De bezetting van een moskee in Leiden |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (VVD) |
|
Kent u het bericht «Moslimorganisaties bang na «bezette» moskee Leiden»1 en ««Bezetting» in Leiden schokt Marokkaanse organisaties»2? Kent u de website Identitair Verzet?3
Ja.
Deelt u de mening dat personen die acties tegen een moskee ondernemen dat binnen de grenzen van de wet moeten doen? Was daar in het geval van de bezetting van de moskee in Leiden sprake van? Zo ja, waarom? Zo nee, van welke overtredingen worden deze personen verdacht?
Ja, in Nederland geldt dat een ieder binnen de grenzen van de wet dient te acteren. Het openbaar ministerie (OM) heeft mij meegedeeld dat aan een aantal personen in verband met het beklimmen van de moskee door de officier van justitie een strafbeschikking is opgelegd vanwege het ongerechtigd betreden van een afgesloten bouwterrein. De strafbeschikking jegens een van deze verdachten zag ook op het afsteken van vuurwerk.
Deelt u de mening dat bewoners die op reguliere wijze bezwaar maken tegen de bouw van een moskee dat in vrijheid moeten kunnen doen? Zo ja, is het op de site van Identitair Verzet vermelde waar dat «bewoners die in die tijd tegen de bouw van de moskee in Leiden waren, sinds de bouw begon, stelselmatig in de persoonlijke levenssfeer worden aangepakt door groepen niet Nederlandse jongeren»? Is het bovendien waar dat er ruiten zijn ingegooid bij deze bewoners?4 Als dat waar is, is er aangifte gedaan en wat is de stand van zaken van het onderzoek? Zo nee, wat is er niet waar?
De vrijheid van meningsuiting en de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen voorgenomen besluiten, zoals tegen nieuwbouwplannen, zijn een groot goed. Het is ontoelaatbaar als mensen als reactie hierop met treiterijen, bedreigingen of vernielingen te maken krijgen. De politie en het OM hebben mij meegedeeld dat er meermalen per jaar vernielingen, zoals het ingooien van ruiten, plaatsvinden in de buurt waar de moskee gebouwd wordt. Het betreft elke keer een andere woning en het zijn niet alleen de woningen van tegenstanders van de bouw. In de gevallen waarbij schade is ontstaan aan ruiten is aangifte gedaan van vernieling. De daders zijn onbekend en het motief is onduidelijk. Een verband tussen de bouw van de moskee en de vernielingen is niet aangetoond. Uit politiecijfers blijkt overigens dat het totaal aantal vernielingen in de betreffende wijk Haagweg-Noord ongeveer gelijk is gebleven sinds de bouw van de moskee. In dezelfde periode is sprake van een daling van het aantal bij de politie geregistreerde bedreigingen. De politie heeft geen informatie over het vermeende «stelselmatig in de persoonlijke levenssfeer aanpakken» van tegenstanders van de bouw van de moskee.
Hebt u begrip voor de angst die er binnen moslimorganisaties en bij moslims bestaat over de actie van Identitair Verzet? Zo ja, wat gaat u doen teneinde er voor te zorgen dat die angst en de oorzaak daarvan worden weggenomen? Zo nee, waarom niet?
Hoewel er geen geweldsdreiging van deze actie is uitgegaan, heeft de actie angst en onrust veroorzaakt. Het kabinet veroordeelt de actie sterk en heeft begrip voor de onrust die is ontstaan. Daarom is er door Minister Asscher direct contact gezocht met de getroffen moskee. Het kabinet is alert op ontwikkelingen in de dreiging tegen moskeeën en als het nodig is nemen we specifieke maatregelen in het kader van bewaken en beveiligen. Eén van de taken van de overheid is immers het creëren van een samenleving waarin mensen veilig zijn en zich veilig voelen. Hiervoor is echter een inspanning vereist van meer dan alleen de overheid. Zo zijn in dit geval het maatschappelijk middenveld en islamitische gemeenschappen belangrijke partners. Vanuit deze context spreekt de overheid regelmatig met partners, niet alleen om radicalisering tegen te gaan en de weerbaarheid te vergroten (conform maatregel 21 van het Actieprogramma), maar ook om handelingsperspectief te bieden en het dialoog te stimuleren.
Deelt u de vrees van het Contactorgaan Moslims en Overheid dat acties zoals die van Identitair Verzet het begin kunnen zijn van een escalatie? Zo ja, waarom? Wat kunt u doen om deze acties te de-escaleren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
In hoeverre kunnen naast extremistische moslimorganisaties ook rechts-extremistische groeperingen een bedreiging voor onze rechtsstaat vormen? Deelt u de mening dat naast het terechte optreden van de diverse ketenpartners tegen moslimextremisme er ook aandacht moet zijn voor de gevaren van het rechts-extremisme? Zo ja, op welke wijze worden die laatste gevaren tegengegaan? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse overheid spant zich in om elke bedreiging van de rechtsstaat tegen te gaan. Er is vanuit dit oogpunt aandacht voor elke vorm van extremisme. Ook vanuit extreemrechtse hoek kan (terroristisch) geweld voorkomen, zoals in het buitenland is gebleken. De Nederlandse veiligheidsinstanties volgen ontwikkelingen in deze ideologische hoek op de voet. Personen of partijen die verantwoordelijk zijn voor eventuele wetsovertredingen of extremistische acties zullen worden vervolgd. Wel kan worden vastgesteld dat de dreiging die momenteel uitgaat van rechts-extremisme minder groot is dan de gevaren van moslimextremisme. De AIVD stelt al enige jaren in haar jaarverslagen dat rechts-extremisme een beperkt verschijnsel is.
Kent ook u de voorbeelden die het Contactorgaan Moslims en Overheid noemt van incidenten die te maken hebben met moslimhaat? Zo ja, is er nog wel sprake van incidenten of is er sprake van een structurele en groeiende moslimhaat?
In algemene zin is ten aanzien van discriminatie-incidenten een stijgende trend waarneembaar. De registratie van de politie ondersteunt dit beeld. Ten aanzien van moslimdiscriminatie kan ik dit beeld echter niet bevestigen. Sinds 2008 rapporteert de politie weliswaar over discriminatie-incidenten en incidenten met een discriminatoir karakter, maar zonder onderscheidende kenmerken te vermelden. Zoals gemeld in antwoord op de Kamervragen van de leden Kuzu en Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk) over de golf van incidenten jegens moskeeën, zal de politie de komende tijd werken aan een betere registratie van (moslim)discriminatie. Het Contactorgaan Moslims en Overheid wordt hierbij betrokken. De eerste gesprekken daarover zijn gestart. Voor een goed inzicht zal onder meer afzonderlijk over moslimdiscriminatie (en specificaties daarbinnen) worden gerapporteerd in de jaarlijkse Poldis rapportage.
Het bericht dat er een scheidingsmuur wordt gebouwd bij het Goudse moskeecomplex |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Gouds bestuur lost vrouwenkwestie op»?1
Ja
Klopt het dat er een muur zal worden gebouwd bij het schoolplein met als doel het vermijden van visueel contact tussen de moskeebezoekers en vrouwen?
De gelijkheid van mannen en vrouwen is een belangrijke kernwaarde van de Nederlandse samenleving.
Volgens de informatie van de gemeente Gouda is in het schetsplan van de drie initiatiefnemers (moskee, school voor speciaal onderwijs, medisch kinderdagverblijf) een erfscheiding voorzien bij de hoofdentrees. Dit op verzoek van de school voor speciaal onderwijs en het medisch kinderdagverblijf, die vanwege hun leerlingen behoefte hebben aan een rustige en overzichtelijke eigen entree.
Het moskeebestuur heeft recent (half maart) overigens het aanbod gedaan om de moskee qua omvang substantieel te verkleinen. Een onafhankelijke procesbegeleider gaat nu een nieuw proces in met buurtbewoners, om te kijken onder welke voorwaarden de gezamenlijke huisvesting van de drie partijen op het complex op meer draagvlak kan rekenen. Dit is en blijft een lokale verantwoordelijkheid.
Deelt u de mening dat het faciliteren van projecten die de gelijkheid van man en vrouw aantasten geen taak is van de Nederlandse staat? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat met de bouw van de muur het verkeerde signaal wordt afgegeven dat Nederland zich aanpast aan de islam in plaats van andersom?
Zie antwoord vraag 2.
Welke maatregelen bent u voornemens te treffen om, nu de omstreden moskee er toch lijkt te komen, tenminste de realisatie van voornoemde scheidingsmuur te voorkomen?
Zie antwoord vraag 2.
Wanneer wordt er eindelijk ingezet op een integratiebeleid dat nieuwkomers voor de keuze stelt zich aan te passen aan de hier heersende opvattingen of te vertrekken?
Het Nederlandse integratiebeleid is er mede op gericht de nieuwkomers te laten kennisnemen van de kernwaarden van de Nederlandse samenleving, en deze ook te verinnerlijken. Uitgangspunt is dat wie er voor kiest om in Nederland een toekomst op te bouwen, zich richt naar de Nederlandse samenleving en de waarden die hier gelden. Integratie vergt een wederzijdse inspanning van de ontvangende samenleving en van migranten. Van gevestigde Nederlanders mag verwacht worden dat zij migranten de ruimte bieden en hen als gelijken accepteren.
Het bericht ‘Moskee in Gouda mag er komen van college’ |
|
Klaas Dijkhoff (VVD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Moskee in Gouda mag er komen van college»?1
Ja.
Deelt u de mening dat er geen twijfel zou moeten bestaan over de herkomst van het geld waarmee de moskee wordt gefinancierd?
De herkomst van het geld voor de bouw van de moskee in Gouda is bekend en deze informatie heb ik in de brief van 11 februari jongstleden over dit onderwerp aan uw Kamer kenbaar gemaakt. Er is gebleken dat 0,05% van het totaal opgebrachte bedrag niet uit Nederland afkomstig is, en dat het bedrag dat niet uit Nederland afkomstig is, afkomstig is uit twee andere Schengenlanden.
Bent u bereid na te gaan op welke wijze de gemeente de financiering van het gebedshuis heeft onderzocht en of dit onderzoek grondig genoeg en deugdelijk is geweest?
In antwoord op vragen van uw Kamer van 3 februari 2015 (leden Oskam, Omtzigt en Knops) heb ik verslag gedaan van de wijze waarop de financiering onderzocht is en welk onderzoek nog loopt. De gemeente Gouda heeft forensisch accountant PWC onderzoek uit laten voeren naar de herkomst van de financiële middelen voor de bouw van de nieuwe moskee. Hierbij is de bankadministratie van islamitisch centrum El Wahda en drie daaraan gelieerde verenigingen onderzocht. Dit betreft specifiek de besturen van de drie bestaande moskeeën in Gouda, die financiële middelen hebben ingebracht bij El Wahda. Daarnaast heeft de gemeente aan het Landelijk Bureau Bibob (LBB), onderdeel van de dienst Justis van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, een advies in het kader van de Wet Bibob gevraagd. Het bieden van hulp is dus niet aan de orde, want er is al sprake van betrokkenheid van mijn ministerie. Voor een verdere toelichting verwijs ik u specifiek naar mijn antwoord op de vragen 7, 8 en 9 van de genoemde vragen van uw Kamer.
Bent u bereid hulp te bieden bij een onderzoek naar de herkomst van het geld waarmee de moskee wordt gefinancierd, indien zou blijken dat de gemeente in staat was slechts beperkt onderzoek te doen?
Zie antwoord vraag 3.
STER-afspraken in het NOS-contract voor de eredivisiesamenvattingen |
|
Ton Elias (VVD) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Fox krijgt gratis spotjes bij deal met NOS over voetbal»?1
Ja.
Nieuw zijn berichten dat er sprake is van gratis reclamezendtijd voor Fox en van een voorkeurspositie voor bepaalde sponsoren in STER-zendtijd; acht u dergelijke afspraken ook zonder te moeten wachten op eventueel nader onderzoek van het Commissariaat voor de Media niet in strijd met de Mediawet?
Het is niet aan mij om te beoordelen of de afspraken in strijd zijn met de Mediawet. Voor toezicht op naleving van de Mediawet is het Commissariaat voor de Media (hierna: Commissariaat) ingesteld als onafhankelijke toezichthouder. Het Commissariaat is bevoegd om toezicht te houden op de naleving van de Mediawet en waar nodig handhavend op te treden.
Het Commissariaat heeft op 19 januari 2015 aangekondigd dat het zijn onderzoek naar de aankoop van de rechten op de Eredivisiesamenvattingen vervolgt en verbreedt naar andere partijen, waaronder de Ster. Dit onderzoek wacht ik af.
Op 18 maart heeft het Commissariaat laten weten dat de NOS de afspraken met FOX aanpast over de uitzendrechten van de samenvattingen van het eredivisievoetbal. De NOS moest de afspraken uiterlijk 17 maart aanpassen, anders zou de omroep een dwangsom riskeren. Volgens het Commissariaat is de dreigende dwangsom nu komen te vervallen. Het brede onderzoek van het Commissariaat naar de activiteiten van de NOS rond het Eredivisievoetbal loopt nog door. Dat richt zich nu vooral op andere Mediawettelijke vereisten en is verbreed naar andere partijen, waaronder de STER. Afhankelijk van de uitkomsten daarvan kunnen nadere maatregelen volgen.
Acht u het wenselijk dat door dergelijke afspraken de STER-afdrachten aan de mediabegroting kunstmatig laag worden gehouden en er zo via een omweg nog meer belastinggeld naar de eredivisiesamenvattingen gaat dan al bekend was?
De Ster heeft als wettelijke taak om het beschikbare kijk-, luister- en online bereik van de publieke omroep optimaal te verzilveren. De uiteindelijke afdracht van de Ster wordt beïnvloed door afspraken die gemaakt worden met adverteerders over hoogte van tarieven en kortingen. De afdracht is altijd een netto-afdracht vanwege de kosten die de Ster maakt om reclamezendtijd te verkopen.
Sportprogramma’s bij de publieke omroep leveren een substantiële bijdrage aan het kijktijdaandeel en daarmee aan de netto-opbrengst van de Ster voor de mediabegroting. Dat is het kenmerk van ons duaal gefinancierde bestel, waarin een vijfde van de mediabegroting wordt gevoed uit de reclame-inkomsten. Het totale Sterresultaat (i.e. de reclame-opbrengsten minus de kosten van de ten behoeve van de Eredivisiesamenvattingen beschikbaar gestelde reclamezendtijd) verbetert als de NPO Eredivisiesamenvattingen uitzendt. Het resultaat van de Ster, en daarmee de afdracht van de Ster, is mede van belang omdat het kabinet aan NPO en Ster heeft gevraagd om de inkomsten uit de Ster de komende jaren juist te verhogen.2
Bij de afspraken tussen de Ster en EMM gaat het om de vraag of de afspraken die gemaakt zijn, binnen de wettelijke kaders zijn toegestaan. Ik wacht daarvoor het onderzoek van het Commissariaat af.
Wat is uw oordeel over het bericht dat de overkoepelende NPO niet vooraf op de hoogte was van deze afspraken en dat betrokkenen bij een journalistiek verzoek om opheldering naar elkaar wijzen?
Op 1 januari 2010 zijn de taken van de NOS gesplitst en ondergebracht in twee zelfstandige rechtspersonen (de NPO en de NOS). Bij de splitsing zijn de NPO en de NOS met elkaar een samenwerkingsovereenkomst aangegaan. In deze overeenkomst hebben de NPO en de NOS onderlinge afspraken vastgelegd over onder meer de uitvoering van de facilitaire overeenkomsten en de grote sportovereenkomsten. In deze overeenkomst is onder andere afgesproken dat bij het afsluiten van grote sportcontracten de bestaande werkwijze zou worden gecontinueerd, dat wil zeggen dat de directie van de NOS een mandaat aanvraagt bij de Raad van Bestuur van de NPO.
In het kader van de verwerving van de uitzendrechten voor de samenvattingen van de Eredivisie per seizoen 2014–2015 heeft de NOS eind 2013 een mandaataanvraag ingediend bij de NPO. De aanvraag betrof het starten van de onderhandelingen voor de uitzendrechten van de samenvattingen van de Eredivisie voor een maximaal budget per seizoen.
De NPO heeft het door de NOS gevraagde mandaat verleend. De NPO was op hoofdlijnen op de hoogte van de onderhandelingen van de NOS met EMM. Een gedetailleerder niveau was ook niet nodig, aangezien de verwerving van rechten binnen de vastgestelde kaders een verantwoordelijkheid van de NOS zelf is. De afspraken, die de NOS uiteindelijk in een zogenoemde short form met de EMM in maart 2014 heeft gemaakt, hebben de NPO eind juli 2014 bereikt. Vanaf dat moment was de NPO ook op de hoogte van de inhoud van de afspraken met betrekking tot het onderdeel van de Ster.
Worden deze STER-afspraken momenteel concreet onderzocht door het Commissariaat voor de Media?
Bij de publicatie van zijn besluit met betrekking tot de last onder dwangsom heeft het Commissariaat gemeld dat het zijn onderzoek zal vervolgen en verbreden naar andere partijen, waaronder de Ster. Dit onderzoek wacht ik af.
Wanneer is dat onderzoek uiterlijk gereed? Bent u bereid het onderzoek per ommegaande naar de Kamer te zenden?
Het Commissariaat is de onafhankelijke toezichthouder en publiceert als zelfstandig bestuursorgaan zelf zijn besluiten. Als het Commissariaat besluiten met betrekking tot het onderzoek naar de aankoop van de rechten op de Eredivisiesamenvattingen publiceert dan zal ik u deze toezenden.
Afspraken tussen FOX en NOS |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Fox krijgt gratis spotjes bij deal met NOS over voetbal»?1
Ik heb kennisgenomen van het bericht.
Is het waar dat deze afspraken in strijd zijn met de Mediawet, in het bijzonder het dienstbaarheidsverbod, en is er ook sprake van overtreding van andere regels over STER-reclame en/of het hanteren van niet marktconforme tarieven?
Zie het antwoord op vraag 3.
Is het onderzoek door het Commissariaat voor de Media inmiddels verbreed, waarbij ook de specifieke afspraken over reclamezendtijd en plaatsing van reclames zijn meegenomen? Zo nee, gaat dat wel gebeuren? Kunt u tevens aangeven wanneer dit onderzoek beschikbaar zal zijn, en bent u bereid dit onderzoek aan de Kamer te doen toekomen ook als daarmee de vertrouwelijk elementen van het contract openbaar worden?
Het is aan het Commissariaat voor de Media (hierna: Commissariaat) om te beoordelen welke afspraken geoorloofd zijn binnen de kaders van de Mediawet. Het Commissariaat heeft op 19 januari 2015 aangekondigd dat het zijn onderzoek naar de aankoop van de rechten op de Eredivisiesamenvattingen vervolgt en verbreedt naar andere partijen, waaronder de Ster. Dit onderzoek is gestart en de resultaten wacht ik af. Daarom kan ik hierover op dit moment geen verdere mededelingen doen, ook niet over de termijn waarbinnen het onderzoek afgerond zal worden.
Als het Commissariaat besluiten over het onderzoek naar de aankoop van de rechten op de Eredivisiesamenvattingen publiceert dan zal ik u deze toezenden. Het Commissariaat neemt bij de publicatie van besluiten de Wet openbaarheid van bestuur in acht. Om die reden kan bedrijfsvertrouwelijke informatie ontbreken.
Sinds wanneer bent u op de hoogte van deze schimmige deal? Welke acties heeft u ondernomen sinds u op de hoogte bent en heeft u daarbij een mogelijke overtreding van de Mediawet in beschouwing genomen?
Op 3 juli 2014 heb ik informatie over de afspraken met Eredivisie Media & Marketing CV (hierna: EMM) ter vertrouwelijke inzage aan uw Kamer aangeboden (de zogenoemde short form overeenkomst). Het Commissariaat is in mei 2014 gestart met een onderzoek naar de verenigbaarheid van de afspraken tussen de NOS en EMM met de Mediawet. Het Commissariaat ziet toe op de naleving van de Mediawet en kan, waar nodig, handhavend optreden.
In antwoord op de Kamervragen van het lid Elias van 11 december 2014 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 1815) heb ik gezegd dat ik aan de huidige situatie niets kan veranderen, maar dat ik in overleg ben met de NPO en NOS over hoe dit in de toekomst transparanter kan.
Was de NPO op de hoogte van deze schimmige deal?
Sinds 1 januari 2010 is de NOS gesplitst. De oorspronkelijke taken zijn ondergebracht in twee afzonderlijke rechtspersonen (de NPO en de NOS).
Bij de splitsing hebben de NPO en de NOS een samenwerkingsovereenkomst gesloten waarin onderlinge afspraken zijn vastgelegd over onder meer de grote sportovereenkomsten. Hierin is onder andere afgesproken dat bij het afsluiten van grote sportcontracten zoals de Eredivisie, de directie van de NOS een mandaat aanvraagt bij de Raad van Bestuur van de NPO.
Vanaf het seizoen 2014–2015 waren de uitzendrechten voor de samenvattingen van de Eredivisie weer beschikbaar. EMM is de uitvoerende partij voor het vermarkten van deze mediarechten. EMM heeft hiertoe een tender gepubliceerd en (rand)voorwaarden openbaar gemaakt.
In het kader van de verwerving van bovenbedoelde uitzendrechten heeft de NOS bij de NPO eind 2013 een mandaataanvraag ingediend. De aanvraag betrof het starten van de onderhandelingen voor de uitzendrechten van de samenvattingen van de Eredivisie voor een maximaal budget per seizoen. De NOS heeft hierbij gewezen op het belang van Eredivisievoetbal voor de sportprogrammering van de NOS en de bijdrage aan de brede wettelijke taakopdracht, die sport en evenementen ook als zodanig benoemt.
De NPO heeft het door de NOS gevraagde mandaat verleend. De NPO was op hoofdlijnen op de hoogte van de onderhandelingen van de NOS met EMM. Een gedetailleerder niveau was ook niet nodig, aangezien de verwerving van rechten binnen de vastgestelde kaders aan de omroepen zelf is. De afspraken, die de NOS uiteindelijk in een zogenoemde short form met de EMM in maart 2014 heeft gemaakt, hebben de NPO eind juli 2014 bereikt. Vanaf dat moment was de NPO ook op de hoogte van de inhoud van de afspraken met betrekking tot het onderdeel van de Ster.
In mijn brief van 13 oktober 2014 (Kamerstuk 32 827, nr. 67) over de toekomst van de publieke omroep heb geschreven dat de sturing op doelmatigheid binnen de publieke omroep beter moet. In heb aangekondigd dat de wettelijke taak en bevoegdheid van de NPO op dit punt wordt aangescherpt. Het is aan het Commissariaat om te beoordelen of afspraken geoorloofd zijn binnen de kaders van de Mediawet.
Wie is uiteindelijk verantwoordelijk voor dergelijke commerciële contracten en de voorwaarden daarin, de STER of de NOS?
De NOS is verantwoordelijk voor de contracten gesloten door de NOS. De afspraken met de Ster zullen in een separate overeenkomst worden vastgelegd, hiervoor is de Ster verantwoordelijk.
Is het waar dat deze afspraken nadelig zijn voor de belastingbetaler, omdat er op deze manier minder STER-inkomsten zijn waardoor er uiteindelijk minder geld beschikbaar is voor de omroepreserve? Zo ja, kunt u een schatting maken om hoeveel geld het gaat?
De Ster heeft als wettelijke taak om het beschikbare kijk-, luister- en online bereik van de publieke omroep optimaal te verzilveren. De Ster levert jaarlijks een bijdrage aan de mediabegroting van circa 200 miljoen euro. Dat geld is niet bedoeld voor de algemene mediareserve maar voedt de lopende mediabegroting.
Sportprogramma’s bij de publieke omroep leveren een substantiële bijdrage aan het kijktijdaandeel en daarmee aan de netto-opbrengst van de Ster voor de mediabegroting. Dat is het kenmerk van ons duaal gefinancierde bestel. Het totale Sterresultaat (i.e. de reclame-opbrengsten minus de kosten van de ten behoeve van de Eredivisiesamenvattingen beschikbaar gestelde reclamezendtijd) verbetert als de NPO Eredivisiesamenvattingen uitzendt. Het resultaat van de Ster, en daarmee de afdracht van de Ster, is mede van belang omdat het kabinet aan NPO en Ster heeft gevraagd om de inkomsten uit de Ster de komende jaren juist te verhogen.2
In verband met de vertrouwelijkheid van de gegevens en het lopende onderzoek kan ik verder geen mededelingen doen over bedragen.
Bent u bereid de precieze afspraken voor de rechten van het uitzenden van de Champions League toe te lichten en openbaar te maken? Zijn deze afspraken volledig in overeenstemming met de Mediawet?
Bij (sport)rechtencontracten van enige omvang geldt gebruikelijk, volgens afspraak met de rechtenhouder, vertrouwelijkheid ten aanzien van de inhoud van de overeenkomst. Dat is ook bij deze overeenkomst het geval. Zoals ik in antwoord op vraag 4 reeds zei ben ik in overleg met de NPO en NOS over hoe dit in de toekomst transparanter kan.
Bent u bereid te onderzoeken of er vaker contracten zijn gesloten met dubieuze voorwaarden over reclamezendtijd en plaatsing van reclames door de STER en/of de NOS?
Voor toezicht op naleving van de Mediawet is om principiële redenen een onafhankelijke toezichthouder opgericht die op afstand van de politiek staat. Het Commissariaat is bevoegd om toezicht te houden op de naleving van de Mediawet en waar nodig handhavend op te treden.
Het rapport ‘Tackling intolerance and discrimination in Europe with a special focus on Christians’ |
|
Roelof Bisschop (SGP) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Hebt u kennisgenomen van de resolutie die vorige week door de parlementaire vergadering van de Raad van Europa is aangenomen naar aanleiding van het rapport «Tackling intolerance and discrimination in Europe with a special focus on Christians»?1
Ja.
Wat is uw oordeel over dit rapport en de conclusies ervan?
Wij onderschrijven het belang dat in het rapport wordt beschreven van het grondrecht van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, met inbegrip van de vrijheid om geen religie aan te hangen. Dit grondrecht impliceert, zoals ook het rapport constateert, dat deze vrijheden zowel gelden met betrekking tot personen die een religie of levensovertuiging hebben die door een minderheid van de bevolking wordt aangehangen, als voor degenen die de godsdienst of levensovertuiging van de meerderheid hebben. In het rapport wordt terecht geconstateerd dat in Europa de godsdienstvrijheid wordt gegarandeerd door internationale verdragen en instrumenten. Het rapport stelt aan de hand van praktijkvoorbeelden dat de afgelopen jaren vijandigheid jegens religie kan worden gesignaleerd in talloze gewelddadigheden en vandalisme en in beperkingen in geloofsbeleving. Het rapport besteedt in het bijzonder aandacht aan intolerantie jegens en discriminatie van christenen.
Het kabinet is bezorgd over het beeld van toenemende onverdraagzaamheid, en is vastberaden om discriminatie, op welke grond dan ook, te bestrijden. In de voortgangsbrief discriminatie van 11 februari 2015 (Kamerstuk 30 950, nr. 76) is de inzet van het kabinet op dit gebied beschreven, ook voor wat betreft discriminatie op grond van godsdienst of levensovertuiging.
Het beeld dat in het rapport wordt geschetst van een toename van intolerantie, discriminatie en zelfs geweld jegens christenen herkennen wij echter niet. Voor de Nederlandse situatie wordt de indruk die het rapport wekt, niet gesteund door de rapportages die bij de voortgangsbrief zijn gevoegd. Ook uit het SCP-rapport naar ervaren discriminatie in Nederland (Kamerstuk 30 950, nr. 68) komt deze veronderstelde tendens niet naar voren.
Deelt u de opvatting dat nationale regeringen vaak voorbij zien aan de vele momenten waarop in de laatste jaren handelingen van vijandschap, geweld en vandalisme tegen christenen zichtbaar zijn en tegen hun plaatsen van samenkomst?
Nee. Voor wat betreft de situatie in Nederland verwijzen wij naar het antwoord op vraag 2.
Het kabinet beschikt niet over aanwijzingen dat de regeringen van andere lidstaten van de Raad van Europa voorbij zouden gaan aan gewelddadige en vijandige handelingen tegen christenen of personen met andere levensbeschouwingen.
In hoeverre is er naar de mening van de regering in Nederland en andere lidstaten van de Raad van Europa voldoende aandacht voor het tegengaan van al dan niet subtiele vormen van discriminatie tegen christenen, ongeacht of zij horen tot een meerderheids- of minderheidsgroepering?
Voor wat betreft de situatie in Nederland verwijzen wij naar het antwoord op vraag 2.
Het kabinet beschikt niet over aanwijzingen dat bij de overheden van andere lidstaten van de Raad van Europa onvoldoende aandacht is voor het bestrijden van al dan niet subtiele vormen van discriminatie tegen christenen of personen met andere levensbeschouwingen.
Deelt u de opvatting van de parlementaire vergadering van de Raad van Europa dat het concept van «reasonable accomodation» een goed handvat biedt voor de omgang met godsdienstige opvattingen binnen Europa, om te verzekeren dat ook christenen voluit de ruimte hebben om hun geloof te uiten en er zowel in de publieke als private sfeer naar te leven?
Het concept van «reasonable accommodation» («redelijke aanpassingen») is vooral bekend als instrument om te waarborgen dat personen met een handicap mensenrechten en fundamentele vrijheden op voet van gelijkheid met anderen kunnen genieten of uitoefenen. Gelijke behandeling van personen zonder en met handicap, en trouwens ook van personen met uiteenlopende beperkingen, zou er immers toe leiden dat niet iedereen tot zijn recht komt. In de Kaderrichtlijn gelijke behandeling (RL2000/78/EG), het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap en de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte is de verplichting tot «redelijke aanpassingen» in deze context opgenomen.
Ten aanzien van andere discriminatiegronden wordt het concept van «reasonable accommodation» in de Europese en Nederlandse wetgeving niet of nauwelijks gehanteerd, maar is een andere benadering gekozen. Waar nodig, is ten aanzien van specifieke omstandigheden een bijzondere regeling opgenomen, of wordt vrijheid gegeven aan betrokkenen om onderling afspraken te maken. Het rapport vermeldt hiervan enkele voorbeelden. De uitkomst van deze benadering is naar onze tevredenheid. Niettemin volgen wij de discussie die vooral in wetenschappelijke kringen wordt gevoerd over «reasonable accommodation» met belangstelling.
Deelt u de opvatting van deze vergadering dat het belangrijk is dat de verschillende lidstaten zoveel als mogelijk ruimte laten voor opvattingen die voortkomen uit deze wezenlijke overtuigingen van burgers?
Ja. De formulering van de beide vragen impliceert terecht dat de bedoelde vrijheden beperkt kunnen worden, bijvoorbeeld door de rechten en vrijheden die anderen hebben.
Deelt u de opvatting van deze parlementaire vergadering dat het goed is om zoveel mogelijk rekening te houden met godsdienstige of andere bezwaren tegen delen van werkzaamheden en daar op een gezonde manier ruimte voor te bieden?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe verhoudt dit concept van «reasonable accomodation» zich tot de vorig jaar aangenomen wet die het met name nieuwe trouwambtenaren onmogelijk maakt hun werk te doen als zij gewetensbezwaren hebben tegen het huwelijk tussen personen van gelijk geslacht? Zou niet met dit door de parlementaire vergadering aangenomen rapport gesteld moeten worden dat deze wet een stap terug in de tijd was?
Uit de Wet van 4 juli 2014 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de Algemene wet gelijke behandeling met betrekking tot ambtenaren van de burgerlijke stand die onderscheid maken als bedoeld in de Algemene wet gelijke behandeling (Stb. 2014, 260) vloeit voort dat een nieuwe (buitengewoon) ambtenaar van de burgerlijke stand geen onderscheid mag maken tussen een huwelijk van een man en een vrouw en een huwelijk van twee mannen of twee vrouwen. Ten aanzien van zittende (buitengewoon) ambtenaren van de burgerlijke stand, behouden gemeenten een beleidsvrijheid, dus bijvoorbeeld de vrijheid om hen aangepast werk te laten doen. De wet is in overeenstemming met de arresten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 15 januari 2013 in de zaken van Ladele en McFarlane. Wij kunnen niet beoordelen of het concept van «reasonable accommodation» tot een andere uitkomst zou hebben geleid.
Naar de mening van het kabinet is de wet juist een stap vooruit op de weg naar volledige acceptatie van homoseksualiteit.
Welke conclusies verbindt de regering aan dit rapport, de conclusies en aanbevelingen voor Nederland?
Het kabinet ziet in het rapport een ondersteuning van zijn inzet om discriminatie, op welke grond dan ook, te bestrijden.
Op welke wijze is de regering voornemens aandacht voor dit rapport, de conclusies en aanbevelingen hiervan te vragen van de regeringen van andere lidstaten van de Raad van Europa? Bent u bereid de Kamer over de voortgang hiervan te rapporteren?
Het kabinet gaat ervan uit dat de nationale delegaties naar de Parlementaire Assemblee van de overige lidstaten van de Raad van Europa dit rapport, en de conclusies en aanbevelingen daaruit, zelf onder de aandacht van hun regeringen zullen brengen.
De megamoskee in Gouda |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Megamoskee weert crèche om vrouwen»?1
Ja.
Is het waar dat vertegenwoordigers van de moskee trachten te voorkomen dat er een speciale school en een medisch kinderdagverblijf worden gevestigd in de voormalige atoombunker?
Nee, in het schetsplan waarover de drie initiatiefnemers overeenstemming hebben bereikt, wordt de bunker gesloopt en is op deze plaats een nieuw gebedshuis gepland. De school voor speciaal onderwijs en het medisch kinderdagverblijf zijn elders op het terrein ingepland.
Hoe oordeelt u over de absurde, door de moskee gegeven reden, dat zij in de voorbereiding op hun gebed niet geconfronteerd willen worden met vrouwen omdat dit ten koste zou gaan van hun «heiligheid»?
Volgens de informatie van de gemeente Gouda is in het schetsplan van de drie initiatiefnemers een erfscheiding voorzien bij de hoofdentrees. Dit op verzoek van de school voor speciaal onderwijs en het medisch kinderdagverblijf, die vanwege hun leerlingen behoefte hebben aan een rustige en overzichtelijke eigen entree.
Welke maatregelen bent u voornemens te treffen om te voorkomen dat de belastingbetaler opdraait voor deze ongerijmde stellingname?
Zie antwoord vraag 3.
Is er inmiddels al zicht op de (buitenlandse) financiering van de nu al omstreden moskee?
De Minister van Veiligheid en Justitie heeft in de brief van 11 februari 2015 (kenmerk VenJ 616102) laten weten dat de gemeente Gouda forensisch accountant PWC onderzoek heeft laten doen naar de herkomst van de financiële middelen voor de bouw van de moskee. Uit dit onderzoek is gebleken dat 0,05% van het totaal opgebrachte bedrag niet uit Nederland afkomstig is. Het bedrag dat niet uit Nederland afkomstig is, is afkomstig uit twee andere Schengenlanden.
Begrijpt u dat de komst van de moskee lijkt te schuren met de democratische besluitvorming, gezien het gegeven dat de meerderheid van de gemeenteraad en de lokale bevolking tegen de komst zijn? Zo nee, waarom niet?
Krachtens de Gemeentewet is uitsluitend het college van B en W bevoegd om vastgoedtransacties aan te gaan. Het college van Gouda heeft de gemeenteraad om «wensen en bedenkingen» gevraagd die het college meeweegt bij de uiteindelijke besluitvorming over de vastgoedtransactie.
Het moskeebestuur heeft recent (half maart) het aanbod gedaan om de moskee qua omvang substantieel te verkleinen. Een onafhankelijke procesbegeleider gaat nu een nieuw proces in met buurtbewoners, om te kijken onder welke voorwaarden de gezamenlijke huisvesting van de drie partijen op het complex op meer draagvlak kan rekenen. Dit is en blijft een lokale verantwoordelijkheid.
Deelt u de visie dat buitenlandse financiering van moskeeën moet worden tegengegaan en bent u eindelijk bereid met wetgeving te komen?
In de kabinetsreactie op het briefadvies van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) «De kaders van de rechtsstaat. Over buitenlandse financiering van moskeeën en gebedshuizen», d.d. 25 september jl. (Kamerstukken II, 2014/15, 29 614, nr. 35), onderschrijft het Kabinet de constatering van de RMO dat elke geloofsgemeenschap de vrijheid heeft financiering aan te trekken, zowel van binnen als buiten de Nederlandse grenzen, ten behoeve van een moskee, kerk of tempel. Het als zodanig verbieden van buitenlandse financiering van geloofsuitoefening is niet aan de orde, behalve voor zover er sprake is van financiering van geweldsuitoefening of onrechtmatige dan wel criminele praktijken.
De mogelijkheden voor sportverenigingen om te investeren in zonnepanelen |
|
Jan Vos (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Deelt u de mening dat sportverenigingen een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan decentrale duurzame energie?
Ja.
Is het waar dat sportverenigingen over de energie die zij via zonnepanelen op hun eigen gebouwen opwekken wel btw moeten afdragen terwijl kleinverbruikers dit niet hoeven? Zo ja, ziet u mogelijkheden om de teruggaafregeling ook voor sportverenigingen in te stellen?
Op grond van een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie zijn eigenaren van zonnepanelen btw-plichtig, op het moment dat zij duurzaam en tegen vergoeding de door de zonnepanelen opgewekte energie leveren aan energiemaatschappijen. Sportverenigingen die duurzaam en tegen vergoeding elektriciteit leveren aan energiemaatschappijen zijn voor de exploitatie van zonnepanelen ook aan te merken als btw-ondernemer. Dit betekent overigens ook dat zij recht op aftrek van btw hebben voor de btw die in rekening is gebracht voor de aanschaf, installatie en reparatie van de zonnepanelen, namelijk voor zover de zonnepanelen worden gebruikt voor belaste leveringen van elektriciteit. Er bestaat geen btw-aftrekrecht voor zover de zonnepanelen worden gebruikt voor eigen gebruik van de vereniging. De reden hiervoor is dat de sportvereniging voor haar primaire activiteiten (de diensten op het gebied van de sportbeoefening aan leden) vrijgesteld is van btw.
De zelf opgewekte en gebruikte elektriciteit wordt dan voor die vrijgestelde activiteiten gebruikt waarvoor geen recht op aftrek bestaat.
Ziet u andere mogelijkheden om het (fiscaal) aantrekkelijk te maken voor sportverenigingen om in duurzame maatregelen zoals zonnepanelen of energiebesparing te investeren? Zo ja, kunt u aangeven welke maatregelen dit zouden kunnen zijn?
In de energiebelasting bestaan drie regelingen die duurzame lokaal opgewekte energie stimuleren waar ook sportverenigingen gebruik van kunnen maken.
Dit betreft de salderingsregeling bij teruglevering van elektriciteit aan het elektriciteitsnet, de vrijstelling voor het verbruik van elektriciteit die door de verbruiker zelf achter de meter is opgewekt en het verlaagd tarief voor lokaal opgewekte elektriciteit door coöperaties en VvE’s. Verder is in een motie van de Kamerleden Bruins Slot en Dijkstra van 17 december 2012 gevraagd om een regeling om het gebruik van hernieuwbare energie bij sportverenigingen te stimuleren. Ter uitvoering van deze motie stel ik momenteel samen met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een subsidieregeling op die per 1 januari 2016 effectief zal worden. Onder deze regeling zal een specifieke lijst van maatregelen voor energiebesparing en duurzame energie worden opgenomen, waarvoor subsidie kan worden verstrekt. In de overweging van de hoogte van het subsidiepercentage zal het voor sommige sportverenigingen niet aftrekbaar zijn van de btw worden meegenomen.
Het bericht ‘Nederland financierde conferentie die Gezinssynode 2014 wilde beïnvloeden’ |
|
Roelof Bisschop (SGP) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Nederland financierde conferentie die Gezinssynode 2014 wilde beïnvloeden»?1
Ja.
Welke motieven lagen ten grondslag aan uw besluit om deze conferentie financieel te ondersteunen?
De conferentie is georganiseerd door het European Forum of LGBT2 Christian Groups. Deze koepelorganisatie van Europese christelijke LHBT3-organisaties ontvangt subsidie van OCW zodat de organisatie de belangen van christelijke LHBT’s kan behartigen binnen verschillende Europese instituties en christelijke geloofsgemeenschappen.
In hoeverre acht u het toelaatbaar dat de overheid invloed probeert uit te oefenen in kerkelijke aangelegenheden door het financieel ondersteunen van theologische vergaderingen en conferenties? Wanneer is de Kamer geïnformeerd over uw voornemen om in het kader van uw emancipatiecampagne invloed uit te oefenen in kerkelijke aangelegenheden door middel van subsidie?
Er is geen sprake van dat de overheid invloed probeert uit te oefenen op kerkelijke aangelegenheden. De overheid ondersteunt een koepelorganisatie van christelijke LHBT-organisaties zodat zij in staat worden gesteld om binnen hun eigen geloofsgemeenschappen de dialoog aan te gaan over de rechten van LHBT’s en de positie van LHBT’s binnen de kerk.
De subsidie aan het European Forum of LGBT Christian Groups is onderdeel van het emancipatiebeleid van dit kabinet en is ook als zodanig aangekondigd in de bijlage bij de Hoofdlijnenbrief Emancipatiebeleid 2013–2016 (referentienummer 477641). U vindt een verwijzing naar deze subsidie onder het kopje «Capaciteitsversterking en samenwerking in Europa» (p. 11 van de bijlage).
Staat deze subsidie in het kader van een actieprogramma om de acceptatie van homoseksualiteit in alle godsdiensten te bevorderen? Kunt u een overzicht geven van de subsidies die worden verstrekt in islamitische landen waar homoseksuelen vanwege hun geaardheid moeten vrezen voor vervolging en straffen?
Deze subsidie staat in het kader van het tegengaan van internationale polarisatie via emancipatiebeleid zoals aangekondigd in de Hoofdlijnenbrief Emancipatiebeleid (p. 10). In het internationale debat is sprake van een opkomend conservatisme en fundamentalisme binnen orthodox-religieuze landen en kringen en een actieve internationale inzet is op dit punt zeer noodzakelijk.
Het European Forum of LGBT Christian Groups is met name actief in Oost-Europa. De koepelorganisatie heeft lid-organisaties in Rusland, Letland, Estland, Moldavië, Kirgizië, Oekraïne, maar ook bijvoorbeeld in Nederland, Polen en Italië. Er worden op dit moment geen subsidies door mijn departement verstrekt in islamitische landen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zet zich wereldwijd in voor de verdediging van de rechten van LHBT’s.
De vestiging van een mega-moskee in Gouda |
|
Peter Oskam (CDA), Pieter Omtzigt (CDA), Raymond Knops (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over de vestiging van een mega-moskee in Gouda?1
Ja.
Waarom gaat u, gezien de betrokkenheid van een salafistische fondsenwerver die vermoedelijk een belangrijke facilitator en financier is van Europese jihadisten in Syrië, niet eigenstandig over tot onderzoek naar de financiering van deze moskee, maar laat u dit aan de gemeente Gouda over?
In de brief van 11 februari aan uw Kamer heb ik laten weten dat de aankoop van het Prins Willem Alexandercomplex (PWA-complex) door de gemeente Gouda en de doorverkoop van een gedeelte hiervan aan islamitisch centrum El Wahda, een lokale aangelegenheid is. Zoals gemeld in de brief heeft de gemeente Gouda forensisch accountant PWC onderzoek uit laten voeren naar de herkomst van de financiële middelen voor de bouw van de nieuwe moskee. Uit dit onderzoek zijn geen belemmeringen naar voren gekomen die de (door)verkoop van een gedeelte van het PWA-complex in de weg zouden staan. Er is gebleken dat 0,05% van het totaal opgebrachte bedrag niet uit Nederland afkomstig is. Het bedrag dat niet uit Nederland afkomstig is, is afkomstig uit twee andere Schengenlanden. Daarnaast heeft de gemeente Gouda een adviesaanvraag ingediend bij het Landelijk Bureau Bibob. Het voorgenomen besluit over de doorverkoop aan El Wahda kan door het college van burgemeester en wethouders eventueel worden gewijzigd na ontvangst van het advies van het Landelijk Bureau Bibob.
Deelt u de opvatting van professionele terrorismedeskundigen dat de financiering bij nieuwbouw van salafistische moskeeën moeilijk te controleren is, omdat er bij dergelijke projecten veel contant geld in omloop is waarvan de herkomst onduidelijk is?2
In uw Kamer leidt de moeilijke controleerbaarheid van de herkomst van dergelijke gelden al langere tijd tot zorg. Een zorg die zich onder andere heeft geuit in de motie Segers van 28 mei 2013 (Kamerstuk 29 754, nr. 221). In deze motie is gevraagd de omvang en de aard van de financiële steun aan Nederlandse moskeeverenigingen en andere organisaties in kaart te brengen. Zoals ik u op 29 januari jongstleden in reactie op uw rappelverzoek (kenmerk 2015Z01279/2015D02847) heb laten weten, wordt op dit moment een haalbaarheidsstudie uitgevoerd waarin wordt vastgesteld in hoeverre onderzoek naar buitenlandse financiering van moskeeverenigingen en andere organisaties op basis van open bronnen mogelijk is. Daarnaast levert dit onderzoek een eerste inschatting van financieringsstromen en -bronnen, waarbij ook wordt nagegaan of bij andere religies financiering vanuit het buitenland ook voorkomt. Hierbij merk ik op dat de financiering van stichtingen, verenigingen of (religieuze) instellingen op basis van contant geld of via internationale geldstromen niet per definitie problematisch is. Pas wanneer de uitkomsten van dit onderzoek bekend zijn, kan meer gezegd worden over de financiering van moskeeën en andere religieuze instellingen.
Hoe beoordeelt u de bewering dat bij de financiering van salafistische moskeeën internationaal onder het mom van liefdadigheid grote sommen geld rondgepompt worden in een schimmig netwerk van stichtingen, via contanten of ondergronds bankieren?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de opvatting van de professionals dat opsporingsinstanties nog scherper zouden moeten letten op deze schimmige geldstromen? Zo ja, bent u bereid dit daadwerkelijk te doen, ook ten aanzien van een nieuwe moskee in Gouda?
De opsporingsinstanties letten scherp op malafide geldstromen en er wordt strafrechtelijk opgetreden tegen bijvoorbeeld witwassen en fraude. Ten aanzien van het onderzoek naar geldstromen inzake de casus aankoop en gedeeltelijke doorverkoop PWA-complex te Gouda verwijs ik naar het antwoord op de vragen 7, 8 en 9.
Kunt u uitgebreider ingaan op hetgeen u stelt over de internationale geldstromen, de fondsenwerving van salafistische groeperingen en de invloed die zij daar waar mogelijk trachten te vergroten, waarbij nieuwbouw het moment is waarop dergelijke groeperingen «instappen»? In hoeverre is dit risico juist bij de voorgenomen nieuwbouw van de moskee in Gouda aanwezig?
In antwoord op vragen van uw Kamer van 20 november 2014 (leden Oskam, Omtzigt en Knops) heb ik u laten weten dat in algemene zin gesteld kan worden dat de financiering van nieuwbouw-moskeeën vaak deels vanuit het buitenland komt en dat salafistische groeperingen hun invloed daar waar mogelijk via fondsenwerving voor deze nieuwbouwprojecten trachten te vergroten. Deze risico’s onderken ik en neem ik serieus. Dit laat onverlet hetgeen ik in dezelfde beantwoording heb aangegeven, namelijk dat moslims in Gouda het recht hebben een moskee te bouwen, zolang betrokkenen zich aan de wet houden. Voor de wijze waarop de lokale overheid en de rijksoverheid in de casus Gouda de risico’s onderkennen, verwijs ik naar het antwoord op de vragen 7, 8 en 9.
Kunt u aangeven wat de onderzoeksvragen, de reikwijdte en de diepgang zijn van het onderzoek dat de gemeente Gouda laat uitvoeren?
De gemeente Gouda geeft aan dat de bankadministratie van El Wahda en drie daaraan gelieerde verenigingen door PWC zijn onderzocht. Dit betreft specifiek de besturen van de drie bestaande moskeeën in Gouda, die financiële middelen hebben ingebracht bij El Wahda.
Daarnaast heeft de gemeente aan het Landelijk Bureau Bibob (LBB), onderdeel van de dienst Justis van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, een advies in het kader van de Wet Bibob gevraagd en in dat verband de bevindingen uit het eigen onderzoek -waaronder in dit geval het betreffende PWC-rapport- overlegd. Het LBB adviseert -gelet op zijn wettelijke taak en artikel 9, derde lid, van de Wet Bibob- desgevraagd een bestuursorgaan over de mate van gevaar dat de vastgoedtransactie mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen, of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of met de onroerende zaak waar de vastgoedtransactie betrekking op heeft, mede strafbare feiten zullen worden gepleegd of de ernst van de feiten in omstandigheden die er op wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van een vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd. Het LBB bevraagt in dat verband informatiebronnen bij onder meer het Openbaar Ministerie, de politie en de belastingdienst. Het LBB betrekt tevens eventuele antecedenten van financiers en zakelijke samenwerkingsverbanden bij het aan de gemeente Gouda uit te brengen advies. Op de gegevens, verkregen krachtens de Wet Bibob en daarop te baseren advies van het LBB berust, gelet op art. 28, tweede lid, van de Wet Bibob een geheimhoudingsplicht. Het LBB brengt zijn advies uit aan het college, dat dit advies in de besluitvorming zal betrekken.
Door welke deskundige of instantie wordt het onderzoek uitgevoerd? Op welke wijze werkt de gemeente Gouda hierin samen met het Rijk?
Zie antwoord vraag 7.
Wanneer wordt het onderzoek afgerond? Bent u bereid de uitkomsten ervan aan de Tweede Kamer te doen toekomen, voorzien van een eigen appreciatie?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid de verkoop van de voormalige Prins Willem Alexander (PWA) kazerne op te schorten totdat het onderzoek is afgerond en de uitkomsten met de Tweede Kamer gedeeld zijn?
Neen, dit is namelijk een lokale aangelegenheid. Het Rijksvastgoedbedrijf verkoopt het PWA-complex aan de gemeente Gouda. Zoals gemeld in de brief van 11 februari jongstleden bestaat het plan voor het door de gemeente Gouda aan te kopen PWA-complex uit drie delen: het complex zal gaan dienen voor de huisvesting van een school voor speciaal onderwijs (De Ark), een islamitisch centrum (El Wahda) en een kinderdagcentrum (Gemiva). Het college van burgemeester en wethouders van Gouda heeft het proces gefaciliteerd. Voor de school en het kinderdagcentrum geldt dat de plannen omtrent de kredietverstrekking voor deze twee delen van het plan aan de gemeenteraad zijn voorgelegd. De gemeenteraad van Gouda vergadert eind februari over deze kredietverstrekking en neemt in maart een besluit hierover. Verder volgt er in dezelfde periode met de gemeenteraad nog een wensen en bedenkingen procedure over de totale planvorming.
De gemeente Gouda financiert de moskee niet, dat doet de stichting El Wahda zelf. De gemeente Gouda heeft conform de reguliere gang van zaken bij een voorgenomen (door)verkoop van onroerend goed onderzoek in gang gezet. Dit betreft de reeds genoemde onderzoeken van PWC en het LBB. In mijn brief van 11 februari heb ik uw Kamer reeds gemeld dat het definitieve besluit over doorverkoop van een gedeelte van het PWA-complex door het college van burgemeester en wethouders pas genomen wordt na ontvangst van het advies van het LBB.
Waarom verkoopt u de PWA-kazerne met atoombunker, zonder expliciet als voorwaarde te stellen dat bunker wordt gesloopt? Is slechts de intentie van de gemeente Gouda en de Vereniging van Moskeeën om de atoombunker te slopen voor u voldoende garantie dat de toekomstige nieuwe eigenaar er geen toegang toe zal kunnen hebben?
Het Rijksvastgoedbedrijf verkoopt regelmatig onroerende zaken, waar een bunker onderdeel van uit maakt. Het Rijksvastgoedbedrijf legt bij de verkoop van onroerende zaken geen sloopverplichting op. De koper bepaalt de toekomst hiervan. In antwoord op vragen van uw Kamer van 20 november 2014 (leden Oskam, Omtzigt en Knops) heb ik u reeds gemeld dat de gemeente Gouda heeft aangegeven dat de bunker zal worden gesloopt.
Kunt u aangeven hoe groot de bunker is die zich onder het complex bevindt? Klopt het dat de bunker zwaarbeschermde en ondergrondse onderkomens bevat en is gebouwd om commandocentra te beschermen tegen massavernietigingswapens op basis van het dreigingsbeeld ten tijde van de Koude Oorlog?
De oppervlakte van de bunker is 2.119 m2. De bunker is, net als de kazerne als geheel, in de jaren zestig gebouwd, bovengronds, maar enigszins verdiept ten opzichte van het maaiveld. De bunker is destijds gebouwd om het Nationaal Territoriaal Commando te beschermen, ook tegen massavernietigingswapens. Maar door allerlei bouwkundige ingrepen, bijvoorbeeld voor de aanleg van bekabeling, biedt de bunker nu niet meer het oorspronkelijke beschermingsniveau.
Bent u bereid de historische kennis van de atoombunker, waarover het Ministerie van Defensie beschikt, zoals bouwtekeningen, onder de aandacht te brengen van de gemeente Gouda en de bouwtekeningen openbaar te maken, ervan uitgaande dat het de bedoeling is dat de bunker gesloopt gaat worden?
De relevante bouwtekeningen zijn aan de gemeente Gouda ter beschikking gesteld. De gemeente Gouda heeft deze tekeningen gepubliceerd op zijn website. De Minister van Defensie is bereid alle beschikbare bouwkundige gegevens over de bunker aan de gemeente over te dragen. De gemeente Gouda heeft aangegeven deze vervolgens ook op zijn website te publiceren.
Kunt u een inschatting maken van de kosten van de sloop van de atoombunker? Klopt het dat de gemeente Gouda deze kosten momenteel veel te laag inschat?
De sloopkosten zijn bekend bij het Rijksvastgoedbedrijf en de gemeente Gouda en maken onderdeel uit van het niet-openbare taxatierapport, dat vertrouwelijk aan de gemeenteraad is voorgelegd. De gemeente Gouda geeft aan dat als de plannen na afronding van de onderzoeken en het doorlopen van het democratische lokale proces doorgaan, dat de kosten voor de sloop door El Wahda worden gedragen.
Wie gaat de kosten van de sloop betalen?
Zie antwoord vraag 14.
Is er al een concept-bouwplan ingediend bij de gemeente Gouda voor de verbouw van de kazerne tot multifunctioneel centrum/moskee? Zijn er plannen en begrotingen beschikbaar van de gemeente Gouda en/of de Vereniging van Moskeeën voor de sloop?
De gemeente Gouda geeft aan dat de betrokken partijen een schetsplan ontwikkeld hebben en een eerste begroting. Allereerst moet de gemeenteraad beslissen over de kredietverstrekking zoals uiteengezet in antwoord op vraag 10. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning zal dan in een later stadium aan de orde komen. Dit betreft uitsluitend een lokale aangelegenheid en zoals in de vorige antwoorden reeds aangegeven heeft er al een onderzoek plaatsgevonden door PWC en loopt er nog een Bibob-onderzoek.
Hoe groot zijn de geschatte kosten van de verbouwing? Bent u bereid ook onderzoek te doen naar de herkomst van de financiering voor de beoogde verbouwing, voordat de vergunning wordt afgegeven?
Zie antwoord vraag 16.
Vindt u het verantwoord een atoombunker via de gemeente Gouda te verkopen voor de nieuwbouw van een moskee waarvan de financiering en salafistische invloed vooralsnog schimmig zijn en/of de gemeente Gouda op te zadelen met een groot financieel drama als de gemeente Gouda over moet gaan tot sloop van de atoombunker tegen veel hogere kosten dan zij tot nu toe zelf inschat?
Het Rijksvastgoedbedrijf en de gemeente Gouda volgen de reguliere verkoopprocedure. Voor de verdere beantwoording verwijs ik u naar de vragen 3, 4, 7 t/m 9, 14, 15 en 19.
Waarom is de nationale veiligheid kennelijk geen criterium bij de verkoop van onroerend goed door het Rijksvastgoedbedrijf in het algemeen en bij de verkoop van de voormalige PWA-kazerne met atoombunker in het bijzonder?
In antwoord op vragen van uw Kamer van 20 november 2014 (leden Oskam, Omtzigt en Knops) heb ik u reeds gemeld dat het Rijksvastgoedbedrijf de reallocatieprocedure heeft gehanteerd. Deze houdt in dat indien een departement een onroerende zaak niet meer nodig heeft, dit departement de onroerende zaak aanbiedt aan het Rijksvastgoedbedrijf. Vervolgens gaat het Rijksvastgoedbedrijf bij andere departementen en decentrale overheden na of aan deze zaak een andere bestemming in de publieke sfeer kan worden gegeven. De gemeente Gouda heeft gebruik gemaakt van zijn voorkeurspositie in de aankoop van het PWA-complex. In het bestemmingsplan van de gemeente Gouda geldt voor deze locatie de bestemming «maatschappelijk».
In het algemeen geldt dat wanneer het Rijksvastgoedbedrijf de eigen integriteit wil beschermen er een Bibob-procedure kan worden gevolgd. In dit geval is er sprake van een verkoop aan een decentrale overheid en is een aanvraag van een Bibob-procedure vanuit het Rijksvastgoedbedrijf niet aan de orde. Ten aanzien van de doorverkoop van een gedeelte van het PWA-complex geldt dat de gemeente Gouda zelf een Bibob-procedure heeft aangevraagd, waar in antwoord op vraag 7, 8 en 9 al uitgebreid bij stil is gestaan. Een nationaal veiligheidsprobleem is niet aan de orde in het specifieke geval van de verkoop en gedeeltelijke doorverkoop van het PWA-complex, omdat de bijbehorende bunker zoals aangegeven in antwoord op de vragen 11, 14 en 15 gesloopt zal worden.
Bent u bereid dit criterium alsnog te hanteren? Zo nee, waarom niet?
Neen; zie antwoord op vraag 19.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de burgemeester van Arnhem heeft openbaar gemaakt het aantal jongeren dat naar Syrië is vertrokken? Bent u bereid aan te geven hoeveel jongeren naar Syrië en Irak zijn vertrokken uit Gouda (net als Arnhem één van de zeven gemeentes) en hoeveel jongeren risico lopen op radicalisering?
Het bericht van de burgemeester van Arnhem is mij bekend. Het bekend maken van het aantal uitreizigers op gemeentelijk niveau is niet aan de Minister van Veiligheid en Justitie. Het totaal aantal uit Nederland gereisde jihadisten bedraagt circa 180 (aantal per 1 februari 2015).
De opname van aangiftes naar aanleiding van de twee incidenten afgelopen weken tegen vrouwen met een moslimachtergrond |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Moeder zoekt getuigen van aanval op 17-jarige dochter» en bent u op de hoogte van het in datzelfde bericht genoemde incident waar twee Marokkaanse vrouwen slachtoffer werden van een mishandeling op de Cinemadreef in Almere?1
Ja.
Is er bij de aangiftes naar aanleiding van de twee genoemde incidenten door de politiefunctionaris goed doorgevraagd naar de aard van de mishandeling? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, klinkt de ernst van het misdrijf dan wel goed door in die aangiftes?
Ja, dit is het geval. Het slachtoffer bij het eerste incident kan zich echter niet herinneren of er tijdens dan wel na het incident iets is gezegd of geuit door de dader. De verklaring van het slachtoffer geeft er geen blijk van dat er sprake is van een specifiek motief van de dader, bijvoorbeeld gericht op het uiterlijk of de achtergrond van het slachtoffer. Op basis van voornoemde beschikbare informatie is enkel een aangifte opgenomen van mishandeling. De wijze waarop de mishandeling heeft plaatsgevonden, is uitgeschreven in het proces-verbaal.
Bij het tweede incident heeft de dader uitlatingen gedaan met betrekking op de afkomst van beide slachtoffers. Door de politiefunctionarissen die hun verklaringen op papier hebben gezet, is letterlijk weergegeven wat de slachtoffers hebben verklaard over de uitlatingen die zij hebben gehoord en verstaan. In beide gevallen is naast het letsel dat hen ogenschijnlijk met opzet is toegebracht ook expliciet aandacht gegeven aan de discriminerende uitlatingen van de dader.
Is bij de aangiftes door de politiefunctionaris die deze opnam voldoende aandacht geweest voor de moslimachtergrond van de slachtoffers en de mogelijkheid dat er bij de incidenten tevens sprake was van discriminatie?
Zie antwoord vraag 2.
Worden agenten afdoende geïnstrueerd om bij aangiftes alert te zijn een mogelijke discriminatoire achtergrond van een mishandeling of een ander misdrijf? Zo ja, op welke wijze worden zij daartoe geïnstrueerd? Zo nee, waarom niet?
Het verhaal van de aangever/aangeefster is leidend bij het opnemen van de aangifte en de uitwerking in het proces verbaal. Medewerkers worden tijdens de opleiding geïnstrueerd om bij het opnemen van een aangifte alert te zijn op alle aspecten in het verhaal van de aangever die van belang zijn voor de opsporing, waaronder een mogelijke discriminatoire achtergrond van een mishandeling. Daarnaast volgen bepaalde politiemedewerkers specifieke opleidingen op het gebied van cultuur en diversiteit. De aandacht voor discriminatie bij de politie maakt momenteel een impuls door. Zo is er een landelijk netwerk van contactpersonen voor discriminatie en wordt er samen met het Openbaar Ministerie geïnvesteerd in kennis over dit onderwerp, zodat politiemensen een discriminatie-incident op de juiste manier kunnen inschatten en afhandelen. Voor vragen kunnen politiemedewerkers terecht bij de discriminatieofficier van elke eenheid.
Deelt u de mening dat voorkomen moet worden dat plegers van discriminatie niet vervolgd worden omdat de discriminatie niet uit de aangifte blijkt? Zo ja, wat gaat u doen om dat te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Ja, die mening deel ik. Het kabinet zet in op het optimaal functioneren van de keten bij discriminatiebestrijding om ervoor te zorgen dat discriminatie en ongelijke behandeling worden aangepakt en daders worden gestraft. Mede daarom laat ik een onderzoek uitvoeren naar het verloop van discriminatiezaken in de strafrechtketen. Dit onderzoek is eind 2015 gereed. De uitkomsten worden bij vervolgmaatregelen betrokken.
Daarnaast zet de politie in op het verder verbeteren van de werkwijze ten aanzien van de registratie. Zo zal de politie de verzameling van informatie over discriminatiezaken uit het registratiesysteem centraliseren en ook centraal aanbieden aan de contactpersonen Discriminatie.
Het bericht dat Facebook korte metten maakt met beschermde foto's |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht: «Facebook maakt korte metten met beschermde foto's»?1
Ja.
Wat uw reactie op de manier waarop Facebook actief het gebruik van de Reclaim app tegenwerkt en zelfs blokkeert?
De reclaim app is weer bruikbaar op Facebook.
Wat is de reden dat Duitse gebruikers van Facebook wél toestemming moeten geven voor het gebruik van foto’s en persoonlijke gegevens?
Het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) onderzoekt welke gevolgen de nieuwe voorwaarden hebben voor de privacy van Facebook-gebruikers in Nederland, onder meer hoe toestemming wordt verkregen voor het gebruiken van hun persoonsgegevens. Zoals ik in de beantwoording op eerdere Kamervragen2 reeds heb aangegeven, zal ik dit onderzoek afwachten. De vraag hoe de positie van Nederland ten aanzien van Facebook zich verhoudt tot die van Duitsland, zal eerst dan kunnen worden beantwoord.
Deelt u de mening dat mensen een goed geïnformeerde en expliciete keuze moeten kunnen maken over het gebruik door Facebook van hun foto’s en persoonlijke gegevens in advertenties? Deelt u voorts de mening dat dat met de huidige gang van zaken onvoldoende het geval is? Zo ja, bent u bereid maatregelen te treffen die ervoor zorgen dat Nederlandse gebruikers een geïnformeerde en expliciete keuze kunnen maken over hun foto’s en persoonlijke gegevens?
Ik deel de mening dat men een goed geïnformeerde en expliciete keuze moet kunnen maken over het gebruik door Facebook van zijn of haar foto’s en persoonlijke gegevens in advertenties. Ik heb momenteel onvoldoende zicht of dit met de huidige gang van zaken het geval is. Afhankelijk van de resultaten van het onderzoek door het CBP, moet worden bezien of maatregelen noodzakelijk zijn.
Bent u bereid in gesprek te gaan met Facebook om de invoering van de nieuwe gebruiksvoorwaarden op 1 februari 2015 uit te laten stellen tot het onderzoek van het College bescherming persoonsgegevens is afgerond?
Ik acht het niet juist om de aanpak van het CBP te doorkruisen door zelf in contact te treden met Facebook.
Censuur bij stripmuseum |
|
Geert Wilders (PVV), Martin Bosma (PVV) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Plan voor cartoon Charlie Hebdo valt verkeerd»?1
Ja.
Is het de taak van een gemeenteraad zich te bemoeien met de inhoud van tentoonstellingen in plaatselijke musea?
De overheid heeft zich niet te bemoeien met de inhoudelijke, artistieke programmering van een culturele instelling. De bemoeienis van de overheid beperkt zich tot het creëren van randvoorwaarden waarbinnen artistieke, culturele expressie mogelijk wordt gemaakt, bijvoorbeeld door subsidie te verlenen aan culturele instellingen. Pas wanneer de openbare orde en veiligheid in het geding zijn, kan er een reden voor de overheid zijn om op de inhoud in te grijpen.
Deelt u de mening dat cartoons van Charlie Hebdo, voor miljoenen mensen een symbool van de vrijheid van meningsuiting, vrijelijk te zien moeten zijn, ongeacht de mogelijke gevoelens van gekwetstheid? Zo nee, waarom niet?
Een belangrijke functie van kunst is om de samenleving een spiegel voor te houden: kunstenaars en culturele instellingen bieden een platform voor reflectie en dialoog en zijn daarmee belangrijke steunpilaren voor de vrijheid van meningsuiting. Reflectie en dialoog zijn immers alleen mogelijk als er respect is – voor elkaars opvattingen en elkaars gevoelens.
Bent u in staat te verhinderen dat de intolerante verlangens van GroenLinks gerealiseerd worden? Zo nee, waarom niet?
Vrijheid van meningsuiting is een grondrecht. Het is dus niet alleen je eigen vrijheid van meningsuiting die het verdedigen waard is; ook de opvattingen waar je het niet mee eens bent, verdienen bescherming. Ik zie dan ook geen aanleiding om partij te kiezen in het debat dat in Dordrecht wordt gevoerd.
Reclame voor zware luchtdrukwapens |
|
Nine Kooiman |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u ermee bekend dat volop reclame wordt gemaakt voor in ieder geval zware luchtdrukwapens?1
Ja, ik ken de door u bedoelde advertentie. Het staat fabrikanten en organisaties vrij reclame te maken voor producten waarvan de verkoop en het bezit op grond van wet- en regelgeving is toegestaan, behoudens afspraken die in het kader van de Nederlandse Reclame Code gemaakt zijn. Om deze reden is er dan ook geen speciaal beleid ten aanzien van het maken van reclame voor luchtdruk- en vuurwapens of het ontmoedigen daarvan. Daar tegenover staat dat op grond van de Wet wapens en munitie strenge regels gelden voor het bezit en gebruik van wapens.
Wat is uw reactie op dergelijke reclames?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u toelichten of er speciaal reclamebeleid is ten aanzien van wapens, zoals bijvoorbeeld luchtdruk- en vuurwapens? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat reclame voor onder andere zware luchtdrukwapens en vuurwapens zoveel mogelijk moet worden ontmoedigd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u om dit te ontmoedigen of zelfs te verbieden zoals bij tabak het geval is?
Zie antwoord vraag 1.
Is het, ongeacht de uitkomsten van het door u aangekondigde onderzoek naar de situatie rond zware luchtdrukwapens, mogelijk om een bepaalde categorie luchtdrukwapens onder de Wet wapens en munitie te laten vallen?
Luchtdrukwapens vallen momenteel onder categorie IV van de Wet wapens en munitie. Op 16 december 2014 heb ik toegezegd zo snel mogelijk een onderzoek te zullen doen naar (zware) luchtdrukwapens.2 Daarbij betrek ik ook de overwegingen die er bij de parlementaire behandeling van de Wet wapens en munitie toe hebben geleid dat luchtdrukwapens in categorie IV zijn ingedeeld. Onderzocht wordt of het nodig is dat bepaalde luchtdrukwapens uit categorie IV worden gehaald en worden geplaatst in bijvoorbeeld de vergunningplichtige categorie III. Daarbij heb ik gezegd, dat als luchtdrukwapens naar een andere categorie overgebracht moeten worden, dit ook wijziging van wetgeving zal betekenen. Voordat ik een voorstel kan doen ten aanzien van luchtdrukwapens, of het nu het opstellen van n nieuwe wetgeving of het nemen van andere maatregelen betreft, is onderzoek nodig.
Zal bij het onderzoek naar de situatie rond de zware luchtdrukwapens ook onderzoek worden gedaan naar het reclamebeleid? Zo nee, waarom niet?
Er is geen aanleiding om onderzoek te doen naar het reclamebeleid. Kortheidshalve verwijs ik naar het antwoord op vraag 1 t/m 4.
Waarom is er niet eerder onderzoek gedaan naar onder andere de schotkracht en de grenswaarde van luchtdrukwapens?
Er was tot voor kort geen aanleiding om onderzoek te doen naar de schotkracht en grenswaarde van luchtdrukwapens. Zoals op 16 december is toegezegd zal worden bezien welke argumenten en de eventueel daaraan ten grondslag liggende onderzoeken indertijd zijn gebruikt om de luchtdrukwapens over te hevelen van categorie 3 naar categorie 4. Technische ontwikkeling van luchtdrukwapens, waardoor steeds zwaardere varianten op de markt komen, heeft geleid tot het inzicht dat onderzoek nodig is.
Acht u het wenselijk dat er in de tussentijd geen verbod is op zware luchtdrukwapens, mede gezien het verhoogde dreigingsrisico in Nederland? Bent u bereid om alsnog te bekijken wat er in de tussentijd gedaan kan worden tegen de vrije verkoop van zware luchtdrukwapens?
Op 16 december 2014 heb ik aangegeven, dat het niet mogelijk is bepaalde luchtdrukwapens te verbieden zonder wet- en regelgeving aan te passen. Om te komen tot een eventueel voorstel tot wijziging van wet- en regelgeving is voorafgaand onderzoek nodig. Ik heb toegezegd dat ik met grote voortvarendheid het onderzoek zal doen naar de grenswaarden en de schotkracht. Ik zal uw Kamer daarover zo snel mogelijk informeren en daarbij aangeven of en zo ja welke maatregelen zullen worden genomen. Bij mijn onderzoek worden de verschillende ter zake doende organisaties (zoals belangenorganisaties, OM, Politie en NFI) betrokken. Ook zal ik een internationale vergelijking moeten opstellen. Dit is de snelste route die ik kan bewandelen.
Het afluisteren van journalisten |
|
Ronald van Raak |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kunt u uitsluiten dat Nederlandse media, Nederlandse journalisten of Nederlandse onderzoekers zijn afgeluisterd door de Britse geheime dienst?1
Zoiets kan nooit worden uitgesloten. Inlichtingen- en veiligheidsdiensten doen over en weer geen mededelingen over hun werkwijze. In de berichtgeving wordt gesproken van e-mails van journalisten van buitenlandse media. In de samenwerking met buitenlandse diensten draagt Nederland actief de eigen uitgangspunten uit, waaronder het respect voor de mensenrechten.
Bent u bereid bij uw Britse collega te protesteren tegen deze ernstige aantasting van de persvrijheid in het Verenigd Koninkrijk?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de opvatting van de Britse regering dat (onderzoeks)journalisten, naast terroristen en hackers, een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid?
Bescherming van journalistieke bronnen is één van de basisvoorwaarden voor persvrijheid.
Artikel 10 van het Europees Verdrag ter bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) vereist dan ook een «overriding requirement in the public interest» om hierop een inbreuk te maken. In het belang van de nationale veiligheid kunnen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten in beginsel op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv 2002) bijzondere bevoegdheden inzetten tegen journalisten. Van de mogelijke toepassing van bijzondere bevoegdheden is niemand uitgezonderd. Dat zou zich niet met de goede taakuitvoering van de diensten verdragen. De diensten kunnen in het kader van hun wettelijke taakuitoefening slechts onder strikte voorwaarden overgaan tot het uitoefenen van bijzondere bevoegdheden jegens journalisten. Het belang van bescherming van journalistieke bronnen wordt dan expliciet afgewogen in de motivering van het verzoek tot deze inzet. Er dient een afgewogen oordeel te worden gegeven over de vraag of een dergelijke inzet van bijzondere bevoegdheden beantwoordt aan de daarvoor gestelde wettelijke vereisten, waaronder de noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit.
Op 22 november 2012 heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in een door De Telegraaf c.s. aanhangig gemaakte zaak tegen de Staat der Nederlanden uitspraak gedaan. In deze uitspraak geeft het EHRM aan dat in de Wiv 2002 ten onrechte niet is voorzien in de aanwezigheid van een onafhankelijke toets voorafgaand aan de inzet van bijzondere bevoegdheden jegens journalisten ten einde hun journalistieke bronnen te achterhalen. Zoals aangegeven in de reactie van de regering op de uitspraak richting uw Kamer erkent de Staat de uitspraak en geeft hij daaraan volledig uitvoering. Daartoe is een wetswijziging bij de Tweede Kamer aanhangig gemaakt, dat er in voorziet dat in de Wiv 2002 een bepaling wordt opgenomen, waardoor de rechter toestemming moet verlenen voor de inzet van bijzondere bevoegdheden jegens journalisten, gericht op het achterhalen van hun bronnen (Kamerstukken II 2014–2015, 34 027). In afwachting van de wetswijziging wordt in de praktijk gewerkt in overeenstemming met de uitspraak van het EHRM.
In het openbaar kan ik over de mogelijke inzet in concrete gevallen geen mededelingen doen.
Kunt u heel precies en stap voor stap aangeven hoe in Nederland de procedure verloopt om journalisten af te luisteren?
Zie antwoord vraag 3.
In welke gevallen is het afluisteren van journalisten door de geheime diensten naar uw oordeel aanvaardbaar? Is dat in ons land de afgelopen 25 jaar ook daadwerkelijk gebeurd? Zo ja, hoe vaak?
Zie antwoord vraag 3.
Onderscheppen correspondentie van journalisten door GCHQ |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Britse inlichtingendienst onderschept e-mails journalisten»?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat voor het in stand houden van een vrije pers het van vitaal belang is dat journalisten met elkaar en bronnen kunnen communiceren zonder dat de staat onderschept of meeluistert?
Bescherming van journalistieke bronnen is één van de basisvoorwaarden voor persvrijheid. Artikel 10 van het Europees Verdrag ter bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) vereist dan ook een «overriding requirement in the public interest» om hierop een inbreuk te maken. In het belang van de nationale veiligheid kunnen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten in beginsel op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv 2002) bijzondere bevoegdheden inzetten tegen journalisten. Van de mogelijke toepassing van bijzondere bevoegdheden is niemand uitgezonderd. Dat zou zich niet met de goede taakuitvoering van de diensten verdragen. De diensten kunnen in het kader van hun wettelijke taakuitoefening slechts onder strikte voorwaarden overgaan tot het uitoefenen van bijzondere bevoegdheden jegens journalisten. Het belang van bescherming van journalistieke bronnen wordt dan expliciet afgewogen in de motivering van het verzoek tot deze inzet. Er dient een afgewogen oordeel te worden gegeven over de vraag of een dergelijke inzet van bijzondere bevoegdheden beantwoordt aan de daarvoor gestelde wettelijke vereisten, waaronder de noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit.
Op 22 november 2012 heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in een door De Telegraaf c.s. aanhangig gemaakte zaak tegen de Staat der Nederlanden uitspraak gedaan. In deze uitspraak geeft het EHRM aan dat in de Wiv 2002 ten onrechte niet is voorzien in de aanwezigheid van een onafhankelijke toets voorafgaand aan de inzet van bijzondere bevoegdheden jegens journalisten ten einde hun journalistieke bronnen te achterhalen. Zoals aangegeven in de reactie van de regering op de uitspraak richting uw Kamer erkent de Staat de uitspraak en geeft hij daaraan volledig uitvoering. Daartoe is een wetswijziging bij de Tweede Kamer aanhangig gemaakt, die er in voorziet dat in de Wiv 2002 een bepaling wordt opgenomen, waardoor de rechter toestemming moet verlenen voor de inzet van bijzondere bevoegdheden jegens journalisten, gericht op het achterhalen van hun bronnen (Kamerstuk 34 027). In afwachting van de wetswijziging wordt in de praktijk gewerkt in overeenstemming met de uitspraak van het EHRM.
Kunt u, zo nodig na contact met uw Britse ambtsgenoot, uitsluiten dat er ook van Nederlandse journalisten in het bericht genoemde e-mails onderschept zijn?
Zoiets kan nooit worden uitgesloten. Inlichtingen- en veiligheidsdiensten doen over en weer geen mededelingen over hun werkwijze. In de berichtgeving wordt gesproken van e-mails van journalisten van buitenlandse media. In de samenwerking met buitenlandse diensten draagt Nederland actief de eigen uitgangspunten uit, waaronder het respect voor de mensenrechten.
Bent u bereid om, voor zover er dergelijke informatie over Nederlandse journalisten bij de Britse inlichtingendienst aanwezig is, er op aan te dringen dat deze onmiddellijk verwijderd wordt?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u uitsluiten dat in Nederland communicatie van (onderzoeks)journalisten met elkaar of met bronnen onderschept wordt? Zo nee, waarom zouden journalisten een bedreiging voor de staatsveiligheid zijn?
Zie het antwoord op vraag 2.
De ingangsdatum van de subsidieregeling energiebelasting voor sportverenigingen |
|
Hanke Bruins Slot (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Kent u het artikel «rijk pakt sportclubs veel geld af»1, het artikel «Nieuwe subsidieregeling energiebelasting» op de website van de KNVB2 en het artikel «Stopzetting ecotax nadelig voor verenigingen»?3
Ja.
Klopt het dat het kalenderjaar 2014 het laatste jaar is waarover teruggave van de betaalde energiebelasting aangevraagd kan worden door sportverenigingen?
Ja.
Klopt het dat de nieuwe subsidieregeling pas per 1 januari 2016 ingaat, waardoor over het kalenderjaar 2015 geen teruggaaf en geen subsidie aangevraagd kan worden? Zo ja, betekent dit dan dat sportverenigingen over 2015 met (aanzienlijk) hogere energiekosten worden geconfronteerd?
Over het kalenderjaar 2015 kan geen compensatie worden aangevraagd. De sportverenigingen krijgen in 2015 wel de compensatie over het kalenderjaar 2014. Het betreft het energiegebruik over een aaneengesloten periode van 12 maanden en waarvan de einddatum ligt in 2014. Deze teruggave wordt bij de sportverenigingen dan ook opgenomen in de begroting in 2015. Op de begroting 2015 zal voor de sportvereniging dan ook geen verandering plaats vinden in de totale lasten van de energie op de begroting.
Klopt het dat de Stichting Waarborgfonds Sport (SWS) penningmeesters adviseert in de begroting vanaf 2016 geen rekening meer te houden met de teruggave energiebelasting?4 Deelt u de mening dat penningmeesters ook actief geïnformeerd moeten worden over het feit dat zij over kalenderjaar 2015 geen enkele teruggaaf of subsidie hoeven te verwachten?
Ja, ik heb de sportbonden op 14 november 2014 schriftelijk geïnformeerd over het afschaffen van de mogelijkheid tot gedeeltelijke compensatie van de betaalde energiebelasting. De bonden en de Stichting Waarborgfonds Sport hebben hierop de penningmeesters geïnformeerd.
Hoe staat het met de toezegging van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport dat zij met de koepelorganisatie van de georganiseerde sport (NOC*NSF) de wenselijkheid van een eventuele overgangsregeling bespreekt?5
In overleg met de sportsector heb ik besloten de ingangsdatum van de nieuwe subsidieregeling uit te stellen van 1 januari 2015 naar 1 januari 2016. Op deze wijze kunnen de verenigingen zich voorbereiden op de afschaffing van de mogelijkheid tot gedeeltelijke compensatie van de betaalde energiebelasting en de ingang van de nieuwe regeling energiebesparing en verduurzaming sportaccommodaties. In dit besluit heb ik de wenselijkheid van een eventuele overgangscompensatie mee laten wegen.
Op basis hiervan heb ik de mogelijkheid tot gedeeltelijke compensatie van de betaalde energiebelasting afgeschaft zonder overgangscompensatie.
Is er een overgangsregeling? Zo ja, hoe ziet die eruit, en hoe kunnen sportverenigingen hier gebruik van maken? Zo nee, waarom is ertoe besloten geen overgangsregeling in te stellen?
Zie antwoord vraag 5.
Welke partijen worden betrokken bij de uitwerking van de nieuwe subsidieregeling?
Ik hecht er belang aan de georganiseerde sport goed bij deze regeling te betrekken. Daarom betrek ik bij de uitwerking van de nieuwe regeling NOC*NSF, de tien grootste sportbonden, Vereniging Sport en Gemeenten en de Stichting Waarborgfonds Sport.
Kunt u garanderen dat het wijzigen van de regeling niet ten koste gaat van de financiële stabiliteit van sportverenigingen?
Bij de huidige mogelijkheid tot gedeeltelijke compensatie van de betaalde energiebelasting gaat het om gemiddeld 1% van de begroting van een sportvereniging (TK 33 750 XVI nr. 94).
Het is dan ook niet de verwachting dat de financiële stabiliteit van sportverenigingen hierdoor substantieel aangetast wordt.
Welke doelstelling voor verduurzaming van sportaccommodaties wordt door de nieuwe subsidieregeling beoogd?
De doelstelling van de nieuwe regeling is energiebesparing en verduurzaming op sportaccommodaties te bewerkstelligen.
Waarom is er voor gekozen de teruggave energiebelasting af te schaffen? Was het met het oog op een effectieve verduurzaming van sportaccommodaties niet beter geweest om naast de nieuwe subsidieregeling ook de teruggaafregeling in stand te houden, zoals beoogd was met de motie van de leden Bruins Slot en Pia Dijkstra?6
De teruggave regeling energiebelasting stimuleert verenigingen niet om energiebesparende of verduurzamende maatregelen te nemen. Door deze middelen in te zetten voor de nieuwe regeling wordt deze positieve stimulans wel aan de verenigingen gegeven. Het in stand houden van beide regelingen zou twee contraire signalen aan de sportverenigingen geven.
Deelt u de mening dat sportverenigingen die reeds de stap naar verduurzaming hebben gemaakt, benadeeld worden door het vervangen van de teruggaafregeling voor een subsidieregeling? Zo nee, waarom niet?
Nee, verengingen die reeds energiebesparende en verduurzamende maatregelen genomen hebben, kunnen hierdoor een verlaging van de energierekening realiseren. Deze verlaging van energielasten betekent automatisch dat de gedeeltelijke compensatie van de betaalde energiebelasting lager is geworden.
Bent u bereid ook sportverenigingen die de stap naar verduurzaming in recente jaren al gemaakt hebben ook de gelegenheid te geven gebruik te maken van de subsidieregeling? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit vormgeven?
Ja, de subsidieregeling is bedoeld voor nieuwe investeringen in energiebesparende en verduurzamende maatregelen. Wanneer verenigingen die al stappen hebben genomen op dit terrein aanvullende stappen willen nemen kunnen zij van deze regeling gebruik maken.
Heeft u bij uw besluit de teruggaafregeling af te schaffen overleg gevoerd met provincies, die vaak zelf al een beleid voeren voor verduurzaming van sportaccommodaties? Heeft u met uw besluit rekening gehouden met het risico dat hiermee acties van provincies voor verduurzaming belemmerd worden? Zo nee, waarom niet?
Bij het besluit om de huidige mogelijkheid tot gedeeltelijke compensatie van de betaalde energiebelasting af te schaffen heb ik gesproken met de georganiseerde sport en de Vereniging Sport en Gemeenten.
De provinciale regelingen en de regeling zoals ik die met mijn collega van Economische Zaken voornemens ben, belemmeren elkaar niet maar versterken elkaar. Het beleid van de Provincie Overijssel heeft het voor sportverenigingen aantrekkelijk gemaakt een energiescan te laten uitvoeren en te investeren tot 10.000 euro. Bij grotere investeringen is het voor de sportverenigingen mogelijk om een lening tegen gereduceerd rente tarief af te sluiten. Deze verenigingen hebben hierdoor een eerste stap kunnen maken en kunnen van de nieuwe regeling gebruik maken om aanvullende maatregelen te nemen.
Op welke wijze denkt u dat uw besluit om de teruggaafregeling af te schaffen bijvoorbeeld het beleid van de provincie Overijssel voor verduurzaming beïnvloedt?7
Zie antwoord vraag 13.
Deelt u de mening dat met uw besluit provincies die afgelopen jaren geïnvesteerd hebben in verduurzaming van sportaccommodaties benadeeld worden ten opzichte van provincies die hier niets aan gedaan hebben? Zo nee, waarom niet?
Nee, provincies die in de afgelopen jaren regelingen zijn gestart voor energiebesparing en verduurzaming van sportaccommodaties hebben hierdoor de sportverenigingen in de betreffende provincie bewuster gemaakt van de mogelijkheden voor energiebesparing en verduurzaming. Wanneer deze verenigingen nieuwe of aanvullende maatregelen willen nemen kunnen zij ook gebruik maken van de nieuwe subsidieregeling.
Welke provincies hebben de afgelopen jaren vanuit eigen middelen geïnvesteerd in de verduurzaming van sportaccommodaties? Bent u bereid met provincies in overleg te gaan over de gevolgen van het afschaffen van de teruggaafregeling? Zo nee, waarom niet?
Dit geldt voor de provincies Overijssel en Limburg. De provincies Gelderland8 en Groningen9 bieden de mogelijkheid voor verenigingen om een energiescan te laten doen. In de overige provincies kunnen sportverenigingen vaak gebruik maken van meer generieke subsidie middelen maar dit heeft nog maar tot een enkele investering geleid. Ik ben en blijf met de provincies in overleg over de nieuwe subsidieregeling.
Het artikel ‘Tegenslag in strijd tegen matchfixing’ |
|
Mei Li Vos (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Fred Teeven (VVD) |
|
Herinnert u zich uw antwoorden op de eerdere vragen over het artikel «Tegenslag in strijd tegen matchfixing»?1
Ja.
Deelt u de mening dat op het moment dat er in Nederland legaal online sportweddenschappen gesloten worden, er vanaf dat moment toezicht moet zijn op het eerlijk verloop van die weddenschappen? Zo ja, welke rol gaat de Kansspelautoriteit (KSA) hierin spelen en in hoeverre kunnen justitiële autoriteiten ingeschakeld worden in het geval er sprake is van weddenschappen op sportwedstrijden waarvan de uitkomst op enigerlei wijze gemanipuleerd lijkt te worden? Zo, nee, waarom deelt u die mening niet en hoe kan dat wel gewaarborgd worden dat online gokken op sportwedstrijden bona fide verloopt?
Ja, die mening deel ik. De kansspelautoriteit is onder andere verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de kansspelwet- en regelgeving door vergunninghouders. De kansspelautoriteit beschikt over een bestuurlijk handhavingsinstrumentarium om aan deze toezichtstaak op effectieve wijze uitvoering te geven.
Als onderdeel van de regulering van kansspelen op afstand zullen vergunninghouders worden verplicht een integriteitsbeleid te voeren waarin specifiek aandacht is voor het voorkomen van matchfixing. Aan dit integriteitsbeleid worden minimumeisen gesteld. Ook moeten de vergunninghouders over de uitvoering van hun integriteitsbeleid periodiek rapporteren aan de kansspelautoriteit. Daarbij zal in ieder geval moeten worden vermeld voor welke wedstrijden een verhoogd risico op matchfixing is geïndiceerd en of de desbetreffende weddenschappen om die reden zijn geannuleerd. Voorts zullen vergunninghouders aangesloten worden het nationaal platform matchfixing.
Hoe krijgen de KSA of andere Nederlandse autoriteiten hun informatie ten aanzien van onverwachte, ongebruikelijke en mogelijk gemanipuleerde sportweddenschappen dan wel gemanipuleerde sportwedstrijden? In hoeverre wordt daarin samenwerking gezocht met informatie afkomstig van kansspelaanbieders of samenwerkingsverbanden van kansspelaanbieders?
Ik ga er van uit dat de vragenstellers doelen op de toekomstige situatie waarin in Nederland legaal online sportweddenschappen afgesloten kunnen worden. Op grond van het wetsvoorstel kansspelen op afstand zullen in de lagere regelgeving maatregelen worden getroffen ter voorkoming van fraude en criminaliteit, waaronder ook maatregelen ter voorkoming van matchfixing.
De vergunninghouder kan alle gedragingen van spelers monitoren en daarbij ongebruikelijke patronen onderkennen. Het is dus de kansspelaanbieder zelf die zicht heeft op het spelgedrag van zijn spelers en die in staat is ongebruikelijke gokpatronen te signaleren. Vergunninghouders zullen verplicht deel moeten nemen aan een internationaal samenwerkingsverband van kansspelaanbieders.
Vergunninghouders zullen zich tevens aansluiten bij het nationaal platform matchfixing.
Kunnen de KSA of Nederlandse justitiële autoriteiten op het moment dat online kansspelen legaal worden aangeboden aanbieders van sportweddenschappen, sportverenigingen dan wel sportbonden om informatie verzoeken bij vermoedens van gemanipuleerde wedstrijden of weddenschappen? Zo ja, op welke wijze en wanneer kan die informatie worden afgedwongen? Zo nee, waarom niet en betekent dat dat de KSA bij gebrek aan die informatie ten aanzien van de controle op het online aanbod van sportweddenschappen dan feitelijk geen tandeloze tijger is?
In het kader van een strafrechtelijk onderzoek kan het openbaar ministerie gegevens opvragen. Op grond van artikel 5:16 van de Algemene wet bestuursrecht kan de kansspelautoriteit in het kader van bestuursrechtelijk nalevingstoezicht inlichtingen en inzage van zakelijke gegevens en bescheiden vorderen. Op grond van het voorgestelde artikel 34k Wok worden vergunninghouders daarnaast verplicht eigener beweging informatie te verschaffen die relevant is voor het toezicht op de naleving van de relevante wet- en regelgeving en vergunningvoorwaarden. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan informatie over het aantal weddenschappen dat op een bepaalde wedstrijd is afgesloten en hoeveel geld daarbij is ingezet. Op basis hiervan kan worden nagegaan of sprake is van een ongebruikelijk patroon. Ik heb geen reden aan te nemen dat vergunninghouders niet zouden willen meewerken aan het verstrekken van informatie. Immers, het niet voldoen aan de eisen zoals opgenomen in het wetsvoorstel kan een reden vormen voor de kansspelautoriteit de vergunning in te trekken (het voorgestelde artikel 31d Wok), welk risico de vergunninghouder gelet op de gedane investeringen naar verwachting niet zal willen lopen.
De berichten ‘Amateurclub OFC naar de top dankzij dubieuze geldschieter’ en ‘De bad boys van Young Boys’ |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Opstelten (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de berichtgeving over georganiseerde misdaad in de sport zoals geconstateerd in de artikelen «Amateurclub OFC naar de top dankzij dubieuze geldschieter», «De bad boys van Young Boys» en de onderzoeken van Interpol, Europol en het World Anti-Doping Agency (WADA)?1,2 Zo ja, wat is uw opvatting daarover?
Ik heb kennis genomen van die artikelen. Transparantie en goed bestuur zijn de kern van integere sportbeoefening. Sportliefhebbers moeten er op kunnen vertrouwen dat wedstrijden op eerlijke wijze verlopen en niet door criminelen worden beslist.
Worden amateursportclubs beschermd tegen criminele beïnvloeding, witwasserij, matchfixing, illegale betalingen en afpersing? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
In het kader van het toekomstig sportbeleid heb ik u reeds bij brief van 2 juni 2014 en bij brief van 1 december 2014 geïnformeerd over de komende wetgeving op het gebied van doping en kansspelen op afstand alsmede over de maatregelen die worden getroffen om matchfixing te bestrijden.3 Ik heb er vertrouwen in dat deze maatregelen zullen bijdragen aan een integere sportsector. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 5.
Bent u bereid breder en nader onderzoek in te stellen naar criminele beïnvloeding bij amateursportclubs?
De sportsector kan preventieve maatregelen treffen om de voedingsbodem voor criminaliteit en manipulatie te verkleinen, zoals het informeren van scheidsrechters over signalen van manipulatie bij sportwedstrijden en het attenderen van amateurclubs om stil te staan bij de risico’s op manipulatie. Bij signalen van bijvoorbeeld manipulatie kunnen scheidsrechters en sportverenigingen dit melden aan de sportbond en/of aangifte doen.
Er kunnen geen mededelingen worden gedaan over het voorbereidend onderzoek dan wel over concrete (lopende) strafrechtelijke onderzoeken die zich in de opsporingsfase bevinden. Mogelijke belangen van opsporing en vervolging, en de privacybelangen van betrokkenen, liggen aan dit beleid ten grondslag.
Wat is uw opvatting over de berichtgeving dat bij voetbalvereniging OFC een geldschieter of sponsor spelers al jarenlang geld zou betalen terwijl onduidelijk is waar deze middelen vandaan komen?
Zoals ik ook in het antwoord op vraag 1 heb aangegeven, hecht ik zeer aan het belang van integriteit in de sport.
Welke (nieuwe) wettelijke mogelijkheden zijn er binnen een verenigingsstructuur om te zorgen dat criminele beïnvloeding, integriteitschendingen en verwevenheid tussen onder- en bovenwereld in de toekomst niet langer plaatsvinden?
Vooropgesteld moet worden dat een ieder die strafbare feiten constateert hiervan aangifte kan doen.
De interne organisatie van een vereniging wordt bepaald door de wet, door haar statuten en haar reglementen. Dat biedt vele mogelijkheden om binnen een verenigingsstructuur een sportief en integer verenigingsleven te stimuleren.
De wet geeft het algemene kader voor de organisatie van een vereniging. Hierin worden bijvoorbeeld regels gegeven over de inhoud van de statuten, over het lidmaatschap, over het bestuur van de vereniging en over de algemene ledenvergadering (titel 2 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek). Van de wettelijke bepalingen over de verenigingen kan alleen worden afgeweken in de statuten en alleen voor zover dat is toegestaan op grond van de wet (artt. 2:25 en 2:52 van het Burgerlijk Wetboek).
Verenigingen kunnen in hun statuten en reglementen vervolgens hun eigen vereniging verder naar wens inrichten. Doorgaans treffen (sport)verenigingen daarin de benodigde maatregelen. Een goed voorbeeld in dit verband zijn de modelstatuten en het modelhuishoudelijk reglement van NOC*NSF.4 In die modelstatuten wordt bijvoorbeeld bestraffing (variërend van berisping tot royement) van leden geregeld voor handelen of nalaten in strijd met de wet, statuten, reglementen en/of besluiten van organen van de vereniging, of waardoor de belangen van de verenging worden geschaad. Ook wordt het opstellen van een Tuchtreglement mogelijk gemaakt. In het modelhuishoudelijk reglement is bijvoorbeeld een artikel opgenomen dat het bestuur de mogelijkheid geeft om richtlijnen voor sponsorschap op te stellen.
Kunt u er zorg voor dragen dat de integriteitseenheid van de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) prioriteit geeft aan voorkoming van intimidatie en criminele beïnvloeding van de amateursport?
De KNVB is een private organisatie die haar eigen prioriteiten stelt. De KNVB en NOC*NSF treffen maatregelen om de voedingsbodem voor manipulatie te verkleinen. Hierover heb ik u reeds eerder geïnformeerd bij mijn brief van 2 juni 20145.
Bent u bereid de kwestie inzake amateurvoetbalclub OFC onderdeel te maken van het lopende, justitiële onderzoek naar fraude, witwasserij en matchfixing binnen de sport en te inventariseren welke eventueel andere amateursportclubs risico lopen op criminele beïnvloeding?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht “Oefenwedstrijden Nederlandse teams in Spanje mogelijk gefixt” |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Opstelten (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het artikel «Oefenwedstrijden Nederlandse teams in Spanje mogelijk gefixt»?1
Ja.
Wat is de stand van zaken van het justitieel onderzoek naar fraude, witwasserij en matchfixing in de sport in Nederland?
De aanpak van fraude in de sportbranche behelst meer dan alleen matchfixing. Het Openbaar Ministerie (OM) kijkt samen met de opsporingsdiensten in het kader van het voorbereidend onderzoek naar signalen in de sportwereld die kunnen wijzen op matchfixing of op fraude. Gedacht kan worden aan mogelijke fraude met transfergelden, illegaal gokken of belastingontduiking om vergoedingen te verhullen. Uiteraard wordt steeds gekeken of er aanknopingspunten zijn voor een strafrechtelijk onderzoek.
Het bekijken van de signalen in het kader van het voorbereidend justitieel onderzoek betreft een continu proces, er kan derhalve geen einddatum van dit onderzoek worden genoemd. Er kunnen geen mededelingen worden gedaan over het voorbereidend onderzoek dan wel over concrete (lopende) strafrechtelijke onderzoeken die zich in de opsporingsfase bevinden. Mogelijke belangen van opsporing en vervolging, en de privacybelangen van betrokkenen, liggen aan dit beleid ten grondslag.
Recent heeft de FIOD vijf verdachten aangehouden in een onderzoek naar illegaal gokken op sportwedstrijden en witwassen. Het onderzoek startte mede naar aanleiding van informatie uit Duitsland. Eén persoon wordt verdacht van mogelijke betrokkenheid in 2008 en 2009 bij matchfixing, waaronder ook wedstrijden in Nederland. Het OM heeft nadrukkelijk onderzocht of er aanwijzingen zijn dat deze verdachte nadien nog betrokken is geweest bij matchfixing, maar daarvan is tot nog toe niet gebleken.
Maken buitenlandse (oefen)wedstrijden, waaraan Nederlandse sportteams hebben deelgenomen, deel uit van lopende (internationale) onderzoeken naar matchfixing? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u hier nader op ingaan?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe oordeelt u over de data van het, in het artikel genoemde, International Centre for Sport Security (ICSS)? Is deze organisatie bij u bekend en hoe oordeelt u in het algemeen over de werkzaamheden van dit centrum?
Ik beschik niet over de achterliggende data van het International Centre for Sport Security (ICSS). Ik weet dat het een internationale organisatie is uit Qatar die zich richt op veiligheid in de sport, waaronder matchfixing. Het is niet aan mij om een oordeel te vellen over deze organisatie.
Welke acties ziet u voor uzelf teneinde matchfixing in Nederland, en bij wedstrijden waaraan Nederlandse sportteams meedoen, te bestrijden en te voorkomen en hoe is de actuele stand daaromtrent?
Vorig jaar zijn op basis van de uitkomsten van het onderzoek van Spapens c.s. verschillende maatregelen aangekondigd om matchfixing te bestrijden. Deze maatregelen – op het terrein van kansspelen, sport en opsporing en vervolging en (internationale) samenwerking – worden thans geïmplementeerd door alle betrokken partijen. Zo treft ook de sportsector zelf maatregelen om matchfixing tegen te gaan.
NOC*NSF heeft in 2014 een instrumentarium ontwikkeld om matchfixing tegen te gaan, zoals regels in tuchtrecht, een Vertrouwenspunt Sport, e-learning en voorlichtingsbijeenkomsten. Ik zal NOC*NSF hierin verder ondersteunen. Daarnaast heeft de KNVB clubs opgeroepen om bij de organisatie van oefenwedstrijden stil te staan bij risico’s op manipulatie, door goed na te gaan wie wedstrijden organiseert, of de scheidsrechter via de bond is aangesteld en of de tegenstander betrouwbaar is. Clubs kunnen hiervoor altijd contact opnemen met de KNVB. In aanloop naar de volgende oefencampagnes zal de KNVB de clubs hierover uitgebreid informeren.