De problemen bij NS en ProRail |
|
Maarten Haverkamp (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Het is nu al zeker dat de NS ook na 2015 de dienst uitmaakt»?1
Ja.
Deelt u de conclusie in het artikel dat het nu al zeker is dat de NS na 2015 de concessie voor personenvervoer zal behouden aangezien geen andere partij in staat is haar te vervangen? Zo nee, waarom deelt u deze conclusie niet? Zo ja, ziet u dit als een probleem?
Nee, ik deel die conclusie niet. De Wet personenvervoer 2000 biedt de mogelijkheid van aanbesteding van de hoofdrailnetconcessie. Er zijn ook andere partijen dan NS die het vervoer voor het hoofdrailnet kunnen verzorgen. Dat zullen over het algemeen andere grote openbaar vervoerbedrijven zijn.
Zoals bekend heb ik NS en ProRail de mogelijkheid gegeven om voor 1 maart 2011 met een voorstel te komen tot invulling van de efficiencytaakstelling voor het hoofdrailnet uit het Regeerakkoord à € 160 mln per jaar vanaf 2015. Ik heb aan uw Kamer aangegeven dat indien dat een goed voorstel is, ik het logisch vind om met NS verder te gaan en een beleidsvoornemen uit te doen om de nieuwe vervoerconcessie voor het hoofdrailnet per 2015 opnieuw onderhands aan NS te gunnen.
Als u het gegeven dat er geen alternatief is voor de NS niet als een probleem ziet, waarom niet? Wat is in uw ogen dan nut en noodzaak van de aanbestedingsprocedure? Indien u het wel als een probleem ervaart, wat gaat u aan deze situatie doen?
Zie het antwoord op vraag 2.
Hoe staat u tegenover de suggestie van uw eigen partij, om de directie van de NS per direct te ontslaan? Bent u met de kennis van 28 december 2010 voornemens de directie te ontslaan, zo nee waarom niet?
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld stuur ik voor 1 februari 2011 een analyse van de verstoringen op het spoor in november en december 2010. Die brief ziet op zowel het functioneren van NS als ProRail van de afgelopen maanden. Op basis daarvan zal ik mijn conclusies trekken. Overigens wijs ik erop dat niet ik maar de minister van Financiën de aandeelhouder van NS is. Dat betekent dat hij over de arbeidsrelatie met de directie van NS gaat.
Heeft u persoonlijk in de periode van 20–24 december 2010 contact gehad met de directie(s) van Pro-Rail en/of NS? Zo ja, hoe vaak heeft u contact gehad en op welke dagen was dit? Zo nee waarom heeft u geen contact gehad?
Van 20 – 24 december heb ik, vanwege mijn verblijf in het buitenland, contact gehouden met de ambtelijke top van I&M over de ontwikkelingen. De ambtelijke top van I&M heeft namens mij dagelijks contact met NS en ProRail onderhouden.
Deelt u de mening dat het gezien de maatschappelijke onrust rondom de dienstverlening van NS en ProRail onwenselijk is om pas op 1 februari de Kamer te informeren over «de verbetermaatregelen» zoals deze genomen moeten worden door ProRail en NS? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de beleidsbrief voor maandag 17 januari 2010 aan de Kamer te sturen in plaats van de eerder afgesproken datum van 1 februari?
Zie het antwoord op vraag 4. De datum van 1 februari 2011 is al ambitieus. Het vervroegen van die datum acht ik gezien de complexiteit van de analyse en de daarbij te betrachten zorgvuldigheid niet verantwoord. Daarbij neem ik aan dat u 17 januari 2011 bedoelde in plaats van 17 januari 2010.
Bent u bekend met het bericht «NS wil zelf reizigers informeren»?2
Ja.
Heeft de NS-top in een eerder stadium aan u laten weten dat de samenwerking met ProRail volgens hen ernstig onder de maat is? Zo nee, wat vindt u ervan dat u dit via de media moeten vernemen? Zo ja, wanneer heeft deze informatie u bereikt en wat heeft u met deze informatie gedaan?
Ik heb noch uit de media noch direct van NS begrepen dat de samenwerking met ProRail ernstig onder de maat zou zijn. Ik heb daar op 31 december nog contact over gehad met de heer Meerstadt. Er is gesteld dat de samenwerking goed is maar op dit specifieke punt beter kan. NS en ProRail bekijken thans samen hoe zij dit punt kunnen verbeteren. Ik zal hierop ingaan in de brief die ik voor 1 februari aan uw Kamer zal zenden.
Wanneer is het onderzoek van NS en ProRail over de informatievoorziening afgerond, wanneer verwacht u het rapport te ontvangen en op welke termijn denkt u de Kamer over dit rapport te informeren?
NS en ProRail hebben mij naar aanleiding van de brand bij de Railverkeersleiding op 19 november 2010 en de winterweerproblemen op 4 december 2010 een evaluatie toegezegd. Dat hoeft niet per se een rapport te zijn. Deze evaluatie zal breder zijn dan alleen informatievoorziening. Het zal ook een analyse bevatten over de oorzaken van de verstoringen en oplossingen daarvoor. De problemen rond de informatievoorziening zijn immers het gevolg van de verstoringen. Ik heb in mijn brieven aan uw Kamer onder andere aangegeven dat in de toekomst de communicatie naar personeel en reizigers tijdens verstoringen beter moet. Daarop zal ik in mijn voor 1 februari toegezegde brief nader op ingaan.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor dinsdag 4 januari 2010?
Dat heb ik bij dezen gedaan.
De suggesties dat de jaarcijfers van Schiphol zijn gemanipuleerd om de bonussen van topbestuurders te verhogen |
|
Sharon Dijksma (PvdA) |
|
Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
Kent u het artikel «Lakeman pakt Schiphol aan»?1
Ja.
Kunt u de suggestie uit het artikel, dat jaarcijfers zouden zijn gemanipuleerd met als doel bonussen van topbestuurders kunstmatig te verhogen, bevestigen dan wel ontkrachten?
Nee, zie het antwoord op vraag 4 t/m 6.
Wat is uw opvatting als grootaandeelhouder over het beloningsbeleid van Schiphol NV, specifiek van het feit dat bonussen worden gegeven op basis van winstmaximalisatie? Deelt u de mening dat hiervan een perverse prikkel uit kan gaan waarbij winstmaximalisatie boven het publiek belang gaat? Herinnert u zich in dit verband de motie Tang2 die de regering verzoekt de variabele beloning voor de raad van bestuur van Schiphol NV te richten op het bevorderen van het publieke belang? Kunt u aangeven op welke wijze u uitvoering geeft aan deze motie?
Een variabele beloning, indien aan de orde, moet m.i. worden toegekend op basis van een afgewogen mix van voor de onderneming (en betrokken bestuurder) relevante prestatie-indicatoren. Ook moet sprake zijn van zowel financiële als niet-financiële criteria. Voor staatsdeelnemingen vind ik het daarbij nog eens van belang dat een substantieel deel van de variabele beloning afhankelijk is van (financiële of niet-financiële) doelstellingen die verband houden met het publieke belang dat met de deelneming is gemoeid. In het onlangs aan de Tweede Kamer toegestuurde Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen 2009 heb ik aangegeven hoe ik daaraan uitvoering geef en dus hoe ik uitvoering heb gegeven aan de motie-Tang.
Naast borging van de betrokken publieke belangen is een gezonde financiële positie van de staatsdeelnemingen, en dus een redelijk jaarlijks rendement, een belangrijke doelstelling van de staat als aandeelhouder. Een gezonde financiële positie en een goed resultaat zijn immers van wezenlijk belang voor de continuïteit van het bedrijf Schiphol, voor de financiering van de in de wereldwijde concurrentie noodzakelijke investeringen en dus voor het publieke belang van de luchthaven. Rendement (of een vergelijkbare financiële maatstaf) is dan ook een belangrijke prestatie-indicator in het beloningsbeleid van Schiphol, maar zeker niet de enige. De prestatie-indicatoren voor de Schiphol-directie reflecteren ook nu al de brede strategische doelstellingen van de onderneming. Doelstellingen die samenhangen met het publieke belang bepalen momenteel al voor een belangrijk deel de variabele beloning van de Schiphol-directie. In het remuneratierapport van Schiphol (raadpleegbaar in het jaarverslag dat wordt gepubliceerd op Schiphols website) is te zien dat de variabele beloning over 2010, naast het algemeen functioneren, nog door vier andere, niet-financiële doelstellingen wordt bepaald. Met het nieuwe beloningsbeleid voor de Schiphol-directie, dat ik binnenkort hoop vast te stellen en waarvan ik het nieuwe maximum reeds aan de Kamer heb gemeld, zal het percentage publieke doelstellingen bovendien aanmerkelijk worden verhoogd.
Hebben u bijvoorbeeld via klokkenluiders geluiden bereikt die duiden op het manipuleren van de boekhouding en/of het vervalsen van rendementscijfers van potentiële vastgoedprojecten? Zo ja, wat is hier mee gebeurd? Zo nee, bent u bereid op basis van de berichtgeving hierover bij Schiphol NV te informeren naar de juistheid van deze berichtgeving en Kamer hiervan op de hoogte te stellen?
Bent u, mede op basis van eerdere berichtgeving rondom vermeend vrij spel van de financieel directeur zoals het artikel «Schiphol als luxe speeltuin»3, van mening dat er voldoende controle is rondom het handelen van de financieel directeur van Schiphol NV?
Kunt u ingaan op de suggestie van corruptie, waar de CFO van Schiphol mee in verband wordt gebracht? Is het geven van een korting, op kosten van Schiphol NV of SRE, van 123 000 euro aan CitizenM, in ruil voor korting op een Frans privé-vakantiehuis, indien waar, op te vatten als corruptie?
Kunt u een omschrijving geven van het mandaat van de CFO van Schiphol? Kunt u uitsluiten dat bij Schiphol NV en/of SRE ooit een situatie ontstaat zoals bij het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam in 2004? Hoe houdt u als aandeelhouder toezicht op dat mandaat? Welke rol speelt daarin de Raad van Commissarissen?
De artikelen 14 en 15 van de statuten van de N.V. Luchthaven Schiphol (raadpleegbaar via www.schiphol.nl) geven een beschrijving van de bestuursbesluiten waarvoor de directie de goedkeuring van de raad van commissarissen nodig heeft en van de besluiten die onderhevig zijn aan de goedkeuring van de algemene vergadering van aandeelhouders, alsmede van de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de directie. De (auditcommissie van de) raad van commissarissen en de interne en externe auditfunctionaris van de onderneming houden toezicht op de naleving van die statutaire bepalingen. Tijdens de aandeelhoudersvergadering leggen de raad van commissarissen en de directie, ondersteund door een accountantsverklaring, verantwoording af aan de aandeelhouders. Indien daar aanleiding toe is kan ik als aandeelhouder de commissarissen ter verantwoording roepen over het gehouden toezicht. Desondanks kan een aandeelhouder uiteraard nooit uitsluiten dat zich bij ondernemingen de in uw vraag bedoelde situaties voor doen, hoe degelijk de procedures ook zijn.
De Geschillencommissie Luchtvaart |
|
Farshad Bashir |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met de brief van ArkeFly aan de Geschillencommissie Luchtvaart (9 december 2010) waarin het meldt niet akkoord te gaan met een uitspraak van deze Geschillencommissie?1
Ja, ik ben bekend met deze brief. ArkeFly geeft in de brief niet aan de uitspraken van de geschillencommissie niet te willen nakomen, maar verzoekt om uitspraak te doen in alle afzonderlijke ArkeFly zaken.
Hoe verhoudt zich bovengenoemde brief tot het bindende karakter van de uitspraken van de Geschillencommissie Luchtvaart?2
Een uitspraak van de geschillencommissie is bindend. Beide partijen moeten zich eraan houden. Mocht echter een luchtvaartmaatschappij die aangesloten is bij de BARIN, weigeren de uitspraak na te komen zonder de uitspraak ter toetsing aan de rechter te hebben voorgelegd, dan is voor die gevallen een overeenkomst door BARIN gesloten met een gerechtsdeurwaarder die voorziet in een verdere tenuitvoerlegging van het arbitrale vonnis op basis van een exequatur. Dit is gedaan ter meerdere zekerheid voor de passagier dat het betreffende BARIN-lid het arbitrale vonnis zal nakomen.
Welke maatregelen gaat u treffen, nu blijkt dat tenminste één luchtvaartmaatschappij zich niet houdt aan een bindende uitspraak van de Geschillencommissie Luchtvaart?
Voor de arbitrale vonnissen van de Geschillencommissie Luchtvaart is al voorzien in een executieregeling, zoals uiteengezet bij vraag 2. Deze executie en tenuitvoerlegging brengen voor de passagier geen kosten met zich mee.
Bent u bereid om zelf te komen tot een Geschillencommissie voor de Luchtvaart die wettelijk bindende uitspraken kan doen in plaats van de huidige zelfregulering? Zo ja, welke maatregelen gaat u daartoe treffen? Zo nee, waarom niet en wat voor toekomst heeft de Geschillencommissie dan nog?
De uitspraken van de huidige Geschillencommissie Luchtvaart zijn reeds bindend en worden zo nodig afgedwongen middels het inschakelen van een deurwaarder. Nadere maatregelen hiervoor zijn niet nodig. Verder verwijs ik u naar mijn brief van 23 december 2010.
Uiteraard kan de consument ook terecht bij de civiele rechter voor een bindende uitspraak en bij de Inspectie Verkeer en Waterstaat voor een bestuursrechtelijk besluit.
De aangepaste dienstregeling van de NS in de kerstvakantie |
|
Farshad Bashir |
|
Wat is uw mening over het besluit van de NS om deze kerstvakantie niet de gebruikelijke kerstdienstregeling te rijden, maar een aangepaste dienstregeling, waardoor er nog minder treinen rijden?1 Op welke manier bent u betrokken geweest bij dit besluit en wat is uw inbreng hierbij geweest?
Tijdens de zomer- en kerstvakantie rijdt NS al een aantal jaren met minder treinen omdat er dan sprake is van minder forensverkeer. Aanvullend daarop heeft NS op 20 december 2010 bekend gemaakt de kerstdienstregeling verder te beperken vanwege de winterse omstandigheden. Dit om vertraging als gevolg van opstoppingen op het spoor (filevorming) te voorkomen en de onvoorspelbaarheid van de dienstregeling zo veel mogelijk te beperken. Ik zal er bij NS op aandringen om na de kerstvakantie weer de volledige dienstregeling te rijden.
NS is een zelfstandig bedrijf waaraan ik een concessie heb verleend. NS moet aan de afspraken uit die concessie voldoen, maar neemt binnen de kaders van die concessie zelfstandig beslissingen over operationele zaken zoals dienstregelingsaanpassingen.
Deelt u de mening dat deze uitgeklede dienstregeling niet in het belang is van de treinreizigers, omdat er minder treinen zullen rijden? Zo nee, waarom niet?
Het rijden van minder treinen is bedoeld om opstoppingen op het spoor (filevorming) te voorkomen en de onvoorspelbaarheid van de dienstregeling zo veel mogelijk te beperken. Dit is in het belang van de reiziger. Zie ook het antwoord op vraag 1. Het is daarbij natuurlijk essentieel dat NS zijn reizigers zorgvuldig en frequent informeert over de reisopties zodat hij/zij weet wanneer, waar en hoe er kan worden gereisd.
Deelt u de mening dat deze uitgeklede dienstregeling niet in het algemeen belang is, omdat meer treinen juist auto’s van de gladde en gevaarlijke wegen kunnen houden? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zie mijn antwoord op vraag 1 en 2. NS heeft mij verzekerd dat de aangepaste dienstregeling nog voldoende capaciteit biedt voor het aantal reizigers gedurende deze vakantieperiode.
Kunt u uiteenzetten waarvoor de aangepaste dienstregeling bedoeld is? Waarom wordt deze dienstregeling ook gebruikt voor periodes waarover nog geen weersvoorspellingen zijn?
Zie mijn antwoord op vraag 1 en 2.
Past deze uitgeklede dienstregeling binnen de voorwaarden van de concessie? Zo nee, waarom mag deze dan toch worden ingezet? Zo ja, waarom zijn de concessievoorwaarden dan zo ruim en wat gaat u doen om de concessie beter aan te laten sluiten bij de wensen van de reizigers?
De concessie kent minimumbedieningseisen van tweemaal per uur per richting voor grote stations en eenmaal per uur per richting voor kleine stations, ongeacht de weersomstandigheden en de periode van het jaar. De sinds 20 december geldende, beperkte kerstdienstregeling voldoet daaraan.
Is het waar dat door de uitgeklede dienstregeling minder treinen rijden en dus ook minder treinen kunnen uitvallen of vertraagd raken, wat een positief effect heeft op de prestatiecijfers van de NS en de bonussen van de directies van NS en ProRail? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om dit vertekende beeld te corrigeren?
Laat ik voorop stellen dat ik er groot belang aan hecht dat er een minimum aan treindiensten wordt geschrapt, zowel in de reguliere kerstdienstregeling als in de nu geldende beperkte kerstdienstregeling. Het is juist dat er minder treinen rijden sinds 20 december, vergeleken met de reguliere kerstdienstregeling. De NS heeft mij aangegeven dat de aangepaste dienstregeling 90% van de capaciteit biedt van de gebruikelijke kerstvakantiedienstregeling. Gezien het beperkte aantal dagen waarop de aangepaste dienstregeling van kracht zal zijn, zal een eventuele vertekening van de prestaties naar verwachting marginaal zijn.
Overigens is de variabele beloning van het bestuur van NS afhankelijk van meerdere prestaties gedurende het jaar, waarbij de klantgerelateerde prestaties het zwaarst wegen. Naast punctualiteit zijn bijvoorbeeld ook het klantoordeel en het aantal reizigerskilometers daarbij bepalend.
Bent u bereid maatregelen te nemen om te voorkomen dat NS deze reizigersonvriendelijke uitgeklede dienstregeling de hele kerstperiode gaat rijden, ook indien er geen sneeuwoverlast is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat voor maatregelen gaat u nemen?
Nee. Zie de antwoorden op vraag 1 en 6. De NS nemen zelfstandig
beslissingen over operationele zaken. Ik toets die aan de eisen uit de vervoerconcessie en het vervoerplan.
Kunt u, gezien het spoedeisende karakter, deze vragen binnen 48 uur beantwoorden?
Dat heb ik bij deze gedaan.
Een onderzoek naar de effecten van de verhoging van de maximumsnelheid op de CO2-uitstoot |
|
Kees Verhoeven (D66), Stientje van Veldhoven (D66) |
|
Bent u bekend met de brief van de demissionaire minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aan de informateur inzake «Verhoging maximumsnelheid en CO2-uitstoot»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de conclusies van deze brief, namelijk dat een generieke verhoging van de maximumsnelheid naar 130 km/u zal leiden tot een toename van de CO2-uitstoot met 0,6 en van de NOx-uitstoot met 25%, en dat nader onderzoek nodig is om de gevolgen van specifieke snelheidsverhogingen voor bepaalde wegvakken en bepaalde uren in kaart te brengen?
De bevindingen die in genoemde brief zijn opgenomen betreffen indicatieve schattingen van (de advies- bureaus) TNO en PBL. Voor een nauwkeuriger beeld van de effecten is nader onderzoek noodzakelijk. Daarvoor is het noodzakelijk de vormgeving van de (dynamische) verhoging van de maximumsnelheid uit te werken. Uw kamer wordt vanzelfsprekend over de uitkomsten van deze onderzoeken geïnformeerd.
Waarom is de verhoging van de maximumsnelheid opgenomen in het Regeerakkoord, terwijl uit bovengenoemde brief blijkt dat dat negatieve effecten op de CO2- en NOx-uitstoot heeft?
In het voorjaar verwacht ik u te kunnen informeren over de aanpak van de verhoging van de maximumsnelheid, waaronder de wijze waarop de effecten van de snelheidsverhoging worden onderzocht. Hierbij zal ik de vragen die u hierboven gesteld heeft meenemen
Wat zijn de gevolgen van een toename van de CO2-uitstoot en de NOx-uitstoot door het verhogen van de maximumsnelheid voor het halen van de emissiedoelen op Europees niveau en in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit? Kunt u aangeven welke specifieke knelpunten ontstaan door een verhoging van de CO2- en de NOx-emissies?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid onderzoek te doen naar de effecten op CO2-uitstoot en luchtkwaliteit van de snelheidsverhoging naar 130 km/u op specifieke trajecten en op specifieke tijdstippen, alvorens u overgaat tot een verhoging van de maximumsnelheid op deze trajecten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid de onderzoeken van TNO en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) met indicatieve inschattingen van de gevolgen van de verhoging van de maximumsnelheid voor de CO2-uitstoot naar de Tweede Kamer te zenden?
Zie antwoord vraag 3.
Zijn er meer onderzoeken in verband met de verhoging van de maximumsnelheid uitgevoerd in opdracht van de informateur? Zo ja, over welke aspecten handelen deze onderzoeken? Bent u bereid deze onderzoeken naar de Kamer te zenden?
Er zijn geen andere onderzoeken uitgevoerd in opdracht van dan wel ten behoeve van de informateur.
Afwijken van verkeersvoorschriften door huisartsen |
|
|
|
Bent u bekend met het vonnis van de kantonrechter in Emmen waarin is bepaald dat huisarts C. Edgar uit het Drentse Emmer-Compascuum een boete voor een snelheidsovertreding niet hoeft te betalen?1
Dit vonnis is mij bekend.
Deelt u de mening dat huisartsen in spoedeisende situaties, net als politie, brandweer en ambulancediensten, mogen afwijken van verkeersvoorschriften?
De huidige regelgeving laat niet toe dat huisartsen in spoedeisende situaties afwijken van verkeersvoorschriften. Bestuurders van voorrangsvoertuigen mogen afwijken van het RVV 1990 voor zover de uitoefening van hun taak dit vereist. Een voorrangsvoertuig is – kort gezegd – een motorvoertuig van politie, brandweer, diensten voor spoedeisende medische hulpverlening of andere aangewezen hulpverleningsdiensten dat optische- en geluidssignalen voert om kenbaar te maken dat het een dringende taak vervult. De auto van een huisarts valt daar niet onder. Indien auto’s vann huisartsen aangemerkt zouden worden als voorransgvoertuigen betekent dit dat deze voertuigen uitgerust dienen te zijn met optische- en geluidssignalen. Bovendien dient de branche een opleiding in het gebruik van die signalen te verzorgen.
Vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid is dit echter niet wenselijk. Het aantal voorrangsvoertuigen wordt drastisch uitgebreid: Nederland kent 12 000 huisartsen. Dezen zouden in incidentele gevallen in potentie gevaarzettend gedrag mogen vertonen door in voorkomende gevallen de verkeersregels te negeren. Omdat huisartsen hiermee weinig ervaring zullen opbouwen lijkt de vrees gegrond dart hiermee eerder een gevaar in huis wordt gehaald dan dat er één bezworen wordt.
Bent u bereid het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) hiertoe aan te passen, zodat huisartsen in spoedeisende situaties, onder dezelfde voorwaarden als politie, brandweer en ambulancediensten en daar waar de verkeersituatie het toelaat en andere weggebruikers niet in gevaar worden gebracht, van de voorschriften mogen afwijken?
Hiertoe ben ik niet bereid. Ik wil vasthouden aan het uitgangspunt dat de auto van een huisarts geen voorrangsvoertuig is en dat die zich gewoon aan de verkeersvoorschriften moet houden. Ik ga ervan uit dat in voorkomende gevallen de politie clementie zal hebben met snelheidsovertredingen door artsen tijdens hun taakuitvoering in noodsituaties begaan. Mocht dat niet het geval zijn dan kan de rechter eventueel – zoals ook het geval was bij de Drentse huisarts – de strafvervolging ongedaan maken.
Zo ja, kunt u dan op korte termijn het RVV 1990 wijzigen dan wel de huisartsen als hulpverleningsdienst aanwijzen die onder artikel 29 van het RVV valt? Zo nee, waarom niet?
Gelet om mijn antwoord op uw vragen 2 en 3 zal ik het RVV 1990 op dit punt niet wijzigen.
Het onderzoek van FNV Bondgenoten over de kwaliteit van het taxivervoer voor ouderen en gehandicapten |
|
Richard de Mos (PVV), Willie Dille (PVV) |
|
Bent u bekend met het recente onderzoek van FNV Bondgenoten naar de kwaliteit van het taxivervoer voor ouderen en gehandicapten?1
Ja.
Is het waar dat de problemen in deze sector sinds de marktwerking alleen maar groter zijn geworden?
Ik herken mij niet in het beeld dat de vraag oproept. Deze algemene conclusie kan men (op basis van dit onderzoek) niet trekken.
Bent u bekend met het feit dat gebruikers van het taxivervoer met een 5,4 gemiddeld een onvoldoende geven?
Ik ben bekend met het feit dat in het onderzoek van FNV Bondgenoten naar de tevredenheid van reizigers voor de Regiotaxi en het Wmo-vervoer de reizigers als gemiddeld rapportcijfer een 5.4 gaven.
De ministeries van IenM, VWS en OCW streven naar een kwalitatief hoogwaardig contractvervoer. Hierbij wordt constructief samengewerkt met vervoerders, opdrachtgevers en organisaties die de belangen van cliënten vertegenwoordigen.
Ook FNV Bondgenoten en de ANBO maken deel uit van dit samenwerkingsverband.
In nauwe afstemming met de betrokken organisaties hebben I&M, VWS en OCW een 0-meting laten uitvoeren om de kwaliteit van de verschillende vormen van contractvervoer en de ontwikkeling daarvan te kunnen monitoren. Het betreft een integraal, onafhankelijk en methodologisch verantwoord onderzoek naar de door reizigers beleefde kwaliteit van alle vormen van contractvervoer.
Over de 0-meting bent u in 2010 geïnformeerd (TK 2009–2010, 31 521, nr. 46).
Doordat er voorts een consistente methode wordt gehanteerd, kunnen tevens conclusies worden getrokken over de ontwikkeling van de klanttevredenheid in het afgelopen jaar. Op basis van de 1-meting kan ik samen met OCW en IenM bepalen of de ingezette acties leiden tot de gewenste uitkomst of dat bijsturing noodzakelijk is.
FNV, FNV Bondgenoten en ANBO hebben er voor gekozen om los van de hiervoor genoemde 0- en 1-meting van «De kwaliteit in het contractvervoer» zelfstandig onderzoek te doen onder gebruikers van de Regiotaxi en WMO-vervoer. In het onderzoek wordt samenvattend geconcludeerd dat de gemiddelde klanttevredenheid beduidend lager ligt dan die van de eerder, in opdracht van I&M, VWS en OCW, uitgevoerde 0-meting. In het rapport van FNV, FNV Bondgenoten en ANBO wordt verantwoording afgelegd over de gekozen onderzoeksmethode. Hieruit wordt duidelijk dat het onderzoek «De Contractvervoermeter» niet als representatief kan worden aangemerkt. Er is dan ook geen aanleiding om de resultaten van beide onderzoeken te vergelijken.
Dit neemt niet weg dat een kwalitatief hoogwaardig contractvervoer, te monitoren door middel van de mate tevredenheid van de reizigers, onverminderd van belang blijft. Het gaat immers om een kwetsbare doelgroep waarvoor deze voorzieningen essentieel zijn om volwaardig mee te doen in de samenleving.
Dat geldt niet alleen voor de Regiotaxi en het Wmo-vervoer, maar ook voor het Zittend ziekenvervoer, AWBZ vervoer, Leerlingenvervoer en het Bovenregionaal sociaalrecreatief vervoer (Valys).
Wat vindt u van de uitkomst van het onderzoek namelijk dat 60% van de respondenten de ritten onnodig lang vindt duren, 51% vaak of heel vaak problemen heeft en 46% ontevreden is over de klachtenregeling?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat dit schokkende cijfers zijn, die vragen om een snelle en daadkrachtige aanpak van de problemen in het taxivervoer voor ouderen en gehandicapten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u het standpunt dat kostenweging niet het enige criterium moet zijn bij de aanbestedingen voor contractvervoer? Zo nee, waarom niet?
Ja. Kosteneffectiviteit is en blijft een belangrijk uitgangspunt bij aanbestedingen. Er zijn daarnaast echter ook andere relevante criteria zoals veiligheid, betrouwbaarheid, comfort, punctualiteit klachtenafhandeling en ritduur.
Bent u bereid met spoed te zorgen voor wettelijke kwaliteitseisen met betrekking tot de aanbestedingen voor contractvervoer? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Strooizout op rantsoen |
|
Léon de Jong (PVV) |
|
Bent u bekend met de berichten «A7 dicht door gladheid»1 en «Strooizout nu al op rantsoen»?2
Ja, die berichten ken ik. Overigens heb ik met verbazing kennis genomen van berichten dat een groot aantal gemeenten ondanks de ervaringen van de winter van 2009–2010 aan het begin van het strooiseizoen 2010–2011 geen contract met een zoutleverancier had afgesloten. Ook heb ik kennis genomen van berichten dat gemeenten in de afgelopen periode grote hoeveelheden strooizout gratis hebben uitgedeeld aan hun inwoners.
Deelt u de mening dat de veiligheid van automobilisten voorop moet staan en dat derhalve de verhoging van de hoeveelheid strooizout bij Rijkswaterstaat van 60 000 ton naar 90 000 ton3, zeker met de vorige winter in ons achterhoofd toen er maar liefst 191 000 ton strooizout is gebruikt, onvoldoende is om het hoofdwegennet de hele winter door ijsvrij te houden? Zo nee, waarom niet?
Uiteraard vindt gladheidsbestrijding op het hoofdwegennet plaats met het oog op de veiligheid van de weggebruiker. Daarnaast dient gladheidsbestrijding ook om de doorstroming op de wegen en de bereikbaarheid te continueren. De startvoorraad strooizout van Rijkswaterstaat, dat wil zeggen de hoeveelheid zout die Rijkswaterstaat op 1 november van elk jaar in de loodsen heeft liggen, is met ingang van dit jaar structureel verhoogd van 60 000 naar 90 000 ton. Ik acht die starthoeveelheid voldoende, omdat in de contracten met de leveranciers is opgenomen dat Rijkswaterstaat nog eens 120 000 ton kan bijbestellen. Daarnaast bestaat dan altijd de mogelijkheid om eventueel buiten de reguliere contracten om extra zout in te kopen in binnen- en buitenland. Gelet op de vroege inval van het winterweer dit seizoen en het feit dat de leveranciers hun contractuele verplichtingen niet volledig na kunnen komen, maakt Rijkswaterstaat van die mogelijkheid gebruik om gesteld te staan voor de rest van het winterseizoen.
Waarom is er geen grotere voorraad strooizout aangelegd door Rijkswaterstaat om zo de wegen, tijdens de mogelijk strenge winters van de komende jaren, ijsvrij te houden?
Zie mijn antwoord bij vraag 2 voor uitleg over de strooizoutvoorraad bij Rijkswaterstaat.
Wat is de verklaring voor het feit dat u er niet in bent geslaagd om cruciale hoofdwegen ijsvrij te maken? Is er überhaupt wel gestrooid op de A7 en andere wegen als de A4 en de A5 waar automobilisten geconfronteerd werden met een ware ijsbaan? Zo nee, waarom niet?
De plaatselijke gladheid zoals die in de ochtend van 7 december 2010 ontstond op de A4, de A5 en de A7 was helaas niet te voorkomen. Op de betreffende wegvakken waren wel degelijk preventieve strooiacties uitgevoerd, waarvan de laatste die ochtend om 5.00 uur was afgerond. Vervolgens condenseerde lokaal dichte mist op wegdekken waarvan de temperatuur beneden het vriespunt lag. Dat was een zeer ongelukkig tijdstip, omdat er tussen 5.00 uur en 5.30 uur nog onvoldoende verkeer op de weg was om het zout goed met het gecondenseerde vocht te doen mengen. Hierdoor kon binnen een tijdsbestek van luttele minuten een ijslaag boven op het gestrooide zout ontstaan. Toen om 5.30 uur de eerste meldingen van glijd- en slippartijen van voertuigen binnen kwamen, heeft Rijkswaterstaat met het oog op de verkeersveiligheid direct maatregelen genomen. De A5 (van Zaandorp tot De Hoek) en de A7 (in beide rijrichtingen van Zaandam tot Medemblik) werden afgesloten en er zijn omleidingsroutes ingesteld. Nadat de bij de aanrijdingen betrokken voertuigen waren geborgen en de wegdekken ijsvrij waren gemaakt, zijn beide wegen rond 9.00 weer voor het verkeer vrijgegeven. De A4 is niet dicht geweest, hier kon worden volstaan met gladheidsbestrijding en een snelheidsbeperking.
Is het, aangezien heel Europa gebukt gaat onder een «horrorwinter»4, nog mogelijk extra strooizout in te slaan? Zo ja, bent u dan voornemens alles in het werk te stellen om extra strooizout in te slaan? Zo nee, waarom niet?
Ja, het is mogelijk om extra strooizout in te slaan. Rijkswaterstaat koopt op de nationale en internationale markt extra zout in, niet alleen om de eigen voorraden op peil te houden maar ook voor doorlevering aan de decentrale wegbeheerders die met een tekort kampen.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat het hoofdwegennet, gezien de situaties die zich de afgelopen weken voordeden klaarblijkelijk niet winterklaar is? Zo ja, bent u bereid actie te ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Ik acht die mening vooralsnog ongegrond, omdat de gladheid die zich heeft voorgedaan niet voorkomen had kunnen worden.
Kunt u inzicht geven in de directe en indirecte schade voor de Nederlandse economie als gevolg van het winterse weer van de afgelopen weken? Zo ja, kunt u dat uiteenzetten? Zo nee, waarom niet?
Winterweer is een jaarlijks terugkerend en niet te beïnvloeden fenomeen en behoort tot de normale omstandigheden voor de Nederlandse economie. Het is dan ook weinig zinvol om te spreken over economische schade als gevolg van het winterse weer.
Een uitspraak van de Nationale Ombudsman over de afhandeling van bezwaren tegen Maastricht Aachen Aiport |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Kent u de uitspraak van de Nationale Ombudsman inzake de afhandeling van de 780 op 13 februari 2008 door de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State gegrond verklaarde bezwaren tegen de uitbreiding van Maastricht Aachen Airport (MAA)?1
Ik ken het rapport betreffende een klacht over het nog niet opnieuw nemen van een beslissing op bezwaar tegen het Aanwijzingsbesluit Luchtvaartterrein Maastricht Aachen Airport.
Waarom wacht u al bijna drie jaar met het nemen van een nieuwe beslissing op deze bezwaarschriften, wat nodig is omdat de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uw beslissing vernietigde? Wanneer mogen de indieners uw beslissing verwachten?
Op 13 februari 2008 heeft de Raad van State een uitspraak gedaan over negen beroepschriften tegen het besluit dat door het bevoegde gezag was genomen inzake bezwaren die waren ingebracht tegen het op 27 december 2004 vastgestelde Aanwijzingsbesluit voor het luchtvaartterrein Maastricht Aachen Airport. De bestuursrechter heeft naar aanleiding van een aantal ingebrachte beroepsgronden destijds het besluit op bezwaar vernietigd. Dit heeft ertoe geleid dat niet alleen ten aanzien van een aantal beroepsgronden uit de negen beroepschriften opnieuw moet worden geoordeeld, maar over alle tijdens de bezwaarprocedure ingebrachte bezwaren.
De vernietiging door de Raad van State heeft tot gevolg dat een volledige heroverweging van het besluit moet worden gemaakt op basis van de huidige situatie. Dit betekent dat alle onderzoeken die aan een besluit ten grondslag liggen opnieuw moeten worden uitgevoerd aan de hand van gegevens en normen die zo actueel mogelijk zijn. Daar komt bij dat ook de uitgangspunten van de aanvraag door het verloop van de tijd zijn veranderd. De uitkomsten van het nieuw uitgevoerde onderzoek naar de externe veiligheid heeft de exploitant aanleiding gegeven om de aanvraag aan te passen door het verkeer te reduceren om daarmee de gevolgen van de aanvraag met betrekking tot de externe veiligheid te verminderen. Ondanks de reductie ben ik wederom genoodzaakt geweest om de diverse milieu-onderzoeken opnieuw uit te voeren met als uitgangspunt dit gewijzigde gebruik, aangezien deze anders niet zouden aansluiten bij de herziene aanvraag van de exploitant.
De Nationale Ombudsman signaleert terecht dat hiermee het vereiste van voortvarendheid in het geding is. Dit is mede een gevolg van de wetgeving zoals die gold op het moment dat het oorspronkelijke besluit in 2004 genomen is. Inmiddels is de afgelopen jaren een aantal stappen gezet om de wetsystematiek te moderniseren door aanpassing van de Algemene wet bestuursrecht per 1 juli 2005 (die regelt dat een bezwaarschriftprocedure niet meer nodig is), door de regelgeving voor burger- en militaire luchthavens per 1 november 2009 (waardoor aan een luchthavenbesluit geen structuurvisie meer ten grondslag hoeft te liggen) en door de Crisis- en herstelwet die een versnelde behandeling van beroepen mogelijk maakt. Deze wijzigingen zijn evenwel niet van toepassing op onderhavig besluit aangezien het oorspronkelijke besluit dateert van voor de genoemde wijzigingen van de wetgeving.
Voor het nemen van een nieuwe beslissing op bezwaar inzake het Aanwijzingsbesluit voor het luchtvaartterrein Maastricht Aachen Airport zie ik tegen deze achtergrond de volgende stappen. Ik ben voornemens om spoedig een belangrijke stap richting een nieuw besluit op de eerder ingediende bezwaren te nemen. In januari 2011 zullen de beschikbare geactualiseerde onderzoeken (zoals geluid en externe veiligheid) ter inzage worden gelegd. Het onderzoek naar de effecten voor de luchtkwaliteit op basis van de herziene aanvraag van de exploitant vergt meer tijd en zal enkele maanden later ter inzage gelegd worden. Conform de bepalingen van de Algemene Wet Bestuursrecht zullen bezwaarmakers vervolgens in de gelegenheid worden gesteld om hun bezwaargronden desgewenst aan te vullen. Het streven is erop gericht de periode voor het indienen van eventuele aanvullende bezwaargronden in het voorjaar af te ronden met een hoorzitting. Daarna zal in de zomer van 2011 door mij op alle ingebrachte (eventueel aangevulde) bezwaren worden beslist.
Waarom hebben de indieners van de bezwaren na de uitspraak van de Nationale Ombudsman op 28 oktober 2010 nog niet van u gehoord?
Op 23 december 2010 hebben de bezwaarmakers een brief ontvangen waarin ik hen op de hoogte heb gesteld van de stand van zaken van de beslissing op bezwaar en het verdere proces en planning.
Wat is uw reactie op de forse kritiek die de ombudsman heeft op uw gebrek aan voortvarendheid en de zeer gebrekkige wijze waarop u met de bezwaarmakers (burgers, gemeenten, (milieu)organisaties) communiceert?
Voor wat betreft de voortvarendheid van besluitvorming zie de antwoorden op de vragen 2 en 5.
In reactie op zijn oordeel en aanbevelingen heb ik de Nationale Ombudsman op 17 december 2010 geïnformeerd over de stand van zaken, de planning van het verdere proces en mijn voornemen om zo spoedig mogelijk richting alle bezwaarmakers te communiceren. Aan dit voornemen heb ik inmiddels invulling gegeven, in aansluiting op vier eerdere brieven met informatie aan alle bezwaarmakers in de periode 2008–2009.
Hoe verhoudt uw handelswijze zich tot uw wens juist voort te maken met ruimtelijke procedures en de recente aanscherpingen van diverse wetten om de duur van procedures te bekorten, waarbij met name de inspraak en beroepsmogelijkheden voor burgers werden ingeperkt en verkort?
«De overheid heeft tot taak om voortvarend te handelen», zo stelt de Nationale Ombudsman in zijn rapport met het oog op de besluitvorming over de inpassing van luchthavens in de omgeving.
In lijn met het advies van de Commissie Elverding over snellere en betere besluitvorming is mijn inzet er op gericht om de weging van belangen nadrukkelijker aan de «voorkant» van de besluitvorming in een zorgvuldig proces met de omgeving te laten plaatsvinden. De Alderstafels rond Schiphol, Eindhoven en Lelystad zijn daar praktijkvoorbeelden van. Na parlementaire toetsing van de besluiten die na een dergelijk proces genomen zijn, kan dan in de formeel-juridische procedure belangrijke winst geboekt worden. Daar is de voortvarendheid bij gebaat, maar ook de gewenste duidelijkheid richting de omgeving.
In het antwoord op vraag 2 heb ik aangegeven dat er afgelopen jaren belangrijke stappen zijn gezet in de regelgeving om de gewenste voortvarende en duidelijkheid scheppende besluitvormingsprocessen te faciliteren, maar ik heb ook aangegeven dat we er nog niet zijn. In de beleidsbrief Infrastructuur en Milieu van eind vorig jaar is aangegeven dat begin dit jaar een wetsvoorstel tegemoet kan worden gezien om de Crisis- en herstelwet permanent te maken. In de één dezer dagen aan u te zenden «Actualisatie Luchtvaartnota» geef ik aan dat ik in het kader van de gewenste voortvarendheid ernaar streef vereenvoudiging van procedures, zoals voorgesteld in het amendement Haverkamp, te bespoedigen, waarbij ik de mogelijkheid van de Crisis- en herstelwet wil betrekken.
Ik realiseer me dat er niet alleen ten aanzien van Maastricht Aachen Airport, maar ook ten aanzien van andere regionale luchthavens van nationale betekenis op dit moment langjarige procedures lopen. Ik constateer ook dat de stappen die in de modernisering van de wetgeving in de afgelopen jaren zijn gezet in een aantal gevallen nog te weinig soelaas voor deze lopende procedures bieden. Vanwege het moment waarop het primaire besluit genomen is, zijn nog niet alle moderniseringen van toepassing. Het rapport van de Nationale Ombudsman maakt duidelijk dat dit ongewenste effecten kan hebben qua voortvarendheid en duidelijkheid richting de omgeving. Ik zal bezien of er mogelijkheden zijn om de volledige toepassing van de gemoderniseerde wetgeving op de besluitvorming voor regionale luchthavens van nationale betekenis te bespoedigen.
Strooizout op rantsoen |
|
Arie Slob (CU) |
|
Kent u het bericht «Strooizout nu al op rantsoen»?1
Ja, dat bericht ken ik. Overigens heb ik met verbazing kennis genomen van berichten dat een groot aantal gemeenten ondanks de ervaringen van de winter van 2009–2010 aan het begin van het strooiseizoen 2010–2011 geen contract met een zoutleverancier had afgesloten. Ook heb ik kennis genomen van berichten dat gemeenten in de afgelopen periode grote hoeveelheden strooizout gratis hebben uitgedeeld aan hun inwoners.
Is het waar dat de zoutvoorraad van Rijkswaterstaat 90 000 ton bedraagt? Is dit voldoende, gezien het feit dat in de winter van 2009/2010 ruim 191 000 ton zout is gestrooid op het landelijke wegennet?
De startvoorraad strooizout, dat wil zeggen de hoeveelheid zout die Rijkswaterstaat op 1 november van elk jaar in de loodsen heeft liggen, is met ingang van dit jaar structureel verhoogd van 60 000 naar 90 000 ton. Ik acht die starthoeveelheid voldoende, omdat in de contracten met de leveranciers is opgenomen dat Rijkswaterstaat nog eens 120 000 ton kan bijbestellen. Daarmee kan Rijkswaterstaat binnen de reguliere contracten in de nu lopende winter dus in beginsel beschikken over 210 000 ton strooizout. Daarnaast bestaat dan altijd de mogelijkheid om eventueel buiten de reguliere contracten om extra zout in te kopen in binnen- en buitenland. Gelet op de vroege inval van het winterweer dit seizoen en het feit dat de leveranciers hun contractuele verplichtingen niet volledig na kunnen komen, maakt Rijkswaterstaat van die mogelijkheid gebruik om gesteld te staan voor de rest van het winterseizoen.
Hoeveel wegbeheerders nemen inmiddels deel aan het systeem van zoutloketten en hoeveel wegbeheerders zijn hier niet bij aangesloten?2
Alle wegbeheerders kunnen deelnemen aan het systeem van zoutloketten. In totaal hebben 325 partijen van die mogelijkheid gebruik gemaakt, hetgeen neerkomt op circa 70 procent van het totale aantal wegbeheerders.
Herinnert u zich de motie-Van Gent/Koopmans3 over het bevorderen van het gebruik van alternatieve strooimiddelen op lokale wegen? Wat is het resultaat van uw gesprek met decentrale overheden over het gebruik van alternatieve strooimiddelen?
Ja, ik herinner me de motie. Rijkswaterstaat en vertegenwoordigers van decentrale overheden hebben na afloop van de winter 2009–2010 meermaals over het gebruik van alternatieve strooimiddelen op lokale wegen gesproken. Daarbij is gebleken dat decentrale overheden bezwaren hebben tegen middelen als pekel, zand, grind of gravel. In essentie gaat het om de kosten die verbonden zijn aan investeringen in apparatuur die geschikt is om die middelen te strooien, en om de kosten die verbonden zijn aan het schoonmaken van de riolering indien het zand, grind of gravel tot verstopping mocht leiden. Desalniettemin heeft Rijkswaterstaat recent afspraken gemaakt met Akzo Nobel, waardoor wegbeheerders van dat bedrijf pekelwater kunnen betrekken. Omdat elke wegbeheerder zelf verantwoordelijk is voor de gladheidsbestrijding op de wegen in zijn gebied is het aan de decentrale overheden om de afweging te maken welke strooimiddelen worden ingezet.
Waarom is het via de zoutloketten te verdelen strooizout alleen bestemd voor het NDW+-netwerk: het hoofdwegennet, de belangrijkste provinciale wegen en de belangrijkste gemeentelijke wegen alsmede de calamiteitenroutes? Deelt u de mening dat aan dit rijtje tenminste de fietssnelwegen en (HOV)busbanen toegevoegd moeten worden?
Het systeem van zoutloketten is uitdrukkelijk bedoeld als een beheersmaatregel op het moment dat sprake is van een landelijk dreigend strooizouttekort. Het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Unie van Waterschappen (UvW) en ik zijn overeengekomen dat het op dat moment schaarse zout zo effectief mogelijk moet worden ingezet en bestemd moet zijn voor de belangrijkste wegen in ons land.
De HOV-busbanen maken integraal deel uit van het NDW+-netwerk. Dit geldt niet voor fietssnelwegen. Het strooien van zout op relatief weinig bereden wegdekken is in de regel weinig effectief om gladheid te bestrijden. Het zout kan dan namelijk niet goed mengen met het vocht en soms zelfs de gladheid doen toenemen. Op fietspaden is het strooien van alternatieven zoals zand dan ook veel effectiever.
Wat is het resultaat van de bespreking in het Nationaal Mobiliteitsberaad over het strooien op fietspaden?4
In het Nationaal Mobiliteitsberaad hebben IPO, VNG, UvW en mijn voorganger gezamenlijk vastgesteld dat het strooien van zout op fietspaden slechts een beperkt effect heeft. Juist daarom is de inzet van andere strooimiddelen, zoals zand of pekel, van belang. Lang niet alle wegbeheerders hebben zich voorbereid op het met zand of pekel bestrijden van gladheid op fietspaden, omdat zij opzien tegen mogelijke vervuiling van de riolering door zand of tegen de kosten van investeringen in apparatuur waarmee pekel gestrooid kan worden.
Klopt het dat het kabinet de maximumsnelheid naar 130 km/h verhogen wil?1
Ja.
Kan hier voor het meten van de voortgang als indicator «kilometers baanvak waar 130 km/h geoorloofd is» gehanteerd worden? Zo nee, wat is de indicator die het kabinet wil hanteren?
Wat is op basis van deze indicator de doelstelling voor het kabinet?
Wat zijn de tussendoelen voor deze doelstelling op 31 december in 2011, 2012, 2013, 2014 en 2015?
Wat gaat het kabinet doen om deze doelstelling te bereiken?
Wanneer gaat het kabinet dit doen?
Welke instrumenten en middelen zijn er beschikbaar om deze doelen te bereiken?
Op basis van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) kan ik op grond van een experimentverkeersbesluit experimenteren met dynamische maximumsnelheden. Met het hierboven genoemde experiment heb ik van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.
Verder heb ik bij regeling van 7 februari jl.2 de Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens zodanig gewijzigd, dat met behulp van verkeersbord A1 of A33 op autosnelwegen tevens een maximumsnelheid van 130 km/h kan worden ingesteld.
Uit het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) volgt daarnaast op dit moment de verkeersregel dat de maximumsnelheid op autosnelwegen 120 km/h is. Die verkeersregel kan ik zodanig wijzigen dat de maximumsnelheid op autosnelwegen 130 km/h wordt. Over deze mogelijke wijziging zal ik dit jaar een besluit nemen.
In mijn brief van 11 februari heb ik aangegeven dat het mijn ambitie is om de maximumsnelheid overal te verhogen waar dat mogelijk is, zonder dat daarvoor grote investeringen nodig zijn.
Op welke manier en wanneer gaat het kabinet jaarlijks verantwoording afleggen?
Het kabinet zal bij de begrotingsbehandeling verantwoording afleggen.
Het ten onrechte opslaan van kentekengegevens van burgers |
|
Magda Berndsen (D66), Gerard Schouw (D66) |
|
Klopt de strekking van het bericht «Opstelten wil gangen van automobilisten vastleggen»?1
Er wordt momenteel een wetsvoorstel voorbereid dat het mogelijk maakt om ten behoeve van de opsporing van strafbare feiten gedurende een beperkte periode kentekengegevens te bewaren die zijn verkregen door gebruik van Automatic Number Plate Recognition (ANPR). In het aangehaalde artikel worden conclusies getrokken die ik niet deel. De belangen van enerzijds de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en anderzijds de opsporing van strafbare feiten kunnen – mits voorzien wordt in een goede regeling – beiden worden gediend. Met goede waarborgen – bijvoorbeeld wat betreft het gebruik van gegevens – kan de persoonlijke levenssfeer voldoende worden beschermd. Dit hoeft niet ten koste te gaan van de effectiviteit van ANPR als opsporingsinstrument. Dergelijke waarborgen zullen bij de nieuwe regelgeving worden betrokken.
Wat is uw reactie op de constatering dat u te gemakkelijk omspringt met het opslaan van gegevens van onschuldige burgers?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe vaak worden er fouten gemaakt bij het opslaan van kentekengegevens? Wat zijn hier de consequenties van?
De kans op fouten bij de opslag is minimaal. In de praktijk komt het soms voor dat bij het omzetten van het kenteken op de foto een letter of cijfer in het kenteken door vervuiling van de kentekenplaat niet juist wordt weergegeven in tekst. In geval van een hit vindt daarom, voordat de politie tot actie overgaat, aan de hand van de gemaakte foto een visuele controle plaats op de juiste omzetting van het kenteken naar computerschrift. Indien deze omzetting onjuist is gebleken is geen sprake van een hit en gaat de politie niet tot actie over. De betreffende gegevensset wordt daarop verwijderd.
Wanneer gaat u de Kamer informeren over de details van uw voorstel? Kan de Kamer van u verwachten dat u haar informeert wat de feitelijke consequenties van uw voorstel zullen zijn, zoals het aantal kentekens dat wordt opgeslagen? Gebaseerd op de huidige situatie, wat is het te verwachten aantal hits en no-hits? Op welke trajecten gaan kentekens geregistreerd worden?
Het wetsvoorstel zal in januari 2011 in consultatie worden gegeven. Het streven is erop gericht het wetsvoorstel in maart of april 2011 ter advisering aan de Raad van State voor te leggen. Naar verwachting kan het wetsvoorstel voor de zomer bij de Tweede Kamer worden ingediend. De verschillende aspecten die van belang zijn voor de beoordeling van het wetsvoorstel – zoals punten die in de gestelde vragen worden genoemd – zullen hierbij aan de orde komen.
Omdat de aantallen kentekens en de aantallen hits en no-hits fluctueren, afhankelijk van bijvoorbeeld tijdstip en locatie, zijn deze aantallen niet precies aan te geven. Bij behandeling van het wetsvoorstel zullen wij u verder informeren over verwachtingen omtrent het aantal hits en no-hits en over de trajecten waar al dan niet kentekens geregistreerd gaan worden.
Wat is uw reactie op de mogelijkheid van het lekken van een dergelijke databank?
De technische beveiliging van de databank voor passagegegevens zal voldoen aan de binnen de politie geldende eisen zoals deze ook gelden voor bijvoorbeeld het Geautomatiseerd Opsporingsregister (OPS) en het Herkenningsdienstsysteem (HKS). Daarnaast is toegang tot de gegevens geprotocolleerd en voorbehouden aan die medewerkers die hiervoor zijn geautoriseerd. Van elke toegang tot de gegevens zal worden gelogd welke gegevens zijn bevraagd, wat hiertoe de aanleiding was en door wie de bevraging is uitgevoerd. De politie neemt dus afdoende maatregelen om onbevoegd gebruik van opgeslagen gegevens te voorkomen.
Wat is uw reactie op de in het artikel genoemde mogelijkheid dat deze databanken interessant kunnen zijn voor hackers, met name in het licht van de recent gebleken kwetsbaarheid van door de overheid opgeslagen gegevens zoals de casus WikiLeaks duidelijk heeft gemaakt?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe verhoudt uw voorstel zich tot de eerdere kritiek van het College bescherming persoonsgegevens (Cpb) dat door het niet direct vernietigen van no-hits iedere automobilist die over een traject rijdt waar de politie automatische kentekenherkenning toepast als potentiële verdachte in de politiebestanden terecht komt en dat dit in strijd is met de wet en een onrechtmatige inbreuk is op de persoonlijke levenssfeer van de automobilist, alsook de conformering van het vorige kabinet aan de bevindingen van het Cbp?2
Zie antwoord vraag 4.
Hoe verhoudt uw voorstel zich tot de in het rapport van de commissie Brouwer-Korf, «Gewoon doen, beschermen van veiligheid en persoonlijke levenssfeer» genoemde criterium voor de afweging tussen veiligheid en privacy om het werken met persoonsgegevens tot het noodzakelijke minimum beperken?3
Zie antwoord vraag 4.
Hoe verhoudt uw voorstel zich tot de in het Regeerakkoord uitgesproken doelstelling om voorgenomen maatregelen inzake opslag, koppeling en verwerking van persoonsgegevens zoveel mogelijk te voorzien van een horizonbepaling en bij de voorbereiding nadrukkelijk te toetsen aan effectiviteit?4
Zie antwoord vraag 4.
Wat is de stand van zaken betreffende de in het regeerakkoord aangekondigde meldplicht voor alle diensten van de informatiemaatschappij, waaronder de overheid, in geval van verlies, diefstal of misbruik van persoonsgegevens waarbij alle datalekken worden gemeld aan de nationale toezichthouder die boetes kan opleggen indien de meldplicht niet wordt nageleefd? Deelt u de mening dat deze meldplicht eerst uitgewerkt moet worden, voordat de overheid een nieuwe database met persoonsgegevens gaat inrichten?4
Ik streef ernaar om in het wetsvoorstel een meldplicht, als in het regeerakkoord aangekondigd, op te nemen. Ik ben niet van mening dat ontwerp en inrichting van nieuwe gegevensverzamelingen bij de overheid principieel zou moeten worden opgeschort tot de regeling van de meldplicht in de wet is opgenomen. Wanneer er een noodzaak tot een nieuwe gegevensverzameling bestaat, zal die moeten worden gestart. Ik breng daarbij in herinnering dat de geldende Wet bescherming persoonsgegevens reeds thans een beveiligingsverplichting bevat die zonodig met een dwangsom kan worden gehandhaafd. Ook kunnen dwingende eisen van Europees recht ten grondslag liggen aan de inrichting van een nieuwe gegevensverzameling voordat de meldplicht definitief is geregeld. Inrichting van nieuwe gegevensverzamelingen zal, met inachtneming van de uitgangspunten die het regeerakkoord daarover geeft, van geval tot geval moeten worden bezien.
Hoe verhoudt uw ambitie om het wetsvoorstel nog dit kalenderjaar in te dienen zich tot het feit dat de onderzoeksresultaten van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) over het meer en beter inzetten van technische toepassingen ten behoeve van opsporing dat in medio 2011 verwacht wordt? Deelt u de mening dat deze resultaten afgewacht moeten worden voordat u met een wetsvoorstel kunt komen?
In het wetsvoorstel dat wordt voorbereid zal een onderbouwing worden opgenomen van het belang van het vastleggen en bewaren van kentekengegevens voor de opsporing van strafbare feiten. Het WODC onderzoek zal naar ik verwacht aanvullende relevante informatie opleveren die bovendien kan worden betrokken bij de implementatie van de wettelijke regeling en het in de praktijk verder ontwikkelen van deze vorm van ANPR. Daarnaast zal het WODC naar verwachting aangrijpingspunten opleveren voor de beoordeling van de praktische toepassing van ANPR op basis van de nieuwe wettelijke voorziening.
Hoe verhouden uw plannen zich tot de studie van het Rathenau instituut, waarin geconcludeerd wordt «dat het toenemend gebruik van databases in onze gedigitaliseerde samenleving niet zonder risico’s is en dat we lessen moeten trekken uit de ervaringen die daarmee tot nu toe zijn opgedaan.»?5 Welke lessen trekt u uit de ervaringen die de Nederlandse overheid tot nu toe heeft met de opslag van gegevens in databases? Welke lessen trekt u uit de recente kwetsbaarheid van de bescherming van gegevens door de overheid, zoals deze is gebleken uit de casus WikiLeaks?
Ik deel de conclusie van het Rathenau instituut dat het gebruik van databanken niet zonder risico’s is. De lessen die het Rathenau instituut trekt voor een doordacht ontwerp van databanken, zoals adequate bescherming van de gegevens, inzage- en correctierechten voor burgers en helder omschreven verzameldoelen en doelbinding zijn grotendeels ook wettelijk vastgelegd in bijvoorbeeld de Wet Bescherming Persoonsgegevens en de Wet politiegegevens. Ook bij het verzamelen en verwerken van kentekengegevens zullen deze wettelijke vereisten in acht worden genomen. Ik ben mij ervan bewust dat het verzamelen van veel informatie in databanken het risico van datalekken met zich mee brengt. Om datalekken tegen te gaan is in het regeerakkoord opgenomen dat het kabinet met een voorstel komt voor een meldplicht bij datalekken. Zie daaromtrent het antwoord op vraag 10.
Klopt het dat het kabinet investeert in binnenvaart om wegen en milieu te ontlasten?1
Ja.
Wat is het exacte doel, uitgedrukt in meetbare indicatoren?
Het kabinet richt zich met haar investeringen in de binnenvaart op het toekomstvast realiseren van betrouwbare reistijden op goed gedimensioneerde vaarwegen en het creëren van de juiste randvoorwaarden ter verbetering van de veiligheid en duurzaamheid.
Als indicatoren worden gehanteerd: het percentage schepen dat binnen de normtijd een sluis passeert, het percentage van de tijd dat de vaarweg voldoet aan de zgn. CEMT-normen van die specifieke vaarweg, de emissies van schepen en het aantal significante ongevallen op vaarwegen.
Voor de vaarwegen wordt gemonitord op het percentage van de tijd dat de vaarweg voldoet aan de normen, in combinatie met voortgangsinformatie over MIRT-projecten voor onderhoud en aanleg. Dat zegt iets over de effectiviteit van verbeteringsmaatregelen aan de vaarwegen. Daarnaast wordt gemonitord op het aantal uitgevoerde inspecties en de naleving door schepen van regelgeving op het gebied van veiligheid en emissies.
Welke effect- en prestatie-indicatoren worden gehanteerd?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is het uitgangspunt (nulmeting) per 1 januari 2011 uitgedrukt in deze meetbare indicatoren?
Hiervoor verwijs ik naar het Jaarverslag (dat de Kamer in mei 2011 zal ontvangen) en de jaarlijkse veiligheidsbalans en het Meerjarenjarenplan van de Inspectie.
Wat zijn de tussendoelen voor deze doelstelling op 31 december in 2011, 2012, 2013, 2014 en 2015?
Voor de bereikbaarheid van vaarwegen worden jaarlijkse streefwaarden geformuleerd. In de begroting zijn die in artikel 34 van hoofdstuk XII en artikel 15 van het Infrafonds voor de jaren 2011 en 2012 te vinden. Aan de streefwaarden en de indicatoren voor de periode daarna wordt gewerkt. Verder zijn mijlpalen voor het wegwerken van het achterstallig onderhoud (2016) en van MIRT-projecten in het MIRT-projectenboek 2011 vermeld. Voor de veiligheid op de binnenwateren zullen in de begroting 2012 streefwaarden worden ontwikkeld, mede op basis van het advies van het Comité Binnenvaartveiligheid.
Wat gaat het kabinet doen om deze doelstelling te bereiken?
Ik zal de komende jaren op verschillende manieren in de vaarweginfrastructuur investeren.
Ik zal het programma voor het wegwerken van achterstallig onderhoud onverkort uitvoeren. Dat is in 2016 klaar. In deze kabinetsperiode is er ca. € 1,5 miljard beschikbaar voor onderhoud aan vaarwegen. Daarnaast speel ik in op de verwachte groei in het goederenvervoer door capaciteitsknelpunten op achterlandverbindingen over het water aan te pakken. Tot 2020 is daarvoor circa € 3 miljard beschikbaar. Tevens investeer ik in de periode tot 2013 ca. € 100 miljoen in verkeersmanagement op de vaarwegen ten behoeve van het beter benutten van de vaarwegen. Tot slot zet ik de huidige kwaliteitsimpuls van binnenhavens voort.
Wanneer gaat het kabinet dit doen?
Voor de vaarwegen verwijs ik daarvoor naar het MIRT-projectenboek en de Infrafondsbegroting, waarin alle mijlpalen staan vermeld. Voor het overige verwijs ik naar de antwoorden op vraag 5 en 6.
Welke instrumenten en middelen zijn er beschikbaar om deze doelen te bereiken?
Voor de vaarwegen zijn de budgetten in het Infrafonds beschikbaar, evenals de inzet van RWS/IVW-personeel voor inspecties, handhaving en incident-management. In internationaal verband (CCR/EU) wordt gewerkt aan vooruitstrevend bronbeleid aan motoren en technische regelgeving van schepen.
Kan worden toegelicht hoe de bezuiniging van 300 miljoen euro op de jeugdzorg zich verhoudt tot een verbetering van de effectiviteit?
Deze vraag ligt buiten het terrein van het ministerie van Infrastructuur en Milieu en zal ik doorverwijzen naar mijn collega-ambtsgenoot.
Op welke manier en wanneer gaat het kabinet jaarlijks verantwoording afleggen?
Dat wordt in de begrotingscyclus meegenomen en derhalve in de verantwoordingen van IenM (hoofdstuk 12 en Infrastructuurfonds) verwerkt.
Verplichte winterbanden voor professioneel personenvervoer |
|
Jacques Monasch (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Busjes nog op zomerbanden»?1
Ja.
Wat is uw mening over het feit dat de meeste scholieren- en gehandicaptenbusjes en bel- en regiotaxi’s in het Noorden geen winterbanden hebben, ondanks het feit dat er begin dit jaar in Drenthe een ernstig ongeluk is gebeurd met een schoolbusje dat geen winterbanden had?
Ik vind het jammer dat niet alle taxi’s en taxibusjes voor speciaal vervoer (contractvervoer) winterbanden hebben. Mede naar aanleiding van het ongeval bij Erica heeft voormalig minister Eurlings het gebruik van winterbanden nog eens sterk aangeraden. In de handboeken «professioneel aanbesteden» van contractvervoer is deze aanbeveling opgenomen als een belangrijk veiligheidsaspect. Dit is onder de aandacht van opdrachtgevers en opdrachtnemers gebracht. Maar opdrachtgevers – vaak gemeenten – en opdrachtnemers zijn zelf verantwoordelijk voor de uitvoering hiervan.
Is het waar dat de vervoerder zelf mag invullen wat onder de eis «veilig» wordt verstaan en dat het de verantwoordelijkheid van vervoersbedrijven zelf is om winterbanden te gebruiken?
Zie het antwoord op vraag 2.
Waarom willen de opdrachtgevers niet het hele wagenpark in Noord-Nederland van winterbanden voorzien? Wordt het wagenpark in de rest van Nederland wel door opdrachtgevers voorzien van winterbanden? Zo nee, waarom niet?
Opdrachtgevers zijn zelf verantwoordelijk voor de inhoud van een bestek voor aanbesteding. Zij kunnen daarin de eis of wens van winterbanden opnemen. Er is daarbij geen onderscheid tussen Noord-Nederland en de rest van het land. Mij is niet bekend welke opdrachtgevers wel, en welke niet winterbanden voorschrijven. Overigens kunnen vervoersbedrijven ook eigener beweging winterbanden gebruiken.
Deelt u de mening dat zowel de verkeersveiligheid als de veiligheid van de passagiers enorm worden verbeterd als alle professionele vervoerders winterbanden zouden gebruiken in barre winterse tijden?
Inderdaad is het een voordeel voor de verkeersveiligheid en de veiligheid van passagiers als een voertuig in winterse omstandigheden voorzien is van winterbanden: er kan beter gebruik worden gemaakt van de beschikbare wrijving tussen band en wegdek ten behoeve van sturen, remmen en aandrijving. Anderzijds mogen daar geen wonderen van worden verwacht. Als er ijs, ijzel of sneeuw op de weg ligt is de beschikbare wrijving tot maximaal een vijfde of zelfs een tiende van de «normale» schone situatie gereduceerd en de remweg is toch vele malen langer dan normaal. De winterband kan dan dat kleine beetje wrijving optimaal benutten.
Deelt u de mening dat winterbanden voor de kleine, professionele personenvervoer verplicht moeten worden gesteld in deze tijd van het jaar, omdat blijkt dat gemeenten in hun contracten met de vervoerders niet om winterbanden vragen?
Nee. Mijn beleid is om winterbanden niet verplicht te stellen, maar de eigen verantwoordelijkheid van weggebruikers en opdrachtgevers van professioneel personenvervoer voorop te stellen en hen sterk aan te raden winterbanden te (laten) gebruiken.
Het naleven van Europese reizigersrechten in de luchtvaart |
|
Farshad Bashir |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Wat is uw mening over de weigering van luchtvaartmaatschappijen om geld uit te keren aan gedupeerde vliegtuigpassagiers in geval de Inspectie Verkeer en Waterstaat daar wel na een besluit toe oproept?1 Bent u bereid deze luchtvaartmaatschappijen hiertoe te dwingen door hen te beboeten? Zo ja, wanneer gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
De besluiten van de Inspectie Verkeer en Waterstaat (hierna: de inspectie) zijn bestuursrechtelijke besluiten. Deze staan open voor bezwaar en beroep. Als passagiers of luchtvaartmaatschappijen het niet eens zijn met een besluit van de inspectie, dan kunnen zij daartegen bezwaar indienen en in beroep gaan bij de bestuursrechter.
Het is geen goede zaak als luchtvaartmaatschappijen de besluiten van de inspectie niet naleven. Uiteraard dwingt de inspectie de naleving van de Verordening af door middel van handhaving. Hiertoe beschikt de inspectie over instrumenten zoals het geven van een waarschuwing, het voeren van een gesprek en het opleggen van sancties. In de praktijk leidt de inzet van handhavingsmiddelen doorgaans alsnog tot naleving van het besluit van de inspectie.
De huidige problemen komen vooral voort uit het Sturgeon-arrest van het Europese Hof van Justitie. Hierin wordt gesteld dat passagiers recht hebben op financiële compensatie in geval van een vertraging bij aankomst van 3 of meer uren. Wat betreft het verlenen van deze compensatie aan passagiers, heeft de inspectie vastgesteld dat er sprake is van een principiële weigering van luchtvaartmaatschappijen om hieraan te voldoen. Dit heeft dan ook geleid tot een hausse aan klachten bij de inspectie vanaf mei 2010. De inspectie heeft naar aanleiding hiervan de nodige handhavingsstappen gezet en de luchtvaartmaatschappijen gemaand om het Sturgeon-arrest te volgen. De in Nederland gevestigde EU-luchtvaartmaatschappijen zijn daarbij uitgenodigd voor een bestuurlijk gesprek om toe te lichten hoe het Sturgeon arrest wordt toegepast en of de passagiers alsnog krijgen waar zij recht op hebben. Bij verdere principiële weigering is het aankondigen cq opleggen van een last onder dwangsom de volgende stap in de handhaving.
Is de Inspectie voldoende in staat om alle ingediende claims goed te beoordelen? Op welke manier kan de Inspectie nagaan of er inderdaad sprake was van overmacht in geval een luchtvaartmaatschappij zich daarop beroept?
De inspectie is voldoende in staat om ingediende claims goed te beoordelen.
Luchtvaartmaatschappijen moeten met feiten en omstandigheden aantonen dat ze terecht een beroep doen op overmacht. Relevante informatie betreft bijvoorbeeld weerrapporten en onderhoudsinformatie. Specialisten van de inspectie met operationele en technische kennis kunnen deze informatie beoordelen. Bij de beoordeling wordt ook relevante jurisprudentie betrokken.
Kunt u aangeven hoeveel vluchten vanaf de Nederlandse luchthavens een dermate grote vertraging hebben dat de luchtvaartpassagiers recht hebben op compensatie? Kunt u het aantal geannuleerde vluchten noemen en het aantal reizigers dat hierdoor ongeveer gedupeerd is? Kunt u ook aangeven hoeveel reizigers daadwerkelijk hun rechten hebben geclaimd en hoeveel ook hun compensatie hebben ontvangen? Zo nee, bent u bereid dit in kaart te gaan brengen om zodoende de luchtvaartpassagiers beter te kunnen bedienen?
De inspectie houdt geen gegevens bij over vertraagde en geannuleerde vluchten. De enige informatie die daarover beschikbaar is, komt uit bij de inspectie ingediende klachten. Het overgrote deel van de klachten die de inspectie op dit moment in behandeling heeft (ruim 8 000), betreft verzoeken om compensatie vanwege vertraging.
Hoeveel reizigers daadwerkelijk hun compensatie hebben ontvangen, kan niet worden aangegeven. Uitkering van compensatie gebeurt rechtstreeks door de luchtvaartmaatschappijen aan hun passagiers.
Er is ook geen noodzaak om deze gegevens in kaart te brengen. De inspectie beschikt over alle gegevens en deskundigheid die nodig zijn om klachten te beoordelen.
Hoe beoordeelt u het functioneren van de Geschillencommissie Luchtvaart? Klopt het dat 80% van de aanvragen niet ontvankelijk is verklaard of afgewezen omdat deze buiten het toepassingsbereik van de verordening viel? Wat is uw oordeel hierover?
Voor de evaluatie van de Geschillencommissie Luchtvaart verwijs ik u naar mijn brief van 23 december 2010.
Het percentage van 80% weerspiegelt slechts een deel van de werkelijkheid. Zo houdt het percentage geen rekening met het aantal zaken dat na het aanhangig maken reeds tijdens de procedure alsnog wordt geschikt tussen luchtvaartmaatschappij en consument.
Het is aannemelijk dat het bij dergelijke schikkingen ook om gegronde klachten gaat.
De stand van zaken per 13 december 2010 is dat er in totaal 103 zaken via de commissie tot een definitieve oplossing zijn gebracht.
10 geheel of deels gegrond= 9,7%
69 schikkingen= 66,9%
14 ongegrond= 13,6%
10 niet-ontvankelijk= 9,7%
Is het waar dat de Geschillencommissie Luchtvaart nog steeds klachten niet ontvankelijk kan verklaren indien deze na meer dan vier weken bij de luchtvaartmaatschappij worden ingediend, terwijl de Europese Verordening voor een veel langere periode rechten toekent aan de reiziger?2 Bent u bereid u ervoor in te spannen om deze termijn voor het indienen van een klacht bij de Geschillencommissie te verlengen? Zo ja, wat gaat u doen? Zo nee, waarom niet?
Op basis van het Reglement van de Geschillencommissie Luchtvaart dient de passagier zijn klacht binnen 4 weken na het ontstaan ervan schriftelijk in te dienen bij de luchtvaartmaatschappij. Ik kan de Geschillencommissie Luchtvaart niet de opdracht geven om haar Reglement aan te passen. De arbitragecommissie is immers een zelfreguleringsinitiatief dat door belangenorganisaties van passagiers en luchtvaartmaatschappijen is opgezet en zij is onafhankelijk. De Consumentenbond zou de termijn graag willen verlengen, maar BARIN gaat daar niet mee akkoord. Het is aan partijen om daar samen uit te komen.
De Europese Verordening bevat geen termijn voor het indienen van een klacht bij de luchtvaartmaatschappij.
Belangrijk om te weten is dat de termijn van 4 weken door de geschillencommissie niet ambtshalve wordt toegepast. De beoordeling door de geschillencommissie van het gevolg van termijnoverschrijding komt alleen aan de orde als de luchtvaartmaatschappij daar expliciet een beroep op doet.
Dit betekent dat de geschillencommissie in de praktijk terughoudend kan zijn met het honoreren van een beroep op termijnoverschrijding. Bovendien kan zij bij de beoordeling van een beroep op termijnoverschrijding rekening houden met de praktijk. Het ligt in de rede dat de geschillencommissie een dergelijk beroep toetst aan beginselen van redelijkheid en billijkheid. Hiermee wordt voorkomen dat een geschil te snel op schending van een termijnoverschrijding wordt afgedaan en geen inhoudelijke oplossing van het geschil wordt geboden.
Welke maatregelen heeft u genomen om ook luchtvaartmaatschappijen, die niet in het BARIN vertegenwoordigd zijn, te betrekken bij de Geschillencommissie? Ziet u mogelijkheden hen hiertoe te verleiden danwel te dwingen? Welke maatregelen gaat u nemen om de rechten van de luchtvaartpassagiers te dienen?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar mijn brief van 23 december 2010 over de evaluatie van de Geschillencommissie Luchtvaart.
Op welke manier controleert u of luchtvaartmaatschappijen wel de verplichte en juiste informatie verstrekken aan luchtvaartpassagiers bij vertraagde of geannuleerde vluchten? Bent u bereid maatregelen te nemen om dit actiever te controleren? Zo nee, waarom niet?
De inspectie geeft hoge prioriteit aan het voorkomen dat luchtvaartmaatschappijen passagiers onjuist informeren. Dit punt komt dan ook voortdurend aan de orde in contacten met luchtvaartmaatschappijen.
Zo wijst de inspectie maatschappijen regelmatig zowel mondeling als schriftelijk op hun verplichtingen en gaat bij inspecties op luchthavens na of het foldermateriaal aanwezig is en of de procedures goed zijn.
Naast de reguliere inspecties reageert de inspectie ook op signalen van derden, al dan niet uit ingediende klachten. Indien nodig treedt de inspectie op, te beginnen met een waarschuwing. In het in ontwikkeling zijnde handhavingskader van de inspectie wordt speciaal aandacht besteed aan de informatieplicht.
Wat is de reactie van de KLM geweest op de waarschuwing die de Inspectie naar aanleiding van opmerkingen van het lid Bashir aan de KLM heeft uitgevaardigd?3 Welke maatregelen gaat u richting KLM ondernemen nu zij nog steeds de onjuiste en misleidende informatie over de passagiersrechten blijken te verstrekken?4 Wat gaat u ondernemen tegen de KLM nu duidelijk is geworden dat zij besluiten van de Inspectie naast zich neerlegt?
De inspectie heeft met de KLM contact gehad over de onjuiste informatie die zij aan de passagiers heeft verstrekt. Volgens KLM betreft het een oude folder, die niet meer verspreid had mogen worden. KLM werkt aan een nieuwe folder. De inspectie heeft de KLM gemaand deze met spoed af te maken. De inspectie ziet er streng op toe dat luchtvaartmaatschappijen, onder andere in hun folders, de juiste informatie aan de passagier verstrekken en zal de maatschappijen hierop blijven aanspreken. Zo hebben KLM en ook Arkefly, door interventie van de inspectie, de tekst op hun websites aangepast op dit punt.
Welke gevolgen kan het niet naleven van de Europese regels door Nederland hebben? Wat gaat u doen om dit te voorkomen?
Het niet uitvoeren van Europese regelgeving door een Lidstaat kan tot gevolg hebben dat de Europese Commissie een inbreukprocedure start tegen de desbetreffende Lidstaat. In het verleden is het al voorgekomen dat de Europese Commissie op het terrein van consumentenbescherming luchtvaart een inbreukprocedure is gestart tegen Lidstaten.
Hoewel Nederland niet tot deze groep behoorde, zijn de toepassing en uitvoering van de Verordening tot dusverre niet zonder problemen verlopen. Het betreft een ingewikkelde materie, niet in de laatste plaats door de niet altijd eenduidig geïnterpreteerde inhoud van de Verordening. De toepassing heeft zich in de loop der tijd moeten ontwikkelen, mede door voortschrijdend inzicht en rechterlijke interpretatie.
In Nederland is inmiddels een systeem ontwikkeld waarbij aan de hand van wetgeving, jurisprudentie maar ook zelfregulering zo goed mogelijk wordt gestreefd naar het bieden van consumentenbescherming zoals voorzien door de Verordening.
Strengere eisen aan elektrische auto's |
|
Diederik Samsom (PvdA), Sharon Dijksma (PvdA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Overheid remt innovatie af»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het stellen van strengere eisen aan elektrische auto’s innovatie en ontwikkeling op dit vlak niet in de weg mag staan?
Het gaat hier niet om strengere eisen maar om nieuwe eisen. Er waren tot op heden geen specifieke eisen aan elektrische voertuigen. Deze nieuwe eisen vormen naar mijn mening geen belemmering voor nieuwe ontwikkelingen, maar een uitdaging voor innovatieve ideeën.
Kunt u aangeven wat de rechtvaardiging is van het stellen van strenge generieke eisen in deze fase van de ontwikkeling van elektrische auto’s? Kunt u daarbij gegevens overleggen van het aantal ongelukken dat is toe te schrijven aan het rijden met elektrische auto’s die in het verleden niet aan de nieuwe normen voldeden?
Deze nieuwe eisen zijn ontwikkeld naar aanleiding van een onderzoek uitgevoerd door TNO en KEMA, in samenwerking met de RDW, naar mogelijke risico's van het ombouwen van conventioneel aangedreven voertuigen naar elektrische aandrijving. Uit de inventarisatie is gebleken dat aan de toelating van elektrisch aangedreven en hybride elektrische voertuigen tot het verkeer specifieke veiligheidsrisico’s verbonden zijn. Het belangrijkste risico bleek ondeugdelijke en onherkenbare elektrische bedrading met hoge voltages te zijn. Dergelijke elektrische bedrading vormt een gevaar voor monteurs, verkeersdeelnemers en hulpverleners die in het wegverkeer werkzaam zijn.
Met aanvullende toelatingseisen zal worden getracht deze veiligheidsrisico’s af te dekken. Er hebben zich gelukkig nog geen ongelukken voorgedaan.
Kunt u inzicht geven in de kosten die de nieuwe eisen van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) voor elektrische auto’s met zich mee brengen? Kunt u daarbij specifiek in gaan op de eis dat elektrische auto’s in een hoogfrequente testruimte moeten worden geplaatst voordat zij de weg op mogen, aangeven om hoeveel testen het hier jaarlijks zal gaan en wat hiervan de totale kosten zullen zijn?
Het gaat hier om toelatingseisen voor alle typen elektrische auto’s. Elk type dient eenmalig getest te worden. Als meerdere auto’s van hetzelfde type worden geproduceerd, hoeven de producenten niet steeds weer deze kosten te betalen. De kosten van de RDW-keuring zal omstreeks de € 725,00 komen te liggen. Ik ben van mening dat deze kosten gerechtvaardigd zijn, gezien het positieve effect op de veiligheid.
Bent u bereid om te bezien welke mogelijkheden er zijn om kleine bedrijven, particuliere ontwikkelaars en studenten te behoeden voor te hoge kosten die mogelijk voortvloeien uit de nieuwe RDW regeling en daarbij te kijken naar mogelijkheden om hen (deels) voor deze kosten te compenseren op basis van bestaande regelingen op dit gebied?
Auto’s die op de markt komen, moeten voldoen aan toelatingseisen. Er zijn regels opgesteld die moeten voorkomen dat er producten op de markt komen waarbij de veiligheid niet gegarandeerd is. De kosten die hiervoor moeten worden gemaakt, zijn niet onevenredig hoog.
Valys |
|
|
|
Bent u bekend met de TV-uitzending waarin over Valys werd gesproken?1
Ja.
Beschikken de mensen die in deze uitzending over hun problematiek verhaalden, inmiddels over bij hun indicatie passend vervoer, al dan niet via Connexxion? Zo ja, wat is de reden dat het nu wel is gelukt? Zo nee, waarom niet?
Nee. In de uitzending is aandacht besteed aan twee situaties waarin het helaas niet gelukt is om tot passend vervoer te komen. De persoon die alleen liggend kan worden vervoerd heeft bij mij een bezwaarschrift ingediend tegen de beslissing dat zij niet vervoerd kan worden. Dit bezwaarschrift is nog in behandeling. Voor de andere situatie geldt dat Connexxion met het oog op de veiligheid niet heeft kunnen instemmen met de voorwaarde van de passagier om op de scootmobiel te blijven zitten, terwijl deze wordt ingeladen. De strikte toepassing van deze regel vindt mede zijn oorsprong in eerder plaatsgevonden ongevallen. Voor het Valys vervoer geldt naar mijn mening dat veiligheid voorop staat.
Valys is bovenregionaal vervoer voor sociaalrecreatieve doeleinden. Met Valys kunnen pashouders een dagje op stap of op familiebezoek. Dat bevordert de participatie, het kunnen meedoen in de maatschappij, van deze mensen. Valys is gecombineerd vervoer per taxibus. Er gelden daardoor beperkingen: personen (en hun hulpmiddelen) moeten veilig kunnen worden vervoerd. Daarmee mag geen risico worden genomen. Omdat Valys combinatievervoer is en de bagageruimte grenzen heeft, kan men voorts niet onbeperkt bagage en hulpmiddelen meenemen.Het is spijtig dat het voor deze mensen niet gelukt is om tot passend vervoer te komen, maar het opheffen van deze beperkingen zou ten koste gaan van de veiligheid van het vervoer en van de mogelijkheid voor andere pashouders om van Valys gebruik te maken. De beperkingen bij Valys laten onverlet dat gemeenten op grond van de Wmo een plicht hebben om maatschappelijke participatie op lokaal niveau te bevorderen.
Kunt u aangeven of de maatwerkregeling, waarover u in uw brief van 20 november 2009 spreekt, nog steeds van kracht is? Zo ja, staan er nog mensen op de lijst? Zo nee, waarom niet?2
De mogelijkheid om tot een maatwerkoplossing te komen, wordt nog steeds geboden. Voor negen personen is die oplossing gevonden (zo was het mogelijk om in enkele gevallen de gordels en het onderstel van de rolstoel aan te passen), voor twee personen helaas niet.
De problemen met de OV-chipkaart bij Connexxion |
|
Ineke van Gent (GL), Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
|
|
Bent u op de hoogte van de problemen met de OV-studentenkaart bij Connexxion?
Deelt u de analyse dat de oorzaak van het onterecht afschrijven van reissaldo gezocht moet worden bij Connexxion? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid op de kortst mogelijke termijn contact op te nemen met Connexxion en hen te vragen studenten bij bussen en bushaltes te waarschuwen en op te roepen vooral niet in te checken? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid deze vragen voor de hervatting van de begrotingsbehandeling op woensdag 1 december te beantwoorden?
De afsluiting van de Vlaketunnel |
|
Sander de Rouwe (CDA) |
|
Kent u het bericht «Vraagtekens rond de Vlaketunnel»?1
Ja
Hebben zich in het verleden meer soortgelijke calamiteiten voorgedaan met in Nederland gebouwde tunnels?
Voor zover mij bekend niet.
Kunnen de herstelwerkzaamheden aan de Vlaketunnel uitgevoerd worden zonder schade voor de huizen van omwonenden, als gevolg van bodemdaling door verlaagd waterpeil?
Momenteel vindt onderzoek plaats naar de precieze oorzaak van de calamiteit. Tegelijkertijd worden maatregelen getroffen om vast te kunnen stellen of door de herstelwerkzaamheden schade kan ontstaan. Op basis van de resultaten daarvan wordt bepaald op welke manier de herstelwerkzaamheden zullen worden uitgevoerd. Bij de uitvoering daarvan krijgt het voorkomen van schade aan bebouwing hoge prioriteit.
Kunt u een indicatie geven van het moment waarop de tunnel weer volledig operationeel kan zijn?
Nee, dit hangt af van de resultaten van het onderzoek en de daarop te baseren herstelwerkzaamheden. Zodra deze resultaten bekend zijn kan ik hier meer over melden.
Bent u bereid, vooruitlopend op volledige openstelling, op de kortst mogelijk termijn in de tunnels meer rijstroken open te stellen, ook voordat de oorzaken van de verschuiving definitief duidelijk zijn? Zo nee waarom niet?
RWS hecht aan een zo goed mogelijke doorstroming van het verkeer. Rijstroken kunnen opengesteld worden als de veiligheid van de weggebruikers en van de stabiliteit van de toeritgewaarborgd is. Ook dient rekening gehouden te worden met het feit dat het openstellen van meerdere rijstroken de voortgang van het onderzoek en de herstelwerkzaamheden kan vertragen. Binnen deze randvoorwaarden zullen zoveel mogelijk rijstroken worden opengesteld.
Wilt u bij de beantwoording van voorgaande vraag ook de mogelijkheid van extra monitoring van mogelijk omhoogkomend wegdek ter plaatse meenemen als middel om tijdelijk meer rijstroken open te stellen?
Ik laat dat al monitoren. Zie verder ook het antwoord op vraag 5.
Kunt u een indicatie geven van de economische schade voor de regio en de overlast voor weggebruikers, nu de Vlaketunnel al sinds 12 november 2010 niet of slecht toegankelijk is?
We doen alle moeite om de overlast te beperken, onder anderen door het aangeven van alternatieve routes. De weggebruikers gebruiken deze ook daadwerkelijk. De overlast blijft mede daardoor nu grotendeels beperkt tot de spitsperioden. De vertraging in de spitsperioden op werkdagen bedraagt gemiddeld circa 15 minuten. Daarbuiten is de vertraging verwaarloosbaar. Een berekening van de maatschappelijke kosten op basis van voertuigverliesuren maal een gemiddelde reistijdwaardering leidt tot een waarde van circa € 0,5 mln per week. Dit is een berekening bij benadering op basis van de gemiddelde vertraging.
Hadden de calamiteiten in de Vlaketunnel voorkomen kunnen worden? Waarom zijn de huidige problemen niet opgemerkt tijdens de werkzaamheden in het kader van het onderhoud dat dit voorjaar heeft plaatsgevonden? Is hier mogelijk sprake van nalatigheid? Welke werkzaamheden zijn er verricht in het kader van het onderhoud dit voorjaar?
In het kader van de onderhoudswerkzaamheden die in het voorjaar van 2010 hebben plaatsgevonden, zijn de technische installaties, verlichting etc. vervangen. Er zijn daarbij geen werkzaamheden verricht aan de constructie van de tunnel. De vermoedelijke oorzaak van het falen van de trekelementen onder de vloer van de toerit is niet via inspectie in het kader van preventief onderhoud te herkennen.
Wat gaat u er aan doen om dergelijke calamiteiten als zich nu hebben voorgedaan in de Vlaketunnel, in de toekomst te voorkomen?
Dat hangt af van de resultaten van het onderzoek naar de oorzaak. Ik kan hier nog niet op vooruit lopen. Als daaruit blijkt dat de problemen zich op meer plaatsen kunnen voordoen, dan zal ik uiteraard preventief ingrijpen.
Het bericht dat "Problemen Heuvellandlijn nog steeds niet opgelost" |
|
Maarten Haverkamp (CDA), Ger Koopmans (CDA) |
|
Kent u het bericht «Problemen Heuvellandlijn nog steeds niet opgelost»?1
Ja.
Is het waar dat, net als tussen 25 oktober en 2 november 2010, het spoor wederom niet beschikbaar is voor de normale dienstregeling?
Voor zover mij bekend was er in de periode tussen 25 oktober 2010 en 2 november 2010 wel normaal treinverkeer mogelijk op de Heuvellandlijn. Vanaf 4 november 2010 tot en met 12 november 2010 is het traject Heerlen-Maastricht slechts sporadisch beschikbaar geweest voor treinverkeer. Tussen 23 november 2010 en 25 november 2010 is het treinverkeer op dit traject wel stilgelegd, met uitzondering van enkele stoptreinen die met lage snelheid hebben gereden. Op 25 november is vanaf 15.00 uur het treinverkeer weer hervat.
Klopt het dat, volgens Prorail, de storing in oktober een detectieprobleem was en dit keer een andere oorzaak kent? Welke oorzaak betreft het in dit geval dan en wanneer is dit opgelost? Wat is het verschil tussen «een detectieprobleem» (eind oktober) en «treinen die van de radar verdwijnen» (eind november)?
De storingen in de periode tussen 4 november 2010 en 12 november 2010 werden veroorzaakt door gladheids- en detectieproblemen als gevolg van een vettige substantie door platgereden bladeren.
ProRail heeft onderzoek gedaan naar de storingen in de periode tussen 23 november 2010 en 25 november 2010. Dit onderzoek heeft uitgewezen dat hier hoogstwaarschijnlijk geen sprake is van gladheids- of detectieproblemen, maar van een storing in het signaleringsdeel van de seintechnische installatie, overigens zonder veiligheidstechnische consequenties. Op basis van deze onderzoeksresultaten heeft ProRail een aantal onderdelen in het signaleringsdeel van de seintechnische installatie vervangen. Op basis van de resultaten van het onderzoek van ProRail en de uitgevoerde metingen heeft de Inspectie Verkeer en Waterstaat op 25 november 2010 toestemming gegeven voor het hervatten van de treindienst.
Met een detectieprobleem wordt gedoeld op het risico dat het beveiligingssysteem een aanwezige trein niet detecteert. Hierdoor kan de situatie ontstaan dat de treindienstleider een aanwezige trein niet meer op zijn beeldscherm ziet en deze «van de radar verdwijnt». Dit «van de radar verdwijnen» kan echter ook door andere storingen worden veroorzaakt.
Zoals hierboven aangegeven is dat in de periode tussen 23 en 25 november 2010 enkele malen gebeurd door een storing in het signaleringsdeel van de seintechnische installatie, zonder veiligheidstechnische consequenties.
Is er een relatie tussen de storingen van eind oktober en eind november, en waren de oorzaken daarvan redelijkerwijs te voorzien geweest? Heeft Prorail alle mogelijke maatregelen genomen om te voorkomen dat de treindienst opnieuw verstoord zou raken?
Op basis van de huidige onderzoeksresultaten is er geen relatie tussen de storingen in de periode tussen 4 november 2010 en 12 november 2010 en die in de periode tussen 23 november 2010 en 25 november 2010.
Zoals in het antwoord op vraag 3 aangegeven heeft ProRail om herhaling van deze storingen te voorkomen een aantal onderdelen in het signaleringsdeel van de seintechnische installatie vervangen.
Naar aanleiding van de storingen in de periode tussen 4 november 2010 en 12 november 2010 heeft ProRail een aantal maatregelen genomen:
Bent u bereid deze vragen en de eerder gestelde vragen over dit onderwerp uiterlijk maandag 29 november te 12.00 uur te beantwoorden?
Het is mij gelukt op zeer korte termijn bovenstaande vragen te beantwoorden. De antwoorden op de eerder gestelde vragen over dit onderwerp volgen zo spoedig mogelijk.