Het bericht ‘Schaatscoach Jillert Anema ondernam poging tot matchfixing op Winterspelen Sotsji’ |
|
Sharon Dijksma (PvdA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Schaatscoach Jillert Anema ondernam poging tot matchfixing op Winterspelen Sotsji»?1
Ja.
Wat vindt u van het feit dat een Nederlandse schaatscoach een poging tot matchfixing heeft ondernomen?
Ik vind matchfixing te allen tijde een kwalijke zaak. Matchfixing zorgt ervoor dat een sportwedstrijd niet meer eerlijk verloopt, doordat de uitslag of een ander aspect van de wedstrijd gemanipuleerd wordt. Een deel van de aantrekkingskracht van sport is de spanning en onzekerheid, die gepaard gaat met een eerlijke strijd. Door een fenomeen als matchfixing verliest sport deze aantrekkingskracht.
Heeft NOC*NSF u op de hoogte gebracht van de poging tot matchfixing in 2014? Zo ja, wanneer
Ten tijde van het voorval is dit niet gebeurd. Gedurende mijn bezoek aan de Olympische winterspelen in Korea heeft NOC*NSF mij over de toedracht geïnformeerd.
Wat vindt u ervan dat pas na vier jaar dit voorval in de openbaarheid is gekomen?
Als er fouten worden gemaakt dan kunnen we daarvan leren. Dat kan echter alleen wanneer men er transparant over is. Als dit vier jaar geleden was gebeurd, dan had de sportwereld daar van kunnen leren. Het IOC heeft laten weten dat het NOC*NSF destijds goed gehandeld heeft. Ik vind het belangrijk dat we hier in de toekomst transparant over kunnen zijn. Ik zal dit blijven meenemen in de gesprekken die ik regelmatig met NOC*NSF voer over integriteit in de sport.
Bent u van mening dat NOC*NSF de verantwoordelijkheid heeft om dit soort praktijken zelf naar buiten te brengen? Zo nee, waarom niet?
Zoals in het antwoord op vraag 4 aangegeven ben ik een voorstander van transparantie. In deze specifieke casus heeft NOC*NSF ervoor gekozen om dit voorval niet naar buiten te brengen. Deze handelwijze was in lijn met de IOC-regels die destijds golden. Op basis van die regels was het naar buiten brengen van een poging tot niet-gokgerelateerde matchfixing geen noodzaak.
Deelt u de mening dat de strijd tegen matchfixing alleen kan worden gewonnen als sportbonden en NOC*NSF transparant zijn over pogingen tot en vermoedens van matchfixing? Zo nee, waarom niet?
Matchfixing kan alleen bestreden worden door nauwe samenwerking tussen de sectoren sport, kansspel en opsporing en vervolging, waarbij alle signalen met elkaar gedeeld worden.
De verschillende sectoren werken momenteel goed samen en weten elkaar te vinden. Het NOC*NSF, de KNVB en de KNLTB nemen namens de sportsector deel aan het Nationaal Platform Matchfixing, waarbinnen informatie over matchfixing geanonimiseerd gedeeld kan worden met de andere partijen. Het NOC*NSF en de sportbonden hebben tevens de mogelijkheid om concrete signalen (niet-geanonimiseerd) te delen in het signalenoverleg. Tenslotte zal er ook een intelligence punt sport ingericht worden, om de signalen uit de sport centraal te verzamelen.
Bent u bekend met het bericht «Dopingautoriteit wil opheldering van NOC*NSF over bloedtesten»?2
Ja. Ik verwijs u hierbij graag naar mijn antwoorden op eerdere Kamervragen.3
Bent u bereid in gesprek te gaan met de wijze waarop NOC*NSF omgaat met zaken als matchfixing en dopingcontroles? Zo nee, waarom niet?
Ik ben doorlopend in gesprek met NOC*NSF over integriteit in de sport, waaronder matchfixing en doping. De Dopingautoriteit en NOC*NSF zijn ook regelmatig met elkaar in overleg om te spreken over dopingcontroles. Voor wat betreft matchfixing verwijs ik u ook graag naar mijn antwoord op vraag 6.
Nepnieuwsbestrijders van de EU die Nederlands nieuws beoordelen maar geen Nederlands spreken |
|
Ronald van Raak , Renske Leijten |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Hoe moeten de nepnieuwsbestrijders van de EU Nederlands nieuws beoordelen als ze helemaal geen Nederlands spreken?1
Het kabinet wil heimelijke beïnvloeding van de publieke opinie door statelijke actoren tegengaan2. De onafhankelijkheid van journalistiek moet in die aanpak te allen tijde worden gerespecteerd. Eén van de instrumenten op Europees niveau om heimelijke beïnvloeding tegen te gaan is de East Stratcom Taskforce.
De Taskforce is in 2015 op verzoek van de Europese Raad opgericht om: 1) bij te dragen aan kennis over de EU en het beleid van de EU in landen van het Oostelijk Partnerschap (Oekraïne, Wit-Rusland, Moldavië, Georgië, Azerbeidzjan en Armenië), 2) ondersteuning van initiatieven om de vrijheid van media in deze landen te bevorderen en onafhankelijke mediaorganisaties te ondersteunen en 3) de verspreiding van vooral pro-Kremlin desinformatie te identificeren en te corrigeren. Hiervoor heeft de Taskforce sinds 2018 jaarlijks een budget van 1,1 miljoen euro beschikbaar.
De website Euvsdisinfo is onderdeel van deze Taskforce die valt onder de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO). Het klopt dat er geen Nederlandssprekende staf werkzaam is bij de East Stratcom Taskforce.
Hoe is het mogelijk dat deze organisatie maar liefst 1 mln. euro subsidie krijgt en toch maar drie betaalde krachten heeft? Waar gaat de rest van al dat geld naartoe?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom vertelt deze organisatie dat 400 vrijwilligers het nieuws beoordelen, terwijl dit in de praktijk maar zo’n tien mensen zijn?
De originele pool van vrijwilligers, die het nieuws beoordelen, bestond uit ongeveer 400 personen. Inmiddels zijn nog maar 10 vrijwilligers actief voor de website Euvsdisinfo.
Vindt u de overweging «een reden hebben om ‘s morgens je bed uit te komen» een voldoende bekwaamheid en motivatie om dit soort werk te gaan doen?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u verklaren waarom deze Europese nepnieuwsbestrijders zich lenen voor propaganda van «Promote Oekraïne»?
EUvsdisinfo heeft naar aanleiding van de publicatie van de drie Nederlandse artikelen op de website een rectificatie geplaatst en daarbij aangegeven dat dit onterecht was en dat er naar de interne procedures gekeken zal worden. Het kabinet onderstreept dat onafhankelijke media niet moet worden gecontroleerd of veroordeeld.
Wanneer wordt De Gelderlander van de lijst gehaald? Hebben GeenStijl en TPO al excuses aangeboden gekregen?
Zie antwoord vraag 5.
Blijft u nog steeds achter de werkwijze van EUvsDisinfo staan? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Nee, het kabinet zal daarom de motie van de leden Kwint en Yesilgöz-Zegerius (Kamerstuk 21 501–34, nr. 290) uitvoeren.
Vindt u nepnieuws bestrijden een taak van de Europese Commissie? Zo ja, waarom?
Zie ook antwoord op vraag 1 en 2. De Europese Commissie draagt geen verantwoordelijkheid voor de Taskforce of de website. De Taskforce en de website zijn onderdeel van de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO). Het kabinet is van mening dat in Europees verband samengewerkt moet worden om heimelijke beïnvloeding tegen statelijke actoren tegen te gaan. Daarbij moet de werkwijze zo worden vormgegeven dat onafhankelijke media niet worden gecontroleerd of veroordeeld. De onafhankelijkheid van journalistiek moet te allen tijde worden gerespecteerd. De Europese Commissie verkent momenteel de omvang van desinformatie in de EU en heeft daartoe ook een high level group (HLG) fake newsopgericht dat op 12 maart jl haar advies aan de Europese Commissie heeft aangeboden. De Europese Commissie komt later dit voorjaar met een mededeling over het onderwerp.
Zult u uw afkeuring uitspreken richting de Europese Commissie over deze manier van werken en te kennen geven dat Nederland niet zit te wachten op deze «nepnieuwsbeoordelingen»? Kunt u uw antwoord toelichten?
Meteen na aanname van de motie heeft Nederland dit vraagstuk aangekaart bij de Secretaris-generaal van de EDEO. In heldere bewoording is de motie van de Kamer toegelicht en is aangedrongen op een radicale koerswijziging. Nederland gaat hier niet alleen over, daar moeten we wel oog voor houden, en is hierover ook in gesprek met andere landen binnen de EU en zal hierover verder politiek contact zoeken.
Het bericht ‘Het Noorden laat veel subsidie voor Rijksmonumenten liggen’ |
|
Antoinette Laan-Geselschap (VVD) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Kent u het bericht «Het Noorden laat veel subsidie voor Rijksmonumenten liggen»?1
Ja.
Kunt u verklaren waarom bij herstel of renovatie van rijksmonumenten in de Randstad, het Nationaal Restauratiefonds vaker wordt aangemerkt dan in de bij het fonds aangesloten periferie? Zo ja, wat is hiervoor de verklaring?
Ja.
Het Nationaal Restauratiefonds verstrekt al decennia laagrentende leningen voor de restauratie van woonhuismonumenten. Sinds 2012 worden laagrentende leningen verstrekt voor niet-woonhuismonumenten.
Sinds 2002 is voor de categorie woonhuizen en boerderijen zonder agrarische functie de subsidie geheel vervangen door een lening. Kern van de verandering is de notie dat er voldoende financiële draagkracht is bij deze groep eigenaren om rente en aflossing van een laagrentende lening te betalen. Bij deze groep eigenaren is de lening een effectief instrument gebleken. De verdeling over het land, dat wil zeggen het aantal leningen versus het aantal rijksmonumentale woonhuizen, is proportioneel.
In 2012 is het lenen uitgebreid naar niet-woonhuismonumenten. Bij het toekomstbestendig maken van niet-woonhuismonumenten, bijvoorbeeld door herbestemming, zijn er wél regionale verschillen. Buiten de meer stedelijke zones is het moeilijker om een economische drager te vinden. Er is minder economische dynamiek en daardoor zijn er minder potentiële gebruikers voor de vaak leegstaande monumenten. Dit vormt een belangrijke verklaring voor het feit dat de lening in sommige regio’s minder wordt aangevraagd. Het artikel handelt over deze leenfaciliteit.
Kunt u een overzicht verschaffen waarin inzichtelijk wordt gemaakt hoeveel rijksmonumenten in de Randstad en hoeveel in de periferie in verhouding gebruik hebben gemaakt van het Nationaal Restauratiefonds? Wat is hierbij de gemiddelde uitkering van het fonds per rijksmonument?
Deelt u de mening dat het belang van meer bekendheid van het Nationaal Restauratiefonds van belang is voor de instandhouding van rijksmonumenten in de periferie? Zo ja, wat gaat u doen om eigenaren van rijksmonumenten te wijzen op het bestaan van het fonds?
Ja.
Het Restauratiefonds denkt graag met initiatiefnemers mee en komt bij voorkeur in een zo vroeg mogelijk stadium in gesprek om de (financiële) mogelijkheden te verkennen. Het Ministerie van OCW zal het Restauratiefonds verzoeken om deze boodschap nog meer onder de aandacht te brengen, wanneer grootschalige restauraties en herbestemmingen moeizaam van de grond komen.
De uitzending over homo-ontmoetingsplaatsen van ‘Undercover in Nederland’ |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de uitzending op SBS6 van «Undercover in Nederland» over homo-ontmoetingsplaatsen?1
Ja.
Wat is uw reactie op de benoemde misdrijven bij homo-ontmoetingsplaatsen?
Ik keur alle misdrijven, ongeacht hun locatie en seksuele gerichtheid af.
In de praktijk blijkt in dergelijke gevallen vaak sprake van een samenloop van gedragingen die op andere gronden strafbaar zijn. Ook zijn de plekken die gebruikt worden als ontmoetingsplaatsen niet altijd als zodanig aangewezen. Om deze redenen zijn er geen cijfers bekend.
In mijn brief van 22 februari jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn voornemens met betrekking tot het slachtofferbeleid. Om de slachtoffers te ondersteunen, onder meer bij de afweging om al dan geen aangifte of melding te doen, zal Slachtofferhulp Nederland (SHN) haar online dienstverlening uitbreiden (chat, mail, webcare op sociale media).2
Is het waar dat er over deze misstanden geen cijfers bekend zijn? Zo ja, vindt u niet dat dergelijke cijfers er wel zouden moeten zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reactie op de situatie dat mannen of vrouwen geen aangifte durven doen vanwege schaamte en de vrees van bekendheid bij hun naasten hierover? Ziet u mogelijkheden om deze problematiek aan te pakken?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe kijkt u aan tegen de mogelijkheden om dit preventief aan te pakken, zoals betere straatverlichting op de ontmoetingsplaatsen en vaker patrouilleren door de wijkagent of surveillanceauto’s? Ziet u nog andere preventieve maatregelen?
Ten aanzien van homo-ontmoetingsplaatsen is geen landelijk uniform beleid. Het lokale gezag is verantwoordelijk voor de veiligheid binnen de eigen gemeente en de beperking van overlast op ontmoetingsplaatsen. Lokaal maatwerk is hier aangewezen omdat de omstandigheden per gemeente kunnen verschillen. Het landelijk kennisinstituut en adviesbureau voor het sociaal domein – Movisie – heeft om gemeenten en politie te ondersteunen een praktische handleiding »Homo-ontmoetingsplaatsen in de publieke ruimte» opgesteld.
Hoe beoordeelt u het feit dat uit de uitzending blijkt dat jongeren met een gemiddelde leeftijd van 18 à 19 jaar niet bekend zijn met hetgeen zich afspeelt op deze homo-ontmoetingsplaatsen en de kwetsbaarheid van de mensen die daar aanwezig zijn? Welke kansen ziet u om dit gedrag bij deze jongeren te voorkomen?
Zie antwoord vraag 5.
Is het waar dat met het huidige beleid op homo-ontmoetingsplaatsen in sommige gemeentes homo's worden weggejaagd in plaats van dat er op hun veiligheid wordt gelet? Welke mogelijkheden ziet u om dit aan te pakken?
Zie antwoord vraag 5.
Is het waar dat er geen of geen eenduidig beleid tussen gemeentes is? Zo ja, zou dat er niet moeten zijn?
Zie antwoord vraag 5.
De veiligheid van vrouwen op het internet |
|
Attje Kuiken (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Frans rapport: vrouwen zijn nog steeds niet vrij en veilig op internet»1 en het rapport «En finir avec l’impunité des violences faites aux femmes en ligne: une urgence pour les victimes»?2
Ja.
Heeft u een indicatie van het aantal klachten dat vanwege seksisme en bedreigingen van vrouwen bij de desbetreffende sociale media in Nederland jaarlijks wordt ingediend? Zo ja, hoe vaak gebeurt dit? Zo nee, waarom niet en deelt u dan de mening dat het goed zou zijn dit te laten onderzoeken en hoe gaat u hier voor zorgen?
Ik beschik niet over dergelijke cijfers. In de politie informatiesystemen wordt niet specifiek geregistreerd op internetbedreiging van vrouwen, maar nieuwe vormen van seksuele intimidatie en seksueel grensoverschrijdend gedrag waaraan vrouwen worden blootgesteld, hebben wel degelijk mijn aandacht. In mijn brief van 8 maart jl.3 heb ik aangegeven welke aanpak mij voor ogen staat om onwenselijk (seksueel) gedrag aan te pakken. Waar normstelling en strafrechtelijk optreden een rol kunnen hebben, zal ik die benutten om (seksueel) grensoverschrijdend gedrag aan te pakken.
Zijn de percentages van het aantal door Facebook, Twitter en YouTube na klachten verwijderde berichten in Nederland vergelijkbaar met die in Frankrijk? Zo ja, deelt u dan de mening dat dit schrikbarend lage percentages zijn en wat kunt u doen om de social media er van te doordringen dat dergelijke klachten serieus moeten worden genomen? Zo nee, hoe hoog zijn die percentages dan wel?
In Frankrijk is onderzoek gedaan naar het aantal verwijderde berichten na het indienen van een klacht. De onderzoeksresultaten zijn gepubliceerd door de Franse Adviesraad voor Gelijke Rechten voor Mannen en Vrouwen. Een vergelijkbaar onderzoek in Nederland is mij niet bekend. Een vergelijking met percentages in Frankrijk kan ik dan ook niet maken.
Wel heb ik mij tijdens een werkbezoek aan de stichting Pretty Woman in Utrecht waarbij andere hulporganisaties, gemeenten en de politie aanwezig waren, laten informeren over vergelijkbare fenomenen die de veiligheid en waardigheid van vrouwen bedreigen. Elk slachtoffer van (seksueel) geweld of intimidatie is er een te veel. Kennis en kunde van organisaties als Pretty Woman om slachtoffers voor te lichten en te ondersteunen over fenomenen als online exposing, zouden ook elders in het land benut kunnen worden. Hiervoor ga ik zoals aangegeven in mijn brief van 8 maart jl.4 in gesprek met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media.
Deelt u de mening dat sociale media zelf actief bedreigingen en uitingen van seksueel geweld op hun sites zouden moeten opsporen en verwijderen? Zo ja, in hoeverre doen zij dit ook daadwerkelijk? Zo nee, waarom niet en hoe kunt u ze daartoe aanzetten of dwingen?
Ik zie dat inderdaad als een verantwoordelijkheid van de aanbieders van sociale media. De impact van dit soort berichten op slachtoffers is groot. Zij kunnen zich niet of nauwelijks verweren. Daarom onderstreep ik het belang van het doen van aangifte bij de politie. Verder hebben overheid, bedrijfsleven (ICT-bedrijven) en belangenverenigingen in 2008 samen de gedragscode «Notice and Take Down» (NTD) opgesteld en gelanceerd. De gedragscode, op vrijwillige basis, beschrijft hoe particulieren en bedrijven in de online sector omgaan met meldingen en klachten over onrechtmatige inhoud op internet, zoals kinderporno, plagiaat, discriminatie en aanbod van illegale goederen. Met de gedragscode wordt bevorderd dat binnen de geldende wettelijke kaders deelnemende partijen als ICT bedrijven een melding te onderzoeken en op basis van dat onderzoek het materiaal te verwijderen als het illegaal is (of in strijd met algemene voorwaarden wordt gezien).
Met verschillende (internationale) ICT-bedrijven heb ik op 27 maart jl. gesproken over de aanpak van online seksueel kindermisbruik. De bovengenoemde NTD-procedure kwam daarbij ook aan de orde. Mochten zich in deze context vanuit de publiek-private aanpak van online seksueel kindermisbruik goede voorbeelden voordoen, dan zal ik met partijen gaan bespreken in hoeverre deze voorbeelden zich ook voor andere terreinen lenen.
Geldt het artikel 222–33 uit de Franse Code Pénal waarin – samengevat – seksuele intimidatie strafbaar is gesteld ook voor vormen van online seksuele intimidatie? Deelt u de mening dat een dergelijke bepaling ook in Nederland zou moeten gelden en wilt u dit dan meenemen in de discussie over de aangekondigde herziening van de zedentitel uit het Wetboek van Strafrecht?
Artikel 222–33 van de Franse Code Pénal stelt verschillende vormen van (seksuele) intimidatie strafbaar. Sinds 2014 is online intimidatie specifiek strafbaar gesteld in artikel 222-33-2-2. In het kader van het lopende deskundigenoverleg over de modernisering van de zedenwetgeving wordt onderzocht of er aanleiding is voor een zelfstandige strafbaarstelling van (online) seksuele intimidatie in het Nederlandse Wetboek van Strafrecht. Na afronding van dit overleg zal uw Kamer over de uitkomsten hiervan worden geïnformeerd.
Vooruitlopend op de modernisering van de zedenwetgeving breng ik, zoals aangekondigd in voornoemde brief van 8 maart jl.5, in het voorjaar van 2018 een wetsvoorstel herwaardering strafbaarstelling actuele delictsvormen in procedure, waarin een afzonderlijke strafbaarstelling van misbruik van seksueel beeldmateriaal wordt opgenomen. Hiermee wordt invulling gegeven aan het regeerakkoord waarin staat dat wraakporno een specifieke vorm van online intimidatie is. De strafbaarstelling wordt zo geformuleerd dat nieuwe en toekomstige vormen van aan wraakporno verwante vormen van misbruik van seksueel beeldmateriaal daar ook onder vallen.
Vroege selectie en prestatiedruk bij jonge sporters |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de artikelen «Sporten moet in de eerste plaats leuk zijn»1 en «Deze jeugdopleider kijkt radicaal anders naar voetbaltalent (en dat geeft hoop)»?2
Ja.
Wat is uw mening over de constatering dat meer dan de helft van de kinderen stopt met sport omdat ze er geen plezier meer in hebben? Ziet u een relatie met de druk om te presteren?
Ik vind het belangrijk dat plezier centraal staat in de sport. Zonder plezier blijf je niet sporten en kun je ook niet optimaal presteren. Het is vooral aan de sport zelf om te zorgen voor een positieve uitstraling en om mensen, in alle leeftijdscategorieën, aan zich te binden. Bestuursleden, vrijwilligers maar ook ouders en de sporters zelf kunnen daar een steentje aan bijdragen.
Uit deze artikelen blijkt dat daar nog wel wat aan verbeterd kan worden.
In hoeverre prestatiedruk een negatieve invloed heeft op sportplezier kan ik niet zeggen. Er zijn ook allerlei andere redenen waarom kinderen minder interesse in sport krijgen en kiezen voor andere tijdsbestedingen zoals bijbaantjes en andere sociale activiteiten.
Bent u bereid om bij het te sluiten sportakkoord aandacht te besteden aan de enorme prestatiedruk in de sport? Bent u daarbij bereid om initiatieven van de Koninklijke Nederlandse Hockeybond te stimuleren en uit te breiden naar andere sporten? Zo nee, waarom niet?
Ik ben in gesprek met verschillende partijen over de concrete invulling van het sportakkoord. Het sportakkoord is bedoeld om meer mensen te laten ervaren wat voor moois de sport te bieden heeft en hoe sport kan inspireren. Een veilig pedagogisch sportklimaat waar kinderen zich maximaal ontplooien en plezier aan sport kunnen beleven, hoort daar bij. Omgaan met prestatiedruk is daar, voor mij, ook een onderdeel van. In gesprekken die ik voer in het kader van het sportakkoord zal ik hiervoor aandacht vragen.
De sportverenigingen kunnen samen met de kinderen, ouders en coaches, het beste zoeken hoe plezier en prestaties in hun sport op een goede manier worden verbonden. Daarbij kunnen verschillende bonden en verenigingen veel van elkaar leren. Zo kan het initiatief van de KNHB een voorbeeld zijn voor andere takken
van sport.
Weet u hoeveel jonge kinderen stoppen met sporten vanwege blessures of een sportgerelateerde burn-out? Deelt u de mening dat een te vroege selectie bij jonge sporters de prestatiedruk verhoogt? Zo ja, ziet u hier een rol voor uzelf weggelegd? Zo nee, waarom niet?
Er zijn geen cijfers bekend waarin het directe verband wordt gelegd tussen blessures en/of burn-out aan de ene kant en uitval aan de andere kant.
In het algemeen denk ik dat te vroeg selecteren nooit goed is maar het is moeilijk te bepalen wat het optimale selectiemoment is. Dat verschilt ook nog eens per sport, denk bijvoorbeeld aan turnen waar al op jonge leeftijd veel trainingsuren moeten worden gemaakt. Selectie is hiervan een consequentie. Belangrijk is dat de sport zelf vaststelt of het proces van selectie en opvolging daarvan op een goede manier verloopt en niet tot bijvoorbeeld ongewenste prestatiedruk leidt.
Daarbij moet ook aandacht zijn voor individueel maatwerk: de prestatiedruk die jonge sporters ervaren of aan kunnen varieert. Coaches en ouders of verzorgers kunnen er bovendien ook aan bijdragen dat de verhouding tussen prestatiedruk en plezier zo goed mogelijk op het individuele kind worden afgestemd. Het is aan de sport zelf om deze processen te bewaken en te verbeteren.
Wat vindt u ervan dat jonge kinderen (vooral in het voetbal) al worden gescout en worden gepusht om te presteren? Deelt u de mening dat dit een «race to the bottom» is, waarin steeds jongere kinderen worden gescout? Zo ja, wat gaat u doen om deze jonge kinderen te beschermen? Zo nee, waarom niet?
Plezier in sport, zeker voor jonge kinderen, staat voor mij voorop. Daar wil ik sportorganisaties op blijven aanspreken. Bij de KNVB wordt gewerkt met het programma «Kwaliteit & Performance Jeugdopleidingen». Dit programma is in het leven geroepen om jeugdopleidingen van zowel amateurverenigingen als betaald voetbalorganisaties (BVO’s) te controleren op diverse onderdelen van hun jeugdopleidingen, zo ook het onderdeel werken met kinderen in de leeftijd 8–12 jaar. Hiertoe zijn diverse eisen opgesteld die er voor zorgen dat er op een pedagogische verantwoorde manier met jonge kinderen wordt gewerkt. Voor betaald voetbalorganisaties betreft het hier eisen over ondermeer de samenstelling van de staf, reisafstanden, aantal keren trainen en aantallen spelers. Ieder jaar doet de KNVB onderzoek naar de jeugdopleidingen van de BVO’s en gaat hierover concreet in gesprek.
Het is verder een verantwoordelijkheid van de ouders of de verzorgers van een kind een bewuste keuze te maken bij welke club voor het kind het gaat voetballen.
Is bekend wat de gevolgen zijn voor voetballers die op jonge leeftijd worden gescout en uiteindelijk niet terecht komen in het betaald voetbal? Heeft dit gevolgen voor de psychische gesteldheid van kinderen en de leerresultaten op school? Bieden voetbalclubs voldoende nazorg aan jongeren die afvallen tijdens de selectieprocedure?
Nee, gegevens over wat de gevolgen zijn voor voetballers die op jonge leeftijd worden gescout en uiteindelijk niet terecht komen in het betaald voetbal zijn bij mij noch de KNVB bekend.
Wat betreft de nazorg zijn er geen algemene richtlijnen die gelden voor alle BVO’s. Het is aan de BVO’s zelf hier op een verantwoorde manier mee om te gaan en kan per voetbalclub verschillen. Een belangrijke rol ligt hier ook voor de ouders en of de verzorgers om hun kind hierin goed te begeleiden.
Het bericht ‘Zorgen over Joods cultureel erfgoed buiten grote steden’ |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Zorgen over Joods cultureel erfgoed buiten grote steden»?1
Herkent u het beeld dat het moeilijk is om het Joods cultureel erfgoed buiten de grote steden te bewaren en soms een nieuwe bestemming te vinden?
Ik herken het beeld dat gebouwd erfgoed buiten de grote steden minder makkelijk een nieuwe economische drager vindt dan daarbinnen. Dat geldt zeker voor religieus erfgoed, waaronder Joods religieus erfgoed, met name als de slagkracht bij de eigenaren onvoldoende is om het erfgoed in goede staat te houden. Ik zal daarom ook specifieke aandacht besteden aan het Joods erfgoed in mijn beleidsbrief «Erfgoed Telt», die ik in het voorjaar naar uw Kamer stuur.
Deelt u de mening dat het Joods erfgoed een belangrijke bijdrage kan leveren aan het godsdienstig, cultureel en geschiedkundig bewustzijn van toekomstige generaties?
Ja, dat geldt voor erfgoed in het algemeen en ook voor het Joods erfgoed.
In hoeverre is continuïteit van de bescherming van dit erfgoed volgens u in het geding? Bent u bereid dit mee te nemen in uw verkenning naar bescherming van militair- en herinneringserfgoed?
De continuïteit van de bescherming van Joods cultureel erfgoed is in mijn ogen niet in het geding. Het Joods Historisch Museum in Amsterdam inventariseert, waardeert en ontsluit het roerend Joods erfgoed dat in Nederland wordt bewaard. Eind vorig jaar heeft het museum samen met het Landschaftsverband Rheinland de Amsterdam Machzor kunnen aankopen met een subsidie van het rijk en een bijdrage uit het Mondriaanfonds. Divers Joods gebouwd erfgoed is aangewezen als rijksmonument of, door gemeenten, als gemeentelijk monument. Zo zijn bijvoorbeeld ruim 60 Joodse begraafplaatsen of elementen daarvan als rijksmonument beschermd, evenals tientallen synagogen, de Hollandse Schouwburg en het Anne Frank huis. Voor de instandhouding ervan zijn subsidies of laagrentende leningen ten behoeve van restauratie en herbestemming beschikbaar. Zodoende wordt het behoud van dit erfgoed solide ondersteund.
De verkenning «Herdenkingscultuur» heeft tot doel om de herdenkingscultuur en het herinneringserfgoed in Nederland in beeld te brengen en vast te stellen of er een instandhoudingsopgave is. In die zin zal ook het Joods erfgoed in de verkenning worden meegenomen.
De berichtgeving dat resten van zeehelden op de vuilnisbelt liggen |
|
Wybren van Haga (VVD) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de nieuwe berichtgeving dat stoffelijke resten van zeehelden op drie verschillende plekken rondom de Javazee liggen?1 2 3
Ja.
Kunt u deze informatie betrekken bij de beantwoording van de eerder gestelde schriftelijke vragen?4
Ja.
In hoeverre bent u met het Verenigd Koninkrijk in contact over deze situatie?
Via onder andere de ambassade in Jakarta is er contact met vlagstaten van andere wrakken van gezonken oorlogsschepen die tevens oorlogsgraven vormen in de Indonesische wateren, waaronder Australië, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Ook wordt met verschillende landen, waaronder het Verenigd Koninkrijk, contact gehouden over de recente berichtgeving. Er is afgesproken onderling informatie te delen over de ontwikkelingen.
Wat gaat u doen – indien de door Nederland aangeboden hulp aan Indonesië niet wordt aanvaard – wanneer blijkt dat de stoffelijke resten van de Nederlandse oorlogsschepen afkomstig zijn?5
Het kabinet is net als de Nederlandse Oorlogsgravenstichting van mening dat alle gesneuvelde militairen een respectvolle laatste rustplaats verdienen. Dit hebben wij ook bevestigd in de Kamerbrief van 25 februari en in de beantwoording van uw eerdere schriftelijke vragen over oorlogswrakken in de Javazee.
Het kabinet zal zich dan ook tot het uiterste blijven inspannen voor een respectvolle omgang met de slachtoffers nu de oorlogsgraven zijn geschonden door illegale berging. Een eervolle laatste rustplaats voor de gesneuvelde militairen is ook voor de nabestaanden is zeer belangrijk, want ook zij verdienen rust.
Op dit moment is het onduidelijk of het hier gaat om de stoffelijke overschotten van opvarenden van Hr. Ms. De Ruyter, Hr. Ms. Java of Hr. Ms. Kortenaer. We moeten nu eerst vaststellen of er inderdaad een relatie is tussen de desbetreffende stoffelijke overschotten en de geschonden oorlogsgraven.
Nederland voert op dit moment dan ook nauw overleg met de Indonesische autoriteiten over de mogelijkheid van vervolgonderzoek ter plaatse om de vragen die naar aanleiding van de recente berichtgeving zijn gerezen zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden. Nederland heeft Indonesië om nader onderzoek ter plaatse verzocht, waarbij wij onze hulp hebben aangeboden. De samenwerking en contacten met Indonesië verlopen goed en we hebben er vertrouwen in dat wij goede afspraken kunnen maken. Zodra er duidelijkheid is over het onderzoek ter plaatse, zullen wij u hierover berichten. Dat geldt ook voor de vervolgstappen.
Onderschrijft u de mening van De Nederlandse Oorlogsgravenstichting dat de stoffelijke resten uit Brondong weg moeten worden gehaald en daarna veilig moeten worden gesteld?6
Zie antwoord vraag 4.
Indien het zeker is dat de stoffelijke resten van de Nederlandse oorlogsschepen afkomstig zijn, worden deze dan zo snel mogelijk veilig gesteld? Zo ja, op welke termijn zal dit plaatsvinden?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke termijn krijgen de nabestaanden uitsluitsel over de identiteit van de stoffelijke resten?
Het Ministerie van Defensie heeft de bij hen bekende nabestaanden met een brief geïnformeerd over de ontwikkelingen rondom de verdwenen scheepswrakken in de Javazee. Eerder werden zij ook per brief geïnformeerd over de start van het onderzoek, in 2016, en in januari jl. over uitkomsten van het onderzoek. Wij blijven de nabestaanden nauwgezet informeren zodra er nieuwe informatie bekend is, zoals over het onderzoek ter plaatse. Dit hebben wij hen ook toegezegd. De onzekerheid die bij nabestaanden bestaat willen wij uiteraard graag proberen weg te nemen maar gezien de complexiteit kunnen wij hiervoor nog geen tijdpad geven.
Worden de overgebleven stoffelijke resten naar het ereveld Kembang Kuning in Soerabaja overgebracht, zodat een eervolle begrafenis kan plaatsvinden? Op welke termijn zal dit plaatsvinden?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht dat de kaarten voor U2 binnen no-time waren uitverkocht |
|
Peter Kwint |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat de kaarten voor het aanstaande concert van U2 binnen enkele minuten waren uitverkocht, terwijl er binnen vijf minuten vele honderden kaarten werden aangeboden op doorverkoopwebsite Seatwave?1 2
Ja
Hoe waarschijnlijk acht u het dat binnen enkele minuten na aanschaf honderden kopers zich plotsklaps bedenken en besluiten om allemaal via één website hun ticket door te verkopen? Indien u dit niet zeer waarschijnlijk acht, welke verklaring heeft u dan voor het massaal verschijnen van tickets op Seatwave?
Graag verwijs ik naar de beantwoording van de Kamervragen over «Woekerhandel in concertkaartjes» die op 22 december jl. naar Uw Kamer is verzonden3. Daarin staat aangegeven dat de sport- en cultuursector nog steeds last hebben van doorverkoop en dat ik samen met de Staatssecretaris EZK gesprekken zal voeren met de sector over de geschetste problemen en de omvang en oorzaken daarvan. De mate en snelheid waarmee kaarten worden doorverkocht wordt in deze gesprekken meegenomen.
Deelt u de mening dat dit soort praktijken ervoor zorgen dat fans teleurgesteld raken en de toegankelijkheid van culturele evenementen zo nog verder onder druk komt te staan? Zo nee, waarom niet?
Ik wil voorop stellen dat de toegankelijkheid van culturele en sportieve evenementen belangrijk is. Tegelijkertijd ben ik van mening dat de meeste van deze evenementen breed toegankelijk zijn voor consumenten en dat consumenten voldoende keuze hebben voor wat betreft het aanbod en de prijs. Dat fans teleurgesteld zijn als ze geen kaartje hebben kunnen bemachtigen begrijp ik heel goed. Zoals eerder aangegeven is de belemmering van de toegankelijkheid van evenementen voornamelijk gelegen in de schaarste van de kaarten omdat een concerthal of stadion een maximale capaciteit heeft en de vraag die capaciteit overstijgt. Op dit moment wordt middels gesprekken met de cultuur- en sportsector onderzocht in hoeverre en op welke manier de toegang tot culturele en sportieve evenementen belemmerd wordt door de doorverkoop van toegangskaarten en de mogelijke misstanden die het gevolg zouden zijn van die handel.
Kunt u garanderen dat LiveNation, of één van haar dochterondernemingen, niet direct kaarten op secundaire ticketwebsites als Seatwave aanbiedt? Zo nee, bent u bereid te onderzoeken hoe deze kaarten binnen enkele minuten op deze site aangeboden worden?
Ik kan niet garanderen dat LiveNation kaarten niet direct verkoopt aan secundaire ticketwebsites. Zoals in eerdere brieven naar uw Kamer4 ook is aangegeven bestaat er reeds wetgeving die tot doel heeft de consument te beschermen bij verkoop van producten en diensten, zoals de regels over oneerlijke handelspraktijken. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) is een onafhankelijke toezichthouder die beschikt over instrumenten om consumenten te beschermen tegen oneerlijke handelspraktijken, ongeoorloofde afspraken en misbruik van een economische machtspositie. De ACM maakt op basis van haar prioriteringsbeleid een zelfstandige afweging over het al dan niet doen van een onderzoek. De ACM heeft in het verleden aangegeven dat aanbieders van concert-, theater- en festivaltickets verplicht zijn duidelijkheid te verschaffen over de prijs5.
Hoe staat het met de uitvoering van de aangenomen motie-Kwint c.s., die het kabinet opdraagt met een voorstel te komen dit soort woekerhandel aan banden te leggen?3
Ik verwijs hier naar de brief (kenmerk1329401, uw referentie: 2017Z1542) op het ordedebat die ik parallel aan de beantwoording van deze Kamervragen naar Uw Kamer heb verstuurd. Hierin geef ik aan hoe en op welke termijn invulling wordt gegeven aan de aangenomen motie die door dhr. Kwint is ingediend op 13 november jl. tijdens de Cultuurbegroting.7
Kwaliteit van en toezicht op de archeologie nav advertentie Volkskrant d.d. 26 januari ´Creatief met archeologie, tips voor projectontwikkelaars´ |
|
Peter Kwint , Sandra Beckerman |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met de advertentie «Creatief met archeologie, tips voor projectontwikkelaars» en bijbehorende website?1
Ja
Deelt u de mening dat het schadelijk is voor ons archeologisch erfgoed en voor archeologen wanneer de tips in de advertentie worden opgevolgd?
De advertentie roept op tot zaken die beslist niet zijn toegestaan. Dat is schadelijk voor de archeologische sector, en ook voor de ontwikkelaars en gemeenten die over het algemeen te goeder trouw handelen waar het hun verantwoordelijkheden ten aanzien van archeologisch onderzoek aangaat. Indien de tips in de advertentie worden opgevolgd kan er bovendien schade ontstaan aan het archeologisch erfgoed.
Aan wie behoort volgens u ons archeologisch erfgoed toe?
Het archeologisch erfgoed behoort toe aan ons allemaal.
Bent u bekend met het bericht dat een bouwer in Boxtel begonnen was met bouwen, zonder dat het volgens de vergunning verplichte archeologisch onderzoek had plaatsgevonden, waarmee twee wetten zijn overtreden?2
Deze casus was mij niet bekend. Uit het bericht waar u naar verwijst blijkt dat de gemeente hier in overleg met de bouwer tot een oplossing is gekomen.
Hoe vaak komt het voor dat ontwikkelaars beginnen met werkzaamheden, voordat verplicht archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden? Indien geen cijfers beschikbaar zijn, bent u bereid dit te inventariseren?
Er zijn geen exacte cijfers beschikbaar over de mate waarin het voorkomt dat ontwikkelaars beginnen met werkzaamheden, voordat verplicht archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden. Dit komt doordat gemeenten zelf toezicht houden op de naleving van de Omgevingsvergunning.
Om toch uw vraag te kunnen beantwoorden heb ik navraag gedaan bij het Convent van Gemeentelijk Archeologen (CGA) naar hun ervaringen. Daaruit komt het beeld naar voren dat het beslist geen schering en inslag is dat ontwikkelaars beginnen met werkzaamheden, voordat verplicht archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden, maar het komt wel voor en er zijn diverse gevallen waarin gemeenten een bouwstop hebben opgelegd om te voorkomen dat archeologische sporen ongezien verloren gaan. Tegelijkertijd benadrukt het CGA dat het in de praktijk zelden zwart of wit is en dat goed contact tussen gemeente en projectontwikkelaar van groot belang is.
Bent u van mening dat toezicht in de archeologie moet worden versterkt?
Toezicht en handhaving op de Omgevingsvergunning is belegd bij de gemeente. Het Interbestuurlijk Toezicht op de taakuitvoering door gemeenten is belegd bij de provincie. Ik zelf ben verantwoordelijk voor het stelseltoezicht. Ik heb geen aanleiding om te denken dat dit stelsel niet voldoet. Wel zie ik twee aandachtspunten.
Ten eerste blijkt er in de praktijk voor zowel ontwikkelaars als gemeenten onduidelijkheid te bestaan over de vraag wat er precies onder archeologisch onderzoek valt, wanneer dat door een gemeente via een Omgevingsvergunning verplicht wordt gesteld. Voor alle duidelijkheid: onder archeologisch onderzoek valt, conform de Erfgoedwet, het opgraven zelf, het conserveren van vondsten, de uitwerking én de rapportage. Pas na het afronden van al deze zaken is aan de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek voldaan.
Ten tweede kwam uit de eerder genoemde consultatie binnen het CGA weliswaar het algemene beeld dat er geen structurele problemen zijn ten aanzien van het naleven van archeologische voorschriften. Toch zijn er ook gevallen waarbij er discussie ontstaat binnen de archeologische sector. Dan gaat het bijvoorbeeld over de vraag of het door een gemeente vereiste archeologische onderzoek voldoende kenniswinst oplevert, of dat dit in de belangenafweging het onderspit heeft gedolven. Ik vind dergelijke gevallen waarin er sprake is van discussie bij uitstek interessant. Samen met het CGA zal ik een aantal van deze casussen uitdiepen, niet om er over te oordelen, maar om er van te leren.
Tot slot vermeld ik graag dat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verschillende instrumenten heeft ontwikkeld om gemeenten te ondersteunen bij vergunningverlening en handhaving: https://archeologieinnederland.nl/preventie-en-handhaving. Ik zal de RCE vragen deze nogmaals bij gemeenten onder de aandacht te brengen. Ook het Convent van Gemeentelijke Archeologen ondersteunt gemeenten.
Wat is uw oordeel over het ontbreken van wettelijk vereist beleid en een gebrek aan personeel bij een deel van de gemeenten? Welke acties wilt u ondernemen?3
Op grond van de huidige Wet Ruimtelijke Ordening, het Besluit Ruimtelijke Ordening en de Erfgoedwet en straks de Omgevingswet moeten gemeenten in hun omgevingsbeleid rekening houden met cultureel erfgoed, waaronder archeologie. Dat zij hiervoor beleid formuleren ligt voor de hand, maar is niet wettelijk verplicht. Uit het door u aangehaalde onderzoek door de Erfgoedinspectie blijkt dat desalniettemin circa 80% van de gemeenten in 2015 actueel archeologiebeleid heeft vastgesteld. Dat percentage ligt lager voor het beschikbare personeel: minimaal 60% van de gemeenten heeft voldoende personeel beschikbaar voor de taakuitvoering op het gebied van archeologie. Dat een gemeente geen eigen personeel beschikbaar heeft hoeft echter niet te betekenen dat de taakuitvoering in het geding komt. Er zijn namelijk veel gemeenten die de taken ten aanzien van archeologie beleggen bij een regionale dienst of andere voorziening.
Uit bovenstaande volgt dat ik geen noodzaak zie tot het ondernemen van acties.
Zijn gemeenten volgens u voldoende toegerust om hun taken op het gebied van archeologie uit te voeren? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ik heb geen aanleiding om aan te nemen dat gemeenten momenteel onvoldoende toegerust zijn om hun taken op het gebied van archeologie uit te voeren. Maar daarmee is niet gezegd dat de keuzes die gemeenten in de praktijk moeten maken altijd gemakkelijk of eenduidig zijn. Het CGA stimuleert het gesprek hierover tussen de verschillende gemeentelijk archeologen. Ook de RCE draagt hier door middel van platformbijeenkomsten aan bij.
Zijn andere overheden die toezicht houden hiervoor voldoende toegerust?
Ik heb geen aanleiding om aan te nemen dat andere overheden momenteel onvoldoende toegerust zijn om hun taken op het gebied van archeologie uit te voeren. Zie ook het antwoord op vraag 8.
Kunt u aangeven wat de resultaten zijn van de «pilots strafrechtelijke handhaving» met gemeenten?4
In 2015 is de Erfgoedinspectie een «pilot strafrechtelijke handhaving» gestart met als doel te bezien of de Erfgoedinspectie gemeenten kan helpen het aangifteproces van overtredingen van de Erfgoedwet (illegale opgravingen) en de doorgeleiding naar het OM te vergemakkelijken. Hiertoe zijn afspraken gemaakt met de archeologische dienst van één gemeente. De pilot heeft uiteindelijk niet geleid tot een daadwerkelijk beroep op de Erfgoedinspectie, omdat er zich sindsdien in die gemeente geen situaties meer hebben voorgedaan die daar aanleiding toe gaven.
Gemeenten kunnen nog steeds de hulp van de Erfgoedinspectie inroepen als overwogen wordt om aangifte te doen. In dit kader is ook van belang dat het meldsysteem DICE, dat door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed wordt beheerd, sinds december 2015 is opengesteld voor alle gemeenten die illegale opgravingen willen melden. Meldingen in DICE worden direct gedeeld met de Erfgoedinspectie. Na een melding neemt de Erfgoedinspectie contact op met de gemeente om de mogelijkheden voor strafrechtelijke handhaving te bespreken.
Zou u opnieuw, net als in 2008 is gebeurd met het invoeren van een bestuurlijke boete, willen verkennen welke instrumenten mogelijk kunnen helpen bij het aanpakken van overtredingen?5
Ik zie daartoe geen noodzaak. De analyse zoals die in 2008 is gemaakt is op hoofdlijnen nog altijd actueel. De belangrijkste verandering sindsdien is de invoering van certificering in de sector archeologie. Het is nu nog te vroeg om daar positieve of negatieve effecten van vast te stellen. Zie het antwoord op vraag 6 voor de huidige rolverdeling ten aanzien van het toezicht en de handhaving. Via de RCE zijn diverse kennisproducten en voorbeeldvoorschriften beschikbaar voor vergunningverlening en handhaving. Ook kunnen gemeenten aankloppen bij de RCE voor advies.
Wat gaat u doen om, soms grootschalig, schenden van het opgraafverbod tegen te gaan?6
Ik bestrijd dat er nu sprake is van het grootschalig schenden van het opgraafverbod. Ik heb hiervoor geen aanwijzingen. De cijfers in het inspectierapport waar u naar verwijst, hebben betrekking op de situatie vóór inwerkingtreding van de Erfgoedwet. Zij zijn sterk vertekend doordat in de betreffende periode alle vondsten die gedaan werden door detector amateurs nog als illegaal werden geteld, terwijl er in de praktijk sprake was van een gedoogbeleid. Inmiddels is de regelgeving hierop aangepast.
Welke stappen gaat u zetten om de kwaliteit van programma's van eisen (wettelijk) te borgen?
De criteria waaraan een Programma van Eisen (PvE) moet voldoen staan beschreven in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en zijn uitgewerkt in een apart protocol. Bij de invoering van certificering in de archeologie is er bewust voor gekozen dit protocol niet verplicht te stellen. Het gaat immers niet om handelingen waarop het opgraafverbod van toepassing is. Bovendien zouden met een verplicht certificaat voor deze werkzaamheden, gemeenten gehouden zijn om zich te certificeren voor een medebewindstaak. Dat vind ik niet wenselijk. Desalniettemin heeft een grote groep archeologische bedrijven en gemeenten zich vrijwillig gecertificeerd voor het opstellen van PvE’s.
Gemeenten kunnen overigens wel als voorschrift bij de Omgevingsvergunning opnemen dat een archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd op basis van een door de gemeente goedgekeurd PvE dat moet voldoen aan de KNA. Aanvullende eis zou kunnen zijn dat dit PvE door een daartoe gecertificeerd bedrijf is opgesteld.
Herkent u zich in de conclusie van de erfgoedinspectie dat «het geheugen in gevaar komt», omdat er «een behoorlijke achterstand in de aanlevering van eindrapporten en de overdracht van vondsten aan depots» is?7 Welke acties wilt u ondernemen om deze achterstanden weg te werken en niet te laten ontstaan?
Dat er in de afgelopen jaren een achterstand is ontstaan in het aanleveren van rapporten bij de Minister van OCW klopt. De oorzaken hiervan waren grotendeels technisch van aard. Inmiddels zijn deze problemen opgelost en worden de achterstanden ingelopen door middel van gerichte rappelacties. Ook is het uitstel- en handhavingsbeleid ten aanzien van het aanleveren van rapporten aangescherpt.
De Erfgoedinspectie signaleerde dat van 2011 op 2013 de achterstanden in de overdracht van vondstmateriaal naar provinciale depots afnamen en die lijn zal naar verwachting door de invoering van certificering worden voortgezet. Overigens zijn de provincies als eigenaar van de vondsten hier als eerste aan zet. In bovengenoemde rappelbrieven wordt steeds ook gemeld dat men gehouden is de vondsten tijdig over te dragen.
Kunt u aangeven in hoeverre deze achterstanden ontstaan doordat de prijs die opdrachtgevers willen betalen voor de uitwerking van archeologische opdrachten sterk onder druk staat?
Zoals het antwoord op vraag 14 blijkt waren technische problemen de belangrijkste oorzaak van het niet tijdig kunnen aanleveren van rapporten. Het is niet uit te sluiten dat krappere winstmarges een rol hebben gespeeld, maar dit valt niet aan te tonen. Bovendien kunnen er ook nog andere oorzaken zijn, zoals bijvoorbeeld onduidelijke contract- of vergunningvoorwaarden die tot discussie leidden tussen opdrachtgever en opdrachtnemer.
Kunt u een oordeel geven over de 35 incidenten die van 2008 tot en met 2016 zijn geregistreerd in de Database Incidenten Cultureel Erfgoed (DICE)?8 Hoe zijn bewuste overtredingen aangepakt?
In 12 gevallen ging het om een illegale opgraving, in acht gevallen om illegale graafwerkzaamheden (geen monumentenvergunning aanwezig) ten behoeve van een ontwikkeling en in drie gevallen om metaaldetectie binnen de grenzen van een archeologisch rijksmonument. De overige incidenten zijn variabel van aard, van brandstichting op hunebedden waardoor schade aan de dekstenen ontstond, tot kinderen die een fietscrossbaan op een Motte9 hadden aangelegd.
In alle gevallen ging het om overtredingen op archeologische rijksmonumenten. Daarbij ging het niet steeds om bewuste overtredingen. Ook was in veel gevallen niet te achterhalen wanneer de overtreding had plaatsgevonden. Daar waar de dader achterhaald kon worden is eerst geprobeerd om in den minne tot een oplossing te komen, bijvoorbeeld door herstel van de oude situatie na documentatie van de schade. In acht gevallen is aangifte gedaan bij de politie. In drie gevallen is overgegaan tot handhaving, bijvoorbeeld door het toepassen van bestuursdwang of het opleggen van een last onder dwangsom.
Welke acties gaat u ondernemen tegen oneigenlijk gebruik van het middel archeologisch begeleiden van de bouw om te voorkomen dat informatie over ons verleden verloren gaat?9
De Erfgoedbalans 2017 constateerde dat er in de periode 2011–2013 een toename is in het aantal archeologische begeleidingen. Daarbij is aangegeven dat deze ontwikkeling in de gaten wordt gehouden. Uit interviews onder gemeentelijke en provinciale archeologen blijkt dat overwegingen van tijd en geld bij de keuze voor archeologische begeleiding een rol spelen, maar daarnaast ook overwegingen omtrent arbeidsveiligheid, waaronder de aanwezigheid van bodemvervuiling, overlast voor omwonenden en de beschikbaarheid van uitvoerend personeel. Kortom, het beeld is vooralsnog niet dat in alle gevallen sprake is van oneigenlijk gebruik.
In haar jaarverslag 2013–2014 oordeelde erfgoedinspectie: «de onderwaterarcheologie zijn de problemen van onrechtmatig opgraven groot», hebben de sindsdien genomen stappen ervoor gezorgd dat de problemen door onrechtmatig opgraven zijn opgelost?10
Met de Erfgoedwet die op 1 juli 2016 van kracht is gegaan is het opgravingsverbod zodanig aangepast dat vervolging van overtredingen onder water makkelijker is geworden. Tegelijkertijd zijn de contacten en de samenwerking die vanuit de RCE met de verschillende duikgroepen bestaan geïntensiveerd. De komende jaren moet blijken of dit afdoende is geweest.
Heeft u eerder aangegeven om voor eind 2017 afspraken te maken over het behoud van dit erfgoed? Zijn deze afspraken gemaakt en kunt u deze met ons delen?11
Er wordt samen met provincies, gemeenten en Rijkswaterstaat gewerkt aan een aanpak ten aanzien van het maritiem erfgoed die in de brief over het traject Erfgoed Telt, die uw Kamer dit voorjaar zal ontvangen zullen worden toegelicht.
Heeft u eerder geconcludeerd dat «als gevolg van de marktwerking de kwaliteit van archeologisch onderzoek onder druk kan komen te staan»? Wat gaat u doen om dit probleem te onderzoeken en aan te pakken?12
Om meer zicht op te krijgen op de vraag of de kwaliteit onder druk zou kunnen komen te staan, ga ik onderzoek doen naar de kwaliteit van onderzoek en rapportages uit de periode voor invoering van certificering en de periode daarna. De uitkomst hiervan zal beschikbaar komen via de Erfgoedmonitor.
Het bericht ‘Toezicht op erfgoed kan beter’ |
|
Antoinette Laan-Geselschap (VVD) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Toezicht op erfgoed kan beter»?1
Ja, ik ben daarmee bekend
Wat vindt u van het feit dat enkele Brabantse gemeenten de wettelijk verplichte monumentencommissie onvoldoende laten presteren of zelfs hebben afgeschaft?
In het kader van het interbestuurlijk toezicht houdt de provincie Noord-Brabant toezicht op de monumentenzorg bij de Brabantse gemeenten. Daarbij wordt onder andere gekeken naar de aanwezigheid, onafhankelijkheid en deskundigheid van de monumentencommissies. De afgelopen jaren werd duidelijk dat een (beperkt) aantal gemeenten geen commissie had, of dat de commissie niet aan de wettelijke eisen voldeed. Recentelijk heeft de provincie de stoplichtrapportage «interbestuurlijk toezicht 2017» gepubliceerd2. Hieruit bleek dat deze situatie aanzienlijk is verbeterd.
Zijn er meerdere gemeenten in Nederland waar de monumentencommissie slapende is of eveneens is afgeschaft? Zo ja, in hoeveel gemeenten is dit het geval?
Uit de gegevens van de Erfgoedinspectie over de afgelopen jaren (2011–2015) blijkt dat de meeste gemeenten met rijksmonumenten hebben aangeven dat zij over een monumentencommissie beschikken. Dit kan ook een combinatie van een monumentencommissie met een welstandscommissie zijn, of een regionaal of provinciaal opererende commissie. In de monitor van 2017–2018 besteedt de Erfgoedinspectie extra aandacht aan het functioneren en de deskundigheid van de monumentencommissies. De resultaten hiervan verwacht ik eind maart.
Deelt u de mening dat toezicht op gemeentelijke- en rijksmonumenten van belang is voor het behoud van het materieel erfgoed? Zo ja, wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat de status en het behoud van monumenten in orde blijft?
De Erfgoedbalans 2017, die op 9 februari 2017 aan uw Kamer is aangeboden (Kamerstuk 31 487, nr. 102), laat zien dat de gebouwde monumenten in Nederland er over het algemeen goed bijstaan (Erfgoedbalans 2017, p. 34). Ik ben het met u eens dat toezicht van belang is voor het behouden van die goede staat. Daarin spelen veel partijen een rol.
Het toezicht op gemeentelijke en rijksmonumenten ligt bij de gemeente. Uit het artikel in het Brabants Dagblad blijkt overigens ook dat erfgoedverenigingen zoals Bond Heemschut en burgers met succes invloed kunnen uitoefenen op de kwaliteit van de monumentenzorg op lokaal niveau.
Het interbestuurlijk toezicht op de gemeentelijke monumentenzorg ligt bij de provincie. Dat is zo geregeld via de Wet revitalisering generiek toezicht (Wrgt). In opdracht van het Ministerie van BZK is in 2017 de Wrgt geëvalueerd. Mijn collega van BZK zal binnenkort in afstemming met alle betrokkenen met een gezamenlijke kabinetsreactie komen.
De berichten ‘Ex-moslims regelmatig bedreigd in Nederland’ (Reformatorisch Dagblad, 20 januari 2018) en ‘Duits parlement wil antisemitische asielzoekers uitzetten’ (NOS 18 januari 2018)? |
|
Roelof Bisschop (SGP) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66), Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichten «Ex-moslims regelmatig bedreigd in Nederland» (Reformatorisch Dagblad, 20 januari 2018) en «Duits parlement wil antisemitische asielzoekers uitzetten» (NOS 18 januari 2018)?
Ja.
Wat vindt u van het feit dat Somalische ex-moslims, die zich hebben bekeerd tot het christendom, in Nederland noodgedwongen in het geheim moeten samenkomen? Hoe vaak komen dergelijke ernstige situaties voor en welke actie wordt ondernomen wanneer dergelijke signalen bekend worden?
In Nederland is vrijheid van godsdienst een grondrecht. Een ieder in Nederland zou zonder vrees voor geweld in vrijheid een godsdienst moeten kunnen belijden. Bij mij en mijn collega zijn naast het bericht «Ex-moslims regelmatig bedreigd in Nederland» (Reformatorisch Dagblad, 20 januari 2018) geen feiten bekend over noodgedwongen geheime samenkomsten voor Somalische ex-moslims die zich bekeerd hebben tot het christendom. Incidenten waarbij sprake is van bedreiging, discriminerende uitlatingen, aanzetten tot haat, oproepen tot gewelddadig optreden of intimidatie betreur ik ten zeerste.
Slachtoffers kunnen altijd melding of aangifte doen van een strafbaar feit. Sinds 1 april 2017 krijgen alle slachtoffers bij hun eerste contact met de politie een schriftelijke verklaring van hun rechten en mogelijkheden voor hulp. Slachtoffers hebben op grond van de nieuwe wetgeving recht op informatie over hun rechten, over het verloop van hun strafzaak en over de detentie van de dader. Zij krijgen daartoe een wensenformulier opgestuurd door het OM en kunnen daarop aangeven waar zij behoefte aan hebben. Het is uiteindelijk aan het OM om te bepalen of er voldoende aanknopingspunten zijn om een strafrechtelijk onderzoek in te stellen en zaken voor de rechter te brengen.
Voor slachtoffers is er hulp en begeleiding voor, tijdens en na het strafproces door Slachtofferhulp Nederland. Ook het OM en de politie leveren daaraan hun bijdrage. Slachtoffers worden zo goed mogelijk geïnformeerd over het verloop van het hele strafproces, zodat zij zo min mogelijk voor verrassingen komen te staan.
Voorkomen is beter dan bestraffen. De ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Justitie en Veiligheid, maar ook gemeenten, politie en maatschappelijke organisaties zetten zich in om discriminatie en uitsluiting tegen gaan. Dit doen de ministeries van SZW en Justitie en Veiligheid bijvoorbeeld door het uitvoeren van het Nationaal actieprogramma tegen Discriminatie1 (NAD).
Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bevordert daarnaast kennis uitwisseling over vraagstukken rond zelfbeschikking via het Kennisplatform Integratie en Samenleving (KIS). KIS organiseert in 2018 vier regionale bijeenkomsten van het platform Eer & Vrijheid. Hier wordt informatie uitgewisseld tussen o.a. gemeenten, politie, professionals en migranten(zelf)organisaties.
Deelt u de overtuiging dat burgers in Nederland zonder vrees voor geweld hun godsdienst moeten kunnen belijden? Bent u bereid om vanuit uw verantwoordelijkheid voor het integratiebeleid een coördinerende en agenderende rol richting gemeenten, politie en maatschappelijke organisaties op u te nemen wanneer zich signalen voordoen dat deze fundamentele vrijheid voor burgers niet gewaarborgd is?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u op de hoogte van het feit dat mensen binnen bijvoorbeeld de Turkse gemeenschap worden bedreigd omdat zij de islam hebben verlaten? Welke inspanningen verricht u om ervoor te zorgen dat deze mensen het vertrouwen hebben dat zij deze bedreigingen veilig kunnen melden en dat de bedreigers worden aangepakt?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van mening dat als nieuwkomers afvalligheid van de islam niet accepteren en zich schuldig maken aan bedreiging en/of geweld, dit consequenties moet hebben voor het behouden of verkrijgen van een verblijfsvergunning? Hoe vaak is het in de afgelopen vijf jaren voorgekomen dat een asielzoeker is uitgezet of hem een verblijfsvergunning is geweigerd of afgenomen wegens het bedreigen of anderszins lastigvallen van ex-moslims?
Voor alle asielzoekers in Nederland, dus ook voor asielzoekers die verblijven bij het COA gelden Nederlandse normen, waaronder vrijheid van godsdienst. Al bij het COA en in de inburgering (in het onderdeel Kennis Nederlandse Samenleving) wordt aandacht besteed aan de Nederlandse grondrechten, waaronder het feit dat we in Nederland vrijheid van godsdienst hebben. Zo wordt samen met een diverse groep van levensbeschouwelijke organisaties voorlichting gegeven over grondrechten en voert het COA met elke nieuwe bewoner een rechten- en plichtengesprek. Dit gesprek is verplicht.
Het belemmeren van deze vrijheid wordt niet getolereerd. Bewoners die zich niet wensen te houden aan de regels van de Nederlandse rechtsstaat, en/of de huisregels van het COA, of die bedreigend gedrag vertonen ten opzichte van andere bewoners worden streng aangepakt. Het COA maatregelenbeleid is in 2016 aangescherpt, zoals aan uw Kamer uitgebreid geschetst in de zogenoemde «maart-brief».2
Antisemitische denkbeelden kunnen voorkomen onder asielzoekers zoals dit helaas soms ook bij anderen binnen de Nederlandse samenleving voorkomt. Of er sprake is van antisemitisme onder asielzoekers, wordt niet geregistreerd. Denkbeelden alleen zijn niet strafbaar. Indien sprake is van een strafbaar feit stimuleert het COA het slachtoffer om aangifte te doen. Bij strafbare feiten wordt door het COA altijd een melding gedaan bij de politie en, indien COA-medewerkers direct getuige zijn van een strafbaar feit, kan COA ook zelf aangifte doen.
Wanneer een vreemdeling een strafbaar feit pleegt, kan dat consequenties hebben voor de asielprocedure en voor zijn verblijfsrecht in Nederland. Dit is mede afhankelijk van de aard van het delict en de strafmaat.
Hoe vaak een asielzoeker is uitgezet of hem een verblijfsvergunning is geweigerd of afgenomen wordt niet gecategoriseerd naar de aard van het delict.
Is er volgens u in Nederland sprake van antisemitisme onder asielzoekers? Om wat voor incidenten gaat het? Hoeveel meldingen komen er binnen en wat gebeurt er met die meldingen?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u, net als het Duitse parlement, van mening dat als asielzoekers zich schuldig maken aan uitingen van antisemitisme, dit consequenties moet hebben voor de verblijfsstatus?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe vaak is het in de afgelopen vijf jaren voorgekomen dat een asielzoeker is uitgezet of hem een verblijfsvergunning is geweigerd of afgenomen op basis van antisemitisme?
Zie antwoord vraag 5.
Een taalcommissie van de NOS |
|
Martin Bosma (PVV) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «NOS-taalcommissie Blank = verboden woord»?1
Ja.
Wat is de taakopdracht van deze Taalcommissie?
De NOS volgt voor de spelling de website spellingsite.nu. Die is opgezet door Het Genootschap Onze Taal. Daarnaast zijn er interne taal- en stijlafspraken. De taalcommissie bij de NOS bestaat uit een aantal redacteuren die in de gaten houden of er eenduidigheid is in spelling- en taalgebruik en kwalificaties die worden gebruikt. Dit is overigens gebruikelijk bij meer media-organisaties. Iedere redactie maakt daarbij zijn eigen afwegingen.
Welke besluiten heeft zij de afgelopen vijf jaar genomen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u de notulen openbaar maken?
Zie antwoord vraag 2.
Sinds wanneer bestaat zij en wie heeft deze ingesteld?
Zie antwoord vraag 2.
Wie hebben er zitting in deze commissie?
Zie antwoord vraag 2.
Wie heeft hen benoemd? Op voorspraak van wie? Op grond van welke expertise?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke manier is gewaarborgd dat deze commissie representatief is voor ons gehele volk of zijn het toch weer voornamelijk Sylvana Simons-achtigen die hierin zitting hebben?
Zie antwoord vraag 2.
Op grond waarvan meent deze commissie dat het woord «blank» een negatieve connotatie heeft? Is hier enige wetenschappelijk bewijs voor of is er weer sprake van politiek-correct macrameeën?
Graag verwijs ik u voor nadere uitleg van de redactionele keuzes van de NOS naar https://over.nos.nl/uw-reacties/taal-en-tikfouten en de antwoorden op 15 veel gestelde taalvragen.
Waarom heeft «zwart» geen negatieve connotatie? Kunt u ook hier weer de wetenschappelijke onderbouwing voor geven?
Zie antwoord vraag 9.
Deelt u de mening dat het een kenmerk is van een dictatuur dat het de woordenschat van een volk probeert te beïnvloeden, zoals bijvoorbeeld wordt beschreven in het boek 1984 van George Orwell?
In een open, pluriforme, parlementaire democratie, zoals wij die kennen met onafhankelijke media, is dat eventuele gevaar in elk geval niet aan de orde. Ik ben van opvatting dat de politiek afstand moet houden van dergelijke redactionele keuzes in tegenstelling tot de doelstelling van het Ministry of Truth2.
Nepnieuws |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van de online te raadplegen database «EU vs Disinfo» (euvsdisinfo.eu) van de, door de Europese Unie opgerichte European External Action Service East StratCom Task Force, met artikelen die zijn beoordeeld op het verspreiden van nepnieuws? Zo ja, welke artikelen op EU vs Disinfo heeft u bestudeerd?
Ja. Overigens hanteert East Stratcom het begrip «nepnieuws» niet.1 In het algemeen wil ik niet op afzonderlijke berichtgeving ingaan. Ten aanzien van drie van de berichten uit deze database is een rechtszaak aangespannen. Daar wil ik niet in treden.
Hoeveel van die artikelen zou u zelf als nepnieuws kwalificeren?
Zoals ik de Kamer in mijn brief van 18 december jl. heb toegelicht richt ik mijn activiteiten op het tegengaan van ongewenste heimelijke beïnvloeding van de publieke opinie in Nederland door statelijke actoren. Onderdeel van dergelijke beïnvloeding is de inzet van desinformatie door deze actoren. Ik zie het tegengaan van de verspreiding van deze desinformatie enerzijds nadrukkelijk als onderdeel van een bredere inzet die gericht is op het tegengaan van ondermijning van de democratische rechtsorde als zodanig en anderzijds meer specifiek als onderdeel van het tegengaan van ongewenste buitenlandse inmenging door statelijke actoren. Ik hecht eraan deze afbakening van mijn activiteiten ten opzichte van de term «nepnieuws» te maken aangezien met de term «nepnieuws» in de volksmond ook meer onschuldige vormen van foutieve informatie worden aangeduid waarbij de hiervoor genoemde problematiek niet aan de orde is. Daarbij is van belang op te merken dat het besef van de (originele) afzender dat de betreffende informatie foutief is, dan wel de intentie om hiermee te misleiden kenmerken zijn die desinformatie onderscheiden van foutieve berichtgeving in het algemeen. Dit betekent ook dat men deze termen niet onachtzaam dient te hanteren aangezien daarmee ook een oordeel over de afzender geïmpliceerd kan worden.
Vooral nieuwe technologieën vergemakkelijken het verspreiden van desinformatie en het beïnvloeden van de publieke opinie. Dit kan het vertrouwen van mensen in publieke instituties ondermijnen en is in potentie schadelijk voor onze democratische rechtsorde. Overigens acht ik het niet aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties of enig ander lid van het kabinet om artikelen op inhoud te beoordelen. De aandacht van het kabinet richt zich op de statelijke actoren die desinformatie verspreiden.
Hoeveel van die artikelen zou u zelf niét als nepnieuws kwalificeren?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u een overzicht geven van de huidige leden van de East StratCom Task Force? Zo nee, waarom niet?
De Europese Raad heeft in maart 2015 geconcludeerd dat het noodzakelijk is om de voortdurende stroom van desinformatie afkomstig van Rusland te bestrijden en heeft de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid, mw Mogherini, daarbij uitgenodigd om in samenwerking met de EU-instellingen en de lidstaten een actieplan te ontwikkelen voor strategische communicatie dienaangaande. Dit heeft geresulteerd in een Taskforce East StratCom. De Taskforce ontwikkelt communicatieproducten en campagnes die zijn gericht op een betere uitleg van het EU-beleid in de landen van het Oostelijk Partnerschap (Armenië, Azerbeidzjan, Wit-Rusland, Georgië, Moldavië en Oekraïne). Het werkt nauw samen met de EU-instellingen en met EU-delegaties in de landen van het Oostelijk Partnerschap. De Taskforce ondersteunt bredere EU-inspanningen gericht op versterking van de mediaomgeving in de oostelijke partnerschapsregio, in nauwe samenwerking met andere EU-actoren. Tevens rapporteert en analyseert het desinformatie trends, verklaart desinformatie verhaallijnen en corrigeert en vergroot het bewustzijn inzake desinformatie. De Taskforce opereert binnen de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO). De selectie en inzet van de medewerkers van de East StratCom Task Force is de verantwoordelijkheid van de EDEO. De activiteiten worden betaald uit het reguliere communicatiebudget van de EDEO. Dit budget heeft een jaarlijkse omvang van 1,1 miljoen euro. Aangezien dit geld uit het algemene budget van de EU komt, is er geen onderscheid te maken hoeveel van die jaarlijkse bijdrage uit Nederlands geld bestaat. De bedragen zijn opgenomen in de EU begroting voor 2018. (p177 ev) http://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-14587-2017-ADD-3/nl/pdf
Kunt u inzicht geven in de wijze waarop leden van de East StratCom Task Force geselecteerd worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u inzicht geven in wijze waarop Madeleine de Cock-Buning (tevens voorzitter van het Nederlandse Commissariaat van de Media) haar positie als voorzitter van de East StratCom Task Force heeft verworven? Zo nee, waarom niet?
Mevrouw De Cock-Buning is geen voorzitter van de East Stratcom Task Force. Wel is zij onlangs voorzitter geworden van de EU-High Level Group over fake news en online desinformatie, die is ingesteld door en onder de verantwoordelijkheid van de Europese Commissie. In de openbare »call for application» van de Europese Commissie is geen criterium noch aanbeveling opgenomen dat de voorzitter lid moet zijn van een politieke partij.2 Er is vanuit de overheid geen bemoeienis geweest met de kandidatuur van mevrouw De Cock-Buning. Vergoeding vindt plaats volgens de hiervoor geldende regels van de Europese Commissie over expert groups.3
Is er bij de eventuele voordrachts-, sollicitatie- en benoemingsprocedure van Madeleine de Cock-Buning bemoeienis geweest van de Nederlandse overheid? Zo ja, in welke vorm?
Zie antwoord vraag 6.
Wat is de vergoeding die Madeleine Cock-Buning voor haar werkzaamheden zal ontvangen? Waar wordt dit uit betaald?
Zie antwoord vraag 6.
Gezien de politieke gevoeligheid van haar werkzaamheden is het niet irrelevant of Madeleine de Cock-Buning ook een partij-achtergrond of partijlidmaatschap heeft en kunt u daar inzage in geven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Voor welke termijn worden de (overige) leden van de East StratCom Task Force aangesteld? Betreft het een fulltime baan of een parttime baan? Moeten zij hun overige werkzaamheden openbaar maken?
Heeft de East StratCom Task Force een kantoor? Zo ja, kunt u aangeven waar dit precies is gevestigd?
Kunt u inzicht geven in de wijze waarop de East StratCom Task Force haar financiering ontvangt? Kunt u in uw antwoord betrekken wat het jaarlijks budget is van de Task Force?
Wat is de Nederlandse bijdrage aan dit jaarlijkse budget?
Wiens idee was het om deze taskforce op te zetten? Wanneer is dit idee voor het eerst gepresenteerd?
Wat is de exacte doelstelling van de East StratCom Task Force? Is de Task Force specifiek gericht op nieuwsberichten over Oost-Europa, Rusland en andere derde landen of tevens op nieuwsberichten over EU-lidstaten en de (politieke) situatie daarbinnen?
Kunt u inzicht verschaffen in de wijze waarop de East StratCom Task Force te werk gaat en hoe de Task Force tot een oordeel komt inzake het aanmerken van een artikel als verspreider van nepnieuws?
Hoeveel onjuiste beweringen moet een artikel bevatten om aangemerkt te worden als nepnieuws door de East StratCom Task Force?
Kunt u aangeven op welke punten de vijf Nederlandse artikelen die worden genoemd als dragers van nepnieuws op de site van de East StratCom Task Force precies nepnieuws bevatten?1
Zoals ik reeds heb aangegeven in antwoord (Kamerbrief met kenmerk 2018D05173) op eerdere vragen van de heer Van Raak (SP) is het zaak dat de acties van de Taskforce zich richten op het identificeren, benoemen en feitelijk weerleggen van desinformerende (elementen van) berichtgeving en niet op het identificeren en benoemen van journalisten en hun journalistieke verslaglegging als zijnde desinformatie. De term desinformatie impliceert de intentie tot misleiding en dient daarom niet onachtzaam te worden gehanteerd.
Journalisten zijn verantwoordelijk voor de wijze waarop ze verslag doen van gebeurtenissen, niet voor de gebeurtenissen zelf of de daarin naar voren gebrachte opvattingen.
Deelt u de opvatting dat het artikel in De Gelderlander enkel verslag legt van een uitspraak van raketproducent Almaz-Antey? Zo nee, waarom niet?2
Zie antwoord vraag 18.
Deelt u de opvatting dat verslaglegging van een mening of een uitspraak op zichzelf geen uitspraak doet over of iets waar is of niet? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 18.
Bent u van mening dat nieuwspublicaties geen verslag mogen doen van meningen of uitspraken die mogelijk onjuist zijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 18.
Kunt u aangeven hoe nieuwspublicaties moeten beoordelen of een mening of uitspraak in de toekomst mogelijk onjuist kan blijken te zijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 18.
Bent u van mening dat het artikel van De Gelderlander terecht door de East StratCom Task Force is aangemerkt als nepnieuws? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ik acht het niet aan mij of enig ander lid van het kabinet om artikelen op inhoud te beoordelen.
Bent u bekend met het feit dat de uitzending van NPO Radio 1 een interview betreft met onderzoeksjournalist Pieter Stockmans?3
Ja, daarmee ben ik bekend. Er is geen voorafgaand toezicht op de inhoud van een radio- of televisie-uitzending. Dat is onderdeel van artikel 7 van de Grondwet. Het grondrecht van de vrijheid van meningsuiting maakt onbetwistbaar deel uit van de fundamenten van onze democratische rechtsstaat. Het kabinet zal dit altijd en overal verdedigen.
Bent u van mening dat radiozenders geen gasten mogen uitnodigen als de opvattingen van de gast mogelijk onjuist zijn?
Zie antwoord vraag 24.
Bent u van mening dat de radiouitzending van NPO Radio 1 terecht door de East StratCom Task Force is aangemerkt als nepnieuws? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 23.
Bent u van mening dat het bericht «Azov fighters threaten the Dutch people with a terror attack again (GeenStijl)» terecht door East StratCom Task Force als «nepnieuws» is aangemerkt? Zo ja, welk aspect van het bericht bevat valse informatie? Wat is de bewijsvoering daarvoor? Welke onderbouwing is daarin volgens u doorslaggevend?4
Zie antwoord vraag 23.
Herinnert u zich dat u in de uitzending van het programma Jinek van 18 december 2017 sprak over «Bellingcat» als ontmaskeraar van het betreffende filmpje als «nepnieuws»? Welk onderzoek bedoelde u daarbij precies? Kunt u dit onderzoek aan de Kamer doen toekomen?
Hoe beoordeelt u de betrouwbaarheid van Bellingcat zelf?
Houdt u rekening met de mogelijkheid dat Bellingcat (net als alle andere journalisten, onderzoekers of wetenschappers) zich zou kunnen vergissen?
Houdt u rekening met de mogelijkheid dat Bellingcat (net als alle andere journalisten, onderzoekers of wetenschappers) door andere motieven dan slechts waarheidsvinding gedreven zou kunnen zijn?
Bent u van mening dat de samenvatting van de East StratCom Task Force («Ukraine is a highly corrupted, fascistic country, which is the centre of international drug and human labour traffic») van het GeenStijl artikel een accurate weergave is van de daadwerkelijke inhoud van het artikel? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?5
Zie antwoord vraag 23.
Bent u van mening dat deze kwalificaties van het land Oekraïne («Ukraine is a highly corrupted, fascistic country, which is the centre of international drug and human labourtraffic») feitelijk onjuist zijn?
Zie antwoord vraag 23.
Bent u bekend met het feit dat Oekraïne in 2016 op plaats 131 (van de 176 bestudeerde landen) stond op de corruptie-index van Transparency International?
Ik ben daarmee bekend. Inmiddels is de Corruption Perceptions Index 2017 uitgebracht. Oekraïne staat daarin op plek 130 (van de 180 bestudeerde landen).
De Corruption Perceptions Index 2016 dekt de perceptie van de publieke sector corruptie in 176 landen. De score van de CPI 2016 is opgebouwd uit dertien verschillende bronnen. Alle bronnen beoordelen de perceptie van corruptie in de publieke sector: het waargenomen niveau van elke vorm van machtsmisbruik door eenieder die deze macht toevertrouwd heeft gekregen binnen de regering of een overheidsinstantie.
Deelt u de opvatting dat dit Oekraïne één van de meest corrupte landen ter wereld maakt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, maakt dit de uitspraak dat «Ukraine is a highly corrupted (...) country» feitelijk juist? Zo nee, waarom niet?
Oekraïne heeft de afgelopen jaren, sinds de Maidanrevolutie in 2014, belangrijke stappen gezet op het gebied van anti-corruptiehervormingen. Onder andere is een bureau opgezet dat corruptie binnen overheidsorganen onderzoekt en aandraagt voor vervolging (National Anti-Corruption Bureau of Ukraine). Ook is, met hulp van Transparency International, een elektronisch platform opgericht teneinde de onafhankelijkheid van aanbestedingen te waarborgen (ProZorro) en wordt er ingezet op de decentralisatie van overheidstaken en de privatisering van overheidsbedrijven.
Desalniettemin, is er nog altijd veelvuldig sprake van het door elkaar lopen van publieke en financiële belangen. De internationale gemeenschap – IMF en EU – houdt druk op het hervormingsproces door op basis van conditionaliteit leningen te verstrekken. Als er onvoldoende voortgang wordt geboekt op het gebied van (anti-corruptie) hervormingen, wordt er niet tot betaling over gegaan. Nederland steunt de inzet van het instrument van conditionaliteit en spreekt Oekraïne ook in bilaterale contacten steevast aan op haar verantwoordelijkheid als het gaat om het bestrijden van corruptie.
Deelt u de opvatting van de East StratCom Task Force dat het noemen van Oekraïne als één van de meest corrupte landen een vorm van nepnieuws is?
Zie antwoord vraag 23.
Deelt u de opvatting dat de samenvatting van East StratCom Task Force («fascistic country») geen recht doet aan de daadwerkelijke inhoud van het GeenStijl-artikel op dit punt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 23.
Deelt u de opvatting dat de weerlegging van het ThePostOnline (TPO)-artikel («The article seems to be aimed only at worsening the image of Ukraine before the Dutch referendum about the Association Agreement») die wordt gegeven door East StratCom Task Force geen uitspraak doet over de inhoudelijke correctheid van het betreffende artikel, maar enkel een motief of bedoeling claimt?6 Zo nee, kunt u aangeven op welke wijze de bewering van de East StratCom Task Force inhoudelijk ingaat op het TPO-artikel dat zij bestempelen als desinformatie? Zo ja, kunt aangeven waarom deze bewering voldoende is om gekwalificeerd te worden als nepnieuws?
Zie antwoord vraag 23.
Bent u van mening dat het artikel van TPO terecht door de East StratCom Task Force is aangemerkt als nepnieuws? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 23.
Kunt u een definitie geven van nepnieuws?
Wat is in uw ogen het verschil tussen een mening en nepnieuws?
Wat is in uw ogen het verschil tussen een artikel met een of meerdere onjuiste beweringen en nepnieuws? Indien er geen verschil is, bevatte dan elk nieuwsartikel dat later gerectificeerd moet worden kennelijk nepnieuws? Zo nee, waarom niet?
Bent u van mening dat de stelling dat de euro ons een extra weeksalaris oplevert, nepnieuws is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 23.
Bent u van mening dat de stelling dat de interne markt ons een extra maandsalaris oplevert nepnieuws is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 23.
Kunt u aangeven hoe de samenwerking tussen het ministerie, NU.nl en Facebook vorm zal krijgen in het kader van de bestrijding van nepnieuws? Kunt u in uw antwoord meenemen op welke termijn de «nepnieuwsbestrijding» tot uiting zal komen in de tijdlijnen van Nederlandse Facebook gebruikers?
Kunt u aangeven wat de juridische basis is voor een dergelijke samenwerking met NU.nl en Facebook en voor de bestrijding van nepnieuws door het ministerie?
Kunt u transparantie verschaffen over de exacte rol en werkwijze van NU.nl in het aanmerken van berichten en/of artikelen als nepnieuws?
Zal NU.nl haar rol belangenloos uitvoeren of zal zij financiering ontvangen? Indien zij financiering zal ontvangen, door wie zal dit vergoed worden?
Kunt u de specifieke samenwerkingsovereenkomst tussen het ministerie, NU.nl en Facebook de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn?
Kunt u aangeven wat de specifieke selectiecriteria zijn voor berichten die zullen worden verborgen in circa 80% van de tijdlijnen van Nederlandse Facebook gebruikers, zoals aangegeven in uw brief aan de Kamer van 18 december 2017?
Kunt u aangeven of nieuwsbronnen als geheel zullen worden aangemerkt als verspreider van nepnieuws en dat hun artikelen derhalve standaard zullen worden verborgen op tijdlijnen van Facebook gebruikers? Of gaat het op een andere manier? Indien dat laatste het geval is, op welke manier?
Kunt u aangeven in hoeverre opiniestukken zullen worden aangemerkt als nepnieuws en als gevolg onzichtbaar zullen zijn voor Facebook gebruikers? Zo nee, wanneer kunt u daar wel duidelijkheid over geven?
Zal het ministerie een register bijhouden van artikelen die zijn aangemerkt als nepnieuws? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waar zal dit gebeuren? En door wie? Zal dit te raadplegen zijn? Zo ja, waar en voor wie? Zo nee, waarom niet?
Nee. Ik zie dit niet als een taak van de overheid.
Kunt u een overzicht geven van de in uw ogen meest prominente betrouwbare Nederlandse nieuwsbronnen? Zo nee, waarom niet?
Een overzicht zoals dat waar u om vraagt kan ik u niet geven, omdat ik het niet aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie acht om een dergelijk overzicht te maken.
Kunt u een overzicht geven van de in uw ogen meest prominente onbetrouwbare Nederlandse nieuwsbronnen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 54.
Kunt u een overzicht geven van nieuwsbronnen die u beschouwt als de grootste verspreiders van nepnieuws binnen Nederland? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 54.
Kunt u aangeven of de nepnieuwsmaatregelen op Facebook zich met name zullen richten op Nederlandse nieuwsbronnen of op buitenlandse nieuwsbronnen?
Kunt u aangeven of de Facebook gebruiker, wiens bericht aangemerkt wordt als nepnieuws, hiervan een melding zal krijgen? Indien dit niet het geval is, deelt u de opvatting dat hiermee een hoogst ontransparante situatie ontstaat waarbij gebruikers niet weten of hun berichten voor hun volgers daadwerkelijk zichtbaar zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, beschouwt zij dit als een probleem? Indien zij dit niét als een probleem beschouwt, waarom niet?
Kunt u aangeven of gebruikers in beroep kunnen gaan tegen het aanmerken van hun bericht als nepnieuws en hoe deze beroepsmogelijkheden vorm zullen krijgen?
Indien er geen sprake zal zijn van een beroepsmogelijkheid, deelt u de opvatting dat dit een uiterst eenzijdige situatie teweegbrengt die de macht tot censuur bij een hele kleine groep mensen legt? Zo nee, waarom niet?
Indien er wel sprake is van een beroepsmogelijkheid, kunt u aangeven hoe deze vorm krijgt? Kunt u in uw antwoord betrekken welk orgaan een beroep zal behandelen, wie haar leden zullen zijn, hoe de leden van het beroepsorgaan geselecteerd worden en wat de juridische mogelijkheden zijn om een afgewezen beroep aan te vechten bij de rechter?
Het komt regelmatig voor dat kranten als NRC Handelsblad, De Volkskrant en Trouw hun eerdere berichtgeving moeten rectificeren. Bent u van mening dat deze kranten zich in hun oorspronkelijke publicaties dan dus schuldig hebben gemaakt aan het verspreiden van nepnieuws? Zo nee, waarom niet?
Bent u bekend met het bericht van 8 juli 2017 dat werd gepubliceerd op NU.nl, de samenwerkingspartner van het ministerie in de bestrijding van nepnieuws, waarin NU.nl schreef over de aanwezigheid van 200 demonstranten bij een bijeenkomst van Forum voor Democratie in Groningen?7
Bent u bekend met het feit dat NU.nl dit bericht heeft moeten rectificeren, gezien het feit dat er slechts enkele demonstranten aanwezig waren?
Bent u van mening dat NU.nl zich met het oorspronkelijke bericht schuldig maakte aan het verspreiden van nepnieuws? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de opvatting dat niet alle feiten altijd door iedereen geaccepteerd worden en dat over feitelijkheden discussie kan bestaan?
Deelt u de opvatting dat een open discussie over feiten deel is van een gezonde, goed functionerende democratie?
Ja.
Deelt u de opvatting dat zaken die tegenwoordig als onwaar worden beschouwd in de toekomst waar kunnen blijken en dat talloze zaken die in het verleden als waar werden beschouwd tegenwoordig onwaar zijn gebleken?
Zie antwoord vraag 67.
Kunt u aangeven of «De revolutionibus orbium coelestium» (1543) van Nicolaas Copernicus, waarin hij het destijds zeer omstreden heliocentrisch model van het universum formuleerde, zou zijn bestempeld als nepnieuws binnen de kaders van het nieuwe samenwerkingsverband tussen het Ministerie, NU.nl en Facebook en of dit werk in uw ogen had moeten worden verborgen op Facebook als dit in zijn tijd bestond? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven of «Über die spezielle und die allgemeine Relativitätstheorie» (1916) van Albert Einstein, waarin hij voor het eerst de – destijds omstreden – algemene relativiteitstheorie voorstelt, zou zijn bestempeld als nepnieuws binnen de kaders van het nieuwe samenwerkingsverband tussen het Ministerie, NU.nl en Facebook en of dit paper in uw ogen had moeten worden verborgen op Facebook als dit in zijn tijd bestond? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven of «Broken Symmetries and the Masses of Gauge Bosons» (1964) van Peter Higgs, waarin hij voor het eerst – het inmiddels bewezen – bestaan van Higgsvelden en Higgsbosonen postuleert, zou zijn bestempeld als nepnieuws binnen de kaders van het nieuwe samenwerkingsverband tussen het Ministerie, NU.nl en Facebook en of dit paper in uw ogen had moeten worden verborgen op Facebook als dit in zijn tijd bestond? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven of «Die Entstehung der Kontinente und Ozeane' (1915) van Alfred Wegener, waarin hij het nu algemeen geaccepteerde bestaan van schuivende aardplaten beschrijft, zou zijn bestempeld als nepnieuws binnen de kaders van het nieuwe samenwerkingsverband tussen het Ministerie, NU.nl en Facebook en of dit paper in haar ogen had moeten worden verborgen op Facebook als dit in zijn tijd bestond? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven of het werk van Ignaz Philipp Semmelweis uit de periode rond 1847 met betrekking tot het voorkomen van kraambedkoorts – waarin hij ervoor pleit de handen te wassen voordat een zwangere vrouw geholpen wordt bij een bevalling – zou zijn bestempeld als nepnieuws binnen de kaders van het nieuwe samenwerkingsverband tussen het Ministerie, NU.nl en Facebook en of dit werk in haar ogen had moeten worden verborgen op Facebook als dit in die tijd bestond? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven in hoeverre sceptische artikelen aangaande klimaatverandering zullen worden verborgen op de tijdlijnen van Facebook gebruikers in het kader van nepnieuwsbestrijding?
Bent u van mening dat de bestrijding van nepnieuws uitsluitend op het internet zou moeten plaatsvinden of idealiter ook daarbuiten? Zo ja, zouden op termijn dan ook boeken moeten worden verboden, omdat ze in de ogen van de beoordelende instanties «nepnieuws» bevatten? Zo nee, waarom niet?
Ik heb eerder aangegeven dat vooral het internet meebrengt dat nieuwsberichten zich heel gemakkelijk verspreiden en dat dat anders is dan voorheen het geval was. We moeten ons bewust zijn van de nieuwe mogelijkheden die dit biedt voor statelijke actoren voor heimelijke beïnvloeding van de publieke opinie door desinformatie. Ik vind bestrijding van dergelijke desinformatie noodzakelijk, maar daartoe behoort nadrukkelijk niet het van overheidswege vooraf beoordelen en verbieden van bepaalde media-uitingen.
Volgens (art. 7 van) de Nederlandse Grondwet heeft niemand voorafgaand verlof nodig om gedachten en gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. Censuur is daarmee onvoorwaardelijk uitgesloten. De vrijheid van meningsuiting ligt ook verankerd in verdragen. Uitingen kunnen slechts achteraf worden getoetst aan de wet en verspreiding mag alleen onder strenge voorwaarden worden beperkt.
Het door ‘EU vs Disinfo’ bestempelen van journalistieke verslaggeving tot nepnieuws |
|
Ronald van Raak |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Waarom kan de Europese Unie journalisten die berichten over «EU vs Disinfo» in Nederland veroordelen? Steunt u de veroordeling van een journalist van ThePostOnline (TPO)? Zo ja, kunt u dat ook nader toelichten? Zo nee, wilt u dat dan aan deze Europese organisatie laten weten?1
EU vs. Disinfo valt onder de EU «East StratCom Taskforce» binnen de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO). Deze taakgroep is opgericht om bewustzijn binnen de EU te vergroten van de aanhoudende desinformatie-campagnes vanuit Rusland. Deze taakgroep richt zich onder meer op het identificeren, benoemen en feitelijk weerleggen van desinformatie door pro-Kremlin media. Zoals ik eerder heb aangegeven, acht ik het tegengaan van deze desinformatie campagnes van belang en daarom zet Nederland in op het versterken van de taakgroep.2 Het is hierbij wel zaak dat deze acties zich richten op het identificeren, benoemen en feitelijk weerleggen van desinformerende (elementen van) berichtgeving en niet op het identificeren en benoemen van journalisten en hun journalistieke verslaglegging als zijnde desinformatie. De term desinformatie impliceert de intentie tot misleiding en dient daarom niet onachtzaam te worden gehanteerd. Ik wijs er in dat verband op dat EU vs. Disinfo naar aanleiding van klachten haar database heeft aangepast.
Deelt u de opvatting dat journalisten die verslag doen van politieke bijeenkomsten niet verantwoordelijk zijn voor hetgeen op deze bijeenkomsten wordt gezegd? Zo nee, waarom niet?
Ja, die opvatting deel ik. Journalisten zijn verantwoordelijk voor de wijze waarop ze verslag doen van gebeurtenissen, niet voor de gebeurtenissen zelf of de daarin naar voren gebrachte opvattingen.
Deelt u de opvatting dat u als Minister mede verantwoordelijk bent voor het beschermen van de journalistieke vrijheid in ons land? Zo nee, waarom niet?
De Grondwet regelt dat niemand in Nederland voorafgaand verlof nodig heeft om door de drukpers of andere middelen gedachten of gevoelens te openbaren wegens de inhoud daarvan, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. Als Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties sta ik voor fundamentele rechten van onze democratische rechtsorde en open samenleving, zoals vrije pers en de vrijheid van meningsuiting.
Deelt u de opvatting dat als Europese organisaties verslaggevers gaan beoordelen de vrijheid van journalistiek in gevaar is?
Bij het identificeren van desinformatie zoals door de taakgroep past een zorgvuldig optreden zoals aangegeven in het antwoord op uw eerste vraag. Het gaat daarbij om het vergroten van meer inzicht in en bewustwording van (de omvang van) desinformatie door statelijke actoren. Een dergelijke inzet doet niet af aan de journalistieke vrijheid.
Bent u bereid om u in Europees verband hard te maken voor het stopzetten van de financiering van «EU vs Disinfo»?
Nee.
Het bericht dat de buste van Johan Maurits is weggehaald uit de foyer van het Mauritshuis |
|
Antoinette Laan-Geselschap (VVD) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Buste Johan Maurits weg uit foyer Mauritshuis»?1
Ja.
Wat vindt u van het feit dat het bestuur van het Mauritshuis in Den Haag heeft besloten om de buste van notabene de naamgever van het museum, Johan Maurits, te verplaatsen vanwege de groeiende maatschappelijke discussie over het slavernijverleden?
In de media heeft het bestuur van het Mauritshuis uitgelegd dat de verplaatsing van dit beeld onderdeel is van een bredere herziening door het museum om het verhaal en de betekenis van Johan Maurits in context te presenteren, zowel op zaal, als op hun website en via andere publieksactiviteiten. Ik laat aan het Mauritshuis over op welke wijze zij de kunst en de geschiedenis willen presenteren en integreren in hun publieksactiviteiten.
Deelt u de mening dat het verwijderen van beelden van markante figuren uit de Nederlandse geschiedenis geen enkele bijdrage levert aan de maatschappelijke discussie? Zo nee, kunt u een toelichting geven?
Ik stel vast dat in dit geval geen sprake is van het verwijderen van een markant figuur uit de Nederlandse geschiedenis. De presentatie van deze figuur is sinds januari 2017 uitgebreid en in een herziene historische context gepresenteerd.
Wat vindt u van het feit dat steeds meer musea en gemeenten overwegen om beelden en namen van onder andere zeehelden te verwijderen of te wijzigen? Deelt u de mening dat de geschiedenis niet uitgewist dient te worden en we moeten stoppen om het verleden naast de huidige maatschappelijk meetlat te leggen? Zo nee, kunt u een toelichting geven?
Het anders bezien van de geschiedenis is onlosmakelijk verbonden met het debat over geschiedenis zelf. De discussie over de betekenis van figuren en gebeurtenissen uit onze vaderlandse geschiedenis wordt voortdurend gevoed door nieuwe inzichten. Dat gemeenten en publieke culturele organisaties zoals musea reageren op deze maatschappelijke discussie vind ik wenselijk. Musea als het Mauritshuis kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan dergelijke maatschappelijke discussies en deze van extra context, reflectie en verdieping voorzien.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat dergelijke beelden of namen uit musea of het straatbeeld verdwijnen, omdat een selecte groep van mening is dat de geschiedenis op deze wijze herschreven dient te worden?
Ik stel via de culturele basis infrastructuur musea in staat om de Nederlandse geschiedenis te presenteren voor een breed publiek in samenwerking met tal van andere organisaties en initiatieven. Ik laat het aan de culturele instellingen over op welke wijze zij hier invulling aan geven, zowel binnen als buiten de instellingen. Ik hecht er aan dat zij op deze wijze een eigen bijdrage van reflectie en verdieping leveren aan een open en inclusief maatschappelijk gesprek over de Nederlandse geschiedenis.
Het bericht dat Turks-Nederlandse gezinnen worden bedreigd met dreigbrieven met een hakenkruis en bloedspetters op hun voordeur |
|
Farid Azarkan (DENK) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Dreigbrief met hakenkruis en «bloed»spetters»?1
Ja.
Wat vindt u van het feit dat Turkse Nederlanders aan de deur van hun eigen huis op een vreselijke wijze zijn bedreigd vanwege hun afkomst en hun religie?
Een democratische samenleving kan alleen functioneren als we een grens trekken als vrijheden van de ander worden bedreigd, als iedereen meedoet en discriminatie wordt bestreden. Voor homohaat, antisemitisme, moslimhaat, eerwraak, genitale verminking, kinderhuwelijken, gedwongen huwelijken, haat zaaien en geweld tegen andersdenkenden en tegen minderheden is geen plaats in onze samenleving. Het kabinet staat voor een samenleving waar iedereen zich veilig voelt om in vrijheid vorm te geven aan de eigen etnische, religieuze, seksuele en culturele identiteit binnen de kaders van de rechtsstaat.
Zoals ook gemeld in mijn beantwoording op uw vragen van 12 januari j.l.2, merk ik in het algemeen op dat het regeerakkoord de doelstellingen van de aanpak van discriminatie van het kabinet beschrijft. In het vorig jaar aan uw Kamer aangeboden Nationaal Actieprogramma tegen Discriminatie is specifiek aandacht voor de aanpak van moslimdiscriminatie, onder andere in de vorm van aandacht voor versterking van kennis en inzicht, het verhogen van meldingsbereidheid en versterking van lokale samenwerking. Begin volgend jaar zal een voortgangsrapportage van het Actieprogramma aan uw Kamer worden aangeboden.
Kunt u begrijpen dat deze laffe bedreiging leidt tot angst onder Nederlandse moslims en Turkse Nederlanders? Zo ja, wat gaat u doen om deze angst weg te nemen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven of vergelijkbare vormen van bedreiging vaker zijn voorgekomen in de afgelopen tijd?
Een vergelijkbare casus is bij de politie niet bekend.
Is er contact al opgenomen met de slachtoffers? Is Slachtofferhulp ingeschakeld? Zo nee, waarom niet?
Over individuele zaken doe ik geen uitspraken. In zijn algemeenheid is het zo dat
bij de aangifte standaard aan slachtoffers wordt gevraagd of ze behoefte hebben
aan slachtofferhulp. Is dat het geval, dan worden zij gebeld door Slachtofferhulp Nederland. Zij kunnen zelf bepalen of zij gebruik willen maken van de praktische, juridisch en sociaal-emotionele ondersteuning die Slachtofferhulp Nederland biedt.
Zijn er al verdachten opgespoord? Zo nee, waarom niet?
Zoals bekend doe ik geen mededelingen over lopende onderzoeken.
Bent u bereid extra maatregelen te nemen omdat steeds meer moslims zich onveilig voelen door het in korte tijd achtereenvolgens plaatsvinden van een terroristische aanslag op een moskee in Enschede, dreigbrieven met nazi-symbolen, bezettingsacties van een extreemrechtse groepering van islamitische bouwwerken en nog veel meer? Zo nee, wat moet er nog meer gebeuren voordat het kabinet eindelijk extra maatregelen neemt?
Zoals gemeld aan de Kamer3 zet het kabinet stevig in op het verkleinen van spanningen, de opsporing en vervolging van daders van strafbare feiten, de veiligheid van moskeeën, de bestrijding van discriminatie en de aanpak van rechts-extremisme. Indien nodig worden extra veiligheids- of andere maatregelen getroffen. De Politie en het Openbaar Ministerie zijn hier extra alert op.
Bent u bereid om, in vergelijking met het (terechte) doelgroepenbeleid inzake de bevordering van homoacceptatie bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, ook doelgroepenbeleid te initiëren in de vorm van een actieplan bestrijding moslimhaat? Zo nee, waarom niet?
Het discriminatiebeleid richt zich op alle gronden, waarbij uitgangspunt een generieke benadering van het fenomeen discriminatie is, waar nodig aangevuld met specifieke maatregelen. Discriminatie kent een strafrechtelijke en een gelijke behandelings-component. Het strafrechtelijke beleid is louter generiek, en wordt voor elke discriminatiegrond gelijkwaardig toegepast. Gelijke behandeling richt zich op het volledig en volwaardig kunnen participeren in de maatschappij. Om dit beleid effectief te kunnen laten zijn, bestaan naast generieke ook specifieke maatregelen. In het Nationaal Actieplan Discriminatie 2015–2020 is opgenomen welke maatregelen vanuit het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid worden genomen om gelijke behandeling van moslims in de Nederlandse samenleving te bevorderen.
Bent u bereid de veiligheid van moskeebezoekers te garanderen door de moskeeën in plaats van alleen een handleiding concreet budget te bieden waarmee zij hun gebouwen en bezoekers veiligheid kunnen bieden (zoals terecht ook gebeurt bij synagogen)? Zo nee, wat kan er mis zijn met preventieve maatregelen in het kader van veiligheid, waar nog eens bij komt dat er sprake is van een substantieel begrotingsoverschot?
Zoals ook gemeld in de beantwoording op uw vragen van 22 juni 20174 en 17 oktober 20175 is het dreigingsbeeld leidend voor het nemen van beveiligingsmaatregelen bij religieuze instellingen.
De veiligheid rondom islamitische instellingen wordt op zowel het lokale als het nationale niveau gemonitord. U kunt er van op aan dat als dreiging en risico daartoe aanleiding geven, er beveiligingsmaatregelen worden genomen. Het is niet mogelijk om veiligheid voor 100% te garanderen.
Vindt u ook dat haatzaaiers een vergrotende invloed hebben op de afschuwelijke bedreigingen die het onderwerp zijn van deze vragen? Zo ja, wanneer komt de regering met het wetsvoorstel om de strafmaat op haatzaaien te verhogen?
Het is mijn voornemen om in het voorjaar van 2018 een wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de herwaardering van de strafbaarstelling van een aantal actuele delictsvormen in procedure te brengen. De wijziging van het strafmaximum voor het delict haatzaaien zal onderdeel zijn van dit wetsvoorstel.
De Open Doors ranglijst christenvervolging 2018 |
|
Martijn van Helvert (CDA), Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Geweld tegen christenen in Pakistan en India neemt schrikbarende vormen aan»?1
Ja.
Onderschrijft u de conclusie van Open Doors die in haar ranglijst christenvervolging de toename van religieus nationalisme in veel Aziatische landen noemt als belangrijke trend in 2017? Klopt het dat met name de trend van religieus nationalisme in Azië doorzet richting 2018?
Ja. De toename van religieus nationalisme is een belangrijke trend in veel Aziatische landen. Het is nog te vroeg om uitspraken te doen over het verloop van deze trend in 2018.
Wat doet Nederland om de godsdienstvrijheid te promoten in Pakistan, een land met de maximale score voor geweld tegen christenen?
In het antwoord op vragen van de leden Van der Staaij, De Roon en Voordewind d.d. 19 december 2017, over een zelfmoordaanslag op een kerk in Pakistan heeft het kabinet aangegeven dat vrijheid van religie en levensovertuiging een van de centrale thema’s in het Nederlandse mensenrechtenbeleid is. Tijdens het meest recente bezoek van de mensenrechtenambassadeur aan Pakistan, in april 2017, is vrijheid van religie en levensovertuiging onderwerp van gesprek geweest bij zijn ontmoetingen met Pakistaanse autoriteiten en religieuze leiders en heeft de ambassadeur de situatie van christenen ter sprake gebracht. Ook tijdens het jaarlijkse bilaterale overleg op hoogambtelijk niveau tussen Nederland en Pakistan en in andere contacten met vertegenwoordigers van de Pakistaanse overheid wordt dit onderwerp aan de orde gesteld.
Vanuit het Mensenrechtenfonds worden verscheidene programma’s in Pakistan gefinancierd die gericht zijn op vrijheid van religie en levensovertuiging, en het verhogen van onderling begrip en tolerantie. De programma’s richten zich op het creëren en versterken van netwerken van activisten, waaronder van minderheden en lokale NGO’s, het stimuleren van dialoog tussen verschillende religieuze en sociale groepen, en het direct beschermen van bedreigde (christelijke) minderheden door het verlenen van juridische ondersteuning en noodopvang.
Ook in EU-verband is vrijheid van religie en levensovertuiging een centraal thema. De EU ondersteunt diverse projecten op dit gebied. Van 10 tot 16 december 2017 bezocht Ján Figel, de EU Speciaal Vertegenwoordiger voor vrijheid van religie en levensovertuiging, Pakistan. Hij heeft met leden van de overheid, politici, academici, scholen en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld gesproken. Tijdens zijn bezoek, maar ook tijdens de regelmatige contacten tussen EU-vertegenwoordigers en de Pakistaanse regering, wordt consequent aandacht besteed aan dit belangrijke onderwerp.
Welke directe of indirecte mogelijkheden heeft Nederland om zich in te zetten voor godsdienstvrijheid in Noord-Korea als land dat voor de zeventiende keer bovenaan de ranglijst staat en onder meer 50.000 christengevangenen in strafkampen gezet heeft?
Het kabinet kan het exacte aantal Noord-Koreaanse christenen in strafkampen niet eigenstandig bevestigen, maar onderschrijft wel de bevindingen van de VN-onderzoekscommissie naar mensenrechten in Noord-Korea, die in haar rapport de vervolging van christenen als een van de mensenrechtenschendingen in Noord-Korea benoemt.
Nederland komt op voor de mensenrechten van alle Noord-Koreanen, waaronder het recht op vrijheid van religie en levensovertuiging. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar kwetsbare groepen die een verhoogd risico lopen op vervolging, zoals Noord-Koreaanse christenen. Gezien de zeer beperkte mogelijkheden om in Noord-Korea projecten te ontplooien, ligt daarbij de nadruk op het documenteren van misstanden met als doel de schuldigen te zijner tijd verantwoordelijk te kunnen houden voor hun misdaden. Hiertoe worden onder andere projecten gefinancierd vanuit het Mensenrechtenfonds in Zuid-Korea.
Deelt u de zorgen van de indieners over de gestaag afnemende godsdienstvrijheid en het recordaantal geweldsincidenten tegen christenen in India; een land dat in vijf jaar tijd steeg van plaats 28 naar plaats 11 op de Open Doors Ranglijst Christenvervolging?
Het kabinet deelt de zorgen over gestaag afnemende godsdienstvrijheid in India. De bewering dat de Indiase overheid wil dat alle niet-hindoes bekeerd zijn voor 30 december 2021 klopt niet. Dit is een uitspraak van een radicale politicus en geen overheidsbeleid. De Nederlandse overheid zoekt blijvend de dialoog met India over mensenrechten. Nederland benadrukt daarbij het belang van respect voor mensenrechten voor een ieder, waaronder religieuze en andere minderheden, voor een goed functionerende democratische rechtsstaat. De mensenrechtenambassadeur heeft tijdens zijn bezoek aan New Delhi op 22 en 23 november 2017 aandacht besteed aan het onderwerp godsdienstvrijheid en de wetten die in een aantal Indiase staten zijn aangenomen die veranderen van geloof bemoeilijken.
Klopt de bewering dat de Indiase overheid wil dat alle niet-hindoes voor 30 december 2021 bekeerd zijn tot het hindoeïsme? Zo ja, bent u bereid dit onderwerp concreet aan te kaarten in gesprekken met de Indiase regering?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u aangeven op welke manieren Nederland in het afgelopen jaar, via de beschikbare bilaterale en multilaterale kanalen en vanuit het Mensenrechtenfonds, bijzondere aandacht heeft besteed aan de zorgwekkende situatie van christelijke minderheidsgroepen in Azië, het Midden-Oosten, en delen van Afrika?
Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging is een prioriteit van het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Nederland komt op voor het recht op vrijheid van religie en levensovertuiging wereldwijd. Het kabinet maakt van verschillende mogelijkheden gebruik om deze mensenrechten aan de orde te stellen. Via bilaterale kanalen onderhouden diverse ambassades nauw contact met religieuze leiders en wordt in externe contacten aandacht gevraagd voor de situatie van minderheidsgroepen, waaronder christenen. Ook de mensenrechtenambassadeur brengt de situatie van christenen onder de aandacht. Dit heeft hij o.a. gedaan tijdens zijn recente reizen naar China, Pakistan, Indonesië en Irak.
Via het Mensenrechtenfonds wordt een aantal projecten gesteund met ook aandacht voor kwetsbare christelijke minderheidsgroepen. Zo steunt de Nederlandse ambassade in Caïro bijvoorbeeld de interreligieuze dialoog door middel van projecten over godsdienstvrijheid en uitwisselingen tussen imams en priesters die zijn gericht op het kweken van tolerantie en begrip. In Libanon wordt een project gesteund dat zich richt op vredesopbouw en sociale cohesie onder gemengde gemeenschappen, waaronder christelijke, in de Bekaa vallei. In India steunt Nederland een project met als doel capaciteitsopbouw bij religieuze minderheden, m.n. christenen, mede ter adressering van sektarisch geweld. Voorts wordt een meerjarig project ondersteund in Pakistan, Indonesië en Kenia dat zich richt op religieuze tolerantie, mede ter verbetering van de situatie van christenen in deze landen.
Ook binnen de EU en VN staat het thema hoog op de agenda. Langs multilaterale weg wordt waar mogelijk opgetreden met de EU om demarches uit te voeren en gezamenlijke verklaringen af te geven.
Is het kabinet bereid om zich ook in 2018, via bilaterale en multilaterale kanalen, in te zetten voor godsdienstvrijheid voor christelijke minderheden wereldwijd en daarbij bijzondere aandacht te hebben voor christenen in India en in de landen in de top 10 van de Open Doors ranglijst christenvervolging 2018 zoals Noord-Korea, Pakistan, Afghanistan en Jemen?
Ja. Het kabinet zal zich ook in 2018 via bilaterale en multilaterale kanalen blijven inzetten voor vrijheid van religie en levensovertuiging voor christelijke en andere religieuze en niet religieuze minderheden daar waar mogelijk.
Is dit kabinet bereid om godsdienstvrijheid niet alleen een speerpunt te maken binnen het buitenlandbeleid maar ook binnen het vluchtelingen- en asielbeleid met het oog op de asielmogelijkheden voor christenasielzoekers?
Het bieden van asielbescherming aan personen die vanwege hun geloofsovertuiging vrezen voor vervolging is reeds lange tijd een belangrijk uitgangspunt van het Nederlands asielbeleid. Dit uitgangspunt is ook verankerd in het Vluchtelingenverdrag en in het toepasselijke EU-acquis. Bij die asielbeoordeling, zo is in het Nederlandse beleid vastgelegd, zal nimmer van een vreemdeling worden verlangd dat deze bij terugkeer uitingen van zijn godsdienst verborgen zou moeten houden. Ook zal niet van de vreemdeling worden verwacht dat hij afziet van godsdienstige handelingen, die voor hem persoonlijk bijzonder belangrijk zijn om zijn godsdienstige identiteit te bewaren. Bij de behandeling van de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft de Staatssecretaris voorts aangegeven een onderzoek te starten over de vraag of de geloofwaardigheidsbeoordeling van gestelde bekering in asielzaken verder kan worden verbeterd.
Gezien deze bestaande uitgangs- en aandachtspunten binnen het Nederlandse asielbeleid ziet het kabinet geen reden om de asielmogelijkheden van christenasielzoekers nog verder als speerpunt te benoemen.
Het bericht dat de publieke omroep informatie doorgeeft aan adverteerders |
|
Peter Kwint |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat informatie over gebruikers die de app van de publieke omroep gebruiken kan worden gebruikt door bedrijven, en dat zonder toestemming hiervoor, de app niet gebruikt kan worden?1
Ja.
Is dit wat u voor ogen hebt als u stelt dat de publieke omroep meer eigen inkomsten moet genereren nu de reclame-inkomsten tegenvallen en pas na de formatiebesprekingen bekend werd wat de omvang van dit toekomstige tekort was?
Ernst&Young (EY) heeft gekeken in hoeverre de landelijke publieke omroep de reclame-inkomsten kan vergroten door het reclamebeleid van de landelijke publieke omroep te wijzigen. Ook is EY nagegaan hoe de landelijke publieke omroep de inkomsten uit andere bronnen, zoals distributievergoedingen, kan vergroten.2 Het is nu aan de NPO om mede op basis daarvan het reclamebeleid te bepalen en andere inkomstenmogelijkheden te benutten. In mijn mediabegrotingsbrief3 staat dat bepaalde reclamemogelijkheden, zoals «programmatic trading», vanwege privacywet- en regelgeving lastig uit te voeren zijn. Het is de eigen verantwoordelijkheid van de NPO om binnen de geldende wet- en regelgeving afwegingen en keuzes te maken en daar verantwoording over af te leggen. Toezicht daarop wordt, afhankelijk van de toepasselijke wet- en regelgeving, uitgeoefend door het Commissariaat voor de Media, de Autoriteit Consument en Markt en de Autoriteit Persoonsgegevens. Het Commissariaat ziet er bijvoorbeeld op toe dat de publieke omroep in de uitvoering van zijn publieke taak niet dienstbaar is aan het maken van winst door derden. Verder doet op dit moment de Autoriteit Persoonsgegevens onderzoek naar de toepassing van de NPO Start-app. Ik heb hier geen rol in, maar in de gesprekken met de NPO over het benutten van reclame- en andere inkomstenopties zal ik het belang hiervan benadrukken.
Deelt u de mening dat het (verplicht) verstrekken van kijkgegevens van individuele gebruikers aan commerciële bedrijven op zijn minst dubieus is, vanuit de publieke rol van de Nederlandse Publieke Omroep (NPO)?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat zolang er geen optie is voor app-gebruikers om informatieverstrekking over hun kijkgedrag tegen te houden, dit niet meer mag plaatsvinden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om in gesprek te gaan met de NPO hierover?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat de oudejaarsconference van BNNVARA subsidie heeft ontvangen |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD), Antoinette Laan-Geselschap (VVD) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Bent u bekend met het bericht «Subsidie voor cabaretmiljonair Youp»?1
Ja.
Klopt het dat de oudejaarsconference van BNNVARA subsidie heeft ontvangen van het CoBO Fonds om de show te regisseren, naast de subsidie die de publieke omroep reeds ontvangt voor programmering? Zo ja, hoe beoordeelt u dit? Zo nee, kunt u een toelichting geven op de financiering vanuit het CoBO Fonds aan de oudejaarsconference?2
BNNVARA heeft een bijdrage uit het CoBo-fonds gekregen. Het CoBo-fonds is bedoeld om publiek media-aanbod van de omroepen in de vorm van coproducties met filmproducenten en culturele podia te stimuleren. De oudejaarsconference is een dergelijke coproductie, die eenmalig is geproduceerd en geregistreerd voor uitzending op de publieke televisie. De middelen van het CoBo-fonds zijn eigen programmagelden van de publieke omroep en bestaan onder meer uit de inkomsten die de NPO uit het buitenland ontvangt voor de doorgifte van NPO1, 2 en 3. De bijdrage aan BNNVARA is bekostigd uit deze buitenlandse inkomsten.
Over het besluit van CoBO om een bijdrage te geven aan de Oudejaarsconference van BNNVARA heb ik geen oordeel. Dergelijke besluiten worden in onafhankelijkheid van politiek en commercie door het bestuur van CoBO genomen. In zijn openbare jaarverslagen neemt het bestuur een overzicht op van alle verstrekte bijdragen en hun omvang.
Over het besluit van CoBO om een bijdrage te geven aan de Oudejaarsconference van BNNVARA heb ik geen oordeel. Dergelijke besluiten worden in onafhankelijkheid van politiek en commercie door het bestuur van CoBO genomen. In zijn openbare jaarverslagen neemt het bestuur een overzicht op van alle verstrekte bijdragen en hun omvang.
Zijn er nog andere subsidies met publiek geld verleend aan de oudejaarsconference van de NPO?
CoBO verstrekt alleen een bijdrage op grond van een aanvraag die voorzien is van een begroting ten behoeve van een coproductie. Daarbij financiert CoBO maximaal 20% van de kosten die de omroep nodig heeft voor het maken van de televisie-uitzending, met een maximum van € 180.000. In dit geval betreft het een bijdrage in de categorie podiumkunsten.
Klopt het bericht dat de subsidiëring door het CoBO Fonds kennelijk ook verleend wordt als het niet noodzakelijk is? Zo ja, hoe beoordeelt u dit? Zo nee, kunt u aangeven op grond van welke criteria hier subsidie is verleend aan de oudejaarsconference van de publieke omroep?
Zoals in antwoord op vraag 2 beschreven, vindt het besluit om al dan geen bijdrage te leveren aan een coproductie plaats op basis van onafhankelijkheid en door het bestuur van de CoBO. CoBO heeft mede tot doel het stimuleren van podiumkunst op televisie. In dat kader is het verlenen van een bijdrage ten behoeve van het maken van een televisie-uitzending passend. Bovendien wordt hiermee de druk op de benodigde financiering vanuit de omroepmiddelen deels weggenomen, waardoor het mediabudget voor andere programmatische doeleinden kan worden ingezet.
Deelt u de mening dat subsidieverlening in de kunst- en cultuursector zou moeten dienen om, bij voorkeur tijdelijk, steun te geven aan producties en andere uitingen die anders niet of moeilijk van de grond zouden komen? Zo ja, hoe beoordeelt u de extra subsidieverlening aan de oudejaarsconference van de NPO en bent u voornemens deze gang van zaken te bespreken met de NPO en het CoBO Fonds? Zo nee, kunt u een toelichting geven?
De oudejaarsconference was een speciaal in opdracht van BNNVARA geproduceerde eenmalige voorstelling voor televisie. Zoals bij de beantwoording van bovenstaande vragen is beschreven, is er geen sprake van extra subsidie. Verder zijn het de omroepen die besluiten voor welke podiumkunst op televisie geld wordt aangevraagd en bepaalt het bestuur van de CoBO welke vervolgens worden gehonoreerd. Het is aan hen om te beslissen op welke wijze de door mij verstrekte middelen dan wel de zelf geworven middelen worden ingezet, uiteraard binnen het kader van de Mediawet. Ik zie daarom geen aanleiding om hierover contact te zoeken met de NPO dan wel CoBO.
Deelt u de mening dat transparantie van de kosten en financiering van een programma van de NPO van groot belang is voor een goede afrekenbaarheid en verantwoording van publieke middelen? Zo ja, hoe wilt u dit in de toekomst bevorderen? Zo nee, waarom niet?
Transparantie van de kosten bij de NPO vind ik ook van groot belang. Over de transparantie van de kosten van programmering zijn afspraken met de NPO gemaakt. De NPO zal in de jaarlijkse begroting inzichtelijk te maken hoe het budget verdeeld wordt over domeinen (genres) en de verwachte kosten per net en zender opnemen, verdeeld naar directe programmakostencategorieën. Vervolgens zal de NPO daarover jaarlijks rapporteren, startend in 2018 in de Terugblik. De geijkte verantwoordingsmomenten en -documenten en het toezicht door het Commissariaat (achteraf) bieden mij en uw Kamer afdoende gelegenheid en mogelijkheid om vinger aan de pols te houden.
Kunt u aangeven of de oudejaarsconference van de commerciële omroep RTL4 ook subsidie heeft ontvangen?
Het staat RTL vrij om zelf middelen te reserveren voor speciale projecten dan wel voor haar programmering aanvragen te doen bij (private) fondsen. Vanuit CoBO wordt geen bijdrage verleend aan commerciële programmering. De vergoedingen die het COBO ontvangt moeten ten goede komen aan de (publieke) programmering.