realisatie van een degelijk netwerk met een minimale storingsfrequentie van het hoogste belang vind.
Voldoet Stedin aan het zogenaamde N-1 principe, het betrouwbaarheidcriterium voor energienetwerken?
Ja, Stedin voldoet aan het N-1 principe op het hoogspanningsnet zoals dit in de Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit en in de Netcode is vastgelegd. Verder heeft Stedin aangegeven dat een groot deel van haar middenspanningsnetwerk, zonder dat hiertoe een wettelijke verplichting geldt, ook N-1 veilig is uitgevoerd. In dunbevolkte gebieden, zoals Goeree-Overflakkee, is dit echter niet het geval.
De handel in apen voor dierexperimenten door RC Hartelust B.V. |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Gerda Verburg (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CDA), Ab Klink (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u inzicht geven in het aantal apen dat jaarlijks door RC Hartelust bv te Tilburg wordt ingekocht en verhandeld? Zo ja, kunt u in uw antwoord onderscheid maken naar apensoort en aangeven hoeveel apen uit het wild zijn gevangen en hoeveel apen afkomstig zijn uit fokkerijen en de (tussen)handel? Zo nee, waarom heeft u geen zicht op de handel in apen voor dierexperimenteel onderzoek door dit bedrijf?
In het kader van de Wet openbaarheid van bestuur en de wet bescherming persoonsgegevens kan ik over individuele bedrijven geen specifieke bedrijfsinformatie verschaffen.
Alle bedrijven die handelen in apen moeten voldoen aan Richtlijn 92/65/EG. Dit bedrijf heeft een vergunning volgens de Wet op de Dierproeven (Wod) artikel 11a. Conform deze vergunning dient het bedrijf te voldoen aan de vereisten van de Wod. De Wod vraagt jaarlijks over het voorafgaande jaar naar het aantal en de herkomst van de bij de vergunninghouder aanwezige dieren. Deze aantallen worden weergegeven naar afkomst van geregistreerde en niet geregistreerde fokkerijen binnen Nederland of Europa. Daarnaast is er een kolom andere herkomst, waarin de aantallen dieren worden weergegeven van geregistreerde en niet geregistreerde fokkerijen buiten Europa. In deze registratie wordt niet aangegeven welke fokkerijen dat zijn. Dit wordt steekproefsgewijs door de inspecteurs gecontroleerd. In diezelfde registratie dient de vergunninghouder het aantal dieren aan te geven dat gaat naar een geregistreerde instelling binnen Nederland of Europa of een andere bestemming.
Kunt u aangeven uit welke landen en instellingen RC Hartelust bv apen mag betrekken? Uit welke landen en instellingen zijn de afgelopen jaren ook daadwerkelijk apen geïmporteerd of ingekocht?
Zie antwoord vraag 1.
Aan welke landen en instellingen mag RC Hartelust bv apen leveren voor dierproeven? Aan welke landen en instellingen zijn de afgelopen jaren ook daadwerkelijk apen geleverd?
Zie antwoord vraag 1.
Zijn er voorschriften verbonden aan de vergunning van RC Hartelust bv zoals bedoeld in artikel 11a / artikel 6, lid 2, van de Wet op de dierproeven? Zo ja, welke zijn dat en kunt u uiteenzetten of deze voorschriften de afgelopen jaren zijn gewijzigd, aangevuld of ingetrokken? Zo nee, waarom heeft u geen (nadere) voorschriften verbonden aan de handel in primaten door dit bedrijf?
Zie antwoord vraag 1.
Welke specifieke voorwaarden zijn er, naast de algemeen geldende bepalingen in het kader van CITES, in de vergunning van RC Hartelust bv gesteld voor de aankoop en doorverkoop van apen uit en naar derde landen?
In de Wod, het dierproeven besluit en de beleidsregel ontheffingen Wet op de dierproeven staan voorschriften voor de handel in apen. In de vergunning zijn naast bovengenoemde voorschiften geen aanvullende voorwaarden gesteld.
Deelt u de mening dat het ontoelaatbaar is dat een Nederlandse handelaar apen levert voor experimenten die in Nederland niet zijn toegestaan? Zo ja, welke maatregelen heeft u getroffen om ervoor te zorgen dat dit dan ook niet kan gebeuren? Zo nee, waarom niet?
Het leveren van dieren moet voldoen aan de daarvoor geldende regelgeving. Uitvoerders van dierproeven dienen zich te houden aan de regelgeving van het land waar de dierproeven plaatsvinden.
Deelt u de mening dat dierenwelzijn en de bescherming van bedreigde diersoorten randvoorwaarden moeten zijn voor eventuele import van apen en andere dieren door een Nederlandse proefdierhandelaar? Zo ja, op welke wijze draagt u hier zorg voor en op welke wijze kunt u garanderen dat het welzijn van de dieren gedurende het hele handelstraject is gewaarborgd en dat er niet wordt gehandeld in illegaal gevangen dieren door RC Hartelust bv? Zo nee, waarom niet?
Bij de invoer van primaten is CITES onverkort van toepassing. De invoer kan slechts plaatsvinden als de Wetenschappelijke Autoriteit van het invoerend land een positief advies heeft uitgebracht. De invoer wordt niet toegestaan wanneer de primaten niet volgens CITES en nationale wetgeving zijn verkregen. Binnen CITES is vervoer van primaten slechts toegestaan als dit volgens de IATA-richtlijnen plaatsvindt. Zie ook het antwoord op vraag 12.
Kunt u bevestigen dat RC Hartelust bv onder andere apen importeert uit China? Is het waar dat de fokkerij Guangxi Grandforest Scientific Primate Company Ltd apen levert aan RC Hartelust bv en dat deze fokkerij uit het wild gevangen apen importeert uit Laos, Cambodja en Vietnam?
Zie antwoord vraag 1 t/m 4.
Hoe beoordeelt u het dierenwelzijn op de Guangxi Grandforest Scientific Primate Company Ltd fokkerij, onder meer op het gebied van huisvesting en verzorging? Is het waar dat de apen in kooisystemen worden gehouden, zonder mogelijkheid hun natuurlijke gedrag te uiten en wat is uw mening daarover? Welke gegevens heeft u over de sterfte onder de dieren?
Zie antwoord vraag 1 t/m 4.
Kunt u aangeven hoe en door wie de wildvang, doorvoer en import van apen wordt gecontroleerd op CITES-regelgeving? Welke (verschillende) methoden worden er gebruikt voor de identificatie- en registratie van de apen en welke (verschillende) controles vinden daarop plaats vanaf het moment van wildvang?
De Management-Autoriteiten van de desbetreffende landen beoordelen de voorgenomen invoer, ondersteund door hun Wetenschappelijke Autoriteiten. Deze instanties werken volgens de voorschriften van CITES, eventueel aangevuld met nationale wetgeving. De verantwoordelijkheid voor de controle op wildvang ligt primair bij de handhavende instanties van de landen waar de dieren zich op dat moment bevinden. De relevante Europese wetgeving kent een identificatieverplichting voor het houden van gefokte primaten of primaten die niet meer teruggezet kunnen worden in het wild. Nederland kent daarnaast op basis van de Flora- en faunawetgeving een registratieverplichting.
Welke dierenwelzijnseisen zijn er gesteld aan de wildvang, doorvoer en import van apen vanuit China en/of andere landen door RC Hartelust bv? Op welke wijze wordt hierop gecontroleerd?
Zie antwoord vraag 7 en 10.
Kunt u aangeven hoe de apen uit China en/of andere landen naar RC Hartelust bv worden vervoerd, hoe lang de transporten duren en hoeveel apen de afgelopen jaren tijdens deze transporten zijn gestorven?
Zowel bij transport van en naar de EU als transport binnen de EU moeten de apen worden vervoerd in overeenstemming met de hiervoor geldende wetgeving (transport verordening en veterinaire eisen). De transport verordening heeft geen invloed op vervoer buiten de Europese Unie. Cijfers over sterfte van dieren kan ik om de hierboven vermelde reden niet verstrekken (zie antwoord vraag 1 t/m 4).
Kunt u aangeven hoe de apen van RC Hartelust bv worden vervoerd naar proefdierinstellingen in Nederland en andere landen, en welke transportvoorschriften hiervoor gelden? Welke cijfers zijn er bij u bekend over de sterfte onder de dieren tijdens deze transporten?
Zie antwoord vraag 1 t/m 4.
Kunt u bevestigen dat in 2005 vier van de 50 makaken die vanuit RC Hartelust bv werden vervoerd naar een onderzoekscentrum in Zweden zijn gestorven gedurende het transport? Kunt u aangeven op welke wijze u de toedracht van dit incident hebt onderzocht? Zo ja, kunt u toelichten wat u met de uitkomsten heeft gedaan en of RC Hartelust bv vervolgd kan worden voor deze zaak? Zo nee, waarom hebt u geen onderzoek ingesteld naar de dood van vier makaken tijdens een vanuit Nederland opgezet transport?
Hierover is in 2005 door de VWA een klacht onderzocht. Op basis van de resultaten van dit onderzoek is door de VWA geïntervenieerd zonder inschakeling van het strafrechtelijk instrumentarium.
Kunt u aangeven op welke wijze de apen bij RC Hartelust bv worden gehuisvest? Is het waar dat het bedrijf een vergunning heeft voor het houden van maar liefst 720 apen, en dat deze in kooihuisvesting worden gehouden in een loods zonder buitenverblijf?
Zie antwoord op vraag 1 t/m 4.
Hoeveel apen zijn er de afgelopen jaren tijdens het verblijf bij RC Hartelust bv gestorven en wat waren de oorzaken daarvan?
Zie antwoord vraag 1 t/m 4.
Hoeveel inspecties van de Voedsel- en Warenautoriteit (VWA) hebben er de afgelopen 5 jaar plaatsgevonden bij RC Hartelust bv en hoeveel van deze inspecties waren onaangekondigd?
De VWA heeft de afgelopen 5 jaar het volgende aantal inspecties uitgevoerd:
2005: 3
2006: 2
2007: 1
2008: 1
2009: 3
Vier van deze inspecties waren onaangekondigd.
Kunt u aangeven waar de apen vandaan komen die in Nederlandse proefdierinstellingen worden gebruikt, zoals het Erasmus MC, de Radboud Universiteit, de Vrije Universiteit Medisch Centrum Amsterdam en de diverse farmaceutische en toxicologische instellingen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1 t/m 4.
Hoe beoordeelt u de weigering van Hartelust bv om de Partij voor de Dieren toe te laten voor een werkbezoek, mede in het licht van uw herhaalde oproep en belofte voor meer openheid ten aanzien van dierproeven?
In mijn eerdere brief1 heb ik gepleit voor meer openheid rondom verrichte dierproeven vanuit de Dier Experimenten Commissies en vergunninghouders. Dit bedrijf verricht geen dierproeven. Daarnaast is het aan het bedrijf zelf om te beslissen wie zij wil ontvangen.
De hoge aantallen edelherten op de Veluwe |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Gerda Verburg (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CDA) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat er volgens de Wildbeheereenheid Veluwe te veel edelherten op de Veluwe zijn?1
Ja.
Op basis van welke ecologische argumenten is de doelstand van 1660 edelherten vastgesteld? Acht u een herziening van deze doelstand wenselijk gezien het feit dat de aantallen dieren sinds 2000 alleen maar zijn toegenomen? Zo nee, waarom niet?
De doelstand van 1660 edelherten is gebaseerd op jarenlange ervaring met het beheer van de betreffende populatie in een gebied met meervoudige doelstellingen. Herziening van de doelstand is daarom niet aan de orde. Wat aan de orde is, is dat het vereiste afschot jaar op jaar niet is gehaald. Dat is Wildbeheereenheid Veluwe aan te rekenen.
Kunt u uiteenzetten hoe het kan dat de aantallen edelherten sinds 2000 zijn toegenomen? Zijn hier ook wetenschappelijke inzichten over? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat preventieve aantalregulatie niet leidt tot een stabiele kleinere populatie? Zo ja, welke conclusies verbindt u hieraan? Zo nee, waarom moeten er dan jaarlijks zo veel dieren worden afgeschoten?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat afschot de verhouding tussen het aantal dieren en de feitelijke draagkracht van het systeem verstoort, met als gevolg een verhoogde aanwas van jonge dieren? Zo ja, bent u bereid de effectiviteit van de preventieve aantalregulatie kritisch te herzien? Zo nee, waarom hanteert u deze redenering wel bij de Oostvaarderplassen?2
De ecologische draagkracht wordt gehanteerd in een gebied met functie «natuur», zoals de Oostvaardersplassen. Het maatschappelijke draagvlak wordt gehanteerd in een terrein met meervoudige doelstellingen, zoals de Veluwe. Beide modellen zijn legitiem. Ik zie geen aanleiding een van beide modellen te herzien.
Kunt u toelichten hoeveel auto’s er gemiddeld per dag passeren op de Veluwse autowegen, met name op de wegen rond de toeristische gebieden, zoals de Posbank, het Kroondomein, het Nationale Park de Hoge Veluwe, Planken Wambuis en het Staatswildreservaat? Zo nee, waarom niet?
Het verzamelen van gegevens over het aantal auto’s dat over snelwegen op de Veluwe passeert en over het aantal inwoners in verschillende regio’s van de Veluwe, behoort niet tot de taak van mijn ministerie.
In het faunabeheerplan en de op basis daarvan te verlenen ontheffing door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland dienen álle belangen te worden meegewogen. Ik ben van mening dat daarbij voldoende aandacht naar het edelhert is uitgegaan.
De Flora- en faunawet biedt de mogelijkheid om de populaties van wilde hoefdieren te beheren. Afschot in dat kader en vanwege in de wet genoemde belangen te beschermen is daarom in de lijn en in de geest van de Flora- en faunawet. Ik streef in dat verband geen beleidsveranderingen na
Deelt u de mening dat er eerder sprake is van een te groot aantal auto’s in de Veluwse natuur dan een te groot aantal edelherten, die eerder tot de oorspronkelijke bewoners van de Veluwe gerekend moeten worden dan automobilisten?
Zie antwoord vraag 6.
Is het waar dat er alleen al op de Noordwest Veluwe meer dan 200 000 mensen wonen? Zo ja, hoe een te groot aantal beoordeelt u de menselijke populatiedruk op de Veluwse natuur ten opzichte van die van het edelhert? Zo nee, welk aantal inwoners tellen de diverse Veluwse regio’s dan?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat het edelhert als natuurlijke bewoner van de Veluwe meer ruimte verdient en dat waar de belangen van herten geschaad worden door, of op gespannen voet staan met, die van menselijke bewoners van de Veluwe en/of automobilisten, de belangen van het hert meer aandacht verdienen? Zo ja, op welke wijze wilt u bevorderen dat die extra aandacht er komt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat stelselmatig afschot van beschermde diersoorten zoals herten, reeën en zwijnen, zonder dat dat tot duurzame oplossingen leidt voor gesignaleerde en/of vermeende problemen, niet passend is in een tijd als de onze en niet in lijn is met de geest van de Flora- en faunawet? Zo ja, welke beleidsverandering streeft u i.c. na? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Duurzame bio-ethanol (E85) |
|
Liesbeth Spies (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Tineke Huizinga (minister volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer) (CU) |
|
![]() |
Welk percentage van de dienstauto’s van het Rijk is geschikt om te rijden op duurzame bio-ethanol (E85), waarvoor op verzoek van de Kamer per 1 april a.s. het accijnstarief wordt verlaagd ter compensatie voor de relatief lage energie-inhoud? Mogen we ervan uitgaan dat deze auto’s bij een concurrerende prijs (gelijk aan benzine) voortaan bio-ethanol zullen tanken, aangezien dit 50–70% minder CO2-uitstoot per kilometer kost?
Er zijn 17 dienstauto’s van het Rijk die geschikt zijn om te rijden op duurzame bio-ethanol (E85). Daarmee kunnen 0,35% van de dienstauto’s op E85 rijden. Het beleid van de diensten die deze auto’s in beheer hebben schrijft voor dat er zoveel mogelijk E85 getankt wordt. Gezien het nu nog beperkte netwerk van pompen kan dat niet altijd.
Bent u bekend met de pogingen van producenten van duurzame biomethanol (M85) om ook in aanmerking te komen voor accijnscompensatie vanwege de lage energie-inhoud? Deelt u de opvatting dat het feit dat deze pogingen tot nu toe zijn gestrand op bureaucratie, kastjes en muren, niet past in de ambities uit het werkprogramma Schoon en Zuinig en het fiscale vergroeningsbeleid t.a.v. duurzame mobiliteit? Bent u bereid om met de producenten van biomethanol om tafel te gaan zitten om uitvoering te geven aan de voorgenomen accijnscompensatie, mits de sector de duurzaamheid kan aantonen?
Leveranciers van benzine en diesel voor het wegverkeer zijn op grond van het Besluit biobrandstoffen wegverkeer 2007 verplicht om een minimumaandeel van benzine en diesel als biobrandstof op de markt te brengen. Deze biobrandstoffenverplichting bedraagt voor 2010 4%. Leveranciers hebben de vrijheid om hieraan invulling te geven door bijmenging van biobrandstoffen aan fossiele brandstoffen of door het op de markt brengen van «hoge blend biobrandstoffen» zoals E85. In de praktijk geven leveranciers in overgrote mate de voorkeur aan bijmenging. Door bijmenging varieert de samenstelling van de producten, evenals de energie-inhoud. Voor de heffing van accijns op deze gemengde brandstoffen is de energie-inhoud niet relevant.
Omdat het bijgemengde percentage biobrandstoffen in de fossiele brandstoffen meestal niet substantieel is, zal de energie-inhoud van het eindproduct doorgaans niet veel afwijken van de energie-inhoud van de fossiele brandstof.
Bij hoge blends is dit soms wel het geval, zoals bij een relatief nieuw product als E85, dat inmiddels op steeds meer plaatsen voor de consument verkrijgbaar is. E85 wordt voor de accijns belast naar het tarief van benzine. Wegens de aanzienlijk lagere energie-inhoud van E85 ten opzichte van die van benzine is, als gevolg van het amendement Omtzigt/Tang op het Belastingplan 2010 (Kamerstukken II 2009/10, 32 128, nr. 25), per 1 april 2010 voorzien in de mogelijkheid van een gedeeltelijke teruggaaf van accijns mits de bio-ethanol in de E85 aantoonbaar duurzaam is geproduceerd. Dit amendement betrof uitsluitend het product E85.
Zoals is aangegeven in de vergroeningsbrief van 3 juni 2009 van de Staatssecretaris van Financiën is hij voornemens om andere hogere blends op vergelijkbare wijze te behandelen wanneer deze op de markt komen. Voor zover bekend, wordt er op beperkte schaal geëxperimenteerd met M85 met gebruikmaking van bio-methanol. Hierbij is nog onduidelijk of het product M85 als zodanig op de markt zal worden gebracht of in andere vorm, bijvoorbeeld gemengd met bio-ethanol. Het lijkt overigens minder voor de hand te liggen dat het product M85 als zodanig op de markt zal worden gebracht. M85 heeft een nog lagere energie-inhoud dan E85. Voorts is M85 meer corrosief dan E85, waardoor de auto-industrie bij gebruik van M85 de garantie laat vervallen. Gelet op het voorgaande is een accijnscompensatie voor M85 op dit moment niet aan de orde. Overigens kan bio-methanol mogelijk indirect in aanmerking komen voor de huidige compensatieregeling voor E85, bijvoorbeeld via een blend van 70% bio-ethanol met 15% bio-methanol en 15% benzine.
In Europees verband wordt gesproken over een mogelijke herziening van Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 (Pb. EU 2003, L 283). Hierbij is ook de wijze van tarifering onderwerp van bespreking. Een mogelijkheid die wordt onderzocht, is om de hoogte van de accijns afhankelijk te stellen van de energie-inhoud van een product. Dit zou gunstig kunnen zijn voor M85 en andere producten met een relatief lage energie-inhoud. Op dit moment worden er overigens nog geen duurzame brandstoffen op de markt aangeboden, waarvoor een accijnscompensatie zou kunnen worden verleend, vergelijkbaar met de regeling voor E85.
Welke andere technisch beschikbare duurzame brandstoffen met een relatief lage energie-inhoud komen er verder in aanmerking voor compensatie van het accijnstarief, conform de in de vergroeningsbrief geuite voornemens hiertoe, mits de branche de duurzaamheid aantoont?
Zie antwoord vraag 2.
Het artikel "Ambtenaren willen rijden op aardgas bevorderen" |
|
Helma Neppérus (VVD), Johan Remkes (VVD) |
|
Camiel Eurlings (minister verkeer en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het krantenartikel «Ambtenaren willen rijden op aardgas bevoordelen»?1
Ja.
Is het waar dat een convenant wordt voorbereid?
Vanuit het bedrijfsleven, dat in de werkgroep Aardgas-biogas-groen gas van het Platform Duurzame Mobiliteit is vertegenwoordigd, is het verzoek gekomen om de mogelijkheden te onderzoeken voor het sluiten van een convenant tussen bedrijfsleven en overheid over de toepassing van groen gas in het verkeer. Het bedrijfsleven vraagt daarbij de overheid onder andere om, naast de al bestaande begunstigende fiscale behandeling voor aardgas, waaronder begrepen groen gas, een aantal aanvullende begunstigende fiscale maatregelen voor groen gas. De ministeries van Verkeer en,Waterstaat, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Financiën beoordelen op dit moment dit verzoek. Bij de beoordeling van het verzoek zal worden gekeken in hoeverre de inzet van groen gas in het verkeer de meest efficiënte en kosteneffectieve maatregel is om bij te dragen aan de CO2-doelstellingen en in hoeverre eventuele aanvullende maatregelen daadwerkelijk noodzakelijk zijn.
Kunt u toezeggen dat de Kamer eerst zal worden geïnformeerd en hierover met u in overleg kan treden alvorens een convenant zal worden getekend?
Alvorens een convenant zou worden gesloten zal het kabinet de Kamer informeren en indien gewenst met u overleggen.
Het importeren van reuzenpanda's uit China |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Gerda Verburg (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CDA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de plannen van Dierenpark Emmen om één of meer reuzenpanda’s te importeren uit China? Hoe beoordeelt u deze plannen?
Naar aanleiding van uw vragen, is contact opgenomen met het Dierenpark Emmen. Of er reuzenpanda’s naar Emmen komen, is nog niet zeker, want de besprekingen bevinden zich nog in een oriënterende fase. Het Dierenpark zou mee willen doen aan het fokprogramma voor reuzenpanda’s. Het zou gaan om panda’s die gefokt zijn in een opvangcentrum en die niet geherintroduceerd kunnen worden in het wild. Reuzenpanda’s zijn een bijzonder bedreigde diersoort en dat is reden genoeg om te proberen reuzenpanda’s te fokken, ook al is dit niet altijd succesvol. Soms lukt het namelijk wel. De voorwaarden van Chinese zijde zijn nog niet bekend, maar wel is duidelijk dat deze hoog zullen zijn. Over een bruikleenovereenkomst is nog niets bekend.
De wettelijke voorschriften die gelden voor het invoeren en vervoeren van dieren in Nederland, zien toe op de bescherming van bedreigde diersoorten, de bescherming van het welzijn van die dieren tijdens transport, alsmede veterinaire eisen ten behoeve van de bescherming van mens, dier en milieu.
Deze voorschriften zijn te vinden in de basisverordening CITES (verordening (EG) nr. 338/97), de Transportverordening (verordening (EG) nr. 2005/1) en diverse Europese veterinaire regelgeving. De uitvoering daarvan is vastgelegd bij of krachtens de Flora- faunawet respectievelijk de Gezondheids- welzijnswet voor dieren. Afhankelijk van het soort dier worden er vergunningsverplichtingen opgelegd en worden er eisen gesteld aan de wijze van vervoer, aan de verzorging tijdens het vervoer en aan het vervoermiddel waarmee het dier wordt vervoerd. Het toezicht op de naleving van deze voorschriften wordt uitgevoerd door de Algemene Inspectiedienst, de Voedsel en Waren Autoriteit en de Douane gezamenlijk.
Voor het doen en laten van dierentuinen is het Dierentuinenbesluit relevant.
Dit besluit bevat houderij- en huisvestingsvoorschriften en voorschriften met betrekking tot de verzorging en veiligheid van de dieren. Voorts zijn doelstellingen opgenomen met betrekking tot de rol van dierentuinen op het gebied van educatie en bewustmaking van het publiek, wetenschappelijk onderzoek en de bevordering van de instandhouding van de diersoorten.
Het land van herkomst, zoals in dit geval China, is verantwoordelijk voor de wetgeving ter zake van de uitvoer van dieren vanaf hun grondgebied.
Kunt u uiteenzetten hoe de aantasting van het welzijn van het dier zich verhoudt tot het doel van het dierenpark om met de panda extra publiek te trekken?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u uiteenzetten aan welke regelgeving de import van panda’s uit China gebonden is, zowel vanuit Nederlandse als vanuit Chinese zijde? Op welke wijze wordt er toezicht gehouden op de naleving van deze regels?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u uiteenzetten welke (internationale) afspraken er zijn gemaakt over fokprogramma’s met panda’s? Onderschrijft u de constatering dat pogingen om met panda’s te fokken in gevangenschap vrijwel nooit tot een positief resultaat hebben geleid en al helemaal niet tot een succesvolle terugkeer in de natuur? Zo ja, welke conclusies verbindt u aan deze constatering? Zo nee, waarom denkt u dat fokprogramma’s voor panda’s in gevangschap wel succesvol zijn?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u bevestigen dat vrijwel alle in gevangenschap levende reuzenpanda’s het eigendom zijn van de Chinese overheid en dat er sprake is van een «bruikleenovereenkomst» en een hoge vergoeding wanneer een panda voor een bepaalde periode wordt «uitgeleend» aan een buitenlandse dierentuin? Zo ja, hoe hoog zijn de vergoedingen die aan de Chinese overheid moeten worden betaald en hoe beoordeelt u deze bruikleenconstructie? Zo nee, hoe zit het dan?
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht dat slimme meters eenvoudig te hacken zijn |
|
Paulus Jansen |
|
Maria van der Hoeven (minister economische zaken) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel ««Smart» utility meters have security holes and can be hacked, expert finds»?1
Ja.
Welke technische en procedurele voorzorgen zijn er getroffen om de kans op hacken van de op de Nederlandse markt toegelaten slimme meters te minimaliseren?
Het waarborgen van de privacy en het zo goed mogelijk beveiligen van de meter en het dataverkeer is een voorwaarde voor een geslaagde invoering van de slimme meter in Nederland. Het is van het grootste belang om de risico’s op hacken te minimaliseren en eventuele gevolgen moeten zoveel mogelijk beperkt zijn. Hiertoe stel ik eisen in wet- en regelgeving en treffen de netwerkbedrijven zelf op grote schaal voorzorgsmaatregelen. Het op voorhand absoluut uitsluiten van hacken is helaas echter niet mogelijk.
Voorafgaand aan de start van de uitrol van de slimme meter zal op grond van het wetsvoorstel marktmodel (31 374) een algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld waarin nadere eisen worden gesteld aan de meetinrichting. In dit besluit zullen ook nadere eisen worden gesteld aan de beveiliging van de meter. Verder zal in een ministeriële regeling worden voorgeschreven dat de voorwaarden ten aanzien van de wijze van gegevensverwerking (Informatiecode), die door de NMa op voorstel van de netbeheerders en leveranciers zal worden vastgesteld, ook zien op de beveiliging van de gegevensverwerking tussen de slimme meter bij de consument, de netbeheerder en de leverancier, alsmede op wijze waarop over de naleving daarvan in de jaarverslagen van netbeheerders en leveranciers wordt gerapporteerd. Deze voorwaarden ten aanzien van de wijze van gegevensuitwisseling zien daarmee ook op de verplichting voor netbeheerders en leveranciers om een rapportagevorm te ontwikkelen om kleinverbruikers, via de jaarverslagen, te informeren over de wijze waarop zij bij de uitwisseling van gegevens verantwoording afleggen over de naleving van de Wet bescherming persoonsgegevens. De NMa zal deze rapportagevorm vastleggen in de Informatiecode, die moet voldoen aan de nadere eisen die daaraan in de hiervoor genoemde ministeriële regeling worden gesteld. De NMa wordt belast met het toezicht op het publiceren van deze verklaring in of bij de jaarrekening. Het College Bescherming Persoonsgegevens ziet toe op de wijze waarop netbeheerders en leveranciers de Wet bescherming persoonsgegevens naleven.
De netbeheerders zijn verantwoordelijk voor de uitrol en het beheer van slimme meters, inclusief de beveiliging. In de afgelopen periode hebben de netbeheerders, verenigd in Netbeheer Nederland, gewerkt aan technische en procedurele voorzorgsmaatregelen. Netbeheer Nederland heeft hierbij samengewerkt met afnemerorganisaties, zoals de Consumentenbond en de Vereniging Eigen Huis, en diverse experts, waaronder TNO, PWC en de Radboud Universiteit. Ook mijn departement is bij dit proces betrokken geweest. De voornaamste technische en procedurele voorzorgsmaatregelen die door de netbeheerders getroffen worden, hebben betrekking op het:
Netbeheer Nederland zorgt voor de vertaling van deze eisen en maatregelen in landelijk beleid voor de netbeheerders. Netbeheer Nederland heeft mij geïnformeerd dat dit beleid medio dit jaar gereed zal zijn voor publicatie. Dan zal de precieze formulering van deze voorzorgsmaatregelen van de netbeheerders bekend zijn. De kernpunten van deze voorzorgsmaatregelen worden vastgelegd in de hiervoor genoemde regelgeving. Netbeheerders zijn met elkaar overeengekomen om beveiligingsincidenten met elkaar te delen en opgedane kennis te gebruiken om de beveiliging te verbeteren, opdat binnen de sector een eenduidig beveiligingsniveau wordt gerealiseerd. Ik constateer kortom dat de netbeheerders veel in het werk stellen om tot een adequate beveiliging te komen.
Is uitgesloten dat hackers via de slimme meter de stroomtoevoer naar een gebouw afsluiten, bijvoorbeeld als voorbereiding op een inbraak? Kunt u dit onderbouwen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe is de rechtsbescherming van de klanten van energiebedrijven geregeld in geval van manipulatie van slimme meters door derden?
Wanneer een klant schade lijdt door een manipulatie die door de netbeheerder redelijkerwijs te voorkomen was, dan kan de klant de netbeheerder aansprakelijk stellen, net zoals dat nu het geval is. Dit houdt in dat een netbeheerder aansprakelijk is indien de netbeheerder toerekenbaar tekort is geschoten in de beveiliging van de meter en de klant dientengevolge schade lijdt. Daarnaast is het zo dat indien door manipulatie de meter veel meer verbruik aangeeft dan werkelijk is verbruikt, aan de klant dit niet gerealiseerde verbruik niet in rekening gebracht mag worden. De klant zal dan alleen het verbruik dat hij naar schatting heeft gehad in rekening worden gebracht.
Daarnaast is het normale aansprakelijkheidsrecht van toepassing. De klant kan de hacker aansprakelijk stellen voor de schade die de klant lijdt. Wanneer een hacker bijvoorbeeld niet getraceerd kan worden of als deze niet voldoende draagkrachtig is en de netbeheerder niet aansprakelijk is, dan kunnen situaties ontstaan waarin de klant de schade niet (volledig) kan verhalen. Bij andere vormen van criminaliteit is dit niet anders.
Is er binnen de huidige wettelijke kaders voor de klant enig risico dat hij opdraait voor (een deel van) de directe en indirecte schade die kan ontstaan ten gevolge van de manipulatie van slimme meters door derden? Zo ja, welk risico?
Zie antwoord vraag 4.
Acht u dit risico acceptabel in het licht van het voornemen van de regering om – vroeg of laat – de slimme meters verplicht uit te rollen, waardoor de afnemers van energie opgezadeld worden met risico’s waar ze nooit om gevraagd hebben?
Slimme meters zijn van belang voor een betaalbare, betrouwbare en duurzame energievoorziening. Ik zie daarom uit naar een geslaagde invoering van de meter. Het waarborgen van de privacy en het zo goed mogelijk beveiligen van de meter en het dataverkeer is daarvoor een voorwaarde. Het wetsvoorstel marktmodel, de aangekondigde Algemene Maatregel van Bestuur en ministeriële regeling, en de maatregelen van de sector die hiervoor zijn beschreven, vormen hiervoor een goede basis. Overigens hebben kleinverbruikers de mogelijkheid om de slimme meter, die door de netbeheerder te beschikking wordt gesteld, te weigeren. Ook kunnen ze er voor kiezen om het op afstand uitlezen van meterstanden aan of uit te laten zetten als ze een slimme meter hebben.
Een groen geluidsscherm |
|
Ger Koopmans (CDA) |
|
Camiel Eurlings (minister verkeer en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Kent u de artikelen «Innovatieve luchtschermen leiden niet tot betere luchtkwaliteit» en «Geluidsscherm zuivert lucht zeker wel»?1
Ik ben bekend met de genoemde artikelen.
Is de bewering waar dat enerzijds geen significant effect is gemeten bij de test van het geluidsscherm van CleanScreen, maar dat anderzijds dit scherm wel het equivalent van de fijnstofuitstoot van 8000 vrachtwagens per dag blijkt te hebben afgevangen?
In de proef van het Innovatieprogramma Luchtkwaliteit (IPL) is er geen significant verschil gemeten tussen het effect van een standaard geluidsscherm en het effect van het scherm «CleanScreen» op de luchtkwaliteit. In een proef van «CleanScreen» zelf is voor een andere meetopzet gekozen en is iets anders gemeten.
In de Proeftuin Schermen van het IPL is getest of geluidsschermen de luchtkwaliteit kunnen verbeteren op die plaatsen waar mensen in verhoogde mate aan vervuiling worden blootgesteld. Met de gekozen meetopzet wordt antwoord gegeven op die onderzoeksvraag. De meetmethoden zijn door een internationaal wetenschappelijk comité getoetst en valide bevonden. De methoden zijn bovendien in overeenstemming met de Nederlandse regelgeving (Regeling Beoordeling Luchtkwaliteit). Deze regeling is erop gericht te bepalen of de luchtkwaliteit daar verbetert waar dit het meest van belang is.
Na analyse kan geconcludeerd worden dat het scherm »Cleanscrean» positieve effecten heeft op de concentraties gemeten stoffen achter het scherm, maar dat dit effect niet significant beter is (het effect leek zelfs wat minder goed) dan het effect van het referentiescherm. Andere beproefde innovatieve schermen (7 in totaal) lieten vergelijkbare resultaten zien; het referentiescherm bleek in de praktijk het beste te werken voor luchtkwaliteit.
De meetopzet in de proef van de ontwerper van het scherm «CleanScreen» geeft geen antwoord op de vraag of de luchtkwaliteit verbetert op die plaatsen waar mensen aan vervuiling worden blootgesteld en geeft daarmee geen antwoord op de vraag, zoals het IPL die heeft gesteld. Bovendien is de opzet niet door wetenschappelijke experts getoetst.
De leverancier van «CleanScreen» (BAM) heeft onderzocht hoeveel fijn stof op het scherm is neergeslagen in de periode dat het scherm beproefd werd in de Proeftuin Schermen. Daarbij werd een effect van een equivalent van 8000 vrachtwagens per dag gevonden. De vraag of de luchtkwaliteit achter het scherm ook significant meer is verbeterd dan met een standaard scherm is daarmee niet beantwoord.
Kunt u de schijnbare tegenstrijdigheid tussen deze resultaten verklaren? Zou het zo kunnen zijn dat de winst in luchtkwaliteit in een groter gebied is «neergeslagen» dan eerder was aangenomen?
Zie ook de beantwoording van vraag 2. In de twee proeven zijn verschillende zaken onderzocht. In de Proeftuin Schermen stond de vraag centraal in hoeverre de luchtkwaliteit achter het scherm is verbeterd, de proef van BAM geeft antwoord op de vraag of het scherm fijnstof afvangt. Er is in mijn ogen geen sprake van een tegenstrijdigheid, maar van een andere onderzoeksvraag. Hierdoor zijn de resultaten niet te vergelijken.
Dat is niet uit te sluiten, maar in de proef niet gemeten. Er is door het IPL gemeten op drie afstanden achter het scherm (5, 10 en 28,5 meter achter het scherm, steeds op 1,5 meter boven maaiveld).
Bent u van mening dat de winter het meest geschikte seizoen is om een groen geluidsscherm te testen?
Eén van de andere beproefde innovatieve schermen was een groen geluidsscherm (ook een scherm van BAM). Dit scherm bestond louter en alleen uit vegetatie. Dit scherm is beproefd in de Proeftuin Schermen in de periode december 2007 – maart 2008, dus in de winter. Hoewel het scherm bestond uit een evergreen plant, zullen de bladen in de zomer wat anders van vorm en grootte zijn dan in de winter.
Wellicht had dit scherm in de zomer een betere prestatie laten zien. Echter, dit scherm liet in de beproefde periode zo weinig effect op de luchtkwaliteit zien dat de verwachting niet is dat dit veel beter was geweest in de zomer.
Tevens zal in een praktijksituatie een scherm het gehele jaar goed moeten presteren en zou het effect niet afhankelijk mogen zijn van het seizoen.
Zijn bovenstaande overwegingen voor u aanleiding vervolgonderzoek te doen naar de mogelijkheden om fijnstof af te vangen met groene of kunstmatige geluidswallen?
De resultaten laten duidelijk zien dat het beproefde groene scherm geen groter effect heeft op de luchtkwaliteit achter het scherm dan een standaard geluidscherm. Deze conclusie is wetenschappelijk gevalideerd. Ik zie dan ook geen aanleiding nader onderzoek te doen.