Het niet vergoeden van een medicijn tegen taaislijmziekte |
|
Karen Gerbrands (PVV), Fleur Agema (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de online actie «Orkambi in het basispakket» en de ruim 76.000 ondersteunende handtekeningen?1 Zo ja, wat is daarop uw reactie?
Ja, ik ben op de hoogte van de petitie.
Het betekent dat veel mensen naar aanleiding van dit besluit bezorgd zijn over de gezondheid van hun naasten, familie en vrienden met cystische fibrose (CF). En dat begrijp ik goed. Ondanks de sterk verbeterde CF zorg zijn de behandelmogelijkheden beperkt en hebben patiënten met CF nog altijd te maken met een sterk verminderde kwaliteit van leven en een veel kortere levensverwachting. Ik ben me er dan ook van bewust dat het besluit deze patiënten direct raakt in hun hoop op een beter leven. Ik heb dan ook alle begrip voor deze actie.
Tegelijk wil ik stellen dat het juist mijn doel en verantwoordelijkheid is om patiënten deze zorg te kunnen bieden binnen het basispakket. Het is echter de prijs van het geneesmiddel die de fabrikant vraagt die aanleiding is tot dit besluit, en die een barrière vormt voor de toegang tot deze behandeling.
Het is mijn verantwoordelijkheid om – binnen de grenzen van het zorgbudget – waarborgen te bieden voor toegankelijke, betaalbare zorg van goede kwaliteit. Als we dat willen realiseren zullen we kritisch moeten kijken naar de besteding van dat budget en naar de kosten en de therapeutische waarde van behandelingen. Een besluit over vergoeding van een duur geneesmiddel en de inzet van zorggeld raakt immers behalve mensen die het middel nodig hebben ook mensen die andere zorg nodig hebben. Er is in het geval van Orkambi alle reden om kritisch te zijn, wat maakt dat ik niet anders kan dan te besluiten zoals ik heb gedaan, juist in het belang van iedereen die vroeg of later zorg nodig heeft en er dan op rekent daar ook toegang toe te krijgen.
Gezien de ernst van de aandoening en de nog grote behandelbehoefte bij CF is het beschikbaar komen van een nieuwe behandeling voor CF van enorm belang en waardevol voor patiënten en behandelaren. Ik wil me er dan ook voor inzetten dat nieuwe behandelingen voor CF in het pakket komen, dit geldt ook voor Orkambi. Het gegeven dat het Zorginstituut op basis van wetenschappelijke gegevens kritisch is over de effectiviteit van het geneesmiddel en de mate waarin dat is aangetoond betekent niet dat ik het geneesmiddel per definitie niet wil vergoeden. Het gaat hier erom dat ik het geneesmiddel niet zomaar wil vergoeden tegen elke prijs. Indien de prijs maatschappelijk aanvaardbaar is kan het geneesmiddel worden opgenomen in het basispakket.
In het geval van Orkambi is er niet sprake van «zomaar» weer een dure behandeling zoals we die de laatste jaren steeds vaker zien. Zoals uit het advies van het Zorginstituut is gebleken, kost de behandeling op basis van de officiële prijs van de fabrikant € 170.000 per jaar, en het totale macro kostenbeslag kan oplopen tot 125 miljoen per jaar bij behandeling van 750 patiënten. Het is zeer uitzonderlijk dat bij een dergelijk toch aanzienlijk aantal patiënten een dergelijke hoge prijs wordt gevraagd. Binnen het (extramurale) geneesmiddelvergoedingensysteem zou Orkambi op basis van die prijs het geneesmiddel zijn met het hoogste jaarlijkse kostenbeslag. Bij de dure ziekenhuisgeneesmiddelen hebben alleen de zogenaamde TNF alfaremmers een hoger totaal kostenbeslag dan Orkambi, maar die middelen worden dan wel bij tienduizenden patiënten ingezet. Het kostenbeslag voor Orkambi is dus uitzonderlijk hoog en legt beslag op een zeer aanzienlijk deel van het geneesmiddelbudget. In zo’n situatie verwacht ik dat een fabrikant transparant is over zijn prijsstelling. Het is niet verantwoord iedere willekeurige prijs te betalen die een fabrikant vraagt. Als ik dat wel zou doen zullen de prijzen van nieuwe geneesmiddelen volledig uit de hand lopen en zullen dergelijke behandelingen onbetaalbaar en onbereikbaar worden, of zal andere zorg niet vergoed kunnen worden. Behalve voorgaande vraag over de redelijkheid van de prijs van de fabrikant is ook de vraag van belang of de hoge uitgaven ook in een redelijke verhouding staan tot de gezondheidwinst van de behandeling. Het Zorginstituut is van oordeel dat die kosteneffectiviteitverhouding ongunstig is, wat volgens het Zorginstituut een gevolg is van het relatief bescheiden effect en de zeer hoge prijs van het geneesmiddel. Dit leidt volgens het Zorginstituut tot verdringing van andere meer kosteneffectieve zorg.
Al het voorgaande leidt ertoe dat ik op dit moment Orkambi niet op verantwoorde wijze kan opnemen in het basispakket. Het uiteindelijke doel van de onderhandeling is om het middel tegen aanvaardbare kosten wel beschikbaar te maken voor de patiënt. Uw Kamer heeft mij ook bij regelmaat ook opgeroepen om scherp te onderhandelen met farmaceutische bedrijven, juist om ervoor te zorgen dat geneesmiddelen toegankelijk blijven voor patiënten. In dit geval heeft de onderhandeling echter niet tot een toereikend en verantwoord resultaat geleid. Dat betreur ik. Ik ben echter zeker bereid een nieuw en serieus voorstel van de fabrikant opnieuw in overweging te nemen.
Waarom ontneemt u 750 cystische fibrose (CF) patiënten in Nederland de kans op een beter en langer leven?
Zie antwoord vraag 1.
Welk alternatief kunt u CF-patiënten bieden?
Circa 1/3 van de patiënten met CF komen op grond van hun medische kenmerken in aanmerking voor de behandeling met Orkambi. Het alternatief voor deze groep patiënten is het voortzetten van de huidige standaardbehandeling. De huidige standaardbehandeling is symptoom gericht en bestaat uit een combinatie van geneesmiddelen gericht op bestrijding van longinfecties en ontstekingen (antibiotica), klaring van taaislijm (mucolytica) en verbetering van de voedingstoestand (pancreasenzymsuppletie-therapie). Bij patiënten met een slechte longfunctie (FEV1 lager dan 30%) kan een longtransplantatie noodzakelijk zijn of overwogen worden.
Is in de overwegingen ook meegenomen dat naast een verbeterde longfunctie CF-patiënten ook minder vaak opgenomen worden, minder vermoeid zijn en een vermindering van diabetes ervaren? Zo nee, waarom niet?
Het Zorginstituut heeft alle gepubliceerde gegevens die de fabrikant had aangeleverd gebruikt bij het bepalen van de effectiviteit en kosteneffectiviteit van Orkambi. Het Zorginstituut heeft het effect van de behandeling op kwaliteit van leven, de verbeterde longfunctie en de vermindering van het aantal ziekenhuisopnames voor exacerbaties zeker meegenomen in de analyses. Omdat het effect van Orkambi op diabetes en vermoeidheid niet is gemeten in gerandomiseerde studies (of de resultaten niet zijn gepresenteerd door de fabrikant), is het onbekend of de behandeling resulteert in een afname van de incidentie van diabetes en/of vermoeidheid. Daardoor heeft het Zorginstituut deze effecten niet mee kunnen nemen in de analyses.
Kunt u een overzicht geven van alle landen waar Orkambi wel vergoed wordt?
Orkambi wordt vergoed in de Verenigde Staten, Oostenrijk, Duitsland, Frankrijk, Ierland, Luxemburg en Denemarken. In de overige landen wordt, voor zover onze informatie strekt, het niet vergoed of lopen er nog onderhandelingen.
Wat is het aandeel van Orkambi op het totale geneesmiddelenbudget?
Het kader 2017 (stand begroting) voor extramurale geneesmiddelen bedraagt € 4.841 miljoen. Indien de uitgaven aan Orkambi € 125 miljoen bedragen, dan bedraagt het aandeel van Orkambi circa 2,5% van het extramurale geneesmiddelenbudget.
Deelt u de mening dat er een ander procedure moet komen voor het beoordelen van weesgeneesmiddelen zodat we niet elk jaar dezelfde discussie over vergoeding hoeven te voeren?
Doordat er steeds meer weesgeneesmiddelen op de markt komen tegen vaak hoge prijzen, kunnen de toegankelijkheid en betaalbaarheid ervan onder druk komen te staan. De huidige beoordelingssystematiek voor de beoordeling of een geneesmiddel voor vergoeding in aanmerking komt, biedt goede aanknopingspunten om te beoordelen of een weesgeneesmiddel wel of niet uit het basispakket moet worden vergoed. Het Zorginstituut heeft in haar rapport «Pakketbeheer weesgeneesmiddelen» van 26 oktober 2015 bekeken of er redenen zijn om af te wijken van de toepassing van de pakketprincipes (noodzakelijkheid, effectiviteit, kosteneffectiviteit en uitvoerbaarheid) bij het beoordelen van vergoeding van weesgeneesmiddelen. Het Zorginstituut kwam hierbij tot de conclusie dat vanwege de vaak hoge en ondoorzichtige prijsstelling van weesgeneesmiddelen, het beperkte budget voor de gezondheidzorg en het potentiële verdringingseffect, het niet wenselijk is weesgeneesmiddelen een aparte status te geven. Ik onderschrijf het standpunt van het Zorginstituut. Zoals in de geneesmiddelenvisie is gesignaleerd zien we steeds vaker innovatieve geneesmiddelen die slechts voor een zeer kleine groep mensen geschikt zijn, terwijl ze bij andere patiënten met dezelfde ziekte niets doen. In die visie is ook aangegeven dat ik bekijk hoe we het beste kunnen omgaan met het feit dat er bij weesgeneesmiddelen en «personalised medicine» soms minder en andere type gegevens beschikbaar zijn.
Klopt het dat fabrikant Vertex een significante korting heeft aangeboden op de lijstprijs van 170.000 euro?
Ik doe geen inhoudelijke uitspraken over het onderhandelingsproces.
Wanneer gaat u op het aanbod van de fabrikant Vertex in om weer verder te onderhandelen?
Ik heb op 20 juni aanstaande een gesprek met de fabrikant om te praten over een mogelijk vervolg van de gesprekken tezamen met Nederland en België. Dit betekent dat we bereid zijn verder te gaan praten. Of er een vervolg onderhandeling komt zal in belangrijke mate afhangen van de opstelling van de fabrikant.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het Algemeen overleg Pakketbeheer voorzien op 22 juni 2017?
Ja.
Het voorkomen van koolmonoxidevergiftiging |
|
Sandra Beckerman |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op de uitkomsten van een onderzoek van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) waaruit blijkt dat 16 van de 29 onderzochte koolmonoxidemelders voldoet niet aan de veiligheidseisen?1
Aanleiding voor het NVWA-onderzoek was een eerder onderzoek van Prosafe (een samenwerkingsverband van verschillende Europese toezichthouders) naar verschillende CO-melders in heel Europa. Uit dat onderzoek kwam naar voren dat vier CO-melders op de Nederlandse markt onvoldoende bescherming boden tegen een koolmonoxidevergiftiging en niet voldeden aan de veiligheidseisen. Het is daarom goed dat de NVWA de CO-melders op de Nederlandse markt aan een uitgebreider onderzoek onderworpen heeft en naar aanleiding van de resultaten passende maatregelen heeft getroffen.
Wordt verkoop en productie van koolmonoxidemelders in de categorieën «veiligheidsrisico» en «ernstig veiligheidsrisico» verboden? Kunt u uw antwoord toelichten aangezien het voor een consument moeilijk is om aan deze informatie te komen en te beoordelen of een veiligheidsrisico op hen van toepassing is?2
De koolmonoxidemelders in de categorie «Ernstig veiligheidsrisico» voldoen niet aan alle beoordeelde veiligheidseisen. Dit geeft een kans op ernstig letsel of gezondheidsschade. De verkoop is verboden. De producenten is opgedragen de CO-melder terug te roepen.
Bij de koolmonoxidemelders in de categorie «Veiligheidsrisico» stopte het alarm niet binnen een bepaalde tijd wanneer schone lucht wordt toegevoerd, voldoen de opschriften op de CO-melder niet aan de eisen en/of is de inhoud van de meegeleverde gebruiksaanwijzing onvolledig. De verkoop van deze koolmonoxidemelders is verboden, maar er is geen kans op ernstig letsel of gezondheidsschade indien de koolmonoxidemelder juist wordt gebruikt. De NVWA publiceert de onderzoeksresultaten zodat de consument zelf kan beoordelen of het risico op hen van toepassing is.
Bent u nog steeds van mening dat er geen periodieke keuringen van woninginstallaties nodig zijn, ook al heeft een proef in Utrecht laten zien dat keuringen wel effectief zijn, omdat is gebleken dat ruim de helft van de gekeurde woningen niet aan de keuringseisen van elektra-, gas- en leidingwaterinstallaties voldeed? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Ik ben niet voornemens om een verplichte periodieke keuring voor verbrandingsinstallaties in te stellen. De Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) doet in haar rapport over koolmonoxide daar nu ook geen aanbeveling toe. De Onderzoeksraad beveelt aan om via een wettelijke erkenningsregeling te zorgen voor een verbeterde kwaliteit van de uitgevoerde werkzaamheden door vakbekwame installateurs van gasverbrandingstoestellen. De OvV constateerde dat het gros van de bewoners/eigenaren kiezen voor periodiek onderhoud en dat ongevallen bij (periodiek) onderhouden cv-ketels vaak worden veroorzaakt door wat een installateur doet of nalaat te doen. Ik zet daarom -conform aanbeveling van de OvV- in op het verbeteren van de kwaliteit van de uitgevoerde werkzaamheden en de vakbekwaamheid van installateurs via een erkenningsregeling. Ik werk aan de uitvoering van deze aanbeveling van de OvV. Zie ook mijn antwoord op vraag 4.
Wanneer komt de aangekondigde nieuwe wet- en regelgeving die ervoor moet zorgen dat werkzaamheden aan gasverbrandingstoestellen en bijbehorende luchttoevoer en rookgasafvoer alleen nog mogen worden uitgevoerd door bedrijven die daarvoor erkend zijn?4
Tijdens het AO Bouwregelgeving op 14 februari 2017 (Kamerstuk 28 325, nr. 163) heb ik aangegeven te werken naar inwerkingtreding in 2019. Dat is nog steeds mijn streven. Deze planning is gebaseerd op de doorlooptijd van het wetgevingstraject en op de voorbereidingstijd voor installatiebedrijven en monteurs om aan de nieuwe wettelijke verplichtingen te voldoen. Tijdens het AO heb ik toegezegd uw Kamer in het najaar van 2017 te informeren over de voortgang met betrekking tot deze nieuwe regelgeving.
Op welke manieren zal de vakbekwaamheid van installatiebedrijven en individuele installateurs worden gewaarborgd, en hoeveel monteurs zullen een extra opleiding nodig hebben om hun werkzaamheden zelfstandig te kunnen blijven uitvoeren?
In overleg met de sector en het opleidingsveld wordt gewerkt aan invulling van de betreffende regelgeving. Opleidingseisen en vakbekwaamheidseisen zullen onderdeel gaan uitmaken van de verplichte certificering van bedrijven. Ik kan op dit moment nog niet aangeven hoeveel monteurs moeten worden bijgeschoold. Uiteraard wordt bij de invulling van het wettelijke stelsel gestreefd naar een goede balans tussen voldoende vakbekwaamheid enerzijds en geen onevenredige uitsluiting van de beroepsgroep anderzijds. Ook zullen praktijkcontroles van uitgevoerde werkzaamheden onderdeel gaan uitmaken van het wettelijke stelsel, waardoor onbekwaamheid van monteurs aan het licht kan worden gebracht. Ik zal uw Kamer in het najaar van 2017 informeren over de voortgang van de uitwerking van het wettelijke stelsel.
Wat zijn de uitkomsten van het gesprek met de fabrikanten over het vrijwillig plaatsen van koolmonoxide-sensors in verbrandingstoestellen, zoals eerder is aangekondigd?5
Uit gesprekken met de branche in december 2016 bleek dat het voornaamste is dat de CV-installatie veilig is en dat een CO-melders en sensoren de laatste restrisico’s wegneemt. Inbouwen van een sensor lijkt een snelle goede oplossing, maar stuit technisch nog op de nodige onduidelijkheden. Het blijkt moeilijk om te controleren of een ingebouwde sensor werkt tijdens een controle. Ook is er nog onduidelijkheid over hoe de sensor moet worden afgesteld. Er zijn allerlei nieuwe ontwikkelingen waardoor CV-installaties veiliger kunnen worden gemaakt. Onder andere controle op afstand. Mogelijk zijn er in de toekomst ontwikkelingen waarover de branche op vrijwillige basis afspraken kan maken.
De voortgang van het onderzoek naar patiënten die niet wisten dat ze een proefkonijn waren |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de toezegging dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) onderzoek zou gaan doen naar de bevindingen zoals gepubliceerd in NRC op 23 september 2016 waaruit bleek dat diverse patiënten gebruikt werden als proefkonijn voor een nieuwe methode met de zogenoemde cryoballon voor hartpatiënten?1 2
Ja.
In hoeverre kunt u aangeven wat het oorspronkelijke tijdspad van de IGZ was voor het onderzoeken van deze «casus»?
In mijn reactie in een eerdere brief (Kamerstuk 31 016, nr. 99) heb ik aangegeven dat de IGZ er in eerste instantie naar streefde het onderzoek begin 2017 af te ronden. Door de afstemming met meerdere partijen is het onderzoek zoals toegezegd afgelopen mei afgerond. De IGZ zal het rapport conform haar openbaarmakingsprocedure openbaar maken, waarbij de IGZ gelegenheid aan de betrokkenen geeft om een zienswijze op openbaarmaking te geven. Daarbij dient de IGZ rekening te houden met de wettelijke bepalingen waardoor persoons- en andere privacygevoelige gegevens niet openbaar zullen worden gemaakt.
Het rapport zal naar verwachting voor de zomer worden gepubliceerd op de site van de IGZ.
Is dit onderzoek momenteel afgerond en zijn de resultaten bij u bekend? Zo ja, kan u dit naar de Kamer sturen en aangeven wat haar reactie is? Zo nee, kan u de Kamer informeren welke tijdsindicatie verwacht is voor het verdere onderzoek?
Zie antwoord vraag 2.
De sluiting van de spoedeisende hulppost in Woerden |
|
Nine Kooiman |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe oordeelt u over de sluiting van de spoedeisende hulppost en de huisartsenpost in Woerden?1
Zorgaanbieders en zorgverzekeraars zijn verantwoordelijk voor goede en toegankelijke spoedzorg in de regio.
De sluiting van de SEH in Woerden blijkt samen te hangen met het besluit om het Zuwe Hofpoort Ziekenhuis na de fusie met het St. Anthonius Ziekenhuis in te richten als een brede polikliniek met diagnostiek en bepaalde dagbehandelingen.
Daarnaast heeft Primair Huisartsenpost ervoor gekozen om de huisartsenpost van Woerden te verplaatsen naar Leidsche Rijn, omdat daar een spoedeisende hulp naast zit. Een deel van de patiënten op een huisartsenpost wordt vanwege de ernst van hun aandoening of voor aanvullende diagnostiek doorgestuurd naar een spoedeisende hulp.2 In de opinie van een meerderheid van de betrokken huisartsen die aangesloten zijn bij ZorgNU is de kwaliteit en patiëntveiligheid het meeste geborgd door het verplaatsen van de spoedzorg naar de huisartsenpost bij de spoedeisende hulp van het Antonius Ziekenhuis in Leidsche Rijn.
Om voldoende spreiding van SEH’s te garanderen, bestaat de 45-minutennorm. Het Zuwe Hofpoort Ziekenhuis is volgens de gevoelige ziekenhuisanalyse van het RIVM niet gevoelig voor de 45-minutennorm voor spoedeisende hulp en acute verloskunde. Er zijn meerdere ziekenhuizen met een SEH in de nabije omgeving.
Ik vind het van belang dat het Zuwe Hofpoort Ziekenhuis en Primair Huisartsenposten goed communiceren met de inwoners van Woerden over de gevolgen van de sluiting van de spoedeisende hulppost en de huisartsenpost in Woerden. Het ziekenhuis geeft aan gesprekken te hebben gevoerd met de gemeente over de sluiting van de SEH. Ik heb dat gecheckt bij de wethouder, de wethouder kijkt daar anders tegenaan. Ik zal het ziekenhuis, Primair Huisartsenpost en de zorgverzekeraars indringend verzoeken in overleg te treden met de gemeente Woerden en met de inwoners van Woerden.
Op basis van welke besluitvorming worden per ingang van 1 januari 2018 de spoedeisende hulppost en de huisartsenpost gesloten in het Zuwe Hoofdpoort Ziekenhuis?
Van zowel het St. Antonius ziekenhuis, als van Primair Huisartsenposten heb ik vernomen dat aan de verplaatsing van de spoedeisende hulppost en de huisartsenpost een langer lopend proces vooraf gegaan is. In 2016 is bij de fusie tussen het Zuwe Hofpoort Ziekenhuis en het St. Antonius ziekenhuis in overleg met zorgverzekeraars ervoor gekozen om de locatie Woerden in te richten als een brede polikliniek met diagnostiek en bepaalde dagbehandelingen, zonder SEH. Het St. Antonius ziekenhuis en Primair Huisartsenposten geven aan dat ze vervolgens in overleg geweest zijn om in Woerden wel enige mate van spoedzorg te handhaven in de weekenden. Daarbij hebben zij meerdere scenario’s in kaart gebracht en onderzocht. Hierbij is ook een reistijdenanalyse gemaakt. Eind juni heeft een mondelinge toelichting door het ziekenhuis in het ROAZ plaatsgevonden.
Het is cruciaal dat bij dit soort beslissingen de inwoners worden betrokken en er een intensieve dialoog wordt gevoerd. Ik zal er bij zowel het ziekenhuis als de huisartsenpost op aandringen deze dialoog alsnog te starten dan wel te intensiveren.
Deelt u de mening dat de sluiting van deze posten een ernstige aantasting is van het lokale voorzieningenniveau en dat dit betekend dat er langere reistijden voor spoedzorg en bevallingen komen en dit grotere risico’s voor patiënten veroorzaakt? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo neen, waarom vindt u langere reistijden acceptabel?
Een goede spreiding van SEH’s vind ik van belang. Daarvoor is de 45-minutennorm bedoeld: indien de sluiting van de SEH van een ziekenhuis tot gevolg heeft dat het aantal inwoners dat niet binnen 45 minuten bij een SEH kan zijn, toeneemt, is sprake van een «gevoelig ziekenhuis» voor de SEH. Het beleid is erop gericht dat dergelijke «gevoelige» SEH’s niet verdwijnen. Bij het Zuwe Hofpoort Ziekenhuis is er geen sprake van een «gevoelige» SEH. Er zijn meerdere ziekenhuizen met een SEH in de nabije omgeving.
Zoals gezegd, vind ik het van belang dat het Zuwe Hofpoort Ziekenhuis en Primair Huisartsenposten goed communiceren aan de inwoners van Woerden over de gevolgen van de sluiting van de spoedeisende hulppost en de huisartsenpost in Woerden.
Deelt u de mening dat een huisartsenpost en een spoedeisende hulppost behoren tot de standaardvoorziening van een ziekenhuis en dat het logisch is om spoedzorg dicht bij de mensen te organiseren? Zo ja, waarom staat u de sluiting toe? Zo neen, waarom niet?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 1.
Wat vindt u ervan dat het Zuwe Hofpoort de spoedzorg in de nacht sluit en moet doorverwijzen naar de spoedeisende hulppost van het St. Antonius in Utrecht of Nieuwegein? Is de spoedzorg in Woerden en omstreken hiermee nog wel op orde?2 3
Het St. Antonius ziekenhuis is van mening dat het openhouden van de SEH in Woerden in verband met de toenemende krapte in het beschikbare zorgpersoneel in de regio een verdunning in de dienstverlening in Nieuwegein, Utrecht en Woerden zou betekenen.
Vindt u het wenselijk dat de verloskunde en de acute en IC zorg ook geconcentreerd gaat worden in de regio? Wat betekend dit voor de aanrijtijden van de ambulances, zijn de aanrijtijden nog wel gewaarborgd?4
Het St. Antonius ziekenhuis stelt de verplaatsing van de SEH vanuit Woerden te hebben afgestemd met de verantwoordelijke regionale ambulancevoorzieningen. Deze ambulancediensten zijn verantwoordelijk voor het waarborgen van de aanrijtijden. Zorgverzekeraars hebben in de ambulancezorg de zorgplicht om de responstijden van ambulances binnen de daarvoor geldende norm te realiseren.
Ik heb geen signalen ontvangen dat de paraatheid van de ambulances door de sluiting van de SEH in Woerden in gevaar zou komen.
Herinnert u antwoorden op eerdere vragen: «Mijn beleid is er op gericht dat patiënten voldoende alternatieven hebben in een regio, opdat ze kunnen kiezen. Voor de patiënt is het belangrijk om een keuze te hebben en weg te kunnen als een zorgaanbieder niet bevalt. Voor verzekeraars is het op hun beurt goed wanneer zij een keuze kunnen maken om de beste zorg voor hun verzekerden in te kopen tegen een redelijke prijs. Daarom is het van belang dat er voldoende verschillend aanbod overblijft en er niet wordt gefuseerd om het fuseren»?5 In hoeverre is hier nog sprake van als gekeken wordt naar de fusie tussen Zuwe Hofpoort en St. Antonius en naar de inwoners van Woerden en de basisvoorzieningen die nu gesloten en/of geconcentreerd worden?
Ik herinner mij deze antwoorden en onderschijf deze nog steeds. In hoeverre hier nog sprake van is, is ter beoordeling aan de NZa en ACM, de toezichthouders. Zo oordeelt de ACM bij een fusie of er voldoende keuze overblijft voor patiënten. Om dit goed te kunnen doen heb ik het zorgspecifieke markttoezicht versterkt.7
Op welke wijze zijn bewoners, patiënten, huisartsen, zorgverleners van de spoedeisende hulp, verloskundigen en ambulancebroeders betrokken geweest bij de plannen voor sluiting? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo neen, waarom niet?
Het St. Antoniusziekenhuis heeft me medegedeeld dat de gefuseerde ziekenhuizen de plannen voor de sluiting als onderdeel van de fusieplannen hebben afgestemd met de ondernemingsraden, cliëntenraden en de medische staf. De fusieplannen zijn beoordeeld door de NZa en de ACM.
Zoals hierboven vermeld, zijn het St. Antonius Ziekenhuis en Primair Huisartsenposten in overleg geweest om in Woerden wel enige mate van spoedzorg te handhaven in de weekenden. Daarbij hebben zij meerdere scenario’s in kaart gebracht en onderzocht. Hierbij is ook een reistijdenanalyse gemaakt.
Eind juni heeft een mondelinge toelichting door het ziekenhuis in het ROAZ plaatsgevonden.
Verder stelt het St. Antonius Ziekenhuis momenteel met verloskundigen plannen uit te werken voor een nieuw centrum voor geboortezorg in Utrecht.
Zie verder de antwoorden op vragen 1 en 2.
Is de Inspectie voor de Gezondheidszorg betrokken bij de sluiting van deze posten en concentratie van spoedzorg, verloskundige zorg en IC zorg en wat is hun oordeel hierover? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo neen, waarom niet?
De IGZ volgt de veranderingen in het zorgaanbod en neemt maatregelen indien de voorwaarden voor goede zorg niet aanwezig zijn. De IGZ heeft mij laten weten dat dit op dit moment niet aan de orde is.
Heeft de gemeenteraad ingestemd met de sluiting van deze posten en de concentratie van zorg? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo neen, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 1.
Kunt u uiteenzetten hoe het proces en de besluitvorming over de sluiting van deze posten en de concentratie van zorg precies is gegaan? Zo neen, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 8.
Deelt u de mening dat de ordening van de ziekenhuiszorg in Nederland niet afhankelijk mag zijn tussen onderhandelingen tussen private marktpartijen, dus ziekenhuizen en zorgverzekeraars, maar dat goede toegankelijke en veilige (spoed)zorg een taak van de overheid is?
Dat ben ik met u eens. Daarom stelt de overheid ook randvoorwaarden zoals de 45-minutennorm. Ook moet deze zorg aan kwaliteitsnormen voldoen.
Wilt u de plannen om deze posten sluiten en concentratie van verloskundige en acute en IC per direct een halt toe roepen? Zo neen, waarom niet?
Deze plannen zijn getoetst en akkoord bevonden door de toezichthouders NZa en ACM. De IGZ houdt toezicht op de kwaliteit van de zorg en stelt dat er geen reden is om in te grijpen. De ondernemingsraden, cliëntenraden en de medische staf zijn betrokken. Ik zie derhalve geen reden tot ingrijpen anders dan dat ik een dringend beroep doe op de huisartsenpost en het ziekenhuis om actief met de inwoners van Woerden en omstreken in gesprek te gaan over wat er gebeurt, waarom het gebeurt, wat dit oplevert aan betere zorg, betere hulpverlening en wat er kan worden gedaan om zorgen bij deze inwoners weg te nemen.
Hoge reiskosten binnen de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «WHO steekt meer budget in reiskosten dan aidsbestrijding»?1
Ja.
Kunt u de berichten bevestigen dat de WHO vorig jaar 200 miljoen euro heeft uitgegeven aan reiskosten?
Ja, de WHO bevestigt dit in een persbericht van 21 mei jl. in reactie op berichtgeving van Associated Press over de reiskosten van de WHO. Het genoemde bedrag is ook terug te vinden in de financiële rapportages van de WHO.
Wat is uw reactie op dit bericht, gezien de verhouding tussen de gemaakte reiskosten en het totale budget van de WHO (200 miljoen op 2 miljard euro, oftewel 10%) en tussen de reiskosten en gemaakte kosten aan aidsbestrijding (71 miljoen euro), malariabestrijding (61 miljoen euro) en tuberculosebestrijding (59 miljoen euro)?
Het Kabinet deelt de zorg over de hoge reiskosten en vindt dat de WHO zich moet inspannen om deze kosten te beperken. Nederland en gelijkgezinde donoren volgen de uitgaven van de WHO nauwgezet. Tijdens het Programma- en Budget Comité en de Wereldgezondheidsassemblee van mei jl. zijn naar aanleiding van berichtgeving in de pers kritische vragen gesteld over de hoogte van de reiskosten. De WHO heeft aangegeven altijd te zoeken naar manieren om de reiskosten te verminderen. Nederland zal de WHO hierop blijven aanspreken en de WHO aansporen om grotere kostenefficiëntie te bewerkstellingen.
Het bedrag van USD 200 miljoen is opgebouwd uit verschillende elementen. Aan reiskosten van het WHO-personeel is volgens de WHO minder dan de helft van dit bedrag besteed. Ongeveer 60% is uitgegeven aan reizen van externe experts en aan vertegenwoordigers van lidstaten om deel te nemen aan expertbijeenkomsten en aan zittingen van de WHO-bestuursorganen. De kosten betreffen vliegreizen, dagvergoedingen en andere, aan reizen gerelateerde kosten.
Voor wat betreft de verhouding tussen reiskosten en uitgaven voor de bestrijding van aids, malaria en tuberculose is het goed te bedenken dat de bestrijding van deze drie ziekten juist grotendeels door andere organisaties wordt ondersteund, in het bijzonder door het Global Fund to fight Aids, Tuberculosis and Malaria (GFATM). Daarom besteedt de WHO relatief weinig geld aan de bestrijding van deze ziekten.
Deelt u de mening dat deze verhouding totaal scheef is – ook gezien de veel lagere kosten die vergelijkbare organisaties zoals Artsen Zonder Grenzen en UNICEF maken voor reizen – en dat een dermate hoog bedrag aan reiskosten verre van doelmatig is? Kunt u uw antwoord toelichten?
De WHO en UNICEF geven per stafmedewerker ongeveer hetzelfde uit aan reizen. De reiskosten van deze organisaties zijn niet te vergelijken met een niet-gouvernementele hulporganisatie zoals Artsen Zonder Grenzen. WHO werkt vaak met experts die in verschillende landen werken en daardoor meer reizen. Artsen zonder Grenzen werkt vaak met experts vast op een bepaalde locatie en heeft daardoor minder reiskosten. Door deze verschillen in werkwijze zijn deze organisaties niet te vergelijken met de WHO. Nederland volgt de uitgaven van de WHO kritisch en zal de WHO blijven aansporen om de reiskosten te verminderen, soberheid te betrachten en kosten te besparen.
Kloppen de berichten in het artikel over hotelovernachtingen van WHO-personeel in 5-sterrenhotels, het overnachten in hotels a 900 euro per nacht door de algemeen-directeur van de WHO, en het vliegen naar klinieken met helikopters in plaats van met jeeps door Bruce Aylward (kosten 400.000 euro per jaar), die het crisisteam van de WHO tijdens de uitbraak van de ebolacrisis leidde? Bent u van mening dat dit soort zaken ontoelaatbaar zijn binnen een organisatie als de WHO? Kunt u uw antwoord toelichten?
Er mag, op basis van het reisbeleid van de WHO, alleen in businessclass worden gereisd als de vlucht langer dan 9 uur duurt. De dagvergoedingen worden conform VN-normen uitbetaald. De WHO heeft een duidelijk reisbeleid, dat onlangs is aangescherpt. Er mag niet eerste klas worden gereisd. Dit is ook van toepassing op de Directeur-Generaal (DG). De vorige DG hield zich hier strikt aan en van de nieuwe DG, die onlangs is aangetreden, wordt dit ook verwacht.
Dr. Bruce Aylward leidde of nam deel aan meer dan 50 missies om de verspreiding van Ebola in kaart te brengen, activiteiten van Ebola bestrijding te plannen en de effectiviteit van de interventies van WHO en de partners te beoordelen. Zijn aanwezigheid in West-Afrika was nodig om de coördinatie van de activiteiten ter plaatse en op het hoofdkantoor goed te coördineren. Dr. Aylward reisde naar de meest afgelegen plaatsen in West-Afrika. Onbegaanbare wegen noodzaakten hem soms per helikopter te reizen in plaats van met de auto. VN-staf gebruikt helikopters om snel personeel, benodigde uitrusting en materialen naar afgelegen gebieden te brengen, wanneer transport over de weg onmogelijk is of tot grote vertraging leidt.
Heeft de WHO zelf al gereageerd op deze berichtgeving? Zo ja, op welke wijze?
Ja, de WHO heeft op 21 mei jl. een persbericht uitgegeven in reactie op berichtgeving in de media over de reiskosten van de WHO.
Bent u voornemens deze werkwijze aan de orde te stellen in uw contacten met de WHO en met andere VN-lidstaten? Zo ja, wanneer, op welke wijze en met welke inzet? Zo nee, waarom niet?
Nederland volgt de uitgaven van de WHO nauwgezet. Nederland dringt tijdens de Uitvoerende Raden en het Programma- en Budgetcomité samen met andere VN-lidstaten aan op kostenefficiëntie en op soberheid. Dat heeft ertoe geleid dat de reiskosten in 2016 met 14% zijn gedaald ten opzichte van het voorgaande jaar. De redenen zijn minder reizen gerelateerd aan de Ebola-crisis, en strikter beleid en navenante uitvoering. Recentelijk heb ik de nieuwe DG Dr. Tedros gesproken en hem gevraagd kostenbesparing hoog op de agenda te houden.
Tijdens het Programma- en Budgetcomité en de Wereldgezondheidsassemblee in mei jl. zijn de reiskosten aan de orde geweest. De WHO heeft de vragen van lidstaten hierover in overeenstemming met het persbericht beantwoord.
Vindt u dat de WHO haar geloofwaardigheid en kredietwaardigheid heeft verspeeld, vooral ook in het licht van aanhoudende tegenvallende prestaties van de WHO in de afgelopen jaren (scorecards), onder andere op het onderdeel financiële prioriteitenstelling? Zo ja, vindt u dan ook dat dit consequenties moet krijgen? Zo nee, waarom niet?
De WHO is de belangrijkste VN-organisatie op het terrein van de internationale volksgezondheid, een spil in het internationale gezondheidsbeleid en relevant voor alle landen. De Ebola-uitbraak in West-Afrika heeft de wereld wakker geschud en het belang van een goed functionerende Wereldgezondheidsorganisatie benadrukt. Niet alleen als organisatie die normatieve taken heeft en technische assistentie geeft, maar ook in (medische) crisissituaties. De WHO is relevant voor prioritaire thema’s van het Nederlandse volksgezondheidsbeleid, zoals antimicrobiële resistentie, dementie en toegang tot (betaalbare) geneesmiddelen. De WHO speelt verder een belangrijke rol in het behalen van de prioriteiten van het beleid voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, zoals seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) en gender, en in de implementatie en monitoring van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen op het terrein van gezondheid. Het belang van het werk van de WHO en de voorlopige resultaten van de ingezette hervormingen geven geen aanleiding tot wijziging van het huidige beleid ten aanzien van de WHO.
Bent u, gezien deze grove verspilling van schaarse gemeenschapsmiddelen, bereid de Nederlandse bijdrage aan de WHO sterk te korten dan wel volledig stop te zetten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 8.
Speciale voorzieningen in ziekenhuizen tijdens de ramadan |
|
Geert Wilders (PVV), Karen Gerbrands (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat het Haaglanden Medisch Centrum (HMC) speciale voorzieningen treft voor de ramadan en het suikerfeest?1
Mij is bekend dat de Nederlandse Diabetes Federatie (NDF) en artsen uit verschillende ziekenhuizen, waaronder het HMC, betrokken zijn bij de ontwikkeling van de toolbox «diabetes en ramadan» editie 2017 voor zorgverleners en patiënten.2
Vindt u het de taak van ziekenhuizen om zich bezig te houden met islamitische feestdagen en eetgewoontes?
Het is gebruikelijk dat behandelaren rekening houden met alle aspecten die van invloed kunnen zijn op de gezondheidstoestand van de zorgvragers. De materialen uit de toolbox2) zijn daarbij ondersteunend voor arts en patiënt.
Deelt u de mening dat de ramadan juist extra risico met zich meebrengt voor patiënten en het HMC zich beter kan bezig houden met patiënten hierop te wijzen dan ze zoete hapjes voor te houden?
In mijn antwoord op eerdere Kamervragen van het Kamerlid Klever (PVV), ingezonden 21 juli 2015, over het bericht dat de ramadan goed zou zijn tegen diabetes (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 3285) heb ik aangegeven dat het aan de patiënt zelf is om op een verstandige manier met zijn of haar ziekte om te gaan en adviezen van derden hier wel of niet in mee te nemen. Ter ondersteuning hiervan heeft de diabetespatiënt een behandelrelatie met één of meerdere zorgverleners. Deze hebben een verantwoordelijkheid in het begeleiden van de patiënt en het ondersteunen in het maken van keuzes rondom zijn diabetes en deelname aan de ramadan.
Wat zijn de kosten voor deze speciale voorzieningen en wie gaat die kosten ophoesten?
De kosten die ziekenhuizen maken om te anticiperen op toekomstige zorgvragen dekken zij uit de DBC opbrengsten. Onder voetnoot3 worden de externe partijen genoemd die de ontwikkeling van het voorlichtingsmateriaal ondersteund hebben. Uiteindelijk kan deze inzet juist kosten besparen. Door de juiste preventieve inzet, wordt gezondheidsschade voorkomen.
Deelt u de mening dat deze inbreuk op de eed van Hippocrates een volgende buiging is voor de islam? Zo nee, waarom niet?
Ik zie geen inbreuk ontstaan op de (van de eed van Hippocrates afgeleide) Nederlandse artseneed.4
Bent u bereid het ziekenhuis te wijzen op hun plicht en daarmee deze voorzieningen af te schaffen? Zo nee, waarom niet?
Gelet mijn antwoord op vraag 2 zal ik daartoe niet overgaan.
Kunt u deze vragen nog voor aanvang van de ramadan beantwoorden?
Gelet op het tijdstip van indiening van de vragen was dit niet haalbaar.
Het declareren van yogalessen als psychiatrische behandeling |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Hoe deze ggz-instelling uw yogalessen vergoed krijgt»?1
Door Vitalis worden yoga, massage, meditatie en personal training aangeboden in ambulante vorm onder de zorgactiviteit dagbesteding. Deze activiteiten kwalificeren volgens het Zorginstituut, zoals aangegeven in het artikel van de Volkskrant, als welzijnsactiviteiten. Om die reden vormen deze activiteiten dan ook geen onderdeel van het basispakket. Daarnaast geeft ook de beleidsregel van de NZa duidelijk aan dat welzijnsgerelateerde activiteiten niet mogen worden gedeclareerd onder de zorgactiviteit dagbesteding.
Anders dan het artikel lijkt te suggereren betekent dit dan ook dat yoga en massages niet gedeclareerd en vergoed zullen worden door de zorgverzekeraar.
Het doel van dagbesteding is: «het bevorderen, behouden, of compenseren van de zelfredzaamheid van de patiënt». Door de dagbesteding en het laten deelnemen aan activiteiten wordt structuur aangebracht in de dag van de patiënt. Voor zover sprake is van het bieden van een zinvolle dagbesteding aan patiënten die zijn opgenomen, maakt de dagbesteding onderdeel uit van «verblijf» zoals bedoeld in artikel 2.12 Besluit zorgverzekering (Bzv).
Bij de door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) beschreven dagbestedingsactiviteiten kan het echter ook gaan om begeleidingsactiviteiten met een geneeskundig doel zonder opname. In dat geval is sprake van «geneeskundige zorg» (artikel 2.4 Bzv), waarvan «verblijf» dus geen onderdeel is. Dit wordt ook wel de ambulante behandeling genoemd.
In de Nadere Regel Gespecialiseerde GGZ van de NZa is aangegeven onder welke voorwaarden dagbesteding wordt vergoed. Dit zijn de volgende:
Daarnaast dient de dagbesteding onder één van de volgende categorieën te vallen: sociaal, activering, educatie, arbeidsmatig en overig. Bij ambulantebehandelingen moet het gaan om begeleidingsactiviteiten met een geneeskundig doel. Dit is volgens het Zorginstituut dagbesteding educatief of arbeidsmatig.
De NZa heeft daarbij ook aangegeven dat een welzijnsactiviteit, waarbij als voorbeeld zang, bingo, uitstapjes worden genoemd, niet onder de dagbesteding vallen en niet worden vergoed.
Zijn yoga, massage, meditatie en personal training bewezen effectieve behandelingen? Zo ja, waar blijkt dat uit?
Het Zorginstituut heeft in 2013 een standpunt ingenomen over Mindfulness bij psychische stoornissen. Mindfulness maakt gebruik van meditatietechnieken. Er is geen bewijs van effectiviteit gevonden voor «Mindfulness» zonder cognitieve therapie-elementen. Mindfulness aangeboden als cursus of training voldoet daarmee niet aan het wettelijk criterium «stand van de wetenschap en praktijk».
Yoga, massage, andere vormen van meditatie en personal training zijn niet door het Zorginstituut beoordeeld, omdat het om welzijnsactiviteiten gaat die niet onder het basispakket vallen. De effectiviteit van de behandelingen zijn dan ook niet door het Zorginstituut onderzocht.
Hoeveel yogalessen en massages zijn intussen via de genoemde «dagbesteding constructie» vergoed door zorgverzekeraars?
Bij Zorgverzekeraars Nederland (hierna: ZN) en de NZa is nagegaan of vastgesteld kan worden hoeveel yogalessen en massages zijn vergoed door zorgverzekeraars. De zorgverzekeraar kan alleen nagaan of dagbesteding wordt gedeclareerd, maar het is niet mogelijk om de declaraties naar soort dagbesteding verder te specificeren. Yogalessen en massages zijn dus niet apart herkenbaar in de vergoedingssystematiek. Hierdoor is niet met zekerheid te zeggen of yogalessen en massages via de «dagbesteding constructie» bij zorgverzekeraars zijn gedeclareerd en mogelijk vergoed. Signalen dat dit daadwerkelijk het geval is, zijn niet bekend. ZN en GGZ Nederland geven in hun gezamenlijke reactie (Zorgvisie, 29 mei 20172) op het artikel in de Volkskrant aan dat er door Vitalis tot op heden geen zorg gedeclareerd is.
Deelt u de mening dat het schandalig is dat Vitalis GGZ op deze wijze zorggeld bewust misbruikt en zich verrijkt over de ruggen van alle premiebetalers? Zo nee, waarom niet?
Dagbesteding wordt alleen vergoed indien voldaan wordt aan de voorwaarden, zoals deze zijn genoemd in de Nadere Regel Gespecialiseerde GGZ van de NZa. In deze Regel is ook specifiek genoemd dat welzijnsactiviteiten niet onder dagbesteding vallen. Tegelijkertijd heeft het Zorginstituut in zijn rapport «Vaktherapie en dagbesteding in de geneeskundige GGZ» aanbevelingen gedaan om de terminologie/bekostigingsregels in lijn te brengen met de Zvw, zodat de regels omtrent het declareren van dagbesteding worden verbeterd. Deze aanbevelingen betrekt de NZa in de doorontwikkeling van de productstructuur ggz. Hierover heb ik de Tweede Kamer op 26 november 20153 geïnformeerd. De Nza is hiermee aan de slag.
Zoals bij vraag 3 reeds is aangegeven hebben (nog) geen declaraties plaatsgevonden door Vitalis. Het is de taak van de zorgverzekeraar om zorg die niet wordt vergoed uit de basisverzekering, hieruit ook niet te betalen. Om verzekeraars beter toe te rusten om deze controle goed uit te oefenen en daarmee verspilling van premiegelden tegen te gaan, is het wetsvoorstel VTO Wmg opgesteld dat momenteel ter behandeling ligt in de Eerste Kamer.
Bent u bereid per direct de regels aan te passen zodat «samen tv-kijken» en andere welzijnsactiviteiten niet meer gedeclareerd kunnen worden?
Zie antwoord vraag 4.
Welke sancties kunt u Vitalis opleggen en hoe worden dit soort graaiers en zakkenvullers in de zorg voortaan voorkomen?
Zie antwoord vraag 4.
Het contracteren van de Kindertelefoon |
|
René Peters (CDA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de ledenbrief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) met betrekking tot de financiering landelijke voorzieningen sociaal domein 2018 e.v.?1
Ja.
Klopt het dat medio mei nog slechts 29 gemeenten contracten met de Kindertelefoon, Luisterend Oor en Vertrouwenswerk Jeugd hebben afgesloten? Hoe beoordeelt u dit, ook in het licht van de afspraak dat alle 388 gemeenten nog vóór 1 juni contracten met deze drie instellingen zouden afsluiten?
Op 1 juni 2017 heeft de VNG mij laten weten dat er nog geen financiële garantstelling is voor de drie organisaties per 2018. Dit omdat bij meer dan 100 gemeenten de besluitvorming niet voor 1 juni rond is. Ook blijkt uit een peiling van de VNG dat 78% van de gemeenten van mening is dat deze voorzieningen beter collectief gefinancierd kunnen worden. Het VNG-bestuur geeft per brief wel een garantstelling af voor 2018.
Ondanks de goede inspanningen van ruim 250 gemeenten die de getekende contracten wel op tijd geretourneerd hebben om zo zekerheid op continuïteit te bieden, acht ik de onzekerheid van de beschikbaarheid van de voorzieningen te groot evenals de lastendruk van de bestaande oplossing.
Met breed draagvlak bij gemeenten en de drie organisaties, concludeer ik daarom dat het beter is als deze voorzieningen onder landelijke verantwoordelijkheid komen te vallen. Ik zal dit zo snel als mogelijk wettelijk regelen.
Ik waardeer de garantstelling die het VNG-bestuur biedt voor 2018, maar geef er de voorkeur aan om zo snel als mogelijk een constructie in gang te zetten die langdurig houdbaar is. Daarom zal ik in 2018 zorg dragen voor continuïteit van de Kindertelefoon, AKJ en Sensoor. Dit betekent dat de verantwoordelijkheid voor deze taken bij het Rijk komt te liggen en in de komende septembercirculaire van het gemeentefonds een uitname per 2018 zal worden verwerkt. Een en ander is uiteraard in nauw overleg met de VNG. Ik heb de drie organisaties hiervan ook op de hoogte gebracht.
Kunt u toelichten waarom het kabinet wel heeft besloten om de verschillende regelingen (en de uitvoering daarvan) voor de tolkentelefoon samen te voegen tot één landelijke regeling en het kabinet voor de Kindertelefoon, Luisterend Oor en Vertrouwenswerk Jeugd niet voor dezelfde oplossing kiest?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Kunt u toelichten waarom voor het landelijk telefoonnummer voor Advies- en Meldpunten Huiselijk geweld en Kindermishandeling (Veilig Thuis) gekozen is om met de centrumgemeente Den Haag te overleggen of die gemeente bereid is (via een decentralisatie-uitkering) de kassiersfunctie van de VNG over te nemen, en waarom voor een dergelijke oplossing niet gekozen wordt bij de financiering van de Kindertelefoon, Luisterend Oor en Vertrouwenswerk Jeugd?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u toelichten waarom een aantal andere activiteiten in het sociaal domein zoals Stichting Opvoeden.nl, Landelijk Knooppunt Huwelijksdwang en Achterlating, Expertisecentrum Kinderopvang en Kenniscentrum Handhaving en Naleving vanaf 2017 gefinancierd kunnen worden door middel van subsidies van de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), en dat voor een dergelijke oplossing niet wordt gekozen bij de financiering van de Kindertelefoon, Luisterend Oor en Vertrouwenswerk Jeugd?
Zie antwoord vraag 3.
Welke andere wijze van financiering overweegt u zodat onder andere de Kindertelefoon niet met elke gemeente afzonderlijk een contract hoeven te sluiten?2 Waar hangt die keuze van af?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u toelichten, waarom u pas net voor de deadline van 1 juni in overleg gaat met betrokken partijen, terwijl al begin april de noodklok is geluid over de moeizame contractering van onder andere de Kindertelefoon?3
Gelet op de verantwoordelijkheden van de gemeenten moest vanzelfsprekend het resultaat van de gemeentelijke inspanningen worden afgewacht. Ik heb voortdurend contact gehouden met betrokken partijen.
Kunt u deze vragen, samen met de eerder gestelde vragen over dit onderwerp4, beantwoorden vóór het Algemeen overleg over jeugd voorzien op 8 juni a.s?
Ja.
Het nieuwbouw proefdiercentrum van het Erasmus MC |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de bouw van een groot nieuw proefdiercentrum (6.000 vierkante meter) door het Erasmus MC in Rotterdam, dat nu al ruim 30.000 dierproeven per jaar uitvoert?
Ja.
Is het waar dat u een renteloos krediet van 4,2 miljoen euro aan het Erasmus MC heeft toegewezen voor het nieuwe proefdiercentrum?1 2
Met de nieuwe regeling Toekomstfondskrediet (TOF) voor onderzoeksfaciliteiten wordt de bouw van hoogwaardige faciliteiten voor onderzoek gestimuleerd die van groot belang zijn voor het ontwikkelen van innovatieve producten en diensten in Nederland. Uw Kamer is op 9 juni 2016 geïnformeerd over alle projecten die zijn gehonoreerd in het kader van de regeling Toekomstfondskrediet inclusief de investeringsbedragen en leningen (Kamerstuk 31 288, nr. 543).
Deelt u de mening dat de bouw van dit nieuwe proefdiercentrum niet rijmt met de ambitie van het kabinet om Nederland in 2025 wereldwijd koploper te laten zijn met innovatief onderzoek zonder proefdieren?3 Zo nee, waarom niet?
Mijn ambitie is dat Nederland in 2025 internationaal voortrekker is op het gebied van proefdiervrije innovaties. De nieuwe onderzoeksfaciliteit van het Erasmus MC zal innovatief onderzoek met oog op medische vooruitgang stimuleren. Daarbij zullen ook veel methoden zonder proefdieren worden ontwikkeld en toegepast. Verder zal de nieuwe faciliteit meer mogelijkheden bieden voor ontwikkeling en implementatie van methoden die bijdragen aan vermindering en verfijning en vervanging van dierproeven. De bouw van deze onderzoeksfaciliteit betreft het samenvoegen van de bestaande faciliteiten op één plek. Deze nieuwe faciliteit zal volgens de laatste inzichten worden gebouwd wat betreft milieu en veiligheidsaspecten en dierenwelzijn. Het gaat daarbij niet om een uitbreiding van het aantal dierproeven maar om verbetering van de omstandigheden voor het onderzoek.
Deelt u de mening dat, gezien de hierboven genoemde ambitie van het kabinet, het niet langer gepast is om overheidsmiddelen in te zetten om proefdiergebruik stimuleren? Deelt u de mening dat overheidsmiddelen in plaats daarvan volledig dienen te worden besteed aan de ontwikkeling van alternatieven voor dierproeven? Zo nee, waarom niet?
Overheidsmiddelen worden ingezet om hoogwaardig innovatief onderzoek te stimuleren, bij voorkeur zonder dierproeven. Echter, om medische innovatie te realiseren kunnen dierproeven helaas nog niet volledig worden vervangen. Voor deze nog steeds nodige dierproeven zijn goede en moderne voorzieningen onmisbaar ook om een hoge standaard van dierenwelzijn te kunnen waarborgen.
Bent u bereid om in de toekomst subsidie-aanvragen om proefdiercentra uit te breiden en/of nieuwe proefdiercentra te bouwen, te weigeren? Zo nee, waarom niet?
Alle subsidieaanvragen voor verbetering van de onderzoeksinfrastructuur in Nederland worden zorgvuldig getoetst op economische en maatschappelijke waarde en op de wetenschappelijke kwaliteit. Daarbij worden ook waarden zoals duurzaamheid en de 3Vs in beschouwing genomen. Goede voorstellen zullen ook in de toekomst worden gehonoreerd indien blijkt dat deze kunnen bijdragen aan de 3Vs.
Het bericht dat de huisartsenpraktijk uit Woerden verdwijnt |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de huisartsenpost die verdwijnt uit Woerden?1
Ja
In hoeverre bent u van mening dat een huisartsenpost in Leidsche Rijn volstaat voor de inwoners van Woerden in de avond, nacht en weekenden, terwijl deze op 17 minuten afstand ligt?2
Het is aan huisartsen en zorgverzekeraars om de zorg op lokaal niveau zo in te richten dat kwaliteit en bereikbaarheid voldoende zijn gewaarborgd. Primair Huisartsenposten heeft mij aangegeven dat de gemaakte keuze de uitkomst is van een al langer lopend proces. Samen met betrokken organisaties zoals het Zuwe Hofpoort ziekenhuis, het Antonius Ziekenhuis en de preferente verzekeraar Zilveren Kruis zijn, gegeven de sluiting van de SEH in Woerden, meerdere scenario’s in kaart gebracht en onderzocht. Hierbij is ook een reistijdenanalyse gemaakt. Vervolgens zijn de verschillende opties met de gemeente Woerden besproken. In de opinie van een meerderheid van de betrokken huisartsen die aangesloten zijn bij ZorgNU is de kwaliteit en patiëntveiligheid het meeste geborgd door het verplaatsen van de spoedzorg naar de huisartsenpost bij de spoedeisende hulp van het Antonius Ziekenhuis in Leidsche Rijn.
Kunt u aangeven waarom is afgezien van een huisartsenpraktijk-plus vorm, dichtbij de mensen in de gemeente?
Ik heb van Primair Huisartsenposten begrepen dat zij verwachten een hogere kwaliteit te kunnen garanderen met aansluiting bij de huisartsenpost in Leidsche Rijn ten opzichte van een aparte huisartsenpost in Woerden. Reden hiervoor is dat een deel van de patiënten op een huisartsenpost vanwege de ernst van hun aandoening of voor aanvullende diagnostiek wordt doorgestuurd naar een spoedeisende hulp. In Leidsche Rijn zit de huisartsenpost naast de spoedeisende hulp waardoor de tijd tussen huisartsenpost en spoedeisende hulp minimaal is. In Woerden zou dit niet het geval zijn.
Deelt u de mening dat het opmerkelijk en onwenselijk is dat deze vorm van eerstelijnszorg verdwijnt voor een gemeente waarin 50.000 inwoners wonen? Zo ja, hoe gaat u dit besluit veranderen? Zo nee, waarom niet?
Bewoners van de gemeente Woerden hebben nog steeds toegang tot eerstelijnszorg in avond-, nacht- en weekenduren. Weliswaar neemt de reistijd toe maar door aansluiting bij de huisartsenpost in Leidsche Rijn verwachten de huisartsen kwalitatief betere huisartsenzorg te kunnen bieden. Zie ook mijn antwoord op vragen 2 en 3.
In hoeverre kunt u aangeven of deze situatie zich mogelijkerwijs ook op andere plaatsen in Nederland voordoet of lijkt te gaan voordoen? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, kunt u dit (laten) inventariseren?
Er wordt niet bijgehouden waar in Nederland huisartsenposten besprekingen voeren over het al dan niet veranderen van locatie. Wel weten we uit onderzoek van het RIVM dat er een beweging gaande is waarbij huisartsenposten en spoedeisende hulpen steeds vaker op één locatie gevestigd zijn en gebruik maken van één balie voor de triage van patiënten.3 Dit is overigens conform de beleidsmatige inzet, die politiek breed is gesteund.
Het niet vergoeden van een hoopgevend maar peperduur geneesmiddel |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Medicijn zes keer te duur voor basispakket»?1
Ja.
Bestaat er twijfel over de werkzaamheid en effectiviteit van het geneesmiddel Eculizumab (Soliris)?
Het Zorginstituut heeft eculizumab beoordeeld bij twee indicaties. Op 13 mei 2016 heeft het Zorginstituut geadviseerd over de indicatie paroxismale nachtelijke hemoglobinurie (PNH). Op 22 november 2016 heeft het Zorginstituut een advies uitgebracht over de indicatie atypisch Hemolytisch Uremisch Syndroom (aHUS). Eculizumab voldoet zowel bij transfusieafhankelijke PNH-patienten als bij de behandeling van aHUS aan de stand van wetenschap en praktijk en is dus effectief in de behandeling van deze indicaties.
Kunt u toelichten hoe het leven van aHus-patiënten (Atypisch Hemolytisch Uremisch Syndroom) eruit ziet met en zonder dit geneesmiddel?
De beoordeling van de indicatie aHUS is op 22 november 2016 al afgerond. De indicatie waar de ACP 12 mei jl. over gesproken heeft is PNH. Het betreft hier een herbeoordeling van eculizumab bij PNH.
De meest voorkomende symptomen van aHUS zijn: vermoeidheid, bloedarmoede, diarree, misselijkheid, kortademigheid en nierfalen. Patiënten met PNH hebben last van ernstige bloedarmoede door versterkte afbraak van rode bloedcellen, infecties en trombose. Eculizumab is de enige medicamenteuze behandeling voor aHUS en PNH patiënten en is effectief gebleken in de behandeling van de symptomen en geeft een verbeterde kwaliteit van leven.
AA&PNH, de patiëntenorganisatie van patiënten met PNH heeft onderzoek gedaan naar de maatschappelijke waarde onder PNH-patiënten in Nederland. De organisatie geeft aan dat de kwaliteit van leven van eculizumab-gebruikers bijna gelijk blijkt te zijn aan die van de gemiddelde Nederlander, de arbeidsparticipatie is hetzelfde als het Nederlands gemiddelde. Patiënten worden momenteel behandeld met eculizumuab en het middel wordt vergoed.
Klopt het dat Eculizumab is ontwikkeld op een universiteit in Amerika en niet door de huidige farmaceut Alexion? Zo ja, bewijst dit niet dat de farmaceut absurde winsten nastreeft ten koste van doodzieke patiënten?
Alexion claimt op hun website eculizumab te hebben ontdekt en ontwikkeld. Er is bij mijn weten geen bewijs dat dit niet het geval is. Ook stel ik vast dat Alexion de klinische studies met eculizumab heeft gefinancierd. Alexion heeft vooralsnog geen informatie verstrekt over de prijsopbouw of de winstmarge voor eculizumab.
Welke alternatieve geneesmiddelen zijn momenteel in ontwikkeling voor aHus-patiënten, op welke termijn zullen deze beschikbaar komen en welke maatregelen neemt u om dit proces te bespoedigen?
Eculizumab is op dit moment de enige medicamenteuze behandelmogelijkheid voor patiënten met aHUS of PNH. Patiënten worden hier momenteel mee behandeld en het middel wordt ook vergoed.
Er zijn biosimilars van eculizumab in ontwikkeling. Daarnaast zijn verschillende farmaceutische bedrijven internationale klinische studies gestart waarin de effectiviteit en veiligheid wordt onderzocht van moleculen die mogelijk van waarde zijn voor patiënten met aHUS of PNH. Informatie over deze trials is te vinden op www.clinicaltrials.gov. Voor geen van deze moleculen is tot op heden een aanvraag tot registratie ingediend bij de Europese Commissie. Het is niet op voorhand te voorspellen of en wanneer deze nieuwe stoffen beschikbaar komen als geneesmiddel. De Nederlandse overheid heeft geen invloed op de tijdspanne van het klinische onderzoek naar deze nieuwe moleculen.
Over vier jaar vervalt het patent op Eculizumab; bent u bereid tot die tijd het geneesmiddel te vergoeden voor de ongeveer 100 patiënten in Nederland? Zo nee, waarom niet?
In Nederland zijn er ongeveer 60 patiënten met PNH en 40 patiënten met aHUS. Eculizumab wordt op dit moment voor deze beide patiëntgroepen volledig vergoed.
Ik herhaal wat in de kamerbrief van 22 december 2016 is aangekondigd. Het advies van het Zorginstituut over aHUS zal opgevolgd worden en eculizumab voor aHUS zal voorlopig in het pakket blijven, mede om de voortvarende inzet van de beroepsgroep en de patiëntenvereniging om tot gepast gebruik afspraken te komen te ondersteunen.
Verder heb ik aangegeven dat er onderhandelingen gestart zullen worden over de prijs van eculizumab op het moment dat de herbeoordeling voor de indicatie PNH is afgerond en het Zorginstituut een nieuw advies heeft uitgebracht. Dit advies verwacht ik zeer binnenkort. Ik neem mijn besluit over het al dan niet blijven vergoeden van eculizumab nadat ik de onderhandelingen voor eculizumab voor beide indicaties heb afgerond. Ik zal u hier te zijner tijd over informeren.
Kunt u een overzicht geven in welke landen dit geneesmiddel wel vergoed wordt en tegen welke prijzen?
De Europese Commissie heeft op 20 juni 2007 marktautorisatie verleend voor het gebruik van eculizumab voor de behandeling van PNH. Op 24 november 2011 heeft de Europese Commissie marktautorisatie verleend voor de behandeling van patiënten met aHUS. Sindsdien is in verschillende Europese landen door de autoriteiten besloten het middel te vergoeden, waaronder in het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland, Spanje, Italië en België. De vergoeding en prijsstelling van dit intramurale geneesmiddel kan binnen één land verschillen per regio. De besluitvorming in deze landen gaat vaak gepaard met (vertrouwelijke) prijsafspraken. Om deze redenen kan ik geen volledig en actueel overzicht geven van de internationale vergoedingsstatus en prijsstelling van eculizumab.
De hoge werklast van huisartsen |
|
Nine Kooiman |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bereid om te onderzoeken in hoeverre de toenemende ambulantisering van de ouderenzorg heeft geleid tot een verzwaring van de werklast van huisartsen? Zo ja, wanneer wilt u dit onderzoek verrichten? Zo nee, waarom niet?
Het NIVEL heeft in opdracht van de LHV en VWS onderzoek gedaan naar de effecten van de stelselwijzigingen in 2015 op de tijd die huisartsen nodig hebben om zorg te bieden aan ouderen (70+). Deze heb ik u op 18 april 2017 toegestuurd (Kamerstuk 33 578, nr. 40). Daaruit blijkt dat de tijd die huisartsen besteden aan ouderen (70+) is toegenomen. Tegelijkertijd blijkt uit een aanvullende enquête dat huisartsen ervaren dat zij sinds de overhevelingen beter in staat zijn adequate zorg te leveren voor ouderen.
Bent u het met de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) eens dat huisartsen voldoende tijd en ruimte moeten hebben met hun patiënt om goede zorg te kunnen leveren en dus minder patiënten per praktijk moeten hebben?1
Huisartsen moeten goede zorg kunnen leveren. Daarom krijgen huisartsen net als in voorgaande jaren ook in 2018 extra groeiruimte in het budgettaire kader ten opzichte van andere sectoren. Hiermee kunnen zij de toenemende druk op de huisartsenpraktijk opvangen. Er zijn verschillende manieren om de zorg adequaat in te richten en zo de toenemende druk op te vangen. Dit kan door de samenwerking te zoeken met andere zorgaanbieders in de eerste lijn of door meer ondersteuning in te zetten in de praktijk. Ook kan er extra tijd voor de patiënt vrij worden gemaakt – zoals in de pilot in de uitzending van nieuwsuur op 2 mei aangegeven – door minder consulten met de zorgverzekeraar af te spreken. De huidige regelgeving en de extra financiële middelen bieden deze mogelijkheden. Het is aan de zorgverzekeraars en de huisartsen welke afspraken zij hierover maken.
Bent u bereid de onderzoeksresultaten van de twee pilots van Zorgverzekeraar VGZ, waaruit naar voren komt dat wanneer de huisarts 15 minuten in plaats van 10 minuten per patiënt heeft het aantal verwijzingen daalt met 5 tot 6 procent, met de Kamer te delen? Wat gaat u doen met deze uitkomsten?
Het is aan VGZ om te kiezen of zij dergelijke onderzoeksresultaten willen delen. Indien VGZ ervoor kiest om de resultaten te delen, kunnen andere zorgaanbieders en zorgverzekeraars bezien of ze hier een voorbeeld aan willen nemen.
Bent u met huisarts Coenen uit de Nieuwsuur-uitzending eens dat door meer tijd voor de patiënt, onnodige doorverwijzingen kunnen worden voorkomen? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat dit verwezenlijkt kan worden?
Er lopen in Nederland verschillende pilots om te kijken of het aantal onnodige doorverwijzingen kan worden teruggedrongen en de kwaliteit van de zorg kan worden verhoogd. Hier zit een aantal veelbelovende projecten bij zoals bijvoorbeeld de pilot «Eenmalige consultatie medisch specialist» in Twente, het project «Kwaliteit als Medicijn» in Gorinchem en zeker ook de pilots van VGZ ten aanzien van de duur van een consult. Zoals ik eerder ook heb aangegeven kan meer tijd voor de patiënt en het bieden van adequate zorg op meerdere manieren worden bewerkstelligd. De huidige regelgeving en bekostiging, en de extra financiële middelen bieden deze mogelijkheden. Het is aan de zorgverzekeraar en de zorgaanbieder welke afspraken zij hierover maken, zoals nu in veel pilots ook al gebeurt.
Wat is uw reactie op het pleidooi van Nienke Nieuwenhuizen, voorzitter Verenso en specialist ouderenzorg, om meer oudergeneeskundigen in te zetten in de wijk en huisartsenpraktijken? Hoe gaat u deze inzet van ouderspecialisten bevorderen?
Ik zie grote toegevoegde waarde van specialisten ouderengeneeskunde bij de zorg voor ouderen in de wijk. Om de inzet van de specialist ouderengeneeskunde te stimuleren zijn daarom de mogelijkheden voor de inzet van deze specialist ouderengeneeskunde onder de tijdelijke subsidieregeling extramurale zorg verruimd. Deze hoeft niet meer in dienst te zijn van een instelling om door een zorgkantoor gecontracteerd te kunnen worden.
Wat vindt u ervan dat in 2016 139 miljoen euro overbleef van het huisartsenbudget, terwijl dit geld goed gebruikt kan worden om de werklast van huisartsen omlaag te brengen? Bent u bereid hierover met de zorgverzekeraars in gesprek te gaan? Kunt u dit toelichten?2
Op 1 juni hebben de LHV, InEen, ZN, de patiëntenfederatie en het Ministerie van VWS samen het bestuurlijk akkoord huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg 2018 getekend. Hierin wordt door alle partijen erkend dat de zorgvraag die op de huisartsen afkomt toeneemt. Partijen spreken het voornemen uit om in de huisartsenzorg en de organisatiekracht van de eerste lijn te investeren om de toenemende vraag te beantwoorden en de samenwerking te bevorderen.
Bent u het eens met de LHV dat meer substitutie alleen mogelijk is als er wordt geïnvesteerd in meer dokters en ondersteunend personeel, voldoende ruimte en meer tijd voor de patiënt? Gaat u ervoor zorgen dat deze extra investeringen plaatsvinden?3
Om substitutie van de tweede lijn naar de eerste lijn mogelijk te maken is voldoende capaciteit in de eerste lijn nodig. In het bestuurlijk akkoord huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg en in het bestuurlijk akkoord medisch specialistische zorg is voor 2018 extra budgettaire ruimte gereserveerd van maximaal € 75 miljoen voor substitutie. Binnen deze € 75 miljoen kunnen afspraken worden gemaakt over de zorg die verplaatst wordt, maar ook over de capaciteit die daarvoor nodig is. Het is aan zorgaanbieders en zorgverzekeraars om daar afspraken over te maken. Op basis van de contractueel vastgelegde afspraken over daadwerkelijke verschuivingen van zorg van tweede naar eerste lijn, zal het budgettair kader huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg worden verhoogd met een gelijktijdige en identieke verlaging van genoemde reservering in het budgettair kader voor de medisch specialistische zorg met een maximum van € 75 miljoen.
Daarnaast heb ik besloten het advies van het Capaciteitsorgaan om het aantal opleidingsplekken voor huisartsen naar beneden bij te stellen niet te volgen. Ik kies ervoor het aantal beschikbare opleidingsplekken voor 2018 stabiel te houden op 750.
De verdubbeling van het aantal datalekken door ziekenhuizen |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Nog veel datalekken in ziekenhuizen»?1
Patiënten moeten er op kunnen vertrouwen dat de bescherming van medische informatie is gewaarborgd door de zorginstellingen. Ziekenhuizen dienen zelf zorg te dragen voor passende technische en organisatorische maatregelen om datalekken te voorkomen. Naar aanleiding van het PBLQ rapport2 over beveiliging van patiëntgegevens ben ik gestart met het opstellen van een «Actieplan (informatie)beveiliging patiëntgegevens» (zoals aangegeven in mijn brief van 15 december 20163). VWS stelt samen met de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ), Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU), GGZ Nederland en Zelfstandige Klinieken Nederland (ZKN) dit actieplan op. De activiteiten uit het plan moeten leiden tot een structurele verbeteringen in de dagelijkse werkpraktijk bij ziekenhuizen voor wat betreft informatiebeveiliging en privacybescherming daadwerkelijk verbeteren. Het streven is om het actieplan voor de zomer naar de Tweede Kamer te verzenden. Informatiebeveiliging is een doorlopend punt van aandacht en is een onderwerp waar alle partijen zich voor moeten blijven inzetten.
Hoe verklaart u de verdubbeling van het aantal datalekken bij ziekenhuizen?
Ik heb begrepen dat de Autoriteit Persoonsgegevens in 2016 in totaal 451 meldingen van datalekken bij ziekenhuizen heeft ontvangen. In het eerste kwartaal van 2017 kreeg de Autoriteit Persoonsgegevens 161 meldingen van ziekenhuizen. Het is aan de Autoriteit Persoonsgegevens om te verklaren wat de oorzaken zijn van de groei van het aantal datalekken.
Overigens hebben om de awareness te vergroten de Autoriteit Persoonsgegevens en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) in maart 2016 per brief4 en later ook in verschillende gesprekken de ziekenhuizen geïnformeerd over en geattendeerd op de meldplicht datalekken. Ook hebben de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ), Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) en de Zelfstandige Klinieken Nederland (ZKN) met verschillende communicatiemiddelen hun leden gewezen op de meldplicht datalekken.
Deelt u de mening dat medische gegevens uiterst gevoelige informatie bevatten die nooit in verkeerde handen mogen vallen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe gaat u optreden tegen menselijke fouten, nonchalance en nalatigheid, waarover de meeste meldingen gaan?
Zie antwoord vraag 1.
Valt het verliezen van een usb-stick met medische gegevens of het sturen van een medisch dossier naar een verkeerd adres onder ernstige nalatigheid? Zo nee, waarom niet?
Onder «het gevolg van ernstig verwijtbare nalatigheid» wordt verstaan (Kamerstuk 33 662, nr. 16): de overtreding is het gevolg van grof, aanzienlijk onzorgvuldig, onachtzaam dan wel onoordeelkundig handelen.
Of er bij verlies van een USB-stick of het sturen van een medisch dossier naar een verkeerd adres hiervan sprake is hangt af van de feiten en omstandigheden van het geval en is aan de beoordeling van de Autoriteit Persoonsgegevens.
Kunt u de mededeling van de voorzitter van de Autoriteit Persoonsgegevens toelichten dat er alleen waarschuwingen kunnen worden gegeven als er medische gegevens op straat komen te liggen?
De AP is een onafhankelijke toezichthouder. Het is niet aan mij om een toelichting te geven op de uitspraken van de voorzitter van de AP.
Na een datalek kan de AP een waarschuwing geven, daarnaast heeft de AP op basis van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) de bevoegdheid een boete of een last onder dwangsom opleggen, dit geldt voor alle persoonsgegevens. Voor het opleggen van een boete moet eerst opzet of ernstig verwijtbare nalatigheid worden aangetoond.
Wat is het nut van de verhoging van de boetebevoegdheid van de Autoriteit Persoonsgegevens vorig jaar naar maximaal 900.000 euro, als van deze boetebevoegdheid geen gebruik gemaakt wordt?
Vorig jaar is de boetebevoegdheid van de Autoriteit Persoonsgegevens verhoogd voor telecombedrijven, voor de overige organisaties is dit onveranderd en maximaal € 820.000,–. Het is aan de Autoriteit Persoonsgegevens om te beslissen wanneer deze haar bevoegdheden, waaronder de boetebevoegdheid, inzet.
Welke maatregelen gaat u treffen om het aantal datalekken nog dit jaar drastisch terug te dringen?
Zorgaanbieders zijn op basis van de Wet bescherming persoonsgegevens zelf verantwoordelijk voor het voldoende nemen van passende technische en organisatorische maatregelen om persoonsgegevens te beveiligen tegen verlies of tegen enige vorm van onrechtmatige verwerking.
Ik ben bereid initiatieven op dit terrein te ondersteunen, zoals ik al doe met het bij vraag 1, 3 en 4 genoemde actieplan (informatie)beveiliging patiëntgegevens en met het ondersteunen van de oprichting van de sectorale CERT (Computer Emergency Response Team) voor de zorg, de stichting Z-CERT. De Zorg-CERT is een voorziening om bij cyberincidenten snel in actie te kunnen komen, om detectie te versnellen en kennisdeling over informatiebeveiligingsincidenten te vergroten en hiermee de impact van dergelijke incidenten te beperken.
De internetconsultatie rondom het wetsvoorstel beroepenregulering |
|
Corinne Ellemeet (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het feit dat de datum voor opening van de internetconsultatie rondom het wetsvoorstel beroepenregulering, zoals aangegeven in uw brief van...... niet is gehaald conform de voorgestelde tijdperiode (het najaar van 2016)? Kunt u de toelichten waarom dit niet is gebeurd? Welke stappen bent u voornemens te zetten om dit alsnog in gang te zetten?1
Met de brief2 van 13 december 2016 heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn voornemen voorjaar 2017 een wetsontwerp over beroepenregulering in internetconsultatie te brengen. Het wetsontwerp heeft betrekking op beroepenregulering in de gezondheidszorg en beslaat de volgende onderwerpen: invoering van het beroep van orthopedagoog-generalist en het beroep van regieverpleegkundige in de Wet BIG, het actualiseren van het deskundigheidsgebied van de verpleegkundige, het uitbreiden van de eisen tot herregistratie en tot slot het actualiseren van de deskundigheidsgebieden van de apotheker, de psychotherapeut en de gezondheidszorgpsycholoog. Omdat deze wijzigingen op een zeer grote groep van invloed zijn, staat zorgvuldigheid voorop. Dat is dan ook de reden dat ik de komende maanden wil gebruiken om uitgangspunten bij de sector te sonderen. Vervolgens zal ik het wetsontwerp aanscherpen en in internetconsultatie brengen.
Deelt u de constatering dat implementatie van de twee beroepsprofielen voor verpleegkundigen op MBO- en op HBO (Bachelor) niveau, die aan u zijn overhandigd in januari 2016, wenselijk is? Zo ja, hoe ver staat het met de implementatie van deze profielen? Zo nee, waarom niet
Ja. Dit is dan ook de reden dat ik, na overhandiging van het rapport toekomstbestendige beroepen in de verpleging en verzorging3, ben gestart met het schrijven van dit wetsvoorstel rondom de beroepenregulering. Daarnaast zie ik dat de sector ook gestart is met verschillende initiatieven om de implementatie van de beroepsprofielen te bewerkstelligen. Zo is het hbo-onderwijs gestart met het opleiden van studenten volgens het nieuwe opleidingsprofiel Bachelor Nursing 2020 en zijn verschillende ziekenhuizen gestart met proeftuinen om het onderscheid de mbo- en hbo-opgeleide verpleegkundigen ook in de praktijk te implementeren.
Op welke wijze wordt het advies van Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN)(1090066–160865-MEVA) over de zelfstandige bevoegdheden van de bachelor opgeleide verpleegkundige overgenomen bij de wijzigingen van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (wet BIG)? Op welke wijze wordt deze groep verpleegkundigen in twee beroepstitels geregistreerd? Kunt u aangegeven hoe de overgangsregeling er uit komt te zien? Wanneer komt u met deze overgangsregeling?
In het wetsvoorstel rondom de beroepenregulering zal worden ingegaan op o.a. de verschillende beroepstitels, de deskundigheidsgebieden en de overgangsregeling voor de huidige groep BIG-geregistreerde verpleegkundigen. Zoals hierboven vermeld, streef ik er naar om onze uitgangspunten bestuurlijk te sonderen en vervolgens in internetconsultatie te brengen.
Wat gaat er gebeuren met de in-service opgeleide verpleegkundigen die veelal een vervolgopleiding op HBO niveau hebben gevolgd? Welke beroepstitels krijgen de verpleegkundigen op zowel MBO als HBO niveau?
Zie antwoord vraag 3.
Het meewerken aan illegaal commercieel draagmoederschap uit Cambodja door de Nederlandse ambassade |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van de berichten over het met hulp van de Nederlandse ambassade «halen» van een baby uit Cambodja?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat draagmoedertoerisme ongewenst is?
Internationaal (commercieel) draagmoederschap kan gepaard gaan met risico’s voor de draagmoeder, het (toekomstig) kind en de wensouders. In de reactie op het rapport van de Staatscommissie Herijking ouderschap van 7 december jl.2 heeft het kabinet daarom gesteld het van belang te achten dat bestaande knelpunten worden opgelost en rechtszekerheid kan worden geboden aan alle betrokkenen, in het bijzonder het kind.
Het rapport van de Staatscommissie is door uw Kamer controversieel verklaard. Een beslissing over de opvolging van de aanbevelingen van de Staatscommissie, waaronder die over draagmoederschap, laat ik mede in dat licht graag aan een volgend kabinet.
Op welke wijze werkt Nederland mee aan het naar Nederland halen van een kind uit het buitenland dat voortkomt uit een draagmoederschapsconstructie? Hoe verhoudt dit zich tot de terughoudendheid die het kabinet nastreeft vanwege de grote risico’s?2 Werkt Nederland op geen enkele manier mee aan het omzeilen van de regels in andere landen?
De Nederlandse rol beperkt zich tot het beoordelen van een eventuele paspoortaanvraag en het daarbij vaststellen van het Nederlanderschap. Wanneer een Nederlands staatsburger zich tot een ambassade wendt om met een kind (al dan niet ontstaan uit een draagmoederschapsconstructie) naar Nederland te reizen, zal in ieder afzonderlijk geval aan de hand van de specifieke feiten en omstandigheden worden vastgesteld of naar Nederlands recht bij of na de geboorte familierechtelijke betrekkingen zijn ontstaan tussen de Nederlandse wensouders en het kind (bijvoorbeeld door erkenning van de ongeboren vrucht, erkenning van de reeds geboren minderjarige of door adoptie) en of het kind bij of na de geboorte het Nederlanderschap heeft verkregen. Indien dit het geval is kan een Nederlands reisdocument worden afgegeven en kan het kind naar Nederland reizen.
Een in het buitenland geboren Nederlands kind zal desgevraagd een Nederlands paspoort verstrekt krijgen indien aan de voorwaarden zoals omschreven in de Nederlandse Paspoortwet wordt voldaan. Waar nodig en gewenst (en een eventuele andere nationaliteit dit mogelijk maakt) zal consulaire bijstand verleend worden.
Is het wel gewenst dat een kind afkomstig uit een land waar sprake is van commercieel draagmoederschap eenvoudig de Nederlandse nationaliteit kan krijgen?
Ik begrijp de vragen 4 en 5 zo dat in essentie wordt gevraagd naar de wenselijkheid van internationaal commercieel draagmoederschap en de wijze waarop wordt omgegaan met kinderen die na dergelijke praktijken worden geboren. Zoals onder het antwoord op vraag 2 reeds is gesteld, laat ik een beslissing over de opvolging van de aanbevelingen van de Staatscommissie graag aan een volgend kabinet. Dat geldt daarmee ook voor het door u gevraagde oordeel over de wenselijkheid van het huidige wettelijk kader voor de erkenning van en nationaliteitsgevolgen voor kinderen na draagmoederschap.
Is het wel gewenst dat het kind al voor de geboorte erkend kan worden door de Nederlandse wensouder(s)? Wordt op deze manier commercieel draagmoederschap niet sterk bevorderd?
Zie antwoord vraag 4.
In hoeverre zijn er op dit moment mogelijkheden om (strafrechtelijk) op te treden tegen het doen van betalingen vanwege draagmoederschap die hoger zijn dan een onkostenvergoeding?
De huidige strafbepalingen op het gebied van draagmoederschap (art. 151b en 151c Wetboek van Strafrecht) hebben tot doel te voorkomen dat een klimaat ontstaat waarin het verschijnsel commercieel draagmoederschap zich kan ontwikkelen. Het doen van betalingen vanwege draagmoederschap is (op dit moment) niet strafbaar gesteld in Nederland.
Is het gewenst dat een ambassademedewerker langs gaat bij een vrouw die draagmoeder is geweest om te vragen of zij vrijwillig afstand van haar kind heeft gedaan? Hoort dit bij de normale taakopvatting van ambassademedewerkers, ook als er sprake is van activiteiten die in een land illegaal zijn? Maakt het hierbij nog uit dat een dergelijk activiteit ook in Nederland illegaal is?
Nederlandse ambassades en consulaten hebben voor wat betreft de paspoortverstrekking slechts een inname-rol die vervuld wordt binnen de kaders die de Paspoortwet en Paspoortuitvoeringsregeling buitenland aan die inname stellen. De dienstverlening van de ambassade bestaat uit het innemen van een paspoortaanvraag waarbij de moeder van het kind haar toestemming voor de indiening van de paspoortaanvraag dient te verlenen. Voldoen aan de voorwaarden zoals omschreven in de Nederlandse Paspoortwet is een voorwaarde voor de verstrekking van een Nederlands paspoort.
Hoe wordt voorkomen dat ambassadepersoneel activiteiten ontplooit die (onbedoeld) te beschouwen zijn als medewerking aan kinderhandel? In hoeverre is dit strafbaar?
Zie antwoord vraag 7.
Is het juist niet de taak van ambassades om te rapporteren als er signalen zijn dat Nederlanders betrokken zijn bij illegale draagmoederconstructies?
Het is niet aan de Nederlandse ambassade om onderzoek te verrichten naar illegale draagmoederconstructies in het buitenland en naar eventuele betrokkenheid van individuele Nederlanders daarin. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken adviseert Nederlanders in de BZ-reisadviezen zich aan de lokale wetten, regels en gebruiken van het land te houden. Indien er signalen zijn dat Nederlanders betrokken zijn bij illegale handelingen in het buitenland is het aan de buitenlandse autoriteiten, in het kader van hun soevereiniteit, om daar opvolging aan te geven. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken stelt vast of documenten voortvloeiend uit een draagmoederconstructie, die als onderbouwing voor een consulaire dienstverlening worden aangeboden, rechtmatig werden opgesteld en verkregen. Deze vaststelling wordt meegenomen in de beoordeling van de aanvraag voor consulaire diensten.
Bent u van mening dat een dergelijke draagmoederconstructie geaccepteerd moet worden, terwijl het betrokken land juist zoekt naar mogelijkheden om commercieel draagmoederschap te voorkomen?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar de antwoorden die zijn gegeven op vragen 2, 4 en 5.
Hoe verhoudt dit meewerken zich tot het steeds strenger wordende beleid rond interlandelijke adoptie, waarbij terecht de risico’s van kinderhandel zoveel mogelijk worden uitgesloten? Is hier geen sprake van meten met twee maten?
Illegale opneming van kinderen in een gezin dan wel kinderhandel is uitermate onwenselijk. Om die reden draagt het kabinet er zorg voor dat er zorgvuldige procedures zijn met betrekking tot interlandelijke adoptie en heeft het kabinet zich positief uitgelaten over het advies van de Staatscommissie om onder strikte voorwaarden een regeling voor draagmoederschap in te stellen.
Welke mogelijkheden heeft de Nederlandse regering om andere landen, zoals Cambodja, bij te staan in de strijd tegen commercieel draagmoederschap en kinderhandel?
Zoals uit de onderhavige casuïstiek blijkt, is Cambodja zelf actief bezig met de aanpak van (commercieel) draagmoederschap. In internationaal verband vindt in het kader van de «Expertgroup International Parentage and International Surrogacy» van de Haagse Conferentie (waarvan Cambodja overigens geen lid is) kennisuitwisseling over dit thema plaats.
Is Nederland verplicht mee te werken aan uitlevering, mocht Cambodja wensouders willen vervolgen vanwege uitbuiting of kinderhandel? Zo ja, wat zijn hierbij de randvoorwaarden?
Welk gevolg Nederland aan een uitleveringsverzoek geeft, hangt af van de inhoud daarvan. Zo moet het verzoek betrekking hebben op strafbare feiten die ook naar Nederlands rechts met een vrijheidsstraf zijn bedreigd. Wanneer het gaat om een verdachte met de Nederlandse nationaliteit, dan kan een overname van de strafzaak door Nederland in overweging worden genomen als alternatief voor uitlevering, waartoe Nederland ten aanzien van Cambodja niet verplicht is.
Het bericht dat zorgketens voor kwetsbare ouderen aan alle kanten kraken |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Ketenzorg kwetsbare ouderen kraakt aan alle kanten»?1
Ja.
Hoe kan het dat de situatie nog steeds nijpender wordt, terwijl de Stichting Samenwerkende Instellingen Gezondheidszorg Regio Amsterdam (SIGRA) al in april 2015 waarschuwde voor knelpunten in de doorstroming van patiënten die (soms tijdelijk) niet langer thuis kunnen wonen na een voorval thuis of een ziekenhuisopname?
SIGRA constateert dat sinds 2015 al gewerkt wordt aan het verbeteren van de samenwerking rondom kwetsbare ouderen in Amsterdam. De aandacht die dit onderwerp sindsdien regionaal en landelijk heeft gekregen heeft al tot veel verbetering geleid. Toch staat men in deze regio nog voor een grote uitdaging.
SIGRA heeft de problematiek in de regio Amsterdam grondig geanalyseerd, waar ik de regio’s in mijn Kamerbrief «aanpak acute zorg» van 5 oktober jl. ook om heb gevraagd, en biedt met dit document handvatten voor de individuele zorgverleners en aanbieders om de zorg verder te verbeteren. Ik vind het belangrijk dat partijen er alles aan doen om te zorgen dat de patiënt op de juiste plek terecht komt. SIGRA levert daar naar mijn oordeel een belangrijke bijdrage aan met het document dat de organisatie heeft opgeleverd. Hierin staan handvatten voor verbetering van de zorg in de regio Amsterdam. Ik vind het document ook zeer waardevol voor andere partijen in de keten van de acute zorg en ouderenzorg en zal het document daarom ook breder verspreiden.
Welke acties zijn er sindsdien genomen en waarom blijft het resultaat van die acties onvoldoende?
Ik verwijs voor het antwoord op de vraag naar mijn brief «Voortgang aanpak drukte in de acute zorg».
Bent u bereid uit te zoeken hoeveel ouderen momenteel niet op de juiste plek verblijven? Zo nee, waarom niet?
Dit wordt niet landelijk geregistreerd. Er zijn hiervoor ook geen criteria. De situaties van individuele patiënten verschillen van elkaar. Het is van groot belang dat alle energie wordt gezet op de omslag die nodig is in de verschillende organisaties om de patiënt de zorg te geven op de juiste plek. Daarop zijn alle acties ook gericht. Zie verder de brief «Voortgang aanpak drukte in de acute zorg».
Deelt u de mening dat de verzorgingshuizen nooit gesloten hadden mogen worden omdat dit een ook goede plek was voor tijdelijke opname na een ziekenhuisopname?
Het kabinet heeft belangrijke stelselwijzigingen doorgevoerd, zoals de overheveling van de wijkverpleging naar de Zvw, de decentralisaties naar de gemeenten en de invoering van de Wet langdurige zorg (Wlz). Dit om mensen juist in staat te stellen zoveel mogelijk kwaliteit van leven te behouden en zo lang als het gaat thuis, in hun eigen vertrouwde omgeving, te blijven wonen. Het extramuraliseren van de lichtere zorgzwaartepakketten had vooral betrekking op mensen die voorheen permanent in een instelling verbleven met een relatief lichte zorgvraag. Dit sloot aan op de trend dat mensen langer thuis willen wonen. Een belangrijke ontbrekende schakel in de zorg dicht bij huis was de mogelijkheid tot kortdurende opname bekostigd vanuit de Zvw. Per 2017 heeft het kabinet daarom het eerstelijns verblijf ondergebracht in de Zvw. Het eerstelijns verblijf heeft een andere functie dan de verzorgingshuizen. Het eerstelijns verblijf is een essentiële voorziening die bijdraagt aan het zo lang als mogelijk thuis kunnen wonen, het voorkomen van onnodige ziekenhuisopnames en tijdig ontslag uit het ziekenhuis.
Zie voor meer informatie de brief » Voortgang aanpak drukte in de acute zorg».
Problemen met hygiëne in een ggz instelling |
|
Lilian Marijnissen |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het schokkende bericht dat kwetsbare patiënten in een kliniek voor verslavingsproblematiek de noodklok hebben geluid vanwege problemen met hygiëne in de kliniek?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat deze kwetsbare patiënten klagen over zeer gebrekkige hygiëne en zich vervolgens niet gehoord voelen door de directie, noch door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)?
Ik kan mij goed voorstellen dat patiënten klagen als zij onhygiënische toestanden in een verslavingskliniek aantreffen. De beelden uit de uitzending laten zien dat de reiniging in deze verslavingskliniek op de getoonde plekken te wensen overlaat.
De instelling is verantwoordelijk voor hygiëne in de instelling. Patiënten die hier klachten over hebben, kunnen zich in eerste instantie wenden tot de zorgaanbieder zelf en vervolgens gebruik maken van de klachten- en geschillenregeling van de instelling zelf. Op die manier kan de instelling direct aangesproken worden om er iets aan te doen. Als dat niet tot verbetering leidt kan dit worden gemeld bij het Landelijk Meldpunt Zorg.
De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) houdt toezicht op de kwaliteit en veiligheid van zorg. Hygiëne is hier een onderdeel van. Omdat de IGZ niet iedere dag in iedere instelling aanwezig kan zijn wordt dit toezicht vormgegeven op basis van risico- en incidententoezicht. Het is daarom van belang dat wanneer een beroep op de klachten- en geschillenregeling niet leidt tot een verbetering, patiënten hun klacht melden bij het Landelijk Meldpunt Zorg. Op deze manier kunnen deze signalen in het toezicht worden betrokken.
Wat vindt u ervan dat de IGZ aangeeft geen tijd te hebben om de hygiëne bij verslavingsklinieken te inspecteren? Is dit in overeenstemming met de taakomschrijving van de IGZ?
Zie antwoord vraag 2.
Is de IGZ volgens u voldoende toegerust om de verantwoordelijkheid voor het toezicht op de hygiëne in de Nederlandse gezondheidszorg aan te kunnen?
Reiniging en desinfectie, als onderdeel van hygiëne en infectiepreventie, gaan de verspreiding van micro-organismen tegen. Samen met andere voorzorgsmaatregelen kunnen zo zorginfecties bij patiënten en de verspreiding ervan worden voorkomen. Dit is van groot belang voor de patiëntveiligheid en is daarom een van de speerpunten van de IGZ. De inspectie focust hierbij op die zorginstellingen waar het risico voor de patiënten om een zorginfectie op te lopen het grootst zijn. Het gaat dan om zorginstellingen waar de meest kwetsbare (somatische) patiënten verblijven en waar veel invasieve handelingen gebeuren zoals in ziekenhuizen, verpleeghuizen, privéklinieken, eerste lijn en mondzorg.
Hygiëne en infectiepreventie is een speerpunt van de inspectie. Er is een specialistisch team binnen de inspectie aangesteld voor het toezicht hierop. Ik acht de inspectie hiermee voldoende toegerust om toezicht te houden op de hygiëne in de Nederlandse gezondheidszorg.
Bent u op de hoogte van soortgelijke problemen met hygiëne bij andere ggz-instellingen? Zo ja, kunt u de Kamer berichten bij hoeveel instellingen dit soort problematiek speelt? Zo neen, kunt u onderzoeken of dit bij meerdere instellingen speelt?
De inspectie komt soortgelijke problemen in de ggz nauwelijks tegen. In voorkomende gevallen waar de inspectie tijdens een inspectiebezoek voorbeelden van slechte reiniging of hygiëne aanloopt wordt dit aangekaart bij de instelling.
Gaat u ingrijpen om ervoor te zorgen dat de problemen met hygiëne in de verslavingskliniek per direct opgelost worden?
De inspectie heeft de raad van bestuur van de instelling de opdracht gegeven te rapporteren op welke wijze de instelling zorg draagt voor goede hygiëne binnen de gehele instelling en de manier waarop dat wordt geborgd. De inspectie gaat hierover op korte termijn spreken met de raad van bestuur. Op basis van het totale beeld wordt door de IGZ beoordeeld of verdere maatregelen noodzakelijk zijn.
Het al dan niet verplicht aanbesteden in de zorg |
|
Rens Raemakers (D66), Vera Bergkamp (D66) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de tegenstrijdige berichtgeving over het aanbesteden van zorg in het sociale domein?1 2
Kunt u aangeven in hoeverre en waar openbare aanbesteding in het sociale domein wel of niet verplicht is?
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat er onduidelijkheid bestaat over het al dan niet verplicht aanbesteden, en dat dit mogelijkerwijs leidt tot onnodige keuzes? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, kunt u dit toelichten?
In hoeverre bent u bereid om samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) de kennis over het al dan niet aanbesteden en eventuele andere opties te vergroten bij gemeenten? Kunt u toelichten op welke termijn, en op welke wijze, u dit van plan bent? Zo nee, waarom kunt u dit niet?
Het bericht 'Opa Penning overlijdt door inschattingsfout' |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht: «Opa Penning overlijdt door inschattingsfout»?1
Ja.
Waarom zijn (exact dezelfde) verbeterpunten na het eerdere sterfgeval niet gelijk doorgevoerd? Vindt u dat niet wrang voor de nabestaanden van meneer Penning?
De IGZ heeft bij deze meldingen de gebruikelijke procedure gevolgd. De instelling heeft op verzoek van de IGZ de sterfgevallen onderzocht, onder leiding van een onafhankelijk externe voorzitter van de onderzoekscommissie. De verbetermaatregelen naar aanleiding van het onderzoek naar het eerdere sterfgeval waren nog niet geformuleerd en doorgevoerd toen de heer Penning overleed. Inmiddels zijn de onderzoeken afgerond. Bij beide onderzoeken zijn verbeterpunten geformuleerd om in de toekomst dergelijke ongevallen met tragische gevolgen zo veel mogelijk te voorkomen. De omstandigheden en verbetermaatregelen blijken niet hetzelfde te zijn.
De IGZ heeft deze onderzoeken beoordeeld en geoordeeld dat de geformuleerde verbetermaatregelen voldoende waren. Daarnaast heeft de IGZ ook de praktijk getoetst door inspectiebezoeken te brengen, de rapporten hiervan zijn te vinden op de website van de IGZ. De inspectie concludeerde op basis van deze bezoeken dat de instelling voldoende heeft laten zien de verbetermaatregelen op te pakken. Zo maakt de zorgaanbieder afspraken met het ziekenhuis om de overdracht van zorg kwalitatief verder te verbeteren.
Ik zie nu geen aanleiding om het handelen van de IGZ in deze casus te onderzoeken.
Heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gefaald in haar toezichthoudende taak? Bent u bereid dit te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Is de inschattingsfout bij meneer Penning mede een gevolg van de hoge werkdruk en het tekort aan (goed opgeleide) medewerkers?
Uit het onderzoek van de instelling is gebleken dat het gaat om lacunes in het opnameproces en niet dat de werkdruk en tekort aan gekwalificeerd personeel een rol speelde. Uit de toezichtbezoeken die de inspectie uitvoerde bleek daarnaast dat de bezetting en deskundigheid van zorgverleners op orde was.
Zo nee, denkt u niet dat de kans groter is dat een dodelijke aanval door een medebewoner, zoals meneer Penning vermoedelijk overkomen is, beter te voorkomen is, als er op dit moment wel al een bezettingsnorm van minimaal 2 medewerkers op 8 bewoners zou zijn?
De gedwongen verhuizing van ouderen bij zorginstelling Aafje |
|
Lilian Marijnissen |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Vindt u het ook zo schandalig dat 35 hoogbejaarde ouderen tussen de 90 en 102 jaar oud van de zorginstelling Aafje, vestiging Boekenrode, gedwongen worden te verhuizen?1
De cliënten van Aafje op wooncomplex Boekenrode (voor 2013 verzorgingshuis Zuidwijk) huren hun woning van woningcorporatie Vestia. Voor Boekenrode is een nieuwe huisvesting gebouwd, locatie Slinge. Een deel van de bewoners is in 2013 niet verhuisd naar de nieuwbouw, maar bleef liever op de oude locatie Boekenrode wonen. Zij maken gebruik van een restaurant en de 24-uurs aanwezigheid van Aafje. Per 1 oktober staakt Aafje deze diensten. Hiervoor in de plaats komen 24 uurs beschikbare zorg, personenalarmering en maaltijdverzorging.
Aafje verandert dus het dienstenpakket, omdat het aantal cliënten terugloopt en er weinig belangstelling is voor het ontmoetingsplein en restaurant (slechts 10 tot 15 bezoekers per dag). Het restaurant is daarmee niet de sociale schakel geworden die Aafje voor ogen stond. Tevens veranderde de leefomgeving op Boekenrode, omdat andere bewoners in het complex kwamen wonen. Volgens Aafje is het niet langer mogelijk een kwalitatief verantwoorde leef- en werkomgeving te bieden.
Aafje heeft de bewoners geïnformeerd en persoonlijke gesprekken met hen gevoerd. Gezien de verandering in het dienstenpakket en de veranderende woonomgeving, heeft Aafje met de bewoners besproken of de woonomgeving nog voldeed. Uit de gesprekken is gebleken dat vier bewoners willen blijven wonen met zorg en diensten van Aafje. De overige 25 bewoners willen liever verhuizen. De verhuisde bewoners zijn volgens Aafje tevreden met hun nieuwe huis. De wijze waarop bewoners worden geïnformeerd en de begeleiding bij de verhuizing door Aafje vindt het zorgkantoor zorgvuldig.
Een verhuizing kan verdrietig zijn en een bewoner kan daar tegen opzien, zeker als hij op leeftijd is. Verhuisbewegingen zijn echter ook in de ouderenzorg soms onvermijdelijk. Appartementen worden gerenoveerd, voor andere doeleinden gebruikt of er komen andere bewoners in de buurt te wonen, waardoor bewoners zich er niet meer thuis voelen.
Wat vindt u ervan dat zorginstelling Aafje er niet voor kiest om de 35 bewoners in hun appartement te laten blijven wonen met de benodigde 24-uurszorg en geen nieuwe mensen meer te huisvesten die langdurige zorg nodig hebben? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Acht u het bevorderlijk voor het welzijn van hoogbejaarde mensen tussen de 90 en 102 jaar dat ze uit hun vertrouwde omgeving worden gehaald, een verhuizing moeten doormaken en vervolgens in een nieuwe omgeving moeten aarden? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u uitleggen hoe het mogelijk is dat de directie van Aafje de langdurige zorg bij vestiging Boekenrode afstoot, omdat dit niet rendabel genoeg is? Mag een zorginstelling dit zomaar doen? Graag een toelichting.
Het is niet vreemd dat een zorginstelling haar dienstverlening verandert als deze niet aansluit op de vraag. Als een zorgaanbieder diensten of voorzieningen niet meer kan aanbieden, treedt hij van tevoren in overleg met de cliënt en/of het zorgkantoor en de gemeente. Aafje heeft de bewoners geïnformeerd en is met hen in gesprek gegaan over hun woonwensen. Aafje begeleidt de verhuizing.
De gemeente is door Aafje in april geïnformeerd over de stopzetting van de genoemde dienstverlening. Het zorgkantoor overlegt regelmatig met Aafje over de toekomst van locaties.
Vindt u het wenselijk dat door de bezuinigingen die u heeft ingezet, zorginstellingen langdurige zorg afstoten omdat ze de plekken niet opgevuld krijgen met het argument dat langdurige zorg niet rendabel is?
Het is verstandig het aanbod van dienstverlening aan te passen als er onvoldoende vraag naar is. Het is daarom begrijpelijk dat Aafje haar dienstenpakket wijzigt van 24-uurs aanwezigheid en een restaurant naar zorgdiensten met 24-uurs beschikbaarheid, personenalarmering en maaltijdverzorging.
Overigens kunnen bewoners voor woonzorg bij Aafje of een andere aanbieder terecht. De zorg wordt niet «afgestoten». Iemand met een indicatie blijft recht op zorg houden.
Is u bekend hoeveel zorginstellingen locaties van verzorgingshuizen hebben gesloten, omdat het verlenen van de de zorg volgens hen niet meer rendabel is? Zo ja, om hoeveel zorginstellingen gaat het? Zo neen, bent u bereid om dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren?
Er wordt geen landelijke lijst bijgehouden van locaties van verzorgingshuizen die sluiten of een andere bestemming krijgen, al dan niet met zorg. Evenmin wordt bijgehouden wat de redenen daarvan zijn. In het onderhavige wooncomplex huren de bewoners sinds 2013 van de woningcorporatie Vestia. Tegelijkertijd is op een ander locatie, Slinge, nieuwbouw gekomen.
In zijn algemeenheid kan de reden voor de sluiting of verandering van de bestemming van een locatie zeer divers zijn. Het kan gaan om renovatie, nieuwbouw, een andere wijze van dienstverlening (thuiszorg met alarmering en maaltijdverzorging) of afstoting van een gebouw, al dan niet voor andere zorg. Gelet op het bovenstaande is er voor mij geen aanleiding hiernaar onderzoek te doen.
Overigens is sinds de jaren »80 de vraag naar het verzorgingshuis aanzienlijk gedaald, ondanks de sterke stijging van het aantal 80-plussers (zie onderstaande figuur). Mensen maken andere keuzes.
Gaat u ingrijpen om te voorkomen dat deze ouderen, die niet langer de benodigde zorg kunnen krijgen van Aafje op locatie Boekenrode, gedwongen moeten verhuizen?
Het belangrijkste vind ik dat Aafje en de bewoners in goed overleg afspraken maken over de toekomst. Van Aafje ontving ik de informatie dat 25 bewoners wilden verhuizen. Vier bewoners willen blijven wonen. Dat kan volgens Aafje met de 24-uurs bereikbaarheid, maaltijdservice en personenalarmering.
Op een verhuizing zit een deel van de bewoners niet te wachten en dat begrijp ik goed. Dat neemt niet weg dat het onvermijdelijk is dat een zorgaanbieder aanpassingen moet doen in geval van te weinig vraag naar zijn dienstverlening.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat er in toekomstige situaties op deze manier met ouderen in verpleeghuizen wordt omgegaan?
Verhuizen is ook in de ouderenzorg, van alle tijden. Renovatie, nieuwbouw of een veranderende omgeving kunnen verhuizing noodzakelijk maken. In dit geval verandert de woonomgeving. Daarom wilden 25 bewoners verhuizen en vier bewoners willen blijven.
Het zorgkantoor meldt mij verder dat zij regelmatig overlegt met Aafje over het perspectief op de lange termijn van de verschillende locaties. Het zorgkantoor vindt de opening van een nieuwe locatie Slinge in Charlois en de aanpassingen op de locatie van Boekenrode passend.
Hoe lang sluit u nog de ogen nog voor de tekortschietende zorg die Aafje biedt, gelet op de op handen zijnde gedwongen verhuizing en de forse kritiek die de Inspectie voor de gezondheidszorg recent heeft geuit? Wanneer is volgens u de grens bereikt?2
De IGZ heeft Aafje voor de locaties met cliënten die WLZ-zorg ontvangen op 10 februari 2017 een aanwijzing gegeven, vanwege structurele tekortkomingen binnen de thema’s cliëntdossier en sturen op kwaliteit en veiligheid.
De aanwijzing geldt zes maanden en de IGZ volgt de voortgang van de noodzakelijke verbeteringen gedurende die tijd nauwgezet. Zo nodig neemt zij aanvullende maatregelen.