Het bericht dat bij vrouwen met borstimplantaten nieuwe vormen van kanker zijn gevonden. |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Onderzoek: nieuwe vormen van kanker bij vrouwen met borstimplantaten»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het feit dat Amerikaanse onderzoekers huidkanker en lymfeklierkanker hebben gevonden bij vrouwen met borstimplantaten?
De FDA heeft op 8 september 2022 veiligheidsinformatie gepubliceerd naar aanleiding van meerdere meldingen over het voorkomen van plaveiselcelcarcinoom en bepaalde vormen van lymfeklierkanker in het littekenweefsel rondom het implantaat. Plaveiselcelcarcinoom is een kanker van een bepaald type cellen dat op meerdere plaatsen in het lichaam voorkomt. Bepaalde huidkankers, maar bijvoorbeeld ook sommige vormen van longkanker bestaan uit dit type. De vormen van lymfeklierkanker die zijn gevonden, zijn andere vormen dan het bekende Breast Implant Associated Anaplastic Large-Cell Lymphoma (BIA-ALCL). Vanwege het lage aantal casussen is meer onderzoek nodig om precies te weten of er inderdaad een verband is met borstimplantaten. De IGJ heeft hierover al contact gelegd met Nederlandse onderzoekers die ook onderzoek doen naar BIA-ALCL. Ik blijf samen met de IGJ de situatie rondom borstimplantaten in de gaten houden en bij belangrijke ontwikkelingen uw Kamer hierover informeren.
Maakt u zich zorgen over Nederlandse vrouwen met borstimplantaten die mogelijk ook vormen van kanker hebben? Zo nee, waarom niet?
Naar aanleiding van de veiligheidsinformatie van de FDA heeft de NVPC inmiddels een nieuwsbericht op haar website geplaatst en goede voorlichting opnieuw onder de aandacht gebracht2.
Op dit moment is nog niet bekend hoe vaak deze vormen van kanker voorkomen en wat de risicofactoren zijn dat zij optreden in het kapsel rond een borstimplantaat, of er een verband is met borstimplantaten, en hoe groot het risico op deze vormen van kanker is. Ik zie momenteel geen aanleiding tot extra voorlichting. Desondanks vind ik het belangrijk dat patiënten wel duidelijk geïnformeerd worden over de voor- en nadelen van borstimplantaten, voordat deze worden geplaatst. Hierdoor kunnen patiënten namelijk in samenspraak met hun arts een goede afweging maken over het al dan niet nemen van borstimplantaten. De Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie (NVPC) heeft om dit gesprek te ondersteunen een patiëntenfolder en chirurgische bijsluiter ontwikkeld,3, 4.
Daarnaast krijgen patiënten het advies om zich bij hun arts te melden bij (lokale) klachten als pijn en vormverandering van de borst, toename van de borstgrootte (kan wijzen op BIA-ALCL), indien zij iets voelen (een zwelling) dat zij niet vertrouwen (kan wijzen op BIA-ALCL of een borsttumor), of als er per toeval met een echo of MRI, verricht vanwege een andere reden, een kapotte prothese wordt vermoed.
Gaat u ervoor zorgen dat vrouwen worden voorgelicht over dit extra risico op kanker? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Wilt u overwegen om ook in Nederland vrouwen met borstimplantaten om de vier jaar een MRI-scan te laten ondergaan? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik verwijs u hiervoor naar het antwoord van mijn voorgangers Blokhuis5 en Van Ark6. Ik zie geen aanleiding om hierover een ander standpunt in te nemen.
Zijn siliconen borstimplantaten volgens u veilig?
Ik wil benadrukken dat geen enkel implantaat honderd procent veilig is. Hierdoor zal iedereen die borstimplantaten heeft of overweegt te nemen, in samenspraak met de arts, een afweging moeten maken tussen de risicos en de voordelen van een behandeling. Vandaar dat ik het belang van goede voorlichting van de voor- en nadelen van borstimplantaten benadruk.
Daarnaast wil ik aangeven dat bij markttoelating de fabrikant met toereikende klinische bewijsvoering moet aantonen dat het implantaat voldoende veilig en effectief is. Verder moeten fabrikanten bijwerkingen nauwlettend monitoren in de verplichte post-market surveillance, zodat hier vroegtijdig op kan worden geacteerd. Dit kan leiden tot bijvoorbeeld het maken van aanpassingen in het product of de ingreep, of het verbeteren van de gebruiksaanwijzing en/of patiëntinformatie etc. Zowel patiënten als zorgverleners roep ik op mogelijke bijwerkingen te melden bij het Meldpunt en Expertisecentrum Bijwerkingen Implantaten (MEBI) van het RIVM, zodat mogelijke problemen met een implantaat vroegtijdig gesignaleerd worden.
Zijn alternatieven zoals lipofilling niet beter aan te bevelen boven siliconen?
Momenteel bevindt autologe vettransplantatie (AFT), ook wel lipofilling genoemd, zich in een traject van Voorwaardelijke Toelating7. Het doel is om de effectiviteit van deze behandeling te bepalen bij patiënten die een borstverwijderingsoperatie hebben ondergaan ter behandeling van borstkanker. Bij een positief oordeel van het Zorginstituut Nederland (ZIN) zal de behandeling, zoals beschreven in de duiding, onderdeel worden van het basispakket. Het traject van Voorwaardelijke Toelating kent een looptijd tot 1 januari 2023. Uiterlijk dan stelt ZIN haar duiding ook vast.
Het bericht 'Opnieuw problemen bij Philips: sommige maskers gevaarlijk voor mensen met pacemakers' |
|
Judith Tielen (VVD) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Opnieuw problemen bij Philips: sommige maskers gevaarlijk voor mensen met pacemakers»?1
Ja.
Bent u bekend met de eerdere problemen met adem- en slaapapneuapparaten van Philips, waarbij het bedrijf vorige week 1.700 Bipap-beademingsapparaten heeft teruggeroepen, en vorig jaar een terugroepactie vanwege problemen bij slaapapneu-apparaten plaatsvond? Welke stappen zijn gezet sinds de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) in mei jongstleden de druk heeft opgevoerd omtrent de terugroepactie van slaapapneu-apparaten?2
Ja, ik ben bekend met beide terugroepacties. De recente terugroepactie is van kleinere aard en omvang. Het betreft hier specifieke productieseries toestellen, in aantal 1.700 wereldwijd, waarvan er geen toestellen in Nederland zijn geleverd.
De IGJ heeft haar bevindingen en oordeel over de lopende terugroepactie met Philips doorgesproken. Hierbij heeft de IGJ verbetering gevraagd in met name de samenwerking, communicatie en transparantie over de terugroepacties richting onder andere patiënten, medisch behandelaars en distributeurs. Dit heeft recent geleid tot een plan van aanpak van Philips. De IGJ monitort op dit moment intensief de beoogde verbeteringen. Daarnaast heb ik in gesprek met Philips eerder dit jaar hen gewezen op het belang van vaart maken met de terugroepactie en het verbeteren van de communicatie en transparantie richting betrokken partijen.
Inmiddels heeft in augustus een stakeholderbijeenkomst plaatsgevonden met een vertegenwoordiging van patiënten, medische professionals en distributeurs. VWS en IGJ waren bij deze bijeenkomst aanwezig. Tijdens deze bijeenkomst is onder meer een update gegeven over de voortgang van lopende onderzoeken en de terugroepactie.
Kunt u aangeven of er Continuous Positive Airway Pressure (CPAP) or Bi-Level PAP-maskers uit het artikel van 7 september in Nederland geleverd zijn? Zo ja, kunt u aangeven of er in Nederland al meldingen zijn gedaan van problemen? Waarom wordt bij dit probleem gekozen voor eerst een waarschuwing en daarna het bericht dat patiënten de maskers niet meer mogen gebruiken? Wat is de reden dat er niet een terugroepactie is ingezet?
Ja, deze maskers worden ook door patiënten in Nederland gebruikt. Er zijn in Nederland geen meldingen van problemen bekend. De maskers kunnen alleen bij een kleine groep patiënten een mogelijk probleem vormen. Philips heeft daarom alleen deze groep patiënten de mogelijkheid geboden het masker te vervangen in plaats van een collectieve terugroepactie.
Welke inzet plegen verschillende landen waar op dit moment een terugroepactie plaatsvindt om deze actie zo spoedig mogelijk te laten verlopen? Heeft u een verklaring voor de vertraging van de terugroepactie in Nederland, waarbij nu 46.000 van de 110.000 kastjes zijn vervangen terwijl Philips streefde naar vervanging van alle kastjes binnen twaalf maanden? Welke mogelijkheden zijn er voor u als Minister om bij te dragen aan versnelling van deze vervangingsactie?
De inzet van de verschillende landen verschilt in de basis niet veel van elkaar. De betrokkenen EU-lidstaten werken namelijk intensief samen en beoordelen voortdurend of de fabrikant de juiste stappen zet, zodat de terugroepactie zo snel mogelijk wordt uitgevoerd. Daarbij wordt scherp gelet op de voortgang van het vervangings-/reparatieproces en wordt de fabrikant daar waar nodig aangezet tot verbeteringen.
Ik heb als Minister verder geen invloed op de bedrijfsvoering van Philips, en dus ook geen inzicht in de reden van vertraging in de terugroepactie. Zoals eerder aangegeven heb ik in gesprek met Philips wel mijn zorgen over de terugroepactie geuit en een oproep gedaan om meer snelheid hierin aan te brengen.
Deelt u de mening dat de opeenstapeling van veiligheidsproblemen bij Philips niet goed is voor het vertrouwen van patiënten in de medische technologie in het algemeen? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u om vertrouwen in de medische technologie te vergroten en welke bent u bereid in te zetten?
Het is begrijpelijk dat berichten als deze gevolgen hebben voor patiënten die vertrouwen op technologie voor hun gezondheid en kwaliteit van leven. Juist om die reden hebben fabrikanten in dit domein een grote verantwoordelijkheid om voortvarend en transparant te werk te gaan bij eventuele veiligheidsproblemen.
Dit laat onverlet dat de markt van medische technologie bestaat uit ongeveer 500.000 verschillende producten. Dit betreft producten die worden gebruikt bij de diagnose, behandeling en ondersteuning van ziekten en gebreken. Bij veel behandelingen wordt wel een vorm van medische technologie gebruikt. Volgens mij toont dit aan dat er veel vertrouwen is in de inzet van medische technologie in de zorg en ik verwacht dat het belang van deze inzet in de toekomst alleen maar zal toenemen.
Juist vanwege deze omvangrijke inzet van technologie is het helaas ook onvermijdelijk dat zich (mogelijke) veiligheidsproblemen voordoen. Uiteindelijk is namelijk geen enkel product of behandeling honderd procent veilig. Dit kan komen door het product zelf, maar nog vaker komt dit door de toepassing ervan. Onlangs is dit ook uit de Monitor Zorggerelateerde Schade 2019 van het Nivel gebleken3.
Desondanks moeten we met elkaar proberen de risico’s op problemen zo klein mogelijk te houden voor patiënt en zorgverlener. Hiervoor is er onder andere sinds 2016 het convenant «Veilige Toepassing van medische technologie in de medisch specialistische zorg» als belangrijke veldnorm. De IGJ gebruikt dit convenant actief in haar toezicht, samen met de leidraden hierover van de Federatie Medisch Specialisten. Er wordt momenteel gewerkt aan een nieuwe veldnorm.
Daarnaast is sinds 26 mei 2021 de Medical Device Regulation (MDR) van toepassing voor medische hulpmiddelen. Sinds 26 mei 2022 is de In vitro Diagnostic Medical Device Regulation (IVDR) voor diagnostische testen van toepassing. Beide Europese verordeningen hebben als doel om de veiligheid van het product te vergroten en daarmee de patiëntveiligheid. Er worden onder andere strengere eisen gesteld aan de markttoelating en de klinische bewijsvoering. Daarnaast worden problemen met medische hulpmiddelen via een (deels) openbare Europese database sneller inzichtelijk gemaakt (EUDAMED). Ik verwacht dat al deze maatregelen de veiligheid en toepassing van medische technologie verder verbeteren.
De oversterfterapportage en immuungecompromitteerde personen |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat in het Rapport Sterfte en Oversterfte 2020 en 2021 ca. 135.000 goed geïdentificeerde immuungecompromitteerde personen1 zijn weggelaten uit het onderzoek «Risico op overlijden kort na vaccinatie»2, in een periode dat meer dan 3.000 doden niet konden worden verklaard en de speculatie daarover in de media?
Het onderzoek dat door het CBS en het RIVM is uitgevoerd, gaat over de periode tot en met januari 2022. Zoals in het rapport is aangegeven, zijn immuungecompromitteerde patiënten die drie vaccinaties hebben ontvangen niet in de analyse over de boostervaccinatie meegenomen. Hun derde dosis maakte namelijk deel uit van de basisserie. De meeste immuungecompromitteerde patiënten hebben hun boosterdosis pas na de onderzoeksperiode ontvangen. De analyse naar het risico op overlijden na de eerste en tweede dosis van het vaccin is wel uitgevoerd voor deze groep. Hierin is geen verhoogde kans op overlijden aangetoond.
Kunt u verklaren waarom deze groep mensen niet is meegenomen in dit onderzoek? Vindt u niet dat deze groep er, mede gezien het monitoring-advies van de Gezondheidsraad en vanwege het verhoogde risico op (ernstige) bijwerkingen bij deze personen, niet mag ontbreken in een onderzoek naar het risico op sterfte direct na vaccinatie in een periode dat ruim 3.000 doden niet kunnen worden verklaard? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om te onderzoeken hoeveel mensen uit de groep immuungecompromitteerde personen die geregistreerd staat in het vaccinatieregister in de weken direct na vaccinatie zijn overleden? Wilt u het CBS en/of het RIVM vragen om dit specifieke onderzoek alsnog te verrichten, zodat meer inzicht kan worden verkregen in de onverklaarde sterfte? Zo nee, waarom niet?
Momenteel loopt een door ZonMw begeleid onderzoek naar oversterfte in traject 3 van het oversterfteonderzoek, dat in het laatste kwartaal van 2022 zal starten. De resultaten van het oversterfteonderzoek door het CBS en het RIVM geven geen aanleiding tot aanvullend onderzoek naar betreffende groep immuungecompromitteerde personen. Zoals ik in eerdere antwoorden op vragen van het lid Van Haga heb aangegeven3 is er brede wetenschappelijke consensus over de effectiviteit van de vaccins in het voorkomen van ernstige ziekte en sterfte door COVID-19 en de geringe kans op ernstige bijwerkingen na vaccinatie. Vermoedens van bijwerkingen, waaronder overlijden, worden zoals eerder aangegeven gemeld via Bijwerkingencentrum Lareb. Lareb is leidend bij de beoordeling van bijwerkingen en risico’s na vaccinatie. De cijfers van het Lareb en de wetenschappelijke inzichten op dit terrein geven op dit moment voor mij geen aanleiding voor een vervolgonderzoek.
Bent u op de hoogte dat sterfte door Covid-19 uit hoofdstuk zes van het onderzoek is weggelaten, omdat de vaccins volgens het onderzoek beschermen tegen Covid-19 sterfte? Zo ja, hoe reflecteert u dan op het feit dat de bescherming van vaccinatie pas na enige tijd optreedt en dat inmiddels is aangetoond dat in de directe periode na vaccinatie zelfs een verhoogde kwetsbaarheid kan optreden? Kunt u uitleggen waarom daar in dit onderzoek anders naar wordt gekeken?
In hoofdstuk 6 van het rapport wordt het risico op overlijden kort na vaccinatie op populatieniveau onderzocht, om te bepalen of vaccinatie kan hebben bijgedragen aan oversterfte als gevolg van eventuele bijwerkingen. Vanwege het bewezen beschermende effect van vaccinatie tegen overlijden aan COVID-19, is in deze analyse overlijden door COVID-19 niet meegenomen. Het onderzoek toont aan dat er in de eerste weken na vaccinatie geen verhoogde kans is op overlijden met een andere oorzaak dan COVID-19. De analyses zijn ter controle nogmaals uitgevoerd mét COVID-19 als doodsoorzaak. Ook deze analyse toont geen verhoogd risico aan voor overlijden na vaccinatie.
Het is niet zo dat na vaccinatie een verhoogde kwetsbaarheid optreedt. Wel is bekend dat bijwerkingen mogelijk hebben bijgedragen aan het verslechteren van een al kwetsbare gezondheidssituatie of sluimerende conditie al dan niet door hoge leeftijd. Het gaat om bekende bijwerkingen van de coronavaccins zoals koorts, misselijkheid en algemene malaise. Er is dus geen sprake van verhoogde kwetsbaarheid, maar van mensen die al erg kwetsbaar zijn.
Hoe verhoudt deze conclusie zich tot hoofdstuk vijf van dit onderzoek, waarin juist wel wordt uitgegaan van het feit dat er direct na vaccinatie nog geen bescherming tegen Covid-19 bestaat? Kunt u deze discrepantie uitgebreid verklaren?
De onderzoeksvraag in hoofdstuk 5 was een andere. Hierin is de vaccineffectiviteit tegen het overlijden aan COVID-19 onderzocht. Het lichaam heeft na de vaccinatie enige tijd nodig om voldoende antistoffen op te bouwen om een optimale bescherming te bieden tegen COVID-19. Daarom is gekeken naar zowel de categorie «basisserie deels», die ingaat vanaf de dag van de eerste toediening, als «basisserie volledig», die ingaat twee weken na de tweede dosis. In de periode januari 2021-januari 2022 was de kans op overlijden aan COVID-19 zoals geregistreerd in het doodsoorzakenregister veel kleiner voor gevaccineerde personen dan voor ongevaccineerde personen.
Wilt u het ontbreken van de informatie over verhoogde kwetsbaarheid en kans op sterfte direct na coronavaccinatie bij immuungecomprommiteerde personen bij het CBS en het RIVM adresseren en dit alsnog laten onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 3.
De door het CBS gebruikte, gereviseerde Covid-19 data geeft twee tot bijna zes keer zoveel geregistreerde Covid-19 sterfte3 dan de cijfers die het RIVM (en de Wereldgezondheidsorganisatie en het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC)4) hanteren, met name in de periode dat de booster en de herhaalprik werden verstrekt, kunt u, vanuit medisch perspectief, uitleggen waarom er zoveel door het CBS in revisie ontdekte Covid-19 sterfte tijdens de vaccinatieperiode onopgemerkt is gebleven en kunt u uitsluiten dat het CBS niet te voortvarend te werk is gegaan bij de revisie?
Zoals ik op 23 september jl. in de beantwoording6 van schriftelijke vragen van het lid Van Haga van 31 augustus jl. reeds heb aangegeven, wordt het verschil in de sterftecijfers van het RIVM en de oversterftecijfers van het CBS verklaard door het verschil in bronnen. Het RIVM baseert zich bij de cijfers op het aantal overleden COVID-19-patiënten dat gemeld is aan het RIVM. Het werkelijke aantal overleden COVID-19-patiënten is hoger dan het aantal overleden personen gemeld aan het RIVM, omdat er geen meldingsplicht geldt voor overlijden aan COVID-19. De cijfers van RIVM worden echter door WHO en ECDC overgenomen, mogelijk omdat de cijfers vanuit de doodsoorzakenstatistiek die het CBS publiceert (die gebaseerd zijn op de door artsen ingevulde doodsoorzaakverklaringen) veel later beschikbaar zijn dan sterftecijfers. Tijdens de technische briefing van 15 september jl. is hier door het CBS ook een uitvoerig antwoord op gegeven. Daarnaast verwijs ik u naar de uitlegpagina over de sterftecijfers in het dashboard op de rijksoverheid.nl7.
Kunt u met cijfers onderbouwd uitsluiten dat de opvallend hoge sterfte die het CBS na revisie van de doodsoorzaken tijdens de vaccinatieperiodes signaleert geen verhoogde kans op Covid-19 vlak na vaccinatie impliceert? Zo ja, kunt u deze data openbaar maken?
Zie de antwoorden op vraag 3 en vraag 7.
Kunt u garanderen dat een potentieel verhoogde kans op sterfte direct na coronavaccinatie door uitsluiting van Covid-19 sterfte vlak na vaccinatie niet onopgemerkt blijft? Zo ja, kunt dit uitgebreid toelichten?
Meldingen van bijwerkingen worden zorgvuldig geanalyseerd en gemonitord door onder andere Lareb, het Nederlandse College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) en het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA). Hieronder vallen ook meldingen van overlijden na vaccinatie. Zoals ik onder andere in reactie op Kamervragen van het lid Van Haga van 29 augustus jl.8 heb aangegeven, wil een melding van een bijwerking niet altijd zeggen dat het ook daadwerkelijk om een bijwerking gaat. Tot op heden is er geen verband gevonden tussen overlijden en de door de EMA-goedgekeurde COVID-19-vaccins. Lareb blijft dit voortdurend monitoren. Er is brede wetenschappelijke consensus over het gegeven dat de voordelen van vaccinatie tegen COVID-19 opwegen tegen de geringe kans op (ernstige) bijwerkingen.
Het artikel ‘Voor altijd een piep in je oor’ |
|
Mohammed Mohandis (PvdA) |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Voor altijd een piep in je oor»?1
Ja.
Deelt u onze grote zorgen over de grote toename van mensen met ernstige gehoorschade en het feit dat deze groep steeds jonger wordt? Zo ja, welke acties hebt u ondernomen om dit tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik deel uw zorgen. Het ministerie heeft samen met partijen uit de sector het Derde Convenant Preventie Gehoorschade gesloten waarbij onder andere poppodia, de evenementensector, sportscholen en de bioscopen zijn aangesloten. In het convenant zijn afspraken gemaakt met betrekking tot het maximale geluidsniveau en het laten uitvoeren van geluidsmetingen en ook wordt er met de I Love My Ears-campagne ingezet op voorlichting. Daarnaast wordt in het kader van het convenant kennis verzameld en onderzoek uitgevoerd.
Hoe kunnen we oortesten bij jongeren structureel inbedden in ons preventiebeleid en welke instanties hebben hier een rol in?
Momenteel wordt in Nederland het gehoor gescreend bij pasgeborenen en bij kinderen van 4 tot 6 jarige leeftijd door de Jeugdgezondheidszorg (JGZ).
Eerder dit jaar heeft VeiligheidNL een haalbaarheidsstudie uitgevoerd over de haalbaarheid en de praktische mogelijkheden van een uitbreiding op deze bestaande gehoorscreenings. Daarnaast heb ik de Gezondheidsraad gevraagd om een advies uit te brengen over optimalisatie van de gehoorscreening bij jongeren. Dit advies wordt in 2024 verwacht.
Welke stappen om te komen tot aanscherping van de decibelnorm heeft u gezet sinds het rapport Preventie gehoorschade?2
Ik heb de Gezondheidsraad om advies gevraagd over het maximaal geluidsniveau. Dit advies, waarbij wordt ingegaan op de laatste stand van de wetenschap, wordt in het najaar verwacht. Aan de hand van het advies zal ik mij beraden op de aanscherping van het maximaal geluidsniveau zoals we nu hebben afgesproken in het convenant.
Bent u bereid om wetgeving voor te bereiden nu er een Kamermeerderheid gloort voor een wettelijke verankerde afdwingbare decibelnorm, mede gezien de vrijblijvendheid van het huidige convenant? Zo ja, wanneer kunnen we dit verwachten? Zo nee, waarom niet?
Er is de afgelopen jaren onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor wetgeving in Nederland. In 2020 heeft Berenschot in opdracht van het ministerie een verkenning ingesteld naar wetgeving op het gebied van maximumgeluidsnormen. De «Rapportage preventie gehoorschade» van 2021 behelsde een vervolgonderzoek van Berenschot waarbij gekeken werd naar een aantal concrete voorstellen voor een zorgplicht of alternatieve mogelijkheden. Het afgelopen jaar hebben we ons beraad op de voorgestelde mogelijkheden uit het rapport. Hierbij bleken niet alle richtingen even proportioneel te zijn. Het advies van de Gezondheidsraad zal ons handvatten geven om deze voorgestelde maatregelen in een breder kader te zien.
Bent u bereid om hierin de richtingen 2 en 4 uit het rapport van Berenschot te overwegen en te komen tot wetgeving waarin heldere handhaafbare normen staan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Welke mogelijkheden ziet u verder voor aanscherping van de wet en regelgeving?
Zie antwoord vraag 5.
Op welke termijn kunnen we maatregelen verwachten nu een Kamermeerderheid zich lijkt uit te spreken voor concrete stappen, waaronder ons voorstel om te komen tot wettelijke verankering van geluidsnormen?
Na het verschijnen van het advies van de Gezondheidsraad zal ik u informeren over mogelijk aanvullende maatregelen.
Wettelijke maatregelen om de kans op gehoorschade te beperken |
|
Anne Kuik (CDA), Mirjam Bikker (CU) |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat experts een «vloedgolf» aan nieuwe tinnituspatiënten voorzien?1
Ja.
Klopt het dat momenteel al ruim 2,5 miljoen Nederlanders – waaronder veel jongeren – op de een of andere manier aan (tijdelijke) tinnitus lijden?
Het aantal van 2,5 miljoen is afkomstig van de stichting TinnitusFree. Naar schatting van de Keel-Neus-Oorheelkunde Vereniging hebben 2 miljoen mensen last van tinnitus. In de wetenschappelijk literatuur variëren de prevalentiecijfers tussen de 3 en 34%. Deze grote range komt doordat de studies verschillen in meetmethodes, verschillende gradaties van tinnitus zijn uitgevraagd (tijdelijk, permanent en tinnitussyndroom) en er sprake is van verschillende mogelijke oorzaken.
Deelt u onze mening dat het huidige Convenant Preventie Gehoorschade te vrijblijvend is, aangezien niet alle relevante sectoren hieraan meedoen? Zo nee, waarom niet?
Ik deel uw mening dat niet alle relevante sectoren zijn aangesloten bij het convenant. De achterblijvende dekkingsgraad van het convenant vind ik zorgelijk.
Herinnert u zich de reactie van uw voorganger op de aangenomen motie Kuik/Dik-Faber, waarin verzocht werd te onderzoeken hoe wetgeving op het gebied van maximumgeluidsnormen en het toezicht op de naleving hiervan er in Nederland uit zouden kunnen zien?2, 3
Ja.
Welke van de twee uitvoeringsvarianten uit het rapport Preventie Gehoorschade Aanpak problematische blootstelling versterkte muziek van Berenschot heeft uw voorkeur: voortzetting en versterking van het convenant zonder zorgplicht (1) of invoering van een (wettelijke) zorgplicht, mét behoud van het convenant en decentrale toezicht & handhaving (2)?4
Ik heb de Gezondheidsraad gevraagd om te adviseren over mogelijke verdere maatregelen die genomen kunnen worden in het kader van de preventie van gehoorschade. In het licht van dit advies zal ik mij beraden op de uitvoeringsvarianten zoals voorgesteld in het rapport van Berenschot.
Bent u – vanwege het acute en ernstige probleem – bereid het advies van de Gezondheidsraad niet af te wachten, maar per direct wetgeving voor te bereiden om een wettelijke zorgplicht (uitvoeringsvariant 2) door te voeren? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik ben ervan overtuigd dat we het advies van de Gezondheidsraad dienen af te wachten. Zij zullen mij op basis van de laatste stand van de wetenschap adviseren over hoe de verschillende beleidsinterventies in onderling verband kunnen worden bezien, waaronder een eventuele zorgplicht.
Klopt het dat het huidige (derde) convenant in december 2022 afloopt en dat ongeacht welke uitvoeringsvariant gekozen wordt, er een nieuw (vierde) convenant afgesloten moet worden? Zo ja, wat is hiervan de stand van zaken?
Het klopt dat het derde convenant op 6 december zou aflopen. Er is met de convenantpartners afgesproken om de looptijd van het huidige convenant met een jaar te verlengen. Reden hiervoor is dat de convenantagenda vertraging heeft opgelopen doordat bijna alle muziekactiviteiten ten gevolge van de Coronamaatregelen hebben stilgelegen. Komend jaar zal worden gebruikt om de achterstand in te halen. Ik beraad mij momenteel op de verschillende mogelijkheden voor het vervolg op het huidige convenant.
Deelt u de mening dat – ongeacht welke uitvoeringsvariant gekozen wordt – meer sectoren waar versterkte muziek wordt aangeboden aan zouden moeten sluiten bij het volgende convenant? Zo ja, welke acties onderneemt u om bijvoorbeeld de horeca aan te laten sluiten?
Ja. Het convenant is echter een samenwerking op vrijwillige basis en ik kan partijen niet verplichten om toe te treden. Ik heb de afgelopen periode meerdere gesprekken gevoerd met verschillende partijen, waaronder Koninklijke Horeca Nederland. Zij hebben vooralsnog besloten om niet aan te sluiten bij het convenant. Uiteraard zijn zij meer dan welkom om alsnog deel te nemen.
Deelt u de mening dat zowel de voorlichting als de handhaving in het kader van het convenant verbeterd moet worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke afspraken worden hierover in het vernieuwde convenant gemaakt?
Binnen het convenant wordt er veel ingezet op voorlichting en bewustwording met de I Love My Ears-campagne en ik zal hier verder in blijven investeren. Wat betreft handhaving houden de convenantpartners binnen het huidige convenant zelf hun voortgang in de gaten met behulp van onder andere geluidsmetingen en houden zij elkaar ook verantwoordelijk voor de nakoming van het convenant. Er is altijd ruimte voor verbetering. Komend jaar zal hierover gesproken worden met de convenantpartners, mede in het licht van de verschenen WHO-richtlijn.
Klopt het dat volgens Europese wetgeving sinds 2013 de volumebegrenzer van draadloze earpods of headphones standaard aan moet staan, maar dit in de praktijk niet het geval is? Welke acties kunt u ondernemen om er voor te zorgen dat volumebegrenzers wel standaard aan staan?5
Het klopt dat in een Europese norm is vastgelegd dat op persoonlijke muziekspelers de volumebegrenzer van earpods en koptelefoons standaard aan moet staan. De NVWA heeft recent geen meldingen ontvangen over onveilige earpods en ook geen signalen dat deze niet aan de wet voldoen. Naar aanleiding van de laatste berichtgeving in de media hierover heeft de NVWA echter besloten om alsnog nader te onderzoeken wat de risico’s van earpods en koptelefoons zijn en zij zal bezien of dit aanleiding geeft tot verdere actie.
Het bericht 'Grote giftige spin rukt op: in hele land gesignaleerd' |
|
Erik Haverkort (VVD), Thom van Campen (VVD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid, minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Grote giftige spin rukt op: in hele land gesignaleerd»?1
Ja.
Kunt u uiteenzetten in welke mate de valse wolfspin een gevaar voor mensen vormt?
Deze spin vormt voor mensen geen gevaar. De spinnendeskundige die in het krantenartikel kort wordt aangehaald, nuanceert in een later artikel in Nature Today2 en in het Jeugdjournaal3 zelf de berichtgeving rond de valse wolfspin. Incidenteel, wanneer de spin zich bedreigd voelt, kan de spin bijten. De beet van de valse wolfspin is vergelijkbaar met een wespensteek en kan bij uitzondering – net zoals in het geval van een wespensteek – een allergische reactie veroorzaken. Het geringe gevaar wordt ook bevestigd door de spinnendeskundige van het Nederlands Instituut voor Vectoren, Invasieve planten en Plantgezondheid (NIVIP) van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).
Hoe verklaart u de stelling uit het artikel dat de valse wolfspin vergeleken met een jaar geleden twee keer zo vaak in Nederland gezien is?
De eerste waarneming van de valse wolfspin dateert uit 2007. Sindsdien wordt de soort geregeld waargenomen; hij heeft zich gevestigd, en neemt in aantal toe. Experts voorspellen de komende decennia verdere en snellere toename van het aantal introducties van exoten als gevolg van menselijke activiteiten. Vooral internationale handel, transport en toerisme dragen bij aan introductie van exoten in ons land. Intensief gebruik van land, water en zee en klimaatverandering vergroten vervolgens de kans op vestiging en verdere verspreiding van exoten. Dit lijkt ook het geval voor de valse wolfspin.
Wat is uw reactie op de constatering uit het artikel dat de valse wolfspin zich definitief in Nederland gevestigd heeft? In hoeverre is er meer onderzoek nodig om dit aan te tonen?
Op basis van het aantal waarnemingen kan worden geconcludeerd dat de valse wolfspin zich in Nederland gevestigd heeft. Aanvullend onderzoek is daarvoor niet nodig.
Klopt de constatering dat als de valse wolfspin zich in Nederland definitief gevestigd heeft, deze diersoort opgemerkt kan worden als een invasieve exoot?
De valse wolfspin is een uitheemse soort. Hij komt van nature onder meer in Zuid-Europa voor. Het is waarschijnlijk dat de valse wolfspin niet op eigen kracht in Nederland terecht is gekomen, maar hierbij «geholpen» is door de mens. Dat kan door bewuste introductie in ons milieu (zoals import en loslaten van dieren), maar ook onbedoeld. Bijvoorbeeld door het meeliften van de spin met (goederen-) transport, bagage of via kampeerspullen na een vakantie in Zuid-Europa. In geval van de valse wolfspin wordt aangenomen dat menselijk handelen op zijn minst heeft bijgedragen aan de introductie, en dan spreken we van een exoot. Indien een exoot schadelijk is voor natuur of anderszins, bijvoorbeeld doordat deze inheemse Nederlandse spinnen- of diersoorten (organismen) verdringt, dan spreken we van een invasieve exoot. Er zijn geen signalen dat de valse wolfspin schadelijk is voor de Nederlandse biodiversiteit.
Klopt het dat invasieve exoten teruggedrongen dienen te worden, vanwege hun negatieve effect op de biodiversiteit en daarmee de kwaliteit van onze leefomgeving?
Invasieve uitheemse soorten vormen een van de voornaamste bedreigingen voor de biodiversiteit en aanverwante ecosysteemdiensten. Introductie van invasieve exoten in ons milieu dient daarom zoveel mogelijk te worden voorkomen. Als introductie in het milieu toch plaatsvindt, dan is de meest effectieve aanpak om de populatie in een zo vroeg mogelijk stadium van invasie proberen uit te roeien. In de praktijk blijkt uitroeiing echter niet altijd haalbaar.
In de Europese Unie komen duizenden soorten exoten (planten en dieren) voor. De meesten zijn nuttig en onschadelijk (zoals aardappel en tomaat). Echter, zo’n 10 tot 15% van de soorten blijkt in meer of mindere mate invasief. Binnen de Europese Unie is daarom afgesproken de aanpak te richten op zorgwekkende invasieve uitheemse soorten van de Europese Unielijst (verder: Unielijst). De Unielijst komt tot stand via een zorgvuldig proces van risicobeoordeling en Europese besluitvorming. De Europese Exotenverordening (Nr. 1143/2014) is van toepassing op de soorten van de Unielijst. De valse wolfspin staat niet op de Unielijst.
Wat is uw reactie op de causale relatie tussen klimaatverandering en de toename in invasieve exoten, zoals de valse wolfspin en de jachtkrabspin?
Het leefgebied van soorten verandert door klimaatverandering. In Nederland hebben zich laatste decennia nieuwe soorten gevestigd, soms door natuurlijke verspreiding en soms geholpen door de mens. Klimaatverandering kan maken dat invasieve exoten zich dankzij veranderde klimaatomstandigheden beter kunnen vestigen en verspreiden in Nederland.
Welke stappen neemt u op dit moment om ervoor te zorgen dat het aantal invasieve exoten in Nederland afneemt of in elk geval niet verder toeneemt?
Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit werkt in de aanpak van invasieve exoten samen met andere overheden en organisaties. Met name de provincies vervullen hierbij een belangrijke rol vanwege de decentralisatie van het natuurbeleid naar de provincies. De Europese Exotenverordening is leidend voor de inzet die zich richt op drie hoofdsporen; preventie, beheersing en herstel. De opgave zal, zie ook antwoord 3, de komende decennia groter worden. Dit betekent dat er steeds slimmere strategieën gevolgd moeten gaan worden, zoals meer preventie vóóraf in plaats van bestrijding en herstel achteraf. Ook zal in de toekomst scherp geprioriteerd moeten worden welke invasieve exoten wel of niet (kunnen) worden aangepakt en op welke locaties. Handelingsperspectief ontbreekt vaak bij gebrek aan effectieve en uitvoerbare bestrijdingsmethoden. En ook kan niet ongelimiteerd beroep worden gedaan op (schaarse) mensen en middelen.
Het veiligstellen van Ct-waarden door de minister |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de Raad van State waarin u bent veroordeeld tot het veiligstellen van de Cycle-treshold (Ct)-waarden van positieve COVID-19 testuitslagen bij de gecontracteerde labs voor tenminste de tijd dat de onderliggende Wet open overheid (Woo)-procedure loopt?1
Ja
Hoe gaat u zorgdragen voor deze veiligstelling?
Met een verzoek op de Wet openbaarheid van bestuur (thans de Wet open overheid) is gevraagd om Ct-waarden openbaar te maken. De Ct-waarde is een maat voor het aantal cycli dat nodig is om het genetische materiaal van een PCR-test waar te nemen. De CT-waarde correleert met de hoeveelheid virus in het monster.
Ik heb dit Woo-verzoek afgewezen omdat ik niet over de gevraagde informatie beschik en hier ook niet over hoef te beschikken. Ik heb namens de Staat mede ten behoeve van de GGD’en overeenkomsten gesloten met private laboratoria. Deze laboratoria verrichten diagnostische diensten in het kader van deze overeenkomsten. Zij analyseren monsters op Covid-19 en registeren in een digitaal systeem (CoronIT) het resultaat: positief, negatief of onbeoordeelbaar. Het resultaat wordt middels dit systeem vervolgens teruggekoppeld aan de geteste persoon. Informatie over CT-waarden wordt niet gedeeld en het terugkoppelen van de CT-waarde aan de Staat valt ook niet onder de reikwijdte van de overeenkomst. De private laboratoria werken niet onder mijn verantwoordelijkheid, maar zijn privaatrechtelijke opdrachtnemers.
Er loopt een bestuursrechtelijke procedure bij de rechter over de afwijzing van het Woo-verzoek. Om er zeker van te zijn dat de gevraagde informatie (de Ct-waarden) gedurende de procedure niet wordt vernietigd, heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) mij opgedragen ervoor te zorgen dat de verzochte Ct-waarden beschikbaar blijven totdat er uitspraak is gedaan in de hoofdzaak.
Ter uitvoering van deze ordemaatregel heb ik contact opgenomen met de laboratoria waarmee de Staat een overeenkomst heeft voor het analyseren van monsters op Covid-19. Ik heb de betrokken laboratoria verzocht om, voor zover mogelijk binnen de voor hun laboratorium geldende wettelijke regels, overeenkomstig de ordemaatregel te handelen en de Ct-waarden – als het laboratorium daar nog over beschikt – niet te vernietigen totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan.
Ik heb niet alleen de drie laboratoria aangeschreven waarmee de Staat tot 1 oktober 2020 een overeenkomst had gesloten, maar ook de laboratoria waarmee ná 1 oktober 2020 een overeenkomst is gesloten. Dit in verband met het Woo-verzoek dat ziet op een andere periode.
Indien de labs niet tot het bewaren van de Ct-waarden kunnen worden verplicht, wilt u de Ct-waarden dan bij de labs opvragen en deze veiligstellen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Ik heb hier gekozen voor een andere actie, zie hierboven (antwoord op vraag 2/4).
Klopt het, aangezien het onderhavige Woo-verzoek opgevraagde Ct-waardes betreffen van een periode tot en met oktober 2020, dat er nog een ander Woo-verzoek is ingediend voor de meer actuele Ct-waarden en gaat u ook voor deze periode de Ct-waarden veiligstellen, dan wel opvragen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verhoudt de uitspraak van de rechter zich tot de nieuwe aanbestedingen waarin van de gecontracteerde labs opnieuw een bewaartermijn van slechts één jaar wordt gevraagd?2
Er is nog geen uitspraak gedaan in de hoofdzaak. Ik kan niet op de zaken vooruitlopen. Zodra de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak zal ik de uitspraak bestuderen en zal ik beoordelen of dit gevolgen heeft voor mijn huidige beleid en de afspraken die de Staat met de laboratoria heeft gemaakt.
Bent u voornemens om na de uitspraak van de rechter deze termijn in de aanbestedingen en te sluiten overeenkomst zodanig te aan te passen dat informatie die via de Woo-wordt opgevraagd niet gedurende een lopende Woo-procedure kan worden vernietigd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid, gezien het feit dat in de nieuwe aanbestedingsovereenkomsten, in tegenstelling tot eerdere aanbestedingen en overeenkomsten, een limitatieve opsomming staat van hetgeen u aan labs kunt vragen, de voorwaarden zo uit te breiden dat een lab ook gehouden is aan medewerking tot het verstrekken van informatie die via de Woo wordt opgevraagd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Wilt u deze vragen waar mogelijk beantwoorden vóór het geagendeerde commissiedebat over de Ontwikkelingen rondom het coronavirus van 28 september 2022?
Dit is niet haalbaar gebleken. Het opvragen van relevante informatie heeft meer tijd gekost.
Het bericht 'Vulva maakt nummer over abortus genaamd 'Kill The Baby' en over misbruikers genaamd 'Abusers'' |
|
Mirjam Bikker (CU), Chris Stoffer (SGP) |
|
Kuipers , Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het artikel «Vulva maakt nummer over abortus genaamd «Kill The Baby» en over misbruikers genaamd «Abusers»»1 en de albumreleaseparty op 27 augustus jongstleden?
Ja.
Deelt u de opvatting dat de wijze waarop in de muziek en op de releaseparty over zoiets kwetsbaars als abortus wordt gesproken ronduit schokkend is?
Ik vind dat in het nummer «Kill the baby» op weinig tactvolle wijze wordt gezongen over abortus. Echter, het nummer valt wat mij betreft onder de vrijheid van artistieke expressie. Hoe precies op de releaseparty is gesproken over abortus is mij niet bekend. Ik begrijp uit een artikel op de website Vice dat op de bewuste avond een veelzijdig programma is aangeboden rond het thema abortus.
Hoe verhoudt de tekst en boodschap van het nummer «Kill the Baby» zich tot de manier waarop de Wet afbreking zwangerschap (Waz) spreekt over abortus en de waarde van het ongeboren leven?
De tekst van het nummer hangt op geen enkele wijze samen met de manier waarop in de Waz wordt gesproken over abortus en de waarde van het ongeboren leven.
Deelt u de mening dat deze clip en muziek, waarin abortus als iets feestelijks wordt gepresenteerd, afbreuk doet aan het kabinetsbeleid om het aantal ongewenste en onbedoelde zwangerschappen en (herhaalde) abortussen te verminderen?
Het kabinetsbeleid staat los van deze clip en muziek. Met de aanpak voorkomen van en ondersteuning bij onbedoelde zwangerschap (het vervolg op het Zevenpuntenplan onbedoelde zwangerschap), zet het kabinet in op het voorkomen van en bieden van ondersteuning bij onbedoelde zwangerschappen2. Daarbij wordt keuzehulp en nazorg gegarandeerd voor eenieder die dit nodig heeft. Ook het bieden van goede, betrouwbare en vindbare informatie waarmee vrouwen weloverwogen keuzes kunnen maken hoort hierbij. Binnen de vormgeving en de uitvoering van het beleid wordt rekening gehouden met de verschillende opvattingen die over dit onderwerp leven: politiek maar zeker ook maatschappelijk. De gezondheid van vrouw en kind én de autonomie (keuzevrijheid) van de vrouw blijven hierbij leidend.
Betekent de betrokkenheid van de organisatie Ava bij de releaseparty dat de samenwerkingspartners van Ava, te weten Rutgers, Fiom, de Nederlandse Vereniging voor voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) en de Nederlands Genootschap van Abortusartsen (NGvA), ook achter de boodschap van het nummer «Kill the Baby», zoals verwoord in het artikel «Feesten in een kerk voor het recht op abortus»2 staan?
De suggestie dat genoemde organisaties achter de boodschap van het nummer staan mist elke grondslag. Ik acht het echter niet gepast om te spreken voor deze organisaties; als zij zich willen uitlaten over de boodschap van het nummer, is dat aan hen. Overigens werkt het Ministerie van VWS constructief en naar tevredenheid samen met Rutgers, Fiom, de NVOG, de NGvA. Ook is in het kader van de aanpak voorkomen van en ondersteuning bij onbedoelde zwangerschap sinds kort de samenwerking met AVA gestart.
Zijn er bestuurlijke, dan wel juridische mogelijkheden om hiertegen op te treden? Zo ja, wat gaat u daarmee doen? Zo nee, waarom niet?
De vrijheid van artistieke expressie is een belangrijk gegeven en hoort bij onze samenleving. Als zodanig is die vrijheid nauw verbonden met het in de Grondwet verankerde recht op vrijheid van meningsuiting. Zolang een uiting niet discrimineert of onnodig kwetst wordt deze beschermd door dit recht. Het is niet ongebruikelijk dat kunst grenzen opzoekt om maatschappelijke discussie aan te wakkeren. Dat kunstenaars gebruik maken van hun recht op vrijheid van meningsuiting is een grote verworvenheid, die niet zomaar ingeperkt mag worden. Ik acht ingrijpen dan ook ongewenst.
Kunt u toelichten welke grenzen er zitten voor publieke media om te berichten over gewelddadige en kwetsende kunstuitingen? Hoe beoordeelt u dat in deze kwestie?
Volgens art. 2.88, eerste lid, Mediawet 2008 bepalen publieke media-instellingen zelf vorm en inhoud van het door hen verzorgde media-aanbod. Ze zijn daar dientengevolge ook zelf verantwoordelijk voor. Die onafhankelijkheid van de publieke omroep is een groot goed. De VPRO, net als alle andere omroepen, maakt daarbij in alle vrijheid zelf zijn afwegingen en keuzes op welke wijze de VPRO dat doet. Het is een kwestie van individuele smaak of men wel of niet gecharmeerd is van de inhoud van de berichtgeving. Het filmpje bij het nummer zal door sommigen aanstootgevend gevonden worden, en men kan het ook zien als artistieke expressie. Het is echter niet aan de overheid om een oordeel uit te spreken over het media-aanbod van de publieke media-instellingen.
Toezicht vooraf op de inhoud van tv-programma's is, zoals artikel 7, tweede lid, van de Grondwet bepaalt, nooit geoorloofd. De rechter kan eventueel naderhand bepalen dat een programma bepaalde grenzen heeft overschreden. Als aangifte is gedaan bij de politie en het Openbaar Ministerie zou tot strafrechtelijke vervolging overgaan, dan bepaalt de rechter als onafhankelijke instantie of de grenzen van het recht zijn overschreden.
Nieuwe onderzoeksresultaten m.b.t. schade door mRNA coronavaccins Pfizer en Moderna |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving over het hogere aantal bijwerkingen veroorzaakt door de mRNA-vaccins van Pfizer en Moderna en de bijbehorende onderzoeksresultaten?1, 2
Ja, ik heb kennis genomen van deze studie en het bericht van Stichting Artsen Covid Collectief.
Wat vindt u van de bevindingen uit dit onderzoek dat een veel groter aantal deelnemers dan aanvankelijk gedacht na het ontvangen van een mRNA-coronavaccinatie te maken krijgt met ernstige bijwerkingen?
De resultaten van dit onderzoek zijn niet gebaseerd op directe klinische data. De onderzoekers hebben gekeken naar het totaal aantal ernstige bijwerkingen en deze niet gekoppeld aan de individuele deelnemers. Het kan dus zijn dat één persoon meerdere bijwerkingen heeft ervaren, terwijl de bijwerkingen wel afzonderlijk zijn geteld. Het kan hierdoor lijken alsof er meer personen met bijwerkingen zijn, terwijl dit in realiteit niet zo is. Tevens is door deze onderzoekers niet bekeken of de klachten ook daadwerkelijk gerelateerd zijn aan de vaccinatie. De benoemde klachten kunnen ook andere oorzaken hebben dan de vaccinatie. Verschillen tussen de resultaten van dit onderzoek en de resultaten van andere onderzoeken zijn ontstaan door verschillen in de opzet van het onderzoek of de data waarmee het onderzoek verricht is, zoals ook de auteurs van het door u gerefereerde onderzoek vermelden.
Kunt u uitleggen hoe het kan dat de gebruikte data voor dit recente onderzoek, die voordat de coronavaccins op de markt kwamen een veel lager aantal ernstige bijwerkingen zou hebben laten zien, nu opeens tot heel andere resultaten leidt? Kunt u een uitgebreide analyse geven?
Zie antwoord vraag 2.
Aangezien recent al bleek dat de coronavaccins bij (vooral) jonge mannen tot relatief veel hartschade leidt, hoe reflecteert u daarop in combinatie met de resultaten uit dit onderzoek?
Ik ben mij bewust van het zeer kleine risico op myocarditis en pericarditis. Myocarditis en pericarditis zijn dan ook opgenomen als mogelijke zeer zeldzame bijwerkingen in de bijsluiters van de COVID-19-vaccins. Echter is het nog steeds zo dat de kans op deze aandoeningen aanzienlijk hoger is bij een infectie met SARS-CoV-2. Bijwerkingencentrum Lareb stelt dat het risico op myocarditis na een SARS-CoV-2-infectie 19 keer groter is na een infectie met SARS-CoV-2 dan na een vaccinatie. Voor pericarditis is het risico 5 keer groter na een infectie dan na een vaccinatie. Het risico op myocarditis voor mannen tussen de 12 en 17 jaar is 6 keer groter na een infectie dan na een vaccinatie. Het gezondheidsvoordeel van een vaccinatie weegt dan ook zwaarder dan het risico op eventuele bijwerkingen na een vaccinatie. Er is brede wetenschappelijke consensus over de veiligheid en effectiviteit van de COVID-19-vaccins, ook bij jonge mensen. Ik zie op dit moment geen aanleiding om hieraan te twijfelen.
Welke stappen gaat u zetten naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek en de eerdere bevindingen omtrent hartschade bij jonge mannen?
Ik vind het niet nodig extra stappen te zetten naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek en andere bevindingen rondom hartschade bij jonge mannen. Resultaten van verschillende onderzoeken kunnen van elkaar afwijken door de manier waarop het onderzoek is opgezet. De huidige vaccinatiestrategie is tot stand gekomen op basis van de wetenschappelijke adviezen van o.a. de Gezondheidsraad en het OMT-V. Bij deze adviezen wordt steeds gebruik gemaakt van de meest recente (internationale) wetenschappelijke inzichten. Daarnaast wegen experts van onder andere het RIVM, Lareb en CBG regelmatig relevante onderzoeken en informeren mij op het moment dat daar voldoende aanleiding toe is. Ook worden bijwerkingen zorgvuldig gemonitord en onderzocht door het Lareb en het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG). Er bestaat een brede wetenschappelijke consensus over de veiligheid en effectiviteit van de COVID-19-vaccins.
Deelt u de mening dat er nieuwe risico-analyses gemaakt zouden moeten worden, per gespecificeerde leeftijdsgroep, met betrekking tot de bijwerkingen van mRNA-coronavaccinaties? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik deel deze mening niet. Met betrekking tot dit onderwerp wordt al uitvoerig onderzoek gedaan. Daarnaast zijn er bij de tot nu toe gevaccineerde mensen geen nieuwe bevindingen aan het licht gekomen die nieuwe of andere risicoanalyses dan de huidige naar bijwerkingen nodig maken. Bij iedere nieuwe vaccinatieronde is door de Gezondheidsraad of het OMT-V zorgvuldig bekeken of een extra vaccinatie voldoende gezondheidswinst oplevert per doelgroep. Bij deze adviezen wordt gebruik gemaakt van verschillende bronnen.
Is het niet verstandig om het op grote schaal vaccineren met mRNA-vaccins voorlopig stop te zetten, totdat opnieuw uitgebreid onderzoek is gedaan naar de (ernstige) bijwerkingen per gespecificeerde leeftijdsgroep? Zo nee, waarom niet? Kunt u een uitgebreide analyse geven?
Vaccins worden alleen goedgekeurd door het EMA en het CBG als de werkzaamheid, kwaliteit én veiligheid voldoende zijn aangetoond, volgens de in Europa vastgestelde regels. Dat is voor alle COVID-19-vaccins die in Nederland worden gebruikt het geval. De veiligheid van de vaccins wordt ook na goedkeuring door het EMA voortdurend in de gaten gehouden3. Tot op heden zijn er geen zorgwekkende bevindingen gedaan en daarmee zie ik geen noodzaak om extra onderzoeken op te zetten naast de onderzoeken die al worden gedaan. Ik vind het nog steeds verantwoord om de eerder vastgelegde vaccinatiestrategie uit te voeren. De voordelen van vaccinatie wegen nog steeds op tegen het zeer kleine risico op ernstige bijwerkingen, omdat de kans op complicaties na een infectie groter is dan de kans op complicaties na een vaccinatie.
Als inderdaad blijkt dat de risico-analyse waarop de voorlopige goedkeuring van de mRNA-vaccinaties destijds is gebaseerd niet correct en/of ontoereikend was, wat betekent dat dan voor de vele mensen die de afgelopen twee jaar met deze vaccins zijn ingeënt? Kunt u inzichtelijk maken hoe groot het gezondheidsrisico is voor deze mensen?
Vaccins worden alleen door het EMA goedgekeurd als ze voldoen aan de in Europa vastgestelde eisen voor effectiviteit, kwaliteit én veiligheid. Daarbij wordt ook gekeken naar de onderzoeksmethoden en het productieproces. Daarnaast worden na toelating de vaccins nauwkeurig in de gaten gehouden. De vaccinproducenten moeten hier na toelating data over blijven aanleveren, wat gecontroleerd wordt door het EMA. Ook de bijwerkingen worden nauwkeurig gemonitord en internationaal gedeeld4.
Het gezondheidsrisico van vaccinatie is nog altijd kleiner dan het risico van een SARS-CoV-19 infectie. De meeste mensen hebben na een vaccinatie kort last van milde klachten zoals spierpijn, koorts en hoofdpijn. Deze bijwerkingen verdwijnen doorgaans binnen een aantal dagen vanzelf. Het is zeer onwaarschijnlijk dat er op lange termijn bijwerkingen optreden. Dit komt door de manier waarop vaccins werken. Het vaccin zorgt er alleen voor dat het lichaam antistoffen aanmaakt. Het vaccin zelf wordt binnen 4 tot 6 weken volledig door het lichaam opgeruimd. Alleen de antistoffen blijven in het lichaam achter.
Afgaand op de conclusies van deze recente studie, hoeveel gevaccineerde mensen lopen op dit moment het risico om last te krijgen van (ernstige) bijwerkingen als gevolg van een mRNA-coronavaccinatie?
Zie antwoord vraag 8.
Wat gaat u ondernemen om deze potentiële schade te ondervangen? Gaat u een plan maken hoe de zorgketen de te verwachten toegenomen zorgvraag als gevolg van deze bijwerkingen gaat opvangen? Gaat u de schade die mensen oplopen als gevolg van een mRNA-coronavaccinatie compenseren? Zo ja, op welke manier?
Zoals ik in het antwoord op vraag 8 en 9 heb toegelicht, is het zeer onwaarschijnlijk dat de vaccins op langere termijn bijwerkingen veroorzaken. Ik verwacht dan ook geen significante toename in de zorgvraag als gevolg van de vaccinaties. Door middel van vaccinatie kunnen we bescherming tegen COVID-19 op peil houden en voorkomen dat mensen ernstig ziek worden. Vaccineren draagt dus positief bij aan het verminderen van de zorgvraag als gevolg van COVID-19.
Mocht onverhoopt duidelijk worden dat, na grondige beoordeling, een duidelijk (causaal) verband bestaat tussen enig gebrek van het vaccin en de betreffende bijwerking dan zal moeten worden onderzocht of de producent van het vaccin in dit kader een toerekenbaar verwijt kan worden gemaakt. Als dat zo is, dan kan de producent onder omstandigheden worden aangesproken voor de gevolgen van daaruit voortvloeiende bijwerkingen. In die situatie kan de overheid onder specifieke en strikte voorwaarden de aansprakelijkheid overnemen van de producent. Deze voorwaarden zijn geregeld in de aankoopcontracten van de vaccins tussen de overheid en de producenten. Mocht iemand ervoor kiezen de overheid hiervoor aansprakelijk te stellen dan zal aan de hand van de geldende wettelijke criteria per individueel geval beoordeeld worden of de overheid aansprakelijk kan worden geacht.
Gaat u de personen die op dit moment een mRNA-vaccinatie van Pfizer of Moderna hebben ontvangen informeren over de nieuwe onderzoeksresultaten? Gaat u de burger bij de op handen zijnde nieuwe vaccinatieronde actief informeren over het risico op deze bijwerkingen? Zo ja hoe gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet?
Via verschillende (online) kanalen kunnen mensen informatie vinden over de COVID-19 vaccins en de mogelijke bijwerkingen die kunnen optreden als zij dit willen. Daarnaast staan mogelijke bijwerkingen beschreven in de bijsluiters van de vaccins, welke te vinden zijn op de website van het CBG. Deze bijsluiters worden geüpdatet op het moment dat er nieuwe bijwerkingen aan het licht komen. Overige informatie over bijwerkingen en de voordelen en risico’s van de vaccinaties zijn te vinden op de websites van de rijksoverheid, Lareb, het RIVM en het CBG. Ook de zeer kleine kans op meer ernstige bijwerkingen zoals myocarditis en pericarditis wordt daarin benoemd.
Bent u van mening dat de vaccinatieplicht, waarover in het recent uitgekomen rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) over toekomstscenario’s met betrekking tot de coronapandemie wordt gesproken, nog altijd potentieel geoorloofd is, ook als de bijwerkingen van de mRNA-vaccinaties veel hoger liggen dan aanvankelijk gedacht? Zo ja, waarom?
De WRR en de andere betrokken organisaties zijn onafhankelijk en gaan zelf over de inhoud van hun eigen publicaties. Voor vragen over de onderbouwing van de analyses in het rapport verwijs ik u daarom naar het rapport zelf. Vaccineren is in Nederland een persoonlijke keuze. Het kabinet heeft geen voornemens of plannen om een vaccinatieplicht in te voeren. Ik hecht er wel aan om aan te geven dat het onjuist is dat de WRR zou hebben geadviseerd om een vaccinatieplicht te overwegen. Hier ben ik in de antwoorden op uw schriftelijke vragen van 7 september jl.5 al uitgebreid op ingegaan.
Gezondheidsrisico’s door PFAS in de omgeving van Chemours |
|
Eva van Esch (PvdD) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Baby's omgeving Chemours via moedermelk blootgesteld aan te veel PFAS»1 en «RIVM: oppassen met moestuinen rondom chemisch bedrijf Dordrecht»2?
Ja.
Vindt u het ook niet schokkend dat baby’s die rondom de chemische fabriek van Chemours in Dordrecht wonen door het drinken van moedermelk gemiddeld tien keer meer PFAS binnenkrijgen dan wat op basis van de gezondheidsnorm veilig wordt geacht? Zo nee, waarom niet?
Voor de deelnemers die mee hebben gedaan aan het onderzoek van de Vrije Universiteit (VU) van Amsterdam moet het verontrustend zijn geweest om te horen dat hun borstvoeding PFAS bevat. Echter, er is ten onrechte geconcludeerd dat de borstvoeding van deze vrouwen meer dan tien keer meer PFAS bevat dan wat op basis van de gezondheidskundige grenswaarde als veilig wordt geacht. De VU heeft naar aanleiding van de berichtgeving door Zembla een verklaring naar buiten gebracht waarin zij afstand neemt van de conclusies die in de uitzending van Zembla van 9 september jl. worden getrokken.3
De gemiddelde hoeveelheid PFAS komt in het onderzoek uit op ongeveer 77 ng/L borstvoeding. Dit blijft ruim onder de concentratie van 133 ng/L PFAS in moedermelk die de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) als grenswaarde hanteert. Bij deze concentratie worden geen nadelige effecten van PFAS in moedermelk op het immuunsysteem van jonge kinderen verwacht. De gemeten PFAS-concentraties in de steekproef van de VU geven voor het RIVM ook geen aanleiding om te adviseren een kortere periode borstvoeding te geven of helemaal te stoppen met borstvoeding geven.
Vindt u het ook zorgwekkend dat PFOA dus via de moedermelk wordt overdragen aan de volgende generatie? Zo nee, waarom niet?
Vanwege de persistente eigenschappen van deze stoffen blijven PFAS lang aanwezig in onze leefomgeving. Een aantal van deze stoffen kan ook lang in ons lichaam aanwezig blijven. PFAS is ook in borstvoeding terug te vinden. Dat is zorgwekkend. Daarom zijn enkele van deze stoffen ook al verboden in de EU en zet Nederland in op een zo breed mogelijk verbod op PFAS in Europa. Zie ook het antwoord op vraag 15.
Wat is uw reactie op de verontrustende conclusie van het RIVM dat inwoners rond Chemours er verstandig aan doen om niet (te veel) eigen geteelde groenten te eten vanwege de uitstoot van PFAS?
Voor de getroffen inwoners rond Chemours moet het een vervelende boodschap zijn om te horen dat zij geen of minder groente en fruit uit eigen tuin kunnen consumeren vanwege PFAS verontreinigingen. Helaas zag het RIVM zich genoodzaakt om dit advies te geven. Gezien de onderzoeken en alle resultaten, is het verstandig om het RIVM-advies hierin te volgen.
Deelt u de mening dat het stuitend is dat mensen in de omgeving van Chemours niet uit hun eigen moestuin kunnen eten, omdat door de uitstoot van PFAS de effecten op de gezondheid niet kunnen worden uitgesloten? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 4. Als de betrokken bewoners zich houden aan het RIVM advies, worden er op basis van de onderzoeken geen effecten op de gezondheid verwacht.
Deelt u de mening dat het bizar is dat Nederlanders volgens het RIVM over het algemeen al meer PFAS binnenkrijgen via hun voedselproducten en drinkwater dan de zogeheten «gezondheidskundige grenswaarde»? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet vindt het zorgelijk dat Nederlanders via zoveel verschillende bronnen worden blootgesteld aan PFAS. Op dit moment is echter nog niet bekend hoe de blootstelling van mensen aan PFAS verlaagd kan worden (afgezien van de voedingsadviezen voor (moestuin)producten die beduidend meer vervuild zijn), noch of en hoe PFAS uit het lichaam gehaald kan worden. Daarom heeft het kabinet het RIVM gevraagd om onderzoek te doen naar de verschillende blootstellingsroutes en eventuele extra handelingsperspectieven in beeld te brengen.
Deelt u de mening dat het niet zo zou moeten zijn dat mensen gezondheidsrisico’s lopen simpelweg door water te drinken? Zo nee, waarom niet?
Ja. Drinkwater is een eerste levensbehoefte, het moet daarom schoon en veilig zijn. Het Nederlandse drinkwater voldoet aan de PFAS-normen van de nieuwe Europese Drinkwaterrichtlijn. Waar niet wordt voldaan aan de door RIVM geadviseerde streefwaarde (drinkwaterrichtwaarde) werken de drinkwatersector en het Rijk samen om de concentraties PFAS in drinkwater te verlagen.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat bedrijven stoffen (mogen) lozen in het milieu, die serieuze gezondheidsrisico’s met zich meebrengen? Zo nee, waarom niet?
Bedrijven zijn verantwoordelijk voor het voorkómen van risico’s van stoffen voor de mens en het milieu. Dit principe geldt zowel wanneer stoffen op de markt worden gebracht, als wanneer stoffen worden gebruikt of worden uitgestoten of geloosd. Voor stoffen die na lozing serieuze gezondheidsrisico’s met zich mee zouden kunnen brengen bestaat de verplichting om zo weinig mogelijk te lozen als redelijkerwijs mogelijk is (middels toepassing van de beste beschikbare technieken) en zijn er immissienormen waarop lozingen worden afgerekend en waaronder zij geacht worden geen milieu en gezondheidsproblemen te veroorzaken. Als het om Zeer Zorgwekkende Stoffen gaat geldt hiernaast nog een minimalisatieplicht. Daarmee moeten die lozingen uiteindelijk hooguit verwaarloosbare risico’s met zich meebrengen.
Deelt u de mening dat het onaanvaardbaar is dat omwonenden van chemische bedrijven de dupe zijn van – door de overheid uitgegeven – vergunningen die bedrijven krijgen om schadelijke stoffen, in dit geval PFAS, te lozen? Zo nee, waarom niet?
Het beleid en wettelijk stelsel is erop gericht om risico’s voor gezondheid en milieu te voorkomen. Met vergunningen hebben bedrijven zich te houden aan de grenzen die de overheid heeft gesteld op basis van wetenschappelijke inzichten. Een aantal PFAS is inmiddels ook aangewezen als Zeer Zorgwekkende Stof en daarvoor geldt – naast de emissievoorschriften uit de vergunning – een minimalisatieplicht voor emissies naar lucht en water.
In de afgelopen jaren is de kennis over de eigenschappen en toepassingen van PFAS, ook in Europa, sterk toegenomen. Op basis daarvan zijn in Europa bijvoorbeeld PFOA en PFOS verboden. PFAS zijn persistent en breken niet of nauwelijks af. Daarom treffen we nu ook nog steeds PFOS en PFOA aan in onze leefomgeving. Nederland wil verdere problemen met deze persistente stoffen zo veel mogelijk voorkomen en heeft samen met vier andere landen het initiatief genomen om een voorstel voor te bereiden voor een zo breed mogelijk verbod op PFAS in Europa.
Bent u van plan om ervoor te zorgen dat er geen vergunningen meer worden afgegeven bij Chemours voor chemische stoffen en lopende vergunningenon hold worden gezet, totdat duidelijk is dat de desbetreffende stoffen veilig zijn of totdat met volledige zekerheid kan worden gegarandeerd dat de stoffen niet in het milieu terecht zullen komen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit doen?
De provincie Zuid-Holland en Rijkswaterstaat zijn als bevoegd gezag verantwoordelijk voor de vergunningverlening bij Chemours. Zo lang een bedrijf zich houdt aan de van toepassing zijnde (Europese) regels, mag een bedrijf een stof toepassen, of op de markt brengen. Zie ook het antwoord op vraag 15.
Voor de emissies van chemische stoffen gelden zowel internationale als nationale wetgeving. In de wetgeving zijn emissie- en immissienormen opgenomen waarin minimaal aan moet worden voldaan. Voor Zeer Zorgwekkende Stoffen geldt daarboven op dat emissies van deze stoffen naar water en lucht zoveel mogelijk geminimaliseerd moeten worden. Bedrijven moeten zich hiervoor inspannen tot de stof niet meer wordt geëmitteerd. Het bevoegd gezag ziet hierop toe. De emissies van de GenX-stoffen door Chemours is op deze wijze in vijf jaar tijd met 99% gereduceerd.
Nu PFAS zo wijdverspreid is in het milieu en de leefomgeving, heeft u er spijt van dat er niet eerder is ingegrepen bij de vergunningverlening aan bedrijven voor het lozen van chemische (waaronder zeer zorgwekkende) stoffen?
Vergunningverlening is gebaseerd op nationale en internationale wet- en regelgeving, zoals de REACH-verordening, emissienormen en ZZS-emissiebeleid. Daarbij wordt steeds gestreefd naar een omgevingskwaliteit die hooguit verwaarloosbare risico’s voor mens en milieu met zich meebrengt, op basis van de wetenschappelijk kennis die over die risico’s voor handen is. Er is steeds meer kennis over eigenschappen en risico’s van stoffen. Daardoor kan het helaas ook voorkomen dat emissies die in het verleden weinig risicovol leken en dus vergund werden, nu toch een probleem blijken te zijn. Op basis van nieuwe inzichten worden normen dan ook steeds aangepast en vergunningen herzien.
Wat gaat u nu verder doen aan de situatie rondom Chemours, waarbij omwonenden gezondheidsrisico’s lopen door de uitgestoten PFAS?
In afstemming met het RIVM zorgt de regionale GGD voor zo goed mogelijke gezondheidsadviezen aan omwonenden van Chemours. Daarbij wordt onder andere samengewerkt met gemeenten en zorgverleners. Verder is aan het RIVM gevraagd een programma uit te werken om verschillende blootstellingsroutes in Nederland te onderzoeken en handelingsperspectieven in beeld te brengen waarmee de aanwezigheid van PFAS in de leefomgeving en de inname bij mensen kan worden beperkt. Hierin wordt samen opgetrokken met de ministeries van LNV en VWS. De Kamer wordt hierover in de brief voorafgaand aan het commissiedebat PFAS nader geïnformeerd.
Welke extra maatregelen gaat u nu nemen om de gezondheid van omwonenden te beschermen tegen de schadelijke stoffen die nu in de omgeving van Chemours worden gevonden?
Het RIVM gaat onderzoeken welke handelingsperspectieven er zijn om de blootstelling aan PFAS in Nederland te beperken. Zie ook het antwoord op vraag 12.
Wat gaat u doen om een dergelijke situatie als in de omgeving van Chemours in de toekomst te voorkomen?
Om verdere problemen met PFAS te voorkomen zet Nederland zich allereerst in op een zo breed mogelijk Europees verbod op PFAS. Zie ook het antwoord op vraag 15. Ten tweede heeft Nederland een streng emissiebeleid ingesteld voor Zeer Zorgwekkende Stoffen. Hiermee worden emissies van deze stoffen versneld teruggedrongen. Uniek daarbij is dat de eigenschappen van een stof bepalen of een stof ZZS is, en niet de plaatsing van een stof op een stoffenlijst. Hierdoor zijn vergunningverleners minder afhankelijk van besluitvorming in Europa en kunnen zij sneller maatregelen opleggen. Tot slot is het van belang dat kennis (over stoffen) en ervaringen snel gedeeld worden. Dit zal een aandachtspunt zijn in zowel het Interbestuurlijk Programma VTH als het Impulsprogramma Chemische Stoffen.
Bent u nu wel van plan om u in te zetten voor een totaalverbod op PFAS, zowel in Europa als in Nederland? Zo nee, waarom niet?
Al in 2019 is aangekondigd dat Nederland zich in wil zetten voor een brede Europese restrictie op het gebruik van PFAS via de Europese stoffenverordening REACH4. Nederland heeft hiertoe het voortouw genomen en werkt samen met Duitsland, Denemarken, Noorwegen en Zweden aan de zorgvuldige voorbereiding van dit voorstel. De restrictie moet ertoe leiden dat het gebruik van PFAS in de EU zo ver mogelijk wordt ingeperkt. De planning is dat het voorstel voor de restrictie in januari 2023 wordt ingediend bij het EU-chemicaliënagentschap ECHA. Daarna volgen de gebruikelijke procedures voor restrictievoorstellen in het kader van de Europese REACH verordening, inclusief de formele consultatierondes. Politieke besluitvorming in Europa, op basis van een voorstel van de Europese Commissie, wordt voorzien in 2024. In lijn met de motie Bouchallikh/Van Esch (Kamerstukken 28 089, nr. 202) wordt op deze wijze ingezet op een zo volledig mogelijk Europees verbod op PFAS.
De betaling Stichting Open Nederland aan Jaap van Dissel |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de berichtgeving omtrent een betaling van € 750.000 euro die Stichting Open Nederland (SON) vanaf een rekeningnummer in België gedaan zou hebben aan Outbreak Management Team (OMT)-baas de heer van Dissel?1, 2
Ja.
Kunt u bevestigen of ontkennen dat deze betaling daadwerkelijk is gedaan door SON aan de heer van Dissel? Zo ja, kunt u hiervoor bewijs aanleveren? Zo nee, kunt u dat aantonen?
Nee dit kan ik niet bevestigen. Het verontrust mij dat ongefundeerde berichtgeving en beschuldigingen op deze wijze worden verspreid. Het is zeer zorgwekkend dat Kamerleden deze (smadelijke) uitlatingen zonder enige kritische kanttekening voor waar aannemen. Ik zie geen enkel geloofwaardig bewijs voor hetgeen beweerd wordt. Daarnaast zijn na verzoek van het RIVM om publieke rectificatie de ongefundeerde berichtgeving ondertussen teruggenomen en is excuses aangeboden aan de heer van Dissel. Daarom is er ook geen aanleiding dit te onderzoeken. Daarbij is het zeer verontrustend dat er geen rekenschap lijkt te worden gegeven van het effect hiervan op de betrokkenen, die zich de afgelopen jaren vol overgave hebben ingezet om de pandemie te bestrijden.
Aangezien SON gelieerd is aan - en werkt in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, kunt u alle financiële documentatie en interactie van het ministerie met SON openbaar maken? Zo nee, waarom niet?
Verantwoording is en wordt afgelegd via de normale procedures. Via die weg is ook de financiële verantwoording inzichtelijk voor de Kamer.
Kunt u verklaren waarom SON een bankrekening heeft in België? Was u hiervan op de hoogte en zo ja, waarvoor werd deze rekening gebruikt en waarom is niet gekozen voor een Nederlandse bankrekening?
Zie antwoord op vraag 2.
Heeft u inzicht in de gelden die op deze bankrekening van SON werden bij- en afgeschreven, door wie en waarvoor? Zo ja, kunt u deze gegevens inzichtelijk maken? Zo nee, waarom heeft u hier geen informatie over?
SON werkt in opdracht van het Ministerie van VWS. Het Ministerie van VWS heeft inzicht in de financiële administratie van SON, voor zover dat past binnen de controles en verantwoording die plaatsvinden in het kader van de opdrachtverlening.
Heeft het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op enig moment een betaling gedaan aan SON op deze bankrekening? Zo ja, kunt u deze transactie openbaar maken?
Nee, er is geen betaling gedaan aan SON op deze bankrekening.
Worden op dit moment nog betalingen gedaan aan SON door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op deze rekening? Zo ja, wat voor betalingen, waarvoor, hoe vaak en hoe veel? . Hoeveel geld heeft het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport overgemaakt naar SON en waaraan is dit geld precies besteed? Kunt u de uitgaven van SON gedetailleerd inzichtelijk maken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 6.
Wat is de betrokkenheid van de heer van Dissel bij de werkzaamheden van SON? Heeft hij tijdens de coronaperiode opdrachten en/of werkzaamheden verricht voor deze stichting? Zo ja, onder welke voorwaarden/afspraken?
De financiële afwikkeling van de opdracht die het Ministerie van VWS heeft gegeven aan SON voor het organiseren van Testen voor Toegang vindt op het moment nog plaats. Daarom is het eindbedrag wat VWS aan SON heeft betaald nog niet bekend. Het ministerie legt vervolgens op haar beurt verantwoording af aan de Tweede Kamer middels de normale verantwoordingsprocessen.
Bent u bereid/voornemens een onderzoek in te stellen naar deze vermeende betaling en de toedracht daarvan aan de heer van Dissel? Zo nee, waarom niet?
Er is geen betrokkenheid van de heer Van Dissel bij de werkzaamheden van SON.
Bent u op de hoogte van het bericht dat de heer van Dissel en de Minister van Buitenlandse Zaken, de heer Hoekstra in 2020 hebben geprobeerd samen een bankrekening in Anguilla te openen? Kunt bevestigen of ontkennen dat dit is gebeurd?
Zie antwoord op vraag 1 en 2.
Indien u niet op de hoogte bent van het wel of niet bestaan van deze rekening in Anguilla, bent u dan bereid Minister Hoekstra en de heer van Dissel hierover te bevragen en hun verklaringen openbaar te maken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Kunt u uitleggen welke relatie tussen de heer van Dissel en Minister Hoekstra, destijds Minister van Financiën, zou kunnen rechtvaardigen dat deze twee personen samen een offshore bankrekening proberen te openen? Welke betrokkenheid had Minister Hoekstra destijds bij uw departement, het OMT en SON?
Zie antwoord vraag 10.
Het Nederlandse stemgedrag in de World Health Assembly |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Herinnert u zich dat Nederland op 25 mei 2022 tijdens de 75e World Health Assembly (WHA) tegen een jaarlijkse resolutie stemde met de titel «Health conditions in the occupied Palestinian territory, including east Jerusalem, and in the occupied Syrian Golan»?1
Ja.
Herinnert u zich ook dat Nederland een jaar eerder, tijdens de 74e WHA in 2021, tegen dezelfde jaarlijkse resolutie stemde, vlak na hevige Israëlische bombardementen op de bezette Gazastrook?2
Ja.
Herinnert u zich tevens de stemverklaring van Nederland over deze jaarlijkse resolutie in 2021, waarin u volgens het rapport van de World Health Organization (WHO) de Nederlandse tegenstem als volgt onderbouwde: «[D]e Health Assembly was een technisch forum en de politisering ervan moet worden vermeden», «[H]et besluit was niet nodig om de WHO in staat te stellen haar mandaat in het bezette gebied uit te voeren», en «[E]en deel van de gebruikte bewoordingen in het besluit ... ging verder dan de feitelijke informatie vereist om de situatie te adresseren»?3
Ja.
Is het juist dat deze twee resoluties geen directe kritiek op Israël bevatten en dat zelfs het woord «Israël' daarin niet werd genoemd?
De jaarlijkse resolutie «Health conditions in the occupied Palestinian territory, including east Jerusalem, and in the occupied Syrian Golan» verzoekt de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) onder meer te rapporteren over de gezondheidssituatie in de bezette Palestijnse gebieden, inclusief Oost-Jeruzalem, en de bezette Golanhoogten, rekening houdend met de verantwoordelijkheden van de bezettende macht, zijnde Israël. In de resolutie van zowel 2021 als 2022 werd uitsluitend gerefereerd aan de verplichtingen van Israël als bezettende macht en de WHO. Het onderliggende rapport ging daarentegen in op de verantwoordelijkheden van alle partijen die betrokken zijn bij het verbeteren van de gezondheidssituatie in de bezette Palestijnse gebieden.
Herinnert u zich dat Nederland op 26 mei 2022 tijdens de 75e WHA een resolutie steunde (en daarvan ook – terecht – een van de medeindieners was), getiteld «Health emergency in Ukraine and refugee receiving and hosting countries, stemming from the Russian Federation’s aggression»?4
Ja.
Kunt u bevestigen dat deze resolutie de Russische agressie tegen Oekraïne in de sterkste bewoordingen veroordeelt («condemns in the strongest terms») en dat Rusland daarin zeventien keer wordt genoemd?
Ja.
Deelt u op basis van deze feiten de conclusie dat de resolutie over de door Israël bezette gebieden als minder politiek en confronterend en meer technisch en op de gezondheidssituatie toegespitst moet worden beschouwd dan de WHA resolutie over Oekraïne? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet beoordeelt iedere resolutie op inhoud en merites. Een verschil tussen de in vraag vier benoemde resoluties over de gezondheidssituatie in de bezette Palestijnse Gebieden en Golanhoogten en de resolutie over Oekraïne is dat er bij deze laatste resolutie geen sprake was van een discrepantie tussen de resolutie en het onderliggende rapport.
Daarnaast wordt de situatie in de bezette Palestijnse Gebieden en de Golanhoogten als een separaat agenda item besproken, terwijl de situatie in Oekraïne wordt behandeld onder agenda item 16.3 «WHO’s work in health emergencies», evenals andere noodsituaties wereldwijd waar de WHO werkt. Om disproportionele aandacht voor een land binnen de VN te voorkomen pleit het kabinet, conform de motie Van der Staaij c.s. (21 501-02, nr. 2367 en 2374), voor eenzelfde manier van behandelen van de situatie in de bezette Palestijnse Gebieden en de Golanhoogten gebieden als andere landensituaties. Daarom heeft het kabinet in de stemverklaring aanbevolen het rapport over de bezette Palestijnse Gebieden en de Golanhoogten onderdeel te laten zijn van het rapport over het werk van de WHO in noodsituaties en eveneens onder agenda item 16.3 te bespreken.
Deelt u de mening dat, ook al is elke casus anders, Nederland consistent moet zijn in haar internationaalrechtelijke uitgangspunten en haar onderbouwing van stemgedrag in internationale fora, zoals de WHA? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Deelt u de mening dat de verklaring die Nederland gaf om tegen de resolutie over de gezondheidsomstandigheden in de door Israël bezette gebieden te stemmen niet meer houdbaar is in het licht van de steun van Nederland voor de veel politiekere en hardere WHA resolutie over Oekraïne? Zo nee, waarom niet?
Nee. De noodsituatie in Oekraïne op het gebied van gezondheid die de betreffende WHA resolutie behandelt is geheel het gevolg van de Russische invasie. Zoals aangegeven in antwoord op vraag 4 is het verbeteren van de gezondheidssituatie in de bezette Palestijnse gebieden de verantwoordelijkheid van de verschillende betrokken partijen.
Deelt u de mening dat het meten met twee maten bij resoluties over de door Israël bezette gebieden enerzijds en resoluties over Oekraïne anderzijds, de geloofwaardigheid van Westerse landen aantast, vooral bij ontwikkelingslanden, waarvan 53 zich van stemming onthielden bij de WHA resolutie over Oekraïne? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet beoordeelt iedere resolutie op inhoud en merites. Dit verklaart het verschil in stemgedrag.
Zal Nederland haar standpunt omwille van beleidsconsistentie en internationale geloofwaardigheid corrigeren en de resolutie over de gezondheidsomstandigheden in de door Israël bezette gebieden bij de volgende jaarlijkse vergadering van de WHA opnieuw steunen, zoals Nederland telkens deed tot 2017? Zo nee, waarom niet?
Steun voor toekomstige resoluties hangt af van de behandeling, context en inhoud van desbetreffende resoluties.
Wilt u deze vagen afzonderlijk beantwoorden, binnen de daarvoor gestelde termijn van drie weken?
Ja.
Wervingscampagnes ten behoeve van donoren via social media |
|
Harry Bevers (VVD) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat spermabanken, zoals de European Sperm Bank, donoren werven via verschillende sociale mediaplatforms en daarbij adverteren met «voordelen» van donorschap zoals regelmatige gezondheidschecks en vergoedingen tot 560 euro per maand?1
Ja.
Vindt u het wenselijk dat dit soort marketing bestaat en op deze manier donoren worden geworven?
In Nederland mogen bedrijven reclame maken voor hun producten en diensten, mits zij zich houden aan de ter zake geldende Nederlandse wet- en regelgeving. Er zijn geen signalen dat de European Spermbank (ESB) zich niet aan die wet- en regelgeving houdt.
Bent u het ermee eens dat deze online marketing strijdig is met het feit dat er in Nederland niet gedoneerd mag worden voor gewin maar alleen op basis van een onkostenvergoeding, zoals beschreven staat in artikel 272 van de Embryowet en in de richtlijn van het Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) waarin staat dat donatie er alleen is om iemand te helpen en niet voor eigen gewin?3
In de Embryowet (artikel 5, lid 2) is bepaald dat de terbeschikkingstelling van geslachtscellen alleen om niet kan worden gedaan. Dat betekent dat alleen de onkosten mogen worden vergoed. In het Landelijk standpunt spermadonatie van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) en de Vereniging voor Klinische Embryologie (KLEM) wordt klinieken geadviseerd voor de onkostenvergoeding een maximum van € 75 te hanteren. Op de website van ESB is aangegeven dat een spermadonor € 40 per donatie ontvangt. Dit bedrag is in lijn met voornoemd Landelijk standpunt spermadonatie.
De European Sperm Bank is een private Deense onderneming met een vestiging in Amsterdam. In hoeverre valt deze vestiging onder de Nederlandse wet- en regelgeving?
De vestiging van de ESB in Amsterdam richt zich op het in ontvangst nemen na verkrijgen, bewaren en bewerken van menselijk sperma voor fertiliteitsbehandelingen en deze handelingen vallen onder de Nederlandse wet- en regelgeving. Met ingang van 1 juni 2022 heeft de ESB een erkenning gekregen op basis van artikel 9 van de Wet veiligheid en kwaliteit lichaamsmateriaal (Wvkl) als orgaanbank.
Mag de European Sperm Bank juridisch gezien op deze manier een wervingscampagne richten op Nederlandse socialmedia-accounts? Op welke manier verhoudt deze juridische status zich tot klinieken in Nederland die aangesloten zijn bij de European Sperm Bank? Kunnen aangesloten klinieken aangesproken worden op deze manier van werving?
Vooralsnog zijn er geen aanwijzingen dat de ESB zich niet houdt aan de Nederlandse wet- en regelgeving, zodat voor optreden door de IGJ op dit moment geen aanleiding bestaat.
Welke mogelijkheden heeft u of de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) om tegen deze (online) marketing op te treden?
Zie antwoord vraag 5.
Zijn er, voor zover bij u bekend, meer bedrijven die zich niet houden aan de richtlijnen die er voor dergelijke organisaties en bedrijven?
Voor zover u met deze vraag bedoelt of er andere klinieken zijn die zich bij het werven van donoren niet houden aan de geldende wet- en regelgeving, geldt dat er daarvoor op dit moment geen aanwijzingen zijn.
De uitspraak van de advocaat-generaal aan de Hoge Raad ten aanzien van verplichte anticonceptie in de gesloten jeugdzorg |
|
Wieke Paulusma (D66), Rens Raemakers (D66) |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het advies van de advocaat-generaal aan de Hoge Raad dat verplichte anticonceptie op basis van de Wet verplichte ggz (Wvggz) in strijd is met het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM)?1
Ja. Ik wacht de uitspraak van de Hoge Raad met belangstelling af. Het advies van de advocaat-generaal is overigens iets genuanceerder dan de hier weergegeven samenvatting. De voorliggende vraag is of de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) voldoende basis biedt om in uitzonderlijke gevallen anticonceptie te verplichten. Rechters gaan nu verschillend om met het opnemen van tijdelijke verplichte anticonceptie als vorm van verplichte zorg in een zorgmachtiging op grond van de Wvggz. In enkele gevallen is met toepassing van de criteria voor verplichte zorg – tijdelijk – (voor de duur van de zorgmachtiging) het verplichte gebruik van anticonceptie opgelegd. Verplichte zorg mag uitsluitend in een zorgmachtiging worden opgenomen indien er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er voor de betrokken persoon geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn, het verlenen van verplichte zorg, gelet op het beoogde doel van verplichte zorg, evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is. Tijdelijke verplichte anticonceptie als vorm van verplichte zorg ter voorkoming van ernstig nadeel voor de vrouw zelf (vrouwen wier behandeling geschaad zou worden door een zwangerschap of door het (herhaaldelijk) moeten afstaan van een kind) sluit de advocaat-generaal (AG) niet uit. Waar het echter gaat om de bescherming van een nog niet verwekt kind (waar sommige rechters ook naar verwezen) zegt de AG dat deze interpretatie van «ernstig nadeel voor een ander» geen onderbouwing heeft in de Wvggz2. Op dat punt is er volgens de AG geen formeel wettelijke grondslag voor de inperking van grondrechten, dus zou het opleggen van verplichte zorg ter bescherming van een toekomstig kind in strijd kunnen zijn met het EVRM.
Hoe gaat u gevolg geven aan een eventuele uitspraak van de Hoge Raad, indien deze in lijn is met het advies van de advocaat-generaal?
De Hoge Raad moet nog uitspraak doen en ik wil hierop niet vooruitlopen.
Bent u ook van mening dat verplichte anticonceptie (in de gesloten jeugdzorg) een onwenselijke praktijk is?
Wat betreft de uitspraak van de Hoge Raad over de Wvggz heb ik hierboven aangegeven hierop niet vooruit te willen lopen. Ten aanzien van jeugdigen die in de gesloten jeugdhulp verblijven, merk ik ten eerste op dat in dat geval op grond van hoofdstuk 6 van de Jeugdwet een rechterlijke machtiging voor gesloten jeugdhulp is verleend. Gesloten jeugdhulp valt niet binnen de reikwijdte van de Wvggz, maar is onderdeel van de Jeugdwet. In artikel 6.3.2 van de Jeugdwet is bepaald dat tegen de wil van de jeugdige voor wie zo’n machtiging is verleend geneeskundige behandelingsmethoden toegepast kunnen worden voor zover dat noodzakelijk is ter afwending van gevaar voor de gezondheid of de veiligheid van de jeugdige of anderen en de met de jeugdhulp beoogde doelen te bereiken. Het gaat bijvoorbeeld om het toedienen van insuline bij een jeugdige die diabetes heeft. Het niet toedienen van dat medicijn zou ernstige gevolgen kunnen hebben voor de gezondheid van de jeugdige. Omdat een gedwongen geneeskundige behandeling zeer ingrijpend is, moet altijd worden overwogen of het beoogde doel niet met andere middelen kan worden bereikt. Alleen als aan alle bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan, zou gedwongen anticonceptie mogelijk zijn. Dat zal echter slechts bij (hoge) uitzondering het geval zijn. Ik ben van mening dat het uitgangspunt moet blijven dat anticonceptie op vrijwillige basis wordt gebruikt en terughoudend moet worden omgegaan met gedwongen anticonceptie indien in een zeer uitzonderlijke situatie toch aan de wettelijk gestelde voorwaarden wordt voldaan.
Welke acties onderneemt u om ervoor te zorgen dat zorginstellingen in lijn met het EVRM handelen en geen verplichte anticonceptie opleggen, indien de Hoge Raad het advies van de advocaat-generaal overneemt?
Zoals in antwoord 2 is aangegeven, wil ik niet op de zaken vooruitlopen en de uitspraak van de Hoge Raad eerst afwachten. Daarbij is van belang dat gesloten jeugdhulp niet valt onder de reikwijdte van de Wvggz, maar onderdeel is van de Jeugdwet. De Wvggz en de Jeugdwet zijn twee gescheiden rechtsstelsels.
Is er eerder een bepaalde vorm van toetsing geweest of verplichte anticonceptie wel of niet in strijd is met het EVRM en mogelijk zou zijn onder de Wvggz? Zo ja, waarom is daar toen geen gevolg aan gegeven? Zo nee, waarom is dat niet onderzocht toen bleek dat op grond van de Wvggz verplichte anticonceptie werd opgelegd in de gesloten jeugdzorg?
Er kan geen verplichte zorg op grond van de Wvggz worden opgelegd in de gesloten jeugdhulp. Er is sprake van twee gescheiden rechtsstelsels. Bij de parlementaire behandeling van de Wvggz is anticonceptie als verplichte zorg geen onderwerp geweest. Wel is in de oorspronkelijke memorie van toelichting van 2010 aandacht besteed aan de bescherming van «anderen» tegen ernstig nadeel, waaronder ook de foetus van een zwangere wordt begrepen. Indien het gedrag van de zwangere ernstig nadeel kan veroorzaken voor de foetus (bijvoorbeeld drugsverslaving), kan dat gronden opleveren voor verplichte zorg (bijvoorbeeld afkicken). Daarbij is bewust geen leeftijdsgrens van de foetus is bepaald, omdat ook juist in de eerste weken van een zwangerschap schade kan ontstaan door middelenmisbruik. Het wetsvoorstel is indertijd getoetst aan de Grondwet en het Europees recht. In de signalen over anticonceptie in de jeugdzorg is geen aanleiding gezien om opnieuw naar de Wvggz te kijken, te meer omdat de Wvggz niet van toepassing is in de jeugdzorg (zie antwoord3.
Waarom is er bij het opstellen van de Wvggz geen aandacht geweest voor de impact van de wet op eventuele verplichte anticonceptie?
De beschermwaardigheid van het toekomstige – nog niet verwekte – kind is geen onderwerp van de parlementaire behandeling geweest. Daarnaar verwijst de AG ook in haar advies, waarin ze betoogt dat voor de inperking van grondrechten ter bescherming van een toekomstig kind geen grond te vinden is in de wet(sgeschiedenis).
Was verplichte anticonceptie ook mogelijk op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz)?
De Wet Bopz was een opnamewet. De rechter toetste enkel de legitimiteit van gedwongen opname, en als daarmee het gevaar niet was weggenomen, kon de geneesheer-directeur (GD) vervolgens besluiten tot gedwongen behandeling, bijvoorbeeld dwangmedicatie. Het is zeer onwaarschijnlijk dat onder de Wet Bopz werd overgegaan tot verplichte anticonceptie in de ggz. De noodzaak voor verplichte anticonceptie als iemand al gedwongen was opgenomen lijkt niet voor de hand te liggen.
In hoeveel gevallen is sinds invoering van de Wvggz op grond van deze wet verplichte anticonceptie opgelegd en welk deel daarvan betrof mensen onder de 18 jaar?
Er zijn tot nu toe negen4 uitspraken openbaar gemaakt waarin de rechter zich heeft uitgesproken over het opnemen in een zorgmachtiging van anticonceptie als vorm van verplichte zorg. In de eerste jaren na inwerkingtreding zijn respectievelijk 14.000 en 16.000 zorgmachtigingen afgegeven op grond van de Wvggz5.
In de uitspraken staan geen persoonsgegevens zoals leeftijd vermeld, maar in al deze gevallen werd verwezen naar de zorghistorie van de betrokkene en ernstig nadeel door eerdere zwangerschap(pen). Het is daarom aannemelijk dat het niet om minderjarigen gaat.
In welke mate is er sprake van gedwongen of aangedrongen anticonceptie bij jongeren zonder dat er een rechterlijke toetsing heeft plaatsgevonden in de (gesloten) jeugdzorg?
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 3 is gedwongen anticonceptie bij jeugdigen in beginsel niet toegestaan. Gedwongen medische behandelingen zijn alleen toegestaan in het kader van gesloten jeugdhulp voor zover noodzakelijk ter afwending van gevaar voor de gezondheid of de veiligheid van de jeugdige of anderen en de met de jeugdhulp beoogde doelen te bereiken.
Naar aanleiding van de uitzending van Pointer van 3 februari 2022 over anticonceptie onder drang heeft Jeugdzorg Nederland daarover een uitvraag gedaan onder alle instellingen voor gesloten jeugdhulp. De instellingen gaven aan dat in hun organisaties geen sprake is van gedwongen anticonceptie of anticonceptie onder drang. Ook meldden zij dat geen consequenties verbonden zijn voor de jeugdigen aan het wel of niet gebruiken van anticonceptie. De instellingen herkennen zich dus niet in het beeld dat door de uitzending van Pointer is ontstaan. Wel bespreken zij met jeugdigen in het kader van seksuele voorlichting over het gebruik van anticonceptie. Soms geven zij jeugdigen het advies om anticonceptie te gebruiken. Het is mogelijk dat sommige jeugdigen deze gesprekken of adviezen als drang hebben ervaren.
Bent u bereid om nader onderzoek te doen naar dwang en drang ten aanzien van verplichte anticonceptie zonder rechterlijke toetsing en eventueel maatregelen te nemen naar aanleiding daarvan?
Op grond van de Wvggz kan verplichte zorg uitsluitend worden opgelegd door middel van een zorgmachtiging die wordt afgegeven door de rechter, dus ook wanneer het zou gaan om verplichte anticonceptie. Desondanks verwacht ik, gelet op het standpunt van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP)6 op dit punt, dat zorgverleners in de ggz daar zeer terughoudend in zijn. Indien daar aanleiding toe bestaan zal eerder worden geprobeerd het gesprek aan te gaan over vrijwillig gebruik van anticonceptie. Bijvoorbeeld met het GGD programma «Nu niet zwanger». Tegen deze achtergrond zie ik geen aanleiding nader onderzoek te doen.
In hoeverre vindt u dat dit advies en een eventuele uitspraak van de Hoge Raad ook aanleiding geeft op herbezinning op gedwongen zwangerschapstesten, zoals genoemd in het onderzoek van Pointer van 3 februari 2022?2
Gedwongen zwangerschapstesten zijn in de jeugdzorg niet toegestaan.
Ziet u in dit advies van de advocaat-generaal aanleiding om seksuele voorlichting, preventie en informatie in jeugdzorg te verbeteren en welke actie gaat u daartoe ondernemen?
Uiteraard is het ontzettend belangrijk dat jeugdigen goede seksuele voorlichting en goede informatie over anticonceptie krijgen. Daarom staat ook in het kwaliteitskader JeugdzorgPlus dat hier structureel aandacht voor moet zijn en jeugdzorgaanbieders passend aanbod moeten hebben voor de voorlichting en ondersteuning van jongeren bij hun seksuele ontwikkeling.8 Daarnaast is voor jeugdprofessionals de richtlijn Seksuele ontwikkeling voor jeugdhulp en jeugdbescherming (2020) ontwikkeld.9 Ik zie in het advies van de advocaat-generaal geen aanleiding om actie te ondernemen op dit gebied nu voor de jeugdzorg al een kwaliteitskader en richtlijn bestaan die hier aandacht aan besteden.
Hoeveel jeugdzorginstellingen hebben iemand in dienst die gespecialiseerd is in seksualiteit?
Alle jeugdzorginstellingen behoren seksuele voorlichting en ondersteuning te bieden op het gebied van de seksuele ontwikkeling van jeugdigen, afgestemd op de leeftijd van de jeugdigen en bruikbaar voor de betreffende doelgroep. Ondersteuning bij de seksuele ontwikkeling is een integraal onderdeel van de brede opvoed- en jeugdhulp die binnen de jeugdzorg wordt geboden. Om die reden wordt hiervoor niet (altijd) een op dat terrein gespecialiseerde medewerker aangetrokken. Er wordt dan ook niet bijgehouden hoeveel medewerkers binnen een jeugdzorginstelling zich bezighouden met seksualiteit. Jeugdprofessionals kunnen bij opvoed- en hulpvraagstukken rondom seksualiteit gebruik maken van de richtlijn Seksuele ontwikkeling voor jeugdhulp en jeugdbescherming (2020). De Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk, het Nederlands Instituut van Psychologen, het Nederlands Jeugdinstituut en de Nederlandse vereniging van pedagogen en onderwijsdeskundigen hebben deze richtlijn ontwikkeld.
Bent u het eens met mevrouw Van der Sanden, de voormalig aandachtsfunctionaris seksualiteit bij de inmiddels gesloten Hoenderloo Groep, dat iedere instelling iemand zou moeten aanstellen die meer gespecialiseerd is in seksualiteit?
Zie antwoord vraag 13.
Maken alle jeugdzorginstellingen al gebruik van programma’s zoals «Nu niet zwanger» van GGD?
Op grond van het Kwaliteitskader Voorkomen seksueel misbruik jeugdzorg dient elke jeugdzorginstelling vast te stellen welk aanbod, afgestemd op leeftijd en doelgroep inzetbaar is in het kader van voorlichting en ondersteuning van jeugdigen bij de seksuele ontwikkeling.10 De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) controleert met haar toezicht of jeugdzorginstellingen zich aan deze verplichting houden.
Gelet op de bepaling dat het aanbod afgestemd moet zijn op leeftijd en doelgroep, kan het per jeugdzorginstelling en zelfs per groep verschillen welke methodiek het meest passend is. Het programma «Nu niet zwanger» richt zich bijvoorbeeld op cliënten in de vruchtbare leeftijd met (een combinatie van) complexe problemen.
De verliezen in de wijkverpleging. |
|
Fonda Sahla (D66), Wieke Paulusma (D66) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving over de wijkverpleging en de verliezen die daar worden geleden?1 2
Ja.
Herkent u het beeld dat in de berichtgeving naar voren komt? Zo ja, kunt u aangeven hoe het kan dat veel wijkzorgorganisaties nu in de problemen zitten?
Ik herken de boodschap van krapte uit de IZA-gesprekken met aanbieders van wijkverpleging. Aanbieders geven aan onvoldoende ruimte te ervaren om vorm te geven aan zaken als goed werkgeverschap, innovatie en samenwerking. Zorgverzekeraars delen dat beeld en hebben in het kader van het IZA afspraken gemaakt om via de contractering in te zetten op het gezond maken van de sector.
Hoe verhoudt de berichtgeving over de verliezen in de wijkverpleging zich tot eerdere berichtgeving over het Integraal zorgakkoord (IZA) en het neerwaarts bijstellen van de budgetten in de wijkverpleging?3
De neerwaartse bijstelling van het budgettair kader, volgt op een meerjarige onderschrijding die is opgelopen tot ruim 1 miljard euro. Daarop is het kader neerwaarts bijgesteld met 600 miljoen euro. Daarmee blijft een aanzienlijk deel van de onderschrijding beschikbaar voor de inkoop van wijkverpleging door de zorgverzekeraars. Voor de financiële situatie van zorgaanbieders is het van groot belang dat er in het IZA met ZN, ActiZ en Zorgthuis.nl afspraken zijn gemaakt om de groei van het budgettair kader ten opzichte van de uitgaven in 2022 direct door te vertalen naar de inkoop. De zorgverzekeraars hebben toegezegd dat zij per 2023 IZA-conform gaan inkopen en contracteren. Zij verwachten daardoor ten minste € 250 miljoen (bijna 8%) aan extra omzet in de wijkverpleging 2023 te realiseren ten opzichte van de realisatie in 2022. Voor een deel (€ 175 miljoen) in de vorm van extra middelen middels IZA-conforme contractering en inkoopafspraken (in het reguliere inkoopproces) voor o.a. vitalisering van de sector, passende zorg en meer ruimte in de wijk. Voor het andere deel (€ 75 miljoen, gegarandeerd) in een IZA-fonds voor wijkverpleging onder gezamenlijke aansturing van ZN en de sector. Daarnaast wordt over de reeds bestaande IZA-werkagenda voor wijkverpleging afgesproken dat de gezamenlijke kostentool met bijbehorend proces in het eerste kwartaal van 2023 beschikbaar komt en dus ingezet kan worden voor IZA-conforme contractering en verdere investering in de sector per 2024. Ik zal deze afspraken die in het IZA gemaakt zijn nauwgezet volgen.
Deelt u het gevoel van de Nederlandse zorgautoriteit (NZa) dat de situatie in de wijkverpleging «zorgelijk» is?
De NZa noemt het «zorgelijk» dat zorgaanbieders niet alle benodigde zorg aan hun cliënten kunnen bieden en ziet dat zorgaanbieders in de wijkverpleging aanlopen tegen de grenzen van de toegankelijkheid. De NZa heeft deze zorg recent opnieuw benadrukt in haar publicatie Stand van de Zorg. Ik neem dit signaal van de NZa serieus. Ik ga dan ook, in lijn met en vooruitlopend op de resultaten die de IZA en WOZO-akkoorden moeten gaan opleveren, samen met IGJ en NZa bezien wat kan helpen om casuïstiek in het hier en nu op te lossen en daarbij handvatten te bieden aan alle zorgprofessionals, zorgaanbieders en zorginkopers. Het is belangrijk dat voor iedereen die het nodig heeft de zorg toegankelijk blijft.
Kunt u de onderbouwing van de NZa met de Kamer delen waarop is gebaseerd dat de situatie «zorgelijk» is en kan een definitie van «zorgelijk» worden gegeven?
Zoals in antwoord 4 is aangegeven heeft de NZa dit oordeel in het rapport Stand van de Zorg geduid. Dit rapport wordt jaarlijks gepubliceerd. De NZa heeft aangegeven op dit moment geen uitspraken te kunnen doen over het aantal meldingen dat zij binnenkrijgt.
Kunt u aangeven wat de rol van de inkoop is en welke stappen de zorgverzekeraars nemen om de continuïteit van wijkverpleging te blijven garanderen?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 delen zorgverzekeraars beeld dat er via de contractering investering nodig is om vorm te geven aan zaken als goed werkgeverschap, innovatie en samenwerking. Voor de afspraken die in het IZA met ZN, ActiZ en Zorgthuis.nl hierover zijn gemaakt verwijs ik u naar het antwoord op vraag 3.
In hoeverre zijn volgens u te krappe contracteringsafspraken met zorgverzekeraars en budgetplafonds het probleem voor de verliezen die geleden worden in de wijkverpleging? Kunt u hier een analyse van delen?
De zorgverzekeraars hebben aan de IZA-tafel erkend dat de wijze van contractering in de afgelopen jaren mogelijk te eenzijdig georiënteerd was op doelmatigheid. Hiervan is geen kwantitatieve analyse gemaakt. De te ontwikkelen kostentool (zie het antwoord op vraag 3) zal meer inzicht gaan geven in de juiste match tussen kosten en gehanteerde tarieven.
Kunt u cijfers delen over de ontwikkeling van de macro-uitgaven in de wijkverpleging?
(Verwachte) realisatie
Onderschrijding t.o.v. beschikbaar kader
53
195
125
233
497
371
656
Kunt u cijfers delen over gemiddelde tarieven in de wijkverpleging tussen 2017–2022?
In de wijkverpleging is sprake van een groot aantal verschillende en uiteenlopende tarieven. Om die reden kan ik geen cijfers geven over gemiddelde tarieven. Echter heb ik in een brief van 16-09-2022 aan ZN4 aangegeven dat er over de reeds bestaande IZA-werkagenda voor wijkverpleging wordt afgesproken dat een gezamenlijke kostentool met bijbehorend proces in Q1 2023 beschikbaar komt en dus ingezet kan worden voor IZA-conforme contractering en verdere investering in de sector per 2024.
Kunt u een analyse delen waar de tekorten in de sector zouden zitten?
Deze analyse is op dit moment niet beschikbaar. Wel is de NZa aan het onderzoeken of het mogelijk is om inzicht te krijgen waar de tekorten in de sector zouden zitten, en als dat mogelijk is, hoe daar inzicht op kunnen krijgen.
In hoeverre is het personeelsverzuim in de wijkverpleging hoger dan in andere sectoren, en wat zijn de oorzaken van het verzuim?
Bij het CBS valt wijkverpleging onder thuiszorg samen met de WMO-ondersteuning en kraamzorg. CBS heeft geen cijfers van alleen wijkverpleging over personeelsverzuim.
Onderstaande tabel geeft cijfers over de thuiszorg ten opzichte van de totaalcijfers van zorg en welzijn in 2021 en de eerste helft van 2022.
In aanvulling op de cijfers van 2021 en 2022 geeft onderstaande tabel de cijfers over de thuiszorg ten opzichte van de totaalcijfers van zorg en welzijn voor het tweede kwartaal van 2018 t/m 2022. Hier is duidelijk te zien dat de stijging tussen 2021 en 2022 uitzonderlijk hoog is in vergelijking met de afgelopen jaren.
Kunt u aangeven of er in de wijkverpleging relatief meer gebruik wordt gemaakt van zzp’ers ten opzichte van andere sectoren en welke consequenties dat heeft voor de totale uitgaven in de wijkverpleging? In aanvulling op eerdere vragen over hetzelfde onderwerp van het lid Mohandis (PvdA) d.d. 6 september 2022.
Onderstaande tabel geeft het percentage zelfstandigen zonder personeel van de thuiszorg ten opzichte van het totaal binnen de sector zorg en welzijn.
Het feit dat aanbieders van wijkverpleging miljoenen euro’s verlies lijden en de toegankelijkheid van de zorg in gevaar is |
|
Mohammed Mohandis (PvdA) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het feit dat aanbieders van wijkverpleging miljoenen euro’s verlies lijden en de toegankelijkheid van de zorg in gevaar is?1
Ja, ik heb kennis genomen van het artikel in de Volkskrant.
Denkt u dat de manier van financieren van wijkverpleging de oorzaak is van de financiële problemen bij zorgorganisaties? Zo nee, waarom niet, zo ja, wat kan daarin veranderd worden?
Alle gecontracteerde zorgaanbieders in de wijkverpleging doen mee met het huidige bekostigingsexperiment, waarin vrije tarieven gelden. Het is aan zorgverzekeraars en aanbieders om in de contractering passende afspraken te maken over kwaliteit, volume en tarief. De manier van financieren is daarmee op zich geen oorzaak voor financiële problemen bij aanbieders. Wel erkennen ook zorgverzekeraars dat de laatste jaren scherp op de prijs is ingekocht. Daarom zijn in het IZA ook aanvullende afspraken gemaakt.
Vindt u dat het systeem van «uurtje factuurtje» past bij de zorgverlening in de wijkverpleging? Zo ja, waarom?
Nee, dit systeem past niet optimaal bij de huidige doelen van de wijkverpleging waarbij meer aandacht uitgaat naar het stimuleren van samenwerking, coördinatie en preventie, inzetten op zelfredzaamheid, beperken van risicoselectie alsmede het toegankelijk houden van de zorg voor iedereen. Er loopt daarom een vijfjarig experiment met cliëntprofielen in de wijkverpleging om een bekostigingsmodel te ontwikkelen dat bovenstaande doelen stimuleert. Cliëntprofielen maken differentiatie mogelijk in het bekostigen van zorg voor cliënten. Dit moet er bijvoorbeeld voor zorgen dat er geen «cherry picking» plaatsvindt en de zorg voor iedereen toegankelijk blijft. Daarnaast wordt bekeken hoe samenwerking, preventie en technische wijkverpleging via systeemfuncties een plek in de bekostiging kunnen krijgen.
Op welke wijze kan op dit moment worden geïnvesteerd in opleiding, innovatie en samenwerking met andere zorgpartijen? Op welke manier worden deze bekostigd? Is er in de tarieven die betaald worden per uur zorgverlening voldoende ruimte voor opleiding, innovatie en samenwerking met andere zorgpartijen?
Alle gecontracteerde zorgaanbieders in de wijkverpleging doen mee met het huidige bekostigingsexperiment, waarin vrije tarieven gelden. Het is aan zorgverzekeraars en aanbieders om in de contractering passende afspraken te maken over kwaliteit, volume en tarief. Daarin kunnen afspraken gemaakt worden over opleiding, innovatie en samenwerking met andere zorgpartijen.
In het Integraal Zorgakkoord (IZA) hebben zorgverzekeraars, Actiz en V&VN afspraken gemaakt over investeringen in de wijkverpleging om de sector toekomstbestendig te maken. Er wordt een werkagenda opgesteld, die onder meer gaat over werkplezier, opleiden en de ontwikkeling van een model om de individuele contractering te ondersteunen met objectivering van de kosten in de wijkverpleging. Daarnaast wordt er via het nog nader uit te werken opleidingsakkoord VVT in de komende jaren drie maal € 50 miljoen geïnvesteerd in de ontwikkeling van een opleidingsstructuur, die in belangrijke mate ten goede komt aan de wijkverpleging.
In hoeverre zijn zorgverzekeraars volgens u op de hoogte van de ontoereikende tarieven in de wijkverpleging? Wat doen zij er aan?
Over het signaal van zorgaanbieders over ontoereikende tarieven is in het kader van het IZA intensief gesproken. Zorgverzekeraars hebben zorgplicht voor al hun verzekerden. Passende zorg moet het uitgangspunt zijn bij contractering. Enerzijds gaat dat over betaalbaarheid: de zorg mag niet te duur worden en de solidariteit onder druk zetten. Anderzijds zijn kwaliteit, werkplezier en innovatie van groot belang, zeker met de steeds krappere arbeidsmarkt. De zorgverzekeraars hebben toegezegd dat zij per 2023 conform het Integraal Zorgakkoord gaan inkopen en contracteren. Zij verwachten daardoor in 2023 ten minste € 250 miljoen (bijna 8%) aan extra omzet in de wijkverpleging te realiseren ten opzichte van de realisatie in 2022. Daarnaast is het nuttig dat zorgverzekeraars en zorgaanbieders aan de slag gaan met de ontwikkeling van een systematiek en/of model om tot objectivering en onderbouwing van de kosten in de wijkverpleging te komen ter ondersteuning van de individuele contractering. Dit is onderdeel van de werkagenda wijkverpleging waarover in het IZA afspraken zijn gemaakt.
Hoe kan het dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) kennelijk van mening is dat zorgverzekeraars zich aan hun zorgplicht houden, terwijl zorgorganisaties aangeven dat niet iedereen die dat nodig heeft nu thuiszorg kan krijgen?
Bij het beoordelen van het voldoen aan de zorgplicht beoordeelt de NZa of een zorgverzekeraar voldoende zorg heeft ingekocht voor zijn verzekerden. Het gaat hierbij om het totaal aan ingekochte zorg. Het kan daarbij voorkomen dat er op enig moment bij één zorgaanbieder geen ruimte meer is om nieuwe cliënten in zorg te nemen, maar bij een andere zorgaanbieder nog wel. Dat is niet in alle gevallen een reden voor de zorgverzekeraar om bij te contracteren. In die situatie voldoet de zorgverzekeraar nog steeds aan de zorgplicht.
Het is bekend dat niet alle cliënten die aangemeld worden voor wijkverpleging direct zorg kunnen krijgen. Zorgaanbieders en transferverpleegkundigen geven aan dat zij regelmatig cliënten niet meer in de wijkverpleging kunnen plaatsen, met name de zorgaanbieders van buiten de grote steden geven aan moeilijker de gevraagde zorg te kunnen leveren. De NZa heeft hierover recent een beleidssignaal afgegeven2. Het inzicht in de oorzaken hiervan is op dit moment niet volledig. Zowel de toename van de (complexe) zorgvraag als het ziekteverzuim in de wijkverpleging (na de piek van de Covid-pandemie) spelen in elk geval een rol. Ook het (nog) niet voldoende inzetten op doelmatigheid is een van de oorzaken. Voor een beter inzicht is nadere analyse nodig. Daarover ben ik met de NZa en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) in gesprek.
Bent u het eens met gezondheidseconoom Xander Koolman dat zolang de NZa geen aanwijzing of last onder dwangsom oplegt, zorgverzekeraars dit zullen interpreteren als instemming met hun huidige inkoop van zorg en de daarbij behorende wachtlijsten? Zo nee waarom niet, Zo ja, wat kunt en gaat u hier aan doen?
Nee, dat ben ik niet met Xander Koolman eens. Er spelen bovendien verschillende vraagstukken rond de beschikbaarheid van voldoende wijkverpleging. Het is niet juist om te suggereren dat wachtlijstproblematiek alleen voortkomt uit de wijze van contracteren. Dat is ook de reden dat er in het IZA afspraken zijn gemaakt over een brede werkagenda.
Wat zou er volgens u in de wijkverpleging moeten gebeuren voordat de NZa overgaat tot het geven van een aanwijzing of het opleggen van een last onder dwangsom? Met andere woorden, waar ligt voor u de grens?
De NZa ziet toe op de uitvoering van de zorgplicht door verzekeraars. De NZa heeft de mogelijkheid om in te grijpen op het moment dat de verzekeraar niet voldoet aan zijn zorgplicht. Het is aan de NZa, als onafhankelijke toezichthouder, om hierbij een passende interventie te kiezen.
Hoeveel meldingen zijn er bij de NZa binnengekomen van zorgorganisaties die tegen de grenzen van toegankelijkheid aanlopen en continuïteit van zorg niet meer kunnen garanderen?
De NZa geeft aan hierover geen specifieke meldingen te hebben ontvangen anders dan het algemene hiervoor geschetste beeld bij het antwoord op vraag 6.
Hoe denkt u voldoende zorg thuis te kunnen bieden, terwijl er tot 2040 geen verpleeghuisplekken bij komen en de zorgvraag groeit? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
Met het WOZO-programma (Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen) wil ik samen met betrokken partners bereiken dat ondersteuning en zorg zich aanpassen aan de voorkeur van ouderen om zo lang mogelijk regie op het eigen leven te houden en dat zware, complexe zorgvragen zo lang mogelijk worden uitgesteld of zelfs worden voorkomen. Omdat het aantal mensen dat zorg nodig heeft sterk stijgt, is het nodig om nu een omslag te maken en gezamenlijk te werken aan deze maatschappelijke opgave. Met WOZO zet ik in op een ander perspectief op ouderenzorg met een nieuwe norm: zelf als het kan, thuis als het kan en digitaal als het kan. In het WOZO-programma wordt samen met het veld gekeken naar wat nodig is. We hebben via verschillende actielijnen aandacht voor alles wat ertoe doet: voor een sterke sociale basis en «samen vitaal ouder worden», voor voldoende en juiste woningen voor ouderen, voor goede basiszorg voor ouderen in de eerste lijn, voor nieuwe woonvormen tussen thuis en het verpleeghuis, voor innovatie en technologie en voor verpleeg(huis)zorg van goede kwaliteit. De inzet in het WOZO en de inzet in het IZA versterken elkaar waar het gaat om aandacht en investeringen in de versterking van lichte vormen van zorg en ondersteuning, zodat zware zorg en ondersteuning voorkomen of uitgesteld kan worden. Overigens is voorzien dat de komende jaren nog 4800 verpleeghuisplekken bijkomen, vergelijkbaar met de groei in afgelopen jaren.
Advies WRR m.b.t. potentiële vaccinatieplicht voor het coronavirus |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het advies van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) in samenwerking met adviesraden, waarin wordt gesproken over het mogelijk invoeren van een vaccinatieplicht voor COVID-19?1
Ik heb kennisgenomen van het rapport «Coronascenario's doordacht: Handreiking voor noodzakelijke keuzes» van de WRR en dertien andere betrokken adviesraden en instituten. Het kabinet beraadt zich momenteel op een reactie op het rapport en zal deze reactie in het najaar aan uw Kamer doen toekomen.
Kunt u uitleggen op welke epidemiologische rechtvaardiging een eventuele vaccinatieplicht gestoeld zou zijn? Op basis van welke informatie/data acht de WRR het noodzakelijk een vaccinatieplicht te overwegen? Kunt u een uitgebreide analyse geven, alsmede overlegging van de relevante stukken en data?
De WRR en de andere betrokken organisaties zijn onafhankelijk en gaan zelf over de inhoud van hun eigen publicaties. Voor vragen over de onderbouwing van de analyses in het rapport verwijs ik daarom naar het rapport en naar de organisaties die het advies hebben opgesteld. Vaccineren is in Nederland een persoonlijke keuze. Het kabinet heeft geen voornemens of plannen om een vaccinatieplicht in te voeren.
Het is overigens onjuist dat de WRR heeft geadviseerd om een vaccinatieplicht te overwegen. De vijf scenario’s die de WRR en KNAW in september 2021 hebben geschetst zijn in dit rapport verder uitgewerkt voor dertien verschillende beleidsdomeinen. Bij alle scenario’s zijn de mogelijke beleidsimplicaties voor het betreffende domein uitgewerkt door een adviescollege. Er worden geen eenduidige adviezen gegeven over specifieke beleidsmaatregelen, zoals het vaccinatiebeleid. In het rapport komt een mogelijk te overwegen vaccinatieverplichting slechts aan bod in de context van de twee slechtste scenario’s, te weten «Continue strijd» (p. 70) en «Worst case» (p. 87), in het specifieke beleidsdomein van de mensenrechten. Deze bijdragen zijn geschreven door het College voor de Rechten van de Mens. Deze analyse bevat enkel een schets van een kader waarbinnen een dergelijke plicht zou kunnen worden afgewogen en een indicatie van de voorwaarden waaraan deze zou moeten voldoen, vanuit de specifieke expertise van het College. Het is dus geen pleidooi voor een vaccinatieplicht, maar een analyse van de mogelijke implicaties voor de mensenrechten in Nederland, in het geval een vaccinatieplicht overwogen zou worden.
Kunt u uitleggen waarom er toch wordt overwogen om mensen te verplichten zich te vaccineren tegen een virus waarvan zij waarschijnlijk steeds minder gevaar zullen lopen, aangezien het gevaar en de mortaliteit van muterende virussen zoals het coronavirus vrijwel altijd afneemt naarmate een dergelijk virus langer circuleert en vaker muteert?
Het kabinet overweegt niet om een vaccinatieplicht in te voeren. De WRR en de andere betrokken organisaties zijn onafhankelijk en gaan zelf over de inhoud van hun eigen publicaties. Voor vragen over de onderbouwing van de analyses in het rapport verwijs ik daarom naar het rapport en naar de organisaties die het advies hebben opgesteld.
Kunt u uitleggen in hoeverre een verregaande maatregel als het verplichten van een weinig werkzaam vaccin in verhouding staat met het gegeven dat het gevaar en de mortaliteit van muterende virussen zoals het coronavirus vrijwel altijd afneemt naarmate een dergelijk virus langer circuleert en vaker muteert?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Kunt u uiteenzetten of en hoe het wettelijk mogelijk is om een behandeling met een (nieuw en experimenteel) medisch middel te verplichten? Hoe verhoudt een dergelijke verplichting zich tot artikel 11 van de Grondwet: de onaantastbaarheid van het lichaam?
Voor een mogelijk antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de pagina’s van het rapport die de aanleiding moeten zijn geweest voor deze schriftelijke vragen en waarin wordt stilgestaan bij de relatie tussen grondrechten en een eventuele vaccinatieplicht. De WRR en de andere betrokken organisaties zijn onafhankelijk en gaan zelf over de inhoud van hun eigen publicaties. Voor vragen over de onderbouwing van de analyses in het rapport verwijs ik daarom naar het rapport en naar de organisaties die het advies hebben opgesteld. Het kabinet overweegt niet om een vaccinatieplicht in te voeren en ik acht het niet zinvol om nader in te gaan op de eventuele juridische onderbouwing van een maatregel die het kabinet niet voornemens is in te voeren.
Ik vind het wel van belang de stelling dat COVID-19-vaccins een «nieuw en experimenteel medisch middel» zouden zijn te weerleggen. Alle COVID-19-vaccins die in Nederland worden gebruikt hebben een voorwaardelijke vergunning voor de Europese markt. Dit is iets anders dan een vergunning voor gebruik in noodsituaties, zoals ik ook eerder in antwoorden op vragen van het lid Van Meijeren heb aangegeven2. Met een vergunning voor gebruik in noodsituaties wordt er geen daadwerkelijke vergunning verleend, maar wordt het gebruik van een vaccin zonder vergunning tijdelijk toegestaan voor zo lang de noodsituatie voortduurt. In de procedure voor een voorwaardelijke vergunning zijn alle verplichtingen met betrekking tot geneesmiddelenbewaking en productiecontroles, alsook de overige verplichtingen na de verlening van de vergunning wettelijk van toepassing. Een voorwaardelijke vergunning wordt alleen afgegeven als het vaccin 1) een positieve risico-baten balans heeft, 2) de vaccins een onvervulde medische behoefte in de context van een risico voor de volksgezondheid vervult en 3) het waarschijnlijk is dat de fabrikant de data over effectiviteit en kwaliteit op een later moment kan leveren. De wetenschappelijke comités van het EMA controleren of deze verplichtingen worden nageleefd. Op het moment dat voldoende data beschikbaar is, kan een voorwaardelijke vergunning worden omgezet naar een reguliere vergunning. Het EMA heeft op 15 september jl. aanbevolen dat de voorwaardelijke vergunning van de vaccins van Moderna en BioNTech/Pfizer wordt omgezet naar een reguliere vergunning. Dit is van toepassing op zowel de originele vaccins van deze producenten als de nieuwe, bivalente vaccins. Wereldwijd zijn inmiddels ruim 12 miljard doses van de COVID-19-vaccins toegediend. De eerste vaccinaties zijn daarbij al ruim 1,5 jaar geleden gegeven. De bijwerkingen van de COVID-19-vaccins zijn daarmee goed in beeld en er zijn geen aanwijzingen dat de vaccins op langere termijn bijwerkingen geven die zouden moeten leiden tot een andere afweging met betrekking tot de inzet van vaccins. Daarmee is de kwalificatie dat de vaccins «nieuw en experimenteel» zouden zijn onjuist.
Hoe zou deze verplichting praktisch geïmplementeerd worden? Is hiervoor al een strategie bepaald? Zo ja, kunt u deze gedetailleerd inzichtelijk maken?
Het kabinet heeft geen voornemens of plannen om een vaccinatieplicht in te voeren. Ik kan niet ingaan op de implementatie van plannen die het kabinet niet heeft.
Welke criteria worden gehanteerd voor het invoeren van een dergelijke vaccinatieplicht? Bij welke epidemiologische situatie zou deze ingevoerd worden? Waar is die risicoanalyse op gebaseerd? Kunt u deze informatie openbaar en toegankelijk maken?
Het kabinet heeft geen voornemens of plannen om een vaccinatieplicht in te voeren.
Wat zouden de consequenties zijn van het verzaken van deze vaccinatieverplichting? Worden boetes en/of celstraffen opgelegd? Worden ongevaccineerde mensen opnieuw geweerd uit publieke ruimtes? Wordt ongevaccineerde personen de toegang tot zorg ontzegd?
Het kabinet heeft geen voornemens of plannen om een vaccinatieplicht in te voeren. Ik kan niet ingaan op de hypothetische consequenties van het niet naleven van een verplichting die het kabinet niet overweegt.
Zouden kinderen ook moeten voldoen aan deze vaccinatieverplichting? Zo ja, hoe kan dat worden verantwoord aangezien het coronavirus voor kinderen en jongeren geen enkel risico vormt en steeds meer onderzoeken bovendien laten zien dat de bijwerkingen bij jonge mensen aanzienlijk zijn, bijvoorbeeld in de vorm van hartschade?
Er is brede wetenschappelijke consensus over de veiligheid en effectiviteit van de COVID-19-vaccins, ook bij jonge mensen. Ik zie op dit moment geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Vaccineren is in Nederland een persoonlijke keuze, ook voor jonge mensen, en het kabinet heeft geen voornemens of plannen om een vaccinatieplicht in te voeren.
Vindt u het, bezien in het licht van het gegeven dat het gevaar en de mortaliteit van muterende virussen zoals het coronavirus vrijwel altijd afneemt naarmate een dergelijk virus langer circuleert en vaker muteert, niet onverantwoord om een vaccinatieverplichting in te stellen zonder dat onafhankelijk is onderzocht of er een verband bestaat tussen de bijwerkingen, sterfte en de coronavaccinaties? Zo nee, waarom niet? Kunt u een uitgebreide uiteenzetting van de afwegingen en de risico-analyse geven?
Het kabinet heeft geen voornemens of plannen om een vaccinatieplicht in te voeren. Daarnaast is de suggestie dat er geen onafhankelijk onderzoek zou zijn naar de bijwerkingen van COVID-19-vaccinatie onjuist. Meldingen van (vermoedelijke) bijwerkingen van COVID-19-vaccinatie worden gemonitord door Bijwerkingencentrum Lareb, het CBG en het EMA. In de antwoorden op de schriftelijke vragen die op 5 juli3, 6 juli4 en 25 juli jl.5 door het lid Van Haga zijn gesteld ben ik uitgebreid ingegaan op de zorgvuldige wijze waarop zij dit doen.
Kunt u aangeven waarom rekening wordt gehouden met het scenario zoals beschreven in het rapport van de WRR over een potentiële externe dreiging van een ernstige variant uit het buitenland? Zijn er aanwijzingen dat een dergelijke variant de kop op zou kunnen steken? Zo ja, waar is deze hypothese op gebaseerd en waarom is de Kamer hierover niet ingelicht?
De WRR en de andere betrokken organisaties zijn onafhankelijk en gaan zelf over de inhoud van hun eigen publicaties. Voor vragen over de onderbouwing van de analyses in het rapport verwijs ik daarom naar het rapport en naar de organisaties die het advies hebben opgesteld. Ik wijs ook op het feit dat het rapport een scenarioverkenning is. Zoals ook expliciet in de inleiding van het rapport benoemd, is een scenario niet hetzelfde als een toekomstvoorspelling.
Heeft u kennisgenomen van de recent gepubliceerde studie «Regular Use of Ivermectin as Prophylaxis for COVID-19 Led Up to a 92% Reduction in COVID-19 Mortality Rate in a Dose-Response Manner: Results of a Prospective Observational Study of a Strictly Controlled Population of 88,012 Subjects»?2
Ja.
Wat vindt u ervan dat deze studie concludeert dat het middel Ivermectine bij profylactisch gebruik wel degelijk een ernstig verloop van COVID-19 voorkomt en bijdraagt aan een significante vermindering van ziekenhuisopnames?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoorden op schriftelijke vragen van het lid Van Houwelingen (FvD)7.
Deelt u de mening dat dat deze onderzoeksresultaten het vermeende belang van vaccinatie als «enige uitweg» uit de coronacrisis onderuit haalt? Zo nee, waarom niet?
Vaccinatie levert een belangrijke bijdrage aan de bestrijding van het coronavirus, omdat het ervoor zorgt dat minder mensen ernstig ziek worden door het virus. Vaccineren is echter slechts één onderdeel van de aanpak van het kabinet.
In de brieven aan uw Kamer van 1 april8, 13 juni9 en 16 september jl.10 heeft het kabinet de verschillende elementen van de langetermijnaanpak COVID-19 uitgebreid toegelicht.
Welke impact denk u dat een vaccinatieverplichting zal hebben op de samenleving? Hoe verhoudt zich deze verregaande en buitenproportionele maatregel tot alle maatschappelijke onrust die de coronamaatregelen de afgelopen jaren al hebben veroorzaakt? Bent u niet van mening dat een dergelijke verplichting deze onrust alleen maar zal aanwakkeren?
Ik acht het niet zinvol om te speculeren over de eventuele impact van het invoeren van een maatregel die het kabinet niet overweegt.
Wat zullen de economische gevolgen van een vaccinatieverplichting zijn? Is in kaart gebracht welke schade deze maatregel zal aanrichten bij ondernemers/het midden- en kleinbedrijf (MKB)?
Zie mijn antwoord op vraag 15.
Wat zullen de gevolgen van een vaccinatieverplichting zijn voor het onderwijs en de arbeidsmarkt? Worden ongevaccineerde leerlingen en werknemers geweigerd op scholen en op hun werk? Zo ja, vindt u de schade die dat zal aanrichten geoorloofd?
Zie mijn antwoord op vraag 15.
Als in de toekomst blijkt dat de coronavaccins geleid hebben tot gezondheidsschade en/of sterfte, is de overheid dan aansprakelijk voor de geleden schade, aangezien zij mensen heeft verplicht zich te laten vaccineren? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft geen voornemens of plannen om een vaccinatieplicht in te voeren. Ik kan dan ook niet ingaan op de aansprakelijkheid voor de mogelijke gevolgen van beleid dat het kabinet niet voert.
Recente onderzoeksresultaten over de werking van Ivermectine bij corona-infecties |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Ivermectin reduces COVID death risk by 92%, peer-reviewed study finds», gebaseerd op het onderzoek «Regular Use of Ivermectin as Prophylaxis for COVID-19 Led Up to a 92% Reduction in COVID-19 Mortality Rate in a Dose-Response Manner: Results of a Prospective Observational Study of a Strictly Controlled Population of 88,012 Subjects?»1, 2
Ja
Hoe reflecteert u op de conclusie van dit onderzoek, dat het medicijn Ivermectine bij profylactisch gebruik wel degelijk zorgt voor een sterke afname van ernstig verlopende COVID-19-infecties en ziekenhuisopnames?
Ik heb u eerder meegedeeld, onder andere in mijn brieven van 10 juni 20213,
5 juli 20214 en 11 oktober 20215, dat het niet aan mij is om studies naar de inzet van ivermectine bij COVID-19 te duiden. Dit is aan de medisch wetenschappelijke beroepsverenigingen, zoals ook verenigd in de onafhankelijke redactiegroep/leidraadcommissie voor COVID-19 behandelingen van de Stichting Werkgroep Antibiotica Beleid (SWAB).
Bent u naar aanleiding van dit onderzoek voornemens om opnieuw te kijken naar het inzetten van Ivermectine bij corona-infecties? Zo nee, waarom niet?
Nee. De plaatsbepaling en inzet van een geneesmiddel is niet aan de politiek, maar aan de beroepsgroepen.
Kunt u uitleggen hoe het kan dat twee jaar lang stellig door uw departement beweerd werd dat Ivermectine bij corona-infecties niet werkzaam en zelfs schadelijk was? Kunt u verklaren waarom dit onderzoek met radicaal andere conclusies komt?
Het niet aan mij of het Ministerie van VWS om studies naar de inzet van ivermectine bij COVID-19 te duiden, dit is aan medisch wetenschappelijke beroepsverenigingen. Op dit moment wordt de inzet van ivermectine bij COVID-19 nog steeds afgeraden door het Europees Medicijn Agentschap (EMA) alsook de Stichting Werkgroep Antibiotica Beleid (SWAB) en het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG). Zij baseren zich op alle relevante literatuur en geven een onderbouwd advies. Op dit moment hebben ook de richtlijnen van de WHO, de Infectious Diseases Society of America (IDSA), als de National Institutes of Health (NIH) ivermectine niet opgenomen als standaardbehandeling.
Gaat u nieuw onderzoek naar de werking van Ivermectine bij corona-infecties in Nederland initiëren? Zo ja, wanneer en door wie zal dit onderzoek worden uitgevoerd? Wordt deze data openbaar en toegankelijk gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Nee. Op dit moment wordt ivermectine, door de partijen die daarover gaan, zoals de medisch-wetenschappelijke beroepsverenigingen, niet gezien als een adequaat middel voor het voorkomen van ernstige infecties, sterfte en druk op de zorg. Ik zie op dit moment geen reden om een aanvullend onderzoek te laten verrichten.
Heeft u, op basis van de data uit dit onderzoek, zicht op hoeveel ernstige corona-infecties en ziekenhuisopnames er in Nederland voorkomen hadden kunnen worden als Ivermectine wel was ingezet?
Op dit moment wordt ivermectine, door de partijen die daarover gaan, zoals de medisch-wetenschappelijke beroepsverenigingen, niet gezien als een adequaat middel voor het voorkomen van ernstige infecties, sterfte en druk op de zorg. Er is daarom geen reden om aan te nemen dat ernstige corona-infecties en ziekenhuisopnames voorkomen hadden kunnen worden als ivermectine wel was ingezet.
Bent u voornemens, met het oog op het aankomende herfst/winterseizoen en de door uw departement verwachte nieuwe golf van «besmettingen», om huisartsen naar eigen inzicht toe te staan Ivermectine voor te schrijven aan hun patiënten ter voorkoming van (ernstig verlopende) infecties en ziekenhuisopnames? Zo nee, waarom niet? Kunt u een uitgebreide verklaring geven?
De inzet van ivermectine bij de behandeling van COVID-19 betreft off-label gebruik, het geneesmiddel is hier immers niet voor goedgekeurd. Volgens artikel 68, eerste lid van de Geneesmiddelenwet, is het buiten de door het College geregistreerde indicaties voorschrijven van geneesmiddelen alleen geoorloofd wanneer daarover binnen de beroepsgroep protocollen of standaarden zijn ontwikkeld. Alleen in uitzonderingssituaties en onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk om hiervan af te wijken (het off-label voorschrijven). De IGJ ziet toe op de naleving van deze regels en kan handhaven als de regels niet worden nageleefd.
Ivermectine is bewezen veilig, kent weinig bijwerkingen en is goedkoop, deelt u de mening dat het beter is in te zetten op gebruik van dit middel dan opnieuw een grootschalige vaccinatiecampagne op touw te zetten?
Nee, deze mening deel ik niet.
Hoe verhouden de conclusies van dit onderzoek zich tot het potentieel invoeren van een vaccinatieplicht, zoals de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) in haar scenario-uitwerking voor de coronapandemie heeft geschetst? Deelt u de mening dat een vaccinatieplicht absoluut geen optie meer is, als Ivermectine wel degelijk een adequaat alternatief is voor het voorkomen van ernstige infecties, sterfte en druk op de zorg?
Ik heb al aangegeven dat het niet aan mij is om de conclusies van dit onderzoek te duiden. Vooralsnog adviseert de beroepsgroep tegen ivermectine als behandeling voor COVID-19, deze is dus niet «adequaat».
Deelt u de mening dat de conclusies van dit onderzoek de rechtvaardiging van coronavaccinatie als «enige uitweg» uit de coronacrisis onderuit halen? Zo nee, waarom niet? Kunt u een uitgebreide verklaring geven?
Nee, deze mening deel ik niet. Ter bestrijding van de pandemie wordt ingezet op een breed scala aan beschermende maatregelen, waaronder vaccinatie, inzet van geneesmiddelen, beschermende hulpmiddelen en de basisadviezen.
Bent u voornemens excuses te maken aan alle huisartsen die door het kabinet de afgelopen twee jaar zijn gedemoniseerd, beboet en anderszins benadeeld voor het voorschrijven van Ivermectine aan hun patiënten? Worden deze artsen voor de geleden schade gecompenseerd?
De mogelijkheid tot handhaven op off-label gebruik van medicijnen, indien dit niet onder de juiste voorwaarden plaatsvindt, is opgenomen in de boetebeleidregels van de Geneesmiddelenwet. De IGJ handelt op basis van meldingen en signalen die zij daarover ontvangt. De IGJ heeft over meerdere artsen en enkele apothekers meldingen gekregen dat zij ivermectine voorschrijven en verstrekken als medicijn voor Covid-19-patiënten. Als de IGJ na onderzoek een overtreding constateert, onderneemt zij vervolgstappen. De IGJ volgt hierbij wetgeving als de geneesmiddelenwet en de daarin opgenomen boetebeleidregels. Ik acht het daarom niet noodzakelijk om excuses te maken.
Hebben bij het bannen van Ivermectine voor corona-infecties (financiële) belangen gespeeld van farmaceuten en/of andere (commerciële) betrokkenen? Zo nee, kunt u dit aantonen?
Adviezen over de inzet van ivermectine worden opgesteld door onafhankelijke organisaties zoals het EMA op grond van wetenschappelijke data. Richtlijnen worden door organisaties als de Stichting Werkgroep Antibioticabeleid (SWAB) en het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) geformuleerd op basis van hun medisch-wetenschappelijke expertise. Ik heb geen reden om aan te nemen dat daarbij andere dan medisch inhoudelijke motieven een rol hebben gespeeld.
Het verbod op vleesreclames in Haarlem |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Henk Staghouwer (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichtgeving inzake het verbod op vleesreclames in Haarlem?1
Ja.
Deelt u de mening dat het verbieden van reclames uit politiek geboren motieven welhaast dictatoriaal te noemen is? Zo nee, hoe ziet u dit klimaatgedram dan?
Nee, het verbieden van reclames is niet welhaast dictatoriaal te noemen. Immers, de maatregel vloeit voort uit een aangenomen motie van de gemeenteraad van Haarlem, en kan daarmee verondersteld worden als een breed gedragen maatregel, aangereikt door een democratisch gekozen gemeenteraad.
Deelt u de mening dat de door de klimaatfanatici opgelegde censuur vleeseters stigmatiseert en de vrijheid om te kiezen voor legaal in Nederland bestaande producten ernstig onder druk zet?
Nee. Ik ben niet van mening dat de maatregel om vleesreclames te beperken in het publieke domein een stigmatiserende boodschap afgeeft over vleeseters. Het beperkt ook niet de mogelijkheid om vlees te kopen, enkel de mogelijkheden om reclame te maken voor vlees via buitenreclame in Haarlem. De vrijheid om te kiezen voor producten wordt hier mijn inziens ook niet door ingeperkt. Verbod op buitenreclames is overigens niet nieuw. Zo heeft de gemeente Amsterdam in het stedelijk kader buitenreclame en in het contract voor reclame in de metrostations een paragraaf over kindermarketing opgenomen. Deze paragraaf beperkt de reclames gericht op kinderen om zo de gezondheid te beschermen. Elke gemeente heeft de mogelijkheid om beleid te ontwikkelen ten aanzien van (buiten)reclame.
Deelt u de mening dat het verbod op vleesreclames een onaanvaardbare aantasting van de vrijheid van ondernemerschap is? Zo ja, wilt u alle reclames toestaan voor alle legaal in de handel gebrachte producten, inclusief vlees en inclusief prijzen? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Nee. Het ligt niet in mijn bevoegdheid, noch is het mijn inziens een goed idee, om alle reclames toe te staan voor alle legaal in de handel gebrachte producten, ongeacht de andere belangen die er spelen. De vraag of het verbod op vleesreclames in Haarlem een onaanvaardbare aantasting is, is niet aan mij om te beantwoorden, maar eventueel aan de rechter om een oordeel over te vellen.
Deelt u de mening dat een verbod op reclame voor vlees fataal zou zijn voor varkenshouders, die door de desastreuze stikstofplannen van het kabinet het mes al op de keel hebben? Zo ja, hoe gaat u deze sector beschermen?
Nee, die mening deel ik niet. De consumptie van varkensvlees in Nederland zal door een verbod op buitenreclame in Haarlem niet verdwijnen. Bovendien wordt zo’n driekwart van het varkensvlees geëxporteerd naar het buitenland.
Deelt u de mening dat de productie van varkensvlees door de anti-vleeslobby zich zal verplaatsen naar landen waar het vele malen slechter gesteld is met de standaarden voor dierenwelzijn? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Nee, die mening deel ik niet. U veronderstelt dat een groep mensen of partijen die probeert druk uit te oefenen op politiek, bestuurders of beleidsmakers om maatregelen te nemen tegen (het produceren of eten van) vlees, er toe leidt dat de productie van varkensvlees zich zal verplaatsen naar andere landen waar slechtere standaarden zijn voor dierenwelzijn. Echter, naast deze lobby zijn er ook mensen of partijen actief om druk uit te oefenen om maatregelen te nemen ten gunste van (het produceren of eten van) vlees. Dit is onlosmakelijk verbonden met de manier waarop we in Nederland (en daarbuiten) werken. Ik ben niet van mening dat welke lobby dan ook resulteert in het vertrek van een volledige sector naar andere landen.
De problemen met zorg voor mensen in CNO locaties |
|
Corinne Ellemeet (GL), Suzanne Kröger (GL) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met de brief van Dokters van de Wereld en Artsen Zonder Grenzen over de problemen rondom de zorg voor mensen in Crisisnoodopvang (CNO)-locaties, gezien de praktijk op veel plekken al was dat deze mensen bij overbelaste huisartsen terecht moeten?
Ja.
Hoe bent u betrokken bij de zorg voor asielzoekers met en zonder verblijfsvergunning op en rond CNO-locaties, gegeven het feit dat gemeentes verantwoordelijk zijn op en rond CNO-locaties en niet het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA)?
Het Rijk heeft met het Veiligheidsberaad en de gemeenten de afspraak gemaakt dat er voldoende medische zorg geregeld wordt. Dit wordt door het COA georganiseerd. Er wordt nauw samengewerkt met gemeenten en veiligheidsregio’s om deze zorgvoorziening snel en adequaat op te tuigen.
Welke stappen zet u om de medische zorg rondom asielzoekerscentra en crisisnoodopvang te verbeteren?
Zie vraag 2.
Wie coördineert de zorg voor asielzoekers in het Asielzoekerscentrum (AZC) en de CNO?
Het COA organiseert de curatieve zorg (contractpartner Gezondheidszorg Asielzoekers, GZA) en de publieke zorg (contractpartner GGD GHOR) voor alle COA-locaties. Aanvullend heeft het COA in opdracht van JenV afspraken gemaakt met GZA over de huisartsenzorg op CNO-locaties. Ook is een andere zorgpartner gecontracteerd, namelijk Arts en Specialist, waarmee afspraken worden gemaakt over het leveren van aanvullende zorg op specifieke (CNO-)locaties. Deze aanvullende afspraken zijn nodig, omdat het voor GZA niet mogelijk is om volledig aan de alsmaar groeiende vraag naar zorg te voldoen. Op sommige locaties is de zorg door de regio georganiseerd en worden de kosten daarvan gedeclareerd bij het COA. De daadwerkelijke invulling van de zorgvraag is maatwerk en varieert per locatie.
Bent u bereid zelf een coördinerende rol op u te nemen, tenminste totdat weer zorg van volwaardig niveau wordt geleverd? Zo nee, waarom niet?
Nee, omdat de wettelijke verplichting voor de organisatie van zorg aan asielzoekers is belegd bij het COA onder verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Uiteraard blijf ik nauw betrokken bij deze organisatie van zorg om aan de Staatssecretaris ondersteuning te bieden waar mogelijk.
Welke ondersteuning krijgen huisartsen, Gezondheidszorg Asielzoekers (GZA) en de Gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD) om zorg te leveren op (nieuwe) AZC's en CNO's? Bent u bereid om extra ondersteuning te bieden aan (lokale) zorgverleners?
Zie ook het antwoord op vraag 4.
Op reguliere COA-locaties wordt de zorg verzorgd en gecoördineerd door de zorgpartners van het COA (GZA en GGD GHOR). Beide partners voeren hun werkzaamheden uit op basis van de contractafspraken met het COA waarbij het COA de zorgverleners faciliteert en ondersteunt (de gidsfunctie gezondheidszorg). Voor het leveren van zorg op CNO-locaties worden maatwerkafspraken gemaakt, niet alleen met GZA maar ook met een andere gecontracteerde zorgpartner, namelijk Arts en Specialist. Deze partner is gecontracteerd om de druk op het COA en haar reguliere zorgpartner te verlichten en om extra te ondersteunen. Ook dit gebeurt op basis van contractafspraken tussen het COA waarbij het COA de zorgverleners faciliteert en ondersteunt.
Kunnen zorgverleners zorg declareren voor asielzoekers die niet geregistreerd zijn? Zo ja, waar? Hoe worden zorgprofessionals hiervan op de hoogte worden gesteld? Zo nee, waarom niet?
Ja, de zorgverleners kunnen kosten voor ongeregistreerde bewoners declareren bij het COA conform het afgesproken proces. Deze informatie maakt deel uit van het informatiepakket dat verstrekt wordt aan de CNO-gemeente en betrokken zorgverleners.
Kunt u deze schriftelijke vragen voorafgaand aan het debat over de asielcrisis beantwoorden?
Ja.