De toepassing van werktijdverkorting en de economische gevolgen van de coronacrisis |
|
Bart van Kent , Mahir Alkaya |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Kunt u de laatste stand van zaken geven ten aanzien van het aantal keren dat werktijdverkorting is aangevraagd?
De wtv-regeling was niet berekend op het ongekende grote beroep dat op de regeling gedaan werd. Daarom is besloten om de wtv-regeling in te trekken, en te werken aan de invoering en openstelling van de nieuwe tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkbehoud (NOW). Deze regeling maakt het mogelijk om werkgevers sneller tegemoet te komen, omdat er gewerkt zal worden aan de hand van voorschotten. De regeling wordt uitgevoerd door UWV en maakt het mogelijk om sneller aan meer aanvragen te voldoen dan bij de wtv-regeling het geval was. Reeds ingediende wtv-aanvragen bij UWV zijn beschouwd als ingediende aanvragen voor de nieuwe regeling. Op het moment dat de website dinsdagochtend 17 maart 2020 offline is gegaan waren er 54.022 aanvragen voor werktijdverkorting. Inmiddels hebben meer dan 130.000 werkgevers een aanvraag ingediend voor de NOW.
Klopt het dat het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) in Eindhoven alle aanvragen voor werktijdverkorting gaat behandelen? Zo nee, hoe worden deze aanvragen dan verwerkt?
Zie antwoord vraag 1.
Is er voldoende capaciteit beschikbaar om het aantal aanvragen snel te kunnen beoordelen, ook wanneer het aantal aanvragen snel blijft oplopen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat ondernemers wel zes weken moeten wachten alvorens zij uitbetaald krijgen? Zo ja, bent u bereid alles in het werk te stellen om deze termijn te verkorten? Zo nee, hoe lang duurt dit dan wel?
Zie antwoord vraag 1.
Komt de uitvoering van andere werkzaamheden van het UWV, waaronder het tijdig overmaken van mensen hun uitkering, onder druk te staan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het uitvoeren van de NOW en de Tofa vraagt veel van het UWV. Het kabinet heeft grote waardering voor de wijze waarop het UWV deze nieuwe taken oppakt. Naast de maatregelen in het kader van het noodpakket heeft het UWV ook reguliere werkzaamheden, waaronder het tijdig overmaken van uitkeringen. De stijging in het aantal WW-aanvragen is daarvoor een eigenstandige uitdaging. Op dit moment worden WW-uitkeringen tijdig uitgekeerd, maar het kabinet houdt de vinger aan de pols.
Wat is uw reactie op de opmerking van de Minister van Economische Zaken dat de ruim 1 miljoen zelfstandigen zonder personeel (zzp'ers) niet hoeven te rekenen op compensatie voor hun inkomensterugval omdat zij daar «ook een beetje zelf voor gekozen» hebben?1
Om ervoor te zorgen dat mensen in staat zijn deze moeilijke periode te overbruggen, heeft het kabinet het noodpakket banen en economie ingevoerd. Door de maatregelen die we nemen om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, derven veel zelfstandigen noodgedwongen inkomsten. Met de Tozo is het kabinet ook deze groep tegemoetgekomen. Ik onderschrijf daarom ook woorden die de Minister van Economische Zaken en Klimaat uitsprak tijdens het debat over de actuele ontwikkelingen rondom het coronavirus: «Die zzp'ers hebben nu een plaats in dat pakket. Dat is ook bedoeld, dat is ook verdiend, dat is ook verstandig».
Uw Kamer heeft met de motie Gijs van Dijk c.s. ook aandacht gevraagd voor de groep werknemers met een oproep- of uitzendcontract die buiten de WW of de bijstand vallen.2 In mijn brief van 20 mei heb ik u op de hoogte gesteld van de mogelijkheden voor een vangnet voor deze groep.3
Onderschrijft u de uitspraken van de Minister van Economische Zaken of bent u wel van plan om mensen met een onzeker inkomen – waaronder zzp’ers – te compenseren voor de terugval in inkomen vanwege de coronacrisis? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht ‘Nabestaandenpensioen in gevaar door coronavirus’ |
|
Corrie van Brenk (PvdA) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Nabestaandenpensioen in gevaar door coronavirus»?1
Ja.
Wat vindt u van de opmerkingen van de woordvoerder van pensioenadviesbureau Aon, dat het negatieve reisadvies van de Nederlandse overheid naar aanleiding van het coronavirus:
Werkgevers hebben de plicht te zorgen voor de veiligheid en gezondheid van hun werknemers, ook als werknemers voor hun werk naar het buitenland reizen en daar verblijven. In dat kader en in het belang van de volksgezondheid dient de werkgever de richtlijnen van het RIVM en de reisadviezen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zoveel als mogelijk na te leven. Op dit moment geldt kleurcode oranje voor de hele wereld. Buitenlandse Zaken adviseert alle Nederlanders om niet meer naar het buitenland te reizen tenzij het noodzakelijk is. Voor zakenreizen geldt dat werkgevers en werknemers goed moeten overwegen of een zakenreis op dit moment wel echt noodzakelijk is.
Bent u het eens met het advies van de woordvoerder van pensioenadviesbureau Aon, dat werkgevers en werknemers er goed aan doen om de uitvoeringsovereenkomst goed door te nemen en eventueel contact op te nemen met de adviseur en de pensioenuitvoerder? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat werkgevers en werknemers er in het algemeen altijd goed aan zullen doen om de uitvoeringsovereenkomst goed door te nemen. Op deze manier weten beide partijen vooraf waar ze aan toe zijn.
Bent u voldoende gerustgesteld door de opmerking van de woordvoerder van het Verbond van Verzekeraars dat het onwaarschijnlijk is dat verzekeraars daadwerkelijk gebruik gaan maken van de clausule? Wilt u daar nog iets aan toevoegen?
Ja, dit is bevestigd door het Verbond van Verzekeraars. Zie antwoord op vraag 5.
Kunt u uitsluiten dat het negatieve reisadvies van de Nederlandse regering naar aanleiding van het COVID19 virus gebruikt wordt door verzekeraars om polissen in het kader van nabestaandenpensioen, arbeidsongeschiktheid en/of andere verzekeringen niet uit te keren? Zo nee, waarom niet?
Door het Verbond van Verzekeraars is bevestigd dat het feit dat iemand overleden is door het coronavirus geen gevolgen heeft voor de uitkeringen uit hoofde van levensverzekeringen, uitvaartverzekeringen en nabestaandenpensioen. Eventuele uitsluitingen in polisvoorwaarden met betrekking tot verblijven in gebieden waar een negatief reisadvies geldt zijn niet bedoeld voor een situatie zoals deze met het virus. Zij verwachten dan ook dat verzekeraars gewoon zullen uitkeren. Dit staat ook vermeld op de website van het Verbond van Verzekeraars.2
Deelt u de mening dat het momenteel ongewenst en ongepast is om onzekerheid over verzekeringspolissen te laten ontstaan bij mensen die direct of indirect het slachtoffer zijn van (de gevolgen van) het COVID19 virus?
Ja. Op de website van het Verbond van Verzekeraars worden de meest gestelde vragen/situaties beantwoord, om zo de onzekerheid voor een groot gedeelte bij mensen weg te nemen.
Verloop Defender 2020 naar aanleiding van maatregelen in het kader van de bestrijding van Coivd-19 pandemie |
|
Sadet Karabulut |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Wat is de betekenis van de beslissing van EUCOM over het beperken van Amerikaanse deelnemers aan de oefening Defender 2020 in Europa voor de betrokkenheid van Nederland bij deze oefening?1
Op 13 maart jongstleden is uw Kamer een brief toegegaan over de gevolgen van COVID-19 voor militaire en civiele uitzendingen in lopende missies en operaties (Kamerstuk 29 521, nr. 402). Daarin is tevens een paragraaf opgenomen over militaire oefeningen, waarin uw Kamer is gemeld dat de oefening Defender 2020 is aangepast. De geplande troepenverplaatsing van een Amerikaanse gevechtsbrigade door Nederland wordt niet voortgezet. Het Ministerie van Defensie blijft de bondgenoten ondersteunen tot zij uit Nederland zijn vertrokken.
Klopt het dat alleen de mediadag voor oefening Defensie 2020 op 14 maart wordt afgelast of zijn andere elementen van de oefening die niet doorgaan?2
Zie antwoord vraag 1.
Overweegt u Nederlandse betrokkenheid aan Defender 2020 af te zeggen in het kader van pandemiebestrijding? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Wat betekenen de vandaag door de regering afgekondigde maatregelen, om bijeenkomsten met meer dan 100 personen af te gelasten, voor deze oefening en voor overige werkzaamheden en oefeningen van Defensie?
Zie antwoord vraag 1.
Het coronavirus en onderwijs |
|
Maarten Hijink , Peter Kwint |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Bruno Bruins (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Of we corona hiermee indammen? Ik kan er geen zinnig woord over zeggen»?1
De ontwikkelingen met betrekking tot het nieuwe coronavirus volgen elkaar in hoog tempo op. Het kabinet heeft daarom op 31 maart jl. in een ministeriële commissie crisisbeheersing (MCCB) besloten tot een verlenging van de aanvullende maatregelen tot en met 28 april. Deze aanvullende maatregelen zijn toegelicht in de Kamerbrief van 15 maart jl. (35 300-VI, nr. 114) Tot en met maandag 28 april wordt er geen les gegeven op locatie in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs, en de reguliere kinderopvang wordt gestaakt. Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van onderwijs op afstand.
Wat is uw reactie op het in het artikel geopperde idee om onderwijs, en vooral basisscholen, te gebruiken als opvang en daar desnoods een ouder voor de groep te zetten? Is het volgens u verstandig om ook in uitbraakhaarden mensen elke dag samen te laten komen om hun kinderen te brengen en te halen op een centrale plek?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u van mening dat het onderwijs een ander doel dient dan kinderopvang?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw reactie op de opmerking «dat scholen nog geen voorzorgsmaatregelen hoeven te nemen volgens het RIVM. Maar op de achtergrond doen scholen juist van alles»?2
Zie antwoord vraag 1.
Is het correct dat het ouders alleen is toegestaan om hun kind thuis te houden als er sprake is van verkoudheid, hoesten en koorts én hij of zij woonachtig is in Noord-Brabant? Wat vindt u ervan als ouders uit andere provincies kinderen thuis houden van school vanwege het coronavirus? Klopt het dat zij dan in strijd met de Leerplichtwet handelen? Hoe handelt de Inspectie van het Onderwijs als ouders, in Noord-Brabant of andere provincies, hun kinderen thuishouden vanwege het coronavirus?3
Zie antwoord vraag 1.
Wat zijn precies de gevolgen voor leerlingen/studenten die worden geconfronteerd met afgezegde of uitgestelde examens nu en vooral indien maatregelen langere tijd van kracht blijven?
Voor eindexamenleerlingen in het voorgezet onderwijs zijn aanvullende maatregelen uitwerkt. Deze maatregelen worden toegelicht in de Kamerbrief van 24 maart jl. (Kamerstuk 31 289, 416). Het centraal examen komt dit schooljaar te vervallen. Leerlingen kunnen op basis van de resultaten van hun schoolexamens het diploma behalen. Scholen krijgen langer de tijd om het schoolexamen goed en veilig te organiseren en af te sluiten. Bovendien worden scholen opgeroepen om de schoolexamens zo veel mogelijk op afstand te doen. Tevens wordt onderzocht hoe de doorstroom naar vervolgonderwijs zo goed mogelijk kan verlopen.
Voor studenten in het mbo zijn tevens aanvullende maatregelen uitgewerkt voor toetsen en examens alsook beroepspraktijkvorming en stages. Deze zijn toegelicht in de Kamerbrief van 17 maart jl. (Kamerstuk 31 524, nr. 462) Voor studenten in het mbo die dit studiejaar kunnen diplomeren, wordt examinering zoveel mogelijk doorgezet (met dien verstande dat de mbo-scholen tot en met 6 april de mogelijkheid hebben voor een time out). Daarnaast gaan stages (beroepspraktijkvorming) in de BOL door, tenzij anders volgt uit overheidsrichtlijnen (bv. horeca) of als het betreffende leerbedrijf de activiteiten zelf staakt en/of de student niet meer kan begeleiden. De student heeft het recht om tijdelijk geen BOL-stage te volgen, indien dit naar zijn of haar opvatting tot een te risicovolle situatie leidt. De school blijft studenten (op afstand) begeleiden, die hun stage continueren.
Voor studenten in het hoger onderwijs zijn tevens aanvullende maatregelen uitgewerkt. Deze zijn toegelicht in de Kamerbrief van 19 maart jl. (Kamerstuk 31 288, nr. 836) Instellingen laten zoveel mogelijk het onderwijs en tentaminering doorgang vinden (in alternatieve vormen). Wanneer studenten door de coronacrisis vertraging oplopen en daardoor de bsa-norm niet halen, worden instellingen verzocht het uitbrengen van een afwijzend bindend studieadvies uit te stellen naar het tweede studiejaar, gebruikmakend van de bestaande wettelijke mogelijkheid. Wat betreft de financiële effecten van de coronacrisis voor studenten, kunnen studenten gebruik maken van de leenmogelijkheden, waaronder collegegeldkrediet.
Wat zijn precies de gevolgen voor leerlingen/studenten die worden geconfronteerd met afgezegde of aangepaste stages nu en vooral indien maatregelen langere tijd van kracht blijven?
Zie antwoord vraag 6.
Wat zijn de gevolgen voor de studenten die door uitgestelde/afgezegde examens of veranderingen bij hun stages geconfronteerd worden met uitloop van de studie? Bijvoorbeeld als het gaat om het collegegeld?
Zie antwoord vraag 6.
Wat is precies het gevolg voor scholen die door (tijdelijke) sluiting wellicht niet meer aan de urennorm voor dit jaar voldoen?
De bekostiging aan scholen gaat door. Er wordt coulant omgegaan met een mogelijk verlies van onderwijstijd. Voorop staat dat scholen zich inspannen, zodat leerlingen zo min mogelijk achterstanden oplopen. Als scholen door de sluiting niet in staat zijn om voldoende onderwijstijd aan te bieden of het minimale aantal dagen onderwijs te verzorgen (189 dagen per schooljaar), is er in dit uitzonderlijke geval sprake van overmacht. In het mbo zijn er al mogelijkheden om van de wettelijke urennorm af te wijken en is bekostiging niet verbonden aan het naleven van de urennorm.
Het bericht ‘Trillende handen, dementie, depressie: landbouwgif is zo onschuldig niet' |
|
Carla Dik-Faber (CU), Tjeerd de Groot (D66) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met de 70 meldingen bij de Parkinson Vereniging die zijn gedaan naar aanleiding van een uitzending van het tv-programma «Zembla» betreffende Parkinson en de link met bestrijdingsmiddelen? Zo ja, hoe kijkt u naar deze meldingen?1
Ja. Ik neem deze berichtgeving serieus en ik begrijp dat deze aanleiding kan geven tot zorgen.
Heeft u naar aanleiding van de motie-Dik-Faber c.s. (Kamerstuk 27 858, nr. 502) er bij de Gezondheidsraad op aangedrongen dat naast Parkinson ook andere neurologische aandoeningen meegenomen worden in het advies over risico’s van bestrijdingsmiddelen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, worden deze nu meegenomen in het huidige onderzoek en advies?
Ja, de Gezondheidsraad is gevraagd om op basis van (internationaal) gepubliceerd onderzoek nader te onderzoeken of er gezondheidsrisico’s zijn door blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen en hierover te adviseren.
Heeft u de aanbevelingen van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb), de European Food Safety Authority (EFSA) en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) omtrent het verbeteren van de Europese goedkeuringsprocedure in relatie tot mogelijke motorische en neurologische aandoeningen al neergelegd bij de Europese Commissie? Zo ja, wat is hier tot op heden mee gedaan? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik heb de Europese Commissie per brief verzocht een traject te starten om de datavereisten op het gebied van neurologische aandoeningen te herzien voor Verordening (EG) 1107/2009.
Wat is de reden dat de Europese Unie de vergunning van het middel Mancozeb, ondanks de vele zorgen en de weerstand van Nederland, toch heeft verlengd tot november 2021?
Nederland heeft in de SCoPAFF-vergadering van 21 en 22 oktober 2019 met een stemverklaring aangegeven niet akkoord te kunnen gaan met de tijdelijke verlenging van de werkzame stof mancozeb en de Europese Commissie opgeroepen de besluitvorming over de herbeoordeling van deze stof af te ronden voor 31 januari 2020. De Europese Commissie heeft toegezegd dit zo spoedig mogelijk te doen (Kamerstuk 27 858, nr. 485). In deze herbeoordeling wordt de laatste beschikbare wetenschappelijke kennis meegenomen.
De Europese Commissie heeft de goedkeuring van de werkzame stof mancozeb (als onderdeel van een pakket van 10 werkzame stoffen) verlengd met een jaar, tot 31 januari 2021. De herbeoordeling van de werkzame stof mancozeb was helaas niet tijdig afgerond. Aangezien dit buiten de schuld is van de aanvrager voorziet Verordening (EG) 1107/2009 in het tijdelijk procedureel verlengen van zo’n werkzame stof op Europees niveau, zodat er voldoende tijd is om de herbeoordeling te kunnen afronden.
De Europese beoordeling van de werkzame stof mancozeb is inmiddels bijna afgerond. Er ligt een conceptvoorstel van de Europese Commissie tot het niet verlengen van de goedkeuring van deze werkzame stof. Dit conceptvoorstel stond voor discussie op de agenda van het SCoPAFF op 18 en 19 mei. Er is in dit overleg nogmaals het verzoek neergelegd bij de Europese Commissie om de besluitvorming over dit voorstel zo snel mogelijk af te ronden.
Bent u voornemens dit middel aan banden te leggen vanwege de grote vraagtekens rondom de volksgezondheid bij het gebruik van dit middel en de gevaren voor boerengezinnen en bewoners van het platteland die rechtstreeks met dit middel in aanraking komen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Wanneer verwacht u het advies van de Gezondheidsraad te ontvangen en met de Kamer te kunnen delen?
Ik verwacht het advies van de Gezondheidsraad over de gezondheidsrisico’s van blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen in de zomer en zal dit, samen met de Minister voor Medische Zorg en Sport en de Minister voor Milieu en Wonen, met uw Kamer delen.
Het beperkt aantal wettelijke verlofdagen in een verpleeghuis |
|
Evert Jan Slootweg (CDA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Radar «Maximaal 42 verlofdagen voor bewoners van zorginstelling»?1
Ja.
Tot mijn spijt heeft de beantwoording van deze vragen door de aanpak van de corona-crisis langer geduurd dan gebruikelijk.
Klopt het dat het daadwerkelijke aantal verlofdagen niet 42 is maar 146, en interpreteert het verpleeghuis in kwestie daarom de door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) opgestelde beleidsregel onnodig te strikt? Zo nee, zou in deze casus zorgverlening via het Volledig Pakket Thuis (VPT), Modulair Pakket Thuis (MPT) of een Persoonsgebonden budget (PGB) uitkomst kunnen bieden?
Ja, dat klopt. Het totaal aantal afwezigheidsdagen dat een zorgaanbieder in een jaar kan declareren wanneer de cliënt niet in de instelling verblijft, is maximaal 146 dagen per jaar1. Het betreft 42 dagen vakantieverlof met een maximum van twee weken per keer. Daarnaast kunnen cliënten wekelijks twee dagen (52 x 2 dagen = 104 dagen per jaar) aaneengesloten elders verblijven. De NZa heeft het per 1 januari 2020 mogelijk gemaakt dat weekenddagen ook doordeweeks kunnen worden opgenomen.
Komt het vaker voor dat mensen met een hoog geïndiceerd zorgprofiel door een familielid zelfstandig langdurig verzorgd worden, aangezien iemand zorg vanuit de Wet langdurige zorg(Wlz) kan aanvragen als er 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig is om ernstig nadeel te voorkomen?
Mensen die voor de Wlz zijn geïndiceerd kunnen die zorg ook thuis ontvangen in de vorm van een VPT, een MPT of een PGB. Zij hebben allen een behoefte aan 24 uur zorg in de nabijheid. Het betrof ultimo 2019 respectievelijk 11.977 VPT, 28.268 MPT en 45.555 PGB2. Een deel van deze mensen woont in een geclusterde woonvoor- ziening. In de regel wonen mensen met een hoog zorgprofiel in een intramurale instelling. Ouderinitiatieven worden hoofdzakelijk gefinancierd op basis van een PGB. Hierop zijn de beleidsregels van de NZa niet van toepassing.
In individuele omstandigheden is sprake van een behoefte aan een langer vakantie- verlof dan veertien dagen. Navraag bij Zorgverzekeraars Nederland en de branche- verenigingen ActiZ en de VGN leert dat in enkele tientallen individuele situaties per jaar sprake is van een wens tot verlof dat niet past binnen de voorwaarden van de in het antwoord op vraag 2 genoemde beleidsregels.
Speelt de problematiek rondom verlofdagen ook in de zorg voor kinderen met een beperking? Zo ja, zijn er ook signalen vanuit bijvoorbeeld bepaalde ouderinitiatieven dat de beleidsregel van de NZa rond verlofdagen spanning oplevert binnen het functioneren als gezin?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u van zins om de beleidsregel van de NZa te laten aanpassen om ouders en kinderen van personen die intramurale Wlz-zorg ontvangen en regelmatig hun familielid te logeren hebben, tegemoet te komen?
Het op- en vaststellen van beleidsregels is primair een bevoegdheid van de NZa. Over de signalen zoals ook in deze vragen verwoord, heb ik contact opgenomen met de NZa. De NZa heeft mij laten weten bereid te zijn om met zorgkantoren en zorg- aanbieders/brancheverenigingen knelpunten in de regels en nadere voorwaarden rondom de bekostiging van de afwezigheidsdagen te bespreken en zo nodig aan te passen, zodat partijen voldoende mogelijkheden hebben om maatwerk af te spreken.
Vanwege de coronacrisis komt het de afgelopen maanden voor dat mantelzorgers hun verwanten die in Wlz-instellingen wonen bij hen thuis verzorgen. Bij een langere afwezigheid dan veertien dagen, krijgen de instellingen de omzetderving die hiermee gepaard gaat gecompenseerd via de NZa beleidsregel SARS-CoV-2 virus.
Voor instellingen binnen de gehandicaptenzorg heb ik de regeling ten aanzien van de omzetderving verlengd tot 1 augustus 2020. Voor instellingen binnen de ouderenzorg tot 1 september 2020.
De berichtgeving rondom het coronavirus COVID-19 via de sociale mediakanalen van de Rijksoverheid |
|
Michel Rog (CDA), Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Bruno Bruins (VVD), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met de berichtgeving rondom het coronavirus (COVID-19) via de sociale mediakanalen van de Rijksoverheid?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat op zowel de website van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap als de Inspectie van het Onderwijs geen enkele informatie te vinden is over COVID-19, specifiek gericht op zaken die voor het onderwijs relevant zijn?
Informatie van de overheid is te vinden op de website van rijksoverheid.nl. Daar is ook alle informatie van de rijksoverheid te vinden over het Coronavirus COVID-19. Er is bewust voor gekozen om op één centrale plek alle actuele informatie continu bij te werken en er voor te zorgen dat er eenduidig informatie wordt verstrekt. Ministeries plaatsen dus niet zelf informatie over het Coronavirus COVID-19 op de pagina van hun eigen ministerie maar alle informatie wordt gebundeld op rijksoverheid.nl. Op de centrale pagina over het Coronavirus COVID-19 zijn specifieke vragen en antwoorden te vinden over reizen, voor ondernemers en ook over onderwijs. Op de website van het Ministerie van OCW, onderdeel van rijksoverheid.nl, is recent ook een link naar de veelgestelde vragen antwoorden over het Coronavirus COVID-19 en onderwijs op rijksoverheid.nl geplaatst. Ook de Inspectie van het Onderwijs heeft een link op haar website die verwijst naar de pagina «Veelgestelde vragen over het Coronavirus en het onderwijs» op rijksoverheid.nl.
Wat is de reden dat er op de hierboven genoemde websites bijvoorbeeld geen informatie is te vinden over hoe scholen om moeten gaan met personeel en/of kinderen met (milde) klachten en over wat de regels zijn voor het sluiten van scholen of het thuislaten van kinderen vanwege (angst voor) besmetting met het coronavirus, of hoe om te gaan met schoolreizen in binnen- en buitenland?
Tot en met maandag 6 april wordt er geen les gegeven op locatie in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs. Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van onderwijs op afstand.
Op de pagina «Veelgestelde vragen over coronavirus en het onderwijs» op rijksoverheid.nl, waar het Ministerie van OCW en de Inspectie van het Onderwijs naar verwijzen, worden vragen beantwoord. Naast vele andere vragen en antwoorden is daar ook het antwoord te vinden op de vraag waar school, universiteit of kinderopvangorganisaties terecht kunnen voor actuele informatie.
Bent u bereid om op de kortst mogelijke termijn wel deze informatie specifiek toegespitst op het onderwijs op de websites te plaatsen?
Zoals in de vorige antwoorden staat aangegeven is dat al gebeurd.
Kunt u aangeven of er rechtstreekse informatie hierover naar de scholen in Nederland is gestuurd of dat er een centraal punt is waar scholen zich kunnen melden met allerhande vragen over het coronavirus? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid scholen rechtstreeks te informeren en/of een centraal punt in te stellen waar scholen met vragen naartoe kunnen?
Vanuit het Ministerie van OCW is de afgelopen weken intensief contact geweest met de vertegenwoordigers van het onderwijsveld om hen zo goed mogelijk van informatie te voorzien. Zo zijn met de vertegenwoordigers van onderwijs-instellingen de adviezen van het RIVM gedeeld en is er op de website van de rijksoverheid specifieke informatie beschikbaar voor het onderwijs. Op dinsdag 10 maart hebben wij een brief gestuurd aan het onderwijs via alle sectorraden, vakbonden en diverse belangenorganisaties. Op donderdag 12 maart heeft het kabinet nieuwe adviezen en maatregelen aangekondigd om het virus zoveel mogelijk in te dammen en verdere verspreiding zoveel mogelijk te beperken. Naar aanleiding van deze adviezen en maatregelen is met al deze partijen overleg gevoerd over de uitwerking en uitvoering van de maatregelen in het onderwijs en over de impact die dit heeft voor scholen, onderwijspersoneel, leerlingen en ouders. Met de vertegenwoordigers van onderwijsinstellingen is afgesproken dagelijks contact te hebben over actuele ontwikkelingen. Hiervoor is een centraal informatiepunt ingericht op www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-covid-19
Met de vertegenwoordigers van de onderwijsinstellingen is op vrijdag 13 maart en op zondag 15 maart overleg gevoerd. Op zondag 15 maart heeft het kabinet besloten de scholen te sluiten.
Wordt er op dit moment nagedacht op het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over hoe te handelen bij scenario’s waarbij scholen dicht moeten vanwege gebrek aan personeel of grootschalige besmetting met het coronavirus bij kinderen/ouders of scenario’s waarbij scholen in delen van Nederland of heel Nederland dicht moeten voor een bepaalde tijd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze worden scholen geholpen bij het vormgeven van afstandsonderwijs op een dergelijk grote schaal?
Zondag 15 maart is besloten om tot en met maandag 6 april geen les meer te geven op locatie in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs, en middelbaar beroepsonderwijs. Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van onderwijs op afstand.
We waren voorbereid op het nemen van aanvullende maatregelen. Ook zijn we doorlopend in goed overleg met het onderwijsveld over de uitvoering van de maatregelen die nu gelden en de ondersteuning die daarbij nodig is.
Kunt u aangeven hoeveel scholen zich de afgelopen weken genoodzaakt zagen om schoolreizen of uitwisselingen naar het buitenland af te blazen uit angst voor het coronavirus? Kunt u daarbij tevens aangegeven om hoeveel scholen het gaat die deze beslissing hebben moeten nemen voordat er sprake was van een negatief reisadvies voor het betreffende land of deel van het land?
Nee, die cijfers heb ik niet.
Bent u bereid om met reisorganisaties en vervoersmaatschappijen in gesprek te gaan over goede oplossingen voor scholen voor het omboeken en annuleren van reizen? Zo nee, waarom niet?
Scholen staan zelf in contact met reisorganisaties en vervoersmaatschappijen over het omboeken en annuleren van reizen. Het gaat om specifieke situaties per school, ook als het gaat om verzekeringskwesties. Reisorganisaties en vervoersmaatschappijen zijn goed in staat om deze situaties te overzien.
De aanhoudende intimidatie van vrouwen buiten abortusklinieken |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het feit dat ondanks eerdere debatten, toezeggingen en moties over het onderwerp, de intimidatie van vrouwen buiten abortusklinieken onverminderd doorgaat?1
Ik heb kennisgenomen van het artikel.
Deelt u de mening dat het intimideren van vrouwen voor een abortuskliniek moreel verwerpelijk gedrag is dat per direct moet stoppen? Zo ja, waarom en wat gaat u doen om dit te bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in mijn eerdere commissiebrief en antwoorden op Kamervragen over dit onderwerp heb aangegeven vind ik het onwenselijk als vrouwen die op het punt staan een abortuskliniek te bezoeken hinder ondervinden door demonstranten.2, 3 Vrouwen moeten in alle vrijheid een zwangerschapsafbreking kunnen overwegen.
Het recht om te demonstreren is vastgelegd in de Grondwet. Dat daarbij onwelgevallige of soms zelfs choquerende meningen aan de orde kunnen zijn, is op zichzelf genomen geen reden om het demonstratierecht te beperken. Ik kan me echter goed voorstellen dat bepaalde meningen, op een voor een vrouw toch vaak al moeilijk moment in haar leven, op zijn minst intimiderend voelen. Zie verder het antwoord op de vragen 3, 4, 8 en 9.
Kunt u een uitgebreid overzicht geven van de concrete stappen die u heeft gezet sinds het eerste debat over deze kwestie in juni 2019?2 Kunt u daarbij toelichten welke resultaten uw aanpak heeft gehad? Hoe verhouden deze resultaten zich tot de voortdurende intimidaties die gesignaleerd worden door de abortusklinieken?
In mijn eerdere commissiebrief en beantwoording van Kamervragen gaf ik al aan dat het op grond van de Wet openbare manifestaties (Wom) primair aan gemeenten (de burgemeester) is om demonstraties bij abortusklinieken in goede banen te leiden. Tot dusverre hebben gemeenten waar abortusklinieken zijn gevestigd steeds aangegeven dat zij over genoeg bevoegdheden beschikken om de demonstraties in goede banen te leiden.
Omdat de vrijheid van demonstreren en de vrijheid van meningsuiting fundamentele grondrechten zijn, is het uitgangspunt dat de burgemeester zich zoveel mogelijk moet inspannen om demonstraties te faciliteren en te beschermen. Daarbij geldt dat ook meningsuitingen die choqueren of als storend worden ervaren bescherming verdienen. Volgens de Grondwet heeft in Nederland niemand voorafgaand toestemming nodig om gedachten en gevoelens te openbaren, dat zou neerkomen op censuur. De burgemeester kan daarom geen beperkingen opleggen vanwege de (onjuiste) inhoud van een demonstratie of een meningsuiting. Wel kan hij op grond van de Wom om andere redenen voorschriften en beperkingen stellen, aanwijzingen geven of in het uiterste geval een demonstratie verbieden of beëindigen. In de beantwoording van eerdere Kamervragen ben ik hier uitvoeriger op ingegaan.9 Het recht om te demonstreren en om je mening te uiten is niet onbegrensd. Bij strafbare gedragingen of uitingen, zoals intimidatie, kan worden ingegrepen. Iedereen die kennis heeft van een (vermeend) strafbaar feit kan aangifte doen bij de politie.
De politie, het OM en uiteindelijk de strafrechter zullen van geval tot geval moeten beoordelen of een concrete gedraging strafbaar is.
Ik heb vanuit de gemeenten geen signalen ontvangen dat zij, met inachtneming van het respect voor de hiervoor geschetst grondrechten, niet genoeg mogelijkheden hebben om demonstraties bij abortusklinieken in goede banen te leiden. Zie verder het antwoord op de vragen 8 en 9.
Deelt u tevens de mening dat het onaanvaardbaar is dat de groepering «Schreeuw om Leven» in Rotterdam een nepambulance parkeert bij de abortuskliniek met de tekst «abortus is babymoord» en daarnaast ook nog onjuiste informatie verspreidt? Zo ja, waarom? Welke bestuurlijke dan wel juridische mogelijkheden bestaan er om hier tegen op te treden? Zo nee, waarom niet? Zou volgens u wetgeving zoals in Frankrijk bestaat, waarbij misleidende informatie wordt verboden, een optie zijn om dergelijke acties te verbieden?
Zie antwoord vraag 3.
Hebben burgemeesters voldoende handvatten om tegen deze praktijken op te treden? Zo ja, kunt u dan uitleggen waarom enkele burgemeesters aangeven niet de juiste handvatten te hebben? Zo nee, wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat zij die handvatten wel krijgen?
Uit de wetsgeschiedenis van de Wom volgt dat het criterium «bescherming van de gezondheid» restrictief moet worden uitgelegd. In de memorie van toelichting is de bestrijding van een epidemie als voorbeeld genoemd. Gelet hierop zie ik in algemene zin geen aanknopingspunten om aan te nemen dat hieronder ook de mogelijke effecten voor de psychische gezondheid van vrouwen kunnen vallen die te maken (kunnen) krijgen met demonstranten bij een bezoek aan een abortuskliniek. Zou een burgemeester met dat doel een beperking opleggen, dan is het uiteindelijk aan de bestuursrechter om daar – in een concreet geval – een oordeel over te geven, indien een demonstrant daartegen opkomt.
Deelt u de mening dat bovenstaande praktijken de psychische gezondheid van de desbetreffende vrouwen kan schaden en dat daarom artikel 2 van de Wet openbare manifestaties van toepassing kan zijn op grond waarvan beperkingen aan het recht tot belijden van godsdienst of levensovertuiging en het recht tot vergadering en betoging, kunnen worden opgelegd «ter bescherming van de gezondheid»? Zo ja, welke beperkingen zijn mogelijk? Kan daartoe ook het aanleggen van een bufferzone behoren? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Bij de uitoefening van het demonstratierecht kan sprake zijn van hinder. Indien abortusklinieken van mening zijn dat zij onevenredige schade oplopen door de demonstranten, kunnen zij ervoor kiezen om een civiele procedure op te starten. Het is vervolgens aan de burgerlijke rechter om daarover een oordeel te vellen.
Acht u het mogelijk dat abortusklinieken vanwege de genoemde praktijken onevenredige schade oplopen, bijvoorbeeld vanwege extra kosten voor beveiliging of voor begeleiding en nazorg van vrouwen? Zo ja, in hoeverre zou dit in een civiele procedure op de demonstranten kunnen worden verhaald? Zo nee, waarom acht u dit niet mogelijk?
Voor een demonstratie acht ik een dergelijk gebiedsverbod niet mogelijk. Op vragen over het groepsverbod van artikel 172a Gemeentewet heeft de regering bij de totstandbrenging van dit artikel geantwoord dat het recht tot betoging een grondrecht is, dat niet kan worden beperkt door een dergelijk, door de burgemeester opgelegd verbod. Het reguleren van een demonstratie kan uitsluitend op grond van de Wom.10
Acht u de inzet van een gebiedsverbod op grond van artikel 172a Gemeentewet mogelijk om dit soort praktijken te voorkomen?
Demonstreren is het (grond)recht om met meerdere mensen in het openbaar uiting te geven aan gevoelens of wensen op maatschappelijk en politiek gebied. Zoals eerder aangegeven krijgen meningsuitingen die choqueren of als storend worden ervaren ook bescherming.
Het recht om te demonstreren en om je mening te uiten is echter niet onbegrensd. Uitingen kunnen onder bepaalde omstandigheden strafbaar zijn, bijvoorbeeld wanneer zij beledigend zijn (artikel 266 Sr), opruiend zijn (artikel 131 Sr) of wanneer ze aanzetten tot haat, discriminatie of geweld tegen bepaalde groepen. Of er sprake is van strafbare gedragingen of uitingen is afhankelijk van de aard van de uitingen en gedragingen en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden. Van strafbaarheid op grond van «belediging» (artikel 266 Sr) kan slechts sprake zijn als de uiting een bepaalde persoon betreft. Voor strafbaarheid op grond van opruiing (artikel 131 Sr) is onder meer vereist dat degene die de uiting doet de opzet heeft om anderen aan te zetten tot strafbare feiten. Voor strafbaarheid wegens aanzetten tot haat, discriminatie of gewelddadig optreden is vereist dat het gaat om een uiting die een bepaalde groep betreft, vanwege de kenmerken van die groep, die bij wet bepaald zijn. Zowel bij belediging als bij het aanzetten tot haat, discriminatie of gewelddadig optreden, speelt bovendien dat de uiting dient te worden afgewogen tegen het recht op de vrijheid van meningsuiting. In voorkomende gevallen verdient een uiting bescherming vanwege het recht op de vrijheid van meningsuiting. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de uiting een bijdrage aan het publieke debat levert (bijvoorbeeld een deelname aan een maatschappelijke discussie). Dergelijke uitingen zijn in beginsel niet strafbaar, tenzij ze «onnodig grievend» zijn. De politie, het OM en uiteindelijk de strafrechter zullen echter van geval tot geval moeten beoordelen of een concrete gedraging strafbaar is. Als Minister ga ik hier niet over.
Kunnen leuzen zoals «abortus is (baby) moord» onder omstandigheden strafbaar zijn? Zo ja, op grond van welke wetsartikelen? Kan er bijvoorbeeld sprake zijn van aanzetten tot haat zoals bedoeld in artikel 137d Wetboek van Strafrecht? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in de antwoorden op de overige gestelde vragen biedt de Wom de burgemeester verschillende mogelijkheden om te voorkomen dat de activiteiten van abortusklinieken en hun bezoekers worden belemmerd in het uitoefenen van hun rechten. Zo zijn er gemeenten waar een plek voor de demonstratie is aangewezen. Dit kan op grond van de plaatselijke omstandigheden een geschikte en juridisch aanvaardbare manier zijn om recht te doen aan enerzijds de vrijheid om te demonstreren en anderzijds de vrijelijke toegang voor vrouwen tot abortuszorg. Het strafrecht biedt mogelijkheden om tegen eventuele uitwassen op te treden. Gelet hierop, evenals op het recht op de vrijheid van meningsuiting en het recht tot vergadering en betoging, zie ik dan ook geen aanleiding om de wet- en regelgeving te wijzigen.
Welke wijzigingen in wet- of regelgeving zouden nodig zijn om het aanspreken van vrouwen voor een abortuskliniek, met de boodschap dat abortus moord is en het tonen van afbeeldingen van foetussen, wel strafbaar te kunnen stellen?
Een dergelijk overzicht is mij niet bekend. Wel wordt opgemerkt dat het demonstratierecht en de vrijheid van meningsuiting niet alleen nationaal, maar ook internationaal stevig zijn verankerd, zoals in het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Andere (ons omringende) landen, waaronder de landen van de Raad van Europa, zijn daarmee ook internationaalrechtelijk gebonden aan de vergaande bescherming die het demonstratierecht en het recht op vrije meningsuiting genieten. Daaruit vloeit onder meer voort dat de overheid haar best moet doen een protest toe te staan daar waar de doelgroep die kan horen en zien. Deze bescherming geldt ook voor protesten of betogingen waarbij beledigende, verwerpelijke of zelfs choquerende uitingen worden gedaan. Voor het overige geldt dat andere landen binnen de bandbreedte van het internationale recht de vrijheid hebben eigen keuzes maken die aansluiten bij hun eigen rechtscultuur. Die keuzes zijn soms (sterk) historisch bepaald. Nederland heeft ervoor gekozen om zoveel mogelijk bescherming te bieden aan demonstraties.
Kunt u een overzicht geven van regelgeving in andere landen waarbij dit soort activiteiten worden verboden, dan wel het recht op demonstratie wordt beperkt?
In de Nederlandse abortuswetgeving is gekozen voor een balans tussen de beschermwaardigheid van het leven en het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw. Dat betekent dat ook dat vrouwen in alle vrijheid een zwangerschapsafbreking moeten kunnen overwegen en toegang moeten hebben tot abortuszorg. Ik sta daarvoor en meen dat de abortuszorg momenteel voldoende toegankelijk is.
Gemeenten hebben aangeven dat zij over genoeg bevoegdheden beschikken om de demonstraties in goede banen te leiden. Daarom zie ik geen noodzakelijke actie, anders dan het landelijk delen van informatie, zoals dit nu al plaatsvindt. Ik zal in gesprek blijven met gemeenten en abortusklinieken en uw Kamer jaarlijks informeren.
Hoe gaat u uitvoering geven aan uw rol als hoofdverantwoordelijke voor de volksgezondheid en verzekeren dat ook vrouwen die een abortus moeten ondergaan deze zorg veilig kunnen ontvangen, zonder bedreigd of geïntimideerd te worden?
Een plantaardige voedingsaanbod in ziekenhuizen |
|
Eva van Esch (PvdD) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Bruno Bruins (VVD) |
|
Kent u het bericht «New York's landmark bill guarantees healthful plant-based meals to hospital patients»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het in het kader van gezonde en duurzame voeding van belang is dat plantaardige maaltijden en tussendoortjes beschikbaar zijn in openbare instellingen, en zeker in ziekenhuizen? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat in ziekenhuizen en bij voorkeur in alle openbare instellingen gezonde en duurzame voeding beschikbaar moet zijn. Onder gezonde en duurzame voeding versta ik voeding -maaltijden en tussendoortjes- die past in de Schijf van Vijf. Plantaardige producten en maaltijden horen daarbij om tot een voldoende gevarieerd voedingspatroon te komen. Daarnaast geldt in ziekenhuizen dat de voeding ook moet voldoen aan eventuele specifieke behoefte bij ziekte of herstel.
Bij een volledig plantaardig (veganistisch) eetpatroon is het in aanvulling op de Schijf van Vijf overigens altijd nodig bepaalde supplementen en/of verrijkte producten te gebruiken om in voldoende mate in alle voedingsstoffen te voorzien.
Zijn plantaardige maaltijden en tussendoortjes beschikbaar in alle Nederlandse ziekenhuizen? Zo nee, waar niet?
Op basis van een beknopte rondvraag (gezien de actualiteit van het Corona virus) is mijn indruk dat (volledig) plantaardige opties over het algemeen in bescheiden hoeveelheid aanwezig zijn, mede omdat de vraag ernaar (nog) niet groot is.
Ziekenhuizen zijn gewend om met een diversiteit aan diëten om te gaan. Op basis hiervan verwacht ik dat plantaardig eten in alle ziekenhuizen mogelijk is.
Vanuit het Nationaal Preventieakkoord werkt de Alliantie Voeding in de Zorg samen met de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen en onder andere het Voedingscentrum aan gezonder (en duurzamer) voedingsaanbod in ziekenhuizen met het project «Goede zorg proef je». Het doel is gezond voedingsaanbod in alle ziekenhuizen in 2030. Dit doel geldt voor zowel het aanbod voor patiënten (op de kamer), als voor medewerkers en bezoekers. De Schijf van Vijf is hierbij een belangrijke leidraad en daarmee ook variatie in plantaardig en dierlijk eiwit. Ik verwacht dat hierdoor het aanbod aan plantaardige keuzes zal toenemen. Daarnaast zal een toenemende vraag naar plantaardige maaltijden het aanbod hiervan ook kunnen stimuleren.
Indien dit nog niet in alle ziekenhuizen het geval is, bent u bereid zich ervoor in te zetten dat er overal plantaardige maaltijden en tussendoortjes beschikbaar komen? Zo ja, hoe gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe ziet u het doel uit het Nationaal Preventieakkoord dat in 2025 50% van alle ziekenhuizen een gezond voedingsaanbod hebben? Klopt het dat u daarmee accepteert dat – zelfs als dit doel gehaald wordt – over vijf jaar nog de helft van de ziekenhuizen een ongezond voedingsaanbod heeft?
Ik had het liefst gezien dat het voedingsaanbod in alle ziekenhuizen al gezond was. Dat is helaas niet de realiteit. Ziekenhuizen hebben vaak langjarige contracten met cateraars, en verschillende contracten voor catering voor bezoekers, werknemers en patiënten. De partijen in het Preventieakkoord hebben 2030 afgesproken als haalbare termijn voor gezond voedingsaanbod in alle ziekenhuizen. Dat is de afspraak waar de betrokken partijen nu met elkaar aan werken. Ik hoop dat de goede voorbeelden die er zijn zich, mede door de inzet van de Alliantie Voeding in de Zorg, als een olievlek over het land verspreiden en dat het beoogde resultaat eerder wordt bereikt.
Deelt u de mening dat dit doel ambitieuzer ingezet dient te worden, omdat ziekenhuizen toch wel de eerste plekken zijn waar van patiënten, personeel en bezoekers verwacht mag worden dat zij gezond eten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Wordt in de overschakeling op een gezond voedingsaanbod in het kader van het Preventieakkoord ook ingezet op een (gedeeltelijke of volledige) omschakeling naar plantaardige eiwitten? Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo nee, waarom niet?
Ja. De Schijf van Vijf is zoals hierboven aangegeven het uitgangspunt bij de inzet op gezond voedingsaanbod in het kader van het Nationaal Preventieakkoord. Voor de meeste mensen houdt meer volgens de Schijf gaan eten in dat ze meer plantaardig(e eiwitten) gaan eten dan ze tot op heden doen. Voldoende en aantrekkelijk aanbod helpen hierbij.
Voor kwetsbare groepen zoals ouderen of zieken zit er een kanttekening aan volledig omschakelen naar plantaardige eiwitten. Voor kwetsbaren is het extra belangrijk voldoende eiwit van goede kwaliteit binnen te krijgen, onder andere met het oog op het tegengaan van ondervoeding. De kwaliteit van plantaardig eiwit is minder dan die van dierlijk eiwit. Daarom is de huidige aanbeveling van de Gezondheidsraad om (relatief) meer eiwit te eten als alleen eiwit uit plantaardige producten wordt gegeten. Of het ook voor kwetsbare groepen op verantwoorde wijze mogelijk is dierlijk eiwit (volledig) door plantaardig eiwit te vervangen wordt nog onderzocht. In Maastricht wordt bijvoorbeeld het effect van consumptie van plantaardig eiwit op spieren, herstel en prestaties onderzocht en in Wageningen de voedingskundige kwaliteit van plantaardige eiwitten.
Het coronavirus (COVID-19) |
|
Wim-Jan Renkema (GL), Paul Smeulders (GL), Lisa Westerveld (GL), Nevin Özütok (GL) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU), Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u ermee bekend dat de chef van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) overheden dringend adviseert om een «whole government approach»? Kunt u in hoofdlijnen kort uiteenzetten waaruit blijkt dat ook u adequate beleidsmaatregelen neemt om het coronavirus in te dammen?1
Het is ons bekend dat de directeur-generaal van de WHO aandringt op een «whole government approach». Het kabinet heeft een brede aanpak ingezet zodra duidelijk werd dat de maatregelen om het coronavirus te bestrijden invloed hebben op vrijwel alle beleidsterreinen. Dit is ook de reden dat ik u op donderdag 12 maart jl., mede namens het kabinet, een brief heb gestuurd met maatregelen die het kabinet neemt en die raken aan diverse sectoren. Daarnaast heb ik u op zondag 15 maart jl. een brief gestuurd met aanvullende maatregelen. Volgens het kabinet zijn dit adequate bestrijdingsmaatregelen om het virus in te dammen.
Kunt u kwantificeren wat de gewenste capaciteit aan beademingsapparatuur en mondkapjes is? Wat is het verschil tussen de gewenste capaciteit en de gerealiseerde capaciteit? Wat bent u voornemens te doen om de voorraad aan mondkapjes en beademingsapparatuur te verbeteren?
De gewenste capaciteit van zowel beademingsapparatuur als beschermingsmiddelen is afhankelijk van de ontwikkelingen. Ten aanzien van beademingsapparatuur is nu nog voldoende capaciteit beschikbaar. Ik neem wel maatregelen om de bestaande capaciteit uit te breiden. Er worden tachtig extra beademingsapparaten in orde gemaakt voor gebruik. Daarnaast ben ik bezig met andere aanbiedingen om voldoende voorraad achter de hand te hebben. Ten aanzien van beschermingsmiddelen, zoals mondmaskers, is de vraag op dit moment hoger dan het aanbod. Vele aanbiedingen van leveranciers worden op dit moment uitgelopen om te zorgen dat Nederland voldoende beschermingsmiddelen ontvangt. Ik heb inmiddels maatregelen genomen om de beschikbare voorraden via een centrale inkoop en distributieprocedure goed te verdelen over Nederland. De directeuren publieke gezondheid (DPG) zullen hierin een belangrijke verantwoordelijkheid hebben, in samenspraak met het Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ). De inkoop van bovenstaande producten zal worden uitgevoerd door een centraal team van inkopers van ziekenhuizen. Ik ondersteun dit inkoopteam, bijvoorbeeld als het gaat om internationale contacten met ambassades in Nederland en het buitenland en voorfinanciering van enkele grote voorraden, om de structuur snel te kunnen laten draaien. Ik zal daar het budget voor inzetten dat hiervoor noodzakelijk is.
Is het mogelijk om op korte termijn het aantal Intensive Care bedden uit te bereiden?
Ten eerste wil ik graag verduidelijken dat niet elke patiënt die besmet is met COVID-19 hoeft te worden opgenomen in het ziekenhuis of op de intensive care. Op basis van medisch inhoudelijk criteria wordt door zorgverleners besloten welke zorg nodig is voor de patiënt. Je ziet nu dat er veel patiënten in thuisisolatie kunnen verblijven. In totaal zijn ongeveer 160 patiënten opgenomen (geweest) in een ziekenhuis, minder dan de helft daarvan worden op de IC verzorgd.
In totaal hebben we in Nederland ca. 1150 IC-bedden beschikbaar. Normaal gesproken is ca. 70–75% van deze bedden bezet. Dit verschilt echter per ziekenhuis; sommige ziekenhuizen hebben een hogere bezetting dan anderen. Ziekenhuizen nemen maatregelen om het aantal IC-bedden uit te breiden. Het afschalen van planbare zorg levert ruimte op, omdat een deel van de huidige bezetting op de IC’s patiënten zijn die een operatie hebben ondergaan. Dit levert 20% extra IC-capaciteit op voor zorg aan patiënten met COVID-19.
Ook zijn er in de ziekenhuizen meer IC-bedden beschikbaar, die normaal gesproken niet bezet zijn. Deze boxen kunnen in gebruik worden genomen als er extra personeel van elders uit het ziekenhuis wordt ingezet. Het personeel dat geen electieve zorg uit hoeft te voeren, kan hier bijvoorbeeld voor worden ingezet. Ook kan er op de OK beademd worden, wat extra (nood)capaciteit oplevert. Tot slot kan Defensie zorgen voor 70 extra beademingsapparaten. Met deze maatregelen kunnen in totaal 1500 IC-plekken gecreëerd worden. In aanvulling hierop zijn ook de ziekenhuizen maatregelen aan het verkennen om uit te breiden, zoals de aanschaf van extra beademingsapparatuur, om de capaciteit nog verder op te schalen tot uiteindelijk ongeveer 2000 IC-bedden.
Bent u ervan op de hoogte dat de WHO en het Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding (ECDC) aangeven dat zij geen signalen hebben dat het coronavirus seizoensgebonden is? Wat betekent dat voor de aanpak van het virus?2 3
Het is nog niet bekend of het virus seizoensgebonden is. Het coronavirus is nieuw en er is veel dat we nog niet weten. We zien onder andere uitbraken in Iran en Zuid-Korea en de WHO stelt dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat het virus zich anders gedraagt bij verschillende temperaturen. De experts van de WHO geven aan dat seizoensgebondenheid samenhangt met een aantal factoren: bijvoorbeeld de eigenschappen van het virus en het vermogen van het virus om te overleven in het milieu, maar ook met gedrag van mensen. Van het influenzavirus en andere virussen die luchtwegziekten veroorzaken, is bekend dat zij zich in de winter goed kunnen verspreiden, omdat mensen dan meer bij elkaar komen in kleine ruimten.
Dit betekent voor de aanpak van het virus dat we er niet op moeten rekenen dat het in de lente vanzelf wel minder wordt, aldus het RIVM. Onze maatregelen zijn daarom gericht op indamming van het virus en het beperken van verdere verspreiding.
Kunt u schematisch weergegeven hoe besluiten over noodzakelijke maatregelen worden genomen (met daarbij nadrukkelijk aandacht voor de verantwoordelijkheden die de verschillende overheden (rijk, provincies, gemeenten, bijzondere openbare lichamen) en andere betrokken organen zoals veiligheidsregio’s, GGD’en en andere betrokkenen hebben)?
Ik heb tijdens het debat van donderdag 5 maart toegezegd u hierover per brief te informeren. Ik wil u voor dit antwoord dan ook graag verwijzen naar deze brief die ik u deze week zal doen toekomen.
Kunt u een afwegingskader delen met scholen en kinderopvangcentra op basis van welke afwegingen zij in de «bedrijfsvoering» besluiten moeten nemen?
Het antwoord op deze vraag is vandaag achterhaald door de maatregelen die het kabinet heeft aangekondigd. Vanaf maandag 16 maart tot en met 6 april zijn alle scholen gesloten. Voor nadere precisering verwijs ik u naar de kamerbrief van 15 maart. Gedurende die drie weken zullen wij met de scholen kijken hoe een dergelijke afwegingskader vorm kan krijgen.
Het belang van het kind, het belang van de volksgezondheid én het voorkomen van maatschappelijke onrust spelen bij het maken van een afweging een belangrijke rol. Bij het debat over de bestrijding van het Coronavirus is een motie van het lid Heerma aangenomen waarin het kabinet wordt verzocht een afwegingskader te ontwikkelen met richtlijnen voor het onderwijspersoneel. In onze brief aan uw Kamer van 13 maart (Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 151) hebben wij gemeld deze motie uit te gaan voeren. Er zal dus een afwegingskader worden uitgewerkt.
Kunt u uiteenzetten hoe de (crisis)communicatie over het coronavirus op de BES-eilanden is geregeld? Op welke wijze worden de andere landen binnen het Koninkrijk ondersteund bij de aanpak van het virus?
Het zogenaamde IHR-netwerk, gecoördineerd door het RIVM, is de structuur waarlangs aanbevelingen en maatregelen gecommuniceerd worden. Deze structuur is opgezet om de implementatie van de International Health Regulations (IHR regels) binnen de context van de eilanden mogelijk te maken. De afgelopen weken heeft het RIVM als coördinatiepunt van het IHR-netwerk dagelijks contact gehad met alle eilanden. Zowel de diensten publieke gezondheid van de vier Koninkrijkslanden, als ook de drie eilanden van Caribisch Nederland, nemen deel aan dit netwerk.
De diensten Publieke Gezondheid op de eilanden zijn zelf verantwoordelijk voor de uitvoering.
Wat betreft ziekenhuiscapaciteit: er is nu wekelijks overleg met de ziekenhuizen op Curaçao, Aruba, Bonaire en St. Maarten om te bespreken hoe elkaar te helpen als er capaciteitsproblemen zijn bij een grotere schaal van besmettingen.
Ook worden Caribisch Nederland en de landen van het Koninkrijk ondersteund bij het ontstaan van tekorten in persoonlijke beschermingsmiddelen.
Bent u ermee bekend dat de Duitse overheid voornemens is om miljarden te investeren om de economische effecten van het coronavirus te beperken, zoals het invoeren van deeltijd-WW? Wanneer acht u het noodzakelijk om ook in Nederland deeltijd-WW in te voeren? Welke andere maatregelen worden in Nederland overwogen en binnen welk tijdspad?
Voor het antwoord op deze vraag wil ik u verwijzen naar de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat over economische maatregelen met betrekking tot het coronavirus, die hij op 12 maart jl., mede namens de Minister van Financiën en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, heeft verstuurd (Kamerstuk 35 420, nr. 1).
Bent u ervan op de hoogte dat verschillende mensen met een beperking, waaronder de Minister van Gehandicaptenzaken, de toegankelijkheid van de communicatie onvoldoende vinden? Waarom wordt bij persconferenties of extra uitzendingen rondom het coronavirus geen gebruikgemaakt van een tolk gebarentaal en ondertiteling in eenvoudig Nederlands? Deelt u de mening dat de publieke omroep de taak heeft iedereen te bereiken met deze noodzakelijke informatie? Wat bent u voornemens te doen om de toegankelijkheid van de informatievoorziening te verbeteren?
Ik vind het van groot belang dat informatie voor iedereen begrijpelijk, toegankelijk en eenduidig is. We richten ons in dit kader ook op mensen met een beperking. Bij het achtuurjournaal wordt de komende periode een gebarentolk ingezet en ook bij belangrijke persconferenties zullen we dit doen. Daarnaast zijn er filmpjes in gebarentaal met als uitgangspunt de meest gestelde vragen over het coronavirus en de vier handelingsperspectieven. Deze worden gedeeld op de website rijksoverheid.nl/coronavirus. Ook zijn de belangrijkste handelingsperspectieven vertaald naar Engels, Papiamento en Papiamentu, Pools, Arabisch, Turks en Spaans. Deze vertalingen worden onder andere aan zorgorganisaties beschikbaar gesteld. Voor laaggeletterden is, via het landelijk expertisecentrum Pharos dat gespecialiseerd is in communicatie met laaggeletterden, een aangepaste boodschap opgesteld. Slechtzienden maken doorgaans gebruik van voorleessoftware op hun eigen digitale middelen. Ondertiteling is een dienstverlening die de NPO verzorgt op een speciaal kanaal. Zo goed als het gehele Nederlandstalige aanbod van de publieke omroepen wordt door TT888 van ondertiteling voorzien.
Bent u ermee bekend dat indammen van het coronavirus alleen mogelijk is als burgers alert zijn en de richtlijnen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) adequaat opvolgen? Bent u bereid op zeer korte termijn de publiekscommunicatie te intensiveren op radio, televisie en online? Wilt u toezeggen om in Nederland ook televisiespotjes uit te zenden om de voorlichting te intensiveren, net als in Vlaanderen wordt gedaan?
Ja. Daarom heeft het kabinet aan iedereen de oproep gedaan om de adviezen van het RIVM, GGD’en en veiligheidsregio’s op te volgen, en zelf na te denken over het verkleinen van risico’s en daarnaar te handelen. Daarnaast heb ik tijdens het plenair debat van 12 maart jl., ook aangekondigd de publiekscommunicatie te gaan intensiveren, onder andere door in te gaan zetten op televisiespotjes. Daarnaast doe ik regelmatig onderzoek naar het sentiment van het algemeen publiek met betrekking tot de informatiebehoefte en het vertrouwen in de genomen maatregelen.
Bent u bereid de gestelde vragen afzonderlijk te beantwoorden voor maandag 16 maart 2020?
Ja.
Politieagenten met PTSS |
|
Farid Azarkan (DENK) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van de berichtgeving over politieagenten met Posttraumatisch stresssyndroom (PTSS)?1
Ja.
Deelt u de mening dat de politie een goede werkgever moet zijn voor zijn werknemers?
Ja.
Deelt u de mening dat in het geval een politieagent PTSS ontwikkelt die (mede) het gevolg is van politiewerk, een ruimhartig smartengeld en schadevergoeding op zijn plaats zijn? Zo nee, waarom niet?
De basis is dat de politie vanuit «goed werkgeverschap» een bij de risico’s van het politieberoep passend pakket aan voorzieningen aanbiedt. Om materiële- en immateriële schade te compenseren, maar ook om te herstellen en waar mogelijk te re-integreren. In de contouren voor de verbetering van het stelsel beroepsziekten, beroepsincidenten en dienstongevallen en in de uitwerking daarvan wordt hier aandacht aan besteed.
Klopt het dat de adviescommissie die deze zaken toetste werd betaald door Achmea, die ook de schade moet uitkeren?
De commissie Buitensporigheid is destijds ingesteld door de verzekeraar ten behoeve van de beoordeling of de factoren gelegen in het werk of de werkomstandigheden buitensporig zijn. De commissie geeft hierover een advies. De reden dat de verzekeraar het advies van de commissie nodig heeft, is dat deze niet zelf voldoende deskundig is om de vraag naar de buitensporigheid in relatie tot politiewerk te beantwoorden. In deze commissie zitten deskundigen (mensen met ruime politie ervaring en kennis van het politievak) die precies weten wat de inhoud is van de functies die binnen de politie worden vervuld en welke werkzaamheden en ervaringen binnen die functies wel of niet gebruikelijk zijn. Inmiddels maakt het korps ook gebruik van deze commissie. De besluiten die zijn gebaseerd op adviezen van deze interne commissie zijn als zorgvuldig voorbereid beoordeeld door de rechtspraak. De adviezen van de commissie zijn gebaseerd op een beoordeling waarbij wordt uitgegaan van de criteria die zijn uitgewerkt in de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep.
Dit betekent dat de commissie buitensporigheid werkzaam is in opdracht van de verzekeraar in zaken die onder de verzekeringsdekking vallen en in zaken die daar niet onder vallen in opdracht van de politie. Het korps is in beide gevallen het bevoegd gezag dat een besluit neemt en niet de verzekeraar.
In het kader van de verbetering van het stelsel beroepsziekten, beroepsincidenten en dienstongevallen wordt de positie van de commissie bezien.
Deelt u de mening dat de verzekeraar Achmea in dat geval niet onafhankelijk is?
Zie antwoord vraag 4.
Waarom is er gekozen voor een constructie waarbij de slager zijn eigen vlees keurt?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u de klachtbeoordeling neerleggen bij een onafhankelijke instantie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier?
Er is sinds 1 januari 2020 een onafhankelijke ombudsfunctionaris voor de politie geïnstalleerd. Zij is niet bij de politie in dienst en houdt kantoor bij CAOP. Deze nieuwe functionaris staat naast de formele organisatiestructuur en is aanvullend op de bestaande meldpunten en loketten voor sociale veiligheid.
Kunt u overwegen om een geschillencommissie politiezaken in het leven te roepen? Zo nee, waarom niet?
De werkgever wil zo veel mogelijk voorkomen dat de medewerker een geschil met de werkgever moet voorleggen aan de rechter. In het kader van de verbetering van het stelsel beroepsziekten, beroepsincidenten en dienstongevallen wordt het systeem van smartengeld en restschade herzien. Ook wordt gekeken naar geschillen beslechting.
Hoe oordeelt u over de berichten dat de door PTSS getroffen agenten actief worden tegengewerkt door hun eigen werkgever, de politie, waarbij dure advocatenkantoren in stelling worden gebracht die met langdurige juridische procedures proberen deze agenten uit roken?
Het is spijtig als medewerkers, en zeker medewerkers die letsel hebben opgelopen, juridisch in conflict komen met de werkgever. Juridische procedures zijn ook voor de werkgever onwenselijk en niet de manier om met getroffen collega’s om te gaan. Het streven is altijd om medewerkers zo goed mogelijk te ondersteunen. Dat neemt niet weg dat het een medewerker altijd vrij staat een besluit aan de rechter voor te leggen. In de evaluatie van het stelsel is geconstateerd dat het huidige stelsel als juridisch complex wordt ervaren. Door vereenvoudiging van het stelsel en door aandacht en zorg voor de medewerker voorop te stellen, gaan we een nieuwe basis neerzetten waarin werkgever en werknemer samen aan herstel kunnen werken.
Kunt u begrijpen dat de acties van advocatenkantoor Nysingh te Arnhem namens de politie door PTSS-getroffenen als een trap na worden ervaren?
Zie antwoord vraag 9.
In hoeverre is dit juridisch geweld passend voor een werkgever, die zelf keer op keer ageert tégen geweld tegen politieagenten?
Zie antwoord vraag 9.
Welke rol speelt de afdeling Bijzondere Zorg in de begeleiding en afhandeling van PTSS-zaken?
De begeleiding en afhandeling van PTSS zaken berust bij de leidinggevende van de betrokken collega. Hierbij vindt ondersteuning plaats vanuit de casemanagers PTSS. Het programma Bijzondere zorg is door de korpsleiding ingesteld als tijdelijke hulpstructuur. Het doel van het programma Bijzondere Zorg is optimaal uiting te geven aan waardering en erkenning voor de verdiensten van collega’s en het bijzondere karakter van het politiewerk. De klachtbehandelaars, die onder het programma bijzondere zorg gebracht zijn, bezoeken de collega’s met een klacht, dragen zorg dat klachtelementen worden uitgezocht, doen voorstellen om de klacht waar mogelijk weg te nemen en bevorderen dat van klachten wordt geleerd. Daarnaast worden ook binnenkomende uitingen van ongenoegen (zogenaamde UvO’s) in behandeling genomen. De UvO-onderzoekers bezoeken de (oud)-collega in principe thuis en gaan in gesprek over het ongenoegen. Na dit gesprek wordt een advies opgemaakt aan het bevoegd gezag hoe het ongenoegen weg te nemen.
Deelt u de mening dat de behandeling van PTSS-gevallen, inclusief re-integratie, smartengeld en schadevergoeding ook tot goed werkgeverschap behoren? Wat kunt u doen om dit verder te bevorderen?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 3.
Deelt u de mening dat het aantal gevallen van een secundair trauma (veroorzaakt door de politie zelf) naar nul zou moeten gaan?
Ja.
Klopt het dat de leiding van het Politiedienstencentrum (PDC) PTSS’ers dwingt om «vrijwillig» ontslag te nemen? Waarom doet het PDC dit?
De korpsleiding heeft mij verzekerd dat er geen concrete aanwijzing is dat hier sprake van is.
Klopt het dat het PDC dit doet door «vaststellingsovereenkomsten» op te dringen aan PTSS’ers?
Zie antwoord vraag 15.
Klopt het dat hierbij gedreigd wordt om de PTSS-uitkering in te trekken?
Zie antwoord vraag 15.
Op welke manier kan aan PTSS’ers «liefdevolle zorg» geboden worden, waar het kabinet zo de mond van vol heeft?
Zorg voor medewerkers uit zich op verschillende manieren binnen de politieorganisatie. Enkele voorbeelden. Er is professionele ondersteuning voor de medewerker, waaronder geestelijke- en morele ondersteuning bij vraagstukken door een geestelijk verzorger. Er wordt bijstand verleend aan de ambtenaar en relaties met het oog op revalidatie en re-integratie. Er is ondersteuning bij aanvragen rond uitkering van de sociale zekerheidswetgeving en rechtspositionele aanspraken. Tot slot is er beleid gericht op erkenning en waardering binnen het programma bijzondere zorg.
Bent u bereid om een meldpunt in te richten voor secundaire PTSS-trauma’s? Deelt u de mening dat een dubbel PTSS-trauma zeer onwenselijk is? Is dit «adding injury to insult»? Zo nee, waarom niet?
Het is spijtig als medewerkers, en zeker medewerkers die letsel hebben opgelopen, juridisch in conflict komen met de werkgever. Juridische procedures zijn ook voor de werkgever onwenselijk en niet de manier om met getroffen collega’s om te gaan. Het streven is altijd om medewerkers zo goed mogelijk te ondersteunen. Een meldpunt is niet nodig door de werkzaamheden die plaatsvinden binnen het programma Bijzondere Zorg. Zie mijn antwoord op vraag 12. Bovendien kan de ombudsfunctionaris hier een rol in vervullen.
Bent u bereid om de coulanceregeling, die ingesteld was door korpschef Gerard Bouman weer in ere te herstellen? Zo nee, waarom niet?
De korpsleiding gaat intensief bekijken op welke manier de lopende zaken op maat, per individu opgelost kunnen worden. Dit zal in het licht zijn van de contouren van het nieuwe stelsel.
Het datalek van het Donorregister |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Bruno Bruins (VVD) |
|
Klopt het dat u op 9 maart 2020 op de hoogte bent gesteld over het datalek dat zich heeft voorgedaan bij het Donorregister, of was u hierover al eerder geïnformeerd?1
Mijn ministerie is vrijdag 6 maart mondeling door de algemeen directeur van het CIBG geïnformeerd over een waarschijnlijk datalek. Tijdens dit gesprek zijn afspraken gemaakt over het aanmelden van het datalek bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) en is het CIBG gevraagd een brief op te stellen waarin zij uitleg geven over dit datalek. Ik heb deze brief van het CIBG op maandag 9 maart ontvangen waarna ik de Kamer op 10 maart heb geïnformeerd.
Op welk moment zijn precies de persoonsgegevens overgezet naar de twee harde schijven?
Het inscannen van de papieren registratieformulieren was onderdeel van het digitaliseringsproject van het Donorregister. Voor dit project heeft het CIBG de Belastingdienst gevraagd om 6,9 miljoen donorkeuzeformulieren, zoals geregistreerd of gewijzigd in de periode van februari 1998 tot juni 2010, in te scannen. De Belastingdienst is hiermee op 1 december 2012 gestart en was op 25 oktober 2013 klaar. In deze periode heeft de Belastingdienst de externe harde schijven aangemaakt. In augustus 2015 zijn de externe harde schijven door de Belastingdienst overhandigd aan het CIBG.
Op welk moment was het CIBG voor het eerst op de hoogte van de vermissing van de twee externe harde schijven? Was deze ontdekking al begin 2020 gedaan, op het moment dat begonnen werd met de vernietiging van het papieren archief?
Conform het Vervangingsbesluit Donor archief 1998–2010 CIBG zijn alle papieren gegevens vervangen door digitale kopieën. Hierdoor was het bewaren van een digitaal of papieren archief niet meer nodig. In februari 2020 is gestart met het vernietigen van het papieren archief door Doc-Direkt en het vernietigen van het digitale archief door het CIBG zelf. De vernietiging van het papieren archief was op 26 februari 2020 afgerond. Met betrekking tot het digitale archief heeft het CIBG op 20 februari 2020 ontdekt dat de externe harde schijven niet in de kluis lagen. Het CIBG heeft toen een interne zoekactie opgestart. Op 4 maart 2020 heeft het CIBG geconcludeerd dat de externe harde schijven vermist waren. Deze vermissing is op diezelfde dag door de privacy officer van het CIBG als datalek aangemerkt.
Klopt het dat, na aanmerking van de vermissing als een datalek door de privacy officer van het CIBG, dit direct gemeld is aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) en dit dus op 6 maart 2020 plaatsvond?
De vermissing van de externe harde schijven is door het CIBG op 4 maart 2020 als een datalek aangemerkt. Een datalek moet, binnen de wettelijke termijn van 72 uur na aanmerking, worden gemeld bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). De privacy officer van het CIBG heeft het datalek op 6 maart 2020, binnen deze wettelijke termijn, gemeld bij de AP.
Wat was de reactie van de AP op het datalek? Heeft de AP aanbevelingen gedaan over mogelijke vervolgstappen en worden deze opgevolgd? Zo ja, wat waren deze aanbevelingen precies en hoe wordt hier gevolg aan gegeven? Zo nee, waarom niet?
De AP doet geen uitspraken over het verloop en de inhoud van onderzoek dat door hen wordt uitgevoerd. Conform mijn toezegging informeer ik uw Kamer over de uitkomsten van het onderzoek van de AP en de Audit Dienst Rijk (ADR).
Van hoeveel unieke personen stonden hun persoonsgegevens op de twee vermiste harde schijven? Worden deze mensen persoonlijk van het datalek op de hoogte gesteld?
Het CIBG heeft vastgesteld dat het om 6.058.250 unieke personen gaat, inclusief personen die thans overleden zijn. Op de externe harde schijven waren 6,9 miljoen gescande registratie- en wijzigingsformulieren opgeslagen; sommige personen hebben meerdere formulieren ingediend, waardoor het aantal formulieren en het aantal unieke personen niet overeenkomt.
Het CIBG heeft besloten om via de website van het donorregister de burgers te informeren over het datalek en de mogelijke gevolgen. Het CIBG heeft daarnaast een apart telefoonnummer ingesteld waar burgers met vragen terecht kunnen.
Kunt u toelichten wat precies bedoeld wordt met de passage «hoogstwaarschijnlijk niet zijn beveiligd»? Waarom is het niet bekend of deze externe harde schijven beveiligd zijn?
Het CIBG heeft aangegeven dat na verder intern onderzoek duidelijk is geworden dat de externe harde schijven inderdaad niet waren beveiligd. Nog onbekend is waarom de externe harde schijven niet zijn beveiligd. Deze vraag zal ook in het onderzoek van de ADR worden meegenomen. Zoals toegezegd wordt de Kamer geïnformeerd over de uitkomst van dit onderzoek.
Kunt u aangeven wanneer precies de twee verhuizingen van het Donorregister, waarover gesproken wordt in de brief, plaatsvonden? Is de kluis waarin de externe harde schijven zich bevonden tijdens beide verhuizingen meeverhuisd?
Het CIBG geeft aan dat op 18 en 19 februari 2016 de verhuizing van de CIBG-vestiging in Kerkrade plaatsvond naar de nieuwe vestiging in Heerlen. Bij deze verhuizing zijn de externe harde schijven meeverhuisd maar is de betreffende kluis in Kerkrade niet meeverhuisd. Het CIBG heeft in Heerlen beschikking gekregen over een andere kluis. De andere verhuizing vond plaats op 17 en 18 mei 2018 binnen hetzelfde gebouw in Heerlen. Tijdens deze interne verhuizing is de kluis waarvan het CIBG gebruikmaakt in Heerlen niet verplaatst.
Hoeveel beveiligingsprotocollen en werkinstructies zijn er precies? Kunt u per protocol en instructie aangeven wanneer deze voor het laatst geëvalueerd zijn en welk proces is ingericht om deze instructies en protocol bijgewerkt te houden?
Het CIBG volgt ten aanzien van (informatie)beveiliging de Rijksbrede richtlijnen die gebaseerd zijn op de Baseline Informatiebeveiliging Overheid 2019 (BIO). De BIO bevat zeer uitgebreide personele, technische, organisatorische en fysieke maatregelen, procedures en ondersteunende producten. De vraag hoeveel protocollen en werkinstructies het CIBG heeft ten aanzien van dit onderwerp, wanneer deze geëvalueerd zijn en welke ondersteunende processen zijn ingericht, wordt meegenomen in het onderzoek van de ADR waarover ik de Kamer zal informeren.
Klopt het, gezien het feit dat geschreven wordt dat «aanwezige beveiligingsprotocollen en (werk)instructies onvoldoende zijn nageleefd», dat het datalek niet plaats had kunnen vinden indien de beveiligingsprotocollen en (werk)instructies wel waren nageleefd? Zo ja, waarom wordt dan ook gesproken over een herziening en aanscherping van deze instructies en protocollen?
In het onderzoek dat de ADR gaat uitvoeren zal worden ingegaan op de naleving van de beveiligingsprotocollen en werkinstructies binnen het CIBG rondom dit onderwerp. Ik zal de Kamer informeren over de uitkomst van dit onderzoek.
Kunt u aangeven wanneer de eventuele aanscherping en herziening van de beveiligingsprotocollen en (werk)instructies gereed is?
De ADR en de AP gaan onafhankelijk onderzoek doen naar het datalek, het CIBG zal deze onderzoeksresultaten meenemen in de evaluatie en waar nodig aanscherping van bestaande beveiligingsprocedures en werkinstructies.
Het CIBG zal vooruitlopend op de uitkomsten van deze onafhankelijke onderzoeken, de komende periode reeds onderzoeken welke interne veranderingen met voorrang doorgevoerd kunnen worden.
Wie ziet toe op de naleving van de beveiligingsprotocollen en (werk)instructies?
Naleving van de beveiligingsprotocollen bij het CIBG is in de reguliere managementlijn belegd en valt onder de verantwoordelijkheid van de waarnemend Chief Information Officer (CIO) van het CIBG. Bij het CIBG zijn de Chief Security Information Officer (CISO) en Privacy Officer van het CIBG belangrijke kaderstellers. In het onderzoek van de ADR zal de vraag worden meegenomen wie welke rol en verantwoordelijkheid heeft in de naleving van de beveiligingsprotocollen.
Was de kluis waarin de externe harde schijven zich bevonden afgesloten of had iedereen toegang tot deze kluis?
Zowel de kluis op de locatie Kerkrade, als de kluis op de locatie Heerlen, waren afgesloten. In Kerkrade werd de sleutel beheerd door de afdeling Functioneel Beheer van het CIBG. In Heerlen werd de sleutel beheerd door twee aangewezen medewerkers van het CIBG. CIBG-medewerkers konden met toestemming van de personen met een sleutel toegang krijgen tot de kluis. De (naleving van de) procedure m.b.t. de toegang tot de kluizen wordt meegenomen in het onderzoek van de ADR.
Kunt u toelichten wat wordt bedoeld met de passage «de zoektocht naar de externe schijven wordt voortgezet»? Wie voert deze zoektocht uit en is er aangifte gedaan bij de politie?
Het CIBG heeft geen aangifte gedaan bij de politie, er zijn geen aanwijzingen of vermoedens dat de externe harde schijven zijn ontvreemd. Enkele medewerkers van het CIBG zijn tot en met 12 maart ingezet voor de aanvullende zoektocht, deze is inmiddels afgerond. De schijven zijn echter nog steeds vermist.
Bent u bereid de Kamer te informeren op het moment dat u meer weet over hoe deze datalek precies heeft kunnen gebeuren?
Ja, zoals ik in mijn brief van 10 maart jl. heb aangegeven, ben ik voornemens om de Kamer van de uitkomsten van de onderzoeken van de AP en de ADR op de hoogte te stellen.
Kunt u toelichten wat u bedoelt met het feit dat u «geen signaal ontvangen van onbevoegde kennisname van de gegevens op de externe harde schijven»? Op welke wijze zou u hiervan signalen ontvangen?
Het CIBG heeft nauw contact met het Centraal Meldpunt Identiteitsfraude en -fouten van de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG). Tot op heden zijn bij dit meldpunt geen meldingen gedaan van identiteitsfraude waarbij een verband kan worden gelegd met dit datalek.
Het CIBG en de Nederlandse Transplantatie Stichting monitoren daarnaast of er ongebruikelijke of ongewone berichten worden ontvangen waarin wordt verwezen naar gegevens die ook op de externe harde schijven stonden. Ook monitort het CIBG via het klantencontactcentrum of er signalen binnenkomen die verband kunnen houden met het datalek. Tot slot wordt berichtgeving door de media nauwlettend gevolgd. Tot op heden heeft de monitoring nog geen vermoeden van onbevoegde kennisname van de gegevens opgeleverd.
Wat is de precieze onderzoeksvraag die aan de Auditdienst Rijk (ADR) is meegegeven voor hun onderzoek? Is al bekend wanneer dit ADR-onderzoek gereed is?
De ADR is verzocht een onafhankelijk onderzoek uit te voeren naar de wijze waarop binnen het CIBG wordt omgegaan met externe gegevensdragers. Zowel de opzet van het beleid als het bestaan van beheersmaatregelen ten aanzien van het huidige en toekomstige donorregister.
De ADR is bereid dit onderzoek uit te voeren en zal naar verwachting uiterlijk eind mei 2020 een rapportage opleveren.
Welke stappen wilt u en/of het CIBG zetten om het geschade vertrouwen in het Donorregister en de zorgvuldige omgang van persoonlijke gegevens van mensen te herstellen, aanvullend aan de stappen die reeds in de brief staan?
Het is vanuit het oogpunt van het publieke vertrouwen heel belangrijk dat er openheid van zaken is, niet alleen over wat er is gebeurd en de (mogelijke) consequenties die dit kan hebben, maar ook over wat er wordt gedaan om eenzelfde fout in de toekomst te voorkomen. Ik zal de Kamer daarom informeren over de uitkomsten van de onderzoeken door de ADR en AP en het CIBG vragen om eventueel te nemen vervolgstappen aan mij te rapporteren en deze openbaar te maken.
Het CIBG zal zoals gezegd, vooruitlopend op de uitkomsten van de onafhankelijke onderzoeken door de ADR en AP, de komende periode zelf onderzoeken welke interne veranderingen met voorrang doorgevoerd kunnen worden.
Overigens is bij de bouw van het nieuwe Donorregister begin 2019 security by design en privacy by design in de infrastructuur ingeregeld. Persoonsgegevens kunnen in het nieuwe donorregister alleen opgevraagd worden via een gecontroleerd proces. Een voorbeeld hiervan is dat persoonsgegevens in het nieuwe donorregister versleuteld worden opgeslagen. Hierdoor kan zelfs een systeembeheerder niet bij deze persoonsgegevens.
Kunt u deze vragen voor de inbrengdatum van het door de commissie Volksgezondheid, Welzijn en Sport afgesproken schriftelijke overleg apart beantwoorden?
Nee, in verband met de COVID-19 uitbraak is het mij niet gelukt deze vragen voorafgaand aan het schriftelijke overleg aan de Kamer te zenden.
Het maximaal aantal afwezigheidsdagen in verpleeghuizen |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met de aflevering van Radar, waaruit blijkt dat de regelgeving met betrekking tot het maximaal aantal afwezigheidsdagen (vakantieverlof) van een bewoner van een verpleeghuis een beperking kan zijn voor het willen zorgen voor een dierbare?1
Ja.
Tot mijn spijt heeft de beantwoording door de aanpak van de coronacrisis langer geduurd.
Klopt het dat bewoners van verpleeghuizen sinds 2018 maximaal twee weken per keer en maximaal 42 dagen per jaar afwezig mogen zijn en dat bij overschrijding de bekostiging van het zorgkantoor kan worden gestopt voor de dagen bovenop deze maxima en daarmee ook de zorgovereenkomst?
Het totaal aantal afwezigheidsdagen dat een zorgaanbieder in een jaar2 kan declareren wanneer de cliënt niet in de instelling verblijft, is volgens de opgave van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) 146 dagen per jaar. Het betreft 42 dagen vakantieverlof met een maximum van twee weken per keer. Daarnaast kunnen cliënten nog wekelijks twee dagen (52 x 2 dagen = 104 dagen per jaar) aaneengesloten elders verblijven. De NZa heeft per 1 januari 2020 mogelijk gemaakt dat de weekenddagen ook doordeweeks kunnen worden opgenomen. Bij een afwezigheid langer dan twee weken aaneengesloten ontvangt de zorgaanbieder geen bekostiging en kan de zorgovereenkomst worden beëindigd.3 ActiZ laat desgevraagd weten dat het zeer zelden voorkomt dat een zorgovereenkomst om deze reden wordt beëindigd. In die sporadische voorkomende gevallen hebben zorgaanbieder en zorgkantoor de plicht om vervangende zorg te regelen.
Vindt u het proportioneel als zorgaanbieders verloven van langer dan 42 dagen of twee weken achtereen weigeren terwijl zij alleen over de extra dagen geen bekostiging ontvangen?
Voor de kwaliteit van leven van bewoners van een verpleeghuis is het van belang dat er sociale contacten zijn met familieleden en vrienden buiten het verpleeghuis. Dat kan door af en toe op bezoek te gaan, maar ook door cliënten enige tijd bij hun familieleden te laten verblijven. Of en hoe lang dit verblijf elders mogelijk is, is maatwerk. Ook in die situaties dat er een wens is van verblijf, langer dan twee weken. Daarnaast is van belang dat het verblijf buiten de instelling het welzijn van de cliënt niet mag schaden. De zorginstelling is ook dan verantwoordelijk voor het (medisch) welzijn van de cliënt en moet zich ervan vergewissen of verblijf elders verantwoord is en wat er voor nodig is om dit in goede banen te lijden. Goede afspraken met familie en eventueel betrokken extramurale aanbieders die de zorg op het vakantieadres regelen zijn van belang voor het kunnen zorgdragen voor het (medisch) welzijn van de cliënt. Uit navraag bij Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en de brancheverenigingen ActiZ en de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN), blijkt dat in enkele tientallen situaties per jaar sprake is van een wens tot verlof die niet past binnen de voorwaarden van de onder vraag 2 genoemde beleidsregels.
Vindt u het proportioneel dat verloven van langer dan twee weken achtereen hierdoor misschien niet mogelijk zijn, ook als de persoon verder het hele jaar geen verlof opneemt?
Zie antwoord vraag 3.
Vindt u het niet bewonderenswaardig, en zelfs iets wat aangemoedigd zou moeten worden, dat bijvoorbeeld een dochter haar moeder enkele weken per jaar op vakantie wil nemen en de zorgtaken volledig zelf verleent?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat er de mogelijkheid moet zijn om af te kunnen wijken van regels en maatwerk mogelijk moet zijn als hiermee de zorg voor elkaar wordt bevorderd en misschien zelfs de kwaliteit van leven?
De NZa stelt de regels op voor de bekostiging van zorg. Dit doet zij in nauwe betrokkenheid met ZN en branche- en cliëntenorganisaties. Naast dat sprake moet zijn van doelmatige en verantwoorde zorg van goede kwaliteit is efficiënt omgaan met de capaciteit van verblijfszorg ook één van de opgaven waar we allen voor staan. Daarom zijn er grenzen aan het betalen van wonen en op het moment dat de cliënt niet in de instelling verblijft. Echter, ook voor mensen die in een instelling wonen, is nauw contact met hun naasten van belang voor de kwaliteit van leven. Over de signalen, zoals ook in deze vragen verwoord, heb ik contact opgenomen met de NZa. De NZa heeft mij laten weten bereid te zijn om met zorgkantoren en zorgaanbieders/ brancheverenigingen knelpunten in de regels en nadere voorwaarden rondom de bekostiging van de afwezigheidsdagen te bespreken en zo nodig aan te passen, opdat er voldoende mogelijkheden zijn om maatwerk af te spreken.
Vanwege de coronacrisis komt het de afgelopen maanden voor dat mantelzorgers hun verwanten die in Wlz-instellingen wonen bij hen thuis verzorgen. Bij een langere afwezigheid in de instelling dan veertien dagen, krijgen de instellingen de omzetderving die hiermee gepaard gaat gecompenseerd via de NZa beleidsregel SARS-CoV-2 virus. Voor instellingen binnen de gehandicaptenzorg heb ik de regeling ten aanzien van de omzetderving verlengd tot 1 augustus 2020. Voor instellingen binnen de ouderenzorg tot 1 september 2020.
Bent u bereid in overleg te gaan met zorgaanbieders en zorgkantoren om eventueel belemmerende regelgeving aan te passen om meer maatwerk te kunnen bieden voor mensen die met gegronde redenen langer verlof willen hebben vanuit het verpleeghuis, waarbij ook aandacht is voor het voorkomen van onnodig lang leegstaande bedden (met het oog op de schaarste en de lange wachtlijsten)? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kunt u de Kamer hierover informeren?
Zie antwoord vraag 6.
Zou u kunnen onderzoeken of de regeling rondom het deeltijdverblijf een passende oplossing is voor de genoemde casussen in de aflevering van Radar en of er wellicht aanpassingen aan deze regel nodig zijn om hier maatwerk te kunnen bieden?
Deeltijdverblijf is ontstaan vanuit de wens om het thuis kunnen blijven wonen langer mogelijk te maken. Hiermee kan ook een meer geleidelijke overgang van thuis wonen naar het uiteindelijk volledig wonen in een instelling worden bewerkstelligd. De basisprincipes bij deeltijdverblijf zijn dat er sprake is van een vast patroon van aan- en afwezigheid in de insteling. Daarnaast moet het thuis wonen van een cliënt nog verantwoord zijn op de dagen dat deze niet in de instelling verblijft. Op de dagen dat de cliënt thuis verblijft, is de plek in de instelling beschikbaar voor een andere cliënt die afwisselend thuis en in de instelling verblijft. Ik vind het niet wenselijk om wijzigingen aan te brengen aan deze basisprincipes. Oplossing voor (de incidenteel gemelde) knelpunten bij het flexibel kunnen logeren bij familie zou moeten worden gezocht in de vorm van maatwerk binnen de 146 afwezigheidsdagen oftewel verlofdagen.
Bent u bereid mensen beter op de hoogte te brengen van de mogelijkheid tot deeltijdverlof?
Ik vind het belangrijk dat mensen goed op de hoogte zijn van de mogelijkheid tot deeltijdverlof. Of dit nu vakantieverlof is of deeltijdverblijf. Het goed informeren van mensen daarover is primair aan de zorgkantoren en zorgaanbieders. Ook cliëntenorganisaties delen deze informatie via hun kanalen.
Kunt u onderzoek doen in hoeverre het mogelijk is om lange verloven meer toe te staan en de tijdelijk vrijkomende verpleeghuisplaatsen in te zetten voor logeerzorg, waarbij ouderen kunnen wennen aan een plek in het verpleeghuis en mantelzorgers ontlast worden?
Een cliënt die structureel in een instelling woont, heeft daar een eigen kamer die is ingericht naar zijn/haar smaak met eigen spullen; dat is zijn/haar woning. Deze kamer zou voor de periode dat de cliënt vakantie heeft moeten worden uitgeruimd. Daarnaast is de woonruimte die leegstaat niet per definitie geschikt voor logeerzorg, bijvoorbeeld als sprake is van een gesloten afdeling en de cliënt die wenst te logeren, daarop niet is aangewezen. Verder kan wisseling van bewoners op een groep tot onrust leiden. Ik zie hier weinig mogelijkheden om deze capaciteit te gebruiken om te wennen aan een plek in het verpleeghuis of ter ondersteuning van mantelzorgers. Voor deze doeleinden kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid «logeren» in een instelling voor een periode van maximaal 156 etmalen per jaar of via deeltijdverblijf. Hiervoor zijn in instellingen doorgaans aparte ruimten beschikbaar.
De gevolgen van het coronavirus en de dalende olieprijzen op de economie |
|
Mahir Alkaya , Frank Futselaar |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Verwacht u dat het coronavirus en de daling van de olieprijzen een negatief effect hebben op de reële economie? Zo ja, welke?1
De uitbraak van het coronavirus zal een grote impact hebben op de mondiale, Europese en Nederlandse economie. De precieze impact op de Nederlandse economie is op dit moment niet met zekerheid te voorspellen. De impact hangt namelijk af van de snelheid waarmee het coronavirus onder controle komt in binnen- en buitenland.
Bent u van mening dat overheden niet alleen naar centrale banken dienen te kijken om stimulerende maatregelen te nemen, maar zelf actie moeten ondernemen om de economische gevolgen van het coronavirus te ondervangen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ben op de hoogte van de aanbevelingen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Voor de maatregelen die het kabinet neemt, verwijs ik u naar de Kamerbrieven die op 12 en 17 maart jl. zijn verstuurd over de economische maatregelen die het kabinet neemt met betrekking tot het coronavirus. Afhankelijk van de ontwikkelingen zal het kabinet noodzakelijke en passende vervolgmaatregelen treffen indien de situatie daartoe noopt.
Bent u op de hoogte van het feit dat de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) aanbeveelt om gerichte stimulerende maatregelen te nemen om de economie draaiende te houden? Gaat u gehoor geven aan deze oproep? Zo ja, hoe?
Hoe kijkt u aan tegen de plannen van de overheden van Duitsland, Frankrijk, Italië en Spanje om de economie te stimuleren?2
Het is van belang dat alle Europese lidstaten maatwerk kunnen bieden. De situaties verschillen immers per land. Lidstaten moeten echter voorkomen dat de maatregelen die zij nemen andere lidstaten schaden. Veel maatregelen die landen als Duitsland, Frankrijk, Italië en Spanje hebben doorgevoerd, zijn vergelijkbaar met de maatregelen die het kabinet presenteerde in de Kamerbrieven die op 12 en 17 maart jl. werden verstuurd over de economische maatregelen die het kabinet neemt met betrekking tot het coronavirus. Zo voerden onder andere Duitsland, Frankrijk, Italië en Spanje net als Nederland werktijdverkorting in. Net als Nederland ondersteunen deze landen daarnaast de liquiditeit van ondernemers via uitstel van betaling van belasting. Daarnaast zijn garanties voor bedrijfsleningen een veelgebruikt instrument om de druk op het bedrijfsleven als gevolg van de virusuitbraak te verlichten. Frankrijk, Italië en Denemarken geven garanties op leningen aan het mkb. De garanties zijn vergelijkbaar met de Nederlandse borgstelling voor mkb-kredieten (BMKB) die verruimd wordt.
Wat vindt u van maatregelen die tot doel hebben om personen die tijdelijk minder of geen inkomen hebben, tijdelijk vrij te stellen van het aflossen van hypotheekleningen of andere leningen?3
Het kabinet zet zich op dit moment vooral in op het behoud van banen en het bieden van ondersteuning bij acute problemen die werknemers, zzp’ers en bedrijven ondervinden zodat mensen inkomen behouden.
Nopen de uitbraak van het coronavirus en de economische implicaties hiervan u tot haast met betrekking tot het stimuleringsfonds voor langetermijninvesteringen? Zo neen, waarom niet?
Op dit moment is het kabinet volop bezig met het bestrijden van de effecten en gevolgen van het coronavirus. Daar gaat nu alle aandacht naar toe.
Bent u voornemens om, wanneer de situatie daarom vraagt, kleine ondernemers op korte termijn te steunen om te voorkomen dat zij vanwege vraaguitval en masse failliet gaan, bijvoorbeeld op het terrein van de kredietverlening? Zo neen, waarom niet?
Het kabinet heeft net een aantal maatregelen aangekondigd om deze ondernemers te ondersteunen. Voor de maatregelen die het kabinet neemt om kleine ondernemers tegemoet te komen, verwijs ik u graag door naar de Kamerbrieven van 12 en 17 maart jl. over de economische maatregelen die het kabinet neemt met betrekking tot het coronavirus.
De economische gevolgen van het Corona virus |
|
Henk Nijboer (PvdA), William Moorlag (PvdA), Gijs van Dijk (PvdA), Lodewijk Asscher (PvdA) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de maatregelen die de Duitse regering neemt om de negatieve gevolgen van het coronavirus voor de economie te beperken?1
Ja, wij zijn bekend met de maatregelen die de Duitse regering neemt.
Kunt u een analyse sturen van de gevolgen van het coronavirus op de korte en middellange termijn voor de Nederlandse economie?
Het kabinet houdt de economische ontwikkelingen vanzelfsprekend nauwlettend in de gaten. Het zijn roerige tijden en de ontwikkelingen volgen elkaar snel op. Gegeven deze hoge mate van onzekerheid, en het feit dat de impact van het coronavirus op de Nederlandse economie van een veelvoud van factoren afhangt, waaronder vraag- en aanbodfactoren, is het lastig om een robuuste inschatting te maken van de precieze economische gevolgen op de korte en middellange termijn. Het kabinet houdt rekening met majeure vraag- en aanbodeffecten op korte termijn. De effecten op de middellange termijn hangen samen met de mogelijkheden om het virus in te dammen. Op donderdag 26 maart publiceert het CPB verschillende scenario’s voor de gevolgen van de coronacrisis op de Nederlandse economie en overheidsfinanciën.
Wie heeft er vanuit het kabinet de leiding in de bestrijding van de negatieve economische gevolgen van het coronavirus op de economie?
De financiële, budgettaire en economische gevolgen van het coronavirus op de Nederlandse, Europese en mondiale economie zijn veelomvattend en raken niet alleen aan de beleidsterreinen van de Ministers van Economische Zaken en Klimaat, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Financiën, maar hebben betrekking op de gehele rijksoverheid. Het kabinet trekt eendrachtig en gezamenlijk op in de bestrijding van de gevolgen van het coronavirus. De reguliere verdeling van verantwoordelijkheden tussen de verschillende departementen blijft daarbij het uitgangspunt.
Op welke manier kunnen de negatieve effecten van het coronavirus in deze omstandigheden zo goed mogelijk worden opgevangen, aangezien dit voor zowel vraag- als aanboduitval zorgt?
Het coronavirus heeft gevolgen voor zowel de aanbod- als de vraagzijde van de economie. Aan de aanbodzijde kunnen door de lange, mondiaal georganiseerde toeleveringsketens ondernemers in de problemen raken als er bijvoorbeeld sprake is van vertraging in de toelevering van grondstoffen of halffabricaten. Tegelijkertijd kan er een effect optreden aan de vraagzijde van de economie, als gevolg van bijvoorbeeld groeiende onzekerheid, volatiliteit op financiële markten, reisrestricties en economische problemen in andere delen van de wereld. De mogelijkheden om de economische vraag te stimuleren worden op korte termijn bovendien beperkt door en zijn ondergeschikt aan de noodzakelijke maatregelen die zijn genomen om verspreiding van het virus in te dammen. Het kabinet heeft in deze uitzonderlijke situatie met het pakket maatregelen dat is aangekondigd in de Kamerbrieven van 12 en 17 maart jongstleden de prioriteit gegeven aan het behoud van banen en inkomen en het beperken van onnodige faillissementen van Nederlandse bedrijven als gevolg van de crisis.2 Het kabinet heeft vertrouwen in deze maatregelen. Echter, ook met deze maatregelen is de verwachting dat de economische gevolgen merkbaar zullen zijn. Het kabinet houdt de situatie nauwlettend in de gaten en zal noodzakelijke en passende vervolgmaatregelen treffen indoen de situatie daartoe noopt.
Bent u bereid te kijken of de huidige werktijdverkortingsregeling voldoet in het licht van de huidige omstandigheden? In hoeverre is uitbreiding van de regeling nodig, overweegt u een vorm van deeltijd-WW in te voeren?
Het kabinet vindt het van belang dat alle bedrijven die getroffen worden door de gevolgen van de uitbraak van het coronavirus en aan alle voorwaarden voldoen, in aanmerking kunnen komen voor werktijdverkorting. De bestaande werktijdsverkortingsregeling was niet berekend op het ongekende grote beroep dat op de regeling gedaan werd. De regeling is daarom ingetrokken, en is vervangen door de nieuwe tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkbehoud (NOW). De nieuwe regeling wordt uitgevoerd door UWV en stelt in staat om sneller aan meer aanvragen te voldoen dan bij de werktijdsverkortingsregeling het geval was. Werkgevers kunnen een aanvraag indienen voor een ruime tegemoetkoming in de loonkosten en hiervoor van UWV een voorschot ontvangen. Hiermee kunnen zij werknemers met een vast en met een flexibel contract gewoon doorbetalen.
In hoeverre bent u bereid de ruimte op de begroting en de staatsbalans te gebruiken om negatieve economische gevolgen van het coronavirus te beperken in het licht van dat in de afgelopen jaren de staatsschuld in zeer hoog tempo is afgelost?
De Nederlandse overheidsfinanciën staan er goed voor, mede door de inspanningen van dit kabinet en het vorige kabinet om de overheidsschuld van Nederland terug te dringen na de kredietcrisis en de daaropvolgende Europese schuldencrisis. Dit betekent dat nu alle maatregelen die nodig zijn kunnen worden genomen. Het kabinet hanteert daarbij geen limiet. De Nederlandse begrotingssystematiek is gericht op het automatisch stabiliseren van de economie, zodat er bij economische tegenslag niet hoeft te worden bezuinigd omwille van de overheidsfinanciën. Daarnaast heeft het kabinet, in anticipatie van de economische gevolgen van het coronavirus, een massief en breed pakket aangekondigd die een budgettair beslag kennen. De budgettaire gevolgen van deze maatregelen zijn in incidentele suppletoire begrotingswetten aan uw Kamer voorgelegd. Het kabinet volgt de ontwikkelingen nauwlettend en is daarbij voortdurend in gesprek met werkgevers- en werknemersorganisaties, bedrijven en financiers om de noodzakelijke aanpassingen te kunnen doen als de situatie daarom vraagt.
Wat zijn de gevolgen van de slechte beursresultaten voor pensioenfondsen? Overweegt u maatregelen om de directe gevolgen hiervan te beperken, totdat we weten in hoeverre het een tijdelijke dip betreft?
De dekkingsgraden van Nederlandse pensioenfondsen zijn sterk afhankelijk van de economische ontwikkelingen in de wereld. De beurzen krijgen nu een flinke klap te verduren en dat heeft gevolgen voor de financiële positie van pensioenfondsen. Het kabinet houdt de situatie dan ook goed in de gaten en staat nauw in contact met betrokken partijen over ontwikkelingen in de sector. Tegelijkertijd is nog onzeker in hoeverre effecten blijvend zijn. De situatie op financiële markten is nu nog erg volatiel. Pensioenfondsen worden vanzelfsprekend niet op basis van ontwikkelingen op korte termijn afgerekend, maar zoals gebruikelijk wordt de stand eind december opgemaakt.
Overweegt u maatregelen om de vraagzijde in de economie te stimuleren, bijvoorbeeld met een koopkrachtimpuls voor alle Nederlanders?
Het kabinet heeft een noodpakket met maatregelen aangekondigd in de Kamerbrieven van 12 en 17 maart die zijn gericht op behoud van banen, inkomen en het beperken van onnodige faillissementen van Nederlandse bedrijven als gevolg van het coronavirus. Om de vraagzijde te stimuleren wordt, zoals aangegeven in de Kamerbrief van 17 maart, daarnaast gebruik gemaakt van automatische stabilisatoren in de Nederlandse begroting.3 Het kenmerk van automatische stabilisatie is dat het onmiddellijk en vanzelf gebeurt: het is niet nodig om bijvoorbeeld een wet aan te passen, een nieuwe begroting aan te nemen of een investeringsproject aan te besteden. Het is daarmee tijdig en trefzeker, en daarnaast ook tijdelijk: als de economie weer hersteld is, hoeven maatregelen niet te worden stopgezet of teruggedraaid.
Wanneer verwacht u eindelijk de eerste uitgaven te doen uit het groots aangekondigde «WopkeWiebes» investeringsfonds?
Op dit moment is het kabinet volop bezig met het bestrijden van de effecten en gevolgen van het coronavirus. Daar gaat nu alle aandacht naar toe.
Deelt u de analyse dat het instrumentarium van de Europese Centrale Bank (ECB) al volop in gebruik is, dus dat overheden nu aan zet zijn om een recessie zo veel als mogelijk af te wenden en de eventuele effecten te beperken?
Zoals aangegeven in de kabinetsbrief van 17 maart jongstleden is de uitbraak van het coronavirus mondiaal en zijn de economische effecten van de uitbraak dat ook. Het mitigeren van deze effecten vereist internationale samenwerking en coördinatie. Het kabinet hecht sterk aan samenwerking binnen de verschillende internationale gremia waarin dit wordt besproken. De afgelopen weken zijn in Europees verband verschillende maatregelen genomen. De ECB neemt in onafhankelijkheid beleidsmaatregelen om haar mandaat van prijsstabiliteit te bewerkstelligen.
De ECB richt zich daarbij op het behoud van ruime financiële condities om de risico’s voor prijsstabiliteit te beperken. De ECB stelt extra liquiditeit beschikbaar aan banken en koopt overheids- en bedrijfsobligaties aan. Ruime financiële omstandigheden en liquiditeit dragen eraan bij dat bedrijven over voldoende financiering beschikken tijdens de crisis. Overheden nemen gerichte maatregelen om de economie te ondersteunen. Sommige van deze maatregelen, zoals het verstrekken van kredietgaranties, versterken het effect van de beleidsmaatregelen van de ECB. Dergelijke garanties vergroten de kans dat banken de extra liquiditeit door zetten naar bedrijven in de huidige onzekerheid. Overheden nemen daarnaast maatregelen om de vaste kosten van bedrijven te reduceren en om inkomens van werknemers en zelfstandigen te ondersteunen. Deze maatregelen dragen bij aan het beperken van de effecten van het coronavirus.
Welke maatregelen bent u bereid te nemen voor als de bouw (verder) stilvalt? Bent u bereid grootschalige investeringen in openbaar vervoer, energienetten en andere infrastructuur naar voren te halen?
De bouw is voor de Nederlandse economie een zeer belangrijke sector. Daarom heeft het Rijk nauw contact met de sector om signalen van vertraging vroeg op te vangen en gezamenlijk in te zetten op de voortgang van de bouwproductie in de komende weken en maanden, zodat de woningbouw en de verduurzaming van bestaande woningen verder kan. Het kabinet organiseert op korte termijn een overleg met betrokkenen om te bepalen welke acties nodig zijn om de continuïteit van het bouwproces, opdrachtgeverschap en vergunningverlening te borgen. Het naar voren halen van projecten zal ook onderdeel zijn van de gesprekken. Er komt een protocol om veilig en gezond door te werken. Ook brengt het kabinet in beeld welke wettelijke veranderingen op de sector afkomen, waar nog knelpunten zitten en hoe daarmee moet worden omgegaan. Met het Rijksvastgoedbedrijf, Rijkswaterstaat en I&W wordt gekeken hoe publiek opdrachtgeverschap zoveel mogelijk kan worden voortgezet en waar mogelijk projecten naar voren gehaald kunnen worden. Daarbij zal ook bij medeoverheden aandacht gevraagd worden voor continuering van besluitvormingsprocessen en vergunningprocedures. Verder kan de bouw gebruik maken van de aangekondigde generieke maatregelen, zoals de nieuwe Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor werkbehoud (NOW) verruiming en versoepeling van de BMKB en de GO-regeling voor bankgaranties. Voor meer details wordt doorverwezen naar de Minister van Milieu en Wonen en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Ten aanzien van energienetten geldt dat investeringen in principe worden gedaan door desbetreffende bedrijven zelf, waaronder de netbeheerders voor elektriciteit en gas, en warmtebedrijven voor wat betreft warmtenetten. In het kader van de energietransitie valt te verwachten dat de komende jaren aanzienlijke investeringen zullen moeten worden gedaan. In navolging van het Klimaatakkoord werkt het kabinet onverminderd door aan een voorspoedige energietransitie, waar deze investeringen noodzakelijk en ondersteunend voor zijn. Evenwel is het zo dat de focus van onder andere de netbeheerders voor elektriciteit en gas momenteel is gericht op het verzekeren van de continuïteit van dienstverlening. In deze tijd is het nodig en noodzakelijk dat enkel hier de focus op ligt.
Wat zijn de effecten voor kleine zelfstandige ondernemers en het mkb? Welke maatregelen bent u bereid te nemen om voor hen de pijn te verzachten?
In de brief die het Kabinet op 17 maart jongstleden aan uw Kamer heeft gestuurd zijn diverse maatregelen aangekondigd en beschreven.4 Kleine zelfstandige ondernemers en het mkb die in de problemen komen als gevolg van het corona-virus en de brede economische effecten ervan. Onderstaand wordt kort ingegaan op een aantal maatregelen die zelfstandige ondernemers en het mkb helpt deze uitzonderlijke crisis het hoofd te bieden. Voor meer detail wordt verwezen naar de Kamerbrief.
Het kabinet zet in op versoepeling en verruiming van de Borgstelling MKB-kredieten (BMKB), zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 12 maart jongstleden.5 Met de BMKB staat de overheid voor een deel borg voor bedrijven die een lening willen afsluiten, maar aan de betrokken financier niet genoeg zekerheid kunnen bieden. Bedrijven die worden geraakt door de economische gevolgen van het coronavirus en daardoor in liquidtietsproblemen komen, kunnen tijdelijk rekenen op extra gunstige voorwaarden onder de BMKB.
Voorts komt het kabinet met een tijdelijke voorziening voor ondernemers. Door de maatregelen van het Rijk om de verspreiding van het corona-virus te beteugelen derven veel zelfstandigen, zoals in de culturele sector en de horeca, noodgedwongen inkomsten. Het kabinet wil ook deze groep ondersteunen, zodat zij daarna hun bedrijf kunnen voortzetten. Het kabinet komt daarom met een tijdelijke voorziening voor drie maanden die zo snel mogelijk ingaat. Zelfstandige ondernemers met financiële problemen kunnen een beroep doen op deze voorziening, die uitgevoerd wordt door gemeenten.
Ook heeft het kabinet een aantal fiscale maatregelen aangekondigd. In de eerste plaats zal de Belastingdienst bijzonder uitstel van betaling verlenen aan alle ondernemers die door de coronacrisis in liquiditeitsproblemen zijn gekomen of zullen komen. Dit is een tijdelijke regeling. Ondernemers kunnen met een brief uitstel van betaling van inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, omzetbelasting en loonbelasting aanvragen bij de Belastingdienst. Vanaf het moment dat de ondernemer zich meldt, wordt de inning van deze soorten belastingschulden direct stopgezet. Dat betekent dat de ondernemer feitelijk meteen uitstel van betaling krijgt. Voor uitstel langer dan drie maanden is aanvullende informatie nodig om te beoordelen of de financiële problemen hoofdzakelijk zijn veroorzaakt door de coronacrisis. De ondernemer kan de eerste drie maanden gebruiken om deze informatie te verstrekken. Het kabinet onderzoekt nu welke informatie nodig is en hoe deze zo eenvoudig mogelijk kan worden aangeleverd. Het doel daarbij is de administratieve lasten voor ondernemers zo veel mogelijk te beperken.
Daarnaast verlaagt het kabinet de invorderingsrente vanaf 23 maart 2020 tijdelijk van 4% naar 0,01%. Hierdoor wordt het makkelijker voor ondernemers om uitstel van betaling aan te vragen. Deze verlaging geldt voor alle rijksbelastingen en geldt voor zowel ondernemers als particulieren. Om ondernemers tegemoet te komen zal het kabinet het percentage van de belastingrente ook tijdelijk verlagen naar 0,01%. Belastingrente wordt normaal gesproken gerekend als een aanslag te laat kan worden vastgesteld, bijvoorbeeld omdat de aangifte niet op tijd of niet voor het juiste bedrag wordt ingediend bij de Belastingdienst. Deze tijdelijke verlaging gaat in vanaf het moment dat dit uitvoeringstechnisch mogelijk is. Dit betekent dat voor alle belastingen, behalve voor de inkomstenbelasting, de tijdelijke verlaging van het tarief ingaat vanaf 1 juni 2020. Voor de inkomstenbelasting gaat dit in vanaf 1 juli 2020.Tot slot kunnen ondernemers die een lagere winst verwachten door de coronacrisis een verzoek indienen tot verlaging van de voorlopige aanslag inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting. Daardoor gaan ondernemers meteen minder belasting betalen. Als het bedrag van de nieuwe voorlopige aanslag lager is dan de belasting die de ondernemer in de eerste maanden van dit jaar al heeft betaald, krijgt de ondernemer het verschil uitbetaald.
Als noodvoorziening op de overige maatregelen komt het kabinet met een noodloket voor de tegemoetkoming in de vorm van een gift voor de eerste nood bij ondernemers die direct zijn getroffen door overheidsmaatregelen ter bestrijding van de coronacrisis en die hun omzet daardoor geheel of grotendeels zien verdwijnen.
In aanvulling op bovenstaande maatregelen heeft 19 maart jongstleden een gesprek plaatsgevonden tussen de Minister van Financiën en ABN AMRO, ING, Rabobank, Triodos en de Volksbank, en de voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB), over de gevolgen van het coronavirus voor de financiële sector en de reële economie. In het gesprek lichtten de banken hun regeling toe die is bedoeld om met name kleinere, in de aard gezonde, ondernemingen, door deze crisis te helpen. De vijf banken hebben hiertoe afgesproken dat deze ondernemingen zes maanden uitstel van de aflossingsverplichtingen kunnen krijgen. Voor meer informatie over het gesprek wordt verwezen naar het verslag dat aan uw Kamer is verzonden.6
Welke maatregelen neemt u om te voorkomen dat door het (verder) stilvallen van de bouw de woningnood nog verder toeneemt?
Het op peil houden van de bouwproductie heeft prioriteit. Het tekort aan woningen is met 3,8% hoog. Iedere terugval, ook een tijdelijke, in de productie zal op de middellange termijn leiden tot een nog grotere bouwopgave. Juist daarom houdt het Rijk nauw contact met de sector om meteen actie te nemen wanneer er signalen zijn dat zaken vertragen. Op zeer korte termijn zal de Minister van Milieu en Wonen in een bestuurlijk overleg met sectorpartijen verder over spreken. Intussen lopen er al diverse acties met stakeholders, die bij zullen dragen aan het op peil houden van de bouwproductie. Zo werken Rijk en regio in de woondeals intensief samen aan de versnelling van geplande bouwprojecten en uitbreiding van de plancapaciteit. De financiële impuls van € 1 miljard voor de woningbouw die het kabinet afgelopen najaar beschikbaar heeft gesteld en de heffingsvermindering in de Verhuurderheffing (€ 100 miljoen jaarlijks) voor nieuwbouw zullen zal bijdragen aan de realisatie van tienduizenden extra woningen. Omdat er nog steeds een extra stap nodig is van alle partijen, heeft de Minister van Milieu en Wonen recent met gedeputeerden van twaalf provincies om tafel gezeten, naar aanleiding van de nieuwe bevolkingsprognose en de verwachte terugval van de bouwproductie. Daar is afgesproken dat Rijk en provincies in kaart gaan brengen hoe de bouwopgave er op regionaal niveau uitziet, en wat nodig is om de benodigde bouwplannen te realiseren.
Bent u bereid de Kamer mogelijke investerings- en stimuleringsmaatregelenpakketten te doen toekomen? Welke scenario’s heeft u daarvoor voorbereid?
Het kabinet volgt de ontwikkelingen nauwlettend. Er is nu een noodpakket met maatregelen ter ondersteuning van de economie en banen gecommuniceerd. Hierin zitten ook diverse maatregelen die de vraagzijde van de economie ondersteunen. Het kabinet heeft vertrouwen in deze maatregelen. Dit laat onverlet dat de ontwikkelingen elkaar snel opvolgen. Zoals aangegeven is het hierdoor niet mogelijk om nu een robuuste economische inschatting te maken van de effecten op de korte termijn. Op donderdag 26 maart publiceert het CPB verschillende scenario’s voor de gevolgen van de coronacrisis op de Nederlandse economie en overheidsfinanciën. Als de situatie zich voordoet dat meer maatregelen nodig zijn uw Kamer daar vanzelfsprekend direct van op de hoogte worden gesteld.
Wat vindt u van de maatregelen van de Duitse regering en de Italiaanse regering? welke maatregelen worden er elders in Europa genomen?
Landen in Europa en de rest van de wereld nemen maatregelen om de economische impact van het coronavirus te mitigeren. Het kabinet monitort nauwgezet de maatregelen die andere landen nemen. Informatie en ideeën over maatregelen worden uitgewisseld uit via gremia zoals de Eurogroep, maar ook op ambtelijk niveau is er dagelijks contact. De maatregelen van Duitsland en Italië zijn grotendeels in lijn met wat Nederland doet en zijn met name gericht op het behoud van banen en inkomens en het ondersteunen van bedrijven en ondernemers, zoals door tegemoetkoming in de loonkosten, versoepelde belastingregels en extra kredietmogelijkheden. Daarbij geldt dat Nederland met name werk gerelateerde vangnetten al standaard heeft geregeld, terwijl dat voor verschillende andere Europese landen niet geldt. Ook heeft Nederland in vergelijking met veel andere landen een goede buffer om deze maatregelen te financieren en de economische schok op te vangen. Het kabinet zal de ontwikkelingen in andere landen goed blijven monitoren en waar nodig lering trekken uit maatregelen die elders worden getroffen.
Bent u bereid voor 1 april met stimuleringsvoorstellen te komen?
Het kabinet heeft, zoals bovenstaande al meermaals benoemd, op 17 maart een pakket aan maatregelen gepresenteerd. Het kabinet heeft vertrouwen in deze maatregelen. Tegelijkertijd laten de economische gevolgen zich slecht inschatten omdat de ontwikkelingen zich snel opstapelen. Het kabinet monitort de Nederlandse economie, financiële markten en internationale ontwikkelingen nauwlettend. De overheidsfinanciën staan er goed voor en het kabinet is bereid die maatregelen te treffen die nodig zijn om de economische gevolgen van het coronavirus het hoofd te bieden.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het debat over de noodzakelijke maatregelen om de economische gevolgen van het coronavirus?
Het is niet gelukt deze vragen te beantwoorden voor het debat.
De gevolgen van de Kraanwatercrisis voor de Volksgezondheid |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Heeft u kennis genomen van het bericht «Lood in water bij 14 Amsterdamse basisscholen en 56 wooncomplexen»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de Kraanwatercrisis een bedreiging voor de Volksgezondheid vormt en dat de overheid moet optreden om de volksgezondheid te beschermen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer komt u eindelijk in actie met een plan om mensen te beschermen?
Ik begrijp de zorg van mensen over de mogelijke aanwezigheid van loden leidingen. Uit het advies van de Gezondheidsraad: «Loodinname via drinkwater» blijkt opnieuw dat de inname van lood via het drinkwater negatieve gezondheidseffecten kan hebben, vooral op de hersenontwikkeling van kinderen. Het is daarom goed dat mensen zich ervan bewust zijn dat dit kan spelen in een woning of gebouw van vóór 1960. In de kabinetsreactie2 op het advies van de Gezondheidsraad heeft de Minister van I&W, mede namens de Minister voor Medische Zorg en Sport en mijzelf een groot aantal acties aangekondigd om de loodproblematiek aan te pakken. Deze acties zijn ingezet en toegezegd is om over de ingezette acties en over de nadere invulling van het plan van aanpak in april 2020 aan de Kamer verslag te doen. De hierover aangekondigde brief is enigszins vertraagd in verband met de Coronacrisis en zal voor het zomerreces worden verzonden.
Is het bij u bekend dat er bij een gezin met vier kinderen 115 mg lood in het kraanwater is aangetroffen, dat dit gezin er al 18 jaar woont en alle gezinsleden met een of meerdere ernstige, medische gevolgen te maken hebben en de kinderen leer- en concentratieproblemen ondervinden?
Ja. Ik heb kennis genomen van het bericht dat hierover op 14 februari 2020 op de website van PvdA Amsterdam-Noord is verschenen3.
Wat doet de overheid voor mensen wanneer zij langjarig zijn blootgesteld aan loodvervuiling en kampen met ernstige klachten?
Voor mensen met gezondheidsklachten is in Nederland een uitgebreid stelsel van gezondheidszorg beschikbaar. Bezien moet worden of dergelijke klachten te relateren zijn aan blootstelling aan lood of dat er andere oorzaken aan ten grondslag liggen. Echter, gezondheidsschade als gevolg van chronische loodvergiftiging is helaas niet te herstellen. Daarom zet de overheid in op het voorkomen van loodvergiftiging door het stellen van normen aan het gehalte aan lood in voedsel, drinkwater en allerhande producten.
Welke maatregelen nemen kinderdagverblijven en basisscholen om de gezondheid van kinderen te beschermen? Gaat u maatregelen nemen om de veiligheid van kinderen te waarborgen?
Ouders moeten er op kunnen vertrouwen dat kinderdagverblijven en scholen de kinderen een veilige omgeving bieden. Veilig drinkwater hoort daar bij. Vanuit deze verantwoordelijkheid hebben de beheerders van de betreffende gebouwen de plicht om te onderzoeken of er sprake is van loden waterleidingen in het gebouw, als dat zo is deze te saneren en in afwachting daarvan een alternatieve watervoorziening aan te bieden.
De overheid zal er op toezien dat beheerders van kinderdagverblijven en scholen hun verantwoordelijkheid nemen. Zoals ik eerder heb aangegeven verwacht ik van gemeenten dat zij zich er voor inzetten dat zo snel mogelijk duidelijk wordt of gemeentelijke gebouwen nog loden leidingen bevatten en zo ja, dat deze zo snel mogelijk loodvrij worden gemaakt. Als het gaat om kindlocaties in het algemeen verwacht ik dat GGD’en hier een rol inspelen. Met hen wordt overlegd om na te gaan of zij voldoende initiatieven nemen om toezicht uit te oefenen en op welke manier zij daarbij kunnen worden ondersteund. Vanwege de Coronacrisis verloopt deze afstemming trager dan gewenst. Ik zal u hierover binnenkort nader informeren, in de toegezegde brief over de stand van zaken van de acties uit de kabinetsreactie bij het Gezondheidsraadrapport.
Kunt u een overzicht bieden per gemeente van de uitkomsten van onderzoeken naar de aanwezigheid van loden leidingen en de ondernomen acties?
Vooral de gemeente Amsterdam is tot nog toe actief geweest om vanuit de gemeente inzicht te krijgen in het aantal adressen waar nog (delen van) loden leidingen aanwezig zijn. De nadruk ligt daarbij op huurwoningen, kindlocaties en gemeentelijk bezit. De gemeente heeft een veelomvattende loodaanpak ingezet en doet daarover regelmatig verslag aan de Raad.
Ook enkele andere gemeenten hebben onderzoek gedaan naar bijvoorbeeld kindlocaties. Nog niet alle gemeenten hebben actie ondernomen op het terrein van loden leidingen. Gemeenten zouden er in elk geval zorg voor moeten dragen dat het gemeentelijk bezit veilig is. De VNG kan hier een informerende en stimulerende rol spelen. GGD’en kunnen een rol spelen bij het loodvrij maken van kindlocaties.
Het onderzoeken en in kaart brengen van de eventuele aanwezigheid van resterende (stukken) loden leidingen is uiteindelijk een zaak van de gebouweigenaren, om vervolgens te kunnen saneren.
Welke rechten hebben huurders die jarenlang met lood vergiftigd kraanwater hebben gedronken, omdat verhuurders hebben geweigerd deze te vervangen? Hebben mensen recht op compensatie als een verband kan worden aangetoond tussen langdurige loodinname en gezondheidsklachten?
Verhuurders hebben loden leidingen over het algemeen vervangen, bijvoorbeeld bij renovatie of mutatie. Wanneer duidelijk wordt dat er nog loden leidingen aanwezig zijn en een verhuurder expliciet weigert deze loden leidingen te vervangen, dan kan de huurder naar de huurcommissie voor huurverlaging of naar de rechter voor huurverlaging en om het saneren van de loden leidingen af te dwingen. Wanneer er nog loden leidingen aanwezig zijn of wanneer niet bekend is of deze nog aanwezig zijn, dan geldt het advies om tot het moment van vervanging ander water te drinken. Voorlichting hierover is van groot belang.
De wet kent de mogelijkheid van een schadevergoeding in het geval van een onrechtmatige daad. Schade moet dan wel worden aangetoond.
Welke gezondheidsklachten bij volwassenen worden in verband gebracht met langdurige loodinname?
De Gezondheidsraad geeft in haar signaleringsadvies van 6 november 2019 aan dat langdurige inname van lood bij volwassenen het risico kan vergroten op hart- en vaataandoeningen en chronische nierziekte.
Gaat u mensen beter informeren over de gezondheidsgevolgen van langdurige loodinname? Op welke wijze worden mensen op dit moment voorgelicht? Vindt u dat bijvoorbeeld de GGD mensen moet informeren?
Voorlichting is een belangrijk onderdeel van de aanpak van loden leidingen. Mensen kunnen zich via verschillende kanalen informeren over het feit dat het drinken van water uit loden leidingen nadelige gevolgen voor de gezondheid kan hebben. Het uniformeren van de verschillende boodschappen was één van de acties die de Gezondheidsraad adviseerde en die inmiddels is uitgevoerd.
Met de GGD’en vindt overleg plaats over de mogelijkheden van een meer gerichte voorlichtingscampagne. De ontwikkelingen rond het Coronavirus maken zo’n campagne op de korte termijn echter moeilijk te realiseren.
Vindt u ook dat gemeenten mensen actief moeten benaderen en wijzen op de mogelijke aanwezigheid van loden leidingen? Zo ja, wanneer gaat u dit afdwingen? Zo nee, waarom vindt u het acceptabel dat mensen in het ongewisse blijven met alle gevolgen voor de gezondheid van dien?
Ik vind het belangrijk dat van alle gebouwen en woningen met een bouwjaar vóór 1960 wordt vastgesteld of er nog loden leidingen aanwezig zijn. Idealiter worden alle eigenaren en/of gebruikers van panden van vóór 1960 dan ook nog een keer actief benaderd om hen erop te wijzen dat er in het pand nog (stukken) loden leiding aanwezig kunnen zijn. Voor verschillende eigenaren/gebruikers kan dit op verschillende manieren plaatsvinden. Ik onderzoek nog wat voor de verschillende groepen de beste methode is. Een campagne via de GGD’en is op dit moment moeilijk te realiseren.
Deelt u de mening dat er zo snel mogelijk een alternatieve watervoorziening moet komen totdat de leidingen zijn vervangen? Heeft u daarbij ook oog voor ouderen en mensen die minder goed ter been zijn, omdat zij niet in staat zijn om naar een tappunt te lopen?
Als er sprake is van loden waterleidingen, of wanneer niet bekend is of die er nog zijn, dan is het gebruik van ander water inderdaad aanbevolen, zolang de leidingen niet zijn vervangen. Dit kan water uit flessen of pakken zijn, of er kan een alternatief watertappunt worden gebruikt of aangelegd. Ik zie heel goed dat het halen van water uit de winkel of van een apart watertappunt extra belastend is voor mensen die slecht ter been zijn. Een mogelijkheid is om te laten bezorgen of om een (tijdelijk) tappunt aan te leggen na de watermeter. De mogelijkheid van het (tijdelijk) gebruik van filters is onvoldoende onderzocht voor de Nederlandse situatie om dit vanuit de overheid te kunnen aanbevelen.
Bent u van mening dat de verhuurder zou moeten opdraaien voor de kosten van flessenwater als alternatieve watervoorziening niet voorhanden is? Zo ja, hoe gaat u dit afdwingen? Zo nee, waarom niet?
Een verhuurder is verplicht het gebrek te herstellen, dat wil zeggen de leidingen te saneren. In afwachting daarvan geldt een advies voor het drinken van ander water. Ook kan de huur tijdelijk worden verlaagd via de huurcommissie of de rechter zolang het herstel nog niet heeft plaatsgevonden. Hoewel de verhuurder hier formeel niet toe is verplicht acht ik zeer wenselijk dat de verhuurder de huurder faciliteert bij het drinken van ander water, bijvoorbeeld door het installeren van een tijdelijk tappunt na de meter.
Bent u bereid de aanwezigheid van loden leidingen aan te merken als formeel gebrek? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn?
De huurcommissie heeft in haar Gebrekenboek, aansluitend op de norm uit de drinkwaterregelgeving, een loodconcentratie van gemiddeld meer dan 10 microgram/L benoemd als een gebrek. Het ligt in de lijn der verwachting dat een rechter de lijn van de huurcommissie volgt.
Ik heb eerder aangekondigd dat ik daarnaast de mogelijkheid van een meldingsplicht bij verkoop of verhuur te willen onderzoeken. Verder onderzoek ik
de mogelijkheid van een verbod op loden leidingen voor bestaande bouw waarbij ik naast de voordelen voor de volksgezondheid ook kijk naar aspecten als uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. In de toegezegde brief over de stand van zaken van de acties uit de kabinetsreactie bij het Gezondheidsraadadvies kom ik op dit onderzoek terug.
Ben u bereid eigenaren van openbare gebouwen en verhuurders te verplichten loden leidingen te vervangen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn?
De aanwezigheid van een te hoge loodwaarde in het kraanwater geldt als een gebrek. Verhuurders zijn daarmee verplicht loden leidingen te vervangen.
Zoals ik eerder heb aangegeven verwacht ik van gemeenten dat zij zich ervoor inzetten dat zo snel mogelijk duidelijk wordt of gemeentelijke gebouwen nog loden leidingen bevatten en zo ja, dat deze zo snel mogelijk loodvrij worden gemaakt. Ook het Rijksvastgoedbedrijf onderneemt een dergelijke actie.
Heeft het ministerie destijds gecontroleerd of verhuurders zich aan de afspraak hebben gehouden om in 2005 alle loden leidingen te hebben vervangen? Zo ja, hoe is het mogelijk dat 200.000 woningen nog loden leidingen hebben? Zo nee, waarom is daar niet toe besloten?
Verhuurders hebben destijds een inspanningsverplichting afgesproken. Het beleid van verhuurders was erop gericht loden leidingen te vervangen, en er zijn sindsdien ook veel loden leidingen vervangen, bijvoorbeeld bij renovatie of mutatie. Ook bij sloop en vervangende nieuwbouw zijn loden leidingen verdwenen. Er is geen registratie van bijgehouden. Het was onbekend hoeveel resterende (stukken) loden leidingen er in 1998 nog waren en ook hoeveel er nu nog zijn. Het getal van 200.000 is een schatting van de Gezondheidsraad. De drinkwaterbedrijven troffen in het kader van de steekproefsgewijze monitoring van de drinkwaterkwaliteit in de periode 2014–2018 bij metingen van binnenhuisinstallaties in 1,1% van de genomen monsters een loodconcentratie boven de 10 microgram/L aan. Dit waren individuele metingen, niet bekend is wat dit betekent voor de gemiddelde loodwaarde van het drinkwater aan het betreffende tappunt, waar de norm betrekking op heeft.
Wat is uw oordeel over het feit dat verhuurders in strijd met de afspraken hebben geweigerd loden leidingen te vervangen en daarmee willens en wetens huurders gezondheidsschade hebben berokkend?
Als loden leidingen in huurwoningen nog niet zijn vervangen betekent dat niet noodzakelijkerwijs dat verhuurders geweigerd hebben loden leidingen te vervangen. In dat geval had de huurder zich immers bij overschrijding van de norm tot de huurcommissie of rechter kunnen wenden. Het kan ook zijn dat leidingen over het hoofd zijn gezien of dat er onvoldoende onderzoek is gedaan. Ik verwacht dat verhuurders dit onderzoek nu alsnog doen, en hiertoe ook zelf het initiatief nemen en niet wachten tot ze aangesproken worden door hun huurders.
Klopt het dat de aanwezigheid van loden leidingen in 2005 door de Huurcommissie is ingedeeld in «categorie c« (overige ernstige gebreken)? Zo ja, welke indeling gold daarvoor en op basis van welke argumenten is overgegaan tot een andere indeling? Wat zijn de gevolgen van een andere indeling?
Lood in drinkwater is zo’n 20 jaar geleden door enkele huurcommissies als gebrek aangemerkt, en later door de huurcommissies gezamenlijk in het Gebrekenboek opgenomen. Het besluit huurprijzen woonruimte kent drie categorieën gebreken: de A-, B- en C-gebreken, waarvan de A-gebreken het ernstigst zijn. Bij aanwezigheid van deze gebreken is in afwachting van herstel een huurkorting van respectievelijk maximaal 80, 70 of 60% mogelijk. De inhoud van de categorie C-gebreken is niet geheel in het Besluit huurprijzen woonruimte benoemd maar kan door de huurcommissie in het Gebrekenboek nader ingevuld worden, hetgeen dus ten aanzien van de loden leidingen is gebeurd. In alle gevallen dient de huurverlaging die door de huurcommissie wordt toegekend ertoe om de verhuurder te bewegen het geconstateerde gebrek te herstellen. Op grond van het algemene huurrecht is een verhuurder verplicht gebreken te herstellen.
Welke norm voor loodconcentraties in water wordt gehanteerd in de Europese Unie? Heeft Nederland altijd dezelfde norm gehanteerd? Zo nee, waarom hanteerde Nederland een afwijkende norm?
In de Europese Unie geldt op basis van de EU Drinkwaterrichtlijn (1998) sinds 2013 een norm voor de concentratie lood in voor menselijke consumptie bestemd water van gemiddeld 10 microgram/L (daarvoor 50 microgram/L). Bij de aanpassing van Waterleidingwet en -besluit in 2000, is ter implementatie van de EU Drinkwaterrichtlijn in Nederland al de norm van 10 μg/l aan de kraan ingevoerd. Dit is destijds in Nederland besloten op basis van een advies van de Gezondheidsraad uit 1997 om de loodnorm te verlagen van 50 naar 10 microgram/L vanwege de gezondheidseffecten voor jonge kinderen. Bij de aanstaande herziening van de EU-Drinkwaterrichtlijn gaan scherpere voorschriften gelden. U wordt hier in de toegezegde brief nader over geïnformeerd.
Nu blijkt dat verschillende methodes worden gehanteerd om de loodconcentratie in het water te bepalen, gaat u duidelijkheid verschaffen en een methode voorschrijven? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom acht u het verschaffen van duidelijkheid niet belangrijk?
Wanneer door visuele inspectie niet duidelijk is of er nog (stukken) loden leidingen aanwezig zijn dan kan een test een indicatie geven of er loden leidingen aanwezig zijn. Hiervoor heeft het RIVM recent een methodiek gepubliceerd: de stagnatiemethode. Deze is te vinden op de website van het RIVM. Hierbij wordt de loodwaarde gemeten na een periode van zes uur stilstand. Dat geeft de meeste kans om loden leidingen op te sporen.
Om te bezien of de loodnorm in het drinkwater wordt overschreden moet een andere methode worden toegepast. Dit kan met de methode van proportionele monstername. Bezien wordt nog of hier een eenvoudiger methode mogelijk is.
Om te zien wat de gemiddelde loodwaarde in een drinkwatergebied is, is een methode voorgeschreven waarbij bij verschillende gebouwen op verschillende momenten van de dag het loodgehalte gemeten wordt. De resultaten worden gemiddeld en dit geeft dan een beeld van de gemiddelde loodbelasting in een distributiegebied, maar niet van de overschrijding van de drinkwaternorm bij individuele gebouwen.
Tot welke organisatie kunnen huurders zich wenden bij geschillen over de meetmethode of geschillen over het al dan niet tijdig verwijderen van loden leidingen?
Huurders kunnen zich bij geschillen over het herstel van gebreken zoals een te hoge loodconcentratie in het drinkwater wenden tot de huurcommissie bij woningen met een gereguleerde huurprijs en tot de rechter.
Het bericht ‘Foute huisarts die nooit meer spreekuur mag houden, toch weer aan het werk’ |
|
Hayke Veldman (VVD) |
|
Bruno Bruins (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht: «Foute huisarts die nooit meer spreekuur mag houden, toch weer aan het werk»?1
Ja.
Kunt u toelichten of, en zo ja, hoe de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) toezicht houdt op zorgverleners die voor het leven geschorst zijn? Zo niet, hoe wordt voorkomen dat voor het leven geschorste zorgverleners alsnog in de zorg aan de slag gaan?
De IGJ houdt toezicht op de gezondheidszorg in Nederland. Wanneer een BIG-geregistreerde zorgverlener wordt doorgehaald in het BIG-register is het niet toegestaan dat hij of zij een wettelijk beschermde beroepstitel voert en zelfstandig voorbehouden handelingen verricht.
Doet hij of zij dit toch, dan is dit strafbaar. Als de IGJ een melding krijgt over een dergelijke situatie doet zij onderzoek naar de feiten en omstandigheden. Indien nodig treft zij maatregelen. Ook in deze casus wordt onderzoek gedaan.
Voor instellingen die van plan zijn om een zorgverlener aan te nemen geldt een vergewisplicht om te controleren of de nieuwe medewerker geschikt is om zorg te verlenen. Zij dienen hiervoor onderzoek te doen naar het arbeidsverleden van de sollicitant. Daarnaast zijn sommige zorginstellingen verplicht om een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) op te vragen.
Indien een BIG-geregistreerde zorgverlener wordt doorgehaald in het BIG-register dan raakt hij of zij de titel kwijt en mag het beroep niet langer onder die beschermde beroepstitel uitoefenen. Dat betekent echter niet dat de betrokken zorgverlener helemaal niet meer werkzaam mag zijn in de zorg. Dit geldt alleen wanneer een bevoegde instantie een algeheel verbod op werkzaamheden in de gezondheidszorg heeft opgelegd.
De ervaring is dat mensen zich hier over het algemeen goed aan houden en een onderzoek met terugwerkende kracht is dan ook niet zinvol. De IGJ zal altijd onderzoek doen als zij een melding ontvangt dat een geschorste zorgverlener voorbehouden handelingen uitvoert of ten onrechte een beroepstitel voert.
Kunt u toelichten of zorginstellingen met betrekking tot sollicitaties een database kunnen raadplegen met geschorste zorgverleners?
Iedereen kan het openbare online BIG-register raadplegen waarin is vermeld of een arts een bevoegdheidsbeperkende maatregel opgelegd heeft gekregen. Een zorginstelling kan in het kader van de vergewisplicht ook navraag doen bij eerdere werkgevers, het Waarschuwingsregister Zorg en Welzijn raadplegen en navraag doen bij de IGJ of de sollicitant een aantekening Wkkgz heeft.
Kunt u aangeven of de IGJ, aangezien zij stelt in geen tien jaar een melding te hebben gehad van een zorgverlener uit de eerstelijnszorg die ondanks een schrapping toch aan het werk gaat, met terugwerkende kracht gaat onderzoeken of dergelijke gevallen zich in het verleden wel hebben voorgedaan?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven of de IGJ wel meldingen heeft gehad van zorgverleners uit de tweede- of derdelijnszorg die ondanks schrapping toch aan het werk zijn gegaan?
De IGJ heeft geen meldingen gehad over zorgverleners werkzaam in ziekenhuizen of particuliere klinieken die zich niet hebben gehouden aan de opgelegde bevoegdheidsbeperkingen.
Het bericht ‘UWV-artsen weigeren afleggen ambtenareneed’ |
|
Jasper van Dijk |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Wat is uw reactie op de onrust onder keuringsartsen over de «ambtenareneed», waarin onder meer moet worden gezworen om niets te doen dat het aanzien van het UWV kan schaden?1
Met de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) worden medewerkers van publieksrechtelijke ZBO’s, zoals het UWV, ook ambtenaren. Daarbij hoort ook het afleggen van een ambtseed. Het is aan de organisaties zelf om de inhoud van die eed te bepalen binnen kaders die daarvoor gelden. Het UWV heeft dat op basis van verschillende voorbeelden van gemeenten en de eed voor Rijksambtenaren gedaan. Vooruitlopend op het uitspreken van de eed tijdens de Week van de Waarde die het UWV eind maart zou organiseren, zijn verschillende bijeenkomsten georganiseerd over de eed.
Hierbij bleek dat één passage intern leidde tot vragen en discussie, namelijk «Ik realiseer mij dat mijn handelen onderdeel is van het handelen van UWV en zal niets doen dat het aanzien van UWV zal schaden.»
Dit riep bij sommige medewerkers, in het bijzonder bij artsen en accountants, de associatie op dat bepaalde kritiek en/of intern onderzoek niet zou mogen omdat deze het aanzien van het UWV zou kunnen schaden. Dat is uiteraard niet het doel van deze bepaling. Het UWV hecht sterk aan professionaliteit en een open cultuur en vakmanschap waar een ieder zich kritisch kan uitspreken. Ook staat het recht om extern «de klok te luiden» mocht een medewerker het idee hebben dat hij misstanden ziet die binnen de organisatie niet geadresseerd worden, buiten kijf. De raad van bestuur heeft dan ook het besluit genomen om deze passage aan te passen zodat hier geen verdere misverstanden over zijn. Deze luidt nu «Ik realiseer mij dat mijn handelen onderdeel is van het handelen van UWV en zal niets doen met het doel het aanzien van UWV te schaden.» Ik hoop dat dit de bezorgdheid onder artsen en accountants wegneemt. Het is goed dat de raad van bestuur hierover in gesprek blijft.
Begrijpt u dat artsen er moeite mee hebben om iets anders te zweren dan de artseneed?
Naar mijn mening staat de door het UWV aangepaste ambtseed niet op gespannen voet met de artseneed. Ook de Nederlandse Vereniging voor verzekeringsdeskundigen (NVVG) heeft in overleg met de artsenfederatie KNMG aangegeven dat (verzekerings)artsen die werkzaam zijn bij UWV, zoals alle artsen, altijd gehouden zijn aan de eigen professionele verantwoordelijkheid zoals die verankerd is in de artseneed en gedragsregels van de KNMG. Een door de werkgever vormgegeven ambtseed kan aan dit uitgangspunt geen afbreuk doen.
Mocht in een uitzonderlijk geval de UWV ambtseed strijd opleveren met de artseneed, dan dient een arts voorrang te geven aan de artseneed. Dit volgt uit het systeem van de wet en de tuchtrechter redeneert ook als zodanig. Dit vormt, gelet op dit voorbehoud, dus geen beletsel voor het ondertekenen van de UWV ambtseed.
Ik zie evenmin hoe de aangepaste UWV eed zou schuren met het maatschappelijk belang. Deze eed laat onverlet dat medewerkers vrij zijn om hun kritiek en/of zorgen uit te spreken ook als dit consequenties zou kunnen hebben voor het aanzien van het UWV.
Erkent u dat deze toevoeging kan schuren met de artseneed en met het maatschappelijk belang?
Zie antwoord vraag 2.
Begrijpt u dat keuringsartsen het idee hebben dat ze monddood gemaakt worden en dat de Novag haar leden oproept deze verklaring niet af te leggen?
Ik kan best begrip opbrengen voor vraagtekens bij de oorspronkelijke passage.
Het idee dat keuringsartsen monddood zouden worden gemaakt en de oproep van een boycot kan ik evenwel niet volgen.
Wat gebeurt er met de mensen die weigeren de UWV-ambtenareneed af te leggen? In hoeverre worden zij onder druk gezet of staat hun dienstbetrekking op het spel?
Ik vind het van belang dat medewerkers van UWV zich ten volle bewust zijn van de speciale positie die zij vervullen als ambtenaren zoals dat ook betekenis krijgt door ondertekening van een ambtseed.
Binnen UWV heeft voor huidige werknemers, die al in dienst waren voor de inwerkingtreding van de Wnra, weigering van het afleggen van de eed de consequentie dat hierover een gesprek wordt gevoerd met de direct leidinggevende. Daarbij wordt geen druk uitgeoefend maar is de inzet meer inzicht te verkrijgen in de specifieke beweegreden hierachter.
Hoe gaan het UWV en u om met klokkenluiders en wat is er gebeurd met mensen binnen het UWV die misstanden (bijvoorbeeld rondom de keuringen in Groningen) hebben aangekaart?
Er zijn mij en UWV geen gevallen bekend van klokkenluiders, die zich hebben aangemeld bij het huis van klokkenluiders en een beroep doen op deze regeling.
Voor het delen van signalen en zorgen zijn er binnen UWV diverse loketten beschikbaar zoals het Luisterend Oor, vertrouwenspersonen en Bureau Integriteit. Bij dit laatste loket kunnen ook misstanden worden gemeld. Meldingen worden met zorg behandeld.
Naar aanleiding van het rapport «Wat er over melden te melden valt» dat uw Kamer eerder is aangeboden, wordt extra geïnvesteerd in responsief leiderschap zodat medewerkers zich goed gehoord voelen door direct leidinggevenden. Ook is extra ingezet op bekendheid van de verschillende meldpunten en vertrouwenspersonen waar medewerkers terecht kunnen met zorgen, signalen en/of klachten.
Het niet delen van interne informatie buiten de organisatie, is, net als bij vele andere organisaties, waaronder ministeries, onderdeel van de integriteitscode.
Als interne rapporten of informatie van intranet naar buiten komen, kan dat aanleiding zijn voor onderzoek. Dit kan immers bijvoorbeeld ook aantasting van de privacy van medewerkers of klanten betreffen. De formele procedure is dat na dergelijk lekken een onderzoek en gesprek naar beweegredenen plaats vindt. Afhankelijk van context en situatie kunnen dan eventuele maatregelen worden getroffen. Er zijn het afgelopen jaar naar aanleiding van lekken van documenten naar de pers geen maatregelen getroffen tegen medewerkers.
Bent u bereid om deze UWV-ambtenareneed van tafel te halen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zoals uit voorgaande duidelijk moge zijn, zie ik hiervoor geen aanleiding.
Heeft u kennisgenomen van het verzoek van de International Air Transport Association (IATA) om voor het jaar 2020 de regels aangaande het recht op behoud van slots in een opvolgend gebruiksjaar op te schorten voor de 200 wereldwijde slotgecoördineerde luchthavens?1
Ja.
Deelt u de stelling van de vragenstellers dat het coronavirus een impact heeft op de luchtvaartsector vergelijkbaar met een economische crisissituatie, en dat derhalve het gerechtvaardigd is de bestaande slotregels voor deze situatie te heroverwegen?
Ja. En dat beperkt zich niet alleen tot de luchtvaart, ook andere transportsectoren worden geraakt.
Herkent u het beeld dat IATA schetst van grootschaligecancellations en no shows van geboekte tickets op routes naar (met name) bestemmingen met veel bevestigde besmettingen, zoals Noord-Italië, Japan en Zuid-Korea? Kunt u aangeven in hoeverre de bezettingsgraad van vluchten op deze bestemmingen de afgelopen weken is gedaald?
IATA heeft de in het bericht geschetste zware terugval van luchtverkeer op verschillende belangrijke Aziatische routes en andere bestemmingen wereldwijd gebaseerd op haar eigen onderzoek. Ik kan niet aangeven in hoeverre de bezettingsgraad van vluchten op deze bestemmingen de afgelopen weken is gedaald omdat dat commerciële gegevens betreft van luchtvaartmaatschappijen die ik niet tot mijn beschikking heb.
Deelt u de stelling van de vragenstellers dat het ongewenst is dat luchtvaartmaatschappijen door slotregels gedwongen worden om grotendeels lege toestellen te laten vliegen en/of tijdelijke routes te openen, puur om historische slotrechten in 2021 te kunnen behouden? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Bent u bereid in overleg te treden met de Europese Commissie over het verzoek van IATA, met als doel om een opschorting van de slotregels ten aanzien van het behoud van historische rechten te realiseren voor het gebruiksjaar 2020?
Ja. Ik heb de Europese Commissie verzocht om haar huidige ontheffing van de slotregels ten behoeve van het behoud van historische rechten voor het IATA winterseizoen 2019/2020 in verband met het coronavirus te verlengen voor het aankomend IATA zomerseizoen en de reikwijdte van die ontheffing te verruimen naar alle landen die hierdoor ernstig geraakt worden.
Kunt u aangeven welke maatschappijen sinds de uitbraak van het coronavirus hun operatie op Nederlandse luchthavens (grotendeels) hebben moeten staken?
De impact van het coronavirus op de vluchtschema’s van verschillende luchtvaartmaatschappijen zoals KLM en easyJet is groot, maar verschilt per luchtvaartmaatschappij en is mede afhankelijk van de bestemmingen die zij aandoen. Verschillende luchtvaartmaatschappijen zien zich ook genoodzaakt om op korte termijn hun bestemmingenportfolio aan te passen vanwege de impact van het coronavirus op een groot aantal van die bestemmingen.
Deelt u de stelling van de vragenstellers dat het wenselijk is om vrijkomende slots door teruggave aan de slotpool als gevolg van disrupties of faillissementen (mede) veroorzaakt door het coronavirus op de reguliere wijze te kunnen verdelen voor het volgende gebruiksjaar, maar daarbij te waarborgen dat maatschappijen geen onrendabele routes hoeven te openen om deze rechten nog tijdens de disruptie veroorzaakt door het coronavirus te kunnen verkrijgen? Zo ja, bent u bereid ook hierover in gesprek te treden met de Europese Commissie?
In antwoord hierop wil ik u verwijzen naar mijn antwoord op vraag 5.
Fysiotherapeuten die in actie komen tegen bemoeienis van de zorgverzekeraar |
|
Henk van Gerven |
|
Bruno Bruins (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de uitzending van Radar over fysiotherapeuten die in actie komen tegen de bemoeienis van zorgverzekeraars?1
Het is goed dat fysiotherapeuten aangeven wat naar hun mening zou kunnen verbeteren in de zorg en in hun relatie met de zorgverzekeraars.
Wat vindt u ervan dat fysiotherapeuten zich genoodzaakt zien ongecontracteerd te gaan werken en een derde van hen (34%), op dit moment geen contract met een of meer zorgverzekeraars heeft en 8% helemaal geen contracten met zorgverzekeraars meer heeft?
Het zou altijd een voorkeursoptie moeten zijn voor zorgaanbieders, en dus ook fysiotherapeuten, om contracten af te sluiten met zorgverzekeraars. Een contract is het beste instrument voor zorgaanbieders en zorgverzekeraars om over belangrijke onderwerpen als prijs, kwaliteit, service en zinnig zorg afspraken te maken. Maar als een zorgaanbieder zich genoodzaakt voelt om toch zonder contract te werken, is dat zijn eigen vrije keuze. De genoemde percentages niet-gecontracteerde zorglevering vind ik evenwel zorgelijk. En beschouw deze als een signaal dat het contracteerklimaat tussen fysiotherapeuten en zorgverzekeraars verder moet verbeteren. Beide partijen moeten daarin investeren.
Wat vindt u ervan dat patiënten zorg gaan mijden omdat de kosten te hoog worden? Hoe hoog is het percentage zorgmijding bij fysiotherapeuten? Is daar onderzoek naar gedaan dat bij u bekend is?
Ik ben niet bekend met een onderzoek dat heeft gekeken naar de mijding van specifiek fysiotherapie. Wel laten cijfers van de Staat van Volksgezondheid en Zorg zien dat het percentage mensen dat aangeeft vanwege de kosten af te hebben gezien van zorg de afgelopen jaren is gehalveerd (van 16 procent in 2016 naar 8 procent in 2018).
Het is ongewenst als mensen vanwege financiële redenen afzien van noodzakelijke zorg. Daarom zijn er zowel op landelijk als gemeentelijk niveau verschillende maatregelen genomen om de financiële toegankelijkheid tot zorg te borgen. Zo hebben mensen met een laag inkomen recht op zorgtoeslag.
Ook zijn specifieke zorgvormen, waaronder huisartsenzorg, zorg voor verzekerden die jonger zijn dan 18 jaar en ketenzorg bij bijvoorbeeld diabetes, uitgezonderd van het eigen risico. Verder komen specifieke zorgvormen in aanmerking voor een fiscale aftrek (de aftrek specifieke zorgkosten) en bieden zorgverzekeraars de mogelijkheid om het eigen risico gespreid te betalen.
Daarnaast bieden gemeenten meerkostenregelingen en/of bijzondere bijstand aan mensen met hoge zorgkosten aan en/of hebben zij gemeentepolissen. Verzekerden kunnen bij de gemeentepolis kiezen voor een aanvullende verzekering, die vaak dekking biedt voor fysiotherapie. Omdat de gemeentepolis niet altijd de beste oplossing is voor mensen met een laag inkomen, zijn er ook gemeenten die keuzehulpen aanbieden. Een voorbeeld hiervan is de VoorzieningenWijzer. Dit initiatief helpt verzekerden bij het vinden van de juiste polis en bij het benutten van voorzieningen, zoals de zorgtoeslag en de bijstand. Een dergelijke keuzehulp kan verzekerden die fysiotherapie nodig hebben en daarbij een duidelijke voorkeur hebben voor een specifieke zorgaanbieder, helpen bij het bepalen welke (aanvullende) polis het meest geschikt is.
De beschikbaarheid van compensatiemaatregelen is een eerste stap, maar verzekerden moeten hier ook van op de hoogte zijn. Dit heeft mijn voortdurende aandacht. Zo zijn er diverse informatiecampagnes geweest om verzekerden te informeren over de uitzonderingen van het eigen risico. Ook gemeenten spelen een belangrijke rol. Er is mogelijk een groep verzekerden die zich niet vanzelf bij de gemeente meldt, omdat zij niet goed op de hoogte is van de compensatie-maatregelen die gemeenten kunnen bieden. Het gaat hierbij vooral om huis-houdens met (een bredere) financiële problematiek. Gemeenten hebben tal van initiatieven ontwikkeld om deze groep te bereiken. Zo komen gemeenten bijvoorbeeld via de budgetsupermarkt, de apotheker, het zwembad en de bibliotheek in aanraking met potentiële cliënten (zie ook Kamerstuk 29 689, nr. 846).
Tijdens het Algemeen Overleg van 12 september jl. over Eigen Bijdragen in de zorg heb ik toegezegd een onderzoek uit te zetten naar de (effectiviteit van) maatregelen die gemeenten en zorgverzekeraars nemen om ongewenste zorgmijding vanwege financiële redenen onder kwetsbare groepen tegen te gaan. Dit onderzoek zal ook aandacht besteden aan de vraag hoe kwetsbare groepen zo goed mogelijk bereikt kunnen worden.
Deelt u de mening dat het beter is om fysiotherapie vanuit het basispakket te vergoeden in plaats van dat mensen een beroep doen op duurdere en vergoede tweedelijnszorg?
Fysiotherapie kan mogelijk een rol spelen bij substitutie van zorg uit de tweede lijn, naar de eerste lijn. In het kader van het overgangstraject systeemadvies fysio- en oefentherapie, waarin het Zorginstituut Nederland (ZiNL) de knelpunten tussen de aanspraken en de kosten analyseert, wordt hier ook naar gekeken en is eerder al besloten om de eerste 20 behandelingen bij bepaalde aandoeningen op de chronische lijst te vergoeden (onder andere bij claudicatio intermittens, COPD).
Omdat het van belang is dat de zorg in het basispakket effectief en doelmatig is, wil ik niet vooruitlopen op de uitkomsten van het overgangstraject systeemadvies. Ik verwacht binnenkort de tweede voortgangsrapportage aan uw Kamer te kunnen toesturen.
Erkent u dat de huidige vergoedingen tot tweedeling leiden, waardoor mensen met een lager inkomen sneller geneigd zijn de zorg te mijden? Bent u bereid hier maatregelen tegen te nemen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Hoeveel en welke zorgverzekeraars passen de behandelindex nog toe?
Op dit moment gebruiken de zorgverzekeraars CZ, VGZ, Zilveren Kruis en Zorg en Zekerheid de behandelindex als element om te differentiëren in hun contracten. De overige zorgverzekeraars kunnen de behandelindex gebruiken bij gesprekken over doelmatigheid van geleverde zorg.
Deelt u de mening dat zorgverzekeraars via de behandelindex op de stoel van de zorgverlener gaan zitten, dit tot minder vergoedingen leidt en deze daarom dient te worden afgeschaft?
Nee, deze mening deel ik niet. Zorgverzekeraars hebben een belangrijke taak in het betaalbaar en toegankelijk houden van de zorg. Zij kunnen zelf bepalen of en welke instrumenten zij inzetten om te sturen op doelmatige inzet van zorg. Op dit moment is de behandelindex het enige instrument binnen de paramedische zorg dat beschikbaar is voor de zorgverzekeraars om te beoordelen of de geleverde zorg wel doelmatig is. De afgelopen jaren hebben zorgverzekeraars al veel gedaan om de werking van de behandelindex te verbeteren. Zo wordt binnen de fysiotherapie nu door alle zorgverzekeraars dezelfde index gebruikt. In de bestuurlijke afspraken paramedische zorg 2019–2022 is afgesproken dat partijen verkennen of de behandelindex door kan worden ontwikkeld tot een resultaats-index. Dit is een beoordelingsinstrument waarin niet (alleen) het aantal behandelingen, maar ook uitkomsten van de behandelingen worden meegewogen.
Bent u bereid om de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) onderzoek te laten doen naar wat reële tarieven zijn in de fysiotherapie om zo de regie te behouden, in plaats van dit over te laten aan een extern bureau? Kunt u uw standpunt motiveren?
Nee, ik ga de NZa geen kostenonderzoek laten uitvoeren voor de paramedische zorg. Hiervoor zijn meerdere redenen. Allereerst is recent al een kostenonderzoek voor de paramedische zorg opgeleverd, waarvoor de paramedische beroeps-groepen en Zorgverzekeraars Nederland opdrachtgever waren. Zij hebben daarvoor zelf een onderzoeksbureau gekozen dat zij het meest geschikt achtten. Dit was een van de afspraken in de Bestuurlijke Afspraken Paramedische Zorg 2019–2022. Het Ministerie van VWS heeft financieel bijgedragen aan het onder-zoek, maar was geen opdrachtgever.
Ik heb uw Kamer bij brief van 19 maart 2020 (titel: «Kamerbrief over kostenonderzoek paramedische zorg» met kenmerk: 1661694–203096-CZ) geïnformeerd over dit onderzoek en geef daarin ook aan dat partijen dit onderzoek zullen gebruiken voor verdere afspraken. Er is dus geen enkele reden om opnieuw een kostenonderzoek te laten uitvoeren. Daarnaast voert de NZa alleen kosten-onderzoeken uit om tarieven vast te stellen voor sectoren waarin de tarieven gereguleerd zijn. In de paramedische zorg gelden vrije tarieven. Het zou dus niet gepast zijn om de NZa voor deze sector een kostenonderzoek te laten uitvoeren.
Kunt u aangeven vanaf wanneer fysiotherapie niet meer volledig in het basispakket zat en hoe de ontwikkeling is geweest naar het schrappen van de eerste twintig behandelingen uit het pakket? Wat was daarvoor de motivatie?
Bij de inwerkingtreding van de Zorgverzekeringswet (Zvw) per 1 januari 2006 is besloten dat het verzekerde pakket van de Ziekenfondswet zoals dat eind 2005 gold, bepalend was voor de aard, inhoud en omvang van het Zvw-pakket. Het Zvw-pakket 2006 was dan ook gelijk aan het ziekenfondspakket van ultimo 2005. In het pakket van het Ziekenfonds waren op dat moment de eerste 9 behandelingen al voor eigen rekening van de verzekerden. In 2011 is dit aangepast naar 12 behandelingen. Dit was een van de maatregelen naar aanleiding van de overschrijdingen van het Budgettair Kader Zorg (BKZ). En in 2012 is het aantal behandelingen voor eigen rekening verder verhoogd naar 20 behandelingen. Dit naar aanleiding van de bezuinigingsopdracht in het regeer- en gedoogakkoord.
Wat zijn bij benadering de extra kosten voor fysiotherapie als de eerst twintig behandelingen weer in het basispakket zouden worden opgenomen, ervan uitgaande dat de directe toegankelijkheid zou worden vervangen door een verplichte verwijskaart van huisarts of specialist?
Het is lastig om een bedrag te noemen dat betrouwbaar is omdat zorg-verzekeraars geen zicht hebben op behandelingen die verzekerden zelf betalen. Zorgverzekeraars Nederland heeft een poging gedaan om de kosten te bepalen en komt tot ongeveer € 100 miljoen per jaar. Maar dit is nadrukkelijk een grove schatting die gebaseerd is op een groot aantal aannames.