Het bericht dat een neuroloog die in Nederland uit het BIG-register is geschrapt nu in Duitsland ongestoord zijn beroep kan uitoefenen |
|
Eeke van der Veen (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het onderzoek van de Twentsche Courant/Tubantia en RTV Oost waaruit blijkt dat de neuroloog J.S. uit Enschede, die ervan wordt verdacht tientallen patiënten ten onrechte als ongeneeslijk ziek te hebben bestempeld, in Duitsland gewoon is blijven doorwerken?
Ja.
Kunt u de juistheid van het bericht bevestigen?
Ik heb daarvan geen concreet bewijs.
Indien het bericht juist is vindt u het ook niet onaanvaardbaar dat een arts die in Nederland uit het BIG-register geschrapt is in het buitenland ongestoord zijn werk kan uitoefenen?
Het is aan de bevoegde autoriteiten van het ontvangende lidstaat om te bepalen of, en zo ja, welk effect er wordt toegekend aan een bevoegdheidsbeperking die in de lidstaat van herkomst is opgelegd. Er bestaat hiertoe binnen de EU geen verplichting.
Dat neemt niet weg dat ik vind dat het van het grootste belang is dat ter bescherming van de patiënt een Europese lijst van beroepsbeoefenaren aan wie een beroepsbeperkende maatregel is opgelegd tot stand komt.
Kunt u de stand van zaken aangeven van de door uw voorganger toegezegde acties om op Europees niveau te komen tot een zogenaamde zwarte lijst?
Onder mijn ambtsvoorganger is herhaalde malen dit onderwerp in Europees verband aan de orde gesteld. Op hoog ambtelijk niveau is dit ingebracht tijdens de Senior Level Working Group, en tijdens de informele raad onder Zweeds voorzitterschap in juni 2009. Per brief is dit begin 2010 door mijn ambtsvoorganger «geagendeerd» bij de Europese commissaris voor Health and Consumer protection.
Dat heeft tot op heden nog niet geleid tot een Europese lijst van beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg, aan wie een beroepsbeperkende maatregel is opgelegd.
Ik ben zeker van plan om tijdens het aanstaande bezoek in Brussel op 23 maart 2011 opnieuw aan de orde te stellen of er zo’n Europese lijst kan komen.
Heeft u in dit bijzondere geval al contact opgenomen met uw Duitse collega om haar te waarschuwen voor het functioneren van de betreffende neuroloog? Zo niet, vindt u dan niet dat dit op de kortst mogelijke termijn zou moeten gebeuren om schadelijke gevolgen voor patiënten zoals die zich in Nederland hebben voorgedaan als gevolg van het disfunctioneren van de betreffende neuroloog te voorkomen?
Wij waren niet op de hoogte van de recente werkzaamheden van J.S. in Duitsland en wij zijn niet door de Duitse collega benaderd hierover.
Natuurlijk is het de verantwoordelijkheid van de nieuwe werkgever om bij het BIG-register in het land van herkomst van de arts informatie op te vragen. Een «voormalig bevoegde» arts kan overal ter wereld gaan wonen zonder daarvan de Nederlandse autoriteiten op de hoogte te hoeven stellen. Hij kan zich ook overal ter wereld aanbieden als arts zonder dat wij dat kunnen nagaan.
Kunt u aangeven of er al strafrechtelijk onderzoek is ingesteld naar de gevolgen van het disfunctioneren van de betreffende neuroloog in het Medisch Spectrum Twente? Zo ja, wat is dan de stand van zaken? Zo nee, kunt u dan aangeven waarom geen strafrechtelijk onderzoek is ingesteld?
Op dit moment loopt er een strafrechtelijk onderzoek naar het handelen van de neuroloog. De informatie uit eerder onderzoek door de IGZ is daarbij aan het Openbaar Ministerie (OM) overgedragen. Aangezien het onderzoek door het OM nog loopt kunnen daar op dit moment geen mededelingen over worden gedaan.
De voorbereidingen tot het scheiden van wonen en zorg |
|
Renske Leijten |
|
Klopt het bericht dat het kabinet voornemens is om in 2012 de Normatieve Huisvestingscomponent (NHC) uit ZZP11 en ZZP2 te schrappen? Zo nee, is het voornemen onjuist weergegeven of alleen het beoogde tijdstip van inwerkingtreding?2
Het bericht in Zorgvisie is voorbarig. In juni 2011 stuur ik namens het kabinet een brief over de hervormingen in de langdurige zorg naar uw Kamer. Daarin zal ik ook ingaan op de plannen met betrekking tot het scheiden van wonen en zorg.
Voor de geplande invoering van de NHC’s per 2012 is een aanwijzing aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) noodzakelijk. Zeer binnenkort zult u hierover van mij een zogenoemde voorhangbrief ontvangen, waarin ik mijn plannen bekend maak.
Bij de invoering van de NHC en bij het doorvoeren van het scheiden van wonen en zorg zal ik rekening houden met redelijke invoeringstermijnen voor zowel bestaande cliënten als voor bestaande zorgaanbieders.
Betreft het uitsluitend de lagere ZZP’s van verpleging en verzorging of ook overige «lage» ZZP’s in de gehandicaptenzorg en de geestelijke gezondheidszorg?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel mensen met ZZP1 en ZZP2 zijn er en hoeveel van deze mensen wonen in een instelling? Om wat voor groepen bewoners gaat het?
Voor elk van de (sub)sectoren geldt dat ZZP1 en ZZP2 de relatief lichtste verblijfsgeïndiceerden van de desbetreffende sector omvatten. Er zijn echter wel duidelijke verschillen tussen de diverse (sub)sectoren. In de sector verpleging en verzorging gaat het bijvoorbeeld om oudere mensen met een relatief geringe zorgbehoefte (respectievelijk gemiddeld 4 en 6 uur per week) die nog in belangrijke mate zelf regie over hun eigen leven kunnen voeren. ZZP 1 en 2 in de sector zintuiglijk gehandicapten (auditief en communicatief) omvatten daarentegen respectievelijk 13 en 30 uur zorg per week.
In een instelling wonen ongeveer 40 000 mensen met een ZZP1 en 2 in de sector verpleging en verzorging, 7000 in de geestelijke gezondheidszorg en ongeveer 11 000 in de diverse (sub)sectoren van de gehandicaptenzorg.
Veel cliënten met een ZZP-indicatie wonen niet in een intramurale instelling, maar regelen hun zorg thuis met zorg in natura of via een pgb. In de sector verpleging en verzorging regelt bijvoorbeeld ruim 1/3 deel van de cliënten met ZZP VV1 en VV2 de zorg op dit moment al thuis.
Is het waar dat u mensen met ZZP1 en ZZP2 het Volledig Pakket Thuis wilt gaan bieden? Zo nee, welk alternatief wilt u dan bieden? Zo ja, op grond waarvan denkt u dat dit voldoende zal zijn? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u van mening dat het schrappen van de NHC per 2012 haalbaar is voor zorginstellingen? Zo ja, waar baseert u uw antwoord op? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Op welke wijze zullen mensen met een ZZP geïnformeerd worden? Is het de bedoeling dat zij huur gaan betalen aan de instelling en is de instelling daar klaar voor?
Zie antwoord vraag 1.
Welke gevolgen heeft het schrappen van de NHC voor de eigen bijdrage die mensen betalen voor de zorg? Wordt de eigen bijdrage evenredig verlaagd met de te betalen huur? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Is het niet vreemd dat er enerzijds nog geen NHC vastgesteld is, ondanks lange onderhandelingen met het veld, en dat deze al wel wordt geschrapt voor ZZP1 en ZZP2?
Zie antwoord vraag 1.
Welke veranderende omstandigheden zijn er met betrekking tot de kapitaallasten en het betalen van huur ten opzichte van juni 2009?3
In het regeerakkoord is opgenomen om in de AWBZ wonen en zorg financieel van elkaar te scheiden, met als doel om de keuzevrijheid van de cliënten te vergroten. Ik kom zoals gezegd in mijn eerdere antwoorden op de vragen 1, 2 en 4 t/m 8 daarop terug in mijn brief over de hervormingen in de langdurige zorg die ik in juni van dit jaar naar de Tweede Kamer zal sturen.
De omstreden neuroloog J.S. |
|
Sabine Uitslag (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving van RTV Oost en de Tubantia over de omstreden neuroloog J.S.? Klopt het dat de omstreden neuroloog zich via een uitzendbureau laat inhuren als medisch specialist in Duitsland?1
Ja.
Klopt het dat de omstreden neuroloog niet meer als arts in het BIG-register in Nederland ingeschreven staat en dus niet meer als arts in Nederland mag werken?
Dat klopt.
Hoe kan het dat artsen die niet bevoegd zijn om in Nederland te werken, wel in het buitenland aan het werk mogen? Bestaat hier Europese regelgeving voor? Zo nee, kunt u dit aankaarten bij uw EU-collega's?
Het is aan de bevoegde autoriteiten van de ontvangende lidstaat om te bepalen of, en zo ja, welk effect er wordt toegekend aan een bevoegdheidsbeperking die in de lidstaat van herkomst is opgelegd. Er bestaat hiertoe binnen de EU geen verplichting.
Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties verplicht de bevoegde autoriteiten van de ontvangende lidstaat en van de lidstaat van oorsprong wél om informatie uit te wisselen over met name tuchtrechtelijke maatregelen (of strafrechtelijke sancties) die van invloed kunnen zijn op de uitoefening van de betrokken werkzaamheden (artikel 56, lid 2). Het uitwisselen van informatie leidt echter niet automatisch tot een ontzetting uit het recht om het beroep in het ontvangende land uit te oefenen. Dat wordt aan het ontvangende land overgelaten.
Ten aanzien van het effect in Nederland van een in het buitenland opgelegde bevoegdheidsbeperking kan nog het volgende worden opgemerkt. In het wetsvoorstel 32 261 tot wijziging van de wet BIG is een regeling opgenomen dat strekt tot automatische overname hier te lande van in het buitenland opgelegde bevoegdheidsbeperkingen.
Ik ben zeker van plan om tijdens het aanstaande bezoek in Brussel op 23 maart 2011 wederom namens Nederland aan de orde te stellen of er een Europese lijst kan komen van beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg, aan wie een beroepsbeperkende maatregel is opgelegd.
Op welke wijze kunnen de mazen van het net gedicht worden, zodat niet nog meer slachtoffers vallen? Waarom heeft de bestaande «zwarte lijst» in dit geval niet gewerkt? Welke maatregelen gaat u nemen om deze onwenselijke praktijken te stoppen?
De lijst heeft in dit geval niet gewerkt omdat er aan de betreffende neuroloog geen bevoegdheidsbeperking is opgelegd, hij staat anderzijds niet meer in het BIG-register ingeschreven.
Ik kan zorgverleners niet verhinderen om de inschrijving in het BIG-register op eigen verzoek te laten doorhalen, en evenmin om in een ander lidstaat te gaan werken (mits voldaan is aan de wettelijke en beroepsvereisten van die lidstaat).
Overigens ligt het in de rede dat indien een instelling (ook een instelling in een ander EU lidstaat) een zorgverlener aantrekt, deze informeert bij het BIG-register of betrokkene ook als zodanig ingeschreven staat. Indien betrokkene niet bekend is bij de BIG registratie, zouden er ook bij de instelling alarm bellen moeten afgaan.
Kunt u aangeven welke rol de inspectie heeft gehad in dit geval, ook gezien het drama dat zich vorig jaar hieromtrent heeft afgespeeld? Waarom is J.S. niet tuchtrechtelijk veroordeeld? Waarom gaat er nergens een waarschuwingsbelletje rinkelen wanneer een specialist zichzelf uitschrijft uit het BIG-register na zulke schrijnende voorvallen?
Per 14 januari 2009 is de specialisatie van J.S. in de neurologie verlopen en vervolgens heeft J.S. rond 14 oktober 2009, na een oproep daartoe door bestuur en medische staf van het Medisch Spectrum Twente (MST), het BIG-register verzocht om zijn inschrijving als arts te verwijderen. Hiermee zou een tuchtzaak tegen J.S. naar het oordeel van IGZ niet meer dan een symbolische waarde hebben omdat eventueel door de tuchtrechter op te leggen maatregelen, zoals bijvoorbeeld doorhaling in het BIG-register, geen materiële betekenis meer zouden hebben. Toen J.S. met zijn schrijven d.d. 24 oktober 2010 ten overstaan van de inspectie verklaarde zich niet opnieuw als arts in het BIG-register te zullen inschrijven verdween daarmee voor de inspectie ook de noodzaak om via het tuchtrecht de mogelijkheid tot herinschrijving als arts in het BIG-register te proberen te verhinderen. J.S. staat dus ook niet meer in het BIG-register in Nederland en bij controle van de nieuwe (buitenlandse) instelling in het BIG-register wordt dit ook direct duidelijk. Deze controle vindt altijd plaats op initiatief van de nieuwe werkgever.
Het laagdrempelig inzetten van ambulances door de ambulancedienst Brabant-Midden-West-Noord |
|
Margreeth Smilde (CDA), Johannes Sibinga Mulder |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de tv-uitzending waarin melding wordt gemaakt van het feit dat de directie van de Regionale ambulancevoorziening (RAV) Brabant-Midden-West-Noord ambulancediensten bewust inzet op een productiegroei van 2,5% om een korting van het ministerie te ontwijken?1
Ja.
Wat vindt u van het feit dat de directeur van de RAV Brabant-Midden-West-Noord in een memo oproept ambulances laagdrempelig in te zetten om bezuinigingen te voorkomen?2
Ik vind dit onacceptabel. Ik verwacht van Regionale ambulancevoorzieningen (RAV-en) dat ze doelmatig, maatschappelijk verantwoord en zuinig met zorgmiddelen omgaan in deze tijd van financiële krapte.
Bevat het convenant dat is gesloten tussen het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Ambulancezorg Nederland financiële prikkels voor ambulancevoorzieningen om extra ritten te rijden?
In het convenant, dat mijn voorganger met AZN heeft afgesloten is overeengekomen dat een deel van het budget voor drie jaar wordt bevroren op het niveau van het budgetjaar 2010. Dit betekent dat de komende drie jaar het budget niet stijgt wanneer de productie (het aantal verreden ritten) groeit. Afgelopen jaren was er sprake van een gemiddelde jaarlijkse toename van het aantal verreden ritten van ongeveer 2,5%. Daarnaast is afgesproken dat indien een individuele ambulancedienst minder dan 2,5% groei realiseert, het verschil wordt gekort op het vastgestelde budget van 2010. Hier zit een mogelijke prikkel voor een ambulancedienst om in ieder geval de geprognosticeerde groei van 2,5% te realiseren bijvoorbeeld door laagdrempelig ambulanceritten uit te geven. Bij de totstandkoming van het convenant is het echter nooit de intentie geweest van partijen dat deze afspraken zouden leiden tot een laagdrempelige inzet van ambulances. Daar is ook met AZN over gesproken. Toen is ook gezegd dat van een professionele ambulancedienst mag worden verwacht dat die integer omgaat met de gemaakte afspraken.
Deelt u de mening dat ambulancediensten alleen ingezet dienen te worden in geval van levensgevaar, blijvende invaliditeit, andere gevallen waarbij snelle hulp nodig is en in gevallen waarbij de patiënt liggend vervoerd moet worden naar een zorginstelling (de zogenoemde urgentie A1, A2 en B gevallen)? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik deel uw mening. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Welke criteria dienen te gelden voor de inzet van ambulanceritten?
In «de nota Verantwoorde ambulancezorg», op grond van de Kwaliteitswet Zorginstellingen van Ambulancezorg Nederland is vastgelegd dat op de meldkamer ambulancezorg de juiste zorg op het juiste moment moet worden verleend. Dit wordt triage genoemd. Deze triage is landelijk eenduidig afgestemd en is erop gericht zo snel mogelijk vast te stellen of er een ambulance-inzet nodig is en wat voor type rit (A1, A2 of B-rit) moet worden uitgegeven. De centralisten zijn geschoold in deze methodiek.
Is de oproep van de directeur van de RAV Brabant-Midden-West-Noord om ambulances laagdrempelig in te zetten in overeenstemming met deze normen? Zo ja, waarom? Zo nee, welke maatregelen wilt en kunt u nemen om de zogeheten laagdrempelige ritten te voorkomen en de verspilling van premiegelden tegen te gaan?
Nee, deze oproep is niet in overeenstemming met verantwoorde ambulancezorg. De zorgverzekeraar is in eerste instantie degene die een onderzoek bij deze RAV moet instellen. Naar ik heb begrepen vinden deze gesprekken momenteel plaats.
Indien dit niet het gewenste resultaat oplevert zal ik in overleg treden met de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). De IGZ kan op grond van de Kwaliteitswet Zorginstellingen onderzoeken of de betreffende RAV werkt conform de richtlijnen van verantwoorde ambulancezorg.
«Om te voorkomen dat we bovenop de overeengekomen efficiencykorting een extra korting krijgen, zullen we per jaar tenminste een productiegroei van 2,5% moeten realiseren. Om die reden zullen de MKA’s op mijn verzoek overgaan tot het laagdrempelig inzetten van ambulances, bij zowel 112-meldingen als meldingen vanuit de huisartsenposten. Een extra korting kan namelijk leiden tot een structurele vermindering van paraatheid met als gevolg een vermindering van formatieplaatsen.»
Agressie bij weigering alcoholverkoop onder de 16 jaar |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de uitzending van «Uitgesproken»d.d. 28 februari 2011, waarin jonge kassamedewerkers vertellen dat ze jongeren onder de zestien jaar bedreigd worden als ze weigeren alcohol en tabak te verkopen?
Ja.
Herinnert u zich de Kamervragen van 26 november 2010 over hetzelfde onderwerp?1
Ja.
Deelt u de mening dat agressie en bedreiging onacceptabel is?
Die mening delen wij. Agressie en (dreigen met) geweld zijn vormen van gedrag die onacceptabel zijn in onze samenleving.
Is bekend hoe vaak caissières te maken hebben met bedreiging en/of agressie?
Uit de Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2009 blijkt dat in de sector «detailhandel» supermarkten relatief vaak te maken hebben met geweld tegen het personeel: op jaarbasis gaat het om 17% van het personeel tegen 5% gemiddeld voor de hele sector. Meestal betreft het bedreiging, die door 75% van de slachtoffers genoemd wordt, gevolgd door mishandeling (29%).
Uit de Monitor alcoholverstrekking 2009 van Bureau Intraval blijkt dat het weigeren van de verkoop van alcohol geen problemen geeft met jongeren bij de meer dan 100 levensmiddelenzaken die in het kader van dit onderzoek zijn benaderd.
Op welke wijze worden ouders van deze jonge kinderen, die bedreigen en/ of agressief zijn omdat ze alcohol willen kopen, op de hoogte gesteld van dit wangedrag?
Als aangifte wordt gedaan van agressie of bedreiging en deze aangifte aanleiding is tot nader onderzoek door de politie, dan worden de ouders vanzelf bij het vervolg betrokken, aangezien zij verantwoordelijk zijn voor het gedrag van hun minderjarige kinderen.
Deelt u de mening dat de werkgever de plicht heeft een veilige werkplek te bevorderen? Zo ja, hoe beoordeelt u de uitspraak van de CNV dat supermarkt eigenaren dat onvoldoende doen?
Ja, het is de verantwoordelijkheid van de werkgever ervoor te zorgen dat het kassapersoneel, dat vaak zelf ook jong is, voldoende wordt beschermd op de werkvloer. Of, zoals het CNV aangeeft, de werkgever deze verantwoordelijkheid niet of onvoldoende neemt, kunnen wij niet bevestigen.
Deelt u de mening dat de reeds geldende legitimatieplicht moet blijven bestaan en de werkgever caissières moet beschermen tegen agressie?
Ja. De bestaande wettelijke artikelen die betrekking hebben op leeftijdsverificatie, bieden voldoende mogelijkheden om iemand te vragen naar een geldig legitimatiebewijs ten tijde van de verkoop van alcohol, in die gevallen dat niet onmiskenbaar vaststaat dat iemand de vereiste leeftijd heeft bereikt. Als de koper vervolgens zijn legitimatiebewijs niet kan of wil tonen, dan mag de caissière niet overgaan tot verkoop van alcohol. Indien deze situatie vervolgens leidt tot een agressieve reactie bij de koper, dan is het aan de werkgever om de caissière in bescherming te nemen en zonodig de politie in te schakelen en aangifte te doen.
Deelt u de mening dat er meer moet worden gedaan om alcoholverkoop aan jongeren onder de zestien jaar tegen te gaan, maar dat dit niet mag leiden tot onveiligheid van caissières? Zo ja, bent u bereid hierover in overleg te treden met het CBL? Zo nee, waarom niet?
Wij hebben onlangs een voorstel tot wijziging van de Drank- en Horecawet naar uw Kamer gestuurd. De wijziging heeft tot doel alcoholgebruik onder jongeren terug te dringen en de overlast door alcoholgebruik te voorkomen, alsmede de administratieve lasten voor de horecaondernemer te verminderen. Met het Centraal Bureau Levensmiddelen (CBL) wordt in diverse gremia gesproken over het tegengaan van alcoholverkoop aan jongeren onder de zestien jaar.
Deelt u de mening dat, het verplicht opnemen van «three strikes, you’re out» voor alle supermarkten de kans vergroot dat supermarkten de handen ineen slaan met het doel het terugdringen van de verkoop van alcohol onder jongeren onder de zestien jaar en tegelijk het terugdringen van agressie zal bevorderen?
Een nadere uitwerking van «three strikes, you’re out» maakt onderdeel uit van het voorstel tot wijziging van de Drank- en Horecawet, dat onlangs naar uw Kamer is gestuurd. Hiermee wordt beoogd de burgemeester de bevoegdheid te geven supermarkten tijdelijk te verbieden alcoholhoudende drank te verkopen als binnen één jaar drie keer wordt geconstateerd dat er sprake is van ongeoorloofde verkoop van alcoholhoudende drank. Wij gaan ervan uit dat dit voorstel een preventieve werking zal hebben.
Roken richt blijvende schade aan in het puberbrein |
|
Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de conclusie van de onderzoekers van de Vrije Universiteit Amsterdam, dat nicotine blijvende hersenschade veroorzaakt aan extra kwetsbare puberhersenen?1
Ja, ik ben op de hoogte van dit onderzoek.
Wat is uw oordeel over de conclusie van de onderzoekers dat nicotineblootstelling op jongeren in de leeftijd tussen 12 en 16jaar een rol speelt bij het ontstaan van aandachtstoornissen op latere leeftijd?
Deze conclusie onderstreept het huidige beleid waarin tabakswaren niet verkocht mogen worden aan jongeren onder de 16 jaar.
Bent u bereid om meer te investeren in voorlichting over de schade van roken aan pubers, gezien het feit dat hoe langer het eerste gebruik van een sigaret uitgesteld wordt, hoe minder kans dat iemand begint met roken? Zo ja, hoe gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Om te beginnen wil ik benadrukken dat in de eerste plaats de ouders verantwoordelijk zijn voor hun puber. Zij hebben een belangrijke rol bij de opvoeding over roken en ander middelengebruik. Via onder andere GGD’en, informatieavonden op scholen en online informatie en praktische hulp worden ouders hierin ondersteund. Er wordt dus al veel geïnvesteerd in gerichte voorlichting.
Er zijn verschillende manieren om roken door jongeren te voorkomen. Een daarvan is de hiervoor genoemde wettelijke leeftijdsgrens van 16 jaar. Goede voorlichting, onder andere via scholen, is daarnaast zeker belangrijk en vindt al plaats via onder andere «De Gezonde School» en het programma «De Gezonde School en Genotmiddelen», waarin voorlichting wordt gegeven over alcohol, roken en drugs.
Daarnaast is er dit jaar een jongerenprogramma, welke gericht is op het versterken van de weerbaarheid, met als thema’s alcohol, drugs en roken. Jongeren krijgen online informatie, testsituaties en advies op maat. Ook richt het programma zich op uitgaanssettings zoals horeca en festivals.
Tijdens het Algemeen Overleg Rookvrije horeca/tabaksbeleid op 19 januari 2011 heeft u een toezegging gedaan om alle schoolpleinen rookvrij te maken. Wanneer kan de Kamer een wetsvoorstel verwachten?2
Ik heb in het AO van 19 januari aangegeven sympathiek te staan tegenover dit voorstel, maar er niet primair voor verantwoordelijk te zijn. In de brief die 25 februari jl. naar de Kamer is gestuurd naar aanleiding van het Algemeen Overleg, heb ik aangegeven dat de minister van OCenW dit voornemen eerst met het onderwijs bespreekt. Ik zal u hierover nader informeren in de landelijke nota gezondheidsbeleid.
Deelt u de mening dat de kennis over de schade van tabak in Nederland flink achterloopt ten opzichte van andere landen?3
Professor Willemsen stelt in zijn oratie dat het kennisniveau over de schade van tabak onder het gemiddelde ligt met 72%. Dit relatief lage niveau wordt met name veroorzaakt doordat veel mensen nog weinig weten over de gevolgen van meeroken. De schade die wordt aangericht aan de gezondheid van de roker is beter bekend dan de schade die veroorzaakt wordt als gevolg van meeroken.
Bent u ook bekend met het artikel «Goede voorlichting over rookschade voor (zwangere) vrouwen ontbreekt»?4
Ja, ik heb kennis genomen van het desbetreffende artikel over voorlichting aan zwangere vrouwen.
Wat is volgens u het passende antwoord om de hoge Nederlandse perinatale sterfte te voorkomen, hetgeen door onder andere roken wordt veroorzaakt?
Binnen mijn aanpak van de perinatale sterfte in Nederland is een plaats ingeruimd voor een experiment met het zogenaamde kinderwensconsult. Via dit consult krijgen vrouwen met een kinderwens, door huisartsen en verloskundigen informatie aangereikt over de voorwaarden voor een gezonde zwangerschap. Daarbij gaat het ondermeer om onderwerpen als voeding, beweging, inname van foliumzuur, gebruik van alcohol en geneesmiddelen, maar uiteraard ook over het stoppen met roken.
Dit jaar start ik samen met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij een zestal gemeenten een pilot gericht op de terugdringing van de perinatale sterfte. In deze pilot, die wordt uitgevoerd door het Erasmus MC, zal ook de effectiviteit van het kinderwensconsult voor risicogroepen wordt uitgetest.
Ook na de geboorte is goede voorlichting en ondersteuning beschikbaar, om meeroken door pasgeboren kinderen tegen te gaan: bij de kraamzorg, de JGZ en de centra voor jeugd en gezin.
De manier waarop de Thuisapotheek klanten werft |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de manier waarop de Thuisapotheek klanten werft?1
Ik ben op de hoogte van de vragen die leven ten aanzien van de manier waarop Thuisapotheek klanten werft.
Is het waar dat call-centremedewerkers van de Thuisapotheek zich tijdens gesprekken met potentiële klanten voordoen als medewerkers van hun eigen apotheek? Hoe gaat u daar tegen optreden?
Het is niet aanvaarbaar als call-centremedewerkers van de Thuisapotheek zich tijdens gesprekken met potentiële klanten voor zouden doen als medewerkers van een andere apotheek. De Inspectie voor de Gezondheidszorg zal een onderzoek hier naar instellen evenals naar de bewering dat call-centremedewerkers van de Thuisapotheek het medicijngebruik van potentiële klanten zouden kennen. Ook dat is niet aanvaardbaar als die klanten daar geen toestemming voor hebben gegeven of als zij niet zelf eerder hun medicatiegebruik hebben opgegeven, bijvoorbeeld via een enquête.
Klopt de bewering dat call-centremedewerkers van de Thuisapotheek het medicijngebruik van potentiële klanten kennen? Zo ja, hoe is dat mogelijk en bent u bereid om de vertrouwelijkheid van deze gegevens te garanderen?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u het een wenselijke ontwikkeling dat de Thuisapotheek zich specialiseert op simpele medicijnen? Welke gevolgen heeft dit voor gewone apotheken? Komt hierdoor de beschikbaarheid van specialistische apotheekproducten onder druk te staan?
Over de wenselijkheid of onwenselijkheid van deze ontwikkeling neem ik geen standpunt in. De Thuisapotheek en andere landelijk werkende apotheken die zich toeleggen op herhaalmedicatie voorzien in een behoefte van de klant. De klant kiest hiervoor. Met de introductie van vrije tarieven wordt het veel gemakkelijker dan nu mogelijk om differentiatie aan te brengen in de bedragen die voor verschillende prestaties worden betaald. Nu is het nog gebruikelijk dat het door de NZa vastgestelde maximale receptregeltarief in rekening wordt gebracht voor diensten van zeer verschillende zwaarte. Straks zullen diensten met een geringe toegevoegde waarde minder beloond worden dan diensten met een hoge toegevoegde waarde. De beschikbaarheid van de diensten komt daarmee niet onder druk te staan. Uitgangspunt van vrije tarieven is immers dat de beloning is afgestemd op de toegevoegde waarde van de dienst. Dat zal ongetwijfeld betekenen dat de minder bewerkelijke en planbare diensten zoals het terhandstellen van herhaalreceptuur naar verhouding minder en de meer bewerkelijke diensten meer zullen worden beloond.
Vindt u het een vorm van misleiding dat mensen door de Thuisapotheek worden benaderd naar aanleiding van een algemene internetenquête? Vindt u het terecht dat het beantwoorden van één vraag uit een lange enquête door de Thuisapotheek wordt geïnterpreteerd als toestemming om te bellen? Bent u bereid om de regels hiervoor aan te scherpen?
Ik kan hier geen uitspraak over doen. De Inspectie voor de Gezondheidszorg stelt een onderzoek in naar de feitelijke gang van zaken. Ik vind wel dat het duidelijk moet zijn voor de mensen op grond waarvan zij worden benaderd door de Thuisapotheek of andere aanbieders. Als dat een internetenquête is, zou dat aan het begin van het klantcontact moeten worden aangegeven. Daarnaast zou bij het invullen van een dergelijke enquête het helder moeten zijn voor de mensen dat zij toestemming geven om telefonisch benaderd te worden. Ik verwacht dat de Thuisapotheek en andere aanbieders naar aanleiding van de vragen die gerezen zijn en de publiciteit daaromheen, hun handelwijze hiermee in overeenstemming zullen brengen omdat zij anders het risico lopen minder klanten te krijgen.
Vindt u het principieel onjuist dat een apotheker door middel van telefonische colportage klanten mag werven voor het verstrekken van receptgeneesmiddelen?
Telefonische colportage is een veel directere vorm van het onder de aandacht brengen bij potentiële klanten dan bijvoorbeeld het plaatsen van advertenties. Als telefonische colportage plaatsvindt na expliciete toestemming van de potentiële klant is dat niet principieel onjuist. Zie verder het antwoord op vraag 5.
Misleidende informatie in het bezwaarformulier Elektronisch Patiëntendossier (EPD) |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het formulier «Bezwaar maken elektronisch patiëntendossier (EPD)?1
Ja.
Deelt u de mening dat de informatievoorziening omtrent het EPD helder en eenduidig dient te zijn?
Ja, ik deel die mening. Zoals ik ook in het AO van 20 januari jl. heb gezegd besteden we veel aandacht aan de communicatie omtrent het EPD. We inventariseren continu welke informatiebehoefte er is en passen indien nodig de communicatie hierop aan.
Bent u bekend met de in het formulier vermelde zin: «Deze verwijdering kan niet ongedaan worden gemaakt»?
Ja ik ben bekend met de zin op het formulier. Op het formulier wordt uitgelegd wat bezwaar maken inhoudt. Hierbij wordt onder andere uitgelegd dat gegevens die zijn aangemeld bij de landelijke infrastructuur bij het verwerken van het bezwaar worden verwijderd. Deze verwijdering kan niet ongedaan worden gemaakt. Het is wel mogelijk om een bezwaar tegen het EPD weer in te trekken. Als het bezwaar is ingetrokken kunnen zorgverleners weer gegevens aanmelden en raadplegen. Het is wel noodzakelijk dat de zorgverleners die in het verleden gegevens hadden aangemeld, dit opnieuw doen. In de bevestigingsbrief van de verwerking van dit verzoek wordt de burger geïnformeerd dat hij/zij zelf de eigen huisarts en apotheek dient te verzoeken de gegevens dan (opnieuw) aan te melden. Het landelijk schakelpunt heeft de verwijsgegevens immers verwijderd en beschikt daar niet meer over.
Kortom het gaat dus om twee verschillende dingen. Ten eerste het verwijderen van gegevens, dit kan niet ongedaan worden gemaakt. Ten tweede het maken van bezwaar, dat kan wel ongedaan worden gemaakt.
Is het waar dat op de website van het Informatiepunt landelijk EPD staat dat een bezwaar tegen het EPD ook weer kan worden ingetrokken?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u uitleggen waarom er desondanks in het formulier staat dat verwijdering uit het EPD niet ongedaan gemaakt kan worden?
Nadat het bezwaar is verwerkt worden de verwijsgegevens verwijderd. Het is niet meer bekend welke zorgverleners in het verleden gegevens hebben aangemeld.
De burger heeft de mogelijkheid om het bezwaar in te trekken. Gegevens van de burger kunnen (opnieuw) worden aangemeld door de zorgverleners, maar de gegevens uit het verleden zijn niet meer beschikbaar bij het landelijk schakelpunt.
Deelt u de mening dat die zin in het formulier mensen op het verkeerde been zet, waardoor ze mogelijk zelfs afzien van hun bezwaar?
Zoals in de antwoorden 3 t/m 5 aangegeven klopt de informatie zoals opgenomen in de toelichting op het bezwaarformulier en op de website www.infoEPD.nl. De mening dat de informatie mensen op het verkeerde been zet, deel ik daarom niet.
Kunt u bewerkstelligen dat de betreffende zin uit het formulier geschrapt gaat worden?
Door de zin uit de het formulier te schrappen wordt de informatie aan de burger onvolledig. Wel zal ik over dit onderwerp een extra vraag en antwoord op de website van het Informatiepunt landelijk EPD laten opnemen.
Onterechte claim door fabrikanten vcan vitaminepillen dat vitamine C de weerstand verhoogt |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de actie van de Consumentenbond inzake onterechte claims van producenten van vitamine C-pillen, die stellen dat deze pillen de weerstand verhogen?1
Ja.
Wat is uw mening over de claim van verschillende fabrikanten van vitaminepillen dat Vitamine C de weerstand verhoogt, terwijl de Europese Voedselautoriteit ESFA deze claim wetenschappelijk niet bewezen acht?
De EFSA heeft geoordeeld dat vitamine C de weerstand ondersteunt. Ik ondersteun dit oordeel van de EFSA.
Bent u het eens met de stelling van de Consumentenbond dat de claims van verschillende fabrikanten dat vitamine C-pillen de weerstand verhogen misleiding zijn?
Zie mijn antwoord op vraag 4.
Klopt de stelling van de Consumentenbond dat deze gezondheidsclaims in strijd zijn met de Warenwet? Zo ja, welke stappen bent u bereid te nemen om te voorkomen dat fabrikanten van voedingsmiddelen gezondheidsclaims doen die in strijd zijn met de Warenwet?
Deze gezondheidsclaims zijn op dit moment niet in strijd met de Warenwet. De besluitvorming over deze claim moet nog door de lidstaten in EU verband plaats vinden. De lidstaten gaan hierbij uit van de wetenschappelijke adviezen die door de EFSA worden afgegeven. De besluitvorming hierover en het vastleggen in de verordening wordt eind 2011 verwacht.
De handhaving van de nieuwe Voedsel en Warenautoriteit (nVWA) van de generieke lijst met gezondheidsclaims zal op zich laten wachten totdat deze vastgelegd is in de claimsverordening nr. 1924/2006.
Deelt u de mening dat deze claims op verpakkingen en in reclame niet ongefundeerd gedaan kunnen worden, en dienen te berusten op deugdelijke wetenschappelijke onderbouwing?
Claims op verpakkingen en in reclame dienen te berusten op deugdelijke wetenschappelijke onderbouwing. Hierbij ga ik uit van het wetenschappelijke advies van de EFSA. De claimsverordening zal ertoe leiden dat alle claims onderbouwd zullen zijn.
Bent u van mening dat de stelling die op dit moment op verpakkingen van vitaminepillen staat, namelijk dat de supplementen geen vervanging van een goede voeding zijn, voldoende voorlichting aan de consument over de waarde van deze supplementen geeft?
Het Voedingscentrum geeft voorlichting over gezonde en veilige voeding en voedselkwaliteit in breedste zin. Ook het Voedingscentrum geeft aan dat supplementen geen vervanging van een goede voeding zijn en ik deel die mening. Ik vind het goed dat op de verpakking van vitaminepillen staat dat supplementen geen vervanging van een goede voeding zijn.
Deelt u de mening dat een goede gezondheid niet afgekocht kan worden met vitaminepreparaten? Op welke wijze wordt nu voorgelicht over de waarde van vitaminepreparaten voor de gezondheid?
Zie mijn antwoord op vraag 6.
Welke stappen kunt u nemen en bent u bereid te nemen om onterechte gezondheidsclaims op verpakkingen en in reclameuitingen over voedingsmiddelen tegen te gaan?
Zie ook mijn antwoord op vraag 4. De nVWA treedt reeds op tegen verboden claims en aanprijzingen op onder andere zuigelingenvoeding. Ook is de nVWA actief in het handhaven op medische claims: het onterecht toeschrijven van medische eigenschappen aan een levensmiddel. Daarnaast zal de nVWA de eerste afgekeurde individuele kinderclaims, ziekterisicoreductieclaims en claims gebaseerd op «new scientific evidence» (artikel 14 en artikel 13.5 van claims verordening 1924/2006) gaan handhaven. Deze claims hebben immers al wel de volledige procedure (inclusief overgangtermijnen) doorlopen.
Wat is uw reactie op de stelling van de Consumentenbond dat veel fabrikanten de claims nog op de verpakking laten staan en afwachten totdat de Europese Unie ze definitief heeft verboden?
Zie mijn antwoorden op vraag 4 en vraag 8. Voor handhaving van niet toegelaten claims moet eerst de Europese besluitvorming worden afgewacht.
Bent u het eens met de Consumentenbond dat de nieuwe Voedsel en Warenautoriteit op basis van de reeds gepubliceerde EFSA-opinies kan handhaven op grond van de Warenwet?
Zie mijn antwoorden op vraag 4 en vraag 8.
Bent u bereid met uw Europese collega’s stappen te ondernemen om onterechte gezondheidsclaims tegen te gaan, en aan te dringen op uitvoering van de verordening inzake voedings- en gezondheidsclaims? Zo nee, waarom niet?
Het bericht dat de apothekersruzie het kookpunt heeft bereikt |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Apothekersruzie naar kookpunt»?1
Ja, ik ben bekend met dat bericht in de Telegraaf.
Klopt het bericht dat De Thuisapotheek over medische gegevens beschikt en is bekend hoe men daaraan komt? Hoe verhoudt deze praktijk zich tot de invoering van het Elektronisch Patiënten Dossier (EPD)?
Ook in de TV-uitzendingen van Radar en Meldpunt over de Thuisapotheek kwam naar voren dat de Thuisapotheek over medische gegevens van (potentiële) klanten zou beschikken. Het is niet aanvaardbaar als (potentiële) klanten geen toestemming daarvoor hebben gegeven of als zij niet zelf eerder hun medicatiegebruik hebben opgegeven, bijvoorbeeld via een enquête. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) stelt hiernaar een onderzoek in.
Wat de invoering van het Elektronisch Patiënten Dossier betreft merk ik op dat zorgverleners slechts via een zogenaamde UZI-pas met pincode via het landelijk schakelpunt toegang kunnen krijgen tot voor hen relevante delen van het dossier met gegevens van een patiënt. Dat mag pas nadat patiënten toestemming daarvoor hebben gegeven. Omdat bijgehouden wordt wie met welke UZI-pas welk dossier heeft opgevraagd kan misbruik worden bestraft en onterechte beschuldiging van misbruik worden weerlegd.
Klopt het bericht dat De Centrale Apotheek artsen een bonus aanbieden als ze patiënten aandragen?
Nee, dit bericht is niet juist. Dat is ook geconstateerd door de rechter. Op 9 maart 2011 heeft de rechtbank in Den Haag uitspraak gedaan in het beroep van de KNMP tegen de IGZ wegens het niet handhaven door de IGZ van het verbod op belangenverstrengeling tussen een voorschrijvende arts en De Centrale Apotheek. De Rechtbank wijst het beroep van de KNMP af en overweegt daarbij dat niet kan worden vastgesteld dat de huisarts een financieel voordeel heeft van het samenwerkingsverband met De Centrale Apotheek. Daarnaast overweegt de rechtbank dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) in een onderzoek op grond van artikel 35, tweede lid, van de Wet marktordening Gezondheidszorg in de onderzochte periode geen betalingen (noch in geld noch in natura) van De Centrale Apotheek aan meewerkende huisartsenpraktijken heeft aangetroffen.
Deelt u de mening dat de telefonische verkoop misleidend is en dat patiënten onvoldoende worden voorgelicht over de versnippering van de medicijnafgifte, wat kan leiden tot onvolledige medicijnoverzichten van de patiënt?
Telefonische verkoop is als zodanig niet misleidend. Ik vind wel dat het duidelijk moet zijn voor de mensen op grond waarvan zij worden benaderd door de Thuisapotheek of andere aanbieders. Als dat een internetenquête is, zou dat aan het begin van het klantcontact moeten worden aangegeven. Daarnaast zou bij het invullen van een dergelijke enquête het helder moeten zijn voor de mensen dat zij toestemming geven om telefonisch benaderd te worden. De Inspectie voor de Gezondheidszorg stelt een onderzoek hiernaar in.
Wat de versnippering van de medicijnafgifte betreft geldt dat iedere klant de keuzevrijheid heeft om te bepalen van welke apotheek hij zijn geneesmiddelen betrekt. Onvolledige medicijnoverzichten ontslaan de apotheekhoudende die de geneesmiddelen ter hand stelt niet van de verplichting zich op de hoogte te stellen van het actuele geneesmiddelengebruik van de betrokken klant. Dat kan op verschillende manieren. Idealiter via één elektronisch dossier of via uitwisseling van de betrokken medicatiegegevens door de betrokken apotheken. Mocht dat onverhoopt niet plaatsvinden dan zal de afleverende apotheker zich op een andere manier op de hoogte moeten stellen van het geneesmiddelengebruik van de patiënt, bijvoorbeeld door het vragen aan de klant en diens voorschrijvers, al dan niet aan de hand van een daarvoor ontwikkeld protocol zoals De Centrale Apotheek gebruikt.
Deelt u de mening dat de medicatieverstrekking buiten kantooruren in grote problemen kan komen, doordat in dunner bevolkte gebieden, waar weinig apotheekvoorzieningen zijn, veel patiënten de makkelijke klussen laten doen door de Thuisapotheek en daardoor de kleine plaatselijke apotheek weleens het onderspit zou kunnen delven?
Nee. De Thuisapotheek en andere landelijk werkende apotheken die zich toeleggen op herhaalmedicatie voorzien in een behoefte van de klant. De klant kiest hiervoor. Met de introductie van vrije tarieven wordt het veel gemakkelijker dan nu mogelijk om differentiatie aan te brengen in de bedragen die voor verschillende prestaties worden betaald. Nu is het nog gebruikelijk dat het door de NZa vastgestelde maximale receptregeltarief in rekening wordt gebracht voor diensten van zeer verschillende zwaarten. Straks zullen diensten met een geringe toegevoegde waarde minder beloond worden dan diensten met een hoge toegevoegde waarde. De beschikbaarheid van de diensten komt daarmee niet onder druk te staan. Uitgangspunt van vrije tarieven is immers dat de beloning is afgestemd op de toegevoegde waarde van de dienst. Dat zal ongetwijfeld betekenen dat de minder bewerkelijke en planbare diensten zoals het terhandstellen van herhaalreceptuur naar verhouding minder en de meer bewerkelijke diensten (ook in kleine plaatselijke apotheken) meer zullen worden beloond.
Bent u bereid onderzoek te doen naar deze nieuwkomers op de markt en eventueel de regels aan te scherpen?
De regels waaraan nieuwkomers op de markt moeten voldoen zijn duidelijk en behoeven geen aanscherping. Het zijn dezelfde regels waaraan alle andere apotheken moeten voldoen. Apotheekhoudenden zijn zich over het algemeen zeer goed bewust van hun zorgplicht en de verplichting om verantwoorde farmaceutische zorg te leveren. De IGZ ziet op de naleving van deze regels en beoordeelt zonodig de afwegingen die apothekers in het kader van het verlenen van verantwoorde farmaceutische zorg maken.
Het rapport Hoekstra |
|
Jetta Klijnsma (PvdA), Lutz Jacobi (PvdA) |
|
|
|
![]() |
Kent u het bericht over de klacht van de Friese gedeputeerde De Vries over het nog steeds niet openbaar maken van het rapport van de commissie-Hoekstra?1
Waarom is het rapport van de commissie Hoekstra nog steeds niet openbaar?
Waarom duurt dit openbaar maken zo lang? Kunt u bevestigen dat het rapport in november 2010 klaar zou zijn?
Wanneer maakt u dit rapport van de commissie-Hoekstra openbaar?
Chaos bij de Osira Groep |
|
Renske Leijten |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de «zorgroutes» bij de Osira Groep 4 miljoen euro hebben gekost? Deelt u de mening dat dit een schandelijke verspilling van zorggeld betreft? Zo nee, waarom niet?12
Ik heb het bericht ontvangen dat de zorgroutes 4 miljoen euro hebben gekost en dat vind ik heel jammer.
Wilt u de verantwoordelijke bestuurders van Osira persoonlijk aansprakelijk stellen voor dit wanbeleid? Zo nee, waarom niet?
Ik heb niet de bevoegdheid om de bestuurders persoonlijk aansprakelijk te stellen. Ik heb de Raad van Toezicht uitgenodigd voor een gesprek. Er heeft inmiddels een bestuurswisseling plaats gevonden, waarbij er een nieuwe voorzitter van de Raad van Bestuur is aangenomen. Tevens heeft de Raad van Toezicht iemand aangewezen als gedelegeerde om toezicht te houden op de Raad van Bestuur en deze bij te staan bij de opstelling en implementatie van verbeterplannen.
Herkent u het beeld dat de situatie op locaties van Regio West 2 «instabiel te noemen» is, met hoog ziekteverzuim, opzegging van tijdelijke contracten en het vertrek van verschillende medewerkers? Wat zegt dit over de situatie in de rest van de organisatie van Osira? Wilt u uw antwoord toelichten?3
Uit de rapporten van de IGZ blijkt dat er inderdaad veel gewerkt wordt met flexwerkers, wat de kwaliteit en continuïteit van de zorg niet ten goede is gekomen. De Raad van Toezicht heeft mij verteld dat één van de eerste acties die zij gaan uitvoeren is het minder werken met flexwerkers en gaan opzetten van vaste zorgteams.
Deelt u de mening dat de chaos bij Osira een bedreiging vormt voor de continuïteit van zorg? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze gaat u ingrijpen, gelet op uw verantwoordelijkheid voor de continuïteit van zorg?
Ik ben zeker van mening dat chaos en de genoemde meldingen van de cliëntenraad van invloed is op de kwaliteit en continuïteit van de zorgverlening.
In mijn brief naar uw Kamer op 15 maart jl. meld ik u dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) Osira Amstelring onder verscherpt toezicht heeft gesteld. De reden van deze maatregel is het ernstig tekort schieten van de kwaliteit van zorg binnen de door de IGZ bezochte locaties. Zoals ik in mijn brief al aangeef, is dit geen geringe maatregel aangezien het 27 locaties van de zorginstelling betreft. Ik ondersteun deze maatregel van harte, want ik wil bewerkstelligen dat de organisatie weer op het juiste pad gezet wordt. Ik ben van mening dat het verscherpt toezicht hierin kan helpen. Ik wil dat het vertrouwen tussen de werkvloer en het bestuur hersteld wordt. Ik wil dat de medewerkers het vertrouwen weer terug krijgen, door onder toezicht van de IGZ verbeteringen door te voeren.
Wat is uw reactie op meldingen van de cliëntenraad over het regelmatig ontbreken van melk en voldoende broodbeleg, het voortdurende gebrek aan privacy bij de toiletten en het niet op tijd afvoeren van gebruikt incontinentiemateriaal en ander vuilnis van de afdeling? Als zulke basale zaken al niet geregeld kunnen worden door het bestuur van Osira, hoe zullen de zorg en veiligheid er dan aan toe zijn?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid deze vragen, in tegenstelling tot de eerdere vragen over dit onderwerp, serieus te beantwoorden? Zo nee, waarom niet?1
Ik reageer altijd serieus op vragen die vanuit uw Kamer worden gesteld.
Mensen in ontwikkelingslanden gebruikt als proefpersoon |
|
Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Ewout Irrgang |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht op de website Vice Versa: «Mensen in ontwikkelingslanden gebruikt als proefpersoon»?1
Ja ik heb hier kennis van genomen.
Wat is uw reactie op het bericht dat het toezicht op medicijntesten in ontwikkelende regio’s als India, Brazilië en Argentinië zeer te wensen over laat?
Ik ben op de hoogte van de ontwikkeling dat het uitvoeren van klinisch onderzoek steeds internationaler wordt. De redenen hiervoor zijn divers, bijvoorbeeld de beschikbaarheid van patiënten met een bepaalde ziekte, bereidheid van patiënten en artsen om deel te nemen aan klinisch onderzoek, de efficiëntie van het toetsingssysteem (Medisch Ethische Commissies) in een bepaald land, de kosten van het onderzoek enzovoort. Klinische onderzoeken ten behoeve van de registratie van geneesmiddelen in de EU waar ook ter wereld uitgevoerd, moeten voldoen aan alle regelgeving op het gebied van «Good Clinical Practice» (GCP) die geldt in de EU. Wat dat betreft maakt het niet uit of een onderzoek in of buiten Europa wordt uitgevoerd. Mocht worden getwijfeld aan het ingediende registratiedossier of de uitvoering van het onderzoek dan wordt, wanneer Nederland betrokken is, bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg een verzoek tot inspectie gedaan, die deze inspectie vervolgens uitvoert. Op Europees niveau worden in zo’n geval EU inspecteurs ingeschakeld via het Europese Geneesmiddelenbureau (EMA).
Bent u op de hoogte dat in de helft van de gevallen de farmaceutische bedrijven hun eigen medicijntesten niet meer uitvoeren, maar dat dit wordt uitbesteed aan onderaannemers, zogeheten Contract Research Organisations (CRO’s)?
Ja ik ben ervan op de hoogte dat veel farmaceutische bedrijven hun klinische onderzoeken met geneesmiddelen uitbesteden aan CRO’s.
Wereldwijd is er een tendens dat het klinisch onderzoek steeds meer via CRO’s wordt uitgezet (zie artikel NJEM 04-10-2007, Steinbrook). Ik hecht er echter aan enige nuancering aan te brengen. Er zijn verschillende typen CRO’s. Sommige CRO’s zijn in feite niet meer dan een administratiekantoor voor de farmaceutische industrie en verzorgen de documentenstromen, maar leveren zelf geen inhoudelijke bijdrage aan het onderzoek. Daarnaast zijn er CRO’s die zelf de daadwerkelijke uitvoering van het onderzoek met proefpersonen ter hand nemen. Binnen deze groep van CRO’s kan weer een onderscheid gemaakt worden tussen organisaties die met name een commercieel belang nastreven en CRO’s die in stichtingsverband onderzoek uitvoeren en zich sterk richten op het verwerven van nieuwe kennis.
De opkomst van de CRO’s (en met name van de CRO’s die zich beperken tot de administratieve zaken) wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door de uitgebreide en complexe regelgeving bij geneesmiddelenonderzoek. Klinisch onderzoekers hebben in toenemende mate moeite om de regelgeving te overzien en te volgen. Om deze reden wordt steeds vaker een CRO ingeschakeld die de administratieve zaken voor haar rekening neemt. In ons land krijgen klinisch onderzoekers hulp in de vorm van voorbeeldbrieven, sjablonen en ICT-hulpmiddelen. In alle gevallen geldt dat CRO’s zich ook aan de regelgeving omtrent klinische onderzoeken moeten houden.
Kunt u een reactie geven op het feit dat uitbesteding van medicijntesten aan CRO’s leidt tot het opknippen van verantwoordelijkheden en minder overkoepelend overzicht over de test?
In Nederland is de opdrachtgever (verrichter) van de studie altijd eindverantwoordelijk voor het klinisch onderzoek. Hij dient te allen tijde een goed overzicht te hebben over het verloop van klinisch onderzoek, «aan het roer» te staan en wanneer nodig tijdig maatregelen te nemen. Daarnaast moet iedere instelling die onderzoek met mensen uitvoert beschikken over goed opgeleide klinische onderzoekers en een juiste infrastructuur voor het doen van klinisch onderzoek.
Bent u van mening dat de uitbesteding aan CRO’s in niet-traditionele onderzoekslanden ten koste gaat van de zorgvuldigheid, kwaliteit en naleving van ethische normen, en dat dit uiteindelijk ten koste gaat van de veiligheid van de proefpersonen en de kwaliteit van de medicijnen?
Zoals hierboven genoemd zijn er vele vormen van CRO’s en daarnaast zijn er ook vele vormen van klinisch onderzoek. Of een klinisch onderzoek wel of niet zorgvuldig uitgevoerd kan worden in niet-traditionele onderzoekslanden is sterk afhankelijk van deze twee zaken. Ik kan mij voorstellen dat er ook in sommige opkomende landen in bepaalde situaties uitstekend klinisch onderzoek kan worden uitgevoerd. Maar helaas is het ook mogelijk dat in bepaalde landen de zorgvuldigheid rond klinisch onderzoek niet goed geborgd is.
Bent u ervan op de hoogte dat volgens de statistische gegevens van de European Medicines Agency (EMA) over de medicijntesten die bepalend zijn voor markttoegang van medicijnen in Europa, 40% van de proefpersonen zich bevinden in niet-traditionele onderzoekslanden zoals India, Latijns-Amerika, China etc?2 Wat is uw reactie hierop?
Deze gegevens zijn mij bekend. Voor mijn reactie verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2.
Bent u ervan op de hoogte dat uit verschillende publicaties, waaronder een strategiepaper van het Europees Medicijnagentschap EMA3 blijkt dat bij het beoordelen van een geneesmiddel voor markttoegang dat getest is in niet-traditionele test regio’s, nauwelijks aandacht wordt besteed aan de naleving van ethische richtlijnen zoals de Verklaring van Helsinki, en het EMA daarom in 2010 voorstellen heeft gedaan om ethische richtlijnen beter te verankeren in het toelatingsproces van geneesmiddelen tot de Europese markt die in deze regio’s getest zijn? Kunt u inzicht verschaffen in de wijze waarop het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) nu de naleving van de Verklaring van Helsinki verifieert in het toelatingsproces van medicijnen die in niet-traditionele regio’s zijn getest?
Het CBG is, in nationaal of Europees verband via het Europese Geneesmiddelenbureau, betrokken bij verschillende fasen van het klinisch onderzoek. Daarbij gaat het om wetenschappelijk advies voorafgaand aan een aanvraag voor een handelsvergunning tot aan het beoordelen van de uiteindelijke onderzoeksresultaten. Het CBG werkt samen met EMA om de ethische richtlijnen Europees beter verankerd te krijgen en heeft hiervoor input geleverd aan EMA. Het CBG dient, net als EMA, erop toe te zien dat de Verklaring van Helsinki wordt nageleefd, alsmede de GCP-richtsnoeren. Dit betekent in het kort dat gekeken wordt of:
Kunt u inzicht verschaffen in de wijze waarop het CBG nu de naleving van de Verklaring van Helsinki door de contractpartners van farmaceutische bedrijven verifieert?
Het CBG krijgt in principe de resultaten van de klinische onderzoeken in het dossier achteraf (retrospectief). Daarbij gaat het vaak om klinische onderzoeken die in meerdere landen tegelijk zijn uitgevoerd. Hierdoor kunnen mogelijke problemen of ongerechtigheden pas ontdekt worden als ze al hebben plaatsgevonden. Gecontroleerd wordt wél of door de uitvoerder en/of de verrichter van het onderzoek verklaard is dat de studie conform wet- en regelgeving is uitgevoerd. Wanneer het CBG twijfelt aan de uitvoering van een klinisch onderzoek, wordt overleg gezocht met de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Dit kan gebeuren op nationaal (Inspectie voor de Gezondheidszorg), maar ook op Europees niveau (de zogenaamde Inspectors Working Party bij EMA).
Deelt u de zorg dat in de huidige markttoegang procedures te weinig onafhankelijke verificatie van de naleving van de Verklaring van Helsinki door de contractpartner van farmaceutische bedrijven bieden? Zo ja, wat bent u van plan hieraan te doen?
Het kan altijd beter en zorgvuldiger. Het is daarom goed om te weten dat de Europese Commissie momenteel de huidige Richtlijn met betrekking tot klinisch onderzoek gaat herzien. In oktober 2009 tot januari 2010 is er een consultatie door de Europese Commissie gedaan waarin er onder meer aandacht voor is gevraagd hoe toezicht op klinisch onderzoek in lage loonlanden kan worden verbeterd, inclusief de nationale toestemming om een onderzoek te starten. Daarnaast is er van 6–7 september 2010 een internationale workshop gehouden door EMA.
Daarnaast heeft Nederland de afgelopen jaren geïnvesteerd in het vergroten van de capaciteit in ontwikkelingslanden om zelf voorwaarden te kunnen stellen aan de (ethische) kwaliteit van klinische studies, onder andere via het European Developing Countries Clinical Trials Partnership (EDCTP) en via het VN onderzoeksprogramma voor tropische ziekten (TDR).
Bent u bereid u zowel op Europees niveau als in Nederland er hard voor te maken dat ethische richtlijnen daadwerkelijk worden verankerd in het toelatingsproces van medicijnen die in niet-traditionele regio’s zijn getest, zodat rechten van proefpersonen in ontwikkelingslanden zullen worden beschermd?
Ja ik ben bereid mij ervoor in te zetten dat de ethische richtlijnen daar waar dat nog niet voldoende het geval is daadwerkelijk worden verankerd in het toelatingsproces.
Bent u bereid tot het invoeren van een verplichte registratie van alle medicijntesten die ten grondslag liggen aan een aanvraag voor toegang tot de Europese markt, inclusief de testen die buiten Europa plaatsvinden, in de Europese publieke database van medicijntesten EudraPharm, zoals ook organisaties als SOMO dit vinden? Bent u van mening dat per medicijntest in deze database ook alle betrokken organisaties en bedrijven zouden moeten worden geregistreerd, inclusief de locaties waar de testen worden uitgevoerd?
Ik ben groot voorstander van meer transparantie rond klinisch onderzoek. In ons land wordt inmiddels van vrijwel alle klinische studies basisinformatie via de website van de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO) openbaar gemaakt. Ook als het gaat om klinisch onderzoek dat buiten Nederland en Europa wordt uitgevoerd is transparantie belangrijk. Veel farmaceutische bedrijven doen dat inmiddels en melden hun studies aan bij openbare databanken zoals www.clinicaltrails.gov en de International Clinical Trials Registry Platform (ICTRP) (zie http://www.who.int/ictrp/en/).
Eudrapharm is de Europese geneesmiddeleninformatiebank voor humane geneesmiddelen die een handelsvergunning hebben. Daarnaast is er de zogenaamde EudraCT databank voor klinische onderzoeken die zijn gestart, stopgezet of afgerond in de EU. EudraCT is een afgeschermde website.
Zeer recentelijk heeft de EMA bekend gemaakt (zie: http://www.cbg-meb.nl/CBG/nl/humane-geneesmiddelen/actueel/Lancering-Europees-register-klinisch-onderzoek/default.htm) dat er een openbaar EU klinisch onderzoeksregister (https://www.clinicaltrialsregister.eu/) van start is gegaan dat toegang geeft tot informatie die voorheen nog niet openbaar was. Het register geeft voor het eerst aan het publiek informatie over klinisch onderzoek met geneesmiddelen uit de 27 EU lidstaten, en daarnaast ook uit IJsland, Liechtenstein en Noorwegen. De informatie van dit register komt uit het niet voor het publiek openbare EudraCT register.
Deze vorm van transparantie betekent dat het voor NGO’s als SOMO en WEMOS en alle andere geïnteresseerde partijen transparanter wordt welke onderzoeken er op welke locatie zijn en worden uitgevoerd.
Een Verklaring omtrent gedrag in de zorg |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over het feit dat een veroordeelde zedendelinquent in de zorg werkt, terwijl tot aan de Raad van State is bepaald dat er geen Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) kan worden afgegeven?1
Ik vind het de verantwoordelijkheid van iedere werkgever om na te gaan of een werknemer of iemand die hij inhuurt, geschikt is voor zijn werk. Dit geldt zeer zeker ook in de zorg. De werkgever heeft een grote verantwoordelijkheid ten opzichte van de van hem en zijn medewerkers afhankelijke cliënten. Hij dient te allen tijde te zorgen voor kwalitatief goede en veilige zorg en een veilige omgeving voor zijn cliënten. Een zorgaanbieder die een veroordeelde zedendelinquent aanneemt, neemt daarmee grote risico’s en neemt een zware verantwoordelijkheid op zich. Gaat de werkgever dergelijke risico’s aan en komt daardoor de kwaliteit of veiligheid van de zorg in het geding, dan komt de inspectie in actie.
In het wetsvoorstel Wet cliëntenrechten zorg (Wcz) dat op dit moment in de Tweede Kamer ligt, is deze verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder benadrukt door in artikel 2, derde lid, zorgbreed (cure en care) te regelen dat een zorgaanbieder, alvorens hij iemand voor zich laat werken, moet nagaan hoe deze persoon in het verleden heeft gefunctioneerd. Dat kan afhankelijk van de te verrichten taken en de te verlenen zorg met zich brengen dat de werkgever van de kandidaat-medewerker verlangt dat deze een verklaring omtrent het gedrag overlegt en dat de werkgever zijn beslissing om betrokkene in dienst te nemen mede op basis daarvan neemt. Deze afweging blijft te allen tijde een zaak van de werkgever.
Wat is uw oordeel over de werkgever die geen maatregelen neemt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Wanneer kan de Kamer het wetsvoorstel voor een verplicht VOG in de zorg tegemoet zien?2
Zoals de staatssecretaris in de Houtskoolschets van 17 januari 2011 heeft vermeld, is de verplichte VOG voor de AWBZ-zorg een onderdeel van de voorgenomen Beginselenwet zorginstellingen die naar verwachting medio dit jaar naar de Tweede Kamer wordt gezonden. Een bredere verplichtstelling (ook in de cure) wordt door mij momenteel voorbereid in het wetsvoorstel Wet cliëntenrechten zorg (Wcz). Ik wil naast de bestaande verplichting uit de Wcz, waarin ik de zorgaanbieder verplicht tot een onderzoek naar het functioneren in het verleden, een verplichte VOG. Ik zal de Wcz hierop aanpassen.
Hoe zal de maatregel uitwerken, wanneer blijkt dat een werkgever niet vraagt om een VOG? Is deze dan strafbaar, of is het een individuele maatregel die betrekking heeft op de werknemer? Kunt u uw antwoord toelichten?
Een verplichte VOG en een verplicht onderzoek naar iemands antecedenten (zoals in de Wcz vervat) zullen een bijdrage moeten leveren aan het verminderen van mishandeling en seksueel misbruik in de zorg door zorgverleners. De inspectie zal het toezicht hierop meenemen in haar reguliere kwaliteitstoezicht. Dit alles neemt overigens niet weg dat de inspectie jegens de individuele beroepsbeoefenaar die over de schreef gaat, stappen kan ondernemen en indien zij daartoe aanleiding ziet een procedure voor de tuchtrechter kan starten en in ernstige gevallen aangifte kan doen bij het Openbaar Ministerie.
Bent u bereid in deze kwestie persoonlijk contact op te nemen met de werkgever om te verzoeken het voorzorgsprincipe toe te passen? Zo ja, kunt u de Kamer informeren over de uitkomst? Zo nee, waarom niet?
De verantwoordelijkheid voor het gedrag van werknemers in de zorg ligt bij de werkgever. Het is aan de werkgever om de zorg zo te organiseren dat dit soort risico’s wordt uitgesloten. Ook de inspectie heeft niet de bevoegdheid een zedendelinquent te verbieden in de zorg te werken. Dat kan alleen de rechter. De inspectie houdt wel de beroepsbeoefenaar in de gaten en zal bij recidive een tuchtzaak starten en/of aangifte doen bij het Openbaar Ministerie om ervoor te zorgen dat de beroepsbeoefenaar niet meer als zorgverlener mag werken. Als de rechter daartoe niet heeft besloten kan een veroordeelde na zijn straf weer in de zorg aan de slag. Ik vind het van belang dat zo’n achtergrond bij de sollicitatie direct helder is zodat de werkgever zelf een afweging kan maken. Daarom wil ik een verplichte VOG voor de werknemer. Het is aan de rechterlijke macht om te verbieden dat iemand (nog) in de zorg werkt.
Is de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) op de hoogte van meer van dit soort gelijke situaties? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo neen, waarom niet?
De inspectie is bekend met enkele gevallen van beroepsbeoefenaren die veroordeeld zijn wegens een strafbaar feit. De inspectie kan het zo iemand niet verbieden om in de zorg te werken. Dat kan alleen de rechter. De inspectie kan alleen bij BIG-geregistreerde zorgverleners die aantoonbaar acuut gevaar voor de patiënt opleveren, een bevel opleggen. Als de inspectie een zorgverlener die seksueel misbruik pleegt of heeft gepleegd, op het spoor komt (door bijvoorbeeld een melding, tuchtuitspraak of uitspraak van de strafrechter), zal zij de betrokken zorgverlener altijd op kantoor ontbieden om te horen wat diens toekomstplannen zijn. Dit met als doel de veiligheid van patiënten zoveel mogelijk te garanderen.
Erkent u dat in de zorg het gemakkelijk is, ook al wordt er in teamverband gewerkt, om je als professional af te zonderen met een patiënt/bewoner/cliënt? Zo ja, hoe oordeelt u over het advies van de IGZ? Zo neen, waarom niet?
Het is inderdaad nooit uit te sluiten dat er in de zorg een situatie kan voorkomen waarin een professional zich met een patiënt kan afzonderen. Omdat thans nog geen sprake is van een verplichte VOG en het niet de taak is van de inspectie om op de stoel te gaan zitten van de werkgever kon de inspectie niet anders dan de verantwoordelijkheid van de werkgever én de beroepsbeoefenaar benadrukken en adviseren over de noodzakelijke voorwaarden waaronder het werk moest plaatsvinden, in dit geval het werken in teamverband met controle en intervisie. De inspectie beperkte zo de handelingsvrijheid. In de huidige situatie heeft de inspectie weinig andere mogelijkheden. Ik wil dat aanpassen door een VOG verplicht te stellen, ook in de cure. Wanneer er wel een VOG verplicht is kan de inspectie meer doen dan alleen adviseren. Dit betekent echter niet dat alle risico’s zijn uitgesloten.
De zogenaamde studiereis naar Zwitserland |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kunt u uiteenzetten hoe het idee voor de «studiereis» met zorgbestuurders tot stand is gekomen?1
De opgaven waar de langdurige zorg voor staat zijn groot, en de overheid kan daaraan niet alleen het hoofd bieden. Daarvoor is betrokkenheid van het veld van de langdurige zorg noodzakelijk.
Veel uitdagingen in de westerse wereld zijn hetzelfde. Kijken in de keuken bij anderen geeft een beeld van verschillende oplossingsmogelijkheden en voorkomt dat verschillende landen en partijen eigenstandig steeds opnieuw het wiel uitvinden, terwijl we moeten leren van elkaars fouten. Hiervoor komen mensen bij ons op bezoek en gaan wij op bezoek bij anderen. Bij deze reis hebben zowel werkbezoeken aan de overheid als aan het veld plaatsgevonden om maximaal rendement te halen.
Aan het begin van mijn ministerschap heb ik aangegeven het belangrijk te vinden dat beleidsambtenaren buiten het departement kijken. Dit heeft over het algemeen in Nederland plaats, maar in bijzondere gevallen kan een bezoek aan het buitenland veel informatie opleveren. In dergelijke gevallen wordt een zorgvuldige afweging gemaakt of de kosten opwegen tegen de baten. Derhalve deel ik uw kwalificatie niet dat dit kan worden aangemerkt als potverteren.
Kunt u uiteenzetten wat er zo inspirerend is aan de zorg in Zwitserland om daar vijf dagen naar af te reizen?
In Zwitserland is na een langdurige discussie over marktwerking, overheidsverantwoordelijkheid, gemeentelijke verantwoordelijkheid en eigen betalingen van de burger, het stelsel voor langdurige zorg gewijzigd. Omdat in Nederland een vergelijkbaar debat plaats heeft met vergelijkbare dilemma’s, is voor Zwitserland gekozen. Bezocht zijn het kanton en de gemeenten Zurich en Basel, die een hoofdrol speelden in de vertaling van de nieuwe wetgeving naar de decentrale regelgeving en het beleid. Ook zijn bezoeken gebracht aan geïntegreerde care/cure centra, een innovatieve ggz-instelling, een instelling voor verstandelijk gehandicapten en revalidatie- en aan woonzorgcentra.
Overigens nam de studiereis drie dagen in beslag, dinsdag, woensdag en donderdag. De vluchten van en naar het land vonden plaats op maandagavond (om 19.05 uur) resp. vrijdagochtend (om 10.15 uur).
Kunt u toelichten op grond van welke criteria de meegereisde bestuurders en mensen uit het zorgveld op de aanwezigheidslijst zijn geselecteerd? Is het waar dat deze mensen zijn «uitverkoren» en dat er geen open inschrijving voor deze reis is geweest?
De deelnemers aan de reis zijn mensen die werken in de langdurige zorg en er blijk van hebben gegeven zich nadrukkelijk te willen verdiepen in genoemde vraagstukken. Derhalve is geen sprake geweest van een open inschrijving.
Bij mijn aantreden was een aantal geplande bezoeken, zoals deze, qua organisatie al in een vergevorderd stadium. Het aanbestedingstraject was vergevorderd en deelnemers waren geattendeerd. Voor annuleren bestond geen aanleiding omdat voor het meest kosteneffectieve aanbod is gekozen.
Is het waar dat de deelnemers voor de reis begin 2011 benaderd zijn? Zo ja, hoe verklaart u de uitspraak van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in de berichtgeving dat de reis niet meer te annuleren is geweest? Zo nee, wanneer zijn de deelnemers uitgenodigd?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre past het organiseren van kostbare reisjes voor selecte gezelschappen in uw beleidsdoelstelling om in de kosten van het ministerie van VWS te snijden, zoals u veelvuldig heeft aangekondigd in debatten?2 Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Begrijpt u dat bij mensen de indruk ontstaat dat het ministerie van VWS leuke reisjes organiseert en aan potverteren doet? Zo ja, waarom is dit reisje niet geannuleerd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Wie heeft de reis van de deelnemers betaald, het ministerie van VWS, de zorginstelling of de deelnemers zelf? Kunt u ons een overzicht geven?
De reis van de deelnemers (reis- en verblijfkosten) is betaald door de deelnemers. De factuur is door de organisator verzonden aan de organisatie waar de deelnemer werkt. Het is aan deze organisatie of en in welke mate de deelnemer zelf meebetaalt aan de reis. VWS heeft de organisatie en logistieke kosten betaald.
Indien de reis is betaald door zorginstellingen of zorgorganisaties, wat is uw oordeel daarover? Kunt u uiteenzetten waar in de zorgfinanciering – via de zorgzwaartepakketten bijvoorbeeld – de overhead voor dit soort reisjes is opgenomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Onderdeel van de bekostiging van zorg is kennisontwikkeling, opleiding enz. voor de mensen die in de zorg werken. Hoe zorginstellingen deze middelen inzetten is hun verantwoordelijkheid. Hiervoor is aangegeven dat het aan de zorginstellingen is, of en in welke mate de deelnemer zelf meebetaalt aan de reis.
Kunt u toelichten waarom de directeur Langdurige Zorg deel heeft genomen aan deze reis? Welke meerwaarde heeft dat voor uw ministerie, gelet op het feit dat deze per 1 maart 2011 overstapt naar een zorgverzekeraar? Kunt u uw antwoord toelichten?
De directeur Langdurige Zorg heeft de reis voorbereid, buitenlandse contacten gelegd en was delegatieleider. Het was de doelstellingen van de reis niet ten goede gekomen als de directeur Langdurige Zorg niet was meegegaan.
Wat is er besproken op de diners, lunches en andere bijeenkomsten? Welke deals zijn er gesloten tussen het ministerie van VWS en de zorgbestuurders? Kunt u uw antwoord toelichten?
Tijdens de reis is veelvuldig gesproken over hetgeen in Zwitserland naar voren kwam, de mogelijke betekenis daarvan voor Nederland en het eigen werk. Meer in de diepte zijn drie thema’s aan de orde gekomen. Allereerst is op dinsdag aan de orde geweest: de financiering, solidariteit en organisatie van langdurige zorg in Zwitserland in vergelijking met de situatie in Nederland en de mate waarin zorgaanbieders zelf daarin het voortouw nemen in Zwitserland en Nederland. Op woensdag is gesproken over de noodzaak om de relatie tussen professionals in de zorg en cliënten centraal te plaatsen, wat daarvoor nodig is, hoe dat in Zwitserland gebeurt en hoe met name zorgaanbieders hieraan handen en voeten kunnen geven. Tot slot is op donderdag hetgeen is gezien, geleerd en besproken, vertaald naar een inhoudelijke agenda waaraan de deelnemers willen gaan werken.
De rode draad was dat het met name aan zorgaanbieders is de kwaliteit en de doelmatigheid in de zorg te vergroten. De vraagstukken in de langdurige zorg in Nederland zijn vergelijkbaar met die in Zwitserland. Van belang is hoe de Zwitsers deze vraagstukken hebben opgelost (of niet) en hoe daarvan door ons kan worden geleerd.
Waarom moesten er twee mensen mee van adviesbureaus Plexus en BKB? Is hun reis ook door uw ministerie betaald?
Zowel van BKB als Plexus is er één begeleider mee geweest. Deze zorgden voor de logistiek. De kosten voor de begeleiders maakten onderdeel uit van de opdracht.
Wanneer zijn de plannen voor de reis gemaakt? Is de reis aanbesteed en zo ja, wanneer is de aanbesteding gegund?
De reis is aanbesteed op basis van een programma van eisen dat in de periode augustus en september 2010 is ontwikkeld. De offertes zijn op 20 september 2010 aangevraagd bij vijf bedrijven. De offertes zijn op 7 oktober 2010 ontvangen. Van deze vijf vielen er twee af. Er is gesproken met drie van de partijen die een offerte hebben uitgebracht. De informele gunning en afwijzing vond plaats op 18 oktober 2010. Na de informele gunning en/of afwijzing geldt een wachttijd om een partij, die is afgewezen in de gelegenheid te stellen bezwaar te maken. De formele gunning heeft op 16 november 2010 plaatsgevonden. Het noemen van de organisaties die zijn afgewezen is bedrijfsgevoelige informatie. De combinatie van BKB en Plexus kwam als beste uit de aanbesteding omdat deze de hoogste kwaliteit tegen de laagste prijs bood.
Zijn er andere organisaties dan Plexus en BKB geweest die hebben meegedaan aan de aanbesteding voor de organisatie van deze reis? Zo ja, welke en waarom hebben zij de aanbesteding niet gegund gekregen? Zo nee, hoe verklaart u dat er geen andere organisaties hebben ingeschreven?
Zie antwoord vraag 12.
Kunt u een overzicht geven van alle opdrachten die Plexus en/of BKB uitvoeren in opdracht van het ministerie van VWS? Zo nee, waarom niet?
Hieronder treft u een overzicht aan van opdrachten aan Plexus Medical Group die op dit moment nog in uitvoering zijn.
Omschrijving
Omvang contract
Zichtbaar maken beleidsresultaten (samen met BKB)
1 917 796,64
Chronisch zieken beleid
604 155,85
Ontwikkelen signaal vlaggen VVT
30 731,16
Kernset prestatie indicatoren GGZ (Zichtbare Zorg)
74 027,52
Totaal
2 626 711,17
De enige opdracht die BKB op dit moment in uitvoering heeft is de studiereis naar Zwitserland, waarin BKB samenwerkt met Plexus Medical Group (€ 44 744).
Volledigheidshalve treft u hieronder aan een opgave van de opdrachten die Plexus Medical Group vanaf 2009 van VWS heeft gekregen welke inmiddels zijn afgerond. Opdrachten met een omvang groter dan € 50 000,= zijn gespecificeerd.
Omschrijving
Bedrag
Praktijktoets levelindicatoren spoedeisende hulp
105 000,00
Koppeling indicaties Care-ZZP
103 964,35
Internationale benchmark bloedprijzen
127 334,34
Vergelijkbare data GGZ
67 199,15
Chronisch zieken beleid
383 525,11
Verbetering kwaliteitskader VVT
132 374,92
Budgettaire effecten betere naleving richtlijnen
77 568,96
Ontwikkeling prestatieindicatoren verloskunde (Zichtbare Zorg)
132 816,49
Ontwikkeling indicatoren (Zichtbare Zorg)
374 916,05
Ontwikkeling substitutiemodel eerstelijnsdiagnostiek
129 032,00
Nadere uitwerking ontwikkeling indicatoren (Zichtbare Zorg)
63 874,44
Diverse opdrachten kleiner dan 50 000,–
543 080,83
Totaal
2 240 686,64
Hieronder vindt u een opgave van de opdrachten die BKB vanaf 2009 van VWS heeft gekregen welke inmiddels zijn afgerond. Opdrachten met een omvang groter dan € 50 000,– zijn gespecificeerd.
Omschrijving
Bedrag
Congres langdurige zorg
445 105,41
Diverse opdrachten kleiner dan 50 000,–
2 280,00
Totaal
447 385,41
Welke andere soortgelijke reizen hebben in de afgelopen jaren plaatsgevonden? Waar gingen ze heen, wat waren de kosten en welke mensen hebben deelgenomen?
VWS-ambtenaren onderhouden verschillende internationale contacten, zowel multilateraal als bilateraal.
In EU-verband vindt een groot aantal vergaderingen van EU werkgroepen plaats in Brussel, Kopenhagen of, met het Hongaars voorzittersschap, in Boedapest. Daarnaast vinden er (EU) expertmeetings plaats oa op het gebied van voedselveiligheid, geneesmiddelen, curatieve zorg en langdurige zorg. Verder nemen ambtenaren van het ministerie, indien nodig, deel aan vergaderingen en bijeenkomsten van internationale organisaties zoals de OECD, de Verenigde Naties en meer specifiek de WHO. Het VWS-werkterrein heeft bovendien een internationaal karakter zoals bijvoorbeeld bij sport. Deze bijeenkomsten vinden over de hele wereld plaats. Omdat VWS ook verantwoordelijk is voor beleid met betrekking tot oorlogsgetroffenen en in die rol voorzitter is van ITF3, hebben ambtenaren de afgelopen jaren bezoeken gebracht aan vergaderingen van het ITF in o.a. Israël, Warschau en Parijs.
Verder zijn er bilaterale contacten voor operationele doeleinden, over beleidsvorming en internationale afspraken (zoals het tekenen van verdragen en het sluiten van overeenkomsten) met diverse landen. Daarnaast worden deze bilaterale contacten gebruikt voor de uitwerking van internationale regelgeving. Momenteel staat het ministerie voor een groot aantal vraagstukken, zoals meer innovatie in de zorg, de stelselherziening Jeugdzorg en de herzieningen in de AWBZ. Soms kan het waardevol zijn hiervoor buiten de landsgrenzen te kijken naar mogelijke oplossingen. Zo is over de ontwikkeling van de Zorgverzekeringswet contact geweest met andere landen, waaronder de Verenigde Staten. Veel landen sturen hiervoor ook delegaties naar Nederland.
Door de directe leidinggevende en/of de dienstleiding wordt per keer afgewogen of eventuele kosten van een reis op wegen tegen de baten, hoewel die niet altijd meetbaar zijn. Ik zal met het oog op de financiële situatie van de Rijksoverheid op dit moment, in het algemeen waar mogelijk nog kritischer afwegen. In die geest zullen de afwegingen per keer worden gemaakt. Daar waar de kosten opwegen tegen de baten zie ik geen reden waarom VWS-medewerkers geen dienstreizen gericht op kennisvermeerdering meer zouden kunnen maken.
Een zo compleet mogelijk overzicht van de afgelopen jaren van buitenlandse dienstreizen van ambtenaren van het ministerie van VWS gericht op kennisvermeerdering (inclusief congressen, conferenties etc.) is bijgevoegd4. Hiervoor geldt een voorbehoud, omdat er geen afzonderlijke registratie van dit type reizen plaatsvindt. In een aantal gevallen treden VWS deelnemers daarbij op als spreker. Tevens is bijgevoegd een voorlopige planning voor 2011. In deze overzichten zijn niet opgenomen de buitenlandse dienstreizen die gericht zijn op andere doeleinden, zoals hierboven toegelicht.
Hoeveel reizen staan er nog gepland en bent u bereid deze te annuleren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 15.
Kunt u de vragen beantwoorden vóór 1 maart 2011, 12.00 uur?
Nee, dat is helaas niet gelukt.
Het voornemen van het Academisch Ziekenhuis Maastricht (AZM) om academische zorg af te stoten om financiële redenen |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Herinnert u zich uw uitspraak dat het AZM geen academische functies om financiële redenen mag afstoten?1
Ja, die brief van 6 weken geleden herinner ik mij nog. Ik heb in de door u aangehaalde brief (TK, 2010–2011, 32 299, nr. 8.) aangegeven dat het afstoten van zorg kan plaatsvinden op basis van kwalitatieve argumenten mits de continuïteit van die zorg voor de patiënten gewaarborgd blijft.
Wat is uw mening gezien bijgevoegde informatie waaruit men kan afleiden dat financiële afwegingen bepalend zijn voor het management van het AZM, om delen van de klinische immunologie om organisatorische en strategische redenen af te stoten?2
Het AZM heeft in het kader van het strategisch heroverwegingsprogramma «azMove» een proces ingezet om meer focus aan te brengen in het totale portfolio van patiëntenzorg, onderzoek en onderwijs. De bedoeling hiervan is om de topreferente functies van het AZM meer te laten aansluiten bij de gekozen centrale thema’s van het AZM. De Raad van Bestuur van het AZM is van mening dat het maken van keuzes past in het streven naar meer focus teneinde de kwaliteit van zorg voor patiënten te verbeteren. Dit past in de landelijke discussie over de organisatie van topreferente zorg, waarbij als uitgangspunt geldt dat niet alle UMC’s alle functies kwalitatief verantwoord kunnen blijven uitoefenen.
Hoe beoordeelt u de vrijwel identieke brieven van de academische ziekenhuizen in Utrecht (UMCU) en Nijmegen (UMCN) waarin zij aangeven de zorg wel over te willen nemen, terwijl deze bijzondere expertise in de klinische immunologie inzake aandoeningen als vasculitis, cardiomyopathie en pulmonale hypertensie aandoeningen daar niet voor handen is?
Zoals vermeld in de brief van het UMCU en UMCN van 23 juni 2010, respectievelijk 6 oktober 2010, gaat de Raad van Bestuur van beide UMC’s akkoord met het overnemen van de behandeling van klinisch immunologische patiënten van het AZM voor de patiënten die hiervoor kiezen.
De IGZ heeft aangegeven dat er in het AZM zeer bijzondere expertise voorhanden is die bijna nooit nodig is. Het UMCU en het UMCN kunnen deze patiënten alleen ontvangen als de kwaliteit gewaarborgd is. Beide bovenstaande ziekenhuizen hebben mij laten weten dat ze dit vakgebied in de breedte beheersen en fungeren als expertcentrum op dit gebied. De Raad van Bestuur heeft uitgebreid overleg gevoerd met de divisievoorzitters en afdelingshoofden van de betrokken afdelingen die allemaal aangegeven hebben dat het mogelijk is om deze patiënten te behandelen. Voor zeer bijzondere vragen kunnen ze terugvallen op het AZM. Daarmee is wat mij betreft aan het belangrijk criterium van continuïteit van zorg voldaan.
Wat vindt u van het gegeven dat het UMCN en het UMCU constateren dat strategische afwegingen ten grondslag liggen aan het voornemen van het AZM om gespecialiseerde klinische immunologie af te stoten?3
Het UMCN en het UMCU constateren dat het AZM de «last resort functie» ten aanzien van de klinische immunologie, mede door de zwaartepunten waarop het AZM zich wil profileren, over wil dragen naar andere UMC’s. Kwalitatieve argumenten zijn hierbij doorslaggevend, functies die teveel geënt zijn op een te smalle bezetting en derhalve vanuit kwalitatief oogpunt kwetsbaar zijn zullen worden overgeheveld naar andere UMC’s.
Dit past ook goed in het beleid omtrent de UMC’s waarin wordt gestreefd naar het maken van portfoliokeuzes rondom de topreferente zorg wat zal resulteren in een betere taakverdeling. De verwachting is dat door dit beleid de kwaliteit, patiëntveiligheid en effectiviteit van de zorg zal toenemen. Ik onderschrijf dit beleid.
Is het overnemen van de behandeling van klinisch immunologische patiënten van het AZM door het UMCU en het UMCN door de medische staven al daar geaccordeerd?
Zoals al genoemd in het antwoord op vraag 3 zijn alle betrokken divisievoorzitters en afdelingshoofden betrokken bij de besluitvorming rond het overnemen van de klinisch immunologische patiënten.
Vindt u het acceptabel dat managers van drie academisch ziekenhuizen kennelijk in een onderonsje deze bijzondere academische zorg onderling aan het verdelen zijn zonder dat daar een maatschappelijk toets op basis van kwalitatieve afwegingen aan ten grondslag ligt?
Er is geen sprake van een verdeling van de zorg omdat er geen afspraken gemaakt worden over de uitwisseling van zorg. Afstoten van bepaalde topreferente zorg op basis van kwalitatieve argumenten vind ik acceptabel mits goed afgestemd met de ander UMC’s en op een zodanige manier dat de continuïteit van die zorg voor patiënten gewaarborgd blijft.
Er zijn in het bijzonder afspraken gemaakt met het UMCN (Nijmegen) en het UMCU (Utrecht) om deze continuïteit te borgen, maar de patiënten kunnen voor de topreferente klinische immunologie ook nog terecht in twee ander UMC’s namelijk het ErasmusMC (Rotterdam) en het UMCG (Groningen).
Bent u bereid de plannen van deze drie ziekenhuizen inzake klinische immunologie te laten toetsen door de Nederlandse Vereniging Voor Immunologie op de criteria, kwaliteit, toegankelijkheid en bereikbaarheid voor patiënten en door de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra?
De Raden van Bestuur van de betreffende ziekenhuizen zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van zorg. Het is niet aan mij om de plannen van deze ziekenhuizen omtrent de klinische immunologie te (laten) toetsen. Er zijn andere toetsingsmechanismen die corrigerend kunnen werken mocht dat nodig zijn: de Raad van Toezicht, het jaarverslag, de Ondernemingsraad en de verzekeraars die hen contracteren.
Er is meerdere malen contact geweest met het AZM over het afstoten van de klinische immunologie. Ik heb op 23 februari 2011 een brief ontvangen van het AZM waarin ze een toelichting geven op het voornemen om keuzes te maken ten aanzien van de klinische immunologische patiëntenzorg in het AZM. Ik heb mij ervan vergewist dat het traject in aanloop naar het voorgenomen besluit zorgvuldig is geweest en dat gegarandeerd is dat toegeleiding van patiënten wat betreft de last resort functie zorgvuldig en adequaat zal geschieden. Afhankelijk van de situatie en de wens van de patiënt zijn er verschillende opties.
Daarnaast heeft het AZM mij verzekerd dat voordat er een definitief besluit wordt genomen een zorgvuldige procedure zal worden doorlopen waarbij diverse medezeggenschapsorganen worden geconsulteerd waarin ook wordt voorzien in participatie van patiëntenvertegenwoordigers in het besluitvormingsproces via de Cliëntenraad Academische Ziekenhuizen (CRAZ). De CRAZ is ontstaan bij gevolge van de Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen en vormt het patiënten medezeggenschapsorgaan van (elk van de) acht UMC’s. De CRAZ onderhoudt contacten met (regionale) patiëntenorganisaties georiënteerd op patiëntenparticipatie en met de verschillende achterbannen van de leden van de CRAZ. Na definitieve besluitvorming zal uitvoerige communicatie plaatsvinden met ziekenhuizen, verwijzers, stakeholders en de IGZ.
De IGZ zal als dat nodig is haar rol oppakken als bewaker en toetser van de kwaliteit. De IGZ toetst alleen de randvoorwaarden voor verantwoorde zorg en spreekt zich niet uit over de inhoudelijke kwaliteit van de afdelingen in het UMCN en UMCU.
Wat betreft de bereikbaarheid heeft het AZM aangegeven dat de gemiddelde reisafstand voor deze patiëntengroep kan verminderen als gevolg van het verplaatsen van deze zorg naar de andere UMC’s. De NFU is geïnformeerd door het AZM over het voornemen om te stoppen met de topreferente functie binnen de klinische immunologie.
In hoeverre is er contact geweest tussen uw ministerie en het AZM over het afstoten van de klinische immunologie door het AZM?4 Heeft het ministerie hierop het ja-woord gegeven?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid uw invloed aan te wenden om ontmanteling van deze gespecialiseerde «last resort» klinische immunologie in het AZM te voorkomen? Zo neen, waarom niet?
Nee, zoals ik eerder heb vermeld ligt de verantwoordelijkheid voor het bieden van goede kwaliteit van zorg bij de Raad van Bestuur van het ziekenhuis. Het AZM heeft aangegeven de zorg af te willen stoten op basis van kwalitatieve argumenten. Deze handelswijze past in de landelijke discussie over de organisatie van topreferente zorg, waarbij in NFU verband de beweging gaande is om de zorg voor patiënten met zeldzame en complexe ziekten te concentreren.
Ik ben, naar aanleiding van de afspraken die zijn gemaakt met mijn voorganger over het inlichten van VWS alvorens definitieve besluiten worden genomen rondom topreferente zorg, ingelicht over het besluitvormingsproces. Ik heb vastgesteld dat er een zorgvuldig besluitvormingsproces doorlopen is.
Wat is naar aanleiding van deze casus uw standpunt over de dreiging dat universitair medische centra zonder maatschappelijke verantwoording af te leggen en zonder adequaat toetsingsinstrument op de algemene uitgangspunten kwaliteit, toegankelijkheid en bereikbaarheid om niet-medische redenen «last resort» om financieel-strategische redenen functies afstoten?
Zie hiervoor mijn antwoorden op vraag 2, 4 en 7. Ten aanzien van de maatschappelijke verantwoordelijkheid wil ik aangeven dat er verschillende mechanismen zijn die corrigerend kunnen werken mocht dat nodig zijn: de Raad van Toezicht, het jaarverslag, de Ondernemingsraad en de verzekeraars die hen contracteren en ook een zorgplicht hebben.
Wat betreft de last resort functie wil ik benadrukken dat er wel degelijk verantwoording wordt afgelegd over de academische component die ze hiervoor ontvangen. Indien de inspectie signalen bereiken dat er problemen zijn bij het verkrijgen van de juiste zorg zal de inspectie de Raad van Bestuur van het AZM daarop aanspreken.
De verkoop van medicijnen via internet |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over de Tv-uitzending over het bestellen van receptgeneesmiddelen via internet? Vindt u dit uit het oogpunt van volksgezondheid een wenselijke situatie?1
Ik heb de tv-uitzending met belangstelling bekeken en vind het een zorgelijke kwestie.
Bestaan er schattingen van het percentage van via internet bestelde ondeugdelijke medicijnen? Zo ja, wat is dit percentage en wat zijn hierbij de gezondheidsrisico’s?
Het is niet bekend hoeveel geneesmiddelen er in Nederland via internet worden gekocht. Wel bestaat de indruk dat dit de laatste jaren sterk in populariteit toeneemt. Vooral illegale erectiemiddelen, afslankmiddelen, benzodiazepines en anabolen worden veelvuldig, overigens niet uitsluitend, via internet aangeschaft.
Over het percentage ondeugdelijke geneesmiddelen die via internet zijn besteld zijn voor Nederland eveneens geen schattingen bekend. Omdat de herkomst van deze middelen onbekend is kan de (constante) samenstelling ervan niet worden gegarandeerd. Uit steekproeven is gebleken dat de samenstelling van geneesmiddelen die via internet zijn gekocht, onbetrouwbaar is2. De Wereldgezondheids-organisatie (WHO) meldt (2010) dat wanneer geneesmiddelen via het internet worden verkocht en de internetsite geen fysiek adres opgeeft, er in meer dan 50% van de gevallen sprake is van vervalsing.3
De omvang van de daadwerkelijke gezondheidsschade die het gebruik van deze middelen in Nederland veroorzaakt is niet precies bekend. Het RIVM voert sinds 2005 periodiek een trendanalyse uit op illegale erectiemiddelen die door de Nederlandse inspectiediensten buiten het officiële geneesmiddelenkanaal in beslag zijn genomen. Uit een inventarisatie van het RIVM blijkt dat er in de periode 2007–2010 na het gebruik van illegale erectiemiddelen 16 gevallen van gezondheidsschade zijn gemeld; het betreft voornamelijk hartklachten. Het RIVM houdt rekening met een sterke onderrapportage van het aantal klachten. Het aantal illegale erectiemiddelen in Europa wordt geschat op 1/3 van het aantal middelen dat via het reguliere distributiekanaal wordt verstrekt4.
Wat vindt u van de reactie van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) die stelt dat «We doen wat we kunnen, maar we kunnen maar een heel beperkt iets en vooral de consument is in dit geval ook aan zet»?
De inspectie treedt op tegen illegale handel in geneesmiddelen. Zij gebruikt hierbij de haar ter beschikking staande middelen. Het illegale aanbod via internet is omvangrijk. Om effectief te zijn is het nodig niet alleen zo adequaat mogelijk de aanbodkant aan te pakken, maar ook de vraagkant te beïnvloeden. Naast de overheid hebben ook de kopers van illegale geneesmiddelen een eigen verantwoordelijkheid. Mijn ministerie werkt samen met de inspectie aan bewustwording van de gevaren van het kopen van geneesmiddelen via internet. Zowel in 2008 als in 2010 heeft mijn ministerie een internetcampagne tegen vervalsingen gevoerd om de burgers bewust te maken van de risico’s die zij lopen bij het bestellen van geneesmiddelen via het internet. Deze campagne is te zien op de website: www.internetpillen.nl.
Is een dergelijke terughoudende opstelling in overeenstemming met het voornemen van de IGZ om een krachtige toezichthouder te zijn waar mensen op kunnen vertrouwen?2 Kunt u dit toelichten?
Het illegale aanbod van geneesmiddelen via internet is een complex probleem. De IGZ moet keuzes maken die bepaald worden door het volksgezondheidsrisico en de effectiviteit van haar optreden. Het maken van dergelijke keuzes kwalificeer ik niet als een terughoudende opstelling. Niettegenstaande het voorgaande hecht de IGZ belang aan het optreden tegen dit probleem. Dit komt naar voren uit de voorgenomen uitbreiding van het onderdeel opsporing met 4 fte in 2011.
Wat vindt u van de werkwijze van Netpharm, die aangeeft dat ze de Nederlandse wetgeving omzeilt? Bent u bereid Netpharm aan te pakken, omdat medicijnen worden verstrekt afkomstig van buitenlandse artsen en apotheken die de patiënt zelf niet ontmoet heeft?
Ik zal de IGZ laten onderzoeken in hoeverre sprake is van strafbare handelingen door Netpharm.
In Nederland is het op grond van artikel 67 Geneesmiddelenwet verboden via internet geneesmiddelen voor te schrijven zonder dat een arts de patiënt persoonlijk ontmoet heeft, die de arts niet kent, of van wie de arts de medicatiehistorie niet beschikbaar heeft. Dit geldt ook wanneer het een buitenlandse arts betreft.
Verder dienen apothekers conform de beroepsnormen van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering van de Pharmacie op basis van dergelijke recepten geen geneesmiddelen af te leveren. Er is dan immers geen sprake van verantwoorde zorg door de apotheek. Dit geldt uiteraard ook indien het geneesmiddel wordt toegezonden uit het buitenland.
Dit staat los van het voorstel om het onbevoegd «te koop aanbieden» van geneesmiddelen afzonderlijk strafbaar te stellen. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat het voorstel niet behelst om het «te koop aanbieden» in het algemeen te verbieden, maar uitsluitend voor onbevoegden. De IGZ kan op dit moment al optreden in het geval dat geneesmiddelen onbevoegd worden vervaardigd, in voorraad gehouden, verkocht en afgeleverd. Deze handelingen zijn al wettelijk verboden. Het staat bij degene die een geneesmiddel te koop aanbiedt echter niet op voorhand vast dat hij voornoemde verboden ook overtreedt. Daarom wordt de opsporing en de bewijslast vergemakkelijkt indien het «te koop aanbieden» afzonderlijk strafbaar wordt gesteld. Hiermee krijgt de IGZ een extra instrument in handen. Dit gebeurt in het wetsvoorstel tot wijziging van de Geneesmiddelenwet (32 196).
Is de werkwijze van Netpharm wettelijk toegestaan? Wordt met de op stapel staande aanpassing van de Geneesmiddelenwet het te koop aanbieden van receptgeneesmiddelen in Nederland en op Nederlandse sites strafbaar? Zo nee, bent u dan bereid de Geneesmiddelenwet aan te passen, zodat dit gat in de wet wordt gedicht?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid internetproviders aan te spreken op illegale of riskante sites waar receptgeneesmiddelen worden verkocht en met hen afspraken te maken om ze uit te lucht te halen of te weren? Zo nee, waarom niet?
Indien uit het onderzoek van IGZ blijkt dat Netpharm strafbare feiten pleegt (op zijn website) of daaraan op strafbare wijze medewerking verleent, zal ik op basis van de afgesproken code Notice-and-Take-Down (NTD) de internetprovider verzoeken de website uit de lucht te halen. Deze NTD-code beschrijft een procedure voor het omgaan met meldingen van onrechtmatige sites op internet. De code is een onderdeel van een initiatief van partijen die zich inzetten tegen de aanwezigheid van onrechtmatige en strafbare informatie op (het Nederlandse deel van) internet. Het initiatief is voortgekomen uit de wens van overheid en marktpartijen om te komen tot afspraken hieromtrent.
Wilt u met banken en creditcardmaatschappijen in gesprek gaan om te komen tot een verbod op grensoverschrijdende transacties bij de verkoop van receptgeneesmiddelen? Zo nee, waarom niet?
Ik denk niet dat zo’n verbod mogelijk is. Ik heb mijn medewerkers gevraagd om contact op te nemen met het ministerie van Financiën om te verkennen wat wel en niet kan.
Bent u bereid met landen als Curacao en Verenigd Koninkrijk in overleg te treden en hen harder aan te spreken op hun verantwoordelijkheid in deze? Kunt u uw mogelijkheden en beleid in internationaal verband toelichten?
In Europees verband wordt er gewerkt aan wettelijke regels (richtlijn) om te verhinderen dat vervalste geneesmiddelen in de legale distributieketen terecht komen. Hierin zullen ook eisen opgesteld worden voor het aanbieden van geneesmiddelen via het internet. Verwacht wordt dat medio 2011 deze richtlijn vastgesteld zal worden en dat deze daarna in de opvolgende 18 maanden wordt geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving.
Daarnaast zal ik hierover contact opnemen met mijn ambtgenoot van het Ministerie van Gezondheid, Milieu en Natuur van Curacao.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor de voortzetting van de behandeling van de aanhangige wijziging van de Geneesmiddelenwet?3
Het spijt mij dat ik deze vragen niet voor de door u gestelde termijn heb kunnen beantwoorden.
Het bericht dat er sprake is van corruptie en hoge kosten bij zorgverzekeraar Agis |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het bericht «Corruptie en te hoge kosten: veel mis bij Agis in Marokko»?1 Zo ja, deelt u de mening dat de geschetste cultuur van steekpenningen, monopolies en vriendjespolitiek, onder toeziend oog van de directeur van het Agis-steunpunt ter plaatse, onacceptabel is?
Het bericht in de Volkskrant van 18 februari jl. dat Agis zaken doet met een corrupt netwerk van klinieken in Marokko en dat deze zorgverzekeraar Nederlandse verzekerden dwingt zich te laten behandelen door bevriende artsen tegen te hoge kosten is naar ik heb begrepen niet in overeenstemming met de werkelijkheid.
Agis heeft een servicecentrum in Marokko gevestigd, net zoals in Turkije en Suriname. Verzekerden die zich bij zo’n servicecentrum melden, krijgen op basis van hun diagnose een advies over een te kiezen kliniek waarmee Agis een overeenkomst heeft gesloten.
Agis heeft mij laten weten alleen overeenkomsten te sluiten met klinieken waarvan de kwaliteit van de zorg, de transparantie van de administratieve afhandeling en de prijsstelling is getoetst en positief beoordeeld. Adviserend geneeskundigen vanuit Nederland bezoeken en beoordelen de klinieken op deze punten. Agis spreekt met hen prijzen af conform de Marokkaanse prijsstelling die ruim onder het Nederlandse tarief ligt.
Verzekerden hebben in het buitenland, net als in Nederland, vrije artsenkeuze, dus ze hoeven dit advies van het servicecentrum niet op te volgen. Als verzekerden naar een door Agis gecontracteerde kliniek gaan, hoeven ze de kosten van de behandeling niet voor te schieten. Als verzekerden ervoor kiezen naar een kliniek van hun eigen keuze te gaan, dan kunnen ze de gemaakte kosten, uiteraard alleen indien de behandeling binnen de dekking van de verzekering valt, achteraf in Nederland declareren.
Uit het bovenstaande wordt duidelijk dat er geen sprake kan zijn van de beschuldigingen die zijn geuit in het betreffende Volkskrant artikel.
Zoals u weet is het Kabinet voornemens de werelddekking van de ziektekostenverzekering af te schaffen en de vergoeding te beperken tot de landen van de Europese Unie. Als deze maatregel geëffectueerd is, vervalt de wettelijke grondslag van bovenstaande afspraken voor wat betreft het basispakket.
Deelt u de mening dat Agis de uitkomsten van het onderzoek per direct openbaar moeten maken?
Van Agis heb ik begrepen dat er geen sprake is van een onderzoek. Wel is het zo dat zorgverzekeraars standaard controles uitvoeren om te bezien of zorgaanbieders zich aan de met hen gemaakte afspraken houden. Uit regulier onderzoek door de interne accountantsdienst van Agis en uit de controle door de externe accountant blijkt dat de handelwijze van het servicekantoor en de financiële stromen in overeenstemming zijn met de afspraken die met de gecontracteerde zorgverleners zijn gemaakt.
Bent u bereid de ten onrechte uitgegeven Nederlandse premiegelden terug te vorderen bij zorgverzekeraar Agis? Zo nee, waarom niet?
De NZa houdt toezicht op de zorgplicht van zorgkantoren en zorgverzekeraars en op de gedeclareerde zorg in de Zvw en AWBZ. De NZa heeft mij laten weten dat zij naar aanleiding van de nu voorliggende informatie en het contact dat zij hierover met Agis hebben gehad, geen aanleiding ziet om een aanvullend onderzoek in te stellen. Zodra er in de toekomst nadere informatie boven water zou komen zal de NZa hierop alert zijn en zal zij zonodig handhavend en eventueel corrigerend optreden.
Een vanuit de AWBZ bekostigde luxe studiereis voor zorgbestuurders |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Luxe studiereis in de zorg op kosten van de AWBZ»?1
Ja.
Is het waar dat de kosten voor deze reis deels (100 000 euro) betaald is uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en deels (44 744 euro) door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport? Zo ja, hoe is het mogelijk dat dit geld voor een luxe studiereis wordt ingezet in plaats van voor zorg voor ouderen en gehandicapten?
De opgaven waar de langdurige zorg voor staat zijn groot, en de overheid kan daaraan niet alleen het hoofd bieden. Daarvoor is betrokkenheid met het veld van de langdurige zorg noodzakelijk.
Veel uitdagingen in de westerse wereld zijn hetzelfde. Kijken in de keuken bij anderen, geeft een beeld van verschillende oplossingsmogelijkheden. Hiervoor komen mensen bij ons op bezoek en gaan wij op bezoek bij anderen. Het bijzondere van deze reis is dat hierbij zowel werkbezoeken aan de overheid, als aan het veld zijn gemaakt. Hierdoor gaat het een slag dieper.
De reis van de deelnemers (reis- en verblijfkosten) is niet betaald door VWS maar door de deelnemers ( totaal € 1 535,= per persoon voor de gehele reis). De factuur is door de organisator verzonden aan de organisatie waar de deelnemer werkt. Het is aan deze organisatie of en in welke mate de deelnemer zelf meebetaalt aan de reis. VWS heeft de organisatie en logistieke kosten betaald ten laste van de VWS begroting.
Bij mijn aantreden was een aantal geplande bezoeken, zoals deze, qua organisatie al in een vergevorderd stadium. Het aanbestedingstraject was vergevorderd en deelnemers waren geattendeerd. Voor annuleren bestond geen aanleiding omdat voor het meest kosteneffectieve aanbod is gekozen. Met het oog op de financiële situatie van de Rijksoverheid op dit moment, zal in het algemeen waar mogelijk nog meer soberheid worden betracht. In die geest zullen de afwegingen per keer worden gemaakt.
Is het waar dat deze luxe reis voor zorgbestuurders het initiatief is van het ministerie van VWS? Zo ja, waarom? Waarom heeft u na uw aantreden deze reis niet geannuleerd?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom konden deze topbestuurders deze reis niet betalen van hun riante salaris?
Het is aan de zorginstellingen of en in welke mate de deelnemer zelf meebetaalt aan de reis.
Staan er meer van dit soort geldverspillende snoepreisjes gepland en bent u voornemens deze te annuleren?
Door VWS worden geen «snoepreisjes» gemaakt omdat in dat de geval de baten niet opwegen tegen de kosten. Derhalve deel ik uw kwalificatie niet. Voor het overige verwijs ik naar het antwoord op vraag 2 en 3.
Het verband tussen narcolepsie en vaccinatie tegen Mexicaanse griep |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de berichtgeving over een verband tussen vaccinatie tegen Mexicaanse griep en het voorkomen van narcolepsie bij kinderen en jongeren?1 Kunt u zich voorstellen dat mensen zich ongerust maken over deze mogelijke bijwerking van een vaccin dat werd aangeraden door de Nederlandse overheid?
Ja. De resultaten van onderzoek in Zweden en Finland naar narcolepsie (slaapziekte) laten een mogelijk verband zien met het gebruik van het pandemisch vaccin Pandemrix in de leeftijdsgroep 4 t/m 19 jaar.
In Finland wordt narcolepsie negen keer vaker gerapporteerd in de gevaccineerde groep (een toename van 1 naar 9 gevallen per 100 000). Ook in Zweden is een verhoogd risico op narcolepsie gevonden bij de leeftijdsgroep tussen 4 en 19 jaar die met Pandemrix gevaccineerd is. De resultaten zijn in lijn met de Finse data, maar met een kleinere omvang; er is een toename van 1 naar 4 gevallen per 100 000. In totaal zijn 229 gevallen van narcolepsie na vaccinatie gemeld in Europa2.
Het Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP), het wetenschappelijke comité van het EMA, adviseert voorschrijvers bij deze leeftijdsgroep rekening te houden met de voorlopige resultaten uit Finland en Zweden en om een individuele baten/risico analyse te maken.
Zowel het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA) als het European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC) doen studie naar het verband tussen vaccinatie met Pandemrix en het voorkomen van narcolepsie3.
In een brief van het ECDC aan de EMA vraagt de directeur aan het EMA o.a. om het gebruik van Pandemrix voorlopig op te schorten, wachtend op definitieve resultaten en om een validatie van de Finse, Zweedse en VAESCO studie. De directeur van het ECDC wijst erop dat er nu geen reden voor gebruik van Pandemrix meer is. Dit vaccin is alleen tegen Nieuwe Influenza A (H1N1) gericht en was dus vooral bruikbaar tijdens de pandemie in 2009. Nu hebben we – zoals altijd – een seizoensgriepvaccin dat uit drie vaccinstammen bestaat, waaronder het Nieuwe Influenza A (H1N1) virus.
In Nederland is Pandemrix in 2009 gebruikt ter voorkoming van de Mexicaanse griep, met name bij kinderen tussen 0 t/m 5 jaar oud. Een signaal zoals gezien in Zweden en Finland wordt in Nederland niet gezien.
Ik kan mij goed voorstellen dat een bijwerking als gevolg van vaccinatie mensen die vaccinatie ontvangen hebben ongerust kan maken.
Is het waar dat onderzoeken er op wijzen dat het verband tussen het optreden van narcolepsie en vaccinatie tegen Mexicaanse griep naar alle waarschijnlijkheid wordt veroorzaakt door de toevoeging van de stof adjuvans aan het vaccin?
Het toevoegen van een adjuvans (een hulpstof) aan een vaccin wordt gedaan om het vaccin «sterker» te maken. In Pandemrix is een dergelijk adjuvans verwerkt. Op dit moment is het nog te vroeg om een definitieve conclusie te kunnen trekken over een mogelijk verband tussen vaccinatie met Pandemrix en het optreden van narcolepsie. Het College ter beoordeling van geneesmiddelen (CBG) houdt voortdurend, samen met haar Europese collega registratieautoriteiten, de vinger aan de pols.
Is het waar dat in Nederland gekozen is voor vaccinatie met het vaccin met adjuvans, op aanbeveling van de heer Osterhaus? In hoeverre was de bemoeienis van de heer Osterhaus van doorslaggevend belang bij de keuze voor een vaccin met adjuvans? Kan precies worden toegelicht op welke gronden de keuze voor dit vaccin tot stand is gekomen?
De beslissing om – wanneer tot aanschaf van vaccins over zou worden gegaan – geadjuveerde vaccins aan te kopen is gedaan op basis van een advies van de Gezondheidsraad4. Over de rol van prof. dr. Osterhaus bij de totstandkoming van dit advies van de Gezondheidsraad heb ik u op 30 september 2009 een brief5 gestuurd waarnaar ik u verwijs.
De Gezondheidsraad onderbouwt het advies als volgt:
Is het waar dat de heer Osterhaus heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van een adjuvans en adjuvantia voor tal van bedrijven, waaronder GlaxoSmithKline (GSK), het bedrijf dat het geadjuveerde vaccin tegen de Mexicaanse griep maakte dat in Nederland en België werd gebruikt?
Prof. Osterhaus is in de wetenschappelijke wereld bekend om zijn bijdragen aan de ontwikkeling van alternatieve klassen adjuvantia. Dit werk bevindt zich nog in het experimentele stadium, het heeft nog niet tot producten op de markt geleid. Dit laatste is ook niet op korte termijn te verwachten. Hoewel enige bemoeienis met de ontwikkeling van adjuvantia door anderen dus niet in zijn eigen wetenschappelijke – en commerciële – belang is, heeft hij zonder twijfel door middel van bezoek aan congressen en vergaderingen kennis gedeeld met andere onderzoekers en bedrijven.
Is het waar dat het Europees Agentschap dat het vaccin met adjuvans goedkeurde wist dat er geen klinisch onderzoek bekend was bij kinderen, jongeren en ouderen, precies de groep die gevaccineerd is? Was bij de Nederlandse overheid bekend dat het vaccin onvoldoende getest was, toen de keuze voor dit vaccin werd gemaakt? Zo ja, waarom is deze keuze toch gemaakt? In hoeverre speelden financiële afwegingen daarbij een rol? Zo nee, waarom niet?
Pandemrix is gebaseerd op een zogenaamd «mock-up vaccin». Deze vaccins zijn gebaseerd op de formulering van de al jarenlang gebruikte seizoensgriepvaccins. Hieraan zijn geregistreerde adjuvantia toegevoegd. Deze mock-up vaccins zijn o.a. bij meer dan 8 000 proefpersonen getest, waaronder volwassenen, ouderen en kinderen. Op basis hiervan en op basis van jarenlange ervaring met het registeren en gebruiken van de seizoensgriepvaccins zijn deze vaccins in de Europese Unie goedgekeurd. Tijdens de pandemie is het specifieke vaccindeel voor het Nieuwe Influenza A (H1N1) virus aan het mock-up vaccin toegevoegd.
Financiële afwegingen spelen geen rol bij de toelating van geneesmiddelen tot de Europese markt. Het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA) heeft een onafhankelijke positie en besluit, evenals het CBG, dat in de EMA is vertegenwoordigd, louter op basis van wetenschappelijke afwegingen tot registratie.
De registratiestatus was de Gezondheidsraad bij advisering bekend.
Deelt u de mening dat de overheid de verantwoordelijkheid heeft burgers te informeren en zo nodig gerust te stellen, nu het gaat om een ernstige bijwerking van een vaccin dat op aanraden van de overheid werd toegediend? Zo ja, op welke wijze heeft voorlichting en communicatie plaatsgevonden? Zo nee, waarom niet?
Het CBG heeft via zijn website burgers, maar daarmee ook artsen en apothekers, vanaf 10 september 2010 bij herhaling geïnformeerd over het mogelijk optreden van narcolepsie bij het gebruik van Pandemrix. Op maandag 14 februari heeft de voorzitter van het CBG, Bert Leufkens, in het televisieprogramma ÉénVandaag een toelichting gegeven op de stand van zaken. Daarbij is bevestigd dat er op dat moment geen reden tot zorgen zouden zijn ten aanzien van de Nederlandse situatie betreffende Pandemrix en narcolepsie.
Het Nederlands bijwerkingen centrum Lareb plaatste op 3 februari 2011 een bericht op de website6.
Deelt u de mening dat de overheid de verantwoordelijkheid heeft alle artsen in Nederland er op te wijzen alert te zijn op verschijnselen van narcolepsie bij risicogroepen en dat het optreden van narcolepsie centraal gemeld moet worden? In hoeverre gebeurt dat op dit moment? Welke stappen zijn ondernomen om artsen in Nederland te informeren? Op welke wijze worden nieuwe gevallen geregistreerd en opgespoord?
Via de CBG-website en door alle aandacht in de media (televisie en schrijvende [vak-]pers) zijn de verschijnselen van narcolepsie en het optreden hiervan in mijn ogen voldoende bekend geraakt bij de artsen in Nederland. De belangrijkste reden om hier niet actief de aandacht op te vestigen is dat het vaccin in Nederland éénmalig is gebruikt en nu niet meer wordt toegepast. Daarnaast is de leeftijdsgroep waarin in het buitenland de vermeende bijwerking gevonden wordt (5 t/m 19 jaar) een andere dan waarin het vaccin in Nederland is toegepast (0 t/m 4 jaar). Een signaal zoals gezien in Zweden en Finland wordt in Nederland niet gezien.
Meldingen van narcolepsie gebeuren centraal bij het Nederlands bijwerkingencentrum Lareb. Er kan daar zowel worden gemeld door artsen, apothekers als patiënten. Lareb heeft hiervoor een meldingenformulier op de website geplaatst7.
Daarnaast bestaat er het systeem van de zogenaamde «industriemeldingen»: farmaceutische bedrijven zijn verplicht bijwerkingen op hun geneesmiddelen te melden in Europees verband. Nieuwe gevallen worden geregistreerd en voortdurend wordt bekeken of de voordelen van een vaccin nog opwegen tegen de mogelijke nadelen.
Deelt u de mening dat er nog veel onduidelijk is over de hele gang van zaken rond Mexicaanse griep en dat het aanbeveling verdient dat een onafhankelijke onderzoekscommissie de hele gang van zaken in kaart brengt? Zo ja, bent u bereid een commissie in te stellen die de Kamer bericht welke invloeden ten grondslag lagen aan de beslissing van de World Health Organization (WHO) om de uitbraak van Mexicaanse griep tot een pandemie te verklaren, hoe vervolgens de besluitvorming in Nederland precies tot stand is gekomen, wie daar een rol in hebben gespeeld en in welke mate daarbij sprake was van belangenverstrengeling of financiële overwegingen? Zo nee, waarom niet? Kunt u zich voorstellen dat deze kennis van belang kan zijn voor de toekomst?
Op 14 maart jl. heb ik de Tweede Kamer het rapport gezonden van de Evaluatie Nieuwe Influenza A (H1N1), uitgevoerd door bureau Berenschot. In mei zullen wij een inhoudelijke reactie daarop aan de Tweede Kamer sturen.
In april 2010 is een omvangrijke, onafhankelijke evaluatie gestart naar de mondiale reactie op de pandemie, inclusief de rol van de World Health Organization (WHO) hierbij. Het definitieve rapport wordt gepresenteerd tijdens de World Health Assembly van mei 2011. Één van de onderzoeksvragen van deze evaluatie is of commerciële belangen een rol hebben gespeeld in de besluitvorming van de WHO.
Deze evaluaties leveren voldoende antwoord op de door u gestelde vragen. Ik zie daarom geen toegevoegde waarde in het instellen van een nieuwe commissie om deze vragen nogmaals te beantwoorden.
Wilt u de Kamer zo spoedig mogelijk berichten wanneer en op welke wijze de motie-Arib inzake een wettelijk register met banden tussen de farmaceutische industrie en artsen/onderzoekers, wordt uitgevoerd?2
Samenwerking tussen artsen en de farmaceutische industrie is noodzakelijk in het kader van de ontwikkeling en toepassing van geneesmiddelen. In het kader van deze samenwerking zijn er banden tussen artsen en farmaceutische bedrijven. Op 3 november 2009 is een motie9 van Kamerlid Arib aangenomen die verzoekt om te komen tot volstrekte helderheid over de banden die er zijn tussen artsen/
onderzoekers en farmaceutische bedrijven. Mijn beleid is er ook op gericht om tot deze transparantie te komen. De stichting Code Geneesmiddelenreclame (CGR) waarin de farmaceutische industrie, artsen en apothekers vertegenwoordigd zijn, legt momenteel de laatste hand aan een regeling om tot deze transparantie te komen. Ik heb begrepen dat deze regeling volgende maand gereed zal zijn. Ik vind het een groot voordeel dat partijen zelf met een dergelijke regeling komen. Dit betekent dat er draagvlak voor bestaat en dat de regeling in de praktijk voor partijen uitvoerbaar zal zijn. Mogelijk hadden partijen meer vaart in het tot stand komen van deze regeling mogen zetten. De materie is echter ingewikkeld, mede met het oog op de bepalingen van de Wet Bescherming Persoonsgegevens (Wbp) en de internationale context waarin de farmaceutische bedrijven opereren. Ik zal de Tweede Kamer de regeling toesturen zodra ik daarover beschik.