De magnesiumzoutwinning door Nedmag onder Kiel-Windeweer |
|
Jan de Graaf (CDA), Carla Dik-Faber (CU) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «SodM brengt vernietigend advies uit over aardwarmteproject Stad» en de aanhoudende zorgen in het gebied rond Kiel-Windeweer over de mogelijke magnesiumzoutwinning?1
Ja.
Klopt het dat er plannen zijn van Nedmag om vanuit Borgercompagnie magnesium te winnen, onder andere onder Kiel-Windeweer? Is deze magnesiumzoutwinning mogelijk binnen de huidige concessie?
Nedmag heeft plannen om de zoutwinning vanuit Borgercompagnie uit te breiden. De geplande putten VE-5 en VE-6 worden geboord vanuit de gemeente Veendam en gaan onder de gemeentegrens van gemeente Midden-Groningen door (voorheen gemeente Hoogezand-Sappemeer) in de buurt van Kiel-Windeweer. De beoogde winning zal plaatsvinden onder zowel de gemeente Veendam als onder de gemeente Midden-Groningen. De uitbreiding valt binnen de huidige winningsvergunning – ofwel concessie – «Veendam».
De aanleg van de cavernes en de feitelijke winning dient te worden uitgevoerd binnen de kaders van het huidige winningsplan uit 2013. In dit winningsplan is de methode van het winnen en de effecten daarvan beschreven. Als blijkt dat de winning uit de nieuwe cavernes leidt tot een grotere bodemdaling dan beschreven in het huidige winningsplan of als Nedmag haar methode van winning wijzigt, dan zal een gewijzigd winningsplan moeten worden ingediend.
Bij instemming met een winningsplan, worden conform de Mijnbouwwet de gedeputeerde staten van de provincie(s), burgemeester en wethouders van de gemeente(n) en het dagelijks bestuur van een waterschap binnen het gebied waarop het winningsplan betrekking heeft in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen. Het ontwerpinstemmingsbesluit (met alle achterliggende documenten) zal in het gebied waarop het winningsplan betrekking heeft, ter inzage worden gelegd. Iedereen kan hierover een zienswijze indienen.
Wat betekent dit advies van het Staatstoezicht op de Mijnen over het aardwarmteproject in Groningen voor de visie op magnesiumzoutwinning in het gaswinningsgebied? Heeft u vertrouwen in de aanwezigheid van voldoende expertise bij Warmtestad om een veilige warmtevoorziening te kunnen garanderen? Heeft u vertrouwen in de aanwezigheid van voldoende expertise bij Nedmag om een veilige magnesiumzoutwinning te kunnen garanderen?
Eind november 2017 heeft Warmtestad (gemeente Groningen en Waterbedrijf Groningen) de voorbereiding voor het aardwarmteproject in Groningen stilgelegd, nadat SodM zorgen had geuit over de veiligheid naar aanleiding van mogelijke interactie met de gaswinning. De magnesiumzoutwinning vindt in ondiepere lagen plaats en heeft geologisch geen relatie met de laag waaruit de gaswinning plaatsvindt. De door SodM geuite zorgen over het project van Warmtestad hebben dan ook geen effect op de visie op magnesiumzoutwinning in het gaswinningsgebied.
Het is aan Warmtestad om aan SodM te laten zien dat de expertise om een veilige warmtevoorziening te garanderen aanwezig is. Nedmag beschikt voor de winning van het magnesiumzout over een winningsvergunning en een winningsplan. Het bedrijf heeft aangetoond dat men over voldoende expertise beschikt.
Klopt het dat de vergunning tot magnesiumzoutwinning alleen ter inzage wordt gelegd in de gemeente waar de winningsinstallatie zich bevindt? Bent u het eens dat het wenselijk is om de vergunning breder ter inzage te leggen, omdat het effectgebied en het gebied waarin magnesium wordt gewonnen veel groter is en over gemeentegrenzen heen gaat?
Ja, de aangevraagde omgevingsvergunning die betrekking heeft op de installatie aan het oppervlak wordt alleen ter inzage gelegd in de gemeente waar deze installatie zich bevindt. Dit is in overeenstemming met de wettelijk voorgeschreven procedure. De omgevingsvergunning heeft alleen betrekking op de winningsinstallatie aan het oppervlak. De effecten van deze winningsinstallatie strekken zich niet uit over de gemeentegrens.
Bij een instemming met een (gewijzigd) winningsplan, worden conform de Mijnbouwwet gedeputeerde staten van de provincie(s), burgemeester en wethouders van de gemeente(n) en het dagelijks bestuur van een waterschap binnen het gebied waarop het winningsplan betrekking heeft in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen. Bij de behandeling van het winningsplan wordt de uniforme uitgebreide voorbereidingsprocedure gevolgd. Binnen het gebied waarop het winningsplan betrekking heeft, wordt het ontwerpinstemmingsbesluit met alle achterliggende documenten ter inzage gelegd en kan iedereen een zienswijze inbrengen. Het gebied waarop het winningsplan betrekking heeft, kan meerdere gemeenten beslaan.
Heeft u al antwoord op de vraag die voorgelegd is aan een wetenschappelijk panel betreffende de bodemdaling in Groningen die veroorzaakt wordt door gas- en zoutwinning en schade kan veroorzaken aan huizen, zoals aangegeven in de beantwoording van eerdere vragen?2 Zo ja, hoe luidt dit antwoord?
De TU Delft heeft van de NCG opdracht gekregen om onderzoek te doen naar oorzaken van schade in de provincie Groningen. In het onderzoek komen verschillende mogelijke oorzaken, zoals o.a. aardbevingen, bodemdaling en een combinatie daarvan, aan bod. De bodemdaling kan daarbij bijvoorbeeld veroorzaakt worden door de gaswinning, ondergrondse gasopslag en ook de zoutwinning.
Het onderzoek van de TU Delft zal voor de zomer van 2018 worden afgerond. Mochten de uitkomsten daartoe aanleiding geven zal ik dit voorleggen voor verder onderzoek aan een wetenschappelijke panel.
Het bericht dat Nederland de EU-duurzaamheidsdoelen niet haalt |
|
Sandra Beckerman |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Duurzame EU-doelen veel te ambitieus voor Nederland», waarin wordt gesteld dat we 25 jaar achter lopen op duurzaamheid door verwevenheid met de fossiele industrie?1
Ja.
Wat is uw reactie op de uitspraak van eurocommissaris Canete, die stelt dat de Nederlandse doelen duidelijk onvoldoende zijn?
In het bericht «Duurzame EU-doelen veel te ambitieus voor Nederland» staat dat EU-commissaris Miguel Cañete voor Klimaatactie en Energie de doelen «duidelijk onvoldoende» noemt. Het is echter in dit artikel niet duidelijk of het wel om Nederland gaat en aan welke doelen wordt gerefereerd.
Staat u voor de belangen van de fossiele industrie of voor een ambitieus klimaatbeleid? Kunt u dit toelichten?
Het kabinet stelt de afspraken uit het klimaatverdrag van Parijs centraal om de mondiale temperatuurstijging tot ruim onder 2 graden Celsius te beperken, en daarbij te streven naar een verdere beperking van de opwarming tot maximaal 1,5 graad Celsius. Om dit doel te bereiken, zal de uitstoot van broeikasgassen in alle sectoren in Nederland drastisch moeten worden verminderd. Daarom streeft het kabinet naar een broeikasgas-reductieopgave van 49% in 2030 en zet het zich in Europees verband in voor een verhoging van het broeikasgasreductiedoel naar 55%. Het kabinet streeft naar een geleidelijke en dus tijdig ingezette transitie, om zo mogelijke schokeffecten voor de economie te voorkomen en tevens de economische kansen die de energietransitie biedt te benutten. Goed en slim klimaatbeleid biedt kansen voor economische groei en werkgelegenheid.
De Nederlandse energie-intensieve industrie levert een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse economie in termen van bruto binnenlands product, werkgelegenheid en export. Inzet van zowel de overheid als de industrie zelf is om een perspectief te creëren voor het behoud van een sterke industriesector in Nederland die tegelijkertijd koolstofarm produceert en nieuwe CO2-arme industriële bedrijvigheid aantrekt. Tegelijkertijd zal dit omvangrijke en ingrijpende aanpassingen van de industrie vergen. Een passend, mede op innovatie gericht beleidspakket, kan ervoor zorgen dat de concurrentiepositie van de Nederlandse industrie behouden blijft en dat voortgebouwd wordt op de kracht die Nederland heeft.
Het kabinet erkent dat de mogelijkheid bestaat dat bepaalde bedrijfsactiviteiten gedurende de beoogde transitie zullen moeten worden afgebouwd. Het is belangrijk om aandacht te hebben voor de mogelijke effecten hiervan. De SER heeft over de gevolgen van de energietransitie voor de werkgelegenheid een adviesaanvraag in behandeling, waarbij wordt gekeken hoe de kansen van de energietransitie te grijpen en de negatieve gevolgen te beperken. Dit advies is in het voorjaar beschikbaar. Het kabinet zal een reactie op dit advies aan uw Kamer sturen.
Hoe rijmt de ambitie uit het regeerakkoord dat Nederland binnen de Europese Unie een voortrekkersrol wil vervullen op het gebied van CO2-reductie met het niet eens kunnen halen van de huidige duurzaamheidsdoelen?
Het kabinet zal zich in Europees verband met ambitieuze lidstaten inzetten om het Europese doel voor broeikasgasreductie te verhogen naar 55% in 2030. Ondertussen nemen we in Nederland maatregelen die ons voorbereiden op een reductie van 49 procent in 2030. Daarbij staat sturen op CO2 centraal, waarbij deze reductie op verschillende manieren kan worden bereikt.
De Nationale Energieverkenning (NEV) 2017 voorziet de komende jaren een forse doorgroei van het aandeel hernieuwbare energie van 17,3% in 2023 tot bijna 24% in 2030. Daarmee ligt het verwachte aandeel hernieuwbare energiehoger dan de doelstelling van 16% in 2023 uit het Energieakkoord. Het kabinet zal blijven inzetten op het vergroten van het aandeel hernieuwbare energie zolang dit past binnen het nationale kostenoptimale pad voor broeikasgasreductie. Om het akkoord van Parijs invulling te geven op een manier die betaalbaar is voor burgers en bedrijven is een bredere focus nodig dan alleen verduurzaming van onze energievoorziening. Het kabinet zal in het Klimaat- en Energieakkoord afspraken maken op welke manier het reductiedoel in 2030 wordt gerealiseerd en de rol van het aandeel hernieuwbare energie hierin.
Deelt u de mening dat inzetten op CO2-afvang en opslag (CCS) een schijnoplossing is en dat voor echt klimaatbeleid vol inzetten op hernieuwbare energie noodzakelijk is? Kunt u dit toelichten?
Het kabinet is gecommitteerd om in 2050 een broeikasgasarme economie te realiseren voor het behalen van de doelstellingen uit het Parijsakkoord. Voor vergaande broeikasgasreductie zal de komende jaren een forse inzet op energiebesparing en hernieuwbare energie nodig zijn, ook in de industrie. Binnen de energie-intensieve industrie is voor veel processen op dit moment nog geen pasklare oplossing beschikbaar. Het kabinet ziet CCS als kosteneffectieve en bruikbare transitietechnologie om de CO2-emissiereductie ook op kortere termijn te realiseren binnen de industrie en zet zich in om brede toepassing mogelijk te maken.
PBL en ECN geven in hun verkenning uit oktober 2017 naar de klimaatdoelen aan dat een CO2-emissiereductie scenario van 95% in 2050 zonder CCS ondenkbaar is (Kamerstuk 32 813 nr. 155). Inzet van CCS is dus nodig op de doelen van Parijs te realiseren en past bij een streven naar zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.
Gaat u in het aangekondigde Klimaat- en Energieakkoord ook forse en afrekenbare doelen aan de industrie stellen? Met andere woorden, wanneer stopt u met het ontzien van de grootste vervuilers?
In Nederland nemen we maatregelen die ons voorbereiden op een broeikasgasreductie van 49% in 2030. Deze doelstelling vormt ook het uitgangspunt voor de afspraken binnen het Klimaat- en Energieakkoord. De energie-intensieve industrie is met circa 46 Mton CO2 verantwoordelijk voor ongeveer 25% van de totale huidige Nederlandse broeikasgasuitstoot.
Dit betekent dat de industrie een aanzienlijke bijdrage zal moeten leveren aan de reductieopgave. In het Klimaat- en Energieakkoord zullen met alle sectoren afspraken worden gemaakt over de na te streven sectorale opgave en het bijbehorende tijdpad. Dit geeft sectoren zekerheid aan welke doelstellingen voldaan moet worden op de langere termijn. Tegelijkertijd creëert het akkoord een platform om voortdurend met elkaar in gesprek te blijven en te reageren op nieuwe technologische en innovatieve ontwikkelingen. Zo kan worden bepaald of bijsturing noodzakelijk is. Dit is noodzakelijk om de reductieopgave op een zo kosteneffectieve wijze in te vullen en de maatschappelijke kosten beheersbaar te houden.
Op welke wijze gaat u de verwevenheid van de economie en de fossiele industrie aanpakken?
Zie antwoord vraag 3.
Het feit dat ING voornemens is in de Dominicaanse Republiek een nieuwe kolencentrale te financieren |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Heeft u vernomen dat ING Bank al enkele jaren voornemens is om de Punta Catalina kolencentrale in de Dominicaanse Republiek te financieren en dat ook het onlangs aangescherpte kolenbeleid van ING geen impact heeft op dit voornemen van de bank?1
Het is de eigen verantwoordelijkheid van een bank om een passend duurzaamheidsbeleid vast te stellen en daarover verantwoording af te leggen. Het aangescherpte kolenbeleid van 2015 en de overwegingen van ING daarbij zijn te lezen op haar website. In het licht van het Parijse klimaatakkoord is het een goede zaak dat banken stappen zetten in de richting van verduurzaming van hun financieringsportefeuille.
ING schrijft op haar website dat Punta Catalina behoorde tot een van de laatste projecten waarvoor de bank – onder haar beleid van vóór 2015 – nog een financieringsverplichting op zich heeft genomen. Onlangs heeft de bank zich publiekelijk gecommitteerd aan het uitfaseren van kolencentrales uit haar boeken richting 2025.
Heeft u vernomen dat de bouwer Odebrecht in de afgelopen jaren beticht is van corruptie in relatie tot de voorgenomen bouw van de Punta Catalina kolencentrale in de Dominicaanse Republiek?2
Voor zover ik heb begrepen betreft het hier geen voornemen tot financiering maar is de bouw van de kolencentrale inmiddels al vergevorderd. ING houdt zich hierbij aan bestaande financieringsverplichtingen. Daarnaast heeft de bank aangegeven de financiering van elektriciteitswinning uit kolen versneld af te bouwen. In 2025 moet die financiering nagenoeg tot nul zijn teruggebracht.
De berichten inzake Odebrecht heb ik vernomen. Het kabinet verwacht dat ING conform de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen due diligence uitvoert. Zo ook op het gebied van corruptie. Het is aan ING om op basis van deze due diligence te besluiten om wel of niet tot financiering over te gaan.
Heeft u vernomen dat de vicepresident van Ecuador veroordeeld is tot zes jaar cel vanwege het aannemen van smeergeld van het Braziliaanse bouwconcern Odebrecht? Heeft u vernomen dat Odebrecht heeft toegegeven dat het 788 miljoen dollar aan steekpenningen heeft betaald in twaalf landen in Latijns-Amerika, inclusief de Dominicaanse Republiek?3
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reactie op de jarenlange protesten in de Dominicaanse Republiek tegen deze kolencentrale alsmede kritiek van maatschappelijke organisaties als BankTrack en Eerlijke Bankwijzer op ING’s voornemen om de Punta Catalina kolencentrale in de Dominicaanse Republiek te financieren vanwege zorgen over corruptie alsmede de te verwachten negatieve impact op het klimaat in de komende decennia als deze kolencentrale wordt gebouwd?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening van de Partij voor de Dieren dat de due diligence met betrekking tot de financiering van de Punta Catalina kolencentrale door ING niet past bij de werkwijze zoals afgesproken is in het Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen-convenant (IMVO-convenant) bancaire sector? Indien nee, kunt u toelichten waarom niet?
Het betreft hier twee verschillende onderwerpen: klimaat en mensenrechten. Het – eind 2016 getekende – IMVO-convenant bankieren ziet op mensenrechten. De afspraken in het convenant gaan in op het tegengaan van betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen. Hier hoort ook een goede human rights due diligence van banken bij. Binnen het convenant werken banken, NGO’s, vakbonden en overheid samen om mensenrechtenrisico’s te voorkomen en te mitigeren. Dit staat dus los van het klimaatbeleid van de bank.
Afgezien van de afspraken in het convenant blijft het de verantwoordelijkheid van ING om de OESO-richtlijnen en de Leidende Principes voor het bedrijfsleven en mensenrechten van de Verenigde Naties (UNGPs) na te leven.
Het besluit van ING voor de financiering van Punta Catalina dateert van 2015, nog voordat de bank beleid had aangenomen dat de financiering van nieuwe centrales uitsluit.
Bent u bereid om met de CEO van ING het gesprek aan te gaan over de mogelijkheden dat ING afziet van financiering van deze kolencentrale?4
Gelet op de ambities van ING bank en haar huidige kolenbeleid zie ik geen noodzaak om met de bank in gesprek te gaan over individuele financieringsverplichtingen die de bank in het verleden is aangegaan.
Het bericht 'Boeren multimiljonair dankzij subsidie' |
|
Alexander Kops (PVV) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht het bericht «Boeren multimiljonair dankzij subsidie»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat boeren multimiljonair worden dankzij windmolensubsidies? Wat is uw eerste reactie op deze verspilling van belastinggeld?
Het Windpark Westermeerwind heeft in 2010 een SDE-beschikking ontvangen en aanvullend is een innovatieve investeringssubsidie verleend van maximaal 92 miljoen euro.
De innovatieve investeringssubsidie is destijds toegekend omdat het om een grootschalig wind op land project ging van in totaal 144 MW met specifieke kenmerken waarmee de SDE als een generieke subsidieregeling geen rekening kon houden. Zo was het op dat moment nieuw om in het water van het IJsselmeer zo’n grootschalig project te bouwen waardoor de technieken en methodes voor het plaatsen van molens in ondiepe wateren nog niet waren uitontwikkeld. Er werd verwacht dat aannemers een hogere risico-opslag zouden berekenen vanwege de nieuwe of aangepaste technieken en methodes die gebruikt moesten worden om dit project te realiseren. Ook werd verwacht dat de financiering van een dergelijk nieuw en innovatief project door banken kritisch zou worden beoordeeld waardoor extra risico-opslagen zouden gelden en/of meer kosten gemaakt zouden moeten worden voor verzekeringen dan wel risico-mitigatie. Er bestond toen nog geen aparte categorie in de SDE voor molens in het water.
De subsidies zijn in 2011 in het kader van het Milieusteunkader getoetst bij de Europese Commissie. Op 22 december 2011 heeft de Europese Commissie ingestemd met deze staatssteun.
Uitgangspunt van de Europese Commissie – dat ik van harte onderschrijf – is dat er door de stapeling van verschillende subsidies geen overcompensatie mag plaatsvinden. Daarom is in de beschikking opgenomen dat de Nederlandse autoriteiten voor het aangemelde project een cumulatietoets uitvoeren één jaar na de datum van ingebruikname van de installatie.
Dit tijdstip is gekozen omdat dan pas de investeringskosten te bepalen zijn en duidelijk is hoeveel investeringssteun het project daadwerkelijk nodig heeft.
Bovengenoemde cumulatietoets op het Milieusteunkader voor dit project wordt dit voorjaar uitgevoerd en afgerond. Het uitgangspunt was en is dat overcompensatie wordt voorkomen. Eventuele overcompensatie zal worden weggenomen door het verminderen van de uiteindelijk uit te betalen SDE-subsidie. Mocht er sprake zijn van overcompensatie, zal het aantal MWh dat over de totale subsidieperiode in aanmerking komt voor subsidie, worden beperkt.
Het uiteindelijke SDE-subsidiebedrag kan overigens pas na afloop van de subsidieperiode voor het project worden bepaald. Op dat moment is immers bekend hoeveel inkomsten het project heeft verkregen uit de verkoop van elektriciteit en dus op hoeveel compensatie van de onrendabele top het recht heeft.
Deelt u de mening dat het niet de bedoeling is van het verstrekken van subsidies om mensen multimiljonair te maken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe legt u dit uit aan de burgers, wier energierekening de komende jaren steeds verder zal stijgen? Deelt u de mening dat dit niet uit te leggen is?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u een overzicht verstrekken van de daadwerkelijke opbrengsten voor de initiatiefnemers afgezet tegen de bijna 600 miljoen euro subsidie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hebt u ook vernomen dat, naast de meer dan 500 miljoen euro aan «normale» subsidie, er bijna 100 miljoen euro extra subsidie is verstrekt omdat het windpark «lastig aan te leggen» is dat dit voor de initiatiefnemers het park naar schatting 147 miljoen euro opbrengt? Deelt u de mening dat dit bizarre project nog lucratiever is dan meedoen met de Postcodekanjer? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord bij vraag 5. Het bedrag van 147 miljoen euro dat door het Financiële Dagblad wordt genoemd kan ik niet plaatsen. Het rendement wordt immers in de eerste plaats beïnvloed door de uitkomst van de cumulatietoets en kan uiteindelijk pas definitief worden vastgesteld na afloop van de exploitatiefase van het project.
Bent u het ermee eens dat het verstrekken van subsidies voor een totaalbedrag van bijna 600 miljoen euro zich totaal niet verhoudt tot een «rendement» van 147 miljoen euro, dat dus eigenlijk helemaal geen rendement is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u er dan ook toe bereid te stoppen met dergelijke waanzinprojecten?
Verreweg het grootste deel van de subsidie betreft de toegekende SDE. Deze subsidie dekt de onrendabele top per geleverde kilowattuur als en voor zover er daadwerkelijk productie van hernieuwbare energie heeft plaatsgevonden. Naar verwachting zal deze subsidie worden uitbetaald gespreid over de jaren tot en met 2032, zodat op dit moment nog maar een klein deel is uitbetaald. Ik ben niet bereid dit project stop te zetten. Zie voor een nadere duiding het antwoord op vraag 2–5.
Hoeveel van de immense subsidie van bijna 600 miljoen euro is al besteed? Bent u bereid dit project direct stop te zetten en het geld terug te geven aan de mensen die het – ongevraagd – ook hebben betaald, namelijk de belastingbetalers? Zo nee, waarom niet?
Nee, deze mening deel ik niet. De SDE+-regeling dient om het verschil tussen de kostprijs van een hernieuwbaar energieproject en de marktwaarde van de geproduceerde energie (ook wel de onrendabele top genoemd) te compenseren. Hierbij is voorzien in een redelijk rendement voor de (private) initiatiefnemer van een dergelijk project. Op 6 december 2017 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de werking van de SDE-regeling en de parameters voor 2018. In de praktijk kan het daadwerkelijke rendement mee- of tegenvallen, door zaken als bijvoorbeeld afwijkende financieringskosten, bouw- of ontwikkelkosten.
In mijn ogen is er daarom geen sprake van een «neprendement» of gebakken lucht.
Deelt u de mening dat het zogenaamde «rendement» van windmolens een nep-rendement is, gebakken lucht, en geenszins in verhouding staat tot de kosten? Zo nee, waarom niet?
Het bericht dat de financiële sector vervuilers kan aanpakken |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kunt u een reactie geven op het bericht dat de financiële sector in actie wil komen voor het klimaat en met een nieuw rekenmodel goed zicht mogelijk maakt op milieueffecten van geldverstrekking?1
Ik verwelkom de methodiek die door twaalf Nederlandse financiële instellingen is ontwikkeld om de CO2-voetafdruk van de portefeuille(s) van individuele instellingen in kaart te brengen.
Het rekenmodel draagt bij aan het vergroten van de transparantie over het klimaateffect van de investeringen van financiële instellingen die dit model toepassen. Ook voor klanten wordt het zo makkelijker om te kiezen voor een financiële instelling die actief bijdraagt aan de transitie naar een klimaatneutrale maatschappij. Bovendien helpt een rekenmodel de financiële instellingen door de klimaatdoelen die zij zichzelf stellen meetbaar te maken. Daardoor is voortgang beter te meten is en kan er door deze instellingen effectiever op de klimaatdoelen gestuurd worden. Bij de transitie naar het behalen van de klimaatdoelstellingen is het van belang dat alle sectoren – dus ook de financiële – zich inzetten. Idealiter is de volgende stap dat financiële instellingen hier zelf ook over gaan rapporteren en actief gaan sturen op het reduceren van de CO2-voetafdruk van hun portefeuille. Overigens heeft de ontwikkelde methodiek alleen betrekking op CO2, en niet op andere milieu en duurzaamheidsthema’s.
Deelt u de mening dat dit rekenmodel meer mogelijkheden geeft om publieke transparantie te bieden omtrent duurzaamheidsdoelstellingen en de praktische uitwerking van het duurzaamheidsbeleid van de financiële sector?
Zie antwoord vraag 1.
Gezien het feit dat het grootste deel van investeringen om de klimaatdoelstellingen te halen door private partijen gedaan moeten worden en banken en pensioenfondsen in juni 2017 in een brief aan de regering om concrete doelstellingen in wetgeving hebben gevraagd, ziet u met dit bericht aanknopingspunten om de financiële sector te helpen door afdwingbare doelen te stellen ten behoeve van de transitie naar een duurzame economie? Zo nee, kunt u dit toelichten?
In het Regeerakkoord is aangegeven dat de hoofdlijnen van de afspraken op het terrein van klimaat en energie worden verankerd in een Klimaatwet. Zoals bekend ligt er een initiatiefvoorstel voor een Klimaatwet van GroenLinks, PvdA, SP, D66 en ChristenUnie voor behandeling in uw Kamer. Tijdens het debat over de regeringsverklaring op donderdag 2 november jl. heeft het kabinet aangegeven positief te staan tegenover een gesprek over het initiatiefwetsvoorstel, om te
bezien of het als basis kan dienen voor een breed gedragen Klimaatwet. Momenteel ben ik de mogelijkheden hiertoe aan het verkennen en ik verwacht uw Kamer in het eerste kwartaal van 2018 te kunnen informeren over de resultaten daarvan.
Daarnaast werkt een high-level expert group on sustainable finance van de Europese Commissie op dit moment aan aanbevelingen om duurzame financiering te bevorderen. Dit rapport wordt in het voorjaar van 2018 verwacht. Mogelijk zal de Commissie op basis van dit rapport ook met aanvullende voorstellen komen. Wij zullen mogelijke initiatieven bezien, en uw Kamer hierover informeren.
Onderkent u dat dit rekenmodel dat CO2-uitstoot berekent, de bredere behoefte aan verduurzaming van geldstromen in termen van milieu, dierenwelzijn- en sociale aspecten niet ondervangt? Bent u van mening van de financiële sector ook hier nog stappen te maken heeft? Zo nee, kunt u dit toelichten?
Het rekenmodel waar het lid Van Raan naar verwijst, richt zich inderdaad op het in kaart brengen van klimaateffecten en ondervangt dus inderdaad niet alle sociale en milieuaspecten van duurzaamheid. Nederland als geheel scoort goed op deze doelen, maar tegelijkertijd inventariseren we waar we nog kunnen verbeteren. Ditzelfde geldt voor de financiële sector, en ik steun daarom het initiatief van deze werkgroep van harte.
Het bericht dat asbest is vrijgekomen bij een brand in Goeree Overflakkee |
|
Cem Laçin |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Bent u bekend met het vrijkomen van asbest bij een brand in een opslagloods in Melissant?1 2
Ja.
Is u bekend hoeveel asbest is vrijgekomen en kunt u bevestigen dat de mate van verspreiding in de omgeving beperkt is gebleven? Is de oorzaak van de brand inmiddels achterhaald?
De gemeente heeft het definitieve effectgebied vastgesteld. Het gaat om een gebied van ongeveer 130 bij 130 meter. De verspreiding van asbest in de omgeving is gelukkig beperkt gebleven doordat het in de nacht van de brand regende en er weinig wind was. De brandweer kon de bron van de brand niet achterhalen. De politie heeft een onderzoek naar de oorzaak ingesteld.
Kunt u een overzicht geven van de activiteiten die de gemeente en veiligheids- en gezondheidsdiensten hebben ondernomen om bewoners te informeren over de risico’s van asbest? Is hierbij gewerkt conform de richtlijnen voor de aanpak van asbestincidenten en asbestbranden?
De gemeente is in de ochtend van de brand bij alle omwonenden langs de deur gegaan om informatie en advies te geven. Daarnaast is er een informatiepunt geopend en is de GGD bereikbaar voor vragen. Op de website van de gemeente staat een uitgebreid document met antwoorden op binnengekomen vragen. Dit document wordt continu ververst. Ook is er een informatiebijeenkomst belegd voor omwonenden. De advisering van de gemeente aan omwonenden is conform de richtlijnen.
Wat is de huidige status van het pand en – mocht dat nog voor gebruik geschikt zijn – wat zal er worden gedaan om herhaling van brand te voorkomen en het asbest te verwijderen?
De loods is, volgens de gemeente, dermate beschadigd dat hij als verloren wordt beschouwd. In opdracht van de eigenaar wordt de loods gesloopt, en zal een gespecialiseerd asbestsaneringsbedrijf het resterende asbest op de locatie saneren. De gemeente houdt toezicht op de sloop- en saneringswerkzaamheden.
Is u bekend bij hoeveel procent van de branden asbest vrijkomt? Zo nee, bent u bereid om de mogelijkheden tot registratie hiervan te onderzoeken?
Een dergelijk landelijk overzicht is niet beschikbaar. Het bevoegd gezag bepaalt welke registraties nodig zijn voor het effectief kunnen uitvoeren van incidentbestrijding. Het saneren van asbestdaken is een goede stap om brand en het vrijkomen van asbest in de leefomgeving en daarbij behorende opruimkosten te voorkomen.
Deelt u de vrees dat de hoge kosten voor het gecertificeerd saneren van asbestdaken kunnen leiden tot ontwijkend gedrag bij particulieren, met verkrotting, verwaarlozing en verhoogde brandrisico’s bij panden met asbest tot gevolg?
Ik deel deze vrees niet. Gemeenten kunnen als bevoegd gezag in overeenstemming met art. 1a uit de Woningwet handhaven als de staat van een bouwwerk een gevaar vormt voor de gezondheid. De gemeente kan de kosten voor het saneren van een pand, ook na brand of verkrotting, verhalen op de eigenaar. De kosten voor het saneren van asbestdaken hangen af van de constructie en van de staat waar het dak in verkeert. Er bestaat een stimuleringsregeling om dakeigenaren tegemoet te komen bij het versneld saneren van asbestdaken. Het tempo waarin asbestdaken worden gesaneerd, is de laatste jaren mede daardoor toegenomen.
Het bericht dat de Fosfaatwet de doodsteek voor levend erfgoed wordt |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met het artikel waarin staat dat de invoering van de Fosfaatwet zal leiden tot het uitsterven van oud-Hollandse rundveerassen?1
Ja.
Wat gaat u doen om het uitsterven van oud-Hollandse rundveerassen te voorkomen?
Het afgelopen jaar heeft er verschillende keren overleg plaatsgevonden met de Stichting Zeldzame Huisdierrassen over een uitzondering voor runderen van zeldzame rassen in het fosfaatrechtenstelsel. Ik heb de mogelijkheden voor een dergelijke uitzondering onderzocht. De Meststoffenwet biedt geen mogelijkheid voor een uitzondering voor runderen van bepaalde rassen of voor het toepassen van discretionaire bevoegdheid op dit punt. Dit in tegenstelling tot de Regeling Fosfaatreductieplan 2017 (die gebaseerd is op de Landbouwwet) waarin een vrijstelling voor de aanwas van runderen van zeldzame rassen wel mogelijk bleek.
Ik bekijk momenteel, in aanvulling op mijn algemene inzet op het behoud van genetische bronnen en de aanvullende subsidie voor de Stichting Zeldzame Huisdierrassen op basis van motie 34 775 XIII, nr. 40 van Dik-Faber/De Groot, welke passende mogelijkheden er zijn om het behoud van oud-Hollandse rundveerassen verder te ondersteunen.
Het bericht ‘Nog altijd zit er pvc in ons afval’ |
|
Jessica van Eijs (D66) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Nog altijd zit er pvc in ons afval»?1
Ja.
Wat vindt u van het bericht dat er in huisvuil nog steeds pvc-verpakkingen zitten, ondanks dat deze kunststof al langer uitgebannen is vanwege de schadelijkheid ervan voor het milieu?
Pvc wordt voor allerlei toepassingen gebruikt; circa 2,5% van al het pvc wordt gebruikt in verpakkingen. Uit het onderzoek van Wageningen UR blijkt dat 1% van de verpakkingen van pvc is. Deze verpakkingen zijn slecht recyclebaar. Er is geen sprake van een verbod of enige andere wettelijk verplichting om pvc uit te bannen, maar de wens is uiteraard om slecht recyclebare verpakkingen zo min mogelijk op de markt te krijgen. In de Raamovereenkomst Verpakkingen is daarom afgesproken om het gebruik van pvc als verpakkingsmateriaal in supermarkten te beëindigen, tenzij niet anders mogelijk is. Door de supermarktbranche wordt ingezet op het uitfaseren van pvc-verpakkingen door het uitvoering geven aan het brancheverduurzamingsplan.
Kunt u toelichten of u de mening deelt dat het onwenselijk is dat een stof die schadelijk is voor het milieu en al jaren verbannen is, toch wordt gebruikt door de verpakkingsindustrie?
Het is onwenselijk dat er verpakkingen op de markt komen die slecht recyclebaar zijn. Op de afspraken die gemaakt zijn om het gebruik van pvc in verpakkingen in supermarkten te beëindigen, ben ik in antwoord 2 ingegaan.
In hoeverre ziet u mogelijkheden om ervoor te zorgen dat deze stof alsnog zo snel mogelijk uit de verpakkingen wordt geweerd?
Uit de studie van Wageningen UR blijkt dat 56% van de verpakkingen goed te recyclen is. 28% van de verpakkingen is slecht recyclebaar. Dat laatste is onwenselijk. In antwoord 2 ben ik ingegaan op de afspraken in de Raamovereenkomst Verpakkingen ten aanzien van pvc-verpakkingen.
Hoe verhoudt het in het artikel genoemde onderzoek van Wageningen University zich tot de evaluatie van de Raamovereenkomst verpakkingen?
Het onderzoek van Wageningen UR is uitgevoerd in opdracht van de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Afval- en Reinigingsmanagement (NVRD). Daarnaast zijn Midwaste, HVC en Omrin betrokken. Hiermee zijn belangrijke ketenpartijen betrokken en wordt een begin gemaakt met het in kaart brengen van innovaties. In de tussenevaluatie van de Raamovereenkomst Verpakkingen wordt gekeken naar de samenwerking in de keten om de kwaliteit van de kunststofrecycling te verbeteren. Hiervoor willen ketenpartijen een innovatieagenda opstellen. De uitkomsten van het WUR-onderzoek kunnen hiervoor gebruikt worden.
Waar ziet u kansen om het percentage goed recyclebare kunststofverpakkingen te verhogen?
Uit de WUR-studie blijkt dat 56% van de verpakkingen goed te recyclen is. 28% van de verpakkingen is slecht recyclebaar. In de evaluatie van de Raamovereenkomst Verpakkingen wordt gekeken hoe het verpakkende bedrijfsleven gestimuleerd kan worden om meer recyclebare verpakkingen op de markt te brengen, bijvoorbeeld via financiële prikkels. Er vinden reeds innovaties plaats. 10% van de slecht recyclebare verpakkingen die volgens de WUR nu nog in het afval wordt aangetroffen, betreft PET-schaaltjes. Hiervoor is tot een innovatieve oplossing gekomen: er wordt op dit moment gebouwd aan een nieuwe installatie die recycling van PET-schaaltjes vanaf medio 2018 mogelijk maakt. Dit is een goed voorbeeld van innovatie die mogelijk is geworden door betere samenwerking.
In hoeverre ziet u mogelijkheden (anders dan bovengenoemde Raamovereenkomst) om alle partijen in deze keten te stimuleren om bij hun keuze voor verpakkingen rekening te houden met de recyclemogelijkheden van de materialen en dit meer in overweging te nemen bij de keuze voor hun materiaal? In hoeverre is het mogelijk instrumenten in te zetten om de verpakkingsindustrie aan te spreken wanneer zij het in de toekomst blijken na te laten (zoveel mogelijk) verpakkingen geschikt voor recycling te maken?
Voor verpakkingen geldt een producentenverantwoordelijkheid. Deze maakt producenten verantwoordelijk voor hun verpakkingen zodra deze afval zijn geworden, en maakt producenten verantwoordelijk voor het halen van gestelde recyclingdoelstellingen. In Nederland wordt 51% van het kunststof verpakkingsafval gerecycled. Dit beleidsinstrument stimuleert het bedrijfsleven om ervoor te zorgen dat zijn verpakkingen gerecycled worden. Op Europees niveau zal begin 2018 een definitief besluit worden genomen over de recycledoelen voor onder andere verpakkingen. Tijdens de laatste triloog op 17 december jl. is een voorlopig politiek akkoord bereikt tussen het Europees parlement (EP) en de Raad. Uiteindelijke formele instemming met het akkoord door de Raad en het EP zal naar verwachting eind januari of begin februari plaatsvinden. Daarnaast dient iedere verpakking te voldoen aan daarvoor gestelde essentiële eisen. Dit zijn Europese eisen. Deze stellen dat een verpakking zodanig moet worden ontworpen, vervaardigd en in de handel gebracht dat hergebruik of terugwinning, met inbegrip van recycling, mogelijk is. Nederland is voorstander van het verder aanscherpen van deze eisen door de afvalhiërarchie hier expliciet in op te nemen, zodat recycling boven terugwinning wordt geplaatst.
In hoeverre is er zicht op de schadelijkheid van de verbranding van het afval, waar het zeer gifite dioxine bij vrijkomt, voor zowel het milieu als de (directe) omgeving waar de verbranding plaatsvindt?
Alle afvalverbrandingsinstallaties in Nederland voldoen aan de daarvoor gestelde wettelijke eisen, ook voor wat betreft de uitstoot van giftige stoffen. De centrales zijn voorzien van filters die het vrijkomen van dioxines als gevolg van het verbranden van pvc voorkomen. Daarop wordt toegezien.
Is er een manier waarop de overheid de bedrijven die pvc in hun verpakkingen verwerken kan aanspreken op deze gevolgen? Zo nee, bent u dan bereid om te kijken naar manieren die dit wel mogelijk maken?
Het is onwenselijk dat er verpakkingen op de markt komen die slecht recyclebaar zijn. Mijn beleidsinzet door middel van de producentenverantwoordelijkheid, de Raamovereenkomst Verpakkingen en de handhaving van de Essentiële Eisen is erop gericht producenten te stimuleren beter recyclebare verpakkingen op de markt te brengen en zo min mogelijk verpakkingen te hebben die slecht of niet recyclebaar zijn.
Milieu-overtredende bedrijven die hiermee wegkomen |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van de documentaire «Beerput Nederland», die recent uitgezonden werd door KRO-NCRV op NPO 2? Zo ja, hoe beoordeelt u de weergave in deze documentaire dat het bedrijfsleven de hand boven het hoofd gehouden wordt en dat er zelfs niet of nauwelijks ingegrepen wordt bij milieuovertredingen, waarbij er ook ondersteuning van ambtenaren en politici zou plaatsvinden?1
Ja, ik heb kennisgenomen van de uitzending. Het beeld dat de documentaire schetst, herken ik niet. Om de naleving van milieuregelgeving te bewaken en te stimuleren, treedt de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) handhavend op, samen met politie en betreffende bevoegde gezagen (onder andere gemeenten en provincies en door hen gemandateerde omgevingsdiensten, Rijkswaterstaat, regionale waterkwaliteitsbeheerders). Er wordt een breed scala van instrumenten ingezet om de naleving van wet- en regelgeving af te dwingen. Het gaat dan om strafrechtelijke handhaving, bestuursrechtelijke handhaving en maatregelen in de sfeer van voorlichting. Daarbij maken toezichthouders altijd een afweging welke interventies en sancties effectief en proportioneel zijn.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat wanneer bedrijven die milieuwetgeving overtreden hier geen verantwoording voor afleggen, zij hiervoor niet gestraft worden en zelfs invloed op de overheid behouden vanuit hun economisch en bedrijfsmatig belang? Zo ja, wat betekent dit concreet voor uw beleid met betrekking tot het betrekken van het bedrijfsleven bij uw beleidsvoornemens rond milieuwetgeving en de naleving hiervan?
Uiteraard vind ik de naleving van de milieuwetgeving van groot belang. Wat betreft de grote milieu-incidenten vanaf de jaren zestig die de documentaire Beerput Nederland memoreerde, is in vrijwel alle genoemde gevallen tot vervolging van betrokken bedrijven overgegaan. In de voorbereiding van beleid en wetgeving worden belanghebbenden en relevante kennisdragers geraadpleegd, zoals medeoverheden, bedrijven, onderzoeksinstituten, universiteiten en milieuorganisaties. Ontwerpen voor regelgeving worden in een vroeg stadium voorgelegd aan de ILT als onafhankelijk toezichthouder ten behoeve van een toets op handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid. Het ministerie houdt er uiteraard rekening mee dat ingebrachte informatie gekleurd kan zijn door de achtergrond en belangen van betreffende partijen. Ik begrijp dat het betrekken van bedrijven die in het verleden milieudelicten hebben begaan een bepaalde spanning oproept, en heb dit punt op ambtelijk niveau bij mijn collega van Justitie en Veiligheid aangekaart. Het kabinet kent geen beleidslijn voor het omgaan met veroordeelde (bestuurders van) bedrijven bij consultaties voor beleid en wetgeving. Het eventueel registreren van bedrijven of bestuurders die veroordeeld zijn voor strafbare feiten op milieuaspecten stuit op allerlei bezwaren. Vandaar dat ik kies voor een praktische benadering. De afweging om een bedrijf voor een stakeholderbijeenkomst uit te nodigen, wordt van geval tot geval gemaakt, op basis van de relevantie van het bedrijf voor het beleidsvraagstuk dat aan de orde is en de reputatie van het bedrijf bij deskundigen. Een voorwaarde is natuurlijk dat bedrijven die worden uitgenodigd voor een stakeholderbijeenkomst beschikken over een geldende (milieu)vergunning voor de activiteiten waar de bijeenkomst betrekking op heeft. Die vergunning betekent namelijk dat het bevoegd gezag heeft vastgesteld dat de bedrijfsprocessen waaraan het bedrijf zich juridisch heeft gebonden, voldoen aan de milieuwetgeving. Ik zal daar in de toekomst strikt op toezien.
Zijn bij u of bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) meldingen bekend van inspecteurs of andere handhavingsofficials die betrokken waren bij de handhaving van geconstateerde milieuovertredingen en waarbij er informatie gelekt zou zijn richting betrokkenen, hetgeen vervolging bemoeilijkt of ondermijnd heeft?
Over dergelijke zaken zijn mij geen meldingen bekend.
Bent u bereid om de Kamer te voorzien van een uitgebreide reactie aar aanleiding van deze documentaire en de constateringen die door de documentairemaker worden gedaan met betrekking tot de rol van de overheid en de politiek richting bedrijven die milieuwetgeving overtreden?
In mijn begeleidende brief ga ik op de documentaire in.
Op welke wijze is het bedrijfsleven op dit moment betrokken bij het opstellen of aanpassen van milieu of klimaatwetgeving en hoe borgt u de zorgvuldigheid van dit soort trajecten, waarbij mensen in ons land er zeker van moeten zijn dat hun belangen voor schone lucht, schone grond en schoon en veilig water voorop staan en niet de economische belangen van bedrijven met discutabele reputaties of zelfs veroordeelde bedrijven?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 2.
De milieueffecten van bitcoins |
|
William Moorlag (PvdA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u de berichten «Produceren van bitcoins is een aanslag op het milieu»1, «Bitcoin Energy Consumption Index»2 en «Het groeiende energieprobleem van de blockchain»?3
Ja.
Acht u een geschat elektriciteitsverbruik van het Bitcoinsysteem van bijna 32 terawattuur op jaarbasis een realistische schatting? Zo nee, waarom niet? Welke schatting acht u dan wel realistisch?
Bitcoin is een vorm van virtuele valuta (cryptocurrency) en een hele specifieke toepassing van blockchain technologie. Het vertrouwen in de werking van bitcoins en het tegengaan van fraude is mogelijk door de inzet van veel rekenkracht in een wereldwijd netwerk. Bij bitcoins worden aanpassingen gedaan door de eerste computer in een netwerk, die een ingewikkelde puzzel oplost met bitcoins als beloning. Dit proces heet minen. De moeilijkheidsgraad van de puzzel, en dus de benodigde rekenkracht en daarmee het energieverbruik, groeit bij toenemend gebruik. Een schatting van het energieverbruik door Digiconomist is gebaseerd op de aanname dat «miners» 60% van hun verdiensten aan «operationele kosten» kwijt zijn. De miners in het netwerk zijn verspreid over de hele wereld en gebruiken niet allemaal dezelfde systemen. Dat maakt het lastig om het energiegebruik wereldwijd goed te kunnen inschatten.
Deelt u de mening dat een elektriciteitsverbruik in de orde van grootte van een land voor een relatief klein systeem zoals Bitcoin een buitenproportionele aanslag op het milieu doet? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Door de oplopende koers is de belangstelling voor bitcoin fors gegroeid. Het is daarmee geen klein systeem meer. De energietarieven in Nederland zijn relatief hoog in vergelijking met de tarieven in andere landen, zoals China. Op dit punt zijn we in Nederland niet aantrekkelijk voor mining activiteiten waarvoor veel lokale rekenkracht nodig is. Ik verwijs ook naar het antwoord op vraag 2.
Worden de energielasten uitsluitend door de gebruikers van cryptocurrencies en blockchaintechnologie gedragen? Zo nee, in welke mate komen deze lasten voor derden?
De energielasten voor het doen van transacties met en het aanmaken van nieuwe bitcoins zijn voor rekening van de zogenaamde miners. Andere zogeheten cryptocurrencies hebben andere verdienmodellen, waarbij geldt dat het minen niet of anders ingericht kan zijn. Een uitspraak over energielasten voor de blockchaintechnologie als geheel kan daarom niet gedaan worden.
Deelt u de mening dat als de blockchaintechnologie verder opkomt dit een grote aanslag op het milieu kan betekenen? Zo ja, waarom en welke gevolgen verbindt u hieraan? Zo nee, waarom niet?
De technologie en experimenten met toepassingen van blockchain zijn nog volop in ontwikkeling. Hier past ook een nuancering door het onderscheid tussen bitcoin en blockchain te maken. Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven, werkt bitcoin op basis van mining. Maar blockchain voor cryptocurrencies of andere toepassingen kunnen ook werken zonder mining en dus zonder de inzet van veel rekenkracht. Het zijn met name deze toepassingen waarvoor de technologie nog volop in ontwikkeling is. Ook de rijksoverheid experimenteert met blockchaintechnologie voor haar eigen processen, waar mogelijk zonder energie-intensieve mining.
Deelt u de mening dat blockchainvarianten die geen grote processorkracht en dus elektriciteitsverbruik vereisen de voorkeur hebben boven blockchainvarianten zoals Bitcoin die gebruikt? Zo ja, waarom en wat kunt u doen om te bevorderen dat de energiezuiniger varianten de norm worden? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Het Bitcoin systeem en de technologie voor blockchain zijn wereldwijd en privaat gedreven fenomenen en zijn nog volop in ontwikkeling, waar ik weinig invloed op heb. En ja, als iets bij gelijkblijvende kwaliteit energiezuiniger kan, is dat altijd beter. Daarom is het van belang dat voor grootschalige blockchaintoepassingen door overheden op termijn ook gekeken wordt naar andere technieken, die vertrouwen waarborgen en minder energiekosten. Zoals aangegeven in de reactie op vraag 5 gebeurt dat al.
Voor zover activiteiten in Nederlandse datacenters plaatsvinden, vallen die reeds onder de energiebesparingsregelgeving. In het kader van het Energieakkoord zijn er afspraken gemaakt over energiebesparingsdoelstellingen. Daarnaast zijn er bijvoorbeeld in het zogenaamde MJA3-convenant afspraken gemaakt over energie-efficiëntie in verschillende sectoren als geheel. Het energiebeleid richt zich niet op één specifieke activiteit, maar op het efficiënter en energiezuiniger maken van processen in datacenters.
Bent u bereid nader onderzoek te doen naar de ontwikkeling en de beheersbaarheid van het energieverbruik van cryptocurrencies en blockchaintechnogie en de Kamer daarover te informeren? Zo ja, op welke termijn kan de Kamer dit tegemoet zien? Zo nee, waarom niet?
Het Nederlandse beleid zet zich al in op het stimuleren van energie-efficiënte processen, ook in datacenters. Specifiek onderzoek naar energiegebruik van cryptocurrencies en technologie is niet aan de orde, omdat de technologie nog in de kinderschoenen staat en de bitcoin een wereldwijde ontwikkeling is, waar ik geen invloed op heb.
Is er bij het formuleren van de klimaatdoelstellingen rekening gehouden met een stijgende vraag naar elektriciteit die voortkomt uit blockchaintechnologieën zoals Bitcoin? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet? Acht u het nodig hier op nationaal en internationaal niveau aandacht voor te vragen en hoe gaat u dit doen?
Bij het formuleren van de klimaatdoelstellingen is geen rekening gehouden met de opkomst van Bitcoin en onderliggende technologie. Die technologie is slechts één van de vele innovaties, die invloed hebben op het energieverbruik in de wereld.
Daarom zet de Nederlandse regering in op sturen op CO2.
De indringende brief van 15.373 (klimaat)wetenschappers over de toestand van de aarde |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Hebt u de brief «World Scientists Warning to Humanity: A Second Notice»1 gelezen waarin 15.373 wetenschappers stellen dat het klimaatprobleem absoluut onvoldoende geadresseerd wordt?
Ik ben bekend met de inhoud van deze brief.
Deelt u het standpunt van de wetenschappers dat we in de afgelopen 25 jaar, sinds de eerste waarschuwing van de Union of Concerned Scientists in 1992, serieus tekort zijn geschoten in het oplossen van klimaat- en milieuproblemen? Zo nee, waarom niet?
Uit figuur 1 van de brief van de wetenschappers blijkt dat het gebruik van stoffen die de ozonlaag aantasten, de afgelopen decennia wereldwijd sterk is gedaald. Dit is het gevolg van het Montreal Protocol dat dus als een groot succes kan worden gezien. Met de overeenkomst van Parijs hebben we een zelfde soort akkoord neergezet, maar nu gericht op het beperken van de opwarming van de aarde. Het is wel zaak dat landen nu ook gaan leveren. De huidige toegezegde bijdragen van de partijen aan het akkoord zijn nog onvoldoende om de Parijs-doelen te realiseren. In het Parijs-akkoord hebben partijen zich verplicht om hun bijdrage elke vijf jaar in te dienen en zo mogelijk aan te scherpen.
Deelt u het standpunt van de wetenschappers die stellen dat de hoognodige stappen ook nu nog niet genomen worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u het standpunt van de wetenschappers die stellen dat de tijd om te handelen snel opraakt? Deelt u het standpunt van de Wereldbank dat vroegtijdige actie kostenefficiënter is dan gokken op toekomstige innovaties2? Deelt u de mening dat de combinatie van deze punten aanleiding is tot versnelde maatregelen? Zo nee, waarom niet?
Het is belangrijk om tijdig een geloofwaardig en haalbaar pad naar een CO2-neutrale economie in te zetten. Nederland zet zowel nationaal als internationaal in op ambitieus klimaatbeleid. Acties moeten daarbij zowel gericht zijn op het realiseren van reducties die nu al kostenefficiënt kunnen plaatsvinden, als op de (verdere) ontwikkeling van toekomstige reductiemogelijkheden.
Deelt u het standpunt van de wetenschappers dat we ons momenteel in de 6e uitstervingsgolf in ongeveer 540 miljoen jaar bevinden? Deelt u het standpunt dat deze uitstervingsgolf door de mens veroorzaakt is3? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de wetenschap om deze hypothese te toetsen.
Deelt u de mening dat het internationale karakter van veel van deze problematiek geen reden mag zijn om niet (of niet afdoende) te handelen? Deelt u ook de mening dat juist gezien het internationale karakter Nederland zijn rol (als veroorzakende dan wel faciliterend partij) in de wereld moet herzien?
Ja, ik deel de mening dat het internationale karakter van deze problematiek geen reden mag zijn om niet of niet afdoende te handelen. Ik zie geen reden om de huidige Nederlandse positie te herzien, aangezien Nederland zowel in Europese als mondiale discussies al actief inzet op ambitieus klimaatbeleid.
Deelt u de mening van de wetenschappers dat de uitstoot van broeikasgassen, de continue ontbossing en de gigantische vleesproductie de drie hoofdoorzaken zijn van de huidige klimaatproblematiek? Deelt u de mening van de wetenschappers dat we op alle drie de punten tekort schieten en dat de situatie op deze vlakken de afgelopen 25 jaar zelfs sterk verslechterd is? Zo nee, waarom niet?
De uitstoot van CO2 door de energieconsumptie en het gebruik van fossiele brandstoffen, zijn samen met de ontbossing en de uitstoot van overige broeikasgassen uit de voedselproductie, belangrijke veroorzakers van de huidige klimaatproblematiek. Voor de oplossing van de problematiek kijken we naar alle mogelijkheden om het probleem aan te pakken.
Deelt u de mening dat we mede daarom zo snel mogelijk een radicale krimp van de veestapel moeten bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Ik kies voor een brede integrale benadering om tot de meest optimale aanpak te komen. Waar het gaat om de emissies van broeikasgassen uit de landbouw heeft het kabinet in het regeerakkoord aangegeven dat technische maatregelen de voorkeur hebben boven volumebeperkende maatregelen.
Het lucratief bemesten van andermans grond |
|
William Moorlag (PvdA) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met het nieuws dat het schering en inslag is dat agrariërs ongeoorloofd en wederrechtelijk mest injecteren in gronden van derden en/of gemeenten?1
Ik ben bekend met het artikel uit Trouw. Zoals aangegeven in mijn brief van 6 december jl. (Kamerstuk 28 625, nr. 253) is uit contact met de gemeente Berkelland gebleken dat de zaken genuanceerder lijken te liggen dan in de pers is voorgesteld. Met de burgemeester van Berkelland, de heer Van Oostrum, is afgesproken dat op korte termijn gezamenlijk geanalyseerd zal worden wat er speelt en wat daarbij ieders verantwoordelijkheden zijn. Ik zal uw Kamer over de uitkomsten daarvan informeren.
Deelt u de opvatting dat dit gedrag contraproductief, schadelijk en verwerpelijk is, omdat juist onverstoorde bermen en grondstroken naast zwaar bewerkte agrarische percelen eilandjes van belang zijn voor behoud van de zwaar onder druk staande natuur en biodiversiteit?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u ervan kennisgenomen dat dit gedrag doorgaans onbestraft blijft en wat is daarop uw reactie?
Ondernemers geven via de jaarlijkse Gecombineerde Opgave aan welke grond zij tot hun beschikking hebben. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) controleert of deze grond een landbouwkundige bestemming heeft en of percelen niet door meerdere partijen worden geclaimd. Wanneer er sprake is van brede bermen of grondstroken (meer dan 3 meter breed) kan dergelijke grond als landbouwgrond worden aangemerkt. Een ondernemer is er zelf verantwoordelijk voor om afspraken te maken met de eigenaar van de grond. Grondeigenaren kunnen via open data, bijvoorbeeld Boer & Bunder, zien welke grond door agrarisch ondernemers wordt geclaimd. Wanneer grond onrechtmatig wordt geclaimd en/of gebruikt door een agrarisch ondernemer, kan de eigenaar hiervan melding maken bij RVO.nl. Daarna kan deze grond niet langer worden gebruikt voor het bepalen van de plaatsingsruimte voor mest en subsidieverlening.
Hoe bestempelt u het feit dat de agrarische sector enerzijds financiële steun ontvangt voor het creëren en in stand houden van akkerranden voor natuurdoeleinden en anderzijds grootschalig de natuur en biodiversiteit in bermen aansluitend aan akkers aantast en vernietigt?
Zie het antwoord op vragen 1 en 2.
Is het op dit moment zo dat mensen worden geverbaliseerd omdat zij de uitwerpselen van hun hond op gemeentelijke gronden niet opruimen, maar dat agrariërs die grote hoeveelheden mest op gemeentelijke gronden lozen niet worden geverbaliseerd? Zo ja, kunt u dat uitleggen?
Wanneer blijkt dat agrariërs onrechtmatig gebruik maken van grond die niet hun eigendom is, worden ook daar (financiële) consequenties aan verbonden.
Bent u bereid om zowel via het spoor van nationale wetgeving, toezicht en handhaving en in samenwerking met gemeenten het ongeoorloofd gebruiken en bemesten van andermans gronden hard aan te pakken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u preventie, toezicht en handhaving precies uitvoeren?
Zie het antwoord op vragen 1, 2 en 3.
Het bericht “Greenpeace beschuldigt Nederlandse bedrijven van handel in 'bloedhout'" |
|
Tjeerd de Groot (D66) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Kent u het bericht dat Greenpeace Nederlandse bedrijven beschuldigt van handel in hardhout dat op illegale wijze is gekapt?1
Ja.
Vindt u ook dat hout uit Brazilië uit de staten Para, Mato Grosso en Rondonia als hoog risico moeten worden beschouwd?
Het is bekend dat illegale houtkap, fraude en corruptie veel voorkomen in de Braziliaanse bosbouwsector. Deze problemen beperken zich niet per se tot de drie genoemde staten. Het risico op illegaliteit in de Braziliaanse bosbouw blijkt bijvoorbeeld uit publiek beschikbare informatie van Interpol, NGO’s, wetenschappelijke denktanks en commerciële instellingen. Daarnaast publiceert de Braziliaanse overheid informatie over onder meer ontbossing en sancties opgelegd aan bedrijven.
Bent u bereid een deel van de extra middelen die de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) volgend jaar ter beschikking krijgt, te besteden aan intensivering van de handhaving op de import van tropisch hout aangezien er 5000 marktdeelnemers in Nederland zijn en de NVWA 2 fte heeft die zich bezighouden met de houtverordening?
De NVWA is verantwoordelijk voor een veelheid aan controles op verschillende terreinen. Dit vraagt een zorgvuldige afweging rond de inzet van de capaciteit van de NVWA. Ik zal in overleg met de NVWA bekijken of extra inzet voor houtcontroles passen binnen de prioriteiten voor de handhaving. Dit staat voor mij los van de inzet van de extra middelen. Hierover wordt u op een later moment geïnformeerd.
Welke andere mogelijkheden ziet u om de invoer van illegaal hout uit Brazilië tegen te gaan?
De verantwoordelijkheid ligt in de eerste plaats bij de sector zelf. Naleving van de Houtverordening door houtimporteurs zie ik als de meest effectieve manier om de import van illegaal hout tegen te gaan.
Hoe gaat de NVWA gevolg geven aan de uitspraak van de rechter van 4 juli 2017 waarin staat dat het interventiebeleid van de NVWA niet redelijk is?
De NVWA scherpt het interventiebeleid aan. Dit gaat begin 2018 in. In plaats van altijd eerst waarschuwen zal de NVWA bij bepaalde, zware overtredingen direct een last onder dwangsom opleggen.
Deelt u de mening dat «de juiste documentatie» uit Brazilië blijkbaar niet voldoende is om te garanderen dat hout uit Brazilië legaal is?
In landen waar corruptie veel voorkomt is documentatie alleen vaak onvoldoende om de wettelijk verplichte zorgvuldigheid (due diligence) te betrachten. Dat betekent dat importeurs van hout uit dergelijke landen mitigerende maatregelen moeten treffen om het risico op illegale houtkap effectief te minimaliseren.
Kunt u verzekeren dat hout waarvoor geweld is toegepast niet meer op de Nederlandse markt terechtkomt?
Het is aan de importeurs van hout om de Houtverordening na te leven en te voorkomen dat zij hout op de markt brengen dat gekapt is in strijd met de wetgeving in het land van herkomst. Zoals de afgelopen jaren is gebleken, treedt de NVWA op wanneer blijkt dat houtimporteurs de Houtverordening niet naleven. Dat zal de NVWA blijven doen, maar daarmee kan niet gegarandeerd worden dat er nooit illegaal gekapt hout op de Nederlandse markt komt.
Bent u bekend met de artikelen «Vragen en zorgen over gaswinning Zuidwest-Drenthe» en «Opnieuw informatieavond gaswinning: Te druk, te chaotisch»?1
Ja.
Hoe bent u van plan te voorkomen dat de belangen van bewoners in Zuidwest-Drenthe en Overijssel pas achteraf worden meegenomen, zoals eerder in Groningen is gebeurd?
Bij mijnbouwprojecten hecht ik sterk aan open en transparante communicatie met de omgeving. Onderdeel daarvan is de betrokkenheid van burgers. Dit is met ingang van 1 januari 2017 ook vastgelegd in de Mijnbouwwet. De berichtgeving waaraan u refereert gaat over de informatiemarkt die georganiseerd was voor de ontwerp-instemmingsbesluiten op de winningsplannen Eesveen en Vinkega. De belangen van bewoners worden meegenomen in het advies van de decentrale overheden en bewoners kunnen hun eigen belang aangeven gedurende de ter inzage legging van het ontwerpbesluit. De bewoners zijn conform de uniforme openbare voorbereidingsprocedure tijdig betrokken bij de voorbereiding van de besluitvorming.
Gedurende de behandeling van een vergunningaanvraag hecht ik eveneens aan een open en transparante communicatie met mijn adviseurs. Om die reden worden bij de voorbereiding van een instemmingsbesluit op een winningsplan de adviseurs (gemeenten, provincies en waterschappen) tijdens de adviesperiode uitgenodigd voor een informatiesessie, die specifiek over het desbetreffende winningsplan gaat. Bij deze bijeenkomst wordt hen de gelegenheid geboden om alle vragen over de inhoud van het winningsplan en de procedure te stellen en zijn er ambtenaren van mijn ministerie aanwezig, evenals vertegenwoordigers van het mijnbouwbedrijf, voor de beantwoording. Nadat alle adviezen ontvangen zijn, stel ik een ontwerp-instemmingsbesluit op waarin de ontvangen adviezen worden meegewogen.
Dit ontwerp-instemmingsbesluit wordt zes weken ter inzage gelegd. In deze periode wordt een informatiemarkt gehouden in de gemeente waar de voorgenomen vergunning onder valt. Tijdens de informatiemarkt kan iedereen informatie krijgen over de plannen rondom de gaswinning, de wijze waarop het ministerie heeft laten toetsen aan de veiligheid en de bodembeweging en de te volgen procedure. Op een dergelijke informatieavond zijn medewerkers van mijn ministerie, TNO, het mijnbouwbedrijf en zo mogelijk ook het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) aanwezig om in gesprek te gaan met de bezoekers en hun vragen te beantwoorden.
Kunt u uitleggen waarom de gaswinning in Drenthe omhoog gaat, terwijl in het regeerakkoord staat dat de gaswinning de komende kabinetsperiode af moet nemen?
Het regeerakkoord gaat in op verlaging van de gaswinning uit het Groningenveld. In het regeerakkoord staat daarnaast dat er geen nieuwe opsporingsvergunningen op land worden afgegeven deze kabinetsperiode, en dat bestaande opsporingsvergunningen van kracht blijven. In het geval van de gasvelden waar de krantenberichten over gaan is er sprake van bestaande winningen waarvoor een actualisering van het winningsplan plaatsvindt. Ik kan niet aangeven hoeveel proefboringen worden voorkomen als gevolg van het feit dat er geen nieuwe opsporingsvergunningen meer worden verleend.
Hoe staan de gaswinningsplannen in verhouding tot de maatregel in het regeerakkoord met betrekking tot nieuwe boringen op land? Kunt u inschatten hoeveel proefboringen worden voorkomen dankzij deze maatregel in het regeerakkoord?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de zorg van de bewoners dat er alleen nulmetingen worden gehouden bij boeren en niet bij particulieren? Bent u bereid om de mogelijkheden te verkennen om deze nulmetingen ook verplicht te stellen voor particulieren om ervoor te zorgen dat eventuele schadeafhandeling in de toekomst gemakkelijker wordt?
In het ontwerp-instemmingsbesluit heb ik opgenomen dat de representatieve nulmeting bouwkundige staat ziet op «bouwwerken». Naast de nulmeting van de bouwkundige staat, dient Vermilion op grond van artikel 41 van de Mijnbouwwet een (nul)meting voor de bodembeweging uit te voeren. Dit zijn geen metingen aan gebouwen, maar naar maaiveldhoogte.
Is het, gezien de verschillende incidenten met gaswinningsbedrijf Vermilion in en rondom het gebied zoals het overschrijden van vergunde gaswinningshoeveelheden en het niet informeren van burgers over ingrijpende acties, verstandig om dit bedrijf gas te laten winnen in deze gebieden?
SodM houdt als onafhankelijke toezichthouder toezicht op mijnbouwactiviteiten en is bevoegd gezag voor de handhaving en inspectie. SodM houdt in dat verband ook toezicht op de mijnbouwactiviteiten van Vermilion in deze regio. In het geval van een overtreding kan SodM overgaan tot handhaving, waarbij opgelegd kan worden dat de winning moet worden gestaakt. Ik heb van SodM begrepen dat een algemeen verbod op gaswinning door Vermilion, waarnaar u vraagt, niet aan de orde is.
Over de projecten die worden uitgevoerd, heeft Vermilion een belangrijke verantwoordelijkheid waar het gaat om de communicatie en het omgevingsmanagement. Op de website van Vermilion zijn de diverse communicatie-uitingen met de omgeving terug te vinden (http://www.vermilionenergy.nl/onze-activiteiten/huidige-activiteiten.cfm).
Hoe verhoudt de door u toegezegde verlenging van de gaswinningsvergunning van Vermilion bij Wapse zich tot de lopende juridische procedures in dit gebied?
Het is mij niet duidelijk wat wordt bedoeld met hoe de toegezegde verlenging van de gaswinningsvergunning zich verhoudt tot de juridische procedures in het gebied. De winningsvergunning, die ook wel concessie wordt genoemd, is onveranderd vigerend. Tegen de verlening van de omgevingsvergunning en het instemmingsbesluit met het winningsplan Diever bij Wapse lopen enkele juridische procedures. Het betreft reguliere beroepsprocedures, waarbij belanghebbenden gebruik maken van de hen toekomende rechtsmiddelen.
Welke maatregelen worden er genomen om bezorgde burgers gerust te stellen over het gaswinningsbedrijf Vermilion?
in algemene zin geldt dat mijnbouwmaatschappijen een eigen verantwoordelijkheid hebben voor de communicatie en het omgevingsmanagement rond de projecten die zij uitvoeren. Ik ben verantwoordelijk voor de communicatie rond de behandeling van vergunningaanvragen. Gedurende de behandeling van een aanvraag zijn er mogelijkheden ingebouwd om burgers te betrekken en te informeren. Zo organiseer ik in de gemeente waar een gasveld zich onder bevindt een informatieavond over de voorgenomen besluitvorming. Tijdens deze avond zijn naast medewerkers van EZK ook TNO, het desbetreffende mijnbouwbedrijf en zo mogelijk ook SodM aanwezig. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Op 7 september 2017 heeft Vermilion, de «gedragscode gaswinning kleine velden» van Nogepa ondertekend. In de gedragscode staat beschreven hoe de mijnbouwbedrijven de omgeving willen betrekken bij projecten uit kleine velden op land en hoe zij met goede, open en transparante communicatie, tijdig informatie uitwisselt.
U verwijst naar de informatieavond over de ontwerp-instemmingsbesluiten op de winningsplannen Eesveen en Vinkega van 23 november 2017. Doordat er in de regio Zuidwest Drenthe meerdere gaswinningen uit kleinen velden zijn en omdat de dag voor de informatiemarkt een interview met een ongeruste toon in de lokale media was verschenen, werd de informatiemarktavond zeer druk bezocht, en kon niet iedereen te woord worden gestaan. Om die reden heb ik op 6 december 2017 – in overleg met de gemeente – een extra informatiemarkt gehouden, en was er gelegenheid om bewoners alsnog goed te woord kunnen staan.
Deelt u de onvrede van de bewoners over het feit dat er op papier wel een inspraakavond is, maar dat het besluit voor die avond al vast stond? Bent u bereid om betrokkenen de kans te geven om daadwerkelijk inspraak te kunnen hebben bij dergelijke besluiten?
Ik deel die onvrede niet. In mijn antwoord op vraag 2 heb ik u geschetst welke zorgvuldige procedure ik doorloop om tot een besluit omtrent instemming met een winningsplan te komen. De uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure wordt gevolgd, zodat iedereen inspraak kan hebben bij dergelijke besluiten. Op het moment dat ik een ontwerp-instemmingsbesluit ter inzage leg, heb alle adviezen van mijn adviseurs meegewogen, maar staat het ontwerp-instemmingsbesluit nadrukkelijk nog open voor de zienswijze van bewoners. Deze kunnen aanleiding geven het definitieve besluit aan te passen.
Kunt u uitleggen waarom er in het regeerakkoord staat dat aanbevelingen van het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) overgenomen worden, terwijl er in de praktijk diverse aanbevelingen van het SodM door u werden verworpen rondom de gaswinning in Drenthe?
Ik vraag op elk winningsplan advies van SodM over de inhoud van het desbetreffend winningsplan. Daarnaast vraag ik ook advies aan de Technische commissie bodembeweging (Tccb), de betrokken decentrale overheden en aan de Mijnraad. Alle adviezen overziend en binnen de mogelijkheden die de Mijnbouwwet mij biedt, neem ik vervolgens een (ontwerp-)besluit. Hoewel de adviezen van SodM zeer zwaarwegend zijn, betekent dit niet dat in alle gevallen alle adviezen worden overgenomen. Wel worden alle adviezen van SodM door mij meegenomen in de besluitvorming. Als ik van een advies afwijk, dan motiveer ik ook waarom ik dat doe. In het regeerakkoord wordt verwezen naar een aanbeveling van het Staatstoezicht op de mijnen (SodM), die het SodM deed in haar advies op het winningsplan Groningen. Het SodM heeft in dat advies aangegeven dat zij volgens de huidige inzichten er vanuit gaat «dat zowel minder winning als vlakkere winning het aardbevingsrisico verkleint». Het is deze aanbeveling van SodM waarover de regeringspartijen aangeven dat het deze aanbeveling overneemt.
Kunt u deze vragen voorafgaand aan het algemeen overleg Mijnbouw beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat de export van Gronings gas verder stijgt |
|
Sandra Beckerman , Henk Nijboer (PvdA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht dat de export van Gronings gas naar onze buurlanden verder stijgt?1 Deelt u de mening dat de stijging van export van Gronings gas een zeer ongewenste ontwikkeling is? Kunt u dit toelichten?
Ja, ik ken het bericht. In het genoemde artikel gaat het om de export van laagcalorisch gas. Dit gas is grotendeels afkomstig uit twee bronnen: enerzijds Groningengas dat is vermengd met hoogcalorisch gas en anderzijds hoogcalorisch gas waaraan stikstof is toegevoegd.
Het kabinet is bezig de vraag naar het laagcalorische Groningengas verder af te bouwen. Hiervoor dient ook de vraag naar laagcalorisch gas in het buitenland af te nemen. De hoogte van de export wordt bepaald door de fysieke vraag in deze landen. Deze vraag is de optelsom van het gasverbruik van huishoudens, industrie en andere partijen die op het laagcalorische gasnet zijn aangesloten. Zij zijn fysiek afhankelijk van het laagcalorische gas uit Nederland en hebben op korte termijn hiervoor geen alternatief.
Alle landen treffen de noodzakelijke voorbereidingen om op de kortst mogelijke termijn, tussen 2020 en 2030, het gebruik van laagcalorisch gas volledig af te bouwen. Daarbij wordt tot 2020 ook al op kleinere schaal omgebouwd om hiervoor voldoende ervaring op te doen. Hierdoor zal tussen 2020 en 2030 de vraag naar Groningengas naar verwachting met ongeveer 2 miljard Nm³ per jaar afnemen en zal er vanaf 2030 geen export van laagcalorisch gas meer plaatsvinden. Over deze afbouw is uw Kamer medio 2016 gedetailleerd geïnformeerd (bijlage bij Kamerstuk 33 529, nr. 278). Van een te continueren winning ten behoeve van export is dan ook geen sprake.
In hoeverre maakt Nederland zich middels deze export van gas afhankelijk van een continue winning van aardgas in Groningen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe verhoudt deze stijging zich tot de wens van de Tweede Kamer om de gasexportcontracten versneld af te bouwen?2
Er is geen verband. Voor de hoogte van de export van laagcalorisch gas naar België, Frankrijk en Duitsland is alleen de fysieke vraag van belang. Deze vraag is de optelsom van het gasverbruik van huishoudens, industrie en andere partijen die op het laagcalorische gasnet zijn aangesloten. De exportcontracten die GasTerra met buitenlandse partijen heeft beïnvloeden deze vraag niet. De fluctuerende gasvraag wordt in de praktijk ingevuld door handel van marktpartijen op de gashandelsplaats TTF.
Kunt u aangeven welke nieuwe contracten na aanname van motie-Jan Vos c.s. (Kamerstuk 33 529, nr. 238) over de versnelde afbouw van de gasexportcontracten zijn aangegaan?
In 2014 heeft mijn voorganger u geïnformeerd dat de Staat via haar rol als aandeelhouder van GasTerra zal borgen dat er geen nieuwe langetermijncontracten worden afgesloten en dat bestaande langetermijncontracten niet worden verlengd (Kamerstuk 33 529, nr. 143). Sindsdien zijn er geen nieuwe exportcontracten meer aangegaan of bestaande exportcontracten verlengd.
Kunt u aangeven wat de prognose is van de gasexport de komende jaren? Welke afspraken zijn hierover gemaakt met de ons omringende landen, waaronder België, Duitsland en Frankrijk?
Ik heb GTS gevraagd naar de inschatting van de exportvolumes in de komende jaren. GTS heeft prognoses opgesteld op basis van de meest recente gegevens uit Duitsland, België en Frankrijk over de gasvraag en de huidige plannen voor de afbouw van het gebruik van laagcalorisch gas. De exportvolumes zijn sterk afhankelijk van de temperatuur. De hoeveelheden die in de onderstaande tabel worden weergegeven zijn de volumes in een koud jaar en vormen daarmee in feite een soort maximum. In een qua temperatuur gemiddeld jaar zullen de volumes duidelijk lager liggen.
Gasjaar
Duitsland
[miljard Nm3]
België/Frankrijk
[miljard Nm3]
2018/2019
19,0
10,5
2019/2020
17,5
10,5
2020/2021
16,5
9,5
2021/2022
13,0
8,5
2022/2023
11,5
7,5
2023/2024
9,5
6,5
2024/2025
7,0
5,5
2025/2026
5,5
4,5
2026/2027
4,0
3,0
2027/2028
3,0
2,0
2028/2029
1,0
1,0
2029/2030
0,0
0,0
Bent u bereid volledige openbaarheid te geven over de bestaande gasexportcontracten en deze naar de Tweede Kamer te sturen?
Zoals opgenomen in bovenstaande antwoorden is voor de hoogte van de export van gas naar het buitenland de fysieke vraag van belang. Ik word hierover ten minste jaarlijks geadviseerd door GTS. De exportcontracten die GasTerra met buitenlandse partijen beïnvloeden deze vraag niet. Aangezien deze contracten zijn gesloten tussen private partijen en daarnaast ook bedrijfsvertrouwelijke informatie bevatten, ben ik niet voornemens deze openbaar te maken.
Het blokkeren van de laagdrempelige procedure bij de Spreekuurrechter voor aardbevingsschadezaken |
|
Michiel van Nispen , Sandra Beckerman |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het artikel «Groninger gasgedupeerden: «Rechtbank spant samen met NAM»»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het essentieel is dat het vertrouwen in de rechtspraak behouden blijft, nu veel Groningers het vertrouwen in de overheid en de NAM, naar onze mening terecht, volledig kwijt zijn?
Herstel van vertrouwen van de Groningers heeft op dit moment onze grootste prioriteit. In dat kader heeft de Minister van Economische Zaken en Klimaat woensdag 31 januari met de provinciale en gemeentelijke bestuurder in Groningen overeenstemming bereikt over een nieuw schadeprotocol. Hiermee hebben Groningers toegang tot schadeafhandeling zonder tussenkomst van de NAM.
Wanneer rechtszoekenden belemmeringen in de toegang tot de rechter ervaren kan dat het vertrouwen schaden. Dit kabinet heeft daarom in het regeerakkoord de ambitie uitgesproken om de toegankelijkheid van de rechtspraak verder te vergroten.
Deelt u voorts de mening dat wanneer mensen niet laagdrempelig en tegen niet al te hoge kosten hun recht kunnen halen dit het vertrouwen in de rechtspraak kan schaden? Kunt u dit antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat een eerder door de rechtbank Noord-Nederland geaccepteerde en van een zaaksnummer voorziene aanmelding van een zaak, waarin schade door mijnbouw van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) wordt gesteld, een zaaksnummer heeft gekregen, dat er een zaaksdossier onder dit nummer is aangelegd en dat in die zaak een brief aan de NAM is gezonden om de NAM voor te bereiden op een later volgend contact zijdens de rechtbank, met als centrale vraag of er bereidheid van de NAM is om te participeren in een procedure bij de «Spreekuurrechter», een procesmodel dat berust op artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)?
De Spreekuurrechter is een proef bij de rechtbank Noord-Nederland die is gestart op 1 oktober 2016. De kern van deze proef is dat de rechter eerst probeert met een goed gesprek tot een oplossing te komen. Partijen leggen de rechter zelf uit wat er aan de hand is en wat er naar hun mening zou moeten gebeuren. Een dergelijke zaak kent geen noemenswaardige voorbereiding, uitwisseling van stukken of bewijsvoering. Deze manier van werken leent zich daarmee alleen voor relatief eenvoudige geschillen. Voor deze afwijkende procedure is een procesreglement opgesteld en daarin is vastgelegd dat de Spreekuurrechter kan bepalen dat een zaak zich niet leent voor behandeling door de Spreekuurrechter, zelfs indien partijen dat wel zouden willen. In de praktijk zijn tot nu toe alleen relatief eenvoudige geschillen behandeld.
De rechtbank Noord-Nederland heeft een aanmelding ontvangen voor de behandeling van een zaak betreffende aardbevingsschade bij de Spreekuurrechter. Via een brief is de NAM van de aanmelding en het bijbehorende verzoek op de hoogte gebracht. Na deze brief is de rechtzoekende en de NAM per e-mail aangegeven dat aardbevingszaken vooralsnog niet geschikt worden geacht voor behandeling door de Spreekuurrechter. Ook is aangegeven dat dit soort zaken aanhangig kunnen worden gemaakt via de reguliere weg naar de rechtspraak. De projectleider van de Spreekuurrechter heeft de rechtzoekende en de NAM aangegeven dat de spreekuurrechters vinden dat de zaak niet past binnen het kader van het proefproject dat de Spreekuurrechter nu is. Na de e-mail is er telefonisch contact geweest tussen het bureau van de Spreekuurrechter en de NAM om de e-mail toe te lichten.
De ervaring in aardbevingszaken leert dat in die zaken veelal al meerdere deskundigenrapporten zijn opgesteld, die over en weer betwist worden, en ook overigens al de nodige correspondentie heeft plaatsgevonden. Verder heeft de ervaring in aardbevingszaken geleerd dat er een uitgebreid debat gevoerd wordt over alle aspecten die met de aardbevingen te maken hebben en het daarbij gaat om zeer omvangrijke dossiers. Voor dat soort zaken vinden de spreekuurrechters het spreekuur, dat specifiek gericht is op eenvoudige en overzichtelijke geschillen, niet geschikt, te meer omdat die procedure zich ook niet leent voor bewijslevering en/of nadere deskundigenberichten, die naar verwachting nodig zullen zijn.
Is het waar dat die brief niet is gevolgd door het in die brief geschetste vervolg van een door de rechtbank te initiëren telefoongesprek met de NAM?
Zie antwoord vraag 4.
Is het waar dat het niet volgen van deze route is veroorzaakt doordat een leidinggevende van de rechtbank Noord-Nederland heeft ingegrepen?2
Zie antwoord vraag 4.
Is er, voor of na dit ingrijpen, contact geweest tussen de rechtbank Noord-Nederland en de NAM of enig persoon namens de NAM?
Zie antwoord vraag 4.
Is het waar dat in deze mailberichten in algemene zin wordt aangegeven dat is en zal worden geweigerd om conflicten tussen gedupeerden van mijnbouwschade en de NAM door te geleiden aan een kantonrechter, bevoegd op grond van artikel 96 Rv, al dan niet met toepassing van het procesmodel «Spreekuurrechter»?3
Zie antwoord vraag 4.
Mag een gerechtsbestuur of een door dit bestuur aangestelde leidinggevende functionaris, een zaak eigenlijk wel weghouden bij een rechter? Zo ja, op basis van welke aan dit bestuur bij wet toegekende bevoegdheid?
Deze zaak is niet door een leidinggevende van de rechter weggehouden maar binnen het kader van de proef Spreekuurrechter door de spreekuurrechters zelf als niet passend beschouwd.
Wat vindt u van de opmerking dat binnen het procesmodel «Spreekuurrechter» alleen «relatief eenvoudige geschillen» zouden kunnen worden behandeld? Klopt het dat dat nergens is vastgelegd en dat er ook geen grond voor is om dit aan te nemen en om «de Spreekuurrechter» daartoe te beperken? Zijn in de praktijk alleen maar «relatief eenvoudige geschillen» behandeld?
Op de website van de Rechtspraak wordt uitleg gegeven over de proef met de Spreekuurrechter, welk voorwaarden gelden en is ook het procesreglement gepubliceerd. De aanmelding bij de Spreekuurrechter vindt plaats na verwijzing door het Juridisch Loket of enkele deelnemende rechtsbijstandsverzekeraars. Zoals in het antwoord op de vragen 4 tot en met 8 is aangegeven leent de manier van werken van de Spreekuurrechter zich alleen voor relatief eenvoudige geschillen en zijn in het kader van de proef ook alleen relatief eenvoudige geschillen behandeld. Gelet op het karakter en doel van een proef heb ik begrip voor de door de rechtbank Noord-Nederland gemaakte afbakening.
Hoe gaat u er voor zorgen dat deze laagdrempelige, toegankelijke, eenvoudige en snelle procedure bij «de Spreekuurrechter» de facto wel beschikbaar wordt, juist voor Groningers met aardbevingsschadezaken, omdat juist deze procedure kan helpen om het danig aangetaste vertrouwen in de staat te herstellen?
Het is belangrijk dat mensen die schade hebben geleden door de gaswinning hun schade op een relatief eenvoudige manier vergoed kunnen krijgen. De Minister van EZK heeft op 31 januari jl. overeenstemming bereikt met regionale bestuurders over een nieuw schadeprotocol, dat bewoners met schade door gaswinning uit het Groningenveld de mogelijkheid biedt om via een toegankelijke, transparante procedure met onafhankelijke beoordeling een rechtvaardige vergoeding te krijgen. Voor een nadere toelichting op het nieuwe protocol verwijs ik naar de brief van de Minister van EZK aan uw Kamer van 31 januari 2018.4
Gedupeerden kunnen een zaak ook laagdrempelig aanhangig maken bij Rechtbank Noord-Nederland. Dit kan op basis van artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) via de kantonrechter. Dit is ook al aan de orde. Voorwaarde om te kunnen starten met deze procedure is dat beide partijen daarmee instemmen. Overeenkomstig artikel 96 Rv wordt het geding vervolgens gevoerd op de wijze zoals door de kantonrechter bepaald. Naast voornoemde procedure is het ook mogelijk om een dagvaardingsprocedure te starten.
De Spreekuurrechter is vooralsnog een proefproject dat gericht is op het opdoen van ervaring met dit bijzondere, nieuwe procesmodel in een beperkt aantal relatief eenvoudige geschillen. De evaluatie van deze pilot moet worden afgewacht, voordat conclusies kunnen worden getrokken over een eventueel bredere toepasbaarheid van deze procedure.
Is het in december 2016 door de Tweede Kamer beschikbaar gestelde bedrag van 200.000 euro voor financiële hulp bij de rechtsgang voor slachtoffers van aardbevingen, inmiddels beschikbaar voor Groningers? Zo nee, waarom niet en kunt u toelichten wanneer en hoe dit geld wel beschikbaar zal komen?
Op de begroting van het Ministerie van EZK is € 200.000 beschikbaar om proefprocessen te voeren. In het regeerakkoord is vastgelegd dat bewoners met schade door gaswinning tegen redelijke kosten toegang tot rechtsbijstand kunnen krijgen. De Minister van EZK is in overleg met de provincie Groningen en de betrokken gemeenten om samen tot afspraken op hoofdlijnen te komen voor een gedragen, integrale aanpak van de problemen die de gaswinning in de regio veroorzaakt. De uitvoering van de afspraak in het regeerakkoord zal hier onderdeel van uitmaken.
Het bericht dat geld verdienen aan CO2 kan en ook nog goed is voor het milieu |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht van de NOS waarin wordt aangegeven dat CO2 commercieel te hergebruiken is?1
Ja dat bericht is mij bekend.
Klopt het dat er belemmeringen zijn op het gebied van wetgeving als het gaat om het hergebruiken van CO2?
CO2 kan op veel verschillende manieren worden hergebruikt. In het geval van het hergebruik van CO2 in bouwmaterialen, zoals beschreven in het artikel waaraan gerefereerd wordt, zijn mij geen belemmeringen bekend.
Bij de totstandkoming van het Klimaat- en Energieakkoord kunnen eventuele belemmeringen die ervaren worden bij CO2 hergebruik aan de orde komen, inclusief eventuele belemmeringen in de infrastructuur of de wetgeving.
Daarnaast wijs ik graag op het programma «Ruimte in Regels» van het Ministerie van EZK en het Ministerie van IenW. Dit programma zet zich samen met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en Rijkswaterstaat Leefomgeving in om innovatieve investeringen van ondernemers mogelijk te maken. Dit doen ze door samen met ondernemers, beleid en uitvoering te zoeken naar meer ruimte in wet- en regelgeving.
Welke belemmeringen betreft dit precies en op welke wijze belemmeren zij het hergebruik van CO2?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u voornemens deze belemmeringen aan te pakken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze en op welke termijn?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het hergebruik van CO2 een goede manier is om de uitstoot ervan te reduceren?
In principe is hergebruik van CO2 een veelbelovende manier om de uitstoot ervan te reduceren en in te zetten voor nuttige doeleinden. Zo ben ik bijvoorbeeld enthousiast over het directe gebruik van CO2 in de Zuid-Hollandse glastuinbouw, aangevoerd vanuit de Rotterdamse haven.
Naast toepassing in de glastuinbouw kan CO2 ook als grondstof worden gebruikt voor andere toepassingen, zoals de productie van brandstoffen, plastics of chemicaliën.
Het exacte reductiepotentieel van het hergebruik van CO2 is geheel afhankelijk van de uitgangssituatie, de bron van de CO2 en hoe lang de CO2 in het product blijft opgeslagen en dient per toepassing te worden bekeken.
Het bericht dat ziekenhuizen, universiteiten en musea kiezen voor vieze kolenstroom |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u de inventarisatie door Greenpeace waaruit blijkt dat bijna driekwart van de Nederlandse musea, ziekenhuizen en universiteiten nog altijd kolenstroom inkoopt?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat ziekenhuizen het slechtst scoorden, dat slechts één van de vijftien ziekenhuizen volledig groene stroom kocht en dat 40% van de ziekenhuizen weigerde mee te werken?
Nederland heeft een goed werkende, transparante markt voor elektriciteit. Zoals mijn ambtsvoorganger op 23 september 2016 met zijn brief over het systeem van «full disclosure» (Kamerstuk 34 199, nr. 78) heeft aangegeven, wordt gewerkt aan het nog verder verbeteren van die markt. Als een elektriciteitsproduct als duurzaam wordt aangeboden, moet dit via garanties van oorsprong (gvo’s) worden aangetoond. Gvo’s zijn certificaten die worden afgegeven bij de productie van hernieuwbare energie. Eenmaal afgegeven zijn deze certificaten (internationaal) verhandelbaar. Door dit systeem hebben ziekenhuizen op die markt volop keuze voor het type elektriciteit dat zij inkopen en zijn vrij in hun keuze.
De conclusie van de analyse die is uitgevoerd door Greenpeace ondersteun ik niet. Ten eerste wordt in de analyse een elektriciteitsproduct beoordeeld op het «duurzaamheidsprofiel» van de leverancier. Het maakt voor de duurzaamheid niet uit van welke leverancier of van welke fysieke nationale of internationale bron de elektriciteit afkomstig is. De duurzaamheid van een specifiek product, bijvoorbeeld «elektriciteit uit wind», moet namelijk worden aangetoond door het afboeken van garanties van oorsprong. Ten tweede wordt in de analyse onderscheid gemaakt tussen goede en slechte gvo’s waarbij buitenlandse gvo’s tot die laatste categorie zouden behoren. Ik ben van mening dat de internationale handel van garanties van oorsprong de keuze voor de consument vergroot en daarmee de markt versterkt. Wel is dit natuurlijk voorwaardelijk aan het afboekingsbeleid dat andere landen voor gvo’s hanteren. De Association of Issuing Bodies (AIB) zorgt er naast het faciliteren van internationale handel ook voor dat deelnemende landen zich aan dezelfde regels houden met betrekking tot gvo’s voor hernieuwbare energie.
Deelt u de mening van Greenpeace dat het bizar is dat juist ziekenhuizen nog kolenstroom kopen, omdat kolenstook voor ongezonde lucht zorgt en dat dat hun patiënten direct raakt? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik bij vraag twee aangeef, ben ik van mening dat ziekenhuizen zelf moeten besluiten welk elektriciteitsproduct zij inkopen.
Hebt u al geïnventariseerd hoe het energie-inkoopbeleid van gemeenten in 2017 is, zoals toegezegd door uw ambtsvoorganger?2 Zo nee, wanneer kunnen wij deze inventarisatie verwachten?
Ik heb een inventarisatie laten maken van de inkoopaanvragen van gemeenten die in TenderNed hebben plaatsgevonden. Als wordt gekeken naar de jaren 2012–2017 zijn 61 aanvragen voor de inkoop van elektriciteit terug te vinden. Van deze aanvragen wordt 28 keer om groene elektriciteit gevraagd, waarbij in acht gevallen ook wordt gevraagd om de gvo. Bij twee inkoopaanvragen is als aanvullende eis gesteld dat de elektriciteit uit Nederland afkomstig is. Wanneer alleen naar 2017 wordt gekeken gaat het om twaalf inkoopaanvragen, waarvan tien voor groene elektriciteit, waarbij vier keer om een gvo wordt gevraagd. In twee gevallen wordt specifiek om Nederlandse elektriciteit gevraagd.
Via de zelf-evaluatie tool die in opdracht van het Rijk door het expertisecentrum PIANOo wordt ontwikkeld, kan een uitgebreidere geanonimiseerde inventarisatie worden gemaakt van het beleid van de deelnemende overheden op het gebied van onder andere de inkoop van elektriciteit. Deze tool zal medio dit jaar breed beschikbaar komen, waarna overheden deze kunnen invullen. Begin 2019 zal ik u nader informeren over de resultaten hiervan.
Wat vindt u ervan dat veel (semi-)publieke instellingen (onbewust) kolenstroom kopen die achteraf is groengewassen door er water- of windcertificaten op te plakken? Bent u bereid tegen deze vorm van «greenwashing» door energieleveranciers op te treden? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in mijn eerdere beantwoording heb aangegeven kan alleen door middel van de gvo’s worden aangetoond wat de herkomst van een elektriciteitsproduct is. Dat gebeurt per definitie achteraf en is onafhankelijk van de fysieke herkomst van de elektriciteit. Dit gebruik van garanties van oorsprong ter onderbouwing van elektricteitsproducten is een praktijk die ik faciliteer in de Elektriciteitswet en ook inhoudelijk steun.
Bent u bereid om (semi-)publieke instellingen te stimuleren over te stappen op werkelijke groene stroom? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Elke instelling mag zelf een keuze maken over de herkomst van de stroom die ze afnemen. Steeds meer (semi) publieke instellingen gebruiken hun inkoopkracht om bij te dragen aan het realiseren van maatschappelijke doelen. Om dit te bekrachtigen en verder vorm te geven, kunnen partijen zich aansluiten bij het manifest MVI zoals genoemd in de brief van de Staatssecretaris van I&M d.d. 6 juli 2017 (Kamerstuk 26 485, nr. 249). Daarmee geven ze verder vorm aan hun maatschappelijke ambities. Meer dan 150 overheden hebben dat inmiddels al gedaan. Overheden worden ondersteund bij MVI door het expertisecentrum PIANOo.
De plannen voor de aanleg van een eiland voor een internationale energiehub |
|
William Moorlag (PvdA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Nieuw in de Noordzee: een «stroomeiland» voor windenergie»?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat een dergelijk eiland een belangrijke schakel kan zijn en functie kan hebben voor de productie, distributie en opslag van duurzame energie? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Het artikel beschrijft een conceptueel plan van enkele partijen die de mogelijkheden van een energie-eiland onderzoeken. Of een dergelijk eiland in de toekomst inderdaad een belangrijke schakel kan zijn en de functie kan hebben voor de productie, distributie en opslag van duurzame energie, zal afhankelijk zijn van economische afwegingen en factoren als ecologie, natuur en visserij. Het onderzoeksproject van de genoemde partijen kan hier naar verwachting meer informatie over opleveren.
Op dit moment richt ik me op ontwikkeling van de windenergiegebieden op zee die al zijn aangewezen.
Deelt u de opvatting dat de Nederlandse overheid, waaronder uzelf, hierin een actieve rol moet gaan spelen, gelet op de grote publieke belangen, zoals de kostprijs en leveringszekerheid van duurzame energie, de economische betekenis, de werkgelegenheid en belangen als natuurbehoud en visserij? Zo ja, wilt u dan in overleg treden met de initiatiefnemers over de rol die de overheid kan spelen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Ja. De toekomstige elektriciteitsproductie dient niet alleen duurzaam te zijn, maar ook betrouwbaar en betaalbaar. Naast het energiebeleid is het Rijk ook verantwoordelijk voor de ruimtelijke ordening van de Noordzee, inclusief de bijbehorende belangenafweging. Het kabinet bouwt met het Regeerakkoord voort op de recent ingezette ontwikkelingen en gaat voortvarend aan de slag met de uitvoering ervan. In de ontwikkeling van het energiebeleid op zee wordt ook gekeken naar natuurbehoud, visserij en scheepvaartveiligheid.
Ik ben op de hoogte van de inspanningen van de initiatiefnemers en heb afgesproken dat ik op de hoogte wordt gehouden van de ontwikkelingen en uitkomsten van het onderzoek. Ik ben blij om te zien dat partijen vanuit hun eigen verantwoordelijkheden nadenken over de toekomst, zeker als het gaat om een zo ingrijpende en complexe ontwikkeling als de energietransitie. De uitkomsten van deze en andere studies zullen betrokken worden bij de voorbereiding van het langetermijnbeleid voor wind op zee.
Deelt u de opvatting dat, gelet op de publieke belangen en op het gegeven dat het consortium overwegend uit Nederlandse overheidsbedrijven bestaat, het wenselijk is een locatie na te streven waar de positieve effecten voor de Nederlandse economie en ecologie maximaal zijn en bent u bereid hier actief uw invloed voor aan te wenden? Zo ja, hoe gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet?
Het zoeken van een locatie voor een energie-eiland ver op zee is nu niet aan de orde. De mogelijke locatie van een eiland zal afhankelijk zijn van verschillende factoren. Indien het zoeken naar een locatie aan de orde is, zal met alle relevante partijen en overheden worden gesproken en een integrale afweging worden gemaakt.
Deelt u de opvatting dat, gelet op de potentie en ambities van Noord-Nederland in de energietransitie, het wenselijk is de noordelijke provincies en de Eemshaven, Harlingen en Den Helder te betrekken in het ontwikkelen van het plan voor een energiehub op zee en dat potentiële andere geschikte locaties die voor deze havens gunstig zijn ook in het onderzoek moeten worden betrokken? Zo ja, hoe gaat u hier gevolg aan geven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Het opkopen van emissierechten |
|
William Moorlag (PvdA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Maak met kopgroep het Europese emissierechtensysteem weer effectief»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Deelt u de mening dat Europees systeem voor emissiehandel (ETS) onvoldoende bijdraagt aan de vermindering van CO2-reductie, vooral omdat de prijs van emissierechten op dit moment te laag is om bedrijven aan te zetten tot schoner produceren? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Het ETS is een marktinstrument waarmee de EU de uitstoot van broeikasgassen op kosteneffectieve wijze wil verminderen. De emissieruimte waarbinnen gehandeld kan worden, is vooraf gedefinieerd en daalt jaarlijks. Hiermee worden de reductiedoelen binnen de ETS-sectoren voor 2020 en 2030, respectievelijk 21% en 43% reductie ten opzichte van 1990, hoe dan ook gehaald. Doordat vragers en aanbieders handelen in emissierechten, krijgt broeikasgasuitstoot een prijs. Deze prijs is momenteel lager dan vooraf gedacht. De huidige prijs geeft Nederlandse energiecentrales en bedrijven – die relatief efficiënt zijn – een beperkte prikkel om bij te dragen aan CO2-reductie in Nederland. Nederlandse bedrijven worden daarmee als een van de laatste in de EU geprikkeld om hun CO2-uitstoot te verlagen.
Deelt u de mening dat het opkopen van ETS-rechten niet alleen kan dienen als flankerend beleid voor het voorkomen van een hogere CO2-uitstoot elders als een aantal Noordwest Europese landen tot ambitieuzere afspraken komen, maar dat het opkopen van deze rechten ook nodig is om tot een prijs van CO2 te komen waarvan wel een stimulans tot schoner produceren uitgaat? Zo ja, waarom? Deelt u dan ook de mening dat het opkopen van emissierechten door een koplopergroep leidt tot versnelling van de klimaatambities van de regering? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik deel dit niet. Het opiniestuk uit het Financieele Dagblad (FD) gaat voorbij aan enkele cruciale aanpassingen die worden doorgevoerd in het ETS. Bij de herziening van de ETS-richtlijn voor de periode 2021–2030 zijn namelijk al maatregelen overeengekomen om het overschot aan emissierechten aan te pakken. Met deze maatregelen wordt jaarlijks een deel van het overschot aan emissierechten in de marktstabiliteitsreserve (MSR) opgenomen en vanaf 2023 vernietigd. In de periode 2019–2023 wordt jaarlijks 24% van het aanwezige overschot op de markt aan de MSR toegevoegd, daarna jaarlijks 12%. Met ingang van 2023 wordt jaarlijks een hoeveelheid emissierechten in de MSR vernietigd boven de hoeveelheid emissierechten die in het voorafgaande jaar is geveild. Dit leidt ertoe dat het overgrote deel van het bestaande surplus vanaf 2023 vanzelf verdwijnt. Zodra er een formeel akkoord is over de herziening van de ETS-richtlijn, zal ik uw Kamer een brief toesturen waarin nader ingegaan wordt op de belangrijkste elementen van het akkoord en de consequenties daarvan voor de werking van het ETS. In aanvulling op de wijzigingen van het ETS heeft het kabinet aangekondigd om een minimum CO2-prijs voor de elektriciteitssector te introduceren, die oploopt tot 43 euro per ton CO2 in 2030. Dit draagt bij aan het versterken van de prikkels om te komen tot verdere emissiereductie.
Is het waar dat bij de huidige marktprijs het opkopen van de overschotten aan emissierechten ruim 10 miljard euro zou kosten? Zo nee, wat is het bedrag dan wel?
Ervanuit gaande dat de marktprijs zich blijft bevinden rond de huidige prijs van ongeveer 7 euro per ton CO2, is de schatting juist.
Past het idee om in een koplopergroep emissierechten op te kopen in het streven, dat in het regeerakkoord is verwoord, om samen met buurlanden op te trekken om een extra inzet af te spreken bovenop de EU-afspraken?
Zoals aangegeven in het regeerakkoord nemen we in de EU het voortouw om het reductiedoel voor 2030 te verhogen van 40% naar 55% ten opzichte van 1990. Mocht een aangescherpte doelstelling in de EU niet haalbaar blijken, dan streeft Nederland ernaar om met gelijkgestemde Noordwest-Europese landen tot ambitieuzere afspraken te komen. Door samen op te trekken met onze buurlanden voorkomen we grote concurrentienadelen voor de Nederlandse economie. Zoals hiervoor aangegeven zal als gevolg van de herziening van de ETS-richtlijn een significant deel van het huidige surplus vanaf 2023 vanzelf verdwijnen, wat maakt dat het opkopen van rechten, zoals voorgesteld in het opiniestuk uit het FD, nu niet aan de orde is.
Welk aandeel zou Nederland binnen tien koploperlanden kunnen hebben als het gaat om het opkopen van overschotten aan emissierechten? Welke verdeelsleutel is daarbij denkbaar?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat hogere CO2-prijzen er toe leiden dat duurzame energie ten opzichte van niet-duurzame energie rendabeler wordt en daardoor de noodzaak tot subsidiering van windmolenparken op zee zouden met miljarden zou kunnen verminderen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Een hogere prijs van emissierechten maakt duurzame energie inderdaad aantrekkelijker ten opzichte van andere energiebronnen, waardoor minder subsidiëring van duurzame energie nodig is.
Wat zijn naar uw oordeel de maatschappelijke kosten en baten van het gezamenlijk opkopen van deze emissierechten?
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 5 en 6 is het opkopen van emissierechten op dit moment niet nodig. Als gevolg van de herziening van de ETS-richtlijn zal een significant deel van het huidige surplus vanaf 2023 vanzelf verdwijnen. Daarmee beschouw ik het niet als zinvol om een overzicht te geven van de volledige maatschappelijke kosten en baten.
Kunt u deze vragen voor de behandeling van uw begroting beantwoorden?
Ja.