Belgische Zorgaanbieders die reclame maken in Zeeuws Vlaanderen |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Kent u de Zeno Infokrant editie West-Zeeuws-Vlaanderen van april 2022?1
Ja, ik ben bekend met de Zeno Infokrant editie West-Zeeuws-Vlaanderen van april 2022.
Klopt het dat Belgische zorgaanbieders in België geen reclame mogen maken?
Het klopt dat Belgische zorgaanbieders in België geen reclame mogen maken. Informatiebladen, zoals bovengenoemde, worden niet beschouwd als reclame.
Waarom mogen Belgische zorgaanbieders in Nederland wel reclame maken?
Dat mogen ze niet.
Klopt het dat het ziekenhuis in Knokke geen topklinisch ziekenhuis is en dat veel inwoners van Knokke om die reden naar het ziekenhuis in Brugge gaan?
In België kent men de volgende categorieën ziekenhuizen: (algemene) ziekenhuizen, psychiatrische ziekenhuizen en universitaire ziekenhuizen.
De locatie in Knokke is onderdeel van AZ Zeno. Dit is, net als AZ Sint-Jan Brugge-Oostende AV, een algemeen ziekenhuis. Over de reden waarom inwoners van Knokke al dan niet naar het ziekenhuis in Brugge gaan, kan ik niet speculeren.
Klopt het ZorgSaam in Terneuzen een hoger niveau van zorg kan bieden dan het ziekenhuis in Knokke?
Hier kan ik niet over oordelen.
Klopt het dat medisch specialisten in België buiten kantooruren ieder tarief kunnen vragen wat ze willen?
Het Belgische zorgsysteem is niet hetzelfde ingericht als het Nederlandse zorgsysteem. Of Belgische specialisten ieder tarief kunnen vragen buiten kantooruren is mij niet bekend. Mij is wel bekend dat er in België afspraken kunnen worden gemaakt tussen het ziekenfonds en de specialist over het tarief voor een behandeling. In het geval van zo’n afspraak wordt in de regel het tarief van de behandeling door het ziekenfonds vergoed. Er is in België echter ook zorg, in het geval van eenzelfde soort medische behandeling, waarover geen afspraken worden gemaakt tussen ziekenfonds en specialist. In dat geval is de vergoeding van het Belgische ziekenfonds gelijk aan de wél gemaakte afspraken tussen ziekenfonds en specialist. Dat betekent dat de patiënt in zo’n geval het meerdere zelf zal moeten betalen. De patiënt moet over de kostengevolgen op basis van het Belgische systeem wél vooraf worden geïnformeerd, zodat de patiënt weet dat geen volledige vergoeding plaatsvindt en op basis daarvan een keuze kan maken.
Klopt het dat men in België de prestatie vergoedt en niet het diagnose-behandelcombinatie (DBC)-systeem kent?
Dat klopt.
Kunt u aangegeven welke bedragen door zorgverzekeraars worden vergoed gemiddeld per inwoner op basis van een regio met dezelfde zorgbehoefte en hoe men hiermee omgaat?
De vergoedingen van zorgverzekeraars zijn afhankelijk van de contractafspraken met de zorgaanbieders. Het is aan zorgverzekeraars en zorgaanbieders om samen tot goede afspraken te komen.
Deelt u de mening dat dit systeem van gedogen en tolerantie tot onnodige kostenverhogingen leidt die effect hebben op premies van alle volwassenen in Nederland?
Nee, omdat de extra kosten in het Belgische systeem door de patiënt zelf worden betaald, werkt dit systeem niet kostenverhogend. Dit zal dan ook geen effect hebben op de premies van alle volwassenen in Nederland.
Klopt het dat Nederlandse patiënten zonder verwijsbrief toegang hebben tot een medisch specialist in België en dat die behandeling dan wordt betaald door Nederlandse zorgverzekeraars?
Dit klopt niet. Nederlandse verzekerden hebben altijd een verwijsbrief nodig voor toegang tot een medisch specialist. Dat is geregeld in art. 14 lid 2 van de Zorgverzekeringswet waarin staat: «De zorgverzekeraar neemt in zijn modelovereenkomst op dat geneeskundige zorg zoals medisch-specialisten die plegen te bieden, met uitzondering van acute zorg, slechts toegankelijk is na verwijzing door in die overeenkomst aangewezen categorieën zorgaanbieders, waaronder in ieder geval de huisarts».
Waarom geldt niet dat er altijd een verwijsbrief moet zijn van een huisarts (als poortwachter) naar een specialist bij een Nederlandse zorgaanbieder en dat die specialist eventueel een verwijsbrief schrijft voor een medisch specialist in België (bijvoorbeeld omdat een bepaalde behandeling niet dichtbij bereikbaar is)?
Nederlandse verzekerden mogen zelf hun zorgverlener kiezen, dus ook een zorgverlener in België. Het is wel zo dat de polisvoorwaarden bepalen wanneer en in hoeverre de verzekeraar de kosten van de gekozen zorgverlener vergoed. Bij gecontracteerde zorg vergoedt de zorgverzekeraar alle kosten. Bij niet-gecontracteerde zorg wordt in de polis bepaald welk deel van de kosten voor rekening van de verzekerde komen («vergoeding niet-gecontracteerde zorg»). Ook kan het zijn dat vooraf toestemming van de zorgverzekeraar nodig is voor een zorgverlener in België, via een machtigingsprocedure.
Klopt het dat Belgische zorgaanbieders ongecontracteerde zorg aanbieden in Nederland en dat de zorgverzekeraar deze moet vergoeden?
Zorgverzekeraars kunnen Belgische zorgaanbieders contracteren. Dat gebeurt ook, zeker in grensregio’s. Zonder contract kunnen Belgische zorgaanbieders ook zorg aanbieden. Zoals bij antwoord 11 aangegeven is het dan afhankelijk van de polis welke voorwaarden gelden.
Klopt het dat gemeenten een vergunning kunnen weigeren aan zo’n Belgische zorgaanbieder?
Nee, dat klopt niet. Om in Nederland medisch-specialistische zorg te mogen (doen) verlenen is er sinds 1-1-2022 een vergunning nodig op grond van de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza). De Wtza-vergunning kan alleen worden ingetrokken of geweigerd door het CIBG namens de Minister.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat op die wijze de tweedelijnszorg in Nederland wordt uitgehold?
Patiënten zijn vrij in de keuze voor een zorgaanbieder. De afwegingen die de patiënt daarbij kan maken zijn persoonlijk. Veelal in overleg met hun naasten en hun huisarts, maken zij een keuze voor die zorgaanbieder die het best past bij wat zij belangrijk vinden. Hetgeen zorgaanbieders ook kan prikkelen om hun zorg op dergelijke keuzeaspecten te verbeteren. Nederlandse bewoners van grensgebieden hebben, veelal na overleg met hun zorgverzekeraar, de mogelijkheid om te kiezen voor een zorgaanbieder in het buitenland. Wel kunnen er vanuit de polis die de verzekerde gekozen heeft voorwaarden gesteld zijn aan de vergoeding (bijvoorbeeld gedeeltelijke vergoeding indien de verzekerde voor een niet-gecontracteerde aanbieder kiest, en een machtigingsvereiste). Tegelijk kunnen buitenlanders kiezen voor een zorgaanbieder in Nederland. Het belang van keuzevrijheid, in combinatie met de wederkerigheid van grensoverschrijdende zorg, de voorwaarden die verzekeraars kunnen stellen via de contractering en via de polisvoorwaarden, en de prikkel die het met zich meebrengt om de kwaliteit en toegankelijkheid van zorg te optimaliseren, maakt dat ik geen reden zie om mij zorgen te maken over uitholling van de tweedelijnszorg in Nederland wanneer Nederlandse verzekerden voor een Belgische zorgverlener kiezen en andersom.
Klopt het dat er geen beroepsverenigingen zijn in België?
Nee, er zijn wel beroepsverenigingen in België.
Het bericht 'NVDI en STAP: samenstelling Alcoholtafel van het Nationaal Preventieakkoord leidt niet tot het gewenste resultaat' |
|
Jeanet van der Laan (D66) |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Kunt u nogmaals de doelen van het Nationaal Preventieakkoord onderschrijven en aangeven dat u er alles aan doet om deze te behalen?1
Ik onderschrijf de doelen van het Nationaal Preventieakkoord (hierna: NPA) en blijf mij inzetten om de schadelijke gevolgen van alcoholgebruik te voorkomen en te beperken. Voor het eind van het jaar deel ik met uw Kamer mijn aanpak om bij te dragen aan de NPA doelen.
Bent u eens dat het cruciaal is dat de Nederlandse Vereniging voor Drank- en Horecawet Inspecteurs (NVDI) en STAP een plek hebben aan de alcoholtafel van het Nationaal Preventieakkoord?
Ik waardeer de inzet van alle maatschappelijke organisaties die het NPA ondertekend hebben en daarbij acties hebben geformuleerd om zich in te zetten om problematisch alcoholgebruik terug te dringen en voorkomen. NVDI en STAP hebben aangegeven niet meer aan de overlegtafel in zijn huidige vorm te willen deelnemen.
Heeft u begrip voor het wantrouwen van de NVDI en STAP in het vraagstuk of de doelstellingen van Nationaal Preventieakkoord wel worden behaald?
Het wantrouwen van NVDI en STAP sluit aan op de bevindingen in het afrondend verslag van KWINK groep2 dat veel gezondheidspartijen naar eigen zeggen niet langer aan zichzelf of hun achterban kunnen verantwoorden dat zij deelnemen aan een tafel waar geen/te weinig resultaat geboekt wordt. Zij voelen zich hierin gesterkt door adviezen van de Wereldgezondheidsorganisatie, waarin gesteld wordt dat alcoholbeleid moet worden ontwikkeld, geïmplementeerd en geëvalueerd op basis van volksgezondheidsdoelstellingen en het best beschikbaar bewijs, en beschermd moeten worden tegen inmenging van commerciële belangen. Hier heb ik begrip voor.
Acht u de samenstelling van de alcoholtafel nog steeds passend, gezien er tegengestelde belangen lijken te zijn?
Ik acht de overlegtafel niet meer passend voor de uitdagingen waar we voor staan. In mijn brief van 12 oktober 2022 heb ik laten weten dat is gebleken dat de standpunten aan de tafel onoverbrugbaar zijn3. De tafel leidt niet tot nieuwe effectieve maatregelen waarmee we de doelstellingen uit het NPA dichterbij brengen en daarom heb ik de tafel Problematisch Alcoholgebruik beëindigd, maar blijf ik samenwerken met alle partijen die zich inzetten voor de doelstellingen uit het NPA.
Kunt u een reflectie geven op de vordering die tot nu toe is gemaakt aan de alcoholtafel?
In 2018 heeft een groot aantal maatschappelijke organisaties het NPA over problematisch alcoholgebruik ondertekend en afspraken gemaakt om te zorgen dat in 2040 het alcoholgebruik onder jongeren, zwangeren, zware en overmatige drinkers drastisch is verminderd en om te zorgen dat het grootste deel van de Nederlanders de belangrijke (gezondheids)effecten van alcohol kent.
Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft eerder geconcludeerd4 dat het huidige pakket aan maatregelen voor problematisch alcoholgebruik onvoldoende is om de ambities te realiseren. De jaarlijkse voortgangsrapportages van het RIVM5over de uitvoering van doelen en acties en recente cijfers over het middelengebruik onder jongeren en het naleven van de leeftijdsgrens op alcohol6 bevestigen dit. Het RIVM heeft in 2021 in kaart gebracht welke aanvullende maatregelen ingezet kunnen worden om de doelen wel te behalen. Ik heb daarna de nadrukkelijke oproep aan partijen gedaan om zich maximaal in te spannen en als tafel gezamenlijk met een plan met acties te komen om de doelen dichterbij brengen. In mijn brief van 12 oktober jl. heb ik beschreven welk proces ik verder gevolgd heb. Mijn conclusie is dat de tafel niet leidt tot nieuwe effectieve maatregelen waarmee we de doelstellingen uit het NPA dichterbij brengen en dat ik daarom de tafel problematisch alcoholgebruik heb beëindigd, maar blijf samenwerken met partijen die zich blijven inzetten voor de ambities uit het NPA.
Hoe reflecteert u op de te verwachten effectiviteit van de maatregelen die zijn overeengekomen aan de verschillende tafels van het Nationaal Preventieakkoord, in het licht van de aanwezige actoren bij meer specifiek de alcoholtafel versus de tabakstafel?
Met het NPA hebben meer dan 70 partijen de handen ineen geslagen en afspraken gemaakt om de gezondheid van alle Nederlanders te verbeteren. Er is een brede beweging in de samenleving gang gezet. Voor het thema problematisch sloten naast onder andere gezondheidsorganisaties, zorgaanbieders, verzekeraars, gemeenten, onderwijsorganisaties en sportbonden ook alcoholproducenten en -verstrekkers aan. Hierdoor ontstond er een breed maatschappelijk draagvlak voor het thema, dit was een meerwaarde voor de uitvoering van het akkoord.
Uit de «Quickscan mogelijke impact Nationaal Preventieakkoord» van het RIVM uit 2018 bleek al dat het huidige pakket aan maatregelen voor problematisch alcoholgebruik onvoldoende is om de ambities te realiseren. Voor roken toonde de Quickscan aan dat met de voorgenomen acties en doelstellingen het percentage rokers in 2040 inderdaad in de buurt laat komen van de ambitie. Dit geldt voor roken echter niet op de ambities voor zwangere vrouwen en jongeren (nul procent in 2040). Gelet op de prevalentiecijfers en de ernst van de problematiek die roken en alcohol veroorzaken ben ik van mening dat extra stappen genomen moeten worden.
Ik blijf mij inzetten om de schadelijke gevolgen van alcoholgebruik te voorkomen en te beperken en de doelen van het NPA te halen. Daarnaast verwacht ik van partijen dat ook zij extra stappen zetten om de doelen dichterbij te brengen. Voor het eind van het jaar deel ik mijn inzet waarmee ik ga bijdragen aan de NPA doelen op alcohol met uw Kamer.
Bent u van mening dat de overheid genoeg maatregelen genomen heeft om in voldoende mate problematisch alcoholgebruik terug te dringen? Of ben u, reflecterend op afgelopen tijd en het genoemde bericht, van mening dat er toch nog extra stappen hadden moeten worden genomen?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid om, indien er extra stappen nodig zijn om de doelen van het Nationaal Preventieakkoord te halen, deze alsnog te nemen?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u van mening dat de te nemen maatregelen om de doelen uit het Nationaal Preventieakkoord te behalen primair gestaafd moeten zijn op wetenschap, zoals bijvoorbeeld de door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) aanbevolen kosteneffectieve beleidsmaatregelen om alcoholschade te beperken?
Ja, ik ben het ermee eens dat te nemen maatregelen om de doelen uit het NPA te behalen gestaafd moeten zijn op wetenschap, zoals bijvoorbeeld de door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) aanbevolen kosteneffectieve beleidsmaatregelen om alcoholschade te beperken. In het NPA is afgesproken dat maatregelen evidence-based moeten zijn en dus uiteindelijk aanwijsbare positieve gezondheidseffecten hebben.
Het bericht dat ouderen in kleine instellingen soms zonder basiszorg zitten |
|
Liane den Haan (Fractie Den Haan) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht dat ouderen in kleine instellingen soms zonder basiszorg zitten?1
Ja.
Wanneer denkt u dat de structurele oplossing om onduidelijkheid weg te nemen over wie verantwoordelijk is voor de basiszorg in instellingen gereed is?
In lijn met de afspraken in WOZO en het Integraal Zorg Akkoord (IZA), hebben de veldpartijen ActiZ, Ineen, Landelijke huisartsen vereniging (LHV), Nederlandse Vereniging voor Artsen Verstandelijk Gehandicapten (NVAVG), Verenso en Vereniging Gehandicapten Nederland (VGN), onder aanvoering van Zorgverzekeraars Nederland (ZN), het commitment uitgesproken om de organiseerbaarheid en toegankelijkheid van medisch generalistische zorg (mgz) te verbeteren via afspraken. De genoemde partijen stellen daartoe een projectplan met een nadere planning op. Een belangrijk onderdeel van het gezamenlijke project betreft het vanuit de zorginhoud opstellen van de taakverdeling voor het leveren van mgz tussen huisarts, specialist ouderengeneeskunde (SO) en arts verstandelijk gehandicapten (arts VG), aangevuld met andere behandelaren en zorgmedewerkers, waarbij de mgz wordt geleverd door de zorgverlener die daarvoor op zorginhoudelijke gronden het beste geëquipeerd is. Daarnaast maken veldpartijen afspraken over regionale samenwerking. Deze afspraken moeten zodanig concreet en voldoende geborgd zijn, dat ze een niet vrijblijvend karakter hebben. Daarbij wordt gedacht aan het mogelijk inzetten van instrumenten als leidraden, richtlijnen en kwaliteitseisen. Zowel de afspraken rond taakverdeling als de regionale samenwerking moeten gezien de urgente problematiek zoveel ogelijk op korte termijn hun weerslag vinden in de praktijk. Uw Kamer wordt begin 2023 geïnformeerd over de voortgang en de planning.
Kunt u aangeven wat de oorzaak is dat sommige regio’s de basiszorg wel geregeld krijgen en andere regio’s niet?
Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en Nederlandse Zorg Autoriteit (NZa) geven aan dat de geschetste problematiek voorkomt in situaties waarbij er lokaal geen afspraken zijn gemaakt over levering van de medisch-generalistische zorg aan de cliënten in kleinschalige woonvormen, gefinancierd zonder behandeling. Of wanneer zich veranderingen voordoen in de bestaande situatie. Het raakt dan vooral cliënten die verhuizen vanuit de thuissituatie naar de
kleinschalige woonvorm, of die verhuizen buiten het adherentiegebied van de «eigen» huisarts. Zij schrijven zich dan uit bij de «eigen» huisarts, maar kunnen vervolgens nergens terecht voor medisch-generalistische zorg (mgz). Daarnaast zien zij dat huisartsen in toenemende mate bestaande contracten met aanbieders van kleinschalige woonvormen opzeggen. Ook zijn kleinschalige woonzorginstellingen zich niet altijd bewust van het feit dat op hen een de verantwoordelijkheid rust voor continuïteit van medische zorg.
Overigens hebben kleinschalige woonzorginstellingen een verantwoordelijkheid om bij de plannen tot realisatie van een nieuwe woonzorglocatie (of uitbreiding van een bestaande locatie) in overleg te treden met de aldaar gevestigde zorgverleners over de organisatie van de medisch-generalistische zorg en de randvoorwaarden.
Wat is in de tussentijd de oplossing voor de mensen in instellingen die op dit moment geen basiszorg krijgen?
Ik merk op dat het niet zo is dat cliënten helemaal zonder basiszorg zitten. In veel gevallen wordt een regeling getroffen waarin een (huis)arts oproepbaar is. Ook neemt de specialist ouderengeneeskunde (SO) of de arts verstandelijk gehandicapten (arts VG) een groot deel van de behandeling voor zijn rekening.
Zorgkantoren en zorgverzekeraars bemiddelen in regio’s waar zorgvraag en zorgaanbod voor bewoners van kleinschalige woonvoorzieningen niet bij elkaar komen. In een enkel geval is opgeschaald naar de Nederlandse Zorg autoriteit (NZa).
Verder geldt dat praktische verbeteringen uit het project zoals toegelicht bij vraag 2 zo snel mogelijk worden toegepast zodra hier overeenstemming over is bereikt.
Hoe gaat u in de structurele oplossing de randvoorwaarden voor de specialist ouderengeneeskunde verbeteren, zoals een beter uurtarief en administratieve ondersteuning, zodat zij zorg kunnen leveren aan kwetsbare bewoners van een instelling?
Veldpartijen die onder aanvoering van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) het commitment hebben uitgesproken om de organiseerbaarheid en toegankelijkheid van medisch generalistische zorg (mgz) te verbeteren via afspraken constateren bij de uitwerking een aantal belangrijke factoren die van invloed zijn op het succes van deze aanpak:
De schaarste aan huisartsen, artsen verstandelijk gehandicapten en specialisten ouderengeneeskunde;
de ruimte voor sectorspecifieke oplossingsrichtingen voor de ouderen- en gehandicaptensector;
de ruimte voor maatwerk bij de regionale aanpak, bijvoorbeeld aansluiting bij bestaande samenwerkingsstructuren in een regio.
Indien bij de uitwerking belemmerende factoren in de wet- en regelgeving, financiering of anderszins blijken, worden deze belemmeringen met betrokkenheid van VWS in kaart gebracht en waar mogelijk opgelost of verkleind.
De nieuwe coronagolf, de terugkeer van influenza en de vaccinatiecampagnes |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van de berichtgeving over de «najaarsgolf» van het coronavirus en de terugkeer van het influenzavirus en de daarmee gepaard gaande verwachte griepgolf?1, 2, 3, 4
Ja.
Hoe reflecteert u op de manier van communiceren en de beeldvorming die hierdoor ontstaat van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), dat stelt dat de ontwikkeling van de nieuwe golf van het coronavirus afhangt van de mate waarin mensen zich laten vaccineren? Is het niet zo dat hierdoor opnieuw sprake is van vaccinatiedrang, of dat dat tenminste zo kan worden ervaren?
Het RIVM verstrekt feitelijke informatie over de huidige epidemiologische situatie en de effectiviteit van vaccinatie tegen COVID-19. Ik vind het van belang dat burgers hier goed over worden voorgelicht, zodat zij een weloverwogen keuze kunnen maken om zich wel of niet te laten vaccineren.
Bent u op de hoogte van het gegeven dat epidemiologen waarschuwen voor een heviger griepgolf omdat mensen door de afgelopen jaren van maatregelen hun afweer tegen influenza grotendeels kwijt zijn, waardoor de terugkerende griep voor velen ernstiger zou kunnen verlopen? Hoe kijkt u in dat licht bezien en in retrospectief naar de coronamaatregelen, die er defacto voor gezorgd hebben dat meer mensen dan voor de coronacrisis kampen met een verminderde afweer en dus een groter risico om ziek te worden?
Deze mening deel ik niet, aangezien de aannames die hieraan ten grondslag liggen onjuist zijn. De coronamaatregelen hebben er niet voor gezorgd dat mensen hun afweer tegen influenza kwijt zijn. Ook is de aanname dat jonge en gezonde mensen hierdoor meer risico lopen onjuist.
De coronamaatregelen hadden als gevolg dat het influenzavirus in de afgelopen twee jaar minder vrij kon rondgaan onder de bevolking. In de afgelopen periode zijn daardoor relatief weinig mensen aan influenza overleden. Omdat er nu minder maatregelen zijn, kunnen virussen zoals het influenzavirus makkelijker rondgaan, waardoor mogelijk meer mensen weer ziek worden. Om ernstige ziekte en sterfte door influenza te voorkomen is het dus belangrijk dat de mensen die hiervoor in aanmerking komen, naast de herhaalprik tegen COVID-19, ook de jaarlijkse griepprik halen.
Deelt u de mening dat, aangezien ook de afweer van jonge, gezonde mensen waarschijnlijk is afgenomen door de coronamaatregelen waardoor meer mensen in de samenleving risico lopen om (ernstig) ziek te worden, dat de coronamaatregelen dientengevolge contraproductief hebben gewerkt, aangezien zij door de toename van kwetsbare mensen in de algehele populatie straks waarschijnlijk zullen leiden tot een verhoogde druk op de zorg?
Zie antwoord vraag 3.
Wat betekent het gegeven dat de vaccinatiebereidheid steeds verder afneemt voor het te voeren coronabeleid van de komende maanden? Wordt dit beleid deels gebaseerd op de hoeveelheid mensen die zich dit najaar (opnieuw) laat vaccineren? Zo ja, om welke percentages gaat het dan? Is er een streefpercentage vaccinaties dat behaald moet worden om invoering van bepaalde coronamaatregelen te voorkomen? Zo ja, welke percentage is dat en op welke (epidemiologische) criteria is dat gebaseerd?
Zoals ook aangegeven in mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) van 12 oktober jl.5, is het coronabeleid gebaseerd op verschillende variabelen. De mate van immuniteit onder de bevolking en de kennis die op dat moment beschikbaar is over de mate van bescherming van vaccins wegen daarin mee. Wat deze variabelen betekenen voor het coronabeleid heb ik in mijn Kamerbrief van 13 oktober jl.6 aan uw Kamer toegelicht.
Kunt u inzichtelijk maken hoe de zorg de komende tijd adequaat wordt opgeschaald aangezien onder epidemiologen de verwachting leeft dat het influenzavirus dit najaar en deze winter een comeback zal maken en u heeft aangegeven dat daarmee rekening is gehouden met betrekking tot het opschalen van de zorg? Kunt u inzichtelijk maken met welke middelen hoe de zorg de komende tijd adequaat wordt opgeschaald, hoeveel extra zorgpersoneel, hoeveel extra bedden, capaciteit bij huisartsen en in de ouderenzorg, wat dit gaat kosten en hoe dit gefinancierd gaat worden?
In het thans geldende opschalingsplan van het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ)7 is beschreven hoe de zorg(keten) omgaat met oplopende patiëntaantallen en daaruit voortvloeiende druk op de zorg. Het maakt daarbij geen verschil of het COVID-19- of influenzapatiënten betreft. Beide patiëntgroepen doen immers een beroep op nagenoeg dezelfde beschikbare (personele) capaciteit, of het nu gaat om eerstelijnszorg, de ziekenhuizen, of de verpleeg- en verzorgingshuizen en thuiszorg (VVT). Ten aanzien van een eventuele opschaling naar een hogere (crisis)fase, zal in de regio’s de druk in de hele zorgketen worden beoordeeld en worden meegenomen in de besluitvorming. In de Regionale Overleggen Acute Zorg (ROAZ) zijn alle bovengenoemde sectoren daarom ook aangesloten.
Wat betreft personeel is het in bovengenoemde situatie mogelijk om gebruik te maken van de faciliteiten van de Nationale Zorgreserve, die tijdens crises een rol kan spelen in het snel opschalen van de capaciteit van zorgprofessionals. Daarnaast heeft de Minister voor Langdurige Zorg en Sport, met het oog op de personele houdbaarheid van de zorg, binnen het programma «Toekomstbestendige arbeidsmarkt zorg en welzijn» (TAZ) afspraken gemaakt met zorg- en welzijnsorganisaties, zorginkopers, onderwijs en beroepsorganisaties om de urgente uitdagingen op de arbeidsmarkt aan te gaan. Het programma heeft tot doel de zorg toekomstbestendiger te maken door het werk zodanig anders te organiseren dat het kan worden gedaan met het personeel dat wél beschikbaar is, op een manier waarop nog steeds goede, persoonlijke zorg, begeleiding en ondersteuning geboden kan worden. Aan dit programma wordt de komende periode uitvoering gegeven.
Ten aanzien van de zorgkosten, geldt dat in de systematiek van de Zorgverzekeringswet (Zvw) verzekeraars en zorgaanbieders afspraken maken over welke reguliere zorg geleverd wordt en welke kosten daarbij horen. Verzekeraars hebben daarbij een zorgplicht. Daar bovenop is in het Integraal Zorg Akkoord (IZA) afgesproken om het macrokader medisch-specialistische zorg (MSZ) structureel met € 200 miljoen te verhogen, onder andere om eventuele meerkosten van IC-opschaling tot 1.150 bedden te bekostigen. Daarnaast wordt er € 20 miljoen beschikbaar gemaakt zodat in 2022 nog 800 studenten kunnen starten met de modulaire opleiding Basis Acute Zorg (BAZ). In mijn brief van 1 juli jl.8 heb ik uw Kamer geïnformeerd over het verhogen van de plaatsen in huisartsenopleiding.
Kunt u uiteenzetten wat de vaccinatiestrategie is nu er waarschijnlijks deels overlappend/gelijktijdig gevaccineerd gaat worden tegen het coronavirus en het influenzavirus? Wat is de interval tussen de verschillende vaccinaties? Is onderzocht hoe het toedienen van twee verschillende vaccinaties in relatief korte tijd zich tot elkaar verhoudt? Is er een inschatting gemaakt van de potentiële gevolgen en bijwerkingen van het kort op elkaar voor twee verschillende virussen vaccineren?
Er zijn geen medische bezwaren tegen het in korte tijd toedienen van de griepprik en de herhaalprik. Verschillende studies hebben laten zien dat gelijktijdige toediening van COVID-19-vaccins en griepvaccins veilig kan.9 Er worden niet of nauwelijks meer bijwerkingen gezien. Bijwerkingen zijn doorgaans mild en tijdelijk. Ook blijkt uit studies dat er een goede antistofrespons tegen zowel COVID-19 als griep wordt opgewekt bij gelijktijdige toediening of toediening binnen korte tijd. Op basis van de aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)10 omtrent het gebruik van COVID-19-vaccins, waarbij wordt aangegeven dat een COVID-19-vaccinatie met elk ander vaccin tegelijk mag worden toegediend, zijn de intervallen in de uitvoeringsrichtlijn COVID-19-vaccinatie van het RIVM vervallen.
Weet u wat de potentiële gevolgen kunnen zijn van het (dubbel) vaccineren van mensen middenin (mogelijk) twee virusgolven? Is hierover klinische data beschikbaar en zo ja, kunt u deze openbaar en toegankelijk maken?
Zie antwoord vraag 7.
Weet u wat het dubbel vaccineren met twee verschillende vaccins middenin (mogelijk) twee virusgolven mogelijk (tijdelijk) voor gevolgen heeft voor de gezondheid en de afweer van kwetsbare groepen en immuungecompromitteerden? Zullen zij gedurende een bepaalde periode nog kwetsbaarder zijn, met een hoger risico op overlijden door die verhoogde kwetsbaarheid, al dan niet als gevolg van vaccinatie? Kunt u een gedetailleerde uitleg geven?
Zoals ook aangegeven in mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga van 12 september jl.11, is het niet zo dat na vaccinatie een verhoogde kwetsbaarheid optreedt. Wel is bekend dat bijwerkingen mogelijk hebben bijgedragen aan het verslechteren van een al kwetsbare gezondheidssituatie of sluimerende conditie, al dan niet door hoge leeftijd. Het gaat om bekende bijwerkingen van de coronavaccins zoals koorts, misselijkheid en algemene malaise. Er is geen sprake van verhoogde kwetsbaarheid, maar van mensen die al erg kwetsbaar zijn.
Er vinden verschillende – door ZonMw gefaciliteerde – onderzoeken plaats naar de effectiviteit van vaccinatie tegen COVID-19 bij patiënten met een verstoord immuunsysteem. Resultaten van deze onderzoeken lieten zien dat ook deze patiënten veilig gevaccineerd kunnen worden. Uitgebreide informatie over deze studies, inclusief tussentijdse resultaten, zijn te vinden op de website van ZonMw12.
Op de zorgvuldige wijze waarop (mogelijke) bijwerkingen van COVID-19-vaccinaties in Nederland worden gemonitord, ben ik in mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga van 5 juli13, 6 juli14 en 25 juli jl.15 reeds ingegaan. Ik zie geen reden om hierin aanpassingen te maken of aanvullend onderzoek te doen.
Wordt deze kwetsbare en immuungecompromitteerde groep mensen dit najaar/deze winter actief gemonitord om de effecten en potentiële bijwerkingen van vaccinatie middenin in (mogelijk) twee virusgolven in kaart te brengen? Worden zij meegenomen in het registreren en onderzoeken van de oversterfte vlak na vaccinatie?
Zie antwoord vraag 9.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat mensen dit najaar en deze winter laagdrempelig toegang hebben tot huisartsenzorg? Ziet u af van eerder gevoerd ontmoedigingsbeleid voor het bezoek aan huisartsen en ziekenhuizen indien mensen klachten hebben, zodat er aan vroegsignalering en preventie van ernstig verlopende infecties kan worden gedaan? Hoe gaat u dat bewerkstelligen met de nu al grote druk op de huisartsenzorg? Kunt u een uiteenzetting geven van de strategie voor het toegankelijk houden van de huisartsenzorg voor patiënten en het behapbaar houden van de werkdruk voor het zorgpersoneel?
Het is onjuist dat zou zijn ingezet op een ontmoedigingsbeleid voor een bezoek aan de huisarts. Ik heb eerder juist aandacht gevraagd voor het belang van toegankelijke huisartsenzorg. Daarbij heb ik aangegeven dat mensen contact moeten blijven opnemen met hun zorgverlener, ook in tijden van oplopende COVID-druk.16 Deze boodschap maakt tevens onderdeel uit van de publieksinformatie rond «Zorg nodig in coronatijd» op rijksoverheid.nl.17
Bij oplopende aantallen COVID-19-patiënten valt niet uit te sluiten dat de druk op de huisartsenzorg (verder) zal toenemen. Om op een dergelijk scenario voorbereid te zijn, zijn er regionale huisartsen-rampen-opvangplannen (harops) opgesteld, waarin staat beschreven hoe de huisartsenzorg wordt georganiseerd wanneer de toegankelijkheid onder druk staat. De toegankelijkheid alsmede de continuïteit van huisartsenzorg staan natuurlijk niet op zichzelf. De vraag naar huisartsenzorg wordt ook beïnvloed door de beschikbaarheid van zorg in andere sectoren. Daarom is het belangrijk dat er onderlinge afstemming plaats met andere sectoren – indien ook daar de druk oploopt. Dit gebeurt in gezamenlijkheid binnen het ROAZ.
Ook in brede zin zet ik mij samen met partijen in voor een toegankelijke huisartsenzorg waarin de werkdruk aanvaardbaar is. Over het verminderen van de druk op de huisartsenzorg door onder meer het implementeren van «meer tijd voor de patiënt» en een betere verdeling van de dienstendruk over alle huisartsen in de avonden, nachten en weekenden heb ik concrete afspraken met partijen gemaakt in het IZA. Op dit moment geef ik daar samen met partijen uit de huisartsenzorg uitvoering aan.
Gaat u actief inzetten op het profylactisch gebruik van antivirale-, en geneesmiddelen ter voorkoming van ernstig verlopende COVID-19-infecties? Zo ja, kunt u de plannen hiervoor openbaar maken? Zo nee, waarom niet?
De inzet van geneesmiddelen wordt bepaald door de medische beroepsgroep, niet door mij. Zij stellen hiertoe richtlijnen op. Wel zet ik mij in om verschillende COVID-19-geneesmiddelen in Nederland beschikbaar te maken. Mijn plannen hieromtrent heb ik al meerdere malen openbaar gemaakt in Kamerbrieven, in de beantwoording van Kamervragen en in debatten18.
Het bericht 'Chronisch zieken hebben weinig baat bij het prijsplafond: ‘Het voelt als een oneerlijke strijd’' |
|
Alexander Kops (PVV), Fleur Agema (PVV) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Chronisch zieken hebben weinig baat bij het prijsplafond: «Het voelt als een oneerlijke strijd»»?1
Het is schrijnend om te lezen hoe deze mevrouw met een spierziekte wordt geraakt door de energiecrisis en dat de hoge energiekosten haar terughoudend maken om de hulpmiddelen te gebruiken die zij nodig heeft voor haar dagelijks functioneren. Chronisch zieke mensen hebben het in deze tijd extra moeilijk. Steunmaatregelen zoals het prijsplafond stellen wij juist voor onze kwetsbare huishoudens, waaronder ook chronisch zieken.
Bent u bereid tot een extra compensatie zoals bijvoorbeeld een hoger prijsplafond voor de (werkende) chronisch zieken en mensen met een levenslange beperking die door hun aandoening een zeer hoog energieverbruik hebben? Zo nee, waarom niet?
Na een eerder pleidooi van uw Kamer om ruimhartiger te compenseren, is het prijsplafond door het kabinet opgehoogd van 2400 kwh naar 2900 kwh. De genoemde groep is een goed voorbeeld waarom dit kabinet ervoor kiest om het prijsplafond op te hogen. We doen dit met het oog op onze meest kwetsbaren. Ook de genoemde groep zal van de verruiming profiteren. Helaas is het binnen de systematiek van een prijsplafond niet mogelijk om verder te differentiëren op specifiek energieverbruik dat bijvoorbeeld gerelateerd is aan hulpmiddelengebruik of hoge stookkosten gerelateerd aan een aandoening.
Vindt u het acceptabel dat mensen met bijvoorbeeld een spierziekte of mensen die door hun levenslange beperking altijd stil zitten en het daardoor snel koud krijgen, de verwarming uit moeten zetten omdat zij bang zijn voor hoge kosten en daardoor stramme en stijve spieren krijgen en het koud hebben? Zo nee, wat gaat u voor hen doen?
Met de maatregelen die we op korte termijn treffen zoals het prijsplafond, proberen we juist onze kwetsbare medeburgers tegemoet te komen die moeite hebben met het betalen van de hogere energierekening. We willen daarmee helpen voorkomen dat men de verwarming met het oog op de kosten lager hoeft te zetten, zeker bij mensen van wie de medische situatie vraagt om een warm binnenklimaat.
Daarnaast zijn er gemeenten die voor deze doelgroep in specifieke gevallen een deel van de energiekosten vergoeden vanuit de Bijzondere Bijstand. Dit is afhankelijk van de persoonlijke situatie en daarbij wordt maatwerk geleverd.
Ook zijn er initiatieven van gemeenten en woningcorporaties om slecht geïsoleerde huizen versneld te verduurzamen. Juist deze tijd laat het belang zien van goede duurzame huisvesting voor onze minima en chronisch zieken. Woningaanpassingen en verduurzaming passen daarbij.
Kunt u aangeven op welke elektrische apparaten u vindt dat energie bespaard kan worden: de elektrische rolstoel, de elektrische tillift, de elektrische deuren, het elektrische hooglaagbed, de elektrische uitzuigapparatuur, de elektrische omgevingsbesturing, de elektrische hoestmachine of wellicht de elektrische beademing? Zo nee, begrijpt u dat deze elektrische apparaten van levensbelang zijn, zorgen voor zelfstandigheid en zelfs zorgmedewerkers uitsparen?
De genoemde elektrische apparaten zorgen ervoor dat iemand met een chronische ziekte deel kan nemen aan onze maatschappij en in het dagelijks functioneren zoveel als mogelijk wordt ondersteund. De lijst van elektrische apparaten die er -gelukkig- bestaan voor diverse doelgroepen is nog veel langer. Ik verwijs u mede naar de antwoorden op vraag 5 en 6.
Kunt u aangeven hoe hoog de energierekening wordt voor iemand met een levenslange beperking en een energieverbruik van meer dan 6.000 kilowattuur per jaar met en zonder het prijsplafond?
Ik verwijs u ook naar eerdere antwoorden van de Minister van EZK op Kamervragen2 waarin meerdere doorrekeningen gemaakt zijn van het huidige prijsplafond in specifieke gevallen. Als antwoord op uw vraag 5 en 6 zal de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) het Parlement informeren over de motie van het Kamerlid Van der Plas c.s. met betrekking tot energiecompensatie voor hogere energiekosten vanwege medische oorzaak. Er is nu geen aparte aanspraak geregeld voor energiekosten vanwege medische oorzaak. Daarom richt een deel van de reeds genomen maatregelen zich primair op de meest kwetsbare huishoudens, zoals het verhogen van de zorg- en huurtoeslag, het verlengen van de energietoeslag van € 1.300 en het verhogen van de bijzondere bijstand. Daarnaast kunnen mensen die in betalingsproblemen komen zich melden bij hun gemeente om bijzondere bijstand aan te vragen. Ook heeft het kabinet besloten om in november en december bij alle gebruikers 190 euro in mindering te brengen op de energierekening. Verder is vanuit de Zorgverzekeringswet geregeld dat patiënten voor chronische thuisbeademing, zuurstofapparatuur en thuisdialyse hun stroomkosten rechtstreeks bij de zorgverzekeraar kunnen declareren.
Kunt u aangeven hoe deze chronisch zieken en mensen met een levenslange beperking die werken en niet in aanmerking komen voor bijzondere bijstand deze hoge energierekening moeten gaan betalen?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid deze vragen voor de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport te beantwoorden?
Ja
Misstanden bij Ambulancezorg Groningen |
|
Maarten Hijink |
|
Kuipers |
|
Wilt u reageren op de berichtgeving dat er sprake is van een angstcultuur, seksueel grensoverschrijdend gedrag en een haperend kwaliteitsbeleid bij Ambulancezorg Groningen?1
Ja.
Wat vindt u van de dreigementen door het bestuur van de ambulancedienst richting medewerkers dat door hen gelekt zou zijn naar de media over misstanden bij de dienst? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik kan niet beoordelen of sprake is van dreigementen. Ik weet dat er een onderzoek is gedaan naar metadata van verzonden e-mails.
Wat vindt u van de werkwijze van het bestuur van de ambulancedienst die heeft onderzocht of medewerkers hebben gemaild naar de media over misstanden binnen de dienst? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik heb hier geen oordeel over, zie ook het antwoord op vraag 4.
Is deze werkwijze – waarbij metadata van verzonden e-mails zijn doorzocht – door het bestuur van de ambulancedienst wettelijk toegestaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het kan toegestaan zijn voor een werkgever om de metadata van e-mails te bekijken. Hierbij is het noodzakelijk dat de werknemers vooraf op de hoogte zijn dat er eventuele controles kunnen plaatsvinden op e-mailgebruik. Dit kan het beste vastgelegd zijn in een protocol, richtlijn of het werknemershandboek. Daarbij moet de verwerking voldoen aan de AVG. De werkgever moet een grondslag hebben op grond van de AVG, er moet sprake zijn van een vooraf bepaald legitiem doel en de verwerking moet proportioneel en subsidiair zijn. De werkgever moet een afweging van de belangen maken tussen de belangen van de werkgever en de belangen van de werknemer. De Autoriteit Persoonsgegevens houdt hier toezicht op.
Deelt u de mening dat wangedrag en/of grensoverschrijdend gedrag nooit getolereerd mag worden en dat zorgverleners moeten kunnen vertrouwen op hun werkgever die verantwoordelijk is voor een veilige werkomgeving? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja, grensoverschrijdend gedrag accepteer ik absoluut niet. Wat betreft seksueel overschrijdend gedrag ben ik nauw betrokken bij het opstellen van het Nationaal Actieplan tegen seksueel geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag, onder leiding van regeringscommissaris Mariëtte Hamer. Ik wil dat elke werkgever in de zorg & welzijn weet hoe om te gaan met zaken als seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Momenteel inventariseer ik wat er nodig is om werkgevers hierin te ondersteunen. Daarnaast is in het programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg (TAZ) afgesproken dat vakbonden en beroepsverenigingen, samen met brancheorganisaties, praktische leidraden en handelingsperspectieven ontwikkelen voor de aanpak van en dilemma’s rondom discriminatie en (seksueel) grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer in zorg en welzijn.
Vindt u het onderzoek van Dagblad van het Noorden aanleiding om de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) te verzoeken nogmaals met betrokkenen, waaronder klokkenluiders in gesprek te gaan? Zo nee, waarom niet?
Ik zie op dit moment geen aanleiding de IGJ te vragen opnieuw met betrokkenen, waaronder klokkenluiders, in gesprek te gaan. Ik heb van de inspectie begrepen dat zij in haar toezicht op deze ambulancedienst focust op de borging van de kwaliteit van zorg en dit ook zal blijven doen. In het toezicht heeft de inspectie ook aandacht voor de randvoorwaarden die nodig zijn voor het leveren van goede ambulancezorg zoals de aansturing vanuit de bestuurder en het management en het bestaan van een goede werkcultuur. Wat betreft de casus van het seksueel grensoverschrijdend gedrag is direct gehandeld. In de situatie van een arbeidsconflict zoals dat speelde bij de start van de huidige bestuurder kan de inspectie geen rol spelen, tenzij de kwaliteit van de zorg erdoor in gevaar komt.
Waar kunnen zorgverleners veilig melding maken van wangedrag en/of grensoverschrijdend als zij niet terecht kunnen bij hun eigen werkgever? Kunt u uw antwoord toelichten?
Er kan altijd een melding worden gedaan bij het Centrum Seksueel Geweld of bij de inspectie (IGJ).
Wat vindt u ervan dat van eind 2019 tot en met begin 2021 geen enkele calamiteit is gemeld bij de IGJ? Wat voor consequenties worden hieraan verbonden bij het bestuur van Ambulancezorg Groningen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het aantal calamiteitenmeldingen en het afhandelen van calamiteiten meldingen door een ambulancedienst is voor de IGJ een criterium in de beoordeling van het kwaliteitsmanagement van de ambulancedienst. Op basis hiervan heeft de inspectie met betrekking tot ambulancedienst Groningen geconcludeerd dat er sprake is van een niet voldoende functionerende kwaliteitscyclus wat betreft de evaluatie van de eigen ambulancezorg. Dit is door de inspectie met de bestuurder en andere medewerkers van de ambulancedienst besproken. De ambulancedienst heeft de intentie hierop te verbeteren en heeft een verbetertraject ingezet. De inspectie volgt dat traject en heeft op basis daarvan voldoende vertrouwen in de verbeterkracht. Toezicht op de verbeteracties is een continu proces vanuit de inspectie.
Welke maatregelen worden nu genomen om de misstanden bij Ambulancezorg Groningen op te lossen en te zorgen voor een veilige werkomgeving voor zorgverleners? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals genoemd wil ik dat elke werkgever in de zorg & welzijn weet hoe om te gaan met zaken als seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Momenteel inventariseer ik wat er nodig is om werkgevers hierin te ondersteunen. Daarnaast is in het programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg (TAZ) afgesproken dat vakbonden en beroepsverenigingen, samen met brancheorganisaties, praktische leidraden en handelingsperspectieven ontwikkelen voor de aanpak van (dilemma’s rondom) discriminatie en (seksueel) grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer in zorg en welzijn.
De IGJ heeft de signalen over de slechte werkcultuur bij de ambulancedienst in Groningen besproken met de bestuurder. In het toezicht heeft de inspectie ook aandacht voor de randvoorwaarden die nodig zijn voor het leveren van goede ambulancezorg zoals de aansturing vanuit de bestuurder en management en het bestaan van een goede werkcultuur.
Door de bestuurder is een externe partij ingeschakeld om onderzoek te doen naar de openheid en de sociale veiligheid in de organisatie.
De berichten dat het aantal jongeren met suïcidale gedachten ook na corona hoog is en dat er een toename van zelfdodingen onder jongvolwassenen is |
|
Rens Raemakers (D66) |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten dat het aantal jongeren met suïcidale gedachten ook na corona hoog is en dat er een toename van zelfdodingen onder jongvolwassenen is?1, 2
Ja, ik ben bekend met de berichten.
Hoe beoordeelt u de berichten uit het Health Behaviour in School-aged Children (HBSC)-rapport, dat laat zien dat met name de mentale gezondheid van meisjes, maar ook bij jongens, achteruit gaat? In hoeverre was u al op de hoogte van deze trend?3
Met aandacht heb ik kennis genomen van de bevindingen uit het onderzoek. De cijfers zijn zorgelijk. Het was al bekend dat de invloed van de coronacrisis enorm is geweest op de jeugd, maar de uitkomsten uit dit rapport zijn schrikbarend. Daarbij is het verschil tussen jongens en meisjes ook gebleken uit eerdere HBSC-metingen. Ook toen waren de emotionele problemen bij meisjes hoger en de mate van levenstevredenheid lager dan bij jongens. De bevindingen onderstrepen nogmaals het belang om in te (blijven) zetten op de mentale gezondheid van onze jongeren en jongvolwassenen in Nederland en daarbij dus ook extra aandacht te hebben voor het verschil tussen de ervaren problemen van jongens en meisjes en de wijze waarop deze problemen tot uiting komen.
Wat kan verklaren dat het opheffen van de coronamaatregelen kennelijk niet heeft geleid tot een verbetering van de mentale toestand van scholieren en studenten?
Helaas kunnen we aan de hand van het HBSC-onderzoek nog geen conclusies trekken over het zogenaamde «terugveren» van scholieren en studenten. De HBSC is in het najaar van 2021, in coronatijd, afgenomen onder de scholieren en daarmee geeft dit onderzoek nog geen beeld van de situatie na de pandemie. Wel is de verwachting dat we niet zomaar terug zijn op het oude niveau. Er zal een groep jongeren kwetsbaar blijven of zelfs kwetsbaarder worden. Voor hen zullen we de komende tijd aandacht moeten hebben.
Herkent u het beeld dat het aantal huisartsbezoeken vanwege suïcidale gedachten of suïcidepogingen ruim een derde hoger is dan voor de coronacrisis?
Uit de surveillance cijfers van Nivel Zorgregistraties Eerste Lijn blijkt dat de bezoeken aan de huisarts rondom suïcide in het tweede kwartaal van 2022 gemiddeld 39% meer voorkwamen dan in dezelfde periode in 2019 onder de groep 15 tot 24-jarigen. Het gaat bij deze cijfers om zelfdodingspogingen met en zonder fatale afloop en om suïcidale gedachten.
Welke mogelijkheden ziet u om het mentale welzijn van jongeren te verbeteren?
Met de acties in de landelijke aanpak «Mentale gezondheid: van ons allemaal» willen we de mentale gezondheidsvaardigheden van alle jongeren verbeteren, mentale gezondheid bespreekbaar maken en zorgen dat zij een plek hebben op school of in de wijk waar zij terecht kunnen. Samen met MIND Us verkennen wij daarom hoe laagdrempelige inloopmogelijkheden voor jongeren versterkt, verbeterd en opgeschaald kunnen worden. Ook zijn wij in gesprek met Welbevinden op School en de Gezonde School om te kijken hoe wij de huidige samenwerking kunnen versterken en het project kunnen intensiveren. Zo worden praktische handvatten aangeboden op scholen en kunnen scholen werken aan een gezond pedagogisch- en leerklimaat. Daarnaast wordt via het Programma Cultuurparticipatie met een subsidieregeling «Samen Cultuurmaken» de samenwerkingen tussen de culturele en creatieve sector en het sociale domein gestimuleerd. Voor komend jaar staat de doelgroep jongeren centraal en zetten wij cultuur in om mentale gezondheid onder jongeren bespreekbaar te maken.
Herkent u het beeld dat de hoge «prestatiedruk» en het wegvallen van sociale structuren tijdens corona ertoe hebben geleid dat het slechter gaat met de mentale gezondheid van jongeren?
Helaas herken ik de ervaren prestatiedruk in de samenleving en ook het wegvallen van sociale structuren tijdens de coronapandemie. Er lijkt een druk te zijn om alles beter, sneller en cum laude te moeten doen. Dit vraagt een cultuurverandering. We hoeven namelijk echt niet elke dag de beste versie van onszelf te zijn. Ook het wegvallen van sociale structuren heeft een effect op onze jeugd. We weten uit onderzoek dat je mentale gezondheid een belangrijke sociale component bevat en dat sociale contacten een belangrijk onderdeel zijn om je mentaal goed te voelen. Met de landelijke aanpak zetten we ons daarom in voor het belang van aandacht hebben voor de mentale gezondheid van jezelf én oog hebben voor die van een ander. We richten ons hierbij op de leefomgeving van de jongeren zelf: op school, in de buurt of bijvoorbeeld online. Bijvoorbeeld door het stimuleren van zingeving en ontmoeting via Maatschappelijke Diensttijd (MDT) en/of sportactiviteiten in de wijk.
Herkent u het beeld dat zelfdoding onder jongvolwassenen vaker voorkomt bij schoolverlaters, vaker bij jongeren met psychische problemen, vaker bij jongeren met geldproblemen en vaker bij jongeren die zich identificeren met de LHBTI (lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen, transgenders en intersekse personen)-gemeenschap?
Het geschetste beeld komt naar voren uit het onderzoek4 dat 113 Zelfmoordpreventie heeft uitgevoerd met zowel kwalitatieve als kwantitatieve data, zowel van jongvolwassenen (20–30 jaar) die overleden zijn door suïcide als jongvolwassenen (20–30 jaar) die kampen met suïcidale gedachten. Het is belangrijk dat jongvolwassenen met suïcidale gedachten goed worden geholpen. Dat er nu meer inzicht is in deze groep en de problemen waar zij mee kampen helpt daarbij.
Erkent u dat eenzaamheid ook een risicofactor is voor (gedachten over) zelfdoding en in hoeverre werkt de regering nog aan een aanpak van eenzaamheid onder jongeren?4
Er is veel bekend over risicofactoren voor suïcide, maar het blijft onmogelijk te voorspellen wie er uiteindelijk een fatale poging zal doen. Een risicofactor voor suïcide is je eenzaam en sociaal geïsoleerd voelen. Het landelijk cijfer van eenzaamheid onder jongeren is hoog. In de laatste meting van de Gezondheidsmonitor Jongeren en Volwassen komt naar voren dat 47% van de Nederlanders die 18 jaar of ouder zijn, zich eenzaam voelt.
Eind september jongstleden is de vervolgaanpak van het actieprogramma Eén tegen eenzaamheid voor de periode van 2022–2025 bekend gemaakt. Een belangrijk onderdeel van de vervolgaanpak is dat er wordt gewerkt aan het verminderen en voorkomen van eenzaamheid onder alle leeftijden en groepen (in plaats van alleen 75+»ers), ook onder jongeren. Dit doet het actieprogramma via 3 actielijnen. Meer bewustwording over eenzaamheid (onder andere door publiekscampagne), meer maatschappelijk initiatief tegen eenzaamheid en in alle gemeenten een lokale aanpak tegen eenzaamheid. Op voorgaande punten wordt ook specifiek aandacht besteed aan eenzaamheid onder jongeren. Om eenzaamheid onder jongeren onder de 18 jaar te meten wordt binnen het thematisch onderzoeksprogramma eenzaamheid van de Nationale Wetenschapsagenda een meetinstrument ontwikkeld.
Uit een scan van alle collegeakkoorden van gemeenten is ook een toename te zien in vergelijking met de vorige collegeperiode om eenzaamheid onder jongeren aan te pakken. Vanuit het actieprogramma worden gemeenten daarin ondersteund door onder andere een gratis adviseur, masterclasses, goede voorbeelden en regeerakkoordmiddelen die beschikbaar worden gesteld aan gemeenten voor de lokale aanpak van eenzaamheid.
Tijdens de lancering van de vervolgaanpak is Stichting Join-Us, een belangrijke partner die zich inzet om eenzaamheid onder jongeren aan te pakken, lid geworden van de Nationale Coalitie tegen Eenzaamheid. De Nationale Coalitie tegen Eenzaamheid, waar de NS en Prorail ook lid van zijn, is een landelijk netwerk van organisaties die zich inzetten om eenzaamheid te verminderen en wordt door het actieprogramma betrokken in de aanpak de komende jaren. Stichting Join-Us heeft dit jaar financiering ontvangen om weer Social Friday en Stronger Together te organiseren. Daarnaast wordt er voor de aanpak van eenzaamheid onder jongeren samengewerkt met het programma MDT, eenzaamheid is één van de speerpunten van MDT.
Indien de vragen 6, 7 en/of 8 instemmend worden beantwoord, welke stappen gaat u samen met collega’s uit het kabinet ondernemen om iets aan de bovenstaande problemen te doen?
Samen met veel verschillende partijen, waaronder andere departementen, zet ik mij in voor het versterken van de mentale gezondheid, het voorkomen van suïcidaal gedrag en het verminderen van eenzaamheid onder jongeren en jongvolwassenen.
Er worden momenteel verschillende stappen genomen om de mentale gezondheid van jongeren te verbeteren. Samen met mijn collega’s uit het kabinet, de partijen en jongeren zelf gaan we de landelijke aanpak «Mentale gezondheid: van ons allemaal» verder aanvullen en uitwerken. We hopen dat meer partijen zich daarbij aansluiten zodat er een beweging in ons land op gang komt rondom het thema mentale gezondheid. Zoals de recente bevindingen laten zien, valt de toename in mentale problemen mede te verklaren door de ervaren druk om te presenteren. Deze druk om te presteren komt niet alleen vanuit jongeren maar ook vanwege de verwachtingen vanuit de brede maatschappij. Denk bijvoorbeeld aan de druk om te presteren in het onderwijs. Het kabinet stelt via het Nationaal Programma Onderwijs geld beschikbaar waarmee scholen en instellingen gericht maatregelen kunnen nemen op het gebied van welbevinden en sociaal-emotionele ontwikkeling om zo de negatieve impact van de coronapandemie op het welbevinden en de ontwikkeling van leerlingen zoveel mogelijk weg te nemen. Vanuit dit programma is ook kennis beschikbaar via de menukaart, de website onderwijskennis.nl en de kenniscommunity. Deze community is een kennisplatform voor onderwijsprofessionals waar ervaringen en praktijkkennis gedeeld worden. Op de website onderwijskennis.nl worden juist de wetenschappelijke kennis en de interventies gedeeld.
Met de derde Landelijke Agenda Suïcidepreventie zet ik in op preventieve acties in het onderwijs en in de sociaaleconomische sector die bijdragen aan het signaleren en bespreken van suïcidaliteit bij jongeren en jongvolwassenen en het verwijzen naar zorg. Verschillende regio’s gaan deelnemen aan de ketenaanpak STORM die tot doel heeft een depressie of suïcide bij jongeren voor te zijn en er is een workshop ontwikkeld voor professionals in de schuldhulpverlening om meer aandacht te hebben voor suïcidaliteit. Suïcides zijn ook te voorkomen door het gesprek aan te gaan als je denkt dat het mentaal niet goed gaat met een vriend(in), familielid of collega. Met de onlinetraining VraagMaar kunnen naasten suïcidaliteit beter leren herkennen en weten ze hoe ze het gesprek kunnen voeren met jongeren en volwassenen over suïcidale gedachten.
Voor mijn aanpak op het terrein van eenzaamheid onder jongeren verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 8.
Hoe zet u in op preventie vanuit uw portefeuilles suïcidepreventie en jeugdhulp, en in hoeverre kan preventie via sociale media daarin nog een (extra) rol spelen?
Er worden maatregelen getroffen om suïcidaal gedrag in een zo vroeg mogelijk stadium te voorkomen bij jongeren. Eén van de projecten van de derde Landelijke Agenda Suïcidepreventie die hierop ziet, is de ketenbrede werkwijze suïcidepreventie jeugd. Professionals, organisaties, ervaringsdeskundigen en naasten in de jeugdhulp werken samen aan een leidraad suïcidepreventie voor de hele jeugdketen.
In de Landelijke Agenda Suïcidepreventie is aandacht voor het gebruik van social media bij preventie van suïcide. Er wordt gewerkt aan een veilige online omgeving voor lotgenoten om hoop, contact, hulp en herkenning te krijgen. Ook wordt ingezet op verantwoorde, veilige berichtgeving over suïcidaal gedrag in de sociale media. Wetenschappelijke studies hebben een relatie aangetoond tussen onzorgvuldige berichtgeving over een suïcide en een daaropvolgende stijging van het aantal suïcides.
Verder wordt samen met partijen als MIND Us, het Trimbos-instituut en het Netwerk Mediawijsheid verkend welke mogelijkheden de inzet van social media biedt bij bijvoorbeeld het vergroten van de inzet van goed werkende apps en het toerusten van luisterlijnen (zoals Kindertelefoon) op het delen van laagdrempelige tips en het verwijzen naar lokale offline ondersteuning (zoals inloophuizen als aanvulling op het bieden van een luisterend oor).
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat GGZ/Suïcidepreventie van 2 november aanstaande?
Ja.
Poep spuitende wc's in ouderenflat Hellevoetsluis |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten over poep spuitende wc's in een ouderenflat te Hellevoetsluis?1, 2
Ja
Wat vindt van het feit dat er jarenlang een loopje is genomen met de volksgezondheid van ouderen in een horrorhuis vol met rioolvliegen?
Laat ik vooropstellen dat ik de situatie voor de betrokken huurders erg te betreuren vind.
Op grond van de informatie die ik heb ingewonnen ontving de woningcorporatie in 2022 voor het pand met 179 woningen slechts enkele meldingen met betrekking tot de riolering die niet wezen op normale verstoppingen. Op deze meldingen is actie ondernomen door een gespecialiseerd bedrijf inspecties in de riolering te laten uitvoeren. Daarbij is ook samenwerking gezocht met de gemeente. Er bleek op basis van de inspectie sprake van een breuk in de rioolleiding, waarvoor de corporatie verantwoordelijk was en niet de gemeente. De adviezen vanuit de inspectie zijn door de corporatie opgevolgd: het riool is gereinigd en de geconstateerde breuk is hersteld.
Om eventuele verstoppingen in de toekomst te voorkomen heeft de woningcorporatie besloten de beluchting op het dak aan te passen. Ook zijn overstortputten geplaatst aan de gevel en worden de afvoerleidingen door een afvoer met een grotere diameter vervangen. Daarnaast heeft de woningcorporatie besloten de riolering vier keer per jaar preventief reinigen. De rioolvliegjes die ook als gevolg van de breuk in de rioolleiding in het pand waren gekomen, zijn door een gespecialiseerd bedrijf in van dit jaar met succes bestreden.
De bewoners zijn tijdens een informatiebijeenkomst en individueel geïnformeerd over alle werkzaamheden. Ik ga ervan uit dat op basis van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat voldoende actie is ondernomen en geen sprake meer is van problemen met de riolering
Heeft u de bereidheid om zowel Woonzorg, waar de ouderenflat onder valt, als de gemeente te kapittelen over deze mensonterende toestanden? Zo ja, kunt een overzicht geven van de acties die u richting beiden gaat ondernemen?
Zie antwoord vraag 2.
De tientallen klachten over misbruik en mishandeling in jeugddorp De Glind |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichtgeving over tientallen klachten over misbruik en mishandeling in jeugddorp De Glind1?
Ja.
Heeft u de bereidheid de onderste boven water te krijgen over het nieuws dat meerdere oud-pleegkinderen, die in Jeugddorp De Glind woonden, zeggen lichamelijk of geestelijk te zijn mishandeld? Zo ja, wilt u een onderzoek laten instellen? Zo neen, waarom niet?
Pluryn heeft laten weten dat zij een onderzoek gaan laten uitvoeren naar de misstanden die hebben plaatsgevonden door een onafhankelijke partij. Ik vind het goed dat dit gebeurt en wil de uitkomsten van dit onderzoek afwachten. Zie verder ook mijn antwoord op vraag2.
Is er een meldplicht voor jeugdzorginstanties over vermeende mishandeling en ander grensoverschrijdend gedrag? Zo ja, waarom wordt dat met voeten getreden en hoe gaat u daar tegen optreden?
Instellingen – jeugdhulporganisaties (waaronder gezinshuizen en pleegzorgaanbieders, maar niet pleegouders), gecertificeerde instellingen, Veilig Thuis organisaties en de Raad van de Kinderbescherming – zijn verplicht om geweldsincidenten te melden bij de IGJ. Dit gaat niet alleen over fysiek geweld, maar ook over psychisch geweld en grensoverschrijdend gedrag. Indien een incident ten onrechte niet gemeld wordt, dan kan er een boete worden opgelegd. Als de IGJ een signaal of melding over geweld ontvangt, zal zij in bepaalde gevallen gelijk zelf onderzoek doen. Dat is het geval wanneer uit de melding mogelijk ernstige structurele problemen lijken te bestaan, wanneer er sprake lijkt van een acuut onveilige situatie.
In andere gevallen zal de inspectie de betrokken aanbieder vragen om onderzoek te (laten) doen en een rapportage op te stellen. De inspectie stelt vooraf eisen aan het onderzoek zoals het betrekken van de jeugdige en de ouders, een onafhankelijke voorzitter, en het horen van alle betrokkenen.
De misstanden gaan echter voornamelijk over een periode van ca. 30 jaar geleden. Niet alle regels zoals hierboven beschreven bestonden toen al.
Deelt u de mening dat het vertrouwen in de Jeugdzorg, welke nu zo rot als een mispel is, alleen kan worden hersteld als we zaken als deze tot de bodem uitzoeken en als daders alsnog strafrechtelijk worden vervolgd? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Het is belangrijk dat misstanden – wanneer die zich voordoen – goed worden uitgezocht. Begin dit jaar heb ik het onderzoek naar veiligheidsbeleving in de jeugdzorg met verblijf naar uw Kamer gestuurd3. In mijn beleidsreactie en eveneens in het door de Tweede Kamer aangevraagde VSO heb ik aangegeven dat ik dit onderzoek naar veiligheidsbeleving in 2023 ga herhalen. Specifiek naar aanleiding van deze casus heeft Pluryn aangegeven dat zij een onderzoek gaan laten uitvoeren. Zij is dit onderzoek nu aan het voorbereiden. Ik heb begrepen dat ze zowel onderzoek laten doen naar de stukken die in de archieven bewaard zijn, als methodologisch onderzoek, bijvoorbeeld door middel van focusgroepen met (oud)medewerkers en (oud)cliënten. Na afloop van de tijdelijke regeling jeugdzorg – waarmee slachtoffers van geweld in de jeugdzorg tussen 1945–2019 een financiële tegemoetkoming kunnen aanvragen – wil ik tevens een onderzoek laten uitvoeren naar de gegevens die het Schadefonds Geweldsmisdrijven heeft opgehaald bij het uitvoeren van deze regeling. Het moet dan niet gaan over individuele instellingen of casussen, maar om het in kaart brengen van patronen en rode draden om beter te begrijpen op welke plekken geweld (vaker) voor is gekomen en welke factoren daarin meespelen. Daarvan kunnen we leren om geweld in de jeugdzorg te voorkomen.
Slachtoffers kunnen zich melden bij de politie. De politie kan slachtoffers de weg wijzen naar hulpverlening en/of aangifte dan wel melding opnemen. In het geval van een aangifte wordt in lijn met de aanwijzing zeden beoordeeld of er voldoende aanknopingspunten zijn voor nadere opsporing en vervolging.
Sinds 1 april 2013 geldt geen verjaringstermijn voor ernstige seksuele misdrijven tegen minderjarigen waarop een straf staat van 8 jaar of meer (artikel 70 lid 2 onder 2 Wetboek van strafrecht). Dit geldt ook voor ernstige seksuele misdrijven die vóór 1 april 2013 zijn gepleegd en op dat moment nog niet waren verjaard.
In de artikelen in de media wordt gesproken over mogelijke strafbare feiten (fysieke- en geestelijke mishandeling of seksueel misbruik) in de jaren tachtig en negentig, maar sommigen ook recent. Er dient per aangifte beoordeeld te worden of deze wetswijziging betekent dat verdachten van misbruik bij De Glind nog vervolgd kunnen worden.
Het beeld over jeugdzorg dat geschetst wordt wil ik wel nuanceren. Als Staatssecretaris ga ik veelvuldig op bezoek bij instellingen en daarbij spreek ik ook met jongeren. Herhaaldelijk hoor ik ook verhalen van jongeren die baat hebben gehad bij de jeugdzorg en erdoor geholpen zijn.
De sluiting van de huisartsenpost in Hengelo |
|
Maarten Hijink |
|
Kuipers |
|
Hoe oordeelt u over het voornemen van Twentse huisartsen om ’s nachts de huisartsenpost in Hengelo te sluiten vanwege een groot tekort aan huisartsen?1
Ik vind het belangrijk dat acute zorg toegankelijk is. De noodzaak en het belang van het behoud van de huisartsenzorg voor patiënten tijdens avond-, nacht- en weekenduren (ANW-uren) wordt ook door alle partijen in het Integraal Zorgakkoord (IZA) onderkend en zij zijn allen dan ook bereid om hier vanuit de onderlinge samenwerking aan bij te dragen. De Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) was intensief betrokken bij de totstandkoming van het IZA maar heeft dit nog niet ondertekend. Desondanks zijn we voortvarend – en in nauw overleg met de LHV, InEen en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) – van start gegaan met de uitvoering van de afspraken op het gebied van de huisartsenspoedzorg in de ANW-uren. Zo zijn er afspraken gemaakt over een betere, evenwichtigere verdeling van de ANW-diensten onder alle huisartsen per 2023. Om dit te ondersteunen, verhoogt en differentieert de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) per 1 januari 2023 het maximum uurtarief.
De huisartsen ervaren in het hele land een hoge werkdruk vanwege de ANW-diensten. Dat heeft geleid tot het opstellen van een Actieplan werkdruk in de ANW door de LHV, Vereniging Praktijkhoudende Huisartsen, InEen en het Nederlands Huisartsen Genootschap. Het actieplan bevat verschillende actielijnen. Eén van de actielijnen is de huisartsenzorg in de nacht, omdat de druk van een nachtdienst als groot wordt ervaren. Een huisarts die werkzaam is in de nachtdienst kan de daaropvolgende dag niet zijn/haar praktijk openen in de dagsituatie waardoor de druk op de eigen praktijk en de omliggende waarnemende praktijken toeneemt.
Van de directeur van SHT-THOON, onderdeel van HuisartsenZorg Twente (het samenwerkingsverband van de Twentse huisartsen en huisartsenorganisaties die onder andere de organisatie van de huisartsenposten in de regio beheren) heb ik begrepen dat er nu nog geen concrete plannen zijn om de Huisartsenpost (HAP) Hengelo in de nacht te sluiten. Er wordt wel in het kader van het Actieplan werkdruk in de ANW onderzoek gedaan wat het betekent voor de druk op de huisartsenzorg als de HAP in Hengelo in de nacht wordt gesloten en of dit verantwoord is. De stappen in de AMvB en regeling Acute Zorg dienen gevolgd te worden mocht het onderzoek aanleiding geven om over te gaan tot een besluitvormingsproces.
Hoe het zorgaanbod in de avond-, nacht-, en weekenduren uiteindelijk wordt ingericht, is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de huisartsen in de regio in samenwerking met de zorgverzekeraar. Het is aan hen om hier samen in goed overleg uit te komen.
Kunt u aangeven welke consequenties dit voornemen heeft voor de spoedzorg en de veiligheid van patiënten in de regio Twente?
Ik heb van HuisartsenZorg Twente begrepen dat het onderzoek toetst of het sluiten van de HAP Hengelo in de nacht veilig geïmplementeerd kan worden in de regio Twente. Het onderzoek loopt nog en het is te vroeg om in te gaan op enige resultaten van dit onderzoek.
Indien dit besluit doorgaat, op welke wijze kan zorgmijding voorkomen worden voor patiënten die ’s nachts niet met de auto, het openbaar vervoer of met de taxi kunnen rijden naar een huisartsenpost in Enschede of Almelo?
Ik heb van de Huisartsenzorg Twente begrepen dat, mocht de HAP Hengelo in de nacht sluiten, dit geen gevolgen zal hebben voor de spoedvisites van de huisartsen, die zullen gewoon doorgaan. Mensen die beschikking hebben over vervoer en een spoedconsult nodig hebben in de nacht zullen naar Enschede of Almelo moeten rijden in plaats van naar Hengelo. Dat zal voor een deel van de patiënten meer reistijd betekenen, maar niet voor allemaal. Bedacht moet worden dat er geen spoedeisende hulp (SEH) in Hengelo is, waardoor er nu ook een deel van de patiënten die in de nacht naar de HAP Hengelo komt later alsnog naar Enschede of Almelo dient af te reizen. Voor deze patiënten zal de reistijd dus afnemen. In het geval dat er besloten wordt om over te gaan tot een besluitvormingsproces, zullen de stappen in de AMvB en regeling Acute Zorg gevolgd dienen te worden. In het continuïteitsplan dient dan bijvoorbeeld aandacht te zijn voor de gevolgen voor de patiënten in de regio en hoe de continuïteit wordt geborgd.
Kunt u aangeven op welke andere plaatsen ook voornemens zijn om huisartsenposten of -praktijken te sluiten vanwege tekorten aan huisartsen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik kan niet aangeven in welke regio’s er voornemens zijn om huisartsenposten of huisartspraktijken te sluiten. Ik zie wel dat de druk op de huisartsenzorg overdag en in de ANW-uren hoog is. Ook de huisartsenzorg heeft te maken met de krapte op de arbeidsmarkt. De noodzaak is dus hoog om de huisartsenspoedzorg goed te organiseren. Eén van de doelen van het eerdergenoemde Actieplan werkdruk in de ANW van de huisartsenkoepels is dan ook om bepaalde huisartsenposten in de nacht te gaan sluiten om het aantal huisartsen die dienst doet in de nacht te beperken. Daarmee komt er meer capaciteit beschikbaar om elders in te zetten. Dit wordt in verschillende regio’s momenteel onderzocht.
Bent u het eens met de constatering dat deze door huisartsentekorten ingegeven sluiting van dergelijke huisartsenposten ervoor zorgt dat de spoedzorg voor de mensen in die regio’s minder goed bereikbaar wordt?
Ik heb, zoals aangeven in de Beleidsagenda toekomstbestendige acute zorg, niet het voornemen om de 30-minutennorm voor de bereikbaarheid van huisartsenposten aan te passen. Deze norm voor bereikbaarheid voor huisartsenposten is onderdeel van de Uitvoeringsregeling Wkkgz. De bereikbaarheidsnorm is dat 90% van de inwoners van het verzorgingsgebied binnen 30 minuten met eigen auto een spoedpost moet kunnen bereiken.
Kunt u specifiek ingaan op welke wijze u, via het Integraal Zorgakkoord en de Beleidsagenda toekomstbestendige acute zorg, de huisartsenposten gaat ondersteunen en gaat voorkomen dat er nog meer posten gedwongen moeten sluiten vanwege personeelstekorten?
Ik vind het van belang dat de toegang tot de acute zorg goed geborgd is. De werkdruk die de huisartsen en triagisten in de ANW-uren ervaren is echter groot, en het verder ophopen van de druk is een ongewenste en niet uitvoerbare route. Dit vraagt om nieuwe manieren van borgen van de toegang tot de acute zorg. Het zo efficiënt mogelijk aanbieden van de acute huisartsenzorg is dus een noodzaak. Zoals gezegd hebben partijen stevige afspraken gemaakt in het IZA om de druk op de huisartsenspoedzorg in de ANW-uren te verlagen. Dit zijn afspraken over een sluitende dekking voor alle benodigde diensten, een eerlijke verdeling van de diensten over de binnen de regio werkzame huisartsen en gelijke toepassing van de tarieven voor alle dienstdoende huisartsen.
Daarnaast bevat de Beleidsagenda toekomstbestendige acute zorg acties op drie kernpunten (kwaliteit en toegankelijkheid van de acute zorg, zorgcoördinatie en samenwerking in de regio) die ervoor moeten gaan zorgen dat iedereen die dat nodig heeft tijdig goede acute zorg kan ontvangen op de juiste plek: van de huisarts, HAP, ggz, wijkverpleging, ambulance, SEH, verloskundige, apotheek of één van de andere partijen in de brede keten van acute zorg. Ook is in het IZA en de Beleidsagenda toekomstbestendige acute zorg afgesproken om goede informatievoorziening voor burgers en patiënten op te starten zodat zij geïnformeerd worden wanneer ze zich in welke situatie tot wie en hoe kunnen wenden, met als doel dat de zorgvraag zo snel mogelijk beantwoord wordt en de schaarse expertise van triagisten zo goed mogelijk ingezet kan worden.
Hoe bent u van plan om uw systeemverantwoordelijkheid voor de huisartsenzorg in te vullen? Bent u het ermee eens dat u daarmee ook een verantwoordelijkheid draagt voor het oplossen van de huisartsentekorten en het overeind houden van huisartsenposten?
Meerdere partijen zijn verantwoordelijk voor het oplossen van regionale huisartsentekorten en voor het verminderen van de druk op de huisartsenzorg waaronder VWS, de zorgverzekeraars, de NZa en de huisartsen zelf. Om te zorgen dat de huisartsenzorg in de toekomst toegankelijk blijft, zet ik in op verschillende sporen om de regionale huisartsentekorten op te lossen. Zo zet ik in op het opleiden van extra huisartsen, een eerlijker verdeling van de ANW-diensten, goede informatievoorziening aan patiënten, en op een betere samenwerking tussen het sociaal domein, de huisartsenzorg en de ggz om de druk op de huisartsenzorg te verlichten.
Uiteindelijk is het belangrijkste dat partijen landelijk, regionaal en lokaal in gezamenlijkheid werken aan het toegankelijk houden van de huisartsenzorg. Daarom hecht ik ook sterk aan de afspraken die we hierover in het IZA hebben gemaakt. Ik ben ook blij te zien hoe hard partijen al aan de slag zijn gegaan met de uitvoering hiervan.
Het toenemende aantal COVID-patiënten in ziekenhuizen |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met het nieuws over het stijgend aantal COVID-patiënten in ziekenhuizen?1
Ja, ik ben bekend met het nieuws van eind september over het stijgend aantal COVID-patiënten in ziekenhuizen. Toen nam het aantal coronabesmettingen snel toe en daarmee het aantal ziekenhuisopnames.
In de afgelopen weken zien we in de rioolwatersurveillance, het aantal positieve testen en het aandeel mensen dat COVID-19 klachten rapporteert via Infectieradar, een daling van de verspreiding van het virus. Op dit moment zijn de cijfers met betrekking tot de verspreiding van het virus ongeveer op hetzelfde niveau als eind september, toen de najaarsgolf net begon2, 3. Desondanks blijft de circulatie hoog.
Het LCPS4 rapporteert op 8 november jl. dat in de afgelopen week (week 44) gemiddeld 938 COVID-patiënten per dag op de verpleegafdelingen van de ziekenhuizen werden behandeld. De week ervoor waren dat er 1.078. Op de IC werden in week 44 gemiddeld 43 COVID-patiënten behandeld, 13 minder dan de week ervoor. Dat is de eerste daling sinds september.
Er liggen nu minder patiënten op de verpleegafdelingen ten opzichte van vorig jaar november, toen er ook sprake was van een herfstgolf. De piek werd toen eind november bereikt. Ook zitten we nog ruim onder de piek van het aantal bezette bedden op de verpleegafdelingen tijdens de periode februari-april 2022. Toen was het piekmoment namelijk 1.933 bezette bedden (29 maart 2022) en was de omikronvariant net als nu ook dominant. Het aantal patiënten op de IC blijft relatief stabiel en is ook aanzienlijk lager dan in deze voorgaande periodes5.
De stijging in ziekenhuisopnames heeft niet voor knelpunten gezorgd. De druk op de zorg is momenteel beheersbaar. Uit de weekrapportage van het LCPS blijkt dat de doorgang van de planbare zorg in de ziekenhuizen (U4/U5-zorg) stabiel is. Het verzuim onder personeel in de hele zorgketen is nog steeds hoog en laat de voorbije weken een lichte stijging zien (data NZa, week 43). Deze cijfers komen overeen met data van vorig jaar in deze periode6, maar de uitgangspositie is gunstiger: we hebben op dit moment te maken met een minder ziekmakende variant en er is meer opgebouwde immuniteit onder een deel van de bevolking als gevolg van vaccinatie en/of eerder doorgemaakte infecties. Deze combinatie van factoren heeft een rol gespeeld in het verloop van de recente najaarsgolf, en zorgt ook voor een andere verdeling van druk in de zorgketen.
De toename van COVID-patiënten concentreert zich op dit moment voornamelijk in de klinieken van ziekenhuizen en vooralsnog minder op de IC. Dit is in beginsel gunstig, omdat opschaalbaarheid in de kliniek beter te realiseren is. Op dit moment is er geen reden tot zorg.
Er is op dit moment dan ook geen aanleiding voor het nemen van aanvullende maatregelen. Het is niet nodig voor sectoren om collectief de volgende stap op de maatregelenladder te zetten (naar de preventieve fase). Uiteraard staat het bedrijven en instellingen vrij om preventieve maatregelen, zoals opgenomen in de sectorplannen, toe te passen wanneer dit in hun setting passend is, om zo bijvoorbeeld uitval van personeel te voorkomen en/of kwetsbaren te beschermen. Zo zien we dat sommige bedrijven en instellingen al extra voorzichtigheid betrachten door bijvoorbeeld te verzoeken een mondneusmasker te dragen (in zorginstellingen) en desinfectiegel beschikbaar te stellen aan personeel en bezoekers (in winkels en andere gelegenheden) – ook al geldt daartoe geen verplichting en heeft het kabinet daar niet expliciet toe opgeroepen. Ik juich dergelijke initiatieven toe. Het kabinet houdt de verdere ontwikkeling van het virus scherp in de gaten.
Deelt u de zorgen over deze stijging? Zo ja, welke stappen overweegt u om de toename van het aantal besmettingen te remmen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Heroverweegt het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) haar advies dat maatregelen niet nodig zijn vanwege de oplopende besmettingen? Zo nee, waarom niet?
Het COVID-19-Responsteam heeft de stand van de coronathermometer op 11 oktober jl7. aangepast naar stand 2, en deze stand blijft gehandhaafd in hun meest recente advies omdat er nog weinig informatie is over de opkomende subvarianten zoals BQ.1.8 Stand 2 betekent beperkte druk op zorgketen en samenleving, maar er zijn wel toegenomen risico’s te verwachten voor kwetsbare groepen. Het COVID-19-Responsteam blijft daarom adviseren aan onvoldoende beschermde kwetsbare personen om aanvullende maatregelen9 te nemen zoals afstand houden en eventueel een mondneusmasker te dragen, indien afstand houden niet mogelijk is. Voor personen rondom kwetsbaren adviseert het COVID-19-Responsteam onder meer om een zelftest te doen bij klachten en voorafgaand aan een incidenteel bezoek aan kwetsbaren. Daarnaast blijft het belangrijk voor iedereen om zich aan de basisadviezen te houden.
Hoe verhoudt de huidige stand van de coronathermometer, namelijk laag, zich tot de oplopende besmettingen?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre bent u voorbereid op een nieuwe golf als het gaat om test- en monitorcapaciteit, zorgcapaciteit en prikcapaciteit?
De zorgsector heeft grote inspanningen getroffen in voorbereiding op een nieuwe golf. Er vindt in de regio veel onderlinge afstemming en versterking van samenwerking plaats. In de huidige tijd van personeelskrapte, zal bij een nieuwe golf met eenzelfde personeelscapaciteit meer zorg geleverd moeten worden. Dat betekent dat de meeste winst te behalen is door de beschikbare capaciteit zo efficiënt mogelijk in te zetten. Het expertteam COVID-zorg heeft hierover kort voor de zomer een advies uitgebracht.10 Op mijn verzoek heeft iedere ROAZ-regio naar aanleiding van dit advies een implementatieplan opgesteld en zijn regio’s direct gestart met de uitvoering hiervan. Het algemene beeld van de voortgang van de implementatie is positief.
Succesvolle innovaties als zuurstof thuis en thuismonitoring, waarmee de instroom in ziekenhuizen en/of VVT-instellingen kan worden beperkt en de door- en uitstroom verder wordt verbeterd, zullen ertoe bijdragen dat de beschikbare capaciteit efficiënter wordt ingezet. Ook is er de afgelopen tijd gewerkt aan de herijking van het Opschalingsplan van het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ).
De GGD’en hebben op dit moment de capaciteit om ongeveer 700.000 vaccinatieprikken per week te zetten. Daarnaast worden er ook prikken gezet door andere uitvoerders. De GGD’en optimaliseren hun beschikbare capaciteit op regionaal niveau en kunnen (lokaal) opschalen als daar behoefte aan is. Op dit moment is de beschikbare capaciteit ruim voldoende. Ik heb uw Kamer op 13 oktober jl. geïnformeerd over de voortgang en de planning van de najaarsvaccinatieronde11. Vanaf 26 oktober jl. kan iedereen van 12 jaar en ouder die de basisserie heeft afgerond een afspraak maken voor een herhaalprik: dit is mogelijk vanaf 3 maanden na de laatste vaccinatie of 3 maanden na een doorgemaakte COVID-19-infectie.
Zelftesten is de primaire testmethode voor het grootste deel van de bevolking. Grootschalig testen met PCR bij de GGD is niet langer noodzakelijk. Wel houden we PCR-testcapaciteit bij de GGD beschikbaar voor specifieke doelgroepen12.
Op het moment dat een nieuwe virusvariant onvoldoende wordt aangetoond met antigeen(zelf)testen, en de druk op de zorg onverhoopt toch weer toeneemt, zal weer opgeschaald kunnen worden met grootschalig PCR-testen (voor elke burger). Om goed voorbereid te zijn, zijn afspraken gemaakt voor een stapsgewijze (grootschalige) opschaling met zowel de GGD’en als met laboratoria.
Het is hierbij goed om te realiseren dat onder andere beschikbaarheid van personeel, het niet gelijktijdig grootschalig opschalen van testen en vaccineren, en beschikbaarheid van materialen belangrijke aandachtspunten zijn en de feitelijke capaciteit en/of opschalingssnelheid kunnen drukken.
Bij welk aantal COVID-patiënten in het ziekenhuis (naar schatting) komt de reguliere zorg in het gedrang?
De mate waarin de reguliere zorg (non-COVID zorg) doorgang kan vinden, is afhankelijk van meerdere factoren. Naast het aantal COVID-patiënten dat is opgenomen zijn ook de toe- of afname van de reguliere zorgvraag (bijvoorbeeld door een griepgolf), en de hoeveelheid uitgestelde zorg, de beschikbaarheid van voldoende geschoold personeel, en daarmee samenhangend de hoogte van het ziekteverzuim, van belang voor de doorgang van reguliere zorg. Een schatting op basis van alleen het aantal opgenomen COVID-patiënten is daarom niet te maken.
Kunt u toelichten welk effect de griepgolf kan hebben op de zorgcapaciteit?
Voor patiënten die met influenza worden opgenomen in het ziekenhuis geldt dat zij – net als COVID-patiënten – een beroep doen op nagenoeg dezelfde beschikbare (personele) capaciteit op de kliniek en in sommige gevallen de IC. Net als een coronagolf heeft een griepgolf effect op de beschikbaarheid van personeel. Het ziekteverzuim kan daardoor hoger zijn. Hoe meer patiënten met influenza worden opgenomen, hoe sterker de totaal beschikbare capaciteit onder druk zal komen te staan. Bij noodzakelijke opschaling van capaciteit vanwege een oplopend aantal COVID- en/of influenza-patiënten, zal de eventuele afschaling van (kritiek) planbare zorg plaatsvinden op basis van de urgentieklassering opgesteld door de Federatie Medische Specialisten (FMS).13
Wat kunt u zeggen over de opkomst voor de herhaalprik?
Van 19 september tot en met zondag 6 november zijn er circa 3,4 miljoen herhaalprikken tegen COVID-19 gezet. Tot en met zondag 6 november had 52,1% van de 60-plussers in het najaar een herhaalprik gehaald. Het aantal gezette herhaalprikken wordt wekelijks op donderdag bijgewerkt op het Coronadashboard van de rijksoverheid.14 Het is belangrijk dat de mensen die op advies van het OMT-Vaccinaties (OMT-V) per brief persoonlijk zijn uitgenodigd voor de herhaalprik, hiervoor zo snel mogelijk een afspraak maken als zij dit nog niet gedaan hebben. Het betreft hierbij iedereen van 60 jaar en ouder, mensen jonger dan 60 jaar die ook in aanmerking komen voor de griepprik en zorgmedewerkers.
Het bericht ‘Duizenden doden na valincidenten’ |
|
Liane den Haan (Fractie Den Haan) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Duizenden doden na valincidenten»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat het aantal valincidenten met een dodelijke afloop in de laatste tien jaar is verdubbeld?
Het is heel zorgelijk dat het aantal valincidenten met een dodelijke afloop in de laatste tien jaar is verdubbeld. Het CBS artikel, waar de Telegraaf naar verwijst, geeft aan dat de stijging van het aantal fatale vallen samen gaat met een stijging van het aantal ouderen in de bevolking. En ook dat een toename te zien is per duizend inwoners in een leeftijdsgroep. VeiligheidNL geeft aan dat met name de toename van het aantal oudere ouderen (en daarmee vaak meer kwetsbaar, de zogenoemde dubbele vergrijzing) de stijging verklaart.
Wanneer wordt het aangekondigde Programmaplan Valpreventie naar de Kamer gestuurd?
Het kabinet zet stevig in op valpreventie en heeft een landelijke aanpak valpreventie ontwikkeld. De landelijke aanpak richt zich voornamelijk op de implementatie van effectieve valpreventie voor ouderen met een verhoogd valrisico die thuis wonen. De Kamer wordt hierover voor de kerst geïnformeerd.
Hoe gaat u borgen dat de middelen die in 2023 beschikbaar komen voor gemeenten om valpreventie te organiseren, daadwerkelijk worden ingezet voor effectieve interventies?
Momenteel ben ik met de VNG en ZN in gesprek over afspraken in het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA), waaronder ook resultaat afspraken over Valpreventie. Hieraan gekoppeld wordt een specifieke uitkering (SPUK) opgesteld voor meerdere thema’s, waaronder valpreventie. Gemeenten kunnen via deze SPUK vanaf 2023 financiering aanvragen, specifiek voor valpreventie. In zowel de SPUK als het GALA wordt toegelicht uit welke elementen een effectieve aanpak bestaat. VeiligheidNL biedt hier landelijke ondersteuning aan.
Zijn gemeenten al voorbereidingen aan het treffen om de middelen die zij vanaf 2023 krijgen in te zetten voor effectieve interventies? Zo nee, waarom niet en hoe gaat u ervoor zorgen dat gemeenten die voorbereidingen wel treffen? Hoe gaat u de gemeenten op hun rol wijzen en daarin faciliteren?
Ik heb vóór de zomer een brief gestuurd aan gemeenten, waarin in algemene termen is aangekondigd dat valpreventie onderdeel wordt van de SPUK. Er staan diverse informatiebijeenkomsten gepland, zowel algemeen over het GALA en de SPUK, als specifiek over valpreventie. Diverse gemeenten zijn overigens, op eigen initiatief, al actief met de aanpak aan de slag. De financiële verplichtingen zoals opgenomen in het Regeerakkoord mogen wij pas aangaan nadat de begroting door de Tweede Kamer en de Eerste Kamer zijn goedgekeurd, naar verwachting wordt de SPUK begin 2023 opengesteld. De voorbereidingen zijn echter al in gang gezet en VeiligheidNL biedt ondersteuning aan. Vitaal ouder worden als doel en valpreventie zijn ook opgenomen in de Landelijke Nota Gezondheidsbeleid van 2020 die samen met gemeenten is opgesteld.
Het bericht 'Buiten het ziekenhuis dreigt een nijpend tekort aan artsen' |
|
Jacqueline van den Hil (VVD) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Buiten het ziekenhuis dreigt een nijpend tekort aan artsen»?1
Ja.
Wat zijn volgens u de voornaamste oorzaken dat sommige opleidingen hun opleidingsplaatsen niet gevuld krijgen? Hangt dit bijvoorbeeld samen met het imago van bepaalde beroepen?
In het brede pallet van medische vervolgopleidingen is er concurrentie, bij de medisch-specialistische opleidingen binnen het ziekenhuis worden de
opleidingsplaatsen vrijwel allemaal ingevuld. Bij een aantal andere opleidingen buiten het ziekenhuis lukt dat niet altijd volledig, zoals bij de huisarts, de specialist oudergeneeskunde, de arts voor verstandelijk gehandicapten en de arts M&G. Dit duidt niet op overschotten aan opleidingsplaatsen, maar op gebrek aan basisartsen die de opleiding willen volgen. Basisartsen hebben de opleiding geneeskunde afgerond, maar zijn (nog) geen specialist. Een deel van de basisartsen gaat wel in opleiding tot specialist en een ander deel niet.
In welke regio’s zijn er voornamelijk discrepanties in opleidingsplaatsen en aanmeldingen van studenten waardoor tekorten of overschotten aan opleidingsplaatsen ontstaan?
Opleidingsplaatsen worden beschikbaar gesteld mede op basis van het advies van het Capaciteitsorgaan. Dit advies geeft aan hoeveel opleidingsplaatsen er voor heel Nederland nodig zijn, zodat ook in de toekomst de zorgvraag kan worden opgevangen. Het geeft dus geen beeld van de situatie op regionaal niveau.
Het Capaciteitsorgaan kent nationale ramingen en daarbinnen is op dit moment geen regionaal inzicht in vraag en aanbod. Wel zien we dat het in een aantal regio’s lastiger is om aan de vervangingsvraag door vergrijzing te voldoen. Het Capaciteitsorgaan kijkt wel steeds meer naar de regionale situatie bij een aantal beroepen waar dit meest van toepassing is. Deze beweging zetten we voort.
Stichting SBOH verzorgt de uiteindelijke verdeling over regio’s. Bij de toewijzing van opleidingsplekken wordt rekening gehouden met de voorkeurslocatie van de kandidaten. Uit recent onderzoek van Nivel blijkt dat in vrijwel alle regio’s het aantal huisartsen per 10.000 inwoners gelijk is gebleven of toegenomen, maar er tussen regio’s nog grote verschillen zijn. Vooral Amsterdam, Leiden, Utrecht, Apeldoorn, Nijmegen en Zuid-Limburg kennen een hoge huisartsendichtheid. De laagste dichtheid is te vinden in de arbeidsmarktregio West-Brabant.
Voert u op dit moment gesprekken met betrokken instellingen zoals ziekenhuizen om te kijken hoe bepaalde opleidingen die kampen met een overschot aan opgeleide specialisten, een passender budget kunnen krijgen? Zo nee, waarom niet?
Het is bekend dat het bij sommige specialismen voor jonge artsen momenteel lastig is om aan een vaste baan te komen. De primaire verantwoordelijkheid om hiervoor oplossingen te vinden ligt bij de sector zelf. De betrokken veldpartijen hebben die handschoen opgepakt en diverse initiatieven ontplooid om met deze situatie om te gaan.
VWS baseert zich bij het beschikbaar stellen van nieuwe opleidingsplaatsen op de adviezen van het Capaciteitsorgaan. In die adviezen, die recentelijk zijn geactualiseerd, houdt het Capaciteitsorgaan rekening met tal van aspecten die de uiteindelijke zorgvraag bepalen, waaronder de omvang van de beroepsgroep. Op basis van de nieuwe adviezen wordt bezien wat voor het komende jaar een passende instroom in de (medische) vervolgopleidingen is, rekening houdend met de financiële kaders. De Kamer zal hierover komend voorjaar nader worden geïnformeerd.
Hoe ondersteunt u de initiatieven die er op dit moment zijn tot omscholing van artsen uit «overschot» sectoren naar specialismen waar tekort aan is?
Het Ministerie van VWS heeft met instemming kennisgenomen van het feit dat de SBOH recentelijk (december 2022) samen met ActiZ een stimuleringsregeling omscholing medisch specialisten heeft vastgesteld. Deze regeling bevordert dat werkloze medisch specialisten zich kunnen omscholen tot specialist ouderengeneeskunde.
Hoe kan vrijgekomen budget als gevolg van het niet vullen van opleidingsplaatsen flexibeler worden ingezet om elders extra opleidingsplaatsen te realiseren?
Het algemene uitgangspunt is dat het budget de opleidingsplekken van de vanuit de begroting gefinancierde opleidingen volgt en dat het verschuiven van opleidingsplekken vooraf en budgetneutraal gebeurt. Voorafgaand aan een kalenderjaar wordt vastgesteld wat het totaal aantal plekken is dat wordt bekostigd. Dit wordt vastgesteld op basis van ramingen van het Capaciteitsorgaan, evenals op een inschatting van de beschikbare opleidingscapaciteit en geschikte kandidaten. Als er gaandeweg het jaar blijkt dat er minder wordt ingevuld, bezie ik of dit incidenteel of structureel het geval is. In het geval van het laatste, is er dan aanleiding om met het oog op het volgende jaar het aantal te bekostigen plekken aan te passen, waarbij de ruimte die hierdoor ontstaat mogelijk ingezet kan worden voor andere opleidingsplaatsen.
Welke stappen bent u voornemens te zetten om bepaalde beroepen aantrekkelijker te maken om zo voldoende studenten te trekken, zoals bijvoorbeeld de specialisten ouderengeneeskunde die in het artikel worden genoemd?
Er ligt een taak bij de werkgevers, beroepsgroepen, opleidingsinstituten en opleiders om te werken aan de populariteit van het werken als arts buiten het ziekenhuis. Dit is essentieel om de instroom in de opleidingen waar nodig te bevorderen, daarvoor is het ook noodzakelijk om goed inzicht te hebben in de beroepswensen van studenten geneeskunde en basis artsen. Om de instroom te verhogen moet er – zoals de KNMG recentelijk ook naar buiten bracht2 – in de opleiding geneeskunde meer aandacht komen voor vakgebieden buiten het ziekenhuis, zoals meer co-schappen voor onder andere huisartsen, artsen in de publieke gezondsheidszorg (zoals jeugdartsen) en specialist ouderengeneeskunde. Want onbekend maakt onbemind.
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport zet zich vanuit het programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg en welzijn (TAZ) in op het maken van korte en lange termijn afspraken tussen beroeps-/brancheorganisaties – zoals de Landelijke huisartsenvereniging (LHV) en Vereniging van specialisten ouderengeneeskunde (Verenso) – en het onderwijs om samen te zorgen voor een meer passende instroom in opleidingen met achterblijvende instroom. Ook helpt duidelijkheid over de zorgtransformatie – zoals in het Integraal Zorgakkoord (IZA), het programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO), het Preventieakkoord en het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) zit – partijen om met die bril naar de inhoud van de opleidingen te kijken.
Deelt u de mening dat we bij het opleiden van zorgpersoneel breder moeten kijken dan alleen de cure, ook gelet op de toenemende dubbele vergrijzing waar de zorg mee te kampen heeft? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Het bericht ‘Duizenden doden na valincidenten, Financiering valpreventie ouderen blijft lastig.’ |
|
Harry Bevers (VVD) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Duizenden doden na valincidenten, Financiering valpreventie ouderen blijft lastig»?1
Ja.
Bent u het eens dat er grote gezondheidswinst te behalen is wanneer er wordt voorkomen dat ouderen ten val komen?
Ja, daarom zet dit kabinet stevig in op valpreventie en is het als maatregel opgenomen in het Coalitie akkoord. Uit onderzoek weten we dat met inzet op valpreventie het aantal valongelukken teruggebracht kan worden en daarmee persoonlijk leed en het beroep op ondersteuning en zorg.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van het amendement van de leden Tellegen en Van der Laan over het beschikbaar stellen van middelen voor valpreventieprogramma’s?2
Er worden diverse activiteiten gefinancierd uit de amendementsgelden die implementatie van de valpreventiemaatregel uit het Regeerakkoord ondersteunen. Dit zijn onder andere:
Hoe wordt ervoor gezorgd dat er meer werk wordt gemaakt van alternatieve financiering om dit soort preventie van de grond te krijgen, gelet op het feit dat in het artikel is beschreven dat voor financiering hulp is ingeroepen van Social Finance NL en andere investeerders?
Op steeds meer plekken in het land ontstaan initiatieven waarin inwoners, (zorg)organisaties en bedrijven domein overstijgend samenwerken aan een gezondere regio. Dit doen ze onder meer door de zorg op een innovatieve manier te organiseren en interventies in te zetten voor een gezonde leefstijl en leefomgeving. De Health Impact Bond waar Social Finance NL en andere investeerders onderdeel van zijn, is opgezet vóórdat de valpreventie maatregel in het Regeerakkoord is gekomen. Vanuit het Regeerakkoord worden per 2023 significante investeringen ingezet voor gemeenten. Bovendien zullen per 2024 onderdelen van deze ketenaanpak (deels) vergoed worden vanuit het basispakket van de Zvw.
Hoe wordt gewaarborgd dat de ketenaanpak valpreventie, zoals afgesproken in het Integraal Zorgakkoord, ook daadwerkelijk 1 januari 2024 gereed is? Hoe wordt hierop toegezien?
Ik ben voornemens om afspraken te maken met de VNG en ZN in het GALA. Hierin worden de afspraken uit het Integraal Zorgakkoord (IZA) – en ook de randvoorwaarden die ingevuld moeten zijn – concreter uitgewerkt met gemeenten en zorgverzekeraars. Op dit moment wordt er een specifieke uitkering (SPUK) opgesteld voor meerdere thema’s, waaronder valpreventie. Hierbij wordt naast interventies ook impuls gegeven aan de implementatie van ketenaanpakken. Bij het IZA – en straks ook bij het GALA – hoort vanzelfsprekend ook een governance structuur. Bewaking van de voortgang van de gemaakte afspraken maakt hier vanzelfsprekend onderdeel van uit. De governance voor beide akkoorden wordt momenteel verder uitgewerkt
Onderbreking datastroom RIVM mbt vaccinatiecampagnes |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Kunt u aangeven of de gedetailleerde overzichten van de diverse vaccinatiecampagnes met digitale data (onder andere csv-formaat) en grafieken (hierna te noemen «rapportage») waaraan het lid van de Groep Van Haga in de recente commissievergadering d.d. 28 september 2022 heeft gerefereerd en die tot in ieder geval 1 september 2022 te vinden waren op de website van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) verplaatst? Zo ja, waar is deze rapportage dan wel te vinden?
Deze rapportages zijn niet verplaatst. Zoals te lezen is op de website van het Rijkinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) was er sprake van een tijdelijke onderbreking in de datastroom tussen GGD-GHOR en het RIVM als gevolg van veranderingen in de gegevensuitwisseling van de herhaalprikken uit de huidige najaarsronde. Het was daarom enkele weken niet mogelijk om de gedetailleerde rapportage op te maken. Het RIVM publiceerde wel wekelijks vaccinatiecijfers over de herhaalprikken tijdens de najaarsronde. De aanpassingen in de datastroom zijn inmiddels verwerkt. De gedetailleerde rapportages worden zoals gebruikelijk weer wekelijks gepubliceerd op de website van het RIVM. Hetzelfde geldt voor de digitale data over de najaarsronde in de open dataportal van het RIVM.
Indien de rapportage niet verplaatst is dan is deze verwijderd; waarom is dat gebeurd?
Zie antwoord vraag 1.
Wilt u de rapportage terug laten plaatsen? Zo nee, waarom niet?
Het RIVM heeft mij laten weten dat de voortgang van de vaccinatiecampagne weer op dezelfde manier gepubliceerd wordt. Vanaf 25 oktober jl. is de rapportage weer te vinden op de website van het RIVM.
Bent u op de hoogte van het feit dat op de RIVM-pagina staat dat de tijdelijke onderbreking in de datastroom tussen GGD-GHOR en het RIVM te maken heeft met de voorbereiding op gegevensuitwisseling van de vaccinaties in het najaar, waardoor het nu niet mogelijk om de wekelijkse update deelname COVID-19 vaccinatie in Nederland te maken?
Ja.
Kunt u aangezien de gevolgen van deze onderbreking nu al bijna een maand duren, onder andere het uitblijven van gedetailleerde rapportage, navraag doen en in detail en met technische onderbouwing uitleggen waarom een eerder prima werkende datastroom tussen GGD-GHOR en het RIVM aan het begin van de recente vaccinatiecampagne niet meer zou functioneren en wanneer dit weer hersteld is? Zo nee, waarom niet?
De vaccinatiecampagne heeft zich sinds de eerste ronde steeds verder ontwikkeld en is steeds uitgebreider geworden: na de basisserie hebben we een boostronde gehad eind 2021/begin 2022, hebben de 60-plussers een herhaalprik ontvangen in het voorjaar en zijn we nu bezig met een herhaalprikronde in het najaar. Als gevolg hiervan heeft de GGD-GHOR aangegeven de registraties – de zogenoemde zorgprogramma’s – te willen optimaliseren om zo efficiënter te kunnen registreren en daarmee de foutgevoeligheid te verkleinen. Technisch betreft dit wijzigingen in de labeling van de vaccinaties en de manier waarop het label tot stand komt. Dit moest ook juridisch getoetst worden.
Het RIVM heeft het rapportageproces volledig aangepast aan de oorspronkelijke datastroom van de GGD-GHOR naar het RIVM. Als gevolg van de wijzigingen bij de GGD-GHOR, dient ook het RIVM haar scripts aan te passen. Gesprekken over de aanpassingen tussen de partijen, de impact van de wijzigingen en het aanpassen van de benodigde scripts en systemen bij beide partijen kost tijd. Zoals in mijn antwoord op vraag 3 aangegeven heeft het RIVM op 25 oktober jl. de gebruikelijk pdf met data weer opgeleverd.
Kunt u de Kamer verzekeren dat de rapportage van de meest recente vaccinatiecampagne na herstel van de onderbreking van de datastroom tussen GGDHOR en RIVM met terugwerkende kracht in dezelfde resolutie beschikbaar zal worden gesteld als tijdens de eerdere vaccinatiecampagnes? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het RIVM is vanaf 25 oktober jl. weer gestart met de wekelijkse pdf. In deze publicatie is ook data opgenomen uit periode van onderbreking.
Kunt u de Kamer alle correspondentie verstrekken waarin het RIVM of de GGD of uw Ministerie het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) hebben geïnformeerd over de onderbroken datastroom tussen GGD-GHOR en het RIVM? Zo nee, waarom niet?
Er is één mailwisseling geweest tussen het RIVM en ECDC. Deze mailwisseling is toegevoegd als bijlage.
Het bericht ‘Wetenschappers vragen kabinet om steun bij voorbereiding op volgende pandemie’ |
|
Judith Tielen (VVD) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Wetenschappers vragen kabinet om steun bij voorbereiding op volgende pandemie» van 26 september jongstleden?1
Ja.
Op welke manieren wordt informatie tussen wetenschappers van verschillende vakgebieden opgeslagen en gedeeld? Welke knelpunten zijn er met betrekking tot het delen van informatie tussen datasystemen, organisaties en wetenschappers?
Momenteel worden informatie en gezondheidsdata tussen wetenschappers, datasystemen en organisaties van verschillende vakgebieden op diverse en versnipperde manieren opgeslagen en gedeeld. Organisatorische, maatschappelijke, juridische en technische knelpunten belemmeren het delen van gezondheidsdata. Zoals het ontbreken van een nationale gezondheidsdata infrastructuur, geen unieke koppelsleutel om databronnen te kunnen koppelen, verschillende standaarden om informatie makkelijk te kunnen delen, maar ook onduidelijkheid en handelingsverlegenheid over wie zeggenschap heeft over de data en informatie. Ook is er gebrek aan duidelijkheid over wet- en regelgeving, zoals toestemming voor het delen van informatie. Er wordt gewerkt aan het structureel oplossen van de grootste knelpunten in het zgn. obstakel verwijder traject samen met de Ministeries van OCW en van EZK, Health-RI en het veld.
Daarnaast is elektronische gegevensuitwisseling een van de thema’s waar bij de derde tranche van de wijziging van de Wet publieke gezondheid (hierna Wpg) naar gekeken wordt. De komende periode wordt nader geanalyseerd en uitgewerkt welke mogelijke aanvullende instrumenten en wetgeving (waaronder in de Wpg) er nodig zijn voor het delen van informatie tussen datasystemen, organisaties en wetenschappers in de publieke gezondheid.
Deelt u de conclusie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) dat ervaringen uit de zorg een prominente plek moeten krijgen in beleidsadvies? Zo ja, hoe gaat u er dan voor zorgen dat dit gebeurt? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik onderschrijf dat ervaringen uit de zorg een prominente plek moeten krijgen in beleidsadvies. Zoals vermeld in de brief over de beleidsagenda pandemische paraatheid van april jl.2 zullen we bij de uitwerking van het beleidsprogramma de partijen uit het veld betrekken. Ik heb u recent geïnformeerd over de uitwerking van het beleidsprogramma, waar het rapport van de KNAW een belangrijke inspiratie voor vormt.3
Deelt u de opvatting van de KNAW dat Nederland te weinig steekproeven doet en dat de metingen uit rioolwater niet fijnmazig genoeg zijn? Zo nee, waarom niet? Hoeveel steekproeven worden er gemiddeld gedaan en wat is het geadviseerde aantal?
Deze opvatting deel ik niet. Sinds 2020 is het rioolwateronderzoek in een stroomversnelling geraakt door de COVID-19-pandemie en staat er een zeer fijnmazige infrastructuur voor de Nationale Rioolwatersurveillance (NRS). Sinds november 2021 analyseert het RIVM vier keer per week rioolmonsters op SARS-CoV-2, van alle ruim 300 rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s). In totaal levert dat gemiddeld 1.200 monsters per week op. Hiermee omvat de monitoring het rioolwater afkomstig van meer dan 99% van de bevolking. Met de bestaande infrastructuur is er voldoende zicht op de viruscirculatie op landelijk, regionaal en op gemeenteniveau. Met de meetfrequentie van vier keer per week kunnen bovendien (lokale) virusoplevingen vroegtijdig worden gesignaleerd.
Bent u op de hoogte van het feit dat de KNAW aangeeft dat er in een aantal Europese landen wel een landelijk beeld is waaruit informatie direct wordt gekoppeld aan statistieken, bijvoorbeeld over wijken of achtergronden van mensen? Bent u bekend met deze landen? Zo ja, bent u bereid te kijken naar voorbeelden uit dergelijke landen om te zien of en hoe deze toepasbaar zijn voor Nederland?
Ja ik ben hier bekend mee. In bepaalde onderzoeken vanuit het RIVM, zoals het onderzoek waarin gekeken wordt naar de effectiviteit van vaccinaties, gebeurt dit ook. Het is mijn wens om data op bredere schaal te koppelen bij het CBS zodat deze toegankelijk gemaakt kan worden voor onderzoek. Deze ambitie heb ik met de op 1 april 2022 verstuurde Kamerbrief over langetermijnstrategie COVID-194, al eerder met uw Kamer gedeeld. Ook heb ik u in de Kamerbrief, die verstuurd is op 18 november jl., laten weten wat de huidige status van de datakoppelingen is ten behoeve van het oversterfteonderzoek5. Voor een verdere update, de planning en mijn ambities hierin verwijs ik u graag naar deze brief.
Deelt u de mening dat het in een geval van een pandemie belangrijk is dat wetenschappers snel moeten beschikken over data uit verschillende studies zodat zij hierop hun advies kunnen baseren?
Ja, daar ben ik het mee eens. Daarom werkt het Ministerie van VWS samen met de Ministeries van EZK en van OCW, Health RI en het veld aan het structureel oplossen van de grootste knelpunten om gezondheidsdata met elkaar te kunnen delen. Zie ook mijn antwoord op vraag 2.
Ook investeer ik in kennis en innovatie en verbeterde gegevensuitwisseling op het terrein van pandemische paraatheid, zoals te zien in de beleidsagenda pandemische paraatheid en de VWS-begroting. Bovendien kan al gebruik gemaakt worden van bestaande infrastructuren zoals via het CBS en RIVM.
Indien uw antwoord op de vorige vraag positief is, waarom is er dan voor gekozen om de Wet Elektronische Gegevensuitwisseling in de Zorg (Wegiz) in eerste instantie niet van toepassing te laten zijn op onder andere het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)? Kunt u toezeggen zo spoedig mogelijk een uitvoeringstoets te laten doen? Kunt u er op kortere termijn voor zorgen dat de Wegiz van toepassing is op het RIVM? Vanaf wanneer is dat mogelijk?
De Wegiz ziet alleen toe op het uitwisselen van data voor primair gebruik tussen zorgaanbieders. De reden hiervoor is de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel. Ik wil het uitwisselen van data voor onderzoeksdoeleinden (secundair gebruik) daarom op andere manieren bevorderen, zoals beschreven in het antwoord op vraag 2. In aanvulling daarop heeft de Wegiz naar verwachting wel een positief effect op het secundair gebruik van zorgdata: de vastlegging van primaire zorggegevens wordt onder de Wegiz gestandaardiseerd, deze gegevens kunnen hierdoor makkelijker en sneller worden hergebruikt.
De nazorg voor burgerhulpverleners |
|
Maarten Hijink |
|
Kuipers |
|
Hoe kijkt u aan tegen de problemen die momenteel bestaan rondom de nazorg voor burgerhulpverleners?1
Nazorg voor zowel slachtoffers en burgerhulpverleners worden afhankelijk van de situatie door verschillende organisaties opgepakt. In de casus die mij is toegekomen bij deze vragen begrijp ik dat er behoefte kan zijn vanuit de burgerhulpverlener of het slachtoffer om kennis te hebben van de situatie van elkaar na het incident, waarbij contact met elkaar kan helpen om de gebeurtenis te verwerken.
Bent u het ermee eens dat het wenselijk zou zijn om burgerhulpverleners, die betrokken zijn bij het geven van eerste hulp, goede nazorg te geven?
Ja, als deze hulpverleners daar behoefte aan hebben.
Hoe is de nazorg voor burgerhulpverleners momenteel geregeld?
De casus die aanleiding was tot het stellen van de vragen, ging om een situatie waarbij er een reanimatie op straat heeft plaatsgevonden.
Alarmering van burgerhulpverlening bij reanimatie verloopt via het initiatief van HartslagNu. HartslagNu is het landelijk oproepsysteem voor reanimatie. Belt iemand 112 met het vermoeden van een hartstilstand, dan roept het systeem automatisch burgerhulpverleners op in de buurt van het slachtoffer. HartslagNu levert nazorg aan deze burgerhulpverleners door actief bij de ingezette hulpverleners uit te vragen of zij behoefte hebben aan nazorg. Naast HartslagNu bestaat ook HartslagSamen. Iedereen die betrokken is geweest bij een reanimatie kan via HartslagSamen met andere betrokkenen in contact komen. Mensen die een hartstilstand hebben overleefd, burgerhulpverleners, familie en vrienden van het slachtoffer, professionele hulpverleners en omstanders kunnen allemaal terecht bij HartslagSamen. HartslagSamen is net als HartslagNu landelijk dekkend en via de website Hartslagsamen.nl kunnen betrokkenen bij de reanimatie zich melden om met elkaar in contact te komen.
Vanuit regelgeving is het standaard uitwisselen van gegevens tussen slachtoffer en burgerhulpverlener niet aan de orde. Daarvoor is geen grondslag in de zin van de AVG. Als beide personen toestemming geven moet dit wel kunnen.
Welke mogelijkheden ziet u om deze nazorg te verbeteren?
Ik zal met HartslagNu in overleg gaan over hoe het proces en de bekendheid van HartslagSamen verbeterd kunnen worden. Zie verder ook het antwoord op vraag 7.
Bent u het ermee eens dat het wenselijk is dat burgerhulpverleners en de mensen aan wie zij eerste hulp hebben verleend, met elkaar in contact kunnen komen als beide partijen hier waarde aan hechten?
Ja, zie hiervoor het antwoord op vraag 3.
Herkent u het beeld dat het momenteel lastig is voor burgerhulpverleners en de mensen aan wie zij eerste hulp hebben verleend om met elkaar in contact te komen?
Zie het antwoord bij vraag 3.
Welke mogelijkheden ziet u om dit contact makkelijker tot stand te laten komen? Ziet u hiervoor bijvoorbeeld een rol weggelegd voor slachtofferhulp?
Slachtofferhulp biedt ondersteuning bij de emotionele verwerking van een ingrijpende gebeurtenis. In de basis bieden zij hulp en emotionele steun aan slachtoffers van een misdrijf, verkeersongeval of ramp. In principe vallen slachtoffers of burgerhulpverleners bij spoedeisende hulpverlening op straat niet binnen de doelgroepen van slachtofferhulp. Slachtofferhulp zal verwijzen naar reguliere hulpverlening, als een burgerhulpverlener of slachtoffer met hen contact opneemt. Indien het gaat om contact tussen slachtoffer en burgerhulpverlener zal Slachtofferhulp verwijzen naar HartslagSamen.
Ik zal met HartslagNu en HartslagSamen bespreken welke verbeteringen in het proces gemaakt kunnen worden, waarbij burgerhulpverlener en slachtoffer geïnformeerd worden over HartslagSamen. Daarnaast ga ik samen met HartslagNu bekijken hoe er meer bekendheid aan HartslagSamen gegeven kan worden.
Het bericht ‘Jo kan al maanden niet de deur uit omdat zijn geleidehond is afgepakt’ |
|
Lucille Werner (CDA) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Kent u het bericht «Jo kan al maanden de deur niet uit omdat zijn geleidehond is afgepakt»?1
Ja.
Kunt u aangeven wie de formele eigenaar van de blindengeleidehond is? Is dat de persoon met een handicap of de opleidingsschool?
Doorgaans is een hondenschool eigenaar van de blindengeleidehond. Gebruikers krijgen daartoe de geleidehond in bruikleen gedurende de periode dat de hond aan het werk is en tekenen daarvoor een bruikleenovereenkomst. Daarbij worden de blindengeleidehonden vergoed door de zorgverzekeraar vanuit de Zorgverzekeringswet.
Zijn er regels als een persoon met een handicap door ziekte of ziekenhuisopname tijdelijk niet meer voor zijn hulphond kan zorgen?
Zoals eerder aangegeven in mijn antwoorden op vragen van het lid-Westerveld2 bestaan er verschillende soorten assistentiehonden. Drie daarvan worden vergoed vanuit het basispakket van de Zorgverzekeringswet (Zvw): de blindengeleidehond voor verzekerden die blind of slechtziend zijn, de signaalhond voor verzekerden die doof zijn en de ADL-hond voor mensen met een ernstige stoornis in het bewegingssysteem (hand en arm). Daarnaast zijn er enkele soorten psychosociale hulphonden die gemeenten (gedeeltelijk) kunnen vergoeden als maatwerkvoorziening op grond van hun beleidsvrijheid binnen de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015).
Hondenscholen die assistentiehonden aanbieden op grond van een vergoeding uit de Zorgverzekeringswet hebben een contract met de zorgverzekeraar. Het ligt aan de individuele zorgverzekeraar en hondenschool wat in het contract is opgenomen over terugname van de hond, of wat er is geregeld qua continuïteit van zorg. Daarnaast kunnen er bepalingen worden opgenomen in de bruikleenovereenkomst tussen de hondenschool en de gebruiker waarin is beschreven in welke gevallen de hond kan worden teruggenomen.
Indien een gebruiker van een assistentiehond die vanuit de Wmo is vergoed om wat voor reden dan ook niet voor de assistentiehond kan zorgen, dient deze of diens vertegenwoordiger daar melding van te maken bij de gemeente. Het ligt aan een eventueel contract tussen gemeente en hondenschool en/of bruikleenovereenkomst tussen de gebruiker en hondenschool wat er vervolgens gaat gebeuren met de assistentiehond in kwestie. Door middel van bijvoorbeeld een keukentafelgesprek kan de gemeente bekijken welke aanvullende voorzieningen kunnen worden verstrekt vanuit de Wmo.
Hondenscholen die zijn aangesloten bij de Assistance Dogs International (ADI) of International Guide Dog Federation (IGDF) zijn verplicht nazorg te leveren. Doorgaans is er een voortraject waarbij de cliënt geholpen wordt om die interventies te doen die noodzakelijk zijn om het welzijn van de hond of het goed functioneren van de combinatie te borgen. Als blijkt dat na een afgesproken tijd de interventies niet helpen, dan wordt de hond – liefst in overleg met de gebruiker – teruggenomen.
Zijn er verschillende regelingen voor verschillende soorten hulphonden?
Zie antwoord vraag 3.
Als de opleidingsschool zich op het standpunt stelt dat de persoon met de beperking niet goed voor zijn hond zorgt of kan zorgen, wordt er dan begeleiding en advies aangeboden hoe dit te verbeteren is?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe werkt de klachtenafhandeling bij opleidingsscholen van hulphonden? Hebben opleidingsscholen voor hulphonden eigenstandige klachtenprocedures of een gezamenlijke geschillencommissie?
Hondenscholen die zijn aangesloten bij ADI en IGDF zijn verplicht een geschillenregeling te hebben. Ook de zorgverzekeraar kan in de overeenkomst met de hondenschool afspraken maken over een klachtenregeling. Bij klachten rondom blindengeleidehonden kunnen ook de Oogvereniging en de branchevereniging Blindengeleidehondenscholen Nederland ingeschakeld worden als onafhankelijke partij. Momenteel wordt er een branchevereniging Aanbieders Dier en Zorg opgericht voor dieren in de zorg, waar een onafhankelijke klachtencommissie onderdeel van zal uitmaken. Deze branchevereniging zal naar verwachting eind 2022 van start gaan.
In mijn antwoorden op de eerdergenoemde vragen van het lid-Westerveld van 2 september jl., heb ik aangegeven dat ik een verkenning gestart ben, onder andere met een gespreksronde langs opleiders van assistentiehonden en assistentiehondengebruikers, om te onderzoeken hoe de conformiteitsbeoordeling3 en het toezicht rondom een Europese norm4 voor assistentiehonden kan worden vormgegeven in Nederland. In de afwegingen bij het conformiteitsstelsel zal ik ook de mogelijkheid van een klachtenregeling betrekken. Het gaat dan niet alleen om een klachtenregeling over geschillen met scholen van geleidehondengebruikers, maar voor de hele sector van geaccrediteerde hondenscholen.
De uitzending van In het vizier van De Jager over ouderenmishandeling |
|
Maarten Hijink |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de uitzending van In het vizier van De Jager over ouderenmishandeling?1
Ik ken de uitzending. Het is duidelijk dat de betreffende cliënt niet op correcte wijze is bejegend, terwijl dat wel zou moeten. En dat is te betreuren.
Wat is uw reactie op het feit dat de klokkenluider die de misstanden binnen de instelling waar zij werkte naar buiten bracht om deze reden is ontslagen, terwijl deze misstanden niet werden beëindigd na interne meldingen?
Ik heb contact gehad met Vilente. Daar blijken enkele nuances. Het is aan de organisatie om een oordeel te geven over het ontslag van deze medewerker. Zij zijn tot dat besluit gekomen na een reeks van ontwikkelingen.
Heeft u zicht op het probleem van ouderenmishandeling binnen instellingen? Zo nee, bent u bereid om dit in kaart te brengen?
Er is eerder onderzoek gegaan naar ouderenmishandeling in zorginstellingen. In 2004 verscheen «Ouderenmishandeling in het verpleeghuis, Ervaringen, kennis en behoeften van verpleeghuisartsen» (Bardelmeijer, Maastricht). Dit onderzoek is weliswaar ouder, maar heeft een inzichtelijke indeling. In augustus 2019 verschenen de resultaten van een landelijke survey, Ouderenmishandeling in intramurale zorginstellingen (Beke en Movisie).
Bent u bereid om zorginstellingen een handreiking te geven over het melden van ouderenmishandeling, aangezien in de uitzending duidelijk wordt dat het niet altijd duidelijk is voor instellingen wat wettelijk gezien moet worden gemeld als het gaat om ouderenmishandeling?
Hiervoor is een handreiking Veilige zorgrelatie beschikbaar (vindplaats www.veiligezorgrelatie.nl). Deze gebruikt de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd als richtsnoer.
Er is ook een serious game over ouderenmishandeling, «Wie helpt», om breder kennis te verspreiden, zodat het gesignaleerd kan worden. Het is een interactieve game ontwikkeld door het Mentorschap West-Brabant, Rabobank Zuidwest-Brabant, tanteLouise, en vertegenwoordigers van het National Actieprogramma tegen kindermishandeling & Huiselijk geweld. Iedereen kan de game makkelijk en gratis op z’n telefoon/tablet installeren (app store en google play, developer Goal043 BV).
Aan de hand van filmpjes en vragen ga je door het spel en krijg je inzicht hoe je ouderenmishandeling kunt herkennen en wat je dan kunt doen. Op die manier wordt het bewustzijn rondom dit thema vergroot.
Wat is uw reactie op de berichtgeving in de uitzending dat het voor naasten vaak een zeer lastig traject is om door het doen van aangifte hun recht te halen?
Het doen van aangifte kan in sommige situaties noodzakelijk zijn, maar is niet altijd eenvoudig en leidt bovendien niet altijd tot een bevredigende uitkomst. Het verdient dan ook de voorkeur zo mogelijk eerst andere mogelijkheden uit te nutten, zoals in gesprek gaan met de zorgaanbieder. Dat vergroot de kans op onderling begrip.
Bent u het ermee eens dat het makkelijker moet worden voor zorgverleners om ouderenmishandeling binnen hun eigen instelling te melden? Zo ja, welke stappen gaat u zetten om dit te bereiken?
Ouderenmishandeling door medewerkers moet worden voorkomen en door mantelzorgers en/of familie tijdig worden gesignaleerd. Binnen zorginstellingen moet op een goede manier worden omgegaan met ouderenmishandeling. De organisatie moet daarvoor beleidsmatig aandacht hebben, ook wanneer sprake is van mishandeling door een medewerker.
De »Leidraad Veilige Zorgrelatie» is daarbij een richtsnoer. Daarnaast is een open en lerende cultuur in de organisatie cruciaal. Medewerkers zijn daarbij zelf ook belangrijk om dit onderling bespreekbaar te maken.
Bent u het ermee eens dat het gemakkelijker moet worden voor zorgverleners om misstanden binnen hun eigen zorginstelling te melden bij de Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd? Zo ja, welke stappen gaat u zetten om dit te bereiken?
Zorgverleners kunnen mogelijke misstanden altijd melden bij de Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd. Bij het meldpunt van de inspectie kunnen zorgaanbieders, zorgprofessionals en/of zorgverleners situaties melden die bijvoorbeeld een ernstige bedreiging vormen voor de veiligheid van cliënten of de zorg.
Op deze manier is het mogelijk voor zorgverleners om (anoniem) melding te maken over hun eigen werkgever of over een collega instelling of zorgverlener. Daarnaast is er de «Leidraad Veilige Zorgrelatie». De IGJ ziet erop toe dat deze leidraad geïmplementeerd én nageleefd wordt. De IGJ gebruikt deze leidraad om te laten zien dat ouderenmishandeling uiteraard sterk wordt afgekeurd en erop toe wordt gezien dat zorgaanbieders ervoor zorgen dat dit niet kan gebeuren bij hun cliënten.
Verborgen betalingen aan cardiologen |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat cardiologen zonder toestemming miljoenen euro’s van medische bedrijven ontvangen?1
Ja.
Heeft het gesprek met de Vereniging voor Cardiologie en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) dat u aankondigde naar aanleiding van het nieuws over verborgen betalingen aan cardiologen al plaatsgevonden? Zo ja, wat is er uit dit gesprek gekomen?2
Naar aanleiding van de berichtgeving heb ik inmiddels een eerste gesprek gevoerd met de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Het gesprek met de Vereniging voor Cardiologie heeft nog niet plaatsgevonden. Zoals eerder toegezegd zal ik uw Kamer in het eerste kwartaal van 2023 informeren over de uitkomsten van deze gesprekken.
Is de IGJ inmiddels een onderzoek gestart naar hoe het geld dat de cardiologen hebben ontvangen precies is besteed? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kunnen resultaten van dit onderzoek verwacht worden?
De IGJ is een onderzoek gestart. Dit onderzoek richt zich op de verplichte transparantie bij gunstbetoon en de borging daarvan in de ziekenhuizen. Een eerste stap hierbij is een uitvraag bij de betreffende zorginstellingen. Duidelijk moet worden hoe binnen de instellingen de wettelijke kaders al dan niet zijn nageleefd, hoe de transparantie in de betreffende instelling is georganiseerd en hoe hierop intern wordt gecontroleerd. Daarnaast moet uit het onderzoek komen welke stappen door de instellingen worden ondernomen, en of de ziekenhuisbesturen voldoende handvatten hebben om te voldoen aan de (wettelijke) kaders.
Daarnaast is de IGJ in gesprek gegaan met de veldpartijen, die tezamen de verantwoordelijkheid dragen voor de zelfregulering, vastgelegd in de Gedragscode Medische Hulpmiddelen (GMH). Hierbij wordt de huidige uitvoering van de bestaande zelfregulering besproken. Aan de hand van alle verkregen informatie bepaalt de IGJ welke vervolgstappen nodig zijn. Ik verwacht dat hier nog dit jaar meer bekend over is.
Kunt u inmiddels aangeven of het mogelijk is om deze verborgen betalingen terug te vorderen, of in ieder geval ervoor te zorgen dat deze betalingen ten goed komen aan de betreffende ziekenhuizen?
Als in het onderzoek van de IGJ overtredingen van de wettelijke kaders gunstbetoon worden geconstateerd, kan de IGJ daartegen optreden. Zo kan de IGJ overgaan tot het opleggen van bestuurlijke boetes.
Voor de duidelijkheid wil ik hier benadrukken dat dit mogelijke acties zijn, vanzelfsprekend moet eerst het onderzoek worden afgewacht. De IGJ heeft zelf geen bevoegdheid om betalingen binnen een privaatrechtelijke overeenkomst terug te vorderen of te doen terugvorderen.
Kunnen de betreffende cardiologen berispt worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen kunnen tegen hen genomen worden? Komt er een melding aan het Openbaar Ministerie? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Ja, dit is mogelijk. De IGJ kan betreffende zorgprofessionals en/of raden van bestuur en leveranciers van medische hulpmiddelen aanspreken op het niet voldoen aan de gestelde kaders. Indien op grond van de wettelijke kaders volgt dat er sprake is van een overtreding van de wet in het kader van gunstbetoon, kan de IGJ bestuursrechtelijke maatregelen nemen (de eerder benoemde bestuurlijke boete). Mocht in het onderzoek bij de IGJ het vermoeden van fraude ontstaan, dan kan de IGJ de FIOD hierop attenderen.
Deelt u de mening dat de kans op dit soort misstanden veel kleiner zou zijn en dat er meer mogelijkheden om in te grijpen zouden zijn, zoals op basis van het arbeidsrecht, als artsen in loondienst zouden zijn en betalingen van medische bedrijven slechts via ziekenhuizen zouden verlopen? Zo nee, waarom niet?
Zowel voor medisch specialisten die in loondienst werken als vrijgevestigde medisch specialisten geldt een meldplicht voor nevenactiviteiten en neveninkomsten bij het Transparantieregister. Echter, wanneer sprake is van kwade wil kan het zowel in loondienst als bij vrijgevestigden voorkomen dat nevenfuncties en neveninkomsten niet gemeld worden. Ik ben van mening dat voor beide gevallen, loondienst en vrijgevestigd, er duidelijke regels moeten zijn met adequate mogelijkheden tot ingrijpen als misstanden gesignaleerd worden. De arbeidsrelatie van een medisch specialist tot de zorginstelling zou hierin geen verschil mogen maken.
Het is mijn wens om beter te waarborgen dat betalingen aan zorgprofessionals en zorginstellingen inzichtelijk zijn. Dit neem ik zeer serieus. De komende tijd beraad ik mij daarom op de vraag wat hiertoe de meest effectieve maatregelen zijn. De vraag of, en zo ja in welke vorm, hiervoor nadere wet- en regelgeving nodig is, neem ik nadrukkelijk mee in deze afweging. Ik verwacht u in het eerste kwartaal van 2023 hierover nader te informeren.