Het bericht ‘De kindermaag gamet lekker mee’ |
|
Henk van Gerven |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «De kindermaag gamet lekker mee»?1
Het belangrijkste doel van voedingsreclame is om meer consumptie voor die producten te bewerkstelligen. Dit wordt ook aangegeven in het onderzoek. Een van de uitkomsten van het onderzoek laat zien dat dit principe, door middel van een online spelletjes voor een bepaald product of merk (advergame), deels werkt. Deze uitkomst is in lijn met eerdere onderzoeken. Overigens geeft de onderzoeker hierbij ook nadrukkelijk aan dat kinderen die de advergame speelden met hoogcalorische snacks niet meer aten dan de kinderen die de advergame speelden met fruit; deze kinderen aten beiden vervolgens meer, zowel van hoogcalorische snacks als in het algemeen. Ook aten de kinderen die de advergame speelden met fruit niet meer van het fruit dan de andere kinderen. De algemene conclusie die het onderzoek meegeeft is dus dat kinderen meer hoogcalorisch voedsel eten na het spelen van een advergame waarin überhaupt voedsel wordt gepromoot. De resultaten laten tevens zien dat de hoeveelheid hoogcalorische snacks die kinderen aten na het spelen van een advergame waarin hoogcalorisch voedsel werd gepromoot niet per se geassocieerd wordt met het BMI, noch met de gezondheid of het welzijn, van kinderen twee jaar later. De onderzoeksresultaten gaan tenslotte niet in op het feit of de effectiviteit van reclame, via bijvoorbeeld advergames, een causaal verband heeft met het niet herkennen van de game als reclame door kinderen.
De uitkomsten van het onderzoek neem ik serieus. Een gezonde leefstijl van de jeugd is een prioriteit in mijn beleid. In het kader van omgaan met verleidingen en reclamevormen is het van belang dat kinderen enerzijds ontzien worden van misleidende reclamevormen, maar tegelijkertijd ook weerbaar opgroeien. Zoals de heer Folkvord, hoofdonderzoeker, in het door u genoemde artikel aangeeft, zijn reclame en marketing voor voedingsmiddelen een onlosmakelijk onderdeel van ons leven. We komen er mee in aanraking op straat, in de supermarkt, maar ook online via games en sociale media. Ik ben het met de heer Folkvord eens dat de verantwoordelijkheid voor verstandig omgaan met voedingsreclame gericht op kinderen bij ouders en/of verzorgers ligt in het kader van de opvoeding. Daarbij is het belangrijk om kinderen optimaal voor te bereiden op een gezonde en kritische deelname aan de maatschappij. Hier zijn, ook in de toekomst, reclame en marketing onderdeel van. Het is daarom belangrijk dat kinderen handelingsperspectief aangereikt krijgen om hier effectief en weerbaar mee om te gaan. Voor een uitvoerigere visie op voedingsreclame gericht op kinderen en weerbaarheid, en hoe ik op deze thema’s inzet, verwijs ik u naar mijn brief van 6 juli 2015 (Kamerstuk 32 793, nr. 194).
Naast de rol die ouders, maar ook bijvoorbeeld scholen, kunnen spelen op dit thema, hebben de industrie en mediapartijen ook een belangrijke rol op het gebied van verantwoorde marketing. Via de Reclamecode voor Voedingsmiddelen (artikel 8 en verder) hebben de industrie en mediapartijen zelfregulerende afspraken gemaakt over dit onderwerp. Hierin is onder andere afgesproken geen reclame te richten op de doelgroep kinderen tot 7 jaar, en slechts onder bepaalde (voedings)criteria op de doelgroep tussen de 7 en 13 jaar. Belangrijk is om te benadrukken dat hierbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen mediavormen: games vallen hier ook onder. En ook sluikreclame, zoals in advergames het geval kan zijn, is niet toegelaten vanuit onder meer de Kinder- en Jeugdreclamecode.
De afspraken uit de bovenstaande codes zijn onderdeel van de huidige zelfregulering op dit thema. Het past bij de verantwoordelijkheid van de industrie en mediapartijen om regelmatig de gemaakte afspraken te herzien, en in te spelen op de actualiteit. De berichtgeving over de rol van social media en games bij reclame voor voedingsmiddelen, maar ook de rol van idolen zoals K3, zijn dergelijke actualiteiten. In de huidige zelfregulering is de inzet via games overigens al meegenomen in de reclamecodes.
Het onderzoek van de Radboud Universiteit Nijmegen richt zich op het effect van advergames op eetgedrag, niet op de vraag of dergelijke reclames in games ook daadwerkelijk aangetroffen worden in Nederland. Een effectieve zelfregulering valt of staat bij de naleving door de industrie en mediapartijen zelf. Momenteel heeft de voedingsindustrie het vertrouwen om afspraken te maken over voedingsreclame gericht op kinderen, en er voor te zorgen dat men zich hier aan houdt. Ik heb nog geen signalen ontvangen dat de huidige afspraken van de Reclamecode onvoldoende zijn om te voorkomen dat de industrie de grenzen van de regels opzoekt via advergames reclame wordt gemaakt voor: de Reclame Code Commissie heeft hierover vooralsnog ook geen klachten ontvangen. Hieruit volgt dat wetgeving op dit gebied momenteel dan ook niet aan de orde is. Momenteel laat ik wel onderzoek doen naar de naleving van de voedingsindustrie op onder andere social media, internet en games. Hieruit moet blijken of dergelijke advergames, maar ook voedingsreclame via andere media, vóórkomen in Nederland en hoe effectief de zelfregulering is op het voorkomen van dergelijke online reclamevormen gericht op kinderen. Ik heb de onderzoekers uiteraard in kennis gesteld van de onderzoeksresultaten uit Nijmegen.
Op 9 oktober 2015 heb ik met de Alliantie Stop kindermarketing ongezonde voeding gesproken over dit thema. Dit was een constructief gesprek, waarbij aangegeven werd dat een overleg met de industrie over dit thema van belang is. Dit voorjaar zal ik, als vervolg op het overleg met de Alliantie, in overleg gaan met de FNLI en een aantal bestuursleden vanuit de voedingsindustrie over voedingsreclame gericht op kinderen. Hierbij zal ik actuele voorbeelden aan de orde stellen en zullen tevens de resultaten van mijn onderzoek naar aangetroffen vormen van voedingsreclame gericht op kinderen via onder andere internet, games en social media, besproken worden. Uiteraard doe ik u dit onderzoek ook toekomen.
Wat is uw reactie op de uitkomsten van het onderzoek van de Radboud Universiteit Nijmegen, bijvoorbeeld dat kinderen na het spelen van spelletjes waar reclame van snoep- of snackfabrikanten in verstopt zit 55% meer snoepen dan kinderen die spelletjes speelden waarin geen reclame was verstopt? Verbazen deze resultaten u? Neemt u deze uitkomsten serieus? Zo ja, wat gaat u naar aanleiding van deze resultaten ondernemen? Zo nee, waarom neemt u deze resultaten niet serieus?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u het ermee eens dat het ernstig is dat deze snoepspelletjes zo effectief zijn omdat kinderen het reclameaspect in het spel niet herkennen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Wat doet u op dit moment al om het snoep- en snackfabrikanten onmogelijk te maken (sluik)reclame te maken, gericht op kinderen? Bent u van mening dat u voldoende doet om (de gezondheid van) kinderen hierin te beschermen? Wat onderneemt u tegen dit soort reclames? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het relevant is kinderen bewust en weerbaar te maken, maar dat het te gemakkelijk is als overheid verder geen stappen te nemen?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u tevens de conclusie dat het overlaten aan bedrijven niet werkt, omdat bij zelfregulering bedrijven elke keer op zoek gaan naar een manier om onder de regels uit te komen, bijvoorbeeld door het ontwikkelen van spelletjes met daarin de door de industrie verstopte reclameboodschappen? Gaat u dan nu zelf ook serieus actie ondernemen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u het ermee eens dat het beïnvloeden van kinderen door snoep- en snackfabrikanten door middel van deze spelletjes in gaat tegen het welzijn van kinderen? Gaat u dit soort reclames verbieden? Bent u hiertoe bereid?
Zie antwoord vraag 1.
Gaat u er nu eindelijk voor zorgen dat niet meer de marketeers winnen, maar dat de gezondheid van de kinderen op de eerste plek wordt gezet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Een journalist die maandenlang is gevolgd door de recherche |
|
Louis Bontes (GrBvK) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Journalist maandenlang gevolgd door de recherche»?1
Ja.
Deelt u de mening dat dwangmiddelen en bijzondere opsporingsmethoden tegen journalisten uitsluitend ingezet mogen worden bij zwaarwegende belangen? Zo ja, waarom is dit hier toch gebeurd?
In de vraagstelling wordt mogelijk gedoeld op de Aanwijzing toepassing dwangmiddelen bij journalisten (2012A003). Deze Aanwijzing vindt slechts toepassing in die gevallen waarin een journalist in het strafproces wordt betrokken uit hoofde van zijn journalistieke werkzaamheden. Daarvan was in deze zaak geen sprake. Ik verwijs naar de antwoorden op vraag 3 en 4.
Deelt u de mening dat het er alle schijn van heeft dat genoemd rechercheonderzoek toch samenhangt met het werk van deze journalist? Zo nee, waarom niet?
Het Openbaar Ministerie doet in beginsel uitsluitend aan direct betrokkenen mededeling over individuele strafzaken. In de genoemde zaak heeft betrokkene er echter voor gekozen om een mededeling van het Openbaar Ministerie aan zijn advocaat, met de pers te delen. Om die reden heeft het Openbaar Ministerie in een persbericht van 6 januari 2016 bevestigd dat de verdenking en de daarmee samenhangende inzet van een bijzondere opsporingsbevoegdheid, zag op de betrokkene als privépersoon en geen betrekking had op zijn werkzaamheden als journalist.
Het Openbaar Ministerie doet verder geen mededeling over de aard van de strafbare feiten waarop de verdenking zag. Gelet op het voorgaande is de eerder genoemde Aanwijzing in onderhavig geval dan ook niet in het geding geweest.
Kunt u uitsluiten dat het onderzoek van de recherche en de inzet van bijzondere opsporingsmiddelen hierbij niets te maken hebben met het onderzoek van deze journalist naar vrouwenhandel, prostitutie en kindermisbruik?
Zie antwoord vraag 3.
De benoeming van de voorzitter van de Raad van Toezicht van de NPO |
|
Eppo Bruins (CU) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Kent u het bericht «VPRO-directeur; RvT van NPO heeft schijn van politieke partijdigheid»?1 Wat vindt u van dit bericht?
Ja. Zie voorts het antwoord op de vragen 3, 4 en 5.
Kunt u de Kamer nader informeren over de procedure die is gevolgd bij het zoeken naar leden voor de nieuwe Raad van Toezicht? Kunt u nader toelichten hoe de benoemingscommissie tot stand is gekomen? Kan nader worden toegelicht op welke wijze de profielschets voor de samenstelling en organisatie van de Raad van Toezicht tot stand is gekomen? Op welke wijze is de onafhankelijkheid van de benoemde kandidaten geborgd?
De benoemingsprocedure voor de raad van toezicht is als volgt verlopen. Een onafhankelijk wervings- en selectiebureau heeft functieprofielen opgesteld, zowel voor de individuele leden als voor de gewenste samenstelling van de raad van toezicht als geheel. Daar hebben het Ministerie van OCW, de (inmiddels) vorige raad van toezicht en de raad van bestuur van de NPO, de gezamenlijke ondernemingsraden van de NPO en de omroeporganisaties input voor geleverd. Politieke kleur of voorkeur was geen criterium. Onafhankelijk kunnen functioneren van politiek, overheid of welke andere belangen dan ook, was dat wel. De profielschetsen zijn, gelijktijdig met advertenties in drie landelijke dagbladen gepubliceerd. Op basis van deze openbare sollicitatieprocedure heeft het wervingsbureau in samenwerking met een onafhankelijke benoemingsadviescommissie de selectie gedaan. Ik ben niet bij de selectie betrokken geweest. Voor de benoemingsadviescommissie zijn leden gezocht die een open en onafhankelijke blik hebben op de maatschappelijke, bestuurlijke en politieke context waarbinnen de publieke omroep opereert, op governance vraagstukken en op de moderne inzichten over de rol van toezichthouders, ook in internationaal perspectief. De benoemingsadviescommissie is bij ministerieel besluit ingesteld. Dit besluit is met de daarbij behorende taakopdracht gepubliceerd in de Staatscourant. In de taakopdracht is bepaald dat de benoemingsadviescommissie onafhankelijk is en zijn eigen werkwijze vaststelt. Dat betekent niet alleen dat de commissie geen politieke beïnvloeding toelaat, maar ook dat vanuit de politiek geen pogingen worden gedaan tot beïnvloeding. Verder is in de taakopdracht benadrukt dat het essentieel is dat de te benoemen raad van toezicht onafhankelijk is en dat selectie dient te geschieden op basis van deskundigheid, competenties en de vaardigheid om door deelbelangen heen naar het belang van de gehele landelijke publieke mediadienst te kijken. Bij alle kandidaten is gekeken naar huidige en vroegere politieke activiteiten en nevenactiviteiten. Beoordeeld is of en in welke mate die belemmerend zouden kunnen zijn voor het onafhankelijk functioneren als toezichthouder bij de publieke omroep. De benoemingsadviescommissie heeft een advies uitgebracht en toegelicht hoe zij tot dat advies is gekomen. Ik heb het advies integraal gevolgd.
Wat betekent de kritiek van de directeur van de VPRO, Lennart van de Meulen, op de onafhankelijkheid van de voorzitter van de Raad van Toezicht voor het functioneren van de Raad van Toezicht?
De onafhankelijkheid van de voorzitter en de overige leden van de raad van toezicht van de NPO staat voor mij vast. De kritiek van de heer Van der Meulen doet daar niet aan af. De Mediawet 2008 bepaalt immers dat de publieke omroep en zijn organen onafhankelijk van de politiek, overheid of welke andere belangen dan ook opereren. De leden van de raad van toezicht doen onafhankelijk en zonder last of ruggespraak hun werk. Daar is in de wervingsprocedure bij alle kandidaten uitgebreid aandacht aan besteed. Ik deel de mening dat de schijn van partijdigheid vermeden moet worden. Benoeming door de Minister van OCW vanuit zijn stelselverantwoordelijkheid betekent echter niet dat er sprake is van een politieke benoeming. Met een politieke benoeming wordt beoogd in een bepaalde functie een politieke kleur te vertegenwoordigen om van daaruit invloed uit te oefenen. Het gaat hier echter om de benoeming van een onafhankelijke raad van toezicht waarvan de benoeming gebeurt bij koninklijk besluit. Dat een raad of commissie door de overheid wordt benoemd, staat niet in de weg aan het onafhankelijk opereren. Het is in de publieke sector gebruikelijk dat een bewindspersoon een rol heeft bij benoemingen, ook als het om functies gaat waarbij het onafhankelijk functioneren van groot belang is. Ook de Raad van Europa acht het legitiem dat de Staat betrokken is bij benoemingen bij de publieke omroep, zolang de benoemingsprocedure transparant is en objectieve criteria worden gehanteerd die te maken hebben met de rol en opdracht van de publieke omroep.2
Ik vind dat de gevolgde procedure voldoende waarborgen biedt voor zorgvuldige en onpartijdige besluitvorming over benoemingen. De basis voor de werving en selectie zijn zeer uitgebreide en openbare inhoudelijke functieprofielen. Politieke voorkeur vormt daarin op geen enkele wijze een criterium. De werving en selectie wordt gedaan door een extern bureau en een onafhankelijke benoemingsadviescommissie die zijn eigen werkwijze bepaalt en onafhankelijk advies uitbrengt. Ik leg deze procedure nu ook in de wet vast.
Van meerdere kanten zijn opmerkingen gemaakt over de onafhankelijkheid van de publieke omroep en de wijze van benoeming van toezichthouders en bestuurders. De Raad van State heeft er in zijn advies over het voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst aandacht voor gevraagd. En ook in het kader van de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede en Eerste Kamer zijn er veel vragen over gesteld. Ondanks het feit dat de procedure rond de benoeming van de raad van toezicht van de NPO op een transparante en onafhankelijke wijze is gegaan, heb ik in antwoord op de vele nadere vragen van de Eerste Kamer over het wetsvoorstel gezegd dat het geen kwaad kan om alle benoemingsprocedures bij organisaties in de publieke mediasector tegen het licht te houden.3 Ik zal daarvoor een serieuze verkenning doen naar de procedures voor benoemingen in de mediasector waarbij de Minister betrokken is. Het gaat dan concreet om de NPO, de RPO, de NOS, de NTR, de Ster, het Commissariaat voor de Media en het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek. Ik zal u de resultaten van het onderzoek en mijn reactie hierop nog in het voorjaar aan uw Kamer sturen. Dit doe ik gelijktijdig met de reactie op de motie van de leden Mohandis en Segers.4 De motie vraagt mij te onderzoeken hoe de benoemingen van nieuwe NPO-bestuurders het meest onafhankelijk kunnen plaatsvinden. Wijzigingen die voortvloeiende uit deze verkenning en de motie, zal ik zo mogelijk meenemen in het komende wetsvoorstel over de regionale omroep.
Is het u bekend of deze kritiek breed wordt gedeeld?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat de schijn van partijdigheid moet worden weggenomen? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
De vermeende beïnvloeding van de NOS door het Koninklijk Huis |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Kent u het artikel «Van muffe toestand naar een gala stijl»?1
Ja
Berust de uitspraak van NOC*NSF-directeur Gerard Dielessen dat hij tijdens de uitzending van het sportgala van een filmpje van de NOS waarin kroonprins Willem-Alexander op de hak werd genomen, een telefoontje kreeg waarin het ongenoegen van het koningshuis daarover werd uitgedrukt, op waarheid? Zo nee, hoe heeft deze indruk kunnen ontstaan?
Wat is er gedurende het telefoongesprek precies gezegd van de zijde van het Koninklijk Huis, of door degenen die namens, of voor hen spraken? Indien dat niet geregistreerd is, of indien daar geen «feitelijke herinneringen» meer van bestaan, wat is naar uw beste weten de strekking van het telefoongesprek geweest?
Kan worden uitgesloten dat, mede in acht nemende de herkomst van de beller, er in enigerlei vorm druk is uitgeoefend die er toe zou kunnen leiden dat in de toekomst voorzichtiger wordt omgegaan met satire aangaande het Koninklijk Huis?
Hoe beziet u bovenstaand voorval in het licht van de constatering van NRC Handelsblad dat sindsdien de uitzending minder satirisch van aard is?
Bent u bereid te onderzoeken of leden van het Koninklijk Huis, of voor hen anderen, vaker bij media geklaagd hebben over satirische programma’s, op welke wijze dat gebeurd is, en of redacties zich onder druk gezet voelden? Zo nee, waarom niet?
Gelet op het antwoord op bovenstaande vragen was van een poging tot beïnvloeding en daarmee van schending van de belangrijke grondwettelijk gewaarborgde vrijheid van pers en vrijheid van meningsuiting geen sprake. Deze waarden en grondrechten zijn en worden ook in de toekomst gerespecteerd. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat bij andere gelegenheden van dergelijke beïnvloeding wel sprake zou zijn geweest. Daarom is er geen reden tot het doen van nader onderzoek.
Hoe verhoudt volgens u een dergelijke beïnvloeding van de NOS zich tot de in Nederland grondwettelijk gewaarborgde vrijheid van pers en vrijheid van meningsuiting?
Zie antwoord vraag 6.
Het online platform voor ‘vluchtelingen’ dat de publieke omroep wil beginnen |
|
Martin Bosma (PVV) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Videodienst. Publieke omroepen willen een Netflix beginnen voor vluchtelingen»?1
Ja.
Klopt het dat videodienst «Net in Nederland» een kostbaar platform wordt, zelfs als van bestaand materiaal gebruik wordt gemaakt, in verband met vertalingen en aanpassingen in het kader van de toegankelijkheid? Wat zijn de geschatte kosten van het platform?
Een aantal publieke omroepen overweegt om gezamenlijk een multimediaal platform in de vorm van een experimenteel aanbodkanaal te beginnen voor nieuwkomers in Nederland. Bij de ontwikkeling hiervan wordt zoveel mogelijk aangesloten bij reeds bestaande technische voorzieningen. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van bestaand audiovisueel materiaal dat wordt ondertiteld. De kosten bedragen derhalve vooral kosten voor ondertiteling. De kosten van dit platform worden op jaarbasis geschat op € 320.000. Eenmalig zal een vergelijkbaar bedrag worden geïnvesteerd voor de ontwikkeling van dit platform.
Op basis van welk artikel uit de Mediawet maakt, bewerkt of ontsluit de publieke omroep programma’s voor mensen van wie ook nog niet bepaald is of ze wel in Nederland mogen blijven? Vindt u dat het een taak van de publieke omroep is om een dergelijk platform te beginnen?
Het beoogde platform start, als daartoe wordt besloten, als experimenteel aanbodkanaal. Het verzorgen van een experimenteel aanbodkanaal moet vallen binnen de publieke mediaopdracht zoals vastgelegd in artikel 2.1 van de Mediawet. Volgens dit artikel is de media-opdracht gericht op het bieden van mediadiensten op landelijk, regionaal en lokaal niveau. De publieke omroep moet voorafgaand aan de start van het experiment zelf uitleggen dat dit past binnen de publieke media-opdracht.
Klopt het dat de publieke omroep onderzoek heeft gedaan naar de herkomst van vluchtelingen ten behoeve van het «online platform voor nieuwkomers»? Zo ja, wat waren de bevindingen, op welke etnische groepen en op welke herkomstlanden wil de publieke omroep zich gaan richten? Met welke talen wil de publieke omroep rekening houden? Passen deze bevindingen bij het beeld van de «vluchtelingen» dat de publieke omroep momenteel aan het Nederlandse publiek laat zien? Hoe beoordeelt u dit?
Enkele omroepen hebben gezamenlijk een haalbaarheidsonderzoek laten doen naar een multimediaal platform voor nieuwkomers in Nederland. Voor mij is bepalend wat de publieke omroep uiteindelijk gaat doen, en of dit valt binnen de kaders van de Mediawet 2008. Ik onthoud mij daarom van commentaar op de haalbaarheidsstudie.
Klopt het dat «Net in Nederland» tips gaat geven aan migranten waarmee ze makkelijker door de asielprocedure kunnen komen? Wat vindt u hiervan?
Het is mij niet bekend dat er plannen bestaan om dergelijke tips te geven.
Wel is er het idee om via het beoogde aanbodkanaal feitelijke informatie te bieden over de asielprocedure.
Wilt u direct een streep door dit bizarre initiatief van de publieke omroep zetten? Zo nee, waarom niet? Kunt u verder garanderen dat er geen subsidies beschikbaar gesteld worden voor dit project?
Voor mij is de vraag van belang of het beoogde aanbodkanaal past binnen de wettelijke kaders. Voor het starten van een experimenteel aanbodkanaal is geen toestemming vooraf nodig, maar moet de publieke omroep wel uitleggen hoe dit kanaal past binnen de publieke mediaopdracht.
Mocht besloten worden tot lancering van dit experimentele aanbodkanaal, dan zal de NPO overeenkomstig het Mediabesluit 2008 vooraf nadere informatie bekend maken over:
De duur van het experiment is overeenkomstig het Mediabesluit beperkt tot een looptijd van maximaal één jaar. De financiering vindt voor het overgrote deel plaats uit bijdragen uit de eigen middelen van de deelnemende omroepen.
Uitgaven door de KRO |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «KRO gaat in drie weken 900k wegsmijten»?1
Ik heb van dit bericht kennis genomen. Het Commissariaat voor de Media heeft deze aangelegenheid beoordeeld en komt tot de conclusie dat het hier gaat om besteding van verenigingsgeld van de KRO en dus niet om publieke middelen afkomstig uit de Mediabegroting. Het Commissariaat ziet geen aanleiding om hier op te treden. De vereniging KRO maakt een scherp onderscheid tussen publieke middelen en verenigingsmiddelen. Bij de fusie van KRO en NCRV zijn de omroepactiviteiten die worden gefinancierd uit de publieke middelen afgesplitst naar het gezamenlijk omroepbedrijf. De verenigingsactiviteiten zijn achtergebleven in omroepvereniging KRO respectievelijk omroepvereniging NCRV en worden betaald uit verenigingsinkomsten. Het Commissariaat liet mij weten dat de inkomsten en uitgaven van de beide verenigingen goed inzichtelijk zijn, aan de hand van de afzonderlijke jaarrekeningen.
Is het waar dat de KRO heeft besloten dit geld nog even snel uit te geven, omdat het anders teruggaat naar het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap? Zo ja, hoe beoordeelt u dit? Zo nee, waarom niet?
De KRO kon in 2015 beschikken over een extra bedrag van € 827.000,– aan verenigingsgeld, doordat een kortlopende schuld aan de Belastingdienst was vrijgevallen. Het staat de KRO op grond van artikel 2.136 Mediawet 2008 vrij dit bedrag te besteden aan activiteiten die redelijkerwijs nodig zijn voor het goed functioneren van de vereniging en haar organen of gebruikelijk zijn in een actief functionerende vereniging om de band met en tussen de leden te versterken. Het Commissariaat oordeelt dat zulks hier het geval is geweest. Op welk moment in het jaar de KRO het geld hieraan besteedt is niet relevant.
De Mediawet schrijft voor dat omroepverenigingen jaarlijks het nettoresultaat dat uit contributie en verenigingsactiviteiten overblijft, overdragen aan het gezamenlijke omroepbedrijf (KRO-NCRV) en dat deze die gelden moet besteden aan uitvoering van de hoofdtaak. Zowel in 2014 als 2015 behaalde de vereniging KRO een bescheiden positief resultaat, dat is overgedragen aan het omroepbedrijf KRO-NCRV en dat daar werd/wordt gebruikt voor inzet ten behoeve van het media-aanbod. Ook in het verleden, voor de fusiedatum van 1 januari 2014, zijn de positieve resultaten uit verenigingsactiviteiten toegevloeid aan de beschikbare middelen om media-aanbod mee te financieren.
Hoe beoordeelt u het feit dat de KRO € 40.000 uitgeeft om twee auto’s gedurende twee jaar te laten rijden met KRO-bestickering? Vindt u dit een doelmatige besteding van publieke middelen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De KRO heeft het extra bedrag onder meer besteed door bij te dragen aan projecten van De Zonnebloem. Deze organisatie is in 1949 ontstaan uit een KRO-radioprogramma voor zieken en gehandicapten. De Zonnebloem organiseert projecten om het leven van mensen met een lichamelijke beperking en dat van haar vrijwilligers te verrijken door sociale en recreatieve activiteiten. De KRO steunt de Zonnebloem al langer en heeft recent bijgedragen aan een project om mensen met een lichamelijke beperking toegankelijk vervoer aan te bieden. Op de zijkant van auto’s van De Zonnebloem zijn stickers geplakt waaruit blijkt dat dit project mede mogelijk is gemaakt door de KRO. Het gaat hier niet om publieke middelen, maar om besteding van KRO-verenigingsmiddelen.
Hoe beoordeelt u het feit dat de KRO € 286.500 uitgeeft om doosjes met chocolade aan haar leden te sturen? Vindt u dit een doelmatige besteding van publieke middelen? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het kader van zijn 90-jarig jubileum heeft de KRO aan trouwe leden een bescheiden attentie verstrekt: een doosje Celebrations chocolaatjes van € 6,65 per stuk. Dergelijke attenties zijn toegestaan op grond van de Regeling ledenvoordelen en ledenwerfactiviteiten 2013 van het Commissariaat.
Kunt u toelichten waartoe de projectmanager ter waarde van € 50.000 wordt ingehuurd?
De KRO heeft deze verenigingsmiddelen ingezet ten behoeve van de KRO-website, wederom in het kader van verenigingsactiviteiten.
Deelt u de mening dat de projecten van de KRO niet nodig zijn en dit geld beter kan worden besteed aan het maken van radio en televisieprogramma’s? Zo nee, waarom niet?
Zoals hierboven al werd vastgesteld, gaat het hier niet om publieke middelen ten behoeve van de productie van media-aanbod, maar om eigen KRO-verenigingsmiddelen die zijn opgebracht door de leden. Het Commissariaat oordeelt dat het de KRO vrij staat om dit geld te besteden aan de genoemde projecten, op grond van artikel 2.136 Mediawet 2008.
Bent u bereid het gesprek met de KRO aan te gaan en hen er toe te bewegen het geld doelmatiger te besteden?
Gezien het antwoord op vraag 6 is een dergelijk gesprek niet aan de orde. Overigens is het toezicht op de rechtmatigheid van de bestedingen voorbehouden aan het Commissariaat voor de Media; toezicht op de doelmatigheid valt onder de verantwoordelijkheid van de Nederlandse Publieke Omroep (NPO).
Bent u bereid na te gaan of het vaker bij de publieke omroepen voorkomt dat publiek geld aan het einde van het jaar nog snel even wordt uitgegeven, omdat het anders teruggaat naar het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap? Zo nee, waarom niet?
Het toezicht op de inkomsten en uitgaven van de publieke media-instellingen voorziet hier reeds in. Ik zie geen reden om dit verder aan te scherpen.
Bij de toetsing van de financiële verantwoording van de landelijke publieke media-instellingen – waaronder ook de inkomsten en uitgaven van de omroepverenigingen – steunt het Commissariaat voor de Media mede op de controle van de accountant van de media-instelling. Die controle dient te worden uitgevoerd in overeenstemming met het controleprotocol, zoals opgenomen in het Handboek Financiële Verantwoording van de landelijke publieke media-instellingen. Indien uit deze controle bijzondere bevindingen en/of signalen komen, kan dat voor het Commissariaat aanleiding vormen om de inkomsten of uitgaven van de omroepvereniging nader te onderzoeken.
De exorbitante gouden handdruk voor de vertrekkend directeur van Buma |
|
Astrid Oosenbrug (PvdA), John Kerstens (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Baas Buma/Stemra weigert loon te matigen en krijgt vijf ton mee»?1 Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over de bezoldiging van de directie van Buma/Stemra?
Ja, hiervan heb ik kennis genomen en ik herinner me de eerdere vragen die uw Kamer heeft gesteld over de bezoldiging van de directie van Buma/Stemra (Aanhangsel Handelingen II, 2014/2015, nr. 1755 en Aanhangsel Handelingen II, 2010/2011, nr. 2998).
Vind u het redelijk dat iemand, juist bij vertrek omdat hij zich niet wenst te houden aan de wet, zo'n krankzinnig hoge ontslagvergoeding ontvangt met de redenering dat dat nu eenmaal is afgesproken? Wat is uw oordeel dat hiermee geld gebruikt wordt van de rechthebbenden, de auteurs van de muziek waarvan Buma/Stemra de belangen moet vertegenwoordigen?
Bij de totstandkoming van de wijziging van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties («Wet toezicht») is ervoor gekozen om de bezoldiging van topfunctionarissen van collectieve beheersorganisaties te normeren. Dit indachtig de brede steun bij veel fracties hiervoor in de Tweede Kamer, gelet op de publieke functie en maatschappelijke verantwoordelijkheid van collectieve beheersorganisaties (Kamerstuk 31 766, nr. 11). Daarbij is aangesloten bij de normering uit de Wet Normering Topinkomens (WNT). Dit betekent dat ook het overgangsrecht uit de WNT van toepassing is, wanneer een arbeidsovereenkomst is aangegaan voor de inwerkingtreding van deze wet. Dit was het geval bij de vertrekkend directievoorzitter van Buma/Stemra. Dientengevolge dienen de bestaande arbeidsvoorwaarden uit deze arbeidsovereenkomst gerespecteerd te worden.
Het is, destijds in 2010, de keuze van de Vereniging Buma en de Stichting Stemra geweest om deze directievoorzitter aan te stellen tegen de toen afgesproken arbeidsvoorwaarden. Naar huidig recht is een dergelijke vertrekregeling niet meer overeen te komen.
Bent u bereid te onderzoeken of, zoals Buma/Stemra feitelijk beweert, in het contract met betrokkene inderdaad staat dat bij het niet willen voldoen aan de wet zo'n hoge ontslagvergoeding wordt toegekend?
Het College van Toezicht Auteurs- en naburige rechten («Het College») is belast met het toezicht op en de handhaving van de normering van de bezoldiging van topfunctionarissen bij collectieve beheersorganisaties. Zij zijn ook de aangewezen partij om onderzoek te doen naar de rechtmatigheid van de vertrekregeling van de directievoorzitter van Buma/Stemra in het licht van de WNT, omdat onderzoek naar de naleving van de WNT door collectieve beheersorganisaties bij het College berust.
Van het College heb ik begrepen dat Buma/Stemra het voorgenomen besluit over de vertrekregeling heeft voorgelegd aan het College.
Het College heeft het voorgenomen besluit gekwalificeerd als een «besluit van wezenlijk belang» (artikel 5, Wet Toezicht) waarover het College kan adviseren.
Het College heeft vervolgens beoordeeld dat het voorgelegde conceptbesluit onder het overgangsrecht van de WNT valt en heeft mij hierover geïnformeerd.
Het is voor het overige niet aan mij om mededeling te doen over de inhoud van de arbeidsovereenkomst tussen twee private partijen, in dit geval Buma/Stemra en de heer Van der Ree. In het geval tussen deze partijen verschil van inzicht zou ontstaan over de uitleg van hun overeenkomst, is het aan de rechter om daarover te oordelen. Uit het persbericht van Buma/Stemra begrijp ik dat van een dergelijk verschil van inzicht in dit geval geen sprake is.
Bent u bereid te onderzoeken of het mogelijk is het uitbetalen van dit soort buitensporige ontslagvergoedingen te verhinderen bij het niet willen voldoen aan de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT), ook als er afspraken van vóór inwerkingtreding van de wet zijn?
Op afspraken over bezoldigingen en ontslagvergoedingen van voor de inwerkingtreding van de normering is het reguliere overgangsrecht van de WNT van toepassing. Dit overgangsrecht is destijds in de WNT opgenomen, met het oog op het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Zijn er bij Buma/Stemra en overige collectieve beheersorganisaties nog meer functionarissen werkzaam die boven de huidige WNT-norm betaald worden? Zo ja, welke organisaties, functies en aantallen betreft dit?
In 2013 en 2014 maakten in totaal drie topfunctionarissen belast met de dagelijkse leiding van een collectieve beheersorganisatie gebruik van het overgangsregime (twee van Buma/Stemra en één van SENA). Eén van deze functionarissen was de directievoorzitter van Buma/Stemra, die inmiddels zijn vertrek heeft aangekondigd.
Kunnen de overschrijdingen bij collectieve beheersorganisaties van de WNT-norm opgenomen worden in de WNT-jaarrapportage? Zo nee, waarom niet en kan het College van Toezicht Auteursrechten in zijn jaarrapport dan deze gegevens publiceren?
In artikel 7.1 WNT is de grondslag opgenomen voor de WNT-jaarrapportage. Dit artikel is niet van toepassing op collectieve beheersorganisaties. Daarom worden er geen gegevens over deze sector opgenomen in deze rapportage. De collectieve beheersorganisaties rapporteren hun bezoldigingsgegevens aan het College. Het College neemt deze gegevens op in haar toezichtsrapport, dat ieder jaar, tezamen met het jaarverslag aan de Kamer wordt toegezonden.
NPO-voorzitter Hagoort en diens intentie de politiek te beïnvloeden |
|
Martin Bosma (PVV) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Veel ergernis over klimaatcampagne NPO»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de woorden van NPO-voorzitter Hagoort («Ik zie politiek die heel erg aarzelt om iets te doen. Wij hebben invloed op publieke opinie. Zo geven we voedingsbodem aan politiek om tot beleid over te gaan.») die betekenen dat hij het als zijn taak ziet de politiek te beïnvloeden?
Het is niet aan mij om verantwoordelijkheid te nemen voor de uitspraken van de heer Hagoort in een discussieprogramma of deze inhoudelijk te beoordelen. Volgens de weergave van de woorden van de heer Hagoort heeft hij niet gesproken over «beïnvloeding van de politiek», maar van «invloed op de publieke opinie». Het is overigens de taak van de publieke omroep om door zijn informerende functie bij te dragen aan publiek debat en meningsvorming.
Op grond van welk artikel in de Mediawet vervult Hagoort een politieke taak? Welke kiezers hebben hem gekozen?
De heer Hagoort vervult geen politieke taak. Hij is door de raad van toezicht van de publieke omroep aangesteld om een publieke functie te dienen: het samen met de omroepen zorgdragen voor de uitvoering van de publieke media-opdracht.
Hoe verhoudt de sturing van informatie van de NPO zich tot artikel 2.1 van de Mediawet, in het bijzonder lid 2.b dat juist van de omroep eist «op evenwichtige wijze een beeld van de samenleving» te geven, alsmede lid 2.e dat voorschrijft dat de publieke omroep «voldoet aan hoge journalistieke en professionele kwaliteitseisen»?
Het is de taak van de publieke omroep om de diversiteit aan overtuigingen, meningen en interesses te weerspiegelen en op evenwichtige en journalistiek verantwoorde wijze te berichten over wat er speelt in de wereld. De NPO draagt zorg voor een kwalitatieve en evenwichtige programmering. Dat gebeurt in wisselwerking met de omroeporganisaties, die verantwoordelijk zijn voor de inhoud. De verschillende omroepen zorgen voor pluriformiteit in het aanbod en binnen programma’s.
Betalen wij belasting om via de staatsomroep tot een andere mening gebracht te worden?
Er bestaat in Nederland geen staatsomroep met voorgeschreven meningen.
Welke meningen worden nog meer voorgeschreven door de staatsomroep? Kunt u uw antwoord in alfabetische volgorde toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat de heer Hagoort niet langer te handhaven is en dat hij zijn politieke carrière beter elders kan voortzetten?
Nee.
Verslaving aan sociale media |
|
Marith Volp (PvdA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Vooral meisjes verslaafd aan sociale media»?1
Ja.
Wat vindt u van de cijfers in dit bericht? Heeft u voldoende zicht op trends onder jongeren?
Dit bericht is gebaseerd op het Belevingenonderzoek «Jongeren over sociale media» van CBS. Een CBS Belevingenonderzoek is bedoeld om een beter beeld te krijgen van de gevoelens en ontwikkelingen in de samenleving. Het onderzoeksrapport «Jongeren over sociale media» is gebaseerd op de antwoorden van ruim 4.000 jongeren in de leeftijd van 12 tot 25 jaar.
Een op de zes jongeren noemt zichzelf «verslaafd» aan sociale media. Dit is echter niet hetzelfde als de diagnose verslaafd volgens de verslavingszorg, die door een deskundige moet worden vastgesteld en waar mijn beleid op is gebaseerd. Uit de verslavingszorg komen vooralsnog geen signalen waaruit is af te leiden dat het gebruik van sociale media zorgwekkend is. Er worden slechts sporadisch jongeren met «sociale media verslaving» behandeld.
In hoeverre heeft u voldoende inzicht in deze negatieve gevolgen van het gebruik van sociale media? Acht u uitgebreider onderzoek nodig? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dat vormgeven?
Nee. Via de cijfers van de verslavingszorg blijf ik de ontwikkelingen volgen. Gezien de geringe hulpvraag van jongeren zie ik vooralsnog geen reden actie te ondernemen.
In hoeverre heeft de verslavingszorg voldoende expertise om jongeren met een sociale mediaverslaving te helpen? Hoeveel mensen hebben zich de afgelopen jaren bij reguliere verslavingsinstellingen gemeld met een sociale mediaverslaving? Hoe vaak betrof dit minderjarigen, en om welk percentage meisjes gaat het?
De verslavingszorg kan jongeren met een sociale mediaverslaving behandelen met cognitieve gedragstherapie, motivationele gespreksvoering en psychosociale begeleiding. Bij de verslavingszorg kloppen vooral ouders aan met lichte hulpvragen over de omgang met het sociale media gebruik van hun kinderen. Sporadisch wordt een behandeltraject gestart. Als een behandeling nodig is, is er meestal sprake van gecombineerde problematiek.
De verslavingszorg registreert verslavingen aan sociale media onder de titel «internetverslaving». Volgens de kerncijfers verslavingszorg heeft in de «categorie» Overige Verslavingen (4% van de totale hulpvraag) 15% van de hulpvragen (392 in aantal) te maken met internetverslavingen. Hoeveel hiervan betrekking hebben op sociale media is niet bekend.
Deelt u de opvatting dat jongeren geleerd moet worden op gezonde wijze gebruik te maken van sociale media? Wat doet u om jongeren op een gezonde manier te leren omgaan met sociale media? Kunt u een overzicht geven van de reguliere onderwijsprogramma’s?
Ja, dit kan een belangrijk onderdeel zijn van de opvoeding (door ouders en verzorgers), en scholen kunnen hierin een ondersteunende rol spelen. Door op een goede en veilige manier om te kunnen gaan met (de ontwikkelingen in de) diverse vormen van media, zijn jongeren beter voorbereid op participatie in de maatschappij.
Ouders kunnen in de opvoeding veel doen. Ze kunnen zelf het goede voorbeeld geven, extreem gebruik van sociale media signaleren en met hun kinderen te bespreken.
Scholen kunnen daarbij ondersteunen door bijvoorbeeld programma’s als Mediawijsheid en Gezonde School in te zetten. Deze programma’s worden ondersteund vanuit OCW en VWS.
Een overzicht van reguliere onderwijsprogramma’s voor het omgaan met media in den brede is te vinden op de website van Mediawijsheid (www.mediawijsheid.nl). In de brief van de Staatssecretaris OCW aan de Tweede Kamer van 29 juni 2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 31 434 nr. 7) is inzichtelijk gemaakt welke acties specifiek gericht zijn op Mediawijsheid. Daarnaast is een overzicht van onderwijsprogramma’s op omgaan met media in relatie tot specifieke gezondheidsvaardigheden te vinden in de database van Gezonde School.
Hoe trekt u bij de gerichte beleidsvorming op met uw collega’s op van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap? Bent u bereid meer aandacht te schenken aan het voorkomen van ongezond sociaal mediagebruik? Zo ja, hoe gaat u gericht beleid maken? Zo nee, waarom niet?
De ministeries van VWS en OCW werken nauw samen op het gebied van gezondheidsbevordering in en rondom het onderwijs. De inzet op gezond mediagebruik is hier een onderdeel van. Zoals aangekondigd in mijn brief van 20 oktober 2015 over preventief gezondheidsbeleid (Kamerstukken II, 2015–2016, 31 899 nr. 26), zal ik u samen met mijn collega’s van OCW na de zomer van 2016 informeren over onze visie en inzet op Gezonde School vanaf 2017 en verder.
De economische positie van makers van reclamedeuntjes |
|
Jasper van Dijk , Mei Li Vos (PvdA), Astrid Oosenbrug (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Money money money, maar niet voor de maker»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de topman van een van de reclamemuziekbureaus dat hij zich «gedwongen voelt om als componist van reclamemuziek op te worden opgevoerd, omdat de grote internationale concurrenten ook zo te werk gaan»?
Ondernemingen dienen zich te houden aan het wettelijk kader van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en de Mededingingswet, waaronder het verbod op misbruik van een economische machtspositie. Op grond van het verbod op misbruik van een economische machtspositie mogen ondernemingen die beschikken over een economische machtspositie daarvan geen misbruik maken, bijvoorbeeld door concurrenten uit te sluiten of afnemers uit te buiten. Het is aan de Europese Commissie en de Autoriteit Consument & Markt (ACM) om in individuele gevallen te bepalen of sprake is van een overtreding van het VWEU of de Mededingingswet. Als makers van reclamemuziek of reclamemuziekbureaus vinden dat sprake is van oneerlijke concurrentie, dan kunnen zij een klacht hierover indienen bij de Europese Commissie en/of de ACM. Indien de Europese Commissie en/of de ACM daartoe aanleiding zien, zullen zij een mededingingsrechtelijk onderzoek starten.
Wat is uw reactie op de constatering van ruim tien componisten dat er in de wereld van de reclamemuziek «de facto een monopolie voor een paar partijen is»?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u de geschetste handelwijze van BumaStemra en de omroepen als het gaat om contracten en afspraken met componisten van reclamemuziek?
Buma/Stemra is geen partij bij de overeenkomst die componisten en tekstschrijvers sluiten met een opdrachtgever. Buma/Stemra meldde desgevraagd dat als een lid meent dat een ander ten onrechte bij Buma aanspraak maakt op een muziekwerk, het lid Buma kan verzoeken de kwestie te onderzoeken via de zogeheten dubbelclaimprocedure. Mocht een lid menen dat zijn muziekwerk is gebruikt in een ander werk zonder dat daarvoor toestemming is verleend dan kan dat lid zich wenden tot de Vaste Commissie Plagiaat van Buma/Stemra. In beide gevallen moet de maker de klacht dus kenbaar maken aan Buma/Stemra. Bij Buma/Stemra zijn over deze kwestie geen klachten ingediend. Buma/Stemra zegt uit eigen beweging een onderzoek in te stellen indien duidelijk is dat een lid volstrekt ten onrechte auteursrecht claimt ten aanzien van het werk van een ander. Wij zullen deze kwestie onder de aandacht van het College van Toezicht Auteursrechten brengen.
Met betrekking tot het gebruik van een zogeheten «kickbackbeding» (de verplichting voor een maker om een deel van zijn uit hoofde van zijn makerschap van een collectieve beheersorganisatie, zoals Buma/Stemra, ontvangen inkomsten af te dragen aan een opdrachtgever) verwijzen wij u naar de antwoorden gegeven op kamervragen van het lid Harbers (VVD)2. Per 1 juli jl. is de Wet auteurscontractenrecht in werking getreden. In de toelichting bij het door die wet ingevoerde artikel 25f Auteurswet (Aw) is een kickbackbeding genoemd als voorbeeld van een voor de maker onredelijk bezwarend beding. Voor omroepen en andere opdrachtgevers geldt in de voorkomende gevallen de Auteurswet – met inbegrip van de daarin via de Wet auteurscontractenrecht opgenomen bepalingen. Zie in dit verband ook het antwoord op vraag 5. Als een omroep meent dat Buma een onredelijke hoge vergoeding hanteert voor het muziekgebruik van de omroep, dan staat het de omroep vrij om de redelijkheid van het tarief ter beoordeling voor te leggen aan de rechter. Conform de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisatie auteurs- en naburige rechten dient de rechter de geschillencommissie toezicht in de gelegenheid te stellen hierover advies uit te brengen.
Hoe kan de Auteurswet bijdragen aan de verbetering van de economische positie van deze groep makers?
Sinds de inwerkingtreding van de Wet auteurscontractenrecht kent de Auteurswet een hoofdstuk 1a (artikel 25c tot en met 25h Aw) waarin bepalingen zijn opgenomen inzake de exploitatieovereenkomst. Op grond van artikel 25f Aw is een voor de maker onredelijk bezwarend beding in de overeenkomst waarin auteursrecht wordt overgedragen of exclusief wordt gelicentieerd, vernietigbaar. In de memorie van toelichting worden de gedwongen winkelnering (de verplichte aansluiting bij een aan de exploitant gelieerde muziekuitgever zonder dat de maker hier enig voordeel uit heeft) en de hiervoor genoemde kickbackbedingen genoemd als voorbeelden van een voor de maker onredelijk bezwarend beding.
Deelt u de mening dat het bij uitstek de taak van Buma/Stemra is om de aangesloten componisten en tekstschrijvers te allen tijde en op alle fronten bij te staan om de economische positie te beschermen en te verbeteren? Zo nee, waarom niet?
Kernactiviteiten van een collectieve beheersorganisatie (cbo), zoals Buma/Stemra, zijn de verlening van licenties aan gebruikers, het houden van toezicht op het gebruik van auteursrechtelijk beschermd materiaal en de inning en verdeling van geïnde bedragen voor de exploitatie van dit materiaal. Deze activiteiten dragen bij aan de bescherming en verbetering van de economische positie van de aangesloten rechthebbenden, in casu componisten en tekstschrijvers en hun uitgevers. Buma/Stemra kan bepalen dat zij als cbo tot taak heeft aangesloten rechthebbenden bij te staan in hun belangenbehartiging. Het bestuur en de aangesloten rechthebbenden bij Buma/Stemra kunnen daartoe beslissen.
Bent u bereid de componisten van reclamemuziek als kleine ondernemers te ondersteunen om hun structureel zwakke onderhandelingspositie naar de paar grote spelers in de markt voor reclamemuziek te versterken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe?
Juist met het oog op het verbeteren van de zwakke onderhandelingspositie van de maker/natuurlijke persoon in de relatie met de exploitant van zijn werken is recent de Wet auteurscontractenrecht in werking getreden. De wet biedt de maker instrumenten om op te komen tegen een exploitant van zijn auteursrecht indien deze hem onredelijk behandelt. Het is aan de maker om gebruik te maken van deze instrumenten. Bij invoering van de wet is aan uw Kamer toegezegd dat de wet binnen vijf jaar wordt geëvalueerd. Aan de hand van de resultaten uit de evaluatie, kan worden bezien of de wet aanpassing behoeft.
Het bericht dat Sesamstraat verdwijnt van NPO1 |
|
Kees Verhoeven (D66), Jasper van Dijk |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht dat Sesamstraat verdwijnt van NPO1 en verhuist naar een themakanaal?1
Op grond van de programmatische autonomie van de publieke omroep, zoals neergelegd in de Mediawet 2008, is het aan de NPO om de vroege avonduitzending van Sesamstraat per 1 januari a.s. te verhuizen van NPO 1 naar het themakanaal Zapp Xtra. De berichten dat Sesamstraat zou gaan verdwijnen, zijn onjuist: de ochtenduitzending van Sesamstraat op NPO Zappelin (NPO 3) blijft gewoon gehandhaafd. Het is een feit dat die ochtenduitzending in de doelgroep (3 tot 5 jaar) beter bekeken wordt dan de avonduitzending op NPO 1 in diezelfde doelgroep (40 procent in de ochtend tegen 15 procent in de avond).
Daarnaast is en blijft Sesamstraat ook te zien op andere plekken waar de jonge kijkers tegenwoordig de programma’s bekijken: via de NPO Zappelin app, NPO.nl en zappelin.nl en straks dus ook op het digitale themakanaal NPO Zappelin Xtra.
Deelt u de mening dat Sesamstraat zeer goed past binnen één van de kerntaken van de publieke omroep, namelijk het bieden van educatie?
Ja.
Vindt u het aanvaardbaar dat (dalende) kijkcijfers het belangrijkste argument zijn om Sesamstraat van NPO1 weg te halen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het feit dat de avonduitzending van Sesamstraat aanmerkelijk minder wordt bekeken binnen de doelgroep dan de ochtenduitzending is niet het voornaamste argument van de NPO om deze verhuizing naar het themakanaal aan te kondigen. Het voornemen van de NPO is gebaseerd op veranderde kijkpatronen en kijkvoorkeuren, zowel bij jongere als oudere kijkers. Het is belangrijk dat de NPO rekening houdt met dit soort ontwikkelingen.
Deelt u de mening dat circa 900.000 kijkers worden uitgesloten van ontvangst van Sesamstraat aan het eind van de middag, omdat zij geen digitale televisie hebben en het programma dus niet kunnen ontvangen op het themakanaal Zappelin Xtra? Kunt u uw antwoord toelichten?
Die mening deel ik niet. Op de eerste plaats behoort het grootste deel van die 900.000 kijkers niet tot de doelgroep (3 tot 5 jaar) en op de tweede plaats blijft de ochtenduitzending van Sesamstraat gewoon beschikbaar op het «gewone kanaal» van NPO Zappelin (NPO 3), dus ook toegankelijk voor kijkers zonder digitale televisie. Uit de huidige praktijk blijkt dat die ochtenduitzending bij de doelgroep in ieder geval populairder is dan de avonduitzending.
Bent u bereid om met de NPO in gesprek te gaan over dit besluit, met als inzet om dit besluit te heroverwegen in het licht van de invulling van de publieke kerntaak?
De publieke omroep is zelf verantwoordelijk voor vorm en inhoud van zijn media-aanbod en ook voor de tijdstippen en platforms waarop dat media-aanbod wordt aangeboden aan het publiek. Die redactionele autonomie staat nadrukkelijk gegarandeerd in de Mediawet. Een gesprek van mij met de NPO is in dat licht niet wenselijk.
Wilt u deze vragen beantwoorden vóór 16 november a.s. in verband met het dan voorziene wetgevingsoverleg Media?
Ja.
Het bericht dat een presentatrice is gediscrimineerd bij RTL Nieuws |
|
Selçuk Öztürk (GrKÖ), Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Diana Matroos: «Bij RTL legde een chef een handje pepernoten op mijn bureau'»?1
Ja.
Wat vindt u van de ervaringen van de presentatrice? Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat iemand op basis van haar huidskleur een taak is ontzegd?
Het is onacceptabel als iemand op basis van zijn/haar huidskleur op een andere manier wordt behandeld dan een ander persoon. Het beginsel van gelijke behandeling is neergelegd in artikel 1 van onze Grondwet en uitgewerkt in diverse wetten, waaronder de Algemene wet gelijke behandeling.
Over deze specifieke kwestie heb ik contact laten opnemen met RTL. Vanuit RTL Nieuws is mij bericht dat de betrokken presentatrice géén taak is ontzegd op grond van haar etniciteit. RTL Nieuws bestrijdt dat er wordt gediscrimineerd.
In aansluiting daarop is mij namens RTL Nederland bericht dat men onderzoek heeft gedaan naar maatregelen die moeten leiden tot meer diversiteit, zowel qua etniciteit als qua leeftijd en geslacht. RTL heeft inmiddels een werkgroep ingesteld die met gerichte acties komt om de diversiteit te vergroten. RTL vindt het belangrijk dat de diversiteit ook wordt gewaarborgd achter de schermen.
Ik stel vast dat RTL Nieuws en RTL Nederland duidelijk laten blijken ernst te maken met bestrijding van discriminatie binnen hun bedrijf.
Deelt u de mening dat discriminatie en een gebrek aan representativiteit binnen de media de democratische spreekbuisfunctie van de media niet ten goede komen? Zo ja, wat gaat u hier dan voor actie tegen ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Ja. Ik ben van mening dat zowel publieke als private media een media-aanbod moeten verzorgen dat rekening houdt met de maatschappelijke verscheidenheid in ons land, zowel in hun berichtgeving als in hun personeelsbeleid. Ik voeg daar aan toe dat zowel publieke als private media geheel onafhankelijk van de overheid en van eventuele andere beïnvloeding hun media-aanbod tot stand dienen te brengen.
In aanvulling hierop zou ik het toejuichen als zowel de publieke als de private media-instellingen, in navolging van het Rijk en diverse werkgevers, het Charter Diversiteit zouden ondertekenen en ik zal hen daartoe ook oproepen.2
Heeft u, gezien eerdere berichten van klokkenluiders2, cijfers en/of andere informatie over het voorkomen van discriminatie binnen de Nederlandse media en in het bijzonder bij de publieke omroep? Zo nee, bent u bereid hier onderzoek naar te doen? Zo ja, is er sprake van een patroon en wat gaat u met deze informatie doen?
De NPO liet mij weten niet over dergelijke informatie te beschikken. Ook het jaarverslag van de Commissie Integriteit Publieke Omroep (CIPO) bevat hierover geen informatie. De NPO heeft een klachtenregeling en vertrouwenspersoon voor eventuele klachten over discriminatie; de omroepen zijn hierin autonoom en zelf verantwoordelijk voor hun personeelsbeleid. Omtrent het voorkomen van discriminatie binnen de Nederlandse media zijn mij geen gegevens bekend. Het ligt niet op mijn weg om hier specifiek onderzoek naar te doen; dat is een zaak voor het College voor de Rechten van de Mens (sinds 2012 de opvolger van de Commissie Gelijke Behandeling), dat tot taak heeft om onderzoek te doen naar mogelijke (stelselmatige) schendingen van mensenrechten, waaronder discriminatie.4
Wat vindt u van de representativiteit en diversiteit van de werknemerspopulatie binnen het Nederlandse medialandschap in zijn algeheel? Is er naar uw mening sprake van voldoende representativiteit en diversiteit? Zo ja, op basis waarvan komt u tot deze mening? Zo nee, gaat u actie ondernemen op dit gebied?
Uit onderzoek naar representativiteit en diversiteit blijkt dat dit in veel maatschappelijke sectoren nog te wensen over laat, ook in het medialandschap. Belemmering hierbij is dat het niet is toegestaan dat overheden, ondernemingen en organisaties bijzondere persoonsgegevens als seksuele voorkeur, godsdienst, ras en dergelijke registreren. Dit valt onder de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, een grondrecht dat is neergelegd in onze Grondwet en in diverse internationale verdragen.5 Dat maakt het onmogelijk om een uitspraak te doen over «representativiteit en diversiteit van de werknemerspopulatie binnen het medialandschap in zijn algeheel».
Binnen deze beperkingen kunnen individuele bedrijven evenwel onderzoek doen naar de diversiteit van hun werknemersbestand en ik zou dergelijk onderzoek ook van harte verwelkomen.
Vindt u de samenstelling van het algehele personeelsbestand, het presenterend personeel en het televisieaanbod binnen de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) op dit moment in overeenstemming met het door de NPO geformuleerde doel «Daarbij streeft de publieke omroep naar een representatief beeld van de diversiteit in de samenleving, onder andere door de aanwezigheid van meer Nieuwe Nederlanders in zijn aanbod»?3 Zo ja, op basis waarvan stelt u dat? Zo nee, wat voor actie gaat u ondernemen op dit terrein?
Zie het antwoord op vraag 10.
Welke beleidsmatige conclusies zijn er uit onderzoek over de representativiteit van de Nederlandse media uit het verleden4, waaruit onder andere bleek dat vrouwen op de televisie ondervertegenwoordigd zijn bij de publieke omroep en dat de commerciële omroepen het op dit gebied beter doen, in deze kabinetsperiode getrokken?
Dat er bij commerciële omroepen meer vrouwen in beeld komen, is voor een belangrijk deel te verklaren door de verschillende aanbodmix tussen de publieke en de commerciële omroepen. Zo blijft de representatie van vrouwen vooral achter bij de categorie nieuws en opinie – en juist die categorie is minder vertegenwoordigd in het aanbod van commerciële omroepen terwijl de NPO daar veel aandacht aan besteedt.
Diverse organisaties, zoals WomenInc en de Kleurrijke Top 100, hebben in het recente verleden aandacht gevraagd voor meer diversiteit in programma’s, waaronder ook programma's over nieuws en opinie. De NPO heeft begin januari aangekondigd dat diversiteit in programma's een belangrijk speerpunt wordt voor 2016. Onder andere door diversiteit een van de belangrijkste criteria te laten zijn bij de intekening. Ook wordt een enquête onder programmamakers gehouden over ideeën om het media-aanbod diverser te maken. De NPO heeft verder aangekondigd dat hij in gesprek gaat met verschillende stakeholders op het gebied van diversiteit in de media, waaronder de genoemde organisaties. Het doel hiervan is kennis van buiten naar binnen te halen en deze in te zetten om diversiteit in het aanbod te vergroten. Onderdeel hiervan is ook het bewust maken van programmamakers van het belang van diversiteit en hen hier praktische handvatten voor te bieden.
Zijn uw beleid en het beleid van de publieke omroep van de afgelopen jaren ten aanzien van de representativiteit van de publieke omroep wel effectief, daar recente berichten5 aangeven dat het aantal vrouwen op de televisie bij de publieke omroep minder is dan vijf jaar geleden? Zo ja, op basis waarvan stelt u dit? Zo nee, wat voor aanvullende maatregelen en/of herzieningsmaatregelen gaat u dan nemen?
Uit de rapportages van de NPO leid ik af dat de resultaten op het gebied van diversiteit in de afgelopen concessieperiode gemengd zijn te noemen: bij televisie is de representatie van vrouwen licht afgenomen, maar die van mensen met een niet-westerse migrantenachtergrond gestegen, terwijl bij radio de representatie van beide groepen is gestegen. De verantwoordelijkheid voor het daadwerkelijk diverser samenstellen van programma’s ligt bij de omroepredacties. De NPO-organisatie kan vanuit zijn rol wel stimuleren, maar hier niet direct op sturen. De NPO zou er goed aan doen om de ontwikkelingen in de samenleving sneller op te volgen.
Zijn de representativiteit en diversiteit naar uw mening voldoende op orde binnen de lokale publieke omroepen? Zo ja, op basis waarvan concludeert u dit? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
De Organisatie van Lokale Omroepen in Nederland (OLON) wijst er op dat de populatie van lokale omroepen voornamelijk bestaat uit vrijwilligers. Alle vrijwilligers worden toegelaten tot het vrijwilligersbestand ongeacht etnische afkomst, geslacht, religie, etc. De representativiteit en diversiteit zal de populatie van de betreffende gemeente(n) weerspiegelen, aangezien iedere lokale omroep beschikt over een Programma Beleidsbepalend Orgaan (PBO), dat het beleid voor het media-aanbod bepaalt en dat representatief is voor de belangrijkste in die gemeente voorkomende maatschappelijke, culturele, godsdienstige en geestelijke stromingen.9 De gemeenteraad adviseert hierover aan het Commissariaat voor de Media. OLON beschikt niet over een centraal gedetailleerd overzicht inzake de etnische achtergrond van alle vrijwilligers en personeelsleden.
Stichting Regionale Omroep Overleg en Samenwerking (ROOS) liet mij weten dat regionale omroepen streven naar een goede afspiegeling van hun regio conform hun wettelijke taak. Etniciteit speelt een grotere rol bij de Randstedelijke omroepen en bij grote steden dan bij de andere regio’s, aldus ROOS.
Ik zal in mijn overleg met OLON en ROOS aandacht vragen voor diversiteit, zowel in het vrijwilligersbestand van de lokale omroepen, het personeelsbestand van de regionale omroepen en uiteraard ook in hun media-aanbod.
Is er naar uw mening sprake van genoeg etnische representativiteit binnen (het algehele personeel, het presenterend personeel en de uitzendingen van) de publieke omroep? Zo ja, op basis waarvan concludeert u dit? Zo nee, wat zijn hiervan de mogelijke effecten en wat gaat u hieraan doen?
De publieke omroep heeft de opdracht een afspiegeling te bieden van de samenleving; dit is als de «publieke mediaopdracht» in de Mediawet neergelegd.10 Uit onderzoeken van de NPO blijkt dat de afspiegeling van vrouwen en niet-westerse migranten in het aanbod van de NPO (waaronder presentatoren) op dit moment nog achterblijft bij de feitelijke samenstelling van de Nederlandse samenleving. Het is moeilijk om de effecten hiervan in te schatten. Ik ben van mening dat de NPO hier meer werk van moet maken.
In zijn Concessiebeleidsplan 2016–2020 (CBP) zegt de NPO: «In ons aanbod moet te zien en te horen zijn dat we er zijn voor alle burgers in Nederland. Dat moet blijken uit wie er aan het woord en in beeld komen, uit de onderwerpkeuze, de muziekkeuze, uit de presentatoren en uit de verhaallijnen van onze dramaseries.» De NPO heeft hiervoor ambities opgenomen in zijn CBP en zal daarover jaarlijks in zijn Terugblik rapporteren. Ik zal daar scherp op toezien.
Is de samenstelling van de publieke omroep en de Nederlandse media in haar totaliteit naar uw mening divers genoeg om de democratische spreekbuisfunctie goed genoeg te kunnen vertolken, waarbij de meningen van alle groepen in Nederland voldoende worden gehoord? Zo ja, op basis waarvan concludeert u dit?
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 3.
De kritiek van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op de inhoud van het programma Pauw |
|
Martin Bosma (PVV) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de het bericht «Asscher hekelt gastenkeuze Pauw»?1
Ja.
Is het de taak van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid televisieprogramma’s te recenseren?
Neen.
Waarom spreekt de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zich wel uit over de inhoud van programma’s, terwijl de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, met de portefeuille media, al jarenlang stelselmatig weigert in te gaan op kritiek op de programmering en de inhoud van programma’s?
De Minister van SZW deed zijn uitspraak tijdens een Kamerdebat met de commissie Sociale Zaken over integratie. Hij bracht zijn grote zorg onder woorden over de polarisatie van het maatschappelijk debat over de opvang van asielzoekers en veroordeelde het feit dat het programma Pauw (eerder die week) een podium bood aan de extreme opvattingen van de NVU. Tegelijkertijd voegde hij daaraan toe dat hij als politicus niet wil bepalen «wie er bij de publieke omroep mag komen opdraven».
Over dat laatste kan geen misverstand bestaan: de Mediawet bepaalt nadrukkelijk dat de omroepinstellingen zelf de vorm en inhoud van hun media-aanbod bepalen en daar verantwoordelijk voor zijn. Dat geldt zowel voor de publieke als voor de commerciële omroepinstellingen.
Deze zogeheten redactionele autonomie vormt een hoeksteen van het mediabeleid: het garandeert dat de nieuws- en informatievoorziening aan de burgers geschiedt in volstrekte onafhankelijkheid. Dat is van groot belang voor het goed functioneren van onze parlementaire democratie. Dat laat onverlet dat over de keuzes en afwegingen die nieuwsredacties maken – in dit geval de redactie van het programma Pauw – verschillend kan worden gedacht, in voorkomende gevallen ook door de Minister van SZW.
Deelt u de mening dat hiermee de eenheid van kabinetsbeleid wordt doorbroken?
Volstrekt niet. De Minister van SZW heeft juist de kern van het mediabeleid verwoord: de overheid bemoeit zich niet met de vorm en inhoud van het media-aanbod.
Bent u eindelijk bereid u uit te spreken over de inhoud van programma’s, in het bijzonder over de eenzijdige linksheid van de Nederlandse Publieke Omroep (NPO)?
Ik kan u gerust stellen: ik blijf bij mijn bestendige gedragslijn en vel geen oordeel over de redactionele keuzes van programmamakers.
Het opzeggen van de FM-vergunning door Open Rotterdam |
|
Mohammed Mohandis (PvdA), Astrid Oosenbrug (PvdA) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de berichtgeving over het niet gebruiken van de FM-frequentie door Open Rotterdam?1
Ja.
Is het waar dat het Commissariaat voor de Media alleen Open Rotterdam heeft aangewezen als publieke lokale omroep voor de gemeente Rotterdam?
Ja. Op grond van artikel 2.63, tweede lid, van de Mediawet 2008 kan er door het Commissariaat voor de Media per gemeente slechts één lokale publieke media-instelling worden aangewezen. Voor de gemeente Rotterdam is dat Open Rotterdam. Deze lokale publieke media-instelling heeft kenbaar gemaakt te stoppen met het maken van radiouitzendingen. Het media-aanbod zal dus via andere distributiekanalen worden verspreid. Op grond van de Mediawet 2008 is hiertegen geen bezwaar.
Waarom noemt de gemeente Rotterdam, op basis het bij vraag 2 gestelde, het opzetten van een andere radiozender «weinig kansrijk»?
Voor zover het Rotterdamse college van burgemeester en wethouders in zijn antwoord (d.d. 13 oktober 2015) op vragen uit de Rotterdamse gemeenteraad bedoelt dat het opzetten van een speciale procedure om de frequentie door Agentschap Telecom te laten verdelen onder andere gegadigden «weinig kansrijk» is, is dit juist. De wet voorziet niet in de mogelijkheid om een frequentie die bestemd is voor lokale publieke radioomroep door Agentschap Telecom toe te laten wijzen aan andere gegadigden dan de door het Commissariaat voor de Media aangewezen lokale publieke omroep in die gemeente.
Op welke manier kan het mogelijk gemaakt worden om voor de tussenliggende periode tot 2018 een andere radiozender naast Open Rotterdam te laten uitzenden? Welke rol kan het Commissariaat voor de Media hierbij spelen?
Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven, kan er op grond van de Mediawet 2008 per gemeente slechts één lokale publieke media-instelling worden aangewezen. Een FM-vergunning voor lokale publieke omroep wordt slechts verleend aan de lokale publieke media-instelling die door het Commissariaat voor de Media voor deze gemeente is aangewezen (artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder b, Telecommunicatiewet). Alleen Open Rotterdam komt derhalve in aanmerking voor een frequentie voor lokale publieke omroep in de gemeente Rotterdam.
Een mogelijkheid zou kunnen zijn dat een derde partij in overleg treedt met Open Rotterdam en de gemeente Rotterdam, om namens Open Rotterdam en op de voor Open Rotterdam gereserveerde frequentie een lokaal radioprogramma te verzorgen dat verder voldoet aan de voor lokale publieke omroep geldende regels. Het Rotterdamse college geeft in zijn beantwoording van vragen van de gemeenteraad van 13 oktober 2015 aan: «Mocht een partij toch in staat zijn om op basis van een solide plan een aanvraag te doen (...), dan is ons college bereid om – desgevraagd – zijn steun daarvoor uit te spreken. Daarbij past wel de kanttekening dat wat het college betreft Open Rotterdam dé lokale zendgemachtigde is en de enige lokale zender blijft die (op basis van de Mediawet) recht heeft op subsidie vanuit de gemeente.»
Ik heb onvoldoende informatie om in te kunnen schatten of er op lokaal niveau verder beletselen zijn.
Zijn er daarnaast nog andere beletselen vanuit het landelijke of lokale beleid? Hoe kunt u deze (helpen) wegnemen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe kunt u ervoor zorgen dat niet gebruikte frequenties alsnog binnen de licentieperiode weer gebruikt gaan worden?
Zie antwoord vraag 4.
De bevestiging van de VARA dat gasten in het tv-programma Pauw betaald worden voor hun bijdrage |
|
Norbert Klein (Klein) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Kent u het bericht waarin door de VARA wordt bevestigd dat gasten in het tv-programma Pauw betaald worden voor hun bijdrage?1
Ja.
Bent u van mening dat transparantie over besteding van omroepgelden belangrijk is voor de geloofwaardigheid van de publieke omroep?
Ja.
Is journalistieke integriteit ook gekoppeld aan deze transparantie zeker als het voor de kijker onduidelijk is welke gasten betaald en welke gasten onbetaald een bijdrage aan een opiniërend amusant programma leveren?
Of een gast van een televisieprogramma een vergoeding krijgt, is een afweging van de omroepen en de programmaredacties zelf. Daarbij dient in acht genomen te worden dat dit niet ten koste mag gaan van de journalistieke integriteit. De publieke omroep dient te allen tijde zijn redactionele onafhankelijkheid te bewaken en handhaven.
Kunt u bij de NPO er op aandringen een overzicht te geven van betaalde deskundigen die als gasten aan opiniërende programma's ingeschakeld worden?
De NPO beschikt nu niet over die informatie omdat dat de verantwoordelijkheid is van individuele omroepen. Ik zal er bij de NPO op aandringen dat er interne richtlijnen komen, bijvoorbeeld via de code goed bestuur en redactiestatuten, zodat er transparantie is over het beleid van de omroepen. Die richtlijnen betreffen wat mij betreft ook het te voeren beleid bij het inschakelen van deskundigen in opiniërende programma’s.
In het debat over de plenaire behandeling van de Mediawet heb ik verder gesteld dat ik desgevraagd uw Kamer wil kunnen informeren over specifieke kosten van de publieke omroep. Ik draag de NPO op in reactie op mijn vragen over het Concessiebeleidsplan nader uit te werken hoe aan dit uitgangspunt gehoor kan worden gegeven. Als uw Kamer erom vraagt, moet ik u immers kunnen informeren en dan dient de NPO gegevens te overleggen.
Uw Kamer heeft naar aanleiding van het debat een motie aangenomen (Kamerstuk 34 264, nr. 26) waarbij het kabinet wordt gevraagd zich in te zetten voor transparantie van de kosten van de programmering op het niveau van genres. Ik zal uw Kamer uiterlijk in het voorjaar van 2016 informeren over de wijze waarop ik de motie zal uitwerken in lagere regelgeving.
De vergoeding aan NPO Radio 2 en De Wereld Draait Door voor promotie van het Koningslied |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «NPO Radio 2 en De Wereld Draait Door (DWDD) kregen betaald voor Koningslied»?1
Is het waar dat NPO Radio 2 en De Wereld Draait Door een vergoeding hebben gekregen voor promotie van het Koningslied? Zo nee, waarom niet?
Hoe hoog was de vergoeding die de NOS en NPO Radio 2 hebben gekregen voor promotie van het Koningslied?
Klopt het dat de NPO bijna twee miljoen euro heeft ontvangen van de Stichting Nationaal Comité Inhuldiging voor alle evenementen rond de inhuldiging?
Uit de zogenaamde «Bemiddelingsovereenkomst» tussen de NPO en het Nationaal Comité Inhuldiging van 24 juli 2013 en het bijbehorende addendum van 14 januari 2014 blijkt dat het Nationaal Comité Inhuldiging € 1.800.000 aan de NPO ter beschikking heeft gesteld ten behoeve van de verzorging van media-aanbod van de door het Comité gecoördineerde evenementen.
Kunt u toelichten of, en zo ja, op welke wijze, de Stichting Nationaal Comité Inhuldiging door de overheid wordt gefinancierd? Indien de Stichting Nationaal Comité Inhuldiging wordt gefinancierd met publieke middelen, vindt u het dan niet vreemd dat deze Stichting deze middelen gebruikt om de publieke omroep te betalen?
Het Nationaal Comité Inhuldiging heeft bij aanvang geen budget van rijkswege meegekregen. Voor organisatie en financiering van activiteiten was het Comité afhankelijk van de samenwerking met externe en private partijen. Volgens de financiële verantwoording van het Comité bestonden de baten van het Comité uit bijdragen van het bedrijfsleven, private fondsen, (semi) publieke instellingen en bankrente. 2 In totaal € 4.180.303. Om alle mensen in het koninkrijk, zowel in het Europese deel als in het Caribische deel, te laten deelnemen aan een uitzonderlijke gebeurtenis als een troonswisseling en inhuldiging heeft het Comité samenwerking gezocht met de NPO en een bijdrage verstrekt. Dat is ook toegestaan volgens de Mediawet 2008.
Deelt u de mening dat betaald krijgen voor «redactionele aandacht» ten koste gaat van journalistieke onafhankelijkheid? Zo nee, waarom niet?
Op grond van de Mediawet 2008 dient de publieke omroep te allen tijde zijn redactionele onafhankelijkheid van overheid, sponsors, andere verstrekkers van bijdragen en commercie te bewaken en te handhaven. Dat wil niet zeggen dat het verboden is bijdragen van derden te ontvangen voor de productie van media-aanbod. Dat is bij de publieke omroep aan strikte regels gebonden en mag er nooit toe leiden dat er invloed wordt uitgeoefend op de redactionele beslissingen over de vorm en inhoud van de programmering. En bovendien moet de keuze van de publieke omroep om een productie te maken en uit te zenden altijd ingegeven zijn door de onafhankelijke uitvoering van de publieke taakopdracht en vanuit eigen redactionele overwegingen. In de overeenkomst tussen het Nationaal Comité Inhuldiging en de NPO van 24 juli 2013 zijn deze elementen expliciet benoemd en vastgelegd.
Is het waar dat hier sprake is van reclame maken, dan wel sponsoring, van een commercieel product, buiten de STER om? Zo nee, waarom niet?2
Bent u bereid het Commissariaat voor de Media te laten onderzoeken of de «bemiddelingsovereenkomst» tussen de NPO en de Stichting Nationaal Comité Inhuldiging in strijd is met het dienstbaarheidsverbod zoals vastgesteld in «Beleidsregels reclame publieke media-instellingen 2011», dan wel de wettelijke voorschriften met betrekking tot reclame en sponsoring zoals bepaald in de Mediawet, of enige andere bepaling uit de «Beleidsregels reclame publieke media-instelling» en/of Mediawet? Zo nee, waarom niet?
Indien er geen sprake is van enige overtreding van wettelijke regels of voorschriften, bent u dan bereid te bevorderen dat de wet zodanig wordt aangepast dat zulke overeenkomsten als tussen de NPO en de Stichting Nationaal Comité Inhuldiging in de toekomst niet meer mogelijk zijn? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid na te gaan bij de NPO of er meer van dit soort dubieuze deals zijn gesloten, zoals eerder ook de deal tussen de NOS en FOX. Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid een onderzoek in te stellen, dan wel het Commisariaat voor de Media te verzoeken een onderzoek in te stellen?
De financiering van het verjaardagsfeestje van de VARA door het Vfonds |
|
Hanke Bruins Slot (CDA), Fred Teeven (VVD) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennis genomen van de berichtgeving dat het Nationaal Fonds voor Vrede, Vrijheid en Veteranenzorg (vfonds) het 90e verjaardagsfeestje van de VARA financiert?1
Ja.
Klopt het dat het vfonds een half miljoen euro aan de VARA geeft voor een vanaf komend najaar uit te zenden televisieserie over geschiedenis van de arbeider? Zo ja, hoe beoordeelt u dit?
Het Nationaal Fonds voor Vrede, Vrijheid en Veteranenzorg (vfonds) is een onafhankelijke stichting, met autonome zeggenschap over haar uitgaven. De directeur van het vfonds heeft namens de Raad van Bestuur desgevraagd bevestigd dat er sprake is van een subsidie voor twee afleveringen van een televisieserie van de VARA. Defensie subsidieert het vfonds niet.
Wat heeft de geschiedenis van de arbeider volgens u te maken met de doelstelling van het vfonds, namelijk inzet voor de erkenning en waardering van geüniformeerden die in dienst zijn van de Nederlandse overheid waar ook ter wereld? Herkent u zich in het geschetste beeld dat deze omvangrijke subsidie in kringen rond Defensie «met argusogen» wordt bezien?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat het subsidiebeleid van vfonds ondersteuning van producties in het algemeen en documentaires in het bijzonder uitsluit? Zo ja, hoe kan deze subsidie dan verleend zijn?
De subsidierichtlijnen van het vfonds worden vastgesteld door de Raad van Bestuur. Voor de precieze interpretatie daarvan verwijs ik naar de stichting.
Klopt het dat een subsidieverzoek voor een film over de slag om de Grebbeberg, een initiatief waarvoor de Commandant Landstrijdkrachten al steun toegezegd heeft middels materieel en logistieke hulp, door het vfonds is afgewezen? Staat de film door het uitblijven van steun van het vfonds op losse schroeven?
Voor de afhandeling van dit subsidieverzoek verwijs ik naar het vfonds. De initiatiefnemers van de speelfilm De Grebbeberg hebben laten weten door te gaan met hun initiatief.
Herinnert u zich uw uitspraak: «Daar waar het vfonds herprioriteert en dat eventueel gevolgen heeft voor de financiering van activiteiten of direct zorgtaken raakt, heb ik daar altijd overleg over met het vfonds. Het is dus nadrukkelijk niet zo dat het vfonds geïsoleerd optreedt en dat we straks out of the blue met de gevolgen daarvan worden geconfronteerd.»?2
Ja. Ik heb dat gezegd tijdens het notaoverleg over veteranen van 23 juni 2014, in relatie tot de financiering van veteranenactiviteiten en -zorg door het vfonds.
Heeft u overleg gehad met het vfonds over de financiering van de televisieserie van de VARA? In hoeverre heeft de subsidieverstrekking van een half miljoen euro gevolgen voor andere activiteiten of directe zorgtaken van het vfonds voor veteranen en andere Defensiegerelateerde activiteiten?
Neen, het vfonds is een onafhankelijke stichting en ik heb geen overleg gehad over deze subsidieverstrekking. Deze subsidieverstrekking heeft geen gevolgen voor de financiering van veteranenactiviteiten en -zorg door het vfonds. Er is daarom geen aanleiding voor overleg.
Herinnert u zich uw uitspraak: «Er kan geen sprake van zijn dat het vfonds geïsoleerd opereert en stappen zet zonder dat Defensie daar iets van weet terwijl het eventuele belangrijke taken van ons raakt. Als dat wel zo is, zal ik daar altijd op acteren.»?3
Ja. Ook dit heb ik gezegd tijdens het notaoverleg van 23 juni 2014, in relatie tot activiteiten van en zorg voor veteranen die het vfonds financiert.
Bent u bereid deze uitspraak gestand te doen?
Ja. Zoals vermeld in mijn brief over de financiering van de nuldelijnsondersteuning van veteranen van 26 januari jl. (Kamerstuk 30 139, nr. 143) en in de Veteranennota 2015 (Kamerstuk 30 139, nr. 148), ben ik in goed overleg met het vfonds op het gebied van de financiering van activiteiten inzake erkenning en waardering voor veteranen en inzake veteranenzorg.
Bent u bereid zich te distantiëren van de subsidieverstrekking van het vfonds aan de VARA en hierover tekst en uitleg te vragen? Zo nee, waarom niet?
Het vfonds is een onafhankelijke stichting.
De strenge regionaliteitsregels voor regionale commerciële radiozenders |
|
Astrid Oosenbrug (PvdA), Lutz Jacobi (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de uitspraak van de rechtbank Rotterdam op 4 juni 2015 over de strenge interpretatie van de regionaliteitsregels voor de regionale commerciële radioomroep?1
Ja. Zoals ik ook heb geantwoord op één van de vragen gesteld door het lid Klein (fractie-Klein)2 betreft dit een procedure waar RadioNL en 100% NL bij betrokken zijn. In deze procedure was ik verweerder.
Is het waar dat het Agentschap Telecom de regels strenger interpreteerde dan de gangbare praktijk, maar dat de rechtbank nu een nog strengere interpretatie van de regels heeft gegeven?
Agentschap Telecom heeft de regels geïnterpreteerd in lijn met de uitleg die daaraan is gegeven in de toelichting bij de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radioomroep 2007.3 Ook is bij de interpretatie rekening gehouden met de uitleg die het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) in zijn uitspraken van 6 juni 2012 en 12 september 20134 aan de regels heeft gegeven. De rechtbank heeft in de onderhavige zaak die interpretatie van de regels grotendeels in stand gelaten, maar heeft op onderdelen geoordeeld dat Agentschap Telecom de regels strikter had moeten uitleggen.
Hoe beoordeelt u de criteria die de rechtbank heeft neergelegd in haar vonnis? Kunt u met name in gaan op het strenge «geboorte in de streek»-criterium en het criterium waarmee de omvang van de streek wordt bepaald (de kleinere FM-kavels in plaats van de grotere digital audio broadcasting (DAB)+ kavels?
De rechtbank heeft onder meer geoordeeld dat de programmering alleen gericht mag zijn op het analoge FM-bereik en niet (mede) op het ruimere bereik dat zenders hebben via digitale radio (DAB+). Die wijziging, die verband houdt met het digitaliseringsbeleid, kon volgens de rechtbank pas ingaan na afloop van de vergunningen en had volgens de rechtbank geconsulteerd moeten worden. Met dat oordeel kan ik mij niet verenigen en dat is voor mij reden geweest om hoger beroep in te stellen bij het CBb.
Voor het overige deel van de vraag verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 5.
Deelt u de mening dat het met toepassing van deze strenge criteria nauwelijks haalbaar is om op een percentage van 64% regiogerichte radio te komen?
Het percentage van 64% regiogerichtheid is door de vergunninghouder zelf geboden in de vergelijkende toets op basis waarvan de vergunning destijds is verdeeld. Ik ben van mening dat een commerciële radioomroep, met een professionele bedrijfsvoering, in staat moet kunnen zijn om een door hem zelf geboden percentage regiogerichtheid te verwezenlijken.
Is het waar dat een zanger of artiest slechts meetelt als regiogericht als hij of zij daar geboren is, maar bijvoorbeeld niet als hij of zij daar al jarenlang woont?
Onder regiogerichte programmering wordt mede verstaan muziek, waarvan de uitvoerende groep of artiest of de schrijver uit de regio komt. Hierbij wordt aangesloten bij de geboorteplaats. De rechtbank Rotterdam heeft in de hierboven aangehaalde uitspraak bevestigd dat deze uitleg juist is en dat deze invulling ten tijde van de aanvragen om de vergunningen te verlengen voorzienbaar was. Daarbij acht de rechtbank aanknoping bij de woonplaats in dit verband niet voor de hand liggen.
Is het waar dat de indeling van de regio’s voornamelijk is gemaakt naar omvang van het gebied, en niet naar het aantal luisteraars?
Het door een vergunninghouder in een vergelijkende toets geboden percentage van regiogerichtheid dient in het bijzonder gericht te zijn op het gebied waarvoor het programma bestemd is. Hieronder valt in elk geval het analoge FM-bereik. De vraag of hieronder ook het digitale bereik (het zogenaamde allotment) valt, is onderwerp van het hoger beroep dat ik heb ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Kan een versoepeling van de regionaliteitsregels overwogen worden voor de volgende vergunningsperiode? Kan daarbij gedacht worden aan een versoepeling van het geboortecriterium, waarbij wonen en verblijf in de regio ook als regiobinding wordt gezien, waarbij uitgegaan kan worden van de (grotere) DAB+-kavels als regio, en/of waarbij het percentage van 64% wordt verlaagd?
Het uitgangspunt in mijn brief van 26 juni 2015 over de commerciële radiovergunningen was om bij vergunningen die geveild gaan worden te volstaan met de wettelijke minimumeis van 10% regiogerichte programmering.5 Bij een verlenging vindt er geen aanpassing van de (geboden) percentages regiogerichte programmering plaats, om de redenen als genoemd in mijn brief van 1 september 2015 over vergunningen voor commerciële radioomroepen.6
Is het waar dat RadioNL pas op 18 december a.s. in verband hiermee voor de rechter moet verschijnen? Is het waar dat RadioNL in de tussentijd niet weet waar het aan toe is? Kunt u Agentschap Telecom verzoeken om in de tussentijd geen boetes en/of dwangsommen op te leggen in verband hiermee?
RadioNL heeft tegen de eerdergenoemde uitspraak geen hoger beroep ingesteld. RadioNL heeft ook geen voorlopige voorziening (kort geding) aangespannen tegen de uitspraak van de rechtbank om de gevolgen van de uitspraak te schorsen, totdat uitspraak in hoger beroep is gedaan. Het Agentschap Telecom heeft een eigenstandige verantwoordelijkheid (en bevoegdheid) om de wet te handhaven. Bij een eventueel handhavingsverzoek heeft Agentschap Telecom in beginsel een plicht dit verzoek in behandeling te nemen en te onderzoeken.
Het negeren van een uitspraak van de Reclame Code Commissie |
|
Gert-Jan Segers (CU) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Is u bekend dat in het weekend van 8 augustus 2015 langs een aantal stranden van de Nederlandse kust een vliegtuigje heeft gevlogen met een reclamebanner voor een erotische website? Wat vindt u van dergelijke reclame op stranden, waar ook veel kinderen zijn?
Ja. Ik heb er begrip voor dat niet iedereen een dergelijke reclame kan waarderen. Tegelijkertijd moet worden opgemerkt dat het in beginsel is toegestaan om voor de betreffende dienst in de openbare ruimte reclame te maken.
Kunt u bevestigen dat de reclame-uiting in Katwijk onder de reikwijdte van de Stichting Reclame Code valt? Gelden bijzondere regels voor reclame op vliegtuigbanners?
Bij de Stichting Reclame Code (SRC) kunnen klachten worden ingediend tegen reclame-uitingen, ook als deze op een vliegtuigbanner staan. De Reclame Code Commissie toetst vervolgens of de betreffende uiting voldoet aan de regels uit de Nederlandse Reclame Code. Deze Code bepaalt onder meer dat reclame niet in strijd mag zijn met de wet, de waarheid, de goede smaak en het fatsoen. Dit geldt voor alle reclame-uitingen, dus ook voor reclame op vliegtuigbanners. De Code bevat geen bijzondere regels die alleen voor vliegtuigbanners gelden.
Kent u de uitspraak van de Reclame Code Commissie van 7 juli 2015 naar aanleiding van een klacht van Dinand Woesthoff met betrekking tot een vergelijkbare reclame-uiting op een billboard voor deze zelfde website? Hoe wordt deze uitspraak gehandhaafd?
Ja.
De SRC heeft een aparte afdeling Compliance die nagaat of adverteerders een uitspraak opvolgen. Naar aanleiding van de uitspraak van 7 juli 2015 heeft de betreffende adverteerder de SRC schriftelijk laten weten de betreffende uiting niet meer op dergelijke wijze te zullen gebruiken. De betreffende billboardreclame is verwijderd.
Indien een adverteerder geen gevolg geeft aan een uitspraak van de Reclame Code Commissie, wordt deze geplaatst op de non-compliant lijst op de website van de SRC.
Hoe kan het dat een bedrijf dat voor een bepaalde reclame-uiting op de vingers is getikt een vergelijkbare reclame-uiting opnieuw kan doen?
De Commissie beoordeelt naar aanleiding van een klacht van geval tot geval of een reclame-uiting voldoet aan de regels. De reclame-uiting op de door u bedoelde vliegtuigbanner betrof een andere uiting dan die in de uitspraak van
7 juli 2015 is beoordeeld.
Ik heb van de SRC begrepen dat over de reclame op de vliegtuigbanner bij de SRC is geklaagd. Naar aanleiding van deze klachten zal de Reclame Code Commissie beoordelen of deze uiting al dan niet in strijd is met de regels uit de Nederlandse Reclame Code. De uitspraak zal zoals gebruikelijk op de website van de SRC worden gepubliceerd.
Zijn de huidige instrumenten om ongeoorloofde reclame aan te pakken naar uw mening voldoende om herhaalde ongeoorloofde reclame te voorkomen?
Gelet op het hoge percentage adverteerders dat een uitspraak opvolgt (96%), acht ik de huidige instrumenten voldoende. In geval van een herhaalde overtreding kan de Reclame Code Commissie besluiten om een uitspraak onder de aandacht van een breed publiek te brengen door de uitspraak als een Alert (via een persbericht) te verspreiden. Er moet dan wel sprake zijn van een soortgelijke uiting en soortgelijke overtreding.
Compliance kan ook worden bereikt door medewerking van de bij de zelfregulering aangesloten media waarin de reclame is verschenen. Zo worden radio en tv-commercials in geval van een overtreding niet meer uitgezonden.
Deelt u de mening dat het huidige stelsel van behandelen van reclameklachten het soms aantrekkelijk kan maken om expres ongeoorloofde reclame-uitingen te doen, om zo extra publiciteit te genereren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om dit minder aantrekkelijk te maken?
Vooropgesteld zij dat voor het maken van reclame in Nederland geen voorafgaande goedkeuring of toestemming nodig is. Het doel van reclame is over het algemeen om zoveel mogelijk aandacht te genereren voor het aangeboden product of de dienst. Vanzelfsprekend moet dit binnen de bestaande regelgeving gebeuren.
Het huidige klachtensysteem biedt partijen voldoende mogelijkheid om op laagdrempelige en kosteloze wijze hun ongenoegen te uiten over een reclame-uiting.
Shirtsponsoring van een betaald voetbalorganisatie door ggz-instelling Inter-psy |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Health i Port nieuwe partner FC Groningen»? Wat vindt u van deze nieuwe samenwerking?1
Ik heb het bericht ter kennisgeving aangenomen. Het is niet aan mij om een oordeel te hebben over een samenwerking tussen twee private partijen.
Kunt u aangeven welk bedrag ggz-instelling Inter-psy via Health i Port heeft neergeteld om shirtsponsor te worden van FC Groningen, en waar dit geld vandaan komt? Welke afspraken zijn er gemaakt over het bedrag dat Inter-Psy gedurende de overeenkomst uitgeeft aan deze voetbalclub? Kunt u de begrote bedragen inzichtelijk maken? Gaat het hier om geld dat bedoeld is voor behandeling van patiënten?
Ik ben geen partij in de afspraken tussen Health-i-port en FC Groningen. Het gaat hier om twee private partijen die een onderlinge relatie zijn aangegaan. Ik heb begrepen dat Health-i-port een platform is waar zo’n 25 partijen op het gebied van zorg, research en innovatie aan zijn verbonden. Zij betalen allemaal een bedrag per jaar aan lidmaatschap / partnerschap. Inter-Psy heeft als één van de leden ook zo’n lidmaatschapsbedrag betaald.
Heeft u ook de indruk dat deze nieuwe samenwerking meer op een mooie gelegenheid voor reclame en naamsbekendheid voor de ggz-instelling lijkt, dan een samenwerking in het belang van de ggz-patiënt? Vindt u het wenselijk dat ggz-instellingen reclame maken?
We hebben in ons land de Nederlandse Reclame Code. Iedereen die van mening is dat een reclame-uiting in strijd is met deze code, omdat de reclame bijvoorbeeld misleidend is of in strijd met de goede smaak en fatsoen, kan hierover een klacht indienen bij de Reclame Code Commissie. Als de Commissie een klacht gegrond verklaart en van mening is dat de omstandigheden van het geval dit rechtvaardigen, dan verspreidt de Commissie de uitspraak ook via een zogenaamde «alert». Op die manier wordt de uitspraak onder de aandacht gebracht van een breed publiek. Een onafhankelijke afdeling binnen de Stichting Reclame Code gaat bij een overtreding van de Nederlandse Reclame Code na of de betrokken adverteerder gevolg geeft aan de uitspraak.
Zorginstellingen zijn private partijen die zelf besluiten over hun eigen bedrijfsvoering. Ik heb hierin geen rol. In het AO GGZ heb ik wel aangegeven dat als opgeroepen zou worden tot onzinnige zorg of niet zuinige zorg, ik daar afstand van neem. Ik ben echter van mening dat dit hier niet aan de orde is. Er wordt hier geen concrete behandeling door een instelling aangeprezen. Health-i-port levert zelf geen zorg.
Deelt u voorts de mening dat zorggeld naar de zorg moet gaan, en niet naar het sponsoren van een voetbalclub of een andere sportclub? Zo ja, wat gaat u aan deze vorm van reclame doen?
Zie antwoord vraag 3.
Erkent u dat de reclamekosten die Inter-psy – via Healt i Port – maakt erg zuur zijn in tijden dat er wordt gesteld dat «de ggz te duur is»? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Hoeveel meer ggz-patiënten denkt Inter-psy te kunnen «verwerven» met deze vorm van reclame maken?
Ik kan daar geen oordeel over geven. Zie antwoord op vraag 3 en 4.
Klopt het dat er van Inter-psy over 2014 geen wettelijk jaarverslag te vinden is op www.jaarverslagenzorg.nl? Zo ja, hoe kan dit?
Het klopt dat op www.jaarverslagenzorg.nl nog geen jaardocument 2014 van Inter-Psy te vinden is. Ik heb de ggz-sector namelijk tot 1 december 2015 uitstel verleend2 voor het deponeren van de jaarrekening 2014. Als deze is aangeleverd, zal het complete jaardocument van Inter-Psy worden gepubliceerd.
Is het waar dat de bestuurders in 2013 respectievelijk 205.000 euro, 184.889 euro en 87.500 euro (voor 7 maanden) via een managementfee hebben ontvangen? Is deze vorm van beloning toegestaan volgens de Wet toelating zorginstellingen en de Wet marktordening gezondheidszorg?2
De in vraag 8 genoemde bedragen worden in het jaarverslag omschreven als «brutoinkomen». Dit komt overeen met de betekenis van managementfee: de beloning van de bestuurder voor door hem verrichte werkzaamheden. De managementfee is dan ook bezoldiging in de zin van de Wet Normering Topinkomens (WNT). Hieraan staat de Wet toelating zorginstellingen (Wtzi) niet in de weg. Op grond van de Wtzi is winstuitkering in geval van bepaalde typen zorgverlening, waaronder intramurale ZVW-zorg verboden. Managementfee en winstuitkering zijn niet hetzelfde.
Op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) geldt voor de ggz-zorg tarief- en prestatieregulering. Dat betekent dat zorgaanbieders zoals Inter-Psy niet hogere tarieven mogen declareren dan de maximumtarieven die de NZa heeft vastgesteld.
Moet de beloning van de bestuurders via de «managementfee» gezien worden als een winstuitkering? Zo ja, mag dit voor ggz-instellingen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 8.
Klopt het dat Menzis, de grootste zorgverzekeraar in de regio Groningen, blij is met Inter-psy als redelijk nieuwe «marktpartij»? Accepteert de zorgverzekeraar dat geld, dat bedoeld is voor de behandeling van patiënten, uiteindelijk naar de shirtsponsoring van een betaald voetbalorganisatie gaat?
Het is aan verzekeraars om met zorginstellingen afspraken te maken over het leveren van zorg aan hun verzekerden die kwalitatief goed is tegen een goede prijs. Ik heb daarin geen rol.