Het bericht FNV wil 14,3 procent hoger loon in kraamzorg |
|
Jimmy Dijk |
|
Kuipers , Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u het ermee eens dat er sprake is van een loonachterstand in de kraamzorg? Zo nee, kunt u uw antwoord toelichten?1
In het kader van een convenant dat tussen Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en Bo Geboortezorg is afgesloten, wordt momenteel onderzoek gedaan naar de financiële situatie binnen de kraamzorg. In dit onderzoek wordt ook gekeken naar de loonontwikkeling van de kraamzorg ten opzichte van vergelijkbare beroepen in andere sectoren. Dit zou ook inzicht moeten geven in hoeverre er sprake is van een loonachterstand. De verwachting is dat de resultaten van dit onderzoek dit najaar worden opgeleverd.
Bent u het ermee eens dat de loonachterstand een belangrijke factor is voor het huidige personeelstekort in de kraamzorg? Zo nee, kunt u uw antwoord toelichten?
De aantrekkelijkheid van werken in de zorg is van veel meer afhankelijk dan salaris. Zaken als professionele autonomie, zeggenschap en ontwikkelmogelijkheden zijn zeker zo belangrijk, zo niet belangrijker voor een keuze om wel of niet in de zorg te (blijven) werken. Uitstroomonderzoek van RegioPlus laat zien dat arbeidsvoorwaarden op de 9de plaats staan als reden om te vertrekken bij een werkgever. Om personeel te behouden zijn in eerste instantie werkgevers aan zet. Binnen het programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg en welzijn (TAZ) worden zij door VWS en relevante partijen in het veld ondersteund om een beweging richting goed werkgeverschap te maken. Dit neemt niet weg dat het belangrijk is dat er een aantrekkelijk salaris geboden wordt. Het is daarom goed dat ZN en Bo Geboortezorg onderzoek laten doen naar de loonontwikkeling in de kraamzorg.
Wat zijn volgens u de oorzaken van deze loonachterstand in de kraamzorg? In hoeverre speelt de ruimte voor overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling (ova-ruimte) van de afgelopen jaren hierbij een rol?
Of er sprake is van een loonachterstand zal moeten blijken uit het eerdergenoemde onderzoek (zie ook het antwoord op vraag 1).
Indien blijkt dat er sprake is van een loonachterstand, dan speelt de ova-ruimte van de afgelopen jaren hierin geen rol. Via de ova-ruimte wordt immers jaarlijks marktconforme loonruimte toegevoegd aan de budgettaire kaders en wordt het loongerelateerde deel van de gereguleerde tarieven in de kraamzorg met de ova geïndexeerd.
Bent u het ermee eens dat een forse loonstijging voor zorgverleners in de kraamzorg noodzakelijk is, gezien het feit dat zij al de laagste salarissen hebben in de sector Zorg & Welzijn en hun lonen de afgelopen jaren amper gestegen zijn, terwijl zij ook kampen met de gevolgen van de inflatie? Zo nee, kunt u uw antwoord toelichten?
Sociale partners in de zorg onderhandelen over de arbeidsvoorwaarden en sluiten cao’s. Ik mag mij op grond van internationale verdragen (o.a. verdragen van de International Labour Organization (ILO) en het Europees Sociaal Handvest (ESH)) niet met deze onderhandelingen bemoeien.
Bent u het ermee eens dat er ook dringend iets moet gebeuren om het vak aantrekkelijker te maken, gezien het feit dat de kraamzorg steeds meer onder druk komt te staan door personeelstekorten? Kunt u uw antwoord toelichten?
De personeelstekorten in zorg en welzijn zijn groot en zullen ook de komende jaren blijven. Het is daarom van belang te investeren in het aantrekken en behouden van zorgmedewerkers, in leven lang ontwikkelen en in zeggenschap. Maar ook in het opschalen van technologische en sociale innovaties. Met het programma TAZ zetten we hier breed op in.
Daarnaast hebben we Bo Geboortezorg de afgelopen drie jaar met subsidie ondersteund om onderzoek te doen naar het regionaal organiseren van de wachtdiensten van kraamverzorgenden en of dit bij kan dragen aan de aantrekkelijkheid van het vak. Een tweetal pilots laat positieve resultaten zien. Inmiddels is een toolkit met «lessons learned» ontwikkeld die kraamzorgorganisaties concrete handvatten aanreikt om hier mee aan de slag te gaan. Ook wordt in het experiment van de nieuwe indicatiesystematiek gekeken wat de nieuwe manier van indiceren bijdraagt aan het werkplezier en daarmee het vak van de kraamverzorgende.
Bent u als Minister bereid om de looneis van de FNV te steunen? Zo ja, op welke manier?
Nee, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 mag ik mij op grond van internationale verdragen niet bemoeien met cao-onderhandelingen en kan en wil ik dus geen positie innemen met betrekking tot looneisen in de zorg.
Bent u bereid om bepaalde stappen te ondernemen (e.g. loonruimte vergroten), zodat de lonen in de kraamzorg stijgen om verdere personeelstekorten te voorkomen? Zo ja, welke stappen? Zo nee, kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals eerder aangegeven in het antwoord op vraag 1 loopt er een onderzoek naar de financiële situatie binnen de kraamzorg, waarin ook de loonontwikkeling in de kraamzorg wordt meegenomen. Ik wil niet vooruitlopen op de uitkomsten van dit onderzoek. Daarnaast wil ik nogmaals benadrukken dat ik geen partij ben bij de cao-onderhandelingen en dat het sociale partners zijn die afspraken maken over de beloning in de kraamzorg. Tot slot kan ik al wel aangeven dat het extra vergroten van de arbeidsvoorwaardenruimte (ova-ruimte) niet aan de orde is. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 wordt conform de ova-systematiek al jaarlijks marktconforme loonruimte toegevoegd aan de budgettaire kaders en wordt het loongerelateerde deel van de gereguleerde tarieven in de kraamzorg met de ova geïndexeerd.
Bent u het ermee eens dat het maken van de loonafspraken in de zorg overlaten aan de sociale partners, de loonachterstand niet heeft doen voorkomen en dat de overheid bij de afspraken betrokken zou moeten worden om de werknemersbelangen in de zorg beter te dienen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, zoals eerder aangegeven in de antwoorden 1, 3 en 7 zal eerst moeten blijken of er sprake is van een loonachterstand. Daarnaast heb ik al in de antwoorden op vragen 4 en 6 aangegeven dat ik mij op grond van internationale verdragen niet mag bemoeien met de cao-onderhandelingen.
Bent u bereid om deze vragen één voor één te beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat het Erasmus MC vlees bant en snoepautomaten heeft verwijderd |
|
Vicky Maeijer (PVV), Fleur Agema (PVV) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat het Erasmus MC vlees en mars repen in de ban doet?1
Ik ken het bericht over het voedingsbeleid van het Erasmus MC.
Heeft het Erasmus MC onderzocht of patiënten hier wel zin in hebben? Zo nee, waarom niet?
Als onderdeel van het Nationaal Preventieakkoord subsidieer ik het project Goede Zorg Proef Je. Dit project ondersteunt ziekenhuizen en zorginstellingen in de transitie naar een gezond en duurzaam voedingsaanbod. Dit draagt bij aan het behalen van het doel dat het voedingsaanbod in ziekenhuizen (uiterlijk) in 2030 gezond is voor zowel patiënten, medewerkers als bezoekers. Erasmus MC is één van de voorhoede ziekenhuizen in dit project.
Zorgorganisaties zijn zelf verantwoordelijk voor het voedingsaanbod in hun instellingen. Dit is onderdeel van de kwaliteit van zorg.
Ik heb begrepen dat het Erasmus MC ervoor heeft gekozen om, in het verlengde van onder andere het project Goede Zorg Proef Je, te streven naar een gezonder en duurzamer aanbod van voeding voor patiënten, waarbij zowel ruimte bestaat voor vegetarische als niet-vegetarische maaltijden. Ook voor bezoekers, studenten en medewerkers blijven er voldoende keuzemogelijkheden voor een dergelijke gezonde en gevarieerde maaltijd.
Wat zijn de risico’s van een 100% plantaardige dieet zoals een vitamine B12 tekort?
Het Voedingscentrum stelt dat vitamine B12 van nature alleen in dierlijke producten zit. Als je helemaal geen dierlijke producten eet, is het advies om een vitamine B12-supplement te slikken. Ook met vitamine B12 verrijkte producten kunnen helpen om genoeg vitamine B12 binnen te krijgen. Een 100 procent plantaardig dieet vergt dus extra aandacht voor het binnenkrijgen van bepaalde voedingsstoffen.2
Kunt u precies aangeven wat ongezond is aan vlees eten?
Bepaalde soorten vlees(producten) kunnen het risico op ziektes vergroten. Het eten van te veel rood en bewerkt vlees heeft nadelige effecten op de gezondheid. Het eten van rood vlees en bewerkt vlees verhoogt het risico op bepaalde soorten kanker (waaronder darmkanker), het risico op diabetes type 2 en op beroerte.3 Het advies om de consumptie van rood vlees en met name bewerkt vlees te beperken, komt dan ook terug in de richtlijnen goede voeding van de Gezondheidsraad4. Ook zonder vlees kun je eten volgens de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum, die gebaseerd is op de richtlijnen goede voeding van de Gezondheidsraad.5
Bent u bekend met het feit dat slechts 4 tot 6% van de Nederlanders vegetarisch eet en nog een veel kleiner deel veganistisch?
Ja, dergelijke percentages worden ook door het CBS gegeven.6
Waarom wordt de leefstijl van zo een klein deel van de bevolking opgedrongen aan een meerderheid van 94 tot 96% van de patiënten van het Erasmus MC?
Ik vind het een goede ontwikkeling dat een zorginstelling, waar het draait om gezondheid en welzijn van patiënten, ook aandacht heeft voor de gezondheid en kwaliteit van het eten. Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven, heeft het Erasmus MC ervoor gekozen om, in het verlengde van onder andere het project Goede Zorg Proef Je, te streven naar een gezonder en duurzamer aanbod van voeding voor patiënten, waarbij zowel ruimte bestaat voor vegetarische als niet-vegetarische maaltijden. Ik kan me dan ook niet vinden in de stelling dat een bepaalde leefstijl zou worden opgedrongen.
Deelt de Minister de mening dat de overheid (in dit geval een ziekenhuis) moet stoppen te dicteren of Nederlanders wel of geen vlees eten? Zo nee, waarom niet?
Volgens mijn interpretatie van het beleid van het Erasmus MC is er voldoende keuzevrijheid rond de maaltijden. Zie ook mijn antwoord op vraag 3.
Klopt het dat candybars en dieetrepen overeenkomstige ingrediënten bevatten? Zo ja, waarom de een verbieden en de ander niet?
Het Erasmus MC verbiedt niets. Er wordt een ander assortiment aangeboden.
Waarom zijn de snoepautomaten verwijderd? Het Erasmus MC had toch ook gezonde producten aan de automaten kunnen toevoegen?
Ik ken niet de exacte overwegingen bij het beleid van het Erasmus MC. De snoepautomaten zijn vervangen door zogenoemde Health Food Walls die gezondere producten bevatten.
Wanneer wordt deze linkse radicale gekte gestuit?
Daar is geen sprake van.
Het bericht dat er alweer twee huisartsenpraktijken zijn overgenomen door de commerciële keten Co-Med |
|
Jimmy Dijk |
|
Kuipers |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat er alweer twee huisartsenpraktijken zijn overgenomen door de commerciële keten Co-Med?1
In beginsel staat het elke partij in Nederland vrij om een huisartsenpraktijk te starten of over te nemen als zij aan de geldende wet- en regelgeving voldoen. Ik verken de mogelijkheden om in concrete gevallen, waarin toezichthouders op basis van signalen gericht onderzoek doen naar het handelen van bepaalde zorgaanbieders, de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de wettelijke bevoegdheid te geven om gedurende de looptijd van die onderzoeken overnames door betreffende partijen te verbieden. Ik vind het namelijk belangrijk dat in deze situaties de betreffende zorgaanbieder alle aandacht en energie steekt in het verbeteren van de kwaliteit en toegankelijkheid van zorg en niet in het overnemen van nieuwe praktijken.
Bent u het ermee eens dat het zorgwekkend is dat commerciële bedrijven die gericht zijn op het maken van winst steeds meer huisartsenpraktijken overnemen, terwijl de zorg voor patiënten daaronder lijdt?
Ik zie dat er zich mogelijk risico’s voor kunnen doen bij ketens in de huisartsenzorg, bijvoorbeeld wanneer het realiseren van (uitkeerbare) winst een groter belang krijgt dan de kwaliteit of de toegankelijkheid van zorg. Indien daardoor de kwaliteit en/of de toegankelijkheid van zorg in gevaar komt zullen de toezichthouders handhavend optreden.
Bent u het ermee eens dat de toezichthouders te weinig middelen hebben om de opmars van commerciële huisartsenketens tegen te gaan, aangezien de IGJ wordt teruggefloten door de rechter2 en de NZa enkel kijkt naar de procedure bij overnames3?
Het is op dit moment te prematuur om te stellen dat de toezichthouders te weinig juridische middelen hebben om effectief toezicht te houden. De zaak waar u over spreekt is nog onder de rechter en er is derhalve geen definitieve uitspraak. Daarnaast loopt momenteel een gezamenlijk onderzoek van de IGJ en NZa naar innovatieve ketens van huisartsenzorg.4 Onderdeel van dat onderzoek is of de beide toezichthouders het toezicht op dergelijke praktijken anders moeten vormgeven.
Indien één van de conclusies van dat onderzoek is dat de toezichthouders aanvullende juridische middelen nodig hebben voor effectief toezicht, verwacht ik dat zij dit zullen aangeven.
De suggestie die u wekt, dat de NZa alleen naar de procedures kijkt bij overnames, herken ik niet. De zorgspecifieke concentratietoets is een onderdeel van het toezicht door de NZa. De NZa heeft geen juridische grond om overnames tegen te houden als de procedure om tot de overname te komen goed is gevolgd. Zoals in antwoord 1 al aangegeven, verken ik de mogelijkheden om in concrete gevallen, waarin toezichthouders op basis van signalen gericht onderzoek doen naar het handelen van bepaalde zorgaanbieders, de NZa de wettelijke bevoegdheid te geven om gedurende de looptijd van die onderzoeken overnames door betreffende partijen te verbieden.
Naast de zorgspecifieke concentratietoets heeft de NZa meer taken en bevoegdheden op grond van de Wet marktordening en gezondheidszorg (Wmg) om de betaalbaarheid en toegankelijkheid van zorg te borgen. Zo ziet de NZa toe op aanmerkelijke marktmacht van zorgaanbieders en zorgverzekeraars. Daarnaast ziet de NZa toe op de naleving van administratieverplichtingen, een goed bestuur en een professionele bedrijfsvoering van organisaties, als ook op de rechtmatigheid van de declaraties. Ook houdt de NZa toezicht op de toegankelijkheid van zorg en de zorgplicht van zorgverzekeraars.5
Welke mogelijkheden zijn er om de opmars van commerciële huisartsenketens tegen te gaan?
De eerstelijnszorg is een belangrijke pijler voor goede en toegankelijke zorg in Nederland. De toenemende zorgvraag en het beperkte aanbod van zorgmedewerkers zet ook de eerstelijnszorg inclusief de huisartsen onder druk. Tegen die achtergrond zien we nieuwe vormen van huisartsenzorg ontstaan.
Met het Integraal Zorgakkoord hebben we met alle betrokken partijen afspraken gemaakt om deze druk het hoofd te bieden. We werken gezamenlijk aan een visie op de eerstelijnszorg waarin we een betere organisatie en samenwerking van de eerstelijn voor ogen zien.6 Samenwerken en committeren aan de gemaakte (regio-)afspraken is hierbij van cruciaal belang. In lijn met het gedachtengoed achter de visie op de eerste lijn, hebben huisartsen(ketens), regionale huisartsenorganisaties en zorgverzekeraars zelf een belangrijke rol bij het toekomstbestendig inrichten van de huisartsenzorg in hun regio. Door gericht beleid te voeren rondom de arbeidsmarkt en het praktijkhouderschap en duidelijke afspraken te maken over de (eisen aan) regionale samenwerking en zich hieraan te committeren, kunnen deze partijen gezamenlijk sturen op voldoende en kwalitatief goed aanbod van huisartsenzorg in de regio en zo ongewenste overnames door ketens te voorkomen.
Daarbij blijf ik, zoals ik reeds in het commissiedebat van 5 juli heb aangegeven, bestaande praktijkhouders oproepen om geen goodwill te vragen bij de overdracht van hun praktijk, om zo geen onnodige drempels op te werpen voor jonge huisartsen om praktijkhouder te worden.
De NZa en IGJ zien toe op de toegankelijkheid en kwaliteit van zorg. Zoals beschreven in de voorgaande antwoorden verken ik de mogelijkheden om in concrete gevallen, waarin toezichthouders op basis van signalen gericht onderzoek doen naar het handelen van bepaalde zorgaanbieders, de NZa de wettelijke bevoegdheid te geven om gedurende de looptijd van die onderzoeken overnames door betreffende partijen te verbieden.
Daarnaast laat ik, zoals is voorgesteld tijdens het Wetgevingsoverleg in juni jl., zorgbreed een onderzoek doen om beter inzicht te krijgen in de daadwerkelijke (positieve en negatieve) effecten van private equity in de zorg op de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid.7 Eind van dit jaar zal ik uw Kamer informeren over de stand van zaken daaromtrent.
Hoe staat het met het onderzoek naar «de mogelijkheid om de NZa de bevoegdheid te geven om overnames door specifieke aanbieders te verbieden wanneer toezichthouders op basis van signalen onderzoek doen naar deze aanbieder»?4
Zoals in voorgaande antwoorden beschreven staat, loopt het onderzoek om de NZa meer wettelijke bevoegdheden te geven om overnames tegen te houden op het moment dat er signalen zijn over de kwaliteit of toegankelijkheid van de zorg. Naar verwachting vergt een dergelijke bevoegdheid een wijziging van de Wmg. Ik zal uw Kamer voor het eind van dit jaar verder informeren.
Het bericht dat vijftien ziekenhuizen worstelen met knellende zorgplafonds |
|
Jimmy Dijk |
|
Kuipers |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat vijftien ziekenhuizen worstelen met knellende zorgplafonds?1
Zorgverzekeraars hebben een wettelijke zorgplicht. Dit betekent dat hun verzekerden met een naturapolis binnen een redelijke tijd en reisafstand toegang moeten hebben tot alle zorg uit het basispakket. Zorgverzekeraars moeten daarom voldoende zorg inkopen voor hun verzekerden met een naturapolis om aan hun zorgplicht te kunnen voldoen. Voor verzekerden met een restitutiepolis moeten zorgverzekeraars de zorg vergoeden bij alle zorgverleners.
Als er in een bepaald ziekenhuis geen capaciteit beschikbaar is, moet de zorgverzekeraar ervoor zorgen dat de zorg elders beschikbaar is of vergoed wordt. De zorg hoeft niet persé ingekocht te worden bij een specifiek ziekenhuis.
Het is aan de ziekenhuizen en zorgverzekeraars om goede voorlichting te geven over de toegankelijkheid van zorg. Hierbij wil ik benadrukken dat het aan ziekenhuizen en verzekeraars is om met elkaar eventuele geschillen in de contractering op te lossen.
Bent u bereid om in kaart te brengen bij welke ziekenhuizen dit nog meer speelt, naast de ziekenhuizen die Skipr heeft gesproken, om zo te voorkomen dat zorgverleners, patiënten en gemeenten hier op een later moment door verrast worden?
Nee, het is – zoals in mijn vorige antwoord aangegeven – aan de ziekenhuizen en de verzekeraars om hier goed en tijdig over te communiceren.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat het bij deze ziekenhuizen ook komt tot een operatiestop, zoals nu bij het Alrijne ziekenhuis dreigt?
Het zorgstelsel in Nederland is erop gericht dat iedereen de zorg krijgt die zij nodig heeft. Zorgverzekeraars hebben een wettelijke zorgplicht. Dit betekent dat hun verzekerden met een naturapolis binnen een redelijke tijd en reisafstand toegang moeten hebben tot alle zorg uit het basispakket. Zorgverzekeraars moeten hiertoe voldoende zorg inkopen. Voor verzekerden met een restitutiepolis moeten zorgverzekeraars de zorg vergoeden bij alle zorgverleners.
Als er in een bepaald ziekenhuis geen capaciteit beschikbaar is, moet de zorgverzekeraar ervoor zorgen dat de zorg elders beschikbaar is of vergoed wordt. De zorg hoeft niet persé ingekocht te worden bij een specifiek ziekenhuis. De NZa ziet hierop toe.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met de ziekenhuizen en de zorgverzekeraars, om te voorkomen dat patiënten hier uiteindelijk de dupe van worden?
De zorgverzekeraars hebben – zoals hiervoor al aangegeven – de plicht om ervoor te zorgen dat iedere verzekerde met een naturaverzekering de zorg krijgt die nodig is of om deze voor iedere verzekerde met een restitutieverzekering te vergoeden. De NZa houdt er toezicht op dat de zorgverzekeraars hun zorgplicht nakomen en voert hier zo nodig het gesprek over met relevante partijen.
De eigen bijdrage voor een kunstgebit |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat de basisverzekering 75% van een kunstgebit vergoedt?
Ja (artikel 2.31, lid 2 Regeling zorgverzekering).
Bent u bekend met het feit dat een kunstgebit gemiddeld € 1.388,71 kost en dat de eigen bijdrage gemiddeld € 347,18 bedraagt?1
Ja.2 Overigens bieden veel aanvullende verzekeringen een vergoeding van deze eigen bijdrage.
Vallen de kosten voor het trekken van alle tanden en kiezen onder de basisverzekering?
Het trekken van tanden en kiezen wordt niet vergoed als iemand een kunstgebit nodig heeft. Dit wordt alleen vergoed vanuit de basisverzekering als het gaat om bijzondere tandheelkundige zorg, dat wil zeggen als sprake is van een ernstige ontwikkelingsstoornis, groeistoornis of verworven afwijking van het tand-kaak-mondstelsel.
Hoeveel Nederlanders hebben geen tanden en kiezen in hun mond omdat ze de eigen bijdrage van 25% voor een kunstgebit niet kunnen betalen?
Dit is niet zo specifiek te achterhalen. In 2021 ging 20% van de volwassenen niet naar de tandarts. Dit is een vergelijkbaar percentage met de situatie in 1990.
Daarbij heb ik recent onderzoek laten doen naar mijding van mondzorg in het algemeen3 en werk ik samen met andere betrokkenen aan oplossingen voor dit bredere probleem, waarover ik uw Kamer heb geïnformeerd bij brief van 29 juni jongstleden (Kamerstuk 32 620, nr. 287).
Wat kost het afschaffen van de eigen bijdrage voor kunstgebitten?
Het afschaffen van de eigen bijdrage voor kunstgebitten kost bij een gelijkblijvend aantal afnemers € 53,35 miljoen per jaar (prijspeil 2023).
Ter beantwoording van deze vraag heeft Zorginstituut Nederland gekeken naar de declaratiedata van kunstgebitten in 2022, zoals door zorgverzekeraars verstrekt via Vektis. Daarbij zijn ook de implantaatgedragen kunstgebitten meegenomen. Deze zijn duurder en kennen een lager percentage eigen bijdrage (10% voor de implantaatgedragen prothese in de onderkaak en 8% voor de bovenkaak, zie artikel 2.31, lid 3 Regeling zorgverzekering). Het resultaat is de volgende tabel:
Volledig kunstgebit
€ 117.673.163,55
€ 32.427.309,43
€ 150.100.472,98
Kunstgebit op implantaten
€ 108.158.385,05
€ 16.343.550,60
€ 124.501.935,65
Bij deze tabel gelden twee voetnoten:
De goedkeuring van de FDA voor het voorschrijven van Ivermectine als behandeling tegen Covid-19 |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Doctors can prescribe Ivermectin for Covid-19: FDA lawyer»?1
Ja
Hoe reflecteert u, in het licht van de stelling van de Food and Drug Administration (FDA) dat artsen Ivermectine kunnen en mogen voorschrijven ter preventie en bestrijding van COVID-19, op het beleid en de communicatie van de Nederlandse overheid met betrekking tot Ivermectine als (preventieve) behandeling voor COVID-19?
In de Verenigde Staten gaat de zaak over de vraag of de FDA publieksvoorlichting mag geven over mogelijk nadelige effecten van (off-label) behandeling met geneesmiddelen, in dit geval ivermectine. Ivermectine is niet geregistreerd voor de behandeling van COVID-19, niet door de FDA, en niet door het Europees Medicijn Agentschap (EMA). De FDA, en ook het EMA, raden off-label gebruik van ivermectine voor de behandeling van COVID-19 af. Tevens ontbreken protocollen of standaarden vanuit de beroepsgroep die het voorschrijven van ivermectine voor de behandeling van COVID-19 mogelijk maken.
Kunt u uitleggen waarom de Nederlandse overheid Ivermectine als medicijn tegen COVID-19 stelselmatig heeft geclassificeerd als niet geschikt en niet effectief en potentieel zelfs gevaarlijk, terwijl dit medicijn al jaren is goedgekeurd voor de markt door de FDA, er geen noemenswaardige bijwerkingen van bekend zijn en er geen enkel bewijs was dat het niet effectief en/of potentieel gevaarlijk zou zijn wanneer het zou worden ingezet bij COVID-19?
Ivermectine is niet geregistreerd voor de behandeling van COVID-19 en het gebruik ervan wordt door de partijen die daarover gaan, zoals de medisch-wetenschappelijke beroepsverenigingen, niet gezien als een adequaat middel voor behandeling van COVID-19.
Vindt u, aangezien Ivermectine al jaren goedgekeurd is voor de medische markt, het nog altijd geoorloofd dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) actief hebben ingegrepen in de autonomie van artsen in de uitoefening van hun beroep, door hen te verbieden een geautoriseerd medicijn in te zetten naar hun eigen medisch-bevoegde inzicht? Zo ja, kunt u deze overweging onderbouwen, anders dan u te beroepen op de Geneesmiddelenwet, omdat die Ivermectine niet specifiek als behandeling voor COVID-19 registreert?
De IGJ is een onafhankelijke toezichthouder. Het is derhalve aan de IGJ om te beslissen om al dan niet op te treden op basis van de ontvangen signalen en meldingen. Verder verwijs ik u naar het antwoord onder vraag 3.
Is het niet zo dat veel medicijnen in de Geneesmiddelenwet niet voor behandelingen tegen specifieke aandoeningen staan geregistreerd, maar desondanks wel off-label worden voorgeschreven door artsen, indien zij reden hebben om aan te nemen dat een dergelijke behandeling potentieel succesvol zou kunnen zijn? Waarom is hier in het geval van Ivermectine bij COVID-19 een dusdanig groot probleem van gemaakt, niet in de laatste plaats omdat Ivermectine veel minder bijwerkingen geeft dan andere medicatie die wel off-label wordt voorgeschreven, terwijl er daarbij (ook) geen aanwijzingen zijn dat deze effectief zijn voor bepaalde aandoeningen?
Het uitgangspunt is dat artsen een geneesmiddel aan een patiënt voorschrijven in overeenstemming met de registratie van dat specifieke geneesmiddel. Het is echter mogelijk om voor individuele patiënten een geneesmiddel voor te schrijven dat niet geregistreerd is voor de betreffende klachten. Het gaat hier dan om off-label gebruik. Off-label gebruik is alleen toegestaan wanneer dit is gebaseerd op protocollen of standaarden die zijn ontwikkeld binnen een beroepsgroep.
Is het mogelijk dat het (preventief) inzetten van Ivermectine bij COVID-19 mogelijk zou kunnen hebben geleid tot (veel) minder ernstig zieken en dat het voor (een deel van) de kwetsbare bevolkingsgroep potentieel een adequaat middel was geweest om zichzelf te beschermen tegen een heftig verlopende COVID-19-infectie?
Partijen zoals het EMA en de beroepsgroepen concluderen dat beschikbare wetenschappelijke data het gebruik van Ivermectine bij de behandeling van COVID-19 niet ondersteunen.
Zo ja, was het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport destijds op de hoogte van de mogelijke effectiviteit van Ivermectine om de gezondheid en zorgcrisis te verlichten en indien dat het geval was, waarom is dan geen real time, dubbelblind onderzoek gestart naar de effecten van Ivermectine bij COVID-19-patiënten en de gevolgen daarvan voor de zorg? Is hierover gesproken in/door het Outbreak Management Team (OMT) en waren er leden van het OMT die het wel mogelijk achtten dat Ivermetine potentieel werkzaam was bij COVID-19? Welke adviezen/overwegingen/argumentaties zijn hierover door het OMT gecommuniceerd aan het kabinet en wat is hiermee gedaan op basis van welke overwegingen en wie waren hierbij betrokken/leidend?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u uitleggen waarom de Geneesmiddelenwet met betrekking tot het inzetten van Ivermectine tijdens de coronacrisis dusdanig strikt is nageleefd, terwijl dat daarvoor en voor vele andere medicijnen helemaal niet gebeurt? Wat waren hiervoor de overwegingen, afgezet tegen de zeer kleine risico’s van dit middel? Waarom is bewust gekozen om een potentieel effectief en ongevaarlijk middel tijdens een maatschappijontwrichtende gezondheidscrisis niet te gebruiken, als er een mogelijkheid was dat die ontwrichting (enigszins) had kunnen worden tegen gegaan/verlicht door deze vorm van preventie en behandeling?
Zoals ik eerder heb aangegeven werd de inzet van Ivermectine bij COVID-19 afgeraden door het EMA alsook de SWAB en de NHG. Zij hebben zich gebaseerd op alle relevante literatuur.
De IGJ heeft daarbij als onafhankelijk toezichthouder redenen gezien om op te treden op dit dossier. Ik verwijs u onder andere naar het bericht hierover van de IGJ op haar website (https://www.igj.nl/actueel/nieuws/2021/03/25/boete-voor-artsen-die-hydroxychloroquine-of-Ivermectine-voorschrijven-tegen-corona).
Was het dreigen met het afnemen van medische licenties van artsen die wel Ivermectine voorschreven aan patiënten met COVID-19 wel rechtmatig, aangezien de Geneesmiddelenwet in andere gevallen ook niet dusdanig strikt wordt gehandhaafd bij medicijnen die al jaren zijn goedgekeurd voor de medische markt? Zo ja, kunt u een juridische onderbouwing geven voor de uitgedeelde boetes van de IGJ aan artsen die Ivermectine voorschreven?
De IGJ heeft geconstateerd dat verschillende artsen ivermectine hebben voorgeschreven ter behandeling van COVID-19. Op grond van artikel 68, eerste lid, van de Gnw is het off-label voorschrijven van geneesmiddelen alleen geoorloofd wanneer daarvoor binnen de beroepsgroep protocollen en standaarden ontwikkeld zijn. Als de protocollen en standaarden nog in ontwikkeling zijn, is overleg tussen de behandelend arts en apotheker noodzakelijk. Ten tijde van de geconstateerde overtredingen waren er in Nederland geen protocollen of standaarden die het voorschrijven van de middelen hydroxychloroquine of ivermectine toestonden of waarin deze middelen werden aangeraden en waren deze ook niet in ontwikkeling. Integendeel, in de periode tot februari 2021 hebben de NHG en de SWAB in ieder geval een advies en een leidraad gepubliceerd met betrekking tot het gebruik en (off-label) voorschrijven van hydroxychloroquine en ivermectine ter behandeling van COVID-19 waarin het off-label voorschrijven van voormelde geneesmiddelen aan patiënten met COVID-19 door huisartsen werd afgeraden dan wel waarin werd aangegeven dat daarvoor geen plaats is. Desondanks hebben artsen ivermectine voorgeschreven voor de behandeling van COVID-19. De rechtbank Limburg heeft op 6 juli 2023 geoordeeld dat de IGJ hiervoor een boete mocht opleggen (Rechtbank Limburg, 6 juli 2023 ECLI:NL:RBLIM:2023:3995).
Gaat het voorschrijven van Ivermectine voor COVID-19 nu ook in Nederland officieel worden goedgekeurd, volgens de Geneesmiddelenwet?
Ivermectine is niet geregistreerd door het EMA voor de behandeling van COVID-19. De inzet van ivermectine bij COVID-19 wordt nog steeds afgeraden door het EMA alsook de SWAB en de NHG. Er is dus geen aanleiding het middel in Nederland officieel goed te keuren.
Deelt u de mening dat de communicatie vanuit de overheid over Ivermectine misleidend is geweest en mensen op het verkeerde been heeft gezet? Waarom heeft u voor deze communicatielijn gekozen, terwijl deze medisch niet juist was?
Nee, deze mening deel ik niet.
Deelt u de mening dat de overheid zich niet dient te bemoeien met de arts-patiëntrelatie en de (behandel)afspraken en overwegingen die daarbinnen worden gemaakt, zolang deze niet bewezen schadelijk zijn voor de gezondheid van de betreffende patiënt en de arts zich houdt aan de medische eed en gedragscodes? Waarom heeft het ministerie hierin dan wel actief ingegrepen en op welke manier raakt dat aan het recht op informed consent van patiënten en de integriteit van het lichaam, zoals gewaarborgd in de Grondwet?
De Rijksoverheid bewaakt de toelating, kwaliteit, werkzaamheid en risico's van geneesmiddelen en veilig gebruik. De overheid ziet het als haar taak om kennis en bewustzijn bij patiënten en zorgverleners te vergroten. Artsen dienen goede zorg te leveren, in samenspraak met de patiënt, die voldoet aan wet- en regelgeving en volgens de professionele standaard binnen de beroepsgroep.
De IGJ houdt toezicht op de kwaliteit, veiligheid en toegankelijkheid van de zorg. De inspectie voert haar taak onpartijdig en deskundig uit. Daarnaast bewaakt zij de rechten van patiënten en cliënten. Ze verder mijn reactie op vraag 8 en 9.
Het sluiten van operatiekamers in het Alrijne Ziekenhuis omdat zorgverzekeraars onvoldoende geld beschikbaar stellen |
|
Jimmy Dijk |
|
Kuipers |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat het Alrijne Ziekenhuis operatiekamers sluit omdat zorgverzekeraars onvoldoende geld beschikbaar stellen?1
Het Alrijne ziekenhuis geeft aan dat er geen operaties worden afgezegd – ook niet de al geplande operaties. Medisch urgente zorg gaat altijd door. Patiënten krijgen vanzelf een oproep voor hun operatie. Patiënten kunnen altijd contact opnemen met hun zorgverzekeraar om wachtlijstbemiddeling aan te vragen dan kan de zorgverzekeraar nagaan of er elders een kortere wachttijd is bij een zorgaanbieder. Daarnaast geven zorgverzekeraars aan het beeld dat geschetst is niet te herkennen en dat partijen met elkaar in overleg zijn.
Wat is naar verwachting het effect hiervan op de wachttijden voor patiënten uit de regio die een operatie nodig hebben?
Zoals in mijn antwoord op vraag 1 is aangegeven is er volgens mijn informatie op dit moment geen sprake van het afzeggen van operaties. Ik ga er dus vanuit dat patiënten terecht kunnen bij het Alrijne ziekenhuis of bij een ander ziekenhuis.
Kunnen patiënten uit deze regio in oktober überhaupt nog wel geopereerd worden, aangezien zij ook niet of nauwelijks terecht kunnen bij andere ziekenhuizen in de buurt?2 Wat is voor hen straks het perspectief als de operatiekamers in oktober dichtgaan?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het ermee eens dat de tijdelijke sluiting van operatiekamers een kunstmatig gecreëerd probleem is, aangezien het primair gebaseerd is op het budget dat door zorgverzekeraars beschikbaar gesteld wordt?
De NZa houdt er toezicht op dat de zorgverzekeraars hun zorgplicht nakomen. Tot op heden zijn er bij de NZa geen signalen bekend over discontinuïteit van zorg bij het Alrijne. De NZa heeft mij verder laten weten dat partijen constructief met elkaar in overleg zijn. Zij zullen de situatie monitoren en mij op de hoogte houden van relevante ontwikkelingen.
Bent u bereid om in gesprek te treden met de zorgverzekeraars om hen ertoe te zetten om de sluiting van deze operatiekamers te voorkomen?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht ‘Alrijne Ziekenhuis: 'Geld verzekeraars op dus we sluiten operatiekamers' |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Alrijne Ziekenhuis: «Geld verzekeraars op dus we sluiten operatiekamers»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het krijgen van goede zorg een basisrecht hoort te zijn in een welvarend land als Nederland? Zo ja, hoe duidt dan het feit dat het Alrijne Ziekenhuis in de maand oktober de operatiekamers sluit in de vestigingen in Leiden en Alphen aan den Rijn, omdat het geld van de verzekeraars op is? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
De zorg in Nederland is erop gericht dat iedereen die zorg nodig heeft die zorg ook krijgt. Zorgverzekeraars hebben een wettelijke zorgplicht, wat betekent dat hun verzekerden met een naturapolis binnen een redelijke tijd en reisafstand toegang moeten hebben tot alle zorg uit het basispakket. Zorgverzekeraars moeten daarom voldoende zorg inkopen voor hun verzekerden met een naturapolis om aan hun zorgplicht te kunnen voldoen. Voor verzekerden met een restitutiepolis moeten zorgverzekeraars de zorg vergoeden bij alle zorgverleners.
Als er in een bepaald ziekenhuis geen capaciteit beschikbaar is, moet de zorgverzekeraar ervoor zorgen dat de zorg elders beschikbaar is of vergoed wordt. De zorg hoeft niet persé ingekocht te worden bij een specifiek ziekenhuis, bijvoorbeeld het Alrijne. Als de zorgverzekeraar voldoende zorg heeft ingekocht bij ziekenhuizen in de buurt van het Alrijne, bijvoorbeeld het Groene Hart Ziekenhuis of het LUMC of bij zelfstandige klinieken dan voldoet de zorgverzekeraar aan zijn wettelijke zorgplicht.
Volgens het Alrijne ziekenhuis worden er geen operaties afgezegd – ook niet de al geplande operaties. Medisch urgente zorg gaat altijd door. Patiënten krijgen vanzelf een oproep voor hun operatie. Patiënten kunnen daarnaast altijd contact opnemen met hun zorgverzekeraar om wachtlijstbemiddeling aan te vragen. Dan kan de zorgverzekeraar nagaan of er elders een kortere wachttijd is bij een andere zorgaanbieder.
Daarnaast geven zorgverzekeraars aan het beeld dat geschetst is niet te herkennen en dat partijen met elkaar in overleg zijn.
Ik betreur de eventuele onrust bij patiënten die naar aanleiding van de berichtgeving is ontstaan.
Deelt u de mening dat het totaal onwenselijk is dat de macht van verzekeraars zo ver reikt dat goede gezondheidszorg achterwege blijft? Zo ja, wat gaat u hiertegen doen? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Zoals in mijn vorige antwoord aangegeven, hebben zorgverzekeraars de plicht om ervoor te zorgen dat iedere verzekerde met een naturaverzekering de zorg krijgt die nodig is of om deze voor iedere verzekerde met een restitutieverzekering te vergoeden. De NZa houdt er toezicht op dat de zorgverzekeraars hun zorgplicht nakomen. Tot op heden zijn er bij de NZa geen signalen bekend over discontinuïteit van zorg bij het Alrijne. De NZa heeft mij verder laten weten dat partijen constructief met elkaar in overleg zijn. Zij zal de situatie monitoren en mij op de hoogte houden van relevante ontwikkelingen.
Het bericht 'Alrijne ziekenhuis doet operatiekamers in Leiden en Alphen aan de Rijn in oktober op slot' |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Kent u het bericht «Alrijne ziekenhuis doet operatiekamers in Leiden en Alphen aan de Rijn in oktober op slot»?1
Ja.
Wat vindt u van dit bericht?
Ik betreur de eventuele onrust die naar aanleiding van berichtgeving is ontstaan. Ik heb van het Alrijne ziekenhuis begrepen dat er geen operaties worden afgezegd – ook al niet geplande operaties. Medisch urgente zorg gaat altijd door.
Kunt u aangeven wat dit betekent voor mensen die nu al op een wachtlijst staan?
Patiënten krijgen vanzelf een oproep voor hun operatie. Patiënten kunnen altijd contact opnemen met hun zorgverzekeraar om wachtlijstbemiddeling aan te vragen. In die gevallen kan de zorgverzekeraar nagaan of er elders een kortere wachttijd is een ander ziekenhuis.
Deelt u de mening dat, aangezien zorgverzekeraars voldoende zorg dienen in te kopen, dat dat ook betekent dat mensen binnen een redelijke tijd geholpen moeten worden?
Zorgverzekeraars hebben wettelijke zorgplicht, wat betekent dat hun verzekerden met een naturapolis binnen een redelijke tijd en reisafstand toegang moeten hebben tot alle zorg uit het basispakket. Zorgverzekeraars moeten daarom voldoende zorg inkopen voor hun verzekerden met een naturapolis om aan hun zorgplicht te kunnen voldoen. Voor verzekerden met een restitutiepolis moeten zorgverzekeraars de zorg vergoeden bij alle zorgverleners.
De zorg hoeft niet persé ingekocht te worden bij een specifiek ziekenhuis, bijvoorbeeld het Alrijne. Als de zorgverzekeraar voldoende zorg heeft ingekocht bij ziekenhuizen in de buurt van het Alrijne, bijvoorbeeld het Groene Hart Ziekenhuis of het LUMC, dan voldoet de zorgverzekeraar aan zijn wettelijke zorgplicht.
Wat vindt u de taak van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) bij het lezen van dit bericht, gezien de wachtlijsten die er nog zijn?
De NZa houdt er toezicht op dat de zorgverzekeraars hun zorgplicht nakomen. Tot op heden zijn er bij de NZa geen signalen bekend over discontinuïteit van zorg bij het Alrijne. De NZa heeft mij verder laten weten dat partijen constructief met elkaar in overleg zijn. Zij zullen de situatie monitoren en mij op de hoogte houden van relevante ontwikkelingen.
De NZa heeft eerder zorgaanbieders al opgeroepen om hun patiënten niet te betrekken bij discussies over de zorginkoop en of nodeloos ongerust te maken over hun zorgverzekering2.
Zouden zorgverzekeraars niet met elkaar en het ziekenhuis en/of omringende ziekenhuizen in gesprek moeten gaan en zorgen dat deze tijdelijke sluiting voorkomen wordt?
Er is geen sprake van sluiting van de OK. Het is aan de individuele zorgverzekeraars om met Alrijne en eventueel omliggende ziekenhuizen te zorgen dat er voldoende zorg beschikbaar is om de zorgplicht van de betreffende zorgverzekeraar in te vullen. Dit soort gesprekken vinden bilateraal tussen zorgverzekeraar en zorgaanbieder plaats.
Kunt u deze vragen voor de tweede week van september 2023 beantwoorden?
Ja.
Het bericht: ‘Sinds de ingreep kunnen haar ogen niet meer dicht’ |
|
Judith Tielen (VVD) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Sinds de ingreep kunnen haar ogen niet meer dicht»?1
Ja.
Hoeveel cosmetische behandelingen worden er jaarlijks in Nederland uitgevoerd en hoeveel daarvan leiden tot complicaties? Waar zijn de cijfers van de meldpunten van de Nederlandse Vereniging van Cosmetische Geneeskunde en/of van het Register Cosmetische Complicaties van de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie in te zien? Kunt u deze delen?
Het is mij niet bekend hoeveel cosmetische ingrepen jaarlijks in Nederland worden uitgevoerd en hoeveel daarvan tot complicaties leiden. Deze gegevens worden niet centraal geregistreerd. De cosmetische sector is een brede sector die reikt van het aanbrengen van make-up en peelings, tot andere schoonheidsbehandelingen en plastische chirurgie. Voor wat betreft de geregistreerde gezondheidsberoepen, de cosmetisch arts en de plastisch chirurg, geldt het volgende.
Sinds 1 mei 2022 heeft de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie (NVPC) een register cosmetische complicaties geopend om een beeld te vormen van de omvang en soort klachten. Sinds de opening van het register per 1 mei 2022 zijn er 101 meldingen geregistreerd.
De Nederlandse Vereniging Cosmetische Geneeskunde (NVCG) heeft over de periode 2022 tot juli 2023 37 meldingen ontvangen.
Zowel de NVPC als de NVCG adviseert patiënten altijd hun klachten te melden bij het Landelijk Meldpunt Zorg van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ).
Het Landelijk Meldpunt Zorg van de IGJ heeft van 2021 tot heden 165 meldingen met betrekking tot cosmetische zorg ontvangen2. De meldingen zijn heel verschillend van aard, zoals ontevredenheid over het resultaat van een behandeling, klachten over de bejegening, de financiële afwikkeling en meldingen die wijzen op tekortkomingen in de zorg. Hoeveel van deze meldingen een complicatie van een behandeling betrof, is niet te achterhalen. Overigens kan een complicatie altijd optreden bij een behandeling en hoeft dit niets te maken te hebben met de kwaliteit van de behandeling.
Tenslotte kan ik nog melden dat de Algemene Nederlandse Brancheorganisatie Schoonheidsverzorging (ANBOS) zich niet herkent in de uitspraak uit het artikel dat er ook steeds meer schoonheidsspecialisten zouden zijn die botox en fillers spuiten. Cijfers vanuit de klachten- en geschillenregeling binnen ANBOS laten dat in cijfers niet zien.
Hoe vaak doet de Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) nader onderzoek bij meldingen van incidenten of complicaties bij cosmetische behandelingen? Welke belemmeringen ondervindt de IGJ hierbij en hoe kunt u deze wegnemen?
Van bovengenoemde 165 meldingen (2021 tot heden) zijn er 37 meldingen die worden beoordeeld door een inspecteur. De overige 128 meldingen werden door het Landelijk Meldpunt Zorg zelf afgehandeld, waarbij bijvoorbeeld een advies (zoals een klacht indienen bij de klachtencommissie van de kliniek bij ontevredenheid van de behandeling) aan de melder volstond.
Of een melding nader onderzocht wordt en op welke manier, hangt onder andere af van de ernst van de melding. Ook speelt bijvoorbeeld mee of de melder anoniem wenst te blijven. Een signaal uit een melding kan ook worden meegenomen in het toezicht op de cosmetische sector. Dat betekent dat de omvang en de plaats van de inspectie-inzet wordt bepaald op basis van de gesignaleerde risico’s, waardoor de inspectiecapaciteit zo effectief mogelijk wordt ingezet. Een voorbeeld van dit risicotoezicht was een serie inspectiebezoeken in schoonheidssalons.3 De IGJ ontvangt overigens zelden meldingen van medische calamiteiten waarbij een patiënt ernstige schade heeft opgelopen na een cosmetische behandeling.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het doorontwikkelen van het Kwaliteitskader Cosmetische Zorg, dat in 2022 zou zijn afgerond?
In november 2019 is het Kwaliteitskader Cosmetische Zorg gepubliceerd4. Het doel van het kwaliteitskader is te beschrijven wat goede en veilige cosmetische zorg is. Uit dit kwaliteitskader volgde onder andere de opdracht om bekwaamheidseisen op te stellen voor cosmetische behandelingen. De stuurgroep Cosmetische Zorg heeft voor een beperkt aantal behandelingen bekwaamheidseisen uitgewerkt5. Voor de overige behandelingen werd binnen de stuurgroep geen consensus bereikt over de bekwaamheidseisen. Op 27 januari jl. meldde de stuurgroep dat, gezien het onoverbrugbare verschil van inzicht over essentiële bekwaamheden, de Stuurgroep Cosmetisch Zorg op 29 november 2022 is ontbonden. Het Zorginstituut Nederland en de IGJ zijn in overleg over het vervolg.
Bent u van mening dat patiënten zich voldoende goed kunnen informeren over de kwaliteit en risico’s van cosmetische behandelingen? Geldt dat ook voor informatie over welk type professional bevoegd is om specifieke cosmetische behandelingen uit te voeren? Wordt de website van de rijksoverheid (jezelfmooiermaken.nl) naar verwachting bezocht en welke andere informatiebronnen worden gebruikt? Wat bent u bereid te doen om deze informatievoorziening te verbeteren?
Ik ben van mening dat patiënten zich voldoende goed kunnen informeren over een eventuele behandeling, over de deskundigheid van de behandelaar en over de risico’s die daaraan verbonden zijn. Zowel op de website van de Rijksoverheid als ook op websites van diverse beroepsverenigingen is hierover informatie beschikbaar. De consument is hier zelf verantwoordelijk voor, het gaat hier om niet verzekerde en niet medisch noodzakelijke ingrepen.
Zoals ik in de beantwoording op uw Kamervragen van 3 juni 20216 heb aangegeven is de website in november 2021 vernieuwd. Op de website Rijksoverheid.nl/cosmetische-ingrepen kunnen consumenten betrouwbare informatie vinden over cosmetische ingrepen, bijvoorbeeld waar je op moet letten als je je veilig wilt laten behandelen. Daarnaast vervult de site de functie van wegwijzer. Via deze site worden consumenten verwezen naar sites waar ze meer informatie kunnen vinden over hun behandelaar, de behandelplek en het product. Als het gaat om behandelaren bevat de site een link naar het BIG-register, het Register cosmetisch arts van de Nederlandse Vereniging Cosmetische Geneeskunde7 (NVCG) en ZorgkaartNederland.nl.
Bij informatie over behandelplekken wordt uitgelegd waar de consument op moet letten. Ook kan de consument op de website meer informatie vinden over de producten die worden gebruikt bij cosmetische ingrepen, bijvoorbeeld over borstimplantaten en fillers. Ook de Nederlandse Vereniging voor Esthetische Plastische Chirurgie (NVEPC) biedt consumentenvoorlichting over de verschillende cosmetische ingrepen en behandelingen, de artsen die hiertoe gekwalificeerd zijn en de eventuele complicaties van de verschillende ingrepen. Daarnaast wordt op de website doorverwezen naar de website van het Zorginstituut Nederland waarop het Kwaliteitskader Cosmetische Zorg vindbaar is. Hierin wordt de consument uitgelegd wanneer sprake is van een gekwalificeerde cosmetisch zorgverlener.
Verder kan de consument bij zijn of haar keuze gebruik maken van diverse andere communicatiekanalen en middelen die worden aangeboden voor veldpartijen. Zo heeft de KNMG een register opgesteld voor profielartsen cosmetische geneeskunde KNMG en heeft de NVCG een digitaal platform COSMEDICI.nl (Cosmedici) voor de consument in het leven geroepen.
Ook de ANBOS communiceert duidelijk over voorbehouden handelingen. Deze mogen niet door een schoonheidsspecialist uitgevoerd worden. Naast de informatie op de website www.anbos.nl en via social mediakanalen lanceert ANBOS ook jaarlijks een grote consumentencampagne. Deze gaat over het belang van het bezoeken van een gediplomeerde schoonheidsspecialist. Zie hier de campagne van vorig jaar; ANBOS consumentencampagne «Kies voor gediplomeerd» – YouTube. In 2022 heeft ANBOS tot slot het initiatief genomen de grijze gebieden verder in kaart te brengen. Ik verwijs u hiervoor naar ANBOS-onderzoek brengt risicovolle schoonheidsbehandelingen in kaart | Anbos.
Het bericht ‘Deze goedkope jichtpil bleek goed voor hartpatiënten, maar werd gekaapt door een sluwe farmaceut’ |
|
Judith Tielen (VVD) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Deze goedkope jichtpil bleek goed voor hartpatiënten, maar werd gekaapt door een sluwe farmaceut» uit de Volkskrant van 31 juli jl.?1
Ja.
In hoeverre was uw departement bekend met de publicatie in het New England Journal of Medicine in 2020 van de (Nederlandse) onderzoeksresultaten naar het gebruik van het aloude middel colchicine ter preventie van een nieuw hartinfarct of beroerte? Voorzag uw departement dat er een registratie-aanvraag zou komen voor het gebruik van colchicine met een andere indicatie dan jicht? Zo nee, waarom wordt er niet op zulke ontwikkelingen geanticipeerd?
Ik ben bekend met de genoemde onderzoeksresultaten van colchicine ter preventie van een nieuw hartinfarct of beroerte. Het LoDoCo II onderzoek is deels gefinancierd door ZonMw binnen het subsidieprogramma Goed Gebruik Geneesmiddelen. Deze financiering bedroeg € 1,15 miljoen, ongeveer 30% van de totale studiekosten. De overige kosten bedroegen een cofinanciering van andere (private) externe partijen. Er zijn op dit moment één of meer aanvragen bij het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) in behandeling voor een handelsvergunning met als werkzaam bestanddeel colchicine. De aangevraagde indicatie kan ik niet delen gezien dit bedrijfsvertrouwelijke informatie is. In het artikel van de Volkskrant geven de firma’s Teva en Tiofarma aan dat zij een registratiedossier laten maken voor de nieuwe indicatie van colchicine. Ik blijf dit met interesse volgen.
Bent u bekend met de in het artikel genoemde reactie van uw departement en de zorgverzekeraars op de vraag om tijdelijke exclusiviteit ter bescherming tegen kapende farmaceutische bedrijven? Kunt u deze reactie delen? Heeft uw departement serieus overwogen om wel een positieve reactie te geven op de vraag om tijdelijke exclusiviteit? Op welke gronden is dat destijds verworpen?
Colchicine 0,5 mg is als generiek geneesmiddel geregistreerd en er rust geen regulatoire bescherming meer op colchicine. Extra tijdelijke regulatoire exclusiviteit binnen het huidige systeem kan hierom niet worden toegekend.
Regulatoire exclusiviteit voor innovatieve geneesmiddelen bestaat uit data-exclusiviteit en marktbescherming. In Nederland kan regulatoire exclusiviteit worden verkregen na registratie en goedkeuring van een geneesmiddel voor een specifieke indicatie bij het CBG of het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA). Data-exclusiviteit gaat in bij markttoelating van een innovatief geneesmiddel.
Voor een duur van acht jaar mogen concurrenten geen gebruik maken van de (non-)klinische data van de oorspronkelijke medicijnfabrikant om een generieke versie van een geneesmiddel te registreren, en gedurende een verdere twee jaar mogen deze generieke geneesmiddelen niet op de markt worden gebracht (marktbescherming). Wanneer binnen de acht jaar geldende exclusiviteitsperiode van de originele indicatie, een nieuwe indicatie wordt toegevoegd met een significante meerwaarde ten opzichte van huidige therapieën, kan er binnen het huidige systeem één jaar extra marktbescherming worden toegekend.
Op dit moment loopt de herziening van de Europese basiswetgeving. In de herziening wordt voorgesteld om 4 jaar data-exclusiviteit toe te kennen aan repurposed geneesmiddelen. Ik steun dit voorstel. Daarnaast beschrijft het voorstel een route om (klinische) data aangaande drug repurposing voor een onvervulde medische behoefte voor te leggen aan het EMA. Het daaropvolgende advies wordt openbaar gemaakt, op basis waarvan firma’s de nieuwe toepassing kunnen includeren in de productinformatie voor hun product. Dit voorstel legt een sterk fundament voor snelle toepassing en brede toegang voor patiënten. Echter, het is nog onbekend hoe snel de onderhandelingen over het wetsvoorstel zullen verlopen, en het is daarom onbekend wanneer deze voorstellen daadwerkelijk worden geïmplementeerd.
Ik zet mij hierom ook nationaal in om op andere manieren drug repurposing te stimuleren. Via het programma Goed Gebruik Geneesmiddelen vanuit ZonMw stimuleer ik drug repurposing door middel van subsidies. Uit een eerdere ronde tafel met veldpartijen is mij gebleken dat het inbouwen van een dergelijke prikkel in het systeem niet voldoende is om drug repurposingte stimuleren. Zoals in het verslag van het schriftelijk overleg over afstel GVS-modernisering2 gedeeld, ben ik hierom reeds bezig om een juridische analyse uit te voeren naar de haalbaarheid van ketenafspraken om de afzet – en hiermee omzet – te garanderen voor repurposed middelen. Hieruit komt naar voren dat het stimuleren van ketenafspraken waarbij afnamegaranties met voorschrijfverplichtingen van geneesmiddelen de minst waarschijnlijke route is om verder uit te werken. Deze optie is namelijk snel in strijd met het verbod op gunstbetoon uit de Geneesmiddelenwet en met de voorschrijfbevoegdheden van artsen en andere voorschrijvers. Ketenafspraken waarbij afname wordt gegarandeerd zonder voorschrijfverplichtingen lijken meer haalbaar. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan ketenafspraken tussen zorgverzekeraars om een specifiek middel in te kopen of een ketenafspraak tussen aantal ziekenhuizen of apothekers zonder significant marktaandeel. Ook ben ik nagegaan of het mogelijk is om een registratiebonus in te richten om het registreren van dit type middelen te belonen. Uit de juridische analyse komt naar voren dat registratiebonus op het eerste gezicht mogelijk lijkt, in de vorm van een compensatie in registratiekosten voor het aanvragen van een handelsvergunning en/of een gedeeltelijke compensatie van klinisch onderzoek ten behoeve van een registratiedossier. Voor een definitief (juridisch) oordeel moeten de precieze invulling nader worden uitgewerkt. Daarnaast werkt het expertisecentrum FAST (Future Affordable & Sustainable Therapy development) aan een advies met oplossingsrichtingen voor het stimuleren van drug repurposing. Ik zal deze resultaten meenemen in mijn verdere beleidsvorming op drug repurposing voor zover mijn demissionaire status toelaat. Ik probeer hierin de balans te vinden tussen betaalbaarheid en beschikbaarheid van geneesmiddelen.
Deelt u de mening dat het gedrag van deze Amerikaanse farmaceut om met kleine veranderingen aan een bestaand medicijn te komen tot exorbitante prijsverhogingen (woekerprijzen), schunnig is en moet worden tegengegaan? Welke regels zijn nodig of moeten aangescherpt worden om dergelijk woekergedrag voortaan te voorkomen?
De voorliggende situatie speelt vooralsnog bij het registreren van colchicine voor hart- en vaatziektes in de Verenigde Staten. Het artikel stelt dat deze registratie is gebaseerd op onderzoeksresultaten van derden waaraan de registratiehouder geen financiële bijdrage heeft geleverd. Het bedrijf heeft nog geen prijs bekend gemaakt voor het door de FDA-goedgekeurde colchicine. In algemene zin vind ik dat bedrijven hun verantwoordelijkheid moeten nemen om met maatschappelijk verantwoorde prijzen te komen voor hun geneesmiddelen. Dat in deze casus een Amerikaanse farmaceut een enorm financieel voordeel pakt op basis van onderzoek dat deels door de Nederlandse overheid is gefinancierd, zónder hier zelf aan te hebben bijgedragen, vind ik schrijnend. Ik ga hierom in gesprek met de betrokken partijen uit dit onderzoek zodat ik de lessons learnedmee kan nemen.
In het verleden is het voorgekomen dat voor repurposed geneesmiddelen exorbitante prijzen gevraagd worden. Ik zet mij in om dit op Europees niveau aan te pakken. Zoals in het BNC-fiche Herziening EU farmaceutische wetgeving gedeeld3, steun ik hierom ook de betere koppeling van inspanning aan de mate van beloning in geval van weesgeneesmiddelen. Zo wordt op meer kosteneffectieve wijze een well-established therapeutische toepassing voor zeldzame aandoeningen, waarvoor geen uitgebreide klinische studies zijn gedaan, breder beschikbaar gemaakt, omdat er niet langer 10, maar 5 jaar marktexclusiviteit tegenover staat.
Op welke manier werken kennisinstellingen en fabrikanten samen om de ontwikkeling van bestaande medicijnen voor andere aandoeningen of indicaties te onderzoeken en beschikbaar te maken tegen aanvaardbare prijzen? Hoe groot is het risico dat lopende ontwikkelingen opnieuw gekaapt worden door farmaceutische bedrijven? Wat wordt er nu gedaan om deze risico’s te minimaliseren?
Via het ZonMw programma Goed Gebruik Geneesmiddelen wordt ingezet om drug repurposing te stimuleren met behulp van subsidies. Onlangs is subsidieronde 6 ingegaan; hierin wordt een totaal aan € 2,5 miljoen euro aan subsidies verstrekt aan drug repurposing. Dit subsidieprogramma stimuleert hierbij ook privaat-publieke samenwerking, zoals samenwerking tussen kennisinstellingen en fabrikanten.
Het risico dat een fabrikant ervandoor gaat met onderzoeksresultaten van derden, kan worden verkleind door de nieuwe indicatie te registreren. Ik ben mij ervan bewust dat het registreren van geneesmiddelen een complex proces is en dat niet alle partijen de kennis in huis hebben om dit proces in te gaan. Om partijen hierbij te helpen zijn er verschillende initiatieven opgezet. Zo steun ik het Nationaal Farmaceutisch Kenniscentrum (NFKC) financieel om de kennis om dossiers te maken te verbeteren in Nederland. Daarnaast kan er advies op maat bij het CBG worden gevraagd, bedoeld voor academische groepen, startups en kleine ondernemingen. Het CBG adviseert bij de opzet van het geneesmiddelenonderzoek ten behoeve van registratie. Verder kunnen partijen terecht bij het wegwijsloket van het expertisecentrum FAST voor hulp op het gebied van drug repurposing. Ook wordt in de herziening van de Europese basiswetgeving een voorstel gedaan waardoor het risico op het door u genoemde kapen door fabrikanten verder kan worden verminderd bij drug repurposing voor onvervulde medische behoeften. Zoals in antwoord 3 geschetst, wordt er in de herziening een voorstel gedaan voor een route om (klinische) data aangaande drug repurposing voor onvervulde medische behoeften voor te leggen aan het EMA door een non-profit organisatie. Het daaropvolgende advies wordt openbaar gemaakt, op basis waarvan firma’s de nieuwe toepassing kunnen includeren in de productinformatie voor hun product. De rol voor onder andere kennisinstellingen om bij te dragen aan drug repurposing wordt hiermee vergemakkelijkt en mogelijk vergroot.
Wat bent u bereid te doen om tot een oplossing te komen die leidt tot de beschikbaarheid van colchicine bij hartaandoeningen tegen een aanvaardbare prijs in Nederland?
Zoals ik al in mijn antwoord op vraag 5 heb aangegeven, gaat mijn voorkeur uit naar geneesmiddelen die geregistreerd zijn voor een specifieke aandoening. Op dit moment kunnen resultaten van onderzoeken ook via behandelrichtlijnen en off-label gebruik ten goede komen aan de patiënt. Hierin ligt een rol voor de beroepsgroepen om behandelrichtlijnen aan te passen. Registratie van geneesmiddelen brengt ook andere voordelen met zich mee; de werking en eventuele bijwerkingen worden beter onderzocht. Ook is er een uitgebreide farmacovigilantie verplichting (geneesmiddelenbewaking) nadat het geregistreerde geneesmiddel op de markt is. Verder beschikt de patiënt over de juiste informatie bij geregistreerde indicaties doordat de indicatie, dosering en bijwerkingen worden geïncludeerd in de bijsluiter. Bij off-label gebruik is dit niet het geval.
Wat gaat u nog meer doen om dergelijk woekergedrag van farmaceuten stevig aan te pakken?
Mijn inzet om de prijsstelling van repurposed geneesmiddelen in verhouding te laten staan met de gemaakte investeringen heb ik in vraag 4 en 5 geschetst. Ik zet mij in om op Europees niveau een betere koppeling te maken van inspanning aan de mate van beloning in geval van weesgeneesmiddelen, een grotere rol voor academische instellingen in geneesmiddelenontwikkeling en ondersteuning voor kleine bedrijven door onder andere het NFKC en expertisecentrum FAST.
Het bericht dat vrouwen die borstkanker hebben gehad of drager zijn van het borstkankergen bij een heroperatie van een borstreconstructie deze niet vergoed krijgen |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat vrouwen die borstkanker hebben gehad of drager zijn van het borstkankergen bij een heroperatie van een borstreconstructie deze niet vergoed krijgen?1
Borstreconstructies komen voor vergoeding in aanmerking als er sprake is van medische noodzaak. Ik licht dit graag kort toe. De Zorgverzekeringswet heeft als doel om individuele verzekerden te verzekeren tegen de kosten van noodzakelijke en effectieve medische zorg. De zorgverlener kijkt aan de hand van medische criteria naar de gezondheidsklachten van de patiënt (artikel 14 Zvw) en stelt de medische indicatie vast. Vervolgens bekijkt de zorgverlener of de klachten van de patiënt dusdanig zijn, dat de patiënt redelijkerwijs op een bepaalde behandeling is aangewezen (artikel 2.1 Besluit Zorgverzekering). Ten slotte toetst de zorgverzekeraar of de declaratie rechtmatig en doelmatig is.
Bij reconstructie na borstkanker is er sprake van medische noodzaak en wordt de borstreconstructie vergoed vanuit het basispakket van de Zorgverzekeringswet. Ook als de verzekerde belast is met het borstkankergen wordt de preventieve verwijdering en reconstructie van de borst vergoed vanuit het basispakket.
Voor de vergoeding van een eventuele heroperatie van een borstreconstructie, de zogenaamde tertiaire mammareconstructie, zijn criteria opgesteld om te kunnen bepalen of er sprake is van een medische noodzaak. Deze criteria zijn opgenomen in de Werkwijzer beoordeling behandelingen van plastisch-chirurgische aard2 (hierna: Werkwijzer). Deze Werkwijzer is opgesteld door een werkgroep van de wetenschappelijke vereniging van adviserend geneeskundigen, de VAV (Vereniging Artsen Volksgezondheid) in afstemming met het Zorginstituut Nederland (ZINL).
De Werkwijzer wordt op dit punt nog aangepast om ook de behandeling met lipofilling3 op te nemen naar aanleiding van het recente standpunt van het ZINL4. Zorgverzekeraars houden in hun beoordeling al wel rekening met dit standpunt.
Waarom is dit zo?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u een opsomming geven van de klachten die deze vrouwen kunnen hebben die aanleiding geven tot een hersteloperatie?
De klachten die aanleiding geven voor een hersteloperatie zijn divers. Het kan daarbij gaan om pijnklachten, maar ook vormveranderingen zijn vaak aanleiding voor een hersteloperatie. De plastisch chirurg stelt vast of deze klachten met een hersteloperaties kunnen worden verholpen. De medisch adviseur van de zorgverzekeraar toetst aan de hand van de criteria in de Werkwijzer of de voorgestelde behandeling ook voor vergoeding uit de zorgverzekering in aanmerking komt.
Wat is uw reactie op wat de plastisch chirurg in de uitzending zegt, namelijk dat deze vrouwen ongelijk worden behandeld met andere kankerpatiënten die wel een onbeperkt aantal heroperaties kunnen krijgen?
Hersteloperaties bij vrouwen met borstkanker die cosmetisch van aard zijn (en waarvoor dus een medische noodzaak ontbreekt), zijn uitgesloten van het basispakket. Deze worden niet anders beoordeeld dan andere plastisch chirurgische hersteloperaties.
Zorgverzekeraars hebben de wettelijke verplichting om vast te stellen of een vergoeding voldoet aan de voorwaarden. Als na een borstreconstructie een hersteloperatie nodig is, moet dus opnieuw beoordeeld worden of deze ook medisch noodzakelijk is. De voorwaarden die daarbij door zorgverzekeraars in acht moeten worden genomen staan gedetailleerd beschreven in de eerder genoemde Werkwijzer van de VAV.
De Werkwijzer van de VAV wordt periodiek in samenspraak met het Zorginstituut en de NVPC herzien. Naar aanleiding van de signalen in het eerder genoemde NOS artikel hebben de NVPC, ZN en de VAV afgesproken nog eens expliciet naar de vergoedingscriteria voor hersteloperaties na borstreconstructies te kijken.
Deelt u de mening dat deze hersteloperaties vergoed moeten worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u dit aan de verzekeraars, die vergoeding nu heroverwegen, laten weten?
Hersteloperaties dienen vergoed te worden als er sprake is van medische noodzaak om over te gaan tot een operatie. ZN, de VAV en de NVPC zijn, zoals gezegd, met elkaar in gesprek over de criteria in de Werkwijzer. Dit lijkt mij een goede zaak. Ik vertrouw erop dat hieruit duidelijk wordt of de eisen voor vergoeding bij een vervolgoperatie na een borstreconstructie terecht zijn en dat op basis daarvan gepaste vervolgstappen worden genomen.
Het bericht dat de zorgkantoren eerder bezwaar maakten bij het ministerie van VWS over de stapeling van kortingen waar ouderenzorgorganisaties mee te maken krijgen |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het bericht dat de zorgkantoren eerder bezwaar maakten bij u over de stapeling van kortingen waar ouderenzorgorganisaties mee te maken krijgen?1
Nee, de zorgkantoren hebben geen formeel bezwaar aangetekend, maar hebben wel hun zorg erover uitgesproken.
Wanneer was dit?
De zorgkantoren hebben hun zorgen schriftelijk kenbaar gemaakt in een ambtelijke brief van 21 maart 2023.
Hoe ziet dit bezwaar eruit?
De zorgkantoren gaven aan dat zij de korting juridisch kwetsbaar vonden in het licht van de onderbouwing van de af te spreken tarieven met zorgaanbieders. In overleg met de zorgkantoren is daarom in de voorhangbrief duidelijk aangegeven dat de besparingen vanuit de maatregel meerjarig contracteren taakstellend zijn in het licht van de overheidsfinanciën en dus ook via een algemene doelmatigheidsverbetering kunnen worden ingevuld.
Is dit bezwaar met de Kamer gedeeld? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Nee, zoals ik hiervoor heb aangegeven was er geen sprake van «bezwaren» maar van «zorgen» vanuit de zorgkantoren. Ik heb dus ook geen «bezwaren» gedeeld met de Kamer.
Kunt u een overzicht geven van de stapeling van kortingen waar de ouderenzorgorganisaties de afgelopen vijf jaar mee te maken kregen? Kunt u dit weergeven in een overzicht?
In de afgelopen vijf jaar (periode 2018 tot en met 2022) is er geen sprake geweest van kortingen op de ouderenzorg, maar zijn extra middelen beschikbaar gesteld. Via tabel 1 geef ik een overzicht van de financiële ontwikkelingen op het terrein van de uitgaven aan Wlz-ouderenzorg in de periode 2016–2022.
De uitgaven aan Wlz-verpleegzorg zijn in deze periode toegenomen van € 10,0 miljard tot € 15,9 miljard. Deze toename van € 5,9 miljard bestaat voor € 2,1 miljard uit extra middelen voor het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg, € 1,6 miljard om het toenemende aantal cliënten op te vangen en € 2,2 miljard voor de indexering van de tarieven in verband met loon- en prijsontwikkelingen.
In lijn met de ontwikkelingen uit tabel 1 zijn de NZa-tarieven voor verpleeghuiszorg tussen 2016 en 2023 met circa 50% verhoogd. De maximumtarieven voor de meest voorkomende prestatie in de verpleeghuiszorg (verblijf op basis van een zzp Verpleging & Verzorging 5, inclusief behandeling) zijn verhoogd van afgerond € 80.000 in 20162 naar afgerond € 123.000 in 20233. Voor een gemiddelde groep van acht cliënten die verblijven op basis van zzp V&V5 inclusief behandeling gaat het dus om een toename van afgerond € 640.000 in 2016 tot bijna € 1 miljoen in 2023.
In mijn brief4 naar aanleiding van de motie Den Haan heb ik de plussen en minnen voor de ouderenzorg vanaf 2023 opgenomen en toegelicht. Deze zijn opgenomen in tabel 2. De kern is dat ook na de maatregelen uit het coalitieakkoord en overige financiële bijstellingen op het terrein van de Wlz zowel op macro- als op microniveau sprake is van «minder meer» uitgaven. Het totaal aan beschikbare middelen voor de ouderenzorg in Wlz stijgt in de periode 2022–2027 met 2,4 miljard (nog ongerekend de indexatie voor loon- en prijsontwikkelingen).
Op basis waarvan bedacht u dat deze kortingen verantwoord zijn? Is er nog sprake van verantwoorde ouderenzorg? Zo ja, waar baseert u dat op?
Zoals hiervoor aangegeven zijn er in de afgelopen vijf jaar geen kortingen doorgevoerd. De integrale tarieven voor verpleeghuiszorg zijn in plaats daarvan tussen 2016 en 2022 met € 2,1 miljard verhoogd.
Aan de verlagingen op het kader zoals hiervoor aangegeven liggen maatregelen ten grondslag die de kosten voor de zorgaanbieders verminderen. Zo krijgen zorgaanbieders na de doorontwikkeling van het kwaliteitskader bijvoorbeeld ruimte om de zorg anders vorm te geven, met meer inzet van digitale middelen of samenwerking met informele zorgverleners.
Overigens ziet de IGJ toe op de kwaliteit van de ouderenzorg. De NZa houdt toezicht op de invulling van zorgplicht door de zorgkantoren en de adequate hoogte van het Wlz-budget. Hiermee zijn de randvoorwaarden geborgd voor een verantwoorde ouderenzorg
Wat is het totaalbedrag van de kortingen en bezuinigingen waar de ouderenzorgorganisaties de afgelopen vijf jaar mee te maken kregen?
Zoals ik heb toegelicht in mijn antwoord op vraag 6 zijn er de afgelopen vijf jaar per saldo geen bezuinigingen geweest op de Wlz-ouderenzorg. De uitgaven zijn toegenomen van € 10,0 miljard in 2016 (prijspeil 2016) tot € 15,9 miljard in 2022 (prijspeil 2022). Deze uitgaven groeien, rekening houdend met de maatregelen uit tabel 2, de komende jaren verder tot 18,3 miljard in 2027 (prijspeil 2022).
Is er nog sprake van toegankelijkheid van onze ouderenzorg? Zo ja, waar baseert u dat op?
De toegankelijkheid van ouderenzorg staat onder druk. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door demografische ontwikkelingen en een krappere arbeidsmarkt. Dit was voor mij ook de reden om het WOZO-programma samen met partijen uit het veld te starten om de transitie samen vorm te geven.
Overigens is de wachtlijst voor de toegang tot het verpleeghuis al vanaf 2022 stabiel en kunnen cliënten die urgent zijn of «actief moeten worden geplaatst» veelal binnen de treeknormen terecht in een verpleeghuis.
Hoe rijmt u de grote personeelstekorten in de ouderenzorg met het moeten ontslaan van zorgmedewerkers door de stapeling van kortingen op ouderenzorgorganisaties?
Deze ontwikkelingen kan ik niet met elkaar rijmen, al zal het op instellingsniveau altijd voor kunnen komen dat door aanpassingen in de bedrijfsvoering mensen hun baan verliezen. Echter zal in Nederland, maar ook regionaal, in de komende jaren de vraag naar zorgpersoneel blijven toenemen vanwege het toenemende aantal cliënten. Via het budgettaire kader van de Wlz stel ik daarom extra middelen beschikbaar zodat ouderenzorgorganisaties ook daadwerkelijk de middelen hebben om meer medewerkers in dienst te nemen.
Hoeveel ouderenzorgorganisaties geven aan door deze kortingen in financiële problemen te komen?
Er zijn vanuit verschillende regio’s in totaal acht brieven geschreven hierover en ca. 250 zorgaanbieders hebben een zaak tegen de zorgkantoren aangespannen.
Op basis waarvan legde u deze kortingen op? U beweerde toch dat er niet wordt bezuinigd op de ouderenzorg?
Zie het antwoord op vraag 6.
U beweerde toch dat de doorrekening van het Centraal Planbureau dat u stiekem 1,6 miljard euro bezuinigde op de verpleeghuizen in plaats van dat u de beloofde investering in extra personeel deed, niet klopt?2
Dat is correct. In mijn brief van 16 maart jl.6 heb ik toegelicht dat de taakstelling voor de doorontwikkeling van het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg oploopt van € 100 miljoen in 2024 tot € 350 miljoen structureel vanaf 2026.
Waar staan deze kortingen in het regeerakkoord?
U treft de maatregelen op bladzijde 5 van de budgettaire bijlage bij het coalitieakkoord 2021–2025 «Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst».
Hoe heeft u zich vergewist van steun in de Tweede Kamer voor deze kortingen? Welke partijen steunen deze kortingen?
Ik heb de maatregelen voorgehangen bij de (Eerste en) Tweede Kamer op 17 april 20237 Vervolgens is op 30 mei jl. een tweeminutendebat gevoerd en is op 31 mei gestemd over de ingediende moties. Een van de moties was om de maatregel uit te stellen of terug te draaien. Deze is door de Tweede Kamer verworpen.
Bent u bereid deze kortingen terug te draaien? Zo nee, waarom niet?
Recent heeft de Tweede Kamer in de procedurevergadering aangegeven de afschriften van de (meerjarige) Kaderbrieven Wlz controversieel te beschouwen. Op basis van de Wmg ben ik verplicht om na Prinsjesdag een budgettair kader Wlz voor 2024 definitief vast te stellen. De demissionaire status van het kabinet en de controversieel verklaring leiden ertoe dat ik het budgettair kader Wlz enkel voor 2024 vaststel. Het vaststellen van het budgettair kader voor 2025 en verder is aan een volgend kabinet. Ik acht het aangewezen om discussies met gevolgen voor de begroting, nu Prinsjesdag aanstaande is, ook in dat kader en bij de behandeling van de begroting van VWS met uw Kamer te voeren.
De dalende vaccinatiegraad |
|
Wieke Paulusma (D66) |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Zorgen om dalende vaccinatiegraad Rijksvaccinatieprogramma» en «De vaccinatiegraad van Nederland loopt achter op de rest van de wereld»?1
Ja.
Deelt u de ernstige zorgen die inzake de dalende vaccinatiegraad, zoals de vaccinatiegraad bij baby’s voor mazelen die voor het eerst in jaren onder de 90% is?
Ja. De ontwikkeling van een dalende vaccinatiegraad is zorgelijk. Een daling van de vaccinatiegraad maakt dat de kans op uitbraken van infectieziekten toeneemt. Wereldwijd is er bijvoorbeeld een toename van mazelenuitbraken te zien, ook in Europa. Tegelijkertijd betekent een lagere vaccinatiegraad van een bepaald geboortecohort niet dat de vaccinatiegraad van de gehele bevolking meteen daalt. De kans op een landelijke uitbraak doet zich vooral voor als de vaccinatiegraad flink daalt gedurende een aantal jaar in een groot deel van de bevolking. Zover is het nog niet.
Wat is uw reactie op het feit dat de vaccinatiegraad van Nederland achter blijft op de rest van de wereld? Terwijl juist in landen waar de vaccinatiegraad eerder achterbleef deze nu weer toeneemt?
Zoals gedeeld in mijn Voortgangsbrief op de aanpak «Vol vertrouwen in vaccinaties» van 29 juni jl.2, bevestigen de meest recente cijfers over de vaccinatiegraad van het RIVM dat de vaccinatiegraad voor alle vaccinaties verder is gedaald. Dat is zorgelijk. Door de diversiteit aan methodologieën van het meten van de vaccinatiegraad wereldwijd is een vergelijking maken gecompliceerd, maar er kan wel gesteld worden dat de vaccinatiegraad in Nederland nog altijd hoog ligt.
Bent u betrokken bij de gesprekken van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) om te kijken hoe de vaccinatiegraad kan worden verbeterd? Kunt u de Kamer hierover informeren?
Zoals gedeeld in mijn voortgangsbrief op de aanpak «Vol vertrouwen in vaccinaties», zet ik in op het versterken van het vertrouwen in vaccinaties en het verhogen van de vaccinatiegraad. Dit wordt onderbouwd met onderzoek naar: (1) vaccinatiegraad naar subgroepen en regio’s/(deel-)gemeenten, en (2) drijfveren achter al dan niet vaccineren. Hiervoor heb ik het RIVM gevraagd nader onderzoek te doen. Met de uitkomsten van deze onderzoeken kan aanvullende inzet gericht op het verbeteren van de vaccinatiegraad volgen. In mijn volgende voortgangsbrief zal ik uw Kamer hierover informeren.
Bent u bereid om, zoals beschreven door het RIVM, belemmeringen voor ouders en tieners weg te nemen door meer mogelijkheden te creëren waar en wanneer ze vaccinaties kunnen halen? Bijvoorbeeld door mobiele prikpunten met vrije inloop op plekken waar de vaccinatiegraad laag is, gecombineerd met goede informatievoorziening?
Zoals gedeeld in de voortgangsbrief van 29 juni jl., zet ik samen met het RIVM en de jeugdgezondheidszorg (JGZ) in op zogenaamde veegacties. Hierin krijgen jongeren, die zich nog niet hebben laten vaccineren, alsnog de mogelijkheid om gemiste vaccinaties in te halen.
Daarnaast wordt de recente inzet tijdens de «Mis «m niet» week in het kader van HPV-campagne voor jongvolwassenen geanalyseerd om te bekijken of de daar ingezette acties ook van toegevoegde waarde kunnen zijn voor het RVP. Ik informeer uw Kamer hierover nader in mijn volgende voortgangsbrief.
Bent u bereid om, zoals beschreven door het RIVM, ouders meer gelegenheid te geven om in gesprek te gaan met professionals, bijvoorbeeld door het breder inzetten van de twijfel telefoon? Of door informatie te delen op plekken waar (aankomende) ouders komen, inclusief commerciële locaties zoals winkels waar babyspullen verkocht worden?
Voor intensiveren van gesprekken met twijfelaars sta ik zeker open, dit is eerder ook in beleidsaanpakken verwerkt. Enkele jaren geleden zijn er structurele middelen aan het gemeentefonds toegevoegd om de JGZ meer tijd te bieden om het gesprek aan te gaan met ouders met vragen over vaccinatie. Het is belangrijk om duidelijk te krijgen of nogmaals hierop inzetten zal leiden tot een verhoging van de vaccinatiegraad. Ik hecht eraan om de beschikbare middelen voor de meest effectieve maatregelen in te zetten. Of commerciële locaties daarbij wél in beeld komen, betwijfel ik.
Het onderzoek van het RIVM zal leiden tot meer inzicht in welke inspanningen op effectieve wijze kunnen worden ingezet of ontwikkeld om de vaccinatiegraad te verhogen en onvoldoende bereikte groepen beter te bedienen. Op basis van dit onderzoek zal ik bekijken wat gewenste aanvullende inspanningen kunnen zijn.
Bent u bereid om de grootschalige campagne voor de HPV-vaccinatie versneld te evalueren en de successen te gebruiken voor een campagne om de vaccinatiegraad in het algemeen te verhogen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u de Kamer hier zo snel mogelijk over informeren?
Het RIVM voert in samenwerking met de GGD’en de campagne voor de HPV-vaccinatie uit. Deze campagne wordt doorlopend geëvalueerd, en geleerde lessen worden geïmplementeerd in het vervolg van de campagne. Zoals aangegeven in mijn antwoord bij vraag 6, wordt er ook geanalyseerd welke acties ook van toegevoegde waarde kunnen zijn voor het RVP.
Bent u bereid om, gezien de alarmerende situatie, extra inzet te doen en/of daarvoor middelen vrij te maken om de vaccinatiegraad te verhogen?
Zoals gedeeld in mijn voortgangsbrief op de aanpak «Vol vertrouwen in vaccinaties» van 29 juni jl., zet ik op verschillende manieren in op het bereiken van een zo hoog mogelijke vaccinatiegraad. Met de huidige middelen is extra inzet mogelijk tot en met 2026. Boven op deze al ingezette acties en maatregelen zijn er op dit moment geen extra middelen beschikbaar voor extra inzet om de vaccinatiegraad te verhogen.
Kunt u deze vragen zo snel als mogelijk en en in zijn geheel beantwoorden?
Ja.
Het bericht 'Abortusklinieken zien vaker jonge vrouwen die anticonceptie wantrouwen' |
|
Harry Bevers (VVD), Judith Tielen (VVD) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Abortusklinieken zien vaker jonge vrouwen die anticonceptie wantrouwen»?1
Ja.
Bent u bekend met de trend van «hormonenfobie» onder vrouwen en hoe beïnvloedt deze trend de keuze voor anticonceptiemethoden?
Het is mij niet ontgaan dat er veel gesproken en geschreven wordt over de (vermeende) bijwerkingen van hormonale anticonceptie2. In hoeverre hier sprake is van een nieuwe trend is onderwerp voor discussie: al vanaf de opmars van de anticonceptiepil in de jaren zestig en zeventig klonken geluiden over «pilmoeheid» onder vrouwen.
Uit navraag onder abortusartsen en huisartsen blijkt dat zij in toenemende mate vrouwen in de spreekkamer zien, die (kritische) vragen stellen over hormonale anticonceptie. Of en in hoeverre de trend van «hormonenfobie» de keuze voor een anticonceptiemethode beïnvloedt, is niet bekend.
Ervaren huisartsen ook een toename van het aantal vragen over natuurlijke anticonceptiemethoden? Hebben zij via bijvoorbeeld richtlijnen voldoende handvatten om goede voorlichting te geven en te wijzen op risico’s die bij natuurlijke anticonceptie spelen?
Er lijkt al geruime tijd een trend gaande dat er meer aandacht is voor «natuurlijke methoden» en dat vrouwen liever geen hormonen gebruiken. Maar hoe groot de vraag is en of er een toename is houdt het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) niet bij. Er is geen onderzoek bekend waarmee deze signalen gekwantificeerd kunnen worden.
Ik kies liever niet voor de terminologie «natuurlijke anticonceptie», omdat onduidelijk is wat hiermee wordt bedoeld. De berichtgeving gaat veelal over de kalendermethode, waarbij met behulp van onder andere temperatuurmeting de vruchtbare dagen worden berekend. De kalendermethode wordt door artsen gezien als een minder geschikte methode als je echt niet zwanger wilt worden, omdat niet alle vrouwen een regelmatige cyclus hebben en omdat het risico op fouten in de toepassing hoger is dan bij andere methoden. Uiteraard geldt in de spreekkamer wel dat vrouwen vragen kunnen stellen over alle methoden; artsen zullen uitleg geven over verschillende methoden, ook als dat minder betrouwbare methoden zijn. Huisartsen geven altijd uitleg over goed gebruik van een anticonceptiemiddel. Voor een deel van de vrouwen vormt de betrouwbaarheid (tegen zwanger worden) van een anticonceptiemethode niet het enige criterium bij de keuze voor een middel.
Huisartsen beschikken over een goede richtlijn om hun voorlichting over anticonceptie op te baseren. In de NHG-Standaard Anticonceptie wordt aandacht besteedt aan overige methodes van anticonceptie, zoals barrière methodes, lactatie amenorroe methode (LAM) en methodes, die rekening houden met vruchtbare dagen. In de standaard worden de kenmerken en de betrouwbaarheid van deze methodes besproken, ook in vergelijking met hormonale methodes, koperspiraal of sterilisatie. Ook is er informatie op www.thuisarts.nl over dit onderwerp3.
Deelt u de mening dat het verontrustend is dat er een toename wordt gezien van jonge vrouwen die ongewenst zwanger worden door het gebruik van natuurlijke anticonceptiemethoden zonder aanvullende vormen van anticonceptie? Zo nee, waarom niet?
Als er daadwerkelijk meer (jonge) vrouwen ongewenst zwanger worden, doordat zij ten onrechte hebben vertrouwd op een minder of weinig betrouwbaar middel (zoals de kalendermethode), dan vind ik dat verontrustend. Echter, het is lastig om het aantal ongewenste zwangerschappen te onderzoeken en er zijn geen betrouwbare gegevens over trends in het aantal ongewenste zwangerschappen onder jonge vrouwen. Uit de IGJ Jaarrapportage 2021 blijkt niet dat er een toename is van het aantal zwangerschapsafbrekingen onder jonge vrouwen.4 Op basis van deze cijfers kan niet worden vastgesteld waardoor een eventuele toename (of afname) van het aantal zwangerschapsafbrekingen wordt veroorzaakt.
Bent u bereid de rol van natuurlijke anticonceptie mee te nemen bij het verbeteren van het inzicht in de reden voor abortussen, waar momenteel aan gewerkt wordt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn kan dergelijk onderzoek beschikbaar zijn?
Ja, dit onderwerp is onderdeel van het onderzoek waaraan u refereert.
Amsterdam UMC, UMCG Groningen, Rutgers en Fiom doen in het kader van het onderzoeksprogramma «onbedoelde zwangerschap en (jong) kwetsbaar ouderschap» van ZonMw onderzoek naar de factoren die leiden tot de keuze van de vrouw om een onbedoelde zwangerschap al dan niet af te breken. In dit onderzoek is aandacht voor anticonceptiegebruik van de onbedoeld zwangere vrouw. Er wordt uitgebreid navraag gedaan bij respondenten naar het type anticonceptie dat men al dan niet gebruikt(e) en de motieven (of juist het gebrek aan motieven) hierbij. De eerste resultaten van dit onderzoek worden in 2024 verwacht.
Op welke manier wordt er bij het promoten van natuurlijke anticonceptiemethoden via sociale media ook gecommuniceerd over risico’s die hierbij spelen? Voorziet de Digital Services Act ook in een plicht om dit te vermelden bij content over (seksuele) gezondheid?
Deze vraag is niet in het algemeen te beantwoorden. Voor de overheid geldt dat zij niet direct met de burger over anticonceptiemethoden communiceert, ook niet via sociale media. Het Ministerie van VWS zorgt voor algemene informatie over het beleid rond seksuele gezondheid, het tegengaan van soa’s en de aanpak ten aanzien van onbedoelde zwangerschappen. Organisaties zoals Soa Aids Nederland en Rutgers geven daarnaast in opdracht van de overheid algemene informatie over anticonceptie, bijvoorbeeld op www.sense.info, waar ook een chatlijn beschikbaar is voor gerichtere vragen. Deze organisaties besteden in hun informatievoorziening aandacht aan de mate van betrouwbaarheid van alle methoden, ook wat betreft natuurlijke methoden5.
De Digital Services Act (DSA) stelt regels voor de wijze, waarop online platformen moeten omgaan met illegale en schadelijke content. Informatie over hormoonvrije anticonceptiemethodes, zoals de kalendermethode, is in principe niet illegaal en dus beschermd onder de vrijheid van meningsuiting. Er geldt onder de DSA daarom geen verplichting voor online platformen (zoals TikTok en Instagram) om waarschuwingen bij dit soort posts te plaatsen. Als de informatie echter afkomstig is van adverteerders, dan stelt de DSA enkele regels, die mogelijk relevant zijn. Zoals dat het duidelijk moet zijn, dat het reclame is en wie voor de reclame heeft betaald. Als de informatie eigenlijk reclame is, dan is de Nederlandse Reclame Code mogelijk ook relevant. Zo zijn er in de Nederlandse Reclame Code regels vastgesteld, waaraan reclame zou moeten voldoen. Hierin wordt onder meer bepaald dat reclame niet misleidend en niet in strijd met de waarheid mag zijn. Iedereen kan een klacht indienen bij de Stichting Reclame Code, waar de onafhankelijke Reclame Code Commissie dan een uitspraak over zal doen.
Op welke manier wordt er gewerkt aan het vergroten van het bewustzijn onder jongeren over het belang van het kiezen van een passende en bewezen veilige anticonceptiemethode die past bij hun persoonlijke situatie en wensen? Welke beroepsgroepen worden daarbij betrokken en wat hebben zij nodig om dit effectief en doeltreffend te doen?
Ik zet op diverse manieren in op het bereiken van jongeren over dit belangrijke onderwerp.
In de aanpak onbedoelde en ongewenste zwangerschap6 heeft preventie een prominente rol. Binnen deze aanpak zet ik samen met de Staatssecretaris van VWS gericht in op het voorkomen van onbedoelde zwangerschap onder jongeren. Relationele en seksuele vorming is een krachtig middel om dit doel te bereiken en de school is hiervoor een heel goede leer- en oefenplek. Het stimuleringsprogramma Gezonde Relaties en Seksualiteit is erop gericht om scholen die aandacht willen besteden aan het thema relaties en seksualiteit hierbij te ondersteunen.
Verschillende GGD’en geven bovendien, soms los van de Stimuleringsprogramma, voorlichting op scholen over seksuele gezondheid, waaronder anticonceptie.
Online kunnen jongeren betrouwbare informatie vinden op websites als www.sense.info (speciaal voor jongeren), www.seksualiteit.nl (voor volwassenen) en www.zanzu.nl (voor mensen die beperkt of slecht Nederlands spreken). Op www.sense.info is ook een anonieme chatlijn en bellijn te vinden. Tevens zijn er online anticonceptie keuzetools ontwikkeld (www.anticonceptievoorjou.nl) waarbij bezoekers zelf aan de hand van vragen kunnen ontdekken welke middelen het beste aansluiten bij hun persoonlijke situatie en voorkeuren.
Ook kunnen jongeren ook met vragen en voorlichting over bij hen passende anticonceptie bij de huisarts terecht. De huisarts maakt hierbij gebruik van de anticonceptieleidraad. Voor jongeren onder de 21 jaar worden de kosten van anticonceptie volledig vanuit het basispakket van de zorgverzekering vergoed. Na de zomer komt ook een e-learning voor huisartsen over het onderwerp onbedoelde zwangerschap beschikbaar. In deze e-learning wordt expliciet aandacht besteed aan de kalender- en temperatuurmethode en de mate van betrouwbaarheid daarvan.
Als er, naast deze algemene voorlichting op school of online, vragen zijn waarvoor jongeren liever één op één met een zorgverlener in contact komen – maar voor wie de huisarts als een te grote drempel wordt ervaren – kunnen jongeren tot en met 24 jaar terecht bij de centra seksuele gezondheid van de GGD, voor een seksualiteitshulpverleningsconsult. Hier kunnen jongeren gratis en anoniem hun vragen rondom seksualiteit en seksuele gezondheid stellen.
Ook door de inzet van de jeugdgezondheidszorg (JGZ) wordt de bewustwording over veilige en passende anticonceptie vergroot. De JGZ-professional vraagt en informeert jongeren en ouders/scholen proactief over gezonde seksuele ontwikkeling en adviseert over vormen van anticonceptie. Dit doen zij zowel rond de leeftijd dat de meeste jongeren seksueel actief worden, als in de gesprekken die daarvoor plaatsvinden7.
Uiteraard zullen veel jongeren het gesprek over anticonceptie met hun ouders aangaan. De Staatssecretaris werkt momenteel aan het beter bereiken van ouders over hun cruciale rol in de seksuele opvoeding en hen hiertoe tools te geven.
Volgend jaar start er tot slot in opdracht van het Ministerie van VWS een online campagne, speciaal voor jongeren, over anticonceptie en het belang om een middel te kiezen dat bij je past.
De beroepsgroepen, die bij de preventie en zorg voor jongeren worden betrokken, zijn: huisartsen, JGZ medewerkers zoals jeugdartsen, GGD’en, onderwijsprofessionals en kennisinstituten (Rutgers, Fiom, SOA AIDS NL, Stichting School en Veiligheid). Voor huisartsen zijn er ter raadpleging NHG-standaarden beschikbaar over Anticonceptie en het Soa-consult.
Het Ministerie van VWS zet zich via de beleidsvisie Seksuele gezondheid8 op verschillende manieren in voor het beschermen en bevorderen van de seksuele gezondheid. Inzet uit deze beleidsvisie behelst naast bovenstaande activiteiten het enthousiasmeren van gemeenten om hun collectieve preventietaak op het gebied van seksuele gezondheid (meer) op te pakken en het bereiken van mensen met een seksuele gezondheidsachterstand.
In hoeverre zijn natuurlijke anticonceptie en de (mogelijke) gevolgen hiervan onderdeel van het stimuleringsprogramma «Gezonde relaties en seksualiteit in het onderwijs» en intensivering van de anticonceptiecounseling in de abortusklinieken?
Via het Stimuleringsprogramma Relaties en Seksualiteit wordt ingezet op collectieve preventie van onbedoelde zwangerschappen middels brede relationele en seksuele vorming op school. Hierbij komen alle thema’s op het gebied van relaties en seksualiteit aan bod. Anticonceptie is hier vanzelfsprekend onderdeel van. Er is een scala aan lespakketten beschikbaar waar scholen uit kunnen kiezen. De lespakketten zijn ontwikkeld voor verschillende leeftijden en schoolniveaus door diverse kennisorganisaties en worden als dit nodig blijkt herzien.
Tijdens de anticonceptiecounseling in klinieken wordt door de abortusarts en/of verpleegkundige samen met de vrouw bekeken welke anticonceptiemethode het beste past bij de situatie en wensen van de vrouw of het stel. Hierbij wordt de tijd genomen om de werking van de verschillende methodes te bespreken, evenals de voor- en nadelen. Ook bij de betrouwbaarheid en risico’s wordt stilgestaan. Er zal dus ook worden uitgelegd dat sommige methoden minder geschikt zijn om SOA’s en zwangerschap te voorkomen dan andere. Sommige hormoonvrije anticonceptiemethoden, zoals de kalendermethode, zijn voor veel vrouwen niet de meest betrouwbare optie. Hierover wordt dan ook voorlichting gegeven. Uiteindelijk blijft de keuze om al dan geen anticonceptie te gebruiken, en ook de keuze voor een methode, die van de vrouw.
Het Zuyderland ziekenhuis in Heerlen dat mogelijk alle bedden voor opnames én spoedeisende hulp kwijtraakt. |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Ziekenhuis in Heerlen raakt mogelijk alle bedden voor opnames én spoedeisende hulp kwijt: gemeente reageert verbolgen»?1
Ja.
Klopt het dat er momenteel ongeveer 5.000 mensen op de wachtlijst staan, terwijl dit er normaal gesproken rond de 2.000 zijn?
Volgens het Zuyderland ziekenhuis staan er op dit moment circa 5000 patiënten op de wachtlijst voor een operatie. Vóór de coronapandemie lagen de aantallen rond de 2.000–2.500. Het Zuyderland ziekenhuis heeft momenteel – vanwege personeelsgebrek – nog 2 van de 19 operatiekamers gesloten. Zij verwachten deze in de loop van 2024 weer te kunnen openen, waarmee men naar verwachting weer op het niveau van vóór de coronapandemie komt.
Kunt u aangeven wat het aantal meldingen van spoedeisende hulp op de beide locaties (Heerlen en Sittard-Geleen) van de afgelopen vijf jaar was?
Het Zuyderland ziekenhuis geeft aan dat ze in de afgelopen vijf jaar, gemiddeld per jaar: +/- 52.000 patiënten met een acute zorgvraag zien. Gemiddeld +/- 32.000 patiënten per jaar werden voorzien in hun acute zorgvraag op locatie Heerlen. Gemiddeld +/- 20.000 patiënten per jaar op de locatie Sittard-Geleen.
Klopt het dat bij de fusie van het Atrium Medisch Centrum en het Orbis Medisch Centrum het eerstgenoemde ziekenhuis in Heerlen zowel financieel als met personeel het meest heeft bijgedragen, terwijl het laatstgenoemde ziekenhuis in Sittard-Geleen juist op de rand van de afgrond bungelde?
Volgens het Zuyderland ziekenhuis is dit een misvatting. Zij geven aan dat beide ziekenhuizen vóór de fusie redelijk gelijkwaardig in omvang en financiële positie waren. Het ziekenhuis in Sittard-Geleen bungelde volgens het Zuyderland ziekenhuis niet op de rand van de afgrond.
Hoe kan het dat na alles wat men vanuit Heerlen heeft bijgedragen om Sittard-Geleen een gezond ziekenhuis te maken, nu de rekening gepresenteerd krijgt door het sluiten van spoedeisende hulp en het verdwijnen van het beddenhuis (verpleegafdeling)? Wat vindt u van deze (mogelijke) ontwikkeling?
Er is nog geen besluit is genomen over de toekomstige inrichting van de zorg in deze regio. Bij keuzes rondom de inrichting van een zorgorganisatie spelen aspecten als betaalbaarheid en organiseerbaarheid een belangrijke rol. Het sturen op een efficiënt ingerichte ziekenhuisorganisatie is daar ook een onderdeel van. Daarnaast zijn ook de toegankelijkheid en kwaliteit van de zorg van groot belang. Deze dienen altijd voldoende geborgd te worden. In het algemeen geldt dat bij keuzes rondom de inrichting van de zorg er altijd een afweging van de aspecten kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid aan de orde is. Het is in dit geval de verantwoordelijkheid van het bestuur van een ziekenhuis om een balans te vinden tussen deze drie aspecten.
Kunt u een inschatting geven van het effect op de Regionale Ambulancevoorziening in Zuid-Limburg, mocht de spoedeisende hulp in Heerlen verdwijnen? Moeten er dan bijvoorbeeld meer ambulances in het gebied ingezet worden? Zo nee, kunt u dat onderbouwen? Zo ja, wordt het probleem van personeelsschaarste dan niet simpelweg verplaatst?
Het Zuyderland ziekenhuis geeft aan nog geen antwoord te kunnen geven op deze vraag. De mogelijke scenario’s worden de komende periode verder uitgewerkt, daarbij zal ook dit onderwerp worden meegenomen.
Kunt u in uw gesprekken met het bestuur van het Zuyderlandziekenhuis expliciet benadrukken dat vóórdat er een besluit wordt genomen over het mogelijk aanpassen van de spoedeisende zorg in Heerlen, de betrokken gemeenten geconsulteerd moeten worden?
Zorgaanbieders dienen de besluitvormingsprocedure te volgen die beschreven staat in het Uitvoeringsbesluit van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en de daarop gebaseerde Uitvoeringsregeling Wkkgz als zij overwegen het aanbieden van acute zorg op een bepaalde locatie geheel of gedeeltelijk te beëindigen of op te schorten. Zoals duidelijk staat beschreven in de Wkkgz is het van belang dat betrokkenen, zoals inwoners en gemeenten, actief en voorafgaand aan de besluitvorming betrokken dienen te worden. De zorgaanbieder moet met hen in gesprek. Betrokkenen moeten de gelegenheid krijgen hun zorgen tijdig te uiten en ter overweging mee te geven aan de betreffende zorgaanbieder. Hier voorziet de wet ook in. Zoals vermeld in de Uitvoeringsregeling Wkkgz dienen betrokkenen en/of inwoners door de zorgaanbieder in een bijeenkomst geïnformeerd te worden over de voorgenomen plannen om het aanbod van acute zorg te wijzigen. Betrokkenen en/of inwoners moeten in de gelegenheid worden gesteld om hun visies, wensen en zorgen over een voorgenomen wijziging van het aanbod van acute zorg te uiten. Het is van wezenlijk belang dat een dusdanige bijeenkomst wordt georganiseerd op een zodanig tijdstip dat de inbreng van betrokkenen en/of inwoners van wezenlijke invloed kan zijn op de besluitvorming van de zorgaanbieder. De zorgaanbieder is ook verplicht om aan betrokkenen en/of inwoners een gemotiveerde terugkoppeling te delen waarin staat beschreven wat er met de naar voren gebrachte visies, wensen en zorgen zal worden gedaan.
Het Zuyderland ziekenhuis heeft mij verzekerd dat bovenstaande procedure zal worden gevolgd.
Kunt u aangeven hoe het bestuur van het Zuyderlandziekenhuis van plan is de gemeenten in Parkstad te consulteren over mogelijke plannen?
Het Zuyderland ziekenhuis geeft aan de gemeenten in het adherentiegebied zo goed mogelijk te betrekken. Na de zomer wordt hiervoor een proces ingericht. Voor eind augustus staat een afspraak met een deel van de gemeenteraad van Heerlen gepland.
De verlenging van de voorwaardelijke vergoeding van de paramedische herstelzorg na COVID-19 |
|
Jimmy Dijk |
|
Kuipers |
|
Bent u er bewust van dat de voorwaardelijke vergoeding voor paramedische herstelzorg officieel afloopt op 1 augustus 2023?
Ja, daarom heb ik de regeling verlengd op 14 juli jl., wat 24 juli jl. is gepubliceerd.1
Hoe komt het dat ondanks de toezegging in de Kamerbrief van 1 juni 2023 om deze vergoeding te verlengen tot 1 januari 2025 er op 20 juli 2023 er nog steeds geen definitief besluit genomen is?1
Omdat ik niet een besluit wilde nemen voordat uw Kamer zich kon uitspreken over de Pakketbrief. De Pakketbrief was geagendeerd tijdens het commissiedebat over het Zorgverzekeringsstelsel met daarin het voornemen de regeling te verlengen. Direct daarna heb ik de regeling verlengd, dit kent enige doorlooptijd.
Staat u nog steeds achter het voornemen om deze vergoeding te verlengen tot 1 januari 2025? Zo nee, kunt u uw antwoord toelichten?
Ja, inmiddels is de regeling verlengd.3
Bent u er bewust van dat zulke late besluitvorming veel stress veroorzaakt bij post-covid patiënten?
Ik begrijp dat late besluitvorming veel stress kan veroorzaken bij post-covid patiënten. Daarom is ervoor gekozen om al voor de publicatie van de verlening via het Zorginstituut Nederland te communiceren over de voorgenomen verlening.
Kunt u zo spoedig mogelijk, en uiterlijk voor 1 augustus 2023, bekend maken wat u definitieve besluit is over het verlengen van de voorwaardelijke vergoeding van de paramedische herstelzorg na COVID-19? Zo nee, kunt u uw antwoord toelichten?
In verband met het reces was het niet mogelijk om eerder te reageren.
Bent u bereid om deze vragen te beantwoorden voor 1 augustus 2023?
Zie antwoord vraag 5.
Het delen en opslaan van medisch dossiers |
|
Julian Bushoff (PvdA) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Zonder hun medeweten worden de medische dossiers van miljoenen Nederlanders gekopieerd en «ergens» opgeslagen»?1
Ja.
Deelt u de zorgen dat het systeem dat huisartsen gebruiken voor het delen van data voor ketenzorg geen onderscheid maakt tussen data die daadwerkelijk nodig is voor de ketenzorg en data die niet gedeeld hoeft te worden voor de ketenzorg?
Het is niet aan mij om een oordeel te geven over de rechtmatigheid van de gegevensverwerkingen die hier aan de orde zijn. Dat vergt onder meer een gedegen onderzoek naar de feiten en omstandigheden en hoe die zich verhouden tot het relevante wettelijke kader. Dat is aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP).
Overigens wil ik wel benadrukken dat dataopslag in het digitaliserende zorgveld onvermijdelijk en gebruikelijk is. Daarnaast is dat vaak ook noodzakelijk om het dagelijks werk en de patiëntenzorg goed en effectief uit te kunnen voeren. Immers, door in onderhavige casus de medische dossiers te kopiëren en daarna te verwerken ten behoeve van zorgverzekeraars en regionale samenwerking hoeven huisartsen geen dubbele administratie te voeren. De Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) biedt daar ook ruimte voor, mits de desbetreffende verwerkingen in overeenstemming zijn met de overige eisen uit de AVG. De huisarts bepaalt welke gegevens beschikbaar gesteld worden voor uitwisseling. De gegevens die beschikbaar zijn hebben als doel om de patiënt de best passende zorg te bieden. De huisarts is zelf verantwoordelijk voor het rechtmatig verwerken van medische gegevens én moet dat aan betrokkenen en desgevraagd de toezichthouder aantoonbaar kunnen maken.
Vindt u het onwenselijk dat artsen afhankelijk zijn van één markt dominerend commercieel softwarebedrijf en daardoor moeilijk eisen kunnen stellen aan de leveranciers?
In mijn Kamerbrief van 4 april 20232 over het Actieplan zorg-ICT-markt heb ik aangegeven dat veel zorgaanbieders leveranciersafhankelijkheid beschouwen als een probleem, maar dat het ontbreekt aan een gezamenlijke strategie om deze afhankelijkheid te doorbreken. Er zijn wel enkele voorbeelden van vraagbundeling en collectieve ICT-inkoop, maar er is nog steeds een groot gebrek aan zakelijke en gecoördineerde vraagarticulatie richting softwareleveranciers, zowel binnen instellingen als sectoren. Daarom ondersteun ik, als onderdeel van het Actieplan zorg-ICT-markt, zorgaanbieders bij de inrichting van (cross)sectoraal leveranciersmanagement. Het doel is om de positie van zorgaanbieders te versterken, zodat zij met kracht eisen aan softwareleveranciers kunnen stellen. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) heeft ook aandacht voor zorg-ICT-markten. Buiten haar reguliere toezichthoudende rol, schreef zij bijvoorbeeld een leidraad «Goed werkende markten voor zorg-ICT».
Hoe moeten huisartsen omgaan met hun verantwoordelijkheid voor het bewaken van het medisch dossier in deze markt?
Op grond van de AVG zijn verwerkingsverantwoordelijken (hier: de huisartsen) er zelf verantwoordelijk voor dat zij in overeenstemming met de AVG handelen. Daarnaast zijn huisartsen ook verantwoordelijk voor het melden van een datalek aan de AP én aan de slachtoffers. Het is goed om te beseffen dat softwareleveranciers een gewild doelwit zijn van cyberaanvallen. Zij leveren immers softwarediensten, digitale werkplekken of opslagruimte aan onder andere huisartsen en dat leidt tot een clustering van persoonsgegevens op de servers van deze softwareleveranciers. Op basis van hun rol van verwerkingsverantwoordelijke in de zin van de AVG is het aan de betrokken zorgaanbieders om te boordelen en vast te stellen of de gekozen oplossing – in dit geval Topicus/Calculus – voldoet aan de geldende wetgeving en normen ten aanzien van de AVG en informatiebeveiliging, dat Topicus/Calculus beschikt over de benodigde certificeringen voor de NEN 7510 en ISO 27001 en voldoet aan de normen van de NEN 7512 en NEN 7513. In dit kader sluit de verwerkingsverantwoordelijke een verwerkersovereenkomst met een softwareleverancier, waarin gezamenlijk afspraken worden gemaakt over de bescherming en beveiliging van persoonsgegevens (artikel 28 AVG).
Hoe verhoudt deze casus zich tot de ambitie voor een landelijk dekkend netwerk voor gegevensuitwisseling in de zorg?
Zoals afgesproken in het Integraal zorgakkoord (IZA) en vastgelegd in de Wet elektronische gegevensuitwisseling in de zorg (Wegiz) zet ik in op de standaardisatie van taal en techniek en de implementatie van generieke functies. Standaardisatie maakt het mogelijk huidige en nieuwe infrastructuren te verbinden waardoor een landelijk dekkend netwerk voor gegevensuitwisseling in de zorg ontstaat.
Interoperabiliteit is belangrijk om zorgaanbieders, zorgverleners en burgers in vrijheid – rekening houdend met geldende wetgeving en normen ten aanzien van de AVG en informatiebeveiliging – zelf een keuze te kunnen laten maken tussen verschillende infrastructuren, EPD/ECD-systemen en (generieke) voorzieningen.
Is het naar uw oordeel voldoende geborgd dat data die softwarebedrijven verzamelen voor data-uitwisseling tussen zorgverleners niet voor commerciële doeleinden wordt gebruikt en patiënten zeggenschap behouden over hun gegevens?
De AVG voorziet reeds in een afgewogen juridisch kader. Op basis van die wetgeving dient een huisarts – als verwerkingsverantwoordelijke – zelf te bepalen welke gegevens beschikbaar worden gesteld voor uitwisseling en zich daarbij te vergewissen dat dat in overeenstemming is met wet- en regelgeving. Andere zorgverleners kunnen de gegevens van de patiënt alleen inzien op het moment dat de huisarts samen met de patiënt besluit een consultatie of verwijzing te doen. De AP houdt toezicht op de naleving van de genoemde wetgeving.
Op welke manier kan het actieplan voor de zorg-ICT-markt dit probleem oplossen
Met het Actieplan zorg-ICT-markt probeer ik de markt opener, eerlijker en toekomstgerichter te maken. Hiermee werk ik onder andere aan heldere afspraken en samenwerking tussen softwareleveranciers, zorgaanbieders, koepels en VWS, over rollen en verantwoordelijkheden, met daarbij het centraal stellen van het maatschappelijke belang. Ook wil ik hiermee de onderhandelingspositie van zorgaanbieders verbeteren ten opzichte van softwareleveranciers en werk ik aan voornoemde inrichting van (cross)sectoraal leveranciersmanagement. Meer specifiek wil ik door inrichting van een catalogus van zorg-ICT-systemen zorgaanbieders en ICT-inkopers in staat stellen om ICT-producten en diensten met elkaar te vergelijken, bijvoorbeeld op basis van functionaliteiten of keurmerken. Zo kunnen zorgaanbieders een weloverwogen keuze maken ten aanzien van het samenwerken met softwareleveranciers.
Het opslaan van medische gegevens van Nederlanders door externe softwareleveranciers |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Zonder hun medeweten worden de medische dossiers van miljoenen Nederlanders gekopieerd en «ergens» opgeslagen» van NRC?1
Ja.
Aangezien de Autoriteit Persoonsgegevens al in 2018 onderzoek deed naar het kopiëren van de medische gegevens van Nederlanders naar een commercieel systeem, kan dan geconcludeerd worden dat u al jaren op de hoogte was van deze grootschalige en mogelijk juridisch oneigenlijke dataverzameling in de Nederlandse zorg? Zo ja, kunt u dan uitleggen waarom hieraan niet eerder ruchtbaarheid is gegeven? Waarom is het Nederlandse volk hierover niet eerder grootschalig ingelicht?
Ik ben ervan op de hoogte dat de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) in 2018 een vooronderzoek heeft uitgevoerd. De AP zag destijds geen aanleiding tot vervolgonderzoek. De reden om geen vervolgonderzoek te doen was tweeledig. De AP constateerde dat de geëxtraheerde gegevens meteen automatisch worden versleuteld en alleen toegankelijk zijn voor de huisarts (die de sleutel heeft). De softwareleverancier en de ketenzorggroep hebben geen sleutel. Daarnaast worden medische gegevens niet met externen gedeeld, voor bijvoorbeeld wetenschappelijk onderzoek of statistiek.
Ten aanzien van het geven van ruchtbaarheid ligt de verantwoordelijkheid voor het informeren van betrokkenen over gegevensverwerkingen – in het algemeen en in deze casus – bij de betrokken huisartsen. Zij zijn verwerkingsverantwoordelijken in de zin van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Verwerkingsverantwoordelijken moeten richting betrokkenen en desgevraagd aan de AP – als onafhankelijke toezichthouder op de naleving van het gegevensbeschermingsrecht – kunnen aantonen dat zij in overeenstemming met de AVG persoonsgegevens verwerken.
De AP is een onafhankelijk zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) en dat betekent onder meer dat zij niet verplicht is om mij te informeren over bepaalde gegevensverwerkingen waarnaar al dan niet onderzoek wordt verricht. Daarnaast gaat de AP zelf over de openbaarmaking van bij haar berustende informatie over bijvoorbeeld onderzoeken die naar bepaalde verwerkingen plaatsvinden.
Kunt u uitleggen waarom in de Nederlandse (huisartsen)zorg op een dusdanig grootschalige manier gebruik wordt gemaakt van deze software(leveranciers), terwijl de medische privacy van mensen hierdoor in het geding komt en er juridische onduidelijkheid is over de validiteit van deze manier van dataverzameling?
De Nederlandse zorgsector is gefragmenteerd, waardoor ook de zorg-ICT-markten gefragmenteerd zijn. Mede hierdoor is een beperkt aantal leveranciers actief op de markt voor EPD/ECD-systemen in de eerstelijnszorg. Bovendien komen patiënten in hun zorgpad vaak veel verschillende zorgverleners tegen. Dit vereist dat artsen en zorgverleners de nodige patiëntgegevens makkelijk met elkaar kunnen delen en uitwisselen, iets wat in veel van hun ICT-systemen (nog) niet mogelijk is. Daarom kiezen steeds meer regionale samenwerkingsverbanden van huisartsen gezamenlijk voor VIPLive, een ICT-systeem dat informatie automatisch en eenvoudig uitwisselt, wat bovendien ook de administratieve lasten voor huisartsen verlaagt. De AP houdt als onafhankelijk toezichthouder toezicht op hoe VIPLive patiëntgegevens opslaat en deelt. Het is niet aan mij om te beoordelen of onderhavige gegevensdeling onrechtmatig is.
Zijn er geen andere manieren om medische gegevens, indien nodig voor de behandeling van een patiënt, te delen met lokale behandelaars? Is er actief werk gemaakt van het onderzoeken van deze mogelijkheid en zo ja, welke analyses en afwegingen kwamen daaruit? Zo nee, waarom is er niet gezocht naar alternatieve methoden om de zorg voor patiënten in de regio anders te organiseren?
Binnen de ketenzorg werken meerdere zorgverleners vanuit verschillende organisaties samen aan de behandeling van één patiënt (bijvoorbeeld voor diabetes en COPD). Iedere organisatie heeft een eigen informatiesysteem, maar voor een integraal patiëntbeeld moet men ook de informatie van elkaar hebben. Er zijn verschillende methoden om medische gegevens te delen met andere behandelaars.
Regionaal en sectoraal zijn daardoor in de afgelopen jaren verschillende zorginfrastructuren ontstaan, waarbinnen medische gegevens worden uitgewisseld en opgeslagen. Deze zorginfrastructuren hebben zelf afspraken gemaakt over de wijze waarop de wet- en regelgeving wordt ingevuld. Op basis van hun rol van verwerkingsverantwoordelijke in de zin van de AVG is het aan de betrokken zorgaanbieders om te boordelen en vast te stellen of de gekozen oplossing – in dit geval Topicus/Calculus – voldoet aan de geldende wetgeving en normen ten aanzien van de AVG en informatiebeveiliging, dat Topicus/Calculus beschikt over de benodigde certificeringen voor de NEN 7510 en ISO 27001 en voldoet aan de normen van de NEN 7512 en NEN 7513.
Waarom worden op een dusdanig grootschalige manier medische gegevens van zoveel Nederlanders opgeslagen, terwijl de gegevens van veel van deze mensen helemaal niet verzameld en gedeeld hoeven worden, aangezien daar geen medische noodzaak voor is? Waarom kan dit niet gerichter gebeuren en is de Nederlandse overheid hierover niet in gesprek gegaan met de partijen die aan dergelijke dataverzameling en opslag doen?
In het NRC-artikel wordt benoemd dat de patiëntgegevens uit VIPLive worden gekopieerd. In de moderne en «digitale» huisartspraktijk van nu is het digitaal werken en de bijbehorende centrale opslag van data nodig om het dagelijks werk en de patiëntenzorg goed en effectief uit te voeren. De nodige zorgvuldigheid in de omgang en het gebruik van patiëntengegevens is een aspect waar medewerkers in de zorg en ik ons dagelijks bewust van zijn. De desbetreffende data wordt opgeslagen in verschillende datacenters binnen de Europese Economische Ruimte (EER). Daarbij wordt data per praktijk strikt gescheiden opgeslagen.
Het is niet aan mij om te beoordelen of Topicus/Calculus voldoet aan de geldende wetgeving en normen ten aanzien van de AVG en informatiebeveiliging. Dit oordeel behoort toe aan de AP (en eventueel aan de rechter).
Hoe worden de medische gegevens die worden opgeslagen door deze leverancier(s) beschermd? Weet u wat er met deze gegevens gebeurt, wat de betrokken investeringsmaatschappij precies doet en op welke manier zij kan beschikken over de medische gegevens die worden verzameld, waar deze precies zijn opgeslagen, om hoeveel en welke gegevens het precies gaat en of deze gegevens wellicht ook met andere partijen worden gedeeld, verkocht worden aan derden, of voor andere doeleinden worden gebruikt?
Nederlandse zorginstellingen zijn wettelijk verplicht om te voldoen aan de norm voor informatiebeveiliging in de zorg, de NEN 7510. De NEN 7510 geeft richtlijnen voor controlemaatregelen en stelt eisen aan het informatiebeveiligingssystemen. Bij de inzet van ICT-producten die medische gegevens verwerken, eisen zorgaanbieders van de softwareleveranciers van deze ICT-producten dat ook zij voldoen aan de NEN 7510 en de AVG. Voor de NEN 7510 dienen softwareleveranciers dit aan te tonen door middel van het hebben van een certificaat. Aan het voldoen aan de eisen van de AVG wordt invulling gegeven door het sluiten van een verwerkersovereenkomst, waarin duidelijk gezamenlijk is vastgelegd hoe de softwareleverancier de medische gegevens verwerkt en dat deze verwerking voldoet aan de AVG. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de AP houden hier toezicht op.
Hoe reflecteert u op de kritiek en de zorgen die artsen uiten over deze manier van dataopslag door een commerciële partij, zonder dat huisartsen daar per patiënt en per medisch dossier invloed op kunnen uitoefenen? Vindt u het geoorloofd dat de autonomie over deze datasharing niet bij de behandelaar, maar bij een softwareleverancier ligt?
Over het algemeen is het acceptabel dat zorgaanbieders commerciële softwareleveranciers – als verwerkers in de zin van de AVG – inschakelen die ten behoeve van de verwerkingsverantwoordelijke persoonsgegevens verwerken. In dat kader moeten verwerkersovereenkomsten met de softwareleveranciers worden gesloten, waarin gezamenlijk afspraken worden gemaakt over de bescherming en beveiliging van persoonsgegevens (artikel 28 AVG). Uiteraard geldt daarbij ook dat verwerkers zich moeten houden aan de AVG. Dat betekent onder meer dat verwerkers (hier: de softwareleveranciers) de persoonsgegevens niet voor eigen/andere doeleinden mogen gebruiken. Op grond van de AVG blijft de arts – als verwerkingsverantwoordelijke – de zeggenschap houden over de wijze waarop de verwerking plaatsvindt.
Hoe rijmt u deze grootschalige medische dataopslag, die ook nog plaatsvindt zonder informed consent van de patiënt, met de privacywetgeving, die voorschrijft dat er juist zo weinig mogelijk gevoelige persoonsgegevens verzameld en opgeslagen mogen worden? Kunt u uitleggen waarom dergelijke bedrijven blijkbaar wordt toegestaan om buiten de wet te handelen?
Het is niet aan mij om een oordeel te geven over de rechtmatigheid van de gegevensverwerkingen die hier aan de orde zijn. Dat vergt onder meer een gedegen onderzoek naar de feiten en omstandigheden en hoe die zich verhouden tot het relevante wettelijke kader. Dat is aan de AP, als onafhankelijke toezichthouder op de naleving van het gegevensbeschermingsrecht.
Vindt u het geoorloofd dat commerciële softwareleveranciers met elkaar concurreren om privacygevoelige, medische data van mensen? Vindt u niet dat er hierdoor perverse prikkels en belangen ontstaan, ten koste van burgers, die hierdoor niets meer te zeggen hebben over hun eigen medische gegevens?
In Nederland is bewust gekozen voor een vrije markt, zodoende ook in de zorg-ICT. Ik ben van mening dat dit de ontwikkeling van innovatieve oplossingen ten goede komt. Zonder commerciële partijen zou het nodige ontwikkel- en innovatieklimaat niet bestaan. De commerciële softwareleveranciers zijn – net als niet-commerciële partijen – gebonden aan privacywetgeving. Ten aanzien van de inspraak die de patiënt behoort te hebben, is vastgelegd dat zorgverleners hun patiënten informeren dat hun medische gegevens worden opgeslagen en moeten zij hier tevens toestemming aan de patiënt voor vragen.
Waarom kan het opslaan van medische gegevens om de zorg voor (chronisch) zieke mensen te verbeteren en (regionaal) te stroomlijnen niet gebeuren via een overkoepelend systeem van het Rijk, waarop alle zorgverleners in Nederland kunnen worden aangesloten? Vindt u niet dat dit een publieke voorziening zou moeten zijn, in plaats van dit over te laten aan de markt?
In de nationale visie is vastgesteld dat we naar een integraal georganiseerd gezondheidsinformatiestelsel moeten groeien, waarin data beschikbaar, bereikbaar en bruikbaar moet zijn voor preventie, het primaire zorgproces en secundair datagebruik. Daarvoor moeten burgers, zorgverleners, zorgaanbieders, onderzoekers en beleidsmakers vertrouwen hebben in elkaar en in het zorgvuldig gebruik van data. Om dat vertrouwen een rotsvaste basis te geven is regie vanuit VWS nodig.
Om deze basis te creëren zet ik in op de standaardisatie van taal en techniek en de implementatie van generieke functies. Standaardisatie maakt het mogelijk de huidige en nieuwe infrastructuren te verbinden waardoor een landelijk dekkend netwerk ontstaat. Voor een uitgebreide uiteenzetting van mijn beleidslijn om te
komen tot een landelijk dekkend netwerk van infrastructuren verwijs ik u graag naar mijn Kamerbrief van 13 april 2023 «Landelijk dekkend netwerk van infrastructuren».2
Nu u weet dat de manier waarop medische gegevens worden opgeslagen voor veel huisartsen een (moreel) bezwaar is, bent u dan van plan om toch een vervolgonderzoek te laten doen naar deze dataverzameling?
De AP heeft in 2018 een vooronderzoek uitgevoerd. De AP zag destijds geen aanleiding tot verder onderzoek. De redenen hiervoor zijn in de beantwoording al eerder door mij benoemd. Het is uitdrukkelijk niet aan mij om aanvullend onderzoek te doen naar de rechtmatigheid van de gegevensverwerkingen die hier aan de orde zijn. Dat is aan de AP. Ik kan de AP ook niet vragen om dat onderzoek te doen, omdat de AP als onafhankelijke toezichthouder zelf beslist of zij al dan niet onderzoek doet naar bepaalde gegevensverwerkingen.
Wat gaat u doen om Nederlanders actief op de hoogte te brengen van het feit dat hun medische gegevens op grote schaal worden verzameld door externe partijen? Indien u niets gaat doen, kunt u dan uitleggen waarom u dit niet nodig acht?
Ten aanzien van het geven van ruchtbaarheid ligt de verantwoordelijkheid voor het informeren van betrokkenen over gegevensverwerkingen – in het algemeen en in deze casus – bij de betrokken huisartsen. Zij zijn verwerkingsverantwoordelijken in de zin van de AVG. Verwerkingsverantwoordelijken moeten richting betrokkenen en desgevraagd aan de AP – als onafhankelijke toezichthouder op de naleving van het gegevensbeschermingsrecht – kunnen aantonen dat zij in overeenstemming met de AVG persoonsgegevens verwerken.
Gaat u zorgen dat er duidelijke juridische kaders komen voor dergelijke medische dataverzameling en bent u voornemens om daarin op te nemen dat alleen medische gegevens die strikt noodzakelijk zijn voor de behandeling van een patiënt heel gericht verzameld en opgeslagen mogen worden en dat er duidelijke doeleinden worden verbonden aan het gebruik daarvan en wie daarover beschikking mogen hebben?
Er is al wet- en regelgeving die vereist dat medische gegevens goed worden beschermd. Zo is er de AVG en de Uitvoeringswet AVG (UAVG), op basis waarvan gezondheidsgegevens niet zomaar mogen worden verwerkt en waarin is geregeld dat betrokkenen in beginsel op de hoogte moeten worden gehouden van de verwerking van hun persoonsgegevens. Daarnaast stelt genoemde wetgeving eisen aan de verwerking van persoonsgegevens, zoals dat de verwerking rechtmatig, behoorlijk en transparant moet zijn.3 Ook bepaalt de AVG dat er passende technische en organisatorische waarborgen moeten worden getroffen, zodat de gegevens zijn beschermd tegen ongeoorloofde of onrechtmatige verwerking en tegen onopzettelijk verlies, vernietiging of beschadiging. Dit laatste is in nationale wet- en regelgeving nader ingevuld. Zo is in het Besluit elektronische gegevensverwerking door zorgaanbieders bepaald dat zorgaanbieders moeten voldoen aan de informatiebeveiligingsnormen NEN 7510, NEN 7512 en NEN 7513. De AP houdt toezicht op de naleving van de AVG en andere (nationale) privacywetgeving in Nederland.
Daarnaast geldt het medisch beroepsgeheim, dat met zich brengt dat een hulpverlener in beginsel moet zwijgen over alles dat aan hem door de patiënt wordt toevertrouwd. Het belang van het wettelijk beroepsgeheim wordt benadrukt door de strafbaarstelling van schending ervan. Voor softwareleveranciers die als verwerker ten behoeve van de zorgaanbieder persoonsgegevens verwerken, geldt een afgeleid medisch beroepsgeheim. Dat betekent dat voor hen dezelfde (geheimhoudings)regels gelden als voor hulpverleners. Al deze regels borgen dat commercieel gebruik van medische gegevens niet zomaar is toegestaan.
Deze regels moeten worden nageleefd. Het is primair aan zorgaanbieders om te zorgen dat voldaan wordt aan de internationale en nationale wet- en regelgeving en daar de nodige voorzieningen voor te treffen.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat huisartsen niet aansprakelijk kunnen worden gesteld voor oneigenlijk gebruik en verspreiding van de medische gegevens van hun patiënten die zijn opgeslagen, aangezien zij op dit moment eindverantwoordelijk zijn voor de medische gegevens van hun patiënten en de veiligheid en bescherming daarvan?
Dat is niet aan mij. Of een huisarts tuchtrechtelijk en/of civielrechtelijk of uit anderen hoofde aansprakelijk of aanspreekbaar is vanwege overtreding van bepaalde wet- en regelgeving, hangt af van de relevante wet- en regelgeving en de concrete feiten en omstandigheden. Daarin kan ik niet treden.
Overigens maak ik mij wel hard voor informatieveiligheid. Dit doe ik onder andere met het programma «Informatieveilig gedrag». Dit programma heeft als doel dat veel meer zorgorganisaties effectieve interventies kiezen om gedragsverandering bij zorgprofessionals te bereiken op het gebied van informatieveiligheid.
Aangezien veel huisartsen op dit moment niet eens op de hoogte zijn van het feit dat de medische gegevens van hun patiënten via het softwaresysteem op wekelijkse basis worden gekopieerd en opgeslagen bij een externe partij, gaat u alle huisartsen in Nederland hier actief over informeren? Bent u voornemens om het voor huisartsen makkelijker te maken over te stappen naar een andere leverancier en transparant en inzichtelijk te maken wat de verschillen zijn tussen de verschillende softwareleveranciers die diensten aanbieden voor dataverzameling- en sharing en op welke manier zij weer verbonden zijn met andere partijen, zoals bijvoorbeeld zorgverzekeraars?
Huisartsen zijn zelf verantwoordelijk voor welke ICT-systemen zij gebruikmaken. Ook zijn huisartsen verantwoordelijk voor het bewaren en beschermen van medische gegevens van hun patiënten. Overstappen naar een andere softwareleverancier is voor zorgaanbieders bovendien altijd ingrijpend. Met het Actieplan zorg-ICT-markt probeer ik de markt opener, eerlijker en toekomstgericht te maken. Meer specifiek wil ik door inrichting van een catalogus van zorg-ICT-systemen, zorgaanbieders en ICT-inkopers in staat stellen om ICT-producten en diensten met elkaar te vergelijken, bijvoorbeeld op basis van functionaliteiten of keurmerken. Bovendien zal ik brancheorganisaties als NHG en InEen vragen om opslag en uitwisseling van elektronische patiëntgegevens en ICT-inkoopbeslissingen bij hun achterban onder de aandacht te brengen.
Aangezien de handelwijze van Calculus in strijd lijkt te zijn met de privacywetgeving, omdat deze voorschrijft dat er niet op dusdanig grote schaal en op dezelfde plek dit soort gevoelige data opgeslagen mag worden, bent u voornemens om consequenties te verbinden aan deze gang van zaken? Zo ja, welke sancties gaat u stellen? Zo nee, waarom niet?
Dat er sprake is van overtreding van privacywetgeving staat niet vast, zolang de AP – als onafhankelijke toezichthouder – geen onderzoek heeft gedaan naar de relevante feiten en hoe die zich verhouden tot wet- en regelgeving inzake het gegevensbeschermingsrecht. Het verbinden van consequenties door mij is dan ook niet aan de orde. Als er sprake zou zijn van overtreding van privacywetgeving, dan is het aan de AP om al dan niet onderzoek in te stellen en/of eventueel handhavingsmaatregelen op te leggen.
Heeft u een risicoanalyse gemaakt met betrekking tot een mogelijk datalek, of een hack? En weet u wat de gevolgen zouden (kunnen) zijn als deze medische gegevens van burgers op straat komen te liggen, of in handen vallen van criminelen?
Het maken van risicoanalyses en het eventueel treffen van risicomitigerende maatregelen is aan de organisatie die verantwoordelijk is voor de grootschalige verwerking van patiëntgegevens (de verwerkingsverantwoordelijke) en/of de verwerker zelf. Deze organisaties zijn onder omstandigheden verplicht hiertoe een gegevensbeschermingseffectbeoordeling (DPIA) te verrichten. Hierin moeten de risico’s van de gegevensverwerking worden geïdentificeerd, evenals de maatregelen die moeten worden getroffen om die risico’s weg te nemen.
De gevolgen van een datalek kunnen ernstig zijn.4 Een gevolg hiervan kan financiële schade voor betrokkenen zijn, zoals identiteitsfraude en oplichting. Daarnaast kan een betrokkene als gevolg van een datalek immateriële schade lijden, wanneer gevoelige informatie over (mentale) gezondheid of problemen in de thuissituatie zijn gelekt.
Met betrekking tot het algemene dreigingsbeeld voor de zorgsector publiceert Z-CERT, het Computer Emergency Response Team voor de zorg, jaarlijks een cybersecurity dreigingsbeeld. In dit dreigingsbeeld worden trends, dreigingen en risico’s voor de Nederlandse zorgsector beschreven5. In het laatst gepubliceerde dreigingsniveau typeert Z-CERT het risico op een datalek als «medium». Het risico op een hack wordt aangemerkt als «hoog». Zorginstellingen zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk om deze risico’s te beperken en de impact van incidenten te mitigeren. Dit neemt echter niet weg dat ik me ook inzet op het verkleinen van de risico's en de impact hiervan. Dit doe ik door te zorgen voor meer bewustwording, duidelijke normen en kaders, en het ondersteunen van Z-CERT.
Worden er controles uitgevoerd op de systemen waarmee de medische gegevens van burgers worden verzameld, om de veiligheid van deze systemen te waarborgen en zo ja, is de Nederlandse overheid betrokken bij deze toetsing?
De softwareleveranciers van deze systemen zijn zelf verantwoordelijk voor de eigenschappen van het systeem voor wat betreft de informatiebeveiliging. Zij kunnen desgewenst hun systemen onafhankelijk laten toetsen aan gangbare normen op het gebied van informatiebeveiliging, zoals de ISO 27001 en de NEN 7510. Ook kunnen zij hiervoor desgewenst certificaten behalen, zodat zij kunnen aantonen dat zij volgens deze normen werken. Een certificering is niet verplicht. De certificerende partij moet daarvoor geaccrediteerd zijn door de Raad voor de Accreditatie, een private stichting.
Zorgaanbieders zijn zelf verantwoordelijk om te voldoen aan wet- en regelgeving op het gebied van gegevensbescherming (AVG) en informatiebeveiliging (o.a. de NEN 7510). De NEN 7510 stelt regels over informatiebeveiliging in leveranciersrelaties: alle relevante informatiebeveiligingseisen moeten worden vastgesteld en overeengekomen met elke softwareleverancier die informatie van de organisatie verwerkt en/of opslaat. De zorgaanbieder kan daarbij bijvoorbeeld eisen van een softwareleverancier dat een certificaat aanwezig is.
De AP ziet toe op de naleving van de AVG. De AP en de IGJ houden beide toezicht op informatiebeveiliging bij zorgaanbieders en gaan daarbij uit van de norm NEN 7510. De AP richt zich daarbij primair op gevallen waar het zwaartepunt op de verwerking van persoonsgegevens ligt. De IGJ richt zich primair op gevallen waar het zwaartepunt op de kwaliteit van zorgverlening ligt. De AP en de IGJ hebben samenwerkingsafspraken gemaakt en vastgelegd in een Samenwerkingsprotocol6.
Wat gaat u doen indien er naar aanleiding van dit onderzoek van NRC grootschalig klachten worden ingediend door burgers/patiënten, die niet willen dat hun medische gegevens zonder hun toestemming zijn verzameld en opgeslagen door een externe partij? Op welke manier gaat u huisartsen hierbij ondersteunen en beschermen?
Ik ben niet direct betrokken bij de behandeling van klachten aan het adres van zorgaanbieders. Klachten dienen betrokkenen direct in bij een zorgaanbieder of diens klachtenfunctionaris of functionaris voor gegevensbescherming. Daarnaast kunnen betrokkenen klachten indien bij de AP.
Verder zijn huisartsen en andere zorgverleners zelf verantwoordelijk voor de keuze voor en inkoop van ICT-systemen en horen daarom afwegingen te maken hoe en waar de elektronische patiëntgegevens op worden geslagen. Zoals eerder ook al benoemd zal ik bij brancheorganisaties als NHG en InEen vragen om de opslag en uitwisseling van elektronische patiëntgegevens bij hun achterban onder de aandacht te brengen.
Het bericht ‘Minder extra opleidingsplekken voor GZ-psychologen dan gehoopt: ‘Hiermee gaan wij de wachtlijsten niet wegwerken’’ |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Kuipers , Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Minder extra opleidingsplekken voor gezondheidszorg (GZ) psychologen dan gehoopt: «Hiermee gaan wij de wachtlijsten niet wegwerken»»?1
Als Minister voor Langdurige Zorg en Sport vallen de medische vervolgopleidingen binnen de GGZ-sector binnen mijn portefeuille. Ik zal de verdere beantwoording van de vragen dan ook voor mijn rekening nemen. Wat betreft uw vraag: ja, ik ben bekend met het bericht.
Wat vindt u van dit artikel?
Ik kan mij niet vinden in het beeld dat er geen gewogen besluit is genomen en dat er geen rekening is gehouden met het feit dat er sprake is van een groeiende zorgvraag. Het Capaciteitsorgaan heeft drie scenario’s uitgewerkt. Er is gekozen voor het scenario waar wel de groeiende zorgvraag wordt meegenomen, maar niet wordt meegegaan in de extra kwaliteitswens van de sector om de masterpsychologen die middels taakherschikking een deel van de taken van GZ-psychologen hebben overgenomen, op te leiden tot GZ-psycholoog. In het rapport van het Capaciteitsorgaan wordt dit verticale substitutie genoemd.
De belangrijkste overwegingen hiervoor zijn:
Ik beschouw de wens van de beroepsorganisatie voor verticale substitutie als wens voor een extra kwaliteitsimpuls en een directe intensivering op die afspraken. Hier zou formeel gezien een extensivering binnen het kader tegenover moeten staan, hetgeen de druk op de zorg zou vergroten. De voorgestelde verticale substitutie zal hoogstwaarschijnlijk kostenverhogend gaan werken en daarmee de toegankelijkheid van de zorg juist verder onder druk zetten.
Deelt u de de stellingname dat minder opleidingsplaatsen voor GZ-psychologen ervoor zorgen dat wachtlijsten in de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) niet worden weggewerkt? Waarom wel of waarom niet?
Bij een gelijkblijvend financieel kader voor de geestelijke gezondheidszorg, zoals is afgesproken binnen het IZA, zal het aanbieden van opleidingsplaatsen niet leiden tot reductie van de wachtlijsten. Het aanbieden van vervolgopleidingen heeft ook niet als doel om wachtlijsten te reduceren. Belangrijker is dat de ingezette taakherschikking wordt benut, zodat alle professionals zo optimaal mogelijk worden ingezet, ook de masterpsychologen.
De afgelopen jaren is al fors aanvullend geïnvesteerd in het opleiden van GZ-psychologen: het aantal werkzame GZ-psychologen is de afgelopen jaren met 13% toegenomen. Ook per 2024 worden er 965 opleidingsplaatsen beschikbaar gesteld. Dit is een groei van 16% ten opzichte van het huidige aantal opleidingsplaatsen voor 2023. En ook de komende jaren komen steeds meer GZ-psychologen op de arbeidsmarkt als gevolg van deze geïntensiveerde opleidingsinspanningen. Ten aanzien van de wens van de sector om daarnaast nog 920 extra instroomplekken beschikbaar te stellen ten behoeve van verticale substitutie is de verwachting niet dat dit leidt tot verdere reductie van de wachtlijsten, er komen immers geen arbeidskrachten bij.
Kunt u aangeven waarom u het advies van het capaciteitsorgaan ten aanzien van de groei van het aantal opleidingsplaatsen voor diverse sectoren niet volgt?
Zie antwoord bij vragen 2 en 3.
Bent u bekend met het gegeven dat in het kwaliteitsstatuut GGZ is geregeld dat alleen Beroepen in de Induviduele Gezondheidszorg (BIG)-geregistreerde zorgprofessionals mogen indiceren?
Ja, het is mij als Minister voor Langdurige Zorg en Sport bekend dat sinds de invoering van het Model kwaliteitsstatuut ggz (1 jan 2017) en haar opvolger het Landelijk kwaliteitsstatuut ggz voor alle aanbieders van «geneeskundige ggz», dat alleen BIG-geregistreerde professionals mogen indiceren. Dit betreft een kwaliteitsnorm die zorgverzekeraars, werkgevers en patiëntenorganisaties gezamenlijk hebben bepaald. «Indiceren» is geen voorbehouden handeling in de Wet BIG. Overigens niet alle BIG beroepen mogen in de GGZ indiceren.
Verpleegkundigen en paramedische functies binnen de ggz mogen ook niet indiceren. Deze taak is belegd bij de (indicerende) regiebehandelaren. Masterpsychologen konden daarvoor en nu nog steeds wel delen van de behandeling uitvoeren onder toezicht van regiebehandelaren.
Bent u bekend met het feit dat dit betekent dat masterpsychologen alleen onder supervisie van een BIG-geregistreerde psycholoog mogen werken?
De term «onder supervisie» beperkt zich tot GZ-psychologen in opleiding (GIOS) en deze worden niet als medebehandelaar gezien. Masterpsychologen en/of andere disciplines die niet in opleiding zijn, zijn wel gehouden om hun deskundigheid en bekwaamheid op peil te houden dan wel uit te breiden, zodanig dat zij voldoen aan de eisen die in redelijkheid aan hem als hulpverlener mogen worden gesteld. Intervisie en supervisie zijn hierbij essentiële instrumenten.
Klopt het dat er procentueel veel opleidingsplaatsen zijn toegewezen aan vrijgevestigde GGZ-praktijken? Waarom is dit?
De opleidingsplaatsen worden verdeeld naar sector op basis van een verdeelsleutel die is uitgewerkt door het Capaciteitsorgaan. De verdeelsleutel is gekoppeld aan meerdere parameters. Een belangrijke factor is de toekomstige ontwikkeling van de zorgvraag. Hierbij wordt gekeken naar waar de zorgvragen binnen komen en hoeveel GZ-psychologen daar werkzaam dienen te zijn. Vrijgevestigde GGZ praktijken worden door het Capaciteitsorgaan als een eigen sector gezien. De vrijgevestigde GGZ praktijken hebben minder aanvragen voor opleidingsplaatsen ingediend en deze konden daardoor allen worden gehonoreerd.
Het is zo dat de grote GGZ-instellingen meer aanvragen hebben ingediend dan waar ze op basis van de verdeelsleutel aanspraak op konden maken. Deze aanvragen zijn niet allemaal gehonoreerd, en daardoor kregen zij procentueel minder toegewezen, maar ze zijn nog steeds de grootste opleiders.
Klopt het dat hier relatief meer ongecontracteerde zorg en relatief veel lichte zorg wordt aangeboden?
Er is een verband tussen de grootte van de aanbieder en de contractstatus: hoe kleiner, hoe vaker niet-gecontracteerd. Hierover is de kamer geïnformeerd op 6 januari 2022, naar aanleiding van de monitor Vektis niet gecontracteerde ggz 2016–2019. De belangrijkste conclusie van deze monitor was dat de omvang van de totale kosten van de niet gecontracteerde zorg zich in 2019 stabiliseert op 8%.
Of zelfstandigen relatief lichte zorg leveren durf ik geen uitspraak over te doen. In het algemeen bieden zelfstandigen geen crisishulpverlening en geen intensieve klinische zorg.
Uit een onderzoek van Significant2 op basis van gesprekken met zorgaanbieders en zorgverzekeraars, komt naar voren dat de verschillen in kosten lijken te worden veroorzaakt door de keuzes die zorgaanbieders zelf maken in het behandelaanbod, de (complexiteit van de) doelgroep die de zorgaanbieder in behandeling heeft, en de wijze waarop de zorgaanbieder is georganiseerd.
In zijn algemeenheid lijken niet-gecontracteerde zorgaanbieders en kleinere zorgaanbieders met een contract zich op een meer afgebakende doelgroep te richten met minder complexe zorgvragen. De grotere gecontracteerde zorgaanbieders richten zich op een breed palet van eenvoudige tot complexe zorgvragen en bijzondere doelgroepen. Daarbij maken zorgaanbieders binnen het kwaliteitsstatuut eigen afwegingen over de in te zetten deskundigheidsmix.
Bent u bereid deze vragen voor de begrotingsbehandeling te beantwoorden?
Ja.