Het bericht 'Verduurzaming van Europese luchtvaart bedreigd, blijkt uit nieuwe studie' |
|
Raoul Boucke (D66) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het onderzoek van het Nederlandse Lucht- en Ruimtevaartcentrum en de TU Delft betreffende het dreigende tekort aan Europese grondstoffen voor duurzame luchtvaarbrandstoffen?1
Ja.
Bent u het ermee eens dat het zeer ernstig is dat het tekort aan Europese grondstoffen ertoe kan leiden dat broeikasgasemissies in de luchtvaart slechts 40% afnemen?
De beschikbaarheid van grondstoffen is essentieel voor de productie en inzet van duurzame luchtvaartbrandstoffen en de te behalen CO2-reductie. In zowel het duurzaamheidskader biogrondstoffen2 als in de Impact Assessment ter ondersteuning van het ReFuelEU-initiatief3 is uitvoerig onderzoek gedaan naar de beschikbaarheid van grondstoffen en is geconcludeerd dat er in beginsel voldoende grondstoffen beschikbaar zijn om te voldoen aan de doelstellingen voor duurzame luchtvaartbrandstoffen. We blijven hiernaast aansturen op de in de Luchtvaartnota 2020–2050 afgesproken CO2-reductie4.
Welke gevolgen heeft het onderzoek op de kabinetsambitie dat er verder wordt geïnvesteerd in het verduurzamen van vliegtuigbrandstoffen?
Nederland blijft zich onverminderd inzetten voor de totstandkoming en implementatie van een Europese bijmengverplichting voor duurzame luchtvaartbrandstoffen. Verder blijft Nederland bekijken op welke wijze zij de productie van duurzame luchtvaartbrandstof kan ondersteunen. Het genoemde rapport doet hier niets aan af.
Hoe verhoudt dit onderzoek zich tot het kabinetsvoornemen om op nationaal niveau het bijmengen van biokerosine te verplichten?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 zet Nederland zich onverminderd in voor de totstandkoming en nationale implementatie van een Europese bijmengverplichting. De bijmengverplichting van de Europese Unie verbiedt lidstaten om nationaal een hogere bijmengverplichting in te voeren.
De nationale doelstelling van 14% in 2030 blijft wel staan. Deze doelstelling is bekrachtigd door sectorpartijen in het Akkoord Duurzame Luchtvaart en is kabinetsbeleid. Ook KLM heeft zich gecommitteerd aan de afspraken die gemaakt zijn in het Akkoord Duurzame Luchtvaart en dit commitment is nog een keer extra bevestigd door de voorwaarden die zijn gesteld aan het verlenen van de staatssteun in juni 2020. We bekijken op dit moment ook welke aanvullende stimulans de Renewable Energy Directive van de EU kan bieden bovenop de voorgestelde 6%.
Welke stappen gaat u zetten om de eerder verwachte verlaging van broeikasgasuitstoot die tot twee keer lager zou zijn toch te realiseren?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 is in zowel het duurzaamheidskader biogrondstoffen als in de Impact Assessment ter ondersteuning van het ReFuelEU-initiatief geconcludeerd dat er in beginsel voldoende grondstoffen beschikbaar zijn om te voldoen aan de doelstellingen voor duurzame luchtvaartbrandstoffen. Daarnaast wordt er ingezet op de invoering van een CO2-plafond. Dit borgt dat de afgesproken CO2-reductiedoelen worden behaald.
Bent u naar aanleiding van de aanbevelingen voornemens om het aanbod van en de vraag naar grondstoffen voor duurzame brandstoffen te monitoren, evalueren en periodiek te controleren? Zo ja, hoe gaat u dit vormgeven? Zo nee, waarom niet?
Onder het ReFuelEU-voorstel zijn op dit moment bepalingen opgenomen die onder andere het aanbod van en de vraag naar grondstoffen voor duurzame brandstoffen monitort, evalueert en periodiek controleert. Nederland vindt een periodieke evaluatie van belang en heeft hier ook actief voor gepleit in Europees verband. Verder komt het kabinet in 2023 met een Nationaal Plan Energiesysteem waarin wordt ingegaan op de energievraag van de toekomst en hoe hieraan kan worden voldaan. Op 10 juni jl. heeft de Minister voor Klimaat en Energie hierover een Contourenbrief naar de Kamer gestuurd5. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat laat op dit moment een onderzoek uitvoeren om de specifieke waterstofbehoefte voor luchtvaart 2030–2050 in kaart te brengen, welke als input zal dienen voor het Nationaal Plan Energiesysteem. Dit onderzoek wordt na afronding gedeeld met de Kamer.
Op welke manier gaat u inzetten op het ontwikkelen van de benodigde regelgeving om waterstof-aangedreven vliegtuigen te certificeren en commercieel te gebruiken?
De certificatie van luchtvaartuigen is sinds 2003 belegd bij het Europese Agentschap voor de Luchtvaartveiligheid EASA. EASA heeft ook de verantwoordelijkheid voor het ontwikkelen van de relevante regelgeving om technische ontwikkelingen te certificeren. Daarnaast heeft de EU het publiek-private partnerschap Clean Aviation waarbij, samen met de industrie, wordt gewerkt aan de ontwikkeling van de certificatienormen voor het gebruik van waterstof als brandstof in luchtvaartuigen. De Europese Commissie heeft verder een onderzoeksbudget ter grootte van € 1,7 miljard beschikbaar gesteld voor de ontwikkeling van waterstof als brandstof in de luchtvaart. Hierbij wordt gekeken naar zowel het luchtvaartuig als de benodigde infrastructuur. Nederland is direct betrokken bij deze ontwikkelingen door als lidstaat zitting te hebben in diverse comités en raden. Hiermee zien we toe op de resultaten van de Europese programma’s.
Bent u het ermee eens dat het noodzakelijk is dat hier voortvarend mee aan de slag wordt gegaan, gezien ontwikkelaars zekerheid nodig hebben om dergelijke vliegtuigen en de infrastructuur hiervoor te ontwikkelen?
Ja, zie antwoord op vraag 7.
Bent u naar aanleiding van de aanbevelingen voornemens om op korte termijn studies te laten uitvoeren waarbij de invloed van waterdamp en roet in de luchtvaart op het klimaat en de klimaatafspraken wordt onderzocht?
Zoals aangegeven in de Luchtvaartnota 2020–2050 werkt het kabinet aan een beleidsaanpak voor de niet-CO2-klimaateffecten van de luchtvaart. Daarbij zal in het bijzonder aandacht uitgaan naar duurzame brandstoffen. In dat kader heeft de Kamer eerder dit jaar een onderzoek ontvangen naar de rol van kerosinesamenstelling in roetemissies en de daaruit volgende effecten op de luchtkwaliteit en het klimaat6. Het ministerie is tevens op dit moment bezig een module te laten ontwikkelen waarmee de langetermijn niet-CO2-effecten van het luchtvaartbeleid in kaart kunnen worden gebracht. In het algemeen geldt dat er in Europa, en in het bijzonder bij het Deutsches Zentrum für Luft- und Raumfahrt (DLR), veel geavanceerd onderzoek gedaan wordt naar de niet-CO2-klimaateffecten van de luchtvaart.
De berichtgeving rondom de nieuwe dienstregeling van de Nederlandse Spoorwegen |
|
Fahid Minhas (VVD) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met de kritische berichtgeving rondom de nieuwe dienstregeling van de NS?
Daar ben ik bekend mee.
Klopt het dat NS in 2023 voornemens is 13 procent van alle treinen te schrappen en in het weekend 15 tot 20 procent te willen afschalen? Hoe gaat u voorkomen dat het niveau van de dienstverlening zo verder afglijdt?
Gemiddeld genomen over de gehele week zal NS haar dienstregeling met 13% afschalen ten opzichte van de geplande dienstregeling voor 2023 (dat is inclusief het weekend). In het weekend wordt relatief meer afgeschaald dan doordeweeks.
NS is gestart met een integrale aanpak om de personeelsproblematiek te verlichten. De hoofdlijnen van de integrale aanpak met betrekking tot het werven en behouden van personeel, zoals op 23 augustus jl. aan uw Kamer gecommuniceerd1, zijn:
het vergroten van het personeelsbestand, met name door het intensiveren van de werving en extra aandacht voor behoud.
het verhogen van de inzetbaarheid van conducteurs en machinisten.
het verhelpen aan het ziekteverzuim en bieden van aantrekkelijk werk voor medewerkers; en
het aanpassen van de dienstregeling in het najaar van 2022 en in 2023, waardoor NS ondanks de tekorten een voorspelbare en betrouwbare dienstregeling kan rijden. Juist door de dienstregeling op lange termijn aan te passen kan NS dit zo efficiënt en voorspelbaar mogelijk doen.
Samen met het Ministerie van Financiën houd ik de uitvoering hiervan nauwlettend in de gaten.
Klopt het dat het niveau van de dienstverlening op het Nederlandse spoor de laatste jaren is verslechterd en reizigers hierdoor te maken krijgen met extra reistijd, extra wachttijd en volle treinen? Zo ja, hoe beoordeelt u dit?
Dit beeld herken ik niet. Vervoerders hebben met de coronajaren een bijzondere periode achter de rug, waarbij zij in uitdagende omstandigheden Nederland bereikbaar moesten houden. Het was onvermijdelijk dat als gevolg van coronamaatregelen en lagere reizigersaantallen het aanbod in sommige periodes lager was. De kwaliteit bleef echter goed. Dit vertaalt zich ook in een goede klantwaardering. Die steeg van een 7,8 in 2019 naar een 7,9 in 2021 (voor zowel het HRN als voor het gehele OV)2.
Bent u het ook met de consumentenorganisaties in het Landelijk Overleg Consumentenbelangen Openbaar Vervoer (Locov) eens dat de voorgestelde dienstregeling een aanzienlijke en langdurige verschraling van het aanbod teweegbrengt?
Ik deel met de consumentenorganisaties in het Locov dat het afschalen van de dienstregeling onwenselijk is. De consumentenorganisaties vragen NS de negatieve impact en de duur van de maatregelen voor de reizigers tot een minimum te beperken. Zoals ik eerder heb aangegeven, is het van groot belang dat NS alle mogelijke adviezen nauwkeurig bestudeert en indien mogelijk adviezen overneemt.
Klopt het dat het jaarlijkse adviesoordeel van het Locov over de nieuwe dienstregeling van NS op vrijwel alle punten negatief is? Kunt u hierop reflecteren?
De consumentenorganisaties in het Locov hebben kritisch geadviseerd op het voornemen van NS om de dienstregeling af te schalen. Zij geven aan dat het afschalen van de dienstregeling zal leiden tot een verschraling van het OV. Daarbij vragen de consumentenorganisaties aan NS alle mogelijke maatregelen te bezien om dit probleem zo snel mogelijk op te lossen en de dienstregeling weer op te schalen. Ook schetsten zij een aantal korte en lange termijn maatregelen om de personeelsproblematiek te mitigeren. U kunt het advies teruglezen op de website van het Locov3.
Ik begrijp dat de consumentenorganisaties kritisch zijn wat betreft het afschalen van de dienstregeling. Daarbij vind ik het positief dat zij meedenken met NS over eventuele korte en lange termijn maatregelen. Zoals gebruikelijk zal NS het advies van de consumentenorganisaties bestuderen en hierop reageren. Ik verwacht dat NS de adviezen serieus neemt en zoals eerder aangegeven deze, indien mogelijk, overneemt.
Wat vindt u ervan dat door de nieuwe dienstregeling reizigers te maken krijgen met extra reistijd en extra wachttijd en dat de kans op volle treinen toeneemt?
NS laat weten dat zij de basisstructuur van de dienstregeling zo veel mogelijk in stand zal houden. Hierdoor blijven de langere lijnvoeringen zo veel mogelijk intact. Daarmee voorkomt NS dat reizigers onnodig extra hoeven over te stappen. Ook zet NS in op het handhaven van de reeds bestaande aansluitingen. Ondanks de inspanning van NS kan extra reistijd of wachttijd niet geheel voorkomen worden.
In hoeverre is de afschaling met uw Ministerie afgestemd en was u bekend of en waarom er per traject de keuze is gemaakt om af te schalen? Kunt u dit toelichten?
NS heeft mij afgelopen zomer geïnformeerd over de plannen om de huidige dienstregeling en de dienstregeling voor 2023 verder af te schalen. NS is verantwoordelijk voor het ontwerp van de dienstregeling. Ik heb hiervoor geen instemmingsbevoegdheid. De dienstregeling wordt conform artikel 42 van de concessie ter consultatie voorgelegd aan de decentrale overheden en de consumentenorganisaties. NS stuurt de voorgenomen dienstregeling ten minste twee maanden voor de ingangsdatum aan de concessieverlener. NS voegt hierbij de door consumentenorganisaties en decentrale overheden geleverde adviezen en een toelichting op de wijze waarop zij hiermee is omgegaan.
Bij de aanpassing van de dienstregeling heeft NS geprobeerd om zo goed als mogelijk aan te sluiten bij de veranderde reizigersvraag. Bij de keus om wel of niet af te schalen houdt NS rekening met de frequentie en capaciteit van een traject. Op een traject met relatief veel overcapaciteit kan volgens NS meer worden afgeschaald dan op een minder ruim gepland traject. Op trajecten waar op een lagere frequentie wordt gereden, is minder ruimte om af te schalen.
Waarom heeft de NS geen nieuwe dienstregeling ontworpen, maar slechts gesneden in de oude dienstregeling, waardoor er geen evenwichtige verdeling over het uur ontstaat en aansluitingen mogelijk niet meer optimaal zijn?
NS stelt hier bewust voor gekozen te hebben. Zoals in het antwoord op vraag 6 aangegeven, laat NS de basisstructuur van de dienstregeling zo veel mogelijk intact. Hierdoor blijven lange lijnvoeringen zo veel mogelijk in stand. Die zijn ontwikkeld om zoveel mogelijk reizigers een directe verbinding te bieden. Hiermee voorkomt NS dat reizigers onnodig extra hoeven over te stappen. Ook blijven aansluitingen zoveel mogelijk gehandhaafd. Bovendien stelt NS dat het in stand houden van de basisstructuur bijdraagt aan een herkenbare dienstregeling voor reizigers. Door de dienstregeling niet te herontwerpen kan NS de dienstregeling snel opschalen indien er voldoende personeel beschikbaar is.
Klopt het dat de «bakkennorm» van NS niet wettelijk is vastgelegd en dat NS de mogelijkheid heeft deze norm te versoepelen, zodat er met dezelfde hoeveelheid conducteurs meer en langere treinen kunnen worden ingezet? In hoeverre zou het versoepelen van deze norm de overlast voor reizigers kunnen beperken?
Er zijn geen wettelijke normen ten aanzien van de beschikbaarheid van personeel en de lengte van treinen. Ook stelt de concessie geen eisen ten aanzien van het aantal conducteurs op een trein. Daarmee maakt NS in beginsel zelf keuzes over de inzet van haar materieel en personeel.
NS heeft mij laten weten dat de «bakkennorm» een afspraak is tussen de directie van NS en Medezeggenschap die derhalve niet eenzijdig kan worden aangepast. NS onderzoekt in het kader van de integrale aanpak verschillende (tijdelijke) oplossingen en innovaties die kunnen helpen bij het inzetten van langere treinen. Ik verwacht ook van NS dat zij alle mogelijke opties, waaronder het aanpassen van de «bakkennorm», bestudeert.
Bent u ook van mening dat het schrappen van treinen in de spits op woensdag en vrijdag reizigers juist stimuleert op andere dagen te gaan reizen, waardoor de spreiding van reizigers juist slechter wordt?
NS stemt aanpassingen zo goed mogelijk af op de huidige reizigerspatronen. In tijden van schaarste is het van belang om de bestaande capaciteit zo effectief mogelijk in te zetten. Dat wil zeggen, op de dagen en momenten dat de vervoersvraag het hoogst is. NS geeft aan dat er op woensdag en vrijdag, in de spits en daarbuiten, voldoende capaciteit overblijft. Vandaar dat NS deze afweging heeft gemaakt.
Ben u ook van mening dat, gezien door de huidige situatie regelmatig en soms op het laatste moment treinen uitvallen, reizigers te allen tijde en adequaat geïnformeerd dienen te worden voorafgaand aan hun reis? Hoe gaat u waarborgen dat reizigers zo min mogelijk voor verassingen komen te staan?
Een betrouwbare dienstregeling is voor de reiziger van groot belang. NS informeert de reiziger op verschillende manieren. Op de dag van de bekendmaking van de aanpassingen van 5 september jl. heeft NS reizigers die staan ingeschreven op de nieuwsbrief (ca. 2,4 miljoen mensen) per e-mail geïnformeerd. Ook in de NS-app is een melding geplaatst. De meldingen in de app en de op de website worden continue geactualiseerd. Wijzigingen die eventueel op de dag zelf nog nodig zijn worden via de reisplanner gecommuniceerd. NS verwijst in haar uitingen dan ook zo veel mogelijk naar de reisplanner, waar altijd de actuele situatie op het spoor zichtbaar is.
NS verwacht dat met de aanpassingen in de dienstregeling voor 2023 er fors minder ad hoc afschalingen nodig zullen zijn. Daarmee wordt de betrouwbaarheid en voorspelbaarheid van de dienstregeling sterk verbeterd. Ik verwacht van NS dat zij continu onderzoekt hoe zij de reiziger het best kan informeren.
In hoeverre bent u in gesprek met (lokale) bus- en tramvervoerders om zo de extra overstap- en reistijd te voorkomen en op te vangen?
NS heeft tegelijk met het versturen van de Locov-adviesaanvraag ook de regionale vervoerders op de hoogte gesteld van de wijzigingen in de dienstregeling. Hierop hebben verschillende vervoerders NS om meer inzage in de geplande dienstregeling gevraagd. Ook heeft NS verzoeken ontvangen om aansluitingen over te nemen. Op dit moment heeft NS deze vragen en verzoeken in behandeling.
Hoe verhoudt de prijsstijging van treinkaartjes met 3 procent zich tot het afgenomen vervoersaanbod?
NS heeft nog geen besluit genomen over de tarieven voor 2023. Op korte termijn adviseren de consumentenorganisaties NS in het Locov over de tarieven voor 2023. NS zal zich over de adviezen buigen. Mede op basis daarvan zal NS een besluit nemen over de tarieven van 2023.
Bent u ook van mening dat, gezien het feit dat de grote uitstroom van personeel vooral komt door vergrijzing, de NS de personeelstekorten niet tijdig lijkt te hebben gesignaleerd?
Volgens NS is het tekort aan rijdend personeel ontstaan door de combinatie van een hoog ziekteverzuim en krapte op de arbeidsmarkt. NS geeft aan voorbereid te zijn geweest op een uitstroom van personeel door onder andere (vervroegd) pensioen en vertrekregelingen en heeft de wervingscampagne hier destijds op aangepast. De enorme krapte op de arbeidsmarkt na COVID-19 bleek groter dan verwacht met als gevolg dat de aanwas van nieuwe medewerkers is achtergebleven.
Kunt u toelichten of het op een creatieve manier inzetten van personeel door NS in deze tijden van crisis kan bijdragen aan een tijdelijke oplossing? In hoeverre kan het trajectgebonden inzetten van personeel bijdragen aan een efficiëntere inzet?
NS gaat over haar eigen bedrijfsvoering. Ik laat het ook aan NS om te beoordelen of en in hoeverre het creatief inzetten van personeel kan bijdragen aan dit probleem. Wel verlang ik dat NS deze suggesties nauwkeurig bestudeert en waar mogelijk overneemt.
Bent u ook van mening dat, gezien de dreiging van een verslechtering van dienstverlening, het opstellen van een langetermijnplan om de dienstverlening te verbeteren prioriteit verdient? Zo ja, op welke manier gaat u hieraan werken? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven, is NS gestart met een integrale aanpak om de personeelsproblematiek aan te pakken. In deze aanpak gaat NS in op korte en lange termijn maatregelen. NS informeert mij en de Minister van Financiën, zowel schriftelijk als mondeling, over de voortgang van de aanpak. Ik volg dit alles met de Minister van Financiën nauwlettend en zal hier aan bijdragen waar dat gewenst is.
Bent u bereid om zelf ook in gesprek te gaan met consumentenorganisaties om te kijken naar de kansen voor het verbeteren van de voorgestelde dienstregeling? Zo nee, waarom niet?
Het lijkt mij goed om in het Locov met elkaar het gesprek aan te gaan over de kansen die o.a. de consumentenorganisaties zien om de voorgestelde dienstregeling te verbeteren.
Kunt u deze vragen nog voor het commissiedebat over het Programma van eisen voor de nieuwe hoofdrailnetconcessie beantwoorden?
Ja, dat kan ik.
Het bericht 'Reizigersorganisaties keren zich tegen beperkte dienstregeling NS' |
|
Lisa van Ginneken (D66) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Wat vindt u van de nieuwe dienstregeling van de NS?1
Ik zie het als één van mijn belangrijkste taken om een robuust en betrouwbaar openbaar vervoernetwerk te behouden en te versterken. Ik vind het dan ook erg vervelend dat reizigers in de nieuwe dienstregeling te maken krijgen met een lager vervoersaanbod. NS geeft aan zich hiertoe genoodzaakt te zien vanwege het huidige personeelstekort. Ik vind het cruciaal dat NS, zoals zij zelf ook aangeeft, de dienstregeling weer opschaalt zodra zij meer personele capaciteit heeft.
Deelt u de opvatting van reizigers- en consumentenorganisaties dat de nieuwe dienstregeling beneden het acceptabele niveau zakt?
Het is begrijpelijk dat consumentenorganisaties zich kritisch uitlaten over de aangepaste dienstregeling van 2023 en dat zij NS oproepen om alle maatregelen te treffen om zo snel mogelijk weer op te schalen. Ook ik vind het afschalen van de dienstregeling zeer onwenselijk vanuit het perspectief van de reiziger. Ik verwacht dan ook van NS dat zij er écht alles aan doet om de hinder voor reizigers te beperken.
Stemt u in met deze dienstregeling? Zo ja, waarom?
De dienstregeling wordt conform artikel 42 van de concessie ter consultatie voorgelegd aan de decentrale overheden en de consumentenorganisaties. NS stuurt de voorgenomen dienstregeling ten minste twee maanden voor de ingangsdatum aan de concessieverlener. NS voegt hierbij de door consumentenorganisaties en decentrale overheden geleverde adviezen en een toelichting op de wijze waarop zij hiermee is omgegaan. Het is aan de NS om de dienstregeling vast te stellen.
Zo nee, welke stappen heeft u gezet en gaat u zetten om de dienstregeling op een acceptabel niveau te krijgen?
Als concessieverlener van het hoofdrailnet voer ik regelmatig intensieve gesprekken met NS over haar personeelstekorten en de daarop volgende impact op de dienstregeling. In deze gesprekken benadruk ik dat ondanks de personeelstekorten de dienstverlening aan de reizigers zo goed mogelijk moet zijn. Ik verwacht dan ook van NS dat zij er alles aan doet om de negatieve effecten van het personeelstekort voor de reiziger zo veel als mogelijk te beperken. Ook verwacht ik van NS dat zij indien mogelijk de dienstregeling weer opschaalt. NS monitort de drukte in de treinen. Dit heeft er in geresulteerd dat NS binnen de huidige dienstregeling op meerdere drukke trajecten inmiddels treinen verlengt, zodat er meer reizigers mee kunnen.
Wat zullen volgens u de effecten op de drukte op de weg zijn van een onvoorspelbaardere treindienstregeling en vollere treinen?
Over dit onderwerp zijn eerder Kamervragen beantwoord.3 Afgelopen zomer schatte het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) in dat het aantal autokilometers van een autobestuurder door de afschaling van de treindienstregeling in het najaar van 2022 met 0,07% toeneemt en in 2023 met 0,1%. Daarmee is de stijging van het autogebruik als gevolg van de afschaling van de treindienstregeling enigszins beperkt. Het KiM merkt op dat deze eerste inschatting een globale is, gebaseerd op vereenvoudigende aannames en daarom met onzekerheid omgeven. In november komt er een nieuwe prognose van het KiM voor het openbaar vervoer inclusief de effecten van deze afschaling.
Welke oplossingen heeft de taskforce van NS om het personeelstekort het hoofd te bieden, waarover u eerder schreef (Kamerstuk 29 984, nr. 981), opgebracht om dit te voorkomen of op te lossen?
NS is met een integrale aanpak gestart om de prangende personeelsproblematiek te verlichten. De hoofdlijnen van de integrale aanpak met betrekking tot het werven en behouden van personeel, zoals ik op 23 augustus jl. aan uw Kamer heb gecommuniceerd4, zijn:
Wat zijn tot op heden de opbrengsten van de wervingscampagne waarover u schrijft in diezelfde brief?
NS heeft mij laten weten dat de intensivering van de werving een substantiële stijging in het aantal sollicitanten heeft opgeleverd. Na de eerste geïntensiveerde campagneperiode (juni 2022) hebben circa 2.500 sollicitanten zich aangemeld, dit is een stijging van circa 250% ten opzichte van de periode daarvoor. In de daarop volgende campagneperiode hebben ruim 3.000 sollicitanten zich aangemeld.
Er worden op dit moment gemiddeld 150 sollicitatiegesprekken per week gevoerd. In de periode juni tot en met september 2022 zijn er ongeveer 134 conducteurs en 213 machinisten aangenomen. Daarbij zit een aanzienlijk deel van de sollicitanten nog in de procedure.
Hoeveel mensen zijn aangetrokken door een beroep te doen op gepensioneerd personeel?
NS heeft mij laten weten dat er momenteel 8 gepensioneerde medewerkers zijn die zich hebben gemeld om weer in de rijdende dienst te gaan werken. Daarnaast hebben er ook medewerkers, die tegen pensioenleeftijd aanzitten, aangegeven langer door te willen werken en zo hun pensioen nog even uitstellen.
Zijn de parttime contracten inmiddels uitgebreid?
Ja, medewerkers van NS kunnen op vrijwillige basis parttime contracten uitbreiden. Inmiddels hebben circa 35 medewerkers in het rijdende proces daar gebruik van gemaakt. Daarnaast maken circa 280 medewerkers hier tot het eind van het jaar gebruik van.
Wat vindt u van het idee om kantoor- en winkelpersoneel slimmer in te zetten op stations bij het in- en uitstapproces?
NS overweegt dit en is hierover in overleg met Medezeggenschap en vakbonden. Daarbij wil ik wel meegeven dat rollen in logistieke processen specifieke expertise, en daarmee opleiding vereisen. Vanzelfsprekend moedig ik NS aan om alle mogelijke opties te onderzoeken.
Bent u bereid de regels aan te passen waardoor ook langere treinen kunnen rijden met één conducteur?
Er zijn geen wettelijke normen ten aanzien van de beschikbaarheid van personeel en de lengte van treinen. Ook stelt de concessie geen eisen ten aanzien van het aantal conducteurs op een trein. Daarmee maakt NS in beginsel zelf keuzes over de inzet van haar materieel en personeel. NS onderzoekt momenteel alle mogelijke opties om langere treinen te kunnen rijden. Daarbij is veiligheid natuurlijk een belangrijk aandachtspunt.
Wat is uw appreciatie van het voorstel om een slimmere en andere dienstregeling te maken in plaats van te snijden in de bestaande, zoals het Landelijk Overleg Consumentenbelangen Openbaar Vervoer (Locov) voorstelt?
Bij de aanpassing van de dienstregeling heeft NS geprobeerd om zo goed als mogelijk aan te sluiten bij de (veranderde) reizigersvraag. NS heeft mij laten weten ervoor gekozen te hebben de basisstructuur van de dienstregeling zo veel mogelijk in stand te houden. Hierdoor blijven lange lijnvoeringen zo veel mogelijk in stand. Hiermee voorkomt NS dat reizigers onnodig extra hoeven over te stappen. Ook blijven aansluitingen zoveel mogelijk gehandhaafd. Daarnaast draagt het in stand houden van de basisstructuur ook bij aan een herkenbare dienstregeling voor reizigers. Door de dienstregeling niet opnieuw te ontwerpen kan NS de dienstregeling snel opschalen indien er voldoende personeel beschikbaar is.
Kampen andere landen ook met personeelstekorten in het openbaar vervoer?
Ja, ook andere landen kampen met personeelstekorten in het openbaar vervoer. Denk hierbij onder meer aan onze buurlanden België en Duitsland.
Resulteert dit in deze landen ook tot afschaling van het openbaar vervoer en treindiensten?
Ja, ook in andere landen resulteert dat in uitval van treindiensten.
Welke maatregelen hebben deze landen getroffen in antwoord op personeelstekorten en welke lessen trekt u hieruit?
Ik heb hier geen concreet overzicht van. Wel zal ik mijn collega’s in EU verband hierop nader bevragen.
Het bericht ‘Forse verhoging prijzen bus, trein- en metrokaartjes dreigt volgend jaar’ |
|
Mahir Alkaya |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Forse verhoging prijzen bus, trein- en metrokaartjes dreigt volgend jaar»?1
Ja, dat bericht heb ik gelezen.
Wat vindt u ervan dat de decentrale ov-autoriteiten (DOVA) en de consumentenorganisaties lijken voor te sorteren op een verhoging van de ticketprijzen van 7 procent voor bus, tram en metro?
De bevoegdheid voor de tarieven van het stad- en streekvervoer liggen bij de decentrale overheden.
Jaarlijks worden de tarieven in het stad en streekvervoer geïndexeerd aan de hand van de Landelijke Tarief Index (LTI). De LTI is gebaseerd op de algemene kostenverandering in het decentraal ov gemeten via de lonen, de energieprijzen en overige kosten, waarbij de overige kosten de inflatie volgen.
Zou een dergelijke tariefsverhoging voor u acceptabel zijn?
De bevoegdheid voor de tarieven van het stad- en streekvervoer liggen bij de decentrale overheden.
De jaarlijkse tariefindexatie verloopt via een vaste systematiek waarbij de ontwikkeling van verschillende kostensoorten leidt tot een verhoging van de tarieven.
Bent u in overleg met de decentrale overheden over deze tariefstijgingen?
Zoals ik hiervoor aangaf zijn de tarieven in het stad- en streekvervoer een decentrale verantwoordelijkheid en kent de indexatie van deze tarieven een vaste systematiek.
Ik zal de uitkomsten van het KiM-onderzoek over effecten van tariefverlagingen in het ov bespreken in het NOVB, met als doel tot een gezamenlijk voorstel voor de ontwikkeling van tarieven in het ov te komen. Ik verwacht u hier voor de zomer van 2023 over te kunnen informeren.
In hoeverre speelt het niet voortzetten van de door de provincies en vervoerders gevraagde vangnetregeling over 2023 een rol bij deze dreigende prijsstijgingen?
Gezien de onzekerheid in de sector over de reizigersaantallen in 2023 en de veranderde reizigersvraag hebben de gezamenlijke overheden in het NOVB besloten een gezamenlijk vangnet transitievergoeding voor 2023 in te stellen.2 Er is geen relatie tussen het gezamenlijke vangnet en de (decentrale) ov-tarieven omdat deze laatste samenhangt met de kostenverandering in het decentraal ov.
Bent u bereid om de door u beschikbaar gestelde transitievergoeding voor het Openbaar Vervoer (OV) op te hogen nu vervoerders kampen met hoge energielasten en stijgende personeelstekorten?
Voor de transitievergoeding stel ik vanuit mijn ministerie maximaal € 150 miljoen ter beschikking. Het gezamenlijke transitievangnet voor 2023 maakt voldoende, betrouwbaar en veilig ov mogelijk en stelt vervoerders in staat de transitie te maken naar het «nieuwe normaal» na corona.
Deelt u de mening dat het -zeker gezien de huidige kostenstapeling voor consumenten- niet verstandig en wenselijk is om het openbaar vervoer nog duurder te maken voor de reiziger?
Ik zie dat de betaalbaarheid van het ov onder druk staat. Zoals ik echter aangaf, zijn de tarieven in het stad- en streekvervoer een decentrale verantwoordelijkheid en kent de indexatie van deze tarieven een vaste systematiek.
Klopt het dat ook de ticketprijzen van de NS met ruim drie procent zullen stijgen?
Op 3 november 2022 heeft NS de reizigerstarieven voor 2023 vastgesteld3. De gemiddelde stijging van alle verschillende kaartsoorten (beschermd en onbeschermd) bedraagt 4,3%. Binnen de beschermde tariefsoorten worden de enkele reizen 2e klas vol tarief verhoogd met gemiddeld 5,51%. Traject Vrij en Altijd Vrij (allen 2e klas) worden gemiddeld verlaagd met 2,38%.
Wat zou dit betekenen voor de mogelijke prijsstijging van de «niet-beschermde» treintickets?
Ook bij de niet-beschermde treintickets en -abonnementen is er variatie in prijsaanpassing. Voor een gedetailleerd overzicht verwijs ik naar het tarievenbesluit 20234 van NS.
Hoe kijkt u in het licht van de dreigende prijsverhogingen in het OV naar het nieuws dat de filedruk momenteel zienderogen stijgt?2
Na het beëindigen van de mobiliteitsbeperkende maatregelen i.v.m. covidpandemie, begin 2022, is de automobiliteit weer aan het toenemen; de filedruk was in september hoger dan de precorona-waarden uit 2019, maar in oktober weer lager. Over het hele jaar gezien is de filedruk nog ongeveer 20% lager.
Indien reizigers per 2023 besluiten geen gebruik meer te maken van het ov, dan kan dat een modal shift naar andere vervoermiddelen zoals de auto betekenen. Dit is onder meer afhankelijk van de autobeschikbaarheid en af te leggen afstand. Andere mogelijke gedragsaanpassingen kunnen zijn dat de reis niet of op een ander moment wordt gemaakt.
Deelt u de mening van de leden van de SP-fractie dat een stijging van nul procent van de OV-prijzen noodzakelijk is om meer reizigersverlies te voorkomen en daarmee eveneens de filedruk tegen te gaan? Zo ja, wat gaat u doen om hiervoor te zorgen?
Ik heb aandacht voor de stijgende ov-prijzen. Ik ga echter niet over de tarieven, de tariefbevoegdheid ligt bij decentrale overheden en NS. Bovendien betekent een tariefstijging van nul procent dat vervoerders de door inflatie stijgende kosten (personeel, materieel, energie) niet kunnen doorberekenen en kostenbesparingen moeten doorvoeren die impact zullen hebben op (de kwaliteit van) het ov-aanbod.
Bent u bereid om aanvullende maatregelen te treffen teneinde de betaalbaarheid van het OV te verbeteren?
OV bedrijven zijn in hun concessies bezig om de reizigers terug te krijgen met verschillende tijdelijke kortingsacties en nieuwe flexibele soorten abonnementen. Dit is ook een uitvloeisel van de transitieafspraken in het Nationaal OV Beraad (NOVB). Daarnaast heeft het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) geanalyseerd welke instrumenten ingezet kunnen worden om de modaliteitsshift van auto naar OV te bevorderen. Ik zal de uitkomsten van het KiM-onderzoek bespreken in het NOVB, met als doel tot een gezamenlijk voorstel voor de ontwikkeling van tarieven in het ov te komen. Ik verwacht u hier voor de zomer van 2023 over te kunnen informeren.
Hoe denkt u gezien de huidige prijsstijgingen over het voorstel van de leden van de SP-fractie om de BTW op OV-tickets af te schaffen?
In lijn met het plan van aanpak ten aanzien van fiscale regelingen dat op Prinsjesdag met de Kamer is gedeeld waarbij de inzet juist is om fiscale regelingen te beperken, is het kabinet terughoudend ten aanzien van introductie of uitbreiding van fiscale regelingen. Dat blijkt ook uit het toetsingskader fiscale regelingen dat het kabinet hanteert. Het verlaagde btw-tarief wordt in algemene zin geëvalueerd door het Ministerie van Financiën. Onderdeel van deze evaluatie is de doeltreffendheid en doelmatigheid van verlaagde btw-tarieven. Het kabinet wil de uitkomsten van deze evaluatie, waarin ook de btw op openbaar vervoer wordt meegenomen, afwachten en meenemen in verdere beleidsmatige keuzes rond btw-tarieven.
Bent u bekend met de kortingsacties die in omringende landen zijn genomen om het OV te stimuleren?
Ja, en deze worden in de bovengenoemde KiM studie ook geanalyseerd.
Bent u bereid om de mogelijkheden tot het invoeren van landelijke kortingsacties voor het Nederlandse OV te onderzoeken?
De uitkomsten van het bovengenoemde KiM onderzoek geven richting aan de maatregelen die we in Nederland kunnen nemen. Die zal ik met de tariefbevoegde overheden en vervoerders in het NOVB bespreken.
Deelt u de mening dat de resultaten van het KiM-onderzoek (Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid) naar prijsprikkels te laat komen om nog van invloed te zijn op de bestuurlijke beslissingen over de ticketprijzen van volgend jaar?
Ja, de indexatie van de prijzen in het ov is inmiddels vastgesteld conform de daarvoor gebruikelijke procedures.
Het bericht 'Alles op alles voor verbreding A27' |
|
Lisa van Ginneken (D66) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kunt u onderstaande vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Wat is uw appreciatie van het bericht «Alles op alles voor verbreding A27», waaruit blijkt dat serieuze alternatieven voor de verbreding van de A27 waarbij natuurgebied Amelisweerd bespaard kan blijven, zijn genegeerd?1
In het bericht wordt aangegeven dat na vernietiging van het Tracébesluit A27/A12 Ring Utrecht in 2019 serieuze alternatieven voor de verbreding van de A27 terzijde zijn geschoven. Specifiek een alternatief met 12 rijstroken, zonder vluchtstroken. Dit beeld herken ik niet. In 2019 is het Tracébesluit (TB) Ring Utrecht vernietigd op het aspect stikstof. Daarna heeft een analyse plaatsgevonden wat dit betekent voor het besluit en op welke wijze dit hersteld kan worden. Daarbij is bekeken of de uitgangspunten, zoals vastgesteld in overeenstemming met de Kamer nog actueel waren, zie ook antwoord op vraag 3. Uit de analyse bleek dat dit het geval was en dat vast gehouden kon worden aan het TB en andere varianten dus niet hoefden te worden uitgewerkt. De Kamer is op 1 oktober 2019 geïnformeerd over de keuze om vast te houden aan het TB en het besluit te repareren op het punt van stikstof2. De weg wordt (onder andere) verbreed om de verkeersveiligheid te verbeteren. Dit had toen (en nog steeds) een groot belang. Daarom is in de analyse ook naar dit punt gekeken. Daarbij zijn elementen die onder andere in zienswijzen zijn aangedragen, zoals een variant met smallere rijstroken en zonder vluchtstroken, die in het artikel van het AD wordt genoemd, bekeken. De onafhankelijke Commissie Schoof, mede op verzoek van de Kamer ingesteld, heeft eerder geconcludeerd dat een verbreding met 2x6 rijstroken met o.a. ontbreken van vluchtstroken geen uitzicht geeft op een verkeersveilige situatie. De variant voldoet om die reden niet aan de doelstelling de verkeersveiligheid te verbeteren. Er is daarom niet geadviseerd, of besloten, deze variant uit te werken naar een alternatief.
Bent u bereid de variant waarover wordt gesproken in het artikel («beknopte verkenning»), waarbij het natuurgebied Amelisweerd behouden kan worden, te publiceren? Zo nee, waarom niet?
Zoals in de antwoorden op vraag 2 en vraag 4 toegelicht zijn in het kader van het project meerdere alternatieven uitgewerkt met 12 rijstroken. Deze alternatieven zijn niet geselecteerd als voorkeursalternatief, of ontwerp Tracébesluit, omdat ze geen uitzicht geven op een verkeersveilige situatie. De Kamer is over deze afweging geïnformeerd3. In 2019 bleek in een analyse dat deze afweging nog actueel was. Er is daarom niet geadviseerd een dergelijke variant uit te werken. Aan het AD verstrekte stukken, waaronder deze analyse, zijn openbaar beschikbaar op «open.rws.nl».
Is een variant met 12 rijstroken (in plaats van de voorgenomen 14 rijstroken) volwaardig onderzocht? Zo nee, waarom niet?
Ja. De mogelijkheid van een variant met 2x6 rijstroken is in het kader van de procedure meerdere malen onderzocht. Onder andere is in de tweede fase van de MER een alternatief van 12 rijstroken beschouwd. Dit alternatief viel af omdat het niet voldeed aan de Nederlandse richtlijnen voor autosnelwegen. Redenen hiervoor waren dat het uitging van versmalde rijstroken, geen vluchtstroken en hoofd- en parallelbaan gescheiden door doorgetrokken streep i.p.v. een fysieke scheiding. Daarnaast ook omdat 2x6 in de bak wellicht ook moeilijk fysiek is in te passen (te bouwen) tussen de bestaande kunstwerken zoals spoorbruggen. In opdracht van de gemeente Utrecht is door «Witteveen+Bos een 2x6 stroken variant in de bak bij Amelisweerd verkend. Op verzoek van IenW, mede na een verzoek van de Kamer over een onafhankelijke toets, heeft de Commissie Schoof het keuzeproces, Eindrapport Besluitvorming verbreding A27 onderzocht4. Zoals aangegeven in antwoord op vraag 2 heeft de onafhankelijke Commissie Schoof geconcludeerd dat de voorgestelde verbreding met 2x6 rijstroken met onder andere smallere rijstrookbreedte en het ontbreken van vluchtstroken geen uitzicht geeft op een verkeersveilige situatie. De variant voldoet daarom niet aan de doelstelling de verkeersveiligheid te verbeteren. De Kamer is eerder geïnformeerd over het selectieproces waarin deze varianten zijn afgevallen. De genoemde varianten en de beoordeling daarvan zijn openbaar beschikbaar5.
Zijn er andere varianten bij u of uw voorganger aangedragen waarbij het natuurgebied Amelisweerd bespaard kon blijven?
In de Tracé- (m.e.r.) procedure zijn o.a. een alternatief ten westen en noorden van Utrecht en alternatieven waarbij de weg niet wordt verbreed (OV+++ en Kracht van Utrecht) onderzocht. Na vaststelling van het Tracébesluit zijn vanuit bewoners twee varianten opgesteld («SUUNTA 1» en «SUUNTA 2»), u bekend. Deze alternatieven voldeden niet aan de doelstellingen van het project voor de verbetering van de bereikbaarheid en/of verkeersveiligheid en leefbaarheid en/of waren niet constructief te realiseren. Om deze redenen boden deze varianten geen mogelijkheid om de doelstellingen van het project te realiseren en tegelijk bomenkap in Amelisweerd te voorkomen.
Zo ja, zijn deze adequaat onderzocht?
De, in de antwoorden op vraag 4 en vraag 5 genoemde 2x6 alternatieven, OV+++ en de Kracht van Utrecht zijn onderzocht als onderdeel van de tracé-procedure. Uitzondering hierop is de Witteveen+Bos variant die is onderzocht in opdracht van de gemeente en getoetst door de Commissie Schoof. Rijk en regiobestuurders hebben (in 2010) het huidig voorkeursalternatief geselecteerd6. De kwaliteit van de gebruikte informatie voor besluitvorming over Tracébesluiten voor wegverbredingen zoals opgenomen in de m.e.r. is onafhankelijk getoetst door de Commissie voor de m.e.r. De onafhankelijke Commissie Schoof heeft geconcludeerd dat bij de selectie van het voorkeursalternatief een zorgvuldig en uitgebreid besluitvormings- en participatieproces is gevolgd en dat de afgevallen alternatieven en varianten voldoende zijn bestudeerd. Voor vaststellen van de voorkeursvariant is uitvoering met de Kamer gesproken. Ook over het alternatief «2x6-binnen-de-Bak». De Kamer is in meerderheid tot de conclusie gekomen dat dit alternatief onveilig is7. De SUUNTA varianten 1 en 2 zijn na vaststelling van het Tracébesluit opgesteld. SUUNTA 1 is door Rijkswaterstaat beoordeeld8. Op verzoek van de Kamer zijn de conclusies en daarbij behorende argumenten van Rijkswaterstaat op het SUUNTA (1) rapport aan de Kamer gezonden9.
In hoeverre kan een lokale snelheidsverlaging bijdragen aan deze of andere voorliggende oplossingen?
In verschillende van de varianten en alternatieven, genoemd in de antwoorden op vragen 4, 5 en 6, zijn snelheidsverlagingen onderzocht. In andere varianten (met en zonder snelheidsverlaging) konden niet zowel de doelstellingen van het project worden bereikt, als aantasting van Amelisweerd worden voorkomen.
Wat is de stand van zaken van het onderzoek naar een alternatief en de gesprekken hierover met de stad en de provincie Utrecht?
De regio stelt op dit moment een alternatief op voor het TB. Het overleg hierover verloopt constructief, met inachtname van het feit dat het opstellen van een alternatief aan de regio is. Een van de belangrijke aspecten daarbij zal het (niet) verbreden van de bak zijn. Als de regio een alternatief gereed heeft, treden wij graag met de regio in overleg. Indien het alternatief gelijkwaardig is kan eventueel het vastgestelde Tracébesluit worden gewijzigd.
In hoeverre is betalen naar gebruik en het stimuleren van thuiswerken meegenomen in (de berekeningen van) het bepalen van de ontsluitingsopgave?
In het Tracébesluit A27/A12 Ring Utrecht wordt uitgegaan van actuele inzichten in (mobiliteits)gedrag voor onder andere thuiswerken en van vastgestelde maatregelen. Ten tijde van vaststelling van het TB was er nog geen zicht op betalen naar gebruik en op dit moment is nog geen besluit genomen over de implementatie van Betalen Naar Gebruik. Daarom is het in het Tracébesluit A27/A12 Ring Utrecht niet meegenomen.
In hoeverre wordt dit meegenomen in het onderzoek naar het alternatief?
Het alternatief wordt opgesteld door en onder verantwoordelijkheid van de regio. Het is daarmee aan de regio om te bepalen welke uitgangspunten worden gehanteerd. Als de regio een alternatief gereed heeft, treden wij graag met hen in overleg en we zullen de Kamer blijven informeren over de stand van zaken.
Het bericht ‘Terschelling en Vlieland vragen Rijk om compensatie voor Doeksen. Onze levensader kan niet alleen voor rijken zijn weggelegd' |
|
Fahid Minhas (VVD), Harry Bevers (VVD) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Terschelling en Vlieland vragen Rijk om compensatie voor Doeksen. «Onze levensader kan niet alleen voor rijken zijn weggelegd»»?1
Ik ben bekend met dit bericht.
Kunt u het verzoek van Rederij Doeksen om de prijs per 1 januari 2023 te mogen verhogen met 11,1%, waar in het artikel over wordt gesproken, bevestigen en toelichten?
Onlangs heeft rederij Doeksen mij laten weten dat zij in zeer grote financiële problemen is gekomen door de fors gestegen brandstofprijzen. Om die reden heeft Doeksen een aantal maatregelen getroffen. Zo heeft Doeksen onder meer voorgesteld om per 1 januari 2023 – naast de eerder vastgestelde tariefindex van 2,6% – een tijdelijke brandstoftoeslag in te voeren. Op verzoek van de door Doeksen geconsulteerde decentrale overheden en consumentenorganisaties en mijn ministerie heeft Doeksen in haar meest recente voorstel de eilandbewoners meer ontzien. Dat heeft Doeksen ook gedaan. Inmiddels heb ik ingestemd met een tijdelijke brandstoftoeslag van 4,5% voor de eilandbewoners (alleen houders van een eilanderpas), 16,5% voor overige passagiers en 20,5% voor auto’s van deze overige passagiers. Zoals gezegd gaat het hier om een maatregel die vooralsnog alleen zal gelden in 2023. Daarnaast heeft Doeksen aangegeven dat zij in 2023 meermaals zal bezien of er mogelijkheden zijn om de brandstoftoeslag te verlagen, als bijvoorbeeld de energieprijzen weer zullen dalen.
Heeft u in beeld of ook andere veerdiensten (TESO en Wagenborg Passagiersdiensten) dergelijke verzoeken tot een prijsverhoging hebben ingediend? Zo ja, per wanneer en om welke procentuele verhoging(en) gaat het hier?
Ik ben concessieverlener voor de vervoerconcessie Waddenveren West verleend aan Doeksen en de vervoerconcessie Waddenveren Oost verleend aan Wagenborg Passagiersdiensten (WPD). WPD heeft bij mij geen verzoek ingediend voor een brandstoftoeslag, maar enkel voor een verhoging van de tarieven met de door mij vastgestelde tariefindex van 2,6%. Hiermee heb ik inmiddels ingestemd.
Bent u het ermee eens dat de bewoners van de Waddeneilanden geen keuze hebben voor alternatief vervoer naar het vaste land en dat zij als gevolg van deze prijsverhoging onevenredig zwaar getroffen worden?
Ik ben het met u eens dat de bewoners van de Waddeneilanden voor het vervoer naar het vasteland afhankelijk zijn van de veerverbinding. Doeksen heeft dan ook na consultatie van de decentrale overheden en consumentenorganisaties en na overleg met mijn ministerie, de brandstoftoeslag specifiek voor eilandbewoners verlaagd naar 4,5%. Samen met de tariefindex van 2,6% betekent dit een prijsstijging van circa 7%. Dit is vergelijkbaar met de prijsstijging die onlangs is aangekondigd door de vervoerders van het regionale OV.
Bent u bereid om te onderzoeken of de bewoners van de eilanden (voor een deel) uitgesloten kunnen worden van een dergelijke prijsverhoging? Zo ja, op welke termijn denkt u dit te kunnen realiseren? Zo nee, waarom niet?
Zoals hierboven beschreven, ben ik al in overleg getreden met Doeksen om te bezien of de brandstoftoeslag specifiek voor de eilandbewoners kan worden verlaagd. Dit heeft geresulteerd in een brandstoftoeslag van 4,5%.
Indien de bewoners worden uitgesloten van een (volledige) prijsverhoging, kunt u dan aangeven wat dit betekent voor de verhoging van de prijs voor bezoekers en bevoorradend (vracht)verkeer van en naar de eilanden?
De brandstoftoeslag bedraagt 4,5% voor eilandbewoners (alleen houders van een eilanderpas), 16,5% voor overige passagiers en 20,5% voor auto’s van deze overige passagiers. Bovenstaande brandstoftoeslag komt bovenop de door mij vastgestelde tariefindex van 2,6%. De verlaging van de brandstoftoeslag voor eilandbewoners heeft tot het gevolg gehad dat die voor de overige passagiers en auto’s (van niet eilandbewoners) is gestegen. Dat is uiteraard vervelend. Echter, de eilandbewoners zijn in hoge mate afhankelijk van de veerdiensten, waardoor ik het gerechtvaardigd vind dat zij een lager tarief betalen.
Het vrachtvervoer valt niet onder de concessie.
Hebben de gemeenteraden en/of colleges van de andere Waddeneilanden, gelet op het compensatieverzoek van Terschelling en Vlieland waar in het artikel over gesproken wordt, een dergelijk verzoek gedaan? Zo ja, per wanneer?
Enkel Doeksen, concessiehouder voor de verbindingen met Vlieland en Terschelling, heeft mij gevraagd om een financiële bijdrage vanwege de fors gestegen energieprijzen. Ik heb geen verzoeken ontvangen van andere gemeenteraden en/of colleges om de veerdiensten financieel te ondersteunen.
Indien compensatie tot de mogelijkheden behoort, bent u dan ook van mening dat de compensatie in eerste instantie ten goede moet komen aan de bewoners van de betreffende Waddeneilanden? Bent u bereid dit als zodanig door te voeren?
In het meest recente voorstel van Doeksen worden de eilandbewoners reeds het meest ontzien en betalen de overige reizigers een hogere brandstoftoeslag. Mocht er compensatie van het Rijk beschikbaar komen, dan zal ik met Doeksen in overleg treden.
Kunt u aangeven in hoeverre de rederijen van de Waddenveren bezig zijn met de overschakeling naar duurzame, niet op fossiele brandstof gebaseerde, aandrijvingen van de vloot?
Voor de concessiehouders, te weten Doeksen en WPD, geldt dat zij beide de mogelijkheden onderzoeken om in de toekomst (deels) op niet fossiele brandstoffen te varen. Met name wordt gekeken naar de optie om (gedeeltelijk) elektrisch te varen.
Bent u ook van mening dat deze duurzame ontwikkeling (verder) versneld moet worden? Wat bedraagt uw strategie om tot deze versnelling te komen?
Ik ben van mening dat verduurzaming van de bereikbaarheid van de Waddeneilanden een belangrijke ontwikkeling is. Doeksen en WPD zijn bezig om de mogelijkheden te onderzoeken om in de toekomst (deels) op niet fossiele brandstoffen te varen. Duurzame bereikbaarheid van de Waddenveren is binnen het Rijk op meerdere plaatsen belegd, waaronder de Agenda voor het Waddengebied 2050. De huidige concessies lopen tot 2029. De nieuwe concessies bieden een goede kans om duurzaamheidsdoelstellingen van de overheid te vertalen in concrete concessievereisten.
Het goederenvervoer langs Wierden |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de toegenomen trillingsproblematiek bij Wierden door toegenomen goederenvervoer over het spoor (Twentelijn)1?
Ja, ik heb kennisgenomen van de problematiek. Inwoners van Wierden maken zich zorgen over de goederentreinen die door Wierden rijden. Ze ervaren overlast van trillingen en vrezen een verdere toename van het aantal goederentreinen. Ik kan mij deze zorgen goed indenken. In mijn beleid streef ik ernaar de overlast zoveel mogelijk te beperken.
Kunt u aangegeven hoeveel goederentreinen dagelijks Wierden passeren respectievelijk overdag, in de avond en in de nacht?
Op basis van gegevens van ProRail reden er in 2021 op jaarbasis 7.500 goederentreinen door Wierden. Van de 7.500 treinen passeerden er 3.900 overdag, 1.400 ’s avonds (tussen 19:00 en 23:00 uur), en 2.200 ’s nachts (tussen 23:00 uur en 07:00 uur). Daarmee passeerden er gemiddeld, zonder omleidingen als gevolg van de werkzaamheden aan het Derde Spoor in Duitsland, ca. 30 goederentreinen per dag op werkdagen. In het geval van werkdagen met omleidingen bedraagt het aantal passerende goederentreinen ca. 35 per dag. In de avond passeerden er dagelijks ca. 5 goederentreinen en ’s nachts ca. 10 goederentreinen door Wierden.
Wat is de verwachte ontwikkeling van het aantal passages van goederentreinen bij Wierden in de komende jaren?
Wierden ligt aan de Bentheimroute. Op basis van gegevens uit de IMA van 20212 wordt een toename van het aantal passages over de Bentheimroute in Nederland verwacht. Dit kan in het laagste scenario groeien naar jaarlijks ca. 13.400, en in het hoogste scenario ca. 17.000 goederentreinen in 2030. Dit betekent dat er meer passages worden verwacht in Wierden. Dit komt met name door de autonome groei van het spoorgoederenvervoer, en in beperkte mate door omleidingen als gevolg van de geplande werkzaamheden aan het Derde Spoor in Duitsland. Hierdoor wordt treinverkeer tijdelijk onder andere via de Bentheimroute afgewikkeld.3
Op welke wijze wordt de trillingsproblematiek lokaal gemonitord?
Spoortrillingen worden in Wierden niet actief gemonitord. Wel vinden langdurige trillingsmetingen plaats in Hengelo.4 De metingen zijn bedoeld om de langjarige ontwikkeling van trillingen (en geluid) te volgen. Uit de metingen blijkt dat het gemiddelde trillingsniveau de afgelopen jaren niet toeneemt. Wel neemt het maximale trillingsniveau licht toe. De metingen geven geen uitsluitsel of deze toename ook in woningen in Wierden optreedt.
Worden maatregelen genomen om de trillingsproblematiek te beperken?
Sinds enkele jaren heeft mijn ministerie de beleidsontwikkeling op het gebied van trillingen verstevigd.5 Op zoek naar goede maatregelen voert ProRail in opdracht van mijn ministerie een onderzoeksprogramma uit, de innovatieagenda bronaanpak spoortrillingen (IBS). Binnen de IBS vinden praktijkproeven plaats aan het spoor en aan het materieel. Als de proeven succesvol en kostenefficiënt zijn, richt ik mij op het toepassen van deze maatregelen.
Omdat de komende jaren treinen worden omgeleid vanwege de aanleg van het derde spoor in Duitsland, onder andere langs Wierden, heeft ProRail een plan van aanpak opgesteld met maatregelen om de toename van hinder te beperken.2 Het plan bevat zowel maatregelen die vóór, als maatregelen die na de langdurige omleidingen worden getroffen met het oog op verdere groei van het vervoer. Een besluit over de inzet van deze maatregelen is onderdeel van de bredere afweging over de inzet van middelen die beschikbaar zijn in het Mobiliteitsfonds.
Kunt u aangeven welk deel van het goederenvervoer langs Wierden het vervoer van gevaarlijke stoffen betreft?
De omvang van het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt geteld in aantallen wagons en niet in aantallen (goederen)treinen, omdat goederentreinen regelmatig zijn samengesteld uit een combinatie van wagons mét gevaarlijke stoffen en wagons zónder gevaarlijke stoffen. Hier wordt het begrip «ketelwagen-equivalent» (KWE) gehanteerd. Dit is een eenheid, bestaande uit een optelsom van ketelwagens en tankcontainers, met als doel de omvang van het vervoer van gevaarlijke stoffen te kwantificeren.
In het kader van de monitoring van Basisnet worden de realisatiecijfers van het spoorvervoer van gevaarlijke stoffen ieder kwartaal openbaar gepubliceerd op de website van InfoMil.6 Dit wordt gedaan op verzoek van de gemeenten zodat iedere gemeente op transparante wijze wordt geïnformeerd over de actuele hoeveelheid gevaarlijke stoffen die via het spoor door hun gemeente rijdt.
In Wierden passeerden in 2021 in totaal 3.981 KWE’s aan meldplichtige (gevaarlijke) stoffen. Gemiddeld zijn dat 8 KWE’s overdag en 3 in de avond en nacht. Het aandeel KWE’s als onderdeel van alle wagons op een goederentrein is gewoonlijk ca. 2%. In Wierden zal dit lager zijn, omdat transporten over de Bentheimroute een lager aandeel gevaarlijke stoffen hebben dan het landelijk gemiddelde.
Om welke gevaarlijke stoffen gaat het, en hoeveel?
Het gaat hoofdzakelijk om brandbare vloeistoffen en gassen. Ik kan geen verdere informatie verstrekken over specifieke stoffen, want dat is bedrijfsgevoelige informatie van de vervoerders. ProRail kan deze gegevens alleen delen in geval van een calamiteit of een wettelijke verplichting.
Hoe wordt gezorgd voor open communicatie over vervoer van onder meer gevaarlijke stoffen richting gemeenten en omwonenden?
Gemeenten worden geïnformeerd via de website van InfoMil.7 Zij kunnen vervolgens op basis van de cijfers de vragen van hun inwoners beantwoorden. De communicatie met betreffende gemeenten en beheerorganisaties is een verantwoordelijkheid van de Veiligheidsregio. Zij informeren gemeenten en inwoners over risico’s in de omgeving en wat te doen in geval van een incident. De Veiligheidsregio heeft hier contact over met ProRail.
Het bericht dat burgemeesters strijd aanbinden tegen extreme hardrijders na dodelijk ongeval Oud Gastel |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Burgemeesters binden strijd aan tegen extreme hardrijders na dodelijk ongeval Oud Gastel»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
In hoeverre zijn de middelen die burgemeesters hebben voldoende om extreme hardrijders aan te pakken?
Een effectieve aanpak van verkeersveiligheidsrisico’s is gestoeld op een lokale afweging van wat nodig is om die risico’s te beperken. Zoals ook gemeld in de beantwoording van de eerdere Kamervragen over het ongeval in Oud Gastel, is het belangrijk dat de betreffende burgemeesters het signaal dat hardrijders de verkeersveiligheid in hun gemeente in gevaar brengen, ook binnen hun gemeente oppakken in de lokale driehoek.2 In de lokale driehoek kan gekozen worden uit een voldoende breed scala aan infrastructurele, educatieve en handhavingsmaatregelen om snelheidsovertredingen zo veel mogelijk terug te dringen. Voorbeelden hiervan zijn respectievelijk aanpassing van de inrichting van de weg, voorlichting aan burgers en het aanvragen van een flitspaal. Het Rijk ondersteunt gemeenten hierbij, bijvoorbeeld met de investeringsimpuls verkeersveiligheid waarbij sinds 2020 tot 2030 500 miljoen euro beschikbaar is om een impuls te geven aan het verbeteren van de verkeersveiligheid ook op de gemeentelijke en provinciale wegen.
In hoeverre worden auto’s op gemeentelijke en provinciale wegen gescand door camera’s met ANPR (automatic number plate recognition) om extreme hardrijders aan te pakken? Kunnen burgemeesters verzoeken indienen om ANPR-camera’s op gemeentelijke en provinciale wegen te laten plaatsen? Zo ja, wat zijn dan de afwegingen om wel of niet ANPR-camera’s te laten plaatsen? Zo nee, waarom niet?
Voorop staat dat in algemene zin de handhavingsmiddelen die daarvoor bedoeld zijn, zoals de vaste en verplaatsbare flitspaal en de radar- en trajectcontroles, volstaan als middelen om snelheidsovertredingen te kunnen constateren en aan te pakken. Wensen omtrent aanvullende inzet op handhaving door de politie of het aanvragen van flitspalen om snelheidsovertredingen tegen te gaan, moeten binnen de lokale driehoek besproken worden.
Specifiek voor de aanpak van bestuurders die vaker ernstige verkeersovertredingen hebben begaan, waaronder snelheidsovertredingen, bestaat daarnaast nog een aantal andere bestuursrechtelijke en strafrechtelijke middelen. Deze maatregelen zijn in de beantwoording van de eerdere Kamervragen over het ongeval in Oud Gastel uiteengezet.3 Zo verkent het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat op dit moment binnen het bestuursrechtelijke kader of er een monitoringssysteem geplaatst kan worden in het voertuig van die bestuurders.4 Ook kan veelvuldig risicovol rijgedrag – waaronder te hard rijden – aanleiding vormen voor het OM en de politie om over te gaan tot een persoonsgerichte aanpak.5 Die aanpak is per definitie maatwerk en de afstemming daarover vindt lokaal tussen politie en OM plaats. Het gaat dus niet om één integrale aanpak, maar om op de persoon gericht maatwerk.
Aanvullend vraagt u naar de inzet van ANPR-camera’s en geotagging. De ANPR-camera’s van de politie kunnen niet worden ingezet voor de aanpak van bestuurders die de maximumsnelheid vaker overtreden. Daar is geen wettelijke grondslag voor. Voor wat betreft geotagging van voertuigen, geldt dat dit een onderdeel kan zijn van de eerdergenoemde persoonsgerichte aanpak bij bestuurders die vaker ernstige verkeersovertredingen begaan, waaronder snelheidsovertredingen. Met dit middel wordt terughoudend omgegaan. Het betreft een arbeidsintensievere interventie – gericht op de individuele bestuurder – die vanuit proportionaliteitsoverwegingen alleen bij de meest notoire (snelheids)overtreders wordt ingezet. De wettelijke grondslag hiervoor is artikel 3 van de Politiewet. Om zo min mogelijk inbreuk te maken op de privacy van betrokkene, gebeurt geotaggen met een baken dat geen locatiegegevens mag opslaan en alleen voor zeer beperkte duur op het voertuig geplaatst wordt. Het baken dient als hulpmiddel voor de politie. Het stuurt de politie een signaal wanneer het voertuig in gebruik is, zodat de politie het voertuig rijdend kan waarnemen en kan vaststellen of er snelheidsovertredingen mee begaan worden. Indien dat het geval is, kan de bestuurder staande gehouden worden.
Heeft u een interne integrale persoonsgerichte aanpak van extreme hardrijders? Zo ja, hoe ziet die aanpak eruit en bent u bereid om die aanpak ook extern in te voeren? Zo nee, waarom niet en bent u bereid om die aanpak in te voeren?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre kunnen auto’s worden gegeotagd om extreme hardrijders aan te pakken? Is dit wettelijk mogelijk? Zo ja, op basis van welke wet? Zo nee, welke wet zou moeten worden aangepast? Heeft u hiervoor pilots gestart? Zo ja, welke pilots en bent u bereid om die pilot om te zetten in beleid? Zo nee, waarom niet en bent u bereid om die pilots te starten?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe lang kunnen rijbewijzen worden ingevorderd om extreme hardrijders aan te pakken? Kunnen rijbewijzen ook definitief worden ingevorderd? Is dit wettelijk mogelijk? Zo nee, welke wet zou moeten worden aangepast? Hoe vaak en voor hoe lang worden er op jaarbasis rijbewijzen ingevorderd naar aanleiding van extreem hard rijden?
Bij ernstige verkeersdelicten, waaronder bepaalde snelheidsovertredingen, is zowel invordering van het rijbewijs als inbeslagname van het voertuig mogelijk.
Het rijbewijs van een bestuurder moet direct ingevorderd worden door de politie bij een snelheidsovertreding van 50 km per uur of meer te hard (30 km/h of meer bij een bromfiets). De politie heeft daarnaast de mogelijkheid het rijbewijs in te vorderen wanneer door de overtreding de veiligheid op de weg ernstig in gevaar is gebracht. Na invordering door de politie, besluit de officier van justitie in de meeste gevallen dat het rijbewijs wordt ingehouden voor de duur van de ontzegging van de rijbevoegdheid die op basis van de overtreding en de eventuele recidive door de rechter kan worden opgelegd. De maximale duur van ontzegging van de rijbevoegdheid is bij snelheidsovertredingen 2 jaar, bij recidive binnen 2 jaar is de maximumduur 4 jaar. Cijfers over invordering van het rijbewijs voor te hard rijden worden niet apart geregistreerd. Overigens is het rijden terwijl het rijbewijs is ingevorderd of tijdens een ontzegging van de rijbevoegdheid een misdrijf waarvoor door het OM standaard twee weken gevangenisstraf wordt geëist.
Op basis van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering kan besloten worden om een voertuig in beslag te nemen. In de door het Openbaar Ministerie vastgestelde «Aanwijzing inbeslagneming» is geregeld in welke gevallen de politie precies tot inbeslagname zal overgaan.6 Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de maximum toegestane snelheid met tenminste 100 procent wordt overschreden en er daarbij sprake is van concrete gevaarzetting. Het voertuig wordt inbeslaggenomen nadat daarover overleg met de officier van justitie heeft plaatsgevonden. Met inbeslagname van voertuigen wordt terughoudend omgegaan. Dit heeft onder andere te maken met het feit dat de verbeurdverklaring van het voertuig moet worden gevorderd. Hierin wordt meegewogen of de sanctie in verhouding staat tot de ernst van de overtreding en wordt ook de draagkracht van de verdachte meegewogen. Ook zijn er hoge kosten verbonden aan het opslaan van een voertuig tot betrokkene onherroepelijk veroordeeld is. Verder is de bestuurder die de overtreding begaat niet altijd de eigenaar van het voertuig. De verbeurdverklaring van een voertuig dat aan een ander dan de bestuurder toebehoort is alleen mogelijk als bij de eigenaar van het voertuig bekend was – of dat hij redelijkerwijs moest vermoeden – dat de bestuurder een overtreding zou begaan met het voertuig. Cijfers over inbeslagname en verbeurdverklaring van voertuigen worden niet apart geregistreerd.
In hoeverre kunnen auto’s in beslag worden genomen en worden ingevorderd om extreme hardrijders aan te pakken? Is dit beide wettelijk mogelijk? Zo nee, welke wet zou moeten worden aangepast? Hoe vaak worden er op jaarbasis auto’s in beslag genomen naar aanleiding van extreem hard rijden? Hoe vaak worden er op jaarbasis auto’s ingevorderd naar aanleiding van extreem hard rijden?
Zie antwoord vraag 6.
De bescherming van vangrails voor moderne auto’s |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Help, de moderne auto is te zwaar voor de vangrail»?1
Ja.
Staan er langs het Nederlandse wegennet (Rijks- en provinciale wegen) vangrails die niet meer voldoen aan de meest recente kwaliteitseisen? Zo ja, op hoeveel kilometer vangrail is dit van toepassing?
Op het Rijkswegennet voldoen geleiderails aan de meest recente kwaliteitseisen zoals gesteld in de Europese norm2. Over de kwaliteit van de geleiderails op provinciale wegen heeft Rijkswaterstaat geen informatie beschikbaar. Decentrale wegbeheerders zijn zelf verantwoordelijk voor de controles op de kwaliteitseisen voor geleiderails op hun wegen (het onderliggend wegennet). Voor provinciale wegen gelden echter wel richtlijnen waarin ook naar de kwaliteitseisen wordt verwezen uit de bovengenoemde Europese norm.
Op basis van welke kwaliteitseisen worden vangrails geplaatst, onderhouden en vervangen? En zijn deze kwaliteitseisen onlangs herzien? Zo nee, waarom niet?
De kwaliteitseisen, waaronder het zogenaamde «kerend vermogen» van geleiderails op Rijkswegen is gebaseerd op de Europese norm EN 1317–2. Deze eisen zijn niet onlangs herzien. Deze Europese norm is ongewijzigd sinds 2010.
De geleiderails langs Rijkswegen worden getest door middel van botsproeven met een personenauto van 900 kg én een autobus van 13.000 kg. (cf. de Europese norm2). Dit niveau van kerend vermogen wordt al decennia lang toegepast op de Rijkswegen.
Het AD-artikel beschrijft testen met auto’s in drie gewichtsklassen: 900, 1.300 en 1.500 kg. Aangezien de botsproef voor geleiderail langs rijkswegen met een autobus van 13.000 kg wordt uitgevoerd, is het huidige veiligheidsniveau van de geleiderails ook voldoende voor de steeds zwaarder wordende personenvoertuigen (elektrisch, SUV).
Is de veiligheid van de automobilist die een moderne auto bezit, nog voldoende gewaarborgd met de huidige vangrails?
Ja, zie het antwoord op vraag 3.
Bent u bereid om de kwaliteitseisen van nieuwe vangrails te herzien? Zo nee, waarom niet?
Het Ministerie van IenW ziet op dit moment geen aanleiding om de veiligheidseisen voor nieuwe geleiderails aan te scherpen. Het huidige veiligheidsniveau van de geleiderails op Rijkswegen is ook voldoende voor de steeds zwaarder wordende personenvoertuigen. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Maakt u zich zorgen over de kwaliteit van de vangrails langs onze wegen?
Nee, het Ministerie van IenW maakt zich geen zorgen over de kwaliteit van de geleiderails langs de Rijkswegen. Tot op heden zijn er geen situaties bekend waarbij de geleiderails langs Rijkswegen onvoldoende hebben gefunctioneerd bij het keren van de steeds zwaarder wordende personenvoertuigen.
De stijging van het aantal korte vluchten van en naar Nederlandse luchthavens |
|
Harry van der Molen (CDA), Henri Bontenbal (CDA) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht van RTL Nieuws «Korte privévluchten voor een tijdwinst van 20 minuten: ook regering doet er aan mee»1, en zou u willen reflecteren op de conclusies van deze analyse?
Ja. Het is niet bekend wat de oorzaak is van de stijging van het aantal korte vluchten door privévliegtuigen.
De overheid heeft geen zeggenschap over het gebruik van privévliegtuigen door private instellingen/personen. In de beantwoording van Kamervragen over privévliegtuigen van 3 oktober jl.2 is gemeld dat de wenselijkheid en mogelijkheden om privévliegtuigen mee te nemen in het klimaatbeleid voor de luchtvaart worden onderzocht, en waar nodig aanvullend beleid te onderzoeken. Zoals toegezegd tijdens het commissiedebat over luchtvaart van 6 oktober jl. ontvangt de Kamer dit in het eerste kwartaal van 2023.
Voor wat betreft het regeringsvliegtuig: deze is gestationeerd op Schiphol-Oost. De lege vluchten die met dat toestel worden gemaakt, dienen ter positionering. Dit gebeurt bij samenlopende aanvragen die niet op elkaar aansluiten. Zo ook bij de vlucht van 14 maart jl., waar het artikel over schrijft. Ook komt het voor dat het regeringsvliegtuig van of naar Rotterdam The Hague Airport vliegt. De vlucht van 14 maart jl. is voor het regeringsvliegtuig de enige vlucht in 2022 waarmee naar Rotterdam The Hague Airport is gevlogen.
Deelt u de opvatting dat de leden van het kabinet een morele verantwoordelijkheid en voorbeeldfunctie hebben als het gaat om verantwoord gebruik van vliegverkeer, vanwege de gevolgen hiervan voor onder meer klimaat, milieu en geluidshinder? Zo nee, hoe beziet u dan de verantwoordelijkheid van kabinetsleden op deze gebieden in het licht van de ambities in het coalitieakkoord? Welke acties koppelt u hieraan?
Ik ben het met u eens dat de leden van het kabinet een voorbeeldfunctie hebben. Ook hebben de leden van het kabinet zich gecommitteerd aan het huidige coalitieakkoord – en daarmee aan de grote klimaatambities van het kabinet. Toch kan het voor een goede en efficiënte uitvoering van de taken geoorloofd zijn dat kabinetsleden korte vluchten maken – of dat hun vluchtaanvraag een lege positioneringsvlucht met zich brengt. De afweging achter dergelijke aanvragen maakt de aanvrager zelf, waarbij de afspraken uit ons coalitieakkoord in die afweging zeker mee moeten spelen. Daarnaast zijn in Het Blauwe Boek, het handboek voor bewindspersonen, richtlijnen opgenomen voor dienstreizen. Hoewel het Ministerie van IenW de afweging dus niet zelf maakt, wijst het bij de aanvraag wel steeds op de implicaties als zo’n aanvraag korte en/of lege vluchten met zich brengt.
Verder is een onderzoek gestart naar de realisatie van een interdepartementale richtlijn, die het gebruik van het regeringsvliegtuig voor korte vluchten en/of positioneringsvluchten reguleert. In samenspraak met betrokken departementen wordt gewerkt aan een kabinetsbreed voorstel hieromtrent.
Zou u het afwegingskader voor vluchten van kabinetsleden inzichtelijk willen maken? Op welke manier worden de gevolgen voor klimaat, milieu, uitstoot en geluidshinder hierin meegenomen en hoe vinden de afwegingen plaats ten opzichte van andere vervoerswijzen?
Een centraal afwegingskader is er niet. Op dit moment ligt de afweging bij elk departement zelf – en dus verschilt dit per departement.
Met het eerder genoemde voorstel wordt voorzien in een interdepartementale richtlijn met afspraken over de afweging voor een vluchtaanvraag. Dit voorstel zal in de komende maanden vorm gaan krijgen. Gevolgen voor klimaat worden in dat voorstel meegewogen, evenals de mogelijkheid om van andere vervoersmodaliteiten gebruik te maken.
Hoe spant het kabinet zich in om vluchten zonder passagiers tegen te gaan?
Er is in Nederland geen landelijk beleid om bepaalde soorten luchtverkeer anders te reguleren dan andere. Er is ook geen wettelijke grondslag voor het verbieden van specifieke vluchten omwille van het milieu. Het beperken van specifieke vluchten is geen onderdeel van het klimaatbeleid voor de luchtvaart. Vanuit het klimaatbeleid is de inzet primair gericht op maatregelen die bijdragen aan de verduurzaming van de luchtvaart. De overheid heeft daarbij geen zeggenschap over vluchten die zonder passagiers vertrekken. Voor zover het gaat om gebruik van het regeringsvliegtuig, verwijs ik u naar het tweede gedeelte van het antwoord op vraag 2.
Welke risico’s en gevolgen ziet u als gevolg van een toename met circa 38 procent van het aantal privévluchten van en naar Nederlandse luchthavens, op het gebied van klimaat en klimaatverandering, milieu, uitstoot, geluidshinder en voor de samenleving? Welke acties koppelt u hieraan?
Het kabinet hecht allereerst veel waarde aan het minimaliseren van de klimaatafdruk van de luchtvaart. Ook voor privévliegtuigen. In de Luchtvaartnota zijn doelen voor verduurzaming van de luchtvaart afgesproken. Om de benodigde CO₂-reductie te realiseren zet IenW in op maatregelen die het meest directe klimaateffect behalen. Het gaat dan om het gebruik van duurzame luchtvaartbrandstoffen (door middel van een EU-bijmengverplichting en nationaal doel), het creëren van technologische innovaties en er wordt onderzoek gedaan naar een CO₂-plafond om de CO₂-doelen te borgen.
Het minder aantrekkelijk maken van specifieke groepen luchtverkeer, zoals privévluchten, is geen onderdeel van de verduurzaming van de luchtvaart.
Zoals genoemd onder vraag 1 wordt in samenwerking met betrokken ministeries de wenselijkheid en mogelijkheden om privévliegtuigen mee te nemen in het klimaatbeleid voor de luchtvaart, met waar nodig aanvullend beleid onderzocht.
Zou u willen reflecteren op de vraag in hoeverre een toename van het aantal privévluchten van en naar Nederlandse luchthavens wenselijk is, gezien de noodzaak tot verduurzaming, de hoge ambities met betrekking tot de aanpak van klimaatverandering en de morele verantwoordelijkheid met betrekking tot rentmeesterschap? Welke acties koppelt u hieraan?
Zie antwoord vraag 5.
Zou u willen reflecteren op de vraag in hoeverre het wenselijk is dat de gehele samenleving de gevolgen op het gebied van onder meer uitstoot en hinder ondervindt, veroorzaakt doordat een zeer beperkte groep sterk bevoorrechte Nederlanders in toenemende mate gebruikmaakt van korte vluchten? Welke verantwoordelijkheden ziet u voor deze groep Nederlanders, zowel voor eigenaren van privéjets als voor mensen die een privéjet huren? Welke acties koppelt u hieraan?
Zie antwoord vraag 5.
Welke mogelijkheden zijn er tot regelgeving en toezicht op nut en noodzaak en het efficiënt inplannen van privévluchten, zowel wat betreft vluchten tussen Nederlandse luchthavens als korte vluchten tussen Nederlandse luchthavens en luchthavens vlak over de grens? Op welke manier worden de gevolgen voor klimaat, milieu, uitstoot en geluidshinder meegenomen in deze regelgeving en dit toezicht, en hoe vinden de afwegingen op deze gebieden plaats, ten opzichte van andere wijzen van vervoer die minder belastend zijn? Ziet u reden tot aanscherping van regelgeving en toezicht, of de handhaving hierop?
Er is geen wettelijke basis om vluchten te beperken op basis van het doel van de vluchten en hierop toezicht te houden. Het ontwikkelen van een juridisch instrument lijkt niet te verenigen met EU-regelgeving op het gebied van vrije markttoegang. Naast de Europese regelgeving op het gebied van vrije markttoegang grijpt dit ook sterk in op het privéleven van de burger. Bovendien is het een praktisch ingewikkeld punt om hiervoor een norm te bepalen en te handhaven: welke vluchten acceptabel zouden zijn op basis van het doel. Mede hierdoor en de argumenten in het antwoord op vraag 5, 6 en 7 ben ik niet voornemens een handhavingsinstrument te ontwikkelen. Ook bij andere modaliteiten schrijft de overheid niet voor welk gebruik geoorloofd is; burgers mogen zelf bepalen wanneer ze de auto of de bus nemen. Wel zet het kabinet zich in om duurzame vervoersvormen te stimuleren, zoals het stimuleren van de trein in plaats van het vliegtuig op de relatief korte afstanden.
Het bericht uitval van treinen door stremming Hanzelijn en personeelstekort |
|
Jan de Graaf (CDA) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Nog maanden geen treinen tussen Lelystad en Dronten, kosten lopen in de miljoenen»1 en het bericht «Reizigers wachten uren op bus tussen Lelystad en Dronten: vandaag bijna geen streekvervoer»2?
Ik ben bekend met deze berichten.
Kunt u aangeven welke maatregelen ProRail heeft genomen om te voorkomen dat de prognose van herstel in december 2022 verschuift? Wat is de uiterste termijn dat het herstel van dit traject is afgerond?
Vooralsnog gaat ProRail uit van herstel in december 2022. ProRail noemt deze prognose ambitieus, maar realistisch. De beschikbaarheid van materialen en technische onderdelen ziet ProRail als het grootste risico voor vertraging. Daarnaast is personeelskrapte een belangrijk aandachtspunt. Tot nu toe is de beschikbaarheid van middelen en mensen geen vertragende factor geweest voor het herstelproject. In de aankomende weken verwacht ProRail meer zekerheid over de planning te krijgen. Als de risico’s werkelijkheid zouden worden, dan kan ProRail zo nodig prioriteren tussen projecten om vertraging te voorkomen. Als er dan alsnog onverhoopt vertraging optreedt, dan zal ProRail daar zo snel mogelijk over communiceren om de reizigers perspectief te bieden.
Wat vindt u ervan dat het treinvervangend busvervoer bij verstoringen en werkzaamheden de laatste maanden regelmatig uitvalt, waardoor er voor reizigers geen enkel vervoer meer is? Welke maatregelen worden genomen om herhaling te voorkomen, nu de Hanzelijn maanden gesloten zal zijn?
Het uitblijven van vervangend busvervoer bij verstoringen en werkzaamheden is een probleem dat ik al eerder bij NS heb aangekaart. NS neemt maatregelen om de beschikbaarheid van vervangend vervoer te verbeteren. Zo heeft NS verscherpte afspraken met leveranciers gemaakt, waardoor NS eerder wordt geïnformeerd wanneer leveranciers verwachten niet volledig aan de vraag te kunnen voldoen. Daardoor heeft NS meer tijd om te anticiperen. Ook hebben de leveranciers door het aantrekken van nieuwe chauffeurs hun capaciteit vergroot.
Naar aanleiding van de signalen over lange wachttijden voor reizigers heeft NS actie ondernomen om het vervangend busvervoer tussen Lelystad en Zwolle op orde te krijgen. NS verwacht nu tot het einde van de buitendienststelling een dekkende busdienstregeling te kunnen rijden.
Daarnaast neemt NS ook maatregelen om de omreisroute te verbeteren. Zo rijdt NS sinds 19 september met verlengde Intercity's tussen Zwolle en Amersfoort. Ook verhoogt NS per 10 oktober de frequentie van de Intercity's tussen Zwolle en Amersfoort van 2 naar 4 treinen per uur.
Klopt het dat u NS alleen kunt beoordelen op de zitplaatskans voor het gehele netwerk dat is opgenomen in de vervoerconcessie hoofdrailnet en dat u dit (met uitzondering van de hogesnelheidslijn (hsl)) niet voor losse trajecten kunt? Gaat u in de nieuwe concessie regelen dat NS wel beoordeeld kan worden op het disfunctioneren op een lijn?
Conform de bepalingen uit de vervoerconcessie beoordeel ik NS aan het eind van het jaar op de zitplaatskans voor het gehele netwerk, en niet voor losse trajecten. Met de beoogd toekomstig concessiehouder wordt bekeken hoe prestaties op specifieke trajecten in kaart gebracht kunnen worden.
Klopt het dat momenteel in de spits veel treinen tussen Zwolle en Amersfoort Centraal nog niet op maximale lengte rijden en dat in de daluren regelmatig treinen in de kortst mogelijke samenstelling rijden? Wat is uw mening hierover, gezien de vele klachten over drukte op dit traject op www.volletreinen.nl in zowel de spits als de daluren?
Volgens NS hebben in de afgelopen periode inderdaad niet alle treinen tussen Zwolle en Amersfoort Centraal op de maximale lengte gereden. NS heeft maatregelen genomen om de drukte te verlichten. Sinds 19 september worden de treinen op dit traject waar mogelijk verlengd. Vanaf 10 oktober verhoogt NS vervolgens tijdelijk de frequentie van de Intercity's tussen Zwolle en Amersfoort van 2 naar 4 treinen per uur. Deze maatregelen moedig ik aan.
Klopt het dat voor de opening van de Hanzelijn in 2012 tussen Zwolle en Amersfoort in de spits meer intercity’s reden per uur dan vandaag en dat dit mogelijk was door deze vlak achter elkaar te laten vertrekken? Gaat u, nu duidelijk is dat herstel van de infrastructuur lang gaat duren, NS vragen extra treinen in te zetten in de spits om zo de overlast voor reizigers tussen Noord-Nederland en de Randstad te beperken?
Dat klopt. Voor de opening van de Hanzelijn in 2012 reden er in de spits meer Intercity’s tussen Zwolle en Amersfoort. Sinds 2020 rijden er in de spits extra treinen tussen Amersfoort en Harderwijk, met als gevolg dat het binnen de reguliere dienstregeling niet mogelijk is om dezelfde hoeveelheid Intercity’s tussen Zwolle en Amersfoort te rijden. Tijdens werkzaamheden, veelal in het weekend als de spitspendel Amersfoort-Harderwijk niet rijdt, rijdt NS regelmatig extra Intercity's tussen Zwolle en Amersfoort. NS onderneemt reeds actie om de overlast voor de reizigers te beperken. Zie tevens het antwoord op vraag 5 waarin ik nader inga op de door NS genomen maatregelen.
Klopt het dat de intercity Dordrecht-Lelystad Centrum sinds 14 september niet meer rijdt op het hele traject vanwege de problemen met de bovenleiding op de Hanzelijn?
NS heeft me geïnformeerd dat het inderdaad zo is dat de Intercity Dordrecht-Lelystad tussen 14 september en 3 oktober 2022 niet heeft gereden, als indirect gevolg van de stremmingen op de Hanzelijn.
Kunt u verklaren waarom de reizigers tot in Dordrecht te maken hebben met een halvering van het aantal intercity’s per uur en daarmee in de brede Randstad met volle treinen, terwijl in de eerste dagen van de stremming deze trein alleen uitviel tussen Lelystad Centrum en Almere Centrum? Vindt u deze impact acceptabel? Zouden extra keermogelijkheden op de infrastructuur een oplossing zijn om de impact van een dergelijke stremming te beperken?
NS heeft mij laten weten dat zij door de buitendienststelling op de Hanzelijn personeel uit de noordelijke standplaatsen minder efficiënt kan inzetten in de Randstad. Dit zorgt voor een tijdelijke beperking van de personeelscapaciteit die boven op de reeds bestaande personeelskrapte komt. Het tijdelijk opheffen van de Intercity Dordrecht-Lelystad was volgens NS de enige maakbare optie. Sinds 3 oktober jl. is de intercity Lelystad-Dordrecht weer opgenomen in de dienstregeling.
Het tijdelijk opheffen van de Intercity tussen Dordrecht en Lelystad kwam niet voort uit problemen met de infrastructuur of de inzet van materieel, maar werd veroorzaakt door de beperking in de personeelscapaciteit. Het creëren van extra keermogelijkheden was volgens NS geen oplossing om de impact van de stremming te beperken.
Bent u bekend met het overzicht van wijzigingen in de dienstregeling van NS als gevolg van personeelstekort op https://www.ns.nl/reisinformatie/dienstregeling? Wat vindt u ervan dat deze wijzigingen vrijwel elke dag anders zijn? Deelt u de mening dat voor het vasthouden van reizigers een betrouwbare dienstregeling een cruciale factor is?
Sinds 5 september jl. rijdt NS vanwege de personeelstekorten met een afgeschaalde dienstregeling. NS heeft de dienstregeling in een eerdere planfase voor een langere periode aangepast. Voor de reiziger dient dit te resulteren in een voorspelbaarder en betrouwbaarder product. Deze aanpassingen zijn nog niet voor elk moment voldoende. Daarom worden aanvullend, en waar nodig, op weekniveau aanpassingen gedaan. Deze kunnen van week tot week verschillen door o.a. werkzaamheden en evenementen. Zowel de structurele als de aanvullende maatregelen worden op genoemde pagina vermeld. NS geeft aan er alles aan te doen om ad hoc aanpassingen zoveel mogelijk te voorkomen. Ik deel met u de mening dat een betrouwbare dienstregeling belangrijk is voor de reiziger.
Bent u ermee bekend dat NS vrijdag 16 september 2022 meldde dat op twee trajecten minder treinen zouden rijden als gevolg van personeelstekort, terwijl dat in de praktijk zonder aankondiging vooraf op tenminste negen trajecten het geval was? Heeft u inmiddels met NS gesproken over het verbeteren van de informatievoorziening voor reizigers?
Vanaf 5 september jl. rijdt NS vanwege de personeelstekorten met een aangepaste dienstregeling op verschillende trajecten. De twee genoemde trajecten (minder treinen in de spits op Alkmaar-Haarlem en Rotterdam Centraal-Gouda Goverwelle) betroffen hierop aanvullende aanpassingen, die ook via de website zijn gecommuniceerd. Daarbovenop heeft NS op de dag zelf nog enkele aanpassingen in de dienstregeling moeten doorvoeren. Deze ad hoc aanpassingen zijn zoals gebruikelijk via de reisplanner gemeld.
Begin september heeft NS op verschillende manieren de reiziger getracht te informeren over de afgeschaalde dienstregeling. Zo heeft NS op de dag van de bekendmaking klanten die geabonneerd zijn op haar nieuwsbrief (ca. 2,4 miljoen mensen) per e-mail geïnformeerd over de aangekondigde afschaling. In de NS-app is een melding geplaatst over deze afschaling. NS verwijst in haar uitingen zo veel mogelijk naar de reisplanner, waar de actuele situatie op het spoor zichtbaar is.
Bent u ermee bekend dat op genoemde negen trajecten de meeste resterende treinen niet zijn verlengd? Wat vindt u daarvan?
NS neemt extra maatregelen om de drukte in de treinen te verlichten. Ik vind dat NS alles in het werk moet stellen om de hinder voor de reiziger zoveel mogelijk te beperken.
Zijn er wettelijke normen die langere treinen bij een lagere beschikbaarheid van personeel in de weg staan? Zo ja, ziet u mogelijkheden om tijdelijk, zolang het personeelstekort er is, daarvoor dispensatie te verlenen?
Er zijn geen wettelijke normen ten aanzien van de beschikbaarheid van personeel en de lengte van treinen.
Zijn er eisen in de concessie, zoals het aantal conducteurs, die langere treinen in de weg staan? Zo ja, wat doet u eraan om deze ongewenste prikkel weg te nemen? Zo nee, wat belemmert NS dan om treinen te verlengen?
De concessie stelt geen eisen ten aanzien van het aantal conducteurs op een trein. NS geeft aan dat de lengte van het in te zetten materieel o.a. wordt bepaald door de beschikbaarheid van materieel, de inpasbaarheid van materieel op de infrastructuur en de beschikbaarheid van voldoende conducteurs om de veiligheid van reizigers te kunnen borgen. Daarnaast bemenst NS, vanuit gezamenlijke afspraken met het ministerie en de vakbonden, bepaalde treinen dubbel in verband met sociale veiligheid, zoals bijvoorbeeld uitgaanstreinen (van donderdag tot en met zaterdag na 22.00 uur) en treinen met herhaaldelijke agressiemeldingen. In verband met de spoorwegveiligheid hanteert NS ook normen voor het aantal conducteurs per trein die gekoppeld zijn aan de lengte van de trein.
Bent u bereid om – als concessieverlener én stelselverantwoordelijke – de NS aan te zetten om langere of extra treinen in te zetten op de trajecten waar de dienstregeling is afgeschaald om zo het openbaar vervoer toegankelijk te houden voor de reiziger?
De NS gaat over haar eigen bedrijfsvoering. Daarbij hoort ook dat NS zelf keuzes maakt over de inzet van haar materieel. Ik verwacht dat NS daar op een veilige en verantwoorde manier mee omgaat. Conform concessie-afspraken beoordeel ik NS aan het eind van het jaar op haar prestaties. Hierbij kijk ik o.a. naar de prestaties op het gebied van de zitplaatskans. Het is NS eraan gelegen om zoveel mogelijk tegemoet te komen aan de vervoersvraag van reizigers. Tevens voer ik met NS indringende gesprekken over haar integrale aanpak om het personeelstekort terug te dringen. Mijn ministerie houdt de uitvoering hiervan nauwlettend in de gaten.
Het artikel 'Steeds meer 70 plussers onder verkeersdoden op de fiets' |
|
Derk Jan Eppink (Libertair, Direct, Democratisch) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Steeds meer 70-plussers onder verkeersdoden op de fiets»?1
Ja.
Wat is uw reactie op dit bericht?
De cijfers onderstrepen de noodzaak om ons te blijven inzetten voor het veilig maken van het verkeer voor fietsende 70-plussers. Het Ministerie van IenW zet daarom in op het programma Doortrappen en het verbeteren van de fietsinfrastructuur via het kennisnetwerk Strategisch Plan Verkeersveiligheid. In het antwoord op vraag 7 worden deze initiatieven verder toegelicht.
Onderschrijft u de stelling dat de stijgende trend van verkeersdoden onder fietsende 70-plussers zou kunnen worden toegeschreven aan een toenemende mate van elektrische fietsen binnen het verkeer?
Uit diverse onderzoeken blijkt dat het risico op een ongeval bij een elektrische fiets even groot is als het risico op een ongeval bij een gewone fiets.2 Op basis van die onderzoeken kan ik de stelling dus niet onderschrijven.
Wel weten we dat de elektrische fiets een groot aantal 70-plussers in staat stelt om op latere leeftijd te blijven fietsen en langere afstanden te fietsen. Deze trend, in combinatie met de vergrijzing, zorgt ervoor dat het aantal fietsende 70-plussers én het aantal afgelegde fietskilometers door deze fietsers is toegenomen. Doordat meer 70-plussers deelnemen aan het verkeer, is het aantal verkeersdoden in deze groep ook toegenomen.
Onderschrijft u de noodzaak van een betere registratie van elektrische fietsen, indien deze bij een ongeval betrokken zijn?
Verkeersslachtoffers worden door de politie geregistreerd in het Bestand geRegistreerde Ongevallen Nederland (BRON). In deze registraties wordt onderscheid gemaakt tussen een elektrische fiets en een «gewone» fiets. Aangezien de politie niet altijd ter plaatse is bij fietsongevallen zonder gemotoriseerd verkeer maar wel vaak de ambulancediensten, is het Ministerie van IenW met deze partijen in gesprek om ook hun registraties toe te voegen aan het BRON.2
Wat zijn volgens u de mogelijkheden om een elektrische fiets in het geval van ongevallen eenvoudig te identificeren, wanneer een zichtbare batterij onder de bagagedrager ontbreekt?
Een elektrische fiets is in dat geval te identificeren aan andere uiterlijke kenmerken zoals de ondersteuningsmotor of aansluitingen om een batterij op te laden. De politie heeft aangegeven dat ze de meeste elektrische fietsen herkennen. Wel is bepaalde kennis van zaken nodig als deze duidelijke uiterlijke kenmerken ontbreken.
Bent u bereid om op korte termijn stappen te ondernemen om identificatie van elektrische fietsen te simplificeren, zodat cijfers omtrent dodelijke verkeersongelukken met fietsers beter geanalyseerd kunnen worden?
Dat is niet nodig, want de politie heeft aangegeven dat ze de meeste elektrische fietsen herkennen.
Zijn, gelet op het feit dat in het eindrapport vooronderzoek «Doortrappen»2 is te lezen dat dit initiatief geen effect zal hebben op de ongevallencijfers onder oudere fietsers, volgens u nadere aanvullende initiatieven noodzakelijk? Zo ja, welke lopende initiatieven zullen volgens u wel een aantoonbaar effect hebben op de ongevallencijfers onder oudere fietsers? Zo nee, waarom zijn volgens u aanvullende initiatieven niet noodzakelijk?
In het rapport staat dat het aannemelijk is dat (blijvende) gedragsveranderingen op de langere termijn wél positief effect hebben op de verkeersveiligheid. Het Ministerie van IenW zet daarom in op blijvende ontwikkeling van het programma Doortrappen. 220 gemeenten doen actief mee en het aantal interventies wordt nog steeds uitgebreid. Een voorbeeld van een van de nieuwe interventies zijn de DoortrapRoutes. Dit zijn routes van 20–25 km, mooi, groen, over redelijk ruime paden met weinig obstakels en relatief veilige kruisingen.
Daarnaast wordt via het kennisnetwerk Strategisch Plan Verkeersveiligheid en de investeringsimpuls verkeersveiligheid andere wegbeheerders ondersteund om de veiligheid van onder andere de fietsinfrastructuur te verbeteren.
Eerder dit jaar zijn rapporten aan uw Kamer gestuurd over de oorzaken van fietsongevallen waarin ook suggesties zijn gedaan om de fietsveiligheid te verbeteren met daarbij de toezegging uw Kamer voor het eind van dit jaar te informeren over de vervolgstappen.4
Kunt u elke vraag afzonderlijk en binnen de gebruikelijke termijn van drie weken beantwoorden?
Ja.
Het KiM rapport ‘De zakelijke reiziger centraal’ |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u het rapport van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) «De zakelijke reiziger centraal», waarin wordt geconcludeerd dat door zakelijke luchtvaartreizigers loyaliteitspunten vaak ingezet worden voor niet-zakelijke vluchten en dat zij bovendien moeten blijven vliegen om hun status binnen een loyaliteitsprogramma te behouden?1
Ja.
Kent u het rapport van de Britse Commitee on Climate Change waaruit blijkt dat «frequent flyer»-programma’s (fpp’s) een prikkel zijn om veelvliegers nog meer te laten vliegen dan ze al doen?2
Ja.
Kunt u uitzoeken hoeveel extra vluchten van en naar Nederland en hoeveel uitstoot wordt veroorzaakt door de werking van ffp's?
Hoeveel extra vluchten van en naar Nederland en hoeveel uitstoot wordt veroorzaakt door frequent flyer programma’s is onbekend. Het is ook ingewikkeld om hier een inschatting, dan wel berekening, van te maken. Luchtvaartmaatschappijen zouden dan mogelijk privacygevoelige informatie vrij moeten geven over welke tickets geboekt zijn met punten van een loyaliteitsprogramma.
Bent u ervan op de hoogte dat Duitsland expliciet in de wet heeft verankerd dat ffp-punten als inkomen worden belast (§ 37a of the German Income Tax Act (Einkommensteuergesetz – EStG)?
Ja.
Onderkent u dat door deze loyaliteitsprogramm's belastbaar inkomen wordt gegenereerd, dat nu niet belast wordt?
Een loyaliteitsprogramma aangeboden door een luchtvaartmaatschappij stelt klanten in staat punten te verzamelen die vervolgens kunnen worden ingewisseld voor vliegreizen, maar ook andere producten, diensten en kortingen, zoals boodschappen. De punten verzameld door loyaliteitsprogramma’s zijn voor de inkomstenbelasting geen belastbaar inkomen. Een vliegticket wordt wel belast door middel van de vliegbelasting. De vliegbelasting is van toepassing op alle vertrekkende passagiers vanuit Nederland.
Wat zou het effect zijn voor Nederland als hier een vergelijkbaar systeem wordt ingevoerd, in bespaarde vluchten en in belastingopbrengsten?
De effecten van een eventuele belastingheffing op frequent flyer programma’s op het aantal bespaarde vluchten zijn onbekend. De Minister van Financiën is in de eerste plaats verantwoordelijk voor de belastingopbrengsten en welke bronnen als inkomen worden gezien.
Onderschrijft u dat zakelijke veelvliegers hun reizen niet zelf betalen, maar wel cadeaupunten of miles ontvangen die zij kunnen inzetten voor gratis prive-vliegen?
In antwoord op vraag 7 en 8 het volgende. Bij zakelijke reizen kan het zijn dat degene die de kosten voor de reis draagt niet degene is die de punten benut. De punten kunnen soms worden ingezet voor privédoeleinden. Het staat organisaties vrij om hier eigen beleid op te voeren, daar heeft de overheid geen zeggenschap over. Bij de rijksoverheid is het niet toegestaan om punten uit loyaliteitsprogramma’s verkregen uit dienstreizen te gebruiken voor privédoeleinden.
Onderschrijft u dat een heel kleine groep van (zakelijke) veelvliegers onbelast verdient aan vluchten die zij niet betalen en dat dergelijke loyaliteitsprogramma's aanzetten tot nog meer vliegen?
Zie antwoord vraag 7.
Onderschrijft u dat deze programma’s de ambitie van het kabinet in de weg zitten om klimaatschade van vliegen te verminderen?
In de Luchtvaartnota zijn doelen voor verduurzaming van de luchtvaart afgesproken. Om de benodigde CO2-reductie te realiseren zet IenW in op maatregelen die het meest directe klimaateffect behalen. Het gaat dan om het gebruik van duurzame luchtvaartbrandstoffen door middel van een bijmengverplichting van biokerosine en/of synthetische kerosine, het creëren van technologische innovaties en wordt een CO2-plafond per luchthaven onderzocht om zo de CO2-doelen te borgen. Niet alleen nationaal, maar ook juist mondiaal werkt IenW aan de totstandkoming van een ambitieus langetermijndoel voor CO2-reductie, bijvoorbeeld door ReFuelEU Aviation als onderdeel van het Fit-for-55-pakket. Afspraken op mondiaal niveau worden vertaald naar de Nederlandse situatie en waar nodig volgt aanscherping van de doelen in de Luchtvaartnota. Het minder aantrekkelijk maken van Nederlandse Frequent Flyer Programma’s zal niet noodzakelijkerwijs bijdragen aan het reduceren van de CO2-uitstoot van de luchtvaart en draagt ook niet bij aan de energietransitie van de sector.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het volgende commissiedebat Luchtvaart?
Ja.
De Kamerbrief 'Mogelijke overschrijding handhavingspunten Rotterdam The Hague Airport' |
|
Raoul Boucke (D66) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Wat is het effect van het overnemen van commerciële vluchten van Schiphol op de geluidsnormen van Rotterdam The Hague Airport?
De handhavingspunten voor geluid en de daaraan gekoppelde grenswaarden zijn in de Omzettingsregeling Rotterdam The Hague Airport (RTHA) opgenomen. Mede op basis hiervan bepaalt de luchthaven de capaciteit. Aangezien RTHA een slot-gecoördineerde luchthaven is, wijst de (onafhankelijke) slotcoördinator vervolgens op basis van de door RTHA bepaalde capaciteit de slots toe aan luchtvaartmaatschappijen. Dit heeft geen betrekking op politie- en traumahelikopters. Het gebruik van politiehelikopters wordt bepaald door de Nationale Politie en van traumahelikopters door het Traumacentrum. Er wordt tussen handelsverkeer (commerciële vluchten) en politie- en traumahelikopters ook niet geprioriteerd.
Het is een verantwoordelijkheid van de luchthaven om ervoor te zorgen dat de vluchten die op RTHA uitgevoerd worden binnen de grenswaarden blijven. Deze worden door de Inspectie Leefomgeving Transport (ILT) gehandhaafd. Aangezien RTHA slechts een beperkt aantal vluchten van Schiphol overgenomen heeft, is de bijdrage daarvan aan de grenswaarden ook beperkt. Bij een dreigende overschrijding zoals gemeld in de brief van 12 september jl.,1 is het voorts aan de luchthaven om er in overleg met de gebruikers voor te zorgen dat de grenswaarden uiteindelijk niet overschreden worden, en om daartoe keuzes te maken.
Hoe kijkt u naar de afweging van prioritering van vluchten?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom heeft u het in uw brief niet over het verminderen van commerciële vluchten?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe wordt de geluidsruimte op Schiphol ingedeeld, specifiek tussen passagiersvluchten en inzet van MMT en politieverkeer?
Voor Schiphol wordt er voor de geluidsruimte onderscheid gemaakt tussen handelsverkeer (commerciële vluchten) en niet-handelsverkeer, waar maatschappelijk verkeer (zoals politie- en traumahelikopters) onderdeel van uitmaakt. Van niet al het verkeer dat onder niet-handelsverkeer valt is de geluidsbelasting bekend. Daarom wordt de geluidsbelasting van niet-handelsverkeer bepaald door de geluidsbelasting van handelsverkeer met 2,5% te verhogen. In een brief aan uw Kamer van 19 november 20182 en in de Milieueffectrapportage3 van het Nieuw Normen- en Handhavingstelsel (NNHS) is dit toegelicht.
Spelen financiële redenen mee met uw besluit om een tweede geluidsruimte niet toe te kennen aan operationele diensten?
Er is geen sprake van een besluit: zoals in de brief van 12 september jl. aangegeven, is het creëren van een aparte gebruiksruimte voor geluid voor spoedeisende hulpverlening en politietaken op dit moment juridisch niet mogelijk. In de Luchtvaartnota 2020–2050 is aangegeven dat luchthavens met vluchten voor spoedeisende hulpverlening en politietaken een aparte gebruiksruimte in luchthavenbesluiten krijgen. In dit kader zijn de Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Justitie en Veiligheid betrokken.
Heeft de luchthaven contact gehad over het besluit met de politie en het Erasmus MC? Zo ja, wat was hun reactie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
In hoeverre zijn het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het Ministerie van Justitie en Veiligheid betrokken bij dit besluit en de totstandkoming daarvan?
Zie antwoord vraag 5.
Wordt de inzet van de traumahelikopter bij Rotterdam The Hague Airport beperkt nu er mogelijke overschrijding is van de handhavingspunten?
In de brief aan uw Kamer van 12 september jl. is aangegeven dat ik aan RTHA gevraagd heb om in overleg met de gebruikers maatregelen te nemen om de mogelijke overschrijding van grenswaarden te voorkomen. Wat de effecten van de te nemen maatregelen zullen zijn op de inzet van de politie- en traumahelikopter en (bij gevolg) voor de traumazorg en de uitvoering van politietaken is nog niet aan te geven. Uitgangspunt is dat luchthavens publieke voorzieningen zijn, waarbij gezondheid en veiligheid voorop staan. Commercieel verkeer en vrachtverkeer mogen dus niet ten koste gaan van de inzet op gezondheid (trauma-heli) en veiligheid (politie, onder andere luchtsteun voor de Dienst speciale interventie).
Wat is hiervan het gevolg voor de traumazorg in de regio die de helikopter gestationeerd bij Rotterdam The Hague Airport bedekt?
Zie antwoord vraag 8.
Welke gevolgen heeft eventuele beperking van de inzet voor de uitvoering van politietaken?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u inzichtelijk maken wat de effecten en resultaten zijn van de inzet van maatschappelijk verkeer zoals politie- en traumahelikopters vanaf Rotterdam The Hague Airport?
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid geeft aan dat in 2020 in heel Nederland vijftig mensenlevens gered zijn dankzij zoekacties van politiehelikopters. Op aanwijzing van de helikopterbemanning werden 150 verdachten op heterdaad aangehouden. In veel gevallen zijn politiehelikopters een zogenoemde «force multiplier» waarbij de ogen vanuit de lucht zorgen voor veel extra slagkracht door overzicht en bieden extra veiligheid voor de politiecollega’s op straat.
Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport geeft aan dat er in Nederland momenteel vier helikopters voor Mobiel Medische Teams (MMT) zijn, waaronder die in Rotterdam, die een bovenregionale functie hebben. Zij verlenen urgente, vaak hoog-complexe prehospitale zorg die alleen door een dergelijk team kan worden verleend. Het gaat hierbij onder andere om levensreddende voorbehouden handelingen die alleen door een arts mogen en kunnen worden uitgevoerd. Dit betreft bijvoorbeeld patiënten die ter plaatste onder anesthesie gebracht moeten worden en waarvan de luchtweg middels intubatie gezekerd moet worden, om de ademhaling gecontroleerd over te kunnen nemen en te verbeteren. In 2021 werden per dag gemiddeld 1 tot 2 patiënten geïntubeerd door het MMT-team van Rotterdam, nog los van andere levensreddende en/of gezondheidsschadebeperkende handelingen die alleen dit team kan uitvoeren.
Bent u het ermee eens dat de onvoorziene toename van het aantal traumavluchten vergeleken met de prognose slechts in het belang is voor de acute hulp van burgers?
De inzet van traumahelikopters maakt een belangrijk onderdeel uit van acute medische hulp. Daarnaast hebben operationele diensten een inspanningsverplichting om geluidsoverlast voor omwonenden zoveel mogelijk te beperken.
Bent u het ermee eens dat er in de handhavingspunten rekening moet worden gehouden met onvoorziene uitruk van MMT en politie?
De luchthaven en haar gebruikers moeten ervoor zorgen dat de vluchten die op RTHA uitgevoerd worden binnen de grenswaarden blijven. Zij moeten dus met elkaar bezien hoe gepland en ongepland verkeer ingepast kunnen worden. In dat kader is het van belang dat luchthaven en operationele diensten goed monitoren hoe het gebruik door maatschappelijk verkeer zich ontwikkelt, om zodoende tijdig te kunnen bijsturen waar dat mogelijk is.
Voor het nieuw vast te stellen Luchthavenbesluit voor RTHA zal een aparte gebruiksruimte worden opgenomen voor vluchten ten behoeve van spoedeisende hulpverlening en de uitoefening van politietaken. Hiervoor zijn ook goede prognoses van de operationele diensten nodig over de inzet van dit verkeer voor de komende jaren, zodat van een potentiële overschrijding geen sprake hoeft te zijn. Daarbij merk ik op dat in het geval van een onverwachte overschrijding als gevolg van onvoorziene of ongeplande omstandigheden (bijvoorbeeld als gevolg van een ramp) in de Wet luchtvaart is bepaald dat geen handhavingsmaatregelen worden ingezet.
Tot slot, het maatschappelijk verkeer heeft een belangrijke maatschappelijke functie. Tegelijkertijd moet er ook bij dit verkeer oog zijn voor het feit dat dit verkeer impact heeft op de omgeving van de luchthaven. Daarom spannen de operationele diensten zich in om eventuele hinder zoveel als mogelijk te beperken en bijvoorbeeld bij de aanschaf van helikopters rekening te houden met de omgevingsimpact. Verder geldt dat als het gebruik van politie- en traumahelikopters blijft toenemen er opnieuw een afweging gemaakt moet worden over het accommoderen van dit verkeer en de locatie daarvan.
Hoe zorgt u er op de langere termijn voor dat traumazorg en de inzet van politie in de toekomst niet in de knel komt door de regels omtrent geluidshinder?
Zie antwoord vraag 13.
Eendenslachterij Tomassen Duck-To die al zes jaar miljoenen dieren per jaar slacht zonder geldige vergunning en zonder dat hiertegen wordt opgetreden |
|
Eva van Esch (PvdD), Leonie Vestering (PvdD) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), van der Ch. Wal-Zeggelink |
|
Bent u op de hoogte van de situatie rondom eendenslachterij Tomassen Duck-To in Ermelo, waar nu al zes jaar sprake is van illegale praktijken, zoals het feit dat er meer eenden worden geslacht dan toegestaan, dat er meer verkeersbewegingen zijn dan toegestaan, dat er langere werkuren worden gemaakt dan is toegestaan en dat er illegaal is aangebouwd, waar al die tijd niet tegen is opgetreden?
Ja. Betrokken partijen laten overigens weten dat de situatie genuanceerder ligt dan in de vraag wordt geschetst. Bij de beantwoording van uw vragen wordt hierop ingegaan.
Kunt u bevestigen dat de eendenslachterij sinds de uitbreiding van de slachtcapaciteit in 2016, niet beschikt over een geldige natuurvergunning (op grond van artikel 2.7, tweede lid, Wet natuurbescherming) voor de huidige slachtpraktijken, werktijden en verkeersbewegingen?
De provincie Gelderland is het bevoegd gezag voor de Wet natuurbescherming (Wnb). Zij heeft op 13 mei jl. een vergunning op basis van de Wnb aan eendenslachterij Tomassen Duck-To verleend voor de nieuwe situatie.
Wat vindt u ervan dat omwonenden al zes jaar bij alle instanties aan de bel trekken en vragen om op te treden tegen de overlast die zij ervaren door onder andere stank en de vele vrachtwagens die af en aan rijden door de woonwijk, maar dat er nog altijd niets gebeurt?1
Ik vind alle gevallen waarin omwonenden overlast ervaren van bedrijfsactiviteiten natuurlijk buitengewoon vervelend voor deze omwonenden. In het geval dat een bedrijf overlast veroorzaakt, het bedrijf zich niet houdt aan de algemene regels en de voorschriften uit de vergunning(en) kan handhavend worden opgetreden. Het is aan het bevoegd gezag – in dit geval de gemeente Ermelo – om toezicht te houden en indien nodig te handhaven. Voor zover het basistaken betreft worden de toezichts- en handhavingstaken verplicht uitgevoerd door een omgevingsdienst, waarbij voor het nemen van een handhavingsbesluit mandaat nodig is van het bevoegd gezag.
De Omgevingsdienst Veluwe Noord heeft in opdracht van de gemeente Ermelo onderzoek gedaan naar alle milieuaspecten, waaronder geur en geluid, om te bepalen of de ervaren overlast in strijd is met milieukwaliteitseisen. Uit dit onderzoek blijkt dat er binnen de hiervoor geldende normen wordt gebleven. Verder ligt er op dit moment een aanvraag voor een omgevingsvergunning (revisie van de vergunning van 4 april 2018). Deze aanvraag bevat de onderdelen milieu, bouwen en afwijken bestemmingsplan. De besluitvorming hierop is eind van dit jaar voorzien.
Deelt u de mening dat omwonenden beschermd moeten worden tegen overlast van bedrijven in hun directe leefomgeving, zoals hun eigen tuin?
Ja, die mening deel ik. Daarvoor is er milieuwetgeving waarmee grenzen worden gesteld aan activiteiten die invloed hebben op de leefbaarheid van mens en het milieu. De wetgeving heeft tot doel een balans te vinden tussen het gebruik van de fysieke leefomgeving en het behoud van diezelfde leefomgeving.
Hoe is het volgens u mogelijk dat de betrokken omgevingsdiensten, omgevingsdienst Noord-Veluwe, omgevingsdienst regio Nijmegen en omgevingsdienst regio Arnhem, hier niet optreden?
De betrokken omgevingsdiensten geven aan dat zij wel degelijk optreden. In opdracht van de gemeente Ermelo voeren zij hun taken uit op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). Zie ook het antwoord op vraag 3.
Hoe kan het dat hier drie omgevingsdiensten bij betrokken zijn? Deelt u de mening dat dit onwenselijk is? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
De gemeente Ermelo is het bevoegd gezag voor eendenslachterij Tomassen Duck-To. Op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht heeft de gemeente de uitvoering van de VTH-taken belegd bij de omgevingsdienst Noord-Veluwe. Zo nodig kan de omgevingsdienst Noord-Veluwe expertise inhuren bij een andere omgevingsdienst. Hiervoor zijn in Gelderland bestuurlijk geborgde samenwerkingsafspraken gemaakt. Deze expertise is ook ingehuurd voor eendenslachterij Tomassen Duck-To. Het interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel (IBP VTH) onderzoekt verder welke ondergrens voor een goede taakuitvoering door omgevingsdiensten wenselijk is.
Heeft u in de uitzending van de Hofbar gezien dat omwonenden van een mestverwerker in Nistelrode waar eveneens sprake is van een illegale situatie, vertelden dat een handhaver langskwam om de situatie bekijken, maar besloot om niet in te grijpen uit angst voor zijn of haar baan? Wat vindt u hiervan?
Ja, ik heb de uitzending gezien. Ik vind het vanzelfsprekend dat een handhaver zijn of haar werkzaamheden zonder angst en met voldoende mate van onafhankelijkheid moet kunnen uitvoeren. Het is aan de werkgever om te zorgen voor een veilig werkklimaat en de hiervoor benodigde arbeidsomstandigheden.
Overigens herkennen zowel de provincie Noord-Brabant als de betrokken omgevingsdienst Brabant Noord zich niet in de situatie die in de uitzending van de Hofbar wordt geschetst.
Verder ben ik met de commissie Van Aartsen van mening dat het belangrijk is dat de uitoefening van toezicht en handhaving onafhankelijk is. Het versterken van de onafhankelijke uitoefening van het toezicht en de handhaving is cruciaal voor een effectief, slagvaardigheid en toekomstbestendig VTH-stelsel. In het IBP VTH wordt uitgewerkt hoe dit kan worden geborgd2. Ik ben hier ook op ingegaan tijdens de uitzending van de Hofbar op 14 september jl.
Hoort u vaker dit soort verhalen over illegale situaties die jarenlang worden gedoogd door omgevingsdiensten en lokale overheden? Zo ja, om wat voor gevallen gaat dit en wat doet u hiertegen?
Bij mij is niet eerder een signaal binnengekomen dat een omgevingsdienst een illegale situatie gedoogt. Normaliter is gedogen ook niet een taak die het bevoegd gezag mandateert aan een omgevingsdienst. Het nemen van een besluit tot gedogen kan alleen onder hele strikte voorwaarden. Het uitgangspunt blijft naleving en een beginselplicht tot handhaving.
Deelt u de mening dat, om het gedogen van illegale situaties door omgevingsdiensten te stoppen, de aanbevelingen van de commissie-Van Aartsen over de versterking van het vergunningverlening-, toezicht- en handhavingstelsel (VTH-stelsel) zo spoedig mogelijk moeten worden uitgevoerd?2 Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat de uitvoering van de aanbevelingen sneller wordt opgepakt dan nu in de planning van het «Interbestuurlijk Programma versterking VTH-stelsel» is opgenomen? Zo nee, waarom niet?
Ik vind dat het VTH-stelsel zo spoedig mogelijk moet worden versterkt. Deze versterking hebben we in gang gezet. Hierbij zijn de aanbevelingen van de commissie Van Aartsen leidend. Het VTH-stelsel bestaat uit meerdere partijen. Met deze partijen heb ik het IBP VTH opzet waar in zes pijlers invulling wordt gegeven aan de opvolging van de aanbevelingen van de commissie Van Aartsen. Het IBP VTH is inmiddels voortvarend aan de slag. De eerste voortgangsrapportage ontvangt u voor het kerstreces.
Aangezien u over de uitvoering van de aanbevelingen van de commissie-Van Aartsen nog tot eind 2023 wil doen, hoe wordt het probleem dat illegale situaties worden gedoogd door omgevingsdiensten dan in de tussentijd voorkomen en opgelost?
Los van de versterking van het VTH-stelsel en de opvolging van de aanbevelingen van de commissie Van Aartsen in het IBP VTH vind ik dat het bevoegd gezag altijd alles in het werk moet stellen om illegale situaties aan te pakken en waar mogelijk te voorkomen. Met het IBP VTH krijgen partijen binnen het VTH-stelsel meer en betere handvatten om de VTH-taken beter uit te voeren en wordt bijgedragen aan het voorkomen van milieuschade.
Deelt u de mening dat het volledig uitvoeren van álle tien de aanbevelingen van Van Aartsen en dus óók aanbeveling 9 over het instellen van rijkstoezicht op de omgevingsdiensten essentieel is om het gedogen van illegale situaties door omgevingsdiensten in de toekomst te voorkomen? Zo nee, op basis waarvan kunt u garanderen dat het gedogen van illegale situaties door omgevingsdiensten in de toekomst kan worden voorkomen, als u weigert aanbeveling 9 van Van Aartsen over het instellen van rijkstoezicht op de omgevingsdiensten volledig uit te voeren?
Zowel in mijn brief van 10 juni jl.4, mijn antwoorden op de vragen van het lid Hagen (D66)5 als tijdens debatten met uw Kamer heb ik aangegeven dat ik een andere invulling geef aan de opvolging van de aanbeveling van de commissie Van Aartsen over het rijkstoezicht op omgevingsdiensten.
Het invoeren van rijkstoezicht op omgevingsdiensten betekent een stelselwijziging waarvoor de VTH-bevoegdheden via een wetswijziging bij provincies en gemeenten moeten worden weggehaald en bij omgevingsdiensten moeten worden belegd. Daarvoor is een forse wetswijziging nodig, die grote gevolgen heeft voor de interbestuurlijke verhoudingen. Hiervoor is geen enkele steun bij provincies, gemeenten en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ook de commissie Van Aartsen beoogde met haar advies geen forse stelselwijziging met de gedane aanbevelingen.
Heeft u gezien dat de Raad van State omwonenden van de eendenslachterij deze zomer in het gelijk stelde en oordeelde dat er uiterlijk op 15 augustus jongstleden een einde moest worden gemaakt maken aan de illegale activiteiten?3
Ja, ik heb kennisgenomen van deze uitspraak. De last onder dwangsom die de omgevingsdienst namens de gemeente Ermelo heeft opgelegd is in stand gebleven. Met dien verstande dat de Raad van State het bedrijf extra tijd heeft gegeven om een aantal overtredingen te beëindigen.
Heeft u gezien dat ook sindsdien niet is opgetreden tegen de illegale situatie in Ermelo?
De stelling dat er niet wordt opgetreden, is volgens de gemeente Ermelo niet juist. In de afgelopen periode is er op verschillende momenten op verschillende onderdelen gecontroleerd, is onderzoek gedaan en is gehandhaafd.
Er vindt controle plaats over of de opgelegde last wordt nageleefd. Afhankelijk van onder andere de uitkomsten van de geluidmetingen vindt nadere besluitvorming plaats. Dit gebeurt zorgvuldig en kost tijd.
Wat denkt u dat dit doet met het vertrouwen van burgers in de overheid?
Ik realiseer me dat het vertrouwen in de overheid niet toeneemt als situaties van overlast voortduren en er geen passende oplossing lijkt te worden gevonden. Uiteraard is het van belang dat omwonenden en burgers signalen blijven afgeven om knelpunten in de uitvoering van VTH zichtbaar te maken. Dit geeft mij handvatten om als stelselverantwoordelijke het VTH-stelsel te kunnen versterken.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen drie weken beantwoorden?
Ja, dat heb ik hierbij gedaan.
Het bericht ‘Reizigers klagen massaal over bomvolle treinen tussen Zwolle en Randstad: NS moet meer doen’ |
|
Fahid Minhas (VVD) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Reizigers klagen massaal over bomvolle treinen tussen Zwolle en Randstad: NS moet meer doen»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Klopt het dat reizigers op de spoorverbinding tussen de Randstad en Zwolle, maar ook op de verbindingen Den Haag-Schiphol en Arnhem-Utrecht te maken krijgen met overvolle treinen?
Op dit moment zijn er inderdaad meer drukke treinen op het traject tussen Zwolle en de Randstad. Dit traject is de omreisroute voor de stremming tussen Dronten en Lelystad. Om deze drukte te verlichten, verlengt NS sinds 19 september waar mogelijk treinen op dit traject. Tevens zal NS de frequentie tussen Zwolle en Amersfoort tijdelijk verhogen van 2 naar 4 intercity’s per uur per 10 oktober.
Op de genoemde trajecten Amsterdam-Eindhoven en Arnhem-Utrecht-Schiphol-Den Haag-Rotterdam zijn de treinen ook drukker. Per 3 oktober 2022 zijn de NS-treinen op deze trajecten met een grotere samenstelling gaan rijden om meer passagiers per trein te kunnen vervoeren. Hiermee verwacht NS de drukte te verminderen.
In hoeverre staat u in contact met Reizigersvereniging Rover, welke inmiddels een klachtenregen heeft ontvangen over overvolle en te korte treinen?
In beginsel delen reizigersorganisaties klachten met de vervoerders zelf. Regelmatig is dat aanleiding voor een gesprek. Ook nu heeft Rover met NS contact gehad over deze klachten. Mede op basis hiervan neemt NS de maatregelen zoals hierboven genoemd.
Rover heeft de analyse van de bij hun binnengekomen klachten via het meldpunt www.volletreinen.nl ook met ons gedeeld.
Wat vindt u ervan dat reizigers achterblijven op perrons, omdat er te korte treinen worden ingezet?
Het belang van de reiziger dient te allen tijde voorop te staan. Ik verwacht van NS dat zij zich maximaal inspant om het onnodig achterblijven van reizigers te voorkomen. Daarbij dient NS wel de veiligheid van de treinreis te borgen. Het is aan de conducteur om bij volle treinen te beoordelen of een trein op een veilige en verantwoorde manier kan vertrekken. Bij extreme drukte kan het dan ook voorkomen dat reizigers achterblijven omdat NS de veiligheid van reizigers onvoldoende kan borgen.
In hoeverre kunnen de klachten worden gerelateerd aan de afgeschaalde dienstregeling van de NS op deze trajecten?
NS geeft aan dat het aantal klachten en meldingen in de eerste twee weken van september fors hoger waren dan in de laatste twee weken van augustus. NS kan niet met zekerheid zeggen welk deel van de klachten gerelateerd kan worden aan de aangepaste dienstregeling. De samenloop met de start van het schooljaar, de stakingsdag op 9 september jl. en de stremming tussen Lelystad en Dronten wegen ook mee.
Is u bekend hoeveel klachten over te volle treinen bij zowel reizigersverenigingen en de NS zelf zijn binnengekomen? In hoeverre is er sprake van een toename van klachten sinds de afgeschaalde dienstregeling?
In de eerste twee weken van september werden er via de NS-app circa 1100 druktemeldingen per dag gemaakt (op circa 1 miljoen gemaakte reizen), tegenover circa 600 per dag in de laatste twee weken van augustus (op circa 700.000 gemaakte reizen). Dit betekent dat het percentage reizigers dat via de NS-app een melding over drukte maakte is gestegen van 0,08% naar 0,1% in deze periode. De klantenservice van NS heeft in de eerste twee weken van september in totaal circa 75 klachten over de zitplaatscapaciteit geregistreerd. In de laatste twee weken van augustus was dat circa 30.
Via het meldpunt www.volletreinen.nl zijn in september 1667 meldingen binnengekomen. In de maand augustus zijn 256 meldingen bij dit meldpunt binnengekomen.
Het is niet met zekerheid te zeggen welk deel van de meldingen gerelateerd zijn aan de afgeschaalde dienstregeling. Er wegen ook andere zaken mee zoals de start van het schooljaar en de stremming tussen Lelystad en Dronten.
Klopt het dat reizigers ook buiten de spitsuren te maken hebben met volle treinen? In hoeverre is dit te wijten aan het inzetten van kortere treinen door de NS?
Buiten de spitsuren is het in sommige treinen inderdaad drukker dan normaal. Bij het aanpassen van de dienstregeling geeft NS aan rekening te houden met de vervoersvraag. Daardoor rijden er op dit moment ook buiten de spits kortere of minder treinen op sommige momenten, zoals in de avond en in het weekend.
Weet u wat de ontwikkeling van de kans op een zitplaats is sinds de aangekondigde afschaling – in zowel de spits als daarbuiten – ten opzichte van de situatie voor de afschaling?
Volgens NS komt de zitplaatskans voor september 2022 naar verwachting uit op een iets lager niveau als in september 2019 (toen kwam de zitplaatskans uit op 93,8%). Hoe NS daadwerkelijk in september 2022 heeft gescoord op deze belangrijke indicator wordt pas medio oktober 2022 bekend.
Klopt het dat reizigers tussen Noord-Nederland en Zwolle door een gestremde Hanzelijn moeten omreizen via Amersfoort Centraal en de NS hierbij niet de maximale treinlengte inzet? Hoe rijmt u dit met de ambitie van de NS om de overlast voor reizigers te beperken?
Het klopt dat reizigers moeten omreizen en dat het daardoor drukker is in de treinen tussen Zwolle en Amersfoort. De maximale lengte van de treinen is volgens NS onder andere afhankelijk van het beschikbare personeel en mogelijkheden om de planning aan te passen. Inmiddels worden treinen op dit traject verlengd en werkt NS aan een tijdelijke frequentieverhoging tussen Zwolle en Amersfoort (zie ook beantwoording vraag 2).
Bent u het ermee eens dat een personeelstekort niet mag leiden tot kortere treinen?
NS geeft aan dat zij genoodzaakt is om kortere treinen in te zetten als laatste redmiddel om überhaupt treinen te kunnen blijven rijden en daarmee afschaling zoveel als mogelijk te voorkomen. Ik zal NS aan het eind van het jaar beoordelen op haar prestaties, zoals opgenomen in de vervoerconcessie van het Hoofdrailnet.
Bent u het ermee eens dat de onzekerheid van een zitplaats in de trein niet bijdraagt aan het aantrekkelijker maken van reizen met het ov?
Ik ben het met u eens dat de kans op een zitplaats in de trein bijdraagt aan een aantrekkelijke reis.
Bent u bereid om – als concessieverlener én stelselverantwoordelijke – de NS te sommeren om langere of extra treinen in te zetten op de trajecten waar de dienstregeling is afgeschaald om zo het openbaar vervoer toegankelijk te houden voor de reiziger?
Ik ben voortdurend met NS in gesprek om het reizen met de trein zo aantrekkelijk mogelijk te maken. In deze gesprekken spreek ik NS aan op haar verplichtingen uit de concessie om zo de hinder te beperken die reizigers ondervinden van het personeelstekort bij NS. Zoals ik op 23 augustus jl. aan uw Kamer heb gemeld heeft NS hiertoe een integrale aanpak opgesteld. Mijn ministerie houdt de uitvoering van de integrale aanpak van NS nauwlettend in de gaten.
Het feit dat Taiwan graag waarnemend lid wil worden van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) |
|
Agnes Mulder (CDA), Kati Piri (PvdA), Raymond de Roon (PVV), Ruben Brekelmans (VVD), Tom van der Lee (GL), Tunahan Kuzu (DENK), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het feit dat Taiwan graag waarnemend lid wil worden van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO)?1
Ja.
Bent u bekend met het feit dat het in de Raad van de ICAO staande praktijk is om relevante internationale organisaties, waarnemers en andere partijen uit te nodigen die van toegevoegde waarde zijn voor het verder ontwikkelen van veilige internationale luchtvaart?2
Ja.
Bent u bekend met het feit dat Taipei Taoyuan luchthaven in 2020 op de vierde plek stond qua drukste luchthavens voor cargo luchtvaart wereldwijd en in 2019, voor de pandemie, 72 miljoen reizigers bediende?3
Ja. Deze luchthaven bediende 48 miljoen passagiers in 2019 en staat de afgelopen jaren consequent op plek 7 of 8 van de drukste luchthavens wereldwijd voor vrachtluchtvaart.
Bent u het eens dat het bevorderlijk zou zijn voor de veiligheid van de burgerluchtvaart wanneer Taiwan een-op-een aangesloten zou zijn op de regelgeving, richtlijnen en systemen van de ICAO?
Ja. De International Civil Aviation Organization (ICAO) speelt een belangrijke rol bij het bevorderen van de veiligheid van de internationale burgerluchtvaart. In dat licht, is het van belang dat Taiwan de noodzakelijke informatie over ICAO-regelgeving rechtstreeks kan verkrijgen.
Bent u het eens dat de steeds vaker voorkomende Chinese militaire oefeningen binnen het Taiwanese luchtruim een veiligheidsrisico met zich meedragen aangezien deze geregeld zeer kort voor aanvang worden aangekondigd door de Chinese regering? Zo ja, bent u het eens dat dit veiligheidsrisico geldt voor alle reizigers die naar of via Taipei vliegen? Bent u bereid de Chinese Minister verantwoordelijk voor luchtvaart hierop aan te spreken?
Het kabinet is bezorgd dat met de Chinese militaire oefeningen rondom Taiwan het risico op mogelijke ongelukken en misverstanden toeneemt. De Minister-President heeft op 23 augustus jl. in een gesprek met zijn Chinese ambtsgenoot Li Keqiang zijn zorgen overgebracht, opgeroepen geen unilaterale acties te ondernemen die de status quo mogelijk kunnen aantasten en af te zien van escalerende acties.
Ten aanzien van de situatie rondom China en Taiwan, deze wordt door de leden van de expertgroep «deling dreigingsinformatie» gemonitord en relevante informatie wordt gedeeld. Deze expertgroep is ingesteld onder het convenant voor het delen van dreigingsinformatie dat in 2016 is afgesloten met de overheidsdiensten en de luchtvaartmaatschappijen, mede naar aanleiding van de crash van vlucht MH17. Bij brief van 26 november 2021 is uw Kamer geïnformeerd over de inspanningen van het Kabinet betreffende het beheersen van risico's die gepaard gaan met het vliegen over en nabij (potentiële) conflictgebieden.4
Bent u het eens dat Taiwanese deelname aan het ICAO de risico’s voor reizigers kan verminderen doordat het de communicatie en controle tussen het Taiwanese Civil Aeronautics Administration en de ICAO beter op elkaar afstemt?
In de praktijk verkrijgt Taiwan informatie over ICAO regelgeving via indirecte kanalen. Gezien de rol die ICAO speelt bij het bevorderen van de veiligheid van de burgerluchtvaart zou het wenselijk zijn dat Taiwan de noodzakelijke informatie over ICAO-regelgeving ook rechtstreeks kan verkrijgen.
Herinnert u zich dat de Taiwanese luchtvaartautoriteit, Civil Aeuronautics Administration (CAA), in 2013 officieel is uitgenodigd door Mr. Roberto Kobeh González, toenmalig president van de Raad van de ICAO en destijds geparticipeerd heeft in de 38e assemblee van de Raad van de ICAO?
Ja. De President van de Raad van ICAO heeft in 2013 op verzoek van China de Taiwanese CAA uitgenodigd om als speciale gast deel te nemen aan de 38e zitting van de ICAO Algemene Vergadering. Nederland heeft destijds bij Taiwan per brief deze uitnodiging verwelkomd en zijn steun kenbaar gemaakt voor praktische deelname van Taiwan aan deze vergadering.5
Bent u bekend met het feit dat vele landen, waaronder de Verenigde Staten, steun hebben uitgesproken voor Taiwanese deelname aan de Raad van de ICAO?4
Ja.
Bent u het eens dat Taiwan kwalificeert onder de door het ICAO opgestelde definitie van waarnemer?5
Regel 32(a) van de Rules of Procedure for the Council of the ICAOvoorziet in de mogelijkheid om staten, internationale organisaties en andere partijen (other body) als waarnemer toe te laten tot vergaderingen van de Raad. Ook Taiwan zou op grond van die regel in principe kunnen worden uitgenodigd als other body waarnemer, mits ook China daarmee instemt.
Regel 5 van de Standing Rules of Procedure of the Assembly of the ICAObepaalt dat alleen staten en internationale organisaties als waarnemer kunnen deelnemen aan de Algemene Vergadering van de ICAO. Taiwan wordt door Nederland en de meeste andere staten in de wereld niet als staat beschouwd en kan daarom in principe niet als waarnemer aan deze vergaderingen deelnemen.
Klopt het dat in de Rules of Procedure for the Council of the ICAO waarnemers kunnen worden uitgenodigd door de Raad onder regel 32A?6
Zie antwoord vraag 9.
Bent u bereid om samen met gelijkgestemde landen te pleiten voor het toelaten van Taiwan als waarnemer bij de ICAO en Taiwan uit te nodigen voor de 41e zitting van de ICAO die plaatsvindt van 27 september tot 7 oktober a.s.? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is voorstander van betekenisvolle deelname van Taiwan aan internationale bijeenkomsten waar dit in het belang is van de internationale gemeenschap, bijvoorbeeld op het gebied van volksgezondheid, internationale criminaliteitsbestrijding en veiligheid van de burgerluchtvaart. Nederland coördineert deze inzet met gelijkgestemde landen, met inachtneming van het Nederlandse één-Chinabeleid.
Conform de antwoorden op vragen 7, 9 en 10, kan Taiwan in principe niet als waarnemer worden uitgenodigd bij de ICAO Algemene Vergadering. De President van de ICAO Raad kan Taiwan wel als speciale gast uitnodigen. Voor de 41ste zitting van de Algemene Vergadering in Montréal heeft de President hiervan afgezien.
Kunt u deze vragen gezien het tijdspad met enige spoed en afzonderlijk beantwoorden?
Ja, waarbij echter vragen 9 en 10 enkel in samenhang volledig konden worden beantwoord.
De petities van de Nederlandse Federatie Omgevingslawaai Motorvoertuigen (NEFOM) en de gemeente Bergen betreffende geluidsoverlast motorvoertuigen in Nederland. |
|
Kiki Hagen (D66), Lisa van Ginneken (D66) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met de petities van NEFOM en de gemeente Bergen, zoals aan de Kamer aangeboden op 6 september?1 2
Ja.
Bent u bekend met de uitkomsten van het rapport Motie Schonis en de WHO-richtlijnen voor omgevingsgeluiden (2018): het doel heiligt de middelen?3
Ja.
Wanneer komt het kabinet met een uitwerking van de adviezen van het RIVM?
Aan de hand van de aanbevelingen van het RIVM worden verschillende opties voor het geluidbeleid verder uitgewerkt. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan de specifieke adviezen per type geluidsbron en aan de gevolgen en financiële haalbaarheid van beleidsopties. Ik verwacht uw Kamer rond het eind van dit jaar hierover te kunnen informeren.
In hoeverre heeft u reeds opvolging gegeven aan de aanbevelingen uit het rapport Motie Schonis en de WHO-richtlijnen voor omgevingsgeluiden (2018): het doel heiligt de middelen?
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 3 verwacht ik uw Kamer rond het eind van dit jaar nader te informeren over de te kiezen richtingen voor het geluidbeleid.
Ik hecht eraan om eerst uw Kamer daar over te informeren alvorens verdere opvolging te geven aan de aanbevelingen uit het RIVM-rapport.
Welke concrete stappen heeft u tot dusver gezet naar aanleiding van het bovengenoemde rapport? Kunt u dit specificeren per geluidsbron (algemeen, wegverkeer, railverkeer, vliegverkeer en windturbines)?
Bij het antwoord op vraag 3 en 4 heb ik aangegeven op welke termijn ik volgende stappen zal zetten. In aanvulling daarop kan ik voor windturbinegeluid aangeven dat momenteel een plan-mer voor de nieuwe milieuregels wordt opgesteld, waarvan ik de resultaten eind dit jaar verwacht. De motie Schonis vormde niet de aanleiding voor deze plan-mer, maar de WHO-richtlijnen worden er uiteraard wel bij betrokken.
Welke concrete stappen bent u nog van plan te zetten? Kunt u dit specificeren per geluidsbron (algemeen, wegverkeer, railverkeer, vliegverkeer en windturbines)?
Zoals aangegeven bij de antwoorden op de vragen 3, 4 en 5 ga ik er vanuit uw Kamer rond het eind van dit jaar nader te kunnen informeren over verdere concrete stappen voor deze geluidbronnen.
Heeft u in kaart waar geluidsoverlast de huidige normen overtreed en hoe groot het probleem van geluidsoverlast precies is in Nederland?
Op verzoek van IenW inventariseert het RIVM4 op jaarlijkse basis de mate van hinder in de woonomgeving onder de Nederlandse bevolking. Hieruit blijkt dat wegverkeer de belangrijkste bron van geluidsoverlast vormt, waarbij geluid van bromfietsen en motoren ten opzichte van ander wegverkeer iets vaker als ernstig hinderlijk wordt ervaren en ook wat vaker tot slaapverstoring leidt dan ander wegverkeer. Naast wegverkeer zijn ook vliegverkeer, bouw- en sloopactiviteiten, recreatie en buren of (huis)dieren belangrijke bronnen van geluidhinder.
Het optreden van geluidsoverlast betekent niet automatisch dat normen worden overschreden; er kan ook overlast worden ervaren als aan de normen wordt voldaan. Aan geluidsnormen wordt in het algemeen voldaan, hoewel overschrijdingen in de praktijk niet altijd te voorkomen zijn. Het streven is en blijft om volledig aan de normen te voldoen.
Het RIVM heeft in het rapport «Motie Schonis en de WHO-richtlijnen voor omgevingsgeluiden (2018): het doel heiligt de middelen» de mate van blootstelling aan geluid van weg-, rail- en vliegverkeer en windturbines in Nederland in kaart gebracht. Het RIVM adviseert om het geluidbeleid meer te richten op het verminderen van die blootstelling in algemene zin, en is niet specifiek gericht op de bestrijding van de geluidsoverlast waarvoor in de petities aandacht wordt gevraagd.
Bent u het ermee eens dat geluidsoverlast adequaat moet worden aangepakt? Klopt het dat dit nu vaak niet het geval is?
Ik deel het beeld dat geluidsoverlast een belangrijk milieuprobleem is en dat we het moeten aanpakken waar dit mogelijk is.
Ik ben bekend met de geluidsoverlast die veroorzaakt wordt door voertuigen die niet voldoen aan de emissie eisen die voor het voertuig gelden, of door het gedrag van de bestuurder daarvan. De ervaren overlast vindt relatief vaak op specifieke locaties plaats. Tegelijkertijd is het aantal instrumenten om hier generiek tegen op te treden beperkt. Momenteel loopt een onderzoek naar de mogelijkheden voor aanpak van overlast gevende motorvoertuigen. De aanbevelingen uit dit onderzoek zullen worden meegenomen in de komende Kamerbrief over de uitwerking van de adviezen van het RIVM.
Bent u aangehaakt bij het experiment van de gemeente Amsterdam om in de strijd tegen geluidsoverlast «lawaaiflitspalen» in te zetten?
Ik ben bekend met dit experiment. Het Ministerie van IenW werkt hierin samen met de gemeenten door middel van uitwisseling van kennis en ervaring, maar heeft geen formele rol als het gaat om het inzetten van een dergelijk experimenteel instrument. Dat is de verantwoordelijkheid van het lokaal bevoegd gezag, in samenwerking met het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
Ziet u een mogelijkheid om een dergelijk experiment ook landelijke opvolging te geven en de kamer te informeren over de onderzoeksresultaten?
Vanwege de mogelijk gunstige effecten op de leefomgeving volg ik dit experiment met interesse. Vanzelfsprekend zal de Kamer te zijner tijd over de resultaten van dit experiment worden geïnformeerd, in afstemming met de verantwoordelijke Minister van Minister van Justitie en Veiligheid.
Het plotseling afsluiten van afloopsteigers voor de binnenvaart bij Hansweert |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het onverwachtse besluit van Rijkswaterstaat om elf van de veertien afloopsteigers voor de binnenvaart bij sluizencomplex Hansweert af te sluiten vanwege achterstallig onderhoud?1, 2
Ja.
Kunt u meer inzicht geven in het tijdpad voor afsluiting en renovatie van de genoemde afloopsteigers?
Gedurende meerdere inspecties in de periode eind 2021/begin 2022 is gebleken dat voor 11 van de 14 beschikbare afloopvoorzieningen bij Hansweert een veilig gebruik niet meer kan worden gegarandeerd. Er is sprake van een door corrosie ernstig aangetaste constructie, waardoor er een grote kans op bezwijken bestaat. Om onveilige situaties voor gebruikers te voorkomen is in april 2022 besloten dat deze steigers moeten worden afgesloten. De voor de afsluiting noodzakelijk uit te voeren werkzaamheden hebben plaatsgevonden tussen 18 juli en 5 augustus 2022. De afsluiting duurt totdat noodzakelijk groot onderhoud aan deze voorzieningen is uitgevoerd. Om de overlast zo kort mogelijk te houden wordt een deel van de aan- en afloopvoorzieningen bij de sluizen Hansweert al in 2023 vernieuwd. Daarbij zijn in ieder geval inbegrepen de voorzieningen bij de kegelligplaatsen. Deze zijn bestemd voor schepen met gevaarlijke stoffen. De definitieve planning voor de werkzaamheden is nog niet bekend. De beschikbare budgetten zijn niet toereikend om alle aan- en afloopvoorzieningen gelijk aan te pakken. Naar verwachting worden de werkzaamheden tussen april en oktober 2023 uitgevoerd.
Ik realiseer me dat deze maatregel veel impact heeft op de schippers. Schippers kunnen wel aanmeren maar niet bij alle afloopvoorzieningen aan wal gaan. Dit betekent dat zij in die gevallen moeten uitwijken naar andere locaties om aan wal te komen. De dichtstbij zijnde locaties zijn de Krammersluizen en de Volkeraksluizen. Schippers moeten daarvoor al snel ca 35 tot 65 km (4 tot 7 uur) extra varen om een aanlegvoorziening te bereiken om aan wal te gaan. Uitwijken zal echter lang niet altijd mogelijk zijn waardoor aanmeren bij de sluizen Hansweert de enige optie is. Schepen zijn dan niet bereikbaar voor bijvoorbeeld hulpdiensten. Tevens is dit voor schepen zonder goede overnachtingsvoorzieningen extra problematisch.
Deelt u de mening dat, gelet op het tekort aan ligplaatsen, afsluiting van steigers zoveel mogelijk voorkomen moet worden?
Ja, ik deel die mening.
Ziet u mogelijkheden om door tijdelijke maatregelen zoveel mogelijk afloopsteigers alsnog open te kunnen stellen alvorens de afloopvoorzieningen gerenoveerd worden? Bent u bereid deze mogelijkheden te benutten?
Vanwege de slechte staat is het niet mogelijk om tijdelijke maatregelen te nemen om deze voorzieningen alsnog open te stellen. De constructies zijn daarvoor te zwaar aangetast door corrosie.
Was de slechte staat van de genoemde afloopsteigers pas laat in beeld, waardoor abrupte afsluiting nodig was?
Op basis van inspecties zijn in 2019 de aan- en afloopvoorzieningen bij Hansweert opgenomen in het project «Groot Onderhoud steigers en afmeervoorzieningen». Echter, bij de start van de eerste werkzaamheden (o.a. bij vluchthaven Tholen en Kreekrak) begin 2021, bleken de voorzieningen in een veel slechtere staat te verkeren dan waar bij de aanbesteding van uit was gegaan. De geplande uitvoeringskosten van het project zijn daardoor ruim hoger geworden dan het beschikbare budget. Bij de noodzakelijke herprioritering heeft RWS keuzes moeten maken. Hierbij is een aantal werkzaamheden uitgesteld die het minste impact hebben op de beschikbaarheid van de vaarweg, zoals o.a. de aan- en afloopvoorzieningen bij Sluizencomplex Hansweert. De voorzieningen die niet kunnen worden aangepakt zijn met inspecties in de gaten gehouden. Naar aanleiding van eind 2021/begin 2022 uitgevoerde inspecties is in april 2022 besloten dat 11 aan- en afloopvoorzieningen niet meer veilig kunnen worden gebruikt en moeten worden afgesloten. Deze zijn vervolgens tussen 18 juli en 5 augustus 2022 afgesloten.
Waarom zijn binnenvaart en provincie niet eerder geïnformeerd over de noodzakelijke afsluiting van de genoemde afloopsteigers?
In april 2022 werd duidelijk dat de aan- en afloopvoorzieningen op korte termijn moesten worden afgesloten. Vanaf eind mei zijn vervolgens de stakeholders (Koninklijke Binnenvaart Nederland en Algemeene Schippers Vereniging (ASV)) geïnformeerd en betrokken bij de plannen en het zoeken naar mogelijkheden om de hinder zoveel mogelijk te beperken. Ook de Provincie Zeeland is hierbij betrokken. Toen de datum van de afsluiting bekend was is de scheepvaart door middel van een Bericht aan de Scheepvaart (BAS) geïnformeerd.
Op welke wijze wordt de staat van onderhoud van steigers en afloopvoorzieningen gemonitord?
Rijkswaterstaat heeft hiervoor een inspectiestrategie. Jaarlijks voert de onderhoudsaannemer toestandsinspecties uit waarbij gedetailleerde informatie over de staat van het object wordt verzameld. Daarnaast worden iedere zes jaar programmeringsinspecties uitgevoerd door een onafhankelijk gespecialiseerd inspectiebureau. Deze laatste geeft ook advies voor toekomstig onderhoud.
Als er zorgen zijn over de staat van een object wordt de inspectiefrequentie opgevoerd zodat nauwlettender in de gaten kan worden gehouden of veiligheid nog gewaarborgd is. Dit is ook gebeurd bij de aan- en afloopvoorzieningen bij de sluizen Hansweert.
Wat is in het algemeen het beeld van de staat van onderhoud van steigers en afloopvoorzieningen in beheer bij Rijkswaterstaat? Zijn de komende tijd nieuwe afsluitingen te verwachten?
Het beeld is dat de voorzieningen die vanwege de slechte onderhoudsstaat zijn of moeten worden afgesloten, zich met name bevinden in de Zeeuwse regio en op een beperkt aantal andere locaties in het land. Aangezien de totale instandhoudingsopgave groter is dan de beschikbare budgetten zijn afsluitingen niet uit te sluiten.
Hoe wordt ervoor gezorgd dat de gevolgen van achterstallig onderhoud van steigers en afloopvoorzieningen voor het gebruik ervan vroegtijdig in beeld zijn en gecommuniceerd worden, zodat vroegtijdig actie ondernomen kan worden?
Zoals in antwoord op vraag 7 aangegeven hanteert Rijkswaterstaat een inspectiestrategie. Als er aanleiding voor is voert Rijkswaterstaat de inspectiefrequentie op. Bij noodzakelijke afsluitingen treedt Rijkswaterstaat gelijk in overleg met de regio en andere belanghebbenden.
De aantrekkelijkheid en betaalbaarheid van duurzame vormen van vervoer. |
|
Lisa van Ginneken (D66) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Kunt u bevestigen dat eind 2024 de energiecontracten van de NS aflopen?1
Ja, de huidige energiecontracten van NS lopen eind 2024 af.
Hebt u in beeld welke (financiële) gevolgen dit voor de NS en mogelijk diens reizigers heeft?
Dat inzicht is er op dit moment nog niet. Het is nog niet bekend hoe de energieprijzen zich vanaf 2025 ontwikkelen en wat de exacte gevolgen daarvan zijn.
Kunt u ingaan op de te verwachten gevolgen van het nieuwe cao-akkoord van de NS voor de prijs van treinreizen?
In de concessie met NS is afgesproken dat NS de tarieven voor de beschermde kaartsoorten2 jaarlijks kan corrigeren met de consumentenprijsindex (zoals geprognotiseerd in de Macro Economische Verkenning) en een eventuele wijziging van de gebruiksvergoeding voor het spoor. NS kan de te verwachten gevolgen van het nieuwe cao-akkoord dus niet één op één doorberekenen in deze beschermde kaartsoorten. De tarieven voor de overige kaartsoorten mag NS zelf bepalen. Hier zijn geen voorwaarden aan verbonden.
Bent u bereid een aanpak te formuleren en onderzoek te doen naar de toekomstige (meerjarige) aantrekkelijkheid en betaalbaarheid van het reizen per trein, gezien de toegenomen energiekosten, loonkosten en onderhoudskosten van het spoor, achterblijvend herstel na de COVID-19-pandemie en personeelstekorten?
Ov-bedrijven zijn in hun concessies al bezig om de reizigers terug te krijgen met verschillende tijdelijke kortingsacties en nieuwe flexibele soorten abonnementen. Dit is ook een uitvloeisel van de transitieafspraken in het Nationaal OV Beraad (NOVB). Met betrekking tot de betaalbaarheid en de mogelijkheid om reizigers (terug) te winnen voor het ov, onderzoekt het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) momenteel welke instrumenten ingezet kunnen worden om de overstap van reizigers van de auto naar het openbaar vervoer te bevorderen. Deze instrumenten hebben niet alleen effect op de omvang van het auto- en ov-gebruik, maar ook op bijvoorbeeld bereikbaarheid voor verschillende groepen en op milieu en duurzaamheidsdoelstellingen. Planning is om het rapport dit najaar naar de Kamer te sturen. Voor wat betreft de prijzen in het ov kan ik zelfstandig weinig doen, omdat de tariefbevoegdheid en opbrengstverantwoordelijkheid grotendeels bij decentrale overheden en ov-bedrijven is belegd. Daarom bespreek ik de uitkomsten van het KiM-onderzoek in het NOVB met alle tariefbevoegden.
Voor wat betreft de aantrekkelijkheid van het ov maak ik een Regeling Transitievangnet 2023 dat kan zorgen voor een voldoende, veilig en beschikbaar ov. Het transitievangnet 2023 biedt zekerheid aan de decentrale overheden en vervoerders voor 2023 en is zo ingericht dat het voldoende prikkels en tijd biedt, zodat de sector zich klaar kan maken voor het «nieuwe normaal». Tot slot bereid ik op dit moment de nieuwe concessie voor het hoofdrailnet voor. De thema’s betaalbaarheid en de aantrekkelijkheid van het treinvervoer spelen daarbij een belangrijke rol.
Wat is de stand van zaken van het onderzoek naar het verlagen van de btw voor het openbaar vervoer?
Het Ministerie van Financiën evalueert momenteel het verlaagde btw-tarief in algemene zin. De inzichten uit de evaluatie worden meegenomen bij beleidsmatige keuzes in de btw. Volgens planning is de evaluatie begin 2023 gereed.
Kunt u bevestigen dat eind dit jaar de verlaagde energiebelasting voor stroom van publieke laadpalen stopt en de btw-korting op elektriciteit stopt?
Ja. Navraag bij mijn collega de Staatssecretaris van Financiën heeft uitgewezen dat zowel de tijdelijke btw-korting als de tijdelijk verlaagde energiebelasting op elektriciteit per 1 januari 2023 stopt.
Wat is uw appreciatie van de (verwachte) stijging van de kosten voor het laden van een elektrische auto als gevolg van deze ontwikkelingen?
Ik deel uw beeld dat de kosten voor het laden van een elektrische auto gaan stijgen. Mede omdat per 1 januari 2023 zowel de btw-korting als de korting op de eerste schijf van de energiebelasting voor publiek laden aflopen, alsmede omdat de voorgenomen verlaging van de energiebelasting niet doorgaat ter dekking van het tariefplafond op energie. Maar ook omdat de bruto marktprijs van elektriciteit sterk is gestegen vanwege de energiecrisis waarin wij momenteel zitten. Verder is momenteel nog onduidelijk hoe de kabinetsplannen rondom het prijsplafond energie precies gaan uitwerken op de businesscase van elektrisch rijden. Generiek is mijn verwachting dat daarom op de korte en middellange termijn het laden van een elektrische auto duurder zal worden.
De elektriciteitsprijs is opgebouwd uit de bruto marktprijs opgehoogd met belastingen (BTW, energiebelasting en in sommige gevallen Opslag Duurzame Energie (ODE)). De huidige bruto marktprijs is momenteel vanwege de energiecrisis ongekend hoog. Bij bedrijven en consumenten waarvan het vaste energiecontract afloopt vinden sterke prijsstijgingen plaats. Het is niet te voorspellen hoelang deze tarieven zo hoog zullen blijven. Naar mate de tijd vordert, zullen steeds meer bedrijven en consumenten te maken krijgen met hogere (laad)tarieven omdat de vaste contracten aflopen. De huidige inschatting van het kabinet3 is dat het markttarief voor huishoudens in 2023, zonder tijdelijk tariefplafond op energie, voor elektriciteit iets onder een euro per kWh uitkomt.
Ook voor het opladen van een auto bij een publiek laadpunt geldt dat de laadprijzen in sommige regio’s al aangepast zijn aan de hogere bruto marktprijs. De laadprijzen bij publieke laadpunten in andere regio’s zullen naar verwachting ook stijgen. Mede door de afloop van de korting op de energiebelasting 1e schijf en de afloop van de verlaging van de BTW op energie en de verlenging van de accijnskorting op brandstoffen tot en met juni 2023 kan het zo zijn dat laden van een elektrische auto duurder is dan rijden op benzine. Het rekenvoorbeeld in mijn antwoord op vraag 8 illustreert dit effect. Zoals eerder aangegeven is het momenteel nog onduidelijk hoe de kabinetsplannen rondom het prijsplafond energie precies gaan uitwerken voor het laden bij publieke laadpunten.
Deelt u de opvatting dat de variabele kosten van het rijden van een elektrische auto zodoende stevig toenemen het en rijden van een elektrische auto in aantrekkelijkheid afneemt in vergelijking met een fossiele auto?
Ja. Die opvatting deel ik. Aan de hand van een rekenvoorbeeld zal ik illustreren hoe sterk de energiekosten toenemen waarbij het rijden van een elektrische auto in aantrekkelijkheid afneemt in vergelijking met een fossiele auto.
Van een gemiddelde C-segment auto, een Kia e-Niro (17 kWh/100 km) en een VW Golf (6,67 liter/100 km/1 op 15) en 20.000 kilometers per jaar, had de elektrische e-Niro een verbruiksvoordeel van ruim € 1.600 per jaar ten opzichte van de benzine Golf. Dit bij een oude benzineprijs van € 1,85 per liter en bij een oude elektriciteitsprijs € 0,25 per kWh voordat de energiecrisis startte.
Wanneer daar nu met de huidige elektriciteitsprijzen van € 0,90 per kWh wordt gerekend en een actuele benzineprijs van € 2,00 de liter (inclusief tijdelijk accijnsverlaging), dan is dit voordeel inmiddels omgeslagen in een nadeel van € 400,– per jaar. Dit komt de transitie naar de elektrische auto en de uitrol van openbare laadinfrastructuur niet ten goede. Momenteel wordt onderzocht in hoeverre de kabinetsplannen rondom het prijsplafond energie hierin nog wat kunnen verbeteren.
De variabele kosten van een elektrische auto bestaan overigens niet alleen uit de energiekosten, maar daarnaast ook uit afschrijving en onderhoud. Met name de energiekosten staan momenteel onder druk. Afhankelijk met welke laadprijzen er exact gerekend moet worden kan de elektrische auto vanaf 1 januari 2023 goedkoper of duurder zijn dan een auto die op fossiele brandstoffen rijdt.
Vindt u dat een wenselijke ontwikkeling?
Nee, dit vind ik geen wenselijke ontwikkeling. De variabele kosten van het rijden van een elektrische auto moeten aantrekkelijk blijven in vergelijking tot het rijden op fossiele brandstoffen.
Wat zijn uw verwachtingen ten aanzien van deze ontwikkeling, gelet op de (aanhoudende) significante stijging van de elektriciteitsprijs?
Ik monitor deze ontwikkeling goed en de komende tijd moet duidelijk worden in hoeverre de verwachtingen van het PBL/CPB omtrent de energie- en benzineprijs-ontwikkeling aangepast moeten worden.
Welke stappen onderneemt u om de aantrekkelijkheid van elektrisch rijden blijvend te stimuleren?
Conform mijn eerdere toezegging in het tweeminutendebat Duurzaam Vervoer op 1 juni 20224 verwacht ik u in het voorjaar van 2023 te kunnen informeren over de scenario’s hoe ik elektrisch rijden wil blijven stimuleren na 2025. Dit omdat ik enerzijds de beleidsopties voor na 2025 en de bijbehorende budgettaire dekking waarschijnlijk pas in het voorjaar van 2023 op een rij kan zetten. Anderzijds omdat dan pas de resultaten van de lopende tussenevaluatie van het stimuleringsbeleid voor het elektrisch vervoer gereed zijn en kunnen worden meegenomen in mijn scenario’s. Deze scenario’s zullen vervolgens bij de Voorjaarsnota met de Kamer worden besproken. De ontwikkelingen rondom de stijgende elektriciteitsprijzen zal ik meenemen in deze scenario’s.
Deelt u de opvatting dat elektrisch rijden aantrekkelijker moet blijven dan een fossiel alternatief?
Ja. Ik deel de opvatting dat elektrisch rijden aantrekkelijker moet blijven dan een fossiel alternatief.
Kunt u toezeggen de Kamer blijvend te informeren, bijvoorbeeld als onderdeel van uw reguliere brieven over duurzaam vervoer, over het prijsniveau van elektrisch rijden in vergelijking tot fossiele alternatieven?
Ja. Het prijsniveau van elektrisch rijden in vergelijking tot fossiele alternatieven is momenteel al te raadplegen op de website bij RVO5 en wordt ieder kwartaal op basis van CBS-data bijgewerkt.
Op deze website treft u een vertaling aan per autosegment wat de elektriciteits- en brandstofprijzen zijn per 100 km. Zodoende hoeft een berijder zelf geen omrekening te maken naar een prijs per liter of kilowattuur. Voor elektrisch rijden wordt hiervoor de laadmix aangehouden die jaarlijks uit het laadonderzoek van RVO komt.
Hoogachtend,
DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT,