De 100 miljoen euro extra aan de WHO |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Klopt het dat Nederland 100 miljoen euro extra aan de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) geeft?1 Uit welk budget komt de door de WHO-directeur genoemde 100 miljoen van Nederland? Is dit een herallocatie van bestaande fondsen of zijn dit extra uitgaven?
Nee.
Zoals gemeld in mijn brief van 14 april jl. (Kamerstuk 33 625, nr. 293) heeft Nederland voor de internationale inzet voor het bestrijden van de coronacrisis in totaal 100 miljoen euro beschikbaar gesteld op de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Dit budget is gericht op preventie in de armste landen, het lenigen van humanitaire noden en de versterking van sociaaleconomische weerbaarheid en macro-economische stabiliteit van lage-inkomenslanden.
Voor preventie draagt Nederland 7,5 miljoen euro bij aan de Wereldgezondheidsorganisatie. U vindt de specifieke verdeling van de budgetten in de eerdergenoemde brief.
De inzet van het kabinet om per direct 100 miljoen euro vrij te maken voor de internationale strijd tegen COVID-19 is op 2 april jl. (Kamerstuk 21 501–04, nr. 228) aan uw Kamer gemeld.
Hierbij is uiteraard rekening gehouden met de aangenomen motie Van der Staaij c.s. (25 295 nr. 192), waarin het kabinet wordt gevraagd ernaar te streven dat de bestaande hulp en ondersteuning aan ontwikkelingslanden ook in de huidige omstandigheden wordt gehandhaafd en zo mogelijk uitgebreid, in het bijzonder waar het de gezondheidszorg en de voedselvoorziening betreft.
Wat is de precieze verdeling van de bestemming van de 100 miljoen die de WHO-directeur noemt? Gaat al het geld direct naar de WHO, of gaat het ook bilateraal naar andere landen? Hoeveel ervan gaat naar de ontwikkeling van een vaccin en hoeveel naar het bestrijden van het coronavirus in andere landen? Naar welke landen en/of organisaties gaat dit geld? Kunt u hiervan een zo specifiek mogelijk overzicht geven?
U vindt de precieze verdeling van de 100 miljoen euro die Nederland beschikbaar heeft gesteld voor de internationale inzet voor het bestrijden van de coronacrisis in mijn brief «Nederlandse inzet bestrijden coronacrisis ontwikkelingslanden» van 14 april jl. (Kamerstuk 33 625, nr. 293).
De aanvullende steun voor de WHO ten hoogte van EUR 7,5 miljoen zal bijdragen aan het Strategic Preparedness and Response Plan (SPRP) van de Wereldgezondheidsorganisatie. Dit plan is gericht op internationale coördinatie, nationale voorbereiding en respons, en onderzoek en innovatie om het virus te bestrijden. In de context van het SPRP is WHO tot op heden actief in 133 landen, voornamelijk lage- en middeninkomenslanden.
Wat is de ratio geweest achter de keuze om dit geld in het buitenland uit te geven en niet in Nederland?
Het is een gedeeld belang om de pandemie en bijkomende crisis effectief en mondiaal te bestrijden door de medische en sociaaleconomische weerbaarheid van ontwikkelingslanden nu te verbeteren. Wij zijn zo succesvol als de zwakste schakel in de wereldwijde medische keten. Nu adequaat bijdragen aan COVID-19 bestrijding in de meeste kwetsbare landen, is een directe investering in het beheersbaar maken van de mondiale virusverspreiding, en het voorkomen van verdere instabiliteit, armoede en irreguliere migratie. Nederland heeft een open economie. De effecten van COVID-19 in de wereld waaronder in ontwikkelingslanden zijn dus ook mede bepalend voor economisch herstel in Nederland en Europa.
Bent u bekend met het artikel «Cliniclowns krijgen veel meer betaald dan verpleegkundigen»?2 Is dit nog steeds het geval?
Ik verwijs hiervoor naar de aanbiedingsbrief.
Deelt u de mening dat het uitermate wrang is dat er nu tot 100 miljoen Nederlands belastinggeld naar het buitenland stroomt voor «fysieke en mentale gezondheid», maar dat Nederlandse verpleegkundigen intussen vaak een benedenmodaal inkomen hebben?
Het is niet correct dat er 100 miljoen euro wordt ingezet voor «fysieke en mentale gezondheid» in ontwikkelingslanden.
Hoeveel geld zou het kosten om in Nederland het niveau van testfaciliteiten als in Zuid-Korea op te zetten?
Ik verwijs hiervoor naar de aanbiedingsbrief.
Hoeveel zou het kosten om de draagkracht van de Nederlandse intensive care binnen nu en een jaar naar 3.000 IC-bedden inclusief personeel te brengen, waarbij de kwaliteit van de zorg op het hoogste niveau ligt?
Ik verwijs hiervoor naar de aanbiedingsbrief.
Is het kabinet bereid om deze 100 miljoen niet aan de WHO of anderszins in het buitenland uit te geven, maar dit geld te besteden aan het structureel uitbreiden van de IC-capaciteit in Nederland, aan betere lonen voor zorgmedewerkers in Nederland en aan het massaal uitbreiden van de testcapaciteit in Nederland? Zo nee, waarom acht het kabinet de zorg in het buitenland belangrijker dan de zorg in Nederland? Hoe ziet het kabinet de verhouding tussen zijn verantwoordelijkheid tegenover de Nederlandse bevolking ten opzichte van eventuele internationale verantwoordelijkheden?
Het kabinet dient altijd het Nederlands belang. De EUR 100 miljoen is bedoeld voor de meest kwetsbare landen, ten behoeve van preventie, humanitaire hulp en sociaaleconomische weerbaarheid. Hierboven is reeds toegelicht dat dit bijdraagt aan de internationale bestrijding van COVID-19 en daarmee aan de bestrijding van het virus in Nederland. Het kabinet heeft voor de bestrijding van de coronacrisis in Nederland tientallen miljarden beschikbaar gesteld.
Het is een gedeeld belang om de pandemie en bijkomende crisis effectief en mondiaal te bestrijden door de medische en sociaaleconomische weerbaarheid van ontwikkelingslanden nu te verbeteren. Via verschillende organisaties draagt Nederland hier aan bij. De Nederlandse bijdrage is gegrond in het besef dat adequaat bijdragen aan COVID-19 bestrijding in de meeste kwetsbare landen een directe investering is in het beheersbaar maken van de mondiale virusverspreiding, en het voorkomen van verdere instabiliteit, armoede en irreguliere migratie.
Nederland heeft een open economie. Wij zijn daarmee zo succesvol als de zwakste schakel in de wereldwijde medische keten. De effecten van COVID-19 in de wereld waaronder in ontwikkelingslanden zijn dus ook mede bepalend voor economisch herstel in Nederland en Europa.
De diverse krantenartikelen waarnaar wordt verwezen zijn bekend. Bij een crisis van deze omvang hoort een grondige evaluatie achteraf, zoals ook is gebeurd na de Ebolacrisis. Het kabinet steunt vanzelfsprekend een brede evaluatie van de internationale coronabestrijding, zoals de standaardprocedure voorschrijft.
Ten aanzien van Taiwan zijn het kabinet en de EU van mening dat Taiwan op betekenisvolle wijze zou moeten kunnen participeren in multilaterale fora, overigens zonder daarbij lidmaatschap van Taiwan te bepleiten bij organisaties waarvan uitsluitend soevereine staten lid kunnen zijn.
Is het kabinet het ermee eens dat het Nederlands belang altijd op de eerste plaats dient te staan?
Zie antwoord vraag 8.
Is het kabinet het eens met de mening dat de WHO het Chinese belang om de ernst van het coronavirus te bagatelliseren in januari en februari lijkt te hebben laten prevaleren boven het internationale belang om het coronavirus zo snel mogelijk te bestrijden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke conclusies trekt het kabinet hieruit?
Zie antwoord vraag 8.
Als het kabinet deze 100 miljoen dan toch in het buitenland wil uitgeven, waarom heeft het ervoor gekozen om dat deels of geheel via de WHO te doen? Als hier geen sprake van is, waarom is deze uitgave dan met de WHO gecoördineerd?
Zie antwoord vraag 8.
Is er een relatie tussen de keuze van de Verenigde Staten om voorlopig geen geld meer aan de WHO te doneren en de keuze van Nederland om 100 miljoen te doneren?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bekend met het bericht «Australië eist openheid over oorsprong en aanpak coronacrisis»?3
Zie antwoord vraag 8.
Deelt u de zorgen omtrent de vooringenomenheid van de WHO ten gunste van China? Bent u bereid om tegen de WHO kritiek uit te spreken op het feit dat de WHO de Chinese aanpak van het coronavirus in januari en februari is blijven prijzen, terwijl al duidelijk was dat China vooral de verspreiding van informatie over het virus heeft geprobeerd in te dammen?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid de WHO erop aan te spreken dat Taiwan voortaan op een respectvolle manier dient te worden behandeld, als gelijkwaardige gesprekspartner?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid Australië te steunen in het verzoek om een onafhankelijk onderzoek naar de mondiale aanpak van de coronacrisis, dat niet zou worden uitgevoerd door de WHO?
Zie antwoord vraag 8.
Aan welke WHO-adviezen heeft Nederland zich wel gehouden en aan welke WHO-adviezen niet?
Ik verwijs hiervoor naar de aanbiedingsbrief.
Hoe beoordeelt u het commentaar van de Australische regering dat het succesvol is geweest in de bestrijding van het coronavirus omdat het WHO-adviezen terzijde heeft geschoven? Zijn er achteraf WHO-richtlijnen waarvan u denkt dat Nederland ze beter niet had kunnen naleven?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid deze vragen voor aanvang van het plenaire debat over de coronacrisis op woensdag 22 april te beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat keuringen voor de WIA en Wajong telefonisch worden afgehandeld. |
|
Judith Tielen (VVD) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Via de telefoon bepalen of iemand wel of niet kan werken, niet mogelijk zeggen UWV-artsen?1
Ja.
Hoeveel medische keuringen ten bate van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) worden maandelijks door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) gedaan en afgehandeld? Voor hoeveel van deze keuringen is normaal gesproken een fysiek gesprek onderdeel van de keuringsprocedure?
In 2019 bedroeg het gemiddelde aantal WIA-claimbeoordelingen 4.962 per maand, het aantal WIA-herbeoordelingen 2.489 per maand en het gemiddelde aantal Wajong-beoordelingen 725 per maand.
Een fysiek spreekuur is normaal gesproken een onderdeel van nagenoeg alle WIA-claimbeoordelingen en Wajong-beoordelingen. Ernstig zieke cliënten die niet in staat zijn om naar het spreekuur te komen vormen hierop een uitzondering. WIA-herbeoordelingen worden in tien tot vijftien procent van de gevallen uitgevoerd zonder fysiek spreekuur, dus op basis van beschikbare informatie en eventueel telefonisch contact.
Op basis van welke criteria wordt normaliter bepaald of een medische keuring plaats kan vinden zonder fysieke afspraak? Hoe vaak worden deze criteria van toepassing verklaard?
Het gaat bij WIA-claimbeoordelingen, WIA-herbeoordelingen en Wajong-beoordelingen om een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek. De verzekeringsarts voert het verzekeringsgeneeskundig onderzoek uit op basis van de standaard «Onderzoeksmethoden». Hij of zij bepaalt – afhankelijk van de plausibiliteit en consistentie van verkregen informatie en indrukken – per casus de uitgebreidheid van het onderzoek en de manier waarop hij of zij informatie inwint: dit kan schriftelijk, telefonisch en/of in een persoonlijk gesprek. Zie voor het overige het antwoord op vraag 2.
Wat is nu de precieze instructie aan verzekeringsartsen rondom het opvragen van medische informatie? Hoe wordt daarbij geborgd dat alle relevante informatie beschikbaar is om een beslissing op te baseren?
UWV werkt op basis van de standaard «Communicatie met behandelaars». Verzekeringsartsen vragen medische informatie op indien deze onmisbaar is voor de beoordeling of als een betrokkene daarop aandringt. Zij houden daarbij rekening met de omstandigheid dat bepaalde curatieve artsen op dit moment mogelijk belast zijn met de zorg voor Covid-19 patiënten. Een groot deel van de huisartsen en specialisten heeft naar verwachting op dit moment wel de tijd en de mogelijkheid om antwoord te geven op gerichte vragen. De verzekeringsarts maakt zelf de afweging of hij of zij over voldoende informatie beschikt om een beoordeling te verrichten.
Welke mogelijkheden heeft UWV om bij telefonische keuringen alleen tijdelijke uitkeringen toe te kennen? En welke mogelijkheden heeft UWV om in de totale werkvoorraad alleen zaken te behandelen waarbij überhaupt sprake zou zijn van een tijdelijke uitkering? In hoeverre worden die mogelijkheden daadwerkelijk toegepast?
Om continuïteit en inkomenszekerheid te garanderen kiest UWV er voor om waar mogelijk inhoudelijke besluiten af te geven. Lukt dit niet, dan stelt UWV de beoordeling uit tot het moment dat een fysiek spreekuur weer mogelijk is. UWV volgt daarbij ook in de crisisperiode regulier beleid als het gaat om het verstrekken van voorschotten. Dat betekent dat UWV bij uitstel van een WIA-claimbeoordeling een voorschot verstrekt tot het moment dat de beoordeling plaats kan vinden. Voor de WIA-herbeoordeling geldt dit niet, omdat de bestaande uitkering in dat geval doorloopt.
Ook bij uitstel van een Wajong-beoordeling verstrekt UWV conform bestaand beleid geen voorschot, omdat uitstel – in tegenstelling tot bij de WIA-claimbeoordeling – meestal geen inkomensdaling voor de aanvrager met zich meebrengt. Daarnaast is de ervaring dat een ruime meerderheid van de aanvragers na beoordeling geen recht krijgt op een Wajong-uitkering. Als de betrokkene aan de voorwaarden voldoet, kan hij of zij bij uitstel van een Wajong-beoordeling in aanmerking komen voor een bijstandsuitkering. UWV adviseert de betrokkene in dat geval daarom om met de gemeente de mogelijkheden te bespreken. Als UWV op een later moment een Wajong-uitkering toekent, ontvangt de betrokkene deze uitkering met terugwerkende kracht vanaf het moment dat hij of zij de oorspronkelijke aanvraag indiende.
Klopt het dat UWV een intern coronacrisisplan heeft waarin het volgende staat: «Gedurende de crisis worden in beginsel geen voorschotten WIA verstrekt» en dat het niet de bedoeling is «dat we beoordelingen doorschuiven naar een later tijdstip. Dat zou ons op een grote achterstand zetten», zoals dagblad Trouw bericht? Zo nee, wat staat er dan wel?
De genoemde passages waren inderdaad onderdeel van interne UWV-communicatie. Zie het antwoord op vraag 5 voor een nadere toelichting.
Wat betekent het «in beginsel niet verstrekken van voorschotten»? Zou dit ertoe kunnen leiden dat mensen die om goede redenen een WIA- of Wajonguitkering aanvragen zonder inkomen komen te zitten? Waar worden deze mensen naartoe verwezen?
Zie het antwoord op vraag 5.
Herinnert u zich de problemen bij het experiment in Groningen, waarbij dossiers op afstand gecontroleerd werden en 30% van de toekenningen achteraf onterecht bleek? Hoe verschilt de huidige beoordeling van de beoordelingswijze bij het experiment in Groningen?2
Bij het genoemde experiment vond in beginsel geen contact plaats met de betrokken uitkeringsgerechtigde en werd de beoordeling enkel gebaseerd op de in het dossier aanwezige informatie. Bovendien was de op kantoor Groningen toegepaste werkwijze in operationele en juridische zin niet juist. In de huidige crisissituatie wordt in beginsel wel gesproken met de cliënt en vinden de beoordelingen plaats door of onder de verantwoordelijkheid van geregistreerde verzekeringsartsen.
Welke maatregelen heeft UWV genomen om te voorkomen dat onterecht uitkeringen worden verstrekt op basis van telefonische keuringen?
De sociaal-medische beoordelingen vinden plaats door of onder de verantwoordelijkheid van opgeleide en geregistreerde verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Op districtsniveau en op het hoofdkantoor houdt UWV zicht op hun betrokkenheid, zowel door datamonitoring als door persoonlijk contact. Adviserend verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen zijn bovendien beschikbaar voor inhoudelijke afstemming.
Importheffingen en btw op mondkapjes en andere persoonlijke beschermingsmaterialen, die gebruikt worden in de strijd tegen het coronavirus |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris financiën) (D66), Hans Vijlbrief (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
Bent u bekend met het feit dat op Filtering Facepiece Particles (FFP)2- en FFP3-mondmaskers 6,3% importheffingen zitten, op bepaalde schorten 12% en dat daar bovenop het standaardtarief van 21% btw geldt en dat een zorginstelling (die een btw-vrijstelling heeft en dus betaalde btw niet kan verrekenen) deze btw en importheffingen volledig zelf betaalt?
Ja, in beginsel dienen over de genoemde producten invoerrecht en btw bij invoer te worden voldaan. Onder voorwaarden kan door bepaalde organisaties gebruik worden gemaakt van een vrijstelling. In de situatie die u omschrijft, waarbij de persoonlijke beschermingsmiddelen worden gebruikt door een zorginstelling, kan gebruik gemaakt worden van de vrijstelling van invoerrechten en invoer-btw indien aan de daarvoor geldende voorwaarden wordt voldaan.
Bent u bekend met besluit (EU) 2020/491 van de Europese Commissie van 3 april 2020, waarbij vrijstelling van rechten bij invoer en van btw op invoer wordt verleend voor goederen die nodig zijn om de gevolgen van de COVID-19-uitbraak in 2020 te bestrijden?1
Ja, op dinsdag 24 maart 2020 heeft Nederland een verzoek ingediend bij de Europese Commissie om gebruik te mogen maken van de vrijstelling uit Verordening (EG) 1186/2009 (hierna: vrijstellingsverordening). Op grond van de vrijstellingsverordening kan in bijzondere omstandigheden recht zijn op een vrijstelling van rechten bij invoer en rechten bij uitvoer. Naar aanleiding van het verzoek van een aantal lidstaten van de EU, waaronder Nederland, heeft de Europese Commissie op 3 april 2020 met het Besluit (EU) 2020/491 toestemming gegeven voor het gebruik van de vrijstelling. Besluit (EU) 2020/491 is van toepassing op persoonlijke beschermingsmiddelen die van 30 januari 2020 tot en met 31 juli 2020 worden ingevoerd. Daarmee is de door de Nederlandse Douane gehanteerde proactieve werkwijze (zie het antwoord op vraag2 nu ook Unierechtelijk gedekt.
Gebruikt Nederland op dit moment de mogelijkheid om de import van persoonlijke beschermingsmiddelen (waaronder mondkapjes) en andere zaken die nodig voor de bestrijding van COVID-19, vrij te stellen van douaneheffingen en btw? Zo ja, kunt u het beleidsbesluit aan de Kamer doen toekomen, inclusief de voorwaarden waaraan importeurs en zorgverleners moeten voldoen om voor deze vrijstellingen in aanmerking te komen en de beschermingsmiddelen en apparatuur waarvoor op dit moment een vrijstelling van invoerrechten en btw geldt?
Ja, de Nederlandse Douane heeft al in een vroeg stadium gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de vrijstellingsverordening geeft. De vrijstelling kan pas worden verleend nadat de Europese Commissie een beschikking heeft afgegeven. Lidstaten kunnen in afwachting van deze beschikking al wel toestemming geven voor invoer van de goederen met schorsing van de betrokken rechten bij invoer mits de invoerende instelling zich ertoe verbindt de verschuldigde rechten te betalen indien geen vrijstelling wordt toegekend. Half maart is al door de Nederlandse Douane proactief besloten om gebruik te maken van deze schorsingsmogelijkheid in afwachting van de goedkeuring van de Europese Commissie voor het gaan toepassing van de vrijstelling voor btw bij invoer en rechten bij invoer (hierna: de vrijstelling). De goedkeuring van de Europese Commissie die volgde heeft Nederland zoals gemeld in het antwoord op vraag 2, op 3 april 2020 ontvangen.
De vrijstellingsverordening die geldt voor rampenbestrijding en het Besluit (EU) 2020/491 waarbij toestemming aan de lidstaten is verleend om de vrijstelling toe te passen, hoeft niet in een nationale wet- en regelgeving omgezet te worden, omdat deze rechtstreeks werkt. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden staan opgesomd in de vrijstellingsverordening en het Besluit (EU) 2020/491 en zijn nader uitgelegd op de website van de Douane. Daar staat ook vermeld hoe daarvoor aangewezen personen een vrijstellingsvergunning kunnen aanvragen bij het regionale bedrijvencontactpunt van de Douane. Een uitgebreide toelichting van de vrijstelling is te vinden in Hoofdstuk 24, paragraaf 25 van het Handboek Douane.
De Wereld Douane Organisatie heeft in verband met de uitbraak van Covid-19 een indicatieve lijst gepubliceerd voor de indeling van medische hulpmiddelen die kan helpen bij de toepassing van de vrijstelling.
Bent u bereid om dit besluit van de Europese Commissie (waar ook Nederland om gevraagd heeft volgens de Europese Commissie) te gebruiken en in ieder geval alle instellingen die onder de Wet Toelating Zorginstellingen zijn toegelaten (zoals ziekenhuizen en verpleeghuizen) en instellingen die automatisch zijn toegelaten (zoals instellingen voor huisartsenzorg, kraamzorg en ziekenvervoer) en alle Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG)-geregistreerden onder artikel 1, lid 1, onderdeel c van het besluit van de Commissie aan te wijzen als organisaties die gratis aan hun medewerkers (en anderen, zoals cliënten, patiënten, familieleden en bezoekers) mondkapjes en andere beschermingsmateriaal ter beschikking kunnen stellen?
Ja, genoemd besluit wordt op dit moment door de Nederlandse Douane ook toegepast indien (zorg)instellingen of BIG-geregistreerden gebruik willen maken van de vrijstelling. Voordat gebruik kan worden gemaakt van de vrijstelling moet er een vergunning worden aangevraagd bij de Douane. De vergunning kan alleen worden aangevraagd bij de Douane in de lidstaat waar de (zorg)instelling of BIG-geregistreerde is gevestigd. Op dit moment zijn er geen aanwijzingen dat zorginstellingen die onder de Wet toelating zorginstellingen zijn toegelaten, geen gebruik kunnen maken van de vrijstelling.
Om in aanmerking te komen voor de vergunning, moet worden voldaan aan de voorwaarden van artikel 74 tot en met 80 van de vrijstellingverordening. De persoonlijke beschermingsmiddelen moeten door of namens de vrijstellingsgenietende organisatie worden ingevoerd. Vervolgens dienen de persoonlijke beschermingsmiddelen gratis te worden verstrekt aan slachtoffers van de uitbraak, dan wel moeten zij worden ingezet voor de slachtoffers van de uitbraak óf zij moeten worden gebruikt door de hulporganisatie voor de duur van hun bijstand.
Kunt u ervoor zorgen dat deze vrijstelling zowel geldt voor import die via het landelijk centrum verloopt als inkoop die privaat, zonder winstoogmerk en centraal geschiedt – ook als men op het moment van invoer nog niet precies weet welke beschermingsmiddelen aan wie uitgeleverd worden – ten behoeve van de zorginstellingen en BIG-geregistreerden en eventueel ook ten behoeve van andere belangrijke sectoren zoals politie, gevangeniswezen, uitvaart-sector etc?
De persoonlijke beschermingsmiddelen moeten worden ingevoerd door of namens een organisatie die valt binnen een van de volgende categorieën: 1. Overheidsinstellingen, 2. liefdadigheids- of filantropische instellingen of 3. hulporganisaties, ziekenhuizen, zorginstellingen en zorgverleners in het BIG-register.
De betrokken instellingen doen er goed aan zich zoveel als mogelijk te schikken onder de genoemde instellingen. De Douane maakt hierbij maximaal gebruik van de vrijstellingsmogelijkheden binnen de grenzen van de rechtstreeks werkende Unierechtelijke bepalingen.
Een private organisatie die niet in een van bovenstaande categorieën valt, komt op basis van de vrijstellingsverordening in beginsel niet in aanmerking voor de vrijstelling. Besluit (EU) 2020/491 van 3 april 2020 biedt echter enige ruimte. Indien deze organisatie handelt namens een organisatie die wel in aanmerking komt voor de vrijstelling, bijvoorbeeld een ziekenhuis, dan kan dat ziekenhuis een vergunning aanvragen of kan de private organisatie, onder voorwaarden, namens het ziekenhuis een vergunning aanvragen. Zo kunnen de persoonlijke beschermingsmiddelen alsnog onder de vrijstelling worden ingevoerd. In dit voorbeeld dient het ziekenhuis dan uiteraard wel te voldoen aan de onder 4 genoemde voorwaarden. Belangrijk is dat de hulpverleners zo snel mogelijk de persoonlijke beschermingsmiddelen ontvangen. Deze administratieve procedure zorgt dan ook voor zo minimaal mogelijk logistiek oponthoud van de beschermingsmiddelen aan de grens.
Waar het in het vermogen van de Douane ligt, zal binnen de grenzen van de Unierechtelijke vrijstellingsbepalingen al het mogelijke gedaan worden om de persoonlijke beschermingsmiddelen met vrijstelling ingevoerd te krijgen voor een ieder die daarvoor in aanmerking komt. Echter wanneer de Unierechtelijke bepalingen die vrijstellingsmogelijkheid uitsluiten, kan ze ook niet verleend worden. Op de vraag wat er gedaan wordt wanneer bij invoer van een samengestelde partij persoonlijke beschermingsmiddelen nog niet bekend is welk deel naar welke organisatie gaat, kan ik aangeven dat dit niet voor logistiek oponthoud zorgt. Achteraf zal gecontroleerd worden of uiteindelijk de vrijstelling voor het geheel terecht genoten is. Wanneer delen van de partij achteraf niet terecht gekomen zijn bij partijen waarvoor de vrijstelling bedoeld is, dan zal voor die delen alsnog het invoerrecht en de btw bij invoer geheven worden.
Kunt u aangeven op welke manier u de centrale inkoop, vrij van douaneheffingen en vrij van btw op eenvoudige wijze mogelijk maakt zonder dat elke zorginstelling of zorgverlener persoonlijk hoeveelheden formulieren moet gaan ondertekenen voor de Belastingdienst, maar dat bijvoorbeeld via acceptatie in de algemene voorwaarden kan doen om zo aan te geven dat deze niet doorverkocht worden etc.?
Een private organisatie die of een inkoopconsortium dat niet in een van de in antwoord 5 opgesomde categorieën valt, komt op basis van de vrijstellingsverordening in beginsel niet in aanmerking voor de vrijstelling. Het vrijstellingsbesluit biedt echter enige ruimte. Indien een dergelijke partij handelt namens een organisatie die wel in aanmerking komt voor de vrijstelling, zoals met name zorgverleners, dan kan de private organisatie een vrijstellingsvergunning aanvragen voor de invoer van beschermingsmiddelen namens de zorgverleners. De Minister voor Medische Zorg heeft samen met een team van professionals uit ziekenhuizen, academische centra, leveranciers en producten een gezamenlijk initiatief opgericht: het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH). Het LCH heeft als doel om verschillende medische hulp- en beschermingsmiddelen waarvan een tekort dreigt gezamenlijk in te kopen, zonder winstoogmerk, en te distribueren in het landsbelang.
Bovenstaande werkwijze betekent niet dat zorginstellingen helemaal geen administratieve handelingen meer hoeven te verrichten. Zorginstellingen hoeven namelijk geen gebruik te maken van consortia als het LCH. Van deze zorginstellingen wordt op grond van artikel 77 van de vrijstellingsverordening verwacht dat zij een goede administratie bijhouden. Om de vereiste controle achteraf mogelijk te maken, moeten partijen per zending vastleggen welke goederen met welk doel naar welke afnemers zijn gegaan. Eenmalige acceptatie van de vrijstellingsvoorwaarden via de algemene voorwaarden voldoet niet aan deze administratieve eis. De hoeveelheid administratie wordt zo veel mogelijk beperkt zodat de invoer zo soepel en snel mogelijk verloopt, maar er toch voldoende controlemogelijkheden zijn voor de Douane ter voorkoming van fraude en andere onregelmatigheden. De Douane moet zelf ook rapporteren aan de Europese Commissie en kunnen aantonen dat de bijzondere, invoervrijstelling is toegepast binnen de daarvoor gestelde wettelijke kaders.
Is er overleg geweest met zorginstellingen zodat zij met de importvrijstellingen en btw-vrijstellingen – inclusief administratieve lasten – uit de voeten kunnen?
Veel zorginstellingen zijn aangesloten bij het LCH. Zorginstellingen kunnen daarnaast zelf gebruik maken van de vrijstelling, óók als andere partijen namens deze instellingen persoonlijke beschermingsmiddelen invoeren. Indien een zorginstelling een vergunningaanvraag doet, is er direct contact met het bedrijvencontactpunt van de Douane ter verifiëring van de aanvraag en bespreking van het verloop van de verdere procedure.
Bent u bekend met het feit dat de Franse Assemblee Nationale de btw op mondkapjes voor de gewone verkoop verlaagd heeft naar het lage tarief2 en dat er een discussie in Italië is om dat voorbeeld te volgen? Bent u ook bereid om de btw op persoonlijke beschermingsmiddelen te verlagen?
Ja, daar ben ik mee bekend en inmiddels hebben ook al meerdere andere landen een verlaagd tarief aangekondigd. Het kabinet heeft besloten om tijdelijk de btw op de binnenlandse verkoop van mondkapjes te verlagen naar 0%. De reden hiervoor is de verplichting tot het dragen van mondkapjes in het openbaar vervoer. Toepassing van het nultarief betekent dat het aftrekrecht van de verkoper in stand blijft. Het nultarief gaat in per 25 mei 2020 en geldt in ieder geval tot 1 september 2020. De nadere invulling van het nultarief op mondkapjes wordt op dit moment verder uitgewerkt in regelgeving. Het nultarief zal toegepast worden op mondkapjes die consumenten in het OV mogen gebruiken, alsook op medische mondkapjes, ongeacht aan wie deze worden verkocht.
Bent u bekend met het feit dat Europese mededingingsautoriteiten tijdens de pandemie meer ruimte geven voor samenwerking bij bijvoorbeeld inkoop van beschermingsmiddelen, maar tegelijk wel streng zullen optreden bij bijvoorbeeld woekerprijzen?
Ja.
Bent u bereid om met de Autoriteit Consument & Markt (ACM) in overleg te treden zodat zij expliciet aangeeft wanneer gezamenlijke inkoop en distributie (door de overheid of privaat geregeld) geen probleem oplevert met mededinging en hen te vragen daarbij expliciet rekening te houden met de bestaande initiatieven en de noodzaak snel grote aantallen mondkapjes en ander beschermingsmateriaal te importeren?
Ik vind het positief dat de ACM zich het kader van de coronacrisis zeer actief en betrokken opstelt en dat zij zich heeft ingespannen om zoveel mogelijk duidelijkheid te scheppen over wat er onder de mededingingsregels mogelijk is om met tekorten om te gaan. Zo heeft de ACM op 18 maart jl. een bericht4 op haar website geplaatst waarin zij aangeeft dat de Mededingingswet veel ruimte geeft om in deze uitzonderlijke tijden samen te werken om te voorkomen dat mensen en bedrijven de dupe worden van de crisis. Daarnaast heeft de ACM meegewerkt aan het opstellen van het statement van de Europese Mededingingsautoriteiten en geeft zij aan deze verklaring te onderschrijven.5 In het bericht daarover zegt de ACM dat de mededingingsautoriteiten in de huidige omstandigheden niet actief zullen optreden tegen noodzakelijke en tijdelijke maatregelen die genomen worden om een tekort aan producten te voorkomen. De ACM geeft daarbij aan dat in de huidige omstandigheden dergelijke maatregelen snel toegestaan zullen zijn aangezien zij ofwel geen beperking van de mededinging in de zin van Artikel 101 VwEU (of Artikel 6 van de Mededingingswet) vormen, dan wel efficiëntieverbeteringen opleveren die zwaarder wegen dan een dergelijke beperking. De Europese Commissie heeft nadere duiding geboden over de vormen van samenwerking die geen mededingingsproblemen opleveren in een mededeling6 die zij op 8 april jl. uitbracht. Hierin expliciteert zij de voorwaarden waaronder samenwerking is toegestaan. Vanwege de nationale doorwerking van het Europese mededingingsrecht, gelden deze zelfde criteria in het uitoefenen van het toezicht door nationale mededingingsautoriteiten zoals de ACM. Als bedrijven toch nog twijfelen of hun samenwerkingsinitiatieven wel of niet verenigbaar zijn met de Europese mededingingsregels kunnen zij de Europese Commissie of hun nationale mededingingsautoriteit (in Nederland: de ACM) om informeel advies vragen. Ik heb van de ACM begrepen dat zij in deze uitzonderlijke tijden regelmatig om dergelijk advies wordt gevraagd, en partijen zoveel mogelijk probeert te faciliteren bij het bestrijden van de crisis zonder de belangen van consumenten op de korte en lange termijn uit het oog te verliezen.
Op verschillende manieren wordt er nu al zoveel als mogelijk duidelijkheid geschapen over de mogelijkheden voor samenwerking zonder tegen mededingingsproblemen aan te lopen en de ACM zet zich in om daar waar nodig initiatieven van informeel advies te voorzien. Ik vind het goed dat Europese mededingingsautoriteiten, waaronder de ACM, duidelijkheid scheppen over de ruimte die er onder de mededingingsregels is om samen te werken om te voorkomen dat er tekorten van schaarse (medische) hulpmiddelen ontstaan en blijf hierover graag met hen in gesprek.
Wilt u deze vragen een voor een en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
Zelftesten voor corona |
|
Maarten Hijink , Lilian Marijnissen |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op de uitzending van Kassa over corona-zelftesten?1
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat mensen gebruik kunnen maken van zelftesten zonder CE-markering? Zo ja, wat doet u om dit te voorkomen?
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat mensen gebruik kunnen maken van zelftesten die in China niet eens zijn goedgekeurd? Zo ja, wat doet u om dit te voorkomen?
Heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) voldoende zicht op hoe groot het probleem is met malafide aanbieders, zowel binnen Nederland alsook met testen die bijvoorbeeld vanuit China worden besteld? Kunt u uw antwoord toelichten?
Deelt u de mening dat zelftesten schijnveiligheid bieden, aangezien ze enkel antistoffen detecteren en dus hooguit aantonen of iemand in aanraking is geweest met het virus, en het niet duidelijk is of de persoon op dat moment nog besmettelijk is of het virus bij zich draagt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zijn er voor zover u weet betrouwbare zelftesten in de maak? Zo ja, kunt u toelichten hoe u het gebruik van deze testen voor zich zou zien?
Deelt u de mening dat zelfs als zelftesten betrouwbaar waren, zij niet bijdragen aan het onder controle houden van het virus, aangezien we op die manier geen centraal overzicht hebben van de verspreiding van het virus?
Wat doet u om mensen actief te waarschuwen voor de problemen met zelftesten, naast waarschuwingen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)?2
Bent u bereid de IGJ actiever onbetrouwbare zelftesten te laten monitoren en malafide aanbieders op te sporen en te bestraffen? Zo nee, waarom niet?
Welke sancties zijn er reeds voor oplichters die proberen een slaatje te slaan uit de crisis met onbetrouwbare producten, waaronder zelftesten? Bent u bereid deze sancties uit te breiden waar nodig? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om met de douane in gesprek te treden om te kijken wat er mogelijk is qua opsporing van pakketjes met onbetrouwbare zelftesten die besteld worden uit het buitenland en die verboden zijn in Nederland? Zo nee, waarom niet?
‘Sluip’marketing van de tabaksindustrie |
|
Henk van Gerven |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Wat is uw oordeel over het onderzoek van Argos over de huidige praktijken van «sluip»marketing van de tabaksindustrie? Onderschrijft u de conclusie dat de tabaksindustrie ook 18 jaar na het verbod op tabaksreclame nog steeds de wet op dit punt overtreedt?1
Alle vergoedingen van tabaksfabrikanten aan verkooppunten die tot doel hebben de verkoop van tabaksproducten en aanverwante producten te bevorderen zijn in strijd met het reclameverbod uit de Tabaks- en rookwarenwet. Hieronder vallen ook vergoedingen voor een in het oog springende presentatie, exclusiviteit en het voeren van een beperkt aantal merken. Of de wet daadwerkelijk wordt overtreden dient per geval te worden onderzocht door de NVWA. Eerder heeft de NVWA opgetreden tegen verboden exclusiviteitsdeals en verkoopafspraken met studentenverenigingen, tabakswinkels en festivals.
Is het in strijd met de wet dat bedrijven die tabak verkopen zoals speciaalzaken, supermarkten, tankstations of festivalorganisatoren geld krijgen van de tabaksindustrie om tabaksproducten op een in het oog springende manier te presenteren, dan wel exclusief één of een beperkt aantal merken te verkopen? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe beoordeelt u het voorbeeld van jonge influencers die in filmpjes op een aantrekkelijke locatie in het buitenland een jeugdig vrolijk gevoel weergeven waarbij in de aftiteling de naam van het tabaksproduct Glo te zien is? Is hier sprake van ongeoorloofde sluikreclame? Kan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) hier handhavend optreden?
Het inzetten van influencers door de tabaksindustrie valt onder de definitie van reclame en is in Nederland dus wettelijk verboden. Om die reden is de NVWA een onderzoek gestart naar bovengenoemde casus. Het ingewikkelde aan social media is echter het grensoverschrijdende karakter van de media. De NVWA kan optreden tegen sociale mediacampagnes die actief zijn vanuit of specifieke gericht zijn op Nederland. Is dit niet het geval dan kan de NVWA wel een signaal afgeven aan de autoriteiten van het land waar het bedrijf gevestigd is.
Verder houdt de NVWA scherp toezicht op reclame/sponsoring en exclusieve verkoop door tabaksfabrikanten bij muziekevenementen en festivals. Zowel in 2018 als in 2019 heeft de NVWA bij 6 muziekevenementen onderzoek gedaan.
In 2018 zijn hiervoor 4 boetes opgemaakt en in 2019 3 boetes tegen de tabaksindustrie voor deze overtredingen.
Heeft de NVWA voldoende zicht op de sluikreclame van de tabaksindustrie? Ook op de sociale media? En bij festivals?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe groot is de capaciteit van de NVWA voor onderzoek en handhaving op dit terrein? Is deze voldoende?
In de brief van 11 mei (Kamerstukken II 2019/2020, 32 793, nr. 479) aan uw Kamer heb ik aangegeven dat ik het toezicht op de nieuwe regels van het Nationaal Preventieakkoord van belang acht voor het behalen van de doelen uit het akkoord. Daarvoor zijn toereikende middelen voor het toezicht van belang. Voor het toezicht op de Tabaks- en rookwarenwet is in 2020 6,5 fte. extra nodig en vanaf 2021 jaarlijks 7,5 fte. extra. Op dit moment bedraagt het aantal fte’s binnen de NVWA voor het toezicht op tabak en alcohol in totaal circa 50 fte. (inspecteurs en andere medewerkers). Dit is inclusief de fte’s voor tabak en alcohol die ik reeds aanvullend heb toegekend in 2020.
Is het juist dat u de capaciteit van de NVWA wilt uitbreiden? Zo ja, met hoeveel personen?
Zie antwoord vraag 5.
Is het boeteregime voor overtreding van de Tabaks- en rookwarenwet voldoende adequaat? Is het niet wenselijk bij recidive de boetes verder te verhogen gezien de enorme schade die tabaksgebruik oplevert voor onze volksgezondheid? Kunt u dit toelichten?
Voor overtredingen van het reclame- en sponsoringsverbod door de industrie geldt voor de eerste overtreding een boete van € 45.000. Bij recidive kan het bedrag met tussenstappen van € 135.000 en € 225.000 uiteindelijk worden verhoogd tot € 450.000. Na het opleggen van een boete wordt een her-inspectie gedaan om te bepalen of de overtreding is opgeheven. Ik zie op dit moment geen aanleiding om te stellen dat het boeteregime in de Tabaks- en rookwarenwet niet adequaat werkt.
Het testbeleid in zorginstellingen |
|
Maarten Hijink |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Ontvangt u ook berichten dat zorgverleners ondanks milde klachten geen test kunnen krijgen? Hoe rijmt u dat met uw nadrukkelijke boodschap dat álle zorgverleners met milde klachten getest moeten kunnen worden?1
Kunt u inzicht geven in de rolverdeling als het gaat om het testen op corona? Is een zorgaanbieder, zoals een ziekenhuis of verpleeghuis, als werkgever verantwoordelijk voor het laten testen van werknemers of kan een ziekenhuis daarvoor doorverwijzen naar huisarts en GGD?
Want vindt u ervan dat sommige zorgaanbieders hun medewerkers niet willen laten testen maar naar huis sturen om uit te zieken? Deelt u de mening dat het voor deze zorgverleners ook voor hun privésituatie van belang is om te weten of ze al dan niet besmet zijn?
Kan een huisarts nu zelfstandig een test aanvragen bij de GGD of een andere testlocatie als hij dat geïndiceerd acht voor zijn patiënt?
Welk advies geeft u aan zorgverleners die van de werkgever horen dat ze voor een test naar de GGD moeten terwijl de GGD verwijst naar de werkgever? Hoe zorgt u ervoor dat deze zorgverleners alsnog getest kunnen worden?
De gevolgen van beleidskeuzes bij de bestrijding van de coronapandemie in Nederland |
|
Maarten Hijink , Henk van Gerven |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Hoeveel procent van de Nederlandse bevolking zal naar verwachting besmet raken met het coronavirus bij voortzetting van het huidige mitigatiebeleid, voordat er een vaccin beschikbaar is?
Uit het serologische onderzoek van het Sanquin blijkt dat ongeveer 5,5% van de Nederlandse populatie bloeddonoren tussen 18–79 jaar oud besmet is geweest met Covid-19. Uit het Pienter-Covid onderzoek, een steekproef uit de Nederlandse populatie, blijkt op basis van een eerste meting (1e week april 2020) 3.6% besmet te zijn geweest op basis van rond 2100 geteste personen. Op basis van een recente meting (1e week juni 2020) is dat percentage gestegen naar ongeveer 4.6%, waarbij het aantal metingen tevens landelijk werd uitgebreid naar een totaal van ongeveer 7300 personen. Dit percentage zal als er transmissie plaats blijft vinden en er geen vaccin beschikbaar is, blijven toenemen. Op dit moment kunnen we nog niet zeggen wanneer er een vaccin beschikbaar zal zijn, en tot dat het geval is zal de prevalentie langzaam oplopen.
Met hoeveel zekerheid is op dit moment te stellen dat, aangezien nu wordt uitgegaan van een groepsimmuniteit bij een doorgemaakte besmetting bij 50–60% van de bevolking, deze percentages gelden voor het coronavirus – mede in het licht van recente aanwijzingen dat mensen die een minder ernstig ziekteverloop hebben doorgemaakt ook minder antistoffen lijken aan te maken en er ondertussen ook nog onzekerheid is ontstaan of mensen die de ziekte al hebben doorgemaakt mogelijk weer herbesmet kunnen worden?
Het beleid is gericht op het maximaal controleren van het virus. Daarbij dammen we nieuwe uitbraken door zicht en inzicht op verspreiding van het virus in. Het beleid is niet gericht op groepsimmuniteit. Er is onderzoek in welke mate men immuniteit opbouwt na het doormaken van Covid-19 en of de mate van immuniteit gerelateerd is aan de ernst van de klachten. De hoeveelheid antistoffen die men opbouwt kan (nog) niet gerelateerd worden aan de mate van immuniteit die men opbouwt. Veel is op dit punt nog onzeker.
Van welk sterftepercentage bij besmetting gaat u uit als basis voor de huidige beleidskeuzes?
Er is geen sterftepercentage als uitgangspunt voor huidige beleidskeuzes. Voor de basis waarop huidige (en toekomstige) beleidskeuzes worden gemaakt, verwijs ik naar de verschillende brieven «COVID-19 Update stand van zaken.»
Is volgens u de kern van de te maken keuze van het beleid rondom het coronavirus de vraag hoe we kunnen voorkomen dat onze gezondheidszorg overbelast raakt óf hoe we de meeste sterfgevallen kunnen voorkomen?
Het kabinet gaat uit van drie ankerpunten waarop het beleid is gebaseerd:
Wat is uw reactie op de stelling dat het niet alleen gaat om de waarde van het reproductiegetal (R0) onder de waarde van één te krijgen, maar vooral hoe je dat het snelst en het sterkst doet, en of je er wellicht niet zeer expliciet naar moet streven die R0 waarde zo snel mogelijk en zo dicht mogelijk bij nul te brengen?
Wanneer het reproductiegetal (R0) onder de 1 komt betekent dit dat een virus zich niet meer exponentieel verspreidt. We streven naar een reproductiegetal onder de 1,0 om zo het aantal besmettingen beheersbaar te houden.
Wat zijn de te verwachten totale overlijdensaantallen in Nederland uitgaande van de volgende drie beleidsopties: a) geen interventies b) het huidige in Nederland gevoerde mitigatiebeleid. c) maximale lockdown, vergelijkbaar met die in Wuhan?1
Berekeningen die worden gemaakt betreffen het aantal IC- en ziekenhuisopnames. Sterfte is een afgeleide van deze berekeningen. Het totale overlijdensaantal is een complex getal. In de technische briefing van 25 juni jl. noemde de heer Van Dissel dat zonder interventies er ruim 35.800 extra IC-opnames zouden zijn geweest. Omdat de IC deze aantallen niet aankan, is het redelijk te verwachten dat deze voorkomen opnames grotendeels overeenkomen met voorkomen sterfte door het huidige in Nederland gevoerde beleid. De huidige maatregelen hebben 90% van de IC-opnames voor Covid-19 voorkomen.
Waarop baseert de regering (of haar adviseurs) berekeningen over het aantal te verwachten overlijdens bij het nemen van verschillende maatregelen/verschillende beleidsopties? Gebruikt men hiervoor een bepaald model? Zo ja, kunt u meer details geven over dit model en kunnen de uitkomsten hiervan voor de verschillende beleidsopties zoals genoemd in de vorige vraag met de Kamer gedeeld worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Leidt het huidige mitigatiebeleid, waarbij gekozen is voor'flattening the curve»,niet automatisch ook tot een verbreding van die curve en daarmee tot een langere periode waarin er maatschappelijk en economisch schadelijke beperkingen zoals onder andere sluiting van scholen, bedrijfslocaties, horeca en amusementlocaties moeten blijven bestaan?
Het beleid van «flattening the curve» is erop gericht om a) aantal nieuwe infecties omlaag te brengen en b) de infecties die wel plaatsvinden niet allen tegelijk plaats te laten vinden. In zekere zin leidt dit beleid tot een langere periode waarin maatregelen zullen gelden. Echter, er vinden ook minder infecties plaats, zodat dat de maatschappij en economie minder ontregeld raken. Nu de maatregelen effect hebben, is overgegaan tot versoepeling van maatregelen die het grootste effect op de maatschappij heeft en het minst op aantal besmettingen.
Hoeveel nieuwe besmettingen zijn sinds de laatste aanscherping van het beleid op 23 maart jl. met tests geconstateerd, die op grond van contactopsporing met zekerheid of door gemiddelde incubatietijd met grote waarschijnlijkheid zijn opgetreden na die aanscherping? Wat is de beste schatting van de werkelijke aantallen vergeleken met de met tests vastgestelde besmettingen, gezien de bekende onderrapportage?
Op dit moment wordt daar onderzoek naar gedaan, onder andere door de seroprevalentiestudies van Sanquin en de Pienter-Covid studie waar een steekproef uit de Nederlandse populatie wordt genomen. Deze studies geven inzicht in de prevalentie van Covid-19 in Nederland. Deze prevalentie kan vergeleken worden met het aantal besmettingen dat op basis van het testen van mensen met klachten wordt gevonden. De aantallen positief geteste mensen worden elke dag op de site van het RIVM gepresenteerd.
Hoe ziet de trendlijn van het aantal nieuwe besmettingen per dag er tot op heden uit, sinds de minimale incubatietijd na de datum van de laatste beleidsaanscherping waarbij ook de later binnenkomende meldingen verwerkt zijn?
Op de website van het RIVM is wekelijks een update te vinden van het aantal nieuwe bevestigde gevallen. Per 21 juli zijn er 52.073 bevestigde gevallen gerapporteerd, 11.902 zijn er opgenomen (geweest) in het ziekenhuis en 6136 personen zijn overleden.
Leidt een zogenaamde «harde lockdown» tot een besmettingsniveau dat zo laag is dat je daarmee dan ook sneller in een veel gunstigere uitgangspositie verkeert voor vervolgbeleid vanaf dat moment, met onder andere minder langdurig noodzakelijke maatschappelijk en economisch schadelijke beperkingen zoals genoemd in de achtste vraag?
In modelleringsstudies is de effectiviteit van een harde lockdown vergelijkbaar met die van een intelligente lockdown.
Leidt het huidige beleid in vergelijking met een «harde lockdown» tot meer ziektegevallen, waarna deze mensen na genezing nog langdurig door blijvende gezondheidsschade een groter beroep op de gezondheidszorg zullen doen met bijbehorende stijgende kosten en natuurlijk ook een verminderde kwaliteit, en wellicht kwantiteit, van leven?
Zie antwoord vraag 11.
Bent u ermee bekend dat de directeur-generaal van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) op 12 maart als advies voor het beleid aangaande de bestrijding van de coronapandemie «beleid dat toegesneden is op de lokale omstandigheden» maar wel met «containment als belangrijkste centrale uitgangspunt» heeft gesteld?2
De WHO heeft benadrukt dat het in deze crisis zeer belangrijk is dat er politiek commitment is om deze dreiging te controleren. Mijn beleid is toegesneden op de Nederlandse omstandigheden. Wij volgen hierbij de adviezen en uitgangspunten van de WHO.
Wilt u deze vragen alle afzonderlijk beantwoorden?
Met uitzondering van vraag 6 en 7 en vraag 11 en 12 zijn de vragen afzonderlijk beantwoord.
Het bericht ‘Nederland faalde zelf bij aanschaf foute mondkapjes’ |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Nederland faalde zelf bij aanschaf foute mondkapjes»?1
Klopt het dat Putian Jinli LAISI Clothing Weaving Co, fabrikant van de mondkapjes waar het hier om gaat, (destijds) niet gecertificeerd was om medische mondkapjes, zoals besteld, te maken? Heeft u dat destijds gecheckt? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Indien genoemde onderneming niet gecertificeerd was, waarom heeft u destijds dan toch besloten daarmee in zee te gaan?
Is er voor de aanschaf van de bewuste partij mondkapjes contact geweest met de Chinese overheid om te verifiëren of de onderneming in kwestie een geschikte partner was voor de aanschaf van de benodigde mondkapjes en/of is daar op andere wijze onderzoek naar gedaan? Zo nee, waarom niet?
Klopt het dat de mondkapjes in kwestie niet eerder dan na doorlevering door u aan bijvoorbeeld ziekenhuizen zijn getest? Was dat toen gebruikelijk? Is dat nog steeds de werkwijze?
Wat had u anders kunnen of moeten doen om te voorkomen dat van een zending van 1,3 miljoen mondkapjes maar liefst bijna de helft (600.000) niet voldeed aan de daaraan te stellen kwaliteitseisen?
Zijn er naast de hier aan de orde zijnde mondkapjes de afgelopen maand ook andere zendingen hulpmiddelen afgekeurd? Zo ja, om welke hoeveelheden gaat het dan en wat waren daar de redenen voor?
Is het aankoop- en leveringsproces van medische hulpmiddelen inmiddels zodanig vormgegeven dat alleen deugdelijke middelen worden geleverd? Op welke wijze?
Een gevaarlijke situatie in asielzoekerscentra door tekort aan hulpmiddelen |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Gevaarlijke situatie» in asielzoekerscentra door tekort aan hulpmiddelen»?1
Ja.
Is het waar dat er in ruim de helft van de Nederlandse asielzoekerscentra onvoldoende beschermingsmiddelen voorhanden zijn «in de vorm van mondkapjes, handschoenen en desinfectiemiddelen die het personeel moeten beschermen tegen het coronavirus» en dat er te weinig mogelijkheden tot quarantaine zijn? Zo ja, hoe komt dat en wat betekent dat voor het gevaar dat medewerkers en asielzoekers lopen? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Medewerkers van het COA leven bij het uitoefenen van hun werkzaamheden nauwgezet de richtlijnen van het RIVM na. Onder de COA bewoners is het bewustzijn van de Corona maatregelen hoog. Daardoor wordt de kans op besmetting voor zowel bewoners als medewerkers zo veel mogelijk beperkt. Alleen in uitzonderlijke gevallen is het gebruik van beschermingsmiddelen nodig. bijvoorbeeld omdat een bewoner in quarantaine is geplaatst en voorzieningen verstrekt moeten worden.
Beschikbaarheid van voldoende beschermingsmiddelen is in Nederland in meer algemene zin een knelpunt geweest in de achterliggende periode. Het COA heeft alles in het werk gesteld om toch voldoende beschermingsmiddelen ter beschikking te stellen aan medewerkers voor het geval zich omstandigheden voordoen waarbij dit noodzakelijk is. Het COA is erin geslaagd om een bestelling mondkapjes te plaatsen. Deze zijn eind april ontvangen en aan alle locaties geleverd.
Wat betreft de mogelijkheden voor quarantaine verwijs ik naar mijn brief van 17 april jl.2 Elke COA-locatie heeft een lokaal draaiboek gemaakt met daarin aandacht voor het inrichten van quarantaineplekken op de locaties. Op een aantal locaties is het mogelijk om (een beperkt aantal) quarantaineplekken in te richten. Er zijn echter ook locaties waar geen, of slechts één quarantaineplek beschikbaar kan worden gemaakt. De verschillen tussen locaties worden bepaald door lokale omstandigheden, waaronder de bebouwing, de bezetting op locatie en in mindere mate de samenstelling van de bewonerspopulatie.
Als verblijf op de huidige locatie niet mogelijk is, wordt in overleg met GGD en de veiligheidsregio gezocht naar een alternatief. Een treffend voorbeeld van dergelijke samenwerking betreft de oplossing die recent is gevonden voor de met corona besmette bewoners van AZC Sneek en hun huisgenoten. Zij zijn vanaf 13 mei overgebracht naar de Willem Lodewijk van Nassaukazerne in Zoutkamp. Deze circa 60 personen verbleven op deze locatie in quarantaine tot 25 mei jl. Inmiddels zijn de bewoners gelukkig hersteld en teruggekeerd naar AZC Sneek.
Deelt u de mening dat het ontoelaatbaar is dat er bij gebrek aan voldoende beschermingsmiddelen en quarantaine mogelijkheden gevaarlijke situaties in asielzoekerscentra voor medewerkers en asielzoekers ontstaan? Zo ja, wat heeft u gedaan en wat gaat u doen om te voorkomen dat asielzoekerscentra brandhaarden voor het coronavirus worden? Zo nee, waarom niet?
Naast het naleven van de richtlijnen van het RIVM heeft het COA, samen met GZA en GGD, protocollen opgesteld over hoe moet worden omgegaan met een (vermoeden van) besmetting. Het COA stelt alles in het werk om besmetting en verspreiding van het COVID-19 virus te voorkomen. Zoals hierboven al aangegeven hebben COA-locaties inmiddels mondkapjes ontvangen voor gebruik in uitzonderlijke gevallen. Ik volg de situatie op de COA-locaties nauwgezet en heb er alle vertrouwen in dat de getroffen maatregelen op dit moment adequaat zijn.
Kunt u de samenvatting van het genoemde onderzoek onder bijna 50 locatiemanagers van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers voorzien van uw reactie naar de Kamer sturen?
Het onderzoek waar u op doelt betreft een intern monitoringsinstrument dat is bedoeld om goed zicht te houden op hetgeen op COA-locaties speelt. Het COA heeft alle locaties gevraagd om een enquête in te vullen. Uit de eerste enquête bleek dat de sfeer voor de bewoners gemiddeld een 7,1 werd gegeven. De sfeer voor medewerkers werd iets hoger beoordeeld en was gemiddeld 7,5. De drie grootste knelpunten die uit het onderzoek naar voren kwamen, betreffen het tekort aan beschermingsmiddelen, het tekort aan quarantaineplekken en de zwakke wifi-verbinding.
Ik verwijs naar de beantwoording op vragen 2 en 3 wat betreft mijn reactie op de eerste twee knelpunten. Specifiek ten aanzien van het derde knelpunt laat ik weten dat het COA, in samenwerking met de provider, waar mogelijk zowel de bandbreedte als de wifi-capaciteit heeft uitgebreid. Daarbij merk ik op dat voor COA-locaties, net als voor alle locaties in Nederland, geldt dat dekking van meerdere factoren afhankelijk is, te weten de lokaal beschikbare bandbreedte, gebouwtype, afstanden binnen de locatie, gebruikte materialen in het gebouw, verstoringen door andere randapparatuur etc.
Wanneer werd de uitkomst van dit onderzoek bekend en wat heeft u sindsdien concreet gedaan om het tekort aan beschermingsmiddelen op te lossen en om te zorgen voor betere quarantaine mogelijkheden?
Ik verwijs naar de beantwoording op vragen 2 t/m 4 wat betreft het onderzoek en getroffen maatregelen.
Hoeveel asielzoekers bevinden zich op dit moment in quarantaine en bij hoeveel is besmetting met het corona- virus vastgesteld?
Het COA vangt ongeveer 27.000 personen op. Per 15 juni waren in totaal 41 personen positief getest op het Corona virus (waarvan 28 bewoners van de locatie Sneek).
Hoeveel medewerkers van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) vertonen symptomen van corona of is een besmetting vastgesteld?
Het COA heeft geen centrale registratie van medewerkers met symptomen van besmetting met het COVID-19 virus dan wel met vastgestelde besmettingen. Ik kan u echter wel melden dat er op dit moment geen sprake is van bovengemiddeld ziekteverzuim onder medewerkers van het COA.
Het geneesmiddelenbeleid tijdens de coronacrisis |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Klopt het dat uitstel van de aanpassing van de Wet geneesmiddelenprijzen (Wgp) € 150 tot 180 miljoen kost die niet aan zorg besteed kan worden? Hoeveel van dit bedrag komt bij de farmaceutische industrie, c.q. de groothandels, c.q. de apothekers terecht?
Door het uitstel van de aanscherping van Wgp tot 1 oktober 2020 is er een besparingsverlies op de zorguitgaven van naar schatting € 150 miljoen. Ik geef partijen op de geneesmiddelenmarkt hiermee meer financiële armslag om zich voor te bereiden op eventuele tekorten, bijvoorbeeld door voldoende voorraden aan te leggen. Ik vind dit belangrijk omdat naar verwachting door de uitbraak van COVID-19 er meer druk komt op de internationale geneesmiddelenmarkt. Welk bedrag van dit besparingsverlies bij welke partij in de keten terecht komt hangt af van de kortingen die worden berekend onderling. De verwachting is dat een relatief groter deel bij de farmaceutische industrie terecht zal komen.
Ik heb partijen wel opgeroepen verantwoordelijk om te gaan met de extra financiële armslag die ik hen hiermee bied, bijvoorbeeld door voorraden op peil te houden.
Van welke geneesmiddelen ontstaan tekorten als direct gevolg van de coronacrisis en wat zou daarbij de noodzaak c.q. het effect zijn van het niet aanpassen van de Wgp?
Zoals ik in mijn brief van 26 maart 2020 heb toegelicht, is het uitstel van de aanscherping van de Wgp er niet op gericht om in specifieke gevallen tekorten van geneesmiddelen vanwege lagere prijzen te voorkomen maar betrof het een algemene maatregel die ik heb genomen ten behoeve van de continuïteit van de algehele geneesmiddelenvoorziening. Dit achtte ik noodzakelijk gezien de zeer sterk toenemende onrust en onzekerheid op de internationale geneesmiddelenmarkt die zich manifesteerde in de weken voor het van kracht worden van de geplande aanscherping van maximumprijzen per 1 april 2020. De onrust was onder meer ingegeven met de snelle verspreiding van de COVID-19 naar andere landen, het stilvallen van fabrieken in China, en de exportrestricties in India en andere landen. In deze specifieke context van sterk toenemende onrust op de wereldmarkt waarbij risico’s op tekorten in de komende maanden steeds groter werden, koos ik ervoor om marktpartijen tijdelijk meer lucht te geven zodat zij snel maatregelen konden nemen om goed voorbereid te zijn op mogelijke tekorten. Met deze financiële armslag kunnen partijen voorraden aanleggen.
Ik ben daarnaast bereid, zoals ook aangekondigd in mijn brief van 26 maart 2020, om voor specifieke corona-gerelateerde geneesmiddelen per direct de wettelijke maximumprijs los te laten in het geval daar een tekort voor dreigt en prijs een belemmering vormt voor de inkoop. Zo blijft Nederland als afzetmarkt aantrekkelijk en staan we bij schaarste niet achteraan. Deze aanpak kan ik indien nodig ook inzetten voor andere specifieke geneesmiddelen waarvoor een tekort dreigt (Kamerstukken 2019–2020, 29 477, nr. 651).
Waarom kiest u er niet voor om de opschorting van de Wgp-aanpassing uitsluitend toe te passen op geneesmiddelen waarvan door een prijseffect een tekort zou ontstaan en wél de Wgp-aanpassing door te laten gaan voor geneesmiddelen die daardoor een hogere prijs kunnen krijgen zonder dat er sprake is van een dreigend tekort bij deze geneesmiddelen?
Zie antwoord vraag 2.
Mag de Wgp losgelaten worden bij geneesmiddelen die nodig zijn bij de behandeling van coronapatiënten? Zo ja, wat betekent dit voor de mogelijkheid voor de farmaceutische industrie om oneigenlijke winsten te maken? Welke mogelijkheden heeft u om excessieve prijzen te verbieden en welke van deze mogelijkheden gaat u tijdig inzetten?
Zoals gezegd ben ik bereid om voor specifieke corona-gerelateerde geneesmiddelen per direct de wettelijke maximumprijs los te laten in het geval daar een concreet tekort voor dreigt en de wettelijke maximumprijs een belemmering vormt. Ik heb dit recent gedaan voor het middel midazolam dat wordt ingezet voor de behandeling van COVID-19. Ik zal tijdens en na afloop van het tijdelijk loslaten van de wettelijke maximumprijs bezien wat de prijs- en volume ontwikkelingen zijn (geweest) voor de periode dat de wettelijke maximumprijs is losgelaten. Op die manier wordt inzichtelijk of een handelsvergunninghouder verantwoordelijk is omgegaan met de mogelijkheid om het specifieke middel tegen een hogere prijs in te kopen.
In hoeverre speelt volgens u bij een mogelijk geneesmiddelentekort mee, dat voorraden minder waard zouden zijn geworden door de voorziene prijsdaling per 1 april en apotheken, groothandels en leveranciers daarom geen extra voorraden hebben aangelegd? Heeft controle plaatsgevonden of voldoende voorraad was aangehouden? Zo ja, was dat het geval? Zo nee, waarom niet?
Er zijn bij elke halfjaarlijkse vaststelling van de wettelijke maximumprijzen prijsschommelingen voor individuele geneesmiddelen. Echter, met de aanscherping van de Wgp zou dit eenmalig voor meer producten dan gebruikelijk spelen, omdat op 1 april 2020 voor de eerste keer op basis van de nieuwe samenstelling van vier referentielanden maximumprijzen worden vastgesteld.
Het Meldpunt Geneesmiddelentekorten en -defecten (Meldpunt tekorten) heeft naar ik begrijp geen signalen ontvangen van verminderde voorraad bij handelsvergunninghouders voorafgaand aan 1 april 2020. In de aanloop naar 1 april 2020 zijn niet méér tekortmeldingen gedaan dan daarvoor. Ook is bij het opvragen van de voorraadgegevens vanaf medio maart 2020 gebleken dat er in de meeste gevallen voldoende voorraad was voor een normale afzet.
Wat is nu de stand van zaken ten aanzien van geneesmiddelentekorten? Kunt u toezeggen dat de Geneesmiddelenwet die voorschrijft dat voldoende voorraad gehouden moet worden, zal worden gehandhaafd?
Leveringsproblemen moeten door firma’s gemeld worden bij het Meldpunt tekorten. Tijdens de coronacrisis is het van belang dat eventuele tekorten, die door leveringsproblemen kunnen ontstaan, vroegtijdig worden gesignaleerd, zodat preventieve maatregelen kunnen worden genomen. Om die reden is met partijen in het Coronaberaad leveranciers afgesproken om op basis van een lijst een monitor in te stellen met een overzicht van de voorraden in de hele keten in relatie tot de actuele vraag.
Voor geneesmiddelen die specifiek gebruikt worden op de intensive care bij de behandeling van COVID-19 patiënten is het Landelijk Coördinatiecentrum Geneesmiddelen (LCG) opgericht. Het LCG houdt nauwkeurig bij welke en hoeveel geneesmiddelen beschikbaar zijn.
Ook tijdens de coronacrisis wordt – waar nodig – gehandhaafd en dient voldoende voorraad aangehouden te worden voor groothandelaren of apothekers om in de behoeften van patiënten te kunnen voorzien. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) ziet hierop toe en houdt daarbij rekening met de uitzonderlijke situatie, die door de coronacrisis is ontstaan.
Bent u recent benaderd door (vertegenwoordigers of belangenbehartigers van) de farmaceutische industrie, de farmaceutische groothandels en/of apothekers? Zo ja, met welke boodschap? Is hierbij het onderwerp preferentiebeleid/pakjesmodel van Achmea/laagste prijsgarantie voor geneesmiddelen aan de orde geweest?
Met partijen in de keten wordt bestuurlijk overlegd in het zogenaamde Coronaberaad beschikbaarheid geneesmiddelen. In dit overleg is ook de inkoop door zorgverzekeraars aan de orde geweest. Zoals aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 26 maart 2020 heb ik in dit overleg zorgverzekeraars gevraagd wat zij kunnen doen om bij hun prijsafspraken met fabrikanten en apotheken explicieter rekening te houden met veranderende marktomstandigheden. Zorgverzekeraars hebben daarop aangegeven dat zodra zij een nieuwe contracteringsronde starten, zij hier rekening mee houden.
Bent u ervan op de hoogte dat het preferentiebeleid een jaarlijkse kostendaling van € 600 miljoen teweeg heeft gebracht, geld dat anders naar apothekers en groothandel zou zijn gegaan?
Ja, het preferentiebeleid heeft tot een omvangrijke jaarlijkse kostendaling geleid.
Bent u zich bewust dat de transparante lagere prijzen die door het preferentiebeleid zijn bereikt een grote invloed hebben op motivering van artsen om bewust goedkopere middelen voor te schrijven?
Ja.
Bent u zich bewust dat de lagere transparante prijzen een grote invloed hebben op de vergoedingslimieten van het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS) dat met een herberekening ook tot substantiële kostendaling zal kunnen leiden?
Ja, daar ben ik me van bewust, voor zover met lagere transparante prijzen de officiële prijzen worden bedoeld waarvoor fabrikanten geneesmiddelen op de Nederlandse markt aanbieden. Deze lagere prijzen hebben een veelal verlagend effect op de vergoedingslimieten in het Geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS) bij een nieuwe herberekening. Dit geldt niet voor inkoopkortingen die ten opzichte van de officiële prijzen behaald worden. Deze werken immers niet door in de berekening van de vergoedingslimieten.
De huidige vergoedingslimieten zijn gebaseerd op de geneesmiddelen die in 1998 op de Nederlandse markt beschikbaar waren, tegen de prijzen die toen golden. Een herberekening zorgt ervoor dat actuele – en dus in veel gevallen lagere – prijzen mee worden genomen in het bepalen van de vergoedingslimieten. Hierdoor daalt het overgrote deel van de vergoedingslimieten. Mijn voorganger heeft de gevolgen van een herberekening uitgebreid beschreven in zijn brief over de modernisering van het GVS (Kamerstukken II, 2019–2020, 29 477, nr. 644).
Overweegt u het preferentiebeleid/pakjesmodel van Achmea/laagste prijsgarantie voor geneesmiddelen al dan niet tijdelijk stop te zetten vanwege de coronacrisis? Zo ja, kunt u precies aangeven welke argumenten daarvoor zouden bestaan?
Nee. Het al dan niet voeren van preferentiebeleid en andere inkoopbeleid is de verantwoordelijkheid van zorgverzekeraars. Ik vind het wel van belang dat ze daarbij rekening houden met de veranderende marktomstandigheden.
Wordt het argument van een dreigend geneesmiddelentekort gebruikt om de noodzaak van het (tijdelijk) stopzetten van het preferentiebeleid aan te tonen? Zo ja, door wie? Welke bewijzen voor lagere prijzen als enige oorzaak van een geneesmiddelentekort kent u?
Er zijn voor- en tegenstanders van het preferentiebeleid. In welke mate veranderende marktomstandigheden de opvatting van partijen beïnvloedt, kan ik niet beoordelen.
Kan een overzicht gegeven worden van de verhouding apotheek-transactieprijzen (prijs die de apotheek betaalt in tegenstelling tot de declaratieprijs (AIP) en geneesmiddelentekorten in andere landen, vergelijkbaar met Nederland?
Nee. Er is geen overzicht beschikbaar van de verhouding tussen de daadwerkelijke inkoopprijzen (door de apotheek) en geneesmiddelentekorten in verschillende landen. De officiële apotheekinkoopprijzen van generieke geneesmiddelen liggen in Nederland gemiddeld lager dan in andere EU Lidstaten.
Kent u de uitspraak van de Ofichem Groep over de strategie van India, waar de geneesmiddelenproductie als kritische infrastructuur is benoemd, die mag doorwerken, en dat alleen de lockdown de export bemoeilijkt? Deelt u de mening dat dit probleem dus los staat van prijzen?1
In India is de lockdown verlengd tot 3 mei aanstaande, met zeer aanzienlijke uitzonderingen voor diverse (economische) sectoren, met name in regio’s waar de Corona-uitbraak beperkt lijkt te zijn. India zoekt naar mogelijkheden om diverse sectoren die van grote waarde zijn voor de Indiase economie te laten functioneren. Er is, zeker na de afgelopen periode van een bredere lockdown, sprake van een ernstige verstoring van de logistieke keten. Havens zijn grotendeels geblokkeerd en transport over zee is nauwelijks mogelijk. Luchttransport is beperkt mogelijk. De aanvoer van grondstoffen voor geneesmiddelen uit China naar India komt echter weer op gang. India heeft de exportrestricties grotendeels opgeheven.
Geneesmiddelen worden maanden van tevoren besteld en het is nog niet duidelijk wat de gevolgen voor de voorraden (en prijzen) in Nederland op termijn zullen zijn. Dit wordt nauwlettend in de gaten gehouden, zodat ook tijdig gezocht kan worden naar alternatieven. De eerdergenoemde monitoring van voorraden in relatie tot actuele vraag heeft mede als doel vroegtijdig gevolgen voor de Nederlandse markt te signaleren.
Daarnaast is het correct dat het prijsniveau in Nederland geen directe rol lijkt te spelen bij het ontstaan van tekorten in Nederland. Een tekort ontstaat in de regel door een onderbreking in productie of distributie. Wel kunnen lage prijzen een rol spelen als bij schaarste, bijvoorbeeld als gevolg van een leveringsonderbreking of sterk toegenomen vraag, een fabrikant een keuze moet maken aan welke landen hij levert. Tegelijkertijd begrijp ik dat bij de keuze van de fabrikant om Nederland te beleveren ook andere factoren een rol spelen naast de prijs, waaronder elementen als afzetzekerheid en historische verdeling.
Deelt u de mening dat, als de productie in bijvoorbeeld India stopt ten gevolge van de lock down, het geneesmiddelentekort dat dientengevolge optreedt, niets te maken heeft met prijzen maar alleen met productie en mogelijk ook met onvoldoende voorraad in Nederland?
Zie antwoord vraag 14.
Klopt het dat de Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)-richtlijn voor acuut hoesten is aangepast in die zin dat de aanbevolen dosis amoxicilline is verlaagd van drie keer daags 500–750 mg naar drie keer daags 500 mg? Is dit gebeurd omdat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) de NHG heeft gewezen op een dreigend tekort aan amoxicilline? Zo nee, waarom dan? Zo ja, waarop was het bericht over het dreigende tekort gebaseerd?
De IGJ heeft begin april 2020 met het NHG-contact gehad om een signaal over een mogelijk dreigend tekort aan antibiotica te bespreken. Het NHG heeft op eigen initiatief op 6 april 2020 het bericht op haar website geplaatst dat zij in verband met een dreigend tekort de voorkeur uitspreekt om bij de behandeling van patiënten met de waarschijnlijkheidsdiagnose pneumonie een dosering van 3dd 500 mg aan te houden.
Is het waar dat in het «corona-overleg geneesmiddelen» aan de orde is geweest dat er een discrepantie bestaat tussen alarmerende berichten over een tekort aan amoxicilline en een onverkochte partij van 120.000 doosjes amoxicilline 500 mg 20 stuks? Is het waar dat één groothandel in een paar dagen tijd deze partij heeft gekocht, goed voor anderhalve maand voor heel Nederland? Wat is er met deze partij gebeurd? Is deze aan het buitenland verkocht of in Nederland gebleven?
In het Coronaberaad beschikbaarheid geneesmiddelen worden diverse geluiden uit de markt besproken. Zowel VWS, het College ter Beoordeling Geneesmiddelen (CBG) en de IGJ nemen deel aan dit overleg. Waar nodig worden door partijen uit het overleg actie ondernomen, of worden het signaal door het Meldpunt tekorten verder opgepakt.
De uitvoering in het geval van tekorten is door het Ministerie van VWS belegd bij het Meldpunt tekorten, het gezamenlijke meldpunt van CBG en IGJ. Het CBG doet daarbij de triage en schat de impact van het (mogelijk op termijn) niet beschikbaar zijn van geneesmiddelen en vraagt zo nodig informatie op bij handelsvergunninghouders. Bij het bepalen van mogelijke oplossingen wordt een routekaart gevolgd met maatregelen. Dit zijn maatregelen die IGJ kan nemen, of CBG, al dan niet in afstemming met veldpartijen. Na het constateren van een mogelijk dreigend tekort aan amoxicilline is deze routekaart door de IGJ gevolgd. In overleg met VWS is aan een Nederlandse producent van amoxicilline de opdracht verstrekt een noodvoorraad te produceren. Deze zal alleen gecontroleerd op de markt komen bij een concreet tekort en als het reguliere marktpartijen zelf niet lukt dit tekort op te lossen.
De IGJ is niet op de hoogte van het bestaan van de genoemde partij van 120.000 doosjes van het antibioticum amoxicilline, noch of deze al dan niet is verkocht aan het buitenland.
Namen ambtenaren van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport deel aan het overleg waar dit aan de orde is geweest? Zo ja, hebben deze ambtenaren de IGJ ingelicht over de stand van zaken met betrekking tot de beschikbare hoeveelheid amoxicilline 500 mg? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 17.
Deelt u de mening dat, als medische richtlijnen worden aangepast en er minder effectief kan worden behandeld vanwege een vermeend amoxicillinetekort, terwijl er wel grote partijen op de markt zijn gebracht, het zinvol is om inzicht te krijgen waar deze geneesmiddelen blijven?
Zie antwoord vraag 17.
Is er op dit moment een tekort aan amoxicilline, dat als secundaire preventie bij een corona-infectie wordt gegeven? Bent u bereid dit te achterhalen door de data van de Stichting Nationale Medicijnen Verificatie Organisatie (NMVO) te analyseren? Zo nee, waarom niet? Hebben groothandels en apothekers voldoende voorraad van dit middel ingekocht? Zo nee, waarom niet?
Het is mij bekend dat er een dreigend tekort is gemeld van amoxicilline bij het Meldpunt tekorten. Het Meldpunt heeft deze melding direct opgevolgd en blijft de beschikbaarheid van amoxicilline nauwgezet volgen. Firma’s en groothandels zijn verplicht om voldoende voorraad aan te houden. De IGJ ziet daarop toe.
Data achterhalen via de NVMO is niet opportuun. Dit systeem (NMVS) is ingericht om vervalste geneesmiddelen te achterhalen, gebruik voor een ander doel zou oneigenlijk zijn.
Kunt u toezeggen dat in tegenstelling tot het uitstellen van de aanpassing van de Wgp, geen maatregelen ten aanzien van preferentiebeleid/pakjesmodel van Achmea/laagste prijsgarantie voor geneesmiddelen zullen worden genomen zonder dat de Kamer zich hierover heeft kunnen uitspreken, ook niet tijdens de beantwoordingstermijn van deze vragen?
Zoals genoemd in mijn antwoord op vraag 11, is het preferentiebeleid en ander inkoopbeleid de verantwoordelijkheid van zorgverzekeraars.
Het bericht ‘Onbegrijpelijke concurrentie rond abortus’ |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Onbegrijpelijke concurrentie rond abortus»?1
Ja.
Klopt het dat buitenlandse vrouwen op dit moment nog steeds toegang hebben tot Nederlandse abortusklinieken? Waarom wordt dit met het oog op besmettingsrisico’s niet onmogelijk gemaakt?
Alle abortusklinieken in Nederland zijn open. De abortushulpverlening in Nederland gaat dan ook in deze omstandigheden door en is toegankelijk. Deze toegankelijkheid geldt ook buitenlandse vrouwen die ondanks de maatregelen in het land van herkomst gelegenheid zien om naar Nederland te komen.
Overigens blijkt uit een rondgang van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd dat het aandeel buitenlandse vrouwen is afgenomen.
Welke maatregelen hebben abortusklinieken genomen om besmetting met het coronavirus te voorkomen?
Alle klinieken hebben de adviezen van het RIVM overgenomen en opgenomen op hun website. Het aantal fysieke consulten wordt tot het noodzakelijk minimum beperkt. Waar mogelijk, wordt gebruik gemaakt van beeldbellen. Er vinden momenteel geen inloopspreekuren plaats.
Omdat het nemen van beschermende maatregelen tijd vraagt, wordt meer behandeltijd per vrouw uitgetrokken. Klinieken zijn in verband hiermee langer of meer dagen open. Er is meer rust in de kliniek en er zijn minder mensen tegelijk aanwezig.
Overweegt u, of heeft u op enig moment overwogen, om de capaciteit (personeel, beschermingsmiddelen, etc.) van de abortusklinieken in te zetten in de strijd tegen het coronavirus?
Nee. Abortushulpverlening gaat ook in deze omstandigheden door. Het betreft noodzakelijke zorg die niet uitgesteld kan worden en zorg die ook niet door een andere sector overgenomen kan worden. Het aantal vrouwen met een verzoek tot zwangerschapsafbreking is ongewijzigd. Het is dus van groot belang dat de capaciteit van de abortusklinieken behouden blijft voor de abortushulpverlening. De zorgvuldigheid van de besluitvormingsprocedure en de kwaliteit van de abortuszorg staan daarbij nog steeds voorop.
Klopt het dat diverse abortusklinieken op dit moment geen spreekuur meer houden? Hoe wordt gewaarborgd dat nog steeds het gesprek wordt gevoerd over de keuze (voor alternatieven) voor abortus?
Het klopt dat er geen inloopspreekuren meer gehouden worden. Vrouwen moeten een afspraak voor een consult maken. Recentelijk heb ik besloten dat het eerste consult met een arts – waarna de beraadtermijn gaat lopen – zoveel mogelijk telefonisch en bij voorkeur met beeldverbinding mag plaatsvinden. Deze maatregel geldt uitsluitend gedurende deze pandemie en dient ter bescherming van zowel de vrouw in kwestie als van de medewerkers in de abortuskliniek.
Tijdens dit consult met de arts krijgt de vrouw alle voorlichting die voor haar noodzakelijk is om de zorgvuldigheid van haar besluitvorming te kunnen waarborgen.
Na de beraadtermijn zal de vrouw zich voor de uiteindelijke behandeling naar de kliniek moeten begeven, alwaar zij wederom zal spreken met een arts. Ook in dit gesprek voorafgaand aan de behandeling wordt, ook in deze omstandigheden, het weloverwogen karakter van de beslissing als ook het vrijwillig nemen van deze beslissing getoetst.
Erkent u dat de coronacrisis geen reden vormt om bestaande abortuswet- en regelgeving niet in acht te nemen, waaronder de bedenktijd?
Ja. Ook tijdens de coronacrisis geldt de Nederlandse wet- en regelgeving.
Kunt u bevestigen dat de huidige omstandigheden voor u geen aanleiding vormen om de abortuspil vrij verkrijgbaar te stellen?
Ja. Recentelijk heeft hierover een procedure plaatsgevonden bij de voorzieningenrechter. Volledigheidshalve verwijs ik naar die uitspraak2.
Welke maatregelen heeft u genomen opdat ook onder de huidige omstandigheden hulp kan worden geboden aan onbedoeld zwangere vrouwen, zoals huisvesting, materiële of financiële ondersteuning?
De keuzehulpgesprekken voor onbedoeld zwangere vrouwen kunnen – ondanks de coronacrisis – gewoon plaatsvinden via ICT-mogelijkheden. Ook is het mogelijk dat – mocht een vrouw toch graag een face to face gesprek krijgen op locatie – dat organisaties dit kunnen organiseren binnen de regels die nu gelden, zoals 1,5 meter afstand.
Huisvesting die wordt geboden aan zwangere vrouwen is belegd bij gemeenten. Organisaties die deze hulp bieden, krijgen hier vaak via de maatschappelijke opvang van gemeenten geld voor. Gemeenten zijn op dit moment bezig te kijken naar de gevolgen van de coronacrisis voor zorgorganisaties en zullen passend compenseren als dat nodig blijkt.
Welke gevolgen hebben de coronamaatregelen voor het Zevenpuntenplan onbedoelde (tiener)zwangerschappen,2 zoals activiteiten van de GGD-en, gastlessen op scholen en keuzehulpgesprekken?
Ik verwijs voor het onderdeel keuzehulpgesprekken naar het antwoord op vraag 8.
Ten aanzien van de opleiding Keuzehulp kunnen de trainingen die gepland waren in juni niet plaatsvinden. Dit wordt nu doorgeschoven naar juli of september. Alles wat online aangeboden kan worden, gebeurt wel online.
Voor het centraal informatiepunt geldt dat de planning van mei niet kan worden gehaald. De training van de centralisten kan op dit moment niet worden gegeven. Die is nu naar augustus verschoven. De website van het informatiepunt is in mei wel gereed, maar de lancering hiervan wordt in augustus gedaan, evenals de campagne over dit informatiepunt.
Het Toetsingspanel Keuzehulp kan op dit moment ook de werkzaamheden door corona niet goed uitvoeren. De verwachting is dat een deel van het rapport daarom later wordt uitgevoerd dan gepland.
Ten aanzien van de gastlessen op scholen heeft deze coronacrisis natuurlijk ook impact. Scholen zullen op dit moment de gastlessen waarschijnlijk niet inplannen, gezien het feit dat kinderen thuis zijn. Het is natuurlijk wel mogelijk gastlessen te geven via ICT-mogelijkheden, maar de verwachting is dat scholen op dit moment prioriteit geven aan andere taken. Dat is een kwestie van overmacht. Het geld dat scholen hebben aangevraagd voor het huidige schooljaar 2019/2020 om op dit thema activiteiten uit te voeren, kan wat de Staatssecretaris van VWS betreft worden ingezet zodra de maatregelen rondom corona voor scholen weer worden versoepeld.
De plannen die de Staatssecretaris van VWS heeft ingezet rondom het Stimuleringsplan onderwijs voor de komende twee schooljaren (2020/2021 en 2021/2022) worden desalniettemin verder voorbereid. Er hebben ook nu al 211 scholen een aanvraag ingediend voor het ondersteuningsaanbod Relaties & Seksualiteit voor het schooljaar 2020/ 2021. Dat betekent dat deze gelden ingezet kunnen worden vanaf september als het nieuwe schooljaar begint. Daar is de Gezonde School met alle relevante partijen nu ook de voorbereidingen voor aan het treffen en tot nu toe verwacht de Staatssecretaris van VWS dat in september scholen en GGD’en hiermee aan de slag kunnen.
Het bericht ‘De zorgverleners worden niet voldoende beschermd’ |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «De zorgverleners worden niet voldoende beschermd»?1
Vindt u dat zorgverleners wel voldoende worden beschermd?
Vindt u dat de directeur van thuiszorgorganisatie Buurtzorg gelijk heeft als hij zegt dat een «enorme inschattingsfout» is gemaakt doordat zorgverleners onvoldoende getest en onvoldoende beschermd zijn? Zo nee, waarom niet? Waarom heeft u dan wel besloten meer te gaan testen?
Kunt u zich voorstellen dat zorgverleners het idee hebben dat een eerdere versoepeling van de richtlijnen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) omtrent het gebruik van beschermingsmiddelen, terwijl de geluiden over het besmettelijker zijn van corona toenamen, wellicht niet ingegeven is door hun gezondheid maar door het gebrek aan beschermingsmiddelen? Zo nee, hoe overtuigt u betrokkenen van het tegendeel?
Is het zo dat zorgverleners inmiddels de grootste «besmettingshaard» van het coronavirus zijn geworden? Beschikt u over cijfers waaruit dat of het tegendeel blijkt en wilt u die snel met de Kamer delen? Als u niet over deze cijfers beschikt, wilt u die dan wel boven tafel krijgen en met de Kamer delen?
Heeft de Inspectie Gezondheid en Jeugd (IGJ) contact met de organisatie Buurtzorg gehad over persoonlijke beschermingsmiddelen? Zo ja, wat was de reden c.q. strekking daarvan?
Zou u het een goede zaak vinden als de IGJ een organisatie zou aanspreken over het «te veel» gebruiken van beschermingsmiddelen, ook als die organisatie die zelf zou hebben aangeschaft?
Wat vindt u van de stelling dat de schaarste aan beschermingsmiddelen ook komt door de (gekozen) infrastructuur? Ziet u kans c.q. bent u voornemens deze (nog) te verbeteren? Zo ja, op welke wijze en wanneer?
Herkent u de opmerking van de directeur van thuiszorgorganisatie Buurtzorg dat zorgverleners nu emotioneel belast zijn omdat ze niet weten of ze patiënten hebben besmet die overleden zijn? Hoe kijkt u in dat licht aan tegen uitingen over «onderbescherming» en «schijnveiligheid»? Wat zou u tegen deze zorgverleners willen zeggen?
Wilt u deze vragen (separaat) beantwoorden voor het debat van donderdag aanstaande?
Het rapport over de financialisering van big pharma |
|
Henk van Gerven , Lilian Marijnissen |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het rapport van SOMO (Centre for Research on Multinational Corporations) over de financialisering van big pharma?1
Ik ben blij dat onafhankelijke organisaties, zoals SOMO, onderzoek doen naar complexe vraagstukken. De rapporten zijn informatief en kunnen voeding geven aan maatschappelijke discussies en het opstellen van beleid. De farmaceutische industrie is een cluster van private ondernemingen, maar wel ondernemingen met een belangrijke maatschappelijke rol. Mijn voorganger heeft zich meerdere malen uitgesproken over het belang van transparantie over de kosten van onderzoek en het tot stand komen van prijzen van medicijnen. Het rapport van SOMO draagt bij aan het creëren van transparantie op dit onderwerp.
Wat vindt u ervan dat big pharma gebruik maakt van een verdienmodel dat is gericht op uitkeringen aan aandeelhouders in plaats van op productieve investeringen waar de bevolking van kan profiteren?
Ook van private ondernemingen met aandeelhouders mag maatschappelijke verantwoordelijkheid worden verwacht. Mijn voorganger heeft in gesprekken met de farmaceutische industrie steeds benadrukt dat deze hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen voor de beschikbaarheid en de betaalbaarheid van geneesmiddelen. Dat blijf ik doen.
Deelt u de conclusie dat de coronapandemie aantoont hoe onvoorbereid we zijn, met name door dit verdienmodel van de farmaceutische industrie?
Nee, het is niet realistisch om te verwachten dat er voor elke nieuwe ziekte een kant-en-klaar medicijn op de plank ligt. Medicijn ontwikkeling is complex en vereist vaak grote investeringen. Er wordt op dit moment door veel bedrijven en publieke instellingen, vaak in samenwerking, hard gewerkt aan zowel nieuwe therapieën als vaccins tegen COVID-19. Dit is goed nieuws en zeer bemoedigend. Het belang van publiek-private samenwerking wordt breed erkend.
Wat vindt u ervan dat de uitkeringen aan aandeelhouders van de 27 grootste farmaceuten de afgelopen 18 jaar verviervoudigden, tot 146 miljard dollar in 2018?
Wat vindt u ervan dat de schulden van farmaceuten eveneens enorm zijn toegenomen, tot meer dan 500 miljard dollar in 2018, en dat dit geld, dat tegen zeer lage rentes is geleend, ten goede kwam aan de inkoop van eigen aandelen en het opkopen van andere bedrijven?
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat dit model mogelijk wordt gemaakt door hoge medicijnprijzen met als enige doel het maximeren van aandeelhouderswaarde?
Deelt u de mening dat dit verdienmodel onhoudbaar is aangezien investeringen waar de samenleving van kan profiteren, zijn achtergebleven?
Bent u bereid een voortrekkersrol te nemen in de covid-19 pool van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)? Hebt u al contact met Costa Rica en bent u bereid dit af te stemmen voor de assemblee van de WHO in mei en de Kamer hiervan op de hoogte te houden?
Van patent pools is bekend dat ze vervolg-innovaties versterken omdat ze relevante technologie effectief beschikbaar maken. Het geeft meer partijen laagdrempelig toegang tot standaarden en versterkt daarmee kaders en normen die bruikbaar zijn of als bouwsteen kunnen dienen om effectieve therapieën te ontwikkelen. Een therapie kan immers bestaan uit meerdere patenten of is ontwikkeld op basis van bestaande patenten.
Nederland is voorstander van het delen van informatie en wetenschappelijke data. Hierbij moet wel worden gewaakt dat data wordt opgeslagen in toegankelijke systemen, zodat iedereen er later weer bij kan. Daarom is Nederland voorstander van samenwerkingsverbanden die werken volgens de FAIR principes (FAIR staat voor: Findable, Accessible, Interoperable, Reusable). Op grond van deze FAIR principes zijn data vindbaar, toegankelijk, interoperabel en herbruikbaar en kunnen data gemakkelijk met behulp van algoritmes worden onderzocht. Nog belangrijker in verband met persoonsgevoelige informatie is dat databeheerders zelf de mate kunnen bepalen waarin ze hun data openstellen voor derden.
Het idee van Costa Rica is dus een stap in de goede richting, echter, er dient zeer zorgvuldig naar de uitvoering ervan te worden gekeken.
Zoals 8 april jongstleden in de gewijzigde motie van het lid Ellemeet c.s. over het opzetten van een wereldwijde COVID-19 pool (t.v.v. motie 25 295, nr. 224) is gevraagd, zal de regering voorafgaand, en tijdens, de jaarlijkse vergadering van de WHO leiderschap tonen en zich expliciet uitspreken voor zo’n wereldwijde COVID-19 pool en de WHO hierbij actief steunen.
Hoe gaat u garanderen dat er voldoende transparantie is over de kosten van de ontwikkeling van een coronavaccin en dat de samenleving hier niet voor hoeft op te draaien?
We bevinden ons op dit moment in een uitzonderlijke situatie, een wereldwijde pandemie. Het belang van een werkend vaccin wordt breed erkend, er lopen volgens de WHO al meer dan 70 vaccin ontwikkeltrajecten. Ook door de farmaceutische industrie wordt zwaar geïnvesteerd in vaccin ontwikkeling. Daarnaast zien we nu ook samenwerkingen en kennisdeling ontstaan tussen farmaciebedrijven zoals Sanofi en GlaxoSmithKline, twee van de grootste vaccinontwikkelaars ter wereld. Dit was tot voor kort ondenkbaar, en onderstreept nogmaals de inzet van alle betrokken partijen om zo snel mogelijk tot een werkzaam vaccin te komen. Snelheid is van groot belang, dit betekent dat wellicht extra kosten worden gemaakt doordat verschillende vaccins in parallel worden ontwikkeld en getest. Dit zal uiteraard leiden tot hogere kosten dan wanneer verschillende vaccins een voor een worden getest, maar nogmaals, snelheid is nu van belang. De maatschappelijke kosten van geen vaccin zijn vele malen hoger dan de extra onderzoek en ontwikkeling (R&D) kosten die nu worden gemaakt. Het belang van zowel beschikbaarheid als betaalbaarheid van een vaccin wordt onderstreept door zowel de WHO, de EU, alsook door de Nederlandse regering. Ook private partijen hebben zich hierover uitgesproken, zo heeft Janssen Vaccines aangegeven haar vaccin, als het op de markt komt, tegen kostprijs aan te bieden. Ik zal transparant blijven over de investeringsstrategie van de Nederlandse overheid en in Europees samenwerkingsverband. Uiteraard zullen de overheidsinvesteringen worden meegewogen in prijsafspraken voor een vaccin, wanneer deze aan de ontwikkeling, productie of distributie daarvan hebben bijgedragen.
Hoeveel Nederlands overheidsgeld zit er in de verschillende trajecten voor vaccinontwikkeling?
Op dit moment zijn de volgende investeringen gemaakt of toegezegd:
Welke voorwaarden worden gesteld aan het beschikbaar gestelde overheidsgeld voor de ontwikkeling van een coronavaccin?
De onderhandelingen met CEPI zijn op dit moment gaande. Nederland neemt hierbij de principes zoals uiteengezet in het document «Maatschappelijk Verantwoord Licentiëren» (opgesteld door de NFU) als leidraad. Overigens hanteert CEPI zelf al strenge eisen rondom beschikbaarheid en betaalbaarheid van een mogelijk vaccin.
Hoe gaat u de toegankelijkheid van een te ontwikkelen vaccin garanderen en welke afspraken worden hierover al gemaakt in lijn met de aangenomen motie-Hijink over voorkomen van monopolisering van een vaccin door één bedrijf of land?2
Op het moment dat een werkzaam vaccin beschikbaar komt zal het voldoen aan de wereldwijde vraag hoe dan ook een uitdaging worden, bijvoorbeeld qua productie en logistiek. Samenwerking zal van groot belang zijn, zowel privaat-publiek, als internationaal. Hier worden nu al de eerste gesprekken over gevoerd door het team Vaccinontwikkeling COVID-19, een duidelijke strategie zal verder worden ontwikkeld, mede door de speciale gezant vaccins dhr Sijbesma die door Nederland is aangesteld. De Nederlandse overheid is van mening dat samenwerking en gezamenlijke investeringen de snelste route zullen zijn naar een breed beschikbaar vaccin. Bijvoorbeeld gericht op het mogelijk maken van klinische studies, of het opschalen van productiecapaciteit. Echter, mochten door landen of private partijen onredelijke barrières worden opgeworpen die de beschikbaarheid belemmeren zal de Nederlandse overheid niet schromen om de haar beschikbare middelen in te zetten om deze barrières te slechten.
Het bijgesteld advies van het Capaciteitsorgaan ‘Capaciteitsplan 2011-2024’ en de opleidingscapaciteit van tandartsen |
|
Henk van Gerven |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Is het juist dat het Capaciteitsorgaan een bijgesteld advies heeft uitgebracht voor Medische en Tandheelkundige Vervolgopleidingen, omdat het Centraal Bureau voor de Statistiek in zijn nieuwe Kernprognose bevolking 2019–2060 een extra bevolkingstoename van ruim 900.000 heeft geraamd?1
Vindt u deze ramingen adequaat?
Bent u bereid dit advies over te nemen met name ook met betrekking tot de jaarlijkse instroom van studenten geneeskunde en de instroom te handhaven op 2900 en deze niet te verlagen naar 2700 studenten?
Wilt u ook het advies overnemen om bij het toekennen van opleidingsplaatsen uit te gaan van de bovenkant van de bandbreedte aan instroom dat het Capaciteitsorgaan in zijn nieuwe advies voorstelt? Zo neen, waarom niet?
Klopt het dat de huidige opleidingscapaciteit voor tandartsen 240 per jaar bedraagt?
Klopt het dat het Capaciteitsorgaan in zijn nieuwste advies pleit voor een opleidingscapaciteit voor tandartsen van 359?
Is het juist dat u de instroom van mondzorgkunde en tandheelkunde in 2021 niet wilt uitbreiden, ondanks dat het Capaciteitsorgaan aangegeven heeft dat er meer tandartsen moeten worden opgeleid om de vraag in de komende jaren aan te kunnen?2
Vindt u het wenselijk dat door het niet uitbreiden van de opleidingscapaciteit u zorgt voor een grotere tweedeling in de mondzorg, omdat een gebrek aan tandartsen en mondhygiënisten leidt tot minder goed bereikbare mondzorg voor de lagere sociaaleconomische groeperingen? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Hoe is de capaciteit van zorgopleidingen wanneer deze moet worden aangepast gerelateerd aan het budget van OCW? Hoeveel extra geld is ermee gemoeid als de capaciteit voor tandartsen wordt uitgebreid conform het voorstel van het Capaciteitsorgaan?
Bent u bereid om uw besluit te heroverwegen en alsnog de capaciteit van mondzorgkunde en tandheelkunde uit te breiden op basis van het bijgestelde advies van het Capaciteitsorgaan en in lijn met de antwoorden op Kamervragen, waaraan men de hoop kon ontlenen dat het advies zou worden overgenomen? Zo neen, waarom niet?4
Het interview met speciaal gezant Sijbesma bij Buitenhof |
|
Lodewijk Asscher (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met het interview met de speciaal gezant bij het programma Buitenhof waarin hij uitspraken doet over het testbeleid?1
Kunt u aangeven hoe het kan dat Nederland vanwege een restrictief testbeleid minder testmaterialen geleverd kreeg dan gewenst, terwijl bij eerdere verklaringen juist is aangegeven dat slechts beperkt getest kon worden vanwege een gebrek aan dat materiaal?
Betekenen de uitspraken van de speciaal gezant dat het restrictief testen in Nederland een beleidskeuze was en niet een gevolg van een tekort aan testen?
Hoeveel testmateriaal heeft Nederland in de afgelopen weken niet geleverd gekregen vanwege het restrictief testbeleid terwijl dit wel gewenst was?
Welke leveranciers van testmateriaal hebben Nederland vanwege restrictief beleid minder geleverd?
Welke gevolgen zijn er nu nog merkbaar van het feit dat Nederland eerder een restrictief testbeleid had? Had Nederland wel voldoende testmateriaal kunnen krijgen wanneer gekozen was om meer mensen te testen?
Welke tekorten of andere beperkingen zijn er op dit moment nog om voldoende te kunnen testen? Op welke wijze wordt dit opgelost?
Kunt u uw vragen uiterlijk beantwoorden in de wekelijkse coronabrief voorafgaand aan het debat in de Kamer?
Een noodfonds voor mensen werkzaam in de zorg |
|
Lodewijk Asscher (PvdA), John Kerstens (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met de uitzending van Nieuwsuur waarin aandacht was voor een steunfonds, opgezet voor zorgverleners die intensief werken met COVID-19-patiënten?1
Ja.
Is er vanuit het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport contact geweest met de initiatiefnemers van de Stichting Zorg na Werk In Coronazorg (ZWIC)?
Ja.
Vindt u ook dat zorgverleners die in de huidige crisis extra risico’s lopen, een vangnet moet worden geboden?
Voor het antwoord op de gestelde vragen verwijs ik naar de toezegging die ik heb gedaan in de brief van 15 april jl. inzake COVID-19 Update stand van zaken (Kamerstuk 25 295, nr. 249).
Bent u het ermee eens dat zo snel mogelijk een steunfonds moet worden gerealiseerd voor (nabestaanden van) een brede groep zorgverleners, die als gevolg van hun werkzaamheden besmet raken met het coronavirus, worden opgenomen op de afdeling intensive care of komen te overlijden? Zo ja, ziet u mogelijkheden om bij het oprichten van een fonds voor zorgmedewerkers, zoals voorgesteld in de aangehouden motie van het lid Asscher, een samenwerking aan te gaan met de initiatiefnemers van ZWIC? Zo ja, hoeveel bent u bereid aan een steunfonds bij te dragen?2
Zie antwoord vraag 3.
Vindt u ook dat hierover zo snel mogelijk duidelijkheid moet zijn voor de medewerkers in de zorg die door hun werk extra risico’s lopen?
Zie antwoord vraag 3.
Op welke kortst mogelijke termijn is het mogelijk een steunfonds te realiseren?
Zie antwoord vraag 3.
Wilt u deze vragen zo snel mogelijk, maar uiterlijk voor het debat op 16 april beantwoorden?
Zie antwoord vraag 3.
Het mondiale tekort aan vaccinaties |
|
Anne Kuik (CDA) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Deelt u de opvattingen in het artikel «Coronavirus risks creating a lethal vaccine gap» dat het tekort aan vaccinaties een groot gezondheidsrisico vormt in de lage inkomenslanden?1
Ja. Daarbij geldt dat niet zozeer de aanvoer van vaccins maar het opschorten van vaccinatiecampagnes gezien wordt als het grootste gezondheidsrisico.
Kunt u aangeven welke 21 landen met tekorten dreigen te kampen en welke van deze landen in de Nederlandse focusregio’s liggen?
Genoemde lijst van 21 landen opgesteld door UNICEF was gebaseerd op een dreigende opschorting van intercontinentale vluchten en niet op beschikbare voorraden van vaccins in de betreffende landen. De meeste vluchten vonden echter alsnog plaats volgens schema. Momenteel is het niet zozeer de aanvoer van vaccins die immunisatie in een land in gevaar brengt, maar de opschorting van vaccinatiecampagnes in de betreffende landen zelf. Navraag bij GAVI leerde dat evenwel de volgende landen kampen met een dreigend vaccintekort: Ivoorkust; Pakistan; Uganda; Cambodia; Burundi; Tajikistan; Tsjaad.2
Kunt u bevestigen dat 13,5 miljoen mensen in de 14 armste landen binnen korte tijd zonder vaccins zitten? Zo ja, kunt u daarbij aangeven wat er wordt gedaan door Nederland en internationale organisaties om dit tekort aan vaccinaties aan te pakken?
De genoemde 13,5 miljoen mensen betreft de totale doelgroep die zou zijn bereikt met alle geplande grootschalige vaccinatiecampagnes voor de periode maart-december 2020 als er geen uitbraak van COVID-19 had plaats gevonden. Outreach activiteiten, waar gezondheidswerkers proactief gemeenschappen bezoeken om routinevaccinaties aan te bieden, zijn echter in meerdere landen vanwege de «lockdown» opgeschort.3 Veel gezondheidswerkers worden ingezet bij de COVID-19 respons. Waarschijnlijk zal het aantal niet volledig geïmmuniseerde kinderen verder oplopen, vanwege de opschorting van grootschalige landelijke vaccinatiecampagnes en het gebrek aan voldoende gezondheidswerkers voor het uitvoeren van routinevaccinaties.
Nederland en internationale organisaties sporen regeringen aan om immunisatie programma’s te intensiveren zodra «lockdowns» worden versoepeld en zich bij het inhalen van de gemiste vaccinaties vooral te richten op de armste en meest kwetsbare kinderen.4
Kunt u aangeven hoe de maatregelen met betrekking tot »physical distancing» zoals afgekondigd door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), eraan bijdragen dat kinderen noodzakelijke vaccinaties mislopen? Hoe kan dat verholpen worden?
Vaccinaties worden beperkt door de noodzaak van «physical distancing» en door «lockdown» maatregelen in verschillende landen.5 Routinevaccinatie gebeurt nog wel op bescheiden schaal in gezondheidsklinieken onder strikte hygiëne en «physical distancing» maatregelen. Multilaterale actoren als UNICEF en GAVI, alsook NGOs en andere organisaties die actief zijn in vaccinatieprogramma’s, dienen zich aan deze nationale maatregelen te houden.
Meerdere instellingen staan klaar om grootschalige landelijke vaccinatiecampagnes te ondersteunen zodra de «lockdown» op landenniveau wordt opgeheven. Hierbij gaat het om ondersteuning bij het herstel van gezondheidssystemen en om verhoging van de dekkingsgraad voor vaccinaties. Verder werken internationale partners aan het versterken van de «epidemic preparedness» van gezondheidssystemen in lage-inkomens landen.
Bent u op de hoogte van het feit dat er bij de laatste uitbraak van ebola in 2014–2016 een veelvoud aan slachtoffers van ebola is gevallen aan de gevolgen van HIV, TBC en malaria? Worden dergelijke cijfers nu ook bijgehouden als gevolg van de adsorberende kracht die vanuit de bestrijding van COVID-19 uitgaat op de zorgsector, waardoor reguliere zorg ontbreekt?
Tijdens de 2014–2016 Ebola-epidemie in West Afrika is gebleken dat een gelijktijdige epidemie van een andere infectieziekte een vernietigend effect heeft op de mogelijkheid van gezondheidssystemen om reguliere gezondheidszorg te leveren. Er zijn naar schatting 10.600 mensen gestorven aan HIV, tuberculose en malaria, bijna zo veel als het sterftecijfer ten gevolge van Ebola zelf. Ook zijn er ten tijde van de Ebola epidemie ongeveer 2.5 keer zoveel mensen overleden aan mazelen dan aan Ebola. Aantallen en oorzaken voor sterfgevallen worden routinematig verzameld door nationale «health information systems». Een vergelijking van deze sterftecijfers ten tijde van de COVID-19 pandemie met sterftecijfers van de periode voor de COVID-19 zal de additionele sterftecijfers aan HIV, TBC en malaria aantonen.6
Bent u bereid beleid te maken en middelen in te zetten om het toenemend aantal slachtoffers van niet COVID-19 gerelateerde ziekten mede aan te pakken?
Nederland zet zich samen met andere partners in voor versterking van gezondheidssystemen in die landen waar SRGR tot de prioritaire thema’s behoort.
De respons op COVID-19 zet de vaak al fragiele gezondheidssystemen in ontwikkelingslanden verder onder druk.7 Nederland geeft binnen het SRGR-programma nadrukkelijk aandacht aan de versterking van gezondheidssystemen juist om gezondheidsinstellingen in staat te stellen de noodzakelijke reguliere zorg te kunnen blijven bieden. Van het SRGR budget gaat 40% naar multilaterale organisaties zoals WHO, GFATM, GAVI, en UNFPA die zorgsystemen direct versterken. Nederland financiert daarnaast de Global Financing Facility (GFF), een initiatief van de VN en de Wereldbank waarin specifiek het versterken van nationale gezondheidssystemen centraal staat. Ook in de COVID-19 respons combineert GFF dit met reguliere versterking van gezondheidssystemen die nu extra onder druk staan. Daarmee draagt GFF bij aan het voorkomen van een grotere gezondheidscrisis.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het aanstaande Schriftelijk Overleg Ontwikkelingssamenwerking?
Helaas is dit niet gelukt.
Een alomvattend aanvalsplan om het risico op toekomstige overspringende zoönotische infectieziekten drastisch te verkleinen |
|
Esther Ouwehand (PvdD), Eva van Esch (PvdD), Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Kunt u bevestigen dat circa 75 procent van alle in het afgelopen decennium opkomende infectieziekten in mensen zoönotisch zijn, dat wil zeggen dat ze worden overgedragen van dieren op mensen?1
Er zijn diverse kwantitatieve analyses uitgevoerd waarbij de inschatting is dat het gaat om een percentage tussen de 60 en de 75 procent.
Erkent u dat elk van de volgende recente grote infectieziekte-uitbraken een zoönose was: SARS, MERS, Q-koorts, de Mexicaanse griep, ebola, corona en zika?
De introductie van elk van deze infectieziekten heeft vanuit een dierreservoir plaatsgevonden. De belangrijkste stuwende kracht van de uitbraken van SARS, COVID-19, Ebola en Mexicaanse griep was een overdracht van mens tot mens.
Kunt u bevestigen dat de bovenstaande uitbraken in totaal wereldwijd tot zeker 260.000 vroegtijdige sterfgevallen hebben geleid?
Wij kunnen deze inschatting van het aantal sterfgevallen bevestigen.
Tot hoeveel economische schade hebben bovenstaande uitbraken naar schatting geleid?
Het inschatten van de totale economische schade van deze uitbraken is complex. Bovendien zijn de virusuitbraken onderling lastig vergelijkbaar.
Voor de coronacrisis geldt dat duidelijk is dat deze grote gevolgen gaat hebben voor de Nederlandse economie. De omvang hiervan is echter nog zeer onzeker.
Daarnaast verschilt de economische schade per genoemde uitbraak, omdat de uitbraken verschillen in duur en verspreiding. Het SARS-virus kende bijvoorbeeld een zeer beperkte regionale verspreiding, waardoor de wereldwijde impact beperkt was. Verder vonden de uitbraken plaats in verschillende periodes. Economieën zijn nu bijvoorbeeld sterker internationaal verbonden dan in 2003, ten tijde van de uitbraak van het SARS-virus, waardoor de impact van een uitbraak nu groter is. Onderstaande tabel probeert desondanks op basis van verschillende bronnen een overzicht te bieden van de economische effecten van de genoemde uitbraken.
2002/2003
China, Hongkong, Singapore, Taiwan
Wereldbank (2008)
China: USD 14,8 mld. (0,4% bbp-krimp in 2003). Hongkong en Singapore beide 1,1% bbp-verlies in 2003. Taiwan: 0,6–0,7% bbp-krimp. Wereldwijd verlies geschat op USD 54 mld.
2012–2016
Midden-Oosten en Zuid-Korea
WHO (2019) en Nomura (2015)
USD 12 mld. 0,3%-punt bbp-krimp in Zuid-Korea (2,2% i.p.v. 2,5% groei) in 2015.
2007–2009
Nederland
SEO economisch onderzoek (2011)
De totale schade is naar schatting EUR 161–336 mln. van 2007–2010. O.a.:
Verlies kwaliteit van leven (EUR 67–145 mln.).
Ziekteverzuim (EUR 12,5–96,5 mln.).
2009/2010
Pandemie
Kamerstuk 22 894, nr. 308 (2011)
De aanpak kostte Nederland EUR 340 mln. van 2009–2011.
2014
West-Afrika
Wereldbank (2014)
USD 2.2 mld. bbp-verlies in 2015 in Guinea (bbp-groeiverwachting gedaald met 3,9%-punt, van 4.0% naar 0,1%, in 2015) Liberia (bbp-groei daalde van 8,7% in 2013 naar 0,7% in 2014) en Sierra Leone (–21,5% bbp-groei in 2015).
2015/2016
Latijns-Amerika en het Caribisch gebied
Wereldbank (2016)
USD 3,5 mld. in 2016 (0,06% bbp) in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied.
2019/2020
Pandemie
CPB (2020)
IMF (2020)
Verwachte bbp-krimp in Nederland 1,2–7,7% in 2020.
Verwacht 3% bbp-krimp wereldwijd en 7,5% bbp-krimp in Nederland in 2020.
Erkent u dat wetenschappers, waaronder de meest vooraanstaande virologen, en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) al jaren waarschuwen dat epidemische uitbraken van zoönotische infectieziekten de afgelopen jaren zijn toegenomen, en dat het wachten was op de volgende ontwrichtende pandemie?23456
Ja. We zijn ons in Nederland bewust van de risico’s en zorgen ervoor dat de kans op dierziekten, waaronder zoönosen, zo klein mogelijk is. Zo werken overheid, sectoren en veterinaire zorg in Nederland goed samen om dierziekten te voorkomen, snel te ontdekken, te beheersen of te bestrijden. In 2011 is in Nederland de zogenaamde zoönosestructuur ingericht om ervoor te zorgen dat de humane en veterinaire gezondheidsorganisaties, waaronder de Ministeries van VWS en LNV, goed met elkaar samenwerken (https://www.onehealth.nl/over-one-health/zoonosenstructuur). Zoönotische signalen worden beoordeeld en indien nodig wordt er opgeschaald. Deze manier van werken wordt internationaal uitgedragen, bijvoorbeeld via het One Health-project (COHESIVE) en de Global Health Security Agenda, om andere landen te ondersteunen zich voor te bereiden op opkomende zoönosen.
Kunt u bevestigen dat de milieuorganisatie van de Verenigde Naties (UNEP) waarschuwt dat het risico op het overspringen van ziektes van dieren op mensen vergroot wordt door de grootschalige en intensieve veehouderij?7
In het door u aangehaalde artikel wordt gesteld dat productiedieren een zogenaamde epidemiologische brugfunctie kunnen vervullen bij het overspringen van infecties van wilde dieren naar de mens.
Kunt u bevestigen dat het UNEP waarschuwt dat het risico op het overspringen van ziektes van dieren op mensen vergroot wordt door ontbossing en menselijke activiteiten in ecosystemen, vanwege het daarmee vergrote contact tussen mensen en in het wild levende dieren?
Ja, in het UNEP Frontiers rapport uit 2016 werd gesteld dat verandering van landgebruik in het verleden de belangrijkste risicofactor was voor het kunnen overdragen van infectieziekten van dier op mens. In het officiële persbericht over COVID 19 wordt door de Executive Secretary van UNEP aangegeven dat door het degraderen van de ecosystemen en menselijke inbreuk op de natuur, wij als mensen de gezondheid in gevaar brengen.
Kunt u bevestigen dat het UNEP waarschuwt dat de illegale handel in wilde dieren het risico op de uitbraak van zoönosen vergroot?
Veel factoren zijn van invloed op de problematiek van zoönosen. In het twitterbericht van UNEP van 1 april jl. wordt illegale en ongereguleerde handel in wilde dieren als een factor genoemd, naast andere factoren als veranderingen in landgebruik, intensieve landbouw en klimaatsverandering. Er wordt verwezen naar het UNEP frontiers rapport uit 2016. In dat rapport in het hoofdstuk «Zoonoses» (pag. 18–27) wordt echter de illegale handel niet genoemd. Er wordt daarin wel aangegeven dat steeds meer dieren worden gehouden door steeds meer mensen en er daardoor meer mogelijkheden van overdracht ontstaan. Ook stelt UNEP in het rapport dat directe overdracht van wilde dieren naar mensen zelden voorkomt, maar dat gedomesticeerde dieren daarin een brugfunctie kunnen vervullen.
Kunt u bevestigen dat het UNEP waarschuwt dat het risico op zoönotische uitbraken vergroot wordt door het gebruik van antibiotica in de veehouderij, waardoor resistente bacteriën gemakkelijker kunnen ontstaan?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 8, zijn er vele factoren die van invloed zijn op de problematiek van zoönosen. Een infectieziekte die van dier op mens overgaat kan ook een resistente bacterie betreffen. Antibioticaresistentie is een bedreiging voor de gezondheid van mens en dier. Daarom wordt in binnen- en buitenland al jaren ingezet op verlaging van het antibioticumgebruik, humaan en veterinair. Dit is een effectieve manier om vermindering van antibioticaresistentie te bereiken.
Kunt u bevestigen dat het UNEP waarschuwt dat het risico op nieuwe zoönotische ziekte-uitbraken vergroot wordt door de klimaatverandering?
Ja, dat kunnen wij bevestigen.
Erkent u dat zowel hoog- als laagpathogene vogelgriepvirussen van dieren op mensen overgedragen kunnen worden?
Sommige laag- en hoogpathogene typen van het vogelgriepvirus kunnen op mensen worden overgedragen.
Kunt u bevestigen dat de mortaliteit van het vogelgriepvirus H5N1 onder mensen 60% is?8
Sommige bronnen, zoals de WHO, vermelden een mortaliteit in de groep geïnfecteerden van 60%. Andere melden dat de mortaliteit niet goed te bepalen is, omdat niet alle gevallen gediagnostiseerd worden en er mogelijk ook H5N1-infecties subklinisch (zonder ziekteverschijnselen) verlopen.
Erkent u dat wetenschappers van het Erasmus MC hebben aangetoond dat het vogelgriepvirus H5N1 met vijf mutaties zó veranderd kan zijn dat het gemakkelijk overdraagbaar is van mens op mens? Hoeveel mutaties zijn daarvoor nodig bij andere hoog-pathogene vogelgriepvirussen?
Wetenschappers van het Erasmus MC hebben aangetoond dat het H5N1 vogelgriepvirus met vijf mutaties overdraagbaar werd tussen fretten. Zij stelden dat het onwaarschijnlijk was dat dit virus tussen mensen zou verspreiden. Hoeveel mutaties nodig zijn bij andere hoog-pathogene vogelgriepvirussen is niet bekend, maar dezelfde onderzoekers lieten in een tweede publicatie zien dat de kans op het ontstaan van mens-overdraagbare varianten van hoog-pathogene vogelgriepvirussen in de natuur bijzonder klein is.
Kunt u bevestigen dat griepvirussen, dus ook het vogelgriepvirus, van zichzelf een relatief hoge mutatiesnelheid hebben?
Vogelgriepvirussen hebben een hoge mutatiesnelheid, net zoals de meeste RNA-virussen (Ribo Nucleic Acid, ribonucleïnezuur).
Kunt u bevestigen dat de uitbraak van de Mexicaanse griep in 2009 veroorzaakt werd door mutaties in de varkensgriep in Noord-Amerika, en het heen en weer springen van het virus tussen mens en dier waardoor het virus zó veranderde dat het resistent was voor menselijke antistoffen, waardoor vele mensen ziek werken en overleden? Zo nee, waardoor werd de uitbraak dan veroorzaakt?
De precieze herkomst van het H1N1 Influenza A-virus, dat in 2009 voor het eerst in Mexico werd aangetroffen, is onbekend. Het virus bevatte naast kenmerken van varkensgriepvirussen ook kenmerken van humane griep- en vogelgriepvirussen. Een direct verband met een varken is echter niet aangetoond. De meeste landen, waaronder Nederland, gebruiken de term «varkensgriep» daarom niet, omdat er geen eenduidig verband is aangetoond met varkens. Er zijn geen aanwijzingen dat het virus resistent is geworden tegen antistoffen. Het RIVM beschouwt deze griepepidemie nu als een «normale» griep veroorzaakt door Influenza A H1N1.
Erkent u dat varkens besmet kunnen worden door varkensgriepvirussen, vogelgriepvirussen en humane virussen en dat deze besmettingen tegelijk in één dier kunnen plaatsvinden?
Van varkens is bekend dat ze gevoelig zijn voor influenza A-virusstammen, ook voor aviaire en humane influenzastammen. Het is niet uit te sluiten dat een besmetting met influenzavirussen van verschillende herkomst op één moment plaats vindt, maar de kans daarop is heel klein. Spreiding tussen varkens van andere influenzastammen dan typische varkensinfluenza-isolaten wordt door het European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC) beschouwd als een zelden optredend fenomeen.
Erkent u dat virussen daarom in varkens gemakkelijk kunnen muteren en evolueren, waardoor varkens als «mixing vessels» (mengvaten) voor virussen kunnen worden beschouwd?
Niet alle virussen die bij varkens voorkomen muteren snel en vaak. Influenza A-virusstammen zijn bekend om de antigene drift, het telkens veranderen van de genetische opmaak. Dit gebeurt bij alle influenza A stammen, ook die van de mens en bij vogels. ECDC geeft aan dat de verandering van Influenza A stammen van varkens minder vaak optreedt dan bij Influenza A stammen bij mensen. Als een varken op hetzelfde moment besmet wordt met verschillende influenza A stammen zou er re-assortment (uitwisseling van erfelijk materiaal tussen deze stammen in het varken) kunnen optreden. De kans dat een varken op een en hetzelfde moment wordt besmet is zeer klein en daarmee dus de kans dat er een nieuw virus ontstaat. Het is niet te voorspellen of dit gebeurt, wanneer en wat dit betekent voor de humane gezondheid.
Kunt u bevestigen dat er tussen 2014 en 2018 20 uitbraken waren van hoog-pathogene vogelgriep bij Nederlandse pluimveehouderijen? Hoeveel uitbraken waren er in 2019?
Er waren van 2014 tot en met 2018 20 uitbraken van hoog-pathogene vogelgriep bij pluimveebedrijven in Nederland. In 2019 waren er geen uitbraken in Nederland.
Kunt u bevestigen dat in 2019 in het reguliere vogelgriep monitoringsprogramma 20 Nederlandse pluimveehouderijen positief getest zijn op laag-pathogene vogelgriep?
Er werden in 2019 op 48 bedrijven antistoffen tegen LPAI-virussen aangetoond, waarvan in twee gevallen antistoffen tegen een H5-virus en eenmaal tegen een H7-virus. Alleen de H5- en H7-typen zijn bestrijdingsplichtig. De overige 45 waren andere, niet-bestrijdingsplichtige typen van het vogelgriepvirus. Deze bevindingen komen deels uit het reguliere monitoringprogramma en deels uit de zogenaamde early warning meldingen.
Kunt u bevestigen dat hoog-pathogene vogelgriep in de eerste maanden van 2020 is opgedoken in Polen, Slowakije, Hongarije, Roemenië, Tsjechië, Bulgarije en Duitsland, waarbij in het geval van Duitsland vogelgriep is vastgesteld op 45 kilometer van de Nederlandse grens?
Ja. De eerste meldingen van hoog-pathogene vogelgriep kwamen eind 2019 uit Polen. Hierna zijn ook uitbraken gemeld uit de andere Europese lidstaten en landen.
Erkent u dat door het gericht fokken van dieren in de veehouderij op bepaalde commercieel gewenste eigenschappen (zoals snelle groei) de genetische diversiteit van de dieren in de afgelopen decennia sterk is afgenomen?
Commerciële fokprogramma’s zijn gericht op genetische verbetering van de gewenste fokdoelkenmerken, maar duurzame fokprogramma’s moeten zich tegelijkertijd ook richten op het lange termijn behoud van genetische diversiteit binnen de fokpopulatie. Fokkerij-organisaties proberen in het algemeen de inteelttoename en daarmee het verlies van genetische diversiteit beperkt te houden. Monitoring van de impact van fokkerij strategieën en van selectie is belangrijk. In de Nederlandse veehouderij worden op kleine schaal ook dieren van zeldzame rassen gehouden. In kleine populaties van zeldzame rassen is genetische drift (toeval) ook vaak een oorzaak van verlies van genetische diversiteit binnen de populatie.
Erkent u dat door het fokken van dieren in de veehouderij op bepaalde eigenschappen (zoals snelle groei) het afweersysteem tegen ziektes gemiddeld gezien slechter is geworden in de afgelopen decennia?9
Die stelling kunnen wij niet onderschrijven. Er is geen bewijs dat er nu meer infectieziekten bij landbouwhuisdieren voorkomen dan een aantal decennia geleden of dat dieren nu gevoeliger zijn voor infectieziekten. Of er ziekte optreedt hangt van heel veel factoren af, zoals hygiëne, bedrijfsvoering en huisvesting, en hangt niet alleen samen met het afweersysteem van het dier.
Ziet u de erfelijke versmalling en het verminderde afweersysteem als serieuze risico’s voor het ontstaan van nieuwe zoönotische mutaties en de verspreiding daarvan?
De relatie tussen fokkerij en gevoeligheid van dieren voor ziekten is zeer complex. Er zijn verschillende factoren van invloed op de gevoeligheid voor dierziekten, en erfelijke eigenschappen van een dier kunnen daarbij een rol spelen.
Kunt u bevestigen dat Nederland het meest veedichte land ter wereld is, met het hoogste aantal kippen en varkens per vierkante kilometer in vergelijking met andere landen?101112 Zo nee, waarom niet?
Ja. Nederland heeft door zijn beperkte oppervlakte een hoge veedichtheid, vooral in Zuidoost Nederland. In andere Europese landen is de veehouderij geconcentreerd in regio’s met een veedichtheid die vergelijkbaar is met de veedichtheid in Zuidoost Nederland. Het gaat hier om Vlaanderen, het westen van Niedersachsen (Duitsland), Bretagne (Frankrijk) en de Po-vlakte (Italië).
Kunt u bevestigen dat onderzoekers virussen hebben gevonden bij schubdieren die lijken op Covid-19 en dat er sterke aanwijzingen zijn dat het schubdier als tussenschakel heeft gediend bij de overdracht van Covid-19 op de mens?13
In een recente publicatie in Nature hebben Chinese onderzoekers melding gemaakt van de vondst van SARS-CoV-2-gerelateerde coronavirussen in een Javaans schubdier (Manis javanica). Volgens de onderzoekers suggereert deze bevinding dat schubdieren mogelijk gastheer zijn van nieuwe coronavirussen. Van deze soort is bekend dat zij coronavirussen bij zich kunnen dragen, maar daarmee is nog niet bewezen dat een schubdier bij aanvang van de huidige pandemie van SARS CoV-2 een brugfunctie heeft vervuld.
Kunt u bevestigen dat juist het schubdier een van de meest verhandelde wilde zoogdieren is?14
Het schubdier, ook wel pangolin genoemd, heeft de hoogste beschermingsstatus binnen CITES: de commerciële handel is internationaal verboden. Er zijn Afrikaanse en Aziatische soorten. De instandhouding van deze soorten in het wild wordt ernstig bedreigd door stroperij en illegale handel. Internationaal worden grote hoeveelheden schubben van Afrikaanse soorten gesmokkeld naar Azië.15
Erkent u dat Nederland een belangrijke rol kan spelen in het voorkomen van de uitbraak van toekomstige infectieziekten door de legale en illegale handel in wilde dieren, zowel op internationaal als nationaal vlak, te bestrijden?
De manier waarop we met wilde dieren omgaan, en ook de wijze waarop we met de natuur omgaan en het verlies van biodiversiteit in de wereld zijn van invloed op de problematiek van zoönosen. Zoals aangegeven in de reactie op motie van het lid van Esch (PvdD) (zie Kamerstukken 25 295, nr. 87 en 25 295, nr. 200) zal indien er signalen zijn dat de internationale handel in (wilde) dieren bij de verspreiding van een zoönose een rol speelt, Nederland dit Europees aankaarten; er is een bestaand Europees juridisch kader om importmaatregelen te treffen ten behoeve van de dier- of volksgezondheid, als dat nodig en proportioneel is.
Zoals toegezegd in bovengenoemde brief zal de Chief Veterinary Officer het onderwerp inzake handel in wilde dieren als mogelijke bron van nieuwe infectieziekten bespreken met haar Europese collega’s.
Ten algemene is illegale handel in beschermde diersoorten een bedreiging van de biodiversiteit en onacceptabel. Hierop wordt blijvend gehandhaafd in nauwe samenwerking met Europese en internationale partners.
Bent u bereid zich hiervoor met spoed in te zetten in internationaal (Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora (CITES) en WHO) en EU-verband?
Zoals in het antwoord op vraag 27 verwoord, zet de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zich hier vooral in Europees verband voor in. Dit staat los van het CITES-verdrag. Het CITES-verdrag ziet toe op de bescherming van de mondiale biodiversiteit en de rol die internationale handel daarin speelt, en niet op de volksgezondheid.
Waarom is het nog altijd toegestaan om wilde en exotische dieren te verhandelen op beurzen en markten in Nederland, terwijl wetenschappers waarschuwen dat «markten met levende dieren een broeihaard van ziektes» zijn? Bent u bereid deze markten in het kader van de preventie van de verspreiding van zoönosen per direct te verbieden? Zo nee, waarom niet?1516
In Nederland zijn beurzen en markten van dieren onder voorwaarden toegestaan voor de verkoop van dieren van legale herkomst. Het gaat dan veelal om gefokte dieren. De algemene voorwaarden staan beschreven in het Besluit houders van dieren. Eén van de algemene regels is dat alle dieren worden gezien en gecontroleerd door een dierenarts voordat de dieren worden toegelaten tot de beurs of markt. Voor sommige diersoorten/-groepen gelden aanvullende regels of zijn markten geheel verboden met het oog op bijvoorbeeld vogelgriep.
Op 1 april 2021 treedt de Europese diergezondheidsverordening in werking. In de uitwerking van deze verordening zijn de regels rondom de intracommunautaire deelname van dieren aan tentoonstellingen wat aangescherpt. In het kader van de nationale implementatie van deze verordening wordt gekeken naar regels rondom tentoonstellingen en beurzen. Het risico op zoönosen wordt daarbij meegenomen.
Omdat mens tot mens overdracht de stuwende kracht van de epidemie is, zijn evenementen zoals beurzen en markten in elk geval tot 1 september verboden. Of er aanvullende maatregelen nodig zijn, zal worden bezien.
Kunt u bevestigen dat Rotterdam en Schiphol belangrijke doorvoerhavens zijn voor de handel in wilde dieren, en dat Nederland daarmee een mogelijke schakel is in de verspreiding van zoönosen? Zo nee, bent u bereid daar nader onderzoek naar te doen verrichten?17
Nederland is met de haven van Rotterdam en Schiphol een belangrijk invoer- en doorvoerland in algemene zin. De handel in levende zoogdiersoorten die beschermd worden onder het CITES-verdrag betreft voor het grootste deel gefokte of gekweekte specimen. Er is geen signaal dat Nederland op deze wijze een mogelijke schakel is in de verspreiding van zoönosen. De Minister van LNV ziet nu dan ook geen aanleiding om hier verder onderzoek naar te doen. Als er risico’s zijn met betrekking tot de verspreiding van een zoönose worden er Europees of internationaal maatregelen genomen door de daartoe bevoegde gremia. Zo geldt bijvoorbeeld een importverbod voor (uit het wild afkomstige) vogels in verband met de mogelijke verspreiding van vogelgriep.
Kunt u bevestigen dat Interpol al geruime tijd aandacht vraagt voor het gebrek aan capaciteit voor het opsporen van de handel in wilde dieren?18
In het aangehaalde artikel uit 2016 vraagt Europol aandacht voor de prioritering. Nederland werkt samen met de Europese partners op het gebied van het opsporen van de illegale handel in bedreigde dieren. Dit gebeurt onder meer op grond van het EU Action Plan against Wildlife Trafficking.20 Ook participeert Nederland actief in het door Europol gecoördineerde EMPACT21/Envi-crime-programma op het gebied van wildlife-criminaliteit, bijvoorbeeld in de actie gericht op de aanpak van cybercrime. Daarnaast werkt Nederland breder internationaal samen, zoals tijdens de Interpolactie Thunderball in 201922, maar ook bilateraal bij strafrechtelijke onderzoeken.
Erkent u dat door het gebrek aan opsporingscapaciteit dat wat er van de handel in wilde dieren die op dit moment wél onderschept wordt, slechts het topje van de ijsberg vormt?
Opsporingscapaciteit staat altijd onder druk en is onderhevig aan zorgvuldige prioritering Voor de vervolging geldt dat in 2005 het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie is opgericht voor de aanpak van onder andere wildlife crime. Nederland neemt een groot aantal zendingen van illegaal verhandelde dieren in beslag (top 5 EU-lidstaten).23 Blijvende inzet en samenwerking is van belang. We hebben niet het beeld dat dit slechts een klein percentage is van de daadwerkelijke illegale handel. De totale omvang van illegale handel is nooit met zekerheid vast te stellen, waardoor het exacte aandeel niet is te bepalen. Mondiaal is er nog zeker een wereld te winnen en is capaciteitsopbouw en de aanpak van corruptie cruciaal.
Deelt u derhalve de mening dat zowel Nederland als Europa meer prioriteit moet geven aan het bestrijden van de handel in wilde dieren en dat er in Nederland meer kennis en capaciteit op het gebied van toezicht en handhaving moet komen? Bent u bereid hier snel werk van te maken? Zo ja, hoe en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
«Wilde dieren» is een breed begrip waar allerlei Europese en internationale regels voor gelden. Als het gaat om de internationale handel in beschermde of bedreigde diersoorten wordt deze gereguleerd door het CITES-verdrag. Illegale handel wordt bestreden. Daartoe wordt nationaal, Europees en internationaal nauw samengewerkt. Nederland committeert zich ook aan het EU Action Plan against Wildlife Trafficking. Kennis van soorten, regels en bijvoorbeeld illegale routes is cruciaal en moet ook op peil blijven. Door alle Nederlandse ketenpartners wordt daarop ingezet, waarbij ook veel kennis Europees en internationaal wordt gedeeld. De capaciteit moet ook goed op elkaar worden afgestemd om ook adequaat samen op te kunnen trekken, ieder vanuit zijn eigen rol. Dit wordt periodiek bekeken. Zoals ook al eerder aan uw Kamer gemeld in reactie op de motie van het lid van Esch (PvdD) (Kamerstukken 25 295, nr. 89 en 25 295, nr. 200), is er geen aanleiding om handhaving of toezicht naar aanleiding van de corona-uitbraak nu te intensiveren.
Erkent u dat CITES-vergunningen waarmee gecontroleerd wordt of de dieren gefokt of uit het wild gevangen zijn, in de praktijk zeer eenvoudig te vervalsen zijn?19
In algemene zin is het helaas zo dat allerlei soorten documenten kunnen en worden vervalst. Dit komt ook bij CITES-documenten voor. Om dergelijke illegale praktijken te ondervangen worden tal van voorzorgsmaatregelen genomen. Om fraude verder terug te dringen wordt er in CITES en Europees verband gewerkt aan het opzetten van e-permitting. Het gaat nog wel tijd kosten om dit mondiaal in te voeren.
Deelt u de mening dat ook de handel in gefokte dieren verboden moet worden om de bestrijding van de handel effectiever en efficiënter te maken? Zo nee, waarom niet?
Indien het gaat om de bestrijding van illegale handel, helpt een verbod op handel in gefokte dieren niet. Als het gaat om de geoorloofde handel in bedreigde/beschermde diersoorten die onder het CITES-verdrag vallen, geldt dat de handel in gekweekte of gefokte dieren de wilde populaties ontziet. Vanuit biodiversiteitsoogpunt is dit belangrijk. Hierdoor wordt een duurzame handel bewerkstelligd, welke in CITES-verband wordt gecontroleerd en gemonitord. De Minister van LNV ziet daarom geen aanleiding voor een verbod op de handel in gefokte dieren.
Erkent u dat er ook via internet en het dark web veelvuldig legaal en illegaal wilde dieren worden verhandeld? Zo nee, bent u bereid daar nader onderzoek naar in te stellen?20
Ja, internet is een kanaal waarlangs dieren te koop worden aangeboden, legaal en illegaal. Ook het dark web wordt incidenteel hiervoor gebruikt. Hierop wordt risicogericht gehandhaafd.
Hoe is het mogelijk dat in Nederland veel wilde, exotische dieren nog altijd als huisdier gehouden mogen worden?
Beschermde dieren afkomstig uit het wild in Nederland (EU) mogen niet worden gehouden als huisdieren. Ook is het verboden om grote katachtigen en primaten in Nederland te houden, alsmede diersoorten die op de Unielijst voor zorgwekkende invasieve uitheemse soorten staan. Voor beschermde uitheemse soorten gelden er onder het CITES-verdrag strenge regels over welke diersoorten wel of niet verhandeld mogen worden. Voor diersoorten, waarvoor geen verbod geldt om deze te houden, gelden er regels die als doel hebben de dieren te beschermen. Zo gelden er bijvoorbeeld regels voor het houden en verzorgen van (landbouw)huisdieren.
Erkent u dat een positieflijst voor zoogdieren, reptielen en vogels veel zou bijdragen aan het bestrijden van het houden van wilde dieren in Nederland? Wanneer kunnen we dergelijke positieflijsten verwachten?
Positieflijsten voor zoogdieren, reptielen en vogels worden opgesteld met het oog op dierenwelzijn en gevaar voor de mens. Een lijst van alle, in Nederland gehouden diersoorten wordt beoordeeld aan de hand van risicofactoren voor dierenwelzijn en gevaar voor de mens (letsel- en zoönoserisico). Deze lijst bevat zowel gedomesticeerde als uit het wild afkomstige diersoorten, die niet verboden zijn om in Nederland te houden (zie het antwoord op vraag 37). Positieflijsten zorgen ervoor dat het helder wordt welke diersoorten geen gevaar voor de mens opleveren en wat de welzijnsrisico’s zijn bij het houden van verschillende diersoorten. Nadat een positieflijst is vastgesteld, is het niet langer toegestaan bepaalde diersoorten te houden die nu in Nederland worden gehouden.
De Minister van LNV is gestart met het opstellen van een positieflijst voor zoogdieren. Zij verwacht een conceptlijst aan het einde van het jaar te kunnen consulteren op internetconsultatie.nl. De lijsten voor vogels, reptielen en amfibieën volgen later.
Kunt u bevestigen dat de mens tegenwoordig wereldwijd ook meer contact met wilde dieren heeft dan vroeger, vanwege de toenemende ontwikkeling van economische activiteiten zoals landbouw, houtkap, mijnbouw, en aanleg van infrastructuur, dorpen en steden in natuurgebieden? Zo nee, waarom niet?
Het is aangetoond dat meer diersoorten en populaties, die voorheen afgezonderd van mensen leefden, door de verstoring en vernietiging van habitats en ecosystemen nu wel in contact komen met de mens. Het kan overigens niet gezegd worden dat de mens gemiddeld meer contacten heeft met wilde dieren. Door toenemende urbanisatie neemt het aantal mensen dat in nauw contact staat met de natuur eerder af.
Onderschrijft u het wetenschappelijke feit dat voor virussen die aanvankelijk alleen in het (wilde) dierenrijk circuleren, er geen groepsimmuniteit voor mensen is opgebouwd en dat daarom juist dit soort virussen zeer gevaarlijk voor mensen zijn wanneer deze virussen van dieren op mensen overspringen?21
Virussen die via het dierenrijk bij de mens terecht komen kunnen een probleem vormen voor de gezondheid van individuele mensen. Zo’n virus is nieuw voor mensen en hierdoor kan de weerstand van mensen voor dit specifieke virus minder zijn. In de meeste gevallen gaat het om een eenmalige overdracht van dier naar mens en speelt het feit dat er geen groepsimmuniteit is geen rol. In uitzonderlijke gevallen, zoals nu bij SARS-CoV-2, kan het virus zich efficiënt verder verspreiden van mens tot mens. Dit is een gevaar voor de volksgezondheid.
Erkent u dat door de verkleining van het leefgebied van wilde dieren en door de opmars van agro-industriële monoculturen in die gebieden het grensvlak waarop mensen en (wilde) dieren elkaar treffen de laatste decennia veel groter is geworden?
Verandering van landgebruik en van landbouwsystemen zijn volgens onderzoek de oorzaak van een groot aantal van de overdrachten van dierziekten op mensen.
Zie ook het antwoord op vraag 39.
Erkent u dat door ontbossing, het verlies aan biodiversiteit en de toename van de agro-industriële monoculturen dierlijke virussen veel makkelijker dan voorheen kunnen rondwaren op het grensvlak waar (wilde) dieren en mensen elkaar treffen en daardoor ook makkelijker kunnen overslaan op mensen?22
Er zijn vele factoren van invloed op de problematiek van zoönosen, zoals beschreven bij mijn antwoorden hiervoor zoals vraag 8.
Kunt u derhalve de stelling onderschrijven die tal van virologen huldigen, dat het juist menselijke activiteit is die het risico op het overslaan van virussen van dieren op mensen veel groter heeft gemaakt?23
Het klopt dat bijvoorbeeld de manier waarop de mens met wilde dieren omgaat, en ook de wijze waarop zij met de natuur omgaat en het verlies van biodiversiteit in de wereld van invloed zijn op de problematiek van zoönosen.
Erkent u net als het UNEP dat veranderend landgebruik (bijvoorbeeld ontbossing) en wereldwijde intensivering van de landbouw tegenwoordig de twee belangrijkste drijvende krachten zijn achter het ontstaan en de verspreiding van zoönotische ziektes?24 Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 7, stelt het UNEP Frontiers rapport uit 2016 dat verandering van landgebruik in het verleden de belangrijkste risicofactor is voor het kunnen overdragen van infectieziekten van dier op mens. In uitzonderlijke gevallen, zoals nu bij SARS-CoV 2, kan het virus zich verder verspreiden van mens tot mens en spelen zaken als globalisering en reisgedrag een rol in de verspreiding.
Kunt u bevestigen dat Nederland de grootste importeur is van veevoer (soja) en palmolie van de Europese Unie?2526
Ja, Nederland is de grootste bruto importeur van sojabonen en sojameel in de EU.
Uiteindelijk wordt ongeveer 11% van deze soja-import in Nederland geconsumeerd. Dit volume is volledig afgedekt door de duurzaamheidscertificaten RTRS, Round Table on Responsible Soy, dat wil zeggen duurzaam en zonder ontbossing of ecosysteemconversie geproduceerd.
Soja die in Nederland wordt verwerkt tot veevoer en dierlijke producten en wordt uitgevoerd is afgedekt met certificaten onder de FEFAC Soy Sourcing Guidelines (SSG). Deze SSG garanderen dat de sojaproductie legaal was maar niet noodzakelijkerwijs vrij van ontbossing.
Binnen de EU is Nederland ook de grootste bruto importeur van palmolie. Ongeveer 12% wordt gebruikt door de Nederlandse veevoederbranche.
Inmiddels is alle palmolie die in voeding en diervoeders voor de binnenlandse markt wordt verwerkt gecertificeerd duurzaam. Palmolie wordt als duurzaam bestempeld als het voldoet aan de standaarden van de Roundtable on Sustainable Palm Oil (RSPO).
Wanneer naast de binnenlandse markt ook de palmolie wordt betrokken die in Nederland werd verwerkt in voedingsmiddelen voor de export, was 89 procent van de in 2018 geïmporteerde palmolie gecertificeerd duurzaam. Voor palmolie die in Nederland werd verwerkt tot diervoer was het aandeel duurzaam geproduceerd 68 procent; een forse toename ten opzichte van de 53 procent in 2016.
Erkent u dat de productie van palmolie en veevoer (soja) leidt tot ontbossing en het ontstaan van monoculturen in landen elders?
De productie van palmolie en de productie van soja in de tropen en subtropen is een belangrijke aanjager van ontbossing en een oorzaak van ecosysteemconversie. Om dat risico zoveel mogelijk te vermijden, kopen Nederlandse marktpartijen bij voorkeur gecertificeerde palmolie en soja.
Nederland zet zich in Europees en internationaal verband actief in voor verdere verduurzaming van de wijze waarop soja en palmolie worden geproduceerd, inclusief de milieuproblematiek, de verbetering van arbeidsomstandigheden en de naleving van mensenrechten. Zie verder het antwoord op vraag 48.
Daarnaast wil de EU minder afhankelijk worden van import en meer zelfvoorzienend worden in de (duurzame) productie van plantaardige eiwitten. In deze context werkt Nederland momenteel aan een nationale eiwitstrategie toegesneden op de Nederlandse situatie.
Kunt u bevestigen dat Nederland het land is met de hoogste veedichtheid ter wereld en dat het voer voor de dieren die in Nederland gefokt, gehouden en gedood worden voor een deel geïmporteerd wordt uit gebieden waar verregaande ontbossing plaatsvindt of heeft plaatsgevonden?27
Uit de Grondstoffenwijzer van de Nederlandse Vereniging voor de Diervoederindustrie (Nevedi) uit 2018 blijkt dat circa 67% van de door de Nederlandse veevoerindustrie verwerkte veevoergrondstoffen uit Europa afkomstig was (waarvan 12% uit Nederland), 20% uit Zuid-Amerika, 8% uit Noord-Amerika en 5% uit Azië. Voor het eerste deel van de vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 24. Met betrekking tot de herkomst van het diervoer wordt verwezen naar de antwoorden op vragen 45 en 46.
Erkent u dat Nederland als een van de grootste veroorzakers van wereldwijde ontbossing een extra grote verantwoordelijkheid heeft om te stoppen met het veroorzaken van ontbossing en de verdere toename van agro-industriële monoculturen een halt toe te roepen, zowel in eigen land als in het buitenland, om het risico op het ontstaan op zoönotische ziektes te verkleinen? Zo nee, waarom niet?
Dat in Nederland gevestigde ondernemingen een rol spelen in mondiale handelsketens maakt Nederland nog niet tot «een van de grootste veroorzakers van wereldwijde ontbossing». Het kabinet beseft dat grondstoffen worden geïmporteerd waarvan de productie kan leiden of heeft geleid tot ontbossing en zet zich daarom in voor de verduurzaming van de productie van die grondstoffen. Alhoewel het tegengaan van ontbossing primair de verantwoordelijkheid is van het land waar ontbossing plaatsvindt, zet het kabinet zich in voor het realiseren van volledig ontbossingsvrije handelsketens vanaf 2030, juist vanwege de erkenning dat bossen van groot belang zijn voor het bereiken van de klimaatdoelstellingen, het behoud van biodiversiteit en het grote belang van bossen voor de lokale bevolking. Samen met mijn collega voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft de Minister van LNV onze inzet geschetst in de brief van 9 maart jl. (Kamerstuk 30 196, nr. 708).
Vindt u het verantwoord om bestaande risico’s op een nieuwe uitbraak van een besmettelijke mens-op-mens-infectieziekte te laten voortbestaan in afwachting van een mogelijke nieuwe pandemische uitbraak?
De manier waarop mensen met dieren omgaan, maar ook de veranderingen aan ecosystemen en het verlies van biodiversiteit zijn zaken die de problematiek van zoönosen beïnvloeden. Daar is internationaal aandacht voor en zal de komende tijd aandacht voor moeten blijven. Hoe dan ook zal er altijd een risico op een nieuwe uitbraak blijven bestaan. Al eeuwenlang leven mens en dier samen. Het is aan onze en toekomstige generaties om ervoor te zorgen dat risico’s die daarbij horen zo klein mogelijk zijn.
Bent u bereid om gezamenlijk tot een alomvattend aanvalsplan te komen om het gevaar van overspringende zoönosen tussen landbouwdieren en wilde dieren, en mogelijke mens-op-mens besmettingen drastisch te verminderen?
Het kabinet zet zich in tegen schadelijke veranderingen in landgebruik, zoals ontbossing, en voor het behoud van biodiversiteit en is goed voorbereid op uitbraken van zoönosen door de Nederlandse zoönosestructuur. Het doet dit in goede samenwerking met zijn Europese en internationale partners. Het kabinet zal zich ervoor blijven inzetten dat de risico’s zo klein mogelijk zijn of kleiner worden.
Bent u bereid deze vragen een voor een en op korte termijn te beantwoorden gelet op het actuele en grote maatschappelijke belang om dit soort pandemieën in de toekomst te voorkomen?
Gezien de vragen interdepartementale afstemming vereisten, zijn de vragen niet binnen de gebruikelijke termijn beantwoord. Uw Kamer is daarvan eerder op de hoogte gesteld bij brief op 24 april jl.
Het bericht ‘Corona-app dreigt te mislukken door enorme haast van kabinet’ |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Corona-app dreigt te mislukken door enorme haast van kabinet»?1
Kunt u nader ingaan op de tijdlijn voor de ontwikkeling van de vorige week aangekondigde Corona-app? Wat is de reden dat op zaterdag, zonder dat dit is aangekondigd tijdens het debat op 8 april, een tender online werd geplaatst? Waarom is de deadline van die tender gezet op dinsdag 14 april 2020, 12:00 uur, net na Pasen?
Vindt u dit een realistische deadline voor experts en bedrijven om een gedegen reactie op de tender voor te bereiden? Hoe zijn de deadlines met betrekking tot de ontwikkeling van de app (18 april een publieke proef en eind van de maand gereed voor verspreiding) tot stand gekomen? Vindt u dit realistische deadlines om een app te ontwikkelen en te waarborgen dat de app aan alle in de tender beschreven uitgangspunten voldoet? Kunt u daarbij specifiek ingaan op de uitgangspunten met betrekking tot de cyberveiligheid? Kunt u onderbouwen in hoeverre het onder deze strenge deadlines mogelijk is om een veilige app te bouwen?
Kunt u uitsluiten dat u reeds een voorkeur voor een bepaalde aanbieder van een Corona-app heeft? Is er de afgelopen weken reeds contact geweest met aanbieders van Corona-apps? Zo ja, welke?
Waarom vraagt de aanbesteding uitsluitend om reeds bestaande, uitontwikkelde en werkende oplossingen? Worden hiermee innovatieve oplossingen die op dit moment nog niet volledig zijn uitontwikkeld niet ten onrechte uitgesloten?
Hoe zijn de uitgangspunten in de tender tot stand gekomen? Waarom staat opensource niet als uitgangspunt in de tender, aangezien u tijdens het debat op 8 april jl.: «Open source: dat kan ik me ook heel goed voorstellen» zei?
Heeft u de brief van een groep van zestig wetenschappers en experts over de corona-apps gelezen? Bent u het ermee eens dat het vertrouwen van wetenschappers en experts in de apps van groot belang is voor de effectiviteit van de apps, indien deze worden ingezet? Wat doet u om dat vertrouwen te creëren?
Kunt u deze vragen voor het debat op donderdag 16 april beantwoorden?
De situatie in de verpleeghuizen |
|
Lilian Marijnissen , Maarten Hijink |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Kunt u aangeven wat de huidige situatie in de verpleeghuizen is sinds de coronacrisis?1
Het aantal bevestigde besmettingen van COVID-19 wordt in de verpleeghuizen door de specialisten ouderengeneeskunde geregistreerd. De specialisten ouderengeneeskunde en de medisch microbiologische labs melden een besmetting bij de GGD. De GGD geeft de cijfers door aan het RIVM.
In mijn brieven van 15 april jl.2, 21 april jl.3, 6 mei jl.4 ben ik ingegaan op het beeld van het aantal COVID-19 besmettingen en COVID-19 sterfte in verpleeghuizen. In mei schatte het RIVM (peildatum 18 mei jl.) dat tot dan toe bij ruim 7.900 bewoners van verpleeghuizen een COVID-19-besmetting is bevestigd, waarvan ruim 2.500 mensen als overleden zijn gemeld.5 Het totaal aantal verdenkingen van een COVID-19-besmetting in verpleeghuizen bedraagt 4.550 (peildatum 15 mei).6 Om nog beter zicht te krijgen op de ontwikkelingen is afgesproken dat de gegevens uit de EPD’s aan het RIVM verstrekt worden. Daarbij werken Verenso, ActiZ en het RIVM samen.
Op dit moment schat het RIVM (peildatum 6 juli jl.) dat tot nu toe bij ruim 8.400 bewoners van verpleeghuizen een COVID-19-besmetting is bevestigd, waarvan ruim 2.800 mensen als overleden zijn gemeld.7
Uit de beschikbare cijfers blijkt dat veel mensen in verpleeghuizen getroffen zijn door COVID-19. Is er eenmaal sprake van een bevestigde besmetting, dan is de kans op verdere verspreiding groot op de locatie. Bemoedigend is echter dat de maatregelen die we inzetten in de verpleeghuizen zodanig werken dat het aantal meldingen van nieuwe verpleeghuislocaties met minimaal één besmetting per dag afvlakt. Daarop lijkt het samenspel van de in de afgelopen periode genomen maatregelen effect te sorteren. Tegelijkertijd is duidelijk dat verpleeghuizen een zware tijd hebben. Uit de EPD-registraties komt naar voren dat de kans dat de sterftecijfers in verpleeghuizen zullen toenemen groot is. Mijn aandacht voor verpleeghuizen zal onverminderd doorgaan.
Welke cijfers heeft u over de situatie in de verpleeghuizen sinds het begin van de coronacrisis?
Zie antwoord vraag 1.
Komt er ook een aanpak voor de situatie in de verpleeghuizen, aangezien er een plan ligt voor de IC-capaciteit in de ziekenhuizen?
Mijn aanpak voor de verpleeghuizen spitste zich de afgelopen maanden toe op drie lijnen: (1) gefaseerde en gecontroleerde aanpassing van de bezoekregeling, (2) leren van elkaar en (3) innovatieve behandelmethodes.
In mijn brieven «COVID-19 update stand van zaken» aan uw Kamer heb ik u uitgebreid geïnformeerd over de gecontroleerde en gefaseerde aanpak van de bezoekregeling. Inmiddels is de situatie zo dat er op voorhand geen beperkingen meer gelden voor het ontvangen van bezoek, noch wat betreft aantal bezoekers noch wat betreft de frequentie van bezoek. Indien er op een locatie sprake is van één of meer COVID-19 besmettingen dan is bezoek alleen mogelijk met toestemming van de beheerder.
In eerdere brieven heb ik reeds aangegeven dat zorgaanbieders die dat willen, ondersteuning kunnen krijgen. In mijn brief van 3 juni (Kamerstukken 25 295, nr. 386) ga ik in op «leren van elkaar». Ik heb daartoe de kenniscoalitie vormgegeven. Dat is een samenwerkingsverband dat bestaat uit de GGD’en, ActiZ, de Antibiotica Resistentie (ABR)-zorgnetwerken, de Academische Werkplaatsen ouderenzorg en «Waardigheid en Trots op locatie».
Naast de voortdurende inspanningen om snel een vaccin tegen het coronavirus tot onze beschikking te hebben, werken vele onderzoekers aan innovatieve behandelingen tegen COVID-19. Dit type behandelingen kan hopelijk bijdragen aan een beter en sneller herstel en ervoor zorgen dat patiënten minder restschade overhouden na besmetting met het coronavirus. Ik wil waar nuttig en mogelijk ook dergelijke behandelingen verder helpen om er zo voor te zorgen dat behandelingen zo snel mogelijk beschikbaar kunnen komen. Om die reden investeert het kabinet breed in corona gerelateerd onderzoek. In mijn brief van 24 juni jl. heb ik toegelicht op welke manier het kabinet dat doet.
Kunt u een overzicht geven van het aantal vermoedelijke en vastgestelde besmettingen en overlijdens in verpleeghuizen sinds het begin van de coronavirus? Wat zijn de verschillende scenario’s bij een verdere toename van besmettingen in verpleeghuizen?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u een overzicht geven van hoeveel beschermende middelen per week verstrekt zijn aan de verpleeghuizen en wat per week nodig is?
Verpleeghuizen kunnen via de webportal van het LCH aanvragen welke beschermingsmiddelen zij nodig hebben. Het LCH heeft aangegeven dat zij op dit moment kunnen voldoen aan de vraag en daarmee ook aan de vraag vanuit de verpleeghuizen. Op de webpagina8 van het LCH zijn gegevens te vinden over de bij het LCH beschikbare voorraad en de verwachte vraag. Op 6 april is het testbeleid aangepast en kunnen alle zorgmedewerkers met lichte klachten getest worden, waaronder de medewerkers van verpleeghuizen.
Kunt u de Kamer informeren hoe u meer beschermende middelen en testen inzet in de verpleeghuizen?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u aangeven hoeveel meldingen de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft gehad over de verpleeghuizen sinds het begin van de coronacrisis?
De IGJ ontving ten aanzien van de verpleeghuiszorg ongeveer 90 corona gerelateerde meldingen bij het Meldpunt van de IGJ (voor meldingen van zorgaanbieders, zorgverleners en fabrikanten) sinds 1 maart 2020. Deze meldingen hebben met name betrekking op persoonlijke beschermingsmiddelen, testbeleid en besmettingen. Daarnaast haalt de IGJ signalen op uit de sector door middel van belrondes naar bijna alle (bij IGJ bekende) zorgaanbieders van verpleeghuiszorg. Ook het Landelijk Meldpunt Zorg (voor vragen of klachten van burgers) ontvangt signalen.
Kunt u in uw wekelijkse update over het coronavirus uitgebreider ingaan op de situatie specifiek in de verpleeghuizen?
Ja. De afgelopen weken heb ik de Kamer wekelijks uitgebreid geïnformeerd over de situatie in de verpleeghuizen. Ondertussen heb ik u ook de brief «Lessen verpleeghuizen met het oog op een eventuele tweede golf» gestuurd.
Wilt u deze schriftelijke vragen beantwoorden in plaats van de antwoorden algemeen mee te nemen in uw wekelijkse update over de ontwikkelingen van het coronavirus? Zo nee, waarom niet?
Ja. Wel met de opmerking dat de vragen en antwoorden ook in de reguliere Kamerdebatten en de daarvoor verstuurde brieven terugkomen.