De Week zonder vlees |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Heeft u gezien dat het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vorig jaar via Twitter heeft opgeroepen om mee te doen aan de eerste Week zonder vlees?1
Bent u bereid het publiek dit jaar ook te vragen om mee te doen aan de Week zonder Vlees die op 11 maart 2019 begint? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
Bent u bereid de keuzevrijheid van alle deelnemers aan diners op het Ministerie van Justitie en Veiligheid te vergroten en tegelijk klimaatwinst te boeken door alle diners in principe geschikt te maken voor iedereen -carnivoren, herbivoren en omnivoren- en de maaltijd alleen op verzoek uit te breiden met vlees of vis, volgens het concept van «Carnivoor? Geef het door?»2 Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Kent u het bericht «Tweede week zonder vlees grootser van opzet»?3
Welke rol speelt de Nederlandse overheid in het initiatief dat inmiddels door 69 partners gesteund wordt?
Kent u het onderzoek van CE Delft waaruit blijkt dat de jaarlijkse schade door externaliteiten ten gevolge van de vleesproductie en -consumptie 4,5 miljard euro bedraagt?4 Deelt u de mening dat deze externaliteiten in de prijs van vleesproducten tot uitdrukking zou moeten komen en het ontmoedigen van de consumptie van vlees rechtvaardigt? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Zijn er op het Ministerie van Justitie en Veiligheid in het afgelopen jaar initiatieven ontplooid om de consumptie van dierlijke eiwitten te verminderen? Zo ja, welke initiatieven waren dat en tot welk resultaat hebben ze geleid? Zo nee, waarom niet?
Kent u het voedingsadvies van de Canadese overheid om de eiwitcomponent van maaltijden voor 88% uit plantaardige bronnen te laten bestaan?5 Inspireert deze opvatting om de Week zonder Vlees op het Ministerie van Justitie en Veiligheid te promoten onder uw medewerkers? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Wilt u deze vragen voor 11 maart 2019 beantwoorden?
De Week zonder vlees |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Heeft u gezien dat het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vorig jaar via Twitter heeft opgeroepen om mee te doen aan de eerste «Week zonder vlees»?1
Bent u bereid het publiek dit jaar ook te vragen om mee te doen aan de «Week zonder Vlees» die op 11 maart 2019 begint? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
Bent u bereid de keuzevrijheid van alle deelnemers aan diners op uw ministerie te vergroten en tegelijk klimaatwinst te boeken door alle diners in principe geschikt te maken voor iedereen -carnivoren, herbivoren en omnivoren- en de maaltijd alleen op verzoek uit te breiden met vlees of vis, volgens het concept van «Carnivoor? Geef het door?»2 Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Kent u het bericht «Tweede week zonder vlees grootser van opzet»?3
Welke rol speelt de Nederlandse overheid in het initiatief dat inmiddels door 69 partners gesteund wordt?
Kent u het onderzoek van het adviesbureau CE Delft waaruit blijkt dat de jaarlijkse schade door externaliteiten ten gevolge van de vleesproductie en -consumptie 4,5 miljard euro bedragen?4 Deelt u de mening dat deze externaliteiten in de prijs van vleesproducten tot uitdrukking zou moeten komen en het ontmoedigen van de consumptie van vlees rechtvaardigt? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Zijn er op uw ministerie in het afgelopen jaar initiatieven ontplooid om de consumptie van dierlijke eiwitten te verminderen? Zo ja, welke initiatieven waren dat en tot welk resultaat hebben ze geleid? Zo nee, waarom niet?
Kent u het voedingsadvies van de Canadese overheid om de eiwitcomponent van maaltijden voor 88% uit plantaardige bronnen te laten bestaan?5 Inspireert deze opvatting om de «Week zonder Vlees» op uw ministerie te promoten onder uw medewerkers? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Wilt u deze vragen voor 11 maart 2019 beantwoorden?
De Week zonder vlees |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Heeft u gezien dat het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vorig jaar via Twitter heeft opgeroepen om mee te doen aan de eerste Week zonder vlees?1
Bent u bereid het publiek dit jaar ook te vragen om mee te doen aan de Week zonder Vlees die op 11 maart 2019 begint? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
Bent u bereid de keuzevrijheid van alle deelnemers aan diners op uw ministerie te vergroten en tegelijk klimaatwinst te boeken door alle diners in principe geschikt te maken voor iedereen -carnivoren, herbivoren en omnivoren- en de maaltijd alleen op verzoek uit te breiden met vlees of vis, volgens het concept van «Carnivoor? Geef het door?»2 Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Kent u het bericht «Tweede week zonder vlees grootser van opzet»?3
Welke rol speelt de Nederlandse overheid in het initiatief dat inmiddels door 69 partners gesteund wordt?
Kent u het onderzoek van CE Delft waaruit blijkt dat de jaarlijkse schade door externaliteiten ten gevolge van de vleesproductie en -consumptie 4,5 miljard euro bedragen?4 Deelt u de mening dat deze externaliteiten in de prijs van vleesproducten tot uitdrukking zou moeten komen en het ontmoedigen van de consumptie van vlees rechtvaardigt? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Zijn er op uw ministerie in het afgelopen jaar initiatieven ontplooid om de consumptie van dierlijke eiwitten te verminderen? Zo ja, welke initiatieven waren dat en tot welk resultaat hebben ze geleid? Zo nee, waarom niet?
Kent u het voedingsadvies van de Canadese overheid om de eiwitcomponent van maaltijden voor 88% uit plantaardige bronnen te laten bestaan?5 Inspireert deze opvatting om de Week zonder Vlees op uw ministerie te promoten onder uw medewerkers? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Wilt u deze vragen voor 11 maart 2019 beantwoorden?
De Week zonder vlees |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Heeft u gezien dat het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vorig jaar via Twitter heeft opgeroepen om mee te doen aan de eerste Week zonder vlees?1
Bent u bereid het publiek dit jaar ook te vragen om mee te doen aan de Week zonder Vlees die op 11 maart 2019 begint? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
Heeft u al overleg gevoerd met de Minister van Buitenlandse Zaken en de secretaris-generaal2 over de invoering van het concept «Carnivoor? Geef het door?»3, waarbij alle diners in principe geschikt worden gemaakt voor iedereen -carnivoren, herbivoren en omnivoren- en de maaltijd alleen op verzoek wordt uitgebreid met vlees of vis, waardoor zowel de keuzevrijheid van alle deelnemers aan diners op uw ministerie wordt vergroot als een flinke klimaatwinst wordt geboekt? Zo nee, waarom niet?
Kent u het bericht «Why eating less meat is the best thing you can do for the planet in 2019»?4 Erkent u dat vermindering van vleesconsumptie grote positieve impact kan hebben op klimaat, natuur, dierenwelzijn, biodiversiteit en voedselzekerheid en daarmee op de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s)? Zo nee, waarom niet?
Kent u het bericht «Tweede week zonder vlees grootser van opzet»?5
Speelt uw ministerie een rol in het initiatief dat inmiddels door 69 partners gesteund wordt?
Kent u het onderzoek van CE Delft waaruit blijkt dat de jaarlijkse schade door externaliteiten ten gevolge van de vleesproductie en -consumptie 4,5 miljard euro bedragen?6 Deelt u de mening dat deze externaliteiten in de prijs van vleesproducten tot uitdrukking zouden moeten komen en het ontmoedigen van de consumptie van vlees rechtvaardigt? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Zijn er op uw ministerie in het afgelopen jaar initiatieven ontplooid om de consumptie van dierlijke eiwitten te verminderen? Zo ja, welke initiatieven waren dat en tot welk resultaat hebben ze geleid? Zo nee, waarom niet?
Kent u het voedingsadvies van de Canadese overheid om de eiwitcomponent van maaltijden voor 88% uit plantaardige bronnen te laten bestaan?7 Inspireert deze opvatting om de Week zonder Vlees op uw ministerie te promoten onder uw medewerkers? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat ook in het beleid op het gebied van buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking de terugdringing van de consumptie van dierlijke eiwitten een speerpunt zou moeten zijn, gelet op de grote klimaat- biodiversiteits- en voedselzekerheidsopgaves waarvoor wij ons gesteld zien? Zo nee, waarom niet?
Wilt u deze vragen voor 11 maart 2019 beantwoorden?
De Week zonder vlees |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Heeft u gezien dat het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vorig jaar via Twitter heeft opgeroepen om mee te doen aan de eerste Week zonder vlees?1
Bent u bereid het publiek dit jaar ook te vragen om mee te doen aan de Week zonder Vlees die op 11 maart 2019 begint? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
Bent u bereid de keuzevrijheid van alle deelnemers aan diners op uw ministerie te vergroten en tegelijk klimaatwinst te boeken door alle diners in principe geschikt te maken voor iedereen -carnivoren, herbivoren en omnivoren- en de maaltijd alleen op verzoek uit te breiden met vlees of vis, volgens het concept van «Carnivoor? Geef het door?»2 Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Kent u het bericht «Tweede week zonder vlees grootser van opzet»?3
Welke rol speelt de Nederlandse overheid in het initiatief dat inmiddels door 69 partners gesteund wordt?
Kent u het onderzoek van CE Delft waaruit blijkt dat de jaarlijkse schade door externaliteiten ten gevolge van de vleesproductie en -consumptie 4,5 miljard euro bedragen?4 Deelt u de mening dat deze externaliteiten in de prijs van vleesproducten tot uitdrukking zou moeten komen en het ontmoedigen van de consumptie van vlees rechtvaardigt? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Zijn er op uw ministerie in het afgelopen jaar initiatieven ontplooid om de consumptie van dierlijke eiwitten te verminderen? Zo ja, welke initiatieven waren dat en tot welk resultaat hebben ze geleid? Zo nee, waarom niet?
Kent u het voedingsadvies van de Canadese overheid om de eiwitcomponent van maaltijden voor 88% uit plantaardige bronnen te laten bestaan?5 Inspireert deze opvatting om de Week zonder Vlees op uw ministerie te promoten onder uw medewerkers? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Wilt u deze vragen voor 11 maart 2019 beantwoorden?
De Week zonder vlees |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Heeft u gezien dat het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vorig jaar via Twitter heeft opgeroepen om mee te doen aan de eerste Week zonder vlees?1
Bent u bereid het publiek dit jaar ook te vragen om mee te doen aan de Week zonder Vlees die op 11 maart 2019 begint? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
Bent u bereid de keuzevrijheid van alle deelnemers aan diners op uw ministerie te vergroten en tegelijk klimaatwinst te boeken, door alle diners in basis geschikt te maken voor iedereen -carnivoren, herbivoren en omnivoren- en de maaltijd alleen op verzoek uit te breiden met vlees of vis, volgens het concept van «Carnivoor? Geef het door?»2 Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Kent u het bericht: «Why eating less meat is the best thing you can do for the planet in 2019»?3 Erkent u dat vermindering van vleesconsumptie grote positieve impact kan hebben op klimaat, natuur, dierenwelzijn, biodiversiteit en voedselzekerheid? Zo nee, waarom niet?
Kent u het bericht «Tweede week zonder vlees grootser van opzet»?4
Welke rol speelt de Nederlandse overheid in het initiatief dat inmiddels door 69 partners gesteund wordt?
Kent u het onderzoek van CE Delft waaruit blijkt dat de jaarlijkse schade door externaliteiten ten gevolge van de vleesproductie en -consumptie 4,5 miljard euro bedragen?5 Deelt u de mening dat deze externaliteiten in de prijs van vleesproducten tot uitdrukking zou moeten komen en het ontmoedigen van de consumptie van vlees rechtvaardigt? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Zijn er op uw ministerie in het afgelopen jaar initiatieven ontplooid om de consumptie van dierlijke eiwitten te verminderen? Zo ja, welke initiatieven waren dat en tot welk resultaat hebben ze geleid? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat, in plaats van het eten van vlees en vis, bij officiële gelegenheden die door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat georganiseerd worden, plantaardig of vegetarisch voedsel de norm zou moeten zijn, zoals ook in Duitsland het geval is?6
Kent u het voedingsadvies van de Canadese overheid om de eiwitcomponent van maaltijden voor 88% uit plantaardige bronnen te laten bestaan?7 Inspireert deze opvatting om de Week zonder Vlees op uw ministerie te promoten onder uw medewerkers? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Wilt u deze vragen voor 11 maart 2019 beantwoorden?
De Week zonder vlees |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Herinnert u zich uw oproep van vorig jaar «Vandaag is de eerste editie van de Week zonder vlees. Doe jij ook mee?»?1
Bent u bereid het publiek ook dit jaar weer te vragen om mee te doen aan de Week zonder vlees, die op 11 maart 2019 begint? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
Het is in de eerste plaats aan de stichting Nationale Week Zonder Vlees zelf om het publiek te wijzen op de Week zonder Vlees. Het kabinet vraagt op verschillende manieren aandacht voor een – op de Schijf van Vijf gebaseerd – gezond en duurzaam voedingspatroon. Hieraan kan invulling worden gegeven met of zonder vlees.
Bent u bereid de keuzevrijheid van alle deelnemers aan diners op uw ministerie te vergroten en tegelijk klimaatwinst te boeken, door alle diners in basis geschikt te maken voor iedereen – carnivoren, herbivoren en omnivoren – en de maaltijd alleen op verzoek uit te breiden met vlees of vis, volgens het concept van «Carnivoor? Geef het door?» Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo nee, waarom niet?2
Kent u het bericht «Tweede week zonder vlees grootser van opzet»?3
Ja.
Welke rol speelt de Nederlandse overheid in het initiatief dat inmiddels door 69 partners gesteund wordt?
Kent u het onderzoek van CE Delft waaruit blijkt dat de jaarlijkse schade door externaliteiten ten gevolge van de vleesproductie en -consumptie 4,5 miljard euro bedraagt en deelt u de mening dat deze externaliteiten in de prijs van vleesproducten tot uitdrukking zouden moeten komen en het ontmoedigen van de consumptie van vlees rechtvaardigen? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen? Zo nee, waarom niet?4
De Week zonder Vlees is een particulier initiatief waar de Nederlandse overheid geen rol in heeft.
Zijn er op uw ministerie in het afgelopen jaar initiatieven ontplooid om de consumptie van dierlijke eiwitten te verminderen? Zo ja, welke initiatieven waren dat en tot welk resultaat hebben ze geleid? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is bekend met het onderzoek van CE Delft. Op verzoek van het lid Ouwehand (PvdD) heb ik op 18 april 2018 een reactie gegeven naar aanleiding van het bericht over dit onderzoek in de Volkskrant. Hierin heb ik ook laten weten welke vervolgstappen gezet gaan worden. (Kamerstuk 31 532, nr. 194).
Kent u het voedingsadvies van de Canadese overheid om de eiwitcomponent van maaltijden voor 88% uit plantaardige bronnen te laten bestaan en inspireert deze opvatting u om de Week zonder vlees op uw ministerie te promoten onder uw medewerkers? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?5
Catering is één van de 25 initiatieven van de rijksoverheid die een bijdrage hebben ontvangen uit de klimaatenvelop voor klimaatneutraal en circulair inkopen. Samen met private en publieke partijen wordt gewerkt aan een verantwoorde consumptie van voedsel, waarbij het terugdringen van negatieve effecten op het klimaat en op onze gezondheid uitgangspunt zijn. Bij de catering binnen het Rijk zijn steeds meer plantaardige keuzes te verkrijgen, wordt regelmatig geëxperimenteerd met nieuwe plantaardige producten en heeft een aantal ministeries en uitvoeringsorganisaties een zogenoemde «meatless monday» of een «duurzame donderdag» geïntroduceerd. Tijdens de Dutch AgriFood Week van oktober 2018 zijn op meer dan 200 overheidslocaties duurzame maaltijden geserveerd en de schijnwerpers gezet op circulariteit. Ook werkt het Rijk projectmatig samen met cateraars die volgens het principe van Dutch Cuisine maaltijden serveren. In het Nationaal Preventieakkoord Overgewicht (Kamerstuk 32 793, nr. 339) is afgesproken dat uiterlijk in 2021 bedrijfsrestaurants bij de rijksoverheid gezond zijn (minimaal niveau zilver volgens de criteria van het Voedingscentrum die gebaseerd zijn op de Schijf van Vijf). Overigens voldoen enkele bedrijfsrestaurants nu al aan de criteria voor goud, wat betekent dat deze restaurants in aanbod en uitstraling de bezoekers verleiden tot een betere keuze.
Wilt u zijn deze vragen voor 11 maart 2019 beantwoorden?
Het voedingsadvies is bekend. De meeste cateraars die binnen de verschillende ministeries en overheidsdiensten actief zijn, ondersteunen de Week zonder Vlees. Op enkele locaties worden louter vegetarische gerechten aangeboden. Op andere locaties wordt nadruk gelegd op vegetarische gerechten en alternatieven.
De Week zonder vlees |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Heeft u gezien dat het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vorig jaar via Twitter heeft opgeroepen om mee te doen aan de eerste Week zonder vlees?1
Bent u bereid het publiek dit jaar ook te vragen om mee te doen aan de Week zonder Vlees die op 11 maart 2019 begint? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
Bent u bereid de keuzevrijheid van alle deelnemers aan diners op uw ministerie te vergroten en tegelijk klimaatwinst te boeken, door alle diners in principe geschikt te maken voor iedereen -carnivoren, herbivoren en omnivoren- en de maaltijd alleen op verzoek uit te breiden met vlees of vis, volgens het concept van «Carnivoor? Geef het door?»2 Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Kent u het bericht «Tweede week zonder vlees grootser van opzet»?3
Welke rol speelt de Nederlandse overheid in het initiatief dat inmiddels door 69 partners gesteund wordt?
Kent u het onderzoek van CE Delft waaruit blijkt dat de jaarlijkse schade door externaliteiten ten gevolge van de vleesproductie en -consumptie 4,5 miljard euro bedragen?4 Deelt u de mening dat deze externaliteiten in de prijs van vleesproducten tot uitdrukking zou moeten komen en het ontmoedigen van de consumptie van vlees rechtvaardigt? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Zijn er op uw ministerie in het afgelopen jaar initiatieven ontplooid om de consumptie van dierlijke eiwitten te verminderen? Zo ja, welke initiatieven waren dat en tot welk resultaat hebben ze geleid? Zo nee, waarom niet?
Kent u het voedingsadvies van de Canadese overheid om de eiwitcomponent van maaltijden voor 88% uit plantaardige bronnen te laten bestaan?5 Inspireert deze opvatting u om de Week zonder Vlees op uw ministerie te promoten onder uw medewerkers? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Wilt u deze vragen voor 11 maart 2019 beantwoorden?
De Week zonder vlees |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
Heeft u gezien dat het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vorig jaar via Twitter heeft opgeroepen om mee te doen aan de eerste Week zonder vlees?1
Bent u bereid het publiek dit jaar ook te vragen om mee te doen aan de Week zonder Vlees die op 11 maart 2019 begint? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid de keuzevrijheid van alle deelnemers aan diners op uw ministerie te vergroten en tegelijk klimaatwinst te boeken, door alle diners in basis geschikt te maken voor iedereen -carnivoren, herbivoren en omnivoren- en de maaltijd alleen op verzoek uit te breiden met vlees of vis, volgens het concept van «Carnivoor? Geef het door?»2 Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo nee, waarom niet?
Kent u het bericht «Tweede week zonder vlees grootser van opzet»?3
Welke rol speelt de Nederlandse overheid in het initiatief dat inmiddels door 69 partners wordt gesteund?
Kent u het onderzoek van CE Delft waaruit blijkt dat de jaarlijkse schade door externaliteiten ten gevolge van de vleesproductie en -consumptie 4,5 miljard euro bedragen?4 Deelt u de mening dat deze externaliteiten in de prijs van vleesproducten tot uitdrukking zou moeten komen en het ontmoedigen van de consumptie van vlees rechtvaardigt? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Zijn er op uw ministerie in het afgelopen jaar initiatieven ontplooid om de consumptie van dierlijke eiwitten te verminderen? Zo ja, welke initiatieven waren dat en tot welk resultaat hebben ze geleid? Zo nee, waarom niet?
Kent u het voedingsadvies van de Canadese overheid om de eiwitcomponent van maaltijden voor 88% uit plantaardige bronnen te laten bestaan?5 Inspireert deze opvatting u om de Week zonder Vlees op uw ministerie te promoten onder uw medewerkers? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Wilt u deze vragen voor 11 maart 2019 beantwoorden?
De Week zonder vlees |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Heeft u gezien dat het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vorig jaar via Twitter heeft opgeroepen om mee te doen aan de eerste Week zonder Vlees?1
Bent u bereid het publiek dit jaar ook te vragen om mee te doen aan de Week zonder Vlees die op 11 maart 2019 begint? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
Is uw ministerie al gestart met het concept «Carnivoor? Geef het door?»2, waarbij alle diners in basis geschikt worden gemaakt voor iedereen -carnivoren, herbivoren en omnivoren- en de maaltijd alleen op verzoek uit te breiden met vlees of vis, waardoor zowel de keuzevrijheid van alle deelnemers aan diners op uw ministerie wordt vergroot als een flinke klimaatwinst wordt geboekt? Zo nee, waarom niet? Op welke termijn en wijze bent u van plan dit concept te implementeren naar aanleiding van uw toezegging tijdens het wetgevinsgoverleg Cultuur op 19 november 2018?3
Kent u het bericht «Tweede week zonder vlees grootser van opzet»?4
Speelt uw ministerie een rol in het initiatief dat inmiddels door 69 partners gesteund wordt?
Kent u het onderzoek van CE Delft waaruit blijkt dat de jaarlijkse schade door externaliteiten ten gevolge van de vleesproductie en -consumptie 4,5 miljard euro bedraagt?5 Deelt u de mening dat deze externaliteiten in de prijs van vleesproducten tot uitdrukking zou moeten komen en het ontmoedigen van de consumptie van vlees rechtvaardigt? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Zijn er op uw ministerie in het afgelopen jaar initiatieven ontplooid om de consumptie van dierlijke eiwitten te verminderen? Zo ja, welke initiatieven waren dat en tot welk resultaat hebben ze geleid? Zo nee, waarom niet?
Kent u het voedingsadvies van de Canadese overheid om de eiwitcomponent van maaltijden voor 88% uit plantaardige bronnen te laten bestaan?6 Inspireert deze opvatting om de Week zonder Vlees op uw ministerie te promoten onder uw medewerkers? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Wilt u deze vragen voor 11 maart 2019 beantwoorden?
De Week zonder vlees |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Heeft u gezien dat het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vorig jaar via Twitter heeft opgeroepen om mee te doen aan de eerste Week zonder vlees?1
Bent u bereid het publiek dit jaar ook te vragen om mee te doen aan de Week zonder Vlees die op 11 maart 2019 begint? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
Bent u bereid de keuzevrijheid van alle deelnemers aan diners op uw ministerie te vergroten en tegelijk klimaatwinst te boeken door alle diners in principe geschikt te maken voor iedereen -carnivoren, herbivoren en omnivoren- en de maaltijd alleen op verzoek uit te breiden met vlees of vis, volgens het concept van «Carnivoor? Geef het door.»?2 Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Kent u het bericht «Tweede week zonder vlees grootser van opzet»?3
Welke rol speelt de Nederlandse overheid in het initiatief dat inmiddels door 69 partners gesteund wordt?
Kent u het onderzoek van CE Delft waaruit blijkt dat de jaarlijkse schade door externaliteiten ten gevolge van de vleesproductie en -consumptie 4,5 mrd. euro bedragen?4 Deelt u de mening dat deze externaliteiten in de prijs van vleesproducten tot uitdrukking zouden moeten komen en het ontmoedigen van de consumptie van vlees rechtvaardigen? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Zijn er op uw ministerie in het afgelopen jaar initiatieven ontplooid om de consumptie van dierlijke eiwitten te verminderen? Zo ja, welke initiatieven waren dat en tot welk resultaat hebben ze geleid? Zo nee, waarom niet?
Kent u het voedingsadvies van de Canadese overheid om de eiwitcomponent van maaltijden voor 88% uit plantaardige bronnen te laten bestaan?5 Inspireert deze opvatting u om de Week zonder Vlees op uw ministerie te promoten onder uw medewerkers? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Wilt u deze vragen voor 11 maart 2019 beantwoorden?
De tariefsverhoging van 35% door Skal Biocontrole |
|
Helma Lodders (VVD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met de tariefsverhogingen van 35% van Skal Biocontrole (Skal)?
Ja.
Klopt het dat de tarieven van Skal aan u worden voorgelegd en worden goedgekeurd?
Ja, dit is geregeld in artikel 17, eerste lid, Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.
Wat vindt u van de tariefsverhoging voor de jaarlijkse bijdrage van een regulier biologisch bedrijf aan Skal van ongeveer 35% (van 792 euro in 2018 naar 1.069 euro in 2019)? Kunt u een toelichting geven waarom u het gerechtvaardigd vindt een verhoging van 35% door te voeren?
Ik vind dat op dit onderdeel het tarief van Skal fors gestegen is. Dat geldt overigens niet voor alle tarieven van Skal, die in het Tarievenblad 2019 van Skal zijn opgenomen1. Het merendeel van de Skal-tarieven is verhoogd met circa 2 á 4%. In de onderstaande tabel wordt de verhoging van de belangrijkste tarieven van Skal weergegeven.
Tarief 2018
Tarief 2019
Procentuele verhoging
Eénmalige registratiebijdrage
€ 140
€ 146
4,3
Toelatingsonderzoek starttarief
€ 217
€ 242
11,5
Toelatingsonderzoek uurtarief
€ 95
€ 97
2,1
Toeslag spoed
€ 332
€ 344
3,6
Landbouw
€ 357
€ 482
35
Landbouw klein bedrijf
€ 92
€ 94
2,2
Bereiding, handel, opslag
€ 435
€ 587
35
Bereiding klein bedrijf
€ 169
€ 172
1,8
Import
€ 802
€ 1.083
35
Inspectie starttarief
€ 217
€ 242
11,5
Inspectie uurtarief
€ 95
€ 97
2,1
Fluctuaties in tarieven van meer dan 5%, vermeerderd met de inflatiecorrectie, binnen een periode van een jaar dienen zoveel mogelijk te worden voorkomen (gematigd tarievenbeleid). Ik heb mijn goedkeuring aan de hoogte van dit onderdeel van de tarieven echter niet willen onthouden. De verhoging was noodzakelijk voor Skal om, rekening houdend met een sterke groei in de biologische sector, haar taken zo doelmatig en doeltreffend mogelijk te kunnen blijven uitvoeren.
Ik ga ervan uit dat een dergelijke verhoging eenmalig is, omdat de combinatie van diverse omstandigheden in het jaar 2018 die tot de hoge kosten voor Skal hebben geleid en ook ten grondslag liggen aan de onderhavige tariefsverhoging, zich niet weer in deze mate zullen voordoen. Ik ben met Skal in overleg om de ontwikkeling van de tarieven de komende jaren zich geleidelijk te laten ontwikkelen
Welke extra taken liggen aan deze verhoging ten grondslag?
Er is geen sprake van extra wettelijke taken die worden gefinancierd uit het genoemd tarief.
Heeft een gecertificeerde biologische ondernemer alleen met het toezicht van Skal te maken of hebben ook de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en/of andere organisaties een toezichthoudende rol? Zo ja, welke en op welke manier wordt dit toezicht uitgevoerd? Zo nee, is de controle op biologische bedrijven vergelijkbaar met de controle op gangbare bedrijven? Zo nee, waarin zitten de verschillen?
Een gecertificeerde biologische ondernemer valt, net als niet-biologische ondernemers, onder het toezicht van de NVWA die bewaakt of bedrijven zich houden aan de wettelijke vereisten voor veilig voedsel. Dit is een risicogericht toezicht op de gehele voedselketen en in verschillende sectoren. Daarnaast heeft deze ondernemer te maken met het risicogerichte toezicht op naleving (inclusief fysieke controle) door Skal van de Europese kwaliteitsregelgeving op het gebied van de biologische landbouw.
Kunt u een vergelijkend kostenoverzicht maken tussen een gangbaar bedrijf en een biologisch bedrijf in de verschillende sectoren met betrekking tot een «gemiddeld» bedrijf en een «gemiddeld» toezicht?
De kosten voor een biologisch bedrijf bestaan net als bij een gangbaar bedrijf uit de kosten voor het reguliere toezicht van de NVWA, voor zover dit via de tarieven wordt doorbelast. De kosten dienen te worden vermeerderd met de kosten van Skal voor de uitgevoerde controles en toezicht bij een biologisch bedrijf.
De tarieven van Skal en NVWA zijn te vinden op hun websites2.
Kunt u het takenpakket van Skal en de wijze waarop dit wordt uitgevoerd toelichten? Kunt u toelichten welke taken er in het takenpakket 2019 zijn toegevoegd in vergelijking met 2018? Zijn deze extra taken als gevolg van Europese wetgeving, nationale wetgeving of regels of door Skal opgelegd?
Skal is in artikel 15 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 aangewezen als de controlerende autoriteit in de zin van artikel 27, vierde lid, onder a, van verordening (EG) 834/2007 (Biologische verordening). In die bepaling is opgenomen dat een controlerende autoriteit beschikt over gekwalificeerd personeel en de middelen die nodig zijn om de taak te vervullen. Skal is, conform de artikelen 15 en 17, tweede lid, van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007, belast met certificatie, registratie en toezicht op naleving ten aanzien van biologische productiemethoden. In 2019 (en 2018) is geen sprake van toevoeging van extra wettelijke taken voortvloeiende uit Europese of nationale regelgeving.
Mede naar aanleiding van aanbevelingen uit het laatste evaluatieonderzoek van Skal, dat op 22 mei 2018 naar de Tweede Kamer is gestuurd (Kamerstuk 25 268, nr. 162), is Skal wel aan het verkennen hoe ze hun conformiteitsbeoordeling en toezicht efficiënter en toekomstgericht kunnen inrichten. Hierbij hoort ook het beter benutten van de beschikbare handhavings- en sanctiemogelijkheden en een doorontwikkeling van het risicogericht toezicht. Met betrekking tot dit laatste geeft de nieuwe Biologische verordening (EU) nr. 2018/848 vanaf 1 januari 2021 daarvoor ook meer ruimte.
Op welke manier en hoe vaak controleert Skal of bedrijven voldoen aan de normen en eisen die zijn gesteld aan het biologische keurmerk? Hoe vaak is er in 2018 een inspectie uitgevoerd op de bedrijven buiten de reguliere inspectie? Wat waren de uitkomsten van deze inspecties?
Skal houdt toezicht op de naleving van de Europese normen op het gebied van de biologische landbouw door (niet-) geregistreerde marktdeelnemers. Het controlesysteem van Skal voor geregistreerde marktdeelnemers bestaat uit certificatie en toezicht. Skal komt in beginsel elk jaar bij een bedrijf. In het geval van een herinspectie, een inspectie op basis van risicogericht toezicht of een wijziging van bedrijfsactiviteiten komt Skal vaker dan één keer per jaar bij een bedrijf. Het totaal aantal uitgevoerde inspecties voor de biologische sector in 2018 was 6.568. De inspecties die buiten de reguliere inspectie vallen zijn opgenomen in de onderstaande tabel. In 2018 zijn vier bedrijven gedecertificeerd en daarnaast is van twee bedrijven het biologisch certificaat opgeschort3.
Type inspectie
Aantal
Wijziging bedrijfsactiviteiten
249
Gerichte fysieke inspectie
963
Herinspectie op locatie
208
Intermediair
8
Inspectie niet op locatie
348
Monstername
441
Niet geregistreerde marktdeelnemer
3
Hoeveel gecertificeerde bioondernemers zijn er per 1 januari 2019 in Nederland? Kunt u het verloop van het aantal gecertificeerde bioondernemers over de afgelopen tien jaar aangeven?
Het aantal gecertificeerde bioondernemers per 31 december van het betreffende jaar is in onderstaand overzicht opgenomen4.
Jaar
Gecertificeerden
2018
5.046
2017
4.730
2016
4.417
2015
3.977
2014
3.738
2013
3.601
2012
3.423
2011
3.411
2010
3.133
2009
2.889
Hoeveel fte's werken er bij Skal (per 1-1-2019)? Hoeveel fte's voeren controles uit op bedrijven en hoeveel fte's toetsen bedrijven die het biologisch keurmerk willen dragen?
Ultimo 2018 werkten er bij Skal totaal 49 fte. Voor 2019 wordt rekening gehouden met een groei naar circa 60,5 fte. Het aantal fte dat zich bezighoudt met controles op gecertificeerde bedrijven is 43 fte en het aantal fte’s dat toeziet of bedrijven het biologisch keurmerk mogen gaan dragen is 6,5 fte.
Hoeveel inspecties hebben hoeveel medewerkers van Skal maandelijks in 2018 uitgevoerd?
In het onderstaande overzicht is het aantal fysieke bedrijfsinspecties die door medewerkers van Skal zijn uitgevoerd per maand weergegeven.
Maand
Aantal bedrijfsinspecties
Januari
310
Februari
353
Maart
431
April
423
Mei
561
Juni
467
Juli
499
Augustus
487
September
427
Oktober
572
November
605
December
442
Welke kosten zijn hier voor de ondernemer aan verbonden? Kunt u uitgebreid toelichten hoe deze tarieven zijn opgebouwd?
De ondernemer krijgt met meerdere kostzen van Skal te maken die gedekt worden door de wettelijke tarieven van Skal. Skal hanteert een kostprijscalculatiemodel om de toerekening van alle kosten transparant te maken. De kostprijzen die ten grondslag liggen aan de tarieven van Skal worden op basis van bedrijfseconomisch aanvaardbare verdeelsleutels bepaald. De tariefstructuur bestaat uit componenten ter dekking van kosten die rechtstreeks verband houden met de onderliggende activiteiten (bijvoorbeeld invloed van loon- en prijsontwikkelingen), ter dekking van kosten die redelijkerwijs aan de activiteit kunnen worden toegerekend (kosten ICT, interne kosten bedrijfsvoering, overige overheadkosten) en tot slot over- of onderdekking teneinde de vermogenspositie van Skal te wijzigen. De egalisatiereserve van Skal dient om incidentele mee- of tegenvallers en bijvoorbeeld ook niet ieder jaar voorkomende uitgaven worden «uitgesmeerd» over meer begrotingsjaren, waardoor de tarieven van Skal minder of zelfs in het geheel niet zullen behoeven te variëren in de loop van de jaren. De benodigde reservevorming wordt bepaald aan de hand van een opgestelde risicoanalyse, benodigd werkkapitaal en toekomstige investeringen. In de nog in te richten raad van advies (op basis van recente statutenwijziging van Skal) kunnen vertegenwoordigers van de sector bij de totstandkoming van het besluit tot vaststellen van de hoogte van de tarieven door het bestuur van Skal mede richting daaraan geven.
Krijgt Skal, als onafhankelijk toezichthouder, subsidies of andere financiële middelen van de Nederlandse overheid? Zo ja, welke, hoe hoog was de financiële bijdrage in 2018 en waar is deze voor gebruikt?
Skal ontvangt geen financiële middelen van de Nederlandse overheid.
Is Skal de enige toezichthouder in Nederland op biologische producten? Zo nee, welke toezichthouder(s) is/zijn er nog meer? Zo ja, wat vindt u hiervan, zeker gezien de relatief grote tariefsverhogingen die Skal eenzijdig en onafhankelijk kan doorvoeren?
Skal is aangewezen als de controlerende autoriteit in Nederland op producten met het beschermde wettelijk keurmerk biologisch. Skal kan niet eenzijdig en onafhankelijk tariefsverhogingen doorvoeren als gevolg van de vereiste ministeriële goedkeuring voor de hoogte van het door Skal vast te stellen tarief en het vaststellen van haar begroting.
Deelt u de mening dat er eigenlijk meerdere toezichthouders geaccrediteerd zouden moeten zijn om extreme kostprijsverhogingen te voorkomen? Zo nee, wat vindt u ervan dat de toezichthoudende organisatie de kosten kan verhogen en de ondernemer die hiervan afhankelijk is geen andere keuze kan maken?
Ik verwacht van Skal dat zij transparant zijn in hun tarievenopbouw en efficiencyverbetering en kostenreductie blijven nastreven. Ik ben daarover in gesprek met Skal, zodat een gematigd tarievenbeleid in de toekomst kan worden gehandhaafd. In de huidige tariefsystematiek heb ik als Minister de bevoegdheid om de op wettelijke basis door Skal vastgestelde tarieven goed te keuren of in de plaats van deze goedkeuring jaarlijks of periodiek een maximumbedrag vast te stellen.
De inzet en accreditatie van meerdere controleorganisaties zullen niet automatisch tot lagere tarieven ter dekking van de kosten van hun taakuitvoering leiden. Een dergelijke opzet kent ook zijn eigen nadelen. De markt van private controleorganen die beschikken over de gewenste expertise voor de biologische controles is bijvoorbeeld relatief klein. Dit beperkt reeds de concurrentie en prijsdruk. De kwaliteit van de dienstverlening van de private controleorganen dient daarbij, ondanks lagere tarieven, ook continue gewaarborgd te blijven. De ervaring in landen waar meerdere private controleorganen zijn aangewezen voor het uitvoeren van controles leert dat het een reëel risico is dat biologische producenten (veelvuldig) van controleorgaan wisselen om aan een risicoprofiel te ontkomen. Op dit moment zie ik geen aanleiding om wijzigingen in het huidige controlesysteem aan te brengen.
Is er een instituut dat toezicht houdt op Skal? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke? Op welke manier vindt het toezicht op Skal plaats? Wie rapporteert over dit toezicht en waar is deze informatie te vinden?
Het toezicht op Skal vindt op verschillende manieren plaats. De Raad voor Accreditatie verricht jaarlijkse audits op grond van de normen in de relevante Europese biologische kwaliteitsregelgeving en rapporteert daarover naar Skal5.
Voorts houdt mijn ministerie als bevoegde autoriteit (financieel) toezicht op de taakuitvoering door Skal. Op grond van artikel 39, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen dient vijfjaarlijks een evaluatieonderzoek plaats te vinden ten behoeve van de beoordeling van de doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van een (privaatrechtelijk) zelfstandig bestuursorgaan zoals Skal door de Eerste en Tweede Kamer. Het laatste evaluatieonderzoek van Skal is op 22 mei jl. naar de Tweede Kamer is gestuurd (Kamerstuk 25 268, nr. 162).
Tot slot ziet de Europese Commissie erop toe dat de Europese biologische kwaliteitsregelgeving juist wordt toegepast en nageleefd. In 2014 heeft de Food and Veterinary Office (FVO) een audit uitgevoerd in Nederland ter beoordeling van het controlesysteem voor biologische productie en etikettering van biologische producten6
Hoeveel toezichthouders op bioondernemers zijn er in onze buurlanden, Duitsland en België?
In Duitsland zijn er 17 controleorganisaties actief en in België 4.
Wanneer verwacht u het jaarverslag van Skal over het jaar 2018 te ontvangen?
Op grond van artikel 18 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen dient Skal als privaatrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan vóór 15 maart 2019 haar jaarverslag over het jaar 2018 naar mijn departement en de Eerste en Tweede Kamer toe te zenden. Het jaarverslag 2018 is recent gepubliceerd op de website van Skal en voor 15 maart jl. toegezonden naar de genoemde partijen.
Kunt u de vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat alleen een radicaal ander dieet in 2050 alle monden kan voeden |
|
Antje Diertens (D66), Tjeerd de Groot (D66) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met het artikel «Alleen als we voortaan dit dieet volgen, kunnen we in 2050 alle monden voeden (en jaarlijks 11 miljoen doden voorkomen)»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het rapport, opgesteld door vooraanstaande wetenschappers op het gebied van landbouw, gezondheid en duurzaamheid, dat stelt dat een omslag nodig is voor wat betreft onze voedselkeuzes, indien wij ook in 2050 willen dat alle wereldbewoners voldoende gezond en duurzame voeding binnen krijgen?
Het is een interessant en belangwekkend rapport. De conclusies zijn in lijn met verschillende adviezen die we in Nederland kennen. De Gezondheidsraad2 adviseert uit oogpunt van gezondheid bijvoorbeeld een meer plantaardig en minder dierlijk voedingspatroon. De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) gaf in april 2018 een vergelijkbaar advies uit oogpunt van duurzaamheid en gezondheid3. U heeft van ons een gezamenlijke reactie op dit rapport ontvangen4.
Hoe verhouden de doelstellingen van het Preventieakkoord zich tot de doelstellingen die worden gesteld in het EAT-Lancet-rapport?
Het EAT-Lancet rapport beschrijft de gezondheidswinst van een gezonder voedingspatroon bij een aantal chronische ziekten zoals coronaire hartziekten, beroerte, diabetes en verschillende soorten kanker. Overgewicht is hierbij niet meegenomen. De genoemde ziekten zijn door de Gezondheidsraad betrokken bij het opstellen van de Richtlijnen Goede Voeding waarop het Voedingscentrum de Schijf van Vijf heeft gebaseerd. Het Nationaal Preventieakkoord voor overgewicht neemt de Schijf van Vijf als leidraad om de ambities en doelen op het gebied van voeding te realiseren.
Eten volgens de Schijf van Vijf stimuleert een verschuiving naar de consumptie van meer plantaardige en minder dierlijke producten, het vervangen van voedingsmiddelen met verzadigde vetzuren door die met onverzadigde vetzuren, de consumptie van volkoren graanproducten in plaats van geraffineerde graanproducten, en een beperkte consumptie van bewerkte producten met veel verzadigd vet, zout en toegevoegd suiker. Daarmee zijn de adviezen van de Schijf van Vijf in lijn met het EAT-Lancet gezonde voedingspatroon.
Ziet u redenen om, naar aanleiding van dit rapport, het beleid aan te passen rondom volksgezondheid en voeding?
Nee, dit rapport ondersteunt het beleid op het gebied van gezonde voeding, en de impuls die daar mede met het Nationaal Preventieakkoord aangegeven wordt. Een massamediale campagne over de Schijf van Vijf is onderdeel van deze impuls.
Hoe ziet u de door het rapport voorgestelde hoeveelheden suiker en vet in het licht van het Preventieakkoord?
In het Nationaal Preventieakkoord staan geen specifieke doelstellingen voor hoeveelheden suiker en vet. In het Nationaal Preventieakkoord wordt via verschillende acties ingezet op minder consumptie van suikers en vetten. De inzet is om het voedingsaanbod in de dagelijkse omgeving van mensen gezonder te maken, zodat de gezonde keuze gemakkelijker wordt, bijvoorbeeld op scholen en in ziekenhuizen. Hierbij is steeds de Schijf van Vijf de voedingsinhoudelijke leidraad. Richtlijnen voor bijvoorbeeld gezonde kantines zijn hiervan afgeleid. Producten binnen de Schijf van Vijf bevatten weinig verzadigd vet en suikers (en zout). De Schijf van Vijf geeft geen specifieke kwantitatieve adviezen voor toegevoegd vet en toegevoegde suikers. Wel kent de Schijf van Vijf een kwalitatief advies om voedingsmiddelen met verzadigde vetzuren te vervangen door voedingsmiddelen met onverzadigde vetzuren. Ten aanzien van toegevoegde suikers zijn de adviezen zo min mogelijk suiker toe te voegen en zo min mogelijk suikerhoudende dranken te drinken.
Daarnaast worden vanuit het Nationaal Preventieakkoord wat betreft suikers en caloriegehalte afspraken gemaakt over suikerhoudende frisdranken, koek, snoep en suikerhoudende zuivelproducten.
Komt de gezonde voedselkeuze van de Schijf van 5 overeen met de gezonde voedselkeuze uit het EAT-Lancet-rapport? Zo nee, waar verschillen ze van elkaar en gaat u zich inzetten om de Nederlandse standaard van een gezonde voedselkeuze aan te laten sluiten bij de gezonde voedselkeuze uit het EAT-Lancet-rapport?
Zie ook het antwoord op vraag 3. De Schijf van Vijf laat een gezond voedingspatroon zien dat een optimale hoeveelheid calorieën levert. EAT-Lancet geeft een optimaal referentie voedingspatroon voor 2050. Daarbij worden gemiddelde hoeveelheden voor voedingsmiddelengroepen aangegeven, en ranges daaromheen. Dit omdat niet de hele wereld dezelfde voedingsrichtlijnen gebruikt; er zijn culturele, geografische, demografische en individuele verschillen die lokale interpretatie en aanpassingen nodig maken. De aanbevelingen van de Schijf van Vijf zijn naast deze ranges gelegd.
De adviezen uit de Schijf van Vijf komen in grote lijnen overeen met het EAT-Lancet voedingspatroon. Voor bijna alle voedingsmiddelengroepen liggen de aanbevelingen van de Schijf van Vijf binnen de ranges van EAT-Lancet. Dit geldt voor volkoren graanproducten, groente, fruit, zuivelproducten, wit vlees, eieren, vis, peulvruchten en noten. De Schijf van Vijf geeft geen specifieke adviezen voor toegevoegd vet en toegevoegd suiker. De hoeveelheid rood vlees in de Schijf van Vijf ligt met maximaal 300 gram per week hoger dan de maximaal 100 gram per week uit EAT-Lancet. De maximale hoeveelheid totaal vlees in de Schijf van Vijf van 500 gram per week valt binnen de ranges van EAT-Lancet. De Schijf van Vijf kent ook een variant zonder vlees, die volledig in lijn is met EAT-Lancet.
Het Voedingscentrum stimuleert consumenten vanuit het huidige voedingspatroon te verschuiven naar een meer plantaardig dieet. Voor aardappelen ligt het advies in de Schijf van Vijf hoger dan EAT-Lancet. Dit omdat aardappelen een belangrijk onderdeel zijn van het Nederlandse voedingspatroon. De totale hoeveelheid koolhydraten geleverd door de Schijf van Vijf ligt beneden de 60 energie% die als bovengrens in het EAT-Lancet rapport is bepaald.
Door de Nederlandse consument te stimuleren meer volgens de Schijf van Vijf te eten, stimuleren we een gezonder en duurzamer voedingspatroon.
Blijft Nederland met de gemaakte doelstellingen in het Preventieakkoord ook onder de grenzen van de «planetary boundaries», die worden gebruikt in het EAT-Lancet-rapport?
De berekening die gedaan is in het EAT-Lancet rapport gaat ervan uit dat de Greenhouse Gas (GHG) emissie van het voedingspatroon 5.0 gigaton CO2-eq/jaar is. Uitgaande van 10 miljard mensen in 2050 is dit ongeveer 1.4 kg CO2-eq per dag per wereldbewoner. Het gemiddelde Nederlandse voedingspatroon zit momenteel rond de 5 kg CO2-eq per dag (bron: voedselconsumptiepeiling RIVM).
Dat laat zien dat er nog een flinke verschuiving te maken is. De inzet is erop gericht om mensen stapsgewijs meer duurzaam en volgens de Schijf van Vijf te laten eten. De berekening voor de Nederlandse situatie (5 kg CO2-eq) is overigens een momentopname. In 2050 zal dezelfde voeding minder impact hebben, door ingezette ontwikkelingen als beperken van de voedselverspilling en minder tot geen gebruik van fossiele brandstoffen.
Hoe verhoudt de Nederlandse landbouw sector zich tot de «planetary boundaries»?
De landbouwsector is gerelateerd aan de planetary boundaries stikstof, fosfaat, broeikasgasemissies, land-system change, fresh water use en biosphere intregrity. Voor geen van deze planetary bounderies zijn op nationaal niveau normen beschikbaar voor de Nederlandse landbouwsector, deels omdat een concrete invulling van het concept planetary boundaries normatieve keuzes vergt. Het is echter wel zo dat Nederland een hoge milieudruk kent. Hier staat tegenover dat de Nederlandse landbouw op een klein areaal een hoge productie realiseert.
Past de conclusie uit het EAT-Lancet-Rapport binnen de kringlooplandbouw visie? Zo ja, op welke manier wordt dit meegenomen in het beleid? Zo nee, waar verschilt dit van elkaar?
De grote uitdaging die ook de LNV-visie «Waardevol en Verbonden» benoemt, is dat de aarde de last van de huidige productiemethoden en het consumentengedrag niet langer kan dragen. Dit is in lijn met de conclusie van het EAT-Lancet-rapport. Het rapport stelt de belangwekkende vraag wat duurzame voedingspatronen kunnen zijn centraal. De LNV-visie richt zich meer op manieren om de productie en het gebruik van voedsel duurzamer te maken, vandaar de nadruk op onder andere kringlooplandbouw, voedselverspilling en de waardering van voedsel. Zoals ook in de visie benadrukt wordt, vindt het kabinet het van belang om consumenten te helpen bij het maken van duurzame en gezonde keuzes. De Kamerbrief van 16 april 2018 (Kamerstuk 31 532, nr. 193) gaat meer in detail in op de betreffende beleidsinzet.
Bent u bereid om de conclusies en aanbevelingen van het EAT-Lancet-rapport mee te nemen in de uitwerking van de kringlooplandbouw visie? Zo ja, op welke manier?
Zie antwoord vraag 9.
Wat voor aanpassingen zijn er nodig binnen de Nederlandse voedselproductiesector om de doelstellingen op biodiversiteit van het EAT-Lancet-rapport te behalen?
De doelstelling op biodiversiteit in het EAT-Lancet-rapport (maximaal 10 uitstervende soorten per miljoen soorten per jaar) is een doelstelling die op mondiale en niet op nationale schaal geformuleerd is. Nederland draagt bij aan die doelstelling door de biodiversiteitsdoelstellingen na te streven die in Europees (Vogel- en Habitatrichtlijnen) en mondiaal (Convention on Biological Diversity) verband overeengekomen zijn.
Het kabinet ziet de omslag naar kringlooplandbouw als essentieel om te komen tot duurzame verbetering van de biodiversiteit in het agrarisch gebied en in natuurgebieden en om daarmee de internationaal overeengekomen biodiversiteitsdoelstellingen na te streven. Specifiek gaat het dan om het in de LNV-Visie benadrukte herstel van de verbinding tussen landbouw en natuur, gebaseerd op het benutten van de functionele biodiversiteit in het agrarisch gebied, het zorgen voor specifieke soorten en het sluiten van kringlopen, waardoor voedselproductie minder negatieve effecten heeft op omliggende natuurgebieden. Zoals ook blijkt uit het Deltaplan Biodiversiteitsherstel, is innige samenwerking tussen landbouw en natuur nodig om zowel de voedselproductie te verduurzamen als de biodiversiteit te herstellen. Juist omdat dat dat niet kan zonder ingrijpende veranderingen in hoe we produceren en consumeren, is het goed dat hier gezamenlijk aan gewerkt wordt.
Deelt u de mening dat we moeten streven naar een voedselproductie en dieet dat overeenkomstig is met die van het EAT-Lancet-rapport om de klimaatdoelstellingen te halen die het huidige kabinet hanteert?
Een duurzamer en gezonder voedselsysteem is urgenter geworden door de afspraken die zijn gemaakt in het Klimaatakkoord van Parijs. Eén van de grootste opgaven hierbij is dat we zoveel en zo snel mogelijk de emissie van broeikasgassen verminderen en ons aanpassen aan de veranderende klimaatomstandigheden die nu al zichtbaar zijn. Gerelateerd aan voedselproductie, moet in 2030 3,5 Mton CO2-equivalenten klimaatwinst zijn behaald door slimmere landbouw en landgebruik. In het ontwerpklimaatakkoord wordt hiervoor een pakket maatregelen gepresenteerd. Ook in de LNV-visie, «Waardevol en Verbonden» is het terugdringen van CO2-emissies een wezenlijk onderdeel. Wat betreft het dieet van consumenten geldt de Schijf van Vijf als richtlijn voor zowel gezonde als duurzame voeding (zie ook antwoord 7).
Kunt u deze vragen beantwoorden en een oordeel over het EAT-Lancet-rapport aan de Kamer doen toekomen voor het debat over het Preventieakkoord?
Ja.
De voorbereiding op de brexit door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) |
|
Arne Weverling (VVD), Helma Lodders (VVD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Kunt u een uitgebreide actualisatie geven over de voorbereiding op de brexit door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)?
Ja. In aanvulling op het rondetafelgesprek over de verzamelwet Brexit dat 5 december jl. met de commissie Europese Zaken van uw Kamer heeft plaatsgevonden, kunt u onderstaande antwoorden als de gevraagde actualisatie beschouwen.
Kunt u aangeven of er externe partijen zijn, zoals bij de douane is gebeurd, die onderzoek hebben gedaan naar de voortgang in de voorbereiding op de brexit? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid deze informatie met de Kamer te delen?
De NVWA heeft kennisgenomen van het Ernst & Young onderzoek dat de douane heeft laten uitvoeren. De NVWA herkent diverse gelijksoortige aandachtpunten en neemt deze mee in haar verdere voorbereiding. Daarnaast heeft de NVWA een coördinator aangesteld die nogmaals nagaat of er nog aanvullende maatregelen nodig zijn. De NVWA zag geen aanleiding om een dergelijk extern onderzoek te laten uitvoeren.
Kunt u een overzicht geven van de op 29 maart 2019 benodigde locaties om controles in het kader van de brexit uit te kunnen voeren? Kan per locatie worden aangegeven wat de stand van zaken is, zoals de huisvesting, inrichting, testdraaien, enzovoorts?
De veterinaire exportkeuringen vinden verspreid in Nederland bij slachthuizen, koel- en vrieshuizen en andere locaties, zoals boerderijen en verzamelplaatsen, plaats. Voor extra exportkeuringen van producten van dierlijke oorsprong als gevolg van de Brexit is geen uitbreiding van huisvesting nodig. Ook zijn de bestaande ICT-systemen geschikt voor de verstrekking van extra certificaten.
De veterinaire importcontroles dienen aan de Europese buitengrens plaats te vinden op inspectieposten aan de buitengrens. Inspectieposten zijn private ondernemingen. De NVWA voert daar keuringen uit, maar is niet verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering hiervan. Een inspectiepost dient erkend te zijn door de Europese Commissie. De Europese Commissie heeft de garantie gegeven dat aanvragen voor een nieuwe inspectiepost die uiterlijk 15 februari 2019 zijn ingediend, op tijd afgehandeld zijn voor 29 maart 2019. Om de bestaande import van levende dieren en producten van dierlijke oorsprong te kunnen continueren zijn namelijk nieuwe inspectieposten nodig. Dit speelt onder andere op de Noordoever van Rotterdam bij twee ferryterminals buiten de huidige buitengrensinspectiepostgebieden. Ook andere lidstaten bereiden aanpassingen van buitengrensinspectiepostengebieden voor.
Op de luchthavens en in de zeehavens zijn de benodigde inspectieposten voor keuringen veelal aanwezig. Bij de bestaande keurpunten lijkt er voldoende ruimte voor de te verwachten extra keuringen als gevolg van de terugtrekking. De opslagcapaciteit voor aangehouden partijen kent wel grenzen. Met het bedrijfsleven worden mogelijkheden verkend om die eventueel te verruimen.
Voor de invoer van levende dieren bestaan er nu inspectieposten op Schiphol airport en Maastricht Aachen airport. Levende dieren zouden bij een no deal scenario dus alleen direct in Nederland via het luchtverkeer geïmporteerd kunnen worden. Een andere optie kan zijn via een andere lidstaat als daar een erkende inspectiepost voor de import van levende dieren bestaat. Op dit moment bestaat er in andere lidstaten aan de gehele West-Europese kust van de Europese Unie (EU) geen erkende inspectiepost voor de import van levende dieren in een zeehaven. Over het opzetten van een importkeurpunt voor levende dieren in de zeehaven van Rotterdam vinden gesprekken plaats met mogelijk geïnteresseerde ondernemers.
Kunt u aangeven hoeveel fte personeel er op 29 maart 2019 nodig is? Hoeveel fte is hiervan geworven? Hoeveel fte is voldoende opgeleid om haar taken te kunnen uitvoeren?
Het extra aantal medewerkers dat na 29 maart daadwerkelijk nodig is, is met name bij de exportcertificering afhankelijk van de eisen die de Britse overheid stelt. De Britse overheid heeft aangegeven vooralsnog geen aanvullende importeisen te stellen op veterinaire en fytosanitaire goederen, voor zover geen plantenpaspoort is vereist. Hoe lang dat zo blijft is echter onduidelijk. Daarom bereidt de NVWA zich voor op een worst case scenario.
In een worst case scenario wordt uitgegaan van gelijk blijvende handelsstromen en fysieke keuringen van alle partijen die moeten worden voorzien van papieren certificaten met natte handtekening en stempel. In dit worst case scenario zijn 143 fte nodig, waarvan ruwweg een derde voor importcontroles en twee derde voor exportcertificering.
Van de 143 fte betreft het 100 fte aan toezichthoudende dierenartsen, waarvan 20 fte voor de import en 80 fte voor de export. De opleiding van de 20 dierenartsen voor de importcontroles is in volle gang en afgerond voor 29 maart. Daarnaast worden dierenartsen geworven en opgeleid voor de exportcertificering. De eerste tranche van 22 doorloopt momenteel de opleiding. Een tweede tranche van 36 niet-Nederlandstalige dierenartsen start met ingang van april 2019 met de taaltraining. Deze dierenartsen zijn vanaf april 2020 volledig inzetbaar, na het doorlopen van een 18 wekende durende full time opleiding Nederlands en de daarop aansluitende reguliere opleiding. De overige 22 fte aan toezichthoudende dierenartsen moet nog worden geworven. De NVWA is op dit moment ook bezig met de werving van de overige 43 fte (niet-dierenartsen).
Naast de benodigde dierenartsen en assistent-inspecteurs is ook aanvulling op diverse andere plaatsen voorzien. Zo worden bijvoorbeeld voor het fytosanitaire domein 5 fte geworven en opgeleid voor zeer specifieke inspectie- en expertisetaken en het Nationaal Referentie Centrum van de NVWA.
De NVWA werkt stelselmatig aan het verhogen van de efficiency bij de inzet van dierenartsen. In 2019 kunnen de reeds geruime tijd geleden in gang gezet maatregelen tien tot maximaal twintig fte opleveren. Deze maatregelen nemen niet weg dat de NVWA in het worst case scenario gedurende ongeveer een jaar kan kampen met een tekort van enkele tientallen dierenartsen. Mocht dit scenario zich aandienen, dan is strikte herprioritering van de totale inzet van dierenartsen noodzakelijk. Het is niet uitgesloten dat het niveau van dienstverlening aan bedrijven gedurende die periode moet worden aangepast. Dit kan onder meer betekenen dat exportcertificeringen op andere momenten zullen plaatsvinden dan door bedrijven is aangevraagd.
Kunt u aangeven hoeveel extra fte er na de brexit nog geworven gaat worden?
De werving voor 36 dierenartsen is in volle gang. Er zijn ruimschoots voldoende aanmeldingen voor de opleiding die in april start. Daarna zal de werving doorgaan totdat het benodigde aantal medewerkers is behaald.
Op welke manier zijn andere toezichthouders, zoals het Kwaliteits-Controle-Bureau, Naktuinbouw, Nederlandse Algemene Keuringsdienst, Bloembollenkeuringsdienst en het Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel, betrokken bij de voorbereiding op de brexit?
In voorbereiding op de Voorjaarsnota 2018 is een eerste inventarisatie gemaakt van de per toezichthouder verwachte impact van een no deal scenario en de eventuele voorbereidingen hierop. Zij bereiden zich nu net als de NVWA voor op het onverhoopte no deal scenario. Dit gebeurt in nauw overleg met mijn departement, de NVWA en het aan hun toezicht onderworpen bedrijfsleven.
Kunt u aangeven of er een masterplanning beschikbaar is voor de voorbereiding op de brexit door de NVWA? Zo nee, bent u bereid deze alsnog op te stellen? Zo ja, bent u bereid deze met de Kamer te delen? Zijn er tussendoelen geformuleerd en voldoet de NVWA aan deze gestelde tussendoelen?
Ja, er is een interne masterplanning met tussendoelen, die steeds verder worden verfijnd, onder meer naar aanleiding van de analyses en simulaties die de komende periode worden uitgevoerd. De NVWA ligt vooralsnog op koers met haar voorbereidingen voor de terugtrekking.
Zijn er locaties waar de NVWA op dit moment nog geen controleactiviteiten uitvoert maar dat na de brexit op 29 maart 2019 wel zal moeten doen?
Ik verwijs u hiervoor naar mijn antwoord onder vraag 3.
Hoeveel locaties zijn dit en wat is de voortgang met betrekking tot de werkzaamheden die hiervoor verricht moeten worden?
Ik verwijs u hiervoor naar mijn antwoord onder vraag 3.
Kunt u aangeven of de IT, zowel de hardware als de software, beschikbaar is, getest is, en op 29 maart 2019 voldoende operationeel kan zijn? Zo nee, waar schort het op dit moment nog aan?
De IT-systemen (hardware en software) ondergaan de komende weken een stresstest. Hiermee worden gezien de eerdere voorbereidingen geen problemen verwacht. De vulling van de systemen met eisen, dekkingen en formats vindt de komende weken eveneens plaats. Hierbij moet worden aangemerkt dat dit gebeurt op basis van een voorlopige inschatting van de eisen, dekkingen & formats die de Britse overheid na de terugtrekking mogelijk gaat vereisen.
Een punt van zorg blijft of bedrijven tijdig zorgen dat ze na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk (VK) gebruik kunnen maken van de IT-systemen voor import- en exportcontroles, in het bijzonder E-CertNL, eHerkenning en EKS. Het bedrijfsleven is op het belang hiervan via allerlei kanalen geattendeerd, zoals het Brexit-loket, de internetsite van de NVWA, via de keuringsdiensten, brancheverenigingen en tijdens stakeholderbijeenkomsten. Bedrijven die tot het laatste moment wachten met het regelen van hun aansluiting op de overheidssystemen, lopen het risico dat zij pas na de terugtrekking daadwerkelijk van deze systemen gebruik kunnen maken. Het bedrijfsleven wordt hierop de komende weken nogmaals geattendeerd.
Is de NVWA voor haar IT-systemen afhankelijk van andere partijen, lidstaten of Brussel? Zo ja, waarvan en op welke onderdelen?
Nederland moet van diverse typen zendingen melding maken aan Brussel via het systeem Traces. Dat blijft onveranderd. Het VK zal wellicht geen aansluiting op dit systeem en andere systemen meer hebben. Besluitvorming daarover is een verantwoordelijkheid van de Europese Commissie en vergt inrichting van een (tijdelijk) andere workflow.
Kunt u aangeven of er een overzicht is gemaakt van de werkzaamheden en of de werkzaamheden op schema lopen zodat op 29 maart 2019 het een en ander operationeel kan zijn?
Ik verwijs u hiervoor naar mijn antwoord onder de vragen 4 en 7.
Welke risico’s ziet u ten aanzien van de voortgang?
De voorbereidingen van de NVWA voor de Brexit liggen op schema. Mochten zich zaken voordoen die een grote aanspraak maken op de capaciteit van de NVWA of een van de keuringsdiensten, bijvoorbeeld een grote dierziekteuitbraak of een fytosanitair incident, dan kan dit de voorbereidingen van de terugtrekking beïnvloeden.
Kunt u een actueel overzicht van de beschikbare middelen geven waarin is aangeven welke middelen inmiddels zijn ingezet en/of aanbesteed zijn? Kunt u hierin een onderscheid maken tussen de NVWA en overige landbouw-gerelateerde keuringsdiensten?
Ik heb voor de aanloopkosten in totaal 14,2 miljoen euro beschikbaar gesteld aan de NVWA ten behoeve van de Brexit-werkzaamheden. In 2018 is hiervan 2,5 miljoen euro ingezet. Voor de keuringsdiensten (o.a. COKZ, Naktuinbouw en KCB) is in totaal 5 miljoen euro beschikbaar voor aanloopkosten, hiervan is circa 2 miljoen euro in 2018 besteed.
Is er inmiddels voldoende afstemming over de werkvormen met bijvoorbeeld de douane en/of de Koninklijke Marechaussee? Zo nee, wanneer worden deze afspraken gemaakt?
Er is een constructieve samenwerking met de andere toezichthouders, waarin enkele bestaande afspraken indien relevant voor de Brexit, worden geactualiseerd.
De grote vertraging bij de herbeoordeling van bestrijdingsmiddelen |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek van Foodwatch waaruit blijkt dat de herbeoordeling van honderden werkzame stoffen niet op tijd plaatsvindt?1 Hoe beoordeelt u de conclusies van dit onderzoek?
Ja. Ik verwijs uw Kamer voor het antwoord op het tweede deel van de vraag naar de antwoorden op de vragen van het lid Madlener (PVV) over het bericht dat bestrijdingsmiddelen die mogelijk een gevaar vormen voor mens en milieu veel te lang blijven bestaan (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 21). Ik ben hierin uitgebreid ingegaan op de procedure rond het hernieuwen van de Europese goedkeuring van werkzame stoffen en op de redenen die leiden tot de vertraging.
Kunt u uitleggen hoe het op de markt houden van bestrijdingsmiddelen die al jaren niet zijn herbeoordeeld op de schadelijkheid ervan zich verhoudt tot het voorzorgbeginsel, waarbij bescherming van mens en milieu het uitgangspunt is?
Verordening (EG) nr. 1107/2009 voor het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen kent een voorzorgsbeginsel. De goedkeuring van werkzame stoffen op Europees niveau en de toelating van gewasbeschermingsmiddelen op nationaal niveau kan alleen plaatsvinden als er geen onaanvaardbare risico’s voor mens, dier en milieu blijken te zijn. Het feit dat de reguliere herbeoordeling vertraging heeft opgelopen, leidt niet tot inbreuk op dit principe. Er kan namelijk te allen tijde worden ingegrepen in de goedkeuring of de toelating als nieuwe wetenschappelijk informatie daartoe aanleiding geeft.
Deelt u de mening dat het onverantwoord is dat het probleem van een tekort aan middelen en capaciteit voor de verplichte herbeoordeling nu letterlijk op het bord van de consument wordt gelegd, doordat verouderde goedkeuringen van werkzame stoffen keer op keer procedureel verlengd worden zonder dat er een inhoudelijke toets heeft plaatsgevonden op de risico’s van de stof op mens, dier en milieu? Zo nee, kunt u dit toelichten?
Nee, ik deel deze mening niet. Goedkeuringen van werkzame stoffen worden niet zonder inhoudelijke toets verlengd, maar wel tijdelijk verlengd als de lopende herbeoordeling vertraging oploopt. In deze lopende herbeoordeling wordt het hele stofdossier opnieuw beoordeeld in plaats van een beoordeling die beperkt is tot nieuwe informatie. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 2.
Vindt u het acceptabel dat consumenten en het milieu jarenlang worden blootgesteld aan bestrijdingsmiddelen die al lang hadden moeten worden getoetst aan nieuwe wetenschappelijke inzichten, en zelfs aan stoffen die waarschijnlijk niet meer blijken te voldoen aan de veiligheidscriteria? Zo ja, hoe kunt u dat verantwoorden? Zo nee, op welke wijze en welk termijn gaat u dit probleem oplossen?
Ik verwijs u voor het antwoord op het eerste deel van de vraag naar mijn antwoord op vraag 2.
Ik heb in antwoord op de vragen van lid Madlener (PVV) aangegeven dat ik in het traject van de «Regulatory Fitness and Performance Programme» (REFIT) van de hierboven genoemde verordening aandacht zal vragen voor deze problematiek.
Bent u bereid om maatregelen te nemen om het tekort aan capaciteit en middelen dat als reden wordt opgevoerd voor de vele verlengingen, structureel aan te pakken, zowel op nationaal als op Europees niveau? Zo ja, hoe en wanneer gaat u hiermee aan de slag? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u naar het tweede deel van mijn antwoord op vraag 4.
Deelt u de mening dat het extra problematisch is wanneer werkzame stoffen waarvan al in 2015 wettelijk is vastgelegd dat ze extra risico’s met zich meebrengen, zonder inhoudelijke toets verlengd worden?2 Zo nee, kunt u dit toelichten?
Alle werkzame stoffen hebben intrinsiek gevaarlijke eigenschappen.
De blootstelling hieraan bepaalt of gebruik ervan een risico met zich meebrengt. De beoordeling die wordt uitgevoerd in het kader van Verordening (EG) nr. 1107/2009 richt zich op risico’s voor mens, dier en milieu. Dit betekent dat werkzame stoffen – ook stoffen die in aanmerking komen om te worden vervangen – mogen worden gebruikt in gewasbeschermingsmiddelen als uit de risicobeoordeling is gebleken dat veilig gebruik mogelijk is.
Kunt u bevestigen dat stoffen waarvan is aangetoond dat ze kankerverwekkend zijn, giftig zijn voor de voortplanting of die ons DNA kunnen beschadigen, niet mogen worden goedgekeurd in Europa? Deelt u de mening dat werkzame stoffen waarvan bekend is of vermoed wordt dat ze over deze schadelijke eigenschappen beschikken, die als uitsluitingscriteria in de Europese procedures vast liggen, nooit een verlenging van een verouderde goedkeuring zouden mogen krijgen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om voortaan nooit meer in te stemmen met dergelijke verlengingen?
Werkzame stoffen worden op Europees niveau niet goedgekeurd op het moment dat zo’n stof mutageen is in categorie 1A of 1B. Zij worden ook niet goedgekeurd als zij bewezen kankerverwekkend of giftig zijn voor de voortplanting – allen indeling in categorie 1A of 1B – of als zo’n stof geacht wordt hormoonverstorende effecten te hebben, tenzij er aangetoond is dat er sprake is van verwaarloosbare blootstelling van mens, dier en milieu of tenzij er sprake is van een ernstig fytosanitair gevaar dat niet op een andere wijze kan worden bestreden en er passende risicobeperkende maatregelen beschikbaar zijn om blootstelling aan mens, dier en milieu te minimaliseren.
Zoals ik heb aangegeven in mijn antwoord op vraag 6 richt de beoordeling zich op risico’s voor mens, dier en milieu en is het dat werkzame stoffen mogen worden gebruikt als uit de risicobeoordeling is gebleken dat veilig gebruik mogelijk is. Bij het bepalen van mijn standpunt over verlengingen baseer ik mij op de wetenschappelijke adviezen hierover.
Hoe beoordeelt u de procedurele verlenging van twee stoffen – namelijk flumioxazine en quizalofop-P-tefuryl – waarvan al in 2015 wettelijk is vastgesteld dat ze zijn ingedeeld of moeten worden ingedeeld als giftig voor de voortplanting (categorie 1A of 1B), overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1272/2008? Hoe beoordeelt u de verlenging van drie stoffen, namelijk chlorotoluron, dimoxystrobin en thiacloprid, waarvan wettelijk is vastgesteld dat ze geacht worden hormoonontregelende eigenschappen te hebben die schadelijk kunnen zijn voor de mens? Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is dat de goedkeuringen van deze stoffen zijn verlengd zonder volledige herbeoordeling? Zo nee, kunt u dit toelichten?
Ik heb in mijn antwoorden op de vragen van het lid Madlener (PVV) aangeven dat er meerdere redenen zijn voor de vertraging. Hierin ben ik ook ingegaan op de werkzame stof flumioxazine en op de nieuwe criteria voor hormoonverstorende stoffen.
Voor het overige verwijs ik u naar mijn antwoorden op de vragen 2 en 6.
Kunt u uitleggen waarom twee van deze schadelijke werkzame stoffen, namelijk thiacloprid en flumioxazine, ook over Nederlandse toelatingen beschikken?
Het Ctgb beoordeelt of het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op basis van goedgekeurde werkzame stoffen geen onaanvaarde risico’s voor mens, dier en milieu met zich meebrengt in Nederland. Als deze risico’s er niet zijn of deze via risicobeperkende maatregelen voorkomen kunnen worden, dan worden deze middelen toegelaten. Ik verwijs u verder naar mijn antwoord op vraag 6.
Kunt u uitleggen waarom tevens verschillende stoffen die reeds in 2015 op de wettelijke lijst van werkzame stoffen die vanwege hun schadelijke eigenschappen in aanmerking komen om te worden vervangen en die sindsdien procedureel verlengd zijn zonder inhoudelijke toets, over Nederlandse toelatingen beschikken?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u bereid om de nationale toelatingen van thiacloprid en flumioxazine onmiddellijk in te trekken en zo het gebruik van deze schadelijke middelen een halt toe te roepen? Zo nee, waarom niet en hoe verantwoordt u het feit dat consumenten en het milieu nog langer aan deze schadelijke stoffen worden blootgesteld?
Het Ctgb is in Nederland de bevoegde autoriteit voor besluiten over het al dan niet toelaten van gewasbeschermingsmiddelen in Nederland. Het Ctgb grijpt in – conform de verordening – in de toelating op het moment dat daarvoor nieuwe wetenschappelijke informatie voorhanden is die daartoe aanleiding geeft.
Ik heb uw Kamer hierover recent uitgebreider geïnformeerd (Kamerstuk 27 858, nr. 429 – passage «juridische kaders intrekken toelatingen»).
Bent u bereid om het College ter beoordeling van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) de opdracht te geven om geen nationale toelatingen meer af te geven dan wel te verlengen voor stoffen die in aanmerking komen om te worden vervangen en nooit een herbeoordeling hebben ondergaan? Zo nee, waarom niet?
Conform de Wet gewasbescherming en biociden heeft het Ctgb een eigenstandige bevoegdheid inzake besluiten over toelatingen van gewasbeschermingsmiddelenbesluiten en is het niet aan mij om het Ctgb daartoe opdrachten te geven. Het Ctgb is gehouden aan EU besluiten en afspraken over de herbeoordeling van werkzame stoffen, volgens de procedures die daarvoor in Verordening (EG) nr. 1107/2009 zijn vastgesteld.
Het bericht dat de Duitse regering bij alle officiële gelegenheden vegetarisch zal eten |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Duitse regering gaat «officieel» vegetarisch eten?1
Ja.
Deelt u de mening van de Duitse regering dat de productie van voedsel een belangrijke rol speelt in de uitstoot van broeikasgassen en het ontstaan van klimaatverandering? Zo nee, waarom niet?
Ja, de productie van voedsel kan inderdaad gepaard gaan met emissies van broeikasgassen en daarmee bijdragen aan klimaatverandering.
Deelt u de mening van de Duitse regering dat de overheid een voorbeeldfunctie heeft in gedragsveranderingen die beleidsmatig wenselijk worden geacht? Zo nee, waarom niet?
De overheid heeft een voorbeeldfunctie; o.a. door in de eigen bedrijfsvoering duurzame oplossingen toe te passen. Het kabinet heeft maatschappelijk verantwoord inkopen (MVI), waaronder de catering, als speerpunt benoemd en geeft daarmee inhoud aan haar voorbeeldrol.
Deelt u de mening dat een klimaatvriendelijk consumptiepatroon bij officiële gelegenheden kan bijdragen aan het bewustzijn van burgers en politici? Zo nee, waarom niet?
Dit kan inderdaad een bijdrage leveren.
Kent u het concept van gedragseconoom prof. Henriette Prast dat onder de noemer «Carnivoor? geef het door!» klimaatvriendelijk voedsel tot de sociale norm verheft en het bestellen van vlees of vis een vrije keuze laat, maar alleen in afwijking van het standaardmenu?
Ik ken het concept van gedragseconoom prof. Henriette Prast.
Bent u bereid te onderzoeken of het concept van prof. Prast het uitgangspunt zou kunnen worden bij alle overheidscatering? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Hier wordt zowel binnen als buiten het Rijk mee geëxperimenteerd. De suggestie om bij alle overheidscatering geen vlees meer aan te bieden, tenzij daar specifiek om gevraagd wordt, gaat het kabinet te ver.
Deelt u de mening dat consumentengedrag dat schadelijk is voor het klimaat, actief beïnvloed zou moeten worden van overheidswege? Zo nee, waarom niet?
Samen met private en publieke partijen wordt gewerkt aan verantwoorde consumptie van voedsel, waarbij het terugdringen van negatieve effecten op het klimaat en op onze gezondheid uitgangspunt zijn. Dit is onder andere het geval bij het Nationaal Actieprogramma Groente en Fruit en de projecten van Dutch Cuisine. Tal van acties maken het verschil, het Rijk werkt al met cateraars die volgens het principe van Dutch Cuisine maaltijden serveren. Tijdens de Dutch Agri Foodweek die op 5 oktober start zullen 7 cateraars op meer dan 200 overheidslocaties duurzame maaltijden serveren en de spotlight zetten op circulariteit.
Deelt u de mening dat overheidsinvloed zich niet slechts zou moeten beperken tot vraagstukken op het terrein van energie, maar zich ook zou moeten uitstrekken tot actieve voorlichting en een actieve voorbeeldfunctie op het gebied van voedsel als grote veroorzaker van de uitstoot van broeikasgassen? Zo nee, waarom niet?
Om consumenten te stimuleren duurzame keuzes te maken biedt het Voedingscentrum wetenschappelijke en onafhankelijke informatie over een meer duurzaam menu. Een voedingspatroon volgens de Schijf van Vijf is hierbij het uitgangspunt, zowel voor gezondheid als duurzaamheid.
Bent u bereid met de Duitse regering in contact te treden om kennis te nemen van de ervaringen met de nieuwe voedselkeuze? Zo nee, waarom net? Zo ja, op welke termijn en wijze?
De keuze om zo min mogelijk vlees en vis te serveren bij overheidsevenementen is vorig jaar specifiek gemaakt door de Duitse Minister van milieu en geldt derhalve voor evenementen waar zij gastvrouw is, dit is geen algemeen beleid bij andere ministeries. De gehele federale overheid werkt volgens door hen opgestelde duurzaamheidsprincipes die al sinds 2015 van kracht zijn en aangepast zijn in 2017. De Nederlandse overheid heeft eigen vergelijkbare duurzaamheidsprincipes.
Deelt u de mening dat het getuigt van een verstandige keuze ten aanzien van het klimaatbeleid om de consumptie van dierlijke eiwitten terug te dringen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze wilt u hier vorm aan geven?
Ik verwijs u graag naar de kabinetsreactie van 7 september jl. op het Rli-advies «Duurzaam en gezond: samen naar een houdbaar voedselsysteem», waarin het kabinet de analyse van de raad deelt dat de transitie naar een duurzamer en gezonder voedselsysteem urgenter is geworden door de afspraken die zijn gemaakt in het Klimaatakkoord van Parijs. Vandaar dat in het regeerakkoord hier ook met reductiedoelen en ondersteunende maatregelen op wordt ingezet. In 2030 moet 3,5 Mton CO2-equivalenten klimaatwinst zijn behaald door slimmere landbouw en landgebruik.
Het bericht ‘Voeding krijgt plek in opleiding geneeskunde Amsterdam’ |
|
Corrie van Brenk (PvdA), Léonie Sazias (50PLUS) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Voeding krijgt plek in opleiding geneeskunde Amsterdam»?1
Ja.
Wat is uw visie op de rol van voeding binnen de gezondheidszorg?
Het belang van de rol van voeding binnen de gezondheidszorg staat voor mij buiten kijf. Voeding is een van de belangrijke leefstijlfactoren die invloed hebben op het risico op het ontstaan van met name chronische ziekten. Terecht neemt daarom de aandacht voor de rol van voeding in de gezondheidszorg toe. De afspraak in het regeerakkoord om te bevorderen dat bewezen effectieve interventies, onder andere op het gebied van voeding, een plek krijgen in medische opleidingen en richtlijnen, sluit hierbij aan.
Ik wijs ook op de bekende «Schijf van Vijf». De Schijf van Vijf is gebaseerd op de Richtlijnen goede voeding van de Gezondheidsraad en richt zich op het voorkomen van (chronische) ziekten via voeding. Op verzoek van VWS heeft ZonMw de kennissynthese «Voeding als behandeling van chronische ziekten» opgesteld. De conclusie van deze kennissynthese is dat voeding een prominentere plaats bij de behandeling van chronische ziekten verdient en in belangrijke mate kan bijdragen aan gezondheidswinst. De grootste gezondheidswinst is te behalen bij de behandeling van cardio-metabole aandoeningen (cardiovasculaire ziekten, diabetes mellitus type 2 en nierziekten) en van diverse darmaandoeningen. Voedingsmaatregelen leiden vaak tot algemene, ziekteoverstijgende gezondheidseffecten en vormen hierdoor een belangrijke therapeutische optie wanneer er sprake is van multimorbiditeit.
Hoe beoordeelt u de stelling dat de juiste voeding een grote bijdrage levert aan het voorkomen van aandoeningen, een beter herstel en/of verbetering van de levenskwaliteit? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u het bericht dat uit een onderzoek blijkt dat studenten geneeskunde tijdens hun zesjarig curriculum gemiddeld nog geen 30 uur voedingsonderwijs krijgen? Vindt u dit in verhouding staan met de invloed van voeding op de gezondheid? Kunt u uw antwoord toelichten?
De eindkwalificaties van de Nederlandse geneeskunde-opleidingen zijn vastgelegd in het Raamplan Artsopleiding 2009 (het Raamplan), dat omschrijft aan welke eisen een beginnend arts minimaal moet voldoen. Het Raamplan geeft een duidelijke beschrijving van de academische en professionele doestellingen van de opleidingen geneeskunde. Het Raamplan wordt opgesteld door de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU). De eindtermen uit het Raamplan worden door de individuele medische faculteiten vertaald in het curriculum van de geneeskunde-opleidingen. De Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) ziet erop toe dat de opleidingen geneeskunde aan de eisen van het Raamplan voldoen. In het raamplan wordt onder preventie «voeding» en onder voedingsgerelateerde ziekten «voeding en gezondheid» genoemd. De geneeskunde-opleidingen voldoen daarmee aan de eisen die op dit punt worden gesteld. Opleidingen werken voortdurend aan het up-to-date houden van hun curriculum. Ik kan mij, gezien de toenemende aandacht voor het belang van voeding in de gezondheidszorg, voorstellen dat in de curricula van de verschillende geneeskunde-opleidingen (en andere zorgopleidingen) voeding en leefstijl een prominentere rol krijgen. Gelet op de in Nederland geldende vrijheid van onderwijs, kan de overheid echter niet voorschrijven wat in de curricula wordt opgenomen.
Daarnaast is het van belang dat artsen op de hoogte zijn van de verschillende verwijsmogelijkheden op het gebied van voeding en leefstijl zodat de patiënt zo nodig specialistische hulp krijgt. Dat kan bijvoorbeeld zijn van een diëtist en vanaf 1 januari 2019 ook de Gecombineerde Leefstijlinterventie (GLI), zoals aangekondigd in mijn brief van 1 juni jl. over het basispakket Zvw 2019.2
Deelt u de mening dat voeding als keuzevak een begin is, maar eigenlijk een vastomlijnd, substantieel deel van zorgopleidingen zou moeten uitmaken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat artsen moeten beschikken over een brede basiskennis inzake voeding om hun adviesrol goed en compleet in te kunnen vullen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid in nader overleg te gaan met betrokken partijen en bij hen aan te dringen op een prominentere, vastomlijnde plek voor voeding in deze opleiding?
Ik ben al in overleg met de betrokken partijen. In het hoofdlijnenakkoord medisch specialistische zorg dat ik eerder dit jaar met de sector heb gesloten, is namelijk afgesproken dat de beroepsgroepen zich inspannen om preventie (waaronder voeding en leefstijl) te verankeren in de medisch-specialistische en verpleegkundige (vervolg)opleidingen en in het reguliere werkproces.
Staatssecretaris Blokhuis is in het kader van het Nationaal Preventieakkoord in overleg met partijen of en op welke wijze voeding beter geborgd kan worden in zorg en welzijn.
Ook zal VWS betrokken zijn bij de herziening van het Raamplan, die naar verwachting in 2019 van start gaat. Dit biedt de gelegenheid om aandacht te vragen voor het opnemen van bewezen effectieve interventies op onder meer het gebied van voeding, in de geneeskunde-opleiding.
Ongezonde voedingsproducten |
|
William Moorlag (PvdA) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Producten van Unilever minder gezond dan bedrijf zelf zegt»?1
Ja, ik heb kennisgenomen van dit artikel.
Deelt u de mening dat het schadelijk is voor de samenleving, en in het bijzonder voor de volksgezondheid, dat naar de maatstaven van de Access to Nutrition Index (ATNI) minder dan een derde van alle producten van grote voedingsmiddelenbedrijven gezond te noemen is? Zo nee, waarom niet?
De ranglijst laat zien hoe de 22 grootste voedingsmiddelenbedrijven (wereldwijd) scoren op diverse voeding en gezondheid gerelateerde thema’s. De Access to Nutrition Index (ATNI) heeft als uitgangspunt dat voedingsmiddelenbedrijven kunnen bijdragen aan de beschikbaarheid van voldoende gezonde voeding. Maar ook een bijdrage kunnen leveren aan de aanpak van voedingsproblemen als ondervoeding of overgewicht. Het is inderdaad jammer dat minder dan een derde van alle producten van deze 22 grote voedingsmiddelenbedrijven naar de maatstaven van de Access to Nutrition Foundation gezond te noemen is.
Deelt u de constatering van de ATNI dat de meeste bedrijven, ondanks enige verbeteringen, nog veel te weinig doen om het voedingsaanbod gezonder te maken? Zo nee, waarom niet?
Een groot deel van de 22 grote voedingsmiddelenbedrijven zet zich in Nederland al enige tijd in om het voedingsaanbod onder andere qua samenstelling te verbeteren. In mijn brief van 23 december 2017 aan de Tweede Kamer (Kamerstuk 32 793, nr. 288) heb ik aangegeven dat er zichtbare stappen zijn gezet, maar het is de vraag of de gestelde ambities in het Akkoord verbetering productsamenstelling worden gehaald. Ik heb daarbij aangegeven dat alle partijen, ook de voedingsmiddelenindustrie, er de schouders onder moeten zetten om de ambities voor 2020 te halen. Bij een gezonder voedingsaanbod speelt niet alleen de samenstelling van voedingsmiddelen (zout, verzadigd vet, calorieën) een rol, ook de presentatie, keuzemogelijkheden, keuzemomenten en leefomgeving horen daar bij. In het preventieakkoord zal er zeker aandacht zijn voor een versnelling van een beter voedingsaanbod in den brede.
Bent u van mening dat op de voedingsmiddelenbedrijven een grote maatschappelijke verantwoordelijkheid rust om het voedingsaanbod minder ongezond te maken? Zo nee, waarom niet?
Ja. Ik ben van mening dat voedingsmiddelenbedrijven een maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben bij te dragen aan een gezond voedingsaanbod en de consument daarbij van de juiste informatie te voorzien zodat de consument een bewuste keuze kan maken.
Samengestelde producten als frisdrank, koek, snacks, soep en dergelijke die de grote bedrijven in de ATNI voornamelijk produceren, kunnen qua zout, verzadigd vet, suiker en portiegrootte een stuk gezonder, maar het zullen voedingsmiddelen blijven die met mate geconsumeerd moeten worden. Voor een gezond voedingspatroon volgens de Schijf van Vijf zullen consumenten zich meer moeten richten op andere producten zoals verse groenten en fruit.
Bent u bereid voedingsmiddelenbedrijven te prikkelen om meer vaart te maken in het gezonder maken van het voedingsaanbod? Zo nee waarom niet? Zo ja, welke (aanvullende) instrumenten gaat u hiervoor inzetten en welke maatregelen gaat u treffen?
Ja, zie antwoord op vraag 3. Alle partijen, ook de voedingsmiddelenindustrie, zullen er de schouders onder moeten zetten om het voedingsaanbod te verbeteren. In het preventieakkoord zal er zeker aandacht zijn voor een versnelling in een verbeterd voedingsaanbod. Hierover kan ik u in het najaar nader informeren.
Bent u bereid bovenstaande vragen te beantwoorden voor de tweede termijn van het algemeen overleg Voedsel?
Ja.
Het bericht dat Brussel een kenniscentrum opricht voor bestrijding van voedselfraude en het bevorderen van voedselkwaliteit |
|
Frank Futselaar , Tjeerd de Groot (D66) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichten over het door de Europese Commissie aangekondigde kenniscentrum dat zich gaat bezighouden met voedselkwaliteit en bestrijding van voedselfraude?1 2
Ja.
Kunt u in detail aangeven welke taken het centrum gaat uitvoeren en welke experts daarvoor worden ingezet?
Het Europese Kenniscentrum voor Voedselfraude en Voedselkwaliteit is een netwerk van deskundigen van de Europese Commissie en daarbuiten, dat beleidsmakers en autoriteiten in de lidstaten en de EU zal ondersteunen door toegang te bieden tot actuele wetenschappelijke informatie over voedselauthenticiteit en voedselkwaliteit in Europa. In deze functie zal het centrum ondersteunend zijn aan de werkzaamheden van het Europese Voedselfraudenetwerk (Food Fraud Network FFNW), waaraan de Ministeries van VWS en LNV, en de NVWA deelnemen.
Concrete taken van het kenniscentrum zullen zijn:
Voor dit netwerk worden deskundigen van de Europese Commissie en van daarbuiten ingezet. Dit zullen de deskundigen zijn die nu ook al meer op ad hoc basis voor de afstemming van die activiteiten op dit gebied worden ingezet.
Hoeveel fulltime-equivalent (fte) worden voor het kenniscentrum ingezet en in hoeverre zijn dit nieuwe of reeds bestaande banen van Europese onderzoeksinstellingen?
Het is mij onbekend hoeveel fte zullen worden ingezet voor het kenniscentrum en hoeveel daarvan binnen de bestaande formatie van het Joint Research Centre van de Europese Commissie worden gevonden.
Welke budget heeft de Europese Commissie vrijgemaakt voor het nieuwe kenniscentrum en waar wordt het centrum gehuisvest?
Het is mij niet bekend of de Europese Commissie voor dit nieuwe kenniscentrum voor voedselfraude en voedselkwaliteit extra financiële middelen vrijmaakt.
Het kenniscentrum wordt ingericht binnen het bestaande Joint Research Centre (JRC). Het belangrijkste laboratorium van het JRC voor voedselonderzoek bevindt zich in Geel (België).
Wat betekent het kenniscentrum voor de positie van de voedselautoriteiten van de lidstaten en het EU-netwerk voedselfraude in het algemeen en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) in het bijzonder, zeker wat betreft taken als het coördineren van toezicht op de voedselkwaliteit en het informeren van burgers?
De inrichting van dit kenniscentrum heeft geen consequenties voor de positie van de voedselautoriteiten in de lidstaten. De handhavende autoriteiten prioriteren hun eigen handhaving en blijven dit – nu ondersteund door het kenniscentrum – ook in de toekomst doen. Hetzelfde geldt voor het Europese Food Fraud Network (FFNW).
Het kenniscentrum zal de beschikbare kennis, waar mogelijk, toegankelijk maken voor het brede publiek. Dit heeft geen invloed op de taken die nationale autoriteiten, zoals de NVWA, hebben bij het informeren van de burgers.
Op welke (Europees)wettelijke grondslag is de stichting van dit centrum gebaseerd?
Het kenniscentrum is ingericht bij het Joint Research Centre (JRC) dat in 1957 bij de oprichting van de Europese Gemeenschappen is ingesteld. Het oprichten van het centrum is een organisatorische beslissing waarvoor geen aanvullende specifieke (Europees)wettelijke grondslag nodig is.
Kunt u aangeven op verzoek van welke actoren het kenniscentrum in het leven is geroepen? Wat was de positie en de rol van Nederland in dit proces? Hoe heeft de besluitvorming over de Nederlandse positie in deze kwestie eruit gezien?
De beslissing om een Kenniscentrum voor voedselfraude en voedselkwaliteit in het leven te roepen is door de Europese Commissie zelf genomen. Nederland (en andere lidstaten) heeft geen rol gehad in de besluitvorming hierover.
Het bericht “Willekeur bij publicatie voedselveiligheids-waarschuwingen” |
|
Helma Lodders (VVD), Aukje de Vries (VVD) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met de uitzending «Willekeur bij publicatie voedselveiligheidswaarschuwingen» van Kassa?1
Ja.
Wat is uw reactie op deze uitzending?
Zodra consumenten levensmiddelen gekocht kunnen hebben dat een mogelijk volksgezondheidsrisico met zich meebrengt, moet door het betrokken bedrijf een publiekswaarschuwing worden verstrekt. Het betrokken bedrijf is hiertoe verplicht op grond van wettelijke voorschriften. De NVWA stelt hierbij eisen aan de wijze waarop deze waarschuwing is opgesteld en neemt de publiekswaarschuwing over zodra zij deze van het bedrijf heeft ontvangen. De NVWA kan echter niet afdwingen dat bedrijven waarschuwingen aan de NVWA verstrekken.
In de Tv-uitzending heeft de NVWA toegezegd dat ze haar interne werkwijze gaat aanscherpen zodat publiekswaarschuwingen sneller worden gepubliceerd, maar dat bedrijven ook aangespoord moeten worden om waarschuwingen sneller aan de NVWA te verstrekken.
Deelt u de mening dat het belangrijk is dat consumenten zo snel mogelijk en zo duidelijk mogelijk op de hoogte moeten worden gebracht van voedselveiligheidswaarschuwingen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom worden sommige waarschuwingen laat dan wel niet gepubliceerd?
Ja, ik ben het ermee eens dat consumenten zo snel en duidelijk mogelijk op de hoogte moeten worden gebracht van levensmiddelen die niet voldoen aan de voedselveiligheidsvoorschriften. Conform de Warenwet artikel 21 en de Algemene Levensmiddelenwetgeving ((EG) nr. 178/2002 artikel2 is het betrokken levensmiddelenbedrijf verplicht om consumenten op een adequate wijze hierover te waarschuwen. Deze waarschuwing moet dan door het betrokken bedrijf zo snel mogelijk worden verspreid via relevante kanalen zoals kranten, sociale media en in het winkelschap.
Dit is niet alleen belangrijk omdat het bedrijf daarmee zijn verantwoordelijkheid neemt, maar ook omdat doorgaans het betrokken bedrijf het beste in staat is om consumenten zo snel mogelijk te bereiken.
De waarschuwing dient daarbij te voldoen aan een aantal voorwaarden die de NVWA heeft gesteld (onder meer dat bovenaan de tekst moet staan: «belangrijke veiligheidswaarschuwing» in voldoende groot lettertype, het merk, partijnummer, duiding van het risico en een duidelijke afbeelding van het product). De NVWA toetst of de waarschuwing door het bedrijf daaraan voldoet.
De NVWA plaatst deze publiekswaarschuwing op haar website zodra van het bedrijf de publiekswaarschuwing is ontvangen en deze aan de gestelde voorwaarden voldoet.
Publicatie van de waarschuwing door de NVWA is niet wettelijk verplicht. In de meeste gevallen neemt de NVWA de publiekswaarschuwing over op haar website, om zo meer bekendheid te geven aan de actie van het betrokken bedrijf. Het levensmiddelenbedrijf moet de NVWA de relevante en juiste informatie leveren, zodat de NVWA deze kan overnemen en op haar website kan plaatsen.
De NVWA heeft in de Tv-uitzending aangekondigd deze werkwijze te zullen aanscherpen, om ervoor te zorgen dat de relevante publiekswaarschuwingen sneller op de website van de NVWA geplaatst kunnen worden.
Waarom wordt er door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) blijkbaar eerst gewacht op een formeel persbericht van het bedrijf en wordt er niet direct na de melding door het bedrijf bij de NVWA gepubliceerd? Wat is er nodig om dit wel mogelijk te maken?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom is er zo’n onduidelijke lijn als het gaat om de publiceren van voedselveiligheidswaarschuwingen door de NVWA, aangezien 25 waarschuwingen in 2017 pas laat werden gepubliceerd door de NVWA en 28 gevallen werden helemaal niet gepubliceerd?
De NVWA kan wettelijk uitsluitend afdwingen dat het bedrijf zelf de relevante publiekswaarschuwing publiceert, maar niet dat deze ook aan de NVWA wordt verstrekt.
De NVWA plaatst op haar website alleen de publiekswaarschuwingen over levensmiddelen die een mogelijk voedselveiligheidsrisico met zich mee kunnen brengen. Publicatie op de NVWA-website van waarschuwingen waarbij geen sprake is van een voedselveiligheidsrisico, zouden onnodig maatschappelijke onrust veroorzaken.
Hoe kan het dat voedselveiligheidswaarschuwingen helemaal niet worden gepubliceerd door de NVWA?
Zie antwoord vraag 5.
Welke overwegingen liggen ten grondslag aan de verschillende zaken die niet of te laat gemeld zijn?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat consumenten eenvoudig voedselveiligheidswaarschuwingen moeten kunnen checken op één logische plek? Zo nee, waarom niet? Zo ja, deelt u de mening dat via de NVWA (website en sociale media) de meest logische plek is? Zo nee, waarom niet?
Zodra consumenten een product gekocht kunnen hebben dat niet aan de voedselveiligheidsvoorschriften voldoet, moet het betrokken bedrijf alles in het werk stellen om ervoor te zorgen dat de consumenten bereikt worden. Consumenten kijken niet actief op één centrale plek naar een eventuele publiekswaarschuwing. Het is dus zaak dat de consument via zo veel mogelijk relevante media bereikt kan worden. Publicatie van de waarschuwingen op de website van de NVWA is daarbij één van de plekken. Daarbij is het goed als de informatie op de NVWA-website actueel en volledig is. Media nemen namelijk de informatie over voedselveiligheidsrisico’s ook over van de NVWA-website.
Ook het Voedingscentrum plaatst relevante waarschuwingen op haar website en geeft hierbij voor de consument een nadere duiding en een handelingsperspectief.
Hoe (volgens welke lijn) en wanneer gaat de NVWA ervoor zorgen dat voedselveiligheidswaarschuwingen nu direct en duidelijk op de website van NVWA worden gepubliceerd (en in het verlengde ook op de social media van de NVWA)?
Zie het antwoord op de vragen 3. en 4. De NVWA zal werk maken van het aanscherpen van haar interne werkwijze en het bedrijfsleven aansporen om hun publiekswaarschuwingen ook te melden bij de NVWA.
Bent u bereid om deze vragen te beantwoorden voorafgaand aan het debat naar aanleiding van het verslag van het algemeen overleg NVWA?
Ja.