Het bericht ‘Supersnelle elektrische fietsen winnen snel aan populariteit’ |
|
Rutger Schonis (D66) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Supersnelle elektrische fietsen winnen snel aan populariteit»?1
Ja.
Hoeveel verkeersongelukken zijn er bekend met de speedpedelec in het verkeer afgelopen jaren (2017–2018)?
In de landelijke verkeersongevallenregistratie BRON zijn in 2017 door de politie in totaal 7 verkeersongevallen geregistreerd waarbij een speed-pedelec betrokken was. In de gepubliceerde voorlopige ongevallencijfers over 2018 zijn 25 registraties van verkeersongevallen waarbij een speed-pedelec betrokken was.
Om meer inzicht in de verkeersveiligheid van speed-pedelecs te krijgen, laat ik SWOV een diepteonderzoek doen naar ongevallen met speed-pedelecs. Die resultaten verwacht ik in de loop van 2020.
Wat is de verwachte ontwikkeling in aantal speedpedelec-rijders voor de komende vijf jaren?
Er bestaan geen prognoses voor de ontwikkelingen in het aantal speed-pedelecs. Uit cijfers van het CBS blijkt dat de afgelopen jaren het aantal speed-pedelecs stabiel stijgt met ongeveer drieduizend per jaar. In 2017 registreerde het CBS ruim 10 duizend speed-pedelecs, in 2018 bijna 14 duizend en in 2019 ruim 17 duizend.
Verwacht u een stijging in het aantal verkochte speedpedelecs in 2020 door de verlaagde bijtelling voor de zakelijke fiets? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe groot zal deze verwachte stijging zijn?
De leasefietsregeling geldt voor alle «zakelijke» fietsen en beoogt niet specifiek de aanschaf van een speed-pedelec te stimuleren. Ik kan geen uitspraken doen over het effect van deze regeling voor wat betreft speed-pedelecs. Ik ga wel volgen hoe de leasefietsregeling wordt benut.
Hoe beoordeelt u de veiligheid voor weggebruikers bij een ontstane snelheidsverschil tussen verschillende voertuigen op het fietspad en, daar waar dat aan de orde is, ook op de rijbaan?
Ik ben mij ervan bewust dat er snelheidsverschillen bestaan tussen verschillende voertuigen in het verkeer en dat dit verkeersveiligheidsrisico’s met zich meebrengt. In Kamerbrieven uit 2016 (Kamerstuk 29 398 nr. 508) en 2017 (Kamerstuk 29 398 nr. 568) zijn de regels en de mogelijkheden voor wegbeheerders voor de plek van speed-pedelecs op de weg nader toegelicht. Ex ante is onderzocht of uitzonderingen op de bromfietsregels vanuit verkeersveiligheidsperspectief voor zowel de speed-pedelec rijder als andere kwetsbare verkeersdeelnemers nodig zijn. Dit onderzoek gaf geen aanleiding voor uitzonderingen. Vervolgens heeft de SWOV2 het effect van de nieuwe regelgeving onderzocht. Dit onderzoek ondersteunt de conclusie uit het ex ante onderzoek dat het snelheidsverschil op de rijbaan minder risico geeft op een ongeval dan met vergelijkbare snelheden op een fietspad te rijden. Om een goed en actueel beeld te krijgen van de verkeersveiligheid van de speed-pedelec laat ik de SWOV een diepteonderzoek doen naar ongevallen (zie antwoord op vraag 1).
Kunt u een toelichting geven waarom ervoor gekozen is om dezelfde regels te laten gelden voor de speedpedelec als voor de bromfiets?
De speed-pedelec valt binnen de Europese voertuigregelgeving. Sinds 2017 vallen speed-pedelecs in de Europese definitie van bromfietsen. Het zijn dus bromfietsen. Zie verder het antwoord op vraag 5.
Heeft u een aparte categorie voor de speedpedelec overwogen? Zo, nee waarom niet?
Europese regelgeving is bepalend voor de voertuigeisen en rijbewijseisen van de speed-pedelec (zie ook het antwoord op vraag 6). Voor wat betreft de plek op de weg zie ik op dit moment geen reden om een aparte categorie te overwegen (zie ook het antwoord op vraag 5).
Bent u bereid in gesprek te gaan met belangenorganisaties zoals de ANWB en de Fietsersbond over de positie van de speedpedelec op de openbare weg? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de Kamer te informeren over de uitkomsten van dit gesprek?
Ik ben reeds in gesprek met diverse belangenorganisaties. Naast de ANWB en de Fietsersbond betrek ik ook de Kopgroep Speed-pedelecs waarin bestuurders van speed-pedelecs zich verenigd hebben. De uitkomsten van deze gesprekken en ervaringen van wegbeheerders betrek ik bij de ontwikkeling van mijn bredere beschouwing op de steeds grotere variëteit aan voertuigen op de weg, waarover ik uw Kamer eind dit jaar zal informeren.
Het in zicht zijn van het spoorplafond |
|
Mustafa Amhaouch (CDA) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Halfjaarcijfers NS: Reizigersgroei zet door, spoorplafond in zicht»?1
Ja.
Op welke modellen, cijfers en berekeningen zijn de nieuwe prognoses van de Nederlandse Spoorwegen (NS) gebaseerd? Is hoeverre zijn deze prognoses betrouwbaar? Welke prognose vindt u het meest betrouwbaar en van welke prognose gaat u uit, die van de Nationale Markt en Capaciteits Analyse (NMCA) of die van de NS?
De prognoses van NS in het hierboven aangehaalde persbericht zijn gebaseerd op berekeningen van NS. Voor de planning van meerjarige investeringen in infrastructuur (wegen, vaarwegen en spoorwegen) hanteert het Rijk de NMCA.
Hoe kan het dat uit de prognose van de NS blijkt dat het plafond in 2027 wordt bereikt en in de NMCA, die door het Rijk gehanteerd wordt bij het bepalen van de noodzakelijke infrastructuur, staat dat dit in 2030 is?
In het persbericht van NS maakt NS melding van een hoge groei in het aantal reizigerskilometers per spoor in de afgelopen jaren. Deze groei ligt boven de verwachte groei op basis van de NMCA. De NMCA rekent gemiddeld met 1 tot 2 procent groei van het aantal reizigerskilometers per jaar tot 2030. NS berekent op basis van hun model (waarbij dus wordt gerekend met hogere groei in de afgelopen jaren) dat het door de NMCA verwachte aantal reizigerskilometers met de trein eerder wordt gehaald dan in het jaar 2030, namelijk 2027. Daarnaast geeft NS aan wat het effect is van extrapolatie van deze hoge groei naar de toekomst. In dat geval komt het jaar 2025 in beeld. Het is echter geen gegeven dat de groei van de afgelopen jaren zich ongewijzigd doorzet. De NMCA maakt – in lijn met Rijksbrede afspraken – gebruik van de groeiscenario’s zoals opgesteld door het CPB en PBL. Deze worden elke vier jaar geactualiseerd om een zo realistisch mogelijk beeld te kunnen schetsen.
Kunt u aangeven wat precies de verschillen in de modellen zijn? Hoe wordt in de prognoses van de NS en de NMCA bijvoorbeeld rekening gehouden met mogelijke veranderingen in de elementen economische groei en tevredenheid over het vervoermiddel trein?
Beide verkeer- en vervoersmodellen maken gebruik van aannames over economie, demografie en de aantrekkelijkheid van het OV. Beide modellen geven een verwachting voor het aantal reizigerskilometers op het spoor. De NMCA laat zien wat de ontwikkeling in o.a. economie en demografie betekent voor de groei op de weg en het spoor in 2030 en 2040. De NMCA maakt hierbij gebruik van een bandbreedte om de verwachte groei weer te geven op basis van de groeiscenario’s (hoog en laag) van het CPB en PBL. Hiermee wordt in de NMCA-prognoses rekening gehouden met verschillende voorspellingen ten aanzien van economie en demografie. NS gebruikt haar model om bedrijfsbeslissingen te nemen, bijvoorbeeld voor het bepalen van de materieelbehoefte voor de komende 10 jaar. NS gebruikt hiervoor hogere economische groeicijfers dan in de NMCA. Het actuele inzicht van NS is dat de (geplande) materieelbeschikbaarheid de komende tien jaar aansluit op de materieelbehoefte, ook als rekening wordt gehouden met de hogere groei in het aantal reizigers per spoor over de afgelopen jaren.
Kunt u aangeven waarop gebaseerd is dat als de trend van het eerste halfjaar doorzet het plafond zelfs al in 2025 kan worden bereikt? Wat is de oorzaak hiervan?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u de top 10 van trajecten aangeven waar het capaciteitsprobleem het grootst is en zal toenemen? Hoeveel van de capaciteitsproblemen van de top 10 vallen buiten de spits?
De door NS geconstateerde hoge groeicijfers op het spoor bevestigen mijn beeld van de groeiende vraag naar openbaar vervoer en het goederenvervoer dat ook van het spoor gebruik maakt. De trein is in trek. Om dat succes vast te houden neem ik, samen met vele sectorpartners en decentrale overheden, maatregelen. Zo zal met de maatregelen die we nu in het MIRT hebben voorzien het gebruik van het spoor doorgroeien, onder andere doordat we op meer plekken hoogfrequent gaan rijden.
Uiteraard bekijk ik altijd samen met ProRail en andere partijen of er mogelijkheden zijn om projecten te versnellen. Dat is maar zeer beperkt mogelijk omdat de projecten een lange voorbereidings- en uitvoeringsplanning kennen. Wel voer ik al gesprekken met ProRail en NS over de mogelijkheden om met aanvullende kleine aanpassingen aan de infrastructuur nog beter in te spelen op de groei. Dit is mogelijk nog op kortere termijn in te passen omdat het dan gaat om kleinere maatregelen. Bij de gekozen aanpak is het voor mij van belang dat dit past binnen de contouren van het Toekomstbeeld OV. De besluitvorming over infrastructuur verloopt via het MIRT, waarbij ik dit najaar weer spreek met de verschillende decentrale bestuurders.
Wat vindt u van de bewering van Van Boxtel (president-directeur NS) dat het budget voor ProRail versneld beschikbaar moet komen om knelpunten in de infrastructuur voor 2027 op te lossen? Is dit inderdaad nodig? Zo ja, waar blijkt dit uit?
In de NMCA is een kaartje opgenomen van de trajecten waarop een potentieel capaciteitsknelpunt (zitplaatskans) wordt geconstateerd. Dat is geen top 10. Net als op de weg geeft de NMCA een beeld van de knelpunten in de spits. Onderstaande trajecten kennen de drukste treinen verspreid over de spits.
Haarlem – Amsterdam Sloterdijk (IC),
HSL-Zuid: Rotterdam Centraal – Schiphol (IC),
Utrecht Centraal – Amsterdam Amstel/Bijlmer (IC),
Dieren – Arnhem (IC),
Oss – ’s-Hertogenbosch (IC),
Helmond – Eindhoven (IC),
Woerden – Breukelen (sprinter).
Voor hoeveel geld zijn er nieuwe treinen besteld in de afgelopen vijf jaar? Hoeveel hiervan vervangt materiaal en hoeveel is additioneel materiaal?
Volgens informatie van NS heeft NS de afgelopen jaren voor € 2,7 miljard aan nieuwe treinen aangeschaft (FLIRT, SNG, ICNG-binnenland, ICNG-België). Zoals aangegeven in antwoord 4 voorziet NS hiermee in de materieelbehoefte voor de komende 10 jaar. Ik heb tijdens het Verslag Algemeen Overleg (VAO) van 18 april 2019 aan de Kamer toegezegd om bij de aanbieding van de Voortgangsrapportage HSL-Zuid (vóór 1 oktober) een brief van NS te sturen over toepassing van het «pas- toe-of-leg-uit-principe» bij investeringen in dubbeldekstreinen. Dit naar aanleiding van de motie van de leden Amhaouch (CDA) en Schonis (D66) hierover. In mijn reactie op deze brief zal ik ingaan op uw vraag over het aandeel vervanging versus additioneel (vraag 8), de ontwikkeling in de verhouding dubbeldeks/enkeldeks (vraag 9) en toepassing van het «pas-toe-of-leg-uit-principe »bij de aanschaf van dubbeldekkers (vraag 10).
Kunt u aangeven wat op dit moment de verhoudingen zijn in de investeringen in enkel- en dubbeldekstreinen en hoe deze verhoudingen zich de afgelopen vijf jaar hebben ontwikkeld?
Zie antwoord vraag 8.
Deelt u de mening dat om de capaciteit op het spoor te bevorderen het verstandig zou zijn dat het pas-toe-of-leg-uit-principe wordt toegepast, zodat investeringen in dubbeldekstreinen als de standaard worden gezien? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u aangeven wanneer de tijdens het Verslag algemeen overleg (VAO) Spoor van 18 april 2019 toegezegde afschrift van de toelichting van de NS op de vragen die spelen over investeringen in dubbeldekstreinen naar de Kamer wordt gestuurd?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u aangeven hoe het staat met het beperken van de piekdrukte in de trein door druktes te verspreiden via gewijzigde aanvangstijden, bijvoorbeeld door collegetijden of werktijden beperkt te verschuiven? Bent u in gesprek met werkgevers en onderwijsinstellingen om de handen ineen te slaan om het reismoment te spreiden? Hoeveel prioriteit heeft deze oplossingsrichting voor u?
De aanpak van de hyperspits en het zoeken naar mogelijkheden om de vervoerscapaciteit in de spits beter te benutten door spreiding van openings- en collegetijden heeft mijn nadrukkelijke aandacht. Het goed benutten van bestaande capaciteit is belangrijk en is daarom in de Contouren van het Toekomstbeeld OV opgenomen als één van de kernpunten van het OV-beleid. Ook in het Klimaatakkoord is de aanpak van de hyperspits door middel van gewijzigde aanvangstijden een belangrijk speerpunt.
In de MIRT brief van 6 juni 2019 heb ik daarnaast aangegeven optimale benutting van de bestaande capaciteit, met een onderwijsaanpak voorop, nadrukkelijk te agenderen in de Bestuurlijke Overleggen MIRT. De ervaring leert dat voor aanpassen van collegetijden grote inzet, vasthoudendheid en samenwerking nodig is van een groot aantal partijen, waaronder regionale overheden, vervoerders, onderwijsinstellingen en studentenmedezeggenschapsorganisaties. Om tot (implementatie van) goede maatregelen te komen is lokaal maatwerk nodig, omdat er grote verschillen zijn in doelgroepen, reisgedrag en geografie. Met verschillende grote steden en regio’s worden afspraken gemaakt om de mogelijkheden in kaart te brengen.
Het bericht 'Risico voor NS met grote bestelling van treinmaterieel HSL' |
|
Erik Ziengs (VVD) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Risico voor Nederlandse Spoorwegen (NS) met grote bestelling van treinmaterieel Hogesnelheidslijn (HSL)»?1
Ja.
Deelt u de mening dat dergelijke investeringsrisico’s normaliter pas genomen zouden worden nadat er zekerheid is over het al dan niet verwerven van de concessie en dat publiek geld nu mogelijk prematuur ingezet wordt?
NS is op grond van de vervoersconcessie verantwoordelijk voor de continuïteit van vervoer voor deze concessie, ook bij het verstrijken van de concessieperiode. Dit betekent dat NS moet zorgdragen voor voldoende materieel bij een concessieovergang. Met de bestelling van ICNG-treinen voor de lijn Amsterdam-Brussel (ICNG-B) voldoet NS aan deze verplichting. De ICNG-B-treinen zijn in de Redelijke Regeling opgenomen2, op grond waarvan NS de garantie heeft gekregen dat deze treinen bij een eventuele aanbesteding overgaan naar de nieuwe vervoerder indien NS de nieuwe concessie niet gaat rijden. Daarmee is in een dergelijke situatie geen sprake van een investeringsrisico voor NS.
Overigens is niet het Ministerie van IenW maar NS primair verantwoordelijk voor de aanschaf van nieuw materieel. Er is geen sprake van inzet publiek geld. NS doorloopt bij de aanschaf een uitgebreid en zorgvuldig proces waarbij zij rekening houdt met onder andere wettelijke eisen, concessieverplichtingen, de preferenties van de reiziger en de financiële gevolgen.
Ook de aanschaf van ICNG-treinen op de lijn Amsterdam-Brussel (IC Brussel) heeft NS zorgvuldig afgewogen en uitvoerig onderbouwd. De Minister van Financiën heeft als aandeelhouder de investering goedgekeurd, rekening houdend met de mijn beslissing om deze treinen onder de Redelijke Regeling te laten vallen.
Deelt u daarnaast de mening dat de aankoop van dit materieel de indruk wekt dat er door de NS vooruitgelopen wordt op de besluitvorming over het al dan niet openbaar aanbesteden van de HSL-lijn?
Zoals eerder met uw Kamer gedeeld3loopt NS met de bestelling van ICNG-B-treinen voor de IC Brussel niet vooruit op het ordeningsbesluit dat ik volgend voorjaar neem. Dit omdat de nieuwe treinen bij eventuele aanbesteding van de HSL-Zuid zijn opgenomen in de Redelijke Regeling, zoals toegelicht bij het antwoord op vraag 2. Daarmee gaan deze treinen bij een eventuele aanbesteding van de HSL-Zuid als separate concessie in principe over naar de volgende vervoerder. IenW heeft daarnaast ook de bevoegdheid deze nieuwe treinen toe te wijzen aan het HRN. Dit geldt overigens ongeacht welke partij de nieuwe HRN-concessie na 2024 rijdt. Deze keuzemogelijkheid is in de Redelijke Regeling vastgelegd. Gebruik hiervan biedt aan nieuwe vervoerders de mogelijkheid om bij eventuele aanbesteding eigen materieel mee te nemen.
Is er bij dit besluit voldoende rekening gehouden met het feit dat het mogelijk is dat een andere vervoerder de concessie binnenhaalt?
Zie het antwoord op vraag 2 en 3.
Is bij de besluitvorming voldoende rekening gehouden met de hoge en mogelijk onnodige kosten van deze aankoop indien een andere vervoerder inderdaad over zou gaan op het gebruik van ander materieel?
NS heeft bij haar besluitvorming meegewogen dat de concessieverlener bij een eventuele aanbesteding aan de nieuwe vervoerder kan vragen ander (eigen) materieel mee te nemen. IenW zal in dat geval de nu aangeschafte ICNG-B-treinen aan het HRN toewijzen. Uiteraard vraagt een dergelijk besluit een zorgvuldige afweging. ICNG-B treinen zijn namelijk geschikt om over het HRN, HSL en in België (voor de IC Brussel) te rijden. Deze treinen zijn iets duurder dan «binnenlandse» ICNG’s die al eerder zijn besteld, maar de meerkosten bedragen slechts een fractie van de totale investeringen van NS in de lopende concessieperiode.
Wat zijn de plannen voor de ingekochte treinstellen indien een mogelijke andere vervoerder over gaat op het gebruik van ander materieel?
Zie het antwoord op vraag 5.
Waar doelt u op met de door u genoemde mogelijke «alternatieve bestemming» van de aangekochte treinstellen?
Zie het antwoord op vraag 5.
Deelt u de mening dat het van belang is dat er een degelijk plan klaarligt voor het gebruik van dit aangekochte materieel voor het geval dat een andere vervoerder inderdaad besluit over te gaan op het gebruik van ander materieel?
Zoals aangegeven is NS primair verantwoordelijk voor voldoende materieel tijdens en bij het verstrijken van de concessieperiode. NS heeft weloverwogen de keuze gemaakt voor de ICNG-B treinen die zowel op de HSL, het conventionele deel van het HRN als ook naar Brussel kunnen rijden. Ik verwacht dat NS zich voorbereidt op een efficiënte infasering van ICNG-B treinen op het (resterende) deel van het HRN, mocht volgend jaar bij het ordeningsbesluit worden besloten dat de HSL-Zuid wordt aanbesteed en de nieuwe vervoerder eigen materieel mag meenemen. Ik zal hierover indien nodig te zijner tijd in overleg treden met NS.
Kunt u toelichten waarom NS treinstellen met een snelheid van 200 km/u bestelt terwijl oorspronkelijk een hogere snelheid beoogd werd?
Al bij de bestelling van binnenlandse ICNG’s is de conclusie getrokken dat 200 km/h voor vervoer over de HSL gegeven de huidige dienstregeling en de daarin opgenomen haltering, de juist keuze is. Dit is naar aanleiding van vragen van uw Kamer hierover met een externe audit bevestigd4. In de brief over internationaal reizigersvervoer uit 2018 is aangegeven dat met de aanschaf van ICNG-treinen (200 km/h) de kwaliteit van de IC Brussel voor de reiziger op verschillende onderdelen wordt verhoogd: naar verwachting een betere score op de prestatie-indicatoren betrouwbaarheid, klantoordeel en zitplaatskans. Daarnaast is de reistijdwinst van hogesnelheidsmaterieel (300 km/h) ten opzichte van ICNG (200m km/h) bij een identiek bedieningspatroon beperkt.
Deelt u de mening dat openbare aanbesteding zorgdraagt voor een gevarieerd aanbod van vervoerders en dat daarmee het best mogelijke aanbod voor de reiziger wordt gerealiseerd? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, kunt u dit toelichten?
In het voorjaar van 2020 neem ik een integraal besluit over de marktordening en sturing op het spoor na 2024. De positie van de HSL is daar onderdeel van. Daarvoor laat ik scenario’s voor binnenlands en internationaal vervoer over de HSL-Zuid in kaart brengen. Hierbij kijk ik naar mogelijkheden voor open toegang voor het internationale vervoer, voor het combineren dan wel splitsen van binnenlands en internationaal vervoer en de mogelijkheden om voor het internationale vervoer voldoende capaciteit op de HSL-Zuid te bieden. Ik wil niet vooruitlopen op de uitkomsten van dit onderzoek.
Kunt u elk van deze vragen afzonderlijk beantwoorden voor het algemeen overleg Spoor van 25 september 2019?
Ja.
Het bericht dat er vandaag weer een frontale botsing op de N36 heeft plaatsgevonden |
|
Roy van Aalst (PVV) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht dat er vandaag weer een frontale botsing heeft plaatsgevonden op de N36?1
Ja.
Deelt u de mening dat de genomen maatregelen tekortschieten?
In de afgelopen jaren zijn door Rijkswaterstaat binnen het programma «Meer Veilig»2 meerdere infrastructurele maatregelen getroffen op deeltrajecten van de N36. Het laatste, en grootste, deel van de maatregelen is vorige zomer uitgevoerd en in september 2018 opgeleverd. Voor een representatief beeld of voor een onderbouwde evaluatie van de verkeersveiligheid op een traject bekijkt Rijkswaterstaat het ongevallenbeeld over een periode van 3 jaar. We zijn nu pas een jaar verder na de genomen maatregelen. De periode van een jaar vind ik daarom te kort om op dit moment gefundeerde uitspraken te doen over het effect van de genomen maatregelen voor de weginrichting.
Los van de weginrichting, speelt weggedrag een belangrijke rol bij ongevallen. Om de verkeersveiligheid te verbeteren werkt Rijkswaterstaat daarom aan de ontwikkeling van een gedragsbeïnvloedingscampagne op de N36. Rijkswaterstaat werkt hierbij samen met het Regionaal Orgaan Verkeersveiligheid Oost. Dit orgaan is onderdeel van de provincies Overijssel en Gelderland.
Bent u bereid zo spoedig mogelijk met nieuwe maatregelen te komen die wel effect hebben?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de provincie Overijssel te vragen bij te dragen aan de totstandkoming van deze maatregelen?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht ‘Roep om afschaffing CBR-keuring voor autisten: ‘Het is gewoon een verdienmodel’’ |
|
Rutger Schonis (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Roep om afschaffing CBR-keuring voor autisten: «Het is gewoon een verdienmodel»»?1
Ja.
Kunt u uitleggen waarom op dit moment autisme in verband wordt gebracht met een minder geschikte rijvaardigheid en daarmee een medische keuring gevraagd wordt?
Het gaat bij het beoordelen van de geschiktheid niet over de vaardigheid maar over de medisch rijgeschiktheid en de invloed op het handelen. In de huidige Regeling eisen geschiktheid 2000 staat over ASS in hoofdstuk 8 paragraaf 11 dat bij de eerste beoordeling door het CBR van personen met ASS een rijtest moet plaatsvinden evenals een onderzoek door een onafhankelijk specialist. De regeling schrijft voor dat mensen met autismespectrumstoornissen (ASS) onbeperkt geschikt zijn indien zowel gelijktijdig aanwezige psychiatrische als somatische stoornissen voldoende onder controle zijn, en zij geen rijgevaarlijke geneesmiddelen gebruiken. Het CBR is de bevoegde instantie die de REG2000 uitvoert. De regeling is een uitwerking van de geschiktheidseisen die zijn opgenomen in de Europese regelgeving en de adviezen van de Gezondheidsraad. De Gezondheidsraad baseert zich op wetenschappelijk onderzoek en expert opinions.
Welk percentage van mensen met een autismediagnose behaalt daadwerkelijk een rijbewijs?
Het is onbekend hoeveel mensen met ASS een rijbewijs hebben. Het CBR hanteert vanaf 2019 een aparte diagnose-code voor autisme. Op dit moment is nog niet te zeggen hoe hoog het percentage mensen met een autisme-diagnose is dat daadwerkelijk een rijbewijs haalt.
Kunt u bevestigen dat inderdaad jaarlijks duizenden mensen met autisme tegen dit probleem bij het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) aanlopen?
Gelet op het advies van de Gezondheidsraad is deze medische keuring een belangrijk onderdeel bij de beoordeling of een bestuurder veilig aan het verkeer kan deelnemen. Het CBR heeft vanaf januari 2019 tot en met augustus 2019 in totaal 4.661 gezondheidsverklaringen ontvangen waarbij de vraag over autisme met «ja» is beantwoord. Het gaat hierbij om zowel aanvragen voor vernieuwing van het rijbewijs als aanvragen voor examens. Voor heel 2019 zullen dit er waarschijnlijk 7.000 zijn.
Hoe staat het met de door u toegezegde stelselwijziging aangaande de medische keuringen door het CBR en kunt u een toelichting geven over de stand van zaken?
In mijn brief aan uw Kamer van 3 juli jl.3 heb ik aangeven dit najaar de onderzoeksopzet naar het systeem van de medische keuringen klaar te hebben. Onderzocht wordt of het mogelijk is over te gaan op een meer risicogeoriënteerde aanpak. Bekeken zal worden hoe de rijgeschiktheid zowel bij eerste aanvraag, als bij herkeuring het beste kan worden beoordeeld. In dit proces zal de huidige lijst van aandoeningen tegen het licht gehouden worden. Dit alles uiteraard binnen de kaders van de Europese regelgeving en op basis van advies van de Gezondheidsraad. Daarnaast zal een internationale vergelijking gedaan worden. Op basis van dit onderzoek zal er medio 2020 bekend zijn of er een aanpassing van de regelgeving nodig is en mogelijk is.
Heeft u de huidige lijst van medische aandoeningen uit de Regeling eisen geschiktheid 2000 reeds tegen het licht gehouden, zoals is gevraagd in de unaniem door de Tweede Kamer aangenomen motie-Schonis/Von Martels? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen bent u van plan te nemen om deze motie op korte termijn uit te voeren?2
Dit is onderdeel van het onderzoek naar het huidige stelsel van de medische keuringen. Ik zal uw Kamer over de voortgang van het onderzoek informeren.
Begrijpt u dat mensen met een autismediagnose het gevoel hebben als «een verdienmodel» te worden gezien? Zo nee, waarom niet?
Het is absoluut niet de bedoeling dat mensen met een autisme-diagnose dat zo ervaren. Ik vind het belangrijk dat mensen met een aandoening veilig kunnen deelnemen aan het verkeer en wil derhalve niet meer eisen stellen dan nodig om de verkeersveiligheid te borgen.
Samen met het CBR en de Gezondheidsraad kijk ik hoe we de eisen rondom rijgeschiktheid en de uitvoering daarvan kunnen versoepelen waar mogelijk. In het Landelijk Actieplan Verkeersveiligheid zet ik samen met het CBR daarnaast in op het verbeteren van de huidige keuringsprocedure voor mensen met een aandoening en het leveren van meer maatwerk waar mogelijk. Uiteraard gebeurt dit binnen het kader van de Europese regelgeving en na advies van de Gezondheidsraad.
Bent u bereid in gesprek te gaan met de Nederlandse Vereniging voor Autisme (NVA)? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Het bericht ‘Anonieme OV-chipkaart is niet anoniem’, betoogt Michiel Jonker’ |
|
Kees Verhoeven (D66), Rutger Schonis (D66) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht ««Anonieme OV-chipkaart is niet anoniem», betoogt Michiel Jonker?1
Ja. Op 5 september 2019 is de rechtbank Gelderland tot een vonnis gekomen en zijn de beroepen ongegrond verklaard. De rechter stelt dat NS een wettelijke grondslag heeft om de gegevens te verzamelen en verwerken en dat dit noodzakelijk is voor de uitvoering van de overeenkomst tussen NS en de reiziger. Zonder deze gegevens is niet te controleren of het abonnementsgeld is betaald, of op de juiste wijze is in- en uitgecheckt, of de juiste reissom is betaald en of er sprake is van misbruik of fraude.
Welke gegevens van de OV-chipkaart (de anonieme OV-chipaart en de persoonlijke OV-chipkaart) worden opgeslagen door Nederlandse Spoorwegen (NS)?
In het Privacystatement van NS op www.ns.nl/privacy is na te lezen welke persoonsgegevens NS gebruikt wanneer een reiziger gebruik maakt van een OV-chipkaart. Indien een reiziger met een door NS afgegeven persoonlijke
OV-chipkaart (dus een OV-chipkaart op naam) reist, dan gebruikt NS die persoonsgegevens (bijvoorbeeld kaartgegevens, bankgegevens en reisgegevens) om de reis mogelijk te maken. NS verwerkt alleen noodzakelijke gegevens die de reiziger aan NS heeft verstrekt om een reisproduct op naam te gebruiken. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft dit getoetst en geconcludeerd dat NS de privacyregels hiermee niet overtreedt.
Wanneer een reiziger geen persoonsgegevens (aan NS) wil verstrekken, dan kan de reiziger reizen met een anonieme OV-chipkaart (dus een niet op naam gestelde OV-chipkaart). De chip van de anonieme OV-chipkaart bevat geen persoonlijke informatie zoals NAW-gegevens. NS heeft ook geen zicht op deze informatie indien de persoonlijke OV-chipkaart afgegeven is door een andere vervoerder, Translink of Bedrijvenkaartaanbieder.
Tijdens het in- en uitchecken met de OV-chipkaart, en de controle door een conducteur, wordt het volgende vastgelegd:
De elektronische identificatie van de OV-chipkaart (dit is niet het nummer dat zichtbaar is afgedrukt op de kaart, maar een identificatie van de unieke chip van de fabrikant) Stationscode (bij in- en uitchecken)
Tijdstip van de handeling Product (abonnement of voltarief) en klasse waarmee is in- of uitgecheckt Afgerekende bedragen, saldo-informatie en automatisch opgehoogde saldobedragen Technische informatie t.b.v. van robuustheid en herstelbaarheid, zoals transactievolgnummer, eerder betaalde borg, laatst uitgevoerde actie, overstaprechten en gehanteerde tarief. Deze informatie dient voornamelijk om storingen in apparatuur of kaarten te detecteren en gaten in de registratie door uitvallende apparatuur te kunnen herstellen.
In hoeverre mogen deze reisgegevens gedeeld worden met derden? En welke gegevens worden er nu gedeeld?
Wanneer een reiziger met een OV-chipkaart reist, dan geeft de vervoerder de gegevens, die in antwoord 2 zijn genoemd, door aan Translink.
Translink is vervolgens verantwoordelijk voor het afhandelen van de (reis)transacties.2
NS schakelt derden in voor de uitvoering van IT-diensten. Deze derden verwerken de gegevens slechts ten behoeve van NS en voor geen enkel ander doel.
Bovenstaand geldt voor individuele reisgegevens. In het kader van bijvoorbeeld de openbare informatiehuishouding van het Nationaal OV Beraad (NOVB) worden statistieken, die niet tot individuele personen te herleiden zijn, bijgehouden over het gebruik van het OV die worden gedeeld met derden zoals concessieverleners.
Welke gegevens logt Translink (vh. Trans Link Systems) over anonieme OV-chipkaarten en met welke reden?
Translink is naast uitgever van de OV-chipkaart ook beheerder van het saldo. Translink maakt gebruik van het kaartnummer aangevuld met locatiegegevens om het saldo op een anonieme OV-chipkaart bij te houden en transacties te kunnen verwerken. Zie vraag 2 voor de opsomming van wat wordt vastgelegd.
Translink heeft mij laten weten op geen enkele manier achter de NAW-gegevens van de reiziger te kunnen komen, ook niet als er gepind wordt om het saldo op de anonieme OV-chipkaart aan te vullen.
In hoeverre correspondeert het loggen van deze gegevens met de «privacy by design»- en «privacy bij default»-principes uit de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)?
Alle verwerkingen zijn conform de AVG ingericht. Zie ook mijn antwoord op de Kamervraag over deze principes in relatie tot de contouren Toekomstbeeld OV 2040.3
Wordt de reiziger op de hoogte gebracht van het feit dat deze gegevens worden opgeslagen en kunnen worden gedeeld met andere partijen? Zo nee, deelt u de mening dat gebruikers van de OV-chipkaart hiervoor expliciet toestemming moeten geven?
Ja, de reiziger wordt hierover geïnformeerd via het Privacystatement. Translink en openbaar vervoerbedrijven hebben conform de eisen van de AVG deze gepubliceerd op hun website. Daar waar het gaat om verwerkingen die plaatsvinden in het kader van de uitvoering van de (reis)overeenkomst wordt niet nogmaals expliciet om toestemming gevraagd. De grondslag toestemming is hiervoor niet van toepassing.
Op welke manier wordt de privacy van de reiziger beschermd die gebruik maakt van een OV-chipkaart? Kunt u hierbij onderscheid maken tussen de anonieme OV-chipkaart en de persoonlijke OV-chipkaart?
In het privacy statement op de website www.ov-chipkaart.nl staat dit uitvoerig beschreven. Kort samengevat worden alleen de noodzakelijke gegevens geregistreerd en de bewaartermijn is niet langer dan noodzakelijk voor het gegeven doel, met een maximale termijn van 18 maanden.
Hierbij wordt voor wat betreft die persoonsgegevens die worden verzameld bij aanschaf en gebruik onderscheid gemaakt tussen gebruik van een anonieme
OV-chipkaart en een persoonlijke OV-chipkaart. Zie ook antwoord 2.
Wat is de reden dat er op de anonieme OV-chipkaart geen voordeelurenabonnement gezet kan worden en wat is er voor nodig om dit mogelijk te maken?
Een (voordeeluren)abonnement is persoonlijk en contractueel tussen twee partijen overeengekomen en daarom niet overdraagbaar. De prijsstelling van kortingsrechten is gebaseerd op individueel gebruik en niet op gebruik binnen gezins- of groepsverband. Daarom wordt dit persoonsgebonden product alleen aangeboden op een persoonsgebonden OV-chipkaart en kan het niet gebruikt worden door anderen dan door de reiziger zelf.
Ik wil u in dit verband ook nog wijzen op een uitspraak van 30 augustus jl. door de bestuursrechter van de rechtbank Midden-Nederland in een soortgelijke zaak. Een treinreiziger die vindt dat de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) tegen de NS moet optreden omdat hij niet met zijn abonnement anoniem kan reizen heeft van de rechter ongelijk gekregen. De rechter vindt dat de AP voldoende heeft gemotiveerd dat NS de privacyregels niet overtreedt. De verwerking van persoonsgegevens bij het in- en uitchecken is volgens de rechter noodzakelijk voor het gebruik van het NS-abonnement.
Het bericht ‘Smalle A7 bij Marum zorgt voor hachelijke situaties’ |
|
Machiel de Graaf (PVV) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Smalle A7 bij Marum zorgt voor hachelijke situaties»?1
Ja.
Erkent u dat deze verkeerssituatie gevaarlijk en onwenselijk is?
Het spreekt voor zich dat Rijkswaterstaat als wegbeheerder streeft naar zo min mogelijk ongevallen; elk ongeluk is er immers één te veel. Het streven blijft ook hier om het aantal ongevallen terug te dringen.
Als we naar de ongevalscijfers kijken op dit weggedeelte, dan is het aantal ongevallen in de bovengenoemde periode vergelijkbaar met het beeld van de laatste jaren op deze drukke weg. Van 10 juli tot en met 25 augustus 2019, de periode waarin de tijdelijke situatie gold vanwege de werkzaamheden, hebben er negen ongevallen plaatsgevonden op het betreffende weggedeelte. Het aantal ongevallen op dat weggedeelte varieert in de jaren ervoor (2014–2018), zonder werkzaamheden, van vier tot negen per jaar in de genoemde periode. Op dit moment is niet vast te stellen of er een verband is tussen de ongevallen en de werkzaamheden.
Hoeveel ongevallen hebben plaatsgevonden sinds 12 juli 2019 die te wijten zijn aan de genoemde verkeerssituatie? Wat vindt u ervan dat Rijkswaterstaat het aantal ongevallen dat sinds 12 juli 2019 heeft plaatsgevonden die te wijten zijn aan de verkeerssituatie «acceptabel» heeft genoemd?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening van Rijkswaterstaat? Zo ja, hoe rijmt u dit met het streven tot nul slachtoffers van verkeersongevallen zoals opgenomen in het nieuwe Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2030?
Zoals aangegeven in antwoord 3, wil ik het aantal ongevallen verder terugdringen. Met verschillende programma’s, zoals het vervolgprogramma Meer Veilig2, draagt ook Rijkswaterstaat iedere dag bij aan het bereiken van het doel van nul verkeersslachtoffers in 2050.
Waarom is ervoor gekozen om het verkeer in beide richtingen over één rijbaan te geleiden, maar blijven er wel twee versmalde rijstroken beschikbaar, waarvan er één extra versmald is? Wat is de status van het bord bij de werkzaamheden aan de A7 met de aanduiding «niet naast elkaar rijden»? Als dit is bedoeld als waarschuwing in plaats van een verbod, deelt u in dat geval de mening dat dit bijdraagt aan een onduidelijke situatie als er wel twee versmalde rijstroken beschikbaar zijn?
Bij alle wegwerkzaamheden wordt de geldende CROW-richtlijn3 toegepast, die beschrijft waaraan de maatregelen op autosnelwegen moeten voldoen. De richtlijn heeft als hoofddoelen een verkeersveilige situatie en veilige werkomstandigheden op de weg. Binnen dat kader wordt de keuze voor een optimale oplossing gemaakt.
Het bord «Niet naast elkaar rijden» (T424) was geplaatst voorafgaand aan het wegvak waarin de werkzaamheden plaatsvonden. Dit bord is bedoeld als advies om de weggebruiker extra op de situatie te attenderen. Er is voor dit advies gekozen, omdat auto’s met een maximale breedte van 1 meter 80 van beide rijstroken gebruik mogen maken (vrachtwagens en bredere auto’s alleen van de rechterrijstrook) en het verboden is om van rijstrook te wisselen.
Zijn bij het opstellen van deze verkeerssituatie de richtlijnen gevolgd die Rijkswaterstaat hanteert voor een veilige weginrichting? Zo nee, waarom niet? Zo ja, moeten deze richtlijnen, gezien de gevaarlijke situatie die deze kennelijk hebben toegelaten, niet herzien worden?
Ja, deze richtlijn is gevolgd, zie antwoord 5. Deze CROW-richtlijn is niet statisch, maar wordt standaard en periodiek geëvalueerd aan de hand van de ervaringen die wegbeheerders hebben opgedaan met tijdelijke verkeerssituaties.
Klopt de analyse van de in het artikel aangehaalde woordvoerder Kooistra van Rijkswaterstaat dat Rijkswaterstaat voor de gevaarlijke situatie heeft gekozen om de verkeersdoorstroming «optimaal» te houden? Is het waar dat Rijkswaterstaat daarmee de doorstroom van het verkeer vóór de veiligheid van de weggebruikers heeft geplaatst?
De veiligheid voor de weggebruikers en de veiligheid voor de wegwerkers, hebben altijd de hoogste prioriteit. Zie verder antwoord 5.
Waarom wordt er gewacht met evalueren tot de werkzaamheden voltooid zijn en wordt er in de tussentijd een gevaarlijke situatie in stand gehouden?
De werkzaamheden worden constant geschouwd door Weginspecteurs van Rijkswaterstaat (tussen 06:00 en 22:00). Onveilige situaties worden direct aangepakt. Daarbij worden ook de bij RWS binnengekomen meldingen meegenomen. Dit heeft geleid tot enkele kleine aanpassingen. Zo merkte een weggebruiker op dat de tekstkarren met het advies «niet naast elkaar rijden» soms niet zichtbaar waren als er een vrachtwagen voor reed. Naar aanleiding van deze melding is een fysiek bord met dit advies in de middenberm geplaatst.
Lopen de werkzaamheden aan de A7 tussen Marum en Boerakker op schema? Tot wanneer blijft deze aangepaste verkeerssituatie van kracht?
Deze werkzaamheden verliepen volgens schema en zijn in het weekend van zaterdag 31 augustus afgerond. De aangepaste verkeerssituatie is daarmee beëindigd.
Het bezoek van de minister van Infrastructuur en Waterstaat aan Maastricht Aachen Airport |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Minister van Nieuwenhuizen bezocht Maastricht Aachen Airport»?1
Ja, dat bericht is mij bekend.
Op welke wijze worden uw toekomstige beleidskeuzes in het luchtvaartdossier beïnvloed door uw bezoek aan Maastricht Aachen Airport?
Het doel van mijn werkbezoek aan Maastricht Aachen Airport (MAA) is enerzijds geweest om kennis te maken met de luchthaven en van de luchthavendirectie en de provincie Limburg, eigenaar van de luchthaven, te horen hoe zij de toekomst van MAA zien. Anderzijds heeft mijn werkbezoek tot doel gehad een informeel gesprek te voeren met een aantal andere belanghebbenden uit de omgeving van MAA, zoals een aantal omwonenden, vertegenwoordigers van de toeristische sector en een aantal ondernemers om zo uit de eerste hand te horen hoe zij denken over de ontwikkeling van deze luchthaven. De reacties en aandachtspunten van deze belanghebbenden betrek ik bij de weging van de uiteindelijke beleidskeuzes voor de Luchtvaartnota.
Klopt het dat recent de gebouwen van Maastricht Aachen Airport op royale wijze gerenoveerd zijn?
De provincie Limburg heeft aangegeven dat de passagiersterminal is opgeknapt.
Wat zijn de kosten geweest van deze renovaties?
Dit is een aangelegenheid van de eigenaar van de luchthaven i.c. de provincie Limburg en de exploitant.
Kunt u deze kosten specificeren?
Zie het antwoord op vraag 4
Kunt u een jaarlijks overzicht verschaffen van alle publieke middelen die er door de jaren heen door de overheid in Maastricht Aachen Airport zijn gepompt?
Ik kan u inzicht geven in de publieke middelen vanuit het Rijk. De provincies en gemeenten hebben een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van eventuele inzet van publieke middelen.
De algemene beleidslijn voor wat betreft rijksbijdragen voor regionale luchthavens is sinds eind jaren negentig dat het Rijk niet rechtstreeks participeert in regionale luchthavens, geen investeringen financiert en niet aan de exploitatie bijdraagt (nota Regionale luchthavenstrategie2). Alleen bij uitzondering kunnen specifieke afspraken over financiële bijdragen worden gemaakt.
In 2001 is in overeenkomsten vastgelegd dat de toen nog bestaande subsidierelatie tussen het Rijk en sommige regionale luchthavens, waaronder MAA, wordt beëindigd door middel van een afkoop van de rijksbijdrage in de toekomstige exploitatietekorten. Ook zijn afspraken gemaakt over investeringsbijdragen om die luchthavens met een goed perspectief aan publieke en private partijen in de regio over te doen. Er is sindsdien geen sprake meer van nieuwe inzet van publieke middelen vanuit het Rijk richting MAA.
Is het waar dat de vergadering van de Commissie Regionaal Overleg (CRO) Maastricht Aachen Airport op 20 juni 2019 op het laatste moment niet is doorgegaan?
De voorzitter van de Commissie Regionaal Overleg Luchthaven Maastricht (CRO MAA) heeft op 6 juni 2019 besloten tot uitstel van de vergadering en hierover de leden geïnformeerd.
Wat was de aanleiding voor het annuleren van deze vergadering?
Belangrijkste onderwerp van de agenda betrof de evaluatie en de toekomstige werkwijze van de CRO MAA. De voorzitter heeft aangegeven dat de voorbereiding van dit agendapunt meer voorbereiding vroeg.
Wat stond er op de agenda van deze vergadering?
Zie het antwoord op vraag 8.
Wanneer staat de volgende vergadering van de CRO gepland?
In plaats van 20 juni 2019 is de CRO MAA inmiddels op 26 augustus 2019 bijeengekomen om de oorspronkelijk geplande onderwerpen te bespreken. De volgende vergadering is gepland op 26 september 2019.
Erkent u dat er juist nu alle reden is voor de CRO om bij elkaar te komen? Zo nee, waarom niet?
Zoals ook uit het antwoord op vraagt 10 volgt komt de CRO MAA op reguliere basis bij elkaar.
Is het waar dat vanwege overbelasting geen rapportages worden gemaakt van de klachten die binnenkomen bij het Klachten Informatie Centrum Limburg (KICL)? Zo nee, hoe zit het dan?
Bij het Klachten Informatie Centrum Limburg (KICL) is er ten gevolge van de aanzienlijke stijging van het aantal klachten over MAA in de afgelopen periode een personeel knelpunt ontstaan waardoor tijdelijk slechts beperkt gerapporteerd kon worden aan de CRO MAA. De KICL heeft aangegeven dat het personele knelpunt sinds 1 juli 2019 is opgelost.
Erkent u dat een klachtenlijn geen enkele zin heeft als er niets gedaan kan worden met deze klachten?
Dit is niet aan de orde. De door de KICL opgestelde klachtenrapportages worden besproken in de CRO MAA. Partijen in de CRO MAA hebben recent omgevingsafspraken gemaakt waarbij ook afspraken zijn gemaakt op welke wijze de klachten onderdeel zijn van een aanpak om vermijdbare hinder van de luchthaven verder aan te pakken.
Wat is uw inzet om deze onwenselijke situatie zo snel mogelijk op te lossen?
Dit is niet aan de orde. Zie het antwoord op vraag 12 en 13.
Is het waar dat zowel het vliegveld als de klachtenlijn eigendom zijn van de provincie Limburg?
Nee, de klachtenlijn is ondergebracht in de onafhankelijke Stichting Klachtentelefoon Luchtverkeer Limburg. KICL is de werknaam van de Stichting.
In hoeverre is deze dubbele eigendomssituatie van invloed op het negeren van de binnengekomen klachten?
Dit is niet aan de orde. Zie het antwoord vraag 15.
Waarom gaf u eerder geen inhoudelijk antwoord op onze vraag naar het waterbedscenario dat tot extra overlast kan leiden bij regionale luchthavens, hetgeen tot grote maatschappelijke zorgen heeft geleid bij omwonenden van deze luchthavens?2
Ik heb geen inhoudelijk antwoord gegeven, maar weloverwogen verwezen naar het PlanMER-proces voor de Luchtvaartnota 2020–2050. Het PlanMER-proces is immers bedoeld om zorgvuldig en gestructureerd de effecten van de verschillende beleidsopties en alternatieven voor de Luchtvaartnota in kaart te brengen. De beleidsopties zijn gegroepeerd in uitersten, oftewel de randen van het speelveld, en gelden in het bijzonder voor de civiele luchtvaart. Eén van die uitersten is de invalshoek verdeling van luchtvaart over Nederland. Daarin staan de ontwikkelkansen rondom regionale luchthavens centraal. Ik laat in de PlanMER op een hoog abstractieniveau de maatschappelijke effecten in kaart brengen, ook eventuele waterbedeffecten. De resultaten van de PlanMER zullen, naast relevant onderzoek en inzicht in de wensen en zorgen van belanghebbenden, worden betrokken bij de weging van de uiteindelijke beleidskeuzes voor de Luchtvaartnota.
Erkent u dat deze maatschappelijke zorgen over het waterbedeffect daadwerkelijk bestaan bij de omwonenden van deze luchthavens? Zo nee, waarom niet?
Ja, dat erken ik. Uit de reacties van omwonenden zijn deze zorgen immers naar voren gekomen.
Bent u bereid om door een onafhankelijk bureau serieus onderzoek te laten verrichten naar het waterbedeffect van verplaatsingen in vliegbewegingen als gevolg van verschillende beleidskeuzes in het Nederlandse luchtvaartbeleid? Zo nee, waarom niet?
Hiervoor hebben we het PlanMER-proces, waarvoor we een gedegen partij hebben ingeschakeld en betrokkenheid van alle stakeholders (klankbord) om zo tot een goede planMER te komen. Zie verder het antwoord op vraag 17.
Waarom gaf u eerder geen inhoudelijk antwoord op onze vraag of u erkent dat met de voorgestelde openingstijden van Maastricht Aachen Airport de nachtrust van omwonenden ernstig wordt verstoord?3
Ik heb met mijn eerdere antwoorden niet willen ontkennen dat nachtelijk verkeer kan leiden tot slaapverstoring en effecten op de leefomgeving, maar benadrukt dat varianten van nachtsluiting in de PlanMER worden beoordeeld met onder meer het doel om de effecten op gezondheid en de leefomgeving in kaart te brengen. Er is op dit moment geen sprake van enig beleidsvoornemen om tot nachtelijke openstelling van MAA te komen. De PlanMER beoogt slechts de mogelijke effecten daarvan in beeld te brengen.
Erkent u dat met dergelijke openingstijden de nachtrust van omwonenden ernstig wordt verstoord? Zo nee, waarom niet?
Ja, het klopt dat nachtelijk vliegverkeer kan leiden tot slaapverstoring. Zie voorts het antwoord op vraag 20.
Waarom gaf u eerder geen inhoudelijk antwoord op onze vraag of u erkent dat met dergelijke openingstijden de leefomgeving van mens en dier verder wordt aangetast?4
Zie het antwoord op vraag 20.
Erkent u dat met dergelijke openingstijden de leefomgeving van mens en dier verder wordt aangetast? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 20. De effecten op de leefomgeving van dergelijke keuzes betrek ik in de PlanMER-analyse.
Erkent u dat uw wel heel erg korte antwoord «ik heb hiervan kennisgenomen» in reactie op onze vraag over de bezwaren bij verruimde openingstijden van Maastricht Aachen Airport, niet bepaald de geruststelling biedt aan omwonenden dat hen die extra nachtvluchten bespaard zullen blijven? Zo nee, waarom niet?5
Zoals ik in mijn eerdere antwoorden heb aangegeven betreur ik dat er onrust bij omwonenden is ontstaan over het onderzoek naar varianten met nachtsluiting in de PlanMER van de Luchtvaartnota. In deze antwoorden heb ik echter toegelicht wat het doel hiervan is en aangegeven dat er geen sprake is van een voorgenomen besluit tot verruiming van de openingstijden van MAA. Dat is bij het provinciebestuur bekend.
Zoals ik in het antwoord op vraag 1 heb aangegeven heb ik tijdens mijn werkbezoek op 10 juli 2019 met het provinciebestuur gesproken over de toekomst van MAA en hun visie hierop. De provincie betrek ik ook in het proces van de Luchtvaartnota.
Gaat u de brede waaier aan effecten van mogelijk verlengde openingstijden eerst nog laten onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Een dergelijke keuze is in deze fase niet aan de orde. Zoals in antwoord 17 aangegeven onderzoek ik in de PlanMER op dit moment de randen van het speelveld. Die verschaffen beslisinformatie voor het maken van hoofdkeuzes in de Luchtvaartnota.
Kunt u specifiek uiteenzetten hoe de reacties van belanghebbenden worden betrokken bij de weging van belangen in de PlanMER en de Luchtvaartnota?
Reacties van belanghebbenden betrek ik nadrukkelijk in de besluitvorming over de Luchtvaartnota. Daarvoor heb ik een maatschappelijke klankbordgroep ingericht. Daarnaast is het voor iedereen mogelijk een zienswijze uit te brengen op de Ontwerp Luchtvaartnota. Deze wordt gelijktijdig met het PlanMER ter visie gelegd.
Welk gewicht geeft u de belangen van klimaat, veiligheid en leefomgeving van mens en dier in het volledige afwegingskader?
In het afwegingskader breng ik breed de gevolgen voor people, planet en profit in beeld. Alle door u genoemde aspecten wegen daarin mee.
Kunt u bevestigen dat de door u aangekondigde nieuwe Nederlandse werkwijze, waarin het luchtvaartbeleid zich voortaan binnen een brede set aan grenswaarden op het gebied van klimaat, leefomgeving en veiligheid van mens en dier moet afspelen, zal gelden voor heel Nederland?6 Zo nee, waarom niet?
In mijn brief aan uw Kamer van 5 juli 20198 heb ik reeds aangegeven wat in hoofdlijnen mijn perspectief is op het toekomstig luchtvaartbeleid in Nederland. Ook ten aanzien van de door u genoemde punten over klimaat, leefomgeving en veiligheid.
Wat zijn momenteel de concrete instrumenten waarmee de aan Maastricht Aachen Airport gerelateerde geluidsoverlast en uitstoot van schadelijke stoffen worden gemeten en berekend?
In de gebruiksvergunning van MAA (de Omzettingsregeling Maastricht) is de toegestane geluidbelasting van het vliegverkeer bepaald in de vorm van grenswaarden voor geluid in een aantal handhavingspunten. De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) ziet erop toe dat de exploitant en de gebruikers van de luchthaven deze grenswaarden voor de geluidbelasting naleven. Ten behoeve van deze handhaving rapporteert de luchthavenexploitant elk kwartaal aan de ILT. Daarin moet onder andere worden ingegaan op het verloop van de geluidbelasting binnen een handhavingspunt en op de tijdstippen, waarop door luchtvaartuigen van de luchthaven gebruik is gemaakt. Na afloop van ieder gebruiksjaar stelt de ILT een handhavingsrapport op.
Verder is mij bekend dat door de Regionale Uitvoeringsdienst Zuid-Limburg dit jaar geluidmetingen worden uitgevoerd als onderdeel van de omgevingsafspraken die hierover zijn gemaakt in de CRO MAA.
Een permanente controle op het naleven van de grenswaarden voor luchtkwaliteit vindt plaats zowel op basis van metingen (zie http://www.lml.rivm.nl/meetnet/index.php en http://www.luchtmeetnet-limburg.nl/) als ook op basis van een combinatie van metingen en berekeningen (zie www.nsl-monitoring.nl). Via het NSL-monitoringsprogramma van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat wordt de luchtkwaliteit jaarlijks gemonitord (zie www.nsl-monitoring.nl).
Welke organisatie of overheid beheert deze meetapparatuur en programma’s?
Zie het antwoord op vraag 29.
Erkent u dat het gebruiken van een baanlengte van 2.750 meter zal leiden tot meer overlast in Zuid-Limburg? Zo nee, waarom niet?
De individuele passage van een vrachtvliegtuig (Lamax) waarbij de belading zwaarder is dan mogelijk/ toegestaan is op een baan van 2.500 meter kan lokaal tot meer geluidoverlast leiden. De totale geluidbelasting van een luchthaven (Lden) en daaraan gerelateerde geluidoverlast in de omgeving is echter afhankelijk van meer factoren dan de baanlengte, zoals vlootsamenstelling, baan- en routegebruik, openstellingstijden en verdeling van het gebruik door het vliegverkeer over de dag. Een baanverlenging op zich zegt daarmee onvoldoende over de consequenties voor de ervaren geluidoverlast in de omgeving.
Erkent u dat uw uitspraak dat het een beleidsoptie is om tot een baangebruik van 2.750 meter te komen in tegenspraak is met uw stelling dat reacties van belanghebbenden op serieuze wijze zullen worden betrokken bij de weging van de uiteindelijke beleidskeuzes?7 Zo nee, waarom niet?
Nee. Zie het antwoord op vraag 17 en 26.
Op welke wijze worden in de PlanMER de effecten van een mogelijk verlengd baangebruik in kaart gebracht?
Zoals in antwoord 17 aangegeven onderzoek ik in de PlanMER op dit moment de randen van het speelveld. Die verschaffen beslisinformatie voor het maken van hoofdkeuzes in de Luchtvaartnota. Op een hoog abstractieniveau worden de milieueffecten van beleidskeuzes onderzocht.
Brengt u ook de cumulatieve (gezondheids-)effecten van (inter-)nationale luchtvaart in kaart? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe zal dit worden uitgevoerd?
Ja, in de PlanMER worden gezondheidseffecten van de verschillende beleidsopties en alternatieven in kaart gebracht aan de hand van indicatoren voor geluidhinder en luchtkwaliteit.
Is het waar dat Provincie Limburg de heer Vrehen (ex-gedeputeerde van Provincie Limburg) heeft aangesteld om onderzoek te verrichten naar de situatie rond Maastricht Aachen Airport? Zo nee, hoe zit het dan?
De provincie Limburg heeft mij geïnformeerd dat de heer Vrehen ten dienste van de partijen in de CRO MAA een opdracht heeft gekregen om de uitvoering van de gemaakte omgevingsafspraken te coördineren. Er is geen sprake van een onderzoeksopdracht ten aanzien van MAA.
Kunt u een tijdpad verschaffen van alle lopende onderzoeken die gerelateerd zijn aan Maastricht Aachen Airport?
Dit is aan de provincie Limburg, eigenaar van de luchthaven en initiatiefnemer voor het nieuwe Luchthavenbesluit, en MAA.
Is het waar dat de gemeente Beek een vergunning heeft gegeven om plotsklaps een stuk weiland te asfalteren voor een parkeerplaats voor circa 400 extra auto’s? Zo nee, hoe zit het dan?
Mij is bekend dat de gemeente Beek in maart 2019 aan MAA een omgevingsvergunning heeft verleend voor het tijdelijk in gebruik nemen van gronden van MAA voor een parkeerplaats, maar dit betreft verder een aangelegenheid van de gemeente Beek.
Hoe beoordeelt u de gevolgde procedures bij het afgeven van deze vergunning door de gemeente Beek?
Dit betreft een verantwoordelijkheid van de gemeente Beek.
Is het waar dat reizigers van Corendon op Maastricht Aachen Airport gratis mogen parkeren? Zo nee, hoe zit het dan?
Mij is bekend dat reizigers die via Corendon hebben geboekt onder voorwaarden gratis kunnen parkeren op MAA. Dit betreft verder een aangelegenheid tussen Corendon en Maastricht Aachen Airport.
Hoe plaatst u deze parkeertarieven of de afwezigheid ervan, binnen de doelstelling om de luchtvaart binnen de grenzen van het klimaat te brengen, inclusief de activiteiten op de grond?
In de brief aan uw Kamer van 27 maart 201910 heb ik u de uitgangspunten uiteengezet voor de kabinetsinzet met betrekking tot het klimaatbeleid voor luchtvaart en heb ik meer specifiek de inzet op de verschillende instrumenten beschreven om de ambities en doelstellingen te kunnen behalen, zowel op internationaal als nationaal niveau. Tevens heeft u 28 juni jl. het Klimaatakkoord ontvangen waarin het kabinet een pakket aan maatregelen aankondigt om de uitstoot van CO2 met 49% te reduceren in 2030. Het specifieke vraagstuk waar u op wijst, doet hier niets aan af.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Dit heb ik zoveel mogelijk gedaan.
Kent u de berichten «Minister van Nieuwenhuizen hoort verhalen over vlieglawaai aan» en «Overlast vliegveld Bierset niet eenvoudig op te lossen»?1 2
Ja, die berichten zijn mij bekend.
Erkent u dat het «aanhoren» van klachten van omwonenden niet hetzelfde is als deze klachten daadwerkelijk oplossen?
Ik heb een werkbezoek aan de regio gebracht om de zorgen die er in de regio leven uit eerste hand te horen en begrijp de onvrede zeer goed. Tegelijkertijd blijf ik mij inzetten om een oplossing te vinden voor de ontstane situatie en de negatieve gevolgen van de luchtruimwijziging van 2013 voor de situatie in Eijsden zo veel mogelijk weg te werken. Daarover heb ik uw Kamer per brief van 5 september 20193 ook geïnformeerd.
Erkent u dat deze omwonenden concrete verbeteringen van u mogen verwachten? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik tijdens mijn werkbezoek aan de regio en in mijn brief van 5 september 2019 heb aangegeven blijf ik mij inzetten om de situatie te verbeteren, met als doel om voor wat betreft het luchtverkeer van en naar de luchthaven Luik-Bierset boven Eijsden terug te gaan naar een situatie die vergelijkbaar is met de situatie van vóór de luchtruimwijziging van 2013. Dit mogen omwonenden ook van mij verwachten.
Wat zegt het u dat de zorgen bij diverse omwonenden na uw werkbezoek juist zijn toegenomen, aangezien u hun geen enkele concrete verbetering in het vooruitzicht heeft gesteld?
Ik ben me terdege bewust van de overlast die het vliegverkeer van en naar de luchthaven Luik-Bierset veroorzaakt voor inwoners van Eijsden, met name in de nachtelijke uren, en begrijp de onvrede zeer goed. Het luchtruim in die omgeving is complex, waardoor de situatie niet eenvoudig is op te lossen. Zoals eerder aangegeven blijf ik mij inzetten om met de Belgische autoriteiten te zoeken naar mogelijkheden om de situatie verder te verbeteren. Aan de Belgische zijde is er bereidheid om gezamenlijk verder te werken om de negatieve gevolgen van de luchtruimwijziging van 2013 voor de situatie in Eijsden zo veel mogelijk weg te werken.
Op welke wijze worden uw toekomstige beleidskeuzes in het luchtvaartdossier beïnvloed door uw bezoek aan de gemeente Eijsden-Margraten?
Het doel van mijn werkbezoek aan de gemeente Eijsden-Margraten is geweest om een informeel gesprek te voeren met belanghebbenden uit de regio, zoals een aantal omwonenden, de gemeente, een voormalig luchtverkeersleider, en een aantal vertegenwoordigers van de toeristische sector en ondernemers om zo uit de eerste hand te horen welke hinder zij ondervinden van het vliegverkeer. De reacties en aandachtspunten van deze belanghebbenden betrek ik bij de weging van de uiteindelijke beleidskeuzes voor de Luchtvaartnota en ook bij het vraagstuk rondom het luchtruim Eijsden.
Zijn er sinds uw bezoek aan de gemeente Eijsden-Margraten nog ontmoetingen geweest tussen vertegenwoordigers van uw ministerie en de gemeente Eijsden-Margraten en/of de provincie Limburg? Zo ja, wat was de agenda van deze ontmoeting(en)?
Zoals ik in mijn brief van 5 september 2019 heb aangegeven is op ambtelijk niveau door mijn ministerie met gemeente en provincie doorgesproken over het vervolgproces voor de aanpak van geluidshinder in de omgeving van Eijsden en zijn mogelijke inhoudelijke verbetervoorstellen met elkaar gedeeld.
Zijn er bepaalde afspraken of voornemens uit deze ontmoeting(en) voortgevloeid? Zo ja, welke?
Zoals ik in mijn brief van 5 september 2019 heb aangegeven zijn er met gemeente en provincie afspraken gemaakt over hun verdere betrokkenheid bij de vervolgstappen. Verder zijn er suggesties gedaan voor verbetering van de situatie, om verder te bespreken met de Belgische autoriteiten. Deze suggesties zullen verder verkend en uitgewerkt worden in een gezamenlijke expert groep. Daar zal ook een vertegenwoordiger uit de regio aan deelnemen.
Kent u de kritiek van burgemeester Dieudonné Akkermans van Eijsden-Margraten op de langverwachte detailanalyse naar de afhandeling van het vliegverkeer in de omgeving Maastricht-Luik?3 Zo ja, wat gaat u doen met deze kritiek?
Burgemeester Akkermans heeft zijn zorgen tijdens mijn werkbezoek aan de regio met mij gedeeld. Vervolgens zijn de zorgen uitgebreider met hem besproken in het ambtelijk vervolgoverleg. De signalen worden meegenomen in de vervolgaanpak.
Wat zijn momenteel de concrete instrumenten waarmee de aan vliegveld Luik-Bierset gerelateerde geluidsoverlast en uitstoot van schadelijke stoffen worden gemeten en berekend?
Ik beperk me in het antwoord tot de instrumenten die in Nederland worden ingezet voor de aanpak van geluidshinder als gevolg van het vliegverkeer in het luchtruim boven Eijsden, omdat ik niet verantwoordelijk ben voor eventuele instrumenten in België. In het licht van alle afspraken over de aanpak van de geluidshinder monitoren wij het verkeer dat door het luchtruim boven Eijsden vliegt. Door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat wordt hiervan periodiek een monitoringsrapportage opgesteld en aan de gemeente en provincie toegestuurd.
Een permanente controle op het naleven van de grenswaarden voor luchtkwaliteit vindt plaats zowel op basis van metingen (zie http://www.lml.rivm.nl/meetnet/index.phpen http://www.luchtmeetnet-limburg.nl/) als ook op basis van een combinatie van metingen en berekeningen (zie www.nsl-monitoring.nl). Via het NSL-monitoringsprogramma van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat wordt de luchtkwaliteit jaarlijks gemonitord (zie www.nsl-monitoring.nl).
Welke organisatie of overheid beheert deze meetapparatuur en programma’s?
Zie het antwoord op vraag 9.
Kunt u specifiek uiteenzetten hoe de reacties van Nederlandse belanghebbenden ten opzichte van vliegveld Luik-Bierset precies worden betrokken bij de weging van belangen in de Luchtvaartnota?
Reacties van belanghebbenden betrek ik nadrukkelijk in de besluitvorming over de Luchtvaartnota. Daarvoor heb ik een maatschappelijke klankbordgroep ingericht. Daarnaast is het voor iedereen mogelijk een zienswijze uit te brengen op de Ontwerp Luchtvaartnota. Deze wordt gelijktijdig met het PlanMER ter visie gelegd.
Welk gewicht geeft u de belangen van klimaat, veiligheid en leefomgeving van mens en dier in het volledige afwegingskader?
In het afwegingskader breng ik breed de gevolgen voor people, planet en profit in beeld. Alle door u genoemde aspecten wegen daarin mee.
Gaat u de Belgische overheid informeren over de door u aangekondigde nieuwe Nederlandse werkwijze, waarin het luchtvaartbeleid zich voortaan binnen een brede set aan grenswaarden op het gebied van klimaat, leefomgeving en veiligheid van mens en dier moet afspelen?4 Zo nee, waarom niet?
Ik voer met grote regelmaat overleg met de Belgische overheid, waarbij we elkaar informeren over ontwikkelingen. Waar mogelijk leren we van elkaar. Dit geldt ook voor veranderingen in het Nederlandse luchtvaartbeleid.
Gaat u de Belgische overheid ervan overtuigen om deze werkwijze over te nemen? Zo nee, erkent u dat er dan een spanningsveld ontstaat tussen de verschillende werkwijzen van beide landen? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de Belgische overheid zelf om haar werkwijze te bepalen. Indien er tegengestelde belangen bestaan of ontstaan gaan wij daarover met elkaar in gesprek.
Erkent u dat na ruim zes jaar van vrijblijvende afspraken met de Belgische luchtverkeersleiding er nog geen enkele progressie is geboekt? Zo nee, waaruit blijkt de progressie?
Ik deel uw suggestie dat er geen progressie is geboekt niet. De afgelopen jaren hebben wel degelijk verbetering laten zien, maar die verbetering is nog onvoldoende en vooral te weinig stabiel. Dit is ook te zien in de detailanalyse die ik op 3 juli 20196 aan uw kamer heb toegezonden en de periodieke monitoringsrapportages die periodiek met de gemeente en provincie worden gedeeld. Om de situatie verder te verbeteren is met de Belgische autoriteiten afgesproken om een gezamenlijke expertgroep te starten om concrete mogelijkheden voor verbetering te verkennen en uit te werken.
Erkent u dat uw naar eigen zeggen uiterste inspanning om de geluidshinder in de omgeving Eijsden te verminderen tot nu toe nog niet heeft geleid tot een definitieve oplossing voor de situatie? Zo nee, waaruit blijkt de progressie?
Zie het antwoord op vraag 15.
Wanneer mogen we concrete resultaten verwachten van de gesprekken met de Belgische autoriteiten over het beperken van hinder vanuit vliegveld Luik-Bierset?
De detailanalyse die ik op 3 juli 2019 naar uw Kamer heb toegezonden biedt aanknopingspunten om de situatie structureel te verbeteren. Ook de monitoringresultaten van het afgelopen jaar laten een positieve trend zien. Met de Belgische autoriteiten is afgesproken om een gezamenlijke expertgroep te starten om concrete mogelijkheden voor verbetering te verkennen en uit te werken. Hier wordt momenteel aan gewerkt. Zoals ik in mijn brief van 5 september 2019 heb aangegeven zal ik uw Kamer hierover periodiek blijven informeren.
Welke oplossingen, anders dan het zeer traag en voorzichtig maken van vrijwillige afspraken met de Belgische luchtverkeersleiding, kunt u de getroffen inwoners in het vooruitzicht stellen?
Zoals eerder aangegeven doe ik er alles aan om de situatie te verbeteren. Dit doe ik op een zo transparant mogelijke manier. Een belangrijke stap is het opstarten van de gezamenlijke expertgroep die concrete mogelijkheden voor verbetering gaat verkennen en uitwerken. De monitoringsrapportage van de eerste helft van 2019 heeft bemoedigende resultaten laten zien. In de gezamenlijke expertgroep zal bekeken worden op welke manier deze trend vastgehouden kan worden.
Erkent u dat er nog steeds geen duidelijkheid is over hoe de Nederlandse overheid het destijds heeft kunnen laten gebeuren dat de ongelijke verdeling van het luchtruim zodanig heeft kunnen ontstaan dat de Belgische overheid daar nu al jaren misbruik van kan maken? Zo nee, hoe zit het dan?
De luchtruimwijziging in 2013 is niet zomaar doorgevoerd, maar om een urgent veiligheidsprobleem in het luchtruim aan te pakken. Dankzij de wijziging kan naderend verkeer vanuit het zuiden naar de luchthaven Maastricht op een veilige wijze afgewikkeld worden. Die noodzaak bestaat nog steeds. Ik zie daarom geen aanleiding om dit te laten onderzoeken.
Bent u bereid om dit alsnog te laten onderzoeken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn kunnen we een dergelijk onderzoek verwachten?
Zie antwoord vraag 19.
Erkent u dat nog steeds niet duidelijk is waarom deze situatie nooit is teruggedraaid? Zo nee, waar blijkt dat uit?
Het zomaar terugdraaien van de wijziging is niet mogelijk vanwege de redenen genoemd in het antwoord op vraag 19. Ik zie daarom geen aanleiding om dit te laten onderzoeken.
Bent u bereid om dit alsnog te laten onderzoeken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn kunnen we een dergelijk onderzoek verwachten?
Zie antwoord vraag 21.
Wat zijn de obstakels bij het simpelweg terugdraaien van de ongelijke verdeling van het luchtruim tussen Nederland en België?
Zie het antwoord op vraag 19 t/m 22.
Wat is uw inzet om deze obstakels weg te nemen?
Zoals hierboven aangegeven is het luchtruim in deze regio complex en kan ik de luchtruimwijziging niet zomaar terugdraaien. Ik zal mij blijven inzetten om voor wat betreft het luchtverkeer van en naar de luchthaven Luik-Bierset boven Eijsden terug te gaan naar een situatie die vergelijkbaar is met de situatie van vóór de luchtruimwijziging van 2013. Daarbij kijk ik met name naar de periode tussen 23 uur en 6 uur. Hiervoor is mijn ministerie in gesprek met de Belgische autoriteiten.
Kent u de uitspraken van toenmalig Staatssecretaris Dijksma, die zei dat er drastische maatregelen genomen zouden worden als de situatie niet zou verbeteren?5
Ja, die ken ik.
Deelt u de mening dat het inmiddels de hoogste tijd is om die drastische maatregelen daadwerkelijk te gaan nemen? Zo nee, waarom niet?
Ik begrijp de behoefte in Eijsden aan meer en sneller resultaat als het gaat om het terugdringen van geluidshinder van vliegverkeer. Het zomaar terugdraaien van de luchtruimwijziging is niet mogelijk, vanwege de in de antwoorden op vraag 19 t/m 22 genoemde redenen. Desalniettemin zie ik in de uitgevoerde detailanalyse én in de positieve monitoringresultaten van de eerste helft van dit jaar aanknopingspunten om tot verdere verbetering te komen. Ook de Belgische autoriteiten zijn bereid om daaraan mee te werken. Mijn inzet is en blijft om met concrete maatregelen de overlast boven Eijsden terug te dringen tot een niveau van vóór de luchtruimwijziging in 2013.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Dit heb ik zoveel mogelijk gedaan.
Het bericht ‘75-plussers blijven in onzekerheid: mag ik nu wel of niet autorijden’ |
|
Jan de Graaf (CDA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «75-plussers blijven in onzekerheid: mag ik nu wel of niet autorijden?»?1
Ja.
Herkent u het probleem dat er een grote groep 75-plussers is van wie het rijbewijs vóór 1 december 2019 verloopt, ondanks dat zij aan hun verplichtingen in het kader van de herkeuring en vernieuwing van hun rijbewijs hebben voldaan?
Ja. Ik krijg nog steeds veel brieven van burgers die worden geconfronteerd met een lange doorlooptijd bij het CBR en die als gevolg daarvan met een verlopen rijbewijs zitten. Ik heb het CBR daarom gevraagd passende maatregelen te treffen en mij van de resultaten daarvan op de hoogte te houden. De afgelopen periode zijn diverse verbeteringen doorgevoerd; spoed- en voorrangsprocedures zijn in gang gezet voor mensen die tijdig zijn begonnen met hun aanvraag en er wordt hard gewerkt aan de invoering van de AMvB administratieve verlenging van het rijbewijs voor 75-plussers.
Wat vindt u van de oproep van het Verbond van Verzekeraars aan hun leden om coulant te zijn ten aanzien van mensen met een verlopen rijbewijs? Erkent u dat deze stap voor veel onduidelijkheid kan zorgen voor bezitters van een verlopen rijbewijs en ertoe kan leiden dat deze mensen denken dat het dan ook niet strafbaar is om met een verlopen rijbewijs achter het stuur te stappen?
Dat verbaast mij, aangezien je strafbaar bent als je rijdt met een ongeldig rijbewijs en de Minister van Justitie en Veiligheid mij heeft laten weten dat een gedoogconstructie vanuit handhavingsperspectief niet mogelijk is.
Erkent u dat veel mensen met een verlopen rijbewijs nu onzekerheid ervaren omdat hen niet duidelijk is of hun verzekeraar zich ook coulant gaat opstellen in geval van schade en zich ongelijk behandeld voelen wanneer hun verzekeraar er niet voor kiest om deze coulance toe te passen?
De regelgeving is helder; rijden met een ongeldig rijbewijs is strafbaar. Om 75-plussers tegemoet te komen werken we nu aan de administratieve verlenging zodat zij in afwachting van de beoordeling door het CBR over hun rijgeschiktheid kunnen blijven rijden.
Erkent u dat de oorzaak van deze onduidelijkheid, onzekerheid en rechtsongelijkheid ligt in het feit dat de overheid achterblijft in het oplossen van dit probleem?
Voor het probleem van de lange doorlooptijden bij het CBR waardoor het rijbewijs van mensen (bijna) verloopt, zijn diverse verbeteringen in gang gezet. Zo wordt een nieuw ICT-systeem geïmplementeerd en wordt gewerkt aan uitbreiding van de medische beoordelingscapaciteit. Want iedere dag dat mensen buiten hun schuld om zonder rijbewijs zitten, is er één teveel. Op verzoek van de Tweede Kamer behandelt het CBR de aanvragen van sommige groepen – mits zij hun aanvraag tijdig hebben ingediend – met voorrang, zoals mensen met een (bijna) verlopen rijbewijs die een rijbewijs nodig hebben voor hun werk, de spoedprocedure voor beroepschauffeurs.
Erkent u dat deze groep geen slachtoffer zou mogen worden van dit gebrekkige handelen door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR)? Bent u bereid te voorzien in een oplossing op korte termijn voor deze groep mensen?
Het is vreselijk dat burgers worden geconfronteerd met een lange doorlooptijd bij het CBR en als gevolg daarvan met een verlopen rijbewijs. De gevolgen hiervan voor mensen zijn vaak enorm ingrijpend. Daarom bereid ik een wetsvoorstel voor dat een administratieve verlenging van rijbewijzen van deze groep mogelijk maakt.
Erkent u ook dat het daarom van groot belang is dat de eerder aangekondigde administratieve verlenging van deze rijbewijzen zo spoedig mogelijk in werking treedt? Ziet u mogelijkheden om deze administratieve verlenging eerder dan 1 december 2019 in werking te laten treden? Zo nee, waarom niet?
Net als u wil ik een zo snel mogelijke oplossing voor de mensen die tijdig zijn begonnen met hun aanvraag en als gevolg van de lange doorlooptijden nu geconfronteerd worden met een (bijna) verlopen rijbewijs. Momenteel wordt daarom hard gewerkt om de AMvB en de uitvoering ervan op een zo kort mogelijke termijn te realiseren. Gestreefd wordt naar een invoering van de AMvB op 1 december 2019. Voor het doorlopen van het proces tot aan de inwerkingtreding is echter tijd nodig. Na bespreking in de ministerraad zal de AMvB bij voorhang aan uw Kamer worden voorgelegd. Daarna dient het voorstel beoordeeld te worden door de Raad van State, die wij zullen vragen dit voorstel met spoed te behandelen. Daarnaast hebben CBR en RDW tijd nodig om hun systemen en werkwijzen inzake de administratieve verlenging aan te passen en op elkaar af te stemmen.
Deelt u de mening dat er tot het in werking treden van de aangekondigde administratieve verlenging een coulanceregeling, zoals omschreven in de aangenomen motie Schonis/Von Martels (Kamerstuk 29 398, nr. 688), op de kortst mogelijke termijn in werking zou moeten treden, teneinde de eerdergenoemde onduidelijkheid, onzekerheid en rechtsongelijkheid zo snel mogelijk weg te nemen?
Momenteel wordt hard gewerkt aan een oplossing. In mijn brief aan uw Kamer met mijn reactie op de aangenomen moties van 29 augustus 2019 zet ik uiteen waarom coulance betrachten voordat de aangepaste regelgeving in werking treedt helaas niet mogelijk is.
Welke stappen gaat u zetten om bovengenoemde coulanceregeling zo snel mogelijk in werking te laten treden? Gaat u het eerder genoemde streven van 1 oktober 2019 halen? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik eerder aangaf wordt gestreefd naar een invoering van de AMvB op 1 december 2019. De verwachting is dat de AMvB binnenkort besproken zal worden in de ministerraad. Daarna wordt het concept naar de Kamer gestuurd en gaat de termijn van 30 dagen lopen. De Kamer kan er zelf op toezien dat eerder dan 30 dagen na toezending ingestemd kan worden met het voorstel, vanwege de spoed. Daarna dient het voorstel beoordeeld te worden door de Raad van State. Het CBR en de RDW zijn tegelijkertijd hard aan het werk om de uitvoering eveneens gereed te hebben op 1 december 2019.
Bent u bereid op korte termijn te werken aan een oplossing voor 75-minners die wegens een beperking of andere gezondheidsreden een gezondheidsverklaring moeten afleveren bij het CBR alvorens een rijbewijs of rijbewijsverlenging te krijgen, maar nu door lange wachttijden zonder geldig rijbewijs zitten of binnenkort dreigen te zitten?
Daar zijn we nu druk mee bezig. De oplossing van het administratief verlengen van de geldigheidsduur van het rijbewijs van 75-plussers creëert ruimte voor het CBR om zich prioritair te richten op de meest risicovolle groepen, ook in de groep 75-minners. Het CBR geeft aan dat er door de administratieve verlenging ruimte ontstaat om in te lopen op de andere dossiers (vooral de tussentijdse meldingen en de examenkandidaten).
Erkent u dat ook deze groep geen slachtoffer zou mogen worden van dit gebrekkige handelen door het CBR en er nu ongelijke behandeling dreigt tussen deze twee groepen?
Het is vreselijk dat burgers worden geconfronteerd met een lange doorlooptijd bij het CBR en als gevolg daarvan met een verlopen rijbewijs. Voor zowel de 75-plussers als alle andere aanvragers hanteert het CBR het principe dat de mensen wiens rijbewijs als eerste verloopt en die tijdig met hun aanvraag zijn begonnen, ook als eerste worden geholpen. De administratieve verlenging biedt het CBR ruimte om de aanvragen van alle groepen tijdig te kunnen afhandelen.
De grote problemen bij het CBR |
|
Rutger Schonis (D66), Remco Dijkstra (VVD), Jan de Graaf (CDA), Pieter Omtzigt (CDA), Wytske de Pater-Postma (CDA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennis genomen van het artikel «CBR blundert met medische dossiers»?1
Ja.
Kunt u uitleggen bij hoeveel dossiers er problemen zijn en wanneer de problemen zijn rechtgezet?
Het CBR heeft mij gemeld dat zij in de periode januari tot en met juni 2019 71 gevallen heeft geconstateerd waarin een document van een bepaalde klant in het (digitale) dossier van een andere klant raadpleegbaar bleek te zijn. In alle gevallen is gehandeld volgens de binnen het CBR geldende procedure voor datalekken. In 2018 zijn er 5 soortgelijke gevallen geconstateerd.
Wanneer heeft het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) voor het eerst geconstateerd dat medische dossiers verwisseld zijn en aan de dossiers van andere mensen zijn toegevoegd?
Het CBR heeft voor het eerst op 24 januari 2018 een datalek geconstateerd waarbij sprake was van een situatie waarin een document van een bepaalde klant in het (digitale) dossier van een andere klant raadpleegbaar bleek te zijn.
Zijn alle mensen, van wie data gelekt zijn, tijdig en juist geïnformeerd door het CBR?
Voor het melden van datalekken is bij het CBR een proces ingericht. Het CBR houdt zich aan AVG-wetgeving en heeft de datalekken op basis van de interne richtlijn «meldplicht datalekken» geconstateerd, geregistreerd, gemeld en afgehandeld. Overeenkomstig de meldplicht datalekken in de AVG-wetgeving moet, in de gevallen waarbij het datalek een hoog risico voor de betrokkene tot gevolg heeft, het datalek ook onverwijld medegedeeld worden aan de klant van wie de persoonsgegevens gelekt zijn. Het CBR heeft mij laten weten dat zij heeft gehandeld conform de meldplicht datalekken in de AVG-wetgeving.
Wanneer heeft het CBR u van dit probleem op de hoogte gesteld?
Het CBR heeft mij op 8 augustus 2019 geïnformeerd dat zij waren benaderd door een journalist met een vraag over medische gegevens die in de online omgeving van het CBR door onbevoegden in te zien zijn.
Wanneer heeft het CBR hiervan melding gemaakt bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP)? Kunt u deze melding aan de Kamer doen toekomen?
Het CBR heeft alle geconstateerde datalekken conform de meldplicht datalekken, steeds na constatering gemeld bij de Autoriteit Persoonsgegevens.
De inhoud van de melding van een datalek aan de Autoriteit Persoonsgegevens is van vertrouwelijke aard. Ook de Autoriteit Persoonsgegevens maakt deze informatie niet openbaar. Het CBR maakt melding van een datalek overeenkomstig het proces en het meldformulier van de Autoriteit Persoonsgegevens. Dit proces en formulier is voor iedereen te raadplegen op de website van de Autoriteit Persoonsgegevens.
Is de leiding van het CBR «in control» bij het primaire proces?
Het CBR kampt met problemen in het primaire proces, waardoor de gemiddelde doorlooptijd bij de behandeling van een aanvraag voor een gezondheidsverklaring te lang is. De leiding van het CBR werkt er hard aan om de problemen het hoofd te bieden.
Herinnert u zich het plenaire debat over het CBR van 19 juni jl. waarin u stelde bezorgd te zijn over de aanpak om te voldoen aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en stelde «er niet aan te moeten denken dat daar iets mis mee zou gaan»? Welke stappen heeft u ondernomen om te voorkomen dat problemen als deze zouden ontstaan?
Het CBR heeft een plan van aanpak opgesteld om de risico’s aan te pakken die uit de uitgevoerde privacy impact assessments van de bedrijfskritische ICT-systemen zijn gekomen. De betreffende activiteiten zijn in uitvoering. Via periodieke overleggen van mijn medewerkers met de CIO en de functionaris gegevensbescherming van het CBR wordt mijn ministerie door het CBR geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering van het plan van aanpak.
Bent u bereid elke maand een voortgangsrapportage naar de Kamer te sturen over het CBR met de kerncijfers, zoals alle termijnoverschrijdingen bij verleningen en keuringen?
Ja, ik ben bereid om de rapportage die het CBR maandelijks aan mij doet toekomen in het kader van het aangescherpt toezicht te delen met de Kamer.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen twee weken beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat Schiphol deals sluit met omliggende gemeenten |
|
Cem Laçin |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Buurgemeenten maken snel nieuwe afspraken met Schiphol», waaruit blijkt dat Schiphol samen met een paar gemeenten al afspraken aan het maken is over het terugdringen van geluids- en milieuhinder?1
In de kabinetsbrief van 5 juli2 over de ontwikkeling van Schiphol op de middellange termijn zijn de ambities neergezet over het kunnen verdienen van groei door aantoonbare hinderbeperking met aanvullende maatregelen ter verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Daarin is ook aangegeven dat ik met betrokken partijen in gesprek ga over deze aanpak. Ook worden het komende half jaar de onafhankelijke veiligheidsanalyses uitgevoerd. Schiphol is gevraagd om samen met andere partijen uit de sector en de omgeving te werken aan een uitvoeringsplan hinderreductie en om een voorstel uit te werken voor een Omgevingsfonds. Het kan zijn dat voorstellen die door Schiphol met de gemeenten worden besproken input zijn hiervoor.
Als het gehele pakket gereed is zal ik hierover besluiten en zal ik dat voorleggen aan uw Kamer. Er is geen sprake van «wie het eerst komt wie het eerst maalt», of van «achter het net vissen bij het terugdringen van milieu en geluidshinder».
Ik vind het een goede zaak dat Schiphol, ook los van bovenstaande uitwerkingen, in gesprek is met haar buren over het terugdringen van de hinder van de luchthaven. Mijn ministerie is niet betrokken bij toezeggingen die Schiphol in dat kader al dan niet doet aan de gemeenten in de omgeving. Ik kan derhalve geen oordeel geven over de juridische houdbaarheid van betreffende afspraken.
Dit najaar zal ik uw Kamer nader informeren over de ontwikkeling van Schiphol op de middellange termijn inclusief het uitvoeringsplan hinderreductie en omgevingsfonds.
Wat vindt u van de verdeel- en heersstrategie die Schiphol lijkt te willen voeren?
Zie antwoord vraag 1.
Zijn er al gemeenten die nu afspraken hebben gemaakt? Zo ja, wat zijn deze afspraken dan?
Zie antwoord vraag 1.
Is het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat betrokken bij deze gesprekken? Zo ja, welke waarde hebben de gesprekken dan die u na de zomer gaat voeren met de omliggende gemeenten? Zo nee, wat is juridische houdbaarheid van de afspraken dan die gemeenten nu gemaakt hebben?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u garanderen dat gemeenten die niet voortijdig zijn begonnen met het voeren van gesprekken nu niet «achter het net» vissen bij het terugdringen van geluids- en milieuhinder?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u deze vragen voor het algemeen overleg Luchtvaart van 11 september aanstaande beantwoorden?
Ja.
De gevolgen van lachgas in het verkeer |
|
Anne Kuik (CDA), Wytske de Pater-Postma (CDA) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Toename lachgas-incidenten in verkeer: ballonnetje moet kunnen, zegt bestuurder»?1
Ja.
Hoe kijkt u aan tegen de zorgwekkende cijfers waaruit blijkt dat er een sterke toename van lachgasgebruik in het verkeer is? Waren deze cijfers bij u bekend?
Deze sterke toename is inderdaad zorgwekkend. Deze specifieke cijfers waren tot op heden niet bij de verschillende ministeries bekend.
Kunt u aangeven hoeveel doden en gewonden er vallen door lachgasgebruik in het verkeer? Zo ja, om welk aantal gaat het? Zo nee, waarom zijn hier geen cijfers over bekend?
Die cijfers zijn niet bekend. Bij de Stichting voor Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) zijn geen specifieke cijfers bekend over lachgasprevalentie of lachgasbetrokkenheid bij ongevallen in het verkeer. De korte werkingsduur en lastige aantoonbaarheid van lachgasgebruik zijn complicerende factoren om dit te registreren.
Kunt u uiteenzetten welke gevolgen lachgasgebruik op de rijvaardigheid kan hebben?
Lachgasgebruik achter het stuur en de perceptie van deze groep jongeren dat gebruik tijdens het rijden moet kunnen is inderdaad zorgwekkend. Lachgas geeft een kortdurende, soms sterke, roes, en een tintelend en ontspannen gevoel. Ook kunnen symptomen als duizeligheid, verwardheid, en desoriëntatie optreden. Nog los van de vraag hoe schadelijk gebruik is voor de gezondheid, gaan lachgas en het verkeer niet samen.
Omdat lachgasgebruik doorgaans maar een korte roes geeft staan veel gebruikers er niet bij stil dat effecten langer kunnen aanhouden en daardoor ook invloed kunnen hebben op deelname aan het verkeer.2 Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft het Trimbos-instituut in 2018 gevraagd een handreiking op te stellen met als doel gemeenten, handhavers en preventieprofessionals bij te staan in de aanpak van onder andere gebruik van lachgas.3 In de handreiking wordt specifiek aandacht besteed aan het risico dat de lachgasroes kan na-ijlen. Voor de vraag welke actie zal worden ondernomen om de risico’s van lachgasgebruik in het verkeer bij de doelgroep onder de aandacht te brengen verwijs ik u naar het antwoord op vraag 6.
Deelt u de mening dat het zorgwekkend is dat de helft van de jongeren die lachgas gebruiken als bestuurder in het NOS-onderzoek aangeeft dat «het moet kunnen»? Kunt u verklaren waarom zoveel van de ondervraagde jongeren vinden dat lachgas achter het stuur «moet kunnen»? Welke actie gaat u ondernemen om onder deze doelgroep de risico’s van lachgasgebruik in het verkeer voor andere weggebruikers en henzelf serieus onder de aandacht te brengen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe kan de bewustwording onder jongeren volgens u worden verhoogd? Kunt u hierbij aangeven hoe de aangekondigde campagne van Veilig Verkeer Nederland (VVN) eruit gaat zien tegen het gebruik van lachgas in het verkeer?
Voor bewustwording is gerichte voorlichting nodig. Hiervoor is het nodig inzicht te hebben in de motieven en belevingswereld van deze groep. TeamAlert gaat in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat campagne voeren om gebruik van lachgas in het verkeer tegen te gaan. Dit jaar worden er focusgroepen georganiseerd om meer inzicht te krijgen in de belevingswereld van jongeren over lachgas en hun motieven. Begin 2020 zal de campagne ontwikkeld worden, medio 2020 wordt de campagne gevoerd. Ook hebben Veilig Verkeer Nederland en sociale media aandacht besteed aan de gevaren van lachgas in het verkeer.
Is het waar dat met de huidige wet- en regelgeving degenen die lachgas gebruiken achter het stuur beboet of vervolgd kunnen worden en dat het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) kan aansturen op een cursus, een onderzoek en of intrekking van het rijbewijs? Zo ja, op welke gronden gebeurt dit nu en hoe gaat dit in zijn werk? Op welke manier kan lachgas in het verkeer worden bewezen?
Het is inderdaad zo dat op basis van huidige wet- en regelgeving strafrechtelijk opgetreden kan worden tegen het gebruik van lachgas in het verkeer. Vanwege de gevaarzetting doet de politie dit ook actief. Handhaving kan plaatsvinden op basis van artikel 5 – veroorzaken gevaar of hinder op de weg – en artikel 8 – onder invloed zijn van een stof waarvan je kunt weten dat het je rijvaardigheid negatief beïnvloedt – van de Wegenverkeerswet 1994 (wvw1994). Het effect van lachgas op de mens is van korte duur en het gebruik ervan is erg lastig via een bloedtest aan te tonen. Niettemin kan een verdenking ontstaan op gebruik van lachgas bij ontdekking op heterdaad, na interpretatie van een psychomotorisch onderzoek of oog- en spraakfunctie onderzoek en/of de aanwezigheid van een lachgasballon en/of een lachgaspatroon in het voertuig van de bestuurder. Voor artikel 5 WVW94 is het geconstateerd afwijkend rijgedrag dat gevaar of hinder veroorzaakt of kan veroorzaken voldoende. Overigens ligt op dit moment het wetsvoorstel aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten voor bij de Eerste Kamer. Met dit wetsvoorstel worden onder andere de maximumstraffen voor overtreding van artikel 5 – veroorzaken gevaar of hinder op de weg – en 8 – onder invloed zijn van een stof waarvan je kunt weten dat het je rijvaardigheid negatief beïnvloedt – van de wvw1994 verhoogd.
Naast de strafrechtelijke handhaving kan de politie ook een mededeling doen bij het CBR met een vermoeden van ontbrekende geschiktheid of rijvaardigheid. Het CBR kan op basis van deze politiemededeling een bestuursrechtelijk onderzoek opleggen en bij gebleken ongeschiktheid volgt de ongeldigheidsverklaring van het rijbewijs.
Tot slot is er de recidiveregeling ernstige verkeersdelicten die het rijbewijs van rechtswege ongeldig maakt bij een tweede onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling voor stoffengebruik in het verkeer binnen vijf jaar.
Deelt u de mening dat een verbod op recreatief gebruik van lachgas de normalisatie van lachgas in het verkeer tegengaat en bijdraagt aan het terugdringen van ongelukken in het verkeer door lachgas? Waarom bent u hier wel of geen voorstander van? Op welke manier denkt u de toename van lachgas-incidenten in het verkeer een halt toe te roepen en terug te dringen?
De toename van oneigenlijk lachgas gebruik is aanleiding geweest om het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring nieuwe drugs (CAM) om een risicobeoordeling te vragen. De risicobeoordeling van het CAM richt zich op (volks)gezondheid, en ook ontwrichting in de samenleving in bredere zin. Hieronder valt ook verkeersveiligheid. De beoordeling wordt dit najaar verwacht en vormt de grondslag om te bezien welke landelijke maatregelen noodzakelijk zijn. In afwachting van de beoordeling worden alle mogelijke beleidsopties bekeken, zodat na de risicobeoordeling snel passend kan worden gehandeld. In het najaar zal ik samen met het Ministerie van Justitie en Veiligheid uw Kamer hierover nader berichten. Zoals onder vraag 7 aangegeven, kan er op basis van de huidige wet- en regelgeving nu al strafrechtelijk worden opgetreden tegen lachgasgebruik in het verkeer.
Kunt u deze vragen binnen drie weken beantwoorden en uiterlijk voor het debat over het Preventieakkoord naar de Kamer sturen?
Nee, dit is niet haalbaar gebleken omdat nadere afstemming nodig was.
Het bericht ‘Brexit-alarm: koop svp inwisselbaar vliegticket’ |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Brexit-alarm: koop svp inwisselbaar vliegticket»1 en «ING acht kans op chaotische Brexit groter»2?
Ja.
Deelt u de oproep aan reizigers die rond de brexitdatum van 31 oktober a.s. reizen tussen het Verenigd Koninkrijk en de EU, om een ticket te kopen waarbij je je geld gegarandeerd terug kunt vragen bij een vertraging of afstel van de reis? Zo nee, waarom niet?
Hoewel er negatieve effecten zouden kunnen ontstaan – zie daarvoor het antwoord op vraag 3 – is er vanuit het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat geen aanleiding om Nederlandse reizigers met het oog op de Brexit expliciet vliegtickets met restitutiemogelijkheden te adviseren. Uw Kamer is verschillende malen geïnformeerd over de contingency maatregelen die in EU-verband en door Nederland zijn getroffen, bijvoorbeeld tijdens het AO Brexit en Transport van 12 maart jl. Deze contingency maatregelen zijn voldoende om het luchtvervoer tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk (VK) te kunnen continueren in het geval van een no deal Brexit. Daarnaast hebben passagiers bij annulering van de vlucht door een EU-luchtvaartmaatschappij, of door een non-EU-luchtvaartmaatschappij die vanaf een EU-luchthaven vertrekt per definitie recht op restitutie. Op 20 december jl. heeft het VK guidance gepubliceerd waarin vergelijkbare passagiersrechten van toepassing blijven bij een no deal Brexit.
Welke effecten zou een no-dealbrexit hebben op reizigers tussen het Verenigd Konikrijk en de EU op en na 31 oktober?
Uw Kamer is bij brief van 18 januari jl. (Kamerstuk 23 987 nr. 304) geïnformeerd over de Brexit voorbereidingen met betrekking tot grenscontroleprocessen. Daarbij is tevens aangegeven dat niet alle ongunstige gevolgen door Nederland kunnen worden weggenomen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om mogelijk langere wachtrijen voor VK-burgers en andere «derdelanders» aan de grens, maar ook onzekerheden met betrekking tot grenscontroleprocessen aan de zijde van het VK.
Deelt u de mening dat reizigers er recht op hebben actief geïnformeerd te worden over mogelijke onzekerheden rondom hun reizen naar en van het Verenigd Koninkrijk in de periode kort na de geplande brexitdatum?
Reizigers die vanaf 1 november a.s. reizen van of naar het VK doen er verstandig aan om zich te informeren over de gevolgen van een mogelijke no deal Brexit. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft speciaal voor deze reizigers informatie beschikbaar gesteld op de «vraag en antwoord» pagina van het Brexit loket (www.brexitloket.nl). Daarnaast doen reisorganisaties en vervoerders er verstandig aan om te bezien in hoeverre hun klanten de behoefte hebben aan informatie over de mogelijke gevolgen van de Brexit. Het is vervolgens aan de reisorganisaties en de vervoerders om in die mogelijke behoefte te voorzien.
Klopt het dat Nederland na een no-dealbrexit bilateraal met het Verenigd Konikrijk moet onderhandelen over een luchtvaartverdrag? Zo ja, zijn alle mogelijke voorbereidingen getroffen om deze onderhandelingen zo snel mogelijk na 31 oktober op te starten?
Nee. In het geval van een «no deal» Brexit treedt de EU-verordening Nr. 2019/502 in werking. Deze zorgt dat bij een no deal Brexit het luchtvervoer tussen Nederland en het VK mogelijk blijft. In dezelfde verordening staat dat er na de Brexit onverwijld door de Europese Commissie namens de EU-lidstaten over een EU-VK-luchtvaartovereenkomst moet worden onderhandeld en deze moet onverwijld worden gesloten.
Hoever is het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat met de voorbereidingen op de brexit en de verschillende scenario’s van een no-dealbrexit?
Uw Kamer is bij brief van 25 mei 2018 (Kamerstuk 23 987, nr. 249) geïnformeerd over de Brexit-scenario’s, waaronder de voorbereidingen met betrekking tot het no-deal scenario. Conform een toezegging in dezelfde brief waren alle aangekondigde maatregelen voor 30 maart jl. getroffen.
Kunt u toelichten of er al akkoorden zijn bereikt op Europees niveau over «basic connectivity» tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk, waar ook in uw antwoord op schriftelijke vragen aan wordt gerefereerd?3 Zo ja, kunt u de Kamer hierover informeren?
De EU-verordening Nr. 2019/502 ter waarborging van basisconnectiviteit in het luchtvervoer regelt eenzijdig de verkeersrechten en markttoegang van VK-luchtvaartmaatschappijen richting de EU onder de voorwaarde dat het VK dezelfde verkeersrechten en markttoegang verleent aan EU-luchtvaartmaatschappijen. Op 7 maart jl. heeft het VK guidance gepubliceerd waarin vergelijkbare verkeersrechten en markttoegang worden gegund aan EU- luchtvaartmaatschappijen. Van enig ander akkoord op het gebied van basisconnectiviteit is geen sprake.
Bent u bereid om met alle vervoerders en reisagentschappen de afspraak te maken dat van 31 oktober tot 7 november er alleen tickets worden verkocht voor reizen tussen het Verenigd Koninkrijk en de EU waarbij reizigers hun geld gegarandeerd kunnen terugvragen bij een vertraging of afstel van de reis? Zo nee, waarom niet? En indien nee, bent u bereid met vervoerders en reisagentschappen afspraken te maken over actieve informatievoorziening aan reizigers over de aanschaf van tickets voor de week na een (eventuele) no-dealbrexit?
Gezien de beantwoording van vragen 2 en 4, acht ik dat niet noodzakelijk.
Kunt u bovenstaande vragen apart beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Tijdens vakantie gekochte e-step kan duur uitpakken, waarschuwen verzekeraars’ |
|
Rutger Schonis (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Tijdens vakantie gekochte e-step kan duur uitpakken, waarschuwen verzekeraars»?1
Ja.
Is er een verhoogde deelname van elektrische stepjes en skateboards aan het Nederlands wegverkeer in de afgelopen maanden waargenomen?
Deze informatie wordt niet bijgehouden. Exacte uitspraken kunnen hier dan ook niet over worden gedaan.
Onderschrijft u de waarschuwing van het Verbond van Verzekeraars dat deze elektrische voertuigen niet verzekerd kunnen worden en daardoor tot hoge kosten kunnen leiden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik begrijp de terechte waarschuwing van het Verbond van Verzekeraars. Deze voertuigen mogen immers pas worden gebruikt op de weg nadat ze zijn aangewezen als bijzondere bromfiets dan wel een Europese typegoedkeuring hebben gekregen. Uit het artikel «Tijdens vakantie gekochte e-step kan duur uitpakken, waarschuwen verzekeraars?» blijkt dat verzekeraars er om die reden ook geen verzekering voor aanbieden. Bijgevolg is de bezitter hiervan aansprakelijk voor deze schade, indien het voertuig schade veroorzaakt. Nu hij hiervoor geen verzekering kan afsluiten, kan dit leiden tot hoge kosten.
Bent u bekend met onderzoek, bijvoorbeeld in het buitenland, of deze elektrische voertuigen nu al een reëel en kostenefficiënt alternatief zijn voor ander gemotoriseerd verkeer in stedelijke centra?
Ja, met de opkomst van deze elektrische voertuigen, verschijnen er stilaan ook studies2, die vooralsnog de focus beperken tot het gebruik ervan in een deelconcept. Deze eerste onderzoeken laten zien dat de kosten in termen van luchtkwaliteit van elektrische stepjes hoger zijn dan zou mogen worden verwacht. De logistieke handelingen (laden, groeperen) worden vaak met zware dieselvoertuigen uitgevoerd. Als de stepgebruiker van het Openbaar Vervoer of de fiets komt, is de milieubalans negatief. Door het vaak wilde of zelfs vandalistische gebruik van de step is de levensduur bovendien te kort voor een stepaanbieder om de investeringskosten terug te verdienen, aldus een studie van McKinsey naar het gebruik van dit soort voertuigen als deelconcept.3 Gelet op de aandacht voor dit soort voertuigen, verwacht ik dat nog wel meer onderzoeken zullen volgen die ook breder kijken dan alleen maar naar het gebruik in deelconcept.
Is het correct dat deze voertuigen te zijner tijd worden beoordeeld aan de hand van het door u aangekondigde Toelatingskader bijzondere bromfietsen?
Zoals geantwoord op vraag 3 mogen deze voertuigen pas worden gebruikt op de weg nadat ze zijn aangewezen als bijzondere bromfiets op basis van de eisen in het Toelatingskader bijzondere bromfietsen ofwel nadat ze een Europese typegoedkeuring hebben gekregen.
Wanneer is het door u aangekondigde Toelatingskader voor deze elektrische voertuigen gereed?
Sinds 2 mei 2019 is het gewijzigde Toelatingskader bijzondere bromfietsen, de zogenaamde Beleidsregel aanwijzing bijzondere bromfietsen, van kracht. Zoals uw Kamer is gemeld4 betreft dit een tussentijds kader en wordt ondertussen ook gewerkt aan een definitief kader.
Bent u bereid in overleg te gaan met buurlanden zoals Duitsland op welke wijze en onder welke voorwaarden deze elektrische voertuigen daar toegelaten worden op de openbare weg? Zo ja, worden de resultaten van dit overleg meegenomen in het eerder genoemde Toelatingskader? Zo nee, waarom niet?
Ik heb uw Kamer op 7 juni 2019 geïnformeerd over de regels die andere lidstaten hanteren bij de toegang van dit soort voertuigen tot de weg.5 Daaruit blijkt dat er grote verschillen in de toelating en het gebruik bestaan tussen verschillende lidstaten. Dit onderstreept eens te meer de noodzaak om deze regels op Europees niveau te harmoniseren. Totdat dat gebeurt zal elke lidstaat zelf regels moeten maken over de toelating en het gebruik van elektrische stepjes. Daarom is Nederland in Europees verband een actief pleitbezorger voor een geharmoniseerd kader voor dit soort voertuigen.
De dreigende hakbijl voor bomen in de middenberm van de A28 tussen Wezep en Nunspeet |
|
Wytske de Pater-Postma (CDA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Dreigt de hakbijl voor bomen in middenberm van A28 tussen Wezep en Nunspeet»?1
Ja, ik heb kennisgenomen van dit bericht.
Kunt u aangeven of het de verwachting is dat extra maatregelen zullen moeten worden genomen om de verkeersveiligheid te verbeteren op de A28 tussen Wezep en Harderwijk?
Het is niet de verwachting dat er extra maatregelen zullen moeten worden genomen aanvullend op de huidige werkzaamheden.
Bent u op de hoogte van het beleid van de provincie Gelderland waarbij veiligheid en bomenbehoud rond provinciale wegen voortdurend zorgvuldig tegen elkaar worden afgewogen? Vindt u dat het gemak waarmee gepraat wordt over het kappen van kilometers aan bomen en struiken in de middenberm van de snelweg hier haaks op staat?
Ja, ik ben hiervan op de hoogte.
Een zorgvuldige afweging is ook mijn uitgangspunt bij het veiliger maken van de bermen. Zoals eerder aangegeven gaat het om het vinden van de juiste balans: het maken van een afweging tussen verschillende factoren zoals veiligheid, natuurwaarde en cultuurhistorische waarde. Helaas is het daarbij in sommige gevallen onvermijdelijk om grotere aantallen bomen te moeten verwijderen dan je zou wensen. Primair dienen op dit traject van de A28 alle naaldbomen verwijderd te worden, ter breedte van 80 meter, in verband met het grote risico op brandoverslag. Door gericht de naaldbomen te verwijderen vermindert het risico op brandoverslag sterk.
Deze maatregelen zijn tot stand gekomen op verzoek van en in samenwerking met de Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland. De aanpak op de A28 komt voort uit de vier doelstellingen voor de herinrichting van bermen van de provinciale en rijkswegen over de Veluwe zoals afgesproken in de Gebiedsgerichte Aanpak Veluwe tussen Veiligheidsregio’s, Provincie Gelderland en Rijkswaterstaat.
Naast het primaire doel van brandveiligheid verbetert Rijkswaterstaat met de huidige werkzaamheden als wegbeheerder de veiligheid van de berm door het verwijderen van risicovolle bomen (oud en/ of risicovol door omvang). In de middenberm worden de kleinere loofbomen behouden en wordt de veiligheid gegarandeerd door waar nodig een geleiderail te plaatsen.
Het terug brengen van de berm in de oorspronkelijke staat door het lokaal verwijderen van de huidige begroeiing maakt dat de oorspronkelijke biotoop zich weer kan ontwikkelen en geeft ruimte voor flora- en faunasoorten die de afgelopen jaren door het spontane opschot in de bermen sterk waren teruggedrongen. Voor deze flora- en faunasoorten, zoals de zandhagedis, is de oorspronkelijk staat van de berm een ideale bodem. De verwachting is dan ook dat de biodiversiteit in het gebied na de herinrichting aanzienlijk zal toenemen.
Rijkswaterstaat houdt het aantal verwijderde bomen nauwkeurig bij en zorgt voor een verantwoorde invulling van de compensatieplicht die volgt uit de Wet Natuurbescherming. De compensatie zal binnen 3 jaar plaatsvinden, zowel binnen het eigen beheersgebied als daarbuiten, afhankelijk van de mogelijkheden.
Kunt u aangeven, indien er extra maatregelen zullen moeten worden genomen, welke alternatieve maatregelen in deze situatie denkbaar zijn om de verkeersveiligheid te vergroten in plaats van het kappen van bomen en het weghalen van struiken in de middenberm? Kunt u aangeven in hoeverre er naar deze alternatieve maatregelen zal worden gekeken?
Er is geen noodzaak tot extra maatregelen aanvullend op de huidige werkzaamheden. De maatregelen voortvloeiend uit de doelstellingen zoals genoemd in antwoord 3 zijn onderling zorgvuldig afgewogen.
Bent u van mening dat een natuurlijk zichtscherm, zoals een begroeide middenberm, een positieve bijdrage kan leveren aan de verkeersveiligheid, omdat het in het donker op een onverlichte weg kan helpen tegen verblinding van tegenliggers? Kunt u aangeven in hoeverre een vangrail dit kan vervangen en of u dit in de overweging tot kappen meeneemt?
Voor de verkeersveiligheid is het beter om goede zichtlijnen en een overzichtelijke weg te hebben om verwarring van automobilisten, zoals het idee dat je op de verkeerde weghelft rijdt, te voorkomen. Om de juiste balans te vinden tussen het verwijderen van bomen en het vergroten van de verkeersveiligheid, worden de kleinere loofbomen behouden en wordt de veiligheid gegarandeerd door waar nodig een geleiderail te plaatsen.
Heeft Rijkswaterstaat contact gehad met de provincie Gelderland over de mogelijke maatregel om de middenberm van de A28 tussen Wezep en Harderwijk geheel of gedeeltelijk te kappen? Zo ja, wat kwam uit dit contact? Zo nee, wanneer gaat contact hierover plaatsvinden?
De maatregelen vloeien, zoals bij het antwoord op vraag 3 al aangegeven, voort uit de Gebiedsgerichte Aanpak Veluwe. In dat verband is contact geweest met de provincie Gelderland en zijn er in het recente verleden zowel bij meerdere provinciale als rijkswegen soortgelijke maatregelen uitgevoerd. Specifiek voor de maatregelen op dit traject van de A28 staat het informeren over en afstemmen met de andere omgevingspartijen (zoals de omliggende gemeentes) gepland om vanaf begin september 2019 plaats te vinden.
Kunt u aangeven met welke andere betrokkenen contact is geweest of contact zal gaan plaatsvinden en wat uit deze gesprekken naar voren is gekomen?
Naast de contacten met provincie Gelderland heeft voor de totstandkoming van de huidige opdracht afstemming plaatsgevonden met de Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland. Uit deze gesprekken is naar voren gekomen dat de naaldbomen in de middenberm verwijderd moeten worden in verband met het grote risico op brandoverslag. Tevens is contact geweest met gemeente Nunspeet. De gemeente Nunspeet heeft in het gesprek aangeheven belang te hechten aan het zo veel mogelijk in stand houden van de groene corridor gezien het karakter van deze gemeente. De diversiteit van zowel de berm als de middenberm dragen hieraan bij. In de belangenafweging met betrekking tot het onderhoud zal dit worden meegenomen. Na het afronden van het voorbereidingstraject van het project, inclusief bijbehorend gunningstraject, zal met de overige stakeholders begin september contact plaatsvinden. Het gaat dan bijvoorbeeld om terreinbeheerders en perceeleigenaren zoals gemeentes.
Kunt u aangeven wat hierbij onder «de komende periode» wordt verstaan en op welke elementen zal worden gecontroleerd?
De werkzaamheden zullen in het 4e kwartaal 2019 en het 1e kwartaal 2020 plaatsvinden. Bij het bepalen op welke locatie bomen kunnen blijven staan of verwijderd moeten worden en op welke locatie geleiderail moet komen, wordt gekeken naar verschillende elementen zoals de soort boom (naaldhout of loofhout), de gezondheid en natuurwaarde van de boom, de locatie van de boom (afstand tot de weg) en de fysieke situatie in de berm (in potentie gevaarlijk hoogteverschil met de weg, bijvoorbeeld een geul of hobbel op korte afstand van de weg). Het is kortom maatwerk en Rijkswaterstaat zal hierbij zoveel mogelijk rekening houden met de wens van de stakeholders.
De berichten inzake de Ketelbrug |
|
Hilde Palland (CDA), Wytske de Pater-Postma (CDA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten inzake de terugkerende problemen bij de Ketelbrug van De Stentor?1 2 3 4 5
Ja.
Kunt u bevestigen dat de oorzaak van de storingen van afgelopen periode is weggenomen door vervanging van een onderdeel?
De storingen werden veroorzaakt door onderdelen van de frequentieregelaar. De onderdelen van de frequentieregelaar zijn vervangen op woensdag 31 juli 2019. Daarna zijn in de nacht van woensdag 31 juli 2019 op donderdag 1 augustus testdraaiingen uitgevoerd die zonder storingsmeldingen zijn verlopen. Zodoende is besloten om de Ketelbrug op donderdagochtend 1 augustus 2019 weer in gebruik te nemen conform regulier bedieningsregime. De brug is een week lang extra gemonitord zodat eventuele problemen vroegtijdig konden worden gesignaleerd en er gepaste maatregelen genomen konden worden. Tijdens de extra monitoring zijn geen storingsmeldingen naar voren gekomen. Het kan echter niet gegarandeerd worden dat er in de toekomst geen vergelijkbare storingen zullen optreden.
Kunt u een omschrijving geven van het probleem met data-overdracht, waarover in de artikelen wordt gesproken (bij monde van een vertegenwoordiger van Rijkswaterstaat) en aangeven of een goede data-overdracht met het vervangen van het kapotte onderdeel nu is geborgd?
Zoals gesteld bij antwoord 2 werden de storingen veroorzaakt door onderdelen van de frequentieregelaar. De frequentieregelaar is een onderdeel wat de snelheid regelt van de motor en dit ook bewaakt. Vanuit de bediening wordt vanuit de computers data verzonden naar de frequentieregelaar, die dit vervolgens stuurt naar de aandrijfmotor van de brug. Voor de beantwoording van het tweede deel van de vraag verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2.
Hoe verloopt de communicatie met de betrokken havens en/of traditionele zeilvaartorganisaties bij het besluit om de Ketelbrug enkele dagen niet te openen voor scheepvaart?
Het besluit is direct met de gebruikers gedeeld via de gebruikelijke kanalen. Dat wil zeggen dat er een BAS (Bericht Aan Scheepvaart) is uitgegaan, dat de stremming is opgenomen in de uurberichten via de marifoon en dat de berichtgeving op vaarweginformatie.nl en teletekst te vinden was. Rijkswaterstaat is ook bereikbaar voor contact met scheepvaart op het moment van een storing bij monde van de Centrale Meldpost IJsselmeergebied (CMIJ).
Hoe borgt u dat nieuwe storingen bij de Ketelbrugbediening in de toekomst worden voorkomen?
De onderdelen die de storingen veroorzaakten zijn vervangen. Daarnaast evalueert Rijkswaterstaat met de onderhoudsaannemer de storingen die hebben opgetreden. Ook worden de risico’s van het object herijkt en deze worden getoetst aan de beheersmaatregelen. Indien nodig worden de beheersmaatregelen aangescherpt. Tenslotte monitort en inspecteert Rijkswaterstaat continue de staat van de infrastructuur, waaronder de Ketelbrug, en laat zo nodig onderhoudswerkzaamheden uitvoeren.
Bent u bereid om in overleg te treden met vertegenwoordigers van de getroffen scheepvaartorganisaties (met name traditionele zeilvaart) om tot werkbare afspraken te komen om schade voor hen in geval bij storingen bij de Ketelbrug zoveel mogelijk te beperken c.q. te voorkomen?
Hinder door storingen is erg vervelend voor de hoge scheepvaart en ik vind goede communicatie omtrent storingen naar gebruikers van groot belang. Ik verwijs voor de aanpak daaromtrent naar antwoord 4. Rijkswaterstaat staat daarnaast open voor een gesprek om te bezien wat redelijkerwijs en binnen zijn taken en verantwoordelijkheden extra gedaan kan worden om de hinder voor de scheepvaart te beperken c.q. te voorkomen.
Hoe borgt u dat in onverhoopt voorkomend geval bij nieuwe storingen van de Ketelbrug enerzijds de toegang en wegdoorstroming bij dit deel van Flevoland is geborgd en anderzijds de scheepvaart (met name de traditionele zeilvaartschepen met thuishaven Kampen) hier zo min mogelijk overlast van ondervinden?
Bij een storing van een beweegbare brug is het niet te voorkomen dat of wel scheepvaart, of wel wegverkeer, of beiden hinder ondervinden. RWS spant zich nadrukkelijk in om storingen te voorkomen, zoals beschreven in het antwoord op vraag 5. Ook is snelle en goede communicatie over storingen van groot belang voor scheepvaartverkeer, zoals beschreven in het antwoord op vraag 4, en het wegverkeer. Voor het wegverkeer hoort hierbij ook het veilig weggeleiden van het verkeer alsook het instellen van omleidingen conform de bestaande protocollen.
De chaos op Schiphol door de brandstofstoring |
|
Cem Laçin |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de brandstofstoring van woensdag 24 juli jongstleden en de grote chaos die dat op Schiphol tot gevolg heeft gehad?
Mijn ministerie staat hierover in contact met AFS en Schiphol en volgt de ontwikkelingen op de voet. Hierbij is het goed om te melden dat er een onafhankelijk onderzoek is ingesteld door AFS en Schiphol naar de oorzaak van de brandstofstoring. Het onderzoek wordt uitgevoerd door TNO. Dit onderzoek zal zich ook richten op de brandstoring bij AFS die heeft plaatsgevonden op 9 augustus 2019.
Wat is uw reactie op de wijze waarop tijdens de storing met reizigers aanwezig op of onderweg naar de luchthaven is gecommuniceerd?
Schiphol heeft een eigen evaluatie van de gebeurtenissen tijdens de storing opgesteld. Op basis hiervan gaat Schiphol in gesprek met alle sectorpartijen hoe het crisismanagement en de communicatie (inclusief reizigersopvang, verzorging, slaapplaatsen etc.) kunnen worden verbeterd. Mijn ministerie zal geïnformeerd worden over de uitkomsten.
Wat vindt u van het feit dat Schiphol stelt niet aansprakelijk te zijn voor de gevolgen van de storing?1
De oorzaak van de storing in de brandstofvoorziening is nog niet bekend. Pas als die bekend is komen vraagstukken met betrekking tot schuld, verwijtbaarheid en aansprakelijkheid aan de orde.
Bent u het met luchtvaartjurist Croon eens dat Schiphol op grond van artikel 8.25a van de Wet luchtvaart wel degelijk een zorgplicht heeft en voorzieningen had moeten treffen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Artikel 8.25a in samenhang met artikel 8.3 van de Wet luchtvaart bepaalt dat de exploitant van de luchthaven, met het oog op het waarborgen van de continuïteit van de luchthaven, verplicht is tot exploitatie van de luchthaven en daartoe de voorzieningen treft die nodig zijn voor een goede afwikkeling van het luchthavenluchtverkeer en het daarmee samenhangende personen- en goederenvervoer op de luchthaven. Hieronder valt ook de brandstofvoorziening. Volgens de memorie van toelichting bij dit artikel (Kamerstuk 28 074, nr. 3) gaat het om het nemen van maatregelen ter instandhouding van de luchthaven, zoals onderhoudswerkzaamheden en tevens het doen van nodige investeringen of andere bedrijfsbeslissingen die de exploitatie van de luchthaven ten goede komen, waarbij onder meer te denken valt aan het aanleggen van start- en landingsbanen, terminals, voorrijwegen, parkeerfaciliteiten en aansluitingen op openbaarvervoervoorzieningen. De oorzaak van de storingen in de brandstofvoorziening is nog niet bekend.
Wat vindt u van het feit dat het bedrijf Aircraft Fuel Supply (AFS) tot op heden nog geen commentaar heeft gegeven over de storing, en dat Schiphol alleen schriftelijk heeft gereageerd waar ze anders zo graag voor de camera verschijnen?
Communicatie over het incident en de oorzaak is een eigen verantwoordelijkheid van deze organisaties. Zij bepalen zelf hun communicatiebeleid.
Vindt u het verantwoordelijk dat op een van de heetste dagen van het jaar tienduizenden gestrande reizigers urenlang niks te eten of te drinken kregen uitgereikt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Op grond van de passagiersrechtenverordening hebben passagiers na een aantal uren, afhankelijk van de afstand van de bestemming, recht op eten en drinken, in redelijke verhouding tot de wachttijd, en indien noodzakelijk een hotelovernachting. De verordening legt de verplichting hierin te voorzien bij de luchtvaartmaatschappijen. Zoals ik reeds bij vraag 2 heb aangegeven heeft Schiphol een eigen evaluatie van de gebeurtenissen tijdens de storing opgesteld. Op basis hiervan gaat Schiphol in gesprek met alle sectorpartijen over het crisismanagement en de communicatie (inclusief reizigersopvang, verzorging, slaapplaatsen etc.). Mijn ministerie zal geïnformeerd worden over de uitkomsten.
Wat gaat u er als verantwoordelijk Minister aan doen om te voorkomen dat in de toekomst bij storingen dit soort afschuifgedrag wordt vertoond ten koste van de reiziger?
Schiphol en AFS hebben gezamenlijk TNO als onafhankelijk partij aangesteld om onderzoek te doen naar de toedracht van de verstoringen. Het is op dit moment nog niet bekend wanneer deze evaluatie is afgerond. AFS en Schiphol hebben TNO wel verzocht om de directe aanleiding zo snel mogelijk te achterhalen zodat direct eventuele extra maatregelen getroffen kunnen worden waardoor de kans op herhaling geminimaliseerd kan worden.
Kunt u garanderen dat reizigers in redelijkheid gecompenseerd worden voor de kosten en misgelopen of vertraagde vluchten door deze storing? Zo ja, per wanneer kunnen gedupeerde reizigers hun geld zien? Zo nee, waarom niet?
De oorzaak van de storingen in de brandstofvoorziening is nog niet bekend. Pas als die bekend is komen vraagstukken met betrekking tot schuld, verwijtbaarheid en aansprakelijkheid aan de orde. Daarnaast verschilt van geval tot geval of een reiziger voor compensatie een beroep kan doen op de passagiersrechtenverordening, de pakketreizenrichtlijn en/of het Verdrag van Montreal, waarbij het ervan afhangt of sprake is van overmacht (buitengewone omstandigheden) voor de luchtvaartmaatschappijen.
Het bericht ‘De Ketelbrug stond vast, moet oplossing voor komen’ |
|
Remco Dijkstra (VVD), Helma Lodders (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «De Ketelbrug stond vast, moet oplossing voor komen» van 28 juli 2019 op Omroep Flevoland?1
Ja.
Wat is de oorzaak van deze storing? Klopt het dat de Ketelbrug in 2013 gerenoveerd is? Kunt u een overzicht geven hoeveel storingen er sinds die tijd hebben plaatsgevonden, wat de oorzaken waren en hoe lang de brug bij verschillende storingen buiten bedrijf is geweest?
De storing werd veroorzaakt door de frequentieregelaar (onderdeel van het systeem voor data-overdracht).
De Ketelbrug is in 2013 gerenoveerd. Sinds 2013 zijn er 16 storingen geweest die hebben geleid tot hinder voor het scheepvaartverkeer. In totaal was de brug 67 uur en 42 minuten niet beschikbaar voor de hoge scheepvaart.
In dezelfde periode zijn er 7 storingen geweest die hebben geleid tot hinder voor het wegverkeer. In totaal was de brug voor wegverkeer gedurende 33 uur en 28 minuten niet beschikbaar.
Ook zijn er sinds 2013 9 storingen geweest die ervoor zorgden dat de brug niet bediend kon worden. Dit heeft echter niet tot hinder voor gebruikers geleid, omdat dit bijvoorbeeld buiten de bedientijden heeft plaats gevonden. Dit bedroeg in totaal 55 uur en 12 minuten.
30-9-2013
Storing bedienplek
0:10:00
18-11-2014
Camerabeeld
12:08:00
7-1-2015
Veiligheidsschakelaar
0:01:56
4-3-2015
Camerabeeld
2:03:00
21-10-2015
Camerabeeld
2:32:27
16-2-2016
Landverkeerseinen
5:27:00
14-4-2016
Camerabeeld
1:58:55
14-4-2016
Camerabeeld
1:13:00
9-5-2017
Camerabeeld
1:08:02
11-6-2017
Camerabeeld
1:39:00
30-6-2019
Frequentieregelaar
2:15:00
1-7-2019
Frequentieregelaar
1:50:00
12-7-2019
Frequentieregelaar
1:30:00
25-7-2019
Frequentieregelaar
1:30:00
27-7-2017
Frequentieregelaar
1:15:00
28-7-2019
Frequentieregelaar
31:00:00
11-9-2013
Werkzaamheden aan brug
28:26:00
6-12-2014
Besturingssysteem
0:07:33
6-12-2014
Besturingssysteem
1:00:01
9-4-2016
Spanningsdip
0:20:00
19-8-2016
Verstellen schakelaar
0:12:00
11-10-2018
Bedienfout
0:37:00
28-7-2019
Frequentieregelaar
2:45:00
20-11-2014
Camerabeeld
4:54:21
8-12-2014
Netwerkverbinding
1:10:29
16-6-2015
Onbekend
2:35:00
26-2-2016
Camerabeeld
2:00:00
26-3-2016
Onbekend
4:00:00
9-4-2016
Onbekend
7:02:00
31-8-2016
Afstelling schakelaars
30:50:00
13-1-2017
Noodstroom aggregaat
1:32:00
25-5-2017
Frequentieregelaar
1:07:59
In dit overzicht zijn niet de stremmingen meegenomen als gevolg van het aanrijden van de slagbomen. Dit wordt niet als een storing gezien.
Wat zijn de maximale aanrijtijden die door Rijkswaterstaat gehanteerd worden bij dit soort storingen en calamiteiten? Is aan deze aanrijtijden voldaan? Zo nee, waarom niet?
Het contract met de onderhoudsaannemer stelt geen eisen t.a.v. maximale aanrijtijden, maar aan beschikbaarheid van de brug voor het weg- en scheepvaartverkeer. De aannemer verliest zijn beschikbaarheidsvergoeding en krijgt een boete als er niet wordt voldaan aan de beschikbaarheidseisen.
De aannemer wordt dus aangestuurd om minimalisatie van niet-beschikbaarheid. Aanrijtijden voor storingen zijn onderdeel van de niet-beschikbaarheid.
Hoe wordt de doorgang van noodhulpdiensten gewaarborgd wanneer de brug niet gebruikt kan worden?
Indien er een stremming is van het wegverkeer door storing of schade aan de brug, dan licht Rijkswaterstaat direct de gemeenschappelijke meldkamer in.
De gemeenschappelijke meldkamer stuurt dan de inzet van hulpdiensten aan vanaf de overzijde van de brug indien dit voordeel oplevert.
Wanneer worden er bij een calamiteit verkeersregelaars ingezet om het verkeer dat tussen de afslag Lelystad Noord en de Ketelbrug staat op een veilige manier om te leiden? Is deze werkwijze tijdens de recente calamiteit gevolgd? Zo niet, waarom niet?
Rijkswaterstaat maakt bij incidenten op de snelweg geen gebruik van externe verkeersregelaars. Het verkeer wordt geregeld door weginspecteurs van Rijkswaterstaat. Deze werkwijze is bij het recente incident op de Ketelbrug gevolgd. Het verkeer dat vaststond is door de politie en door Rijkswaterstaat opgevangen en omgeleid via de N50.
Klopt het dat de Ketelbrug voorlopig gestremd blijft voor het scheepvaartverkeer? Wat zijn de gevolgen voor de scheepvaartsector (vooral recreatieve vaarten)?
Nee, vanaf 1 augustus wordt de brug weer bediend conform regulier bedieningsregime. Op het moment dat de Ketelbrug niet voor de scheepvaart kan worden bediend, is er een stremming voor schepen hoger dan 12,5 m NAP. Deze schepen kunnen indien gewenst omvaren via de Randmeren en het Markermeer. Alle lagere scheepvaart kan onder de brug doorvaren.
Welke maatregelen zijn denkbaar om overlast op korte termijn zoveel mogelijk te voorkomen?
Rijkswaterstaat heeft voor op de korte termijn een aantal maatregelen genomen. Er vindt extra monitoring plaats van de Ketelbrug gedurende de eerste week na de oplossing van de storing. Indien de monitoring er aanleiding toe geeft, zal er een extra monteur op de brug worden ingezet zodat de monteur gelijk de brug in dichte stand kan zetten.
Is er bij de Ketelbrug sprake van achterstallig onderhoud? Zo ja, wat moet er aan achterstallig onderhoud gedaan worden? Welke prioriteit wordt hieraan gegeven?
Zoals vermeld bij antwoord 2, is de Ketelbrug in 2013 gerenoveerd. De brug wordt onderhouden volgens de reguliere onderhoudscyclus. Er is geen sprake van achterstallig onderhoud.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk en één voor één beantwoorden?
Ja.
De actieve handel in privégegevens uit het kentekenregister |
|
Roy van Aalst (PVV) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Actieve handel in privégegevens uit kentekenregister: Schokkend en gevaarlijk» van 23 juli 2019?1
Ja.
Deelt u de mening dat deze gang van zaken totaal onacceptabel is?
Ondanks dat nog niet is vastgesteld dat er daadwerkelijk persoonsgegevens rechtstreeks uit het kentekenregister illegaal worden verhandeld neem ik de berichtgeving, net als de RDW, zeer serieus. De RDW heeft aangifte gedaan bij de politie die samen met de RDW (en het Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit (LIV)) een onderzoek naar een mogelijk datalek is gestart. Dit onderzoek is in volle gang. Daarnaast is de Autoriteit Persoonsgegevens uiteraard op de hoogte gesteld.
Bent u bereid een grootschalig onderzoek naar vermeende corruptie te houden, aangezien verkopers van deze gegevens stellen hun informatie van medewerkers van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) te krijgen en deze personen te betalen?
De RDW heeft aangifte gedaan bij de politie die daarop in samenwerking met de RDW (en het LIV) een onderzoek is gestart. De politie leidt dit onderzoek. Afhankelijk van de bevindingen zal ik met alle betrokkenen, bezien of, en zo ja, welke maatregelen er getroffen moeten worden en of verder onderzoek noodzakelijk is. Daarnaast hebben de directie en de raad van toezicht van de RDW besloten om een externe partij de opdracht te geven tot een onderzoek naar de structurele maatregelen van de RDW om het kentekenregister nog veiliger te laten raadplegen door eigen medewerkers, andere overheidsdiensten en overige beroepsbeoefenaren. Ik heb de RDW gevraagd mij over de uitkomsten hiervan te informeren.
Bent u bereid dit onderzoek door een andere partij dan de RDW uit te laten voeren om doofpotten en onvolledige informatie te voorkomen?
Zie antwoord vraag 3.