De komst van de zoveelste islamitische geweldsprediker naar Nederland |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Omstreden haatsjeik donderdag naar Eindhoven»?1
Ja.
Kunt u aangeven waarom geweldsprediker Al-Qarni blijkbaar een visum heeft gekregen terwijl deze figuur de Verenigde Staten en Frankrijk niet binnen mag, onder andere wegens het oproepen tot geweld?
Nederland heeft geen visum verstrekt aan de genoemde persoon. Door de Italiaanse autoriteiten was een visum verstrekt en op basis daarvan kon de heer Al-Qarni vrij reizen in het Schengengebied. Het visum is door de Italiaanse autoriteiten ingetrokken. De heer Al-Qarni voldoet daarmee niet langer aan de vereisten voor verblijf binnen het Schengengebied en mag dus niet in Nederland verblijven.
In hoeverre deelt u de visie dat predikers die oproepen tot jihad, onder meer door te stellen dat kelen moeten worden doorgesneden en schedels moeten worden ingeslagen, een gevaar vormen voor de openbare orde?
Het kabinet is zich er van bewust dat dit onderwerp tot veel vragen leidt en dat een samenkomst zoals in Eindhoven tot onrust en vragen kan leiden. In algemene zin is het kabinet duidelijk over de onwenselijkheid dat er in Nederland radicale boodschappen worden verspreid: vrijheid van meningsuiting is de essentie van democratie, maar deze vrijheid van meningsuiting is niet onbeperkt. In de brief aan uw Kamer van 3 maart jl. (vergaderjaar 2014–2015, 29 754, nr. 303) is reeds aangegeven dat verspreiding van onverdraagzame, anti-integratieve en/of antidemocratische boodschappen onwenselijk is, en welke maatregelen daar bij passen binnen de geldende wet- en regelgeving.
Welke maatregelen, zoals bijvoorbeeld de burgemeester aansporen om in te grijpen, bent u voornemens te treffen om te voorkomen dat de betreffende geweldsprediker vrijelijk zijn gang kan gaan?
De burgemeester van Eindhoven heeft op 28 april jl. contact gehad met de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV), met als doel het krijgen van ondersteuning bij het maken van een afweging op grond van de openbare orde. Verder voldoet de heer Al-Qarni zoals aangegeven in antwoord op vraag 2 niet langer aan de vereisten voor verblijf binnen het Schengengebied en mag hij niet in Nederland verblijven. Uiteindelijk heeft de organiserende stichting Waqf in een persbericht op 29 april 2015 aangegeven dat de gehele samenkomst niet meer doorgaat.
Bent u eindelijk bereid moskeeën die oproepen tot geweld te sluiten en organisaties die geweldspredikers uitnodigen aan te pakken? Zo neen, waarom niet?
Vrijheid van meningsuiting is de essentie van democratie, net als de vrijheid van godsdienst. In een rechtsstaat worden dergelijke vrijheden voor iedereen beschermd. Echter, wanneer tijdens een bijeenkomst strafbare feiten worden gepleegd, zoals opruien of aanzetten tot geweld of haat tegen bevolkingsgroepen, dan kan strafrechtelijk worden opgetreden. Als blijkt dat er tijdens een evenement sprake is geweest van het aanzetten tot haat zoals vastgelegd in artikel 137d Wetboek van Strafrecht, dan kan het Openbaar Ministerie beoordelen of alleen degene die aanzette tot haat moet worden vervolgd, of ook degene die bij de strafbare uitingen heeft geholpen (zoals de organisator of de verstrekker van de locatie). De burgemeester is belast met de handhaving van de openbare orde en kan vanuit die invalshoek optreden wanneer de situatie rondom een bijeenkomst daar om vraagt.
Het sluiten van een gebouw als zodanig is mogelijk als er sprake is van niet-naleving van brand- en veiligheidsvoorschriften of van drugshandel. In geval van een rechtspersoon is (verboden verklaring en) ontbinding alleen mogelijk als het doel en/of de werkzaamheid in strijd is met de openbare orde.
Het bericht ‘Omstreden haatsjeik donderdag naar Eindhoven’ |
|
Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht over het bericht «Omstreden haatsjeik donderdag naar Eindhoven»?1
Ja.
Deelt u de mening dat iemand die oproept tot het doorsnijden van kelen en het inslaan van schedels geen visum hoort te krijgen en bent u bereid zijn verkregen visum alsnog af te nemen? Zo neen, waarom niet?
Nederland heeft geen visum verstrekt aan de genoemde persoon. Door de Italiaanse autoriteiten was een visum verstrekt en op basis daarvan kon de heer Al-Qarni vrij reizen in het Schengengebied. Het visum is door de Italiaanse autoriteiten ingetrokken en derhalve voldoet hij niet langer aan de vereisten voor verblijf binnen het Schengengebied. Deze spreker mag dan ook niet in Nederland verblijven.
Deelt u de mening dat de Al Fourqaan-moskee door het uitnodigen van deze geweldsprediker bewijst nog steeds een broeinest van haat- en geweldsprediking te zijn en daarom gesloten dient te worden? Zo neen, waarom niet?
Wanneer tijdens een bijeenkomst strafbare feiten worden gepleegd, zoals opruien of aanzetten tot geweld of haat tegen bevolkingsgroepen, dan kan strafrechtelijk worden opgetreden. Als blijkt dat er tijdens een evenement sprake is geweest van het aanzetten tot haat zoals vastgelegd in artikel 137d Wetboek van Strafrecht, dan kan het Openbaar Ministerie beoordelen of alleen degene die aanzette tot haat moet worden vervolgd, of ook degene die bij de strafbare uitingen heeft geholpen (zoals de organisator of de verstrekker van de locatie). Het sluiten van een gebouw als zodanig is mogelijk als er sprake is van niet-naleving van brand- en veiligheidsvoorschriften of van drugshandel. In geval van een rechtspersoon is (verboden verklaring en) ontbinding mogelijk als het doel en/of de werkzaamheid in strijd is met de openbare orde.
Wilt u deze vragen beantwoorden vóór 30 april a.s.?
Ik heb uw vragen zo spoedig mogelijk beantwoord.
Het bericht dat de invloed van ultraorthodoxe moslims in Nederlandse moskeeën toeneemt |
|
Sjoerd Potters (VVD), Ockje Tellegen (VVD) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Als de moskee wordt gekaapt door salafisten»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat de invloed van ultraorthodoxe moslims in Nederlandse moskeeën toeneemt?
De soennitisch-islamitische (ultra)orthodoxie vertegenwoordigt een breed spectrum aan opvattingen en gedragingen. De Nederlandse overheid is neutraal in godsdienstzaken en laat zich niet uit over de juistheid van religieuze stromingen of opvattingen. Wel problematiseert en bestrijdt de overheid in concrete gevallen de prediking van actieve intolerantie en vijandigheid, omdat dit maatschappelijke spanningen en polarisatie kan aanjagen. Het gaat hierbij ook om gedragingen die niet (direct) strafbaar, maar wel problematisch zijn door het effect dat ze hebben op de samenleving en op de democratische rechtsorde.
Bent u bereid op korte termijn in overleg te treden met de Raad van Marokkaanse Moskeeën in Nederland teneinde te bezien hoe radicale invloeden, die de integratie in Nederland in de weg staan, beter uit moskeebesturen kunnen worden geweerd?
Vanuit de overheid is regelmatig contact met vertegenwoordigers van moslimgemeenschappen, waaronder de Raad van Marokkaanse Moskeeën in Nederland.
Welke mogelijkheden ziet u teneinde moskeebesturen te adviseren en bij te staan om zich effectiever dan nu te weren tegen deze invloeden?
Binnen een democratie zijn alle personen en groepen gehouden aan de geldende kaders van de democratische rechtsorde. De democratische rechtsorde kan in het geding komen door personen die ondemocratische methoden gebruiken om hun radicale agenda te realiseren. In dat geval is het aan overheid en samenleving om weerstand te bieden, ieder op hun eigen wijze en binnen de kaders van de Grondwet. Bij de bestendiging en versterking van de weerbaarheid tegen radicalisering ziet de Nederlandse overheid zich gesteld voor de taak uitwassen te bestrijden, zonder daarbij de overgrote meerderheid van moslims van zich te vervreemden. Hierbij dient voorkomen te worden dat islam, orthodoxie en salafisme maatschappelijk worden vereenzelvigd met extremisme en terrorisme.
De NCTV en de AIVD komen met een analyse over het salafisme in Nederland. Deze zal na de zomer aan uw Kamer worden aangeboden. Zoals ook is toegezegd door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (tijdens het Algemeen Overleg op 9 april 2015 over de notitie antidemocratische groeperingen) zal in de bijbehorende beleidsreactie meer in detail worden ingegaan op de houding van de regering ten opzichte van salafistische organisaties.
Hoe kan voorkomen worden dat radicale elementen uit het salafisme die, de rechtsstaat ondermijnen, zich als gedachtegoed verder verspreiden onder andere Nederlands sprekende predikers?
Zie antwoord vraag 4.
Wat vindt u van de conclusie in het AIVD–rapport «Transformatie jihadisme in Nederland» (juni 2014) dat deze «nieuwe» salafistische predikers in sommige gevallen aanleunen tegen het jihadisme?
De stroming van het salafisme zet zich van oudsher fel af tegen gepercipieerde «afvalligen» en andersgelovigen. De felheid waarmee sommige salafistische predikers van leer kunnen trekken tegen andere geloofsstromingen draagt, in een internationale context van toenemend geweld en instabiliteit, niet altijd bij aan een vreedzame samenleving. De AIVD bericht dat ook in Nederland intolerante geluiden sterker hoorbaar worden. Hoewel het salafisme diverse schakeringen kent, wijst dit op een zorgelijke ontwikkeling.
Zware straffen voor journalisten in Egypte |
|
Michiel Servaes (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u de berichten van de International Federation of Journalists (IFJ) en Freedom House over de op 11 april jl. in Egypte ter dood en tot levenslang veroordeelde journalisten?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat het onacceptabel is dat journalisten worden opgepakt, gevangengezet en terdoodveroordeeld vanwege het verslaan van een demonstratie in augustus 2013 tegen het afzetten van president Morsi? Zo nee, waarom niet?
Ja, journalisten moeten vrij en veilig hun werk kunnen doen. Vervolging van journalisten vanwege het verslaan van een demonstratie staat hier haaks op. Het Nederlandse kabinet is daarnaast tegen de doodstraf, in alle gevallen en in alle omstandigheden. Het kabinet beschouwt de doodstraf als een onnodige wrede en onmenselijke straf en streeft daarom naar wereldwijde afschaffing.
Deelt u de mening dat repressie door de Egyptische autoriteiten van fundamentele vrijheden zoals de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid ««een recept is voor radicalisering, in plaats van de oplossing er tegen», zoals de voorzitter van Freedom House stelt? Zo nee, waarom niet?
Het Nederlandse kabinet is van mening dat terreurbestrijding en respect voor mensenrechten hand in hand moeten gaan. Een beleid waarbij de mensenrechten ondergeschikt zijn, kan groepen marginaliseren en onderdrukken waardoor de voedingsbodem van terrorisme wordt vergroot.
Deelt u de mening dat Egypte met de veroordeling van de journalisten in strijd handelt met het recente European Neighbourhood Policy (ENP) Country Progress Report dat onder meer de aanbevelingen bevat om de mensenrechten en fundamentele vrijheden te verzekeren en om het moratorium op de doodstraf opnieuw toe te passen? Zo nee, waarom niet? 2
Ja.
Heeft Nederland of de EU protest aangetekend tegen de recente veroordelingen? Zo ja, op welke wijze is dit gebeurd? Zo nee, waarom niet?
Nederland is regelmatig in contact met de Egyptische autoriteiten om o.a. zorgen over de verslechterde mensenrechtensituatie over te brengen. Ook werkt Nederland in EU-kader aan het voeren van een dialoog met de Egyptische autoriteiten op dit terrein.
EU Speciaal Vertegenwoordiger voor Mensenrechten Lambrinidis heeft Egypte sinds zijn aantreden zes keer bezocht. Bij ieder bezoek wordt de mensenrechtensituatie en de verminderende ruimte voor journalisten en maatschappelijke organisaties met de Egyptische autoriteiten opgebracht.
Het Nederlandse standpunt over de doodstraf is ook in multilateraal verband bij de Egyptenaren onder de aandacht gebracht. Zo heeft Nederland tijdens de laatste Universal Periodic Review van Egypte in november jl. bij Egypte aangedrongen op het instellen van een onmiddellijk moratorium op de doodstraf en het beperken van het aantal misdaden waarop de doodstraf staat.
Kunt u aangeven hoeveel journalisten er naar schatting op dit moment vastzitten in Egypte? Kunt u aangeven hoeveel van hen – soms langdurig – in afwachting van een rechtsgang zijn, hoeveel zijn veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf en hoeveel tot de doodstraf?
Sinds de machtswisseling van 3 juli 2013 zijn vele Moslimbroeders en een aantal activisten en journalisten opgepakt. De cijfers zijn echter niet te verifiëren. De schattingen van mensenrechtenorganisaties lopen ook uiteen.
Zo verklaart The Arab Network for Human Rights Organisations in een Arabischtalig rapport dat eind 2014 is gepubliceerd dat zij minstens 63 gedetineerde journalisten hebben kunnen traceren. In februari dit jaar is er nog een journalist opgepakt waardoor het aantal gedetineerde journalisten op minstens 64 zou komen.3
Amnesty International spreekt in een verklaring van 3 mei jl. over de persvrijheid in Egypte van minstens 18 journalisten in gevangenschap. Tientallen journalisten (het exacte aantal wordt niet genoemd) zouden te maken hebben gekregen met willekeurige arrestaties.4
De bouw van een moskee in Gouda |
|
Peter Oskam (CDA), Raymond Knops (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving dat de gemeente Gouda al veel langer dan tot dusver bekend was, een megamoskee wilde?1
Ja.
Klopt het dat de burgemeester van Gouda al op 20 september 2013 in een bestuurlijk overleg met moskeebesturen aangegeven heeft dat de PWA-kazerne de meest geschikte locatie was voor het vestigen van een megamoskee?
Ja. In een bestuurlijk overleg met de moskeebesturen is destijds een aantal mogelijk geschikte locaties genoemd, waaronder de PWA-kazerne. Er is toen geconstateerd dat de PWA-kazerne beschikt over een maatschappelijke bestemming en op het eerste gezicht adequate parkeerruimte. Het initiatief voor een mogelijk vervolgtraject lag bij de moskeebesturen.
Klopt het dat er met het Rijksvastgoedbedrijf in het najaar van 2013 al positief verlopen verkennende gesprekken gevoerd zijn en er op 13 november 2013 door het Rijksvastgoedbedrijf een bezichtiging voor de moskeebesturen is georganiseerd op de PWA-kazerne?
In de antwoorden op de vragen van uw Kamer van 13 maart 2015 (Omtzigt, Oskam en Knops) heb ik u aangegeven dat het Kabinet conform de staatkundige inrichting van Nederland geen standpunt heeft ingenomen over deze lokale kwestie. Ook de doorverkoop is dus een aangelegenheid van de gemeente Gouda. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft, onder auspiciën van de gemeente Gouda, vrijblijvende en informatieve gesprekken met verschillende partijen gevoerd. Ook met een vertegenwoordiger van de drie Goudse moskeebesturen.
Was u toen al voorstander van de verkoop van de PWA-kazerne ten behoeve van de vestiging van een megamoskee? In hoeverre heeft u verwachtingen gewekt richting de moskeebesturen en de gemeente Gouda die u nu wilt waarmaken?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u, indien de gemeente Gouda geen gebruik wil of kan maken van de mogelijkheid tot koop van de PWA-kazerne binnen de door u gestelde termijn, bereid om de kazerne direct aan de moskeebestuur El Wahda te verkopen? Zo ja, realiseert u zich dat u daarmee de omwonenden van de PWA-kazerne en de gemeenteraad in Gouda passeert die in meerderheid tegen de megamoskee zijn?
Nee. Indien de gemeente Gouda afziet van de mogelijkheid tot koop van de PWA-kazerne zal een openbare verkoopprocedure worden gestart.
Waarom was de Minister-President eerst vóór de megamoskee, tijdens het RTL verkiezingsdebat op 5 maart jl. ineens tegen en nu weer vóór?
Zie het antwoord op vraag 3 en 4.
Klopt het dat de mededeling dat de moskee «substantieel kleiner» zou worden geen betrekking heeft op het Islamitisch centrum als geheel, maar slechts op de omvang van het gebedshuis als onderdeel hiervan? Klopt het dat dit niet betekent dat de gemeente Gouda minder grondoppervlakte aan de moskee doorverkoopt?
De verdeling van de bestaande bebouwing op het complex tussen de drie initiatiefnemers De Ark, El Wahda en Gemiva wijzigt in principe niet. Voor de nieuwbouw van het gebedshuis geldt dat deze verkleind wordt. Voor het islamitisch centrum als geheel (inclusief gebedsruimte) geldt dat het totaal van de aanwezige bezoekers wordt gemaximeerd op een lager aantal dan in eerste instantie werd voorzien. De realisering van een kleinere gebedsruimte betekent niet dat er minder grondoppervlakte wordt verkocht aan El Wahda.
Klopt het dat het principebesluit van het college van B&W, dat realisatie van een megamoskee via toepassing van de ABC-constructie mogelijk moest maken, nog niet van de baan is? Waarom beoordeelt u dit als een «nieuw proces»?2
Het moskeebestuur heeft half maart het aanbod gedaan om de moskee qua omvang substantieel te verkleinen en daarbij (een deel van) de huidige moskeeën in Gouda in gebruik te houden. Twee onafhankelijke procesbegeleiders bekijken in overleg met betrokkenen bekijken of er meer draagvlak gevonden kan worden voor een kleinere moskee, samen met het kinderdagcentrum en de school. Dit is dus een onderdeel van een nieuw, lokaal besluitvormingsproces. De drie initiatiefnemers (De Ark, El Wahda en Gemiva) hebben uitgesproken dit proces te steunen.
Wat is de opdracht, scope, reikwijdte en methodiek van het ingestelde proces? Nemen de door het college van B&W in Gouda aangestelde «onafhankelijke procesbegeleiders» ook de rol van de rijksoverheid mee als verkopende partij?
Het college van burgemeester en wethouders heeft er voor gekozen om zo min mogelijk voor te schrijven en de onafhankelijk procesbegeleiders zelf hun invulling aan het proces te laten geven. Wel is aangegeven dat het proces tijdig moet worden afgerond zodat uiterlijk 8 juli besluitvorming kan plaatsvinden. De procesbegeleiders onderzoeken «of het mogelijk is tot een inpassing van De Ark, Gemiva en El Wahda te komen op het terrein van de PWA-kazerne op een manier die wel op voldoende steun van de wijk kan rekenen en daarmee mogelijkerwijs ook van de raad van Gouda». De uitkomst van het nieuwe proces kan zijn dat «Samen onder één dak» er komt of niet.
In hoeverre is bij de verkoop door het Rijk van het perceel van de PWA Kazerne, waarbij het Rijksvastgoedbedrijf de reallocatieprocedure hanteert, sprake van de hierbij beoogde herbestemming in de publieke sfeer, waarbij het doel is om publieke diensten of taken die met publieke middelen worden bekostigd zo doelmatig mogelijk te realiseren?3
In antwoord op de vragen van uw Kamer van 3 februari 2015 (Oskam, Omtzigt en Knops) heb ik aangegeven dat het perceel van de PWA-kazerne zal gaan dienen voor de huisvesting van een school voor speciaal onderwijs (De Ark), een islamitisch centrum (El Wahda) en een kinderdagcentrum Gemiva. Bij zowel de huisvesting van een school als een kinderdagcentrum is er sprake van een herbestemming in publieke sfeer die met publieke middelen worden bekostigd.
In hoeverre voldoet een gebedshuis of religieus centrum aan bovengenoemd criterium en valt het binnen de taak van de rijksoverheid om via doorverkoop de vestiging van een gebedshuis te faciliteren, «zo doelmatig mogelijk»? In hoeverre creëert het Rijk hiermee ongelijke kansen ten opzichte van andere (mogelijke) marktpartijen?
Zie de antwoorden op de vragen 3, 4 en 10.
Op welke wijze brengt u in de praktijk dat «we voortdurend de situatie rond die geldstromen in de gaten moeten houden», zoals uw ambtsvoorganger aankondigde, omdat hij de situatie in Gouda een «enorm punt van zorg» achtte?4
De meeste moskeeën in Nederland organiseren zich in de vorm van een stichting of vereniging, net als veel kerken en andere religieuze instellingen. Als een moskee als ANBI (Algemeen Nut Beogende Instelling) is geregistreerd, is zij, net als alle andere religieuze instellingen met ANBI-status, tot 1 januari 2016 vrijgesteld van de verplichting om haar financiële administratie en jaarverslagen openbaar te maken. Daarna zullen zij, net als alle andere ANBI’s, hun jaarrekening, uitgaven- en inkomstenbalans en bijbehorende toelichting online moeten publiceren. Met het ingaan van die verplichting zal de financiële transparantie naar verwachting toenemen.
Het Kabinet is daarnaast gestart om het diplomatieke gesprek waar nodig te intensiveren met landen die aan islamitische instellingen in Nederland schenken, met als doel de transparantie over deze financiële stromen te vergroten. Tevens wordt met gemeenten, lokale partners en gemeenschappen het gesprek aangegaan over de wijze waarop met lokale gemeenschappen optimale transparantie kan worden bereikt ten aanzien van financieringsstromen vanuit het buitenland.
Deelt u het standpunt dat er «geen twijfel zou moeten bestaan» over de herkomst van geld waarmee de moskee in Gouda wordt gefinancierd? Zo nee, waarom niet?
Ja. Door middel van een brief en de beantwoording van verschillende vragen van uw Kamer heb ik u over de kwestie van een nieuw te bouwen moskee in Gouda geïnformeerd. In de brief van 11 februari 2015 (vergaderjaar 2014–2015, 34 000 VI, nr. 65) heb ik u laten weten dat de gemeente Gouda door forensisch accountant PWC onderzoek heeft laten doen naar de herkomst van de financiële middelen voor de bouw van de moskee. Verder heeft de gemeente zoals gemeld in de brief en verwoord in antwoord op vragen van uw Kamer van 3 februari (leden Oskam, Omtzigt en Knops) een adviesaanvraag ingediend bij het Landelijk Bureau Bibob.
In hoeverre acht u het onderzoek naar de herkomst van financiering, dat in de opdracht van het college van B&W in Gouda is gedaan, onafhankelijk en controleerbaar; dit tegen de achtergrond van het feit dat dit college van B&W in Gouda zich politiek al sinds 2013 hard maakt voor realisatie van de megamoskee via de abc-constructie, het feit dat dit onderzoek geheim is en het feit dat de vraagstelling en opdracht niet publiek bekend zijn, ook niet na herhaaldelijke vragen uit de Kamer?
Forensisch accountant PWC is een onafhankelijke partij. Het Landelijk Bureau Bibob is onderdeel van de dienst Justis van het Ministerie van Veiligheid en Justitie en is voor de inhoud van het gevraagde onderzoek niet gebonden aan lokale politieke besluitvorming.
Bent u alsnog bereid om aan het verzoek5, om na te gaan op welke wijze de gemeente Gouda de financiering van het gebedshuis heeft onderzocht en of dit onderzoek grondig genoeg en deugdelijk is geweest? Zo nee, waarom niet?
Nee, dit betreft een lokale aangelegenheid.
Wilt u dit volledige onderzoek, in opdracht van het college B&W Gouda, alsnog aan de Kamer verstrekken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 15.
Bent u alsnog bereid eigenstandig onderzoek te doen naar de financiering van de megamoskee, de mogelijke salafistische invloed uit onvrije landen, de rol van radicale prediker en fondsenwerver Tarik Ibn Ali en diens vermeende banden met jihadisten in Syrië en verboden radicaal-islamitische organisaties? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 15.
In hoeverre toetst het Landelijk Bureau Bibob (LBB) de herkomst van financiële middelen die worden ingezet voor de bouw en verbouw van de moskee? Op welke wijze zijn de uitkomsten hiervan democratisch controleerbaar, aangezien het college het advies geheim dient te houden gelet op art. 28, tweede lid, van de Wet Bibob, en het college van B&W van Gouda zoals bekend groot voorstander is van de te realiseren megamoskee?
Bij het Landelijk Bureau Bibob (LBB) is advies gevraagd inzake de aankoop van vastgoed, niet over een vergunning voor bouwactiviteiten. Het LBB kan ingevolge de Wet Bibob de rechtspersoon in relatie tot de financiering van de vastgoedtransactie onderzoeken. Op grond van artikel 169 van de Gemeentewet heeft de gemeenteraad recht op alle gevraagde inlichtingen die hij nodig heeft voor de uitoefening van zijn bevoegdheden, tenzij in strijd met het openbaar belang. Indien er geen sprake is van strijd met het openbaar belang kan het college onder omstandigheden, rekening houdend met de vertrouwelijkheid van de informatie, de gemeenteraad van deze gegevens kennis laten nemen. Artikel 169 van de Gemeentewet doorbreekt het gesloten verstrekkingenregime van artikel 28, eerste lid, van de Wet Bibob. De rechtvaardiging voor het feit dat de privacy (het doel van het gesloten verstrekkingenregime en de geheimhoudingsplicht) in een dergelijk geval wordt aangetast, kan worden gevonden in het belang van democratische controle. Het is aan het college van burgemeester en wethouders om te bepalen wat de meest geschikte wijze is voor het delen van deze informatie met de gemeenteraad.
Zal de Rijksvastgoeddienst, voorafgaand aan verkoop, ook de uitkomsten wegen van de uitkomst van het Bibob-onderzoek, aangezien het niet wenselijk is dat het Rijk mogelijk dubieuze gelden aanneemt bij een grondtransactie, ook als dit via een doorverkoopconstructie gebeurt?
Nee. In mijn antwoorden op vragen van uw Kamer van 3 februari 2015 (Oskam, Omtzigt en Knops) heb ik aangegeven dat in het geval van de PWA-kazerne er sprake is van een verkoop aan een decentrale overheid. Ten aanzien van de doorverkoop van een gedeelte van het PWA-complex geldt dat de gemeente Gouda zelf een Bibob-procedure heeft aangevraagd. Het LBB brengt zijn advies uit aan het college, dat dit advies in de besluitvorming zal betrekken.
Indien de uitkomst van het proces in Gouda zal zijn dat toepassing van de abc-constructie ten behoeve van het PWA terrein niet meer aan de orde is, welke voorwaarden stelt dan de Rijksvastgoeddienst aan verkoop van het PWA terrein? Op welke wijze wordt de hoogste opbrengst nagestreefd? Is het u bekend dat de opbrengst hoger zal liggen, wanneer gewacht zal worden c.q. aangedrongen op wijziging van de bestemming, zodanig dat hier ook woningbouw mogelijk is, zoals in de eerdere Goudse plannen voor een combinatie met seniorenwoningen reeds de bedoeling was?
Indien de gemeente Gouda afziet van de mogelijkheid tot koop van de PWA-kazerne zal een openbare verkoopprocedure worden gestart. Bij de verkoop stelt het Rijksvastgoedbedrijf geen bijzondere eisen aan de verkoop van het PWA-terrein anders dan de gebruikelijke eisen bij verkoop van rijksvastgoed. Het Rijksvastgoedbedrijf bepaalt, voorafgaand aan de verkoop, op welke wijze de gunning aan een kopende partij zal plaatsvinden. Een andere bestemming dan de huidige bestemming kan invloed hebben op de verkoopopbrengst. Zo kan de verwachte verkoopopbrengst bij de bestemming «woningbouw» hoger liggen. Van enig voornemen om de bestemming van de locatie naar een zodanige bestemming te wijzigen is momenteel evenwel geen sprake.
De lucratieve jacht op jeugdige voetbalspelers |
|
Michiel van Nispen |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de handelwijze van buitenlandse voetbalclubs die steeds vaker jongere kinderen binnen halen als talent en hiermee de regelgeving omzeilen vanwege de grote concurrentie?1
Ik ben van mening dat kinderen zo lang mogelijk in hun vertrouwde omgeving moeten opgroeien en dat waar het sport betreft voor jeugdige sporters het plezier voorop moet staan. Als de ouders een baan aangeboden krijgen in het buitenland en besluiten om met hun kind(eren) te verhuizen, is dat een verantwoordelijkheid van de ouders.
Op basis van FIFA Regulations on the Status and Transfer of Players kunnen er geen internationale overschrijvingen van spelers onder de 18 jaar plaatsvinden, behoudens de daarin vastgestelde uitzonderingen. Met ingang van 1 maart 2015 hebben alle clubs toestemming nodig van de FIFA, als ze spelers die tien of elf jaar oud zijn uit het buitenland willen halen. Voorheen lag die grens bij talenten van twaalf jaar oud. De constructie waarbij de ouders een baan krijgen aangeboden in een ander land en het kind daarbij een nieuwe voetbalclub vindt, is één van die uitzonderingen.
In het geval van Bobby Adekanye hield Barcelona zich niet aan de FIFA Regulations. Zowel Barcelona als de Spaanse bond zijn hierom bestraft en de Spaanse voetbalbond heeft zijn overschrijvingsprocedure zodanig moeten aanpassen dat dit niet meer kan gebeuren.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat jonge kinderen naar buitenlandse voetbalclubs worden gehaald? Vindt u dat hier in feite sprake kan zijn van kinderhandel? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel Nederlandse kinderen zijn ondanks het verbod om tussen 10 en 18 jaar in een ander land te spelen, toch naar het buitenland vertrokken om daar te kunnen voetballen? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Van de KNVB heb ik begrepen dat er vanaf 2011 rond de 5600 internationale amateuroverschrijvingen hebben plaatsgevonden waarvan zo’n 800 spelers tussen de 12 en 18 jaar. Deze voldeden allemaal aan de door de FIFA gestelde uitzonderingsvoorwaarden. Bij spelers die jonger waren en naar het buitenland zijn vertrokken, is de KNVB niet betrokken geweest. Immers voor deze jonge spelers jonger was geen internationaal transfercertificaat vereist. Of en om hoeveel van deze jongeren het gaat, is daarom door de KNVB niet te achterhalen.
Kunt u de Kamer meer informatie doen toekomen over het onderzoek van de FIFA met betrekking tot transfers naar het buitenland van 10- en 11-jarige spelers? Zo nee, waarom niet?
In beginsel is de regel dat er geen internationale overschrijvingen van spelers onder de 18 jaar plaatsvinden. Voor minderjarige spelers die wel een internationale overschrijving wensen, moet door de nationale voetbalbond toestemming worden gevraagd aan de FIFA. Bij deze aanvraag dient de nationale voetbalbond diverse documenten te overleggen om te bewijzen dat een uitzondering gerechtvaardigd is. Bij een meeverhuizing met de ouders betreft het documenten als kopie van de paspoorten van de speler en zijn ouders, een uitreksel uit het geboorteregister van de speler, een uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie van de nieuwe woonplaats van het complete gezin, ouderlijke toestemming en een verklaring met daarin de reden van de verhuizing van de ouders, werkvergunningen en arbeidscontracten van de ouders bij de nieuwe werkgevers. De FIFA neemt al deze documenten mee in het onderzoek alvorens toestemming te verlenen. Zonder deze toestemming kan een speler niet spelen voor zijn nieuwe club in een ander land. De behandeling van de aanvraag door de FIFA neemt minimaal vijf weken in beslag.
Wat is uw reactie op de zorg van de internationale spelersvakbond FIFPro die vreest dat de jacht op de jeugdige talenten zich zal verleggen naar nog jongere spelers die buiten de nieuwe regels vallen? Wat is uw reactie op het voorstel dat clubs voortaan toestemming nodig hebben voor iedere jeugdspeler die ze uit het buitenland halen, om te voorkomen dat men net onder de leeftijdsgrens van (nu) 10 jaar gaat zitten?
Ik sluit niet uit dat de grens verlegd gaat worden naar nog jongere spelers. Immers van spelers jonger dan 10 jaar zal geen internationaal transfercertificaat zijn vereist. We moeten ons echter realiseren dat het dan om erg jonge spelers gaat waarvan het nog moeilijk is te voorspellen of het inderdaad grote talenten zijn en blijven. Desondanks ben ik er met de KNVB voorstander van dat ook voor de spelers jonger dan 10 jaar de goedkeuringsprocedure zou gelden.
Welke mogelijkheden ziet u om samen met betrokken voetbalorganisaties en zo nodig ook uw buitenlandse ambtgenoten te zoeken naar oplossingen om deze vorm van kinderhandel te voorkomen tot en met 18 jaar? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nederland kan zelfstandig dit probleem niet oplossen. We hebben te maken met het vrij verkeer van personen binnen Europa dat mede van invloed is op de onderhavige aangelegenheid. Immers restricties ten aanzien van dit vrij verkeer (al dan niet in reglementen van de voetbalorganisaties) zullen al snel op gespannen voet staan met de regels inzake het vrij verkeer van personen.
Het bericht dat de kwaliteit van het Olympisch water een schande is voor Brazilië |
|
Remco Dijkstra (VVD), Rudmer Heerema (VVD) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Kwaliteit Olympisch water is schande voor Brazilië»?1
Ja, het nieuwsbericht is mij bekend.
Erkent u het probleem waar onze Olympische topsporters voor gesteld worden? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Welke oplossing kan Nederland bieden bij het schoonmaken van de baai, opdat niet alleen de Nederlandse medaille kandidaten zo veel mogelijk kans hebben op eremetaal en Nederlandse bedrijven Braziliaanse orders binnen kunnen halen vanwege onze uitstekende kennis en expertise van «cleantech», maar ook de lokale bevolking kan profiteren doordat een schone baai zorgt voor meer kansen voor het toerisme en de werkgelegenheid?
Op initiatief van het Ministerie van IenM hebben Nederlandse bedrijven, kennisinstellingen, NGO’s en overheidsinstanties op 10-12 maart deelgenomen aan een factfinding missie om met de autoriteiten in de Staat Rio de Janeiro de mogelijkheden te verkennen en te bezien hoe we met specifieke projecten de Brazilianen kunnen bijstaan: (1) in de «cleanup» van de baai en de lagune, (2) in het voorkomen van verdere vervuiling van de baai en de lagune door investeringen in de inzameling en zuivering van afvalwater en afvalmanagement en het hiermee stimuleren van de circulaire economie (het sluiten van kringlopen van water, energie en grondstoffen via rioolwaterzuivering en afvalmanagement). Dit met het perspectief dat de bewoners een gezonde leefomgeving krijgen, en meer banen en bedrijven gecreëerd worden in de afval(water)- en recycling sector.
Welke Nederlandse bedrijven zouden in aanmerking kunnen komen om dit soort opdrachten naar tevredenheid en met goed resultaat binnen te halen?
Het is aan de Braziliaanse overheid om zich als opdrachtgever daarover een oordeel te vormen. Ik voeg daar aan toe, dat door het eind 2013 door 55 partijen getekende Ketenakkoord Kunststofkringloop (www.kunststofkringloop.nl) veel bedrijven, kennisinstellingen, NGO’s en overheden de krachten gebundeld hebben om de plastic kringloop in Nederland en de rest van de wereld te sluiten. Uit dit netwerk is de bovengenoemde Nederlandse «factfinding» missie naar Rio de Janeiro voortgekomen.
Welke vorm van diplomatie kunt u aanwenden om tot een positief resultaat te komen voor zowel ons bedrijfsleven als voor onze Olympische topsporters?
Met de gezamenlijke inzet van de ministeries van IenM, EZ (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) en BZ en onze diplomatieke posten in Brasilia en Rio de Janeiro, is het mogelijk om een integrale aanpak te presenteren aan de autoriteiten in Rio de Janeiro. Deze aanpak past ook in de follow-up van mijn reis die ik vorig jaar aan Brazilië heb gebracht, waar ik onder meer heb gesproken over de economische diplomatie (vergroten van marktkansen van het Nederlandse bedrijfsleven in Brazilië) en de kabinetsambities rond Water Internationaal.
Ik ben uiteraard bereid om samen met Minister Schultz van Haegen en mijn collega’s van EZ, BZ en BHOS mij in te zetten om met Nederlandse bedrijven en met inzet van in Nederland ontwikkelde duurzame innovaties een succesvolle bijdrage te leveren aan de terugdringing van vervuiling van de Guanabara Bay en de opbouw van een circulaire economie in Rio de Janeiro. Uiteindelijk is het echter de Braziliaanse overheid die besluit over de investeringen en de samenwerking met het Nederlandse consortium.
Bent u bereid deze vorm van diplomatie in te zetten?
Zie antwoord vraag 5.
De bouw van een nieuwe moskee in Gouda |
|
Sadet Karabulut |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Kent u het verslag van het overleg over de Prins Willem-Alexanderkazerne van 8 mei 2014? Hoe verklaart u dat het verslag maar een korte tijd op de website van de gemeente Gouda heeft gestaan?1 2
Het verslag van 8 mei 2014 is mij bekend. Het verslag is door de gemeente Gouda openbaar gemaakt en is nog altijd terug te vinden op de website van de gemeente Gouda, in het Raadsinformatiesysteem bij de vergaderstukken van 17 december 2014 (cluster Stad, vergadering van 17 december 2014, agendapunt3.
Wat is uw mening over de passage in desbetreffend verslag waarin staat dat ontmoetingen met vrouwen in en rond het complex kunnen leiden tot conflictueuze situaties en dit noopt tot het treffen van blijvende fysieke aanpassingen en voorzieningen? Blijft u bij uw eerdere antwoorden dat de overheid niet meegewerkt zou hebben aan uitvoering van religieuze wensen om vrouwen ook in de openbare ruimte uit het zicht te houden van mannelijke bezoekers van de moskee?3 4
De gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen is een belangrijke kernwaarde van de Nederlandse samenleving. Segregatie op basis van geslacht is onwenselijk. Het verslag van 8 mei 2014, waarin de door u aangehaalde passage staat, heeft betrekking op een overleg in een eerdere fase van de gedachtevorming betreffende gezamenlijke huisvesting van de school voor speciaal onderwijs, het islamitisch centrum en het medisch kinderdagverblijf op het PWA-kazerneterrein. In het gesprek van 8 mei 2014 werd geconstateerd dat er geen basis was voor gezamenlijke huisvesting. Latere gesprekken, eind 2014, hebben wel geleid tot samenwerking tussen deze drie partijen.
Zoals eerder geantwoord is volgens de informatie van de gemeente Gouda in het schetsplan van 30 januari jl. van de drie initiatiefnemers een fysieke erfscheiding voorzien bij de hoofdentrees (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 1902). Deze is niet gericht op de scheiding van mannen en vrouwen. De fysieke scheiding is in het schetsplan voorzien op verzoek van de school voor speciaal onderwijs en het medisch kinderdagverblijf, die vanwege hun leerlingen behoefte hebben aan een rustige en overzichtelijke eigen entree.
Deelt u de mening dat medewerking van een overheid aan segregatie van mannen en vrouwen in strijd is met de scheiding van religie en staat en de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen? Vindt u dat hier in Gouda sprake van is?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat er drie ultraorthodoxe sjeiks uit België in Utrecht komen spreken |
|
Sadet Karabulut , Ronald van Raak |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Hoe reageert u op het bericht dat er drie ultraorthodoxe sjeiks uit België in Utrecht komen spreken?1
Het Kabinet is zich er van bewust dat dit onderwerp tot veel vragen leidt en dat dergelijke evenementen tot onrust kunnen leiden (zoals bijvoorbeeld het geval is geweest rondom een evenement in Rijswijk in maart jl.). Vrijheid van meningsuiting is de essentie van democratie. In een rechtsstaat worden dergelijke vrijheden voor iedereen beschermd. Het organiseren van een evenement zoals in Utrecht is niet verboden en in dit het geval ook niet vergunningplichtig. Echter, de vrijheid van meningsuiting is niet onbeperkt. In de brief aan uw Kamer van 3 maart jl. (Kamerstuk 29 754, nr. 303) is reeds aangegeven dat verspreiding van onverdraagzame, anti-integratieve en/of antidemocratische boodschappen onwenselijk is, en welke maatregelen vanuit de rijksoverheid daar bij passen binnen de geldende wet- en regelgeving (zoals bijvoorbeeld het weigeren van visa van predikers uit visumplichtige landen die oproepen tot haat en geweld, of een eventuele strafrechtelijke aanpak door het Openbaar Ministerie wanneer sprekers personen beledigen, opruien, aanzetten tot geweld of aanzetten tot haat tegen bevolkingsgroepen).
Is het waar dat één van deze predikers, Abo Chayma, in België veroordeeld is tot een driejarige voorwaardelijke celstraf vanwege betrokkenheid bij duivelsuitdrijving met dodelijke afloop? Kunt u uw antwoord toelichten?
De in het artikel genoemde sjeik Abo Chayma was één van de vijf aangekondigde sprekers, maar hij is niet aanwezig geweest. Betrokkene was niet visumplichtig. Er kan derhalve niet nagegaan worden of de genoemde spreker (voorwaardelijk) is veroordeeld in België. De visumaanvraag vormt een grondslag om dit na te gaan; dat is hier dus niet aan de orde. Ook is er op grond van de Schengen Uitvoerings Overeenkomst (SUO) geen grondslag om deze informatie op te vragen. Het opvragen van deze informatie kan alleen voor zover dat in het belang is ter bestrijding van toekomstige strafbare feiten, ter voorkoming van strafbare feiten en/of ter afwending van gevaar voor de openbare orde en veiligheid (artikel 46 en 129 SUO).
Kunt u per prediker aangeven welke nationaliteit zij hebben? Hebben zij een visum nodig om Nederland binnen te komen? Zo ja, op welke gronden is dit visum verstrekt cq niet geweigerd?
De stichting had voor deze bijeenkomst vijf sprekers aangekondigd, waarvan één persoon visumplichtig was. Intrekken van het visum is niet aan de orde geweest.
Wat vindt u ervan dat de stichting alFitrah, die zich zegt in te zetten voor het «bestrijden en voorkomen van extremisme» en waarvan jongeren «de belangrijkste doelgroep» zijn, een prediker uitnodigt met een dergelijke radicale achtergrond? Kunt u uw antwoord toelichten?2
In een reactie op de mediaberichtgeving geeft het bestuur van de stichting alFitrah aan dat de conferentie een vredelievend karakter heeft en dat de stichting staat voor de bestrijding en het voorkomen van radicalisering van moslimjongeren. In Nederland heeft iedereen het recht om een bijeenkomst te organiseren binnen de kaders van de bestaande wet- en regelgeving. Als tijdens een bijeenkomst wordt overgegaan tot strafbare feiten, zoals het beledigen van personen, opruien tot geweld of haatzaaien tegen bevolkingsgroepen, dan kan strafrechtelijk worden opgetreden. Als blijkt dat er daadwerkelijk tijdens een evenement sprake is geweest van het aanzetten tot haat zoals vastgelegd in artikel 137d Wetboek van Strafrecht, dan kan het Openbaar Ministerie beoordelen of alleen degene die aanzette tot haat moet worden vervolgd, of ook degene die hem eventueel bij de strafbare uitingen heeft geholpen. De conferentie in Utrecht is nauwlettend gevolgd. De gemeente en politie hebben met de organisatie, de stichting alFitrah, de gang van zaken tijdens de conferentie besproken.
Denkt u dat een stichting die zegt «op te roepen tot de zuivere Islam» en dergelijke predikers uitnodigt op enigerlei wijze bijdraagt aan het bestrijden en voorkomen van extremisme? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Is het waar dat de stichting aLFitrah door de Universiteit van Utrecht, de Vrije Universiteit van Amsterdam, de Hogeschool van Utrecht, de Hogeschool van Amsterdam, het ROC Midden Nederland, de Haagse Hogeschool, het ROC Asa en IN Holland is erkend als leerbedrijf zoals de stichting claimt? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Neen, deze organisatie wordt niet door de genoemde onderwijsinstellingen erkend als leerbedrijf, maar voor de mbo-studenten door het betreffende kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven. De erkenningsprocedure in het mbo verloopt via de kenniscentra, die op basis van door de gezamenlijke kenniscentra opgestelde criteria toetsen of een bedrijf voldoet aan de voorwaarden voor een veilige leeromgeving. Bij de laatste formele herbeoordeling in 2012 was er geen concrete aanleiding of signaal vanuit scholen of studenten met betrekking tot dit leerbedrijf om de erkenning in te trekken. In het hoger onderwijs kennen we geen erkende leerbedrijven, deze systematiek komt alleen binnen het mbo voor.
Wat vindt u ervan dat één van de doelstellingen van Stichting alFitrah is «het verrichten van wetenschappelijk onderzoek ten behoeve van de da3wah en de moslims»? Zijn er vanuit genoemde onderwijsinstellingen studenten die bij alFitrah stage lopen of hebben gelopen? Is dat wat u betreft acceptabel?
Het doen van wetenschappelijk onderzoek is niet slechts voorbehouden aan bepaalde instituten, groepen of individuen. Het staat de stichting aldus vrij om het doen van wetenschappelijk onderzoek als doelstelling te formuleren. In Nederland kennen we geen limitatieve opsomming voor de doeleinden van wetenschappelijk onderzoek die een onafhankelijke stichting, vanuit eigen budget, wil financieren.
Voor het hoger onderwijs wordt geen landelijke lijst bij gehouden van studenten die ergens stage lopen of hebben gelopen. Het is aan opleidingen zelf om te oordelen over de geschiktheid van een bepaalde stageplaats, bezien in het kader van de opleiding die de student volgt. In het mbo heeft de bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap laatste bekende stagiair begin februari de stage bij alFitrah afgerond. Voor zover bekend is er nu geen mbo-student op stage bij alFitrah. In 2013 hebben dertien mbo-studenten stage gelopen bij deze stichting. Gelet op de nu bekende feiten wordt extra kritisch gekeken naar de (sociale) veiligheid van de leeromgeving. Zie ook het antwoord op vraag 9.
Wat vindt u ervan dat deze stichting stagiaires in ruil voor het lopen van stage «een eeuwige investering voor het hiernamaals» belooft «door bij te dragen aan de da3wah»?4
Een stichting is vrij om stages aan te bieden zonder geldelijke vergoeding. Zoals aangegeven in antwoord op vraag 7 wordt gezien de nu bekende feiten extra kritisch gekeken naar de (sociale) veiligheid van de leeromgeving.
Wat vindt u ervan dat deze stichting een erkenning heeft als leerbedrijf? Bent u van plan deze erkenning te ontnemen? Zo nee, waarom niet?
Betrokken scholen en het kenniscentrum zijn ervaringen met de stichting alFitrah als leerbedrijf aan het beoordelen. Voorlopig worden er geen studenten naar toe gestuurd. Het kenniscentrum gaat op korte termijn het leerbedrijf opnieuw bezoeken om te beoordelen of het een goede en veilige leeromgeving kan bieden voor studenten. Op basis van deze beoordeling wordt besloten de erkenning al dan niet in te trekken. Uiteraard zal naar aanleiding van de nu bekende feiten extra kritisch gekeken worden naar de (sociale) veiligheid van de leeromgeving.
Heeft de stichting alFitrah op enig moment structureel of op projectbasis subsidie ontvangen van overheidsinstellingen? Zo ja, waarvoor was deze subsidie bedoelt en welk werk heeft deze stichting met dat geld verricht? Behoort deze stichting, gezien het bovenstaande, wat u betreft subsidie ontvangen?
Neen, de stichting heeft voor zover bekend noch van het Ministerie van OCW noch van de gemeente Utrecht op structurele basis of projectbasis subsidie ontvangen.
Heeft de stichting alFitrah een ANBI (Algemeen Nut Beogende Instellingen) status? Zo ja, ziet u in het voorgaande reden om deze in te trekken?
Neen, de stichting alFitrah heeft geen ANBI-status (alle stichtingen die een ANBI-status hebben, zijn vermeld in een openbaar register dat te raadplegen is via de website van de Belastingdienst).
Het bericht “Teveel oude kijkers? Programma weg” |
|
Henk Krol (50PLUS) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Teveel oude kijkers? Programma weg»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het bericht dat NPO programma's, die veel oudere kijkers trekken, wil aanpassen of laten verdwijnen?
Zie het antwoord op vraag 3.
Bent u het eens met de stelling dat de oudere kijkers, net als elke andere groep, deel uitmaken van de doelgroep van de publieke omroep en derhalve evenredig bediend moet worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
De publieke omroep is er inderdaad voor alle Nederlanders. Van jong tot oud. De taak van de publieke omroep is om een publieke programmering voor alle lagen van de bevolking te maken. Om mooie, diverse programma’s met publieke waarde te maken die een breed publiek aanspreken óf juist gericht zijn op specifiekere of kleinere doelgroepen.
Scherpe keuzes zijn daarbij nodig om zich te blijven onderscheiden van nationale en internationale aanbieders. Zo kan ik mij voorstellen dat de NPO de programmering aanpast als beoogde doelstellingen niet worden behaald. Een voorbeeld hiervan is een programma dat een groot aantal doelgroepen beoogd te bereiken, maar slechts één doelgroep bereikt.
Bent u bereid om in overleg te treden met de NPO om deze plannen van tafel te halen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Naar aanleiding van het aangehaalde artikel in het NRC Handelsblad zie ik geen noodzaak om nu met de NPO in overleg te treden. De taak van de publieke omroep is en blijft het bereiken van breed publiek van alle leeftijden.
Europese informatie-uitwisseling over visaverlening aan haatpredikers |
|
Bas van 't Wout (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Europa maakt weren haatpredikers lastig?1
Ja.
Deelt u de mening dat informatie over radicale haatpredikers ten behoeve van de beoordeling van een visumaanvraag moet worden uitgewisseld tussen Schengenlanden, om zo te voorkomen dat haatpredikers via andere lidstaten Nederland binnenkomen?
Het Schengen Acquis biedt reeds een instrument waarmee kan worden voorkomen dat een ongewenste vreemdeling naar Nederland danwel een ander Schengenlidstaat afreist. Hiertoe kan de IND namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, een vreemdeling laten signaleren wanneer deze een gevaar vormt voor de openbare orde of de nationale veiligheid. Omdat de signalering tot doel heeft bepaalde vreemdelingen uit Nederland te weren, wordt deze opgenomen in het Schengen Informatie Systeem (SIS) voor toegangsweigering. Dit betekent dat de vreemdeling gedurende de signalering geen toegang kan verkrijgen tot de landen binnen het Schengengebied en aan de grens zal worden geweigerd, ook als hij of zij (nog) een geldig visum heeft. In het uitzonderlijke geval dat een andere Schengenlidstaat besluit het visum ondanks de SIS-signalering te verlenen, bijvoorbeeld om redenen van nationaal belang of humanitaire aard, wordt dat visum territoriaal beperkt tot die ene Schengenlidstaat en mag het niet worden gebruikt om naar de signalerende Schengenlidstaat te reizen. In het geval van de afgifte van een territoriaal beperkt visum, wordt de signalerende Schengenlidstaat op de hoogte gesteld.
Wordt er tussen de Schengenlidstaten informatie uitgewisseld indien een visum geweigerd wordt aan een haatprediker?
Indien een prediker wordt aangemerkt als een bedreiging voor de openbare orde / maatschappelijke rust en het visum op die grond wordt geweigerd, voorziet het Schengen Acquis in de mogelijkheid informatie uit te wisselen met andere Schengenlanden. Dit geschiedt door middel van vastlegging van de beslissing in het Visum Informatie Systeem van de EU, met het oog op toekomstige visumaanvragen. Zonodig wordt over de afwijzing ook op lokaal niveau informatie uitgewisseld in het kader van de lokale Schengensamenwerking.
Bent u bereid in overleg te treden met uw Europese collega’s om gezamenlijk haatpredikers de toegang te weigeren?
Daartoe zie ik geen aanleiding. Naast de mogelijkheid visa te weigeren als sprake is van een bedreiging van de openbare orde, nationale veiligheid en/of internationale betrekkingen, hebben alle aan het Schengen Acquis verbonden landen op basis van dit verdrag de mogelijkheid om personen als ongewenste vreemdeling te signaleren in SIS en zijn zij gehouden gevolg te geven aan SIS-signaleringen door andere Schengenlanden.
De plannen van de NPO |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Te veel oude kijkers? Tv-programma weg»?1
Ik heb kennis genomen van het bericht.
Hoe beoordeelt u het voornemen van de NPO dat programma’s «die niet lopen», sneller «van het scherm» moeten en dat succesvolle programma’s «meer ruimte krijgen»?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Hoe beoordeelt u deze nieuwe aanpak in het licht van uw eerdere uitspraken dat het bij de publieke omroep «niet alleen draait om kijkcijfers» en dat de publieke omroep «ook de ruimte moet krijgen mooie programma’s te maken waar misschien iets minder mensen naar kijken»?2
De publieke omroep heeft als taak om herkenbaar aanbod te maken voor zowel een groot publiek als voor kleinere doelgroepen. Daarnaast vind ik het belangrijk dat de publieke omroep vernieuwend en innovatief is. De publieke omroep moet snel en flexibel kunnen reageren op kansen voor aansprekende, publieke programma’s en diensten.
Het competitieve (internationale) medialandschap vraagt daarbij dat de publieke omroep scherpe programmatische keuzes maakt. Het resultaat van deze keuzes moet altijd een onderscheidende en publieke programmering voor alle lagen van de bevolking zijn. Dat kan betekenen dat programma’s die hun beoogde doel niet bereiken verdwijnen om ruimte te bieden aan nieuwe programma’s die een kans krijgen.
Bij het maken van die afweging draait het om veel meer dan kijkcijfers alleen. Succesvolle programma’s die hun doel bereiken kunnen óók prachtige programma’s zijn met publieke waarden en iets minder kijkers. Ik zie liever dat type programma’s op de publieke omroep dan grote kijkcijferknallers zonder enige publieke waarden. Ook zie ik in de programmamix vernieuwende, innovatieve en gedurfde publieke programma’s waarvan het succes bij de kijker nog ongewis is of eerst moet groeien. Ik verwacht tegelijkertijd ook van de publieke omroep dat ze vervolgens proberen om met die nieuwe programma’s het publiek optimaal te bereiken.
Daarom vind ik ook de waardering van het publiek belangrijk. Dat is ook de reden dat ik de NPO heb gevraagd om in hun Concessiebeleidsplan 2016–2020 (hierna: CBP) naast kijkcijfers ook te kijken naar kwalitatieve verantwoording richting publiek en parlement.
Hoe beoordeelt u de uitspraken van de directie van de NPO dat «amusement geen discussie is», en dat dit gewoon kan blijven, omdat het «slechts een vorm is»? Bent u bereid het gesprek hierover aan te gaan met de NPO aangezien dit haaks staat op uw beleidsvoornemen tot het aanscherpen van de taakopdracht en een meer onderscheidende publieke omroep?3
Ik schreef onder andere in mijn brief van 6 maart 2015 aan de NPO dat ik de publieke mediaopdracht van de publieke omroep aanscherp om tot een herkenbare publieke omroep te komen.4 In deze aangescherpte opdracht dient het aanbod altijd gerelateerd zijn aan de publieke functies informatie, cultuur en educatie. De programma’s van de publieke omroepen moeten dus informeren, bijdragen aan educatie en/of raken aan de culturele identiteit van de Nederlandse samenleving. Programma’s met amusement als doel op zich zijn geen kerntaak voor de publieke omroep.
In het wetgevingsoverleg met uw Kamer stelde ik ook dat er geen taboe rust op het maken van amuserende programma’s.5 De NPO is vrij om amusement in te zetten als middel om de publieke functies informatie, cultuur of educatie te realiseren. Of om deze doelen onder de aandacht van het grote publiek te brengen. Zolang het aanbod maar aan publieke waarden voldoet en van hoge kwaliteit is.
In vervolg hierop heb ik in mijn brief van 6 maart 2015 de NPO gevraagd in zijn CBP een toetsingskader op te nemen voor de programmatische keuzes die worden gemaakt en daarover vanaf 2016 in de jaarlijkse Terugblik te rapporteren. Ik wacht nu eerst het CBP af.
Hoe beoordeelt u het voornemen van de NPO dat er minder opinie- en debatprogramma’s kunnen worden gemaakt, omdat er daar al «vijf of zes» van zijn? Bent u bereid ook hierover het gesprek aan te gaan met de NPO aangezien dit haaks staat op uw beleidsvoornemen tot het aanscherpen van de taakopdracht en een meer onderscheidende publieke omroep?
De publieke omroep gaat zelf over de programmering; hij is daar onafhankelijk in. In mijn toekomstvisie schrijf ik wel dat de publieke omroep onderscheidend moet zijn met zijn publieke media-aanbod. De NPO heeft een belangrijke rol in de realisatie hiervan. De NPO is immers in staat om de programmering zo in te vullen dat de verschillende publieksgroepen optimaal bereikt worden en platforms effectief ingezet worden om alle programma’s adequaat bij het publiek te brengen.
Dat betekent wel dat de publieke omroep scherpe keuzes moet maken als het gaat om de programmering. En dat kan betekenen dat programma’s die hun beoogde doel niet bereiken of geen aanvulling zijn op de programmering worden aangepast of geheel verdwijnen. Dat zijn moeilijke keuzes, zeker voor de betrokken producenten. Het zijn echter noodzakelijke keuzes die de publieke omroep in staat stellen meer ruimte bieden nieuwe talenten en innovatieve en gedurfde programma’s een podium te bieden.
Deelt u de opvatting dat deze nieuwe aanpak van de NPO zal leiden tot kijkcijferprogrammering en verdere commercialisering van de publieke omroep, hetgeen haaks staat op uw voornemen tot het aanscherpen van de taakopdracht en een meer onderscheidende publieke omroep?
Nee, zie mijn antwoord op vraag 3.
Is deze nieuwe aanpak van de NPO waarbij de nadruk ligt op kijkcijfers een gevolg van het doel de eigen inkomsten van de publieke omroep te vergroten? Met andere woorden, wordt de inhoud van de programmering op deze manier niet ondergeschikt gemaakt aan het commerciële belang?
De publieke waarde van het programma moet voorop staan. Ik zie liever een prachtig publiek programma met iets minder kijkers dat aan die publieke waarde voldoet, dan een programma zonder enige publieke waarde maar met enorme kijkcijfers. Tegelijkertijd vind ik dat de publieke omroep wel moet proberen om zo veel mogelijk mensen te bereiken met de publieke programmering die zij bieden.
Ik vind het zorgen voor een onderscheidend aanbod en het vergroten van de eigen inkomsten geen tegenstrijdige opdrachten. In het plan van aanpak om de eigen inkomsten te verhogen, stellen de NPO en de Ster bijvoorbeeld het wettelijk maximaal aantal toegestane reclameminuten per uur beter benut kan worden door langere blokken televisie- en radioreclame uit te zenden.6 Dergelijke maatregelen staan los van keuzes over de inhoud van de programmering.
Kunt u toelichten hoe deze nieuwe aanpak van de NPO zich verhoudt tot uw beleidsvoornemen de pluriformiteit en creatieve competitie, die leidend zouden moeten zijn in de programmatische keuzes van de publieke omroep, te vergroten?
Zoals ik mijn antwoorden op vragen 3 en 7 al schreef, deel ik de opvatting niet dat deze nieuwe aanpak van de NPO zal leiden tot «kijkcijferprogrammering en verdere commercialisering van de publieke omroep».
Op dit moment zijn kwaliteit en creatieve competitie nog onvoldoende leidend in de programmatische keuzes van de omroep als geheel. Zo is de programmering nog te veel een compromis, waarbij individuele belangen van omroeporganisaties een optimale publieke programmering in de weg staan. Ook blijft veel creativiteit buiten het publieke bestel onbenut doordat externe partijen alleen toegang hebben via de omroeporganisaties. Om die reden stelde ik in mijn toekomstvisie voor het mediabestel te openen voor andere partijen dan de huidige omroeporganisaties.
Zoals ik al schreef in mijn antwoord op vraag vijf moet de publieke omroep scherpe keuzes blijven maken als het gaat om de programmering.
Het bericht ‘Utrecht vreest komst Belgische martelsjeik |
|
Gert-Jan Segers (CU), Peter Oskam (CDA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Utrecht vreest komst Belgische martelsjeik»?1
Ja.
Deelt u de bezorgdheid in Utrecht?
Het kabinet is zich er van bewust dat dit onderwerp tot veel vragen leidt en dat dergelijke evenementen tot onrust kunnen leiden (zoals bijvoorbeeld het geval is geweest rondom een evenement in Rijswijk in maart). In de lokale driehoek maken de burgemeester, politie en het Openbaar Ministerie de afweging of er sprake is van mogelijke maatschappelijke onrust en/of (potentiële) openbare orde verstoringen, en vervolgens of er op basis daarvan aanvullende maatregelen genomen moeten worden. De lokale driehoek in Utrecht heeft op basis van politieonderzoek en na overleg met de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) de conclusie getrokken dat er geen strafrechtelijke of bestuurlijke grond was om op te treden. Niet tegen de stichting alFitrah en ook niet tegen de aangekondigde sprekers.
Is de openbare orde in deze casus in het geding?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn de personen uit het artikel visumplichtig? Zo ja, hebben zij een visum gekregen?
Alleen de in het bericht genoemde Mohammed Bounis is visumplichtig; aan hem is een visum verstrekt.
Hoe staat het met het voornemen om een zwarte lijst aan te leggen van haatpredikers? Staan de personen uit het artikel op een dergelijke zwarte lijst?
Er is geen zwarte lijst. De betrokken ketenpartners vullen zoals aangegeven in de brief van het kabinet van 3 maart jl. (vergaderjaar 2014–2015, 29 754, nr. 303) de behandel(risico) profielen aan met extra criteria en er is een alerteringslijst opgesteld door de NCTV van sprekers en/of referenten die extra aandacht vragen in de beoordeling bij een visumaanvraag. Deze lijst wordt regelmatig aangevuld en geactualiseerd. Over de samenstelling van deze lijst kan ik geen uitspraken doen. Verder voorziet het Schengen Acquis in een instrument waarmee kan worden voorkomen dat een ongewenste vreemdeling naar Nederland danwel een ander Schengenlidstaat afreist (te weten een registratie in het Schengen Informatie Systeem (SIS), op basis waarvan kan worden overgegaan tot toegangsweigering). Ten aanzien van niet-visumplichtige predikers die oproepen tot haat en geweld is in de brief van 3 maart gesteld, dat indien zij rechtmatig in het Schengengebied verblijven, zij beoordeeld kunnen worden op de boodschap die zij tijdens hun verblijf uitdragen. Zij die een onverdraagzame boodschap uitdragen kunnen via de strafrechtelijke weg worden aangepakt.
Overweegt u een zwarte lijst van haatpredikers uit landen van waaruit mensen zonder visum naar Nederland kunnen afreizen?
Zie antwoord vraag 5.
Is er contact geweest met België, Marokko of een ander land naar aanleiding van de komst van deze personen?
In de lokale driehoek is deze kwestie zoals aangegeven in antwoord op vraag 2 en 3 besproken. Over de details van het politieonderzoek en op welke wijze er contact met partnerorganisaties in het buitenland contact is geweest, kan ik geen uitspraken doen.
Kan een strafrechtelijke veroordeling in een Europees land vanwege een delict verwant aan haat zaaien reden zijn om iemand de toegang tot Nederland te weigeren?
Indien Nederland bekend is met gepleegde strafbare feiten in het buitenland, is het soms mogelijk om de betreffende vreemdeling ongewenst te laten verklaren. Voor de ongewenstverklaring om die reden dient sprake te zijn van de oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of taakstraf, waarvan het onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelte ten minste een dag bedraagt. Hiervoor zal een strafmaatvergelijking nodig zijn door het Openbaar Ministerie op basis van de in het buitenland opgelegde straf. Het strafbare feit hoeft niet gerelateerd te zijn aan het «haatprediken». Als de vreemdeling ongewenst is verklaard, is zijn aanwezigheid in Nederland een misdrijf. Ter zake daarvan kan hij direct worden gearresteerd en vervolgd (art. 197 Sr.).
Welke mogelijkheden heeft u of hebben gemeenten in algemene zin om niet-visumplichtige niet-Nederlandse haatpredikers afkomstig uit Europa en de Verenigde Staten te weren?
Zie antwoord op vraag 5 en 6.
In hoeverre werkt u in algemene zin samen met regeringen van andere Europese landen en de Verenigde Staten om de activiteiten van haatpredikers te monitoren?
Net als bij de bestrijding van terrorisme, wordt ook bij het tegengaan van radicaliseringsprocessen en het voorkomen van maatschappelijke spanningen tussen bevolkingsgroepen waar nodig door diensten in het veiligheidsdomein internationaal samengewerkt. In dit kader wordt nadrukkelijk ook aandacht besteed aan radicale predikers die een jihadistische boodschap verkondigen of anderszins bijdragen aan onverdraagzaamheid.
Welke rol speelt de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) bij het monitoren van haatpredikers uit Europa en de Verenigde Staten? Kunt u de kamer hierover, desnoods vertrouwelijk, informeren?
De AIVD doet onderzoek naar personen en organisaties die door hun activiteiten aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor de democratische rechtsorde, de nationale veiligheid of andere gewichtige belangen van de staat. Als er predikers zijn die dergelijke activiteiten ontplooien, dan is dit een reden om deze personen in onderzoek te nemen. Over individuele gevallen kan ik geen mededelingen doen.
Kunt u deze vragen met spoed beantwoorden?
U ontvangt wanneer alle informatie bekend is zo spoedig mogelijk antwoord op alle gestelde vragen.
De gevolgen van de bezuinigingen op culturele instellingen |
|
Jacques Monasch (PvdA) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Problemen orkest raken hele cultuursector»?1
Ja.
Getuigt het onmiddellijk schrappen van reeds geplande concerten voor u ook van een nijpende financiële situatie bij HET Symfonieorkest? Zo nee, waarom niet?
De continuïteit van de instelling is volgens HET Symfonieorkest niet in gevaar.
Er is sprake van een daling van het eigen vermogen en een, in relatie tot de totale baten, beperkt exploitatietekort. Ik ga hierbij vooral af op het oordeel van het orkest zelf. Overigens volg ik de financiële ontwikkelingen van de culturele instellingen in de basisinfrastructuur zelf ook via de jaarcijfers en quick-scans (zie antwoord op vraag2.
Deelt u de mening dat juist HET Symfonieorkest de afgelopen jaren een grote ondernemingszin heeft getoond en alles in het werk heeft gesteld om financieel gezond te opereren?
Ik schaar me volledig achter het oordeel van de Raad voor Cultuur. De Raad sprak waardering uit voor het ondernemerschap dat het orkest «al enkele jaren toont en is benieuwd of de doelstelling om het orkest minder afhankelijk te maken van overheidsbijdragen in de komende periode inderdaad een stap dichterbij komt».3 Het percentage van eigen inkomsten van HET Symfonieorkest bedroeg in 2013 85,8%.4 Ook in 2014 lijkt de instelling ruim aan de eigen inkomstennorm van 21,5% te voldoen.
Krijgt u van meer culturele instellingen signalen dat het verwerven van eigen inkomsten via sponsoring, samenwerking met scholen en kaartverkopen zeer lastig blijft door de voortdurende crisis en beperkte middelen bij derden? Hoeveel instellingen teren in op hun reserves in de hoop op betere economische tijden?
Er is in de nu lopende periode bezuinigd op culturele instellingen. Dat heeft voor veel instellingen gevolgen gehad. Ook ondervonden zij hinder van de economische crisis. Culturele instellingen hebben op verschillende manieren gereageerd: door minder kosten te maken (door bijvoorbeeld uitvoeringen te schrappen of anderszins de ambities bij te stellen), door meer publiek te trekken of door reserves in te zetten. Dit voorjaar laat ik, nog voor de uitgangspuntenbrief cultuur verschijnt, twee quick-scans uitvoeren. Het gaat om een quick-scan naar de financiële positie van de 84 instellingen in de basisinfrastructuur, waarbij onder meer de ontwikkeling van de vermogenspositie van deze instellingen wordt geanalyseerd, en om een quick-scan naar instellingen die geen overheidssubsidie meer ontvangen. De Kamer ontvangt de uitkomsten begin juni als bijlage bij de uitgangspuntenbrief.
Hoe groot is het risico dat door het financieel moeilijke klimaat meer instellingen in de problemen komen?
Op dit moment heb ik geen aanwijzingen dat de continuïteit van culturele instellingen die het rijk financiert, in gevaar is.
Erkent u dat de positieve cijfers over de gevolgen van de bezuinigingen geflatteerd kunnen zijn, doordat instellingen interen op hun reserves en in dezelfde krappe vijver voor privaat geld vissen? Zo ja, hoe verwacht u dat de financiële positie van culturele instellingen zich ontwikkelt? Zo nee, waarom niet?
Zie vraag 4.
Wat doet u om succesvolle en vernieuwende instellingen die in de knel komen te ondersteunen?
Het is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de culturele instellingen om hun activiteiten aan te passen aan de omstandigheden en de financiering. Dit kan dus ook betekenen dat een orkest of theatergezelschap kiest voor minder producties. Ik voer geregeld overleg met culturele instellingen en brancheorganisaties, om de vinger aan de pols te houden. In die gesprekken gaat het ook over de verhouding tussen de plannen van instellingen en de beschikbare middelen.
Op welke wijze wilt u bij de nieuwe subsidietoekenning ruimte maken voor de ambities van succesvolle en ondernemende culturele instellingen, die op dit moment in de knel komen?
Op 8 april jl. heeft de Raad voor Cultuur zijn advies Agenda Cultuur. 2017 en verder uitgebracht. De WRR heeft op 5 maart zijn verkenning Cultuur herwaarderen gepresenteerd. De komende maand voer ik overleg met andere overheden en de branche. Deze publicaties en bijeenkomsten vormen de bouwstenen voor mijn uitgangspuntenbrief cultuur, met daarin de uitgangspunten voor de cultuursubsidies van het rijk in de periode 2017–2020. Uw Kamer ontvangt deze brief begin juni.
De komst van radicale sjeiks naar Utrecht |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Is het waar dat in Utrecht een week lang enkele radicale predikers de kans krijgen om hun boodschap te verkondigen?1
Het bericht waar u naar verwijst, refereert aan een conferentie van 9 tot en met 12 april in Utrecht, georganiseerd door de stichting Al Fitrah.
Is het waar dat één van hen is veroordeeld vanwege «onmenselijke en vernederende behandeling en marteling» en een ander betrokken is geweest bij of genoemd is in het onderzoek naar de Hofstadgroep? Vindt u het gewenst dat dergelijke personen dit podium krijgen met hun radicale boodschap?
In algemene zin is het kabinet duidelijk over de onwenselijkheid dat er in Nederland radicale boodschappen worden verspreid: vrijheid van meningsuiting is de essentie van democratie, maar deze vrijheid van meningsuiting is niet onbeperkt. In de brief aan uw Kamer van 3 maart jl. (vergaderjaar 2014–2015, 29 754, nr. 303) is reeds aangegeven dat verspreiding van onverdraagzame, anti-integratieve en/of antidemocratische boodschappen zeer onwenselijk is, en welke maatregelen vanuit de rijksoverheid daar bij passen binnen de geldende wet- en regelgeving (zoals bijvoorbeeld het weigeren van visa van predikers – uit visumplichtige landen – die oproepen tot haat en geweld, of een eventuele strafrechtelijke aanpak door het Openbaar Ministerie wanneer sprekers personen beledigen, opruien, aanzetten tot geweld of aanzetten tot haat tegen bevolkingsgroepen).
De lokale driehoek in Utrecht heeft op basis van politieonderzoek en na overleg met de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) de conclusie getrokken dat er geen strafrechtelijke of bestuurlijke grond was om op te treden. Niet tegen de stichting en ook niet tegen de aangekondigde sprekers. De in het artikel genoemde sjeik Abo Chayma was één van de vijf aangekondigde sprekers, maar is niet aanwezig geweest. Eén van de andere genoemde sprekers is inderdaad genoemd in het onderzoek naar de Hofstadgroep, maar zoals vermeld was er ten aanzien van deze conferentie geen grond om op te treden tegen de aangekondigde sprekers.
Meent u dat van hen een positieve bijdrage verwacht kan worden in het tegengaan van radicalisering van jongeren?
In eerste instantie zijn dit niet de predikers waarvan een positieve bijdrage wordt verwacht in het tegengaan van radicalisering van jongeren. Om die reden is de conferentie nauwlettend gevolgd, zie antwoord 7.
Is door Nederland aan hen een visum verstrekt?
Alleen de in het bericht genoemde Mohammed Bounis is visumplichtig; aan hem is een visum verstrekt.
Zijn er verder vergunningen nodig? Zo ja, waarom zijn die verleend?
De gemeente Utrecht heeft laten weten dat dit evenement niet vergunningplichtig is, mede doordat de conferentie plaatsvond op een locatie in eigen beheer.
Welke mogelijkheden zijn er voor intrekking van die vergunning? Bent u bereid daar gebruik van te maken dan wel de burgemeester van Utrecht te vragen van die mogelijkheid gebruik te maken?
Zie antwoord vraag 5.
Op welke manier houden de politie en het Openbaar Ministerie oog op wat er tijdens de bijeenkomsten gezegd wordt en in hoeverre radicalisering het gevolg kan zijn?
Wanneer er sprake is van strafbare feiten en/of verstoringen van de openbare orde, treedt de politie op. De conferentie is nauwlettend gevolgd. De gemeente en politie hebben met de organisatie, de stichting alFitrah, de gang van zaken tijdens de conferentie besproken.
Vindt u het wenselijk dat haatpredikers binnen het Schengengebied vrij kunnen reizen? Bent u bereid in Europees verband te bepleiten dat voor deze doeleinden beperkingen van het vrije verkeer mogelijk worden?
In de genoemde brief van het kabinet van 3 maart jl., is aangegeven dat sprekers die in Nederland onverdraagzame, anti-integratieve en/of antidemocratische boodschappen willen uitdragen en daarmee de openbare orde of nationale veiligheid bedreigen, niet welkom zijn. Zoals aangegeven in antwoord op vragen van uw Kamer van 16 februari 2015 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 1631) kan Nederland, in het geval het een visumplichtige prediker betreft, het afgevende land verzoeken een visum in te trekken. Hierbij zullen die landen vragen aan welke van de voorwaarden voor afgifte van het visum niet, of niet meer, wordt voldaan. Dit kan bijvoorbeeld zijn als de betreffende persoon een gevaar vormt voor de openbare orde of de nationale veiligheid van Nederland danwel van een andere Schengenlidstaat. Gezien deze mogelijkheid, die het Schengen Acquis dus nu al biedt, is er geen aanleiding om in Europees verband een aanpassing van het Schengen Acquis te bepleiten. Ten aanzien van niet-visumplichtige predikers die oproepen tot haat en geweld is in de brief van 3 maart gesteld, dat indien zij rechtmatig in het Schengengebied verblijven, zij beoordeeld kunnen worden op de boodschap die zij tijdens hun verblijf uitdragen. Zij die een onverdraagzame boodschap uitdragen kunnen via de strafrechtelijke weg worden aangepakt.
Het bericht ‘Utrecht vreest komst Belgische martelsjeik’ |
|
Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Utrecht vreest komst Belgische martelsjeik»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het absurd is om een visum te verstrekken aan islamitische voormannen, die hebben bewezen terroristische bedoelingen te hebben of zelfs voorwaardelijk gestraft zijn voor martelpraktijken?
De in het artikel genoemde sjeik Abo Chayma was één van de vijf aangekondigde sprekers, maar hij is niet aanwezig geweest. Deze persoon verblijft langdurig rechtmatig in België en er is derhalve geen sprake geweest van het verstrekken van een visum door Nederland. Van de aangekondigde sprekers was er slechts één visumplichtig en op basis van de afwegingen zoals gemaakt door de rijksoverheid en in de lokale driehoek was er geen reden om het visum van deze persoon in te trekken.
Bent u bereid de stichting Al Fitrah te ontbinden en hun moskee te sluiten, nu zij heeft bewezen terreurpredikers uit te nodigen?
Nee, er is op dit moment geen aanleiding om te overwegen de stichting te ontbinden of de moskee te sluiten. Vrijheid van meningsuiting is de essentie van democratie. In een rechtsstaat worden dergelijke vrijheden voor iedereen beschermd. Het organiseren van een evenement zoals in Utrecht, is niet verboden en in dit het geval ook niet vergunningplichtig. Echter, de vrijheid van meningsuiting is niet onbeperkt. Als tijdens een bijeenkomst strafbare feiten worden gepleegd, zoals het beledigen van personen, opruien, aanzetten tot geweld of haat tegen bevolkingsgroepen dan kan strafrechtelijk worden opgetreden. Als blijkt dat er daadwerkelijk tijdens een evenement sprake is geweest van het aanzetten tot haat zoals vastgelegd in artikel 137d Wetboek van Strafrecht, dan kan het Openbaar Ministerie beoordelen of degene die aanzette tot haat moet worden vervolgd, danwel ook degene die hem bij de strafbare uitingen heeft geholpen (zoals de organisator of de verstrekker van de locatie).
Bent u bereid alsnog de visa van de in het bericht genoemde terreurimams in te trekken en een zwarte lijst aan te leggen van (veroordeelde) haatpredikers die Nederland nooit in mogen komen? Zo neen, waarom niet?
Er is geen zwarte lijst. De betrokken ketenpartners vullen zoals aangegeven in de brief van het kabinet van 3 maart jl. (Vergaderjaar 2014–2015, 29 754, nr. 303) de behandel(risico) profielen aan met extra criteria en er is een alerteringslijst opgesteld door de NCTV van sprekers en/of referenten die extra aandacht vragen in de beoordeling bij een visumaanvraag.
Het Schengen Acquis voorziet in een instrument waarmee kan worden voorkomen dat een ongewenste vreemdeling naar Nederland danwel een ander Schengenlidstaat afreist. Hiertoe kan de overheid een vreemdeling laten signaleren wanneer deze een gevaar vormt voor de openbare orde of de nationale veiligheid. Omdat de signalering tot doel heeft bepaalde vreemdelingen uit Nederland te weren, wordt deze opgenomen in het Schengen Informatie Systeem (SIS) voor toegangsweigering. Dit betekent dat de vreemdeling gedurende de signalering geen toegang kan verkrijgen tot de landen binnen het Schengengebied en aan de grens zal worden geweigerd, ook als hij of zij (nog) een geldig visum heeft.
De komst van verschillende geweldsimams naar Utrecht |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Utrecht vreest komst Belgische martelsjeik»?1
Ja.
Kunt u aangeven waarom er geen actie is ondernomen tegen de komst van verschillende islamitische geweldspredikers naar Utrecht?
Het kabinet is zich er van bewust dat dit onderwerp tot veel vragen leidt en dat dergelijke evenementen tot onrust kunnen leiden (zoals bijvoorbeeld het geval is geweest rondom een evenement in Rijswijk in maart). De burgemeester kan voorafgaand aan een bijeenkomst voorschriften en beperkingen stellen wanneer er sprake is van mogelijke maatschappelijke onrust en/of openbare orde verstoringen. In de lokale driehoek maken de burgemeester, politie en het Openbaar Ministerie de afweging of er sprake is van mogelijke lokale maatschappelijke onrust en/of (potentiële) lokale openbare orde verstoringen, en vervolgens of er op basis daarvan aanvullende maatregelen genomen moeten worden. De lokale driehoek in Utrecht heeft op basis van politieonderzoek en na overleg met de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) de conclusie getrokken dat er geen strafrechtelijke of bestuurlijke grond was om op te treden tegen de stichting alFitrah en de aangekondigde sprekers. De in het artikel genoemde sjeik Abo Chayma was één van de vijf aangekondigde sprekers maar hij is niet aanwezig geweest. Eén van de andere genoemde sprekers is inderdaad genoemd in het onderzoek naar de Hofstadgroep, maar zoals vermeld was er ten aanzien van deze conferentie geen grond om op te treden tegen de aangekondigde sprekers.
Begrijpt u de ontstane onrust door de komst van onder meer sjeik Abo Chayma, die in België is veroordeeld voor marteling tijdens een duivelsuitdrijving?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre ziet u de komst van een prediker, die in verband gebracht wordt met de Hofstadgroep en het ronselen voor de jihad in Syrië en Afghanistan, als gevaar voor de openbare orde?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft stichting alFitrah een anbi-status? Zo ja, bent u bereid dit fiscale voordeel te beëindigen?
Neen, de stichting alFitrah heeft geen ANBI-status (alle stichtingen die een ANBI-status hebben, zijn vermeld in een openbaar register dat te raadplegen is via de website van de Belastingdienst).
Welke maatregelen bent u voornemens te treffen tegen organisaties die geweldspredikers (blijven) uitnodigen?
Vrijheid van meningsuiting is de essentie van democratie. In een rechtsstaat worden dergelijke vrijheden voor iedereen beschermd. Het organiseren van een evenement zoals in Utrecht, is niet verboden en in dit het geval ook niet vergunningplichtig. Echter, de vrijheid van meningsuiting is niet onbeperkt. Als tijdens een bijeenkomst strafbare feiten worden gepleegd, zoals het beledigen van personen, opruien, aanzetten tot geweld of haat tegen bevolkingsgroepen, dan kan strafrechtelijk worden opgetreden. Als blijkt dat er daadwerkelijk tijdens een evenement sprake is geweest van het aanzetten tot haat zoals vastgelegd in artikel 137d Wetboek van Strafrecht, dan kan het Openbaar Ministerie beoordelen of degene die aanzette tot haat moet worden vervolgd, danwel ook degene die hem bij de strafbare uitingen heeft geholpen (zoals de organisator of de verstrekker van de locatie).
Op welke wijze zult u de aanhoudende komst van islamitische geweldspredikers naar ons land tegengaan?
In de brief van het kabinet van 3 maart jl. (vergaderjaar 2014–2015, 29 754, nr. 303) is reeds aangegeven dat uit het buitenland afkomstige visumplichtige sprekers die in Nederland onverdraagzame, anti-integratieve en/of antidemocratische boodschappen willen uitdragen en daarmee de openbare orde of nationale veiligheid bedreigen, niet welkom zijn. Over de nadere invulling van maatregel 20f uit het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme (het weigeren van visa van predikers – uit visumplichtige landen – die oproepen tot haat en geweld) is uw Kamer recent nog geïnformeerd via de Tweede Voortgangsrapportage van het Actieprogramma.
Ten aanzien van niet-visumplichtige predikers die oproepen tot haat en geweld is in de brief van 3 maart gesteld, dat indien zij rechtmatig in het Schengengebied verblijven, zij beoordeeld kunnen worden op de boodschap die zij tijdens hun verblijf uitdragen. Zij die een onverdraagzame boodschap uitdragen, zullen daarmee worden geconfronteerd, eventueel via strafrechtelijke weg, zoals aangegeven in antwoord op vraag 6.
Het onder druk zetten van de cliëntenraad voor het programma ‘Anita wordt opgenomen’ |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het gegeven dat het tv-programma «Anita wordt opgenomen», waarbij de presentatrice eind vorig jaar in een ggz-instelling verbleef, alleen tot stand kon komen door stevige druk op de cliëntenraad uit te oefenen?1
Als de bestuurder daadwerkelijk druk heeft uitgeoefend op de cliëntenraad om het adviestraject te beëindigen ondanks de positieve uitspraak van de Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden (LCvV), dan vind ik dat uiterst betreurenswaardig. De cliëntenraad moet eigenstandig een afweging kunnen maken, zeker wanneer het gaat om fundamentele zaken als de privacybescherming van kwetsbare cliënten.
Klopt de bewering dat de cliëntenraad door de directie van GGz-Centraal onder druk is gezet om alsnog medewerking te verlenen aan de opnames van het tv-programma, ondanks bezwaren van personeel en patiënten? Kunt u uw antwoord toelichten?
De betreffende instelling heeft in een reactie op haar website aangegeven dat er rondom het adviestraject met de cliëntenraad is gesproken over mogelijke financiële consequenties. Het is niet aan mij om te beoordelen of de zorgaanbieder daarbij druk heeft uitgeoefend op de cliëntenraad om het adviestraject te beëindigen en of er daarbij gesproken is over (hoge) schadeclaims. Het is ook niet aan mij om dat nader te onderzoeken. Op verzoek van (een van de) partijen kan een dergelijk geschil worden voorgelegd aan de LCvV of de rechter.
Klopt het dat producent Skyhigh-TV dreigde met een hoge schadeclaim, indien er geen medewerking zou worden verleend bij de productie en het uitzenden van het tv-programma? Om wat voor bedrag ging het daarbij?
Zie antwoord vraag 2.
Is het inderdaad zo dat er door de directie gedreigd is dat de claim mogelijk ten koste zou gaan van de directe zorgverlening? Wat is hierop uw reactie? Bent u bereid de directie ter verantwoording te roepen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals hierboven aangegeven, is mij niet bekend of en zo ja, op welke wijze er druk is uitgeoefend door de zorgaanbieder op de cliëntenraad. Het is ook niet aan mij om de bestuurder ter verantwoording te roepen. Dat is aan de raad van toezicht. Zo’n dreiging zou ik overigens verwerpelijk vinden.
Vindt u het wenselijk dat in een ggz-instelling medewerkers en patiënten onder druk gezet worden door directies en tv-producenten om medewerking aan een tv-programma af te dwingen? Zo nee, wat gaat u doen om dit in het vervolg te voorkomen?
Zoals hierboven aangegeven vind ik dat de cliënten en personeelsvertegen-woordiging eigenstandig een afweging moeten kunnen maken, zeker wanneer het gaat om fundamentele zaken als de privacybescherming van kwetsbare cliënten en medewerkers. GGZ Nederland heeft over het cameragebruik binnen GGZ instellingen bovendien branchenormen geformuleerd.
Zoals ik heb aangegeven in de beantwoording op vergelijkbare vragen van de leden Bouwmeester en Tamanal (beiden PvdA), ben ik voornemens de huidige medezeggenschapsregels in de zorg te verbeteren.2 Daarbij streef ik ernaar de medezeggenschapsregels aan te scherpen door onder andere een instemmingsrecht in te voeren voor zaken die direct het cliëntenbelang raken, en door de praktijk en het gebruik van de bestaande geschillenprocedure te verduidelijken en waar nodig te verbeteren.
Doet dit voorval u ook zo denken aan de situatie destijds bij de Spoedeisende Hulp van het VUmc te Amsterdam waar tv-producent Eyeworks ongevraagd mensen filmde?2
Ik kan niet beoordelen in hoeverre deze zaak overeenkomt met de casus van het VuMC. De wettelijke regels zoals ik die in mijn reactie rondom de VuMC casus aangegeven heb, zijn onverminderd van kracht.5
Zoals ook in die reactie is aangegeven, volgt uit de Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst (Wgbo) en de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) dat patiënten alleen mogen worden gefilmd wanneer zij voorafgaand aan de opnames toestemming hebben gegeven. Deze toestemming moet vrijwillig en weloverwogen zijn, en ondubbelzinnig en uitdrukkelijk zijn gegeven op basis van juiste en volledige informatie. Ook moeten patiënten tijd hebben om die informatie te verwerken en de gevolgen van hun toestemming in te schatten. Zoals het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) rondom de VuMC-Eyeworks casus aangaf, kan er bij spoedeisende situaties, waarbij personen een dringende hulpvraag hebben – en dus ook bij crisissituaties in de GGZ – geen sprake zijn van welbewuste toestemming.
Kunt u zich uw reactie nog herinneren op bepaalde moties3? Staat u nog steeds achter uw uitspraak dat patiënten alleen mogen worden gefilmd wanneer zij voorafgaand vrijwillig en weloverwogen toestemming hebben gegeven?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u van mening dat er bij het filmen in een ggz-instelling überhaupt geen sprake kan zijn van een weloverwogen besluit bij het geven van toestemming om te filmen? Zo ja, bent u van mening dat er sprake is van een overtreding? Kunt u uw antwoord toelichten?
Wanneer een zorgaanbieder zich houdt aan de hierboven vermelde wettelijke regels, alsook aan de geldende regels rondom medezeggenschap en eventuele branchenormen op dit vlak, dan zie ik geen bezwaar tegen het maken van tv-opnames, mits aan alle voorwaarden is voldaan.
Uit de uitspraak van de Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden (LCvV) maak ik op dat de medezeggenschapsregels op de locatie Flevoland niet goed zijn gehanteerd. Echter, de cliëntenraad heeft vervolgens besloten het adviestraject niet verder te vervolgen en heeft ook geen beroep tegen de uitzendingen ingediend bij de rechter.
Bent u van plan de Raad van Bestuur en/of de Raad van Toezicht van deze ggz-instelling tot de orde te roepen? Zo nee, hoe denkt u dan dat dergelijke ongewenste situaties in de toekomst voorkomen kunnen worden?
Zoals ook aangegeven op de vragen van de leden van de PvdA over deze zaak ben ik van mening dat de zorgaanbieder geen schoonheidsprijs verdient.6 Echter, in de zorg hebben we regels vastgesteld rondom medezeggenschapsgeschillen. Die zijn door beide partijen gevolgd. Ik heb daarin geen rol. Het aanspreken van de raad van bestuur is de taak van de raad van toezicht. Wanneer de kwaliteit of veiligheid van zorg – ten gevolge van deze zaak – in het geding komt, dan zal de IGZ optreden.
Bent u bereid, evenals in de situatie destijds met Eyeworks in het VUmc, alles in het werk te stellen om het oneigenlijk verkregen beeldmateriaal te laten vernietigen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De uitzendingen van «Anita wordt opgenomen» zijn op televisie te zien geweest. De zorginstelling heeft in een reactie aangegeven dat alle betrokkenen voor het filmen om toestemming zijn gevraagd en voor de uitzending hebben kunnen aangeven welke beelden over hen persoonlijk mochten worden uitgezonden. Ik ga ervan uit dat beeldmateriaal waar cliënten geen toestemming voor hebben gegeven om uit te zenden, door de tv-producent is dan wel wordt vernietigd.
Bent u bereid de Inspectie voor de Gezondheidszorg onderzoek te laten doen naar deze casus? Zo neen, waarom niet?
De IGZ heeft in oktober 2014 een anoniem signaal ontvangen over de aankondiging van de tv-opnames voor het programma «Anita wordt opgenomen». De IGZ heeft hierop contact opgenomen met de Raad van Bestuur van de instelling, om te verifiëren of in de besluitvorming rondom deelname aan het programma de privacy en de patiëntenrechten voldoende bewaakt werden. De toen bij IGZ bekende informatie gaf geen aanleiding voor nader onderzoek of ingrijpen in de handelwijze van de instelling.
De IGZ neemt op basis van recente berichtgeving in de pers rondom het tv-programma het nieuwe signaal in behandeling en doet zo nodig nader onderzoek.
De inspectie heeft overigens niet de taak om toe te zien op of te bemiddelen bij individuele geschillen rondom de medezeggenschap tussen een zorgaanbieder en diens cliëntenraad. De Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz) bevat daarvoor een geschillenprocedure bij de Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden en een weg naar de kantonrechter.
Hoge servicekosten voor toegangskaarten |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA), Jasper van Dijk |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de uitzending «Tijd voor Meldpunt!» van 27 maart 2015?1
Ja.
Wat is uw oordeel over deze uitzending waarin één van de gasten zich beklaagt over de hoge servicekosten die gerekend worden bovenop de prijs voor een toegangskaartje?
Ik vind het belangrijk dat culturele evenementen voor een groot publiek toegankelijk zijn. Tegelijkertijd is het aan de marktpartijen om de hoogte van de prijs en van eventuele bijkomende kosten te bepalen. Wanneer consumenten van mening zijn dat de uiteindelijke prijs te hoog is, kunnen ze besluiten de toegangskaart niet te kopen.
Heeft u kennisgenomen van de berekening in de uitzending, waaruit blijkt dat maar liefst 56.000 euro per week voor «onderhoud van de website» wordt opgestreken? Vindt u dit nog redelijk?
Ik heb kennis genomen van de uitzending waarin een berekening wordt gegeven van de in de vraag genoemde € 56.000. Deze berekening is gebaseerd op aantallen die door een consument worden genoemd. Ik heb geen zicht op de juistheid van deze aantallen. Daarnaast is het niet aan mij om te bepalen of sprake is van redelijke kosten en voor welke onderdelen handelaren kosten in rekening brengen.
Deelt u de mening dat het absurd is om servicekosten te rekenen voor het zelf uitprinten van je eigen toegangskaartje? Wat onderneemt u tegen dit soort praktijken?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat een toegangskaartje geen gewoon product is, omdat het meestal om unieke evenementen gaat en aanbieders dus een «aanmerkelijke marktmacht» hebben?
Bij zeer populaire evenementen kan het voorkomen dat de vraag naar toegangskaarten het aanbod daarvan overstijgt en kunnen verkopers beschikken over een bepaalde mate van marktmacht. Op grond van het verbod op misbruik van een economische machtspositie in de Mededingingswet ziet de ACM erop toe dat ondernemingen met een economische machtspositie daarvan geen misbruik maken, bijvoorbeeld door concurrenten uit te sluiten of consumenten uit te buiten. Het is aan de ACM om te beoordelen of de Mededingingswet is overtreden. Partijen kunnen desgewenst een klacht indienen bij de ACM.
Zoals in het antwoord op vraag 6 is aangegeven, bestaan thans voldoende regels die de transparantie borgen. Het bepalen van de hoogte van de servicekosten is aan marktpartijen. Indien een consument vindt dat de prijs van een toegangskaart te hoog is en/of de bijkomende kosten niet acceptabel zijn, kan hij afzien van de overeenkomst.
Deelt u de mening dat de opbouw van de servicekosten overzichtelijk in beeld moet worden gebracht voor de klant? Zo ja, bent u bereid om u in te zetten voor een zogenaamd «all-in ticket»?
Ja, deze mening deel ik. Goede informatie is belangrijk voor de consument om tot een weloverwogen koopbeslissing te kunnen komen. De huidige wetgeving voorziet hierin. Op grond van de recent in werking getreden Implementatiewet richtlijn consumentenrechten (afdeling 2b titel 5 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek) dient een handelaar aan de consument informatie te verstrekken over onder andere de totale prijs en over eventuele bijkomende kosten. Deze informatie moet voor het sluiten van de overeenkomst worden verstrekt (artikel 6:230l BW). Zolang deze informatie niet is verstrekt, is de consument niet aan de overeenkomst gebonden. Daarnaast is het aanbieders van producten en diensten op grond van regels over oneerlijke handelspraktijken verboden om onduidelijke, onvolledige of misleidende informatie te geven over onder de prijs. Deze bepalingen zorgen in voldoende mate ervoor dat een consument op transparante wijze wordt geïnformeerd over de prijs(opbouw). Het invoeren van nadere regels vind ik derhalve niet nodig.
De Autoriteit Consument en Markt (ACM) ziet toe op de naleving van deze regels. Wanneer deze regels worden overtreden, kan zij onder meer boetes (tot € 450.000 per overtreding) en dwangsommen opleggen.
Deelt u de mening dat de servicekosten per transactie moeten worden gerekend, in plaats van per kaartje?
Het is aan de markt om te bepalen op welke wijze eventuele bijkomende kosten zoals servicekosten in rekening worden gebracht. Zoals in de uitzending is aangegeven, brengen sommige handelaren servicekosten per transactie in rekening en andere handelaren per verkochte toegangskaart.
Deelt u de mening dat hoge servicekosten voorkomen worden door instelling van een maximum, bijvoorbeeld van vijf procent? Zo ja, bent u bereid hiermee aan de slag te gaan?
Ik vind het onwenselijk om servicekosten te maximaliseren. Zoals in het antwoord op vraag 6 is aangegeven, vind ik het belangrijk dat consumenten voor het sluiten van een overeenkomst op de hoogte worden gesteld van de prijs en alle eventuele bijkomende kosten. Wanneer een consument de kosten te hoog vindt, kan hij van de koop afzien.
Bent u bereid u in te spannen voor meer transparantie en lagere kosten voor de servicekosten? Zo nee, waarom laat u bezoekers aan hun lot over, aangezien de aanbieders een aanmerkelijke marktmacht hebben?
Zie antwoord vraag 5.
Roemeense voetbalfraude |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Ed Groot (PvdA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Kent u het bericht: «Nederland speelt cruciale rol bij Roemeense voetbalfraude»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de bevindingen van dit onderzoek waaruit blijkt dat Nederlandse postbusfirma’s transferfraude hebben gefaciliteerd?
Ik deel de mening dat (transfer)fraude in de sport aangepakt dient te worden. De bestrijding van illegaal gokken, witwassen en fraude in de sport maakt deel uit van de aanpak matchfixing en de aanpak van de daaraan gerelateerde risico’s. In deze aanpak werken diverse private en publieke partijen samen om de sport zuiver te houden. Hiertoe is een platform ingericht dat periodiek bijeenkomt en waar signalen van fraude kunnen worden gemeld. Dat kunnen ook signalen zijn over transferfraude. Daarnaast is er ook een strategisch beraad matchfixing, waar de betrokken organisaties beleidsmatig de ontwikkelingen met betrekking tot matchfixing in Nederland en Europa volgen en -waar nodig- beleid en regelgeving kunnen aanpassen.
Een ander project dat hier genoemd kan worden, is het project Niet-Melders dat tot doel heeft dat instellingen, zoals bv trustkantoren, accountants en belastingadviseurs, beter cliëntonderzoek doen en vaker melding doen van ongebruikelijke transacties. Ook ongebruikelijke transacties die gerelateerd zijn aan sport kunnen hiermee in beeld komen. Het niet naleven van de regels werkt ondermijnend, concurrentievervalsend en kan witwassen faciliteren. Dit betreft een gezamenlijk project van de FIOD, de Landelijke Recherche, de Financial Intelligence Unit Nederland (FIU-NL), het Bureau Financieel Toezicht (BFT), de Belastingdienst Holland Midden/Belastingdienst, Bureau Toezicht Wwft (BTW), de Nederlandsche Bank en het Openbaar Ministerie (OM).
Mocht er in het kader van bovengeschetste projecten aanleiding ontstaan voor het opstarten van een strafrechtelijk onderzoek, zal het OM hiertoe overgaan. Overigens blijft gelden dat het OM geen uitspraken doet over waar het wel of geen onderzoek naar doet.
Deelt u de mening dat schimmige constructies en expliciete transferfraude voetballers, clubs en hun supporters duperen en daarom keihard aangepakt dienen te worden? Op welke wijze worden deze schimmige constructies en transferfraude momenteel bestreden?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om, in het licht van de strafrechtelijke veroordelingen in Roemenië en de genoemde aanwijzingen van Nederlandse betrokkenheid bij deze en andere lopende zaken omtrent transferfraude, nader onderzoek te gelasten naar de wijze waarop wijdvertakte netwerken van trustkantoren, zaakwaarnemers en voetbalbestuurders gebruik maken van gunstige fiscale regelingen in Nederland teneinde deze fraude te bestrijden? Zo ja, op welke termijn kan een dergelijk onderzoek uitgevoerd worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze wordt de handel in spelers door middel van dergelijke schijnconstructies bestreden en hoe past dit in de bestaande aanpak van de internationaal georganiseerde criminaliteit in de sport? Bent u bereid internationaal georganiseerde criminaliteit in de sport het werken onmogelijk te maken door in te zetten op de aanpak van dit soort constructies? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre zijn dit soort transacties, waarbij kunstmatig de winst wordt verhoogd door een schimmig samenspel van meerdere transacties, onderworpen aan belastingheffing in Nederland? In hoeverre is de Belastingdienst alert op dit soort opmerkelijke transacties? Welke lessen zijn er geleerd uit de «Klimop» vastgoedfraudezaak?
De toepassing van de Nederlandse wet- en regelgeving vindt plaatst op basis van de feiten en omstandigheden van de transactie(s). Voor een effectief toezicht en handhaving bij een samenspel van meerdere transacties moet duidelijk zijn hoe het totaal van de transacties loopt om te kunnen bepalen hoe de belastingheffing verloopt. Om die duidelijkheid te krijgen is in grensoverschrijdende situaties essentieel dat informatie wordt gedeeld met belastingdiensten in het buitenland. De Nederlandse Belastingdienst ontvangt en beantwoordt dan ook met regelmaat verzoeken uit het buitenland over rechten en geldstromen betreffende de voetbalsector die via Nederlandse rechtspersonen lopen.
De Belastingdienst heeft specifieke aandacht voor de sportsector, inclusief voetbalfraude. Dit blijkt onder andere uit het bestaan van een speciaal team dat verantwoordelijk is voor het fiscale toezicht op de betaalde sport en uit het feit dat de Belastingdienst tegemoet komt aan (internationale) informatieverzoeken op dit gebied.
De Klimop vastgoedfraudezaak heeft geleerd dat vastgoedtransacties continue aandacht verdienen. De Belastingdienst heeft sinds de Klimop zaak in het vastgoed de aandacht voor de gehele keten aan transacties, voor integriteit, voor facilitator(s) en de aandacht voor de medeplegers geïntensiveerd.
Welke handvaten bieden de huidige fiscale wetgeving en het Nederlandse verdragennetwerk ter voorkoming van dit soort praktijken? Deelt u de mening dat het ongewenst is dat Nederland aantrekkelijk is als tussenschakel in dit soort abjecte structuren? Hoe beziet u in dit licht de motie-Groot waarin een bronbelasting op geldstromen naar belastingparadijzen wordt voorgesteld?2 Deelt u de mening dat een bronbelasting Nederland onaantrekkelijk zou maken als doorstromer richting belastingparadijzen?
De meeste recente belastingverdragen kennen bepalingen om misbruik van die verdragen tegen te gaan. Dat misbruik ziet dan op fiscale aspecten. Fiscale wetgeving en belastingverdragen zijn niet gericht op het bestrijden van dit soort praktijken.
Een bronbelasting op betalingen vanuit Nederland maakt dergelijke betalingen uiteraard minder aantrekkelijk. De nadelen van een dergelijke bronbelasting voor internationale investeringen zijn echter aanzienlijk. Daarom kent het Nederlandse fiscale systeem dergelijke bronheffingen niet.