De berichten over fraude in de champignonteelt |
|
Frans Weekers (VVD) |
|
Piet Hein Donner (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Fraude is wijder verbreid dan de champignonteelt»?1
Ja.
Welke andere overheidsdiensten waren naast de Arbeidsinspectie en de Belastingdienst betrokken bij deze interdisciplinaire controles? Was bijvoorbeeld de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) ook aanwezig? Zo nee, waarom niet?
Het Interventieteam Champignons is actief geweest onder verantwoordelijkheid van de Arbeidsinspectie. Naast de Belastingdienst, waren ook de SIOD, de (vreemdelingen)politie, Regionale Coördinatiepunten Fraudebestrijding, gemeenten en het Openbaar Ministerie betrokken bij het interventieteam.
Worden de overige champignontelers ook nog gecontroleerd gelet op het percentage frauderende bedrijven in deze sector? Zo nee, waarom niet?
De inspecties zijn uitgevoerd in de regio’s oostelijk Noord-Brabant, Limburg en Gelderland-Zuid. Deze gebieden zijn bewust gekozen omdat hier sprake is van een zeer grote concentratie van bedrijven in de champignonteelt.
De activiteiten van het interventieteam krijgen een vervolg op grond van de uitgevoerde inspecties. De aanpak in samenwerking met andere diensten zal daarmee worden voortgezet. Het interventieteam bepaalt op basis van risicoanalyses en signalen (waaronder meldingen) vooraf of, en welke ondernemingen worden geïnspecteerd en welke instrumenten worden ingezet.
Op welke wijze wordt er invulling gegeven aan het ontnemen van onrechtmatig verkregen voordeel opdat het lucratieve karakter van deze oneerlijke handelspraktijken wordt ontnomen?
Naar aanleiding van inspecties wordt door de Belastingdienst voor een totaal bedrag van
€ 651.482 aan naheffingen en voor een totaal bedrag van € 120.335 aan boetes opgelegd. Daarnaast is door de Arbeidsinspectie voor een bedrag van € 784.500 aan boetes opgelegd. Verschillende onderzoeken zijn nog niet afgerond, de verwachting is dat de op te leggen correcties en boetes nog verder zullen oplopen.
Indien onderbetaling onder het wettelijk minimumloon is geconstateerd en de werkgever het loon niet nabetaalt, wordt aan de werkgever een last onder dwangsom opgelegd om alsnog het verschuldigde loon aan de werknemer uit te betalen.
Met de naheffingen door de Belastingdienst krijgt deze dienst binnen waar «zij recht op heeft». Door de ondernemingen daarnaast ook te beboeten wordt het «lucratieve karakter» teniet gedaan.
Ziet u aanleiding voor soortgelijke acties in de fruitteelt en vollegrondsteelt waar ook sprake zou zijn van malafide opererende bedrijven? Zo nee, waarom niet?
In alle sectoren van de land- en tuinbouw zijn handhavingspartners actief en worden ondernemingen geïnspecteerd. Zowel door de Arbeidsinspectie als door de Belastingdienst en andere interventieteamdeelnemers. Met de continue handhavingsdruk is het overtredingenpercentage de laatste jaren aanzienlijk afgenomen. Naast de reguliere inspecties heeft de Arbeidsinspectie in 2005–2006 het interventieteamproject Teelten (fruit & vollegrondsteelt) geleid. De bevindingen gaven geen aanleiding om de interventieteamactiviteiten voort te zetten. Handhaving geschiedt thans door middel van reguliere inspecties.
Indien risicoanalyses en/of signalen vanuit de branche daartoe aanleiding geven, wordt een interventieteam opgericht, zoals bijvoorbeeld in de glastuinbouw in en om het Westland. Daarnaast wordt met de brancheorganisatie LTO Nederland met regelmaat overleg gevoerd om te bezien op welke wijze malafiditeit en fraude voorkomen kan worden.
Heeft u een indicatie van de omvang van deze fraude en in hoeverre bonafide bedrijven hierdoor in hun gezonde bedrijfsvoering worden geraakt?
Op basis van de uitgevoerde inspecties blijkt dat bij relatief veel bedrijven overtredingen zijn geconstateerd (bij 27 telers van de 98 onderzochte bedrijven) binnen de champignonbranche. De inspecties bij de champignonkwekers leveren een afwijkend beeld op ten opzichte van de inspecties in de gehele branche van de land- en tuinbouw (LTB). Bij de in 2005 in de LTB geïnspecteerde ondernemingen werd bij 17,5% een overtreding geconstateerd. In 2006 en 2007 daalde dit tot 13%, om in 2008 verder te dalen tot 11%. In 2009 constateerde de Arbeidsinspectie 10% overtredingen. De Arbeidsinspectie inspecteert risicogericht, zodat de bevindingen niet representatief zijn voor de gehele sector. Het is evident dat fraude tot concurrentieverstoring leidt, maar het is niet bekend in welke mate bonafide bedrijven daardoor geraakt worden.
Heeft u een verklaring voor het feit dat de misstanden onopgemerkt tot deze omvang hebben kunnen uitgroeien? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet? Wat heeft u uiteindelijk doen besluiten om juist in dit stadium tot deze interdisciplinaire controles over te gaan?
Voorafgaande aan de start en inzet van het interventieteam hebben de diensten in de reguliere activiteiten geconstateerd dat in champignonteelt illegaal personeel werd ingezet en dat steeds vaker bijzondere constructies bij het verrichten van arbeid werden toegepast (zoals «schijn-zelfstandigen»). Ook andere diensten (dan Arbeidsinspectie en SIOD) werden geconfronteerd met signalen over ontduiking van wetgeving. Dit heeft ertoe geleid dat in 2007 een interventieteam is ingesteld, mede op basis van de door de Arbeidsinspectie en SIOD uitgevoerde risicoanalyses. Het interventieteam, met de deelnemers zoals omschreven in antwoord 2, heeft van september 2007 tot en met september 2009 inspecties uitgevoerd, de activiteiten van het team zullen op grond van de inspectieresultaten worden voortgezet.
Bent u voornemens om het toezicht dusdanig in te richten dat dergelijke grootschalige misstanden in een willekeurige sector in de toekomst wordt voorkomen? Zo ja, op welke wijze gaat u hieraan invulling geven? Zo nee, waarom niet?
De inspanningen van de SIOD en de Arbeidsinspectie om arbeidsmarktfraude tegen te gaan zullen ook in de komende jaren onverminderd worden voortgezet. Zo zal de SIOD voor de Arbeidsinspectie in steeds meer branches risicoanalyses uitvoeren en zal waar nodig strafrechtelijke handhaving worden toegepast (OM en SIOD) in aanvulling op de bestuursrechtelijke aanpak.
Ook door de Belastingdienst worden signalen uit branches, zoals deze, meegenomen in risicoanalyses. Hierop worden toekomstige interventies gebaseerd.
Indien daartoe aanleiding is wordt in interventieteams multidisciplinair met andere diensten samengewerkt om «uitwassen» vanuit verschillende invalshoeken tegen te gaan. Op dit moment zijn in verschillende sectoren (zoals schoonmaak, champignons, glastuinbouw en uitzendbureaus) interventieteams actief. Met de brancheorganisaties uit de zgn.»risico-sectoren» vindt regelmatig overleg plaats over mogelijke misstanden en hoe die gezamenlijk kunnen worden aangepakt. Sociale partners zijn immers verantwoordelijk voor de handhaving van CAO-bepalingen.
Inkomens boven de Balkenendenorm van bestuurders in de zorg |
|
Henk van Gerven , Trix de Roos , Renske Leijten |
|
Ab Klink (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het feit dat de directeuren B. V. en P. V. van het Admiraal de Ruyter Ziekenhuis 384.000 respectievelijk 367.000 euro hebben gekost in 2009?1
Voor de volledigheid wil ik er op wijzen dat de twee genoemde directeuren extern waren ingehuurd. In de door u genoemde bedragen zit dan ook meer dan alleen hun inkomenscomponent. In de toelichting op dit punt in het jaarverslag staat dat deze bedragen de optelsom zijn van hetgeen aan het interim-bureau moest worden betaald plus wat aan onkosten en aan BTW moest worden betaald.
Ik vind dat in de Beloningscode Bestuurders in de Zorg (BBZ) in paragraaf 10 een goed uitgangspunt is neergelegd voor interim-bestuurders: zij mogen geen hogere beloning hebben dan die van een vaste bestuurder plus een opslag die afhankelijk is van de duur van de interim-periode en de zwaarte van de klus. De BBZ is echter ingegaan ruim nadat genoemde bestuurders aan de slag zijn gegaan. Mijn indruk is dat men daar in dit geval bij in de buurt komt.
Is het waar dat zij beiden een inkomen boven de Balkenendenorm hebben genoten na aftrek van de kosten van het detacheringsbureau? Wat waren de kosten die naar het detacheringsbureau zijn gegaan? Bent u bereid dit precies uit te zoeken? Zo nee, waarom niet?
Het is altijd moeilijk om precies het inkomensdeel te achterhalen wanneer er sprake is geweest van inhuur van externen. Daarom spreekt mij ook de benadering van de BBZ zo aan waar ik in mijn antwoord op vraag 2 aan refereerde. Voor het beleid van het kabinet bij de inkomens van bestuurders van zorginstellingen verwijs ik u naar mijn antwoorden op de twee door u genoemde sets aan vragen van de leden Van Miltenburg en Agema.
Is het waar dat het salaris in 2010 ook boven de Balkenendenorm ligt?
Dat moet blijken uit het jaarverslag van 2010 dat uiterlijk in juni 2011 wordt gepubliceerd.
Om welke reden achtte de raad van toezicht het nodig om een salaris boven de Balkenendenorm voor beide directeuren af te spreken? Vindt u een salaris beneden de Balkenendenorm niet voldoende voor deze ziekenhuisdirecteuren?
De Raad van Toezicht heeft dat in het jaarverslag niet nader toegelicht.
Voor het overige verwijs ik naar mijn antwoorden op de twee door u genoemde sets aan vragen van de leden Van Miltenburg en Agema.
Is het bericht waar dat een crisismanager bij GGZ Delfland 65.000 euro per maand opstreek en 400.000 euro in een half jaar heeft gekost?2
Zie mijn antwoorden op de twee door u genoemde sets aan vragen van de leden Van Miltenburg en Agema.
Wat is uw oordeel over het feit dat een directeur die vertrekt vanwege een verschil van inzicht na twee jaar gewerkt te hebben bij GGZ Delfland twee ton meekrijgt bij zijn vertrek? Is dit conform wet- en regelgeving?
Raden van Toezicht moeten bij het vertrek van leden van Raden van Bestuur handelen conform de arbeidsovereenkomst die met hen is aangegaan. Indien er aanleiding is om zodanig verwijtbaar handelen bij een bestuurder vast te stellen dat dit tot een afwijkende afhandeling van het arbeidscontract kan leiden, dan moet een Raad van Toezicht niet aarzelen om zulks te doen, echter alleen indien het vertrouwen bestaat dat dit bij rechtelijke toetsing stand houdt.
Wat zijn uw mogelijkheden om op te treden tegen dergelijke uitwassen zowel bij het Admiraal de Ruyter Ziekenhuis als bij GGZ Delfland?
Zie mijn antwoord op vraag 5 van het lid Van Miltenburg en het antwoord op de vragen 4 en 6 van het lid Agema.
Acht u het niet uw plicht er voor te zorgen dat zo snel mogelijk voor directeuren in de zorg de Balkenendenorm als maximum gaat gelden, omdat het geld beter aan zorg en handen aan het bed kan worden besteed? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 5 van het lid Van Miltenburg en het antwoord op de vragen 4 en 6 van het lid Agema.
Speculatie op Griekse staatsobligaties door het ABP |
|
Ewout Irrgang |
|
Piet Hein Donner (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Vindt u het opmerkelijk dat het ABP in 2009 voor maar liefst 2,3 miljard euro aan Griekse obligaties in bezit had?1
Uit de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling volgt dat pensioenfondsen een beleggingsbeleid dienen te voeren dat in overeenstemming is met de zogenaamde «prudent-person» regel. Pensioenfondsen dienen beleggingen aan te gaan in het belang van aanspraak- en pensioengerechtigden op een zodanige wijze dat de veiligheid, de kwaliteit, de liquiditeit en het rendement van de portefeuille als geheel zijn gewaarborgd. Dat houdt onder meer in dat beleggingen moeten aansluiten bij de aard en de duur van de gedane pensioentoezeggingen.
Pensioentoezeggingen hebben doorgaans een nominaal karakter en een lange looptijd. De aard van de pensioenverplichtingen komt daarom overeen met vastrentende beleggingen die geen of zeer beperkt kredietrisico hebben. Dit zijn bijvoorbeeld staatsobligaties en renteswaps. Met het oog op risicobeheersing beleggen pensioenfondsen substantieel in vastrentende waarden, waaronder staatsobligaties, al dan niet binnen de eurozone.
Op geaggregeerd niveau bestond de beleggingsportefeuille van Nederlandse pensioenfondsen ultimo 2009 voor 49,5% uit vastrentende waarden (circa 329 miljard euro). Hiervan hadden pensioenfondsen ultimo 2009 voor 3,7 miljard euro in Griekenland belegd, wat overeenkomt met ongeveer 0,6% van het totale belegd vermogen van pensioenfondsen.
Er kan niet worden ingegaan op beslissingen die individuele pensioenfondsen nemen ten aanzien van beleggings- en risicobeleid en implementatie en toepassing van dat beleid. De primaire verantwoordelijkheid daarvoor berust bij het bestuur, waarop wordt toegezien door een vorm van intern toezicht. Het is aan het pensioenfondsbestuur het beleid en uitvoering te verantwoorden aan belanghebbenden bij het fonds en de externe toezichthouders DNB en AFM.
Kunt u bevestigen dat het aandeel Griekse obligaties 6% was, terwijl de grootte van de Griekse economie een aandeel van 0,6% zou rechtvaardigen, wanneer er gespreid was belegd op basis van het aandeel in de wereldeconomie?
Zie het antwoord op vraag 3.
Kunt u bevestigen dat er met een dusdanig groot aandeel aan Griekse obligaties een zeer risicovolle positie is ingenomen?
Een minister heeft geen dieper inzicht in de samenstelling van de beleggingsportefeuille van het ABP dan u. Vandaar dat bovenstaande niet kan worden bevestigd noch ontkent. Zoals eerder aangegeven kan niet worden ingegaan op beslissingen die individuele pensioenfondsen nemen ten aanzien van o.m. beleggings- en risicobeleid en implementatie en toepassing van dat beleid.
Hoe beoordeelt De Nederlandsche Bank (DNB) deze opmerkelijke grote en riskante positie in haar rol als toezichthouder op de pensionfondsen?
In de regelgeving is als uitgangspunt genomen dat een pensioenfonds zelf verantwoordelijk is voor het gevoerde beleggingsbeleid. De Pensioenwet schrijft voor dat pensioenfondsen een beleggingsbeleid voeren in overeenstemming met de prudent-person regel. Hierin staat onder andere beschreven dat de beleggingen van pensioenfondsen naar behoren moeten worden gediversifieerd, zodat concentratierisico’s in de portefeuille worden vermeden. Het is van belang dat de risico’s van de beleggingen afdoende in kaart zijn gebracht en worden beheerst, bijvoorbeeld door voldoende buffers aan te houden. De risico’s die worden aangegaan moeten bovendien passen binnen de totale financiële opzet van het fonds. Het fonds moet de risico’s kunnen inschatten en kunnen dragen. Binnen deze kaders voert DNB haar toezicht uit. Over een individueel pensioenfonds worden geen mededelingen gedaan.
Hoe beoordeelt DNB de uitbreiding van een toch al opmerkelijk grote positie in Griekse staatsobligaties terwijl de Griekse staatsschuld in het afgelopen jaar voortdurend ter discussie stond?
Zie het antwoord op vraag 4. Verder kan DNB niet ingaan op instellingspecifieke vragen.
Heeft het ABP volgens u gegokt op de redding van Griekenland?
Zie het antwoord op vraag 3.
Wat vindt DNB ervan dat het ABP behalve het noemen van een «negatieve impact van de exposure op Griekse obligaties» geen aandacht besteedt in haar jaarverslag aan de speculatie met Griekse staatsobligaties?
Het is voor DNB niet toegestaan om instellingspecifieke vragen te beantwoorden.
Wanneer in 2009 heeft het ABP haar positie uitgebreid?
Zie het antwoord op vraag 7.
Wanneer was DNB voor het eerst op de hoogte van de uitbreiding van de positie in Griekse obligaties?
Zie het antwoord op vraag 7.
Hoe beïnvloedt een afwaardering van de ratings op staatsobligaties de dekkingsgraad van een pensioenfonds?
Een downgrade van Griekse staatsobligaties leidt tot een waardeverlies van deze obligaties, met als gevolg een verminderde waarde van de activakant van een pensioenfonds en dus een verslechtering van de dekkingsgraad. Naast het directe effect van waardeverlies kunnen pensioenfondsen ook op indirecte wijze worden geraakt door een downgrade van Griekse staatsobligaties. Bijvoorbeeld door besmettingsgevaar naar andere landen, door een daling van de aandelenkoersen wereldwijd vanwege de toegenomen nervositeit of door waardeverlies van de euro vanwege het gedaalde vertrouwen. Verdere downgrades kunnen ook leiden tot mogelijke liquiditeitseffecten voor pensioenfondsen. Immers, indien pensioenfondsen staatsobligaties uit de periferielanden als onderpand hebben afgegeven, kan een downgrade van dit overheidspapier pensioenfondsen dwingen om onderpand bij te storten.
Is het bij DNB bekend in hoeverre pensioenfondsen zich hebben verzekerd tegen een default op Griekse staatsobligaties?
Bij het beleggings- en risicobeleid kunnen pensioenfondsen gebruik maken van instrumenten die bepaalde risico’s afdekken. Pensioenfondsen kunnen bijvoorbeeld het risico op default van overheden afdekken met een credit default swap. Ook kunnen pensioenfondsen ervoor kiezen om in afwijking van het strategische beleggingsbeleid tijdelijk minder te investeren in bepaalde staatsobligaties. DNB betrekt de ingezette instrumenten bij haar beoordeling van de financiële positie van pensioenfondsen.
Kunt een overzicht geven van de posities van de Nederlandse grote pensioenfondsen in Griekse staatsobligaties en in hoeverre zij zich tegen de risico’s hebben verzekerd?
Het is voor DNB niet toegestaan om instellingspecifieke gegevens te verstrekken. Wel kan op geaggregeerd niveau een overzicht van de posities van Nederlandse pensioenfondsen in Griekenland worden gegeven.
Nederlandse pensioenfondsen hadden ultimo 2009 voor circa 3,7 miljard euro in Griekenland belegd, waarvan 91% bestond uit Griekse staatsobligaties. Deze 3,7 miljard euro betreft ongeveer 0.6% van het totale belegd vermogen van pensioenfondsen. Een volledig verlies van deze beleggingen komt overeen met een verlies van ongeveer 0.6 dekkingsgraadpunten.
De indirecte exposure die pensioenfondsen lopen via (interne) beleggingsinstellingen is niet meegenomen in de bovenstaande berekening.
Is het waar dat het helpen van de pensioenfondsen een van redenen was om steun aan Griekenland te verlenen?
Zie het antwoord op vraag 14.
Heeft de uitbreiding van het pakket aan Griekse obligaties tot 2,3 miljard euro van het ABP de noodzaak vergroot om steun te verlenen aan Griekenland?
Het eurozone IMF steunpakket voor Griekenland is opgezet om de financiële stabiliteit in de eurozone te waarborgen. In de analyse is uiteraard ook gekeken naar van verwevenheid van de financiële sector omdat dit een belangrijke rol speelt in de financiële stabiliteit, maar in die analyse hebben de belangen van individuele financiële instellingen geen rol gespeeld.
Het uitblijven van een cao-akkoord voor gemeenteambtenaren |
|
Sadet Karabulut |
|
Wat vindt u van de weigerachtige opstelling van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) om te komen tot een cao gemeenten voor 2009 en 2010, terwijl lokale overheden in hun begrotingen 2009 en 2010 wel rekening houden met loonstijgingen van minimaal 2% en in het sociaal akkoord 2009 de afspraak is gemaakt dat de loonontwikkeling in de publieke sector, de loonontwikkeling in de private sector zou volgen?1en2
Gelet op het feit dat op 14 mei 2010 een principeakkoord voor een arbeidsvoorwaardenakkoord voor de sector gemeenten tot stand is gebracht, acht ik het niet opportuun om in te gaan op deze vraag. Dit geldt ook voor de vragen twee en drie. Los hiervan heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een geheel eigen verantwoordelijkheid in de totstandkoming van een arbeidsvoorwaardenovereenkomst en is het niet aan mij om een uitspraak te doen over de opstelling van de VNG in deze.
Bent u ervan op de hoogte dat conform afspraken in het aanvullend bestuursakkoord de uitkering van het gemeentefonds in 2009 met 5,88% is gestegen en dat gemeenten in 2010 en 2011 voor begrote prijs- en loonstijgingen 0,48% compensatie krijgen?
Zie antwoord op vraag 1.
Deelt u de mening dat conform het sociaal akkoord van maart 2009 en de cao-ontwikkeling in de marktsector (gemiddeld 2,9% in 2009), gemeenteambtenaren op zijn minst structurele prijscompensatie dienen te krijgen van in totaal 2,75% over 2009 en 2010? Zo ja, bent u bereid dit kenbaar te maken bij de VNG en te bewerkstelligen dat de werkgevers instemmen met de structurele prijscompensatie voor 2009 en 2010 voor gemeenteambtenaren? Zo nee, vindt u het eerlijk dat de colleges van B&W zowel in 2009 als in 2010 wel een loonsverhoging van 3% krijgen?
Zie antwoord op vraag 1 met de volgende aanvulling. De rechtspositie van burgemeesters en wethouders volgt die van het personeel in de sector Rijk. Hierdoor wijkt zij op onderdelen af van die van het gemeentelijke personeel. Dit systeem betekent dat ook de arbeidsvoorwaardenonderhandelingen plaatsvinden in twee te onderscheiden sectoren. Voor die scheiding is bewust en op goede gronden gekozen, omdat anders de werkgeversdelegatie van de gemeenten (die bestaat uit burgemeesters en wethouders) over de eigen arbeidsvoorwaarden zou onderhandelen. Overigens is er in het arbeidsvoorwaardenakkoord Rijk, die dus ook geldt voor de burgemeesters en wethouders, en die is afgesloten in 2007, geen sprake van een loonsverhoging van 3% in zowel 2009 als 2010.
Wat is uw oordeel over het feit dat gemeenten in totaal 1,7 miljard op jaarbasis uitgeven aan inhuur van extern personeel – dat wel tot drie keer zo duur is – terwijl zij, ondanks een structurele extra toename van het gemeentefonds van 668 miljoen euro vanaf 2009 tot op heden weigeren de vuilnismannen, straatvegers en toezichthouders prijscompensatie te geven opdat zij niet minder overhouden in de portemonnee? Hoe verhoudt dit zich tot uw voornemen om te bezuinigen op inhuur van externen door gemeenten?3en4
Het is niet aan mij om een oordeel te hebben over de gemeentelijke bedrijfsvoering. Los daarvan maak ik u erop attent dat in het principeakkoord van de sector gemeenten is afgesproken om het aantal externen waar mogelijk terug te dringen.
Deelt u de mening dat gemeenten de crisis niet moeten misbruiken en dat zij het uitvoerend personeel zoals vuilnismannen, straatvegers en toezichthouders, die in de laagste salarisschalen zitten en bij wie koopkrachtverlies er iedere keer weer extra hard inhakt, prijscompensatie moeten bieden, bijvoorbeeld door een deel van het budget dat nu uitgegeven wordt aan de inhuur van externen daarvoor te bestemmen? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Het is niet aan mij om een oordeel te hebben over de gemeentelijke bedrijfsvoering. Op zichzelf heb ik begrip voor de terughoudende opstelling van de VNG gezien de budgettaire druk als gevolg van de crisis.
Is het waar dat onder andere het gemeentebestuur van Amsterdam kenbaar heeft gemaakt geen loonsverhoging van 3% voor zichzelf te willen ontvangen? Zo ja, wanneer en op welke wijze? Zijn er nog meer gemeentebesturen die dit verzoek bij u hebben neergelegd? Wat heeft u met dergelijke verzoeken gedaan?
Het klopt dat het gemeentebestuur van Amsterdam het verzoek heeft gedaan om voor hen in 2010 en in 2011 de nullijn te laten gelden. Het gemeentebestuur heeft dit in februari 2010 met een brief aan mijn ambtsvoorganger kenbaar gemaakt. Ik heb aan het gemeentebestuur van Amsterdam uitgelegd waarom zij niet aan dit verzoek kon voldoen. Deze brief met kenmerk 2010–0000101742 heb ik bijgevoegd.5
De wethouders van Westervoort hebben een vergelijkbaar verzoek ingediend. In lijn met het antwoord aan het gemeentebestuur van Amsterdam heb ik dit verzoek geweigerd. Deze brief met kenmerk 2010–0000123944 heb ik ook bijgevoegd.
Het jaarsalaris van de directeur van SNV Nederland |
|
Ewout Irrgang |
|
Maxime Verhagen (minister buitenlandse zaken, minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Omdat ze het waard zijn»?1 Is het waar dat de directeur van SNV Nederland in 2008 een jaarsalaris van bruto 151 634 euro verdiende, ver boven de DG-norm van 121 000 euro?
Ja.
Volgens opgave van SNV in het Annual Report 2008 bedroeg het jaarsalaris (incl. vakantiegeld) van de directeur 151.634 euro bruto.
Is het waar dat de SNV de code Wijffels onderschrijft waarin staat aangegeven dat de salariëring moet worden gebaseerd op een gelijkwaardige functie bij de rijksoverheid? Kunt u aangeven op welke functie binnen de rijksoverheid het salaris van de directeur is gebaseerd?
SNV onderschrijft wel de code Wijffels inzake goed bestuur, maar niet inzake de beloning van directeuren. Het salaris van de SNV directeur, dat wordt vastgesteld door de Raad van Toezicht van SNV, ligt onder de WOPT norm2 van euro 188.000 in 2009.
Na de verzelfstandiging van SNV per 1 januari 2003 is het SNV loongebouw niet meer vergelijkbaar met het loongebouw van de rijksoverheid.
Het ligt in de rede dat de DG-norm ook voor SNV zal gaan gelden, mocht na 2015 een nieuwe subsidieovereenkomst met de organisatie worden gesloten.
Is het waar dat er bij de aanstelling van de directeur een groot bedrag in zijn pensioenfonds is gestort dat niet in de jaarverslagen is opgenomen? Kunt u duidelijkheid geven over het complete salaris en pensioen van deze directeur vanaf zijn aantreden tot en met 2009?
Volgens informatie van SNV is dit onjuist en heeft geen bijstorting in het pensioenfonds bij aanstelling van de directeur in 2002 plaats gevonden.
Voor het salaris en pensioen van de SNV directeur verwijs ik naar de bijlage.
Wat is uw reactie op het bericht in hetzelfde artikel dat de effectiviteit van het advieswerk van de SNV in armoedebestrijding «nog steeds niet duidelijk is»?2
Eind 2005-begin 2006 heeft op verzoek van het ministerie een externe evaluatie van SNV plaatsgevonden, waarbij ondermeer de effectiviteit van het advieswerk is onderzocht. De uitkomsten van het onderzoek waren over het algemeen positief. Wel werden kritische kanttekeningen geplaatst bij SNV’s resultaten op het gebied van capaciteitsversterking. In het bijzonder richtte de kritiek zich op het feit dat SNV niet goed in staat is resultaten in beeld te brengen.
Uitkomsten en aanbevelingen van dit onderzoek stonden aan de basis van een vernieuwde SNV strategie voor de periode 2007–2015. Deze strategie is gericht op het verbeteren van de toegevoegde waarde van de SNV adviesdiensten en het vergroten van de «impact». Momenteel is SNV, met een zestal andere Nederlandse organisaties, onderwerp van een IOB evaluatie5 op het gebied van capaciteitsontwikkeling, waarvan de resultaten later dit jaar beschikbaar zullen komen.
Het SNV jaarverslag 2009 en de uitkomsten van de IOB evaluatie zullen een indicatie geven of op het vlak van (verslaglegging van) resultaten vooruitgang is geboekt.
Is het waar dat de SNV de salarissen van het sinds 2009 werkzame management team niet openbaar wil maken? Deelt u de mening dat de SNV verantwoording verplicht is over de jaarlijkse subsidie van bijna negentig miljoen euro tot 2015?
Het salaris van de SNV directeur ligt beneden de WOPT norm, waarboven publicatie wettelijk voorgeschreven is. SNV is van mening dat door publicatie van het salaris van de statutaire directeur al meer wordt gedaan dan voorgeschreven is en volstaat overigens met de mededeling dat de salarissen van de andere leden van de «managing board» beneden het niveau van dat van de statutaire directeur liggen.
SNV is verplicht om jaarlijks over de besteding van het subsidiebedrag inhoudelijk en financieel verantwoording af te leggen in het jaarrapport. Conform het advies van de commissie Wijffels betekent dit dat de organisatie tevens geacht wordt jaarlijks inzicht te geven in de beloning van de individuele directieleden en in de componenten van hun beloning. Ik heb SNV in overweging gegeven de salarissen van alle vier de directeuren openbaar te maken.
Voldoet de SNV aan de bepaling in het Medefinancieringsstelsel MFS II die stelt dat Nederlandse maatschappelijke organisaties met medewerkers die meer verdienen dan het salaris van een Directeur Generaal bij de Rijksoverheid, niet voor een MFS-II subsidie in aanmerking komen?3
Aan SNV is in 2006 subsidie verleend voor de periode 2007–2015. De organisatie valt niet onder het Medefinancieringsstelsel MFS II, dat voorziet in subsidiëring van Nederlandse maatschappelijke organisaties in de periode 2011–2015. De door u genoemde DG norm is eerst in 2009 geïntroduceerd in het subsidiebeleidskader voor MFS II, dat de criteria bevat waaraan aanvragen voor een MFS II subsidie worden getoetst. Deze criteria zijn niet van toepassing op de aan SNV verleende subsidie. In de subsidiebeschikking van SNV van 2006 zijn geen bepalingen opgenomen over de beloning van de directie(leden). Zie ook het antwoord op vraag 2.
Deelt u de kritiek dat vier directeuren voor een organisatie als SNV te veel is?
Medio 2009 heeft SNV op basis van een extern organisatieadvies besloten zijn topstructuur te wijzigen. In de subsidiebeschikking SNV van 2006 zijn geen bepalingen over organisatievorm of -structuur opgenomen. De inrichting van de organisatie is de verantwoordelijkheid van SNV zelf; ik zie hier geen specifieke rol voor het ministerie weggelegd. SNV onderschrijft de code Wijffels aangaande de aanbevelingen op het gebied van goed bestuur en houdt zich hier ook aan.
De rol van de Stichting van de Arbeid bij de compensatieregeling voor woekerpensioenen |
|
Ewout Irrgang |
|
Piet Hein Donner (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Kassa van 17 april jl.?1
Ja.
Heeft de Stichting van de Arbeid volgens u alleen toegezien op het proces van de totstandkoming van de regeling of zich ook bemoeid met de inhoud daarvan?
Voor een inhoudelijk oordeel over de toetsnorm voor beschikbare premieregelingen met beleggingsmogelijkheid, die door de verzekeraars op eigen initiatief is voorgesteld naar aanleiding van de toetsnorm voor individuele beleggingsverzekeringen, heeft de Stichting van de Arbeid zich tijdens het overlegproces met het Verbond gewend tot de Ombudsman Financiële Dienstverlening. Aan de Ombudsman, de heer J.W. Wabeke, is gevraagd aan te geven hoe hij de uitwerking door het Verbond van Verzekeraars met betrekking tot de structuur en de hoogte van de in de toetsnorm opgenomen parameters zou beoordelen. Met zijn specifieke inhoudelijke kennis heeft de Ombudsman vervolgens op een aantal punten concessies afgedwongen van de verzekeraars. De partners in de Stichting hebben dit proces gevolgd. Zonder de toetsnorm inhoudelijk te kunnen beoordelen, heeft de Stichting van de Arbeid op basis van een eindrapportage van de Ombudsman vastgesteld dat de norm als redelijk en juist beoordeeld is door de Ombudsman Financiële Dienstverlening.
Indien de Stichting van de Arbeid zich alleen met het proces heeft beziggehouden, deelt u dan de mening dat van deze regeling ten onrechte de suggestie uitgaat dat sociale partners zich verbonden hebben aan de inhoud van de regeling?
Nee. Zie het antwoord op vraag 2.
Indien het voorgaande niet het geval is, waarom ontkent de Stichting van de Arbeid dit dan in de uitzending?
De door Kassa uitgezonden geluidsfragmenten zijn opgenomen en uitgezonden zonder toestemming van betrokkenen. Betrokkenen waren zelfs niet op de hoogte van de opnames. De Stichting heeft verklaard zich niet te herkennen in het beeld dat in de uitzending over de betrokkenheid van de Stichting is opgeroepen.
Onderschrijft u de in de uitzending ingenomen stelling dat een gemiddeld kostenpercentage van 1% voor beleggingsfondsen gebruikelijk is? Zo ja, hoe verhoudt dat zich volgens u tot de norm van maximaal 1,5% en maximaal 9,5% van de premie-inleg?
Nee, dit is zijn algemeenheid niet te zeggen; het kostenpercentage hangt van veel verschillende factoren af. Van het Verbond van Verzekeraars hebben wij begrepen dat de gemiddelde beleggingskosten rond de 1,5% liggen.
Deelt u de mening dat er een groot verschil in kosten is tussen een individuele beschikbare premieregeling en een collectieve? Zo ja, waarom komt dit dan niet tot uiting in de compensatieregeling die aansluit bij de Wabeke-norm voor individuele woekerpolissen?
Het is niet aan mij om een oordeel te geven over de hoogte van de compensatieregeling. De gepresenteerde toetsnorm geldt voor overeenkomsten die in het verleden zijn gesloten en is door de sector zelf tot stand gebracht. De Stichting van de Arbeid neemt het oordeel van de Ombudsman Financiële Dienstverlening over dat deze norm op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen.
Is het waar dat een betere compensatieregeling niet betekent dat verzekeraars de daarvoor benodigde middelen onmiddellijk op tafel moeten leggen, maar dat deze kosten pas over vele jaren of zelfs decennia genomen moeten worden?
De feitelijke betaling vindt plaats op pensioenleeftijd, of wordt verrekend bij de vernieuwing van een contract. Los daarvan moeten verzekeraars voorzieningen treffen in verband met toekomstige compensatie die ten laste gaan van het huidige resultaat.
Deelt u de mening dat de Wabeke-norm een woekernorm is?
Zie het antwoord op vraag 6.
Wat vindt u van de suggestie om banksparen open te stellen voor pensioenproducten?
Voor vermogensopbouw voor de oudedag in de derde pijler is banksparen mogelijk. In de tweede pijler is vanuit de optiek van bescherming van de deelnemer in de Pensioenwet dwingend voorgeschreven dat een ouderdomspensioen levenslang moet zijn. Omdat bankspaarproducten niet voorzien in een afdekking van het langlevenrisico acht het kabinet de gedane suggestie voor de tweede pijler onwenselijk.
Het artikel "Lek woekerpensioen gedicht" |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Piet Hein Donner (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Lek woekerpensioen gedicht» met als ondertitel «Critici noemen het een halfzachte reparatie»?1
Ja.
Is het waar dat van de 750 000 mensen met een woekerpensioen 110 000 mensen een compensatie zullen krijgen?
De term woekerpensioen wordt in de media gebruikt voor beschikbare premieregelingen met beleggingsmogelijkheid, waarbij kosten zijn ingehouden die de ontwikkeling (onevenredig) hebben geremd. Volgens het persbericht van het Verbond van Verzekeraars hebben met inbegrip van inactieven, naar schatting 750 000 werknemers een beschikbare premieregeling. Van dit aantal contracten komt circa 15% voor correctie in aanmerking.
Kunt u bevestigen dat bij de compensatieregeling is uitgegaan van de zogenaamde Wabekenorm, die gebaseerd is op individuele contracten? Deelt u de mening dat het echter hier gaat om collectieve contracten, dus om meerdere mensen per contract, waarbij de (maximum) transactiekosten en provisiekosten toch lager zouden moeten liggen? Deelt u de mening dat het meer voor de hand gelegen zou hebben een strengere norm te hanteren?
Bij het vaststellen van de toetsnorm is inderdaad de zogenaamde Wabekenorm gehanteerd als één van de uitgangspunten. Ik deel de mening dat de schaalgrootte bij pensioencontracten op zichzelf tot een lagere toetsnorm zou kunnen leiden. Aan de andere kant brengt het administreren van een pensioenregeling in verband de daarop betrekking hebbende wet- en regelgeving op pensioen en fiscaal terrein, in vergelijking met particuliere levensverzekeringen, juist hogere kosten met zich mee. De afweging van verlagende en verhogende effecten was voor de betrokken partijen aanleiding om op die toetsnorm uit te komen. Met de norm als uitgangspunt is vervolgens een toets op premie en een toets op belegd vermogen ontwikkeld. Een onafhankelijk accountantskantoor heeft beoordeeld en bevestigd dat het daaruit voortvloeiende compensatiebedrag vergelijkbaar is met compensatieregelingen die zijn vastgesteld volgens de Wabekenorm.
Kunt u de tabel bevestigen waaruit blijkt dat ook onder de norm meer dan de helft van het ingelegde geld opgaat aan kosten? Vindt u het fair wanneer meer dan de helft van de inleg uiteindelijk gebruikt wordt om de kosten van de verzekeraar en het beleggen te dekken? Zo nee, wat gaat u eraan doen om de norm omlaag te krijgen?
In de tabel wordt niet gekeken naar de kosten per jaar als percentages van het tot dan toe opgebouwde vermogen, maar worden de kosten over de hele looptijd gecumuleerd en vervolgens afgezet tegen de totale premie-inleg. Ik ben van oordeel dat deze wijze van presenteren geen relevant beeld geeft van de werking van het product. Ik ben op dit punt dezelfde mening toegedaan als de minister van Financiën. Zie hiervoor zijn antwoorden op kamervragen van het lid Vos over de schikkingsvoorstellen van beleggingsverzekeringen d.d. 1 april 2010.
De norm is vastgesteld door de betrokken partijen zelf en het is niet aan mij om deze norm te wijzigen.
Deelt u de mening dat mensen op dit moment totaal geen inzicht hebben in de kosten, die bijvoorbeeld door het beleggingsfonds gemaakt worden? Deelt u de mening dat verzekeraars voor oude polissen totale openbaarheid moeten bieden, zoals op de kosten van hun huisfonds? Zo ja, hoe gaat u bewerkstelligen dat die openheid er komt? Zo nee, hoe kunnen werknemers dan controleren dan zij de juiste compensatie ontvangen?
Ik deel deze mening niet onverkort. Ten aanzien van de polissen in hun bestaande portefeuille zullen verzekeraars de individuele deelnemers informeren over de individuele consequenties van de compensatieregeling. Deelnemers kunnen vervolgens aanvullende informatie vragen bij de betreffende verzekeringsmaatschappij. Als deelnemers de verstrekte informatie onvoldoende vinden is het daarnaast mogelijk om de gang naar de Ombudsman Financiële Dienstverlening te maken.
Voor de toekomst geldt dat openheid over de kosten voor lopende en toekomstige polissen wordt geboden door de regels rondom kostentransparantie, die hun uitwerking vinden in de modellen-de Ruiter. Daarnaast houdt de minister van Financiën aandacht voor het Europese traject over pakketproducten voor retailbeleggers (PRIPs), dat mogelijk de regels met betrekking tot huisfondsen van verzekeraars zal beïnvloeden.
Deelt u de mening dat werknemers geen keuzevrijheid hadden bij collectieve beschikbare premieregelingen? Indien zij erachter komen dat tot de helft van hun geld niet ten goede aan hun pensioen komt en zij niet hadden willen deelnemen, welke opties hebben zij dan nog om het hun aangedane onrecht recht te laten zetten? Hoe gaat u deze mensen een helpende hand bieden?
Op grond van de Pensioenwet doet de werkgever de werknemer een aanbod tot een pensioenovereenkomst. Wanneer het gaat om een regeling bij een verzekeraar heeft de werkgever op grond van artikel 27 WOR de toestemming van de ondernemingsraad nodig voor het vaststellen van een pensioenovereenkomst.
Dat laat onverlet dat in het verleden het inzicht in de kosten en de transparantie te wensen heeft overgelaten. Ik ben van mening dat dit met invoering van de Pensioenwet sterk verbeterd is. Zo is de werkgever verplicht om de werknemers in de startbrief te informeren hoe de premie bij een beschikbare premieregeling besteed wordt (welk deel gaat naar de opbouw van pensioen, welk deel wordt besteed aan een pensioen op risicobasis, en welk deel gaat op aan kosten). Verzekeraars hebben daarnaast op basis van zelfregulering besloten alle deelnemers in een premieregeling met beleggingsmogelijkheid jaarlijks een gedetailleerd kostenoverzicht toe te sturen. Daarmee is, voor de toekomst, transparantie over kosten voldoende geborgd. Met betrekking tot het verleden hebben betrokken partijen, de sector, de ombudsman en de werkgevers en werkgevers in de Stichting van de Arbeid een passende oplossing voor kosteninhoudingen gevonden.
Welke lessen heeft u geleerd naar aanleiding van deze collectieve woekerpensioen-affaire?
Het staat buiten kijf dat transparantie over kosten bij producten die zijn bedoeld voor vermogensopbouw met een beleggingscomponent belangrijk is voor het inzicht van deelnemers in de prestaties van de regeling. Op dit punt is in de loop der jaren veel verbeterd. Ook is het van groot belang dat deelnemers in een beleggingspensioen zich voldoende bewust zijn van de kosten en risico’s die samenhangen met het beleggen op financiële markten.
Het vastlopen van de cao-onderhandelingen voor verpleeg-, verzorgingshuizen en thuiszorg |
|
Renske Leijten |
|
Ab Klink (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het vastlopen van de cao-onderhandelingen voor verpleeg-, verzorgingshuizen en thuiszorg (VVT)?1
Erkent u dat een goede cao van cruciaal belang is voor de 460.000 werknemers in de VVT-sector? Zo ja, bent u bereid voor hun belangen op te komen? Zo nee, waarom niet?
Erkent u dat u een rol kan spelen, gezien het feit dat in deze sector via AWBZ-premiegelden gefinancierd wordt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen?
Wat is de reden van de nullijn van de werkgevers? Waarom wordt er geen beroep gedaan op het ova-convenant (overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling) – waarin het ministerie van VWS met de werkgevers heeft afgesproken een jaarlijkse loonindexering beschikbaar te stellen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bent u van mening dat verpleegkundigen en verzorgenden vanaf 55 jaar verplicht moeten worden om nachtdiensten te draaien? Welke gevolgen heeft het voor de populariteit van het beroep als het zware werk voor oudere werknemers niet wordt beperkt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bent u van mening dat iemand die werkt in de zorg economisch zelfstandig moet kunnen zijn? Zo ja, erkent u dat het fulltime werken in de zorg daarbij meespeelt? Zo nee, waarom niet?
Wat is uw oordeel over de eis van de werkgevers dat werknemers, onder het motto van flexibel werken, kortere diensten moeten accepteren als werktijden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Erkent u dat werken in de zorg al een zeer flexibel beroep is, omdat er op wisselende tijden gewerkt wordt, in weekenden en op feestdagen? Zo ja, wat denkt u dat de werkgevers bedoelen met «flexibel»? Zo nee, wat vindt u hier niet flexibel aan?
Op welke manier ziet u een relatie tussen het feit dat werknemers in de zorg relatief het jongst met pensioen gaan en de zwaarte van het beroep?2 Is het mogelijk dat het vervallen van de leeftijdsuren een averechts gevolg zullen hebben voor het behoud van personeel in de VVT-sector?
Erkent u dat het behoud van personeel in de verpleeghuizen, verzorgingshuizen en in de thuiszorg, uitermate belangrijk is om de kwaliteit en continuïteit van zorg in deze sector te waarborgen. Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen gaat u zetten om goede arbeidsvoorwaarden te garanderen?
Erkent u dat de werkgevers in de VVT-zorg veel te hoge salarissen hebben en een gemakkelijke onderhandelingspositie, omdat de nullijn hen niet zal treffen? Zo ja, hoe oordeelt u hierover? Zo nee, kunt u uw antwoord toelichten?
Bent u bereid de werkgevers in de zorg ook onder de cao te laten vallen, zodat zij harde eisen over een nullijn, «flexibel werken» en leeftijdsuren, ook zelf ervaren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer gaat dit in?
Bent u bereid deze vragen wel te beantwoorden?3