Onlineoplichting via datingsites |
|
Henk Krol (50PLUS) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Kent u het onderzoek van De Monitor (KRO-NCRV) over online oplichting via Nederlandse «datingsites»?1
Ja.
Klopt het dat bezoekers van deze datingsites, die serieus op zoek zijn naar een partner, zonder het te weten aan het lijntje worden gehouden met nepprofielen en daar bovendien honderden of zelfs duizenden euro’s voor betalen?
Die signalen zijn mij ook bekend. Ik beschik echter niet over gegevens op basis waarvan ik een schatting kan maken van het aantal bedrijven dat dating sites met onechte profielen exploiteert. Wel ga ik er van uit dat het op de Nederlandse markt om duizenden websites gaat die gebruikmaken van nepprofielen. Uit de bedrijfsgegevens die op deze websites staan vermeld, blijkt dat een aantal bedrijven meerdere websites exploiteert.
Om dezelfde reden kan ik ook geen inschatting maken van het aantal slachtoffers. Over de financiële schade merk ik op dat op de meeste datingsites die werken met onechte profielen het versturen van een chatbericht circa een euro kost. Dat betekent dat de kosten hoog kunnen oplopen.
De ACM heeft in 2016 burgers opgeroepen melding te maken van datingsites die gebruik maken van nepprofielen en doet momenteel onderzoek naar dit onderwerp.
Kunt u een schatting maken van hoeveel bedrijven in Nederland zich bezighouden met deze vorm van online oplichting?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u tevens een schatting maken van het aantal slachtoffers en de financiële schade die zij oplopen?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre wordt door de aanbieder voldaan aan de informatieplicht die geldt voor een overeenkomst op afstand waarbij de belangrijkste kenmerken van de zaak moeten worden weergegeven voordat de koop gesloten wordt, en dat dus slechts kleine lettertjes in de voorwaarden juridisch niet volstaan?
Er staan meerdere bepalingen in het Burgerlijk Wetboek die er op zijn gericht dat de handelaar de algemene informatie (waaronder de voornaamste kenmerken) over een product duidelijk dient te presententen. Indien dit niet gebeurt, kan de consument namelijk een beslissing nemen die hij bij de presentatie van de volledige informatie mogelijk niet had genomen. De toepassing van de regels hangt af van de omstandigheden van het geval. Het is niet zo dat de voornaamste kenmerken van een product of dienst kunnen worden verstopt in de algemene voorwaarden.
Het is aan de rechter om te bepalen of een aanbieder voldoet aan de wet. Daarnaast houdt de ACM toezicht op de relevante consumentenregels. In het kader hiervan heeft de ACM de bevoegdheid inlichtingen te
vorderen en eventueel boetes op te leggen.
Deelt u de mening dat een duidelijke waarschuwing op zijn plaats is, dat de bezoeker op een datingsite terecht is gekomen waar gebruik wordt gemaakt van nepprofielen, alvorens hij of zij begint met chatten en betalen?
Ik vind dat het voor consumenten, die een datingsite bezoeken, duidelijk moet zijn met wie zij in contact treden, alvorens zij een conversatie starten of een betaling verrichten om dit gesprek te starten.
Deelt u de mening dat juist eenzame mensen die serieus op zoek zijn naar een partner, bijvoorbeeld nadat zij een dierbare hebben verloren door scheiding of door overlijden, extra kwetsbaar zijn voor deze vorm van bedrog? Zo ja, wat bent u van plan te ondernemen om hen te beschermen?
Ik wil consumenten op het hart drukken goed te kijken wat voor diensten de datingsite aanbiedt en of er ook gebruik wordt gemaakt van nepprofielen. De aanbieders zijn verplicht dit duidelijk te melden als ze hier gebruik van maken. In de praktijk kan het voorkomen dat bepaalde consumenten niet goed in staat zijn om te beoordelen of een datingsite betrouwbaar is. Het keurmerk Veilig Daten, dat is opgezet door de Consumentenbond en Thuiswinkel.org, is opgezet om consumenten daarbij te helpen.
Naast misleiding kan er ook sprake zijn van datingfraude. Bij de preventie van fraude wordt speciale aandacht besteed aan kwetsbare groepen, zoals bijvoorbeeld ouderen. De door mijn ambtgenoot van Justitie en Veiligheid (hierna: JenV) gesubsidieerde Fraudehelpdesk waarschuwt actief voor actuele frauderisico’s, staat melders te woord en geeft voorlichting. Ook werkt JenV hierbij samen met onder andere samen met het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV).
Indien iemand daadwerkelijk slachtoffer is geworden van datingfraude, kan er aangifte worden gedaan bij de politie. Slachtoffers van fraude kunnen voor praktische, juridische en emotionele hulp terecht bij Slachtofferhulp Nederland (SHN). SHN heeft daartoe ten behoeve van haar medewerkers fact sheets ontwikkeld over datingfraude en over de psychosociale impact daarvan. De politie geeft contactgegevens van slachtoffers door aan SHN, dat actief contact met deze slachtoffers opneemt.
In geval een consument zich slachtoffer voelt vanwege misleidende datingprofielen en zich tot SHN wendt, zal SHN, hoewel er geen sprake is van datingfraude, waar mogelijk, ondersteuning aanbieden.
Kunt u aangeven in hoeverre er gebruik wordt gemaakt van gestolen identiteiten en op welk schaal dat gebeurt? Wordt daar actie op ondernomen?
Door het OM wordt geen registratie bijgehouden van identiteitsfraude in combinatie met oplichting via datingsites.
Nepnieuwsbestrijders van de EU die Nederlands nieuws beoordelen maar geen Nederlands spreken |
|
Ronald van Raak , Renske Leijten |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Hoe moeten de nepnieuwsbestrijders van de EU Nederlands nieuws beoordelen als ze helemaal geen Nederlands spreken?1
Het kabinet wil heimelijke beïnvloeding van de publieke opinie door statelijke actoren tegengaan2. De onafhankelijkheid van journalistiek moet in die aanpak te allen tijde worden gerespecteerd. Eén van de instrumenten op Europees niveau om heimelijke beïnvloeding tegen te gaan is de East Stratcom Taskforce.
De Taskforce is in 2015 op verzoek van de Europese Raad opgericht om: 1) bij te dragen aan kennis over de EU en het beleid van de EU in landen van het Oostelijk Partnerschap (Oekraïne, Wit-Rusland, Moldavië, Georgië, Azerbeidzjan en Armenië), 2) ondersteuning van initiatieven om de vrijheid van media in deze landen te bevorderen en onafhankelijke mediaorganisaties te ondersteunen en 3) de verspreiding van vooral pro-Kremlin desinformatie te identificeren en te corrigeren. Hiervoor heeft de Taskforce sinds 2018 jaarlijks een budget van 1,1 miljoen euro beschikbaar.
De website Euvsdisinfo is onderdeel van deze Taskforce die valt onder de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO). Het klopt dat er geen Nederlandssprekende staf werkzaam is bij de East Stratcom Taskforce.
Hoe is het mogelijk dat deze organisatie maar liefst 1 mln. euro subsidie krijgt en toch maar drie betaalde krachten heeft? Waar gaat de rest van al dat geld naartoe?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom vertelt deze organisatie dat 400 vrijwilligers het nieuws beoordelen, terwijl dit in de praktijk maar zo’n tien mensen zijn?
De originele pool van vrijwilligers, die het nieuws beoordelen, bestond uit ongeveer 400 personen. Inmiddels zijn nog maar 10 vrijwilligers actief voor de website Euvsdisinfo.
Vindt u de overweging «een reden hebben om ‘s morgens je bed uit te komen» een voldoende bekwaamheid en motivatie om dit soort werk te gaan doen?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u verklaren waarom deze Europese nepnieuwsbestrijders zich lenen voor propaganda van «Promote Oekraïne»?
EUvsdisinfo heeft naar aanleiding van de publicatie van de drie Nederlandse artikelen op de website een rectificatie geplaatst en daarbij aangegeven dat dit onterecht was en dat er naar de interne procedures gekeken zal worden. Het kabinet onderstreept dat onafhankelijke media niet moet worden gecontroleerd of veroordeeld.
Wanneer wordt De Gelderlander van de lijst gehaald? Hebben GeenStijl en TPO al excuses aangeboden gekregen?
Zie antwoord vraag 5.
Blijft u nog steeds achter de werkwijze van EUvsDisinfo staan? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Nee, het kabinet zal daarom de motie van de leden Kwint en Yesilgöz-Zegerius (Kamerstuk 21 501–34, nr. 290) uitvoeren.
Vindt u nepnieuws bestrijden een taak van de Europese Commissie? Zo ja, waarom?
Zie ook antwoord op vraag 1 en 2. De Europese Commissie draagt geen verantwoordelijkheid voor de Taskforce of de website. De Taskforce en de website zijn onderdeel van de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO). Het kabinet is van mening dat in Europees verband samengewerkt moet worden om heimelijke beïnvloeding tegen statelijke actoren tegen te gaan. Daarbij moet de werkwijze zo worden vormgegeven dat onafhankelijke media niet worden gecontroleerd of veroordeeld. De onafhankelijkheid van journalistiek moet te allen tijde worden gerespecteerd. De Europese Commissie verkent momenteel de omvang van desinformatie in de EU en heeft daartoe ook een high level group (HLG) fake newsopgericht dat op 12 maart jl haar advies aan de Europese Commissie heeft aangeboden. De Europese Commissie komt later dit voorjaar met een mededeling over het onderwerp.
Zult u uw afkeuring uitspreken richting de Europese Commissie over deze manier van werken en te kennen geven dat Nederland niet zit te wachten op deze «nepnieuwsbeoordelingen»? Kunt u uw antwoord toelichten?
Meteen na aanname van de motie heeft Nederland dit vraagstuk aangekaart bij de Secretaris-generaal van de EDEO. In heldere bewoording is de motie van de Kamer toegelicht en is aangedrongen op een radicale koerswijziging. Nederland gaat hier niet alleen over, daar moeten we wel oog voor houden, en is hierover ook in gesprek met andere landen binnen de EU en zal hierover verder politiek contact zoeken.
De uitzending over homo-ontmoetingsplaatsen van ‘Undercover in Nederland’ |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de uitzending op SBS6 van «Undercover in Nederland» over homo-ontmoetingsplaatsen?1
Ja.
Wat is uw reactie op de benoemde misdrijven bij homo-ontmoetingsplaatsen?
Ik keur alle misdrijven, ongeacht hun locatie en seksuele gerichtheid af.
In de praktijk blijkt in dergelijke gevallen vaak sprake van een samenloop van gedragingen die op andere gronden strafbaar zijn. Ook zijn de plekken die gebruikt worden als ontmoetingsplaatsen niet altijd als zodanig aangewezen. Om deze redenen zijn er geen cijfers bekend.
In mijn brief van 22 februari jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn voornemens met betrekking tot het slachtofferbeleid. Om de slachtoffers te ondersteunen, onder meer bij de afweging om al dan geen aangifte of melding te doen, zal Slachtofferhulp Nederland (SHN) haar online dienstverlening uitbreiden (chat, mail, webcare op sociale media).2
Is het waar dat er over deze misstanden geen cijfers bekend zijn? Zo ja, vindt u niet dat dergelijke cijfers er wel zouden moeten zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reactie op de situatie dat mannen of vrouwen geen aangifte durven doen vanwege schaamte en de vrees van bekendheid bij hun naasten hierover? Ziet u mogelijkheden om deze problematiek aan te pakken?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe kijkt u aan tegen de mogelijkheden om dit preventief aan te pakken, zoals betere straatverlichting op de ontmoetingsplaatsen en vaker patrouilleren door de wijkagent of surveillanceauto’s? Ziet u nog andere preventieve maatregelen?
Ten aanzien van homo-ontmoetingsplaatsen is geen landelijk uniform beleid. Het lokale gezag is verantwoordelijk voor de veiligheid binnen de eigen gemeente en de beperking van overlast op ontmoetingsplaatsen. Lokaal maatwerk is hier aangewezen omdat de omstandigheden per gemeente kunnen verschillen. Het landelijk kennisinstituut en adviesbureau voor het sociaal domein – Movisie – heeft om gemeenten en politie te ondersteunen een praktische handleiding »Homo-ontmoetingsplaatsen in de publieke ruimte» opgesteld.
Hoe beoordeelt u het feit dat uit de uitzending blijkt dat jongeren met een gemiddelde leeftijd van 18 à 19 jaar niet bekend zijn met hetgeen zich afspeelt op deze homo-ontmoetingsplaatsen en de kwetsbaarheid van de mensen die daar aanwezig zijn? Welke kansen ziet u om dit gedrag bij deze jongeren te voorkomen?
Zie antwoord vraag 5.
Is het waar dat met het huidige beleid op homo-ontmoetingsplaatsen in sommige gemeentes homo's worden weggejaagd in plaats van dat er op hun veiligheid wordt gelet? Welke mogelijkheden ziet u om dit aan te pakken?
Zie antwoord vraag 5.
Is het waar dat er geen of geen eenduidig beleid tussen gemeentes is? Zo ja, zou dat er niet moeten zijn?
Zie antwoord vraag 5.
De veiligheid van vrouwen op het internet |
|
Attje Kuiken (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Frans rapport: vrouwen zijn nog steeds niet vrij en veilig op internet»1 en het rapport «En finir avec l’impunité des violences faites aux femmes en ligne: une urgence pour les victimes»?2
Ja.
Heeft u een indicatie van het aantal klachten dat vanwege seksisme en bedreigingen van vrouwen bij de desbetreffende sociale media in Nederland jaarlijks wordt ingediend? Zo ja, hoe vaak gebeurt dit? Zo nee, waarom niet en deelt u dan de mening dat het goed zou zijn dit te laten onderzoeken en hoe gaat u hier voor zorgen?
Ik beschik niet over dergelijke cijfers. In de politie informatiesystemen wordt niet specifiek geregistreerd op internetbedreiging van vrouwen, maar nieuwe vormen van seksuele intimidatie en seksueel grensoverschrijdend gedrag waaraan vrouwen worden blootgesteld, hebben wel degelijk mijn aandacht. In mijn brief van 8 maart jl.3 heb ik aangegeven welke aanpak mij voor ogen staat om onwenselijk (seksueel) gedrag aan te pakken. Waar normstelling en strafrechtelijk optreden een rol kunnen hebben, zal ik die benutten om (seksueel) grensoverschrijdend gedrag aan te pakken.
Zijn de percentages van het aantal door Facebook, Twitter en YouTube na klachten verwijderde berichten in Nederland vergelijkbaar met die in Frankrijk? Zo ja, deelt u dan de mening dat dit schrikbarend lage percentages zijn en wat kunt u doen om de social media er van te doordringen dat dergelijke klachten serieus moeten worden genomen? Zo nee, hoe hoog zijn die percentages dan wel?
In Frankrijk is onderzoek gedaan naar het aantal verwijderde berichten na het indienen van een klacht. De onderzoeksresultaten zijn gepubliceerd door de Franse Adviesraad voor Gelijke Rechten voor Mannen en Vrouwen. Een vergelijkbaar onderzoek in Nederland is mij niet bekend. Een vergelijking met percentages in Frankrijk kan ik dan ook niet maken.
Wel heb ik mij tijdens een werkbezoek aan de stichting Pretty Woman in Utrecht waarbij andere hulporganisaties, gemeenten en de politie aanwezig waren, laten informeren over vergelijkbare fenomenen die de veiligheid en waardigheid van vrouwen bedreigen. Elk slachtoffer van (seksueel) geweld of intimidatie is er een te veel. Kennis en kunde van organisaties als Pretty Woman om slachtoffers voor te lichten en te ondersteunen over fenomenen als online exposing, zouden ook elders in het land benut kunnen worden. Hiervoor ga ik zoals aangegeven in mijn brief van 8 maart jl.4 in gesprek met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media.
Deelt u de mening dat sociale media zelf actief bedreigingen en uitingen van seksueel geweld op hun sites zouden moeten opsporen en verwijderen? Zo ja, in hoeverre doen zij dit ook daadwerkelijk? Zo nee, waarom niet en hoe kunt u ze daartoe aanzetten of dwingen?
Ik zie dat inderdaad als een verantwoordelijkheid van de aanbieders van sociale media. De impact van dit soort berichten op slachtoffers is groot. Zij kunnen zich niet of nauwelijks verweren. Daarom onderstreep ik het belang van het doen van aangifte bij de politie. Verder hebben overheid, bedrijfsleven (ICT-bedrijven) en belangenverenigingen in 2008 samen de gedragscode «Notice and Take Down» (NTD) opgesteld en gelanceerd. De gedragscode, op vrijwillige basis, beschrijft hoe particulieren en bedrijven in de online sector omgaan met meldingen en klachten over onrechtmatige inhoud op internet, zoals kinderporno, plagiaat, discriminatie en aanbod van illegale goederen. Met de gedragscode wordt bevorderd dat binnen de geldende wettelijke kaders deelnemende partijen als ICT bedrijven een melding te onderzoeken en op basis van dat onderzoek het materiaal te verwijderen als het illegaal is (of in strijd met algemene voorwaarden wordt gezien).
Met verschillende (internationale) ICT-bedrijven heb ik op 27 maart jl. gesproken over de aanpak van online seksueel kindermisbruik. De bovengenoemde NTD-procedure kwam daarbij ook aan de orde. Mochten zich in deze context vanuit de publiek-private aanpak van online seksueel kindermisbruik goede voorbeelden voordoen, dan zal ik met partijen gaan bespreken in hoeverre deze voorbeelden zich ook voor andere terreinen lenen.
Geldt het artikel 222–33 uit de Franse Code Pénal waarin – samengevat – seksuele intimidatie strafbaar is gesteld ook voor vormen van online seksuele intimidatie? Deelt u de mening dat een dergelijke bepaling ook in Nederland zou moeten gelden en wilt u dit dan meenemen in de discussie over de aangekondigde herziening van de zedentitel uit het Wetboek van Strafrecht?
Artikel 222–33 van de Franse Code Pénal stelt verschillende vormen van (seksuele) intimidatie strafbaar. Sinds 2014 is online intimidatie specifiek strafbaar gesteld in artikel 222-33-2-2. In het kader van het lopende deskundigenoverleg over de modernisering van de zedenwetgeving wordt onderzocht of er aanleiding is voor een zelfstandige strafbaarstelling van (online) seksuele intimidatie in het Nederlandse Wetboek van Strafrecht. Na afronding van dit overleg zal uw Kamer over de uitkomsten hiervan worden geïnformeerd.
Vooruitlopend op de modernisering van de zedenwetgeving breng ik, zoals aangekondigd in voornoemde brief van 8 maart jl.5, in het voorjaar van 2018 een wetsvoorstel herwaardering strafbaarstelling actuele delictsvormen in procedure, waarin een afzonderlijke strafbaarstelling van misbruik van seksueel beeldmateriaal wordt opgenomen. Hiermee wordt invulling gegeven aan het regeerakkoord waarin staat dat wraakporno een specifieke vorm van online intimidatie is. De strafbaarstelling wordt zo geformuleerd dat nieuwe en toekomstige vormen van aan wraakporno verwante vormen van misbruik van seksueel beeldmateriaal daar ook onder vallen.
Een taalcommissie van de NOS |
|
Martin Bosma (PVV) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «NOS-taalcommissie Blank = verboden woord»?1
Ja.
Wat is de taakopdracht van deze Taalcommissie?
De NOS volgt voor de spelling de website spellingsite.nu. Die is opgezet door Het Genootschap Onze Taal. Daarnaast zijn er interne taal- en stijlafspraken. De taalcommissie bij de NOS bestaat uit een aantal redacteuren die in de gaten houden of er eenduidigheid is in spelling- en taalgebruik en kwalificaties die worden gebruikt. Dit is overigens gebruikelijk bij meer media-organisaties. Iedere redactie maakt daarbij zijn eigen afwegingen.
Welke besluiten heeft zij de afgelopen vijf jaar genomen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u de notulen openbaar maken?
Zie antwoord vraag 2.
Sinds wanneer bestaat zij en wie heeft deze ingesteld?
Zie antwoord vraag 2.
Wie hebben er zitting in deze commissie?
Zie antwoord vraag 2.
Wie heeft hen benoemd? Op voorspraak van wie? Op grond van welke expertise?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke manier is gewaarborgd dat deze commissie representatief is voor ons gehele volk of zijn het toch weer voornamelijk Sylvana Simons-achtigen die hierin zitting hebben?
Zie antwoord vraag 2.
Op grond waarvan meent deze commissie dat het woord «blank» een negatieve connotatie heeft? Is hier enige wetenschappelijk bewijs voor of is er weer sprake van politiek-correct macrameeën?
Graag verwijs ik u voor nadere uitleg van de redactionele keuzes van de NOS naar https://over.nos.nl/uw-reacties/taal-en-tikfouten en de antwoorden op 15 veel gestelde taalvragen.
Waarom heeft «zwart» geen negatieve connotatie? Kunt u ook hier weer de wetenschappelijke onderbouwing voor geven?
Zie antwoord vraag 9.
Deelt u de mening dat het een kenmerk is van een dictatuur dat het de woordenschat van een volk probeert te beïnvloeden, zoals bijvoorbeeld wordt beschreven in het boek 1984 van George Orwell?
In een open, pluriforme, parlementaire democratie, zoals wij die kennen met onafhankelijke media, is dat eventuele gevaar in elk geval niet aan de orde. Ik ben van opvatting dat de politiek afstand moet houden van dergelijke redactionele keuzes in tegenstelling tot de doelstelling van het Ministry of Truth2.
Nepnieuws |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van de online te raadplegen database «EU vs Disinfo» (euvsdisinfo.eu) van de, door de Europese Unie opgerichte European External Action Service East StratCom Task Force, met artikelen die zijn beoordeeld op het verspreiden van nepnieuws? Zo ja, welke artikelen op EU vs Disinfo heeft u bestudeerd?
Ja. Overigens hanteert East Stratcom het begrip «nepnieuws» niet.1 In het algemeen wil ik niet op afzonderlijke berichtgeving ingaan. Ten aanzien van drie van de berichten uit deze database is een rechtszaak aangespannen. Daar wil ik niet in treden.
Hoeveel van die artikelen zou u zelf als nepnieuws kwalificeren?
Zoals ik de Kamer in mijn brief van 18 december jl. heb toegelicht richt ik mijn activiteiten op het tegengaan van ongewenste heimelijke beïnvloeding van de publieke opinie in Nederland door statelijke actoren. Onderdeel van dergelijke beïnvloeding is de inzet van desinformatie door deze actoren. Ik zie het tegengaan van de verspreiding van deze desinformatie enerzijds nadrukkelijk als onderdeel van een bredere inzet die gericht is op het tegengaan van ondermijning van de democratische rechtsorde als zodanig en anderzijds meer specifiek als onderdeel van het tegengaan van ongewenste buitenlandse inmenging door statelijke actoren. Ik hecht eraan deze afbakening van mijn activiteiten ten opzichte van de term «nepnieuws» te maken aangezien met de term «nepnieuws» in de volksmond ook meer onschuldige vormen van foutieve informatie worden aangeduid waarbij de hiervoor genoemde problematiek niet aan de orde is. Daarbij is van belang op te merken dat het besef van de (originele) afzender dat de betreffende informatie foutief is, dan wel de intentie om hiermee te misleiden kenmerken zijn die desinformatie onderscheiden van foutieve berichtgeving in het algemeen. Dit betekent ook dat men deze termen niet onachtzaam dient te hanteren aangezien daarmee ook een oordeel over de afzender geïmpliceerd kan worden.
Vooral nieuwe technologieën vergemakkelijken het verspreiden van desinformatie en het beïnvloeden van de publieke opinie. Dit kan het vertrouwen van mensen in publieke instituties ondermijnen en is in potentie schadelijk voor onze democratische rechtsorde. Overigens acht ik het niet aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties of enig ander lid van het kabinet om artikelen op inhoud te beoordelen. De aandacht van het kabinet richt zich op de statelijke actoren die desinformatie verspreiden.
Hoeveel van die artikelen zou u zelf niét als nepnieuws kwalificeren?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u een overzicht geven van de huidige leden van de East StratCom Task Force? Zo nee, waarom niet?
De Europese Raad heeft in maart 2015 geconcludeerd dat het noodzakelijk is om de voortdurende stroom van desinformatie afkomstig van Rusland te bestrijden en heeft de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid, mw Mogherini, daarbij uitgenodigd om in samenwerking met de EU-instellingen en de lidstaten een actieplan te ontwikkelen voor strategische communicatie dienaangaande. Dit heeft geresulteerd in een Taskforce East StratCom. De Taskforce ontwikkelt communicatieproducten en campagnes die zijn gericht op een betere uitleg van het EU-beleid in de landen van het Oostelijk Partnerschap (Armenië, Azerbeidzjan, Wit-Rusland, Georgië, Moldavië en Oekraïne). Het werkt nauw samen met de EU-instellingen en met EU-delegaties in de landen van het Oostelijk Partnerschap. De Taskforce ondersteunt bredere EU-inspanningen gericht op versterking van de mediaomgeving in de oostelijke partnerschapsregio, in nauwe samenwerking met andere EU-actoren. Tevens rapporteert en analyseert het desinformatie trends, verklaart desinformatie verhaallijnen en corrigeert en vergroot het bewustzijn inzake desinformatie. De Taskforce opereert binnen de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO). De selectie en inzet van de medewerkers van de East StratCom Task Force is de verantwoordelijkheid van de EDEO. De activiteiten worden betaald uit het reguliere communicatiebudget van de EDEO. Dit budget heeft een jaarlijkse omvang van 1,1 miljoen euro. Aangezien dit geld uit het algemene budget van de EU komt, is er geen onderscheid te maken hoeveel van die jaarlijkse bijdrage uit Nederlands geld bestaat. De bedragen zijn opgenomen in de EU begroting voor 2018. (p177 ev) http://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-14587-2017-ADD-3/nl/pdf
Kunt u inzicht geven in de wijze waarop leden van de East StratCom Task Force geselecteerd worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u inzicht geven in wijze waarop Madeleine de Cock-Buning (tevens voorzitter van het Nederlandse Commissariaat van de Media) haar positie als voorzitter van de East StratCom Task Force heeft verworven? Zo nee, waarom niet?
Mevrouw De Cock-Buning is geen voorzitter van de East Stratcom Task Force. Wel is zij onlangs voorzitter geworden van de EU-High Level Group over fake news en online desinformatie, die is ingesteld door en onder de verantwoordelijkheid van de Europese Commissie. In de openbare »call for application» van de Europese Commissie is geen criterium noch aanbeveling opgenomen dat de voorzitter lid moet zijn van een politieke partij.2 Er is vanuit de overheid geen bemoeienis geweest met de kandidatuur van mevrouw De Cock-Buning. Vergoeding vindt plaats volgens de hiervoor geldende regels van de Europese Commissie over expert groups.3
Is er bij de eventuele voordrachts-, sollicitatie- en benoemingsprocedure van Madeleine de Cock-Buning bemoeienis geweest van de Nederlandse overheid? Zo ja, in welke vorm?
Zie antwoord vraag 6.
Wat is de vergoeding die Madeleine Cock-Buning voor haar werkzaamheden zal ontvangen? Waar wordt dit uit betaald?
Zie antwoord vraag 6.
Gezien de politieke gevoeligheid van haar werkzaamheden is het niet irrelevant of Madeleine de Cock-Buning ook een partij-achtergrond of partijlidmaatschap heeft en kunt u daar inzage in geven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Voor welke termijn worden de (overige) leden van de East StratCom Task Force aangesteld? Betreft het een fulltime baan of een parttime baan? Moeten zij hun overige werkzaamheden openbaar maken?
Heeft de East StratCom Task Force een kantoor? Zo ja, kunt u aangeven waar dit precies is gevestigd?
Kunt u inzicht geven in de wijze waarop de East StratCom Task Force haar financiering ontvangt? Kunt u in uw antwoord betrekken wat het jaarlijks budget is van de Task Force?
Wat is de Nederlandse bijdrage aan dit jaarlijkse budget?
Wiens idee was het om deze taskforce op te zetten? Wanneer is dit idee voor het eerst gepresenteerd?
Wat is de exacte doelstelling van de East StratCom Task Force? Is de Task Force specifiek gericht op nieuwsberichten over Oost-Europa, Rusland en andere derde landen of tevens op nieuwsberichten over EU-lidstaten en de (politieke) situatie daarbinnen?
Kunt u inzicht verschaffen in de wijze waarop de East StratCom Task Force te werk gaat en hoe de Task Force tot een oordeel komt inzake het aanmerken van een artikel als verspreider van nepnieuws?
Hoeveel onjuiste beweringen moet een artikel bevatten om aangemerkt te worden als nepnieuws door de East StratCom Task Force?
Kunt u aangeven op welke punten de vijf Nederlandse artikelen die worden genoemd als dragers van nepnieuws op de site van de East StratCom Task Force precies nepnieuws bevatten?1
Zoals ik reeds heb aangegeven in antwoord (Kamerbrief met kenmerk 2018D05173) op eerdere vragen van de heer Van Raak (SP) is het zaak dat de acties van de Taskforce zich richten op het identificeren, benoemen en feitelijk weerleggen van desinformerende (elementen van) berichtgeving en niet op het identificeren en benoemen van journalisten en hun journalistieke verslaglegging als zijnde desinformatie. De term desinformatie impliceert de intentie tot misleiding en dient daarom niet onachtzaam te worden gehanteerd.
Journalisten zijn verantwoordelijk voor de wijze waarop ze verslag doen van gebeurtenissen, niet voor de gebeurtenissen zelf of de daarin naar voren gebrachte opvattingen.
Deelt u de opvatting dat het artikel in De Gelderlander enkel verslag legt van een uitspraak van raketproducent Almaz-Antey? Zo nee, waarom niet?2
Zie antwoord vraag 18.
Deelt u de opvatting dat verslaglegging van een mening of een uitspraak op zichzelf geen uitspraak doet over of iets waar is of niet? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 18.
Bent u van mening dat nieuwspublicaties geen verslag mogen doen van meningen of uitspraken die mogelijk onjuist zijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 18.
Kunt u aangeven hoe nieuwspublicaties moeten beoordelen of een mening of uitspraak in de toekomst mogelijk onjuist kan blijken te zijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 18.
Bent u van mening dat het artikel van De Gelderlander terecht door de East StratCom Task Force is aangemerkt als nepnieuws? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ik acht het niet aan mij of enig ander lid van het kabinet om artikelen op inhoud te beoordelen.
Bent u bekend met het feit dat de uitzending van NPO Radio 1 een interview betreft met onderzoeksjournalist Pieter Stockmans?3
Ja, daarmee ben ik bekend. Er is geen voorafgaand toezicht op de inhoud van een radio- of televisie-uitzending. Dat is onderdeel van artikel 7 van de Grondwet. Het grondrecht van de vrijheid van meningsuiting maakt onbetwistbaar deel uit van de fundamenten van onze democratische rechtsstaat. Het kabinet zal dit altijd en overal verdedigen.
Bent u van mening dat radiozenders geen gasten mogen uitnodigen als de opvattingen van de gast mogelijk onjuist zijn?
Zie antwoord vraag 24.
Bent u van mening dat de radiouitzending van NPO Radio 1 terecht door de East StratCom Task Force is aangemerkt als nepnieuws? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 23.
Bent u van mening dat het bericht «Azov fighters threaten the Dutch people with a terror attack again (GeenStijl)» terecht door East StratCom Task Force als «nepnieuws» is aangemerkt? Zo ja, welk aspect van het bericht bevat valse informatie? Wat is de bewijsvoering daarvoor? Welke onderbouwing is daarin volgens u doorslaggevend?4
Zie antwoord vraag 23.
Herinnert u zich dat u in de uitzending van het programma Jinek van 18 december 2017 sprak over «Bellingcat» als ontmaskeraar van het betreffende filmpje als «nepnieuws»? Welk onderzoek bedoelde u daarbij precies? Kunt u dit onderzoek aan de Kamer doen toekomen?
Hoe beoordeelt u de betrouwbaarheid van Bellingcat zelf?
Houdt u rekening met de mogelijkheid dat Bellingcat (net als alle andere journalisten, onderzoekers of wetenschappers) zich zou kunnen vergissen?
Houdt u rekening met de mogelijkheid dat Bellingcat (net als alle andere journalisten, onderzoekers of wetenschappers) door andere motieven dan slechts waarheidsvinding gedreven zou kunnen zijn?
Bent u van mening dat de samenvatting van de East StratCom Task Force («Ukraine is a highly corrupted, fascistic country, which is the centre of international drug and human labour traffic») van het GeenStijl artikel een accurate weergave is van de daadwerkelijke inhoud van het artikel? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?5
Zie antwoord vraag 23.
Bent u van mening dat deze kwalificaties van het land Oekraïne («Ukraine is a highly corrupted, fascistic country, which is the centre of international drug and human labourtraffic») feitelijk onjuist zijn?
Zie antwoord vraag 23.
Bent u bekend met het feit dat Oekraïne in 2016 op plaats 131 (van de 176 bestudeerde landen) stond op de corruptie-index van Transparency International?
Ik ben daarmee bekend. Inmiddels is de Corruption Perceptions Index 2017 uitgebracht. Oekraïne staat daarin op plek 130 (van de 180 bestudeerde landen).
De Corruption Perceptions Index 2016 dekt de perceptie van de publieke sector corruptie in 176 landen. De score van de CPI 2016 is opgebouwd uit dertien verschillende bronnen. Alle bronnen beoordelen de perceptie van corruptie in de publieke sector: het waargenomen niveau van elke vorm van machtsmisbruik door eenieder die deze macht toevertrouwd heeft gekregen binnen de regering of een overheidsinstantie.
Deelt u de opvatting dat dit Oekraïne één van de meest corrupte landen ter wereld maakt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, maakt dit de uitspraak dat «Ukraine is a highly corrupted (...) country» feitelijk juist? Zo nee, waarom niet?
Oekraïne heeft de afgelopen jaren, sinds de Maidanrevolutie in 2014, belangrijke stappen gezet op het gebied van anti-corruptiehervormingen. Onder andere is een bureau opgezet dat corruptie binnen overheidsorganen onderzoekt en aandraagt voor vervolging (National Anti-Corruption Bureau of Ukraine). Ook is, met hulp van Transparency International, een elektronisch platform opgericht teneinde de onafhankelijkheid van aanbestedingen te waarborgen (ProZorro) en wordt er ingezet op de decentralisatie van overheidstaken en de privatisering van overheidsbedrijven.
Desalniettemin, is er nog altijd veelvuldig sprake van het door elkaar lopen van publieke en financiële belangen. De internationale gemeenschap – IMF en EU – houdt druk op het hervormingsproces door op basis van conditionaliteit leningen te verstrekken. Als er onvoldoende voortgang wordt geboekt op het gebied van (anti-corruptie) hervormingen, wordt er niet tot betaling over gegaan. Nederland steunt de inzet van het instrument van conditionaliteit en spreekt Oekraïne ook in bilaterale contacten steevast aan op haar verantwoordelijkheid als het gaat om het bestrijden van corruptie.
Deelt u de opvatting van de East StratCom Task Force dat het noemen van Oekraïne als één van de meest corrupte landen een vorm van nepnieuws is?
Zie antwoord vraag 23.
Deelt u de opvatting dat de samenvatting van East StratCom Task Force («fascistic country») geen recht doet aan de daadwerkelijke inhoud van het GeenStijl-artikel op dit punt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 23.
Deelt u de opvatting dat de weerlegging van het ThePostOnline (TPO)-artikel («The article seems to be aimed only at worsening the image of Ukraine before the Dutch referendum about the Association Agreement») die wordt gegeven door East StratCom Task Force geen uitspraak doet over de inhoudelijke correctheid van het betreffende artikel, maar enkel een motief of bedoeling claimt?6 Zo nee, kunt u aangeven op welke wijze de bewering van de East StratCom Task Force inhoudelijk ingaat op het TPO-artikel dat zij bestempelen als desinformatie? Zo ja, kunt aangeven waarom deze bewering voldoende is om gekwalificeerd te worden als nepnieuws?
Zie antwoord vraag 23.
Bent u van mening dat het artikel van TPO terecht door de East StratCom Task Force is aangemerkt als nepnieuws? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 23.
Kunt u een definitie geven van nepnieuws?
Wat is in uw ogen het verschil tussen een mening en nepnieuws?
Wat is in uw ogen het verschil tussen een artikel met een of meerdere onjuiste beweringen en nepnieuws? Indien er geen verschil is, bevatte dan elk nieuwsartikel dat later gerectificeerd moet worden kennelijk nepnieuws? Zo nee, waarom niet?
Bent u van mening dat de stelling dat de euro ons een extra weeksalaris oplevert, nepnieuws is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 23.
Bent u van mening dat de stelling dat de interne markt ons een extra maandsalaris oplevert nepnieuws is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 23.
Kunt u aangeven hoe de samenwerking tussen het ministerie, NU.nl en Facebook vorm zal krijgen in het kader van de bestrijding van nepnieuws? Kunt u in uw antwoord meenemen op welke termijn de «nepnieuwsbestrijding» tot uiting zal komen in de tijdlijnen van Nederlandse Facebook gebruikers?
Kunt u aangeven wat de juridische basis is voor een dergelijke samenwerking met NU.nl en Facebook en voor de bestrijding van nepnieuws door het ministerie?
Kunt u transparantie verschaffen over de exacte rol en werkwijze van NU.nl in het aanmerken van berichten en/of artikelen als nepnieuws?
Zal NU.nl haar rol belangenloos uitvoeren of zal zij financiering ontvangen? Indien zij financiering zal ontvangen, door wie zal dit vergoed worden?
Kunt u de specifieke samenwerkingsovereenkomst tussen het ministerie, NU.nl en Facebook de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn?
Kunt u aangeven wat de specifieke selectiecriteria zijn voor berichten die zullen worden verborgen in circa 80% van de tijdlijnen van Nederlandse Facebook gebruikers, zoals aangegeven in uw brief aan de Kamer van 18 december 2017?
Kunt u aangeven of nieuwsbronnen als geheel zullen worden aangemerkt als verspreider van nepnieuws en dat hun artikelen derhalve standaard zullen worden verborgen op tijdlijnen van Facebook gebruikers? Of gaat het op een andere manier? Indien dat laatste het geval is, op welke manier?
Kunt u aangeven in hoeverre opiniestukken zullen worden aangemerkt als nepnieuws en als gevolg onzichtbaar zullen zijn voor Facebook gebruikers? Zo nee, wanneer kunt u daar wel duidelijkheid over geven?
Zal het ministerie een register bijhouden van artikelen die zijn aangemerkt als nepnieuws? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waar zal dit gebeuren? En door wie? Zal dit te raadplegen zijn? Zo ja, waar en voor wie? Zo nee, waarom niet?
Nee. Ik zie dit niet als een taak van de overheid.
Kunt u een overzicht geven van de in uw ogen meest prominente betrouwbare Nederlandse nieuwsbronnen? Zo nee, waarom niet?
Een overzicht zoals dat waar u om vraagt kan ik u niet geven, omdat ik het niet aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie acht om een dergelijk overzicht te maken.
Kunt u een overzicht geven van de in uw ogen meest prominente onbetrouwbare Nederlandse nieuwsbronnen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 54.
Kunt u een overzicht geven van nieuwsbronnen die u beschouwt als de grootste verspreiders van nepnieuws binnen Nederland? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 54.
Kunt u aangeven of de nepnieuwsmaatregelen op Facebook zich met name zullen richten op Nederlandse nieuwsbronnen of op buitenlandse nieuwsbronnen?
Kunt u aangeven of de Facebook gebruiker, wiens bericht aangemerkt wordt als nepnieuws, hiervan een melding zal krijgen? Indien dit niet het geval is, deelt u de opvatting dat hiermee een hoogst ontransparante situatie ontstaat waarbij gebruikers niet weten of hun berichten voor hun volgers daadwerkelijk zichtbaar zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, beschouwt zij dit als een probleem? Indien zij dit niét als een probleem beschouwt, waarom niet?
Kunt u aangeven of gebruikers in beroep kunnen gaan tegen het aanmerken van hun bericht als nepnieuws en hoe deze beroepsmogelijkheden vorm zullen krijgen?
Indien er geen sprake zal zijn van een beroepsmogelijkheid, deelt u de opvatting dat dit een uiterst eenzijdige situatie teweegbrengt die de macht tot censuur bij een hele kleine groep mensen legt? Zo nee, waarom niet?
Indien er wel sprake is van een beroepsmogelijkheid, kunt u aangeven hoe deze vorm krijgt? Kunt u in uw antwoord betrekken welk orgaan een beroep zal behandelen, wie haar leden zullen zijn, hoe de leden van het beroepsorgaan geselecteerd worden en wat de juridische mogelijkheden zijn om een afgewezen beroep aan te vechten bij de rechter?
Het komt regelmatig voor dat kranten als NRC Handelsblad, De Volkskrant en Trouw hun eerdere berichtgeving moeten rectificeren. Bent u van mening dat deze kranten zich in hun oorspronkelijke publicaties dan dus schuldig hebben gemaakt aan het verspreiden van nepnieuws? Zo nee, waarom niet?
Bent u bekend met het bericht van 8 juli 2017 dat werd gepubliceerd op NU.nl, de samenwerkingspartner van het ministerie in de bestrijding van nepnieuws, waarin NU.nl schreef over de aanwezigheid van 200 demonstranten bij een bijeenkomst van Forum voor Democratie in Groningen?7
Bent u bekend met het feit dat NU.nl dit bericht heeft moeten rectificeren, gezien het feit dat er slechts enkele demonstranten aanwezig waren?
Bent u van mening dat NU.nl zich met het oorspronkelijke bericht schuldig maakte aan het verspreiden van nepnieuws? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de opvatting dat niet alle feiten altijd door iedereen geaccepteerd worden en dat over feitelijkheden discussie kan bestaan?
Deelt u de opvatting dat een open discussie over feiten deel is van een gezonde, goed functionerende democratie?
Ja.
Deelt u de opvatting dat zaken die tegenwoordig als onwaar worden beschouwd in de toekomst waar kunnen blijken en dat talloze zaken die in het verleden als waar werden beschouwd tegenwoordig onwaar zijn gebleken?
Zie antwoord vraag 67.
Kunt u aangeven of «De revolutionibus orbium coelestium» (1543) van Nicolaas Copernicus, waarin hij het destijds zeer omstreden heliocentrisch model van het universum formuleerde, zou zijn bestempeld als nepnieuws binnen de kaders van het nieuwe samenwerkingsverband tussen het Ministerie, NU.nl en Facebook en of dit werk in uw ogen had moeten worden verborgen op Facebook als dit in zijn tijd bestond? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven of «Über die spezielle und die allgemeine Relativitätstheorie» (1916) van Albert Einstein, waarin hij voor het eerst de – destijds omstreden – algemene relativiteitstheorie voorstelt, zou zijn bestempeld als nepnieuws binnen de kaders van het nieuwe samenwerkingsverband tussen het Ministerie, NU.nl en Facebook en of dit paper in uw ogen had moeten worden verborgen op Facebook als dit in zijn tijd bestond? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven of «Broken Symmetries and the Masses of Gauge Bosons» (1964) van Peter Higgs, waarin hij voor het eerst – het inmiddels bewezen – bestaan van Higgsvelden en Higgsbosonen postuleert, zou zijn bestempeld als nepnieuws binnen de kaders van het nieuwe samenwerkingsverband tussen het Ministerie, NU.nl en Facebook en of dit paper in uw ogen had moeten worden verborgen op Facebook als dit in zijn tijd bestond? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven of «Die Entstehung der Kontinente und Ozeane' (1915) van Alfred Wegener, waarin hij het nu algemeen geaccepteerde bestaan van schuivende aardplaten beschrijft, zou zijn bestempeld als nepnieuws binnen de kaders van het nieuwe samenwerkingsverband tussen het Ministerie, NU.nl en Facebook en of dit paper in haar ogen had moeten worden verborgen op Facebook als dit in zijn tijd bestond? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven of het werk van Ignaz Philipp Semmelweis uit de periode rond 1847 met betrekking tot het voorkomen van kraambedkoorts – waarin hij ervoor pleit de handen te wassen voordat een zwangere vrouw geholpen wordt bij een bevalling – zou zijn bestempeld als nepnieuws binnen de kaders van het nieuwe samenwerkingsverband tussen het Ministerie, NU.nl en Facebook en of dit werk in haar ogen had moeten worden verborgen op Facebook als dit in die tijd bestond? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven in hoeverre sceptische artikelen aangaande klimaatverandering zullen worden verborgen op de tijdlijnen van Facebook gebruikers in het kader van nepnieuwsbestrijding?
Bent u van mening dat de bestrijding van nepnieuws uitsluitend op het internet zou moeten plaatsvinden of idealiter ook daarbuiten? Zo ja, zouden op termijn dan ook boeken moeten worden verboden, omdat ze in de ogen van de beoordelende instanties «nepnieuws» bevatten? Zo nee, waarom niet?
Ik heb eerder aangegeven dat vooral het internet meebrengt dat nieuwsberichten zich heel gemakkelijk verspreiden en dat dat anders is dan voorheen het geval was. We moeten ons bewust zijn van de nieuwe mogelijkheden die dit biedt voor statelijke actoren voor heimelijke beïnvloeding van de publieke opinie door desinformatie. Ik vind bestrijding van dergelijke desinformatie noodzakelijk, maar daartoe behoort nadrukkelijk niet het van overheidswege vooraf beoordelen en verbieden van bepaalde media-uitingen.
Volgens (art. 7 van) de Nederlandse Grondwet heeft niemand voorafgaand verlof nodig om gedachten en gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. Censuur is daarmee onvoorwaardelijk uitgesloten. De vrijheid van meningsuiting ligt ook verankerd in verdragen. Uitingen kunnen slechts achteraf worden getoetst aan de wet en verspreiding mag alleen onder strenge voorwaarden worden beperkt.
Het door ‘EU vs Disinfo’ bestempelen van journalistieke verslaggeving tot nepnieuws |
|
Ronald van Raak |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Waarom kan de Europese Unie journalisten die berichten over «EU vs Disinfo» in Nederland veroordelen? Steunt u de veroordeling van een journalist van ThePostOnline (TPO)? Zo ja, kunt u dat ook nader toelichten? Zo nee, wilt u dat dan aan deze Europese organisatie laten weten?1
EU vs. Disinfo valt onder de EU «East StratCom Taskforce» binnen de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO). Deze taakgroep is opgericht om bewustzijn binnen de EU te vergroten van de aanhoudende desinformatie-campagnes vanuit Rusland. Deze taakgroep richt zich onder meer op het identificeren, benoemen en feitelijk weerleggen van desinformatie door pro-Kremlin media. Zoals ik eerder heb aangegeven, acht ik het tegengaan van deze desinformatie campagnes van belang en daarom zet Nederland in op het versterken van de taakgroep.2 Het is hierbij wel zaak dat deze acties zich richten op het identificeren, benoemen en feitelijk weerleggen van desinformerende (elementen van) berichtgeving en niet op het identificeren en benoemen van journalisten en hun journalistieke verslaglegging als zijnde desinformatie. De term desinformatie impliceert de intentie tot misleiding en dient daarom niet onachtzaam te worden gehanteerd. Ik wijs er in dat verband op dat EU vs. Disinfo naar aanleiding van klachten haar database heeft aangepast.
Deelt u de opvatting dat journalisten die verslag doen van politieke bijeenkomsten niet verantwoordelijk zijn voor hetgeen op deze bijeenkomsten wordt gezegd? Zo nee, waarom niet?
Ja, die opvatting deel ik. Journalisten zijn verantwoordelijk voor de wijze waarop ze verslag doen van gebeurtenissen, niet voor de gebeurtenissen zelf of de daarin naar voren gebrachte opvattingen.
Deelt u de opvatting dat u als Minister mede verantwoordelijk bent voor het beschermen van de journalistieke vrijheid in ons land? Zo nee, waarom niet?
De Grondwet regelt dat niemand in Nederland voorafgaand verlof nodig heeft om door de drukpers of andere middelen gedachten of gevoelens te openbaren wegens de inhoud daarvan, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. Als Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties sta ik voor fundamentele rechten van onze democratische rechtsorde en open samenleving, zoals vrije pers en de vrijheid van meningsuiting.
Deelt u de opvatting dat als Europese organisaties verslaggevers gaan beoordelen de vrijheid van journalistiek in gevaar is?
Bij het identificeren van desinformatie zoals door de taakgroep past een zorgvuldig optreden zoals aangegeven in het antwoord op uw eerste vraag. Het gaat daarbij om het vergroten van meer inzicht in en bewustwording van (de omvang van) desinformatie door statelijke actoren. Een dergelijke inzet doet niet af aan de journalistieke vrijheid.
Bent u bereid om u in Europees verband hard te maken voor het stopzetten van de financiering van «EU vs Disinfo»?
Nee.
Het bericht dat de publieke omroep informatie doorgeeft aan adverteerders |
|
Peter Kwint |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat informatie over gebruikers die de app van de publieke omroep gebruiken kan worden gebruikt door bedrijven, en dat zonder toestemming hiervoor, de app niet gebruikt kan worden?1
Ja.
Is dit wat u voor ogen hebt als u stelt dat de publieke omroep meer eigen inkomsten moet genereren nu de reclame-inkomsten tegenvallen en pas na de formatiebesprekingen bekend werd wat de omvang van dit toekomstige tekort was?
Ernst&Young (EY) heeft gekeken in hoeverre de landelijke publieke omroep de reclame-inkomsten kan vergroten door het reclamebeleid van de landelijke publieke omroep te wijzigen. Ook is EY nagegaan hoe de landelijke publieke omroep de inkomsten uit andere bronnen, zoals distributievergoedingen, kan vergroten.2 Het is nu aan de NPO om mede op basis daarvan het reclamebeleid te bepalen en andere inkomstenmogelijkheden te benutten. In mijn mediabegrotingsbrief3 staat dat bepaalde reclamemogelijkheden, zoals «programmatic trading», vanwege privacywet- en regelgeving lastig uit te voeren zijn. Het is de eigen verantwoordelijkheid van de NPO om binnen de geldende wet- en regelgeving afwegingen en keuzes te maken en daar verantwoording over af te leggen. Toezicht daarop wordt, afhankelijk van de toepasselijke wet- en regelgeving, uitgeoefend door het Commissariaat voor de Media, de Autoriteit Consument en Markt en de Autoriteit Persoonsgegevens. Het Commissariaat ziet er bijvoorbeeld op toe dat de publieke omroep in de uitvoering van zijn publieke taak niet dienstbaar is aan het maken van winst door derden. Verder doet op dit moment de Autoriteit Persoonsgegevens onderzoek naar de toepassing van de NPO Start-app. Ik heb hier geen rol in, maar in de gesprekken met de NPO over het benutten van reclame- en andere inkomstenopties zal ik het belang hiervan benadrukken.
Deelt u de mening dat het (verplicht) verstrekken van kijkgegevens van individuele gebruikers aan commerciële bedrijven op zijn minst dubieus is, vanuit de publieke rol van de Nederlandse Publieke Omroep (NPO)?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat zolang er geen optie is voor app-gebruikers om informatieverstrekking over hun kijkgedrag tegen te houden, dit niet meer mag plaatsvinden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om in gesprek te gaan met de NPO hierover?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat de oudejaarsconference van BNNVARA subsidie heeft ontvangen |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD), Antoinette Laan-Geselschap (VVD) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Bent u bekend met het bericht «Subsidie voor cabaretmiljonair Youp»?1
Ja.
Klopt het dat de oudejaarsconference van BNNVARA subsidie heeft ontvangen van het CoBO Fonds om de show te regisseren, naast de subsidie die de publieke omroep reeds ontvangt voor programmering? Zo ja, hoe beoordeelt u dit? Zo nee, kunt u een toelichting geven op de financiering vanuit het CoBO Fonds aan de oudejaarsconference?2
BNNVARA heeft een bijdrage uit het CoBo-fonds gekregen. Het CoBo-fonds is bedoeld om publiek media-aanbod van de omroepen in de vorm van coproducties met filmproducenten en culturele podia te stimuleren. De oudejaarsconference is een dergelijke coproductie, die eenmalig is geproduceerd en geregistreerd voor uitzending op de publieke televisie. De middelen van het CoBo-fonds zijn eigen programmagelden van de publieke omroep en bestaan onder meer uit de inkomsten die de NPO uit het buitenland ontvangt voor de doorgifte van NPO1, 2 en 3. De bijdrage aan BNNVARA is bekostigd uit deze buitenlandse inkomsten.
Over het besluit van CoBO om een bijdrage te geven aan de Oudejaarsconference van BNNVARA heb ik geen oordeel. Dergelijke besluiten worden in onafhankelijkheid van politiek en commercie door het bestuur van CoBO genomen. In zijn openbare jaarverslagen neemt het bestuur een overzicht op van alle verstrekte bijdragen en hun omvang.
Over het besluit van CoBO om een bijdrage te geven aan de Oudejaarsconference van BNNVARA heb ik geen oordeel. Dergelijke besluiten worden in onafhankelijkheid van politiek en commercie door het bestuur van CoBO genomen. In zijn openbare jaarverslagen neemt het bestuur een overzicht op van alle verstrekte bijdragen en hun omvang.
Zijn er nog andere subsidies met publiek geld verleend aan de oudejaarsconference van de NPO?
CoBO verstrekt alleen een bijdrage op grond van een aanvraag die voorzien is van een begroting ten behoeve van een coproductie. Daarbij financiert CoBO maximaal 20% van de kosten die de omroep nodig heeft voor het maken van de televisie-uitzending, met een maximum van € 180.000. In dit geval betreft het een bijdrage in de categorie podiumkunsten.
Klopt het bericht dat de subsidiëring door het CoBO Fonds kennelijk ook verleend wordt als het niet noodzakelijk is? Zo ja, hoe beoordeelt u dit? Zo nee, kunt u aangeven op grond van welke criteria hier subsidie is verleend aan de oudejaarsconference van de publieke omroep?
Zoals in antwoord op vraag 2 beschreven, vindt het besluit om al dan geen bijdrage te leveren aan een coproductie plaats op basis van onafhankelijkheid en door het bestuur van de CoBO. CoBO heeft mede tot doel het stimuleren van podiumkunst op televisie. In dat kader is het verlenen van een bijdrage ten behoeve van het maken van een televisie-uitzending passend. Bovendien wordt hiermee de druk op de benodigde financiering vanuit de omroepmiddelen deels weggenomen, waardoor het mediabudget voor andere programmatische doeleinden kan worden ingezet.
Deelt u de mening dat subsidieverlening in de kunst- en cultuursector zou moeten dienen om, bij voorkeur tijdelijk, steun te geven aan producties en andere uitingen die anders niet of moeilijk van de grond zouden komen? Zo ja, hoe beoordeelt u de extra subsidieverlening aan de oudejaarsconference van de NPO en bent u voornemens deze gang van zaken te bespreken met de NPO en het CoBO Fonds? Zo nee, kunt u een toelichting geven?
De oudejaarsconference was een speciaal in opdracht van BNNVARA geproduceerde eenmalige voorstelling voor televisie. Zoals bij de beantwoording van bovenstaande vragen is beschreven, is er geen sprake van extra subsidie. Verder zijn het de omroepen die besluiten voor welke podiumkunst op televisie geld wordt aangevraagd en bepaalt het bestuur van de CoBO welke vervolgens worden gehonoreerd. Het is aan hen om te beslissen op welke wijze de door mij verstrekte middelen dan wel de zelf geworven middelen worden ingezet, uiteraard binnen het kader van de Mediawet. Ik zie daarom geen aanleiding om hierover contact te zoeken met de NPO dan wel CoBO.
Deelt u de mening dat transparantie van de kosten en financiering van een programma van de NPO van groot belang is voor een goede afrekenbaarheid en verantwoording van publieke middelen? Zo ja, hoe wilt u dit in de toekomst bevorderen? Zo nee, waarom niet?
Transparantie van de kosten bij de NPO vind ik ook van groot belang. Over de transparantie van de kosten van programmering zijn afspraken met de NPO gemaakt. De NPO zal in de jaarlijkse begroting inzichtelijk te maken hoe het budget verdeeld wordt over domeinen (genres) en de verwachte kosten per net en zender opnemen, verdeeld naar directe programmakostencategorieën. Vervolgens zal de NPO daarover jaarlijks rapporteren, startend in 2018 in de Terugblik. De geijkte verantwoordingsmomenten en -documenten en het toezicht door het Commissariaat (achteraf) bieden mij en uw Kamer afdoende gelegenheid en mogelijkheid om vinger aan de pols te houden.
Kunt u aangeven of de oudejaarsconference van de commerciële omroep RTL4 ook subsidie heeft ontvangen?
Het staat RTL vrij om zelf middelen te reserveren voor speciale projecten dan wel voor haar programmering aanvragen te doen bij (private) fondsen. Vanuit CoBO wordt geen bijdrage verleend aan commerciële programmering. De vergoedingen die het COBO ontvangt moeten ten goede komen aan de (publieke) programmering.
Het BBC programma 'Jihadi’s you pay for' |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzending «Jihadi’s you pay for» van 4 december 2017 van het BBC programma Panorama?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van de aantijgingen in Panorama dat geld uit het «Access to Justice and Community Security Programme (AJACS)» gebruikt is op de volgende manieren:
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de Britse regering het AJACS-programma heeft opgeschort terwijl het onderzoek doet naar deze zeer serieuze aantijgingen?
Ja.
Herinnert u zich de brief van uw ambtsvoorganger, waarin meegedeeld wordt dat Nederland in het kader van de bestrijding van ISIS bijdraagt aan AJACS?2
Ja. Nederland steunt hetAccess to Justice and Community Security Project (AJACS)-programma sinds de start in 2014. Het programma heeft onder meer bijgedragen aan versterking van lokale politiemachten in fragiele, door de oppositie bevrijde gebieden. De door AJACS ondersteunde ongewapende Vrije Syrische Politie beschermt kwetsbare groepen, assisteert bij de verdeling van humanitaire hulp, regelt het verkeer en voorkomt plunderingen. Het biedt de bevolking een alternatief voor het regime en maakt hen weerbaar tegen invloed van meer extremistische groepen. De onafhankelijke evaluator Integrity stelde begin november 2017 dat AJACS één van de weinige effectieve veiligheid- en justitieprogramma’s in Syrië is.
Aan de uitvoering van dit soort programma’s in Syrië kleven evenwel risico’s. De situatie is vaak zeer complex, verschillende groepen bevechten elkaar en in de bevrijde gebieden is stabiliteit vaak fragiel.
Het AJACS-programma wordt daarom zeer intensief gemonitord, met extra verificatie- en evaluatiemomenten en intensieve procedures voor selectie en goedkeuring van politiefunctionarissen («vetting») om infiltratie door extremisten te voorkomen. Deze vetting wordt uitgevoerd door het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. De onderzoeksafdeling van uitvoerder Adam Smith Internationalmonitort dagelijks de gesteunde politiestations, en deelt wekelijkse analyses en voortgangsrapporten met de financiers, te weten het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Duitsland, Denemarken, Canada en Nederland. Deze donoren komen in Istanbul tweewekelijks bijeen met de uitvoerder om het project te monitoren.
Kunt u aangeven hoeveel geld Nederland ieder jaar heeft bijgedragen aan AJACS sinds 2013?
Nederland heeft sinds 2.014 EUR 12,6 miljoen aan het programma bijgedragen. Voor 2017 stond een bijdrage van EUR 2,2 miljoen gepland. Naar aanleiding van de recente aantijgingen is deze bijdrage voorlopig opgeschort, zie ook antwoord 8 en 9.
Kunt u een precies overzicht geven van alle steun die Nederland aan groepen en NGO’s in Syrië direct of indirect gegeven heeft sinds 2012?
Nederland heeft sinds de start van het conflict in Syrië in 2011 bijna EUR 60 miljoen uitgegeven aan steun voor projecten in Syrië ten behoeve van stabilisatie, mensenrechten en het politiek proces. Deze projecten staan toegelicht in de «lijst van vragen en antwoorden over de artikel-100 brief inzake de Nederlandse bijdrage aan de internationale strijd tegen ISIS» (Kamerstuk 27 925, nr. 612) d.d. 25 november 2017, onder vraag 93. Vanwege de aantijgingen ten aanzien van het AJACS-programma heb ik opdracht gegeven om de monitoringsprocedures voor al deze programma’s nogmaals nauwkeurig tegen het licht te houden. Daarnaast heeft Nederland sinds 2011 circa EUR 382 miljoen bijgedragen aan humanitaire hulp in Syrië en de regio.
Kunt u aangeven of zaken zoals beschreven in vraag 2 ook (deels) door Nederland gefinancierd zijn of niet?
Het Verenigd Koninkrijk, Nederland, Duitsland, Denemarken en Canada dragen bij aan de uitvoering van het AJACS-programma via een centraal fonds dat beheerd wordt door het Verenigd Koninkrijk. Op dit moment vindt onderzoek plaats door zowel het Verenigd Koninkrijk als uitvoerder Adam Smith International naar de aantijgingen waaraan u refereert. Zolang dat onderzoek loopt valt nog niet vast te stellen of deze gebeurtenissen ook daadwerkelijk hebben plaatsgevonden, of in welke mate. Nederland is in zeer nauw contact met het Verenigd Koninkrijk.
Bent u bereid om de Britse regering te vragen om samen op te trekken in dit onderzoek en zo helder mogelijk te krijgen wat er met het geld gebeurd is?
Ja. Zie ook het antwoord op vraag 9.
Ziet u aanleiding om het Britse voorbeeld te volgen en de steun op te schorten?
Naar aanleiding van deze ernstige aantijgingen hebben de betrokken financiers direct actie ondernomen. Het Verenigd Koninkrijk heeft in samenspraak met alle donoren, waaronder Nederland, het AJACS-programma op vrijdag 17 november opgeschort. Daarenboven heeft Nederland per direct en hangende het onderzoek een geplande bijdrage van EUR 2,2 mln aangehouden.
Het Verenigd Koninkrijk en de uitvoerder van het AJACS-programma, Adam Smith International (ASI), zijn een grootschalig onderzoek gestart. Er vindt hierover intensieve afstemming tussen financiers plaats.
Nederlandse steun aan het AJACS-programma wordt alleen hervat als het onderzoek is afgerond, inzicht is verkregen in de feitelijkheid van de aantijgingen, eventuele problemen adequaat zijn aangepakt, garanties zijn afgegeven dat de schuldigen zijn gesanctioneerd, helderheid bestaat over preventieve maatregelen om herhaling in de toekomst te voorkomen, en er tussen de donoren overeenstemming is over voortzetting van financiering. Iedere euro die in verkeerde handen valt is er een teveel.
Kunt u deze vragen, gezien de ernst van de aantijgingen, binnen een week en een voor een beantwoorden?
Ja.
STER-inkomsten |
|
Peter Kwint |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Zijn de tegenvallende inkomsten van de STER en het te voorziene gat in de begroting van de NPO nu wel of niet besproken aan de formatietafel?
Deze onderwerpen zijn niet besproken aan de formatietafel.
Wat zijn de verschillen tussen de conceptversie van het rapport van Ernst&Young en het definitieve rapport? Hoe hoog was het geraamde tekort voor 2019 in de conceptversie? Verschilt dit tekort met het in de uiteindelijke versie genoemde tekort?
Ernst & Young Advisory (hierna: EY) heeft tijdens het onderzoek gewerkt met meerdere opeenvolgende conceptversies. Conceptversies zijn onderdeel van het interne proces en worden niet openbaar gemaakt. De inhoud, waaronder ook de raming van de Ster-inkomsten, was zoals gebruikelijk onderhevig aan correcties vanwege doorlopende actualisering en validering van aannames, waarbij de bedragen licht fluctueerden. Het onderzoek en de conceptversies van het rapport gaan over de verwachte Ster-inkomsten gedurende 2017–2022 en niet over het tekort en de budgettaire consequenties voor de landelijke publieke omroep. Ik verwijs u hiervoor naar mijn antwoorden op de vragen 4, 5 en 9.
Wat is er met de informatie uit het rapport van Ernst&Young gebeurd tussen de publicatiedatum 5 oktober en het aantreden van het nieuwe kabinet op 28 oktober?
De informatie uit het rapport van EY is gebruikt bij het opstellen van de mediabegrotingsbrief van 17 november jongstleden. Ik verwijs u ook naar mijn antwoorden op de vragen 4, 5 en 9.
Waarom is in die tussenliggende weken het nieuws niet naar buiten gebracht dat er een tekort te verwachten viel voor de publieke omroep?
In de mediabegrotingsbrief van 21 november 2016 is vermeld dat naar de mogelijkheid werd gekeken om samen met de Ster en de NPO onderzoek te doen naar de toekomstige ontwikkeling van de reclame-inkomsten van de Ster in verband met de ontwikkelingen in de markt.
Vervolgens heeft OCW op 26 april 2017 aan EY opdracht gegeven om op basis van het huidige reclamebeleid van de NPO en de ontwikkelingen in de markt de toekomstige ontwikkeling van de Ster-inkomsten in kaart te brengen. Tijdens het algemeen overleg met uw Kamer op 28 juni heeft mijn voorganger, de heer Dekker, u geïnformeerd over de negatieve gevolgen van de marktontwikkelingen op de Ster-inkomsten.
OCW heeft op 26 april 2017 aan EY ook de opdracht gegeven om onderzoek te doen naar de inkomstenopties 2017–2022 van de landelijke publieke omroep. Hierbij heeft EY onder andere onderzocht in hoeverre wijziging van het reclamebeleid van de NPO zou kunnen resulteren in extra reclame-inkomsten. Het is namelijk aan de NPO om te bepalen wanneer, waar en hoeveel reclame de Ster kan uitzenden.
Parallel aan deze onderzoeken heeft OCW op ambtelijk niveau met medewerkers en de raad van bestuur van de NPO gesproken over de ontwikkeling van de Ster-inkomsten en de Algemene Mediareserve. Verder is op 14 juli 2017 een brief aan de NPO gestuurd. Daarin wijst OCW op de mogelijke consequenties van de dalende Ster-inkomsten en het belang van spoedige duidelijkheid over het reclamebeleid van de NPO en inzicht in mogelijkheden om eigen inkomsten te vergroten. De NPO nam ook deel aan een klankbordcommissie die beide onderzoeken van EY heeft begeleid. Eind september werd duidelijk dat de NPO zijn reclamebeleid niet op korte termijn zou wijzigen. Bij de raming van de reclame-inkomsten in de mediabegrotingsbrief kon dan ook geen rekening worden gehouden met effecten van eventuele wijzigingen in het reclamebeleid van de NPO op de reclame-inkomsten.
Op 5 oktober heeft EY het definitieve rapport «Onderzoek reclame-inkomsten mediabegroting OCW» opgeleverd dat op basis van het reclamebeleid van de NPO inzicht geeft in de toekomstige ontwikkeling van de Ster-inkomsten. Het definitieve rapport «Inkomstenopties 2017–2022 van de landelijke publieke omroep» heeft EY op 17 november opgeleverd. De uitkomsten hiervan zijn vervolgens gebruikt bij de becijfering van de budgettaire consequenties voor de landelijke publieke omroep. Daarbij is ook rekening gehouden met de ontwikkeling van de Algemene Mediareserve en de toepassing van artikel 2.148a Mediawet 2008. Dit artikel regelt de hoogte van het minimumbudget en brengt met zich mee dat bij de becijfering van de budgettaire consequenties rekening moet worden gehouden met de ontwikkeling van de reclame-inkomsten en de Algemene Mediareserve in zowel 2019 als 2020. De uitkomsten hiervan zijn vervolgens toegelicht in de mediabegrotingsbrief van 17 november jongstleden. In deze brief zijn ook de uitkomsten toegelicht van het tweede onderzoek van EY dat in november is opgeleverd. De mediabegrotingsbrief was dan ook het geëigende moment om de TK in samenhang te informeren over de rapporten van EY en de consequenties daarvan voor het budget van de publieke omroep.
Is er al eerder vanuit het ministerie voor gewaarschuwd dat er een tekort zou zijn, aangezien zij al betrokken waren bij eerdere conceptversies van het rapport? Zo nee, had de toenmalige Staatssecretaris daar niet beter op moeten toezien? Zo ja, waarom heeft de toenmalige Staatssecretaris daar dan het aantredende kabinet en de Tweede Kamer niet van op de hoogte gesteld?
Zie antwoord vraag 4.
Was de toenmalige Staatssecretaris op de hoogte van eerdere conceptversies van het rapport? Zijn de conclusies uit de conceptversie(s) met hem gedeeld?
De Staatssecretaris is tijdens het onderzoek geïnformeerd over de stand van zaken. Er zijn geen conceptversies met hem gedeeld. Begin juli 2017 is hij nader geïnformeerd over voorlopige ramingen van de Ster-inkomsten van EY voor 2018 tot en met 2022. In september is de Staatssecretaris op de hoogte gebracht van geactualiseerde ramingen van EY.
Is er aan de formatietafel gevraagd om informatie over de financiën bij de publieke omroep? Zo nee, waarom niet?
Nee. Ik verwijs u ook naar mijn toelichting tijdens het wetgevingsoverleg van 27 november jongstleden.
Welke vragen op het gebied van media zijn wel behandeld aan de formatietafel?
Ik verwijs u naar het formatiearchief. Deel 47 bevat een vraag aan de Minister van OCW over onderzoeksjournalistiek.
Kunt u in een tijdlijn aangeven wanneer u over welke informatie beschikte over dit tekort en kunt u op die tijdlijn ook aangeven wanneer het ministerie beschikte over welke informatie?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor de stemmingen over de mediabegroting aankomende dinsdag?
Ja.
Dreigend geweld tegen journalisten |
|
Joost Sneller (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Groot bedrag op hoofd John van den Heuvel; politie praat met No Surrender»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het optreden van de politie en het Openbaar Ministerie (OM), dat direct een strafrechtelijk onderzoek is gestart?
Zoals gebruikelijk wanneer aangifte wordt gedaan van bedreiging, beoordelen het OM en de politie of onderzoek wordt ingesteld.
Bent u bekend met het in juni gepubliceerde rapport «Een dreigend klimaat» dat in opdracht van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) is geschreven met concrete aanbevelingen om werkomstandigheden en veiligheid van journalisten in Nederland te verbeteren?2
Ja.
Kunt u aangeven op welke wijze u opvolging heeft gegeven aan deze aanbevelingen en de daaropvolgende debatten in de Kamer?3 4
Naar aanleiding van de aanbevelingen uit het rapport over de bedreiging van Nederlandse journalisten vinden momenteel gesprekken plaats in de Stuurgroep Bedreigingen Nederlandse Journalisten tussen de politie, het OM, de NVJ, het Genootschap van Hoofdredacteuren en de Vereniging van onderzoeksjournalisten. Over de uitkomsten van die gesprekken wordt u te zijner tijd geïnformeerd.
In het mediabegrotingsdebat heeft het lid Sneller ook de aandacht van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media gevraagd voor het rapport. Die aandacht heeft het. Hoewel de aanbevelingen niet op het terrein van mediabeleid liggen, vindt ook de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media het een zeer zorgelijke ontwikkeling als journalisten hun werk niet goed kunnen doen. Persvrijheid is onderdeel van de vrijheid van meningsuiting. In Nederland is de persvrijheid vastgelegd in de Grondwet. Ik vind dat een belangrijk, wezenlijk beginsel. Middels mediabeleid steunt de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media daarom de onafhankelijke journalistiek, bijvoorbeeld met subsidies via het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek.
Kunt u een (historisch) overzicht geven van aangiftes van bedreigingen tegen journalisten?
Wanneer aangifte wordt gedaan, wordt niet geregistreerd wat het beroep van de aangever is. Om die reden is het niet mogelijk een sluitend overzicht te bieden van dergelijke aangiftes. Er is wel casuïstiek over de risico’s van journalisten; deze wordt regelmatig besproken in de Stuurgroep Bedreigingen Nederlandse Journalisten.
Deelt u de mening dat journalisten speciale bescherming verdienen zoals mensen met een publieke taak, bijvoorbeeld ambulancebroeders en politieagenten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de Kamer te informeren over de manier waarop dit het beste kan worden geregeld?
Uiteraard dienen journalisten hun werk ongehinderd en veilig te kunnen uitvoeren. Elke bedreiging tegen personen is onacceptabel. Elke bedreiging tegen journalisten is onacceptabel. Een vergelijkbare bescherming zoals het programma Veilige Publieke Taak is echter lastig te realiseren. Zoals ook het rapport «Een dreigend klimaat» stelde is een dergelijke geïnstitutionaliseerde aanpak moeilijk te organiseren voor journalisten, gezien de aard van de beroepsgroep en alle ontwikkelingen in het medialandschap. Dit neemt niet weg dat er extra aandacht is voor de bescherming van journalisten. Zoals reeds vermeld vinden hierover momenteel gesprekken plaats tussen de politie, het OM, de NVJ, het Genootschap van Hoofdredacteuren en de Vereniging van onderzoeksjournalisten.
Deelt u de mening dat met spoed aan een oplossing moet worden gewerkt, gezien het herhaalde en ernstige karakter van bedreigingen tegen journalisten en het belang van persvrijheid? Bent u bereid in gesprek te gaan met het OM en de NVJ om te komen tot een actieplan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u de Kamer informeren over de voortgang van dit gesprek?
Zie antwoord vraag 6.
STER-inkomsten |
|
Peter Kwint |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Wanneer waren de tegenvallende STER-inkomsten bekend op het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)?1
In de mediabegrotingsbrief van 21 november 2016 is de Tweede Kamer geïnformeerd dat de mogelijkheid werd bekeken om samen met de Ster en de NPO onderzoek te laten doen naar de toekomstige ontwikkeling van de reclame-inkomsten van de Ster. OCW heeft op basis van een aanbestedingsprocedure op 26 april 2017 Ernst & Young Advisory (hierna: EY) opdracht verleend om de toekomstige ontwikkeling van de reclame-inkomsten in kaart te brengen zodat de uitkomsten ervan konden worden gebruikt voor de mediabegroting, zoals uitgewerkt in de mediabegrotingsbrief van 17 november jongstleden. Ik verwijs uw Kamer naar mijn toelichting tijdens het wetgevingsoverleg van 27 november jongstleden en de toelichting van mijn voorganger, de heer Dekker, op de dalende Ster-inkomsten tijdens het algemeen overleg met uw Kamer op 28 juni jongstleden.
Klopt het dat het rapport van Ernst&Young (EY) al gepubliceerd is op 9 september 2017? Is het rapport toen meteen aan het ministerie toegestuurd?2
EY heeft het definitieve rapport op 5 oktober jongstleden aangeboden aan OCW. De datum van 9 september 2017 op het voorblad van het definitieve rapport betreft dus niet de datum waarop het definitieve rapport aan OCW is aangeboden. De datum van 9 september 2017 betrof volgens EY de oorspronkelijk beoogde einddatum voor oplevering van het rapport. Op 9 september jongstleden was het rapport echter nog niet volledig en nog niet geheel gevalideerd. Het definitieve rapport heeft EY opgeleverd op 5 oktober jongstleden. De datum op het voorblad had hierop voor de goede orde moeten worden aangepast.
Zijn er al eerdere versies van het rapport gepubliceerd? Zo ja, wanneer is deze versie bekend gemaakt en wat voor actie is daarop ondernomen?
EY heeft tijdens het onderzoek gewerkt met opeenvolgende conceptversies. Deze conceptversies vormden de basis om bij OCW en een klankbordcommissie – bestaande uit OCW, de NPO, de Ster en een vertegenwoordiging van de omroepen – aannames te valideren en te verbeteren.
Zijn er op basis van eventuele eerdere versies wijzigingen doorgevoerd in de definitieve versie van het rapport, dat op 9 september jl. werd gepresenteerd? Betroffen deze eventuele wijzigingen ook de bedragen van de teruglopende reclame-inkomsten?
Zie antwoord vraag 3.
Was het oplopende tekort bij de publieke omroep bekend bij de formerende partijen? Is het zorgwekkende rapport van EY vanuit het ministerie overgebracht naar de formerende partijen? Zo ja, waarom is het dan niet terug te vinden in de lijst met ingekomen stukken? Zo nee, wat vindt u ervan dat een rapport met zulke forse consequenties al wel bekend was op het ministerie maar niet is overgebracht aan de formerende partijen?
Het formatiearchief is openbaar gemaakt. Hierin zitten afschriften van de vragen die door de informateur aan departementen zijn gesteld en de antwoorden daarop.
Het genoemde rapport heb ik samen met een tweede onderzoek van EY, dat ik in november ontving, betrokken bij de mediabegrotingsbrief. Zie ook het antwoord onder vraag 9.
Is dit tekort bij de publieke omroep ter sprake gekomen bij de kabinetsformatie?
Zie het antwoord op vraag 5.
Waarom is dit tekort niet meegenomen in het regeerakkoord? Sterker, waarom wordt er met geen woord gerept over het tekort dat toen al anderhalve maand bekend was op het Ministerie van OCW?
Zie het antwoord op vraag 5.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat een regeerakkoord wel uitspraken doet over het belang van de publieke omroep, maar dat de financiële situatie van de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) toen niet bekend was? Hoe verhouden de zalvende woorden uit het regeerakkoord zich nu met de opdracht die het kabinet aan de NPO geeft om zelf deze terugvallende inkomsten op te vangen?
De uitspraken in het regeerakkoord over het belang van een sterke publieke omroep zijn onverkort van toepassing. Voor 2018 kunnen de tegenvallende reclame-inkomsten nog worden opgevangen vanuit de Algemene Mediareserve. Voor 2019 is een vooraankondiging gegeven in afwachting van de ontwikkelingen volgend jaar. Zie ook mijn mediabegrotingsbrief van 17 november jongstleden en mijn toelichting hierop tijdens het wetgevingsoverleg van 27 november jongstleden.
Wat zijn de afwegingen geweest om dit nieuws niet eerder naar buiten te brengen en dit pas naar buiten te brengen nadat de nieuwe Minister is aangetreden?
De uitkomsten van het rapport van EY zijn gebruikt als input voor de mediabegrotingsbrief van 17 november jongstleden. Dat was het geëigende moment om het rapport te publiceren. De brief geeft namelijk in samenhang met het rapport helderheid over de financiële stand van zaken en het minimumbudget voor de landelijke publieke omroep vanaf 2019. Daarbij zijn ook de in november ontvangen uitkomsten van een tweede onderzoek van EY betrokken, waarin onder andere mogelijkheden onderzocht zijn om reclame-inkomsten te vergroten door wijziging van het reclamebeleid.
Zijn er nog meer tegenvallers te verwachten van de vorige kabinetsperiode die al wel bekend (zouden moeten) zijn, maar niet in het regeerakkoord staan?
Naast de onverwachte en grote daling van de Ster-inkomsten en de zorgelijke financiële situatie van de Algemene Mediareserve, zoals beschreven in de mediabegrotingsbrief van 17 november jongstleden, zijn op basis van de huidige inzichten geen andere tegenvallers bekend.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor de stemmingen over de moties ingediend bij de mediabegroting, aankomende dinsdag?
Ja.
Regionale samenwerking tussen publieke en private mediabedrijven |
|
Harry van der Molen (CDA) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Heeft u kennisgenomen van het besluit van de provincie Friesland om het voornemen om te komen tot een Fries Mediacentrum te beëindigen?1
Ja.
Klopt het dat soortgelijke samenwerkingen tussen regionale omroepen en regionale kranten in Limburg, Brabant en Twente eerder ook al zijn stukgelopen?
Ja.
Deelt u de conclusie van de provincie Friesland dat de Mediawet te veel beperkingen kent waardoor het niet mogelijk is om in een combinatie van mediabedrijven met verschillende wijzen van financiering een vorm van samenwerking te vinden die leidt tot een nieuwe geldstroom? Zo nee, waarom niet?2
Samenwerking tussen publiek gefinancierde media-instellingen en commerciële mediabedrijven is gebonden aan regelgeving op Europees niveau. Het gaat hierbij om de Europese staatssteunregels en de Omroepmededeling. Het uitgangspunt is dat publiek geld dat bedoeld is voor het uitvoeren van een publieke taakopdracht, niet mag weglekken naar commerciële bedrijven. In Nederland is die regelgeving uitgewerkt in art. 2.141 van de Mediawet, in het dienstbaarheidsverbod. Het is een belangrijk uitgangspunt van ons rechtssysteem dat publiek geld rechtmatig besteed wordt, en het dienstbaarheidsverbod vormt daarvoor een belangrijke waarborg.
De afgelopen jaren verkeert de geschreven (regionale) pers in financieel zwaar weer door teruglopende reclame-inkomsten en oplagecijfers. Het is logisch dat er in tijden van druk behoefte is aan bundeling van krachten door samen te werken in de journalistiek en nieuwsvoorziening. In de praktijk is die samenwerking echter vaak lastig. Dat is ook te zien in deze casus. Publieke media-instellingen mogen in principe geen winst maken, terwijl commerciële mediabedrijven niet kunnen overleven zonder die winst. Dat is een inherent verschil in belang, waar samenwerkingen (overigens ook buiten de mediasector) vaak op stuklopen. Zie ook mijn antwoord op vraag 4. Ik ben hier in de beantwoording van de schriftelijke vragen over het onderzoek naar de journalistiek ook uitgebreid op ingegaan.3
Klopt het dat samenwerking tussen Omrop Fryslân en de NDC Mediagroep onherroepelijk zou leiden tot ingrijpen van het Commissariaat voor de Media? Zo nee, op welke wijze kunnen een privaat en een publiek mediabedrijf wel samenwerken?
Zie ook mijn antwoord op vraag 3. Het Commissariaat heeft onlangs een nieuwe brochure uitgebracht waarin helder wordt uitgelegd in welke gevallen samenwerking is toegestaan, en onder welke voorwaarden. In deze brochure staat onder andere een handig stroomschema waarin partijen kunnen bekijken of hun beoogde samenwerking mag volgens de Mediawet.4 Als partijen willen samenwerken, maar er onduidelijkheid is over de mogelijkheden, kunnen zij hierover met het Commissariaat in gesprek gaan. Naar aanleiding van de brochure organiseert het Commissariaat bovendien voorlichtingsbijeenkomsten voor lokale, regionale en landelijke publieke omroepen om uit te leggen welke manieren van samenwerking mogelijk zijn.
Als een organisatie de Mediawet schendt, is het Commissariaat bevoegd om in te grijpen. Dit is overigens in de praktijk nog nooit nodig geweest bij dit type samenwerkingen, laat het Commissariaat mij weten.
Is er contact geweest tussen het Commissariaat voor de Media en de provincie Friesland over de mogelijkheden die de Mediawet biedt voor samenwerking tussen private en publieke samenwerking? Zo ja, wat is daarbij besproken?
Ik heb hierover navraag gedaan bij zowel het Commissariaat als bij de provincie Friesland. Beide partijen laten mij weten dat er geen contact is geweest over het Fries Regionaal Mediacentrum.
Op welke wijze gaat u – mede in het licht van de genoemde problemen die in Friesland, Limburg, Brabant en Twente – werk maken van de afspraak uit het regeerakkoord dat samenwerking (publiek en privaat) op lokaal en regionaal niveau wordt bevorderd?3
In een eerdere brief aan uw Kamer heeft mijn voorganger al uiteengezet wat de knelpunten zijn bij het opzetten van samenwerkingen tussen publieke media-instellingen en private mediabedrijven. Hierin werd al geschetst dat het vanwege de hierboven genoemde Europese regelgeving niet mogelijk zal zijn om samenwerking tussen publieke en private bedrijven winstgevend te maken voor de private partijen. Simpelweg de Nederlandse wetgeving aanpassen is dus geen directe oplossing voor het door u geconstateerde probleem.6
Het feit dat het NOS Jeugdjournaal een reportage heeft gerectificeerd omdat er onvolledige en verkeerde informatie werd gegeven |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat het NOS Jeugdjournaal een reportage van 9 september 2017 heeft gerectificeerd, omdat er onvolledige en verkeerde informatie werd gegeven?1
Er is contact opgenomen met de NOS om informatie in te winnen over de betreffende zaak. De NOS liet weten dat er bij hen een klacht is binnengekomen over het betreffende item in het Jeugdjournaal, dat ging over de leefomstandigheden van kinderen in Gaza. Naar aanleiding van deze klacht is er een uitgebreide correspondentie geweest tussen de hoofdredacteur van de NOS en de indiener van de klacht.
De NOS heeft er na redactioneel overleg voor gekozen om naar aanleiding van deze kwestie op 14 september 2017 een bericht op de website van het Jeugdjournaal te plaatsen, met als titel «We deden iets fout». In dit bericht wordt een toelichting gegeven op het betreffende item en legt de redactie uit welke keuzes er zijn gemaakt rondom het item en welke vervolgstappen de NOS neemt.
Zie voor een verdere toelichting op de gebruikelijke procedure in dit soort gevallen mijn antwoord op vraag 3.
Bent u op de hoogte van het feit dat de gehele uitzending, waar deze reportage onderdeel van uitmaakt, op internet staat zonder rectificatie en zonder verwijzing naar de rectificatie van de reportage?2
De NOS liet weten dat archieven van nieuwsuitzendingen uit principe niet worden herschreven, omdat originele uitzendingen altijd beschikbaar behoren te blijven. Zie mijn antwoord op vraag 3 voor een toelichting op de procedure die NOS volgt in dit soort gevallen.
Zijn er regels of afspraken over hoe omroepen of nieuws/actualiteitenprogramma's dienen om te gaan met de online-opslag en beschikbaarstelling van uitzendingen waarin onderdelen zitten die onvolledig of verkeerd zijn en door hen gerectificeerd zijn? Vindt u dat er regels of afspraken nodig zijn?
Ja. De NPO heeft een openbare journalistieke code, waarin afspraken zijn vastgelegd over hoe de publieke omroep journalistiek bedrijft en achteraf verantwoording aflegt over onjuistheden of onvolledigheden in journalistieke programma’s. Alle omroepen die journalistieke programma’s maken hebben zich aan deze journalistieke code gecommitteerd.
In de code staat onder andere dat wanneer blijkt dat een publicatie onjuistheden bevat of (verwijtbaar) onvolledig is, deze zo snel mogelijk en op passende wijze gerectificeerd worden. De wijze van rectificeren verschilt per redactie en type media en valt onder verantwoordelijkheid van de betreffende hoofdredactie. Correcties en aanvullingen van journalisten zijn te vinden op de websites van de betreffende omroepen of programma’s.3
Sinds enige tijd is er door de NPO een ombudsman aangesteld, die op onafhankelijke wijze onderzoek doet naar de journalistieke uitingen van de NPO. Als individuen of maatschappelijke organisaties van mening zijn dat een omroep de journalistieke code geschonden heeft, kunnen zij contact opnemen met de betreffende omroep. Wanneer de omroep en de klachtindiener samen niet tot een bevredigende oplossing komen, kan de zaak worden ingediend bij de ombudsman. De ombudsman toetst dan op onafhankelijke wijze of de omroep gehandeld heeft volgens de journalistieke code en komt tot een uitspraak die op de website van de NPO wordt gepubliceerd.
De NOS liet weten dat zij in dit specifieke geval de klachtindiener hebben uitgenodigd voor een gesprek, en de ombudsman al informeel hebben ingelicht. Mocht het gesprek niet leiden tot een bevredigend antwoord, dan kan de ombudsman formeel worden gevraagd om zich over dit geval uit te spreken. Dat is tot nu toe niet gebeurd.
Vindt u dat de NOS de rectificatie ook bij de betreffende uitzending zou moeten plaatsen?
Ik spreek mij niet uit over inhoudelijke en redactionele kwesties. De redactionele autonomie is een hoeksteen van ons mediabestel en als bewindspersoon mag en wil ik geen oordeel hebben over de wijze waarop omroepen omgaan met rectificaties. Juist voor dit soort kwesties vind ik het belangrijk dat er een ombudsman is die toetst of omroepen zich aan de journalistieke code houden.
Door de Europese Unie georganiseerde reizen voor journalisten naar de Westoever |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht over de voorgenomen, door de Europese Unie (EU) betaalde en georganiseerde, persreizen voor Europese journalisten naar de Westelijke Jordaanoever?1
Ja.
Kunt u aangeven wat de doelstellingen zijn van deze en soortgelijke persreizen?
Het bezoekprogramma is er op gericht om Europese journalisten inzicht te bieden in de relaties tussen de EU en de Palestijnse Autoriteit, de hulpinspanningen van de EU aan Palestijnen en politieke en economische ontwikkelingen in de Palestijnse gebieden.
Kunt u aangeven waarom gekozen is voor een bezoek aan enkel Palestijnse gebieden en Palestijnse burgers, en niet aan Israël, terwijl ook dat land nauw betrokken is bij de hulpverlening aan de Palestijnse bevolking?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat deze persreis wellicht niet, of niet optimaal, bijdraagt aan evenwichtige beeldvorming en verslaggeving inzake hulpverlening aan Palestijnen, nu een bezoek aan Israël als belangrijke betrokken partij verzuimd wordt?
Het kabinet deelt deze mening niet. De EU-vertegenwoordiging in Oost-Jeruzalem is voornemens om ook een bezoek aan de Israëlische Coordinator of Government Activities in the Territories (COGAT) op te nemen in het programma van de journalisten, gezien de betrokkenheid van COGAT in de bezette gebieden. Het kabinet ziet daarom geen aanleiding om aan te dringen op een ander programma.
Beaamt u dat bij door Europese belastingbetalers betaalde persreizen de schijn van eenzijdigheid en partijdigheid alleszins voorkomen moet worden, en bent u daarom bereid zich in te zetten voor een meer uitgebalanceerd reisprogramma waarin ook Israël en/of Israëlische hulpverleningsinitiatieven aangedaan worden?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht dat bij een aspirant-omroep meerdere medewerkers boven de Balkenende-norm verdienen |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Bent u bekend met bericht «De geleidelijke implosie van omroep PowNed»?1 Bent u tevens bekend met de berichten «Geen nieuwe uitzonderingen topinkomens publieke omroep»2 en het perscommuniqué «Veelgestelde vragen topsalarissen publieke omroep» van de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) uit 2016?3
Ja.
Vallen de werknemers van PowNed die meer verdienen dan de Wet Normering Topinkomens (WNT)norm onder de normering topinkomens publieke omroep? Vallen de aan PowNed verbonden medewerkers die boven de WNT-norm verdienen onder de vijf bestaande uitzonderingen, zoals gemeld in het bericht «Geen nieuwe uitzonderingen topinkomens publieke omroep» in het Financieele Dagblad van 7 juni 2017?
In het artikel in de Volkskrant wordt ingegaan op het salaris van verschillende functionarissen werkzaam bij PowNed. Verwezen wordt naar de voorzitter/directeur van de omroep en de penningmeester/zakelijk directeur. Deze zijn aan te merken als topfunctionaris in de zin van de WNT en dienen op naam vermeld te worden in het jaarverslag ongeacht de hoogte van de bezoldiging. Uit het jaarverslag blijkt dat de voorzitter/directeur over het jaar 2016 een bezoldiging ontving van € 212.756. Het WNT-normbedrag voor 2016 bedroeg € 179.000. Als motivering voor de overschrijding wordt een beroep gedaan op het overgangsrecht van de WNT. Het overgangsrecht houdt in dat bestaande bezoldigingsafspraken boven het bij wet vastgestelde bezoldigingsmaximum, gedurende een termijn van vier jaar na inwerkingtreding van de wet worden gerespecteerd. Daarna moet de bezoldiging in drie jaar worden teruggebracht tot het voor de topfunctionaris geldende bezoldigingsmaximum. Met betrekking tot de penningmeester/zakelijk directeur is er geen sprake van overschrijding van de WNT-norm.
Daarnaast wordt verwezen naar een programmamaker/presentator. Deze is niet aan te merken als topfunctionaris en de bezoldiging wordt derhalve niet op grond van de WNT genormeerd. Voor niet-topfunctionarissen met een dienstbetrekking schrijft de wet wel voor dat bezoldigingsgegevens worden gepubliceerd in het financieel verslaggevingsdocument als deze het wettelijk bezoldigingsmaximum overschrijden. Tevens moeten deze overschrijdingen van het bezoldigingsmaximum worden gemotiveerd. Het publiceren van bedoelde gegevens geschiedt voor niet-topfunctionarissen anders bij topfunctionarissen alleen op functie en niet op naam.
Voor presentatoren bij de publieke omroep geldt het Beloningskader Presentatoren in de Publieke Omroep (BPPO) dat is gebaseerd op de Mediawet 2008. Deze regeling dateert uit 2009, dus van voor de inwerkingtreding van de WNT (1 januari 2013). In het BPPO wordt een ander normbedrag gehanteerd en wordt ook een andere berekeningswijze toegepast. De BPPO-norm ligt ongeveer op het niveau van de WNT-norm zoals die in 2013 en 2014 werd gehanteerd (rond de € 230.000). Volgens het BPPO kunnen er maximaal acht uitzonderingen worden gemaakt op het maximum normbedrag van het BPPO. Over het jaar 2016 zouden er op grond van het BPPO nog 5 uitzonderingen zijn. De presentator waar in het artikel naar wordt verwezen valt niet onder deze uitzonderingen, maar komt vanwege de andere berekeningswijze wel uit boven het normbedrag van de WNT en is derhalve op grond van de WNT opgenomen in het jaarverslag.
Klopt het dat de publieke omroep alleen voor presentatoren met een «speciaal talent» die een «essentiële bijdrage leveren aan een hoogwaardige kwalitatieve publieke omroep» gebruik maakt van de uitzonderingsmogelijkheid op de WNT, zoals NPO in haar persuitingen stelt? Is het onder die definitie mogelijk dat iemand die geen programma's presenteert maar slechts als voice-over in filmpjes figureert, voldoet aan de eisen van deze uitzondering?
Er kan een uitzondering worden gemaakt op grond van het BPPO. De WNT kent alleen een openbaarmakingsplicht indien een functionaris, in dit geval een presentator, een bezoldiging ontvangt boven de WNT-norm. In het vigerende BPPO is het toestaan van uitzonderingen, die door de raad van bestuur van de NPO dienen te worden beoordeeld, alleen mogelijk als aan verschillende criteria (zie ook antwoord4 wordt voldaan. Bovendien is het aantal uitzonderingen gemaximeerd op 8. Iemand die geen programma’s presenteert voldoet niet aan de gehanteerde criteria.
Geldt voor een aspirant-omroep, die dagelijks zes minuten televisie maakt en in de zomer überhaupt geen uitzendingen maakt, dat de presentatoren ervan een essentiële bijdrage kunnen leveren aan een hoogwaardige kwalitatieve publieke omroep? Zo ja, hoe verklaart u dat?
Indien een omroep meent dat een presentator daaraan voldoet en in aanmerking komt voor een uitzondering op de BPPO-norm wordt getoetst aan de criteria zoals vermeld in het antwoord op vraag 6. In het antwoord op vraag 2 is aangegeven dat er in dit geval geen sprake is van een uitzondering op grond van het BPPO.
Kunnen naast presentatoren en topfunctionarissen van de NPO ook bestuurders van andere publieke omroepen in aanmerking komen voor een uitzondering op de vigerende WNT-normering?
Voor topfunctionarissen, waaronder bestuurders van publieke omroepen, geldt de normering van de WNT en kan in bepaalde gevallen een beroep worden gedaan op het overgangsrecht. Op grond van de WNT zijn door dit kabinet geen uitzonderingen toegestaan.
Welke criteria worden er gebruikt om te beoordelen of iemand een «speciaal talent» is die een «essentiële bijdrage levert aan een hoogwaardige kwalitatieve publieke omroep»? Kunt u in dit specifieke geval aangeven welke argumentatie gebruikt is om het afwijken van de WNT te rechtvaardigen?
Op grond van het BPPO worden de volgende criteria gehanteerd:
Indien een omroep voornemens is een presentator te gaan belonen boven de huidige BPPO-norm, dan dient dat voornemen voorgelegd te worden aan de raad van bestuur van de NPO. Deze toetst aan de hiervoor genoemde criteria en of er niet meer dan 8 uitzonderingen van toepassing zijn. De NPO is van plan geen uitzonderingen meer toe te staan. Het nieuwe BPPO zal dan ook geen uitzonderingsregeling meer bevatten.
De WNT-normering is niet van toepassing op presentatoren. Er is dus geen sprake van afwijken van de WNT.
Heeft u inmiddels een oordeel over het nieuwe beloningskader van de NPO, zoals aangekondigd in het algemeen overleg over media van 28 juni 2017?4 Zo ja, voldoet het beloningskader aan de wens van een grote meerderheid in de Tweede Kamer om snel alle beloningen bij de publieke omroep te laten voldoen aan de WNT?
De aanpassing van het BPPO gaat qua normering aansluiten bij de WNT, maar kan deze niet vervangen en één op één overnemen. Op grond van artikel 2.3, vierde lid, van de Mediawet 2008 dien ik goedkeuring te verlenen aan een aanpassing van het beloningskader. In het algemeen overleg van 28 juni 2017 heb ik toegezegd dat de Tweede Kamer rond de behandeling van de begroting een beoordeling ontvangt van het nieuwe beloningskader met een kritische toets op de inhuur van externen. Daarbij zal ik ook meenemen op welke termijn de beloningen bij de publieke omroep voldoen aan de WNT. Overigens kent de WNT voor topfunctionarissen een overgangsrecht van maximaal 7 jaar.
Voldoet het maken van 42 unieke televisieminuten per week, volgens u, aan de verplichting voor publieke mediadiensten om conform artikel 2.34, eerste lid, van de Mediawet gedurende de erkenningsperiode media-aanbod te verzorgen, waaronder in elk geval radio en televisieprogramma's (meervoud)?
Artikel 2.34, eerste lid, van de Mediawet 2008 is zo geformuleerd dat het ziet op alle omroeporganisaties (vandaar het meervoud), maar bevat geen minimumvoorschrift per omroep.
Iedere omroep dient bij te dragen aan de realisatie van jaarlijkse afspraken over de kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen van het media-aanbod, de publieksbetrokkenheid en het publieksbereik op de aanbodkanalen en over de wederzijdse inspanningen daarvoor (artikel 2.55 Mediawet 2008). Er kan, via intekening («geld op schema»), worden afgesproken dat een omroep, binnen het totale media-aanbod, zich daarbij meer richt op het (laten) vervaardigen van online-aanbod en minder radio of televisie-aanbod produceert. Daarbij dient voor de verschillende soorten media-aanbod steeds een inhoudelijke beschrijving te worden gegeven en een overzicht van de benodigde middelen. Daarover dient ieder jaar een financiële en inhoudelijke verantwoording te worden afgelegd. Daarbij beoordeelt de NPO de doelmatige aanwending van de middelen binnen de gemaakte afspraken. Het Commissariaat voor de Media toetst aan de rechtmatige besteding van de beschikbaar gestelde middelen.
De gebrekkige beschikbaarheid van uitzendingen van NPO in het buitenland en op de BES-eilanden |
|
Antje Diertens (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «NPO kijken in buitenland moet beter»?1
Ja.
Klopt het dat niet alle programma’s die zijn uitgezonden door de NPO kunnen worden teruggekeken in het buitenland?
Ja.
Op basis van welke criteria wordt bepaald of een programma wel of niet kan worden teruggekeken in het buitenland?
Welke programma’s wel of niet te zien zijn in het buitenland, hangt af van de doelmatigheid en de beschikbaarheid van uitzendrechten voor buitenlandse verspreiding. Sommige uitzendrechten zijn voor wereldwijde verspreiding simpelweg te duur, zoals die van grote buitenlandse series. Het verkrijgen van deze uitzendrechten zou ten koste gaan van de «binnenlandse» programmering en is derhalve niet doelmatig. Andere uitzendrechten, zoals van grote sportevenementen (Olympische Spelen en WK Voetbal), kunnen überhaupt niet worden aangekocht voor Nederlandstaligen in het buitenland. Deze uitzendrechten worden vaak per geografische zone verkocht en niet per staatkundige eenheid. Deze geografische zones vallen veelal samen met de diverse continenten. Dit heeft tot gevolg dat de uitzendrechten voor Nederland worden aangeboden als onderdeel van het Europese verkoopproces en de uitzendrechten voor Caribisch Nederland voor de NPO of NOS simpelweg niet beschikbaar zijn. Naast de uitzendrechten, mag in een enkel geval een productie die is gebaseerd op een aangekocht format ook niet in het buitenland worden getoond. Overigens is het overgrote deel van alle uitzendingen van de publieke omroep beschikbaar in het buitenland.
Daarbij zijn de aanbodkanalen van de NPO, waaronder NPO Start (voorheen Uitzending Gemist), in de eerste plaats gericht op Nederland. BVN is het aangewezen aanbodkanaal voor Nederlandstaligen buiten de landsgrenzen en is buiten Nederland te bekijken via een satellietontvanger, de website https://www.bvn.tv, of in de BVN-app.2
Zijn alle uitzendingen van de taakomroepen NOS en NTR wel gewoon beschikbaar in het buitenland? Zo nee, waarom niet?2
Het overgrote deel van de uitzendingen van de taakomroepen NOS en NTR is beschikbaar in het buitenland, zoals de eigen producties van journaals en sportjournaals. Indien de NOS echter, zoals bij vraag 3 beschreven is, de uitzendrechten voor bijvoorbeeld een sporttoernooi alleen voor Nederland verwerft, kunnen de programma’s ook alleen binnen de landsgrenzen beschikbaar gemaakt worden.
Zijn alle uitzendingen die zijn geproduceerd met belastinggeld wel gewoon beschikbaar in het buitenland? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoorden onder 3 en 4.
Klopt het dat de livestreams van NPO.nl niet bekeken kunnen worden in het buitenland? Wat is de reden dat programma’s die wél teruggekeken kunnen worden niet gewoon live bekeken kunnen worden in het buitenland?
Omdat er niet voor alle uitgezonden programma’s uitzendrechten voor het buitenland ter beschikking komen, worden de livestreams van NPO.nl in het buitenland geblokkeerd. De NPO acht het niet wenselijk dat er op een van de aanbodkanalen een afwisseling is van programma’s die wel en van programma’s die niet doorgegeven kunnen worden vanwege de uitzendrechten voor het buitenland. De livestreams van NPO Politiek en NPO Nieuws zijn in het buitenland wel te bekijken.
Daarnaast is de doorgifte van de livestreams van NPO.nl ook lastig vanwege zogenaamde time-shifting. Time-shifting betekent dat de Nederlandse zenders op de eilanden met een vertraging van het tijdverschil tussen Nederland en de eilanden beschikbaar zijn. Het Nederlandse achtuur-journaal dat om 20.00 uur in Nederland wordt uitgezonden is dan op de eilanden om 20.00 uur lokale tijd te zien. Synchrone uitzending op de eilanden zou er toe leiden dat programmering die volgens de Nederlandse wetgeving en het Nederlandse Instituut voor Classificatie van Audiovisuele Media (NICAM) pas na bepaalde tijdstippen uitgezonden mogen worden, eerder te zien is. Tevens kan time-shifting mogelijk leiden tot nieuwe openbaarmaking van een programma waarvoor extra rechtenvergoedingen nodig zijn.
Wanneer verwacht u dat alle programma’s die zijn uitgezonden op de NPO gewoon gratis terug kunnen worden gekeken, zowel in Nederland als in het buitenland? Kunt u een overzicht geven waaruit blijkt welke concrete acties nog mogelijk zijn om dit probleem aan te pakken?
Zie antwoorden onder 3 en 4.
Klopt het dat bewoners van Bonaire, Sint Eustatius en Saba programma’s die zijn uitgezonden door de NPO ook niet kunnen terugkijken op websites van de NPO, ondanks het feit dat de inwoners van die openbare lichamen gewoon deel uit maken van Nederland en haar belastinggebied? Zo ja, hoe beoordeelt u die situatie?
Het blokkeren van toegang tot websites van de NPO op basis van de geografische locatie van de gebruiker wordt, voor zover uitzendrechten dat toestaan en het technisch mogelijk is, niet meer toegepast voor de BES-eilanden.
Deelt u de mening dat de bewoners van de BES-eilanden in ieder geval online dezelfde toegang zouden moeten hebben tot websites die met belastinggeld geproduceerd zijn? Zo nee, waarom niet?
Ja, voor zover dat juridisch (bijvoorbeeld qua auteursrechten) en technisch (bijvoorbeeld geografische afscherming van bepaalde IP-adressen) mogelijk is.
In reactie op de motie Hachchi c.s. heeft u in 2014 aangegeven zich ervoor in te spannen dat de bewoners van de BES-eilanden voor alle Nederlandse websites dezelfde toegang krijgen als bewoners van het Europese deel van Nederland. Kunt u concreet aangeven wat u de afgelopen jaren heeft gedaan om dit te bewerkstelligen en in hoeverre dit gelukt is? Kunt u concreet aangeven in hoeverre u erin bent geslaagd auteursrechten voor Caribisch en Europees Nederland gelijk te trekken?3
Op 12 oktober 2016 heb ik naar aanleiding van Kamervragen van het voormalig Tweede Kamerlid Van Laar (PvdA) een actualisatie gegeven van de voornemens om de eilanden van Caribisch Nederland beter toegankelijk te maken voor Nederlandse televisie en internet.5 In vervolg op de motie van het voormalig Kamerlid Hachchi (D66) is op verzoek van de Minister van BZK door de NPO de geografische afscherming zo ingesteld dat de eilanden van Caribisch Nederland toegang hebben tot de mediadiensten van de NPO.6 Ook zijn er voor de lineaire kanalen distributie-afspraken gemaakt met de meeste pakketaanbieders op de eilanden.7
Gendergelijkheid in vergoedingen en salarissen bij de publieke omroep |
|
Jan Paternotte (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichtgeving over het grote verschil in beloning tussen vrouwelijke en mannelijke presentatoren bij de Britse publieke omroep BBC en herinnert u zich eerdere berichtgeving over vergoedingen voor tafelgasten van De Wereld Draait Door (DWDD) en over de topinkomens bij de publieke omroep?1
Ja.
Bent u van mening dat bij de Nederlandse publieke omroep vrouwen en mannen voor gelijk werk gelijk betaald moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Ja. De publieke omroep is niet uitgezonderd van het beleid van dit kabinet om ongerechtvaardigde beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen weg te nemen, zoals vastgelegd in het regeerakkoord.
Deelt u de mening dat de berichten over tafelgasten bij DWDD en de verdeling van topinkomens bij de publieke omroep de schijn wekken dat mannen in deze specifieke rollen meer betaald krijgen dan vrouwen? Zo ja, wat is uw oordeel hierover?
Uit de berichten over beloning van tafelgasten en presentatoren bij de Nederlandse publieke omroep waar de leden naar verwijzen, maak ik niet op dat verschillen in beloning worden bepaald door geslacht. Ook als er meer mannen dan vrouwen in een lijst met topsalarissen zouden staan, betekent dat niet zonder meer dat er sprake is van ongelijke beloning tussen mannen en vrouwen voor arbeid van gelijke waarde. Als dat echter wel het geval is, is mijn oordeel hierover uiteraard dat dit moet veranderen.2 Overigens vind ik dat personen werkzaam bij de publieke omroep helemaal niet boven de WNT-norm moeten worden beloond. Een overschrijding van de norm moet openbaar worden gemaakt.
De NPO en omroepen hebben in reactie op de berichten over de BBC gesteld dat er geen onderscheid gemaakt wordt naar sekse. Bij beloning wordt wel gekeken naar ervaring, leeftijd, functie en functiezwaarte.3 Ik ga ervan uit dat er geen sprake is van bewust beloningsonderscheid. Uit onderzoeken van het College voor de Rechten van de Mens blijkt echter, dat werkgevers vaak onbewust onderscheid maken door niet-neutrale beloningscriteria toe te passen.4 Het is belangrijk dat werkgevers zich van deze valkuilen bewust zijn.
Deelt u de mening dat de publieke omroep een voorbeeldrol vervult als het gaat om emancipatie op de arbeidsmarkt en daarmee een extra verantwoordelijkheid draagt?
Elke publieke of publiek gefinancierde organisatie draagt zelf de verantwoordelijkheid om conform overheidsbeleid en wetgeving emancipatie op de arbeidsmarkt te bevorderen. Zo ook de organisaties die deel uitmaken van het publieke omroepbestel. Het siert hen als zij daarin door extra inspanningen een voorbeeld willen zijn. Ik constateer dat de publieke omroep zich daarvan bewust is. De voorzitter van de raad van bestuur van de NPO agendeert dit onderwerp regelmatig publiekelijk. Nog op 27 juli jongstleden pleitte zij in NRC Handelsblad voor een prominentere rol voor vrouwen op de publieke radio. Eerder liet zij al weten dat de NPO diversiteit zwaarder zou laten meetellen in haar keuze voor nieuwe programma’s. Diversiteit staat hoog op de agenda van de publieke omroep en is onderdeel van de jaarverslagen van de NPO. Ook in het kader van de Prestatieovereenkomst zijn afspraken gemaakt over diversiteit. In zijn jaarverslag over 2016 zegt de NPO te streven naar gelijke deelname van vrouwen en mannen in de top en naar een evenwichtige man-vrouwverdeling in alle salarisklassen. Over alle salarisklassen was de man-vrouwverdeling eind vorig jaar 51 procent – 49 procent.
Herinnert u zich dat het kabinet ruim 4,5 jaar geleden besloot om zich actief in te zetten om nog bestaande loonverschillen tussen mannen en vrouwen voor gelijke arbeid weg te nemen, zoals vastgelegd in het regeerakkoord «Bruggen Slaan»?2 Kunt u aangeven welke concrete acties u heeft ondernomen om dit bij de publieke omroep te realiseren en wat het resultaat tot dusverre is?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u met volledige zekerheid zeggen dat bij de publieke omroepen momenteel mannen en vrouwen voor gelijk werk gelijk betaald krijgen?
Er is geen aanwijzing dat er sprake is van ongerechtvaardigde ongelijke beloning van mannen en vrouwen bij de publieke omroep. Ik zie dan ook geen aanleiding om zelf een quick scan uit te (laten) voeren bij de NPO. Evenmin kan ik echter met volledige zekerheid zeggen dat er geen sprake is van ongelijke beloning. Gelijk belonen betekent overigens niet dat werknemers voor hetzelfde werk precies dezelfde beloning moeten krijgen. Er kunnen redenen zijn om iemand meer te betalen, bijvoorbeeld omdat iemand meer relevante werkervaring heeft. Wanneer er geen goede verklaring is voor een beloningsverschil tussen een man en een vrouw is er sprake van ongelijke beloning. De NPO heeft mij laten weten dat hij het onderwerp gelijke beloning nadrukkelijk onder de aandacht van de omroepen wil brengen en met de omroepen wil bezien of een quick scan (op eigen initiatief) hierbij nuttig kan zijn. Mij lijkt dat zinvol, maar het is uiteraard aan de omroepen zelf op welke wijze zij dit onderwerp aanpakken.
Ik zal met de NPO en de omroepen over dit onderwerp in gesprek blijven. Het lijkt mij bijvoorbeeld goed om de mogelijkheid te bezien om in de door de NPO voorgenomen herziening van de Code goed bestuur en integriteit ook expliciet aandacht te besteden aan het voorkómen van ongelijke beloning van mannen en vrouwen.
Indien mannen en vrouwen bij de publieke omroep niet gelijk betaald krijgen voor gelijk werk, bent u dan bereid een, zo nodig anonieme, quick-scan uit te voeren op gelijkwaardige functies en de beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen binnen de publieke omroep, gericht op het beantwoorden van de vraag in welke mate gelijk loon voor gelijk werk wordt uitgekeerd binnen de publieke omroep? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
NPO Start |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Kunt u bij NPO navragen hoeveel betalende abonnees zij verwacht voor NPO Start Plus?
De NPO verwacht 300.000 à 400.000 huishoudens te bedienen met NPO Start Plus.
Kunt u tevens nagaan op basis van welke overwegingen en argumenten er voor is gekozen om abonnees € 2,95 te laten betalen per maand voor NPO Start Plus? Ligt hier ook een berekening aan ten grondslag, bijvoorbeeld dat bij dit bedrag van € 35,40 per jaar het aanbieden van NPO Start Plus kostendekkend is?
NPO Plus wordt gefinancierd door een kostengeoriënteerd abonnementstarief te vragen. Het doel hierbij is niet winstmaximalisatie, maar kostendekkende financiering van de dienst. De prijsstelling is gebaseerd op prijsonderzoek. Bij bovengenoemde prijsstelling wordt een abonnee-aantal verwacht waarbij NPO in staat is de kosten te dekken en een faire vergoeding aan rechthebbenden te betalen. Daarbij geldt dat hoe meer abonnees er zijn, hoe meer er naar de rechthebbenden kan.
Vindt u het de taak van de NPO om te concurreren met commerciële diensten? Zo nee, kunt u toelichten waarom dan een dienst als NPO Start Plus wordt gestart, die duidelijk concurreert met diensten als Netflix en Videoland?
NPO Start Plus draagt op verschillende manieren bij aan de uitvoering van de publieke mediaopdracht. NPO Start Plus vergroot de beschikbaarheid van het publieke media-aanbod doordat kijkers nog een jaar lang on demand de programma’s van de lineaire hoofdkanalen kunnen bekijken. Verder heeft de publieke omroep een belangrijke innoverende taak. Met Uitzending Gemist (nu NPO Start), thema- en webkanalen en apps is de NPO voorloper met nieuwe verspreidingsmethoden. Met NPO Start Plus als on demand dienst tegen betaling zet de publieke omroep een volgende stap om aansluiting te houden bij de behoeften van kijkers. Die trekken steeds meer naar non-lineaire platforms. NPO Start Plus kan een versterkend effect op de markt hebben, omdat het de adoptie van dit soort betaalde on demand diensten kan vergroten.
Bent u bereid om NPO Start Plus te onderwerpen aan de aangescherpte nieuwe diensten toets, inclusief een oordeel van de ACM1 over de marktimpact?
Mijn besluit van 19 augustus 2016 tot instemming met NPO Start Plus staat rechtens vast. Ik heb geen grondslag om de besluitvorming over te doen. NPO Start Plus heeft de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure doorlopen.2 Daarbij hebben marktpartijen ruime gelegenheid gekregen hun zienswijzen in te dienen. Mede op basis daarvan is gekeken naar de impact op de markt. Vervolgens is publieke waarde en de bijdrage van NPO Start Plus aan de publieke taak beoordeeld. De Raad voor Cultuur en het Commissariaat hebben daarover geadviseerd. De publieke waarde van NPO Start Plus is afgewogen tegen mogelijk onevenredige nadelige gevolgen voor de markt. De NPO dient na twee jaar het tarief te evalueren en elk jaar te rapporteren over de ontwikkelingen ten aanzien van NPO Start Plus. Verder moet de NPO vóór het einde van de concessieperiode (31 december 2020) evalueren hoe de dienst bijdraagt aan de publieke taak en in het nieuwe Concessiebeleidsplan vermelden hoe daarmee verder te gaan.
NPO Start Plus is overigens ook onderdeel van NLziet, een samenwerkingsverband tussen de landelijke publieke omroep en de commerciële omroepen RTL en SBS. NLziet biedt de kijkers de mogelijkheid om uitgezonden programma’s van de landelijke publieke omroep en deze commerciële omroepen via één abonnement on demand te bekijken. Zonder NPO Start Plus kan die samenwerking niet goed voortbestaan.
Welke programma’s die zijn uitgezonden door de NPO op televisie verdwijnen achter de betaalmuur bij NPO Start Plus en zijn niet beschikbaar op NPO Start?
Wat zijn precies de criteria voor het terug kunnen kijken van programma’s die door de NPO zijn uitgezonden op televisie? Welke programma’s worden wel aangeboden op NPO Start, en welke alleen op NPO Start Plus? Kunt u precies uiteenzetten op grond van welke overwegingen en criteria die beslissingen worden gemaakt?
Zijn er ook programma’s die door de NPO zijn gemaakt, of door een van de omroepen, die alleen (voor langere tijd) beschikbaar zijn op NPO Start Plus? Zo ja, kunt u toelichten wat hiervan de reden is, aangezien reeds voor deze programma’s is betaald met belastinggeld?
Kunt u toezeggen dat uitzendingen van de taakomroepen NOS en de NTR in ieder geval nooit achter een betaalmuur verdwijnen?
Wordt bij de productie of aanschaf van uitzendingen en programma’s standaard afspraken gemaakt over online beschikbaarheid van programma's tussen de NPO en rechthebbenden van programma’s? Zo ja, kunt u toelichten hoe dergelijke afspraken er uit zien? Zo nee, waarom niet?
De raad van bestuur van de NPO heeft via een bindende regeling kaders gesteld voor het maken van afspraken over online beschikbaarheid: de bindende regeling beschikbaarstelling media-aanbod video on demand 2014. Deze regeling is openbaar en beschikbaar op de website van de NPO.3 Onlangs heeft de NPO standaard afspraken gemaakt met OTP, waaronder afspraken op het gebied van rechten.4 Verder streeft de publieke omroep naar eenduidigheid bij het maken van afspraken met rechthebbenden op basis van een rechtensjabloon, waarin het uiteindelijke onderhandelingsresultaat kan worden verwerkt.
Om welke redenen vindt u het te rechtvaardigen dat alleen bij de betaalversie van NPO Start de uitzendingen in HD zijn?
Upgrading van de gratis NPO Start-dienst naar high definition vergt extra investeringen voor apparatuur en voor distributiekosten door toename van de benodigde bandbreedte. Hoe hoger de beeldkwaliteit en hoe meer gebruikers en streams, hoe meer bandbreedte er immers nodig is. Volgens de NPO kunnen deze extra technische kosten oplopen tot € 10 miljoen per jaar.
Kunt u uw uitspraak tijdens het plenaire debat naar aanleiding van het verslag van het Algemeen overleg Media op 6 juli jl. toelichten dat, als je wil uitbreiden naar high definition «voor alles», dat een enorme investering in servercapaciteit en infrastructuur vraagt om alles betrouwbaar te houden? Hoe groot bedraagt die investering? Hoeveel groter is die investering dan nu wordt gedaan om uitzendingen in HD wél beschikbaar te stellen voor abonnees van NPO Start Plus?
Zie antwoord vraag 10.