De verspreiding van het coronavirus in verpleeghuizen |
|
Maarten Hijink |
|
Lilian Marijnissen , Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wilt u reageren op het artikel over «De corona-angst achter de dichte deuren van het verpleeghuis»?1
Het raakt mij om te lezen wat voor verdriet er is in verpleeghuizen. De impact op bewoners en hun familie, maar ook op het personeel is groot. De angst voor besmetting of om iemand te besmetten zorgt voor angst en spanningen. Ik ben mij daarvan zeer bewust.
Wat vindt u ervan dat steeds meer verpleeghuizen noodgedwongen hele woongroepen volledig afsluiten nadat er bij een bewoner corona is geconstateerd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zorgaanbieders doen wat nodig is om verdere verspreiding van COVID-19 op een locatie te voorkomen. Zij volgen daarbij het COVID 19-behandeladvies van Verenso. Dit behandeladvies gaat onder meer in op isolatie en cohortverpleging met een vast team van verpleegkundigen en verzorgenden. Dit kan betekenen dat soms een afdeling of unit wordt geïsoleerd. Verpleeghuizen doen dit om te voorkomen dat gezonde bewoners van andere afdelingen of units ook besmet worden.
De verpleging van de bewoners met COVID-19 gebeurt op de eigen kamer of, als er meer zieken zijn, op een aparte afdeling. Het komt ook voor dat een verpleeghuisorganisatie een aparte locatie inricht voor zieke bewoners. Dit is maatwerk en hangt af van de mogelijkheden van de locatie en van de groep cliënten die het betreft.
In dit verband merk ik ten slotte op dat ik de directeuren Publieke Gezondheid eind maart heb gevraagd tijdelijke zorglocaties te creëren voor cohortverpleging («coronacentra»). Deze locaties kunnen eventueel uitkomst bieden voor die situaties waarin het niet mogelijk is besmette bewoners geïsoleerd te verplegen op de eigen locatie.
Wat vindt u ervan dat een deel van het personeel liever werkt op bevestigde corona-afdelingen dan op afdelingen waar officieel nog niemand het virus heeft opgelopen, omdat ze dan wel beschermende kleding en andere beschermingsmiddelen krijgen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik heb begrip voor het feit dat personeel deze voorkeur aangeeft en het is aan de werkgever om hiermee om te gaan. Daarbij is het belangrijk om aan te geven in welke situaties gebruik van beschermende middelen noodzakelijk is op basis van de richtlijnen van het RIVM en Verenso. Het OMT heeft aangegeven dat het in het algemeen uit voorzorg gebruiken van persoonlijke beschermingsmiddelen bij patiënten die geen (verdenking op) COVID-19 hebben niet nodig is. Tegelijkertijd zijn er specifieke situaties denkbaar dat professionals beredeneerd afwijken van deze algemene uitgangspunten op basis van hun inschatting en ervaring.
Kunt u aangeven hoe de verstrekking van beschermende materialen aan zorgverleners in verpleeghuizen, maar ook in de thuiszorg en gehandicaptenzorg, verloopt? Wat wordt er gedaan om een verdere toename van het aantal besmettingen te voorkomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Voor het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen in verpleeghuizen, thuiszorg en gehandicaptenzorg, maar ook door andere zorgverleners buiten het ziekenhuis, heeft het RIVM uitgangspunten opgesteld die te vinden zijn op de website van het RIVM. Die worden met regelmaat aangevuld.
Zoals ik in het debat van 8 april 2020 aangaf doe ik doe ik er samen met het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) alles aan om voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen beschikbaar te krijgen voor de zorg in Nederland. Genoemde zorgverleners kunnen via het webportaal van het LCH hun vraag om hulpmiddelen doorgeven. Dat geldt ook voor verpleeghuizen.
Om een verdere toename van het aantal besmettingen te voorkomen worden – naast het testbeleid voor medewerkers en patiënten en het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen – kwetsbare bewoners beschermd door het toepassen van de algemene hygiënerichtlijnen, door de bezoekregelingen, door patiënten met (verdenking van) COVID-19 geïsoleerd te verplegen en door het beleid gericht op de inzet van personeel bij ziekte.
Gaan de richtlijnen van het RIVM voor werken met beschermende middelen in verpleeghuizen aangepast worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
De uitgangspunten voor het gebruik van beschermingsmiddelen worden aangepast als nieuwe inzichten daartoe aanleiding geven. Er is ook expliciet ruimte te geven om van de uitgangspunten af te wijken als de professionele inschatting van medewerkers in een specifieke situatie daarvoor aanleiding geeft.
Als een bewoner als gevolg van de maatregelen om het coronavirus te bestrijden tijdelijk naar familie of het ziekenhuis gaat, kan de bewoner dan later terugkeren naar zijn of haar plek in het verpleeghuis? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het geval een bewoner door familie mee naar huis wordt genomen, dan is het niet mogelijk de cliënt terug te brengen naar het verpleeghuis zolang de bezoekersregeling van kracht is. De branchevereniging ActiZ heeft op deze wijze, in overleg met het Ministerie van VWS, de regeling verder ingevuld. De cliënt (of zijn vertegenwoordiger) is dan samen met zijn familie zelf verantwoordelijk voor de continuïteit van zorg. In het geval dat een bewoner is ontslagen uit het ziekenhuis zal worden bezien of het verantwoord is dat de bewoner weer terug kan naar het verpleeghuis of dat er een andere oplossing moet worden gevonden, bijvoorbeeld opname in een zorghotel. Het kan gebeuren dat als een bewoner weer terugkomt in het verpleeghuis, dat deze 14 dagen in quarantaine moet of dat er een corona test wordt gedaan. Dit gebeurt in overleg met de familie en de zorginstelling.
Als mensen op dit moment niet langer thuis kunnen blijven wonen, kunnen zij dan geplaatst worden in een verpleeghuis wanneer daar plek voor is? Kunt u uw antwoord toelichten? Hoe wordt de continuïteit van zorg thuis gewaarborgd als van opname in een verpleeghuis geen sprak is?
Als het CIZ oordeelt dat aan de criteria voor toegang tot de Wlz is voldaan, dan is plaatsing in het verpleeghuis mogelijk. Als blijkt dat niet per direct een passende plek beschikbaar is, dan kan het zorgkantoor overbruggingszorg inzetten. In spoedsituaties wordt echter in de meeste situaties snel een plek gevonden. Als de cliënt niet voldoet aan de criteria voor de Wlz, dan krijgt de cliënt zorg en ondersteuning op grond van de Zvw en de Wmo.
In geval van (verdenking van) een besmetting met COVID-19, dan kunnen de zorgverleners samen met de cliënt en diens mantelzorger bezien of de zorg nog veilig thuis geleverd kan worden of dat tijdelijke opname in het ziekenhuis, een corona-unit in een bestaande instelling of in een coronacentrum uitkomst biedt.
Aangezien in verpleeghuizen wordt mondjesmaat getest, op welke wijze zorgt u ervoor dat er meer testcapaciteit beschikbaar komt in de verpleeghuizen en andere zorgsectoren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Vanaf 6 april is het beleid voor testen op een COVID-19 besmetting, wat gebeurt met zogenaamde moleculaire testen, verruimd. Niet langer worden uitsluitend zorgmedewerkers met patiëntcontact en risicogroepen van patiënten binnen het ziekenhuis getest. Ook zorgverleners met patiëntencontact buiten het ziekenhuis (huisartsen, verpleeghuizen, gehandicaptenzorg, thuiszorg, jeugdzorg, ggz en mantelzorgers) kunnen getest worden als ze klachten hebben die samenhangen met COVID-19.
GGDGHOR Nederland heeft samen met de GGD’en de beschikbare testcapaciteit verruimd zodat deze zorgverleners getest kunnen worden.
Bent u ermee bekend dat u in uw brief over de stand van zaken met betrekking tot COVID-19 van 31 maart 2020 slechts summier ingaat op de situatie van de verpleeghuizen en acht u de schriftelijke vragen van ondergetekenden beantwoord? Wilt u alsnog antwoord geven op de afzonderlijke vragen in de Kamervragen over de gevolgen van het coronavirus op bewoners en medewerkers van verpleeghuizen? Zo nee, waarom niet?2 3
Ik geef alsnog antwoord op de op 30 maart 2020 gestelde vragen. In de – ook daaropvolgende – reguliere brieven met de stand van zaken COVID-19 ben ik steeds uitgebreid op de situatie ingegaan.
Wilt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het aankomende plenair debat op 8 april 2020 over de ontwikkelingen rondom het coronavirus?
Zoals toegezegd in mijn brief van 7 april 2020 (1671618-203996-PG) beantwoord ik uw vragen alsnog separaat en is een tijdige verzending helaas niet gelukt.
De effecten van de coronacrisis op kraamverzorgenden |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Bent u zich ervan bewust dat kraamverzorgenden in dicht fysiek contact komen met een groot aantal clienten zonder daar vooralsnog de benodigde beschermingsmiddelen voor te krijgen terwijl zij daar wel recht op hebben? Bent u zich ervan bewust dat kraamverzorgenden hierdoor groot persoonlijk risico lopen en dat zij vrijwel nooit in aanmerking komen te worden getest op het coronavirus?
Wordt deze beroepsgroep betrokken bij het Regionaal Overleg Acute Zorgketen (ROAZ)? Zo nee, waarom niet en kan dit worden veranderd? Zo ja, waarom leidt dit niet tot een betere equipering van kraamverzorgenden?
Per wanneer worden de beschermingsmiddelen en testcapaciteit beschikbaar gemaakt voor kraamverzorgenden nu zij zijn geplaatst op de lijst van zorgverleners die hier recht op hebben?
De coronacrisis |
|
Tom van der Lee (GL), Bram van Ojik (GL), Jesse Klaver (GL), Kathalijne Buitenweg (GL), Niels van den Berge (GL), Nevin Özütok (GL), Corinne Ellemeet (GL), Lisa Westerveld (GL) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Wat is uw reactie op het dreigende langdurige medicijntekort, zoals onder meer de televisie-uitzending van Zembla 2 april 2020 aan de kaak stelt? Welke maatregelen treft u op de korte termijn om de geneesmiddelenvoorraden aan te sterken en welke maatregelen overweegt u op de middellange termijn om minder afhankelijk te worden van de productie uit China en India?1
De afgelopen jaren zijn we afhankelijker geworden van landen als India en China voor wat betreft de productie van geneesmiddelen. Wereldwijd is de vraag naar geneesmiddelen toegenomen terwijl er minder productielocaties zijn overgebleven. Daardoor zijn de geneesmiddelentekorten toegenomen. Door de coronacrisis is dit versterkt, fabrieken in China hebben stilgelegen en India had exportrestricties afgekondigd voor bepaalde (grondstoffen) voor geneesmiddelen. Inmiddels zijn de restricties grotendeels opgeheven.
Om de geneesmiddelenvoorraden op korte termijn op peil te houden zijn er nationale maatregelen genomen. Ook in Europees verband worden door de Europese Commissie en de lidstaten gezamenlijke acties ondernomen. Voor de inhoud van de verschillende maatregelen verwijs ik u naar de recente Kamerbrieven2 over corona waarin dit duidelijk is beschreven.
Eind vorig jaar is besloten om een verplichte ijzeren voorraad aan te leggen van vijf maanden in Nederland om daarmee de kortdurende leveringsproblemen te verlichten. Het aanleggen van een ijzeren voorraad heeft tijd nodig, naar schatting (1,5 tot 2 jaar). Door de coronacrisis zal dit echter veel meer tijd vergen. In overleg met partijen moet verder gekeken worden naar de mogelijkheden voor het aanleggen van de ijzeren voorraad mede in relatie tot de gevolgen van de coronacrisis.
Voor de middellange termijn geldt dat de Europese Commissie bezig is met een analyse ten aanzien van geneesmiddelentekorten en er zal een plan gemaakt worden om te bewerkstelligen dat de Europese Unie minder afhankelijk wordt van derde landen voor de leveringszekerheid van geneesmiddelen. Daarbij wordt gedacht om de productie van geneesmiddelen meer terug naar Europa (of Nederland) te halen. De Europese Commissie is zich terdege bewust van de urgentie van deze problematiek, mede door de coronacrisis en neemt dit ter hand.
Heeft u afgelopen dagen contact opgenomen met (afgezanten) van de Amerikaanse regering om de Nederlandse bestelling van beademingsapparaten veilig te stellen? Zo ja, welke boodschap heeft u de Amerikanen meegegeven? Zo nee, bent u voornemens dit alsnog te doen? Deelt u de zorgen dat de Amerikanen onder het mom van de Defence Production Act de Nederlandse bestellingen van beademingsapparaten alsnog kunnen confisqueren?
De Nederlandse overheid heeft via verschillende kanalen doorlopend contact met andere overheden, waaronder de Amerikaanse, over COVID-19 en het openhouden van de supply chain voor medische producten. Het kabinet is van mening dat het essentieel is dat de supply chain voor medische producten zoveel mogelijk open blijft. Dit dragen wij ook uit in onze internationale contacten.
Het Ministerie van VWS heeft bij verschillende producenten orders geplaatst voor het leveren van beademingsapparatuur en andere medische goederen. Deze producenten benadrukken dat hun vermogen om te produceren afhankelijk is van de toelevering van onderdelen uit de hele wereld. De maatregelen die de Amerikaanse overheid tot op dit moment onder de Defense Production Act (DPA) heeft genomen zijn positief voor de productie van beademingsapparatuur, omdat deze toeleveranciers de prioriteiten opleggen om de productie open te houden.
Hoeveel extra beademingsapparaten zijn noodzakelijk om de intensive care-capaciteit uit te breiden naar 2.400 bedden?
Elk bed op de intensive care (IC) is voorzien van een beademingsapparaat. Bij de uitbreiding naar 2400 IC-bedden zijn beademingsapparaten ingezet uit de ziekenhuizen zelf, vanuit partijen buiten de ziekenhuizen (zoals Defensie en de zelfstandige klinieken) en vanuit de aanschaf van nieuwe beademingsapparaten door het Ministerie van VWS. Zie verder de brief aan de Tweede Kamer van 31 maart jl. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, Kamerstukken 25 292, nr. 200).
Heeft u er kennis van genomen dat Medtronic, een bedrijf in medische technologie, het ontwerp en software van de eigen beademingsapparatuur vrij beschikbaar maakt? Bent u bereid deze kennis onder de aandacht te brengen van Nederlandse bedrijven die op korte termijn mogelijk in staat zijn beademingsapparatuur te produceren?2
Ja, ik heb er kennis van genomen dat Medtronic het ontwerp en software van een specifiek model beademingsapparaat beschikbaar heeft gesteld. Deze informatie is reeds gedeeld met Nederlandse bedrijven die op korte termijn mogelijk in staat zijn beademingsapparatuur te produceren. De FME, de ondernemersorganisatie voor de technologische industrie, heeft dit bericht onder haar leden gedeeld. Zie verder de brief aan de Tweede Kamer van 7 april jl. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, Kamerstukken 25 292, nr. 219).
Kunt u aangeven welke juridische mogelijkheden er zijn om, mocht blijken dat het toch verstandig zou zijn, religieuze bijeenkomsten van minder dan dertig personen te verbieden? Kunt u hierbij ook specifiek ingaan op de vraag wat de Minister-President tijdens het plenaire debat van 1 april 2020 precies bedoelde met de toezegging: «dan zal Grapperhaus niet aarzelen om via deskundigen voor te stellen om extra maatregelen te nemen»? Welke extra maatregelen zouden dit kunnen betreffen?
Het kabinet stelt voorop dat er thans geen aanleiding is voor een verbod op religieuze bijeenkomsten van minder dan dertig personen. Het gros van de geloofsgemeenschappen draagt op grote schaal bij aan de bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19. Het overgrote deel van de zondagsdiensten en het vrijdagmiddaggebed is geannuleerd of zodanig aangepast dat die online kan worden gevolgd. Waar toch de randen van de regels worden opgezocht (dit is in een enkel geval gebeurd), worden kerken direct door hun kerkelijke vertegenwoordiger aangesproken. Sindsdien worden ook door die kerken de diensten in de kleinst mogelijke eenheid gehouden. Dit blijkt uit de contacten die de Minister van Justitie en Veiligheid hierover onderhoudt met koepelorganisaties van de verschillende kerkgenootschappen.
Er is een juridische mogelijkheid om religieuze bijeenkomsten buiten gebouwen, op openbare plaatsen, te verbieden ter bescherming van de gezondheid en dus ook in de huidige COVID-19-crisis. Deze bevoegdheid is neergelegd in de artikelen 5 t/m 7 van de Wet openbare manifestaties, waarbij zo nodig aanvullend gebruik kan worden gemaakt van artikel 175 en 176 Gemeentewet (noodbevel en noodverordening). Voor niet-openbare plaatsen, waaronder kerken, moskeeën en synagogen, geldt dat een verbod op religieuze bijeenkomsten niet mogelijk is. De bestaande wetgeving biedt geen grondslag om in het belang van de volksgezondheid godsdienstige bijeenkomsten in niet-openbare plaatsen te verbieden. Momenteel ziet het kabinet, mede gelet op het bovenstaande, ook geen noodzaak om de totstandkoming van een wet te bevorderen die daarin wel zou voorzien.
De extra maatregelen kunnen zien op het direct aanspreken van kerkelijke vertegenwoordigers of koepelorganisaties kerkgenootschappen als zij de bovengrenzen opzoeken en het ontmoedigen van fysieke bijeenkomsten. Daarnaast kunnen – waar nodig – nadere gesprekken plaatsvinden met vertegenwoordigers van verschillende kerkgenootschappen. De Minister van Justitie en Veiligheid zal het, indien nodig, niet nalaten om ook zelf in contact te treden met kerkgenootschappen die de maatregelen op het gebied van aantal, afstand, hygiëne en gezondheid niet in acht nemen.
Wat is uw appreciatie van de noodwet en pakket van maatregelen dat de Hongaarse regering op maandag 30 maart 2020 heeft doorgevoerd in het kader van de coronacrisis? Gaan deze maatregelen wat u betreft in tegen artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (EU)? Heeft u de Hongaarse regering hierop aangesproken en wat bent u, eventueel in EU-verband, van plan te ondernemen?
Op 11 maart jl. heeft de Hongaarse regering de staat van gevaar uitgeroepen die alleen door de regering kan worden opgeheven. Vervolgens heeft het Hongaarse parlement op 30 maart jl. een autorisatiewet aangenomen waarmee het de tijdsbeperking van uitgevaardigde decreten opheft. De uitgevaardigde decreten hadden voordat de autorisatiewet werd aangenomen een geldigheid van 15 dagen. Het Hongaarse parlement kan in principe met een gewone meerderheid de geldigheidsduur van een decreet beperken. Daarnaast kan het Hongaarse parlement bij twee derde meerderheid, indien het erin slaagt bijeen te komen, de autorisatiewetgeving herroepen, waarmee de specifieke volmachten die de Hongaarse regering momenteel bezit tevens tot een einde komen. De regeringspartij heeft sinds 2010 een constitutionele meerderheid in het parlement. De wetgeving bevat tevens bepalingen die de verspreiding van fake news aan banden moeten leggen.
De Hongaarse autorisatiewetgeving roept vanuit het oogpunt van de beginselen van rechtsstaat, democratie, grondrechten en persvrijheid vragen op. Buitengewone maatregelen in het kader van de bestrijding van COVID-19 zijn geoorloofd en wenselijk vanuit het oogpunt van de bescherming van de volksgezondheid, maar dienen wel te voldoen aan vereisten van noodzakelijkheid, proportionaliteit en tijdelijkheid, en dienen tevens de waarden van de Unie zoals vastgelegd in artikel 2 VEU en internationale verdragsverplichtingen te respecteren.
Het kabinet heeft zich er in Europees verband samen met gelijkgezinde lidstaten voor ingespannen om een verklaring tot stand te brengen waarin lidstaten wordt opgeroepen om bij het nemen van uitzonderlijke noodmaatregelen de beginselen van rechtsstaat, democratie en grondrechten te respecteren. Deze verklaring is op 1 april jl. gepubliceerd. In de verklaring wordt verder het voornemen van de Europese Commissie om de (toepassing van) noodwetgeving in lidstaten te monitoren verwelkomd en de Raad Algemene Zaken opgeroepen dit onderwerp op een gepast moment nader te bespreken.
Tijdens de extra informele Raad Buitenlandse Zaken van 3 april jl. uitten verschillende lidstaten – waaronder Nederland – zorgen over de onlangs in Hongarije aangenomen wetgeving. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft na de Raad telefonisch contact gehad met zijn Hongaarse ambtsgenoot om de Nederlandse zorgen te bespreken.
De Minister voor Rechtsbescherming heeft tijdens de informele JBZ-Raad van 6 april jl. eveneens het Nederlandse standpunt onderstreept en ook gewezen op de bijzondere verantwoordelijkheid die JBZ-ministers hebben. Ook heeft de Minister voor Rechtsbescherming aangegeven dat de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid niet beperkt mogen worden.
Op de videoconferentie van de leden van de Raad Algemene Zaken van 22 april is het onderwerp ook aan de orde gekomen. Een grote meerderheid van de lidstaten, waaronder Nederland, benadrukte het belang van het respecteren van de beginselen van de rechtsstaat en sprak steun uit voor de monitoring door de Commissie. Nederland riep de Commissie daarbij op indien noodzakelijk nadere actie te ondernemen.
Het kabinet verwelkomt verder het rapport van het EU-Grondrechtenagentschap van 8 april jl. over COVID-19 en de implicaties voor grondrechten, en de handreiking van de Raad van Europa die op 7 april jl. met alle 47 lidstaten is gedeeld. Het kabinet hoopt dat de internationale druk Hongarije zal doen bewegen de autorisatiewetgeving te heroverwegen.
Hoe gaat de 5,6 miljard euro die Hongarije vanwege de coronacrisis krijgt toebedeeld, verdeeld worden? Bent u bereid te onderzoeken hoe dit geld rechtstreeks bij de bevolking, het midden- en kleinbedrijf en andere instellingen terecht kan komen zonder tussenkomst van de Hongaarse regering?
De 5,6 miljard euro die Hongarije krijgt toebedeeld, zijn bestaande middelen onder het Cohesiebeleid. Elke lidstaat heeft met het Corona Response Investment Initiative (CRII) de ruimte om, in samenspraak met zijn regio’s, te bepalen of en hoe er binnen de bestaande en al toegekende middelen, coronamaatregelen worden genomen. Met dit initiatief worden lidstaten en regio’s in staat gesteld op korte termijn liquiditeit binnen de ESI-fondsen te mobiliseren voor Coronamaatregelen die zij het meest nodig achten. Als een lidstaat gebruik wil maken van bepaalde flexibiliseringsmaatregelen die onder het CRII mogelijk zijn, zoals 100% EU-financiering of het overhevelen van middelen van de ene naar de andere regio, dan moet daarvoor een aanvraag worden gedaan bij de Europese Commissie. Het is aan de Commissie om de implementatie van het Cohesiebeleid, waaronder het CRII, te monitoren en controleren op rechtmatige en doelmatige besteding, in samenwerking met de Europese Rekenkamer en, in het geval van fraude, het Europees bureau voor fraudebestrijding OLAF. Het is nog onduidelijk in hoeverre Hongarije gebruik zal maken van het CRII aangezien Hongarije, net als vele andere lidstaten, het overgrote deel van haar middelen onder het Cohesiebeleid al gecommitteerd heeft. Dit komt omdat dit het laatste jaar is van het huidige Meerjarig Financieel Kader van de EU.
Bent u bereid de koppeling van de ontvangst van EU-subsidies en naleving van rechtsstaatbeginselen hoog te agenderen bij de onderhandelingen rondom het meerjarig financieel kader? Welke medestanders heeft u daarbij?
Het kabinet is uitgesproken voorstander van een koppeling tussen de ontvangst van EU-middelen en de naleving van rechtsstatelijkheidsbeginselen, ook wel bekend als de conditionaliteit t.a.v. rechtsstatelijkheid, gelet op de zorgen die bestaan over de rechtsstaat. Sterke conditionaliteiten zijn voor het kabinet onlosmakelijk verbonden met een moderne EU-begroting. Het kabinet zal zich in de MFK-onderhandelingen blijven inzetten om een zo sterk en effectief mogelijke conditionaliteit inzake rechtsstatelijkheid de eindstreep van de MFK-onderhandelingen te laten halen. Het kabinet vindt hierbij een grote groep lidstaten (breder dan alleen netto-betalende lidstaten), de Europese Commissie en het Europees parlement aan haar zijde.
Bent u bereid om, eventueel in gezamenlijkheid met andere EU-lidstaten en de Commissie, een rechtszaak jegens Hongarije op basis van Artikel 259 betreffende de Werking van de Europese Unie bij het Europees Hof aan te spannen? Zo nee, waarom niet?3
De Commissie, als onafhankelijk hoedster van de Verdragen, is bij uitstek toegerust om waar nodig handhavend op te treden door middel van het starten van inbreukzaken tegen lidstaten die rechtsstatelijke beginselen schenden. De uitspraken van het Hof van Justitie vervullen in dit verband een cruciale rol, zowel in inbreukzaken als prejudiciële verwijzingszaken. Om deze cruciale rol te ondersteunen, en omdat we als Nederland belang hechten aan de naleving van rechtsstatelijkheidsvereisten door de lidstaten, maakt Nederland samen met gelijkgezinde lidstaten reeds regelmatig gebruik van het instrument van deelname aan Hofzaken die een duidelijke link hebben met mogelijke schending van de rechtsstatelijkheidsvereisten. De statenklachtprocedure waartoe artikel 259 VWEU de mogelijkheid biedt, is naar de visie van het kabinet op dit moment niet de aangewezen wijze om rechtsstatelijkheid in andere lidstaten te bevorderen.
Inzet van individuele lidstaten op het instrument van de statenklachtprocedure tegen Hongarije heeft in de eerste plaats als risico dat het de centrale positie van de Commissie, als hoedster van de Verdragen, ondermijnt. In dat licht verwelkomt het kabinet de aankondiging van de Commissie de noodmaatregelen in alle lidstaten, en dus ook die in Hongarije, te monitoren. Als slechts één of enkele lidstaten artikel 259 VWEU inzetten, kan daar bovendien (ook richting het betrokken land) het onwenselijke signaal vanuit gaan dat er geen consensus bestaat over de rechtsstaatproblematiek. Het is voorts onwaarschijnlijk dat gelijkgezinde lidstaten hier samen met Nederland zouden willen optrekken: een belangrijke voorwaarde voor de Nederlandse inzet op rechtsstatelijkheid binnen de EU. Ook is het zeer de vraag of individuele lidstaten, in tegenstelling tot de Commissie, de capaciteit en instrumenten hebben om dergelijke juridisch complexe zaken te beginnen. Deze zouden immers onder meer zeer grondige kennis van de nationale wet- en regelgeving ter zake en gedegen beheersing van, in dit geval, de Hongaarse taal vergen.
Hoe wordt voorkomen dat, nu sommige veiligheidsregio’s alle toeristische overnachtingen hebben verboden, er extra druk ontstaat op bijvoorbeeld het Waddengebied omdat daar nog geen verbod geldt voor toeristische overnachtingen? Bent u bereid om dit potentiële risico met de veiligheidsregio’s te bespreken voor het paasweekend?
Over de mogelijkheden om drukte in verband met toerisme te beheersen, heeft de Minister van Justitie en Veiligheid op 6 april 2020 uitgebreid gesproken met de voorzitters van de veiligheidsregio’s. Grensverkeer wordt ontmoedigd als het om niet noodzakelijk verkeer gaat en hiervoor wordt waar nodig de KMar ingezet. Indien op bepaalde gebieden/locaties situaties ontstaan of dreigen te ontstaan waarbij de afstand van 1,5 meter niet in acht genomen wordt, kan de voorzitter van de Veiligheidsregio overgaan tot sluiting van dergelijke gebieden/locaties en/of wegen. Dit geldt ook met betrekking tot het Waddengebied. Het is aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s Fryslân en Noord-Holland Noord om hierover met betrekking tot het Waddengebied – in overleg met de betrokken burgemeesters – afgewogen besluiten te nemen.
Deelt u de zorg dat verschillende gebieden economisch extra hard worden getroffen omdat zij voor een groot deel afhankelijk zijn van het toerisme, zoals de Waddeneilanden? Voor welke regelingen komen zij in aanmerking? Bent u bereid om in overleg te treden met de deze regio’s, zoals de Waddeneilanden, om te bezien hoe zij eventueel extra ondersteund kunnen worden?
Het kabinet heeft een groot steunpakket uitgerold de afgelopen weken. Ook de medeoverheden maken extra kosten en lopen inkomsten mis, zowel op korte als op lange termijn. Het is reëel dat ook de medeoverheden duidelijkheid verkrijgen over wat ze mogen verwachten aan tegemoetkoming ten aanzien van al hun inspanningen. Het is daarom van belang de omvang van deze financiële gevolgen in kaart te brengen en te werken aan oplossingsrichtingen. Het Rijk en de medeoverheden hebben daarom besloten tot de oprichting van een interbestuurlijke regiegroep, waarin naast het Rijk ook de VNG, het IPO en de UvW zitten. De interbestuurlijke regiegroep zal toezien op het in kaart brengen en de tegemoetkoming in de problematiek als gevolg van corona en de besluitvorming hierover.
Bent u ervan op de hoogte dat opting-in verplicht is voor zelfstandige sekswerkers in de besloten prostitutie en dat veel sekswerkers daardoor op dit moment geen aanspraak kunnen maken op de steunmaatregelen voor zzp’ers? Bent u bereid om de financiële noodmaatregelen ook open te stellen voor sekswerkers, die via een opt-in constructie werkzaam zijn?
In artikel 5a van het Besluit aanwijzing gevallen die als dienstbetrekking worden beschouwd (Stb. 655) is geregeld dat als een dienstbetrekking wordt beschouwd de arbeidsverhouding van de persoon die als sekswerker persoonlijk arbeid verricht, tenzij wordt voldaan aan bij ministeriële regeling te stellen regels. In beginsel is dus sprake van een zogenoemde fictieve dienstbetrekking. Als een sekswerker werkzaam is op basis van een fictieve dienstbetrekking dan wordt er premie betaald door de werkverschaffer en is de sekswerker (verplicht) verzekerd voor de werknemersverzekeringen. In dat geval komt de werkgever in aanmerking voor de NOW indien aan de overige voorwaarden voor deze regeling wordt voldaan. Een eventuele uitkering op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandigen (Tozo) is dan niet aan de orde.
In artikel 5a van de ministeriële regeling «Aanwijzing als werkgever en uitzondering verzekeringsplicht werknemersverzekeringen» is echter bepaald dat de arbeidsverhouding van degene die als sekswerker persoonlijk arbeid verricht niet als fictieve dienstbetrekking voor de werknemersverzekeringen wordt beschouwd indien aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.2 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011, wordt voldaan. Indien de sekswerker werkzaam is conform deze voorwaarden en ook de exploitant van de inrichting waar de sekswerker werkzaam is deze voorwaarden in acht neemt, dan is er dus geen sprake van een dienstbetrekking voor de werknemersverzekeringen en is de sekswerker niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen. Wel is dan sprake van heffing van loonbelasting.
Of een sekswerker een beroep kan doen op de Tozo is afhankelijk van de vraag of wordt voldaan aan de voorwaarden van die regeling. Op grond van de Tozo kan een uitkering worden verleend aan de zelfstandige die op 17 maart 2020 stond ingeschreven in het handelsregister indien zijn of haar bedrijf financieel is geraakt als gevolg van de coronacrisis. De Tozo is een generieke regeling voor alle zelfstandige ondernemers in Nederland. Er wordt niet gedifferentieerd naar specifieke sectoren of beroepsgroepen. Voor de vaststelling of voldaan wordt aan het begrip «zelfstandige» in de zin van de Tozo is doorslaggevend of voldaan wordt aan de volgende eisen:
Afhankelijk van de concrete feiten en omstandigheden moet worden bezien of sekswerkers aan deze voorwaarden voldoen. Wanneer een onderneming wordt geëxploiteerd dient er sprake te zijn van inschrijving in het handelsregister. Als hier geen sprake van is wordt niet voldaan aan voorwaarde a). Voorwaarde b) betekent dat een bedrijf een reëel karakter moet hebben met een substantieel tijdsbeslag. Voorwaarde c) betekent dat de ondernemer samen met degene met wie hij het bedrijf of zelfstandig beroep uitoefent de volledige zeggenschap in dat bedrijf moet hebben en de financiële risico’s daarvan draagt.
Kunnen sekswerkers uit het buitenland aanspraak maken op de financiële noodmaatregelen zonder dat dit gevolgen heeft voor hun verblijfsstatus? Zo nee, bent u bereid dit mogelijk te maken?
In Nederland rechtmatig verblijvende personen kunnen als zij aan de criteria van de regeling voldoen, aanspraak maken op de Tozo-regeling, WW of algemene bijstand.
Van personen met een verblijfsvergunning die aanspraak maken op de Tozo-regeling hoeft door de gemeente geen melding te worden gemaakt bij de IND.
Het aanvragen van algemene bijstand kan gevolgen hebben voor de verblijfstatus, zowel voor mensen met een verblijfsvergunning als voor EU-burgers. De IND hanteert coulance ten aanzien van personen van wie de verblijfsvergunning afloopt (en door wie geen verlenging wordt aangevraagd) en voor EU-burgers die tijdelijk vanwege de huidige situatie niet terug kunnen naar het land van herkomst. Dit betekent dat de periode van »overstay» personen niet wordt aangerekend bij een nieuwe aanvraag om een verblijfsvergunning of visum of bij het uitreizen naar het land van herkomst na de coronacrisis. Personen zonder geldige verblijfstatus kunnen geen beroep doen op algemene bijstand.
Bent u er bekend mee dat ook goede doelen geld mislopen vanwege de coronacrisis? Wat is uw reactie op de berichtgeving dat Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF)-erkende goede doelen tussen de 300.000 en de 500.000 vaste donateurs mislopen?
Ja, het kabinet is ermee bekend dat de Filantropische sector, waaronder goede doelen, evenals andere sectoren wordt getroffen door de gevolgen van het Corona-virus. Zo zijn de landelijke collectes die veel goede doelen in deze periode houden tot 16 mei a.s. opgeschort. Ditzelfde geldt voor de donateurswerving. Ook evenementen en andersoortige fondswervingsacties zijn of worden afgeblazen. Een aantal goede doelen bekijkt in hoeverre ze later dit jaar deze vorm van collecteren kunnen hervatten of organiseren andere manieren van online fondsenwerving. Het door de leden genoemde aantal «misgelopen» donateurs betreft overigens het aantal donateurs dat normaliter jaarlijks wordt geworven. De sector, waaronder Goede Doelen Nederland i.s.m. Partos evenals CBF i.s.m. de Radboud Universiteit, is momenteel bezig met een analyse van de impact van de crisis. De Minister voor Rechtsbescherming volgt dit nauwgezet.
Deelt u de zorgen van goede doelen, fondsenwervers en hun medewerkers die zich afvragen of zij de coronacrisis gaan doorkomen? Zo ja, hoe bent u van plan te voorkomen dat zij gedurende deze crisis omvallen en hun medewerkers daardoor hun baan verliezen?
Het kabinet neemt diverse maatregelen om de werkgelegenheid zoveel mogelijk te behouden. Dat betekent dat ook maatschappelijke organisaties een beroep kunnen doen op verschillende generieke financiële maatregelen. In overleg met de sector bekijkt het kabinet waar mogelijk nog specifieke noden liggen.
Wordt er bij het medisch onderzoek naar COVID-19 rekening gehouden met genderverschillen?
Zoals medegedeeld in de Kamerbrief van 31 maart jl. wordt op nationaal en internationaal niveau veel wetenschappelijk onderzoek gedaan naar kennisontwikkeling met betrekking tot het coronavirus. Vanuit het kabinet ondersteunen wij verschillende nationale onderzoekspartijen – bijvoorbeeld via ZonMw en OCW/NWO – in hun werkzaamheden. Door deze aanvullende middelen zorgt het kabinet ervoor dat op zeer korte termijn zowel acute medische vragen, alsook urgente medische, bredere maatschappelijke vragen over de gevolgen van COVID19 worden beantwoord. Nederland loopt daarmee in de pas met Europese initiatieven.
Op basis van de RIVM-cijfers kunnen we concluderen dat mannen vaker dan vrouwen worden opgenomen in het ziekenhuis, en ook vaker overlijden. Er zijn verschillende verklaringen denkbaar, zowel biologische als gedragsfactoren, maar dit kunnen we op dit moment niet wetenschappelijk funderen. Het RIVM doet nader onderzoek naar genderverschillen en zal daar binnenkort over publiceren.
Welke mogelijkheden ziet u om kinderen, die vanwege het feit dat hun ouders digibeet/analfabeet zijn geen thuisonderwijs kunnen volgen, met spoed een alternatief voor thuisonderwijs te bieden? Kunnen er bijvoorbeeld (gespecialiseerde) docenten op afstand ingezet worden, die een paar uur per dag maatwerk kunnen bieden? Welke handvatten kunt u hiervoor bieden?
Het niet naleven van coronavoorschriften |
|
Jasper van Dijk |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Wat is uw reactie op het bericht: «Controleren migrantenvervoer geen prioriteit politie vanwege voedselvoorziening»?1
De RIVM-richtlijnen moeten altijd worden opgevolgd, ook in het gezamenlijke vervoer van arbeidsmigranten. Het beeld dat arbeidsmigranten alsnog dicht op elkaar in busjes worden vervoerd zonder voorzorgsmaatregelen, vind ik erg zorgelijk.
Deelt u de mening dat het levensgevaarlijk is om coronavoorschriften te negeren? Wat onderneemt u tegen situaties waar de 1,5 meter afstand (stelselmatig) wordt genegeerd?
De richtlijnen van het RIVM en de regels in de noodverordeningen van de voorzitters van de veiligheidsregio’s moeten te allen tijde worden opgevolgd, om het risico op besmetting met het coronavirus zo klein mogelijk te maken. De Minister van VWS heeft op grond van artikel 7 van de Wet publieke gezondheid, met inachtneming van artikel 39 van de Wet veiligheidsregio's, de voorzitters van de veiligheidsregio’s diverse aanwijzingen gegeven om hun bevoegdheden op het terrein van openbare orde en veiligheid in te zetten om de verdere verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. De 25 voorzitters van de veiligheidsregio’s hebben daartoe vervolgens voor hun eigen regio algemeen verbindende voorschriften gegeven (een noodverordening als bedoeld in artikel 176 van de Gemeentewet).
Deelt u de mening dat alle werknemers en dus ook arbeidsmigranten in staat moeten worden gesteld om op een veilige manier op hun werk te komen?
Ja, die mening deel ik. De situatie rond het coronavirus vereist een adequate en verantwoordelijke houding van ons allemaal. Dit geldt des te meer wanneer je als werkgever zorg draagt voor een gezonde en veilige werkplek voor je werknemers.
Hoe oordeelt u over het feit dat politie en gemeente geen prioriteit geven aan de controle op «volle busjes met arbeidsmigranten»? Is deze opstelling volgens u toelaatbaar?
Het is in ieders belang dat alle werkenden, waaronder ook arbeidsmigranten, op een veilige en gezonde manier kunnen werken. Dit betekent ook dat het gezamenlijke vervoer naar de werkplek toe volgens de richtlijnen van het RIVM is ingericht en er gepaste afstand kan worden gehouden. Werkgevers, uitzendbureaus, veiligheidsregio’s en gemeenten zijn allemaal op zoek naar de juiste oplossingen, waardoor het werk in vitale sectoren waar veel arbeidsmigranten werken, op een gezonde en veilige manier doorgang kan vinden. We zijn in gesprek met sociale partners, gemeenten, provincies en andere betrokken partijen, om te kijken naar de praktische oplossingen die kunnen worden geboden om het gezamenlijk vervoer zo in te richten dat de kans op besmetting met het coronavirus zo klein mogelijk is.
Deelt u de mening dat economische belangen niet mogen prevaleren boven veiligheidsvoorschriften? Zo ja, wat onderneemt u tegen het beleid van de gemeente Westland, waar de werk- en woonomstandigheden alsmede de veiligheid van arbeidsmigranten niet voor het eerst worden veronachtzaamd?2
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om een veilige vervoerswijze te organiseren, bijvoorbeeld door middel van het plaatsen van tussenschotten?3
Als de werkgever gezamenlijk vervoer aanbiedt, is het aan de werkgever om dit vervoer zo te organiseren dat het zo min mogelijk besmettingsrisico’s met zich meebrengt en de richtlijnen van het RIVM worden gevolgd. In de praktijk betekent dit dat de 1,5 meter afstand ook voor het vervoer geldt.
De coronacrisis en bewonersinitiatieven |
|
Jan de Graaf (CDA), Harry van der Molen (CDA), Nevin Özütok (GL) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Financieel zwaar weer voor bewonersinitiatieven: tijd voor actie» en het onderliggend onderzoek van MAEX?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat initiatieven juist ook in deze tijd van grote waarde zijn, maar dat zij tegelijkertijd te maken hebben met een inkomstenverlies van gemiddeld 70%?
Ja, maatschappelijke initiatieven zijn (juist ook in deze tijd) van grote waarde voor de samenleving. Dat blijkt onder meer uit de grote betrokkenheid en inzet van mensen binnen de sociale structuren in buurten en wijken. Zij zetten zich geheel belangeloos in voor de medemens. Ik heb daar grote bewondering voor. Daarom zet dit kabinet ook in op het vergroten en versterken van de invloed van bewoners op de eigen woon- en leefomgeving, onder meer via het uitdaagrecht. Bewoners weten vaak als geen ander wat nodig is in hun buurt. De Coronacrisis heeft – net zoals op andere terreinen – impact op de initiatieven vanuit de samenleving. In het door u genoemde onderzoek wordt daarbij een gemiddeld inkomstenverlies van 68 procent onder 244 respondenten gemeld, waarbij maatschappelijke initiatiefnemers en sociaal ondernemers onder één noemer zijn gebracht.
Kunnen niet-commerciële organisaties ook een beroep doen op de reeds aangekondigde regelingen voor financiële ondersteuning?
Niet-commerciële instellingen kunnen ook een beroep doen op de reeds aangekondigde regelingen voor financiële ondersteuning. Dat geldt echter niet voor alle maatregelen uit het ondersteuningspakket. Een dergelijke instelling moet dan kwalificeren als een onderneming, en dat is «iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent». Een economische activiteit is iedere activiteit waarbij goederen of diensten op een markt worden aangeboden. Als er geen sprake van een onderneming is, zoals mogelijk bij buurtinitiatieven, dan staan de regelingen dus niet ter beschikking.
Bent u bereid om het initiatief te nemen om met gemeenten en relevante partijen, waaronder wellicht landelijke fondsen die bewonersinitiatieven ondersteunen zoals het Oranjefonds en anderen, te bezien hoe tot een gezamenlijke inzet kan worden gekomen om noodlijdende bewonersinitiatieven, waarvan de activiteiten tijdelijk niet (of nauwelijks) kunnen doorgaan en voor wie het opbrengen van vaste lasten een probleem is, de komende maanden te ondersteunen?
Ik wil een beroep doen op gemeenten om oog te hebben voor de maatschappelijke initiatieven binnen hun gemeenschap, zeker als deze maatschappelijke initiatieven door de coronacrisis in hun voortbestaan worden bedreigd. Op mijn beurt ben ik bereid om samen met betrokken gemeenten te kijken naar maatwerkmogelijkheden om specifieke lokale knelpunten het hoofd te bieden. Naast het kabinetsbrede ondersteuningspakket en de ondersteuning via het meerjarige samenwerkingsprogramma Democratie in Actie zie ik vooralsnog geen aanleiding om op dit moment extra initiatief te nemen voor een algemene ondersteuningsmaatregel.
Bent u bereid via het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties praktische ondersteuning te bieden aan het spontaan ontstane noodfonds dat wordt getrokken door MAEX, de Maatschappelijke Alliantie, en dat wordt gesteund door LSA bewoners, de Landelijke Vereniging Voor Kleine Kernen en anderen?
Vooropgesteld wil ik mijn waardering uitspreken voor de snelle inventarisatie van het vraagstuk en de uitwerking van de initiatiefnemers om uitkomst te bieden aan de noodlijdende maatschappelijke initiatieven en sociale ondernemers. Ik ben bereid, zoals hierboven al gemeld, om praktische ondersteuning te bieden bij lokale knelpunten in specifieke gemeenten. Daarover ga ik graag het gesprek aan.
Ziet u mogelijkheden om met of via het programma Lokale Democratie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij te dragen aan het verkleinen of oplossen van de acute problemen die zich voordoen bij bewonersinitiatieven en/of gemeenten? Welke mogelijkheden ziet u in het programma om middelen, die nog niet juridisch verplicht zijn, in te zetten voor de bewonersinitiatieven?
Het samenwerkingsprogramma Democratie in Actie richt zich primair op de ondersteuning van decentrale overheden. Zoals ik al eerder opmerkte hecht ik veel waarde aan maatschappelijk initiatief en betrokkenheid van bewoners. Het versterken van bewonersbetrokkenheid bij de lokale democratie en daarmee ook maatschappelijke initiatieven maakt nadrukkelijk deel uit van dat programma. Om die reden investeer ik ook jaarlijks via uitvoeringspartners als het Landelijk Samenwerkingsverband Actieve bewoners en de Landelijke Vereniging Kleine Kernen in een ondersteuningsprogramma ten behoeve van maatschappelijke initiatieven. Ook de komende jaren zal ik dat blijven doen. Daarnaast zal ik in overleg met gemeenten actief monitoren op welke wijze noodlijdende maatschappelijke initiatieven extra kunnen worden ondersteund. Ik denk daarbij aan praktische ondersteuning in de vorm van kennis en het tijdelijk beschikbaar stellen van extra ondersteunende expertise.
Manipulaties van Monsanto om de Europese toelating van glyfosaat te beïnvloeden |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Kent u de uitzending «De macht van Monsanto» van Zembla van 12 maart 2020?1
Ja.
Hoeveel liter glyfosaat werd er tussen 2015 en 2020 jaarlijks gebruikt binnen de Nederlandse landbouw en daarbuiten?
Gegevens over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in Nederland zijn niet beschikbaar voor elk jaar. Deze gegevens zijn er wel per jaar over de afzet van gewasbeschermingsmiddelen2 voor de periode 2015 tot en met 2018.
Wageningen Economic Research heeft op basis van het bedrijveninformatienet een inschatting gemaakt van het gebruik van onkruidbestrijdingsmiddelen en van middelen op basis van glyfosaat in de periode 2011 tot 2016 binnen de landbouw. Het geschatte verbruik in 2015 ligt rond de 650.000 kg van de werkzame stof glyfosaat en in 2016 rond de 675.000 kg.3
Het CBS heeft in 2018 een enquête gehouden over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen door overheden. Hieruit blijkt dat er ongeveer 2.200 kg van de werkzame stof glyfosaat is gebruikt.
Daarnaast is uw Kamer in 2019 geïnformeerd over de verkoop van gewasbeschermingsmiddelen aan particulieren. Hieruit blijkt dat in de jaren 2015 tot en met 2017 ongeveer 21.000 kg per jaar van de werkzame stof glyfosaat verkocht is aan particulieren (Kamerstuk 27 858, nr. 448).
Klopt het dat er verschillende onafhankelijke studies zijn die laten zien dat glyfosaat mogelijk kankerverwekkend is, zoals het International Agency for Research on Cancer (IARC) van de Wereldgezondheidsorganisatie concludeert, en bent u van mening dat deze studies op de juiste wijze meegenomen zijn in de laatste Europese toelatingsprocedure voor glyfosaat? Zo ja, waarop baseert u dat?
Het klopt dat het International Agency for Research on Cancer (IARC) in 2015 rapporteerde dat glyfosaat waarschijnlijk kankerverwekkend is. Het klopt ook dat andere organisaties, zoals de Joint FAO/WHO Meeting on Pesticide Residues (JMPR) rapporteerden dat glyfosaat niet kankerverwekkend is.
Ik heb er vertrouwen in dat deze studies op de juiste wijze zijn meegenomen in de laatste Europese beoordelingsprocedure van de werkzame stof glyfosaat. Ik baseer me daarbij op de wetenschappelijke adviezen van ECHA, EFSA en Ctgb (zie ook Kamerstuk 27 858, nr. 394).
Is het juist dat uit de interne communicatie van Monsanto, zoals gepubliceerd in de Monsanto Papers, blijkt dat een toxicoloog van Monsanto schrijft dat van Roundup niet gezegd kan worden dat het niet carcinogeen is? Zo ja, hoe beoordeelt u het dat Monsanto (nu Bayer) in de externe communicatie bij hoog en laag volhoudt dat Roundup veilig is?
Ik baseer mijn standpunt over het al dan niet goedkeuren van een werkzame stof op Europees niveau op de wetenschappelijke adviezen van ECHA, EFSA en Ctgb en niet op de (interne) communicatie van een of enkele aanvragers.
Klopt het dat het oordeel over toelating van landbouwgif door de European Food Safety Authority (EFSA) grotendeels gebaseerd is op studies die door de fabrikant zelf aangeleverd worden en dat dit het standaardbeleid is van de EFSA? Zo ja, wat is de reden dat onafhankelijke openbare literatuur minder zwaar weegt in het toelatingsproces?
In algemene zin geldt dat bedrijven onderzoeken financieren om aan te tonen dat een werkzame stof en een gewasbeschermingsmiddel veilig is voor mens, dier en milieu. Dit geldt niet alleen voor gewasbeschermingsmiddelen, maar ook voor geneesmiddelen en biociden.
Alle (her)beoordelingen van werkzame stoffen voor gewasbeschermingsmiddelen zijn niet alleen gebaseerd op door de aanvrager ingediende onderzoeken, maar ook op relevante openbare wetenschappelijke literatuur. Zo wordt bijvoorbeeld geëist dat het dossier studies bevat die zijn uitgevoerd door gecertificeerde laboratoria die voldoen aan de criteria voor «Good Laboratory Practice» (GLP) en «Good Experimental Practice» (GEP). Verder moeten de studies zijn uitgevoerd volgens strikte, internationaal afgesproken protocollen.
De onderzoeken die door de aanvrager zijn ingediend, worden wetenschappelijk beoordeeld door de rapporterend lidstaat. Hierbij wordt onder andere gekeken of er onderzoeken zijn ingediend voor alle relevante aspecten en of deze onderzoeken voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen.
Klopt het dat in het geval van glyfosaat het toelatingsdossier van de EFSA grote delen tekst bevat die vrijwel letterlijk overgenomen zijn uit het dossier dat fabrikant Monsanto zelf heeft aangeleverd? Zo ja, deelt u de mening dat de invloed van deze fabrikant daarmee groot is?
Een onderdeel van de procedure voor het Europees goedkeuren van een werkzame stof is het beoordelen van het ingediende dossier en het opstellen van een rapport door een rapporterend lidstaat volgens vastgestelde procedures en richtsnoeren. Deze systematiek houdt in dat er van elk onderzoeksrapport in het dossier een samenvatting (veelal met geciteerde teksten) wordt opgenomen in het rapport, gevolgd door een onafhankelijke wetenschappelijke beoordeling door de rapporterend lidstaat. Hierdoor worden de andere lidstaten in staat gesteld om deze rapporten kritisch tegen het licht te houden (zie ook Kamerstuk 27 858, nr. 440).
Klopt het dat Monsanto met de hoofdredacteur van het tijdschrift Food and Chemical Toxicology heeft afgesproken om tegen betaling van 16.000 dollar een gepubliceerd onderzoek van professor Séralini, dat de giftigheid van Roundup aantoonde, in te trekken? Zo ja, wat is uw oordeel hierover?
Hoe beoordeelt u het fenomeen «ghostwriting» door Monsanto, waarbij het bedrijf zelf artikelen schrijft en vervolgens wetenschappers zoekt die tegen betaling bereid zijn om deze onder eigen naam te publiceren? Vindt u dat deze onder een valse naam gepubliceerde artikelen een rol mogen spelen in de toelatingsprocedure van stoffen?
Klopt het dat de Monsanto Papers aantonen dat een studie van dr. Kirkland, waarin de veiligheid van glyfosaat wordt beschreven, aangepast en herschreven is door de directeur productveiligheid van Monsanto, zonder dat dit vermeld is?
Is de Europese toelating van glyfosaat deels gebaseerd op deze studie van dr. Kirkland? Zo ja, deelt u de mening dat deze door Monsanto herschreven studie verwijderd dient te worden uit het toelatingsdossier voor glyfosaat?
Klop het dat de Monsanto Papers laten zien dat Monsanto in 2002 een studie door TNO liet uitvoeren naar de huidabsorptie van glyfosaat, maar dat deze studie voortijdig door Monsanto werd afgebroken omdat de eerste resultaten negatief uitvielen voor het bedrijf?
Maakt deze TNO-studie deel uit van het Europese toelatingsdossier van glyfosaat? Zo nee, waarom niet?
Zijn de resultaten van deze eerste TNO-studie openbaar gepubliceerd?
Klopt het dat Monsanto de resultaten uit deze TNO-studie niet heeft aangeleverd bij de EFSA voor de Europese toelatingsprocedure?
Waarom kan een fabrikant zelf een selectie maken in de studies die ze bij de EFSA aanlevert? Deelt u de mening dat dit een vertekend beeld kan geven over de veiligheid van een stof?
Een fabrikant bepaalt de reikwijdte van een aanvraag voor de goedkeuring van een werkzame stof of de toelating van een gewasbeschermingsmiddel en zorgt ervoor dat het dossier hierbij aansluit. Het dossier wordt vervolgens wetenschappelijk beoordeeld door de rapporterende lidstaat (zie ook mijn antwoord op vraag 5).
Klopt het dat de TNO-studie wel als bewijsstuk gebruikt wordt in de rechtszaken die momenteel in de VS lopen tegen Monsanto (nu Bayer)? Zo ja, deelt u dan de mening dat het om een gedegen onderzoek gaat, dat ook in de Europese toelatingsprocedure meegenomen had moeten worden?
Ik begrijp – uit de uitzending van Zembla – dat de resultaten van het TNO-onderzoek worden gebruikt in rechtszaken die in de Verenigde Staten lopen.
EFSA heeft in een reactie op de «Monsanto papers» aangegeven dat het TNO-onderzoek was uitgevoerd met andere formuleringen van de werkzame stof glyfosaat dan de representatieve formulering in het dossier en dat het dossier voldoende informatie bevatte (een studie met mensenhuid met de representatieve formulering).
Hoe beoordeelt u de Europese toelating van glyfosaat in 2017 nu uit de Monsanto Papers blijkt dat Monsanto wetenschappers heeft omgekocht en onderzoek heeft gemanipuleerd en gestuurd? Deelt u de mening dat de huidige Europese toelating voor glyfosaat daarmee gebaseerd is op frauduleuze gronden?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 7.
Deelt u de mening dat glyfosaat niet gebruikt zou moeten worden totdat onomstotelijk bewezen is dat het geen schade aanbrengt aan de gezondheid, het milieu en de biodiversiteit?
Het Europese systeem voor de beoordeling van werkzame stoffen en gewasbeschermingsmiddelen is zo ingericht dat werkzame stoffen en gewasbeschermingsmiddelen alleen op de markt mogen worden gebracht en gebruikt na uitgebreide wetenschappelijke beoordeling. De laatste Europese herbeoordeling van de werkzame stof glyfosaat heeft geleid tot de conclusie dat er geen onaanvaardbare risico’s zijn voor mens, dier en milieu.
Deelt u de mening dat glyfosaat is toegelaten op basis van frauduleus onderzoek en dat daarom de toelating moet worden teruggedraaid, zodat glyfosaat de facto verboden moet worden?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 7.
Hoe garandeert u dat de procedure voor de hernieuwde toelating van glyfosaat in 2022, waarbij Nederland een van de rapporterende lidstaten is, zonder manipulatie en sturing van Monsanto gebeurt?
De laatste Europese goedkeuringsprocedure van de werkzame stof glyfosaat is – zoals ik in mijn antwoord op vraag 7 heb aangegeven – volgens EFSA niet beïnvloed door de chemische industrie. Ik heb geen aanleiding te veronderstellen dat dit in de komende goedkeuringsprocedure wel het geval zal zijn. Bovendien wordt er door de betrokken partijen – zowel de bevoegde autoriteiten5 als de chemische industrie6 – openheid van zaken gegeven over het proces.
Het gereedstellen van het Bronovo ziekenhuis |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de oproep van een oud-chirurg om het eerder gesloten Bronovo ziekenhuis gereed te maken voor de opvang van patiënten en mogelijk ook coronapatiënten?1
Welk type zorg kan naar uw inzicht worden geboden in het Bronovo ziekenhuis? Kan het Bronovo ziekenhuis daarmee deels voorzien in de verhoogde vraag naar zorg die we momenteel ervaren?
Bent u van mening dat het Bronovo ziekenhuis met zijn infrastructuur een goede locatie is voor de tijdelijke opvang van extra patiënten, zeker in vergelijking met andere locaties die momenteel benut worden zoals bijvoorbeeld evenementencentrum Ahoy?
Bent u bereid gehoor te geven aan deze oproep en het Bronovo ziekenhuis zo snel mogelijk in gereedheid te brengen?
De sluiting locaties Hoenderloo en Deelen van jeugdzorgaanbieder Puryn |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wilt u erkennen dat het doel van de motie-Hijink c.s. van 23 januari 2020 over maximale inzet op een doorstart voor De Hoenderloo Groep nooit een serieuze kans heeft gemaakt?1
Conform de motie Hijink cs2 heb ik mij, samen met gemeenten en instelling, maximaal ingespannen om met de initiatiefnemers van «Klein Hoenderloo» te verkennen of een doorstart van de Hoenderloo Groep mogelijk is. Zoals ik toelichtte in mijn brief van 20 februari 2020 heb ik de initiatiefnemers van «Klein Hoenderloo» samen met alle stakeholders bijeengeroepen voor een overleg over het plan «Klein Hoenderloo». Dit plan is serieus beoordeeld door alle stakeholders (gemeenten, Pluryn, Jeugdautoriteit, de IGJ, de Inspectie van het Onderwijs en het Ministerie van OCW), ieder vanuit de eigen rol en verantwoordelijkheid. Na twee rondes van verhelderende vragen bleek dat het plan door alle betrokkenen werd beoordeeld als onvoldoende zekerheid gevend. De plannen waren beperkt uitgewerkt op de punten continuïteit en kwaliteit van zorg en er werd uitgegaan van een faillissement van de Hoenderloo Groep. Daarnaast hebben vooral gemeenten aangegeven de ambitie te hebben dat ook als jongeren uit huis geplaatst moeten worden, ze deze zorg zoveel mogelijk in kleinschalige, meer gezinsgerichte woonvormen willen organiseren.
Ik heb Pluryn verzocht serieus na te denken over alternatieve doorstartmogelijkheden en deze met spoed uit te werken. Vier mogelijkheden zijn onderzocht. Geen van de alternatieven bood een praktisch haalbare optie die zou leiden tot verbeterde kwaliteit van zorg, aansluitend op de zorgvraag en tegen verantwoorde kosten. Daarentegen bleek een doorstart van de zorg van de Hoenderloo Groep op andere locaties wél mogelijk. Tot heb ik KPMG zowel het plan «Klein Hoenderloo» als de vier doorstart ideeën van Pluryn onafhankelijk laten toetsen.
Wat is uw oordeel over de inspectierapportages over de locaties Hoenderloo en Deelen, waarin wordt gesproken over onder andere een gebrek aan kwaliteit en continuïteit en een gebrek aan personeel door ziekteverzuim?2
De IGJ heeft Pluryn na een inspectieonderzoek eind 2018 om verbeteringen gevraagd. Pluryn heeft vervolgens zelf geconstateerd dat het nog onvoldoende is gelukt om verbeteringen te realiseren. Dit in combinatie met de financiële problematiek van de organisatie waardoor middelen om de zorg te verbeteren ook niet beschikbaar zijn, heeft Pluryn doen besluiten de locaties te sluiten. De IGJ geeft aan te begrijpen dat het bestuur van Pluryn genoodzaakt is ingrijpende maatregelen te treffen. Daarom vindt de IGJ de keuze voor sluiting van deze locaties navolgbaar. Ik sluit mij hier bij aan.
Hoe beoordeelt u de oorzaak van de problemen, die volgens het rapport voortkomen uit slecht management en bestuur, te zien in de top-down benadering, gebrek aan verbinding met de werkvloer en gebrek aan begeleiding van werknemers?
De IGJ heeft sinds 2016 meermaals toezicht uitgevoerd bij de Hoenderloo Groep en verbetermaatregelen gevraagd4. In haar laatste rapport geeft de IGJ geeft aan zich zorgen te maken over het ziekteverzuim, de lage mate van ervaren vertrouwen van medewerkers in het bestuur van de organisatie en het ontbreken van een gevoel van veiligheid binnen de organisatie. De IGJ verwacht dat het bestuur van Pluryn haar medewerkers zo goed mogelijk ondersteunt om nu en in de komende periode de kwaliteit en veiligheid van de hulp aan jeugdigen te borgen. Ik sluit mij hier bij aan.
Bent u van mening dat het sluiten van deze twee locaties ertoe zal leiden dat de bredere problemen binnen Pluryn worden opgelost? Hoe reëel schat u de mogelijkheid dat Pluryn in de toekomst problemen blijft ervaren en dat daaruit verdere sluitingen zullen voortvloeien?
Zoals bekend is Pluryn’s financiële situatie al enige tijd precair. Pluryn zal samen met haar stakeholders, zoals gemeenten en zorgkantoren, moeten komen tot een gedragen inzet voor de richting en benodigde maatregelen tot herstel. Vanuit mijn rol als stelselverantwoordelijke ben ik hierbij betrokken, altijd met het oog op de borging van de continuïteit van zorg. De afgelopen maanden is Pluryn in gesprek met haar stakeholders over het meerjarenherstelplan voor de periode 2020–2021. De sluiting van de Hoenderloo Groep is onderdeel hiervan. Vanwege het belang van zorgcontinuïteit gaat de Jeugdautoriteit een monitoringsrol vervullen.
Erkent u dat er stevige beloften zijn gedaan tijdens het debat van 23 januari 2020 over het het herplaatsen van gedupeerde jongeren? Hoe rijmt u dit met de conclusie van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd dat Pluryn zorgvuldiger moet omgaan met de begeleiding van jongeren naar een vervolgopleiding en dat hun wensen onvoldoende worden meegewogen? Bent u van mening dat hiermee deze belofte voldoende wordt waargemaakt?
In het debat heb ik aangegeven dat geen kind tussen wal en schip mag vallen en er voor elke jongere een passende vervolgplek moet worden gezocht. Ook heb ik gezegd dat ik Pluryn aan deze verantwoordelijkheid zal houden. Daar ziet de IGJ namens mij op toe.
De IGJ heeft in haar voortgangsbericht inderdaad verbeterpunten over de werkwijze van Pluryn geconstateerd. De IGJ verwacht dat Pluryn haar werkwijze voor de komende periode op deze punten aanpast en verbetermaatregelen treft
De IGJ verwacht dat Pluryn een werkwijze gaat hanteren waarbij ook expliciet de wensen en behoefte van jeugdigen worden betrokken bij het bepalen van een vervolgplek.
De IGJ ontvangt tweewekelijks van Pluryn de stand van zaken en een overzicht van de aanwezige cliënten en hun perspectief. Vierwekelijks ontvangt de IGJ een uitgebreidere voortgangsrapportage en onderliggende bijlagen waarin Pluryn de afbouw en aanwezige risico’s en getroffen maatregelen beschrijft. De IGJ brengt in de komende periode maandelijkse voortgangsbezoeken aan beide locaties om te beoordelen of Pluryn voldoende verbetermaatregelen treft en zal indien verbetering uitblijft ingrijpen. Afhankelijk van de ontwikkelingen met het Coronavirus vormt de IGJ zich ook op alternatieve wijzen een eigen beeld van de situatie. Ik ga er hiermee vanuit dat voor ieder kind een passend vervolg komt.
Kunt u aangeven welke toekomstplannen Pluryn momenteel verkent voor de locaties? Bent u van mening dat Pluryn zich hierin gedraagt als een organisatie die het publiek belang dient?
Pluryn is voornemens het vastgoed van de Hoenderloo Groep te verkopen. Pluryn is een stichting. Dat betekent dat de opbrengst uit (bijvoorbeeld) verkoop van vastgoed in beginsel zal worden aangewend voor activiteiten die bijdragen aan de doelomschrijving van de stichting (dus voor zorgactiviteiten), en de organisatie niet zomaar kan verlaten. Pluryn heeft in haar meerjarenherstelplan omschreven dat de opbrengst van de verkoop van de Hoenderloo Groep wordt geïnvesteerd in onder meer de opbouw van extra plekken op andere locaties.
Kunt u een overzicht geven van het aantal jongeren dat momenteel een passende vervolgplek heeft gekregen?
Begin april heeft Pluryn alle jongeren die naar verwachting niet voor de sluitingsdatum in augustus uitstromen een, volgens hen, passend aanbod gedaan voor een plek. Een deel van deze plekken is buiten Pluryn. De komende weken zullen hierover (vervolg)gesprekken plaatsvinden met alle jongeren, ouders/voogden en (waar gewenst) gemeenten.
Welke concrete stappen gaat u nemen om te verzekeren dat passende plekken worden gevonden voor de jongeren die nog geen nieuwe plek hebben gekregen nu blijkt dat Pluryn hier vooralsnog in tekort schiet?
Zoals gemeld bij antwoord 7 hebben alle jongeren voor wie een vervolgplek moet worden gevonden inmiddels een aanbod gehad, binnen of buiten Pluryn. De komende weken zullen hierover (vervolg)gesprekken plaatsvinden met alle jongeren, ouders/voogden en (waar gewenst) gemeenten.
Wekelijks is er overleg over de voortgang tussen betrokken gemeenten, de jeugdbescherming, het ministerie en Pluryn. Ook de IGJ houdt toezicht. De IGJ volgt de overdracht en continuïteit van zorg ook op de voet en heeft in haar laatste voortgangsbericht verbeterpunten over de werkwijze van Pluryn geconstateerd. De IGJ heeft niet geconcludeerd dat Pluryn tekort schiet in het vinden van een passende plek. De IGJ brengt in de komende periode maandelijkse voortgangsbezoeken aan beide locaties om te beoordelen of Pluryn voldoende verbetermaatregelen treft en zal indien verbetering uitblijft, en Pluryn te kort schiet, ingrijpen.
De berichten ‘De corona-angst achter de dichte deuren van het verpleeghuis’ en ‘Frankrijk moet dodenlijst bijstellen: honderden ouderen overleden in verpleeghuizen’ |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten «De corona-angst achter de dichte deuren van het verpleeghuis» en « Frankrijk moet dodenlijst bijstellen: honderden ouderen overleden in verpleeghuizen» en andere berichten die betrekking hebben op corona-gerelateerde sterfgevallen in verpleeghuizen en kleinschalige woonvormen voor bijvoorbeeld dementerende ouderen?1
Vindt u het van belang om een zo betrouwbaar mogelijk inzicht te hebben in het aantal bewoners van verpleeghuizen dat ziek wordt als gevolg van het coronavirus en het aantal bewoners dat (mede) daaraan komt te overlijden?
Heeft u een betrouwbaar inzicht in en een overzicht van de aan corona gerelateerde sterfgevallen in verpleeghuizen en woonvormen als hierboven bedoeld? Als dat niet het geval is, bent u dan bereid om dat inzicht wel te verkrijgen (bijvoorbeeld door het, via branche-organisaties, wekelijks gestructureerd verzamelen van gegevens) en de Kamer daarover vervolgens te informeren?
Worden, zoals in het artikel in de Volkskrant door een zorgbestuurder wordt gesteld, bewoners met ziekteverschijnselen die op corona zouden kunnen wijzen, standaard getest of vindt (zoals elders in hetzelfde artikel wordt gesteld) testen slechts «mondjesmaat» plaats? Indien beide beweringen waar zijn, hoe kan het dat klaarblijkelijk zo verschillend met testen wordt omgegaan? Vindt u dat dat moet kunnen en bent u bereid daar verandering in aan te brengen, zodat alle bewoners (èn medewerkers) met ziekteverschijnselen die op corona zouden kunnen wijzen worden getest?
Hoeveel locaties zijn er inmiddels «opgegeven», zoals in het artikel in de Volkskrant bedoeld? Als u daar geen inzicht in heeft, zou u dat dan wel willen verwerven en delen?
Hebben inmiddels alle verpleeghuizen (inclusief woonvormen voor bijvoorbeeld dementerende ouderen) de beschikking over voldoende beschermingsmiddelen?
Wat vindt u van het pleidooi dat verpleeghuizen maatwerk zouden moeten kunnen leveren als het gaat om het bijvoorbeeld toch (eerder) toestaan van bezoek, mede tegen de achtergrond van de kwaliteit van leven van vaak al ernstig zieke ouderen? Is dergelijk maatwerk mogelijk dan wel zou u dat mogelijk willen maken?
COVID-19 patiënten aan boord van vluchten uit coronabrandhaard New York. |
|
Kees van der Staaij (SGP), Thierry Baudet (FVD), Femke Merel Arissen (PvdT), Geert Wilders (PVV), Henk Krol (50PLUS) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Geen extra check op Schiphol voor passagiers uit New York»?1
Kent u het bericht «KLM wil koortsmeting voor passagiers»?2
Kunt u uitleggen waarom tot op heden de passagiers die aankomen op Schiphol na een vlucht vanuit de Amerikaanse staat New York, dat hard getroffen is door de uitbraak van het coronavirus, niet extra worden gecontroleerd wanneer zij voet zetten op Nederlandse bodem?
Kunt u uitleggen waarom tot op heden de temperatuur van passagiers niet gemeten wordt en evenmin gevraagd wordt of zij (milde) klachten hebben?
Klopt het dat de keuze om temperatuurcontrole uit te voeren bij passagiers, zowel voor vertrekkende als aankomende passagiers, aan de vliegtuigmaatschappijen zelf is of wordt dat beleid door de overheid bepaald zoals een woordvoerder van Schiphol aan RTL Nieuws verklaarde?
Waarom neemt de Nederlandse overheid hier niet de regie, in de strijd tegen het coronavirus?
Begrijpt u de zorgen die de Vereniging Nederlands Cabinepersoneel (VNC) geuit heeft over het blijven doorvliegen op New York? Zo ja, wilt u New York toevoegen aan de lijst van risicogebieden waarvoor een landingsverbod geldt? Zo nee, hoe kunt u die keuze uitleggen gezien de COVID-19 brandhaard in New York?
Deelt u de mening van het VNC dat het onverantwoord is dat deze bestemming nu nog zeven dagen per week wordt aangevlogen? Zo ja, welke maatregelen verbindt u hieraan? Zo nee, staat u in voor de gezondheidsrisico’s die u hiermee neemt voor zowel cabinepersoneel, passagiers en de mensen in Nederland met wie coronapatiënten van deze vluchten in aanraking komen?
Bent u zich bewust van het gevaar van asymptomatische COVID-19 besmettingen tijdens vluchten, gezien het feit dat mensen op dat moment nog niet weten dat zij besmettelijk zijn voor anderen doordat zij zelf (nog) geen (lichte) klachten hebben?
Indien u zich bewust bent van het risico van asymptomatische COVID-19 besmettingen, hoe beoordeelt u de volgende uitleg van een woordvoerder van het RIVM aan RTL Nieuws: «Het hele maatregelenpakket zoals we dat hebben, gaat ervan uit dat mensen met klachten thuisblijven. Dat geldt ook voor mensen die komen uit New York. Er is ook geen aanvullend advies: het geldt dat iedereen met de lichtste klachten binnen moet blijven.»?
Hoe kunt u verklaren dat een woordvoerder van het RIVM stelt dat pas na aankomst in Nederland de passagiers van vluchten uit New York zich dienen te houden aan de voorschriften van het RIVM, zoals 1,5 meter afstand houden en niet met meer dan drie mensen samenscholen, terwijl deze passagiers aan boord waren van een Nederlands vliegtuig dat in juridische termen kan worden gezien als een verlengstuk van de staat waarover Nederland rechtsmacht heeft en zodoende de afgekondigde coronamaatregelen ook in het vliegtuig kunnen gelden als Nederland dat wil?
Waarom verbiedt u geen vluchten van vliegtuigmaatschappijen die niet kunnen of niet willen voldoen aan de door Nederland ingestelde coronamaatregelen ter bescherming van cabinepersoneel, passagiers en de mensen in Nederland met wie coronapatiënten van deze vluchten in aanraking komen?
Hoe kunt u verklaren dat KLM beweert dat met alle genomen maatregelen, zoals het dragen van mondkapjes en handschoenen door het cabinepersoneel, sprake is van een «veilige vluchtuitvoering», terwijl de heer Van Dissel (RIVM) tijdens de verschillende technische briefings in de Tweede Kamer meermaals betoogde dat het dragen van mondkapjes voor burgers niet helpt om besmetting met COVID-19 te voorkomen?
Bent u het met de stellingname van KLM eens dat er sprake is van een «veilige vluchtuitvoering» vanwege het dragen van mondkapjes en handschoenen door het cabinepersoneel, terwijl tegelijkertijd passagiers volledig onbeschermd dicht op elkaar zitten en de vluchten niet voldoen aan de afgekondigde coronamaatregelen? Zo nee, wat gaat u doen om de mensen beter te (laten) beschermen tegen besmetting met COVID-19?
Wilt u de passagierslijsten bewaren van elke vlucht die sinds 29 maart j.l. vanuit New York is aangekomen in Nederland?
Wilt u op 7 april deze passagierslijsten controleren op mensen die positief bevonden zijn voor COVID-19?
Hoeveel mensen, die in die negen dagen vanuit New York naar Nederland gevlogen zijn, zijn positief bevonden voor COVID-19?
Zijn al deze positief bevonden passagiers in quarantaine geweest vanaf het moment van landen tot het moment van testen en kunt u hier (geanonimiseerde) gegevens over openbaar maken?
Hoeveel van deze positief bevonden passagiers hebben een ziekenhuis- of IC-bed nodig of nodig gehad?
Kunt u deze vragen afzonderlijk en, vanwege vragen 15 tot en met 19, op 8 april 2020 beantwoorden?
De coronacrisis en gevolgen voor ondernemers in de grensregio |
|
Jan de Graaf (CDA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Bent u bekend met de precaire situatie waarin ondernemers in de grensregio’s zich begeven wanneer zij in het ene land wonen en in het andere land ingeschreven staan als ondernemer?
Het kabinet heeft vanwege de coronacrisis voor ondernemers een aantal maatregelen genomen, zoals de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) en de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW). Het kabinet is bekend met de vragen en zorgen die leven over de situatie van grensarbeiders, waarover onder andere met de Grensinfopunten contact is.
Het kabinet wil voorkomen dat in grenssituaties de zelfstandige ondernemers tussen wal en schip terechtkomen. Daarom wordt erin voorzien dat de zelfstandige die in Nederland woont en buiten Nederland zijn bedrijf heeft c.q. zijn zelfstandig beroep uitoefent, aanspraak kan maken op bijstand voor levensonderhoud en andersom (wonen buiten Nederland maar bedrijf/beroep in Nederland) aanspraak kan maken op bijstand voor bedrijfskapitaal.
Op deze manier wordt ervoor gezorgd dat zelfstandig ondernemers die in Nederland woonachtig zijn, óf hun bedrijf in Nederland hebben gevestigd, op goede wijze ondersteund kunnen worden, rekening houdend met het territorialiteitsbeginsel uit de bijstand. Dit is uitgewerkt in een ministeriële regeling.
De «reguliere» uitvoering van de Tozo wordt verzorgd door gemeenten. De Staatssecretaris van SZW heeft met de gemeenten besproken op welke wijze de uitvoering van de Tozo in grenssituaties op de beste wijze vorm kan worden gegeven. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd middels een brief op 24 april jongstleden (Kamerstuk 35 420, nr. 31). De in deze brief aangekondigde ministeriële regeling is op 1 mei gepubliceerd in de Staatscourant (Stcrt. 2020, nr. 24833) en treedt op 8 mei 2020 in werking.
De zelfstandige die in de buurlanden woont en in Nederland zijn bedrijf heeft c.q. zijn zelfstandig beroep uitoefent, kan aanspraak maken op bijstand voor levensonderhoud (het reguliere «Leefloon» in België en het tijdelijk versoepelde «Arbeitslosengeld II» in Duitsland). En andersom, de zelfstandige die in Nederland woont maar in de buurlanden zijn bedrijf heeft c.q. zijn zelfstandige beroep uitoefent, kan aanspraak maken op bijstand voor bedrijfskapitaal in zijn werkland (de nog te introduceren «Corona-lening» in Vlaanderen en de KfW-Schnellkredit in Nedersaksen of Noordrijn-Westfalen).
Rechtspersonen of natuurlijke personen die in het buitenland gevestigd zijn en werkgever zijn van in Nederland sociaalverzekerde werknemers, kunnen ook een beroep doen op de NOW. Buitenlandse werkgevers komen derhalve ook in aanmerking voor subsidie voor zover zij werknemers in dienst hebben die in Nederland sociaalverzekerd zijn. Voor zover een werkgever werknemers in dienst heeft voor wie niet geldt dat ze sociaal verzekerd zijn in Nederland, worden de lonen van die werknemers niet meegeteld voor de berekening van de loonsom waarover subsidie ontvangen wordt. Zie daarvoor ook de Kamerbrief over de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid van 31 maart 2020 (Kamerstuk 35 420, nr. 8).
Op welke termijn verwacht u meer duidelijkheid te kunnen geven over de ondersteuning van deze groep? Vindt bij de uitwerking hiervan ook afstemming plaats met de grensinfopunten om knelpunten en oplossingsrichtingen zo helder mogelijk te krijgen?
Zie antwoord vraag 1.
Kan bij de uitwerking hiervan worden bezien hoe voor deze groep ondernemers omstandigheden kunnen worden geformuleerd waarin bijvoorbeeld het woon- of vestigingsvereiste kan worden losgelaten bij aanvraag voor steunmaatregelen, of het land waar men sociaal verzekerd is als richtlijn kan worden gehanteerd, zodat zij niet op de bijstand zijn aangewezen en/of het voortbestaan van hun onderneming acuut in gevaar zou komen?
Zie antwoord vraag 1.
De aanschaf van beademingsapparatuur die niet bruikbaar is op de intensive care |
|
Lilian Marijnissen , Maarten Hijink |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Klopt het dat een deel van de 100 beademingsapparaten die – als eerste levering van 1.000 bestelde machines – niet bruikbaar zijn voor gebruik op de intensive care voor de behandeling van kritiek zieke patiënten met COVID-19 maar bedoeld zijn voor thuisbeademing en niet-invasieve beademing? Klopt het dat de bestelling bij Philips niet louter bestond uit de levering van V680-apparaten, feitelijk de enige machine in het Philips-assortiment die geschikt is voor gebruik op de IC voor kritiek zieke patiënten?1
Wat kunt u zeggen over de bestellingen van beademingsapparatuur die nog verwacht worden? Zijn dit apparaten die geschikt zijn bevonden voor gebruik voor de kritiek zieke IC-patiënt of bestaan deze bestellingen deels ook uit apparaten voor thuisbeademing of niet-invasieve beademing? Als dat laatste het geval is: hoeveel apparaten die nu nog verwacht worden zijn daadwerkelijk geschikt voor gebruik voor de kritiek zieke IC-patiënt?
Wat is de reden dat ziekenhuizen die acuut beademingsapparatuur nodig hebben voor de IC nu machines krijgen die niet voor de kritiek zieke IC-patiënt geschikt zijn? Waarom is gekozen voor niet IC-beademingsmachines bij deze complexe beademing van patiënten met een zeer ernstige longaandoening?
Heeft de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care vooraf geoordeeld over de kwaliteit en inzetbaarheid van alle door Philips geleverde beademingsapparatuur? Hoe luidde hun oordeel over de te leveren apparaten? Welke andere experts zijn om hun oordeel gevraagd alvorens deze machines besteld werden?
Kunt u als bijlage bij de antwoorden op deze vragen de serienummers en specificaties sturen van de beademingsapparaten die nu zijn gekocht? Kunt u daarin ook de aantallen meenemen, zowel van de apparaten die reeds geleverd zijn alsook de apparaten die nog verwacht worden? Zo nee, waarom niet?
Kunt u ook het overzicht sturen van welke beademingsapparaten (met typenummers), in welke aantallen, naar welke ziekenhuizen zijn verstuurd? Zo nee, waarom niet?
Klopt het dat bij de geleverde apparatuur geen disposables (eenmalig gebruiksmateriaal) zijn meegeleverd zodat apparaten na gebruik bij één patiënt vervolgens niet bij een andere patiënt kunnen worden gebruikt omdat materialen ontbreken? Wat gaat u doen om dit probleem op te lossen?
Klopt het dat het bedrijf Demcon uit Enschede 500 beademingsapparaten gaat maken die geschikt zouden moeten zijn voor de kritiek zieke IC-patiënt? Op welke wijze wordt toegezien op de kwaliteit van deze apparatuur en op de inzetbaarheid op de IC’s van Nederlandse ziekenhuizen?
Hoe verklaart u dat Demcon stelt dat deze «eenvoudige» machines geschikt zouden zijn voor het gebruik bij «oudere patiënten«? Welke medische onderbouwing ligt ten grondslag aan de productie van apparatuur die specifiek op ouderen patiënten is gericht? Kunt u uw antwoord toelichten?
De toegang tot abortushulpverlening ten tijden van de coronacrisis |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u zich bewust van het feit dat de uitbraak van het coronavirus ervoor zorgt dat vrouwen die ongewenst zwanger zijn en hiervoor abortushulpverlening willen ontvangen deze niet krijgen omdat zij noodgedwongen thuis moeten blijven?
De abortushulpverlening in Nederland gaat ook in deze omstandigheden door en is toegankelijk. Helaas geldt voor de gehele gezondheidszorg, en dus ook voor de abortuszorg, dat mensen in omstandigheden kunnen verkeren waarin de beschikbare zorg voor een individuele zorgvrager niet te bereiken is. Abortusklinieken zijn ervaren in juist die omstandigheden de best mogelijke zorg te leveren. De uitbraak van het coronavirus maakt dat niet anders.
Wel zijn er in verband met de bestrijding van het coronavirus diverse maatregelen getroffen die ook het functioneren van abortuszorg raken. Daarbij worden de adviezen van het RIVM opgevolgd. Dit betekent dat wanneer een persoon medisch noodzakelijke zorg nodig heeft of zorg die niet al te lang uitgesteld kan worden zoals bij abortus het geval is kan deze persoon zich wenden tot een zorgverlener. Wel wordt geadviseerd eerst telefonisch contact op te nemen met de zorgverlener om de specifieke situatie en daarbij passende mogelijkheden te bespreken.
Deelt u de mening dat abortushulpverlening niet stilgelegd mag worden omwille van restricties vanwege de coronacrisis, en deze zorg op een alternatieve manier moet worden verleend zolang deze restricties vrouwen limiteren in hun keuzevrijheid?
Momenteel zijn 13 (van de 14) abortusklinieken in Nederland open1. Ik sta in nauw contact met het Nederlands Genootschap van Abortusartsen. Samen houden wij de situatie in de abortussector nauwlettend in de gaten zodat er, wanneer dit noodzakelijk is, direct maatregelen getroffen kunnen worden om de abortushulpverlening zo goed mogelijk door te laten gaan. Zo is recentelijk besloten dat het eerste consult met een arts, waarna de beraadtermijn gaat lopen, zo veel als mogelijk telefonisch plaats vindt, waarbij getracht wordt gebruik te maken van beeldbellen. Door deze maatregel hoeft een vrouw zich niet meer fysiek te begeven naar een kliniek om haar voornemen tot zwangerschapsafbreking te uiten. Hiermee beperken we een mogelijk besmettingsgevaar voor zowel cliënten als medewerkers.
Een andere maatregel betreft het aantal bezoekers in de klinieken. Indien een vrouw de kliniek bezoekt voor de daadwerkelijke afbreking van de zwangerschap, wordt zij verzocht alleen en zonder begeleider te komen in verband met mogelijk besmettingsgevaar. Deze handelwijze verloopt tot nu toe goed. Uit signalen van het veld blijkt dat vrouwen die de klinieken bezoeken veel begrip hebben voor deze handelwijze en dit ook waarderen.
Ondanks de coronacrisis waarin we nu verkeren, is de abortushulpverlening in Nederland ook in deze tijden beschikbaar en toegankelijk. Er is dan ook geen sprake van dat vrouwen gelimiteerd worden in hun keuzevrijheid door de opgelegde maatregelen ter bestrijding van het coronavirus. Uiteraard houden de abortusklinieken zich, voor de veiligheid van zowel cliënten als hun medewerkers, aan de adviezen en richtlijnen van het RIVM. Dit wordt uiteraard ook gevraagd van vrouwen die een abortuskliniek bezoeken.
Wat wordt gedaan om de kosten van abortushulpverlening tijdelijk te vergoeden voor ongedocumenteerden en buitenlandse studenten die hun inkomen kwijt zijn als gevolg van de coronacrisis, rekening houdend met het feit dat het risico op een aantrekkende werking nihil is aangezien internationaal reizen vrijwel onmogelijk is momenteel?
Voor zorg geleverd aan niet Wlz-verzekerden heeft de NZa tarieven vastgesteld, die vergelijkbaar zijn met de tarieven in de Subsidieregeling abortusklinieken. Per 1 januari 2016 is de tariefsoort van de NZa gewijzigd van een vast tarief naar een maximumtarief. Met de invoering van dit maximumtarief voor abortuszorg aan niet Wlz-verzekerden werd beoogd de abortusklinieken meer flexibiliteit te geven in de tarieven die ze aan niet Wlz-verzekerden vragen. Klinieken hebben dus de mogelijkheid om op flexibele wijze een lager tarief te kunnen toepassen, bijvoorbeeld wanneer de financiële draagkracht van een vrouw erg laag is en zij niet in staat is het (volledige) bedrag te betalen. Klinieken maken ook gebruik van deze mogelijkheid. Daarmee is de abortuszorg in Nederland ook voor niet Wlz-verzekerden voldoende financieel toegankelijk.
Bent u bereid om net als in het Verenigd Koninkrijk een noodmaatregel te nemen waarbij vrouwen en meisjes beide pillen voor een vroegtijdige medische abortus tot 10 weken thuis kunnen gebruiken, zonder dat ze eerst naar een ziekenhuis of kliniek hoeven te gaan?1 Bent u tevens in navolging van het Verenigd Koninkrijk bereid alle BIG-geregistreerde artsen de mogelijkheid te bieden beide pillen te laten voorschrijven voor vroege medische abortus tot 10 weken vanuit hun eigen huis, en dat vrouwen deze thuis kunnen laten bezorgen via een apotheek of arts zoals dat met alle andere recept-plichtige medicatie kan? Zo nee, waarom niet en welke alternatieve vorm van abortushulpverlening stelt u voor die voorkomt dat vrouwenrechten worden ingeperkt?
Ook tijdens de coronacrisis geldt de Nederlandse wet- en regelgeving. Wanneer buitengewone omstandigheden maken dat afwijking hiervan noodzakelijk is, kan dat legitiem zijn als op geen andere wijze veilige en verantwoorde zorg tot stand zou kunnen komen. In een dergelijke situatie dient de zorgverlener vooraf een risicoanalyse te maken, waarbij eventueel de juiste (veld-)partijen betrokken worden in de afweging. Wanneer het gaat om abortuszorg is het aan de betreffende abortusklinieken als de partij met de grootste deskundigheid, een dergelijke afweging te maken. De vraag hoe de zorg in een individueel geval gegeven de omstandigheden van dat geval precies geleverd moet worden en welke maatwerkoplossingen daarbij eventueel moeten worden getroffen, is een vraag die, zowel onder normale omstandigheden als in de huidige situatie waarin coronamaatregelen van kracht zijn, binnen de relatie tussen de vrouw en zorgverlener aan de orde dient te komen.
In het huidige overheidsbeleid, wetgeving en richtlijnen staat zorgvuldigheid van de besluitvorming voorop. Abortushulpverlening vraagt om een secure afweging van verschillende belangen en dient zorgvuldig, veilig en medisch verantwoord te worden uitgevoerd. Het verstrekken van medicamenten per post past niet in deze opvatting.
Daarnaast wil ik nogmaals benadrukken dat ik op dit moment vanuit de Nederlandse abortussector dan wel het Nederlands Genootschap van Abortusartsen geen signalen heb ontvangen die nopen tot een aanpassing van het huidige beleid.
Hoge parkeerkosten bij ziekenhuizen |
|
Léonie Sazias (50PLUS), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Bent u zich bewust van het feit dat veel zorgmedewerkers die momenteel extra uren draaien om de coronacrisis te bestrijden daardoor extra kosten maken door het betaald parkeren bij ziekenhuizen?
Ik ben alle zorgverleners erg dankbaar voor het vele werk dat nu wordt verzet. Ik ben het met de PvdA en 50PLUS eens dat zorgverleners zich juist in deze tijden niet zouden moeten bezighouden met bijkomende zaken, zoals parkeerkosten. Ik ben me ervan bewust dat het draaien van extra uren tot gevolg heeft dat er in de huidige situatie meer geparkeerd moet worden.
Bent u het ermee eens dat dit een oneerlijke situatie is gezien het feit dat zorgmedewerkers momenteel slechter met het openbaar vervoer kunnen reizen vanwege de vakantiedienstregelingen en daarmee de kosten dus niet kunnen omzeilen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u het ermee eens dat in deze tijden van crisis zorgmedewerkers zich niet moeten hoeven bekommeren om extra kosten waar zij mee te maken krijgen doordat ze zich nog harder inzetten voor onze samenleving?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid toe te zeggen dat deze parkeerkosten ofwel worden stopgezet door een beroep te doen op de uitbaters van deze parkeerplaatsen, ofwel toe te zeggen dat de gemaakte parkeerkosten door zorgmedewerkers per direct zullen worden vergoed door uw ministerie? Zo nee, waarom niet?
Ik heb contact gezocht met de koepelorganisaties van ziekenhuizen, de NVZ en NFU. Zij hebben het onder de aandacht van hun leden gebracht. Beide koepels geven aan dat alle ziekenhuizen onderschrijven dat de effecten van de corona-crisis geen gevolg mogen hebben op de extra kosten die medewerkers ten behoeve van werk moeten maken. Ten aanzien van het parkeerbeleid betekent dit volgens de NVZ en NFU dat vrijwel alle ziekenhuisorganisaties voor deze crisisperiode (zo nodig in overleg met de gemeenten) geen of sterk gereduceerde parkeerkosten hanteren.
De gevolgen van de coronacrisis voor mensen in de prostitutie |
|
Jan de Graaf (CDA), Eppo Bruins (CU) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Herinnert u zich de antwoorden op de vragen van de leden Van der Graaf en Bruins over de gevolgen van de coronacrisis voor mensen in de prostitutie?1
Ja.
Bent u tevens bekend met het artikel «Tientallen prostituees willen door corona definitief stoppen met hun werk»?2
Ja.
Voelt u ook de urgentie om deze kwetsbare groep die uit de prostitutie wil stappen, daarbij te ondersteunen? Is er voldoende plek en capaciteit bij opvang- en hulpverlening om mensen die willen stoppen met prostitutie te helpen? Bent u bereid, mede op basis van genoemd artikel, en de reeds ontvangen signalen uit Groningen om bij alle RUPS (Regeling Uitstapprogramma‘s Prostitutie)-organisaties een inventarisatie te doen hoeveel uitstapvragen zij hebben gekregen en deze organisaties ervan te verzekeren dat er voldoende middelen beschikbaar zullen zijn om aan de groeiende uitstapvraag te kunnen voldoen?
Ik deel de doelstelling om mensen die uit de prostitutie willen stappen te ondersteunen, daarom is de Rups-regeling ingevoerd. Zoals aangegeven in de beantwoording van de Kamervragen d.d. 25 maart 2020, zal ik na afloop van de coronacrisis bezien of er door de crisis een grotere behoefte bestaat aan ondersteuning bij duurzaam uitstappen en of de bestaande programma’s voldoende middelen hebben om in een eventuele grotere behoefte te voorzien. Parallel daaraan heb ik bij de Rups-organisaties een uitvraag gedaan naar de hulpvragen die zij sinds het begin van de coronacrisis ontvangen en wat de aard is van deze vragen. Indien hieruit nu al blijkt dat er een significante toename is van behoefte aan uitstapbegeleiding vanwege de coronacrisis, zal ik bezien hoe hieraan tegemoet zou kunnen worden gekomen.
Bent u bereid om ervoor te zorgen dat mensen in de prostitutie die werken als zzp-er, mensen die werken via opting-in in raamprostitutie en clubs, en mensen die afkomstig zijn uit een ander EU-land en nog niet vijf jaar in Nederland werkzaam zijn, in aanmerking kunnen komen voor financiële ondersteuning? Op welke regelingen kunnen zij een beroep doen? Kunt u daarnaast expliciet aangeven waar zij terecht kunnen wanneer zij op dit moment niet uitkeringsgerechtigd zijn, geen inschrijving in de Kamer van Koophandel hebben en/of geen burgerservicenummer hebben?
Voor de beantwoording van deze vraag ben ik te rade gegaan bij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, onder wiens verantwoordelijkheid sociale zekerheid valt.
Mensen die rechtmatig in Nederland verblijven kunnen, indien zij aan de criteria van de regeling voldoen, aanspraak maken op de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo), een Werkloosheidsuitkering (WW) of de algemene bijstand. Personen zonder geldige verblijfstatus kunnen geen beroep doen op algemene bijstand. Voor de mogelijkheden voor sekswerkers die onder de opting-in regeling vallen verwijs ik naar de beantwoording van de Kamervragen d.d. 25 maart 2020.
Bent u ermee bekend dat de gemeentes Amsterdam en Groningen bereidheid hebben uitgesproken om voor deze groepen in financiële ondersteuning te voorzien, maar problemen in de uitvoering ervaren? Wilt u met deze gemeentes kijken hoe knelpunten in de uitvoering kunnen worden weggenomen? Bent u bereid vervolgens te bewerkstelligen dat in alle gemeenten tot een dergelijke regeling wordt overgegaan?
Elke gemeente werkt momenteel hard om ervoor te zorgen dat haar inwoners de benodigde ondersteuning krijgen bij het opvangen van de gevolgen van de coronacrisis. Gemeenten hebben een financieel vangnet en noodopvang voor de doelgroepen die getroffen zijn door de coronacrisis. Sekswerkers zijn daar één van.
Het Ministerie van SZW is in contact met VNG, Divosa en gemeenten (zo ook met de gemeenten Amsterdam en Groningen) over mogelijke knelpunten in de uitvoering van de financiële regelingen in het kader van de coronacrisis en het wegnemen daarvan.
Kan worden toegelicht waarom de noodverordening niet van kracht is voor de tippelzones, escortbranche, thuisprostitutie en de porno-industrie – branches waarbij het evident is dat gezien de aard van de werkzaamheden, hierin niet aan de RIVM-normen van geen fysiek contact en anderhalve meter afstand bewaren kan worden voldaan? Bent u bereid ervoor te zorgen dat dit alsnog wordt geregeld?
Het uitoefenen van alle vormen van contactberoepen, voor zover deze beroepen niet naar behoren met inachtneming van 1,5 meter afstand tot de klant kunnen worden uitgeoefend, is verboden in de aanwijzing van de Minister van VWS van 24 maart 2020 aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s. Uitgezonderd van dit verbod is de uitoefening van (para)medische beroepen, mits voor deze uitoefening een individuele medische indicatie bestaat en daarbij door de beoefenaar alle in verband met COVID-19 benodigde hygiënevereisten in acht worden genomen. Deze aanwijzing is omgezet in de noodverordeningen die door de voorzitters van de veiligheidsregio’s zijn vastgesteld. Daarmee is het uitoefenen van alle vormen van prostitutie en ander sekswerk waarbij men geen anderhalve meter afstand kan houden, in alle regio’s verboden zolang de noodverordening van kracht is.
Wat vindt u ervan dat nog steeds online wordt geadverteerd voor verschillende vormen van prostitutie en dat het aantal online advertenties lijkt te zijn toegenomen? Bent u dan nog steeds van mening dat ervan uit kan worden gedaan «dat de exploitanten en sekswerkers hun maximale verantwoordelijkheid nemen in de toepassing van de richtlijnen en bij de afweging of de dienstverlening in de huidige situatie wel zou moeten plaatsvinden»?3
Navraag bij Kinky leert dat het aantal online advertenties op kinky.nl drastisch is gedaald. Veel adverteerders laten volgens Kinky advertenties online staan om onder de aandacht te blijven, maar niet om daadwerkelijk fysieke afspraken te maken. Tevens merk ik op dat platforms hun verantwoordelijkheid nemen door waarschuwingen te plaatsen, het alternatief van webcam-seks aan te bieden of door de rubrieken voor fysieke afspraken geheel te sluiten.
Deelt u de grote zorg dat er sprake is van dwang, economisch danwel fysiek, voor mensen in de prostitutie om zich ook tijdens de coronacrisis beschikbaar te stellen?
Ja, die zorgen deel ik. Het is daarom belangrijk dat sekswerkers gebruik maken van zowel de reguliere voorzieningen als de noodvoorzieningen en hierbij voldoende ondersteuning krijgen. Ik zie dat in veel gemeenten met een concentratie van prostitutie het prostitutiemaatschappelijk werk en andere hulpverleningsorganisaties hard werken om de doelgroep te helpen bij het aanvragen van noodvoorzieningen. Ook is het belangrijk dat politie en gemeenten alert blijven op signalen van uitbuiting.
Bent u bereid om websites, dan wel providers van websites, waarop seksadvertenties te zien zijn, aan te spreken op hun verantwoordelijkheid en als dat nodig blijkt zelfs te verplichten om adverteren voor fysieke diensten niet mogelijk te maken?
Uit het contact met de voor mij bekende providers blijkt dat zij zelf verantwoordelijkheid hebben genomen door hetzij de erotische rubrieken tijdelijk te sluiten, hetzij duidelijk aan te geven dat prostitutie op dit moment verboden is of een geschikt alternatief te bieden (webcam). Ik raad het echter af om hen te verplichten te voorkomen dat sekswerkers fysieke diensten aanbieden. Dit zou ervoor kunnen zorgen dat sekswerkers nog verder uit het zicht raken, wat het toezichthouden bemoeilijkt en risico’s op uitbuiting en geweld vergroot. Daarnaast adverteren veel sekswerkers volgens Kinky om in het zicht te blijven voor ná de crisis.
Is het juist dat een significante groep mannen en vrouwen uit de prostitutie alternatieve huisvesting zoekt en in bijvoorbeeld de Maatschappelijke Opvang terecht komen? Is voldoende plek bij Maatschappelijk Werk, de Vrouwenopvang, de Maatschappelijke Opvang en Veilig Thuis om hen te helpen en zijn de voorzieningen ook passend en een veilige omgeving voor deze kwetsbare groep? Hoe kunnen daarbij vrouwen en mannen worden geholpen die formeel niet in aanmerking komen voor voorzieningen en indicatie, maar wel een beroep doen op opvang?
Tijdens het dagelijks overleg met de VNG en Valente (de koepelorganisatie voor maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en beschermd wonen) heeft de Staatssecretaris van VWS geen signalen ontvangen dat een significante groep mannen en vrouwen uit de prostitutie alternatieve huisvesting zoekt en in bijvoorbeeld de maatschappelijke opvang terecht komt. Dat neemt niet weg dat voor mensen die dakloos raken opvang beschikbaar moet zijn.
Op 27 maart 2020 is een richtlijn gepubliceerd voor de opvang van dak- en thuisloze mensen4. In deze richtlijn is opgenomen dat gemeenten de nachtopvang open moeten houden voor rechthebbenden volgens de Wmo 2015 en dat het vanuit humanitaire overwegingen wenselijk is tijdelijk (voor de duur van de aanvullende maatregelen van het kabinet) plekken te realiseren voor niet-rechthebbenden.
De manier waarop invulling wordt gegeven aan de richtlijn is aan gemeenten. Of en welke vorm van opvang (maatschappelijke opvang, vrouwenopvang of een gespecialiseerde vorm van opvang – bijvoorbeeld voor slachtoffers loverboys of mensenhandel) geschikt is, is afhankelijk van zowel de individuele situatie van de persoon om wie het gaat als de mogelijkheden van de betreffende gemeente. Gemeenten zijn gevraagd samen met centrumgemeente(n) en opvanginstelling(en) zicht te houden op een mogelijke toename en het gesprek te voeren hoe om te gaan met de situatie dat onvoldoende opvangplekken beschikbaar zijn5.
Kunt u, met inachtneming van de bevoegdheid van gemeenten, in overleg treden met gemeenten om te zien hoe kan worden ondersteund bij het vinden van vervangende huisvesting, bijvoorbeeld door gemeenten nadrukkelijk te wijzen op de mogelijkheid om mensen die uit de prostitutie willen stappen, al dan niet tijdelijk, met voorrang in aanmerking te laten komen voor een sociale huurwoning?
Landelijk ingrijpen op het sociale huuraanbod is ten zeerste af te raden. Er zijn veel verschillende, kwetsbare groepen die steunen op de voorziening en in elke gemeente is er een verschillende samenstelling van doelgroepen die ondersteuning behoeven. Ik wil niet in deze gemeentelijke bevoegdheid treden.
Bent u bereid om te kijken hoe, waar mensen dat willen, kan worden ondersteund bij remigratie naar het land van herkomst?
Alle mensen die rechtmatig en niet rechtmatig in Nederland verblijven en naar hun land van herkomst willen terugkeren, kunnen daarbij advies en hulp krijgen van de Internationale organisatie voor migratie (IOM). Intakegesprekken worden gehouden via de telefoon. Tevens kunnen formulieren en documenten worden afgegeven of worden opgehaald bij de IOM steunpunten. De contacten met de ambassades en consulaten verlopen telefonisch of per e-mail.
Kunt u deze vragen uiterlijk dinsdag 7 april 2020 beantwoorden?
Een snellere beantwoording dan vandaag was niet mogelijk.
Het bericht ‘De eerste 100 extra beademingsapparaten van Philips zijn binnen: ‘mooi nieuws’. |
|
Maarten Hijink |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Welk beroep wordt er precies gedaan op Defensie als het gaat om beademingsapparatuur?1
Welk beroep wordt er precies gedaan op dierenartsen als het gaat om beademingsapparatuur?
Welk beroep wordt er precies gedaan op privéklinieken als het gaat om beademingsapparatuur?
Op welke andere partijen wordt een beroep gedaan als het gaat om beademingsapparatuur? Welk beroep wordt er precies op deze partijen gedaan?
Hoeveel beademingsapparaten heeft Defensie beschikbaar?
Hoeveel beademingsapparaten hebben dierenartsen beschikbaar?
Hoeveel beademingsapparaten hebben privéklinieken beschikbaar?
Hoeveel beademingsapparaten hebben de andere partijen, genoemd bij het antwoord op de vierde vraag, beschikbaar?
Hoeveel beademingsapparaten afkomstig van Defensie zijn er momenteel aan de medische zorg ter beschikking gesteld?
Hoeveel beademingsapparaten afkomstig van dierenartsen zijn er momenteel aan de medische zorg ter beschikking gesteld?
Hoeveel beademingsapparaten afkomstig van privéklinieken zijn er momenteel aan de medische zorg ter beschikking gesteld?
Hoeveel beademingsapparaten afkomstig van andere partijen, genoemd in het antwoord op de vierde vraag, zijn er momenteel aan de medische zorg ter beschikking gesteld?
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het plenaire coronadebat van 1 april aanstaande?
Het bericht 'Justitie wil coronahoesters verplicht laten testen of ze willen of niet' |
|
Chris van Dam (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Justitie wil coronahoesters verplicht laten testen of ze willen of niet»?1
Ja
Klopt het dat de officier van justitie een verdachte normaliter kan verplichten tot het afstaan van celmateriaal indien er een aanwijzing is dat besmetting van het slachtoffer heeft plaatsgevonden (artikel 151e Wetboek van Strafvordering)? Klopt het dat bij algemene maatregel van bestuur (het Besluit bloedtest in strafzaken) is bepaald dat dit mogelijk is bij de ziektes HIV, hepatitis B en C? Is dit bij andere ernstige infectieziektes mogelijk? Klopt het dat het momenteel niet mogelijk is een verdachte aan een verplichte coronatest te onderwerpen? Maakt het in dit verband iets uit dat er (vooralsnog) geen medicijn of vaccinatie beschikbaar is in de strijd tegen het coronavirus/covid-19?
Het klopt dat een verdachte op grond van artikel 151e, tweede lid, (of artikel 177b, vierde lid) van het Wetboek van Strafvordering kan worden gedwongen om celmateriaal af te staan om vast te stellen of hij drager is van een ernstige besmettelijke ziekte. Hiervoor geldt dat er sprake moet zijn van een misdrijf waarbij uit aanwijzingen blijkt dat besmetting van een slachtoffer kan hebben plaatsgevonden. De ernstige besmettelijke ziekten waarbij het hierom kan gaan, zijn opgenomen in het Besluit bloedtest in strafzaken in geval van een ernstige besmettelijke ziekte. Het betreft: human immunodeficiency virus (HIV), hepatitis B en hepatitis C. Doordat Covid-19 niet in het besluit is opgenomen, is het op dit moment niet mogelijk om een verdachte aan een verplichte test te onderwerpen. Het feit dat er nog geen medicijn of vaccinatie beschikbaar is voor het virus staat hier los van.
Deelt u de mening dat het veel efficiënter zou zijn als de limitieve opsomming uit artikel 2 van het Besluit bloedtest in strafzaken, gelinkt zou zijn aan bijvoorbeeld de lijst van ziektes uit groep a van de Wet publieke gezondheid? Waarom kiest de regering ervoor om de infectieziektes waarbij een verdachte verplicht kan worden om celmateriaal af te staan limitief op te sommen in het Besluit bloedtest in strafzaken?
Bij het opstellen van het Besluit bloedtest in strafzaken in geval van een ernstige besmettelijke ziekte is met verschillende partijen, waaronder de gemeentelijke gezondheidsdiensten (GGD), het Academisch Medisch Centrum (AMC) en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) zorgvuldig gekeken welke ziekten in aanmerking zouden moeten komen voor opname in het besluit. De reden dat HIV, hepatitis B en hepatitis C zijn aangewezen en niet ook andere besmettelijke ziekten is dat dit ten tijde van de inwerkingtreding van dit besluit de enige infectieziekten waren die de verdachte op het slachtoffer kan overdragen door tijdens het plegen van een misdrijf een inbreuk te maken op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, alsmede die blijvend zwaar lichamelijk letsel ten gevolge kunnen hebben en levensbedreigend kunnen zijn. Daarbij is aangegeven dat, mocht daartoe aanleiding zijn, andere infectieziekten op vrij eenvoudige wijze kunnen worden toegevoegd aan dit besluit, zoals nu het geval is met Covid-19. Over het ontwerpbesluit waarin de aanwijzing van die ziekte plaatsvindt, is op 10 april jl. een spoedadvies aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd. De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een positief advies uitgebracht en de wijziging is op 24 april jl. in werking getreden.
Vindt u dat een coronahoester of -spuger (een verdachte die een slachtoffer bespuwd of in het gezicht hoest en daarbij kenbaar maakt dat hij of zij corona/covid-19 heeft) verplicht onderworpen zou moeten kunnen worden aan een coronatest zodat het slachtoffer en de directe familie daarvan snel weten waar ze aan toe zijn?
Ja, ik ben van mening dat verdachten die een slachtoffer in het gezicht spugen of hoesten en die met het virus Covid-19 besmet kunnen zijn, verplicht moeten kunnen worden om celmateriaal af te staan om vast te stellen of zij drager zijn van deze ernstige ziekte. Daarom wordt de relevante wet- en regelgeving, waaronder het Besluit bloedtest in strafzaken in geval van een ernstige besmettelijke ziekte, hierop aangepast. Nu kan niet met zekerheid worden gezegd of een zogeheten coronahoester of -spuger ook daadwerkelijk met het virus is besmet en, dus, of de betrokken politieambtenaar of medewerker en de omgeving waarin zij of hij verkeert, een reëel gezondheidsrisico lopen. Daarnaast kan de verdachte, indien Covid-19 wordt opgenomen in het besluit, voor een zwaarder misdrijf worden vervolgd. Uit de recente jurisprudentie blijkt dat coronahoesters en -spugers voor bedreiging, mishandeling of belediging worden vervolgd en bestraft. Indien kan worden vastgesteld dat de verdachte daadwerkelijk is besmet met Covid-19, komen ernstigere misdrijven in beeld, zoals (poging tot) zware mishandeling.
Is het mogelijk het Besluit bloedtesten in strafzaken zodanig aan te passen dat een verdachte verplicht kan worden celmateriaal af te staan om een test op corona mogelijk te maken?
Ja, dit is mogelijk. Ik verwijs hiervoor naar de antwoorden op de vragen 3 en 4.
Bent u bereid het Besluit bloedtest in strafzaken zodanig aan te passen dat het op korte termijn mogelijk wordt een coronahoester of -spuger verplicht te onderwerpen aan een coronatest?
Ja, ik ben hiertoe bereid. Ik verwijs hiervoor verder naar de antwoorden op de vragen 3 en 4.
Voor welk strafbaar feit moet een coronahoester of -spuger volgens u vervolgd worden indien er wordt vastgesteld dat de verdachte inderdaad besmet is met het coronavirus/covid-19?
Dit hangt af van de omstandigheden van het geval en is aan de officier van justitie en uiteindelijk de rechter om te bepalen.
Het bericht dat (onder meer) het Franciscus Gasthuis in Rotterdam ‘doordendert’ met het invoeren van functiedifferentiatie |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Weet u dat uw voorganger het wetsvoorstel BIG-II heeft ingetrokken toen hem duidelijk werd dat het, in zijn woorden, «niet ging vliegen»?1
Ja.
Weet u dat dat kwam omdat zeer veel ervaren, uiterst kundige verpleegkundigen zich door dat wetsvoorstel geschoffeerd voelden nu hun ervaring en kunde van generlei waarde leken te zijn bij de in dat wetsvoorstel voorgestane functiewaardering?
In de brief (Kamerstuk 29 282, nr. 831) van 8 oktober jl. heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer reeds geïnformeerd over de redenen waarom het wetsvoorstel voor de regieverpleegkundige definitief niet zal worden ingediend. Uit de verkenning door de heer Rinnooy Kan bleek het draagvlak voor de uitwerking en de overgangsregeling zoals die er lag bij de verpleegkundige beroepsgroep onvoldoende. Dat is de voornaamste reden geweest om het wetsvoorstel niet in te dienen. In de gesprekken die partijen hierover met de heer Rinnooy Kan hebben gevoerd bleek dat deze partijen behoefte hadden om gezamenlijk te bezien hoe het vraagstuk rondom functiedifferentiatie, los van een wettelijke regeling, vorm gegeven zou kunnen worden. De gesprekken hierover tussen deze partijen lopen en zijn nog niet afgerond. Tegen die achtergrond kan ik mij voorstellen dat de vragen van verpleegkundigen over functiedifferentiatie nog steeds relevant zijn.
Snapt u de gevoeligheid van deze materie bij veel verpleegkundigen ook vandaag de dag nog?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat (onder meer) de Raad van Bestuur van (onder meer) het Franciscus Gasthuis te Rotterdam «doordendert» met het invoeren van functiedifferentiatie?2
Ik heb kennisgenomen van het Facebookbericht waar u op doelt.
Kunt u zich voorstellen dat de hiervoor bedoelde handelwijze en dan niet in de laatste plaats de timing ervan tot ontzettend veel commotie bij verpleegkundigen heeft geleid?
Zoals verwoord bij de beantwoording van vraag 2 en 3 is het gesprek over de invulling van functiedifferentiatie belegd bij vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers. In algemene zin geldt dat het werkgevers vrij staat om, in samenspraak met de medezeggenschap, ontwikkelingen binnen hun functiegebouw te verkennen en wijzigingen door te voeren. Dat gebeurt al jaren in verschillende vormen, onder andere via proeftuinen. Ik ga er daarbij van uit dat werkgevers hun werknemers nauw betrekken bij de ontwikkelingen van het functiegebouw.
De raad van bestuur van het Franciscus Gasthuis & Vlietland meldde mij dat het besluit om door te gaan met verpleegkundige functiedifferentiatie in lijn is met het standpunt van de Nederlandse Vereniging voor Ziekenhuizen (NVZ). Meer specifiek wordt door het Franciscus Gasthuis & Vlietland de Verpleegkundige adviesraad en de ondernemingsraad betrokken in de proeftuinen, in de informatieverstrekking en is er mogelijkheid tot het geven van input, het stellen van vragen en het geven van advies. Het voorstel zelf komt rechtstreeks uit de bevindingen vanuit een pilotfase met de betrokkenheid (afvaardiging) van verpleegkundigen. Volgens het Franciscus Gasthuis & Vlietland is het geenszins de bedoeling geweest om commotie te veroorzaken.
Vindt u een dergelijke handelwijze en de timing ervan getuigen van voldoende inzicht in en aandacht voor de gevoeligheid van deze materie bij medewerkers van wie zeker in deze periode het uiterste wordt gevraagd? Bent u dan ook van mening dat het volstrekt niet past bij goed werkgeverschap (waarvan stelselmatig en terecht wordt benadrukt dat het van groot belang is in de strijd tegen de forse personeelstekorten in de sector) om een dergelijk onderwerp in de beleving van medewerkers «erdoor te duwen», juist in een tijd dat een ontzettend groot beroep wordt gedaan op de ervaring en kunde van verpleegkundigen?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid een dringend beroep op ziekenhuisdirecties te doen om trajecten die tot functiedifferentiatie leiden vooralsnog in de ijskast te zetten?
Zoals eerder aangegeven loopt het gesprek over functiedifferentiatie tussen vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers. De overheid heeft hier geen directe rol in, zoals aangegeven in de brief van 8 oktober jl. Ik zal dan ook geen beroep doen op ziekenhuisdirecties om de trajecten over functiedifferentiatie in de ijskast te zetten. Desalniettemin ga ik ervan uit dat zorginstellingen taken prioriteren in deze tijd van crisis. Momenteel ligt alle aandacht van werkgevers en werknemers bij de corona maatregelen.
Wilt u deze vragen, uiteraard rekening houdend met de ongetwijfeld grote werklast bij u en uw medewerkers, zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ik heb mijn best gedaan om deze Kamervragen op een zo kort mogelijke termijn te beantwoorden.
Uitstel van de Wet geneesmiddelenprijzen |
|
Maarten Hijink |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat maakt dat u uiteindelijk akkoord bent gegaan met een algeheel uitstel van zes maanden van de Wet geneesmiddelenprijzen (Wgp)?1
Ik hecht groot belang aan de continuïteit van de algehele geneesmiddelenvoorziening in de komende maanden. In dat kader heb ik de aanscherping van de wettelijke maximumprijzen op grond van de Wet geneesmiddelenprijzen (Wgp), die per 1 april 2020 in zou gaan, met zes maanden uitgesteld. Met deze maatregel bied ik partijen in de geneesmiddelenketen financiële armslag om bijvoorbeeld voorraden te versterken. Ook blijft Nederland hiermee als het gaat om spécialités aantrekkelijker voor parallelimport, door de gemiddeld relatief hoge prijsniveau voor spécialités van voor de aanscherping voorlopig voort te zetten. Ik doe dit onder meer naar aanleiding van dringende verzoeken van verschillende partijen op de geneesmiddelenmarkt. Zij geven aan dat deze maatregel hen rust en comfort biedt in tijden waarin er meer druk komt op de internationale geneesmiddelenmarkt.
Klopt het dat met dit besluit de geneesmiddelenkosten 150 miljoen euro hoger zullen uitvallen ten koste van de premiebetalende burger en ten faveure van de farmaceutische industrie? Kunt u dit toelichten?
Door het uitstel van de aanscherping van Wgp is er een besparingsverlies op de zorguitgaven van naar schatting € 150 miljoen. Ik geef partijen op de geneesmiddelenmarkt hiermee meer financiële armslag om zich voor te bereiden op eventuele tekorten, bijvoorbeeld door voldoende voorraden aan te leggen. Ik vind dit belangrijk omdat naar verwachting door de uitbraak van COVID-19 er meer druk komt op de internationale geneesmiddelenmarkt.
Ik heb partijen wel opgeroepen verantwoordelijk om te gaan met de extra financiële armslag die ik hen hiermee bied. Bijvoorbeeld door voorraden op peil te houden en financiële reserves op te bouwen waar nodig.
Wat is de reden dat u voor corona gerelateerde geneesmiddelen de maximumprijs per direct loslaat als fabrikanten te veel vragen? Hoe gaat u voorkomen dat fabrikanten van corona gerelateerde middelen misbruik maken van deze situatie en woekerprijzen gaan vragen?
Voor COVID 19-gerelateerde geneesmiddelen ben ik bereid per direct de wettelijke maximumprijs los te laten als daar een tekort voor dreigt en prijs een belemmering vormt. Ik doe dit niet op voorhand voor alle COVID-19 gerelateerde behandelingen, maar wel als dit noodzakelijk lijkt om bij schaarste voldoende geneesmiddelen voor de Nederlandse markt in te kopen. Wanneer deze situatie zich voordoet, mag het feit dat in Nederland voor sommige van deze geneesmiddelen wettelijke maximumprijzen gelden, geen belemmering vormen voor de inkoop en het aanleggen van voorraden van deze cruciale middelen.
Ik zal de prijsontwikkeling na het eventueel loslaten van een wettelijke maximumprijs voor een COVID-19 gerelateerde geneesmiddel wel nauwlettend volgen.
Wat maakt dat u bent afgestapt van het idee om alleen uitstel te verlenen voor geneesmiddelen met een jaaromzet tot 1 miljoen euro, aangezien u ervan uitging dat daar de meeste tekorten dreigen?2
Ik heb verschillende mogelijkheden onderzocht om te bezien of ik ruimte kan bieden binnen de maximumprijzen op grond van de Wgp om bij te dragen aan de continuïteit van de algehele geneesmiddelenvoorziening in de komende maanden. Een van de maatregelen die ik heb onderzocht, is of het mogelijk is om voor geneesmiddelen met bijvoorbeeld een lage omzet de wettelijke maximumprijzen op voorhand los te laten, om voor deze categorie geneesmiddelen meer financiële armslag te bieden. Deze maatregel heb ik besproken met de betrokken koepelorganisaties in het Coronaberaad beschikbaarheid geneesmiddelen. Het uitsluiten van een specifieke categorie middelen op basis van dergelijke criteria stuit volgens deze partijen echter op uitvoeringsvraagstukken. Ik heb daarom in plaats van deze maatregel ervoor gekozen de aanscherping van de Wgp met zes maanden uit te stellen. Met deze maatregel bied ik marktpartijen financiële armslag om bijvoorbeeld voorraden te versterken.
Hoe verhoudt dit uitstel zich tot de erkenning van uw voorganger dat het prijsniveau van specialité»s (merkmedicijnen) over het algemeen boven het Europese gemiddelde ligt?3
Het is correct dat vóór de aanscherping van de Wgp de wettelijke maximumprijzen in Nederland voor spécialités gemiddeld boven het Europees gemiddeld prijsniveau lagen. Met de voorgestelde aanscherping van de Wgp zouden de maximumprijzen voor spécialités meer richting het Europees gemiddeld prijsniveau bewegen. Door deze aanscherping nu uit te stellen, in verband met de verwachte druk op de geneesmiddelenmarkt als gevolg van de uitbraak van COVID-19, zorg ik ervoor dat voor spécialités het gemiddeld prijsniveau tijdelijk boven het Europees gemiddelde prijsniveau blijft liggen. Hiermee bied ik partijen financiële armslag om zich voor te bereiden op eventuele tekorten. Ook blijft Nederland hiermee (voorlopig) als het gaat om spécialités aantrekkelijker voor parallelimport van geneesmiddelen.
Waarom doet u geen beroep op andere middelen voor het oplossen voor eventuele tekorten, zoals dwanglicenties?
De voorgenomen aanscherping van Wgp heb ik uitgesteld ten behoeve van de continuïteit van de algehele geneesmiddelenvoorziening in de komende maanden. Daarnaast ben ik in eerdere Kamerbrieven ingegaan op maatregelen die ik neem om tekorten van geneesmiddelen zoveel mogelijk te voorkomen (Kamerstuk 25 295, nr. 200).
Meer in zijn algemeenheid geldt dat in het geval dat schaarste op de (wereld)markt de oorzaak van een tekort aan een geneesmiddel is – bijvoorbeeld omdat het geneesmiddel en/of de grondstoffen onvoldoende beschikbaar zijn – een dwanglicentie geen effectief instrument is om een geneesmiddel beschikbaar te maken voor de patiënt. Het octrooi is dan immers niet de beperkende factor die ervoor zorgt dat het middel niet beschikbaar is voor de patiënt.
De financiering van zorgkosten tijdens de coronapandemie |
|
Maarten Hijink |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Betekent de toezegging van Zorgverzekeraars Nederland dat «(...) de extra kosten in het kader van de Corona aanpak (...) door alle zorgverzekeraars worden vergoed» dat patiënten (zowel coronapatiënten als overige patiënten) geen extra rekeningen zullen ontvangen voor zorggerelateerde kosten (dus inclusief vervoerskosten)?1
Extra kosten als gevolg van de uitbraak van COVID-19 in rekening brengen bij patiënten is inderdaad niet aan de orde. Wel geldt voor zover van toepassing het eigen risico en eigen bijdragen, ook in geval van COVID-19. Zorgaanbieders die extra kosten als gevolg van de uitbraak van COVID-19 maken, kunnen zich voor vergoeding van die extra kosten tot de zorgverzekeraar wenden. In mijn antwoord op vraag 2 en 3 ga ik nader in op de vergoedingen voor de kosten van vervoer.
Kunt u toelichten hoe wordt omgegaan met budgetplafonds in ziekenhuizen bij coronazorg? Deelt u de mening dat het bereiken van een budgetplafond niet mag betekenen dat een coronapatiënt niet bij een bepaald ziekenhuis terecht kan? Zo ja, hoe gaat u dit waarborgen? Zo nee, waarom niet?
De capaciteit van de Nederlandse ziekenhuizen wordt op de proef gesteld. Voor wat betreft COVID-19 is sprake van grote aantallen patiënten dat in het ziekenhuis moet worden opgenomen, zowel op de IC’s als op de klinische verpleegafdelingen. Tegelijkertijd moet ook (semi-)acute zorg voor de overige patiënten doorgang kunnen blijven vinden. Daarnaast moeten COVID-19-patiënten die op de IC worden opgenomen, daar gemiddeld langer verblijven dan voorheen werd verondersteld. Dat levert grote uitdagingen op voor ziekenhuizen. Ik ben van mening dat budgetplafonds niet belemmerend mogen werken bij het zo goed mogelijk organiseren van de zorg voor COVID-19-patiënten en de overige zorg die om medische redenen niet kan worden uitgesteld (zoals acute zorg, hartoperaties of oncologische zorg). Zorgverzekeraars delen die mening. In de brief van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) van 17 maart is opgenomen dat ziekenhuizen de extra kosten die zij maken in het kader van de aanpak van COVID-19 vergoed zullen krijgen. Intra- en interklinisch vervoer van de betreffende patiënten, voor zover dat voor rekening komt van het ziekenhuis, vormen geen uitzondering.
Zittend ziekenvervoer waar het gaat om noodzakelijke zorg zoals omschreven in wet- en regelgeving, bijvoorbeeld voor het vervoer van patiënten die dialyse of chemotherapie in het ziekenhuis moeten ondergaan, wordt vergoed vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw).
Ook als de patiënt vervoerd moet worden naar een alternatief ziekenhuis bij hoge druk op de capaciteit in het reguliere ziekenhuis, wordt dit vergoed vanuit de Zvw. Voor zittend ziekenvervoer betaalt de verzekerde wel een eigen bijdrage. Voor vervoer per ambulance geldt geen eigen bijdrage. Het gaat hier om het gebruikelijke pakket van verzekerde zorg en eigen betalingen.
Tot slot verwijs ik naar de Kamerbrieven van 7 april 2020 en 15 april 2020 inzake COVID-19 (Kamerstuk 25 295, nr. 219; Kamerstuk 15 april 2020, 25 295-249) en de huidige brief, waarin nader wordt ingegaan op de regievoering op het weer opschalen van reguliere niet COVID-19-zorg door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa).
Kunt u toelichten hoe wordt omgegaan met budgetplafonds in ziekenhuizen voor overige zorg die niet kan worden uitgesteld, aangezien de capaciteit nu erg onder druk staat? Deelt u de mening dat patiënten terecht moeten kunnen bij het ziekenhuis van hun keuze of, als het echt niet anders kan, er vervoer moet worden geregeld en dit volledig vergoed moet worden? Zo ja, hoe gaat u dit waarborgen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u toelichten hoe gedurende de coronapandemie wordt omgegaan met patiënten met budgetpolissen, voor zowel coronazorg als overige zorg die niet kan worden uitgesteld? Deelt u de mening dat het niet zo mag zijn dat vanwege het gebrek aan capaciteit patiënten met een budgetpolis die worden overgeplaatst naar een ander ziekenhuis zelf voor de zorg- of vervoerskosten opdraaien omdat hun verzekeraar geen contract heeft met het ziekenhuis? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat de kosten volledig worden vergoed? Zo nee, waarom niet?
De zorgverzekeraar moet ook bij de «budgetpolis» aan de zorgplicht voldoen. Dit betekent dat verzekerden binnen een redelijke tijd en reisafstand toegang moeten hebben tot alle zorg uit het basispakket. Zorgverzekeraars moeten daarom voldoende zorg inkopen of bemiddelen als iemand niet snel genoeg bij een zorgaanbieder terecht kan. Daarbij kunnen mensen die een budgetpolis hebben, in het geval van spoedeisende zorg bij alle huisartsenposten en ziekenhuizen in Nederland terecht. Ook de vervolgbehandelingen en nacontroles die horen bij het bezoek aan de spoedeisende hulp worden vergoed. Wanneer een verzekerde door een medisch specialist van het gecontracteerde ziekenhuis wordt doorverwezen naar een medisch specialist van een niet-geselecteerd ziekenhuis is sprake van volledige vergoeding van de behandeling. In het geval dat een patiënt naar een ander ziekenhuis moet worden overgeplaatst door gebrek aan capaciteit is geen sprake van een beperkte betaling van de zorgverzekeraar vanwege een ongecontracteerde aanbieder omdat sprake is van spoedeisende zorg ofwel een verwijzing van een medisch specialist.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 en 3 levert het organiseren van de zorg voor COVID-19-patiënten en overige zorg die niet kan worden uitgesteld een grote uitdaging op. Dit kan in sommige gevallen betekenen dat zorg op een wat grotere afstand van de woonplaats moet worden geleverd. Ook kan ik niet uitsluiten dat de wachttijden voor electieve zorg zullen oplopen. Mensen met een budgetpolis worden daarbij niet anders behandeld dan anderen.