Het bericht 'Toename van kinderen met een longontsteking' |
|
Jimmy Dijk |
|
Kuipers |
|
Wordt op dit moment onderzoek gedaan naar de mogelijke oorzaken van de toename van longontstekingen onder kinderen in Nederland? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Op basis van bestaande surveillance worden de trends van luchtweginfecties goed bijgehouden. Uit diverse bronnen wordt wekelijks actuele informatie verzameld en geduid. Daarbij gaat het om de Nivel huisartsenpeilstations over acute luchtweginfecties bij huisartspatiënten, de virologische weekstaten over voornamelijk ziekenhuislaboratoria diagnostiek en Infectieradar over acute luchtweginfecties bij de algemene bevolking (RIVM). Daarnaast wordt in de rioolwatersurveillance (RIVM) gekeken naar SARS-CoV-2. In overleg met RIVM en Nivel wordt nu een intensivering van de surveillance bij de huisartsenpeilstations uitgezet door extra bemonstering en uitgebreider testen (op meer pathogenen) van longontstekingen onder kinderen in de leeftijdsgroep onder 15 jaar, omdat daarin de grootste toename van longontstekingen wordt gevonden.
Welke mogelijke verklaringen zijn er voor het hogere aantal longontstekingen onder kinderen in Nederland ten opzichte van voorgaande jaren?
Deze trend past binnen het seizoenspatroon, hoewel het vroeger in het seizoen is dan gebruikelijk en bij kinderen 5–14 jaar hoger dan gebruikelijk. De toename kan worden toegeschreven aan een gelijktijdige verheffing van verschillende luchtwegvirussen en -bacteriën, waaronder RSV, SARS-CoV-2, rhinovirus en Mycoplasma pneumoniae. Dit blijkt uit de cijfers van de Nivel huisartsenpeilstations, de virologische weekstaten over ziekenhuislaboratoria en de Infectieradar. Deze trend wordt ook in andere Europese landen en China waargenomen. Om oorzaken van longontstekingen bij kinderen in de leeftijdsgroep 0–14 jaar beter in beeld te brengen gaan RIVM en Nivel daar extra onderzoek naar doen.
Zijn regionale verschillen zichtbaar als het gaat om de stijging van het aantal longontstekingen onder kinderen in Nederland? Kunt u uw antwoord toelichten?
In alle provincies is het aantal gevallen van longontsteking bij kinderen relatief hoog voor de tijd van het jaar. Nivel ziet hierbij geen duidelijk verschil tussen de provincies.
In hoeverre wordt gekeken of de toename van longontstekingen verband houdt met de luchtkwaliteit in Nederland?
De klimaatfactoren die invloed hebben op luchtweginfecties en ook longontstekingen zijn de combinatie van lage temperatuur en bepaalde luchtvochtigheid. Bovendien zitten mensen in de herfst en winterperiode ook meer binnen en dichter op elkaar. Slechte luchtkwaliteit kan leiden tot gezondheidsproblemen, zoals ademhalingsproblemen. De huidige toename van luchtweginfecties past bij de tijd van het jaar waarin meerdere respiratoire pathogenen circuleren. De rol van luchtkwaliteit hierbij is niet goed te kwantificeren. Meer in zijn algemeenheid kan worden gesteld dat er verbanden zijn tussen blootstelling aan luchtverontreinigende stoffen en effecten op hart- en bloedvaten, luchtwegen en longen en op totale sterfte. Er is ook een mogelijke relatie tussen langdurige, lokaal verminderde luchtkwaliteit en luchtweginfecties.2 3
Wat is de waarschijnlijkheid dat het hogere aantal longontstekingen onder kinderen in Nederland ten opzichte van voorgaande jaren verband houdt met de recente coronapandemie?
Daar is nu nog geen duidelijke conclusie over te trekken. De afname van luchtweginfecties tijdens de inzet van maatregelen ter preventie van corona en de daaropvolgende toename kunnen invloed hebben op de huidige trends. De seizoenspatronen van infectieziekten hadden zich in de periode 2022/2023 grotendeels hersteld, maar het is nog onduidelijk hoe het patroon van het huidige seizoen met deze toenames eruit gaat zien en of dit zal overeenkomen met pre-corona patronen. Naast het effect van de maatregelen zelf is het aannemelijk dat mensen met klachten dit seizoen weer vaker naar de huisarts gaan. Door de grote druk op de zorg en de beschikbaarheid van GGD-teststraten in de coronatijd gingen mensen met klachten minder snel naar de huisarts.
Het bericht ‘Medicijnen van verzekerden bij VGZ volgend jaar mogelijk niet of deels vergoed’ |
|
Jimmy Dijk |
|
Kuipers |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Medicijnen van verzekerden bij VGZ volgend jaar mogelijk niet of deels vergoed»?1
Het is van belang dat verzekerden zowel door de zorgverzekeraar als door de zorgaanbieder goed geïnformeerd wordt over vergoeding van de zorg. Ik heb daarom navraag gedaan over deze zaak bij VGZ en de NZa.
VGZ heeft mij desgevraagd laten weten verrast te zijn door de brieven van zelfstandige apothekers en apotheekhoudende huisartsen aan hun patiënten. VGZ laat weten dat de verspreide informatie onjuist is, omdat VGZ met deze partijen een meerjarencontract heeft lopen tot 2025. VGZ verzekerden kunnen dus ook in 2024 gebruik maken van de farmaceutische zorgverlening in de betreffende apotheken.
De NZa heeft op 20 december hierover een nieuwsbericht uitgebracht2. Daarin geeft de NZa aan dat uit vervolgonderzoek van de NZa blijkt dat de apotheken patiënten in een brief verkeerde informatie hebben gegeven over de status van de contractering met een specifieke zorgverzekeraar. Hierdoor was het voor patiënten onduidelijk hoe de zorgverzekeraar medicijnen zou vergoeden in 2024. Daarnaast zijn patiënten ten onrechte aangespoord om over te stappen naar een andere zorgverzekeraar of naar een andere apotheek. De NZa heeft een aantal apotheken een maatregel opgelegd.
Bent u het ermee eens dat het onwenselijk zou zijn als patiënten bij deze apotheken aankomend jaar veel meer bij moeten betalen voor de medicijnen die zij nodig hebben, aangezien dit een hogere drempel voor de zorg zou creëren?
In algemene zin ben ik het daarmee eens. Overigens zoals in mijn antwoord op vraag 1 is te lezen, is dat in deze casus niet het geval.
Begrijpt u dat deze onzekerheid veel onrust kan veroorzaken bij patiënten?
Ik wil benadrukken dat ik het betreur dat door deze berichtgeving onrust kan zijn ontstaan bij patiënten. Het is daarom goed dat de NZa hier onderzoek naar gedaan heeft en maatregelen richting een aantal apotheken heeft genomen.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met VGZ en Stichting Zorgmakelaar Farmaceutische Contractering (ZFC), om ervoor te zorgen dat de onzekerheid voor patiënten snel wordt weggenomen?
Nee. De onderhandelingen tussen zorgaanbieder en zorgverzekeraar zijn tussen deze twee partijen. De NZa houdt hier toezicht op.
Designerdrugs die teruggegeven moeten worden aan de eigenaar |
|
Songül Mutluer (PvdA) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «De gemeente Zaanstad moet de 1.100 kilo designerdrugs die onlangs in een bedrijfspand werd aangetroffen, teruggeven aan de eigenaar»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat door het ontbreken van een molecuul in de chemische samenstelling 1.100 kilo designerdrugs ter waarde van 6 à 8 miljoen euro niet onder de Opiumwet vallen en teruggegeven moeten worden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Hoe vaak is het tot op heden in Nederland voorgekomen dat verdachten van het produceren van designerdrugs ondanks dat ze zijn gesnapt bij productie van deze drugs, hun waar/grondstoffen terug hebben gekregen vanwege het feit dat die drugs niet in de Opiumwet zijn opgenomen?
Een totaal overzicht van NPS dat bij de eigenaar/bezitter blijft, is niet te achterhalen, omdat NPS geen strafbare gedragingen betreffen als de betreffende stof niet op lijst I of lijst II bij de Opiumwet staat. Het komt het meest voor dat de stoffen ter plaatse al meteen niet in beslag genomen kunnen worden, omdat de strafbaarheid ontbreekt. De politie registreert geen legale stoffen of legale situaties.
Deelt u de mening dat als hier niet wordt voorkomen dat vanwege een kleine afwijking in de chemische samenstelling criminelen zich met miljoenen kunnen blijven verrijken, de volksgezondheid in gevaar kan worden gebracht? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Door kleine structurele veranderingen in de chemische structuur van illegale drug aan te brengen, ontstaat een nieuw en nog legaal psychoactief middel met vergelijkbare effecten als illegale drugs. De NPS vormen daarmee potentieel een bedreiging voor de volksgezondheid. De productie van NPS is aan geen enkele vorm van kwaliteitscontrole onderworpen en er is nog relatief weinig onderzoek gedaan naar de gezondheidseffecten van het gebruik van deze middelen. Dit maakt dat gebruikers van NPS zich blootstellen aan mogelijk grote gezondheidsrisico’s.
Bestaan er op dit moment concrete juridische of bestuurlijke mogelijkheden om ervoor te zorgen dat criminelen die steeds creatiever worden met drugs die niet onder de Opiumwet vallen weg kunnen komen met dit soort praktijken? Zo ja, welke zijn dat? Zo nee, zou indien de wet waarmee een generieke derde lijst aan de Opiumwet wordt toegevoegd (Kamerstuk 36 159) in werking zijn getreden die mogelijkheid wel hebben bestaan?
Het toevoegen van een individuele NPS aan een van de Opiumwetlijsten neemt doorgaans veel tijd in beslag. Met het wetsvoorstel wordt voorgesteld de Opiumwet te wijzigen door aan de bestaande lijsten I en II een lijst IA toe te voegen. Deze lijst IA bevat een drietal stofgroepen waarvan de chemische structuur is afgeleid van meerdere substanties met een psychoactieve werking die op lijst I (harddrugs) van de Opiumwet staan vermeld. Het is dan moeilijker of zelfs onmogelijk om nieuwe legale varianten te ontwerpen, die voor de gebruiker een vergelijkbare werking hebben als het verboden middel.
Deze designerdrugs vallen nu doorgaans niet onder de Opiumwet. Ze zijn dan strafrechtelijk niet verboden en daarom kan er op dit moment niet strafrechtelijk of bestuurlijk worden gehandhaafd
Welke, desnoods tijdelijke, handvatten kunt u op dit moment aan politie en burgemeesters bieden? Bent u daar al over in gesprek? Zo nee, bent u bereid om dat zo snel mogelijk te doen?
Het gaat hier om NPS die veelal als «research chemicals» worden aangeboden. Als deze stoffen niet verboden zijn op grond van de Opiumwet kan er niet strafrechtelijk of bestuurlijk tegen worden opgetreden. Voor stoffen die de strafbaarstelling van de Opiumwet vallen, geldt de Warenwet. De Warenwet omvat slechts regels voor productveiligheid, waardoor ze wel een CLP (Classificatie, Labeling en Verpakking)-etiket moeten bevatten. De Warenwet biedt echter geen grond voor bijvoorbeeld strafrechtelijke inbeslagname.
Kunnen deze vragen, gelet op de urgentie, binnen één week beantwoord worden?
Nee, één week is onhaalbaar gebleken. Op 20 december 2023 heeft het plenaire debat over dit wetsvoorstel in uw Kamer plaatsgevonden. Op 16 januari 2024 zal in uw Kamer gestemd worden over het wetsvoorstel.
Het bericht ‘Nictiz opent openbare consultatie over realisatie gebruik SNOMED’ |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Kuipers |
|
Kent u het bericht «Nictiz opent openbare consultatie over realisatie gebruik SNOMED»?1
Ja.
Klopt het dat SNOMED de afgelopen jaren alleen gepresenteerd is als een koppeltaal, dus alleen als een instrument om twee talen met elkaar te laten spreken en gegevens te kunnen uitwisselen?
Nee, dit klopt niet. SNOMED is een internationaal, medisch terminologiestelsel met meer dan 375.000 gecodeerde medische termen en synoniemen. Omdat SNOMED zo gedetailleerd en breed is, kan deze taal ook worden gebruikt om andere talen uit zorginformatiesystemen aan elkaar te koppelen. Dit kan door het maken van een mapping, waarbij de informatie in de technische taal uit het ene systeem wordt omgezet naar de technische taal in het andere systeem.
SNOMED is echter niet alleen een instrument om twee talen uit zorginformatiesystemen met elkaar te laten spreken. Het maakt namelijk ook eenduidige registratie mogelijk voor meervoudig gebruik, zoals beoogd in het programma Registratie aan de bron, waarin al verwezen werd naar SNOMED.2
Vanaf 2012 werd het nut van SNOMED als uniforme medische terminologie ten behoeve van Eenheid van Taal in meerdere Kamerstukken en rapporten gepresenteerd en benadrukt, inclusief de (toen) nog bestaande knelpunten voor implementatie. Zoals in het rapport van het RIVM getiteld «Eenheid van taal in de Nederlandse zorg», waarin SNOMED geadviseerd wordt als onderdeel van het gedeelde woordenboek (de grondplaat) in het primaire proces, naast andere standaarden (LOINC en IDMP).3
In meerdere afspraken verbindt het veld zich ook al aan het gebruik van SNOMED, zoals «Het onderhandelaarsresultaat medisch specialistische zorg 2014 t/m 2017» en het besluit van het Informatieberaad Zorg in 2018. In de laatstgenoemde is SNOMED geadviseerd als onderdeel van het gedeelde woordenboek (de grondplaat) in het primaire proces ten behoeve van eenmalig vastleggen en hergebruik van gegevens.
SNOMED is dus niet enkel gepresenteerd als koppeltaal, maar ook juist als terminologie die uitermate geschikt is voor de primaire registratie van zorg- en gezondheidsgegevens.
Deelt de Minister de mening dat eenduidig registreren zeer ondersteunend is bij het adequaat kunnen uitwisselen en voorkomen dat er verwarring ontstaat over bijvoorbeeld een ziektebeeld? Wordt goed begrepen dat Nictiz SNOMED wil verplichten als registratietaal? Zo ja, betekent dit dan ook dat individuele beroepsgroepen de voor hen wetenschappelijk onderbouwde classificatiesystemen niet meer mogen/kunnen gebruiken?
Eenduidig registreren van gegevens in de zorg is noodzakelijk voor zowel het goed begrip van gegevens als het makkelijker kunnen uitwisselen en integreren van de gegevens door de systemen. Nictiz kan als kennisorganisatie het gebruik SNOMED niet verplichten, zij adviseren zorgverleners er wél gebruik van te maken. Ik kijk in het kader van Eenheid van Taal hoe hier het best op gestuurd kan worden, waarbij het uitgangspunt van eenmalig registreren en meervoudig gebruiken de basis is, om hiermee de registratielast terug te kunnen dringen.
Toepassing van SNOMED in zorginformatiesystemen betekent niet dat classificatiesystemen niet meer gebruikt mogen worden. De meeste classificatiesystemen worden gebruikt voor het rapporteren van statistische gegevens en voor het vaststellen van zorgindicaties. Door slimme toepassing van SNOMED-codes kunnen deze statistische en administratieve gegevens ook afgeleid worden, zonder dat zorgverlener daar extra werk aan heeft. Eenduidige en gestandaardiseerde vastlegging van zorggegevens moet juist het zorgproces, de registratie en de databeschikbaarheid vooruithelpen en zal voor de eindgebruiker (bijvoorbeeld arts of verpleegkundige) vooral meer tijd voor de patiënt op moeten leveren.
Op basis van welk proces/procedure is Nictiz tot dit voorstel gekomen? Wie zijn daarbij betrokken geweest? Welke scenario’s waren mogelijk? Welke groepen steunen het huidige voorstel? Naar begrepen wordt van experts in het veld is hier geen impactanalyse uitgevoerd, klopt dat? Zo ja dan is toch het mogelijke gevolg dat adequate verpleegkundige besluitvorming wordt ondermijnd waardoor kwaliteit en veiligheid van zorg in het geding is?
Voorafgaand aan dit voorstel is in 2018 door het Informatieberaad Zorg het gebruik van SNOMED als taalstandaard in de zorg ingestemd. Opeenvolgend is SNOMED in het rapport van het RIVM als grootste onderdeel van de grondplaat geadviseerd, zoals in het antwoord op vraag 2 is toegelicht. In 2022 werd geconcludeerd dat de implementatie niet gerealiseerd was. Hierop werd door D&A Medical Group het rapport «Impact assessment Eenheid van Taal» opgesteld, waarbij de realisatie van Eenheid van Taal middels SNOMED werd onderzocht in vier sectoren (VVT, GGZ, Ziekenhuizen en huisartsen). Hieruit bleek dat er geen echte tegenstanders waren op de implementatie, maar voornamelijk regie, focus en zichtbaarheid noodzakelijk was.4
Ik heb deze regierol opgepakt en Nictiz verzocht om een advies op te stellen voor handvatten over hoe de implementatie dan plaats moet vinden. Hiervoor is eerst op basis van de kennis en ervaring van Nictiz, in combinatie met gesprekken met stakeholders, een eerste versie geschreven. Op 8 september jl. heeft vervolgens een stakeholderbijeenkomst plaatsgevonden, waarbij alle stakeholders uitgenodigd waren. Op basis van die sessie is vervolgens de conceptversie opgesteld en ter consultatie gebracht tot 13 november jl., zodat partijen nogmaals hun feedback konden geven.
In het advies van Nictiz over de realisatie van SNOMED is geen sprake geweest van meerdere scenario’s, wel bevat het advies verschillende elementen die nodig zijn. Er is geen aanvullende impactanalyse gedaan van deze aanbevelingen, omdat dit dit een verdere uitwerking is van het eerdere besluit van het Informatieberaad Zorg en de impactanalyse van de D&A Medical Group uit 2022 opvolgt.
Hoewel er op de consultatie ook positieve reacties zijn binnengekomen van sectoren die graag (nog sneller) door willen, zijn het voornamelijk partijen die op- of aanmerkingen hadden geweest die zich via die weg kenbaar hebben gemaakt. Het is in die lijn dan ook niet te zeggen welke partijen nadrukkelijk wel achter dit voorstel staan. Het neemt hoe dan ook niet weg dat er werk te doen ligt voor alle sectoren voor de implementatie.
Het uitgangspunt bij de implementatie van SNOMED is dat de eindgebruiker zo min mogelijk last en zo veel mogelijk profijt heeft van deze transitie die op de achtergrond moet gebeuren. Kwaliteit en veiligheid van zorg zal hiermee dus niet in het geding mogen komen.
Op welke wijze zijn de aanbevelingen van het Transitieplan van zib-compliance naar hergebruik van zorginformatie in dit advies meegewogen?
Het rapport en de aanbevelingen zijn bekend bij en gebruikt door Nictiz. Het conceptadvies is ook zondermeer in lijn met die aanbevelingen. Nictiz zal dat in de finale versie van het advies verduidelijken.
Het voorkomen van medicijnresten in het water |
|
Eva van Esch (PvdD) |
|
Kuipers , Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Brabants waterschap investeert vele miljoenen om giftige medicijnresten uit het rioolwater te halen»?1 Wat is uw reactie hierop?
Ja, dat bericht is bekend. Medicijnresten en andere organische microverontreinigingen in oppervlaktewater zijn een probleem. Het is goed dat de Nederlandse waterschappen investeren in zuiveringen om medicijnresten te verwijderen.
Wat is uw reactie op de ontregelende effecten die medicijnresten in het water hebben op het onderwaterleven, namelijk geslachtsveranderingen, gedragsveranderingen en weefselschade?
Het RIVM rapport Medicijnresten in oppervlaktewater2 uit 2016 en de daaropvolgende update3 in 2020 heeft deze effecten beschreven. Uit deze rapporten blijkt dat verschillende soorten medicijnresten een risico vormen voor het waterleven. Het onderzoek uit 2016 is mede de aanleiding geweest om de «Ketenaanpak medicijnresten uit water» op te starten. Deze ketenaanpak heeft als doel om over de gehele medicijnketen maatregelen te nemen die uiteindelijk leiden tot verlaging van de hoeveelheid medicijnresten in oppervlaktewater.
Bent u het ermee eens dat hoewel het goed is dat het Brabants Waterschap investeert in technieken om medicijnresten uit het rioolwater te halen, het beter is om te voorkomen dat medicijnresten in het rioolwater terecht komen?
Voorkomen is beter dan genezen, dat geldt ook voor medicijnresten in rioolwater. Echter, medicijnen zijn onmisbaar voor het behandelen van ziektes. Hiermee dragen ze bij aan onze volksgezondheid. Door gebruik van medicatie komt een deel van de medicijnenresten via urine en ontlasting in het rioolwater terecht. Het is dus niet te voorkomen dat medicijnresten in rioolwater terecht komen na gebruik door de patiënt. Het beleid van het Ministerie van VWS is er op gericht om het onnodig gebruik van medicijnen te voorkomen door bijvoorbeeld het stimuleren van gepast en verantwoord voorschrijven, het verstrekken en het bevorderen van therapietrouw, het minderen en stoppen. Daarnaast wordt ingezet op het juist inzamelen van medicijnresten, zodat deze niet weggespoeld worden. Bijvoorbeeld recent in de Week van ons Water, waar ook apothekers aan meewerken.
Wat is uw reactie op dat 80 procent van de aangetroffen medicijnresten medicijnen zijn die zonder recept bij de apotheek of drogist kunnen worden gehaald, zoals ibuprofen, diclofenac en medicijnen tegen diabetes?
De resultaten in het RIVM rapport uit 2020 laten zien dat de hoogste gemeten concentraties, receptplichtige medicijnen betreffen waaronder röntgencontrastmiddelen en anti-diabetesmiddelen. Medicijnen tegen diabetes worden enkel op recept verstrekt. Diclofenac en ibuprofen worden zowel zonder als op recept verstrekt (hoge doseringen). De hoeveelheid aangetroffen medicijn zegt echter nog niets over het overschrijden van de milieurisicogrens in oppervlaktewater. Dat bepaalt immers of er milieurisico’s optreden en dat kan zowel bij hoge als ook bij lage concentraties het geval zijn. Er is dus niet zomaar een verband te leggen tussen de wijze van voorschrijven en het al dan niet optreden van milieurisico’s.
Ziet u het verband tussen de toename van diabetes type 2 onder jongeren en de grote hoeveelheid medicijnen tegen diabetes in het water?2 Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen gaat u zetten op het gebied van leefstijlpreventie zodat kan worden voorkomen dat mensen medicijnen tegen diabetes nodig hebben?
Een toename van een ziekte, die behandeld wordt met medicijnen, leidt logischerwijs tot toename van dit medicijngebruik. Wanneer dit medicijn niet wordt omgezet in het lichaam van de patiënt en slecht wordt verwijderd in rioolwaterzuiveringen zal dit zijn terug te vinden in een toename van concentraties medicijnresten in oppervlaktewater. Deze omzetting en verwijdering verschilt per stof. Een toenemende trend wordt wel verwacht gezien vergrijzing van de bevolking. Deze kan echter nog niet worden waargenomen omdat de systematische monitoring van medicijnresten nog niet zo lang gebeurt. In de toekomst kan dit mogelijk wel een goede indicatie zijn voor een toename van het gebruik. De door de arts voorgeschreven en vervolgens door de apotheker verstrekte medicatie is een betere indicatie voor het toegenomen gebruik.
In het Nationaal Preventieakkoord5 staan afspraken om Nederlanders gezonder te maken door roken, problematisch alcoholgebruik en overgewicht terug te dringen, waaronder afspraken om diabetes terug te dringen. De behandeling van diabetes type 2 is in eerste instantie gericht op het aanpassen van de leefstijl. Als met deze leefstijlinterventies geen goede bloedglucoseregulatie wordt bereikt, komt bloedglucoseverlagende medicatie in aanmerking.
Bent u ervan op de hoogte dat slechts zes procent van het receptvrije geneesmiddel Voltaren Emulgel, waarvan het werkzame bestanddeel diclofenac is, door het lichaam wordt opgenomen en dat 94 procent van het middel tijdens het douchen wegspoelt naar het riool (en dus niet eerst effect uit oefent in het lichaam)? Wat is uw reactie hierop?
Ja, het in antwoord 2 aangehaalde RIVM-rapport «Medicijnresten en waterkwaliteit: een update» geeft aan dat voor toepassingen van geneesmiddelen op de huid is aangenomen dat ongeveer 90% van de dagelijkse dosering via het wassen van handen, lichaam en kleding naar het riool wordt uitgescheiden. Specifiek voor de gels met diclofenac is dit 94%. De gel is geschikt voor behandeling van artritis in handen en knieën. Patiënten kunnen veel baat en verlichting ervaren bij het gebruik van dit medicijn. De opname van de werkzame stof is inderdaad zeer beperkt maar werkt wel lokaal. Dat kan voor patiënten met artritis in handen en knieën een uitkomst zijn, omdat het gebruik van tabletten diclofenac, zeker bij chronisch gebruik, tot veel serieuze bijwerkingen kan leiden.
Bent u het ermee eens dat, omdat 94 procent van Voltaren Emulgel het riool in spoelt, het beter zou zijn om gels als Voltaren Emulgel niet meer te gebruiken of eventueel te vervangen door bijvoorbeeld het oraal innemen van diclofenac of een andere pijnstiller? Zo ja, hoe gaat u hier gevolg aan geven?
De afspraak in de Green Deal Duurzame Zorg, dat in de situatie dat er sprake is van gelijke werking, zorgaanbieders voorkeur moeten geven aan de minder milieuschadelijke optie, is belangrijk. In het geval van diclofenac geldt echter dat het oraal innemen meer risico geeft op bijwerkingen en dat een gel sneller werkt. Dat maakt dat er geen sprake is van een gelijke werking. Wanneer het niet nodig is een zware ontstekingsremmende pijnstiller te gebruiken kan paracetamol een goede optie zijn, zowel vanwege de beperktere bijwerkingen voor de patiënt als vanwege het milieurisico. Dit illustreert de behoefte aan een brede, goed onderbouwde afweging van milieurisico’s, werking én bijwerkingen. In de Ketenaanpak Medicijnresten uit Water werken ketenpartijen aan een afwegingskader, waarin wordt gekeken hoe de milieueffecten van vervangende toedieningsvormen of middelen meegewogen kunnen worden.
Zo nee, hoe rijmt u dit met de afspraak in de Green Deal Duurzame Zorg dat in de situatie dat er sprake is van gelijke werking, zorgaanbieders voorkeur moeten geven aan de minder milieuschadelijke optie?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u het eens met watergraaf De Ridder, die stelt dat er normen moeten worden gesteld aan de hoeveelheid medicijnresten in het oppervlaktewater? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe en wanneer gaat u dit doen?
Het voorstel van de Europese Commissie betreffende de herziening van de richtlijn behandeling stedelijk afvalwater heeft hier een artikel over opgenomen. Grote rioolwaterzuiveringen moeten stapsgewijs vergaande zuiveringen (vierde trap) gaan implementeren. In 2045 moeten alle grote zuiveringen een zuiveringstrap hebben voor de verwijdering van microverontreinigingen waaronder medicijnresten, met een verwijderingsrendement van 80%. Voor middelgrote zuiveringen geldt dat er eerst een milieurisicoanalyse moet plaats vinden, om te bepalen of zij ook aan die eisen moeten voldoen.
Daarnaast ligt er een voorstel om voor enkele medicijnresten, die nu op de watchlist staan van de Kaderrichtlijn Water (KRW)-stoffenlijst, op de lijst met prioritaire stoffen te plaatsen. Dat betekent dat er dan ook waterkwaliteitsnormen voor deze medicijnresten gelden voor KRW-waterlichamen.
Beide voorstellen zullen worden geïmplementeerd in Nederlandse wetgeving zodra er een Europees besluit over is genomen. De verwachting is dat EU-besluitvorming in 2024 gaat plaatsvinden.
Hoe wordt er een vervolg gegeven aan de «Ketenaanpak Medicijnresten uit Water» dat dit jaar afloopt?
Op dit moment wordt gewerkt aan een nieuw uitvoeringsplan voor de Ketenaanpak Medicijnresten uit Water. Het nieuwe uitvoeringsplan is eind januari 2024 gereed. Intussen lopen projecten gewoon door, zoals de bouw van nieuwe, verdergaande zuiveringen voor de verwijdering van medicijnresten, RIVM-onderzoeken en lokale initiatieven zoals de Brabantse en Noord-Nederlandse netwerken Medicijnresten uit Water.
Hoe worden hierbij de aanbevelingen uit de «Evaluatie Ketenaanpak Medicijnresten uit Water» over het versterken en verbeteren van de ketenaanpak meegenomen?
De aanbevelingen uit de Evaluatie Ketenaanpak Medicijnresten uit Water zijn het vertrekpunt van het uitvoeringsplan. Deze aanbevelingen zullen dus te herkennen zijn in het nieuwe uitvoeringsplan Ketenaanpak Medicijnresten uit Water.
De casus van mevrouw Passemiers bij de Jeugdbescherming |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Kent u de casus van Emily Passemiers m.b.t de Jeugdbescherming en de uithuisplaatsing van haar kinderen?1
Ja.
Kunt u uitleggen waarom het Hof Den-Bosch een gunstig rapport m.b.t terugplaatsing voor thuisplaatsing, dat door 11 gekwalificeerde deskundigen (pedagogisch opgeleide deskundigen, een orthopedagoog en een unitmanager) is bekrachtigd, terzijde kan schuiven?
Het past niet om als Minister voor Rechtsbescherming te treden in individuele zaken en/of te oordelen over beslissingen van de rechterlijke macht.
Hoe kan het dat de procureur-generaal van de Hoge Raad, de Rechtbank Middelburg en het Gerechtshof Den-Bosch, zo’n gunstig rapport voor terugplaatsing van de kinderen zonder goede onderbouwing naast zich neerleggen? Kunt u hiervoor alsnog een gedetailleerde onderbouwing overleggen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe kan de politie Middelburg een huis binnendringen en een mannelijke politieman de badkamerdeur laten opendoen, terwijl de vader aangeeft dat mevrouw Passemiers naakt was?
Ik kan niet oordelen over het optreden van de politie in dit geval. In algemene zin geldt het uitgangspunt dat de politie alleen assisteert in jeugdbeschermingszaken als dit nodig is ter waarborging van de veiligheid en als de omstandigheden daarom vragen.2 Over de inzet van de politie zijn afspraken vastgelegd in een interne richtlijn in samenwerking met het OM en Jeugdzorg NL (namens alle gecertificeerde instellingen). De afspraken zijn gericht op de-escalatie en het voorkomen van schade. De daadwerkelijke inzet van politie vindt plaats in afstemming met het Openbaar Ministerie. De Officier van Justitie beslist daarbij over inzet door de politie.
Hoe kan de klachtencommissie van de politie en de Nationale ombudsman alle serieuze klachten die zijn ingediend ongegrond verklaren?
Ook hier geldt dat het niet past om als Minister voor Rechtsbescherming te treden in de beoordeling van individuele klachten door de politie en de Nationale ombudsman.
Hoe kan het dat Minister-President Rutte, op camera, beloofd heeft om de zaak te onderzoeken en hier vervolgens niet inhoudelijk op terugkomt?
Het past niet om als Minister voor Rechtsbescherming te treden in individuele zaken en/of te oordelen over de manier waarop de Minister-President in deze zaak heeft gehandeld.
Waarom mogen de kinderen van E. Passemiers na 35 rechtszaken niet een weekend thuis logeren?
Vanwege de bescherming van de privacy van betrokkenen past het niet om in te gaan op deze individuele zaken. Daarnaast past het niet om als Minister voor Rechtsbescherming te oordelen over de beslissing van de burgemeester van Middelburg. In algemene zin hecht ik er wel aan mee te geven dat een behandeling alleen met toestemming van de ouder met gezag en/of de jeugdige zelf kan starten.3 Zij hebben het recht om hulp te weigeren of te beëindigen.
Waarom wordt er niet gewerkt naar terugplaatsing thuis?
Zie antwoord vraag 7.
Waarom kan de William Schrikker Stichting niet toewerken naar uitbreiding van bezoeken thuis?
Zie antwoord vraag 7.
Waarom wil de burgemeester van de gemeente Middelburg, Harald Bergmann, geen onafhankelijk dossieronderzoek verrichten in deze zaak?
Zie antwoord vraag 7.
Wordt er op dit moment dwang toegepast bij een van de kinderen om een EMDR-therapie te ondergaan?
Zie antwoord vraag 7.
Wilt u terugkijken naar de eerdere Kamervragen die gesteld zijn over deze zaak, op de jaarvergadering 2019–2020? Zo ja, kunt u hierop reflecteren?
De destijds gestelde schriftelijke vragen gingen over de eis van de betrokken jeugdzorginstelling dat de ouders een video van de uithuisplaatsing van hun dochter van internet moesten verwijderen. De rechter oordeelde in deze zaak dat het belang van de instelling en haar medewerkers prevaleerde boven het belang van de ouders en dat door de publicatie van de video en de brief de ouders onrechtmatig handelden.4
Hoe kan het zo zijn dat de broertjes en zusjes uit dit gezin uit elkaar worden gehaald?
Vanwege de bescherming van de privacy van betrokkenen past het niet om in te gaan op deze individuele zaken. In algemene zin hecht ik er wel aan nog het volgende mee te geven. De Richtlijn uithuisplaatsing en terugplaatsing schrijft voor dat broers en zussen samen moeten worden geplaatst bij een uithuisplaatsing, tenzij dit niet in het belang van (een van de) kinderen is. In mijn brief over de verbetering van de rechtsbescherming in de jeugdbescherming van 18 november 2022 heb ik aangegeven dat het uitgangspunt «samen, tenzij» ook in de Jeugdwet wordt opgenomen. Deze aanpassing wordt meegenomen in het wetsvoorstel voor aanpassing van de kinderbeschermingswetgeving.5
Hoe kan het zo zijn dat mevrouw Passemiers geen moeder mag zijn van al haar kinderen, terwijl zij nu voor een peuter van 1 jaar oud zorgt, die wel thuis mag wonen?
Zie antwoord vraag 13.
Kunt u de kosten specificeren die door de (gemeentelijke) overheid zouden moeten worden gemaakt bij/voor een OTS, zoals in het geval van de casus van mevrouw Passemiers?
De gecertificeerde instellingen (GI) krijgen van de gemeenten een gemiddeld bedrag/tarief per kind voor de uitvoering van de maatregelen voor kinderbescherming. Recent heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd over de bestuurlijke afspraken die ik met gemeenten heb gemaakt voor het toepassen van een landelijk tarief in de jeugdbescherming6. Op dit moment verschilt het tarief per regio. Als een GI conform de bestuurlijke afspraken bekostigd zou worden, zouden ze in 2023 een tarief van € 12.918 krijgen voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling.
Waarom wordt de aanvaardbare termijn in deze zaak tegen mevr. Passemiers gebruikt?
Vanwege de bescherming van de privacy van betrokkenen past het niet om in te gaan op deze individuele zaak.
Het bericht 'Klokkenluiders: De Overloop ging gebukt onder schrikbewind' |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht het bericht «Klokkenluiders: De overloop ging gebukt onder schrikbewind»?1
Ja.
Klopt het dat er zes medewerkers van zorggroep Almere op non-actief zijn gezet wegens intimidatie, machtsmisbruik, privacyschending, willekeur, nalatigheid en mogelijk onjuist of onzorgvuldig handelen met betrekking tot medicatie en financiële zaken? Hoe kon deze situatie ontstaan?
Ik kan hier vanuit mijn positie geen uitspraken over doen. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft mij laten weten dat Zorggroep Almere haar heeft geïnformeerd over de situatie. De zorgaanbieder heeft aangegeven zelf onderzoek te laten verrichten door een extern bureau. Het bestuur van Zorgroep Almere heeft aan de IGJ toegezegd haar over de uitkomsten te informeren.
Hebben bewoners altijd de benodigde en juiste medicatie ontvangen, ondanks dat deze werknemers medicijnen gestolen hebben van het woonzorgcentrum? Zo nee, wat zijn de gevolgen hiervan?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat er handelingen verricht zijn door niet gekwalificeerde medewerker(s)? Zo ja, zijn er hierdoor onveilige situaties voor bewoners ontstaan? Kunt u een opsomming geven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) onderzoek gedaan naar deze situatie? Zo ja, waar kunnen we het inspectierapport vinden? Zo nee, waarom niet?
Nee, wel heeft de zorggroep Almere de IGJ geïnformeerd over de situatie en is het op eigen initiatief een onderzoek gestart. Zie ook mijn antwoord op de voorgaande vragen. Wanneer uit dit onderzoek blijkt dat sprake is van zaken die zij conform de Wet kwaliteit klachten geschillen zorg (Wkkgz) bij de IGJ moet melden, moet de zorgaanbieder dit na die constatering onverwijld doen. Zorggroep Almere heeft toegezegd de IGJ te informeren over de ontwikkelingen en uitkomsten van hun onderzoek. De IGJ zal op basis hiervan afwegen of vervolgtoezicht noodzakelijk is.
Heeft de IGJ de instelling in het verleden bezocht? Zo ja, hoe vaak en wanneer? En waren dit aangekondigde of onaangekondigde bezoeken?
De IGJ heeft in 2017 regulier en 2019 en 2021 thematisch toezicht uitgevoerd bij Zorggroep Almere. Deze rapporten zijn openbaar gemaakt. Het reguliere bezoek vond onaangekondigd plaats, het thematisch toezicht aangekondigd. In de zomer van 2023 heeft de inspectie gesproken met de raad van bestuur en de raad van toezicht van Zorggroep Almere. Ook bezocht de IGJ een aantal locaties van de zorgaanbieder aangekondigd. Deze bezoeken vonden plaats in het kader van toezicht op zeer grote zorgaanbieders. De rapporten naar aanleiding van deze bezoeken maakt de inspectie over een aantal weken openbaar. Geen van de genoemde bezoeken vond plaats naar aanleiding van meldingen of signalen. Bij een van de bezoeken vindt vervolg toezicht plaats. Dit betreft niet locatie De Overloop.
Heeft u de IGJ opdracht gegeven onderzoek te verrichten naar de mogelijk onnodige dood van 10 bewoners? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik heb de IGJ geen opdracht gegeven een onderzoek te verrichten naar de zorgaanbieder. De IGJ is als toezichthouder onafhankelijk in haar oordeel en maakt haar eigen afwegingen. Vanuit mijn positie kan ik mij niet mengen in de wijze waarop een specifiek onderzoek wordt verricht en geen aanwijzingen geven die zien op de bevindingen, oordelen en adviezen van de IGJ.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat deze medewerkers, indien vervolg en veroordeeld, niet opnieuw ergens anders in de zorg aan het werk gaan? Klokkenluiders: «De Overloop ging gebukt onder schrikbewind» – Almere DEZE WEEK | Dé krant die Almere in beweging brengt
Op grond van de Wkkgz zijn zorgaanbieders verplicht om te controleren of een nieuwe medewerker geschikt is om zorg te verlenen. De zorgaanbieder is hierbij verplicht zich te vergewissen van het arbeidsverleden van een sollicitant. Dit geldt ook voor zzp’ers, uitzendkrachten of gedetacheerden die met patiënten en cliënten in contact komen.
Het bericht dat het aantal kinderen met longontsteking het grootste is in drie jaar tijd |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Kuipers |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Aantal jonge kinderen met longontsteking stijgt, grootste aantal in drie jaar tijd»?1
Het is mij inderdaad bekend dat het aantal longontstekingen onder jonge kinderen toeneemt. Deze trend is ook waarneembaar in andere Europese landen en wereldwijd, zoals in China. Dit fenomeen past nog binnen het seizoenspatroon, hoewel het vroeger in het seizoen is en hoger dan gebruikelijk, speciaal in de leeftijdsgroep 5 tot en met 14 jaar.
Wat is uw reactie op het bericht dat het aantal jongeren tussen 15–24 jaar en 65-plussers met longontsteking ook gestegen is?
De toename bij 65-plussers is niet ongebruikelijk voor het seizoen van luchtwegaandoeningen en vergelijkbaar met getallen vóór de coronapandemie. De stijging onder 15–24-jarigen is minder gebruikelijk: deze is wat hoger en eerder dan pre-corona.
Vertoont de leeftijdsgroep ertussen 25–64 jaar ook een stijging?
Ja, onder mensen van de leeftijdsgroep 25–64 jaar is er ook een toename van longontstekingen, maar deze is niet zo afwijkend van de jaren voor de coronapandemie.
Wat kunnen de oorzaken hiervan zijn?
De toename kan worden toegeschreven aan een gelijktijdige verheffing van verschillende luchtwegvirussen en -bacteriën, waaronder RSV, SARS-CoV-2, rhinovirus en Mycoplasma pneumoniae.Dit blijkt uit de cijfers van de Nivel huisartsenpeilstations over acute luchtweginfecties bij huisartspatiënten, de virologische weekstaten over voornamelijk ziekenhuislaboratoria diagnostiek en Infectieradar over acute luchtweginfecties bij de algemene bevolking.2 Deze trend wordt ook in andere Europese landen3 en China4 waargenomen.
Zou er een relatie kunnen zijn met de lockdowns tijdens corona, toen mensen elkaar veel minder vaak troffen en alle virussen daardoor minder rondgingen en dat die virussen bezig zijn met een inhaalslag?
Kunt u bij de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) nagaan of het klopt wat indiener van deze vragen van haar huisarts hoorde, dat allerhande luchtwegvirussen meer dan anders welig tieren? Om welke virussen gaat het zoal?
Het klopt dat het aantal mensen met luchtwegklachten de afgelopen weken is toegenomen. De toename is niet meer dan gebruikelijk voor deze tijd van het jaar, hoewel het wat vroeger is in het seizoen dan anders. Voor informatie over luchtwegvirussen verlaat ik mij voornamelijk op de gegevens van huisartsenpeilstations, verzameld door Nivel en het RIVM, en andere bronnen (zie ook antwoord op vraag 8). Volgens deze gegevens zijn de virussen RSV, SARS-CoV-2,en rhinovirus en de bacterie Mycoplasma pneumoniae de voornaamste verwekkers van de huidige luchtweginfecties.
Hoeveel antibioticakuurtjes en prednisolonkuurtjes werden de afgelopen maand meer voorgeschreven bij luchtwegaandoeningen door huisartsen en uitgereikt door apothekers dan een jaar geleden? Hoeveel meer dan in 2019?
Op basis van het aantal medicatie-verstrekkingen van antibiotica aanbevolen voor gebruik bij luchtweginfecties door de apotheek (maandelijks bijgehouden door de Stichting Farmaceutische Kengetallen5) is er een licht hogere toename te melden in het voorschrijven van antibiotica voor luchtweginfecties bij kinderen (0–10 jaar) vanaf september 2023, in vergelijking met de gebruikelijke toename vanaf september in de pre-corona jaren en ook in 2022. Het gebruik van prednison/prednisolon vertoont de gebruikelijke toename vanaf augustus in de pre-corona jaren, die licht hoger is dan de toename vanaf augustus 2022. Over het algemeen blijft het jaarlijkse patroon vergelijkbaar met voorgaande jaren, ook voor de andere leeftijdsgroepen.
Als Nivel en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) aangeven geen onderzoek te doen naar de verklaring voor de toename, bent u dan bereid te bewerkstelligen dat dat wel gebeurt? Zo nee, waarom niet?
De huidige toename van longontstekingen lijkt te wijten aan diverse luchtwegvirussen en -bacteriën, die gelijktijdig rondgaan. Uit diverse bronnen wordt wekelijks actuele informatie verzameld en geduid: huisartsenpeilstations (Nivel en RIVM), ziekenhuislaboratorium gegevens (virologische weekstaten; RIVM), Infectieradar algemene bevolking; (RIVM) en data uit de rioolwatersurveillance (RIVM). In overleg met RIVM en Nivel wordt nu een intensivering van de surveillance bij de huisartsenpeilstations uitgezet, door extra bemonstering en uitgebreider testen (op meer pathogenen) van longontstekingen onder kinderen in de leeftijdsgroep onder 15 jaar, omdat daarin de grootste toename van longontstekingen wordt gevonden.6
Twee lopende acties om via crowdfunding geld in te zamelen voor een kankerbehandeling |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Kuipers |
|
Bent u bekend met de inzamelingsacties van twee Nederlandse families om een kankerbehandeling met het nieuwe geneesmiddel Enhertu te kunnen bekostigen voor hun vrouw en moeder?1, 2
Ja.
Wat is uw reactie op deze onmenselijke situatie?
Ik voel zeer mee met de wens van deze patiënten en hun naasten om toegang te krijgen tot een geneesmiddel dat mogelijk levensverlengend is en/of de kwaliteit van leven kan verbeteren. Ik kan ook goed de frustratie begrijpen als lang onduidelijk is of en zo ja, wanneer zij toegang krijgen tot het middel, omdat tijdsverlies een verslechtering van de gezondheid en/of prognose betekent.
Juist omdat de zorgverzekering een verplichte verzekering is, is het belangrijk dat de uit hoofde van die verzekering vergoede kosten verantwoord zijn. Dit geldt zeker als deze kosten relatief hoog zijn zoals bij een duur geneesmiddel als Enhertu en er volgens het Zorginstituut Nederland (hierna: Zorginstituut) onzekerheden zijn over het effect op de algehele overleving en op de kwaliteit van leven van de patiënt. Voor de goede orde: een hoge prijs kan op zichzelf nog steeds acceptabel zijn, maar dan moet wel met voldoende zekerheid vaststaan dat de behandeling kosteneffectief is. Op termijn kan de solidariteit, die de basis vormt van de zorgverzekering, worden aangetast als dure behandelingen worden vergoed waarvan niet of met onvoldoende zekerheid te zeggen is dat deze kosteneffectief zijn. Al helemaal als dat leidt tot verdringing van andere zorg die mogelijk wel kosteneffectief is. Daarnaast kan de uitvoerbaarheid van de zorgverzekering in het geding komen wanneer de totale kosten oplopen. Om dat te voorkomen worden relatief dure middelen in de zogenoemde sluis geplaatst, zodat het Zorginstituut kan adviseren over de pakketwaardigheid van deze geneesmiddelen, waarna eventueel onderhandeld kan worden over een pakketwaardige prijs en/of afspraken over passend gebruik van het geneesmiddel gemaakt kunnen worden. Tot die tijd is vergoeding vanuit het basispakket van de zorgverzekering niet mogelijk, maar staat het de fabrikant wel vrij om het product ter beschikking te stellen aan patiënten. Op deze manier wordt geborgd dat vergoeding van dure geneesmiddelen verantwoord plaatsvindt.
Ik wijs in reactie op deze casus aanvullend op het volgende. Crowdfunding heeft, hoe begrijpelijk ook vanuit het perspectief van deze patiënten, ook problematische kanten. Zo staat crowdfunding op gespannen voet met gelijke toegang tot zorg (en dus met het al genoemde solidariteitsprincipe), met privacybescherming en kan het gezondheidsverschillen vergroten, waar ook het Centrum voor Ethiek en Gezondheid (CEG) op heeft gewezen.3 Aan de andere kant kan volgens het CEG medische crowdfunding ook wijzen op tekortkomingen in het functioneren van het zorgstelsel. Crowdfunding wordt relatief vaak ingezet bij wat het CEG niet-reguliere zorg noemt, zoals (experimentele) behandelingen waarvan de (kosten)effectiviteit nog onvoldoende bewezen is. De inzet die wordt gepleegd op het versnellen van de ontwikkeling en (de procedures voor) toelating van veelbelovende geneesmiddelen, hebben wellicht als keerzijde dat daarmee niet-reguliere – want nog niet bewezen (kosten)effectieve – behandelingen meer worden genormaliseerd en daarmee tot (te) hoge verwachtingen leiden bij patiënten.
Kunt u uitleggen waarom patiënten, die toch elke maand hun verplichte zorgverzekeringspremie betalen, tot dit soort noodgrepen moeten overgaan om behandeld te kunnen worden met een nieuw geneesmiddel tegen kanker?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van mening dat Enhertu geen effectief medicijn is? Zo ja, waar baseert u dat op?
Het Zorginstituut heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat Enhertu voldoet aan de stand van de wetenschap en praktijk voor de behandeling van volwassen patiënten met niet-reseceerbare of gemetastaseerde HER2-positieve borstkanker, die voorafgaand één of meer behandelschema's op basis van anti-HER2-therapieën hebben gekregen.
De behandeling met Enhertu wordt in twintig andere landen in Europa, van België tot Bulgarije, inmiddels wel vergoed, waarom duurt het in Nederland zo veel langer?
Ik kan niet spreken voor de (lengte van de) procedures in andere landen.
Op 11 juli 2022 heeft de Europese Commissie een handelsvergunning verleend voor de toepassing van Enhertu als monotherapie voor de behandeling van volwassen patiënten met niet-reseceerbare of gemetastaseerde HER2-positieve borstkanker die voorafgaand één of meer behandelschema’s op basis van anti-HER2-therapieën hebben gekregen. Het Zorginstituut heeft op 15 februari 2023 een pakketadvies uitgebracht. Ik heb daarop gevraagd om een toelichting om de onzekerheid betreffende de meerkosten en de kosteneffectiviteit van Enhertu te specificeren. Op 16 mei 2023 heeft het Zorginstituut een aanvullend advies uitgebracht.
Het Zorginstituut heeft mij geadviseerd om Enhertu op te nemen in het verzekerde pakket na een geslaagde prijsonderhandeling. Ik ben sindsdien met de fabrikant in onderhandeling over een maatschappelijk aanvaardbare prijs.
Klopt het dat Enhertu in Nederland, als een van de weinige landen ter wereld, door de fabrikant twaalf maanden gratis werd verstrekt aan patiënten in afwachting van uw beslissing om het in het basispakket op te nemen? Zo ja, waarom kon u binnen die twaalf maanden niet tot een overeenkomst komen en zitten de patiënten nu zonder?
Het is mij niet bekend of en zo ja welke zogenoemde early access programma’s de fabrikant van Enhertu heeft opgezet en mogelijk weer heeft beëindigd in andere landen. Wat betreft de situatie in Nederland merk ik op dat ik op 16 mei 2023 het aanvullend advies over Enhertu van het Zorginstituut heb ontvangen. De fabrikant van Enhertu heeft mij, nog voordat de onderhandeling daadwerkelijk is gestart, op 17 mei 2023 geïnformeerd dat het early access programma in Nederland per 1 juli 2023 beëindigd wordt voor nieuwe patiënten. De reden hiervoor is mij niet bekend.
Ik heb bij de fabrikant aangegeven de beslissing om het early access programma voor nieuwe patiënten te beëindigen te betreuren en het teleurstellend te vinden dat de fabrikant blijkbaar wel bereid is een early acces programma op te zetten, maar dit vervolgens niet continueert waardoor Enhertu niet beschikbaar is voor patiënten tijdens de onderhandeling. Ik heb de Kamer hierover niet geïnformeerd aangezien de gang van zaken rondom Enhertu niet afwijkend is van de gebruikelijke procedures voor middelen die in de sluis geplaatst zijn en waarover ik onderhandel met de fabrikant. Ik acht fabrikanten zelf verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen van geneesmiddelen gedurende de sluisprocedure.
Wel ben ik, onder voorwaarden, bereid er rekening mee te houden dat een fabrikant de kosten die gemaakt zijn voor de beschikbaarheidsstelling van een geneesmiddel tijdens de sluisperiode mee laat wegen in de prijsonderhandelingen4.
Was u ervan op de hoogte dat op 1 juli 2023 de gratis verstrekking van Enhertu afliep? Zo ja, wat deed u toen? Waarom regelde u dan geen tijdelijke vergoeding als overbrugging voor patiënten die niet langer op hun behandeling kunnen wachten? Informeerde u de Kamer over uw besluit deze patiënten hun medicijn niet te geven?
Zie antwoord vraag 6.
Waarom volgt u het eerder door de PVV voorgestelde voorbeeld van Frankrijk, Duitsland en Zwitserland niet, waarin een overbruggingsvergoeding wordt gehanteerd zodra een nieuwe geneesmiddel een positief advies van de European Medicines Agency (EMA) heeft gekregen en patiënten op die manier direct toegang krijgen tot het geneesmiddel en de kosten worden verrekend na de prijsonderhandelingen? Waarom laat u verplicht verzekerde patiënten achteruit gaan in hun ziekte en/of overlijden? Wat is hun recht op zorg waard?
Ik wil vooropstellen dat de prijzen die geneesmiddelenfabrikanten rekenen voor hun producten de oorzaak zijn van beheersinstrumenten als de pakketsluis. Ik wijs hen op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid om snel en efficiënt mee te werken aan de beoordeling door het Zorginstituut en het afsluiten van financiële arrangementen. Een fabrikant kan zijn geneesmiddelen tijdens de sluisperiode om niet verstrekken. Als een fabrikant dat doet, waardeer ik dit zeer.
Een zogeheten early access programma zoals de PVV-fractie voorstelt lijkt aantrekkelijk, maar toch ben ik daar geen voorstander van. Ik heb daarvoor verschillende argumenten. Ten eerste voorkomt een toets van een relatief duur geneesmiddel aan de pakketcriteria dat patiënten dergelijke middelen gebruiken zonder dat deze op zijn minst een gelijke waarde hebben ten opzichte van de standaardbehandeling. Alleen zo weet de patiënt zeker dat hij een geneesmiddel krijgt waarvan de effectiviteit is vastgesteld. Daarnaast heb ik aanwijzingen5 dat early access regelingen in het buitenland ongewenste effecten hebben op de prijs van geneesmiddelen en dat deze effecten ook zouden kunnen optreden bij introductie van early access regelingen in Nederland. De prikkel voor de fabrikant om snel en efficiënt over te gaan tot een prijsreductie is dan grotendeels weg. Een dergelijke regeling zou in het Nederlandse systeem waarschijnlijk tot gevolg hebben dat we meer moeten uitgeven aan dure geneesmiddelen (in de wetenschap dat deze uitgaven de laatste jaren al harder stijgen dan de overige zorgkosten), waarbij we mogelijk ook nog niet bewezen effectieve middelen vergoeden. Het genoemde alternatief ondermijnt op termijn dus de solidariteit van de zorgverzekering, hoe goedbedoeld en invoelend ik de motivatie erachter ook vind. Kortom: hoewel geneesmiddelen door sluisplaatsing vertraagd beschikbaar komen voor sommige patiëntengroepen, vind ik het belang van alle patiënten (dus niet alleen de huidige, identificeerbare maar ook de toekomstige, ongeïdentificeerde) én de premiebetaler doorslaggevend.
Het versnellen van de toegang tot dure geneesmiddelen kan bovendien ook op andere manieren. Ik verwijs u daarvoor onder meer naar mijn brief over een toekomstbestendig stelsel voor de vergoeding van dure geneesmiddelen6. Over de doorlooptijd van sluisgeneesmiddelen verwijs ik graag naar mijn recente brief over het Dashboard Doorlooptijden Geneesmiddelen7.
Hoe verantwoordt u als eurofiel dit schrijnende verschil tussen patiënten uit Nederland en die in twintig andere Europese landen?
Ik begrijp niet wat u impliceert met het adjectief «eurofiel». De vergoeding van zorg is een nationale competentie en geen Europese. Landen maken daarin een individuele afweging en dat kan tot andere uitkomsten leiden. Overigens spelen fabrikanten hierbij ook een rol omdat zij strategische keuzes maken ten aanzien van het moment waarop zij een verzoek doen tot een vergoedingsbeslissing en zij informatie aanleveren.
Deelt u de mening dat onderzocht moet worden of er een verband bestaat tussen de lange doorlooptijden gedurende de sluisprocedure van gemiddeld 700 dagen en de slechte score van Nederland als het gaat om de overlevingskansen van borstkanker? En de hogere sterfte aan kanker dan het Europese gemiddelde? Zo nee, waarom niet?
Het is mij niet bekend naar welk onderzoek verwezen wordt waaruit blijkt dat Nederland slecht scoort op het gebied van overlevingskansen van borstkanker. Indien u verwijst naar het rapport van het IKNL «Borstkanker in Nederland, trends 1989–2019 gebaseerd op cijfers uit de Nederlandse Kankerregistratie» dan herhaal ik mijn antwoord dat ik eerder gegeven heb in het kader van het VSO over Trodelvy8. Het betreft een onderzoek waarbij de gegevens van Nederlandse patiënten bij wie tussen 2014 en 2018 kanker met uitzaaiingen werd vastgesteld vergeleken werd met data van patiënten die de diagnose kregen tussen 1989 en 1993. Uit dit onderzoek is gebleken dat de overleving van patiënten met uitgezaaide kanker in de afgelopen drie decennia beperkt is toegenomen ondanks de introductie van tachtig nieuwe geneesmiddelen in deze onderzoeksperiode. Enhertu heeft na deze periode markttoelating verkregen. Het effect van Enhertu is daarom niet meegenomen in dit onderzoek. Het Zorginstituut geeft aan dat het effect van Enhertu op de algehele overleving nog niet betrouwbaar kon worden vastgesteld, maar dat de richting van het effect positief is. Het Zorginstituut geeft daarom in overweging om voorafgaande aan een heronderhandeling van de prijs, wanneer mature data over de algehele overleving beschikbaar zijn, een herbeoordeling van het Zorginstituut te vragen.
Deelt u de mening dat prijsonderhandelingen nooit ten koste mogen gaan van mensenlevens? Zo ja, kunt u dan alsnog zo snel mogelijk een overbruggingsregeling treffen voor patiënten voor wie Enhertu een laatste redmiddel is?
Zie mijn antwoord op vraag 2 en 3 en 8.
Wat gaat u concreet betekenen voor Yvonne Berger en Eline Drent?
Het is niet aan mij om in individuele gevallen te treden. Ik neem beslissingen over de inhoud en omvang van het basispakket voor alle verzekerden op basis van onafhankelijk advies van het Zorginstituut. Daarbij houd ik rekening met de gevolgen voor alle patiënten, zowel huidige als toekomstige, én voor de premiebetalers. Dat is mijn verantwoordelijkheid als Minister van VWS.
Het bericht ‘1e gegevensuitwisseling onder Wegiz verplicht: Versturen van recept door huisarts aan terhandsteller’ |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Kuipers |
|
Waarom stelt u de algemene maatregel van bestuur (AMvB) uit en krijgen de huisartsen extra tijd om een persoonlijke gezondheidsomgeving (PGO) aansluiting te realiseren? Huisartsen wisten toch ruim op tijd waaraan zij moesten voldoen?
Ja, ik ben bekend met het bericht.
Deelt u de mening dat verkeerd gedrag wordt beloond met dit uitstel? Wat betekent dit voor andere AMvB’s?
In het belang van de patiënt vind ik het essentieel een goede invulling te geven aan de PGO. In mijn brief «Voortgang persoonlijke gezondheidsomgevingen» van 11 mei 2023 heb ik u geïnformeerd over het beleid dat ik hiervoor ontwikkel en inzet.1 Het is mijn wens om de invulling van de PGO zo snel mogelijk te realiseren en daarbij zorgvuldig te werk te gaan. In het kader van de AMvB die het elektronisch versturen van het recept door huisarts aan terhandsteller aanwijst, is ook de verplichting van het beschikbaar stellen van de medicatieafspraak aan de PGO van de patiënt voorzien.
Eerder heeft het succesvolle «Versnellingsprogramma Informatie-uitwisseling tussen Professional en Patiënt (VIPP) Open» ertoe geleid dat op dit moment al 97% van de huisartsenpraktijken de medicatieafspraken2 kan ontsluiten naar een PGO. Dit betekent dat 3% van de huisartsenpraktijken nog een aansluiting op de PGO moet regelen. Uit het VIPP Open is gebleken dat de technische aansluiting gemiddeld 6 maanden in beslag neemt.
Na reactie van de huisartsenkoepels op de internetconsultatie van het Besluit elektronische gegevensuitwisseling in de zorg (Begiz) heb ik besloten dat de huisartsen, na inwerkingtreding van de AMvB op 1 januari 2024, een half jaar de tijd krijgen om op PGO’s aan te sluiten. Ik ben in overleg met de huisartsenkoepels voor een ondersteuningsprogramma voor de groep huisartsen die nog niet is aangesloten. De AMvB «Versturen van recept door huisarts aan de terhandsteller» zal daarom in twee fases in werking treden. Per 1 januari 2024 gaat de verplichting voor huisartsen gelden om het recept elektronisch aan de terhandsteller te sturen. De tweede fase, waarin ontsluiting van de medicatieafspraak aan de PGO wordt verplicht, treedt in werking op 1 juli 2024.
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is (tijdspaden, ingangsdata, etc.) van alle andere geplande AMvB’s inclusief de AMvB’s op basis van de amendementen 25 en 44 van de Wet elektronische gegevensuitwisseling in de zorg (Wegiz) die betrekking hebben op het aanpakken van de marktmacht van ICT-leveranciers in de zorg?1, 2
Bij elke AMvB wordt bepaald of, hoe en wanneer aansluiting op de PGO haalbaar is. Dit wordt mede bepaald door het percentage van de sector dat is aangesloten op de PGO en hoeveel ondersteuning er nog noodzakelijk is. Het betreft hier bovendien de eerste keer dat volgens de Wegiz-systematiek middels een AMvB een gegevensuitwisseling wordt aangewezen. De daarbij horende verplichte PGO-aansluiting voor de huisarts werd pas in de loop van 2023 bekend. Dat vraagt om een gedegen afweging van belangen om van de Begiz-implementatie een succes te maken. Door nu te kiezen voor een aanvullende implementatietermijn van een half jaar, hebben huisartsen de tijd gekregen om zich goed op de wettelijke verplichting voor te bereiden. Bovendien doen we op deze wijze kennis op over een passende implementatie van de Begiz en de PGO-aansluiting. Mogelijk dat hierdoor toekomstige Wegiz-AMvB’s, met de PGO-aansluitingsverplichting, in zijn geheel in werking kunnen treden.
Kunt u deze vragen voorafgaand aan de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Voksgezondheid, Welzijn en Sport beantwoorden?
In mijn brief «Voortgang Wet elektronische gegevensuitwisseling in de zorg» van 2 oktober 2023 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van de AMvB’s voor de gegevensuitwisselingen op de Meerjarenagenda Wegiz.5 De uitwerkingen van de amendementen nr. 25 en nr. 44 worden bij het opstellen van de AMvB’s meegenomen en lopen mee in de planning.
Zoals benoemd in amendement nr. 25 worden ICT-leveranciers verplicht tenminste Open API’s te gebruiken. Vanuit dit oogpunt is de AMvB voor de Basisgegevensset Zorg (BgZ) opgesteld, waarin ICT-leveranciers (via de aangewezen NEN-norm) verplicht worden de BgZ uit te wisselen volgens tenminste Open API's. Deze Open API's worden gedefinieerd volgens de API-strategie van Nictiz. Het is tevens vereist dat deze API's worden gedocumenteerd en opgenomen in de Nationale Bibliotheek van Zorg-ICT-standaarden.
Om de marktwerking in de zorg-ICT-markt te verbeteren is, op 4 april 2023, het Actieplan Zorg-ICT-markt aan de Tweede Kamer verstuurd.6 Het hoofddoel van het Actieplan (2023–2025) is om de zorg-ICT-markt opener, toegankelijker en eerlijker te maken om bij te dragen aan databeschikbaarheid en interoperabiliteit. Aan de hand van het genoemde Actieplan Zorg-ICT-markt, onderzoek ik momenteel de mogelijkheden om het gericht afdwingen van dataportabiliteit, zoals beschreven in amendement nr. 44, te versnellen. Ook worden toekomstbestendige voorwaarden gecreëerd die bijdragen aan elektronische gegevensuitwisseling in de zorg. In het Actieplan wordt beschreven hoe VWS meer regie neemt op de zorg-ICT-markt, zonder de verantwoordelijkheid van andere betrokken partijen over te nemen. Het is belangrijk dat er een gezamenlijke inzet plaatsvindt van alle betrokken partijen om de interventies uit het Actieplan te laten slagen. De Tweede Kamer zal jaarlijks worden geïnformeerd over de voortgang van het Actieplan Zorg-ICT-markt. In het eerste kwartaal van 2024 kan uw Kamer een brief over dit onderwerp tegemoet zien.
Het bericht dat de Consumentenbond het getreuzel contractering door zorgverzekeraars zat is |
|
Jimmy Dijk |
|
Kuipers |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de Consumentenbond het getreuzel contractering door zorgverzekeraars zat is?1
Zorgverzekeraars en zorgaanbieders maken jaarlijks via de contractering afspraken over de te leveren zorg en de budgetten daarvoor. De inspanningen daarbij zijn erop gericht dat de zorgverzekeraar aan de zorgplicht kan voldoen en dat de zorg die geleverd wordt kwalitatief goed is en doelmatig geleverd wordt.
Ik betreur het dat in de media het beeld naar voren komt dat er sprake is van getreuzel. Mijn ervaring is dat zorgaanbieders en zorgverzekeraars juist heel hard aan het werk zijn om gezamenlijk tot goede afspraken te komen in het belang van de patiënt.
Bent u het ermee eens dat het feit dat het contracteringsproces voor het zoveelste jaar op rij niet op tijd af is, duidelijk maakt dat de huidige inzet om het proces te verbeteren onvoldoende is?
Het tijdig afronden van de contractering vraagt stevige inspanning van zowel zorgaanbieders als zorgverzekeraars. In het Integraal Zorg Akkoord (IZA) is afgesproken om de komende jaren het contracteerproces zodanig te verbeteren dat er ruim voor het einde van het jaar duidelijkheid is voor verzekerden welke zorg wel en niet gecontracteerd is. Partijen zetten hier met een breed verbetertraject volop op in. Het doel van partijen is om het contracteerproces steeds meer voorafgaand aan 12 november (de start van het overstapseizoen) te organiseren. Dit vraagt echter een verandering van de contractering, het contracteerproces en de contracteercultuur en vraagt daarmee veel inspanning van zowel zorgverzekeraars als zorgaanbieders.
Herinnert u zich deze uitspraak: «Het is al even benoemd, maar het voorgaande contracteringsjaar was om verschillende redenen bijzonder. Het ging om het afsluiten van het Integraal Zorgakkoord (IZA) in september, om inflatie, om hoge energiekosten et cetera», die u deed tijdens het commissiedebat over het Zorgverzekeringsstelsel afgelopen juni? Bent u het ermee eens dat deze redenen dit jaar geen excuus meer kunnen zijn voor de vertraging, aangezien zorgverzekeraars zich hierop inmiddels zouden kunnen hebben voorbereid?2
In het voorjaar van 2023 hebben de IZA-partijen gezamenlijk gereflecteerd op het contracteerseizoen 2023 en met elkaar vooruitgeblikt hoe de contractering en het contracteerproces verder te verbeteren. Het contracteerproces 2023 kwam inderdaad later op gang dan andere jaren omdat er onzekerheden waren. De IZA-partijen hebben toen de ambitie uitgesproken om het komende contracteerseizoen te verbeteren. Daarnaast hebben de IZA-partijen de ambitie uitgesproken om stappen te zetten naar een nieuwe contracteercultuur en -werkwijzen. Ik ben ervan overtuigd dat zorgverzekeraars en zorgaanbieders handelen naar deze afspraken en dit in de contractering voor 2024 hebben meegenomen. Er zijn op dit moment ook (nog) geen signalen dat de contractering over de hele linie in een specifieke sector of bij een specifieke zorgverzekeraars vertraagd is.
Bent u tevreden als u kijkt naar de huidige berichtgeving, aangezien u in het debat over het Zorgverzekeringsstelsel aangaf dat u tevreden bent «als voor verzekerden duidelijk is of een zorgaanbieder gecontracteerd is of niet, zodat ze beter geïnformeerd een polis kunnen kiezen»?
Op dit moment zijn er geen brede signalen die erop duiden dat de zorgcontractering met het oog op 2024 moeizaam verloopt. Wel kan het zijn dat nog niet met alle individuele zorgaanbieders een contract is afgesloten. Om te zorgen dat voor de verzekerden duidelijk is wat de consequenties hiervan zijn is ingezet op het verbeteren van de informatievoorziening aan verzekerden. Zorgverzekeraars hechten belang aan eenduidige en uniforme communicatie naar verzekerden. Alle zorgverzekeraars hanteren nu daarom dezelfde definities om de contracteerstatus weer te geven aan de hand van vijf kernboodschappen, zodat duidelijk is in hoeverre er al een contract is afgesloten en wat de mogelijke financiële consequenties zijn:
Tijdens het komende overstapseizoen voert ZN een onderzoek uit om na te gaan of de teksten ook de gewenste duidelijkheid hebben opgeleverd bij verzekerden en zo niet, wat er dan verder verbeterd moet worden, ten einde de verzekerde goed te informeren, zodat deze een weloverwogen keuze kan maken tijdens het overstapseizoen.
Welke stappen gaat u zetten om ervoor te zorgen dat de contractering dit jaar wel is afgerond voor 1 januari 2024, zodat mensen weten waar ze aan toe zijn op het moment dat zij hun zorgverzekering voor het nieuwe jaar afsluiten?
Voor het contracteerseizoen 2024 ga ik geen aanvullende maatregelen nemen. Interveniëren in het onderhandelingsproces acht ik niet nodig en is ook niet wenselijk. Door te veel druk te zetten kan er onwenselijke spanning komen te ontstaan op een evenwichtige onderhandelpositie van zowel de zorgverzekeraar als de zorgaanbieder. Met als mogelijk gevolg slechtere onderhandeluitkomsten van de contractering in termen van betaalbaarheid, kwaliteit en de veranderopgaven zoals beschreven in het IZA.
Na afloop van het jaar ga ik wel het contracteerseizoen 2024 evalueren om te bezien of er nog verbeteringen nodig zijn voor het contracteerseizoen 2025.
Welke stappen gaat u zetten om ervoor te zorgen dat de contractering volgend jaar wel is afgerond voor 12 november 2024?
Begin 2024 gaan de IZA-partijen gezamenlijk met de NZa het contracteerseizoen 2024 evalueren. Indien nodig worden naar aanleiding hiervan aanvullende afspraken gemaakt voor het contracteerseizoen 2025. De Tweede Kamer wordt hierover in het voorjaar 2024 geïnformeerd.
Bent u het ermee eens dat verzekerden niet de dupe moeten zijn van de vertraging in de onderhandelingen tussen verzekeraars en zorgaanbieders? Zo ja, zouden verzekerden dan niet het recht moeten worden geven op vergoeding van zorgaanbieders die het afgelopen jaar ook vergoed werden, als de contractering niet op tijd af is?
Zoals bij het antwoord op vraag 1 en 2 aangeven wordt er door zorgaanbieders en zorgverzekeraars volop ingezet op het afronden van de contracten voor 2024. Naast het verbeteren van het contracteerproces is het afgelopen jaar ook ingezet op het verbeteren van de informatievoorziening aan verzekerden. Tijdens het komende overstapseizoen voert ZN een onderzoek uit om na te gaan of de teksten ook de gewenste duidelijkheid hebben opgeleverd bij verzekerden en zo niet, wat er dan verder verbeterd moet worden.
De huisartsenzorg in Brunssum |
|
Jimmy Dijk |
|
Kuipers |
|
Wat is, naar aanleiding het wegvallen van een huisartsenpraktijk door de schorsing van de huisarts, uw reactie op de problemen met de huisartsenzorg in Brunssum?1
De ontstane situatie van de huisartsenzorg in Brunssum vind ik vervelend voor de betrokken patiënten. Huisartsenzorg vormt een belangrijke schakel in de eerstelijnszorg in Nederland. Daarom is het belangrijk dat iedere inwoner in Nederland toegankelijke huisartsenzorg tot zijn of haar beschikking heeft.
Waarom is de zoektocht naar een nieuwe huisarts niet eerder gestart, aangezien de rechtszaak tegen de huisarts al langer liep?
De IGJ heeft mij laten weten dat de casus nog bij de rechter lag en er geen beroepsbeperkende maatregelen voor de betreffende huisarts waren. De huisarts was nog niet onherroepelijk veroordeeld en tot op dat moment was de continuïteit van de huisartsenzorg voor de patiënten populatie gewaarborgd. Zodoende was er geen reden om eerder een zoektocht naar een nieuwe huisarts te starten.
Op basis van het onderzoek naar een nieuw signaal over een recente gebeurtenis heeft de IGJ echter gemeend per direct te moeten ingrijpen en de betreffende huisarts op 25 augustus 2023 een last tot onmiddellijke onthouding van beroepsactiviteiten (LOOB) opgelegd. Vanaf dat moment mocht de betreffende huisarts per direct niet meer werken als arts, totdat het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg over dat handelen heeft geoordeeld.
In eerste instantie is het in die situatie aan de praktijkhouder in zijn hoedanigheid als zorgaanbieder om zorg te dragen voor de continuïteit van zorg. Daarnaast hebben de zorgverzekeraars een wettelijke zorgplicht. Dit betekent dat hun verzekerden binnen een redelijke tijd en reisafstand toegang moeten hebben tot alle zorg uit het basispakket. De IGJ heeft de huisarts gemeld dat hij als zorgaanbieder zelf moet zorgdragen voor de continuïteit van zorg van zijn praktijk en patiënten hierover moet informeren. De zorgaanbieder en de preferente zorgverzekeraar zijn vanaf dat moment op zoek gegaan naar een structurele oplossing. Waar dat mogelijk was, hebben ook de omliggende praktijken hieraan bijgedragen.
Waarom was het überhaupt mogelijk voor de huisarts om door te werken na de initiële veroordeling voor seksueel misbruik, waardoor er nog meer misbruik kon plaatsvinden?2
De IGJ heeft mij laten weten dat na de uitspraak in eerste aanleg van de Rechtbank Limburg van 31 oktober 2022 de huisarts in hoger beroep is gegaan. Daarmee is er een schorsende werking op de tenuitvoerlegging ontstaan. Daarnaast heeft de rechtbank in haar uitspraak geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een beroepsverbod op te leggen in afwachting van een (mogelijk) hoger beroep.
Hoe moet de ontstane situatie voor de patiënten van de gesloten praktijk worden opgelost, aangezien veel andere praktijken in Brunssum een patiëntenstop hebben en praktijken buiten Brunssum voor patiënten die afhankelijk zijn van het OV vaak niet goed bereikbaar zijn?
De primaire verantwoordelijkheid voor de continuïteit van zorg ligt zoals gezegd bij de praktijkhouder en de zorgverzekeraar. In «acute» situaties zoals in de casus van Brunssum is samenwerking tussen de zorgverzekeraar, regionale huisartsenorganisatie en de andere huisartsen in de omgeving van belang. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 hebben de zorgaanbieder, de zorgverzekeraar en waar dat mogelijk was ook de omliggende praktijken bijgedragen aan de waarborging van de continuïteit van huisartsenzorg van de betreffende patiëntenpopulatie. Samenwerking tussen lokale en regionale partijen blijft ook belangrijk voor het realiseren van een structurele oplossing in de huisartsenpraktijk in Brunssum.
Bent u bereid om zich samen met zorgverzekeraars en de lokale huisartsen in te zetten om ervoor te zorgen dat er weer een nieuwe huisartsenpraktijk in Brunssum komt, zodat patiënten weer een huisarts op loop- of fietsafstand hebben?
Zoals hiervoor is aangegeven, ligt de primaire verantwoordelijkheid voor de toegankelijke huisartsenzorg bij de zorgaanbieder en de verzekeraar. Daarnaast is op regionaal niveau een goede samenwerking tussen de zorgaanbieder, zorgverzekeraar, regionale huisartsenorganisaties en omliggende huisartsenpraktijken van belang om de continuering van de huisartsenzorg voor de patiëntenpopulatie te waarborgen, ook bij dit soort acute situaties. Vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid span ik mij er, samen met het veld, voor in dat de huisartsenzorg toegankelijk is. Voorbeelden van dit soort acties zijn het anders inrichten van de avond-, nacht-, en weekendzorg, het mogelijk maken van meer tijd voor de patiënt voor elke huisartsenpraktijk, en het opstellen van een handreiking huisvesting huisartsen en gezondheidscentra. Deze afspraken komen onder andere terug in het Integraal Zorg Akkoord (IZA).
De wachtlijst voor een WIA-indicatie |
|
Bart van Kent |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Klopt het dat mensen nog steeds ongeveer zes maanden moeten wachten op het toekennen van een eventuele Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA-)indicatie?
Het klopt dat mensen soms lang moeten wachten op een WIA-claimbeoordeling. Dit geeft onzekerheid over het mogelijke recht op een uitkering en daarmee hun inkomenszekerheid. Het oplossen van de mismatch en daarmee het terugdringen van de wachttijden heeft dan ook mijn hoogste prioriteit.
In de brief van 6 oktober jl.1 heb ik de Kamer geïnformeerd over de laatste stand van zaken rondom de mismatch. Ik heb toen aangegeven dat de wachttijd voor een WIA-claimbeoordeling gemiddeld 21 weken is (peildatum juli 2023). Het gaat om een gemiddelde, dus niet iedereen hoeft zo lang te wachten op een beoordeling. Sommige mensen moeten juist langer wachten. Daarom werkt UWV op dit moment toe naar een uniforme landelijke wachttijd. Hiermee moeten grote uitschieters in de wachttijden worden voorkomen.
Klopt het dat het voorschot dat mensen moeten aanvragen tijdens deze periode rond de 1.000 euro per maand ligt?
Nee, de hoogte van een voorschot verschilt per persoon en ligt daarmee niet noodzakelijkerwijs rond de 1.000 euro per maand. Een voorschot wordt verstrekt vooruitlopend op een eventuele WIA-uitkering. De hoogte van het voorschot wordt op dezelfde manier bepaald als de mogelijke WIA-uitkering en wordt daarmee gebaseerd op het dagloon van de aanvrager. Met het voorschot wordt op deze manier zoveel mogelijk aangesloten bij de situatie waarin er wel tijdig een beslissing had plaatsgevonden.
Bent u het ermee eens dat het praktisch onmogelijk is om van 1.000 euro per maand rond te komen? Zo ja, waarom is het bedrag van het voorschot dan zo laag?
Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven verschilt de hoogte van een voorschot per persoon. Het kan voorkomen dat bij het toekennen van het WIA-voorschot blijkt dat het gezinsinkomen onder het sociaal-minimum uitkomt. In dat geval kan er bij toekenning van een WIA-uitkering ook recht bestaan op een aanvulling op grond van de Toeslagenwet (TW). UWV kent in die gevallen aanvullend ook een TW-voorschot toe. Een aanvulling vanuit de TW (en het voorschot hierop) kan daarentegen nooit hoger zijn dan de gemiddelde inkomsten die de aanvrager had voordat de arbeidsongeschiktheid intrad. Het kan dus voorkomen dat het gezinsinkomen ondanks een WIA-voorschot met aanvullend TW-voorschot onder het sociaal-minimum komt.
Bent u het ermee eens dat de overheid mensen minimaal een uitkering op het sociaal minimum moet geven, ook als voorschot? Zo ja, bent u van plan het bedrag van het voorschot te verhogen?
Ja, ik ben het met u eens dat mensen ten minste recht een gezinsinkomen op het sociaal-minimum moeten hebben. Zoals ik in het antwoord op vraag 3 heb uitgelegd kan het totale voorschot onder het sociaal-minimum uitkomen. In dat geval kan worden teruggevallen op de bijstand.
Op welke manier faciliteert het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) dat mensen, die lang moeten wachten op een WIA-indicatie, worden aangespoord het voorschot aan te vragen? Wordt hier door het UWV actief op gewezen? Zo nee, waarom niet?
Elke cliënt krijgt op vastgestelde momenten de volgende servicecalls:
Bent u het ermee eens dat niemand voor zijn lol een WIA-indicatie aanvraagt en daar dus niet voor gestraft zou moeten, ook als de indicatie uiteindelijk niet wordt toegewezen?
Ja, daar ben ik het mee eens. Zoals ik in de antwoorden hiervoor heb uitgelegd is hier ook geen sprake van.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
De vernietiging van persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen die zijn ingekocht ten behoeve van het bestrijden van de coronacrisis |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Klopt het dat er op 4 april 2023 een transport met mondneusmaskers naar het afvalverwerkingsbedrijf PreZero Recycling Services Zuid uit Amsterdam is gegaan, in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport?
Dat klopt.
Klopt het dat bij dat transport in totaal 947.800 mondneusmaskers vervoerd zijn naar ProZero?
Dat klopt.
Kunt u aangeven wanneer de opdracht voor dit transport is gegeven, door wie, wie hiervoor heeft getekend en op basis van welke bevoegdheid?
Deze opdracht komt voort uit de goederen-exitstrategie rond de afbouw van de noodvoorraad persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) waarover uw Kamer op 10 december 2021 is geïnformeerd door de toenmalig Staatssecretaris van het Ministerie van VWS. Allereerst zijn goederen zoveel mogelijk gedoneerd of verkocht. Goederen die niet meer in aanmerking kwamen voor verkoop of donatie zijn duurzaam verwerkt. In december 2022 is er een eerste Europese aanbesteding voor duurzame verwerking gepubliceerd. Deze aanbesteding betrof alleen goederen met een verstreken houdbaarheidsdatum. De uitkomst van deze aanbesteding was dat er twee overeenkomsten zijn gesloten. De opdracht voor dit transport vloeit voort uit één van deze twee overeenkomsten. Zie https://www.tenderned.nl/aankondigingen/overzicht/279740/details.
Welke bewindspersonen waren op de hoogte van dit transport en de vernietiging van deze mondneusmaskers en is het kabinet hierover (vooraf) geïnformeerd?
Deze opdracht vloeit voort uit de uitvoering van de goederen-exitstrategie rond de afbouw van de noodvoorraad persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) waarover uw Kamer op 10 december 20211 is geïnformeerd door de toenmalig Staatssecretaris van het Ministerie van VWS. In deze brief is aangegeven dat goederen zoveel mogelijk gedoneerd of verkocht worden en dat goederen die niet meer in aanmerking komen voor verkoop of donatie duurzaam worden verwerkt.
In december 2022 is er een eerste Europese aanbesteding voor duurzame verwerking gepubliceerd. De opdracht voor dit transport komt voort uit één van de overeenkomsten die daarop gesloten zijn.
Is sprake geweest van een aanbestedingsprocedure voor de vernietiging van de mondneusmaskers die op 4 april 2023 naar ProZero zijn getransporteerd en kunt u deze inzichtelijk maken?
Ja. Er is een Europese aanbesteding volgens de openbare procedure gepubliceerd. Zie https://www.tenderned.nl/aankondigingen/overzicht/279740/details.
Kunt u aangeven waarom deze mondneusmaskers vernietigd moesten worden? Was dat omdat deze persoonlijke beschermingsmiddelen «over de datum» waren geraakt en zo ja, wat is de oorzaak dat deze persoonlijke beschermingsmiddelen niet op tijd zijn gebruikt?
De goederen zijn duurzaam verwerkt vanwege de verstreken houdbaarheidsdatum.
Bij de uitgave van PBM is steeds gekeken naar de houdbaarheidsdatum. Middelen met de kortste houdbaarheid gingen als eerste het magazijn uit. Middelen die uitgeleverd werden moesten een houdbaarheidsdatum van minimaal een maand hebben. De markt voor PBM heeft zich inmiddels al geruime tijd hersteld en zorgaanbieders kunnen PBM bij hun reguliere leveranciers inkopen.
De centrale voorraad is dusdanig groot dat het niet mogelijk is gebleken om alle middelen voor het verstrijken van de houdbaarheidsdatum uit te leveren aan de zorg of een andere goede bestemming te geven via verkoop of donatie.
Betreft het hier mondneusmaskers die waren ingekocht als gevolg van/voor de coronacrisis?
Ja.
Kunt u aangeven bij welke leverancier de mondneusmaskers die op 4 april 2023 op transport zijn gegaan, zijn ingekocht en tegen welke prijs per stuk? Gaat het om meerdere deals bij meerdere leveranciers en zo ja, kunt u gespecificeerd aangeven welke leveranciers? Wanneer zijn deze deals gesloten en wie heeft daar bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en/of de rijksoverheid voor getekend en tegen welke prijs per stuk?
In dit transport zaten mondneusmaskers van vijf verschillende leveranciers: ADM, CCC Europe, Fresco Farma, Koninklijke Auping b.v. en Splendid Group.
Het betrof orders die in april en mei 2020 zijn geplaatst. De inkoopprijs van deze vracht betreft € 429.505,21. Dit is exclusief transportkosten.
Zijn er, behalve mondneusmaskers, op 4 april 2023, nog andere persoonlijke beschermingsmiddelen en/of medische hulpmiddelen die ingekocht zijn ten behoeve van de coronacrisis op transport gegaan om vernietigd te worden? Zo ja, om welke en hoeveel persoonlijke beschermingsmiddelen en/of medische hulpmiddelen gaat het en zijn deze ook naar ProZero getransporteerd? Kunt u hiervan een gespecificeerd overzicht en een opdrachtbevestiging met daarbij behorende kosten geven?
Ja, er zijn ook andere persoonlijke beschermingsmiddelen verwerkt: desinfectants, brillen, chirurgische maskers, FFP maskers, KN95 maskers, handschoenen, jassen en schorten. De hoeveelheden worden door de uitvoerder van de goederen-exitstrategie, het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH), maandelijks gepubliceerd op www.lchulpmiddelen.nl. De inkoop van duurzame verwerking heeft plaatsgevonden door middel van meerdere Europese aanbestedingen, allen volgens de openbare procedure. PreZero is een partij waarmee overeenkomsten zijn gesloten voor het afvoeren en duurzaam verwerken van producten uit de noodvoorraad. Daarnaast zijn er nog drie bedrijven die één of meerdere overeenkomsten gegund hebben gekregen.
Bij Bureau LCH zijn overeenkomsten aanwezig met de afvalverwerkers. De verwerkingskosten zijn onderdeel van de overeenkomsten met de betreffende dienstverlener, deze afspraken zijn commercieel vertrouwelijk.
Op welke datums hebben er nog meer transporten plaatsgevonden van persoonlijke beschermingsmiddelen en/of medische hulpmiddelen, die zijn ingekocht ten behoeve van de coronacrisis, in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport naar ProZero en/of andere afvalverwerkingsbedrijven? Klopt het dat maandenlang meerdere transporten met persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen ter vernietiging hebben plaatsgevonden?
De handdesinfectiemiddelen zijn in augustus 2022 verwerkt. Vanaf 15 februari 2023 is het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) bezig met het duurzaam laten verwerken van goederen. De aanbesteding betrof goederen waarvan de houdbaarheidsdatum is verstreken en goederen die door veranderende wet- en regelgeving niet meer voldoen aan de juiste kwaliteitseisen. Er zijn inmiddels zo’n 2.500 transporten geweest om goederen duurzaam te verwerken.
Zo ja, kunt u voor al deze transport,- en vernietigings/verwerkingsopdrachten de aanbestedingsprocedures inzichtelijk maken?
Het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) heeft Europese aanbestedingen gedaan:
Kunt u gespecificeerd overleggen om welke transportopdrachten vanuit het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en/of de rijksoverheid het precies gaat, op welke datums, welke en hoeveel persoonlijke beschermingsmiddelen en/of medische hulpmiddelen dit betrof, tegen welke prijs per stuk deze zijn ingekocht en hoeveel deze transportopdrachten en de vernietigingsopdrachten, gezamenlijk en afzonderlijk, hebben gekost?
Informatie over de aanbestedingsprocedures voor duurzame verwerking is gepubliceerd via de in antwoord 11 genoemde links. De verwerkingskosten zijn onderdeel van de overeenkomsten met de betreffende dienstverlener, deze afspraken zijn commercieel vertrouwelijk.
Kunt u aangeven welke transportbedrijven de transporten van persoonlijke beschermingsmiddelen en/of medische hulpmiddelen die vernietigd moesten worden, hebben verzorgd?
Nee. In alle uitgevoerde Europese Aanbestedingen was de scope afvoeren en duurzaam verwerken, het afvoeren (transporteren) is niet separaat aanbesteed. De opdrachtnemer mocht voor het transport onderaannemers inzetten.
Voor welk totaalbedrag zijn persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen ten behoeve van de coronacrisis ingekocht en voor welk totaalbedrag zijn (tot nu toe) persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen, die waren ingekocht voor de coronacrisis, vernietigd?
Voor het antwoord over de inkoop van goederen tijdens de COVID19-crisis verwijs ik u naar het onderzoek van Deloitte: Hulpmiddelenbeleid in de gezondheidszorg | Tweede Kamer der Staten-Generaal, voor de gevraagde informatie over de verwerking van goederen naar de bij vraag 11 genoemde aanbestedingsprocedures.
Is er door het Ministerie van Volkgezondheid, Welzijn en Sport en/of het kabinet op enige wijze melding gemaakt van de grote hoeveelheden mondneusmaskers en/of andere persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen die vernietigd moesten worden aan de Kamer? Zo nee, waarom is hieraan geen ruchtbaarheid gegeven en/of verantwoording over afgelegd?
Over de uitvoering van de goederen-exitstrategie rond de afbouw van de noodvoorraad persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) is uw Kamer op 10 december 20212 geïnformeerd. Zie voor de actuele cijfers www.lchulpmiddelen.nl.
Vindt u niet dat aangezien deze producten zijn ingekocht met gemeenschapsgeld en er tijdens de coronacrisis bovendien 5,1 miljard euro ongespecificeerd «verdwenen» is, dat de Kamer geïnformeerd had moeten worden over de vernietiging van deze producten, zodat de gang van zaken bevraagd en gecontroleerd had kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
Over de uitvoering van de goederen-exitstrategie rond de afbouw van de noodvoorraad persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) is uw Kamer op 10 december 20213 geïnformeerd.
Kunt u aangeven of de persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen die zijn ingekocht voor de coronacrisis, maar die moesten worden vernietigd, duurzaam zijn verwerkt? Zo ja, op welke manier is dat gebeurd en hoeveel heeft deze duurzame manier van verwerken gekost ten opzichte van wanneer een minder duurzame verwerkingsmethode zou zijn gebruikt?
Het principe van duurzaam verwerken maakt onderdeel uit van alle uitgevoerde aanbestedingen (zie antwoord 11). Er is dan ook geen vergelijking mogelijk met de hypothetische situatie waarin besloten zou zijn voor het niet-duurzaam verwerken.
Kunt u aangeven wat de schade is voor het milieu, bijvoorbeeld door CO2-uitstoot, als gevolg van het vernietigen en verwerken van deze grote hoeveelheden persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen?
Nee dat is mij niet bekend. Wel wil ik nogmaals benadrukken dat het op een duurzame manier verwerken van de goederen expliciet onderdeel is van alle aanbestedingsprocedures.
Kunt u aangeven hoeveel de vernietiging van alle persoonlijke beschermingsmiddelen en/of medische hulpmiddelen ten behoeve van de coronacrisis die vernietigd moesten worden tot nu toe per hoofd van de bevolking heeft gekost?
Informatie over de aanbestedingsprocedures voor duurzame verwerking zijn gepubliceerd via de in antwoord 11 genoemde links.
Hoeveel personeels,- en proceskosten zijn er door de rijksoverheid gemaakt voor het transporteren en laten vernietigen van persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen die tot nu toe vernietigd hebben moeten worden?
Onderzoek wijst uit dat de kosten van een Europese Aanbesteding ongeveer 30.000 euro per procedure bedragen. Er zijn vijf aanbestedingsprocedures geweest voor de verwerking van de goederen.
Is getracht de persoonlijke beschermingsmiddelen en/of medische hulpmiddelen die vernietigd hebben moeten worden eerst nog voor een ander doel in te zetten? Zo ja, kunt u aangeven hoeveel van deze producten ingezet zijn voor een ander doel dan de coronacrisis en hoe groot het overschot in totaal precies is geweest?
Ja. De goederen-exitstrategie kent drie pijlers: verkoop, donaties en duurzaam verwerken. Uitgangspunt is: zoveel als mogelijk verkopen en doneren. Pas als blijkt dat er geen andere opties zijn, wordt overgegaan op duurzaam verwerken. De actuele gegevens over donaties, verkoop en verwerking zijn te vinden op Uitgegeven middelen | Actuele voorraden | LCH (lchulpmiddelen.nl).
Hoeveel persoonlijke beschermingsmiddelen en/of medische hulpmiddelen die zijn ingekocht ten behoeve van de coronacrisis liggen op dit moment nog ongebruikt opgeslagen en zijn hiervoor door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport al overeenkomsten gesloten om deze te vernietigen/verwerken? Zo ja, kunt u de aanbestedingsprocedures, de opdrachtbevestigingen en bijbehorende kosten daarvan gespecificeerd overleggen?
De voorraad PBM/MHM wordt maandelijks geactualiseerd op Actuele voorraden | LCH (lchulpmiddelen.nl). Informatie over de aanbestedingsprocedures voor duurzame verwerking zijn gepubliceerd via de in antwoord 11 genoemde links.
De problemen bij de commerciële ggz-instelling Mindler in Zweden |
|
Jimmy Dijk |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht over de problemen bij de commerciële ggz-instelling Mindler in Zweden?1
Het bericht gaat in op de lengte van consulten, werkdruk en de financiële compensatie die de zorgaanbieder Mindler ontvangt binnen de context van het Zweedse zorgstelsel. Mijn verantwoordelijkheid gaat over geestelijke gezondheidszorg in de context van het Nederlandse zorgstelsel. Hieronder zal ik de vragen beantwoorden die u hierover heeft gesteld.
Hoeveel patiënten heeft Mindler in Nederland?
In het jaar 2022 stonden 3.601 unieke patiënten ingeschreven bij Mindler in Nederland, aan 3.566 patiënten is in dit jaar zorg verleend.2
Hoeveel omzet en winst behaalde Mindler de afgelopen jaren in Nederland?
Hieronder staan in een tabel de netto-omzet en het resultaat van Mindler in Nederland weergegeven in de jaren 2021 en 2022.3
Jaartal
Netto-omzet in euro’s
Resultaat na belastingen in euro’s
2021
1.180.597
– 2.946.478
2022
2.785.368
– 3.470.109
In hoeverre werkt Mindler ook in Nederland met consulten van tien minuten?
Voor de beantwoording van uw vraag is informatie ingewonnen bij Mindler in Nederland. Mindler geeft hierbij aan consulten van 45 en 30 minuten te hanteren, waarbij de keuze voor de lengte van het consult aan de psycholoog is. Daarnaast geeft Mindler aan te werken met adviesgesprekken en evaluatiegesprekken door een GZ-psycholoog van minimaal 15 minuten. In incidentele gevallen, bijvoorbeeld bij een cliënt in crisis, kan een 10 minuten consult worden geregistreerd. Mindler geeft hierbij aan dat hun werkwijze is ingericht conform het Landelijk Kwaliteitsstatuut GGZ.4
Bent u het ermee eens dat het zeer onwenselijk is als er vanuit financiële overwegingen wordt gewerkt met zeer korte consulten?
Ik ben ermee eens dat het onwenselijk is als er enkel vanuit financiële overwegingen wordt gewerkt met zeer korte consulten. Een behandeling moet passen bij de klachten van een patiënt en voldoen aan de wet- en regelgeving en eisen met betrekking tot kwaliteit. Deze eisen zijn vastgelegd in de Wkkgz, waaraan iedere zorgaanbieder in Nederland dient te voldoen. Het is aan de zorgverlener om een inschatting te maken van de passende lengte van een consult, binnen de kaders van het ZPM.
Bent u het ermee eens dat het onwenselijk is als commerciële bedrijven winst maken in de ggz? Zo ja, bent u bereid om winstuitkering in de ggz te verbieden? Zo nee, wat is volgens u precies het voordeel van het uitkeren van geld aan op winst beluste investeerders, dat eigenlijk bedoeld is om mensen met mentale problemen te helpen?
Het zorgbeleid is er op gericht dat de zorg betaalbaar is, van goede kwaliteit en toegankelijk voor iedereen die haar nodig heeft. Om hiervoor te zorgen moet onder andere worden voldaan aan de eisen rond kwaliteit van zorg door zorgaanbieders zoals vastgelegd in de Wkkgz, de bepalingen rond het winstuitkeringsverbod in de Wtzi (dat ook geldt voor de intramurale ggz) en de bepalingen over bestuursstructuur zoals vastgelegd in de Wtza. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Nederlands Zorgautoriteit zien daarop toe.
Naar aanleiding van een door uw Kamer aangenomen motie van de leden Van den Berg en Dijk5 wordt onderzoek gedaan naar de omvang van private equity in diverse zorgsectoren en de invloed van private equity op de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van zorg. Dit onderzoek ziet ook op de ggz. Naar verwachting zullen de resultaten van het private equity onderzoek einde van het eerste kwartaal 2024 beschikbaar komen. Ik vind het van belang om eerst beter zicht te krijgen op de rol en het effect van private equity in de zorg om te bepalen of, en zo welke, nadere maatregelen gewenst zijn. Daarbij zal ik ook de mogelijkheid van een breder verbod op winstoogmerk betrekken.
Bent u het daarnaast ermee eens dat private equity financiering binnen de ggz onwenselijk is? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen om dit aan te pakken?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 6 ben ik van mening dat het belangrijk is om eerst beter zicht te krijgen op de rol en het effect van private equity in de zorg, om daarna te kunnen bepalen of er aanvullende maatregelen nodig zijn.
Een dagboekverslag van een patiënt |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Kuipers |
|
Bent u bekend met het volgende dagboekverslag van een patiënt?1
Ja
Is het correct dat patiënten, zoals de patiënt in dit dagboek, soms niet worden geholpen terwijl ze zorg nodig hebben en de benodigde zorgcapaciteit hiervoor ook aanwezig is, louter en alleen omdat, zoals in het bovengenoemde dagboekverslag beschreven staat, het budgetplafond van de zorgverzekeraar is bereikt?
De zorg in Nederland is erop gericht dat iedereen die zorg nodig heeft die zorg ook krijgt. Zorgverzekeraars hebben een wettelijke zorgplicht, de NZa houdt daar toezicht op. Dit betekent dat hun verzekerden met een naturapolis binnen een redelijke tijd en reisafstand toegang moeten hebben tot alle zorg uit het basispakket. Zorgverzekeraars moeten daarom voldoende zorg inkopen voor hun verzekerden met een naturapolis om aan hun zorgplicht te kunnen voldoen. Voor verzekerden met een restitutiepolis moeten zorgverzekeraars de zorg vergoeden bij alle zorgverleners. Als er in een bepaald ziekenhuis geen capaciteit beschikbaar is of een budgetplafond bereikt is, moet de zorgverzekeraar ervoor zorgen dat de zorg elders beschikbaar is of vergoed wordt. De zorg hoeft niet per se ingekocht te worden bij een specifieke zorgaanbieder. Als de zorgverzekeraar voldoende zorg heeft ingekocht bij zorgaanbieders in de buurt, dan voldoet de zorgverzekeraar aan zijn wettelijke zorgplicht.
De NZa vraagt van zorgaanbieders en zorgverzekeraars dat zij op een professionele manier samenwerken en goede afspraken met elkaar maken. Daar kunnen ook afspraken bij horen over hoe om te gaan met een hogere vraag dan verwacht. Van zorgaanbieders en zorgverzekeraars verwacht ik dan ook dat zij tijdig met elkaar in gesprek gaan wanneer zij denken dat het omzetplafond in zicht komt.
Als een verzekerde niet tevreden is over de zorgverzekeraar, dan kan deze een klacht indienen bij de zorgverzekeraar. De zorgverzekeraar is verplicht de klacht te behandelen. Als de verzekerde er met de zorgverzekeraar niet uit komt is een volgende stap om de klacht voor te leggen aan de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ).
Vindt u het acceptabel als patiënten niet geholpen worden omdat het budgetplafond van hun zorgverzekeraar bereikt is?
Zie antwoord vraag 2.
De GDV-bekostiging voor apotheken |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Deelt u de mening dat het verschil in de mate van geneesmiddelgebruik tussen gemeenten niet alleen door verschillen in bevolkingsopbouw en/of sociaaleconomische status verklaard kan worden?1
Die mening deel ik. De mate van geneesmiddelgebruik hangt van meer factoren af.
Onderschrijft u het feit dat geneesmiddelen vaak onderliggende problemen niet aanpakken, maar in plaats daarvan vaak symptomen onderdrukken, zoals hoogleraar Van Bodegom in 2018 al bepleitte in zijn boek «Ontpillen»? Zo nee, waarom niet?2
Ja. Veel geneesmiddelen zijn beschikbaar ter behandeling van symptomen. Denk aan pijnklachten (in allerlei soorten en maten), misselijkheid, obstipatie, diarree, benauwdheid door astma/COPD, depressie, jeuk, koorts, etc. Er zijn ook geneesmiddelen die de oorzaak van ziekten behandelen denk aan antibiotica, antivirale middelen, gentherapie etc. Er zijn ook geneesmiddelen die ziektes voorkomen zoals vaccins, cholesterolverlagers, bloeddrukverlagers etc.
In hoeverre is er in de door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) bijgewerkte geïndividualiseerde distributievorm (GDV)-bekostiging rekening mee gehouden dat apothekers hiermee gestimuleerd worden om te ontpillen?
Het creëren van (meer) ruimte voor de apotheker om in te zetten op het afbouwen van geneesmiddelen bij patiënten met een geïndividualiseerde distributievorm (GDV) was voor de NZa één van de redenen om de GDV-bekostiging te wijzigen.
Tot en met 2022 brachten apothekers per UR-geneesmiddel(uitsluitend op recept) in de GDV een terhandstelling in rekening. Wanneer met één of meerdere geneesmiddelen in de GDV werd gestopt leidde dat tot (structureel) omzetverlies voor de apotheker op de betreffende zorgprestatie. Die prikkel kan passende zorg belemmeren, omdat het afbouwen van geneesmiddelen hiermee niet wordt gestimuleerd.
De beoogde wijziging in het beleid betekende dat apothekers één tarief in rekening mochten brengen voor de terhandstelling van alle UR-geneesmiddelen die onderdeel zijn van de GDV. Hiermee ontstond (meer) ruimte voor de apotheker om in te zetten op het afbouwen van geneesmiddelen.
De KNMP kon zich niet vinden in deze wijziging en spande hierover een zaak aan tegen de NZa. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft geoordeeld dat de NZa niet heeft onderbouwd dat met het nieuwe declaratievoorschrift afbouw van medicijnen daadwerkelijk wordt bevorderd3. Het CBb stelt daarom dit declaratievoorschrift van de NZa voorlopig buiten werking. Het CBb heeft in haar uitspraak de voorziening getroffen dat de per 1 januari 2023 gewijzigde GDV-prestatiebeschrijving (met terugwerkende kracht tot 1 januari 2023) buiten werking is gesteld en dat de «oude» GDV-prestatiebeschrijving herleeft, tot en met zes weken na de bekendmaking van de nieuwe beslissing op bezwaar.
Deelt u de mening dat een andere rolverdeling of taakherschikking tussen apotheker en huisarts met betrekking tot het voorschrijfproces kan bijdragen aan meer ontpilling? Zo nee, waarom niet?
Ik ben in gesprek met veldpartijen over welke verbeteringen mogelijk zijn in de samenwerking tussen eerstelijnszorgaanbieders, waaronder de apotheker en huisarts. Dit is een onderdeel van de gesprekken met veldpartijen om gezamenlijk de farmaceutische zorg te verbeteren.
Een betere farmaceutische zorg door de apotheker en betrokken zorgverleners dient veel doelen. Een van deze doelen is het minderen en stoppen van geneesmiddelen daar waar passend.
Ik heb toegezegd u dit jaar nog te informeren over de voortgang van deze gesprekken.
Hoe ziet u de verantwoordelijkheid van de apotheker met betrekking tot het ontpillen in relatie tot geneesmiddelen die door de medisch specialist zijn voorgeschreven?
Het minderen en stoppen van geneesmiddelen daar waar passend is onderdeel van goede farmaceutische zorg. De apotheker speelt als medicatiespecialist daarin een belangrijke rol, ongeacht welke voorschrijver de geneesmiddelen voorschrijft.
Beleid voor mensen met een beperking |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u het ermee eens dat het belangrijk is om te luisteren naar de mening van mensen met een verstandelijke beperking? Zo ja, wordt er door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) op toegezien dat dit overal gebeurt?
Ja. Ik vind het heel belangrijk dat er wordt geluisterd naar de mening van mensen met een verstandelijke beperking. Dat is ook niet altijd een eigen keus van partijen. Er zijn soms regels voor. Die regels zijn vastgelegd in de wet. Ze schrijven voor wanneer er naar de mening van mensen met een beperking móet worden geluisterd. Zo hebben sommige besluiten van een zorginstelling de goedkeuring van de cliëntenraad nodig. Naast regels in de wet maken landelijke partijen soms extra afspraken over het luisteren naar de mening van mensen met een verstandelijke beperking. Zo is afgesproken dat bewoners van een instelling regelmatig hun mening kunnen geven over de kwaliteit van de zorg en ondersteuning. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd let erop dat mensen en organisaties in de zorg zich houden aan die regels en afspraken.
Hoe betrekt u zelf de mening van mensen met een verstandelijke beperking bij uw beleid?
Mensen met een verstandelijke beperking moeten hun stem kunnen laten horen over de plannen van mijn ministerie. Vaak gebeurt dat door een organisatie die opkomt voor mensen met een beperking. Die organisaties krijgen van mij ieder jaar geld. Daarmee kunnen ze hun werk makkelijker doen. Voor mensen met een verstandelijke beperking zijn dat bijvoorbeeld LFB, KansPlus, Vereniging dit Koningskind, Sien en koepelorganisatie Ieder(in).
Mijn beleid voor mensen met een beperking heb ik opgeschreven in verschillende plannen. Eén van die plannen is de Toekomstagenda: zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking. Voor de uitwerking van de Toekomstagenda zijn werkgroepen opgericht. In een werkgroep zitten mensen van verschillende landelijke organisaties. Ook van organisaties van en voor mensen met een verstandelijke beperking. Iedere werkgroep bespreekt een onderwerp dat belangrijk is voor mensen met een beperking. Bijvoorbeeld de zorg voor mensen met een ingewikkelde zorgvraag. Of hoe we met technologie, zoals apps en robots, mensen met een beperking kunnen helpen om zelfstandiger te worden en meer dingen zelf te beslissen. Een ander plan voor mensen met een beperking gaat over het VN-verdrag Handicap. Dat plan noemen we de Nationale Strategie. Daaraan hebben organisaties van of voor mensen met een verstandelijke beperking meegewerkt.
Daarnaast vind ik het belangrijk om ervaringsdeskundigen zelf bij de uitvoering van mijn plannen te betrekken. Ook dat gebeurt op verschillende manieren. Ik praat bijvoorbeeld met de «spiegelgroep Onbeperkt meedoen». Dat zijn acht ervaringsdeskundigen die in hun eigen leven bijna iedere dag tegen drempels aanlopen. Zij denken met mij mee hoe we die drempels in de samenleving verder kunnen weghalen.
Als het gaat om plannen over zorg en ondersteuning, vind ik dat mensen met een beperking niet alleen horen mee te praten. Zij moeten ook gewoon mee kunnen doen. Daarom worden verschillende projecten van de Toekomstagenda uitgevoerd door organisaties van en voor mensen met een beperking. Zij krijgen daarvoor extra geld.
Herkent u de signalen dat er steeds minder ruimte is voor activiteiten en uitjes vanwege personeelstekorten en het wegvallen van fondsen en stichtingen? Bent u het ermee eens dat het juist voor mensen met een verstandelijke beperking belangrijk is om mee te doen in de samenleving en dat activiteiten buiten de instelling of woongroep daar belangrijk voor zijn?
Ik vind het voor iedereen belangrijk om mee te doen in de samenleving, ongeacht waar je woont of wat je beperking is. Iedereen op zijn of haar eigen manier. Dat geldt dus ook voor mensen met een verstandelijke beperking die in een instelling of woongroep wonen. Ik hoor in het land dat zorgaanbieders van instellingen en woongroepen te maken hebben met personeelstekorten. Hoe ze daarmee omgaan is verschillend. Maar ze zorgen er allemaal voor dat bewoners een zinvolle dag hebben en naar werk of dagbesteding kunnen gaan. En gelukkig lukt het veel zorgaanbieders nog steeds om daarnaast extra activiteiten en uitjes te organiseren. Er zijn ook andere organisaties die over geld beschikken om activiteiten te organiseren, zoals fondsen. Omdat dat geen officiële zorgaanbieders zijn, vallen zij buiten de onderwerpen waarvoor ik als Minister verantwoordelijk ben. Ik weet dan ook niet wat zij doen, en of ze ophouden te bestaan.
Klopt het dat feesten zoals het Witte Bedjes Sinterklaasfeest en het concert van «Maak de Droom Waar» in de afgelopen jaren zijn weggevallen? Zijn er meer van dit soort initiatieven die zijn gestopt? Weet u de oorzaken daarvan?
Feesten zoals de Witte Bedjes Sinterklaasfeest en het concert van «Maak de Droom Waar» zijn niet door mijn ministerie georganiseerd. Dat betekent dat het buiten de onderwerpen valt waarvoor ik als Minister verantwoordelijk ben. Er kunnen in het land heel veel feesten worden georganiseerd in dorpen en steden. Daar heb ik niet allemaal zicht op. Ik weet dus ook niet of sommige van die feesten niet zijn doorgegaan. Mijn ambtenaren hebben voor het beantwoorden van deze vraag contact opgenomen met de Stichting Welzijn Gehandicapten Nederland (SWGN). Zij hebben ons verteld dat het concert «Maak de Droom Waar» niet door kon gaan omdat de Jaarbeurs in Utrecht momenteel wordt verbouwd. De plek waar het feest ieder jaar plaatsvindt, is dit jaar dus niet beschikbaar. Ook hoorde SWGN dat mensen die het concert misschien wilden bezoeken, dat dit jaar nog spannend vinden. Dat komt door het coronavirus. Daarom hebben ze besloten het concert dit jaar in een kleinere vorm aan te bieden binnen de instellingen. Ze denken dat het concert volgend jaar weer door zal gaan.
Wat kunt u doen om te zorgen dat er weer meer activiteiten plaatsvinden voor mensen met een verstandelijke beperking?
Ik wil ervoor zorgen dat mensen met een verstandelijke beperking kunnen deelnemen aan álle uitjes en feesten die worden georganiseerd in het land. De samenleving hoort gewoon toegankelijk te zijn voor mensen met een beperking. Met de Nationale Strategie werk ik dat uit. Toegankelijke vrijetijdsbesteding – activiteiten en uitjes – valt daar ook onder.
Welke subsidies zijn er de afgelopen 10 jaar beschikbaar geweest voor het organiseren van uitjes voor mensen met een (verstandelijke) beperking? Wat waren de resultaten van die subsidies?
Een subsidie is een geldbedrag. Subsidies kunnen worden gegeven door een overheidsorganisatie zoals een ministerie, provincie of gemeente. Ze kunnen ook worden gegeven door een particuliere organisatie die niet bij de overheid hoort. Iedere organisatie heeft eigen regels voor het geven van subsidie. Ik weet niet welke organisaties in Nederland de afgelopen 10 jaar geld hebben gegeven voor het organiseren van uitjes.
Welke subsidies zijn vanuit het Rijk beschikbaar voor het organiseren van uitjes voor mensen met een (verstandelijke) beperking? Als subsidies zijn verdwenen, wat is daar dan de reden voor?
Het geven van extra geld (subsidies) voor het organiseren van uitjes voor mensen met een beperking hoort niet bij de taken van een ministerie. Voor mijn ministerie geldt dat het verantwoordelijk is voor het organiseren van goede zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking. Bij goede zorg hoort ook dat er voldoende momenten zijn om te ontspannen. Ik geef wel extra geld aan organisaties voor mensen met een beperking om bijeenkomsten te organiseren. Bijvoorbeeld de SamenSterkdagen. Die gaan over hoe je voor jezelf kunt opkomen. Ook wordt er over belangrijke onderwerpen informatie gegeven.
Met de Nationale Strategie wil ik drempels in de samenleving weghalen voor mensen met een beperking. Zodat iedereen die dat wil kan meedoen aan alle activiteiten, feesten of festivals. Ik hoop dat iedereen dat straks normaal vindt.
Wilt u de antwoorden op deze vragen in zo duidelijk mogelijke taal formuleren zodat het voor iedereen begrijpelijk is?
Ja.
Het artikel 'Commerciële buitenlandse route voor donorzaad voorziet meer dan helft van wensmoeders' |
|
Mirjam Bikker (CU) |
|
Kuipers |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Commerciële buitenlandse route voor donorzaad voorziet meer dan helft van wensmoeders»?1
Ja.
Vindt u de ontwikkeling dat inmiddels meer dan de helft van de wensmoeders donorzaad uit het buitenland krijgt ook een zeer zorgwekkende ontwikkeling met het oog op het belang van de donorkinderen?
Bij gebruik van zaadcellen afkomstig uit het buitenland, kan een donorkind te maken krijgen met verwanten wereldwijd. Daarnaast is het op dit moment nog onduidelijk of buitenlandse donoren goed vindbaar zijn voor donorkinderen. Ik vind het daarom belangrijk dat wensouders een goed geïnformeerde keuze maken over het gebruik van buitenlandse spermadonoren. Ik zie het als een taak van de overheid dat betrouwbare en toegankelijke informatie beschikbaar is over de mogelijke consequenties van het gebruik van buitenlandse spermadonoren. Goede informatievoorziening wordt onder meer gerealiseerd via het digitale Landelijk Informatiepunt Donorconceptie (LIDC). Op de website donorconceptie.nl kunnen mensen informatie vinden over de gevolgen die een keuze voor een buitenlandse spermadonor heeft.
Daarnaast is in de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting (Wdkb) vastgelegd dat de Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting (Sdkb) de verplichting heeft om begeleiding te bieden bij het verstrekken van de persoonsidentificerende gegevens van donoren aan donorkinderen. Deze taak heeft de Sdkb bij Fiom belegd. Als een donorkind met behulp van zaadcellen van een buitenlandse donor in een Nederlandse kliniek verwekt is, dan kan dit donorkind als het de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt een aanvraag indienen bij de Sdkb voor de verstrekking van de persoonsidentificerende gegevens. De eerste aanvragen worden vanaf 2025 verwacht. Fiom en de Sdkb bereiden zich voor op begeleidingstrajecten waarbij gebruik is gemaakt van buitenlandse donoren en op eventuele zoekacties.
Welke mogelijkheden heeft u verkend, in het licht van de aangenomen motie Bikker, in de vergunningverlening aan klinieken die anonieme donatie uit het buitenland niet uitsluiten? Welke mogelijkheden gaan een vervolg krijgen?2
Naar aanleiding van de aangenomen motie Bikker3, ten aanzien van anonieme donatie in het buitenland en vergunningverlening van klinieken die anonieme donatie in het buitenland niet uitsluiten, ben ik mij momenteel aan het oriënteren op hoe andere landen in Europa kunstmatige bevruchting met donorzaad hebben ingericht. Inmiddels is het mij duidelijk geworden dat het voor de meeste landen, waar anonieme donatie niet is toegestaan, (nog) niet mogelijk is om te voorkomen dat sperma dat in hun land gedoneerd is wordt gebruikt in landen waar anonieme donatie wel mogelijk is. In een aantal landen, waaronder het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk, vinden soortgelijke discussies plaats als in Nederland en wordt gewerkt aan een modernisering van de wetgeving rondom donorconceptie.
Ondanks dat binnen Europa medisch-ethische vraagstukken nationale aangelegenheden zijn, is er op Europees niveau wel aandacht voor vraagstukken op het terrein van donorconceptie. In het kader van het voorstel voor een Europese verordening lichaamsmateriaal zijn er momenteel onderhandelingen gaande om de verordening vorm te geven. Er is onder meer aandacht voor de distributie van gameten tussen landen. Daarnaast bezie ik hoe we mogelijk in de Nederlandse wet- en regelgeving kunnen borgen dat zaadcellen van Nederlandse donoren, die doneren in Nederland, niet gebruikt mogen worden voor fertiliteitsbehandelingen in landen waar de fertiliteitsbehandelingen met anonieme gameten zijn toegestaan.
De komende tijd zal ik verder gaan met bovengenoemde oriëntatie en zal ik, zoals aangegeven in mijn brief van 20 juni 20234, de Kamer in het eerste kwartaal van 2024 informeren over de stand van zaken ten aanzien van de uitvoering van deze en de andere moties die zijn aangenomen naar aanleiding van het plenaire debat in de Tweede Kamer op 12 april 2023 over het wetsvoorstel tot wijziging van de Wdkb.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor de behandeling van de begroting van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor het jaar 2024?
Ja.
Het bericht ‘Provincie stond jarenlang toe dat Tata-fabriek kankerverwekkende stoffen lekte’ |
|
Eva van Esch (PvdD) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Kent u het nieuwsbericht «Provincie stond jarenlang toe dat Tata-fabriek kankerverwekkende stoffen lekte»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het feit dat de provincie Noord-Holland al sinds 1983 wist dat er illegaal te veel kankerverwekkende polycyclische aromatische koolwaterstoffen (paks) langs de ovendeuren van de Kooksfabriek 2 weglekten, maar dat Tata Steel deze deuren pas in 2007 (ruim twintig jaar later!) hoefde te vervangen?
Voor het antwoord op uw vraag heb ik contact gezocht met de provincie Noord-Holland. Er is indertijd (kennelijk) een afweging gemaakt om deze maatregel bij de Kooksgasfabriek 2 later te nemen dan we vandaag de dag zouden doen, of het was indertijd niet mogelijk om deze maatregel eerder af te dwingen. Hoe dit in het verleden precies is gegaan ben ik niet nagegaan.
Wat is uw reactie op het feit dat de provincie Noord-Holland in 1988 een overeenkomst sloot met Tata Steel met betrekking tot milieumaatregelen, maar dat hierin geen afspraken zijn gemaakt om de deurlekkages tegen te gaan, waardoor de oude ovendeuren nog jarenlang kankerverwekkende stoffen hebben gelekt?
Voor het antwoord op uw vraag heb ik contact gezocht met de provincie Noord-Holland. Er is indertijd (kennelijk) een afweging gemaakt om deze maatregel bij de Kooksgasfabriek 2 niet op te nemen in het milieuconvenant.
Wat is uw reactie op het feit dat de provincie dus ruim twintig jaar lang heeft toegestaan dat er kankerverwekkende stoffen door de lekkende ovendeuren in het milieu en de leefomgeving van omwonenden terecht zijn gekomen?
Voor het antwoord op uw vraag heb ik contact gezocht met de provincie Noord-Holland. Er is indertijd (kennelijk) een afweging gemaakt om deze maatregel bij de Kooksgasfabriek 2 later te nemen dan we vandaag de dag zouden doen, of het was indertijd niet mogelijk om deze maatregel eerder af te dwingen. Hoe dit in het verleden precies is gegaan ben ik niet nagegaan. Zie verder het antwoord op vraag 5.
Wat is uw reactie op de uitspraak van Jacob de Boer, toxicoloog, dat de uitstoot van paks door de staalfabriek in eerdere decennia sterk heeft bijgedragen aan het relatief grote aantal kankergevallen in de IJmond?
Verschillende rapporten hebben inmiddels dit risico duidelijk gemaakt (waaronder ook het recent RIVM rapport «De bijdrage van Tata Steel Nederland aan de gezondheidsrisico’s van omwonenden en de kwaliteit van hun leefomgeving»). Zoals ik in eerdere antwoorden op vragen van uw Kamer heb aangegeven (Kamerstuk 30 175, nr. 448), is de concentratie van PAK’s in de leefomgeving in de afgelopen decennia fors afgenomen. In het meest recente Datarapport Luchtkwaliteit IJmond2 is te zien dat op het meetpunt in Wijk aan Zee de concentratie van BaP, wat een markerstof is voor PAK, in 2012 0,7 ng/m3 was en in 2022 0,2 ng/m3.
Vindt u, in het licht van het feit dat de provincie Noord-Holland ruim twintig jaar heeft toegestaan dat Tata Steel kankerverwekkende stoffen naar de omgeving lekte, dat de overheid de gezondheid van omwonenden van Tata Steel goed heeft beschermd in de afgelopen decennia?
In het verleden zijn in de context van de toen geldende wet- en regelgeving en de toen heersende maatschappelijke opvattingen bepaalde keuzes gemaakt. Door de jaren heen zijn wettelijke voorschriften en vergunningen aangescherpt en zijn er meerdere maatregelen genomen om de uitstoot te verminderen. De in het artikel genoemde vergunning over de deuren van Kooksfabriek 2 is daar een voorbeeld van.
Zijn alle lekkende deuren op het Tata Steel-complex inmiddels inderdaad vervangen voor niet lekkende exemplaren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u aangeven welke deuren wanneer zijn vervangen? . Bent u van mening dat de landelijke overheid, met de kennis van nu, had moeten ingrijpen, zodat de lekkende ovendeuren eerder werden vervangen? Zo nee, waarom niet?
Voor het antwoord op uw vraag heb ik contact gezocht met de OD NZKG. De deuren worden conform het inspectie en onderhoudssysteem van Tata Steel periodiek vervangen. Daarnaast worden de deuren die vervangen worden voorzien van een extra dikke betonlaag om lekkages langs de randen te voorkomen.
Door Tata Steel wordt ieder kwartaal een overzicht van alle uitgevoerde en geplande onderhoudswerkzaamheden om de deuremissies te beperken toegestuurd aan de OD NZKG om aan te tonen dat aan de eisen wordt voldaan.
Bent u het ermee eens dat de vergunning van de Kooksfabriek 2 per direct moet worden ingetrokken en dat niet moet worden gewacht, totdat Tata Steel pas in 2030 zelf de installatie een keertje sluit? Zo nee, waarom staat u toe dat nog een hele generatie in de IJmond moet opgroeien met de giftige uitstoot van Tata Steel?
De kennis van nu was destijds niet beschikbaar. In het verleden zijn in de context van de toen geldende wet- en regelgeving en de toen heersende maatschappelijke opvattingen bepaalde keuzes gemaakt. Dat gaat met de kennis van nu geen verschil meer maken. Ik richt me liever op wat we nu wel kunnen doen.
Bent u ervan op de hoogte dat uit cijfers van Tata Steel zelf blijkt dat in 2021 uit de nieuwe deuren tien keer minder schadelijke stoffen lekten dan bij de oude deuren nog was toegestaan?
Het is aan het bevoegd gezag, in dit geval de provincie Noord-Holland, bij overtredingen handhavend op te treden. Of en wanneer de stap gezet moet worden om een vergunning in te trekken is ook aan het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag moet bij het overwegen van intrekken kijken naar de mogelijkheden binnen de huidige wet- en regelgeving. Een vergunning intrekken is een zwaarwegende vorm van handhaving die goed onderbouwd moet kunnen worden.
De in het NU.nl artikel genoemde uitstoot van het verleden is niet representatief voor de huidige uitstoot van het bedrijf. In het recente RIVM onderzoek is de impact van de huidige uitstoot van Tata Steel op de gezondheid van omwonenden berekend. Dit onderzoek dient als de basis om te kijken hoe we de impact op de gezondheid van omwonenden zo effectief en snel mogelijk kunnen verminderen. In dit kader zal ook de Expertgroep Gezondheid IJmond een advies uitbrengen. Met deze rapporten en adviezen in de hand is mijn doel om de impact van Tata Steel op de gezondheid van omwonenden zo snel mogelijk te verbeteren.
Vindt u de cijfers van Tata Steel betrouwbaar, wetende dat de meetapparatuur van Tata Steel onjuist geijkt is2 en wetende dat er nog steeds een onverklaard verschil is (tot wel een factor 5) tussen de door Tata berekende en de door het RIVM gemeten uitstoot van schadelijke stoffen3?
Voor het antwoord op uw vraag heb ik contact gezocht met de OD NZKG. Uit de elektronische milieujaarverslagen over 2021 en 2022 blijkt geen verlaging van de emissies omdat uitgegaan wordt van kengetallen.
Wanneer wordt de claim van Tata Steel dat de uitstoot van kankerverwekkende paks tussen 2019 en 2022 zou zijn gehalveerd, waarvoor Tata Steel door de Reclame Code Commissie op de vingers is getikt4, eindelijk geverifieerd?
Het genoemde verschil gaat volgens het RIVM over de berekende en gemeten concentratiebijdragen van de verschillende stoffen, niet over de uitstoot van de stoffen. De concentratiebijdragen zijn wel door het RIVM berekend op basis van emissies en emissiekenmerken aangeleverd door Tata Steel.
De OD NZKG controleert de cijfers van Tata Steel (die in het elektronisch – Milieu Jaarverslag, E-MJV) worden geleverd op o.a. betrouwbaarheid.
Een e-MJV bevat de stoffen die volgens een stoffenlijst5 moeten worden gerapporteerd. Indien de drempelwaarde wordt overschreden van één of meer stoffen op de stoffenlijst, dan moeten de emissies van deze stof(fen) worden gerapporteerd. Dit mag op basis van metingen, kengetallen, schattingen enzovoorts. Daar zijn allerlei regels voor. Niet goedgekeurde meetgegevens mogen niet als meting worden gebruikt in het e-MJV. Een verklaring voor het verschil van de factor 5 in concentratiebijdragen kan aan verschillende omstandigheden liggen, zoals de bronkenmerken waaronder hoogte waarop de uitstoot vrijkomt en de warmte van de uitstoot. Het hoeft niet te betekenen dat er een factor 5 meer wordt uitgestoten. In het rapport «De bijdrage van Tata Steel Nederland aan de gezondheidsrisico's van de omwonenden en de kwaliteit van hun leefomgeving6» is ingegaan op verschillen tussen gemeten en berekende concentratiebijdragen.
Wanneer worden de volledige meetgegevens beschikbaar van de diffuse en gekanaliseerde schadelijke uitstoot bij de ovens van de Kooksfabriek 2, zodat het onverklaarde verschil tussen de berekende en gemeten uitstoot van Tata Steel kan worden verklaard?
Voor het antwoord op uw vraag heb ik contact gezocht met de OD NZKG. De reductieclaim zal in het e-MJV uit 2022 deels zichtbaar worden en op basis van de e-MJV’s uit de jaren daarna definitief geverifieerd kunnen worden om te kunnen spreken over een structurele reductie. De OD NZKG werkt momenteel aan een memo voor een eerste inzicht waarbij het e-MJV 2022 versus het e-MJV 2019 op jaarvrachten wordt vergeleken. Op basis van deze vergelijking kan worden aangegeven wat de reductie is geweest tussen deze twee jaren.
De claim die Tata Steel doet is gebaseerd op een proefsituatie uit een proevenprogramma dat het bedrijf uitvoert. Dit geeft nog geen beeld of sprake is van een aantoonbare structurele reductie. Wel zal kunnen worden aangeven wat de reductie is op basis van de gegevens uit de eerdergenoemde e-MJV’s.
Klopt het dat de omgevingsdienst het lekken van paks bij de ovendeuren probeert te meten, maar dat een onderzoek hiernaar (dat een jaar geleden is aangekondigd) nog steeds niet is uitgevoerd? Zo nee, hoe zit dit dan?
Voor het antwoord op uw vraag heb ik contact gezocht met de OD NZKG. In opdracht van de OD zijn eind juni 2023 door een geaccrediteerd meetbureau de eerste diffuse emissiemetingen uitgevoerd. Het resterende deel van de diffuse emissiemetingen en de herhaalmeting voor zware metalen bij batterij 23 stonden gepland voor eind oktober, maar zijn op het laatste moment geannuleerd door Tata Steel. Tata Steel heeft aangegeven de veiligheid van de meetploeg niet voldoende te kunnen borgen. De OD NZKG heeft hierdoor de metingen niet kunnen uitvoeren. De OD NZKG vindt het belangrijk dat de metingen ondanks deze omstandigheden zo spoedig mogelijk doorgang vinden en zoekt naar uitvoerbare oplossingen. De overige diffuse emissiemetingen zijn voorbereid en worden, indien de weersomstandigheden het toelaten, in het eerste kwartaal van 2024 uitgevoerd. Dit heeft echter niet tot doel om een verschil tussen «berekende en gemeten uitstoot van Tata Steel» te verklaren. Het doel van de metingen is om inzicht te hebben in de bijdrage van de luchtemissies van de verschillende bronnen om de geuroverlast te verminderen. Deze metingen komen nog voort uit het intensief toezichtstraject kooksgasfabriek 2.8
Gaat u met de provincie in gesprek om ervoor te zorgen dat het lekken van schadelijke stoffen bij de ovendeuren alsnog onafhankelijk en transparant wordt gemeten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe en wanneer gaat u dit doen?
De OD NZKG voert met regelmaat eigen metingen uit op het terrein van Tata Steel naar de emissies vanuit de verschillende installaties. Het meten van gekanaliseerde en diffuse emissies van de Kooksfabriek 2 loopt inderdaad al geruime tijd. Een deel van deze metingen is uitgevoerd. Dat geldt niet voor de meting die de deuremissies bij de ovendeuren omvat.
De meting zal geen exacte getallen opleveren voor specifiek de deuremissies, maar een kwalitatief inzicht geven van het geheel aan diffuse emissies uit de deuren, vulgaten en een aantal andere bronnen. Om deze meting uit te voeren zijn bepaalde meteo-omstandigheden nodig, wat gecombineerd met de volle agenda’s van meetbureaus het uitvoeren van de metingen erg complex maakt.
Wanneer wordt er door het RIVM weer een vervolgmeting gedaan naar neerdalend stof op alle relevante punten in de omgeving van Tata Steel?
Nee, dit is niet nodig. De OD NZKG gaat deze metingen al uitvoeren.
Herinnert u zich dat onder andere het lid Van Esch vragen heeft gesteld over een nieuwsbericht waaruit bleek dat de Kooksfabriek 2 verkeerd is gebouwd, waardoor de installatie vanaf de eerste dag rookt en lekt aan alle kanten?5 En herinnert u zich dat u aangaf dat de omgevingsdienst geen aanwijzingen heeft gevonden voor mogelijke constructiefouten bij de Kooksfabriek 2 van Tata Steel?6
Op dit moment is deze meting voorzien voor de tweede helft van 2024, omdat dan naar verwachting verschillende maatregelen bij Tata Steel zijn uitgevoerd die zijn bedoeld om de emissie van het onderzochte grofstof te verminderen. Daarmee kan dan een goede vergelijking gemaakt worden met de eerdere onderzoeken.
Hoe verhoudt het nieuws dat er ruim twintig jaar lang illegaal te veel kankerverwekkende stoffen langs de ovendeuren van Kooksfabriek 2 weglekten zich tot de conclusie van de omgevingsdienst dat er geen aanwijzingen zijn voor mogelijke constructiefouten bij de Kooksfabriek 2?
Ja.
Is er bij het onderzoek dat de omgevingsdienst heeft gedaan naar constructiefouten bij Kooksfabriek 2 ook gekeken naar lekkende ovendeuren? Zo nee, waarom niet en kan dit dan alsnog gebeuren? Zo ja, hoe kan het dan dat de lekkende ovendeuren niet zijn aangemerkt als een constructiefout?
Voor het antwoord op uw vraag heb ik contact gezocht met de OD NZKG. Dat er geen constructiefouten zijn betekent niet dat er geen PAK emissie is. De constructie van de fabriek ziet op andere zaken dan deurlekkages. Zie ook het antwoord op vraag 19.
Bent u het ermee eens dat wanneer er structureel kankerverwekkende stoffen langs deuren van installaties lekken, dit een fout is in de constructie? Zo nee, waarom niet en hoe classificeert u deze lekkende deuren dan?
Voor het antwoord op uw vraag heb ik contact gezocht met de OD NZKG. De ovendeuren maken geen onderdeel uit van de bouwkundige constructie van de fabriek maar van de installatie. Bij het onderzoek is uitsluitend gekeken naar de constructie die onderdeel uitmaakt van de afgegeven (bouw)vergunningen van de fabriek. De installatie was niet (bouw)vergunningsplichtig. Als de installatie niet goed werkt blijkt dit uit de emissies die zijn vastgelegd in de milieuvergunning.
Hoe en wanneer gaat u uitvoering geven aan de aangenomen motie-Van Esch c.s. over de effecten op gezondheid en milieu van de verschillende toekomstscenario's van Tata Steel, waaronder recycling en het afschalen van de fabriek, alsnog onafhankelijk en transparant in beeld brengen?7
Wanneer lekkages bij deuren plaatsvinden is niet per definitie sprake van een constructiefout. In de Europees voorgeschreven Best Beschikbare Technieken (BBT) staan diverse maatregelen om emissies te voorkomen. Alle van toepassing zijnde maatregelen zijn door Tata Steel toegepast. Ondanks alle genomen maatregelen zijn echter toch beperkte emissies mogelijk. Dit wordt ook in de BBT conclusie 46 bevestigd11.
Hoe en wanneer gaat u uitvoering geven aan de aangenomen motie-Van Esch c.s. over structureel cameratoezicht bij Tata Steel en voldoende budget voor de omgevingsdienst om snel te handelen op basis van de camerabeelden?8 In aanvulling op eerdere vragen over hetzelfde onderwerp van de leden Hagen en Boucke (beiden D66) d.d. 1 november 2023
In een recente brief13 heeft de Minister van Economische Zaken en Klimaat aangekondigd dat Hans Wijers en Frans Blom als externe adviseurs zijn gevraagd om de maatwerkinzet af te wegen tegen verschillende alternatieven, bezien vanuit het perspectief en de beleidskeuzes van de Staat. Dat onderzoek loopt. In dat onderzoek wordt ook gekeken naar de effecten op gezondheid en milieu van deze alternatieven. Ik verwacht gezien de breedte van dit onderzoek, dat de resultaten voldoende inzicht geven in de effecten van milieu en gezondheid van de verschillende alternatieven. Ik verwacht dan ook dat de motie met behulp van dit onderzoek kan worden afgedaan. Wanneer deze resultaten beschikbaar zijn zal ik dat nogmaals beoordelen, voor nu acht ik het onnodig om aanvullend onderzoek op te starten.