Een subsidieaanvraag door Stichting De Fryske Mole |
|
Harry van der Molen (CDA), Lenny Geluk-Poortvliet (CDA) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Kent u de Stichting De Fryske Mole, die in Fryslân 42 werkende molens in bezit heeft?1
Ja
Klopt het dat de stichting vóór 1 april 2018 een gecombineerde aanvraag heeft gedaan in het kader van de Subsidieregeling instandhouding monumenten (Sim)?
Ja
Deelt u de mening, dat het vanuit een oogpunt van continuïteit voor de stichting noodzakelijk was vóór 1 april 2018 een subsidieaanvraag te doen voor de periode 2019–2024?
Ja
Deelt u de mening dat continuïteit in het onderhoud ten behoeve van de instandhouding van monumenten een van de oogmerken is van de Sim?
Ja
Klopt het dat u bij besluit van 29 augustus 2018 een instandhoudingssubsidie hebt toegekend van 50% voor de periode 2019–2024?
Ja
Bent u op de hoogte van het feit dat de provincie Fryslân en de betrokken gemeenten hun aandeel in de instandhoudingskosten niet verhogen, omdat het subsidiepercentage van de Sim met ingang van 2019 wordt verhoogd tot 60%?
Rijk, provincie Fryslân en verschillende Friese gemeenten ondersteunen de Stichting De Fryske Mole. Het rijk geeft 50% subsidie voor de instandhouding van de 42 molens, de provincie 15% en gemeenten geven verschillende subsidies voor specifieke molens. De stichting heeft aan provincie en gemeenten om extra subsidie verzocht. Dat verzoek is afgewezen, maar voor zover mij bekend, niet omdat een hoger subsidiepercentage in de SIM zou worden verkregen.
Deelt u de mening dat de Stichting De Fryske Mole erop mocht vertrouwen dat zij ervan zou profiteren als het subsidiepercentage in de Sim zou worden verhoogd tot 60%? Zo nee, waarom niet?
De stichting heeft in 2018 een aanvraag voor subsidie ingediend. Voor alle aanvragers was duidelijk dat het subsidiepercentage 50% bedroeg. Op geen enkele wijze is in de SIM gesuggereerd dat het subsidiepercentage voor deze subsidieaanvragen zou worden verhoogd hangende of na de subsidieaanvraag.
Kunt u nader toelichten wat u bedoelt met de zin «(h)et zal helaas niet mogelijk zijn om het percentage [het subsidiepercentage in de Sim] in het lopende jaar te verhogen»?2
Daarmee wordt bedoeld dat de aanvraag wordt behandeld conform de op dat moment geldende regeling. Latere aanpassingen van de regeling hebben geen effect op reeds verleende subsidies.
Bent u bereid het subsidiepercentage voor de Stichting De Fryske Mole alsnog te verhogen tot 60%?
Nee, dat is niet mogelijk. Dan zou in het kader van rechtsgelijkheid ook aan de andere ontvangers van lopende SIM-subsidies vanaf 2014 – die immers ook 50% subsidie ontvangen – een hoger subsidiepercentage moeten worden toegekend. Daarvoor ontbreken de financiële middelen.
Het bericht ‘Geen Nederlandse media meer op Europese nepnieuwslijst’ |
|
Peter Kwint , Thierry Aartsen (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Is het waar dat Nederlandse media uitgezonderd zijn van onderzoek door de Europese instelling East Stratcom en daarmee van plaatsing op EUvsDisinfo? Zo ja, wanneer kunnen wij hierover een officiële brief richting de Kamer verwachten? Zo nee, wat is in dat geval uw reactie op de documenten zoals benoemd in bijgevoegd artikel?1
Er staan geen Nederlandse bronnen meer op de website EUvsDisinfo. In gesprekken met de EDEO eerder dit jaar heeft de Dienst bevestigd dat de werkwijze is aangepast met inachtneming van Nederlandse zorgen. Daar is geen afschrift van. De motie van de leden Kwint/ Yesilgöz-Zegerius2 beschouw ik daarmee als afgedaan.
Kunt u de Kamer een afschrift van deze afspraak doen toekomen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u de Kamer garanderen dat er vanaf nu geen Nederlandse journalisten en/of media meer op deze lijst zullen verschijnen? Zo nee, waarom niet?
Gelet op de in het vorige antwoord, en het op 25 januari verstuurde BNC-fiche op het EU Actieplan3, genoemde, ga ik ervan uit dat er in de toekomst geen artikelen uit de Nederlandse pers meer op de website zullen verschijnen.
Door wie wordt EUvsDisinfo nu gefinancierd? Kunt u uitsluiten dat de Nederlandse belastingbetaler opdraait voor de kosten van dit bureau? Zo nee, waarom niet?
De activiteiten van de EU Taskforces die zich bezighouden met het bestrijden van desinformatiecampagnes, waar de website EUvsDisinfo.eu een onderdeel van is, worden betaald uit het reguliere communicatiebudget van de EDEO. Dit budget komt uit het algemene budget van de EU.
De aanpak van nepnieuws |
|
Attje Kuiken (PvdA), Lodewijk Asscher (PvdA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Geen Nederlandse media meer op Europese nepnieuwslijst»?1 Kent u het bericht «We posed as 100 Senators to run ads on Facebook. Facebook approved all of them»?2 Herinnert u zich uw antwoorden op de Kamervragen over nepadvertenties op Facebook die onze democratie ondermijnen (antwoorden ontvangen op 30 november 2018)?
Ja.
Is het waar dat de site EuvsDisinfo van de Europese Unie zich niet meer bezighoudt met op Nederland gericht nepnieuws, maar zich alleen richt op Russische nepnieuws in buurlanden van Rusland? Zo ja, deelt u dan de mening dat deze site voor Nederland al van weinig waarde was en nu al helemaal niet meer? Zo nee, wat is er dan niet waar en waaruit blijkt dat deze site voor Nederland nog wel van betekenis kan zijn?
Het kabinet heeft zich ingespannen de website EUvsDisinfo op te heffen. EDEO heeft aan Nederland bevestigd dat het de werkwijze heeft aangepast, waardoor er geen artikelen uit de Nederlandse media meer op de website staan, zoals ik u ook per brief d.d. 13 december 2018 heb gemeld3. Zoals ook beschreven in het op 5 december gepubliceerde EU-actieplan voor het tegengaan van desinformatie richten de Stratcom Taskforces, waar de website een onderdeel van is, zich voortaan op het analyseren van trends, narratieven, methodes en kanalen, in het bijzonder in de landen van het Oostelijk en Zuidelijk Partnerschap. Deze analyses en rapportages zijn ook op de website te vinden. Voor volledige opheffing is geen steun bij andere lidstaten.
Zijn er verslagen van de gesprekken met Facebook waar u naar verwijst? Welke afspraken zijn gemaakt? Welke toezeggingen zijn gedaan? Op welke manier kan worden geverifiëerd of Facebook zich daaraan houdt?
In de gesprekken die zijn gevoerd is gesproken over het in Nederland implementeren van de door Facebook ondertekende Code of Practice on disinformation. Van de gesprekken zijn geen verslagen gemaakt.
Het kabinet is positief over de afspraken die zijn gemaakt in deze gedragscode en spreekt de bedrijven aan op de uitvoering hiervan. De uitvoering van de gedragscode zal op Europees niveau worden gemonitord. In het Actieplan dat de Commissie 5 december 2018 presenteerde is hierover meer opgenomen. Zo dienen de ondertekenaars regelmatig te rapporteren over de implementatie van hun toezeggingen. De Europese Commissie heeft aangekondigd dat zij de eerste rapportage in januari 2019 zal publiceren. Het kabinet zal de uitvoering van de gedragscode kritisch volgen.
Welke maatregelen neemt u in het geval Facebook onvoldoende in staat of bereid blijkt voldoende garanties te geven?
De primaire verantwoordelijkheid ligt bij de bedrijven. Vooralsnog heb ik er vertrouwen in dat bedrijven blijvend hun best doen om de verspreiding van desinformatie via hun platforms aan te pakken en aan de slag gaan met de implementatie van de Code of Practice. De rapportages aan de Europese Commissie zullen moeten uitwijzen of dat vertrouwen gerechtvaardigd is.
Heeft u ook vergelijkbare gesprekken gevoerd met andere internetbedrijven? Zo ja, met welke bedrijven en wat was de uitkomst van die gesprekken? Zo nee, waarom niet?
Vanuit het Ministerie van BZK zijn ook gesprekken geweest met onder andere Google, Twitter en Microsoft. De gesprekken zijn gegaan over wat de verschillende bedrijven doen in het tegengaan van de verspreiding van desinformatie. Er lopen verschillende initiatieven vanuit die bedrijven op het gebied van desinformatie en elk bedrijf ontwikkelt zijn eigen methodes. Google en Twitter hebben ook de eerdergenoemde Code of Practice ondertekend.
Welke maatregelen worden getroffen door andere Europese landen om de democratie te beschermen tegen valse informatie en valse advertenties?
Het kabinet hecht aan een gecoördineerde Europese aanpak van desinformatie. In eerder genoemde brief van 13 december jl. heeft het kabinet de uitgangspunten geformuleerd waarlangs zij maatregelen beoordeelt. Over de maatregelen in het Actieplan heeft uw Kamer een kabinetsappreciatie in de vorm van een BNC-fiche ontvangen4.
Bent u, nu u aangeeft geen voorbeelden te kennen van andere valse advertenties, bereid hier onderzoek naar te laten doen? Zo ja, op welke termijn kan de Kamer de uitkomsten daarvan verwachten? Zo nee, waarom niet?
De eerdergenoemde gedragscode richt zich onder meer op het verbeteren van de transparantie van politieke advertenties. In de rapportages aan de Europese Commissie zal dit naar verwachting de nodige aandacht krijgen.
Het kabinet heeft verder aangekondigd wetenschappelijk onderzoek uit te voeren naar de effecten van sociale media en internetzoekmachines in de aanloop naar de verkiezingen van maart en mei 2019. Daarbij wordt niet specifiek gekeken naar «valse politieke advertenties» maar wel in algemene zin op welke wijze de herkomst van informatie transparant is. De resultaten van dit onderzoek zijn voorzien rond de zomer van 2019.
Welke maatregelen zijn genomen om specifiek aankopen van politieke advertenties door statelijke actoren tegen te gaan?
In mijn brief van 13 december 2018 heb ik aangegeven dat ik primair een rol zie weggelegd voor niet-gouvernementele actoren zoals de media, online platforms en onderzoekers, en dat de overheid een rol heeft in het geval dat de nationale veiligheid en politieke stabiliteit in het geding komt door desinformatie. De betrokken departementen en diensten staan doorlopend in nauw contact met elkaar om informatie en signalen van mogelijke inmengingsactiviteiten van statelijke (en daaraan gelieerde) actoren rond de verkiezingen te delen en te duiden en daarop zo nodig te acteren. De Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten doen onderzoek naar ongewenste buitenlandse inmenging van statelijke actoren, zowel om inzicht te verkrijgen als om op de dreiging te kunnen anticiperen of reageren. Ook kan contact opgenomen worden met bijvoorbeeld Facebook bij specifieke zorgpunten of indicaties ten aanzien van dreigingen.
Daarnaast dienen techbedrijven zelf hun interne bedrijfsvoering zo in te richten dat zij ter uitvoering van de Code of Practice on Disinformation de transparantie bevorderen en nepadvertenties tegengaan. Transparantie en controleerbaarheid van informatie kunnen een goed middel zijn om de burger te helpen informatie op de juiste waarde te schatten. Met maatregelen die de transparantie bevorderen kunnen ook journalisten en onderzoekers onjuiste informatie sneller signaleren en melden.
Deelt u de mening dat uit het bericht van Vice News3 opgemaakt kan worden dat Facebook zelf niet in staat is om nepadvertenties tegen te gaan? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot uw antwoorden op de bovengenoemde Kamervragen, waaruit uw vertrouwen dat Facebook daar wel toe in staat zou zijn, blijkt? Zo nee, waarom deelt u die mening niet en hoe kan het dan dat die politieke nepadvertenties toch op Facebook zijn gekomen?
Zie antwoord vraag 8.
Deelt u de mening dat het niet alleen aan de media en Facebook of andere social media mag worden overgelaten om nepnieuws op te sporen? Zo ja, kunt in dat kader nu wel een antwoord geven op de al eerder gestelde vragen namelijk: «deelt u de mening dat dergelijke nepadvertenties onze democratie kunnen ondermijnen? Zo ja, kunt u de Kamer garanderen dat dit voor de Statenverkiezingen is uitgebannen? Welke maatregelen gaat u daarvoor nemen? Zo nee, hoe kunt u dan nog eerlijke verkiezingen garanderen?» Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Zie antwoord vraag 8.
Bestaan er sanctiemogelijkheden voor degenen die nepadvertenties plaatsen en voor de sites die tekortschieten in het controleren op nepadvertenties? Zo ja, welke sanctiemogelijkheden betreffen dit? Zijn die afdoende afschrikkend en waar blijkt dit uit? Zo nee, acht u het wenselijk om dergelijke sancties wel mogelijk te gaan maken en hoe gaat u dit doen en op welke termijn?
Voor zover geen sprake is van overtreding van de in Nederland geldende wetgeving, bestaan er geen sanctiemogelijkheden. Volgens (art. 7 van) de Nederlandse Grondwet heeft niemand voorafgaand verlof nodig om gedachten en gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. De vrijheid van meningsuiting ligt ook verankerd in verdragen. Uitingen kunnen slechts achteraf worden getoetst aan de wet en verspreiding mag alleen onder strenge voorwaarden worden beperkt.
In het eindrapport van de Staatscommissie parlementair stelsel wordt in hun rapport een aantal aanbevelingen gedaan, inzake regels voor aanbieders van digitale platforms en websites en meer transparantie over gebruik van digitale instrumenten door politieke partijen. Het kabinet zal in de kabinetsreactie op het advies van de Staatscommissie hierover een standpunt innemen.
#metoo in de culturele sector |
|
Corinne Ellemeet (GL), Wim-Jan Renkema (GL), Nevin Özütok (GL) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek in de culturele sector naar het #metoo-probleem in de culturele sector?1
Ja.
Deelt u de zorgen over het feit dat bijna de helft (45%) van de mannen en vrouwen die hebben deelgenomen aan de enquête zegt te maken te hebben gehad met seksueel grensoverschrijdend gedrag?
Ja, ik deel die zorgen. Ik neem de uitkomsten uiterst serieus. Daarom praat ik op 20 december aanstaande met betrokkenen (Kunsten 92, Nederlandse Associatie Podiumkunsten, Kunstenbond, Platform voor Freelance Musici, ACT belangenvereniging voor acteurs, Nederlandse Beroepsvereniging van Film- en Televisiemakers, Cultuur en Ondernemen). Samen met de aanwezigen wil ik kijken hoe de werkomgeving in de cultuursector veiliger kan worden.
Denkt u dat een mogelijke verklaring hiervoor is dat in de culturele sector veel wordt gewerkt met freelancers en onzekere contracten en dat werkenden veelal een slechte arbeidspositie hebben?
De enquête gaat niet in op mogelijke verklaringen. Ik ga daarover niet speculeren. Ik kan deze vraag wel voorleggen aan mijn gesprekspartners op 20 december.
Wat is volgens u de verklaring voor het feit dat slechts 15% van de slachtoffers het incident heeft gemeld bij een vertrouwenspersoon of leidinggevende?
Zie antwoord op vraag 3.
Denkt u ook dat de lage meldingsbereidheid deels kan worden verklaard, doordat niet alle culturele organisaties een vertrouwenspersoon hebben?
Zie antwoord op vraag 3.
Wat vindt u ervan dat 80% van degenen die een klacht indienden, ontevreden met de afhandeling van de klacht?
Elke melding moet zorgvuldig worden behandeld. Dit percentage moet dan ook naar beneden. De sector is hiervoor zelf verantwoordelijk. Op grond van de Arbeidsomstandighedenwet is de werkgever verplicht om een beleid te voeren dat erop gericht is om psychosociale arbeidsbelasting van de werknemer, waaronder seksuele intimidatie en andere ongewenste omgangsvormen, te voorkomen of te beperken en in dat kader maatregelen te treffen om de werknemer te beschermen. Maatregelen die een werkgever kan treffen zijn bijvoorbeeld het aanstellen van een vertrouwenspersoon en het vaststellen van een klachtenprocedure. Ik zal dit met de aanwezigen op 20 december bespreken.
De Inspectie SZW kan handhaven op de verplichtingen die volgen uit de Arbowet. Ze kijkt hierbij onder andere of een werkgever voldoende beleid heeft op het gebied van ongewenste omgangsvormen. Er wordt gekeken of er bijvoorbeeld een vertrouwenspersoon, klachtenregeling of klachtencommissie aanwezig is. De Inspectie SZW handhaaft risicogestuurd. Op klachten vanuit een OR of vakbond volgt altijd een onderzoek.
Hoe kan het afhandelen van de klachten worden verbeterd?
Zie antwoord op vraag 6.
Zijn er richtlijnen voor aanpak van seksueel grensoverschrijdend op de werkvloer in de culturele sector, bijvoorbeeld na een melding?
Zoals in het antwoord op vraag 6 is aangegeven, is op grond van de Arbeidsomstandighedenwet iedere werkgever verplicht om een beleid te voeren dat erop gericht is om psychosociale arbeidsbelasting van de werknemer, waaronder seksuele intimidatie en andere ongewenste omgangsvormen, te voorkomen of te beperken en in dat kader maatregelen te treffen om de werknemer te beschermen. Maatregelen die een werkgever kan treffen zijn bijvoorbeeld het aanstellen van een vertrouwenspersoon en het vaststellen van een klachtenprocedure. Met de zelfinspectietool van de Inspectie SZW kan een werkgever controleren of hij de juiste maatregelen heeft getroffen.
Welke rol ziet u voor uzelf als Minister van zowel Kunst en Cultuur, als Emancipatie bij het tegengaan van grensoverschrijdend seksueel gedrag in de culturele sector?
De sector zelf heeft een belangrijke verantwoordelijkheid. Op 20 december zal ik met hen bespreken hoe ik deze verantwoordelijkheid kan ondersteunen.
Ziet u ook een rol voor de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, omdat zij een rol heeft in het creëren van een veilige werkomgeving? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid hierover in overleg te treden?
De afgelopen jaren is vanuit het Ministerie van SZW veel aandacht geweest voor het onderwerp Ongewenste omgangsvormen. Met campagnes is aandacht gevraagd voor het onderwerp. Daarnaast zijn diverse handreikingen ontwikkeld en verspreid. Ook dit jaar is op diverse bijeenkomsten aandacht gegeven aan het onderwerp ongewenst gedrag en seksuele intimidatie. Tevens wordt de komende tijd extra ingezet om de rol en positie van vertrouwenspersonen te versterken.
De Inspectie SZW handhaaft op de verplichtingen die volgen uit de Arbowet. Ze kijkt hierbij onder andere of een werkgever voldoende beleid heeft op het gebied van ongewenste omgangsvormen. Hiertoe wordt gekeken of er een vertrouwenspersoon, klachtenregeling of klachtencommissie aanwezig is. De Inspectie SZW handhaaft risico gestuurd. Op klachten vanuit een OR of vakbond volgt altijd een onderzoek.
Het Ministerie van SZW is aangesloten bij de gesprekken die ik voer met de culturele sector.
Bent u voornemens maatregelen te treffen? Zo ja, welke zijn dat?
Ik ga op 20 december met betrokkenen in gesprek. Afhankelijk van dit gesprek en eventuele vervolggesprekken zal ik kijken of ik maatregelen ga treffen.
Bent u voornemens een actieplan op te stellen? Zo ja, op welke termijn kunt u dat aan de Kamer zenden?
Zie antwoord op vraag 11.
Het bericht dat John van den Heuvel wegens dreiging niet meer in de studio van RTL kan verschijnen |
|
Thierry Aartsen (VVD), Joost Sneller (D66) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Kent u het bericht «John van den Heuvel niet in studio vanwege dreiging»?1
Ja.
Hoe duidt u het feit dat misdaadjournalist John van den Heuvel vanwege dreiging van een aanslag niet meer kan verschijnen in de televisiestudio van RTL aan het Leidseplein in Amsterdam?
Bedreigingen zijn onacceptabel. Voor journalisten geldt dat in het bijzonder vanwege de belangrijke rol die zij vervullen in de vertegenwoordiging van het vrije woord. Met u ben ik van mening dat onafhankelijke journalistiek essentieel is om het publieke debat te voeden met informatie, duiding en opinie. Persvrijheid is onderdeel van de vrijheid van meningsuiting en in Nederland vastgelegd in de Grondwet. Ik vind het belangrijk dat deze zaken met prioriteit worden aangepakt.
Om die reden is eerder dit jaar een akkoord gesloten tussen het openbaar ministerie (OM), de politie, het Genootschap van Hoofdredacteuren en de Nederlandse Vereniging van Journalisten over het geprioriteerd aanpakken van bedreigingen van journalisten. Deze afspraken geven journalisten een speciale positie op het moment dat zij met geweld en agressie worden geconfronteerd; afgesproken is dat politie en openbaar ministerie prioriteit zullen geven aan het bestrijden van bedreigingen tegen journalisten, de behandeling van aangiftes is versneld en de strafeisen van het openbaar ministerie zijn opgehoogd. Ook de beroepsgroep zelf investeert in het weerbaarder en bewuster maken van journalisten tegen bedreigingen.
Ook de beveiliging wordt daar waar mogelijk dan ook zo vorm gegeven dat journalisten hun functie kunnen uitoefenen. Het besluit tot beveiligingsmaatregelen is echter altijd een afweging tussen dreiging en risico (voor de te beveiligen persoon én de omgeving), proportionaliteit van maatregelen en de impact ervan op de betreffende persoon.
Deze afweging is ook in deze casus gemaakt. Naast de veiligheid van dhr. van den Heuvel zelf, is bij de afweging ook het veiligheidsrisico dat personen lopen in de directe omgeving van de televisie-uitzendingen meegenomen, alsmede de proportionaliteit van de vergaande maatregelen die noodzakelijk zouden zijn geweest om het optreden van dhr. van den Heuvel in de wekelijkse uitzendingen op deze locatie mogelijk te maken. Er is echter geen sprake van dat dhr. van den Heuvel het woord wordt ontnomen of hem wordt afgeraden zich (op televisie) te uiten. Dat neemt niet weg dat de situatie waarin dhr. van den Heuvel zich bevindt zeer onwenselijk is en dat het een enorme impact heeft op hem en zijn omgeving.
Welke afweging ligt ten grondslag aan de beslissing van de Amsterdamse driehoek om de heer Van den Heuvel uit de studio te weren?
Zie antwoord vraag 2.
Wordt deze afweging louter door de lokale driehoek gemaakt? Op welke wijze is de Minister van Justitie en Veiligheid hierbij betrokken? Kunt u hier nog een rol van betekenis spelen en zo ja, welke?
Het is in dit geval inderdaad een lokale afweging. De veiligheidszorg van de journalist valt onder de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde waar de lokale hoofdofficier voor verantwoordelijkheid is. Dat is onder andere van belang omdat er in veel gevallen een lokale component is in dreiging. De te nemen maatregelen moeten heel specifiek op díe situatie worden afgestemd. De NCTV kan gevraagd en ongevraagd adviseren over bijvoorbeeld de proportionaliteit van de maatregelen. Het besluit in deze casus is, gezien ook de impact op de openbare orde, door het gezag in de driehoek van Amsterdam genomen en voor de uitvoering hiervan is overleg gevoerd met de zender en dhr. van den Heuvel. De NCTV is geïnformeerd door de gemeente Amsterdam en het OM, maar er is geen sprake geweest van ongevraagde danwel gevraagde advisering. Ik steun de beslissing van de driehoek van Amsterdam. Ik heb daarnaast contact gehad met dhr. van den Heuvel over de impact van de situatie op hem persoonlijk.
Deelt u de mening dat met deze beslissing een verkeerd signaal uitgaat wat betreft persvrijheid in Nederland? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is ervoor gekozen deze beslissing desondanks te nemen?
Zoals ik bij de beantwoording van vraag 2 en 3 al aangaf is persvrijheid onderdeel van de vrijheid van meningsuiting en in Nederland vastgelegd in de Grondwet. Daar waar mogelijk wordt de beveiliging dan ook zo vorm gegeven dat journalisten hun functie kunnen. Echter, de veiligheid van de te beveiligen persoon en de omgeving waarin hij of zij zich beweegt staat voorop. Het besluit van de Amsterdamse driehoek is gebaseerd op een zorgvuldige afweging van dreiging en risico, proportionaliteit van de maatregelen en de impact op de persoon. In vrijwel alle gevallen zal er door beveiligingsmaatregelen sprake zijn van een bepaalde mate van inperking van het privé en/of maatschappelijk leven of zal dit zo worden ervaren.
Zoals gezegd is er geen sprake van dat dhr. van den Heuvel het woord wordt ontnomen of hem wordt afgeraden zich te uiten. De inzet van de driehoek is er op gericht om de situatie waarin dhr. van den Heuvel veilig en ongestoord kan optreden op het Leidseplein zo spoedig mogelijk te herstellen. Tot die tijd wordt door de Amsterdamse driehoek actief meegedacht met RTL (en de Telegraaf) over locaties en technische ondersteuning om zijn optredens mogelijk te maken.
Hoe strookt deze beslissing met het in juli 2018 tot stand gekomen akkoord van de Stuurgroep Geweld en Agressie tegen Journalisten omtrent het versterken van de positie van journalisten tegen geweld en agressie?
Het akkoord van de Stuurgroep Agressie en Geweld tegen Journalisten bevat algemene maatregelen op het gebied van preventie (denk aan het stellen van een collectieve norm en faciliteren van weerbaarheidstrainingen voor journalisten) en repressie (harde strafrechtelijke aanpak van daders door onder andere het prioriteren van zaken, lik op stuk, schade zoveel mogelijk verhalen op daders en het vorderen van hogere strafeisen) die moeten bijdragen aan het versterken van de positie van journalisten. De Nederlandse Vereniging van Journalisten en het Genootschap van Hoofdredacteuren hebben een rol daar waar het gaat om preventieve maatregelen. De politie en het OM vervullen een rol daar waar het gaat om het aanpakken van de daders.
In de stuurgroep worden geen beveiligingsmaatregelen of casuïstiek besproken, zoals de zaak van dhr. van den Heuvel, en ligt de focus op maatregelen in relatie tot de veelvoorkomende agressie en geweldsdelicten.
Op welke wijze worden de afspraken uit de Stuurgroep Geweld en Agressie tegen Journalisten momenteel nader uitgewerkt, zoals gesteld in het betreffende akkoord?2
De acties uit het Akkoord Agressie en Geweld tegen journalisten – waarop ik in het antwoord op vragen 2 en 3 reeds inging – zijn inmiddels verder uitgewerkt in een projectvoorstel waarmee de stuurgroepleden voortvarend aan de slag zijn gegaan. Zo kan ik voor wat betreft de uitwerking van de opsporings- en vervolgingsafspraken melden dat de Wet bronbescherming en de Aanwijzing toepassing dwangmiddelen bij journalisten op 1 oktober jl. in werking is getreden. Daarnaast wordt momenteel hard gewerkt aan de Aanwijzing van het openbaar ministerie die het mogelijk maakt om zwaardere straffen te eisen bij agressie- en geweldsdelicten tegen journalisten. Overigens is afgesproken dat officieren van justitie in de praktijk al wel optreden in de geest van deze op handen zijnde wijziging. Verder is er in de opleidingen van nieuwe officieren aandacht voor journalisten en zal het openbaar ministerie bij het komende jaarbericht (2018) hier ook aandacht aan besteden. De politie heeft mij laten weten dat zij momenteel werkt aan een eenduidige registratie van aangiftes van agressie- en geweldsdelicten tegen journalisten en een versnelde aansluiting op het vervolgingsproces.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs- en Media heeft van de Nederlandse Vereniging van Journalisten vernomen dat zij momenteel werkt aan de uitvoering van haar eigen maatregelen van het projectplan en op onderdelen hiervan financiering aanvraagt. De uitvoering van deze plannen zal in 2019 plaatsvinden.
De eerstvolgende stuurgroep bijeenkomst is medio december.
Is het in het akkoord van de Stuurgroep opgenomen Protocol Geweld tegen Media al gereed?
Zie antwoord vraag 7.
Hoe vaak wordt of werd aan een journalist in Nederland wegens dreiging dergelijke beperkingen opgelegd?
In algemene zin kan ik zeggen dat het uitzonderlijk is dat journalisten in Nederland dergelijke vergaande beveiligingsmaatregelen nodig hebben. Op elke individuele casus wordt maatwerk toegepast en wordt afgewogen wat nodig is aan beveiligingsmaatregelen op basis van dreiging en risico.
Welke stappen onderneemt u in samenspraak met de Amsterdamse driehoek om de dreiging weg te nemen en te realiseren dat de heer Van den Heuvel zich weer overal vrijelijk kan bewegen, ook de studio aan het Leidseplein?
Deze zaak heeft de volle aandacht van alle betrokken partijen. Er wordt alles aan gedaan om de dreiging weg te nemen. Aangezien dit een lopend opsporingsonderzoek is, kan ik hierover verder niet in detail treden. Zoals gemeld onder vraag 5 is de inzet van de driehoek er op gericht om de situatie waarin dhr. van den Heuvel veilig en ongestoord kan optreden op het Leidseplein zo spoedig mogelijk te herstellen. Tot die tijd wordt door de Amsterdamse driehoek actief meegedacht met RTL (en de Telegraaf) over locaties en technische ondersteuning om zijn optredens mogelijk te maken.
Wat is de stand van zaken rondom de aanslag op de Telegraaf en Panorama? Is aan deze aanslag, zoals vastgelegd in het akkoord van de Stuurgroep als het gaat om de opsporing en vervolging van geweld en agressie tegen journalisten, hoge prioriteit door de politie en het openbaar ministerie gegeven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u hierover al meer opheldering geven?
Deze onderzoeken krijgen bij politie en het openbaar ministerie, conform de afspraken die in het akkoord zijn vastgelegd, absoluut hoge prioriteit. In de zaak van Panorama zijn aanhoudingen verricht en zitten momenteel drie personen in voorlopige hechtenis. Omdat het nog lopende onderzoeken betreft, kan ik over deze zaken verder geen inhoudelijke mededelingen doen.
Het bericht ‘Voetbal is voor iedereen!’ |
|
Antje Diertens (D66), Vera Bergkamp (D66) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met de brief «Voetbal is voor iedereen!» van LHBT+supporters aan de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) en de eredivisieclubs?1 2
Ja
Deelt u de mening dat er actiever moet worden gewerkt aan de algemene acceptatie van LHBT+'ers in de voetbalwereld?
Ja.
Op welke manier stimuleert u op dit moment inclusie en acceptatie van LHBT+ in de sport en bij het voetbal in het bijzonder?
Ik stimuleer dit onder meer door enerzijds, samen met de Minister van OCW, de Alliantie Gelijkspelen te ondersteunen en anderzijds via mijn inzet op het Sportakkoord. De Alliantie Gelijkspelen zet zich de komende jaren in op het realiseren van een open, veilig en prettig team- en verenigingsklimaat voor LHBTI-ers in de sport waarbij het gaat om alle deelnemers aan sportactiviteiten, zowel op (spelers, arbiters) als rondom het veld (supporters, trainers, bestuurders etc.). Met het sportakkoord streef ik ernaar dat inclusief sporten en bewegen als vanzelfsprekend wordt ervaren en belemmeringen zoals sociale ontoegankelijkheid worden weggenomen.
Wat zijn volgens u mogelijkheden om inclusie en acceptatie van LHBT+ in de sport verder te stimuleren?
Zie het antwoord op vraag 3.
Bent u bereid om met de voetbalsector in gesprek te gaan om te kijken op welke manier inclusie en acceptatie gestimuleerd kunnen worden en ook te kijken op welke manier discriminerende spreekkoren kunnen worden tegengegaan?
De KNVB is een belangrijke partner in de Alliantie Gelijkspelen en is ook betrokken bij de totstandkoming en uitvoering van het Sportakkoord. De KNVB deelt de ambitie om dit soort zaken van de voetbalvelden te bannen. Net als ik vindt de KNVB iedere vorm van discriminerende of andere kwetsende uitspraken op en rond de voetbalvelden verwerpelijk en op geen enkele wijze te tolereren. De KNVB werkt aan beleid om alle vormen van uitsluiting, waaronder homofobie, uit het voetbal te weren. Niet voor niets heeft de KNVB als slogan dat voetbal voor iedereen is en wil de KNVB graag dat iedereen zich welkom voelt op de velden en in de stadions.
Zouden rolmodellen kunnen helpen om acceptatie en inclusie te bevorderen? Wat zou mogelijk de reden kunnen zijn dat rolmodellen voor LHBT+ers zo schaars zijn in het voetbal? Op welke manier kunnen goede voorbeelden, zoals de aanpak van de John Blankestein foundation, worden ingezet?
Het creëren van een inclusief sportklimaat is een proces van lange adem. De inzet van rolmodellen is een van de activiteiten van de door VWS en OCW gesteunde Alliantie Gelijkspelen. De John Blankenstein Foundation, NOC*NSF, de KNVB, de KNHB en voetbalsupportsvereniging de Roze Regâhs onderstrepen het belang van rolmodellen. Op uitnodiging van de Alliantie Gelijkspelen hebben rolmodellen uit de sport een bijdrage geleverd aan de doorstart van de alliantie op 23 november jl.
Bent u bereid om met de LHBT+ supporters in gesprek te gaan en samen te werken aan vervolgstappen om acceptatie van LHBT+ in de voetbalwereld te bevorderen?
De Minister van OCW heeft in september jl. de Europese netwerkbijeenkomst van LHBT voetbalsupporters in Den Haag toegesproken. VWS en OCW voeren geregeld overleg met partijen van de sportalliantie, waaronder genoemd netwerk van voetbalsupporters.
Het bericht dat de kaarten voor Rammstein binnen enkele minuten waren uitverkocht |
|
Peter Kwint |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met het rappe uitverkopen van het concert van Rammstein in De Kuip?1
Ja.
Hoe verklaart u dat binnen tien minuten na de start van de voorverkoop, secondary ticketing platforms al honderden kaarten voor een veelvoud van de prijs aanboden?
Het ligt voor de hand dat dit te maken heeft met een grote vraag naar kaarten door de populariteit van de band in combinatie met een beperkt aantal beschikbare kaarten. Deze platforms hebben kennelijk binnen zeer korte tijd veel tickets gekocht.
Waarom weigert u de motie-Kwint c.s. uit te voeren waarin opgeroepen wordt de woekerhandel in tickets aan banden te leggen?2
Samen met de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat (EZK) heb ik een aantal opties overwogen om invulling te geven aan de motie: «de woekerhandel aan banden te leggen». Ik zal hieronder op de verschillende opties ingaan.
Eén manier is het invoeren van wetgeving die doorverkoop van toegangskaarten (boven een bepaalde prijs) verbiedt. Dit kan een verbod zijn op basis van het privaat-, bestuurs- of het strafrecht. Onze conclusie is dat dergelijke wetgeving ineffectief en niet of nauwelijks handhaafbaar is. Dit is ook de reden waarom het wetsvoorstel «wet doorverkoop toegangskaarten» (Kamerstuk 31 461) eind 2017 door de Eerste Kamer is verworpen. Indien er in Nederland een verbod zou worden ingevoerd, verplaatst dat de handel in tweedehandskaartjes naar het buitenland. Een nationale wet zou in de praktijk niet werken, hoe sympathiek de bedoeling ook is.
Een andere manier is om primaire verkooppunten te steunen bij initiatieven om doorverkoop van tickets tegen woekerprijzen te voorkomen. Ik ben van mening dat een sector die verdient aan culturele evenementen in dit dossier ook een verantwoordelijkheid heeft. Op dit moment worden er al verschillende goede initiatieven ontplooid. Zo worden bijvoorbeeld toegangskaarten voor verschillende artiesten en festivals, zoals Bløf, Ed Sheeran en Best Kept Secret, op naam verkocht. En er zijn hoopgevende technologische ontwikkelingen gaande in de sector, zoals verkoop met de blockchain technologie. Ook de marktpositie van Ticketswap, een van de bekendste doorverkoopplatforms in Nederland, is bemoedigend. Ik ga bezien wat ik kan doen om dergelijke initiatieven uit de sector te ondersteunen.
Daarnaast is er de optie om de consument meer bewust te maken waar hij veilig zijn ticket kan kopen en tegen welke prijs. Dat hier behoefte aan is blijkt o.a. uit onderzoek van de Consumentenbond3. Een belangrijke conclusie van dit onderzoek is dat veel kopers per ongeluk terecht komen op doorverkoopsites en dat niet in de gaten hebben. Zij betalen dan onbewust fors meer, zelfs als «hun» evenement nog helemaal niet uitverkocht is. Wanneer consumenten beter voorgelicht zijn over het veilig kopen van een kaartje, zullen zij naar verwachting minder bereid zijn via secundaire handelaren te kopen. Als de vraag vanuit consumenten minder is, zal het op termijn voor deze secundaire handelaren minder aantrekkelijk worden tickets op te kopen.
Om uitvoering te geven aan de motie, is gekozen voor deze optie.
Met welke partijen in het veld heeft u gesproken die het een goed idee vonden om dit probleem aan te pakken met een voorlichtingscampagne? Kunt u per gesprekspartner een overzicht geven of deze persoon of instantie een voorlichtingscampagne een goed idee vond?
Er is in een brede setting gesproken met onder andere de popcoalitie, de Vereniging van Evenementen Makers (VVEM), Mojo, het Music Managers Forum (MMF), de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) en de Consumentenbond. Daarnaast zijn er gesprekken geweest met onder andere Google, Ticketswap en Guts. Vrijwel alle partijen hebben aangegeven positief tegenover het idee van een bewustmakingscampagne te staan. Ook is overleg geweest met betrokken overheden zoals het Ministerie van Justitie en Veiligheid, het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de ACM en de Nationale Politie.
Waarom heeft het een jaar geduurd voor u besloten heeft een voorlichtingscampagne te starten in plaats van de handelaren aan te pakken?
Zoals gezegd hebben ik en mijn collega van EZK het afgelopen jaar met veel partijen gesproken en meerdere opties onderzocht, om zo goed mogelijk gehoor geven aan uw motie. Wij zijn hierbij zorgvuldig te werk gegaan.
Kunt u uiteenzetten wat gedupeerde Rammstein-fans hebben aan een voorlichtingscampagne?
Zie het antwoord op vraag 3. Ik vind het spijtig wanneer fans een concert mislopen. Ik ben echter van mening dat het culturele aanbod in Nederland voldoende toegankelijk is. De aangekondigde voorlichtingscampagne heeft tot doel consumenten meer bewust te maken over de juiste weg naar primaire verkooppunten, alsmede de over de prijs van toegangskaarten. Voor de gedupeerde Rammstein-fans biedt dit voor nu geen soelaas.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het wetgevingsoverleg Cultuur van 19 november 2018?
Het bericht ‘Tilburgs zwembad doet deuren dicht tijdens feestje, vier meisjes mogelijk aangerand’ |
|
Antoinette Laan-Geselschap (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Tilburgs zwembad doet deuren dicht tijdens feestje, vier meisjes mogelijk aangerand»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de wijze waarop groepen jongeren zich hebben misdragen -verbaal en fysiek- ronduit walgelijk is? Zo nee, waarom niet?
Een groep van circa 40 jongeren heeft in het zwembad gezorgd voor een gespannen sfeer en heeft agressief en intimiderend gedrag getoond tegen bezoekers en medewerkers. Wangedrag en intimidatie, waar dan ook gepleegd, vind ik onacceptabel.
Kunt u garanderen dat, in lijn met de oproep van de burgemeester van Tilburg, de heer Weterings, alles in het werk zal worden gesteld dat de slachtoffers van dit wangedrag aangifte kunnen doen zodat de daders kunnen worden gepakt? Zo nee, waarom niet?
De handhaving van de orde en regels in zwembaden is een lokale aangelegenheid. De burgemeester van Tilburg heeft bij brief van 6 november jl. de gemeenteraad over het incident geïnformeerd.2 De burgemeester heeft in zijn brief aangegeven dat een aantal bezoekers zich onveilig heeft gevoeld. Deze bezoekers zijn door zwembadmedewerkers opgevangen. De medewerkers hebben tevens degenen die zich misdroegen aangesproken op hun gedrag en een aantal van hen uit het zwembad verwijderd. Voor zover nu bekend op basis van de door de burgemeester van Tilburg verstrekte informatie blijkt uit de meldingen vooralsnog niet dat sprake is geweest van onzedelijke of (zedelijk) grensoverschrijdende gedragingen en is er geen aangifte gedaan bij de politie. Indien men van mening is dat sprake is van een strafbaar feit is het van belang dat aangifte gedaan wordt.
De camerabeelden van het zwembad zijn overgedragen aan de politie en zijn nog in onderzoek. In de lokale driehoek voert de burgemeester overleg met het openbaar ministerie en de politie over het verdere onderzoek. Eventuele schade zal worden verhaald op de daders; daarnaast kunnen de jongeren die het feest hebben verpest rekenen op passende maatregelen van de gemeente dan wel de politie.
Deelt u de mening dat het in eerste instantie al bijzonder treurig is dat zwembad «Stappegoor» een vingerscan moet gebruiken teneinde hun gasten entree te verschaffen? Zo nee, waarom niet?
Een vingerscan biedt voordelen zoals een snelle toegang voor iedereen. Vaste bezoekers hoeven dan niet in de rij te wachten. Met dit type toegangssystemen is tevens uitgesloten dat mensen die de toegang tijdelijk tot het zwembad ontzegd zijn bij wisseling van personeel toch weer binnenkomen. De inzet van personeel aan de kassa is dan meer die van een gastvrouw of -man.
In hoeveel zwemgelegenheden is het nodig om bijvoorbeeld door middel van een vingerscan raddraaiers buiten de deur te houden?
Dit type systemen wordt in niet veel zwembaden toegepast. Veel vaker worden pasjessystemen gebruikt waarmee via een tourniquet toegang tot het zwembad kan worden verkregen. In geval van ontzegging van de toegang tot het zwembad wordt zo’n pasje ingetrokken. Het effect is vergelijkbaar met controle via een vingerscan.
Welke verdere maatregelen adviseert u te nemen teneinde dit soort onacceptabel gedrag in zwembaden tegen te gaan?
De handhaving van de orde en regels in zwembaden is een lokale aangelegenheid. Indien er sprake is van misstanden in een zwembad is het aan het lokaal bestuur om maatregelen te nemen. Ik constateer dat dit in dit geval is gedaan en dat het de speciale aandacht heeft van de burgemeester van de gemeente Tilburg.
Door wie kan een zwembadverbod worden gehandhaafd? Heeft dit bijvoorbeeld dezelfde juridische status als een gebiedsverbod?
Het in dit geval toegepaste toegangsverbod vloeit voort uit de privaatrechtelijke relatie tussen de bezoeker van het zwembad en de eigenaar van het zwembad (in dit geval de gemeente). Overtreding van dit toegangsverbod betreft een vorm van lokaalvredebreuk, dat door de medewerkers van het zwembad en eventueel door de politie wordt gehandhaafd. Dit privaatrechtelijke toegangsverbod heeft daarmee een andere grondslag dan een door de burgemeester of de officier van justitie opgelegd gebiedsverbod.
Het incident waarbij een WNL-journalist is belaagd en bedreigd in Zoetermeer |
|
Thierry Aartsen (VVD) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Bent u op de hoogte van het bericht dat een WNL-journalist is belaagd en bedreigd in Zoetermeer door een groep van twintig personen?1
Ja.
Wat is uw reactie bij het zien van de beelden waarbij de journalist wordt bedreigd, belaagd en pas onder begeleiding van de politie zijn werkzaamheden verder kan afmaken?
Journalisten zouden te allen tijde hun werk in veiligheid moeten kunnen doen, zonder daarbij verbaal of fysiek geïntimideerd te worden.
Deelt u de mening dat persvrijheid in Nederland enorm belangrijk is en dat journalisten te allen tijde veilig en ongestoord hun werk zouden moeten kunnen doen, in welke wijk dan ook? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Wat vindt u van de uitspraken van de lokale GroenLinks-fractievoorzitter dat het doen van dit soort interviews provocerend is?
Journalisten maken zelf keuzes over de vorm en locatie waarin zij hun werk doen, en maken daarbij ook een afweging van de omstandigheden waarin dat gebeurt, en risico’s die dat oplevert.
Is er een meldpunt voor journalisten die bedreigd worden? Zo ja, hoeveel meldingen zijn hier het afgelopen jaar binnengekomen? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid dit meldpunt alsnog op te zetten?
Er is geen meldpunt voor journalisten die bedreigd worden, maar er is een stuurgroep aanpak Agressie en geweld tegen Journalisten opgericht, bestaande uit de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) en het Nederlands Genootschap van Hoofdredacteuren, het Openbaar Ministerie en de politie. In deze stuurgroep wordt besproken welke maatregelen genomen kunnen worden om journalisten beter te beschermen. Deze maatregelen zijn vastgelegd in een zogenaamd «Akkoord»2 waarbij alle deelnemers zich committeren aan het uitvoeren van deze maatregelen. Enerzijds ligt daar een rol voor de NVJ, het Genootschap van Hoofdredacteuren en de werkgever en/of opdrachtgever. Om hen daarin te steunen stel ik middelen ter beschikking voor verbetering van de bescherming van journalisten, zoals ik heb aangekondigd in de Mediabegroting 2019.3 Als eenmaal sprake is van agressie of een geweldsincident, ligt er anderzijds een rol voor Justitie voor de daderaanpak. Zo is bijvoorbeeld afgesproken dat deze zaken met prioriteit worden opgepakt, dat de schade zoveel mogelijk wordt verhaald op daders en dat er een verhoogde strafreis conform de strafvorderingsrichtlijn wordt toegepast.
Wat is verder uw inzet om te voorkomen dat journalisten bedreigd worden en in (bepaalde) wijken hun werk niet veilig kunnen uitvoeren?
Zie antwoord vraag 5.
Medicijnmisbruik in de sport |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de artikelen «Verontrustend misbruik van schildklierhormoon door topsporters van 2 augustus jongstleden en «Nederlandse topsport op hellend vlak door medicijnmisbruik» van 21 september 2018?1 2
Ja.
Bent u in een eerder stadium op de hoogte gesteld, door het NOC*NSF, van de bevindingen van chef-arts Cees-Rein van den Hoogenband betreffende het medicijnmisbruik binnen de Nederlandse equipe op de Olympische Spelen van Pyeongchang? Zo ja, om hoeveel van de 31 sporters gaat het?
Ik heb na de Olympische Winterspelen een signaal ontvangen over mogelijk vaker voorkomend gebruik van schildklierhormonen onder topsporters. Dat betrof een algemeen signaal waarbij niet aan individuele sporters of hun persoonlijke omstandigheden werd gerefereerd. Dit signaal heb ik toen doorgegeven aan de Dopingautoriteit.
Deelt u de stelling dat NOC*NSF de taak heeft om de onderste steen boven te krijgen? Zo ja, ziet u hierbij een rol voor uzelf weggelegd?
NOC*NSF is hiermee bezig, en werkt samen met deskundigen aan het aanscherpen van gedragsregels en richtlijnen voor topsportartsen. Dat zijn mijns inziens de juiste stappen.
Mijn eigen rol is beperkt, maar ik vind het gebruik van schildklierhormonen zonder medisch voorschrift wel zorgelijk. Daarom heb ik dit signaal (zie antwoord 2) doorgegeven aan de Dopingautoriteit.
Ook heb ik, samen met NOC*NSF, de vraag van de Dopingautoriteit hierover aan WADA ondersteund. WADA is verzocht om geneesmiddelen op basis van schildklierhormoon vanwege het gezondheidsrisico van gebruik zonder medisch voorschrift op de zogeheten prohibited list te plaatsen. Dat gaat mogelijk gebruik zonder medisch voorschrift tegen, terwijl tegelijkertijd de mogelijkheid in stand blijft om deze medicatie voor te schrijven bij medische indicatie. Sporters die deze medicatie nodig hebben, moet dit immers niet worden onthouden.
Deelt u het standpunt dat medicijnmisbruik met bijvoorbeeld het middel Thyrax ten minste aan twee van de drie criteria voldoet om op de dopinglijst geplaatst te worden?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u bevestigen dat er op 10 juli 2018 een brief verstuurd is naar de World Anti-Doping Agency (WADA) namens het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Dopingautoriteit en NOC*NSF, waarin verzocht wordt om schildklierhormonen op de verboden lijst te plaatsen? Zo ja, is er al een reactie terug van de WADA en wat was de inhoud hiervan?
Dat kan ik bevestigen, in de zin dat op die datum dit standpunt is verwerkt in de zogeheten submission die via de mail is ingediend bij WADA. Daarop is geen reactie van WADA gekomen. Dat is ook niet gebruikelijk. WADA reageert nooit op individuele submissions. Het onderbouwt in algemene zin waarom iets wel of niet op de prohibited list wordt geplaatst. In dit geval heeft WADA gesteld dat onderzoek nodig is naar de prestatie bevorderende werking en gezondheidsrisico’s van schildklierhormonen. Ik zal het belang van dit onderzoek onder de aandacht blijven brengen zodat het mogelijk op de prohibited list wordt geplaatst.
Kunt u aangeven of er na de recente berichtgevingen in de media inzake het medicijnmisbruik, klachten zijn ingediend bij het Medisch Tuchtcollege over behandelende artsen die handelen in strijd met de (sport)medische richtlijnen? Zo ja, om hoeveel klachten gaat het en hoeveel boetes en/of waarschuwingen zijn er uitgedeeld sinds februari 2018?
Ik heb dat nagevraagd bij het Medisch Tuchtcollege. Er zijn geen klachten ingediend.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het wetgevingsoverleg Sport en bewegen van 19 november 2018?
Bij dezen.
Het bericht dat de strengere gedragscode van de NPO niet wordt nageleefd |
|
Joost Sneller (D66) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Kent u het bericht «Schnabbelaar ongemoeid»?1
Ja.
Klopt het dat met de inwerkingtreding van de Governancecode Publieke Omroep 2018, ingegaan op 1 januari 2018, de nevenfuncties openbaar zijn van de topfunctionarissen en belangrijke journalistieke functionarissen, waaronder nevenfuncties en dat deze vermeld worden op de internetsite van de mediaorganisatie?
Ja, zie artikel 2.10 van Principe 2 Integer handelen van de Governancecode.
Deelt u de mening dat presentatoren zoals genoemd in artikel 2.10 van de Governancecode Publieke Omroep 2018 onder de categorie «topfunctionarissen» en/of «belangrijke journalistieke functionarissen» geschaard kunnen worden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
In de Governancecode is een begrippenlijst opgenomen die belangrijke journalistieke functionarissen omschrijft als «In ieder geval hoofdredacteuren en overige gezichtsbepalende presentatoren («anchors»)». Voor het begrip topfunctionaris wordt aangesloten bij de definitie zoals opgenomen in de Wet normering topinkomens.
Kunt u toelichten hoe het begrip «nevenfuncties» in de Governancecode dient te worden gelezen? Welke activiteiten vallen hier wel en welke niet onder?
Dat kan een veelheid van activiteiten betreffen. Het is aan de omroeporganisatie om daar beleid op te voeren en om te bepalen of er in een individueel geval wellicht sprake zou kunnen zijn van belangenverstrengeling (het begrip belangenverstrengeling is nader omschreven in de begrippenlijst).
De Governancecode maakt een onderscheid in een nevenfunctie die voortvloeit uit de hoofdfunctie («q.q.-nevenfunctie»). Het begrip wordt verder omschreven als nevenfunctie die een medewerker verricht omdat deze hoort bij zijn hoofdfunctie. De inkomsten uit een q.q.-nevenfunctie dienen in de kas van de mediaorganisatie te worden gestort.
Voor andere nevenfuncties, die niet voortvloeien uit de hoofdfunctie, geldt dat deze naar hun aard of tijdsbeslag niet strijdig mogen zijn met het belang van de mediaorganisatie. Daarnaast dient de medewerker het voornemen om een dergelijke nevenfunctie te gaan vervullen te bespreken met de leidinggevende binnen de mediaorganisatie. De compliance officer kan daarover advies worden gevraagd.
Klopt het dat, ondanks deze verplichting voor mediaorganisaties, nog geen één omroep dergelijke nevenactiviteiten van topfunctionarissen en belangrijke journalistieke functionarissen op de website vermeldt? Zo ja, hoe duidt u dit?
De nevenfuncties van topfunctionarissen worden wel vermeld. De vorige gedragscode bevatte namelijk ook al de verplichting de nevenfuncties van topfunctionarissen openbaar te maken. In de Governancecode 2018 is de verplichting uitgebreid naar belangrijke journalistieke functionarissen. Blijkbaar hebben de omroeporganisaties daar nog geen invulling aan gegeven. Zie ook het antwoord op vraag 6.
Deelt u de mening dat het belangrijk is dat een openbaar overzicht van nevenactiviteiten up to date dient te zijn om de onafhankelijkheid en de transparantie van de publieke omroep te kunnen bevorderen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen bent u voornemens hiertoe te nemen?
Openbaarheid over nevenfuncties is van belang om ongewenste belangenverstrengeling te voorkomen. Deze transparantie is relevant voor de onafhankelijkheid van het media-aanbod.
Vanwege dit belang deel ik de mening dat een openbaar overzicht van nevenfuncties actueel dient te zijn.
Het is aan de NPO en de Commissie integriteit publieke omroep (CIPO) om omroepen te wijzen op hun verplichtingen die voorvloeien uit de Governancecode.
CIPO is door de raad van bestuur van de NPO onder meer ingesteld om te stimuleren dat de landelijke publieke omroepen en de NPO de Governancecode naleven. CIPO ziet daarnaast toe op naleving van de code. De commissie bestaat uit drie onafhankelijke leden. Navraag leert mij dat CIPO doorgaans na een jaar terugkijkt, maar dat zij nu al is begonnen met een nalevingsonderzoek omdat de code per 2018 een geheel nieuwe opzet kent. CIPO is het onderzoek net gestart, maar het is al wel opgevallen dat een aantal publieke omroepen nog geen register nevenfuncties heeft van belangrijke journalistieke functionarissen.
Volgens artikel 2.32 van de Governancecode dient een mediaorganisatie jaarlijks aan alle medewerkers een in te vullen en te ondertekenen vragenlijst voor te leggen met betrekking tot de toepassing van (onderdelen van) de Governancecode, waaronder het hebben van nevenfuncties. Op het moment dat een te melden nevenfunctie wordt toegestaan, dient dat echter meteen te worden opgenomen in het register.
Kunt u toelichten hoe frequent de registers van de «geschenken, uitnodigingen en andere voordelen» die genoemd worden in artikel 2.21 dienen te worden ge-update conform de Governancecode?
Het is de verantwoordelijkheid van iedere omroep om zich in te spannen de registers die door de code worden voorgeschreven actueel te houden. CIPO zal daarop toe zien.
Welke consequenties kunnen aan het niet (tijdig) publiceren van deze functies en geschenken worden verbonden?
Indien de Governancecode wordt overtreden zonder dat daar een goede verklaring voor is, dient de raad van bestuur van de NPO zijn verantwoordelijkheid te nemen en kan gebruik makend van zijn bevoegdheid op grond van artikel 2.154 van de Mediawet 2008 budget inhouden. Zie ook Kamerstuk 31 804, nr. 71, p. 3 «Bij overtreding van een bindende regeling van de eigen gedragscode van de publieke omroep – zonder dat daar een goede verklaring voor is – verwacht ik dat de raad van bestuur van zijn sanctiebevoegdheden gebruik maakt».
Het Commissariaat voor de Media ziet er op toe dat omroepen zorgdragen voor deugdelijke interne beheersingsmaatregelen. Deze maatregelen moeten onder meer gericht zijn op het naleven van de geldende wet- en regelgeving. Bij het niet naleven van artikel 2.178 van de Mediawet 2008 neergelegde verplichting, kan het Commissariaat zo nodig handhavend optreden met een boete of last onder dwangsom.
Kunt u nu al aangeven hoeveel nevenfuncties door topfunctionarissen en belangrijke journalistieke functionarissen van omroepen worden uitgevoerd? Hoeveel wordt hiermee gemiddeld verdiend?
Op de afzonderlijke sites van de NPO en de omroepen worden nevenfuncties van topfunctionarissen vermeld (zie aldaar). Voor belangrijke journalistieke functionarissen zijn er nog geen meldingen gedaan. Zoals gezegd wordt er momenteel een handhavingsonderzoek door CIPO verricht.
Op grond van de Governancecode hoeven geen bedragen te worden genoemd, maar dient alleen te worden aangegeven of een nevenfunctie wel of niet bezoldigd is.
Het bericht dat 24 van de 100 journalistieke banen bij de KRO-NCRV verdwijnen |
|
Joost Sneller (D66) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Kent u het bericht «Ondernemingsraad KRO-NCRV geeft akkoord voor reorganisatie»?1
Ja.
Klopt het dat u heeft aangegeven dat de eventuele 40 miljoen euro om tegenvallende reclame-inkomsten voor de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) te compenseren naar aanleiding van motie-Pechtold c.s.2, niet mag worden besteed om eerder genomen besluiten terug te draaien? Zo ja, waar heeft u deze voorwaarde op gebaseerd? Zo nee, waar komt dit signaal vandaan?
Nee, dit klopt niet. Conform de motie Pechtold c.s. is de 40 miljoen euro beschikbaar gemaakt, waarmee de programmering zoveel mogelijk kan worden ontzien. Het beschikbaar stellen van deze middelen mag inderdaad geen vehikel zijn om voorwaarden te stellen die in strijd zijn met de onafhankelijkheid van de publieke omroep.
Bent u het eens dat het stellen van een dergelijke voorwaarde zou ingrijpen in de journalistieke vrijheid van de omroepen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het eens dat met het oog op de overwegingen en het dictum van de betreffende motie er geen aanleiding is om dergelijke voorwaarden op voorhand te stellen? Zo ja, wat is de aanleiding geweest om een dergelijke voorwaarde wel te stellen? Zo nee, waarom wordt door de betreffende omroep wel op deze wijze gehandeld?
Ja, daar ben ik het mee eens. De overwegingen en het dictum gaven voldoende richting voor de NPO en de omroepen om een plan op te stellen. Zoals ik op vraag 2 heb geantwoord, ben ik niet bekend met een dergelijke voorwaarde.
Het bericht ‘Weer ongeluk met gevaarlijk Multiplay-springkussen’ |
|
Helma Lodders (VVD) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met het bericht «Weer ongeluk met gevaarlijk Multiplay-springkussen»?1
Ja.
Wanneer zullen de Kamervragen over «Twee zwaargewonde kinderen na val onveilig speeltoestel», ingezonden 21 september 2018, beantwoord worden?2
De antwoorden op deze Kamervragen zijn op 23 oktober 2018 aan uw Kamer toegestuurd (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 396).
Herinnert u zich dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) naar aanleiding van twee ernstige ongevallen met springkussens heeft geëist dat verkopers en verhuurders van de Multiplay-springkussens extra maatregelen treffen om de toestellen veilig te houden voor kinderen? Welke extra maatregelen zijn er geëist en hoeveel tijd hebben de verkopers en verhuurders van deze springkussen gekregen om aan deze maatregelen te voldoen? Op welke manier is deze eis tot aanvullende maatregelen gecommuniceerd met de leveranciers? Wanneer en op welke manier wordt gecontroleerd of men voldaan heeft aan deze eis?
De NVWA heeft op vrijdag 28 september een brief verzonden aan de vier haar bekende importeurs/ leveranciers van opblaasbare speeltoestellen van het type Multiplay. In dat schrijven heeft de NVWA deze bedrijven opgedragen haar bestaande en nieuwe afnemers (nogmaals) duidelijk en indringend te informeren dat bij gebruik van de opblaasbare speeltoestellen aan de aanwijzingen voor veilig gebruik dient te worden voldaan, waaronder een valdempende ondergrond, een juiste opstelling van het toestel en permanent toezicht tijdens het gebruik. De importeurs/leveranciers zijn naar aanleiding hiervan geïnspecteerd op naleving van de regels en opvolging van de brief en akkoord bevonden.
Daarnaast heeft één van de importeurs/leveranciers op eigen initiatief speeltoestellen aangepast om daarmee, na goedkeuring door een aangewezen keuringsinstelling (AKI), het veiligheidsniveau van de speeltoestellen te verhogen.
Heeft u ook het volgende gelezen op de website van de NVWA: «De NVWA heeft leveranciers nadrukkelijk gewezen op de voorwaarden voor veilig gebruik van Multiplay speeltoestellen. Leveranciers moeten ervoor zorgen dat een toestel is goedgekeurd door een Aangewezen Keuringsinstantie (AKI), op de juiste wijze is opgesteld en rondom is voorzien van valdempend materiaal. Ook moet er voldoende gebruikstoezicht zijn tijdens het gebruik»? Is dit de enige wijze van communiceren naar leveranciers? Zo nee, welke andere vorm heeft er plaatsgevonden?
De NVWA heeft op vrijdag 28 september een brief verzonden aan de vier haar bekende importeurs/ leveranciers van opblaasbare speeltoestellen van het type Multiplay. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Vindt u dat deze voorwaarden die door de NVWA aan de leveranciers zijn gesteld (bijvoorbeeld inzet van valdemping en toezicht) ook duidelijk gecommuniceerd moeten worden door de leverancier aan de consumenten die zich op de koop of huur van een springkussen oriënteren? Zo ja, gebeurd dit ook en wordt hier toezicht op gehouden? Zo nee, waarom niet?
De informatie die de leveranciers of verhuurders aan hun afnemers dienen te geven geldt voor alle afnemers, ongeacht of dit een natuurlijk of rechtspersoon betreft. Deze gebruiksaanwijzing dient alle relevante informatie te geven die een veilig gebruik van het toestel mogelijk maakt. Hierbij richt de gebruiksaanwijzing zich op alle momenten in de gebruiksfase: installatie, montage, gebruik, inspectie en onderhoud. De beoordeling van de juistheid en volledigheid van de aanwijzingen voor veilig gebruik maken onderdeel uit van de keuring door de AKI’s. Deze in de Nederlandse taal gestelde aanwijzingen dienen met het toestel te worden meegeleverd. Er geldt voor springkussens, net als voor andere producten, geen wettelijke verplichting om deze informatie in de oriëntatiefase van een mogelijke aankoop te verstrekken. Ik zie geen reden specifiek voor speeltoestellen aanvullende eisen te stellen aan de informatievoorziening in de oriëntatiefase. De NVWA ziet steekproefsgewijs toe op de naleving van de regels met betrekking tot informatieverstrekking door leveranciers of verhuurders.
Wat vindt u van het feit dat er tal van multiplay-springkussens aangeboden worden voor koop of huur, er een aantal ernstige ongelukken hebben plaatsgevonden, er geëist is dat leveranciers extra maatregelen treffen om toestellen veilig te houden voor kinderen en er in de oriëntatiefase (online tot de laatste stap die gezet moet worden om over te gaan tot koop of huur) geen melding wordt gemaakt van de veiligheidsvoorschriften, zoals valdempend materiaal en gebruikstoezicht? Deelt u de mening dat zolang niet duidelijk is of deze springkussens veilig zijn er minimaal in afwachting van het onderzoek een waarschuwing duidelijk zichtbaar voor de consument geplaatst zou moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Voor het eerste deel van uw vraag verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 5.
Speeltoestellen die naar het oordeel van een AKI veilig zijn worden voorzien van expliciete waarschuwingsopschriften indien die voor een specifiek toestel relevant zijn. Deze opschriften maken in dat geval onderdeel uit van de (goed)keuringsprocedure. Indien speeltoestellen worden verhandeld die niet voorzien zijn van een certificaat van goedkeuring is dit in strijd met de regels en dient verhandeling en gebruik te worden gestaakt. Op deze manier wordt er zorg voor gedragen dat opblaasbare speeltoestellen veilig kunnen worden gebruikt. Ik acht het niet nodig in aanvulling hierop een aparte waarschuwing bij deze toestellen te plaatsen.
Klopt het dat de NVWA het type «Multiplay Piraat» buiten gebruik heeft gesteld? Klopt het dat de enige reden is dat deze kussens niet door een keuringsinstantie gekeurd zijn op veiligheid? Kan de NVWA garanderen dat alle andere types die op de markt zijn wel over de juiste certificaten beschikt? Hoe kan de consument dit controleren?
De NVWA heeft het type «Multiplay Piraat» buiten gebruik gesteld vanwege het niet aantoonbaar voorhanden hebben van een certificaat van goedkeuring. De NVWA kan niet garanderen dat alle andere types en toestellen die op de markt zijn wel over een certificaat van goedkeuring beschikken omdat de NVWA steekproefsgewijs en op basis van signalen inspecteert en controleert. De consument die een toestel huurt kan controleren of er een certificaat van goedkeuring aanwezig is door hier bij de huur expliciet om te vragen. Bij gebruik door kinderen van speeltoestellen die in exploitatie worden aangeboden, zoals op festivals, buurtfeesten of speelhallen, is dit door een consument of gebruiker te controleren door navraag te doen bij de exploitant.
Aan welke regels moet een multiplay-springkussen voldoen? Wie stelt deze regels op?
Speeltoestellen dienen te voldoen aan de eisen zoals gesteld in het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen en de bijbehorende bijlagen I en II. Deze regels zijn in 1996 door de destijds verantwoordelijke Minister opgesteld en zijn met instemming van uw Kamer sinds 1997 van kracht. Bij het ontwerp en de beoordeling van een speeltoestel wordt gebruik gemaakt van Europese productnormen waarin gedetailleerd beschreven staat op welke wijze een toestel kan worden beoordeeld. AKI’s toetsen speeltoestellen aan hun wettelijke eisen en hanteren hierbij de Europese productnormen.
Kunt u aangeven hoeveel overtredingen er geconstateerd zijn bij leveranciers, keuringsinstanties en of anderen van multiplay-springkussens in de afgelopen vijf jaar (per jaar, per instantie)? Kunt u aangeven hoeveel boetes en of waarschuwingen er in deze periode uitgedeeld zijn (per instantie)?
De door u gevraagde gegevens kan ik uw Kamer niet leveren. Deze gegevens worden door de NVWA niet geregistreerd omdat de NVWA zich in haar toezicht op leveranciers richt op de bedrijfsprocessen en niet op specifieke toestellen.
Bij het toezicht door de NVWA op de AKI’s wordt via een audit beoordeeld of de AKI werkt volgens de principes van internationale standaarden (ISO). Ook hierbij vindt geen registratie plaats van toesteltypen.
Wel zijn over geheel 2017 de resultaten van door de NVWA uitgevoerde inspecties bij overdekte speellocaties beschikbaar en gepubliceerd op de website van de NVWA. Zie https://www.nvwa.nl/onderwerpen/speeltoestellen. De inspectieresultaten bij indoor speelhallen over de eerste helft van 2018 worden naar verwachting in maart 2019 gepubliceerd.
Klopt het dat er vier keuringsinstanties (AKI) zijn aangewezen die de technische keuring van een toestel en het toetsen van de juistheid en volledigheid van de instructies voor veilig gebruik mogen uitvoeren? Zijn deze keuringsinstanties in de afgelopen vijf jaar gecontroleerd door de NVWA? Zijn er overtredingen geconstateerd en waarschuwingen en of boetes uitgedeeld? Zijn er in de afgelopen vijf jaar andere keuringsinstanties geweest die aangewezen waren als AKI waarbij de keuringsbevoegdheid is ingetrokken? Zo ja, wat was de reden?
Het aantal aangewezen keuringsinstanties (AKI’s) voor de keuring van speeltoestellen is de laatste jaren afgenomen tot het huidige aantal van vier. Deze AKI’s zijn de afgelopen jaren jaarlijks door de NVWA ge-audit. Tijdens een audit kunnen tekortkomingen worden geconstateerd waarvan verslag wordt gemaakt.
Kleine tekortkomingen worden in het audit verslag opgenomen en moeten bij de volgende audit door de AKI verholpen zijn. Bij grotere tekortkomingen worden met de AKI afspraken gemaakt over de termijn waarbinnen deze opgelost moeten zijn. De NVWA controleert of deze afspraken door de AKI worden nagekomen.
Het auditverslag wordt zowel aan de betreffende AKI als aan mijn departement verzonden. Indien de NVWA op basis van het aantal en de ernst van de tekortkomingen aanleiding ziet kan zij mij adviseren de aanwijzing van een AKI op te schorten of in te trekken. De afgelopen jaren is mijn ambtsvoorganger op basis van advies van de NVWA eenmaal tot intrekking van de aanwijzing van een AKI overgegaan omdat de betreffende AKI haar taak als keuringsinstantie in het oordeel van de NVWA onvoldoende invulde.
Hebben de aangekondigde gesprekken tussen NVWA en de vier AKI’s om fraude met goedkeuringscertificaten tegen te gaan reeds plaatsgevonden? Zo ja, wat is de uitkomst van deze gesprekken?
Op 3 oktober 2018 is er op initiatief van de NVWA hierover overleg met de AKI’s gevoerd. Daarbij is de AKI’s verzocht maatregelen te treffen om de kans op fraude met certificaten van goedkeuring tegen te gaan. Daarbij is onder andere aangedragen om de certificaten te voorzien van een foto en te onderzoeken op welke wijze een uniek nummer aan, op of in een speeltoestel kan worden aangebracht, zoals bij attractietoestellen reeds het geval is.
Op 20 november vindt een vervolgoverleg plaats met de AKI’s om de voortgang op de verzochte maatregelen te bespreken.
Hoeveel meldingen en constateringen van fraude met goedkeuringscertificaten hebben er de afgelopen vijf jaar (overzicht per jaar) plaatsgevonden?
De NVWA-IOD heeft in de periode 2013–2018 in totaal zeven signalen ontvangen over mogelijke fraude met goedkeuringscertificaten. Twee signalen zagen op opblaasbare speeltoestellen en vijf op kermisattracties. Voor drie signalen kon de vermeende fraude niet worden aangetoond, voor drie signalen is de fraude aangetoond en is handhavend opgetreden en één signaal heeft geleid tot een onderzoek dat nog loopt.
Kunt u een uitgebreide toelichting geven op het handelen van de NVWA nadat deze zomer twee kinderen een schedelbasisfractuur opliepen na een val van een multiplay-springkussen? Welke stappen zijn er gezet na deze ongelukken in de controle op deze springkussens, de controle op de keuringsinstanties, de instructie aan de keuringsinstanties? Hebben de keuringsinstanties een aanvullende instructie gehad?
De NVWA heeft de twee incidenten die deze zomer plaatsvonden onderzocht. Uit de bevindingen bleek dat de ongevallen konden plaatsvinden doordat adequaat (ouderlijk) toezicht tijdens het gebruik ontbrak. Vanwege dit ontbrekende toezicht vond niet toegestaan gedrag volgens de veiligheidsopschriften op het toestel plaats door kinderen.
De NVWA heeft bij beide incidenten getoetst of de opblaasbare speeltoestellen door een AKI voorzien waren van een goedkeuringscertificaat. Bij een van deze toestellen («Multiplay Piraat») bleek dit niet het geval. Daarop zijn rapporten van bevinding opgemaakt tegen de exploitant, verhuurder en importeur/leverancier. Deze laatste is opdracht gegeven al haar afnemers te sommeren deze variant van het type Multiplay met onmiddellijke ingang buiten gebruik te stellen. Of hier opvolging aan is gegeven is door de NVWA in een steekproef getoetst. De in de steekproef gecontroleerde toestellen bleken inderdaad buiten gebruik gesteld.
Naast deze acties heeft de NVWA bij de betreffende producent/importeur alle voorhanden zijnde toestellen gecontroleerd op het aanwezig zijn van een keuringscertificaat.
Vervolgens is aan alle bij de NVWA bekende importeurs en leveranciers van opblaasbare speeltoestellen een brief verzonden waarin hen wordt gesommeerd haar afnemers nog eens extra onder de aandacht te brengen dat de exploitatie van deze toestellen slechts mag plaatsvinden onder de voorwaarde van juiste opstelling en adequaat toezicht tijdens het gebruik zoals in de aanwijzingen voor veilig gebruik (als onderdeel van de goedkeuring) staat vermeld.
Deze boodschap is door de NVWA ook gecommuniceerd op haar website.
Ook heeft de NVWA de organisatoren van de bij haar bekende springkussenfestivals die nog dit jaar worden gehouden de bovengenoemde boodschap overgebracht. Vervolgens heeft de NVWA enkele van deze festivals geïnspecteerd.
Door een werknemer van een van de AKI’s is in de media in de media geuitekt adequaat glag, maar de uitkomst van het gesprek beschriven.n twijfel geuit over de rechtmatige goedkeuring van opblaasbare speeltoestellen van het type Multiplay. Dit was in tegenspraak met een door een andere AKI uitgevoerde hernieuwde keuring met een nieuwe goedkeuring tot gevolg. De NVWA heeft naar aanleiding daarvan een bijeenkomst belegd met de AKI’s. De problematiek is met de AKI’s besproken en hen is gevraagd tot eensluidende keuring en betere afstemming van keuringen te komen. Tevens is hen gevraagd de onomstotelijke koppeling tussen certificaat en gekeurd toestel te verbeteren.
Ten slotte heeft de NVWA door middel van herprioritering capaciteit vrijgemaakt om de ontvangen meldingen ten aanzien van opblaasbare speeltoestellen met prioriteit op te kunnen pakken. Het aantal meldingen over opblaasbare speeltoestellen is de afgelopen maand met negen toegenomen, waaronder twee meldingen met letsel. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, zijn er in de rest van 2018 in totaal 14 meldingen binnengekomen over opblaasbare speeltoestellen van het type Multiplay. In vier gevallen heeft er een inspectie plaatsgevonden en zeven gevallen zijn nog in behandeling. Drie meldingen hebben niet tot een inspectie geleid. Twee meldingen met letsel zijn door de NVWA met voorrang behandeld. Bij een van deze twee meldingen bleek een opblaasbaar speeltoestel van het type Multiplay betrokken.
Bij beide meldingen bleek eveneens dat de ongevallen plaats konden vinden doordat adequaat toezicht tijdens het gebruik ontbrak, waardoor het toestel onjuist gebruikt kon worden door kinderen.
Kunt u aangeven welke acties er tussen de eerste melding van de ongevallen en het bericht rond 3 oktober 2018 dat de NVWA de springkussens van het type «piraat» verbod hebben plaatsgevonden?
De NVWA heeft:
Klopt het bericht dat een inspecteur begin augustus een multiplay-springkussen heeft afgekeurd? Klopt het dat de NVWA pas twee maanden later aanvullende maatregelen afgekondigd heeft? Zo ja, wat vindt u hiervan?
In het geval waarop u doelt is begin augustus een speeltoestel buiten gebruik gesteld door een inspecteur van de NVWA. De producent heeft daarop een nieuwe beoordeling bij de AKI aangevraagd. Het verslag van deze nieuwe beoordeling is door de NVWA ontvangen op 22 september. Naar aanleiding van de bevindingen van de AKI en een beoordeling van de risico’s in het licht van het eerdere incident heeft de NVWA de importeurs van deze toestellen nogmaals expliciet gewezen op het intensief en expliciet overbrengen van de voorwaarden voor veilig gebruik aan haar afnemers in de keten. Daarbij heeft tevens berichtgeving aan het publiek via de website van de NVWA plaatsgevonden.
Ik vind dat de NVWA hierin zorgvuldig heeft gehandeld.
Kunt u toelichten waar het werk van de keuringsinstanties op houdt en het toezicht door de NVWA wordt overgenomen? Kunt u aangeven wie verantwoordelijk is voor de instructies van de keuringsinstanties?
Op verzoek van een importeur/leverancier keurt een AKI een speeltoestel, inclusief de aanwijzingen voor veilig gebruik, en beoordeelt of het aan de eisen van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen voldoet. Indien de AKI van oordeel is dat dit het geval is wordt een certificaat van goedkeuring afgegeven. Indien de AKI nadien op basis van nieuwe feiten tot een ander oordeel komt, dan is de AKI verplicht het eerder afgegeven certificaat van goedkeuring in te trekken en dit aan de andere AKI’s en de NVWA te melden. De eigenaar/exploitant van het speeltoestel dient dan per omgaande de exploitatie van het toestel te staken.
De NVWA houdt toezicht op de verhandelings- en exploitatiefase van een speeltoestel en toetst daarbij of een speeltoestel van een geldig certificaat van goedkeuring is voorzien en of de instructies voor veilig gebruik worden nageleefd. Bij geconstateerde afwijkingen handelt de NVWA conform haar interventiebeleid dat er primair op is gericht de overtredingssituatie te (laten) beëindigen. Bij twijfel over de juistheid van de getoonde certificaten, neemt de NVWA contact op met de AKI, die het heeft afgegeven en verifieert de juistheid bij de AKI.
Daarnaast houdt de NVWA in opdracht van mijn departement toezicht op de AKI’s door het periodiek uitvoeren van audits. De auditverslagen worden verzonden aan de directie van de AKI en, al dan niet vergezeld van een advies tot opschorting of intrekking van de aanwijzing, aan mijn departement.
AKI’s worden aangewezen door mijn departement. Mijn departement is daarmee ook verantwoordelijk voor de instructies aan de keuringsinstanties.
Kunt u aangeven hoe een consument kan bepalen bij de koop of huur van een multiplay-springkussen of het om het betreffende type «Multiplay-springkussen Piraat» gaat?
Een koper of huurder van een opblaasbaar speeltoestel kan op het certificaat van goedkeuring, of in een technisch dossier van de exploitant, nagaan om welk type het gaat. De verkoper of verhuurder dient deze informatie te verstrekken. Mocht dit niet spontaan worden gedaan dan kan een koper of huurder hier om vragen.
Bent u ervan op de hoogte dat verschillende aanbieders, zowel koop als huur, online multiplay-springkussens aanbieden met de benaming multiplay-piraat, multiplay-piratenschip en multiplay-piratenboot? Deelt u de mening dat dit zeer verwarrend is en bijna onmogelijk voor een consument om te weten of het betreffende type buiten gebruik is gesteld?
Ik ben voorstander van duidelijke communicatie, zeker als het de veiligheid van de burger betreft. Voor het opblaasbare speeltoestel, aangeduid als «Multiplay Piraat», bleek geen certificaat van goedkeuring aanwezig. Daarom zijn deze toestellen buiten gebruik gesteld en is het verhandelen van dit type verboden. De NVWA heeft dat duidelijk gecommuniceerd. Dat andere opblaasbare speeltoestellen het woord «piraat» of een afgeleide daarvan in de naam dragen is niet bevorderlijk voor die duidelijkheid.
Bent u bereid deze vragen een voor een te beantwoorden?
Ja.
Handhaving van het rookbeleid op festivals door de NVWA |
|
Hanke Bruins Slot (CDA), Anne Kuik (CDA) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Festivals worstelen met stiekeme rokers»?1
Bent u ermee bekend dat vrijwilligers veel festivals, zoals Jera on Air, organiseren? Deelt u de mening dat het mooi is dat vrijwilligers gezamenlijk in een dorp of stad in de zomer festivals organiseren?
Ik ben ermee bekend en waardeer het dat vrijwilligers en professionals zich inzetten voor het organiseren van festivals.
Hoeveel boetes en schriftelijke waarschuwingen heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) afgelopen zomer aan festivals uitgeschreven? Kunt u hierbij een onderscheid maken in het aantal boetes voor kleine festivals (die veel met vrijwilligers werken) en grote, professionele festivals?
In 2018 (peildatum 25 oktober) zijn 111 rookcontroles uitgevoerd tijdens festivals en evenementen. Hierbij zijn 60 boetes en 2 schriftelijke waarschuwingen opgemaakt voor het overtreden van het rookverbod. Het betreft zowel grote als kleine festivals/evenementen. De NVWA kan in de analyse van de data van alle gecontroleerde festivals geen onderscheid maken in kleine en grote festivals.
Klopt het dat Pinkpop en Lowlands geen enkele boete hebben gekregen? Zo ja, hoe verklaart u dit en hebben professionele festivals meer mogelijkheden dan kleinere festivals om het rookbeleid goed te handhaven?
De NVWA controleert jaarlijks niet alle festivals op naleving van het rookverbod. Op individuele inspectieresultaten kan ik niet ingaan. Wel kan ik aangeven dat voor zowel grote als kleine festivals geldt, dat er festivals zijn waar een boete wordt opgemaakt en dat er festivals zijn waar geen overtreding wordt geconstateerd van het rookverbod. Het werken met vrijwilligers hoeft dus niet te betekenen dat de naleving daar minder goed zou zijn. Tevens wordt opgemerkt dat er kleine evenementen/festivals zijn waar professionele horecaondernemers werkzaam zijn en grotere evenementen waar met vrijwilligers wordt gewerkt.
Bent u van mening dat door vrijwilligers georganiseerde kleine festivals op de goede weg zijn wanneer zij iedereen op de hoogte stellen van het rookbeleid wanneer zij borden plaatsen, het in de huisregels vermelden en brieven sturen naar al het vrijwillig personeel? Zo nee, heeft u weet van een werkende aanpak waardoor bezoekers en vrijwilligers van kleine festivals zich bewust zijn van het rookverbod en kunt u hierbij enkele voorbeelden geven?
Het rookverbod moet worden aangeduid, ingesteld en gehandhaafd. Het rookverbod is een resultaatverplichting. Naast het instellen en aanduiden moet het rookverbod ook daadwerkelijk gehandhaafd worden door de organisator van het festival, zodat de delen van het festival waar het rookverbod geldt ook daadwerkelijk rookvrij zijn. Dat betekent dat ook wanneer bezoekers toch een sigaret opsteken zij moeten worden aangesproken door het personeel met als resultaat dat er niet meer gerookt wordt. De NVWA treedt op als er onder toeziend oog van het personeel wordt gerookt. Het opstellen van een werkwijze om aan deze verplichtingen te voldoen is aan de organisator van het festival. De branche-organisatie zou haar leden hierin kunnen ondersteunen op basis van best practices. De branche-organisatie zou daarbij extra aandacht kunnen besteden aan ondersteuning van vrijwilligers om rokende bezoekers aan te spreken.
Onlangs heb ik gesproken met de branche-organisaties VVEM en VNPF over de handhaving van het rookverbod. Deze organisaties onderschrijven nut en noodzaak geheel. We hebben afgesproken dat er een bijeenkomst wordt georganiseerd met festivalorganisatoren om ervaringen uit te wisselen en te bezien of en zo ja op welke wijze de brancheorganisaties, VWS en NVWA hen hierbij zouden kunnen ondersteunen.
Bent u bekend met het feit dat vrijwilligers op kleine festivals vaak worstelen met de vraag of zij de verantwoordelijkheid dragen om rokende bezoekers aan te spreken en te verwijderen uit de tent? Bent u daaropvolgend bereid de NVWA te vragen om een werkwijze op te stellen op het gebied van taakomschrijving, waar kleinere festivals en haar vrijwilligers mee geholpen zijn?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is als de opeenstapeling van boetes ertoe leidt dat door vrijwilligers georganiseerde kleine festivals in liquiditeitsproblemen komen? Zo ja, hoe kunt u, in samenwerking met de eerdergenoemde festivalorganisaties en haar vrijwilligers, ervoor zorgen dat het rookbeleid op een verbeterde manier nageleefd kan worden?
Zie antwoord vraag 5.
Nepadvertenties op Facebook die onze democratie ondermijnen |
|
Lodewijk Asscher (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Ik probeerde de vaderlandse verkiezingen te saboteren via Facebook. Ging aardig» van Brandpunt?1
Ja.
Deelt u de mening dat het in Nederland bijzonder makkelijk is om via Facebook nepinformatie te verspreiden en daarmee de verkiezingen te beïnvloeden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u daaraan doen?
Met Facebook spreek ik regelmatig over de maatschappelijke verantwoordelijkheid die bedrijven zoals Facebook hebben aangaande de betrouwbaarheid en kwaliteit van berichtgeving die wordt verspreid via online platforms, het vergroten van transparantie dienaangaande en welke maatregelen zij nemen. Zodoende heb ik hen ook aangespoord om maatregelen te treffen. Ook vanuit Europa worden bedrijven gestimuleerd om maatregelen te treffen. Als onderdeel van de Mededeling van de Commissie inzake een Europese aanpak van desinformatie is een gedragscode «Code of practice on disinformation» opgesteld door onder andere bedrijven en adverteerders. Facebook heeft deze code ook ondertekend. Ik hecht aan transparantie in het algemeen en in het bijzonder ten aanzien van politieke advertenties. Een gedragscode vind ik een geëigend middel om transparantie te bevorderen.
Facebook heeft de afgelopen tijd een aantal maatregelen genomen, waaronder het bieden van meer transparantie over (politieke) advertenties. Ook detecteren en verwijderen zij nepaccounts, en verminderen zij het economische gewin voor degenen die onjuiste informatie verspreiden. Deze punten zijn ook opgenomen in de gedragscode.
Ik zal hieronder ingaan op de inzichtelijkheid van advertenties en de maatregelen die Facebook neemt zoals dat aan de orde is gekomen in gesprekken met Facebook. Het is wel mijn indruk dat het bedrijf de problematiek rond dit soort advertenties serieus neemt. Uiteraard dient het beleid van Facebook ook geïmplementeerd en overeenkomstig uitgevoerd te worden. Het bericht van Brandpunt maakt duidelijk dat de uitvoering van hun beleid op punten nog verbeterd kan worden.
Geplaatste advertenties in Nederland zijn te herkennen aan de tekst «gesponsord» die bij een post staat. Sinds afgelopen zomer is er een tab «informatie en advertenties» toegevoegd aan iedere Facebookpagina. Deze tab laat zien welke advertenties een pagina heeft uitstaan op Facebook, Instagram, Messenger en hun partnernetwerk. Ook de advertenties die niet gericht zijn op de gebruiker zijn daar te zien, ook als deze de pagina niet volgt. Daarnaast kunnen gebruikers onder deze tab informatie vinden over de pagina zoals de datum dat de pagina aangemaakt is en of deze naamswijzigingen heeft gehad.
Voordat advertenties geplaatst worden zegt Facebook een evaluatieproces door te lopen waarin o.a. de afbeelding, tekst en doelgroep van de advertentie bekeken worden. Advertenties kunnen niet goedgekeurd worden als ze niet in overeenstemming zijn met het advertentiebeleid van Facebook. Hierin staat onder meer dat misleidende of valse advertenties verboden zijn en advertenties die de community richtlijnen van Facebook overtreden. Zo mogen er geen berichten mogen worden geplaatst die kiezers belemmeren te stemmen, bijvoorbeeld door het noemen van verkeerde data, locaties, tijden en methoden om te stemmen. Gebruikers kunnen advertenties ook rapporteren wanneer deze geplaatst zijn. Op basis hiervan kan een advertentie alsnog verwijderd worden. Naar aanleiding van het bericht van Brandpunt heeft Facebook gemeld intern te onderzoeken hoe het kon gebeuren dat de in het artikel genoemde advertenties werden goedgekeurd.
Facebook werkt aan het verbeteren van de verificatie van politieke adverteerders door middel van het gebruik van een Identiteitsbewijs en de locatie van die adverteerder. Facebook is, zoals gezegd, tevens van plan een archief voor politieke advertenties te maken. Een dergelijk archief is in de Verenigde Staten en Brazilië reeds ingevoerd. Facebook kon mij geen exacte data noemen waarop deze functionaliteiten beschikbaar zullen komen, maar het richt zich op het voorjaar van 2019. Facebook zegt deze functionaliteit in alle EU-landen beschikbaar te willen stellen met het oog op de verkiezingen van de leden van het Europese parlement, maar geeft tegelijkertijd aan dat het een complex proces is.
Kent u meer voorbeelden van nepadvertenties die de afgelopen tijd daadwerkelijk op Facebook zijn geplaatst? Zo ja, welke voorbeelden kent u? Zo nee, waarom niet en bent u bereid dit alsnog te laten onderzoeken?
Er zijn mij geen voorbeelden van dergelijke geplaatste advertenties bekend, ik kan daarom ook niets zeggen over hoeveel Nederlanders bereikt zijn met dergelijke advertenties of wie deze advertenties verspreiden. Facebook heeft mij toegezegd een archief voor politieke advertenties te maken, dat ook alle verwijderde politieke advertenties zal bevatten en de advertenties die maar kort zichtbaar zijn geweest. Dit archief zal openbaar toegankelijk zijn. Onderzoekers en journalisten kunnen hier eveneens gebruik van maken.
Kunt u bij benadering aangeven hoeveel Nederlanders de afgelopen tijd zijn geconfronteerd met dergelijke nepadvertenties? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven welke entiteiten dergelijke nepadvertenties verspreiden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welk percentage is afkomstig van buitenlandse mogendheden?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat het voorkomen van dergelijke nepadvertenties een lage prioriteit heeft bij Facebook? Zo ja, wat gaat u daaraan doen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat dergelijke nepadvertenties onze democratie kunnen ondermijnen? Zo ja, kunt u de Kamer garanderen dat dit voor de Statenverkiezingen is uitgebannen? Welke maatregelen gaat u daarvoor nemen? Zo nee, hoe kunt u dan nog eerlijke verkiezingen garanderen?
Het is zorgelijk dat deze advertenties door het evaluatieproces zijn gekomen en daardoor geplaatst hadden kunnen worden. Dat is natuurlijk niet de bedoeling. Door het signaleren hiervan, zoals Brandpunt heeft gedaan, vervullen media hun controlerende taak. Daarmee wordt Facebook op scherp gezet en kunnen zij hun procedures nagaan en verbeteren. Garanderen dat zoiets zich niet opnieuw kan voordoen, kan ik niet. Dit betekent echter niet dat er dan geen sprake kan zijn van eerlijke verkiezingen. Het evaluatieproces van advertenties van Facebook is slechts een van de maatregelen die bedrijven nemen om transparantie te bevorderen en desinformatie tegen te gaan. Transparantie over advertenties kan mensen helpen bij het beoordelen van de informatie die hen bereikt. Ik ben daarom positief over het feit dat verschillende partijen, waaronder Facebook, de «code of practice on disinformation» hebben ondertekend. In de praktijk moet nog blijken in hoeverre de inspanningen van deze bedrijven voldoende zijn.
Facebook heeft in aanloop naar de verkiezingen van dit voorjaar een multidisciplinair team samengesteld dat de grootste uitdagingen aan het analyseren is. Daarbij probeert Facebook ook de Nederlandse context in ogenschouw te nemen.
Hoe kijkt u aan tegen de verplichting een identiteitsbewijs te tonen als iemand een politieke advertentie wil plaatsen? Bent u bereid dat in te voeren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat ook in Europees verband maatregelen nodig zijn om vrije verkiezingen te beschermen? Zo ja, welk initiatief daartoe gaat u ondernemen en aan welke maatregelen denkt u? Zo nee, waarom niet?
Het onderwerp online desinformatie staat vanwege het grensoverschrijdende karakter nadrukkelijk op de agenda van de EU. Verschillende partijen hebben inmiddels de «code of practice on disinformation» ondertekend2.
Nederland is positief over deelname van bedrijven aan de gedragscode op Europees niveau. Middels deze gedragscode committeren sociale mediabedrijven zich onder andere aan het nemen van hun verantwoordelijkheid om maatregelen te treffen ter bevordering van transparantie online. De Hoge Vertegenwoordiger en de Commissie zijn tijdens de Europese Raad eind juni uitgenodigd om voor het einde van 2018 specifieke maatregelen te presenteren voor een gecoördineerde aanpak van desinformatie. Zodra het actieplan wordt gepresenteerd zal uw Kamer geïnformeerd worden over het kabinetsstandpunt middels een BNC-fiche.
Daarnaast heeft de Europese Commissie Pakket vrije en eerlijke Europese verkiezingen gepresenteerd, waarover u een fiche hebt ontvangen3.
De aftakeling van vakantieparken |
|
Foort van Oosten (VVD), Albert van den Bosch (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Wat vindt u van het bericht «Aftakeling loopt de spuigaten uit» over criminaliteit op kleine vakantieparken?1
Ik heb kennisgenomen van het bericht en onderschrijf de daarin beschreven zorgen over criminele activiteiten op vakantieparken. Hierbij moet worden opgemerkt dat het overgrote deel van de vakantieparken in Nederland het goed doet en in staat is zich aan te passen aan de veranderende toeristische vraag van de consument.
Welke concrete maatregelen op het gebied van criminaliteitsbestrijding en de handhaving van de openbare orde zijn opgenomen in het nationale actieplan waaraan in het artikel wordt gerefereerd? Welke acties onderneemt het kabinet ter realisering van dit actieplan? Is dat actieplan – of het voornemen hiertoe – al met de Tweede Kamer gecommuniceerd? Zijn alle overheidsdiensten, dus bijvoorbeeld ook de Belastingdienst, hierop aangehaakt? Welke Minister voert hier de coördinatie op?
Als het gaat om de bestrijding van criminele activiteiten ligt voor gemeenten de uitdaging onder meer in het vormgeven van de samenwerking tussen de gemeentelijke diensten, van de dialoog met ondernemers, en in de controle, handhaving en toezicht op de parken. De ondernemers blijven verantwoordelijk voor de gang van zaken op hun park. In dat verband kan worden opgemerkt dat het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV), het programma Vitale Vakantieparken op de Veluwe en het Ministerie van Justitie en Veiligheid samen de methode «Samen Veilig Ondernemen in de Recreatiesector» hebben ontwikkeld.
Op basis van een beter beeld van de parken en de bewoners in de regio is het aan provincies en regionale samenwerkingsverbanden van gemeenten om bijvoorbeeld een integrale visie te ontwikkelen, de samenwerking en afstemming in de regio te bevorderen, zicht te hebben op waterbedeffecten, en gemeenten te ondersteunen (met kennis en advies, netwerk en middelen).
Met het actieplan waaraan in het artikel wordt gerefereerd, wordt gedoeld op de «actie-agenda vakantieparken 2018–2020» die ik uw Kamer op 29 november jl. heb toegestuurd. Deze actie-agenda is een samenwerking van gemeenten, provincies, ondernemers, maatschappelijke organisaties en het Rijk. Hiermee wordt richting gegeven aan de inzet van alle betrokken partijen voor de komende jaren rondom vakantieparken. Tevens is het de uitwerking van afspraken uit het Interbestuurlijk Programma en de Nationale Woonagenda.
In de actie-agenda is onder andere aandacht voor het voorkomen en bestrijden van criminaliteit en andere ondermijnende activiteiten op vakantieparken, als één van de vijf erin beschreven doelstellingen in het kader van een integrale aanpak. Verder zijn de acties uitgewerkt langs een aantal hoofdlijnen: het borgen en delen van kennis en ervaringen, een volle gereedschapskist voor partijen, het in beeld brengen van de parken en de mensen, het ontwikkelen van integraal beleid binnen en tussen gemeenten, en het versterken van de uitvoering.
Op het gebied van criminaliteitsbestrijding en handhaving wordt bijvoorbeeld een leerkring gestart voor en met decentrale overheden, onder meer gericht op de aanpak van ondermijning op vakantieparken met inbreng van het CCV. Hierbij zal bijvoorbeeld ook de kennis en ervaring worden ingezet die het VNG Kenniscentrum Handhaving en Naleving heeft opgedaan.
Tevens wordt een juridisch afwegingskader opgesteld voor de aanpak van de leefbaarheids-, veiligheids- en ondermijningsproblematiek op vakantieparken als handelingsperspectief voor gemeenten (gericht op maatwerk), wordt de toepassing van bestaande wet- en regelgeving gestimuleerd en worden eventuele verbeter- en knelpunten bezien en opgepakt.
Verder ondersteunt het Rijk een aantal acties gericht op het beter inzicht krijgen in aantal, aard en omvang van vakantieparken en de daar aanwezige problematiek ten behoeve van provincies en gemeenten. Zo worden de mogelijkheden verkend voor een landelijk informatiefundament in samenwerking met onder meer het Kadaster. Verder wordt gekeken naar de mogelijkheden voor intra-en intergemeentelijke informatie-uitwisseling binnen de huidige context van de wet- en regelgeving, waarbij gebruik wordt gemaakt van de ervaringen vanuit de samenwerkingsverbanden van de Landelijke Stuurgroep Interventieteams (LSI)2, de Regionale Informatie en Expertisecentra (RIEC’s)3 en de Zorg- en Veiligheidshuizen. Ook wordt via een beperkt aantal pilots met (big) data-analyses getracht meer inzicht te verkrijgen op de ondermijningsproblematiek naar voorbeeld van de werkwijze bij de City Deal «Zicht op Ondermijning», waarbij o.a. ook de Belastingdienst is betrokken.
In de aanbiedingsbrief bij de «actie-agenda vakantieparken 2018–2020» heb ik aangegeven welke middelen ik beschikbaar stel voor initiatieven die bijdragen aan de doelen van de actie-agenda.
Naast de inzet die ik voor de «actie-agenda vakantieparken 2018–2020» pleeg vanuit mijn eigen portefeuilles, zal ik mij opstellen als coördinerend bewindspersoon op dit onderwerp.
Welke strengere aanpak heeft het kabinet voor ogen als het gaat om de bestrijding van criminele activiteiten op vakantieparken? Wat verwacht het kabinet van provincies, gemeenten en ondernemers? Wat mogen provincies, gemeenten en ondernemers op dit punt van het Rijk verwachten?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel vakantieparken worden ondermijnd door criminaliteit? Valt iets te zeggen over de geografische verspreiding over Nederland? Welke stappen heeft het kabinet ondertussen concreet gezet in de bestrijding van criminaliteit op vakantieparken?
Er is geen landelijk beeld beschikbaar van het totale aantal vakantieparken dat door criminaliteit wordt ondermijnd en de geografische spreiding daarvan.
Wel is bijvoorbeeld in de «actie-agenda vakantieparken 2018–2020» vermeld dat er binnen de gemeentegrenzen van elf Veluwse gemeenten (bijna 500 parken) op een kleine 10% van de parken sprake is van ernstige veiligheids- en leefbaarheidsproblematiek. Wat betreft de stappen die het kabinet onderneemt bij de bestrijding van criminaliteit op vakantieparken verwijs ik naar de beantwoording van de vragen 2 en 3, en naar de actie-agenda.
In hoeverre meent u dat burgemeesters, het openbaar ministerie en andere instanties over voldoende bevoegdheden beschikken om daadkrachtig op te kunnen treden tegen (vermoedens van) criminaliteit, zoals illegale prostitutie, drugs(handel/productie), mensenhandel of andere laakbare en verboden activiteiten? Hoe verloopt de samenwerking tussen de diverse overheidsdiensten in de bestrijding van criminaliteit op deze vakantieparken? Welke verbeterstappen acht u denkbaar cq. noodzakelijk?
Bij de aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit werken burgemeesters (gemeenten), politie, het openbaar ministerie, de Belastingdienst en andere instanties samen. Zij bekijken gezamenlijk het probleem en stemmen af welke (combinatie van) maatregelen het meest effectief zullen zijn.
Verder verwijs ik naar de brief van 16 november jl. aan uw Kamer waarin de Minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer heeft geïnformeerd over de voortgang van de toedeling van de extra middelen en voortgang met betrekking tot de ondermijningswetgeving. In de voornoemde brief is onder andere aangegeven dat versterking van de aanpak in kwetsbare gebieden waaronder ook vakantieparken, wenselijk is. In totaal stelt het Ministerie van Justitie en Veiligheid een bedrag van € 85 miljoen voor de regio’s beschikbaar.4
Hoe motiveert u ondernemers, eigenaren, huurders en gebruikers die weet hebben van criminele activiteiten om hiervan melding te maken bij de opsporingsdiensten? Welke terugkoppeling krijgen betrokkenen van hun melding? Kan de melding ook anoniem? Welke verantwoordelijkheid draagt een eigenaar van een vakantiepark voor veelvuldig en voortdurende criminele gedragingen op het vakantiepark?
In de «actie-agenda vakantieparken 2018–2020» is afgesproken dat gemeenten inzetten op de versterking van de samenwerking met en tussen professionals en ondernemers om de bewustwording en signalering van mogelijke multiproblematiek op parken te vergroten. Het VNG Kenniscentrum Handhaving en Naleving kan hierin een adviserende rol spelen. Het is aan de gemeenten om daar in samenspraak met ondernemers, eigenaren, huurders en gebruikers invulling aan te geven, ook wat betreft de afhandeling en terugkoppeling aan betrokkenen.
Meldingen van criminele activiteiten kunnen anoniem worden doorgegeven, bijvoorbeeld via Meld Misdaad Anoniem.
De gemeente kan bij ondernemers en eigenaren de bewustwording en meldingsbereidheid vergroten door bijvoorbeeld regelmatig voorlichtingsbijeenkomsten en weerbaarheidstrainingen te organiseren. De gemeente biedt op die manier handelingsperspectief. Anderzijds kan de gemeente ook actief over het beleid omtrent vakantieparken communiceren, zodat men zich meer bewust wordt wat voor consequenties het heeft als door toezichthouders criminele activiteiten worden gesignaleerd.
In dit verband kan worden opgemerkt dat verhoging van de meldingsbereidheid door burgers en (publieke en private) partijen over ondermijnende criminaliteit, het vergroten van de bewustwording en het aanbieden van handelingsperspectief ook in een aantal regionale versterkingsplannen aandacht heeft gekregen.
Met betrekking tot de verantwoordelijkheid die eigenaren en beheerders van een vakantiepark dragen voor veelvuldig en voortdurende criminele gedragingen op het vakantiepark, kan in algemene zin worden opgemerkt dat zij verantwoordelijk zijn voor de gang van zaken op hun park. Dat betekent bijvoorbeeld controle op de toegang tot het park, periodieke controles bij langere verhuur, en melding maken van (vermoedens van) criminele gedragingen bij toezichthouders van de gemeente of bij de politie.
Acht u aanscherping van de wet wenselijk zodanig dat bijvoorbeeld ook een burgemeester tot sluiting van een vakantiepark kan bevelen indien hier bij voortduring ontoelaatbare schendingen van de openbare orde plaatsvinden? Zo nee, waarom niet?
De huidige wetsbepalingen en handhavingsinstrumenten die bijvoorbeeld volgen uit de Gemeentewet, Woningwet en Opiumwet acht ik in principe voldoende.
Er is daarnaast, zoals bij het antwoord op de vragen 2 en 3 is aangegeven, in de «actie-agenda vakantieparken 2018–2020» afgesproken om een juridisch afwegingskader op te stellen voor de aanpak van de leefbaarheids-, veiligheids- en ondermijnings- problematiek op vakantieparken, als handelingsperspectief voor gemeenten, en om eventuele verbeter- en knelpunten te bezien.
Vindt u de huidige wetsbepalingen afdoende om criminaliteit te bestrijden en openbare orde te handhaven? Zo nee, wanneer mogen concreet stappen van u worden verwacht zodanig dat de wet hiertoe alle mogelijkheid biedt?
Zie antwoord vraag 7.
In hoeverre zijn inmiddels stappen gezet om adresfraude of identiteitsfraude tegen te gaan doordat mensen zich kunnen inschrijven op het adres van een vakantiepark, terwijl permanente bewoning daar helemaal niet is toegestaan? Waarom zou inschrijving via de Basisregistratie Persoonsgegevens daar überhaupt mogelijk moeten zijn?
Lessen uit het Belgisch voetbalschandaal |
|
Lisa Westerveld (GL), Kathalijne Buitenweg (GL) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het grote corruptieschandaal in België, waarbij meer dan de helft van de clubs in de hoogste divisie huiszoekingen zijn verricht en trainers, scheidsrechters en journalisten zijn opgepakt?
Ja.
Wat gebeurt op dit moment om matchfixing in Nederland tegen te gaan? Wat is er geleerd van het onderzoek uit 2013 waaruit bleek dat er ook in Nederland matchfixing plaatsvindt?
Naar aanleiding van het genoemde onderzoek uit 2013 is een nationaal platform matchfixing ingericht om een structureel overleg te realiseren tussen de opsporingspartners, toezichthouder(s), de sportsector en de kansspelsector. Deze samenwerking is in 2014 opgestart en inmiddels doorontwikkeld.
Binnen de huidige context werken de diverse partijen zo goed als mogelijk samen. Toch blijkt dat het in de praktijk lastig is tot signalen te komen die zich lenen voor vervolgonderzoek in het kader van strafrecht en/of tuchtrecht. Om hierin verbetering aan te brengen, wordt voor een pilotperiode van twee jaar een informatiecoördinator benoemd. Na deze pilot zal aan de hand van een evaluatie bezien worden of deze functie de strijd tegen matchfixing versterkt en of de organisatorische inbedding van de functie volstaat.
Sportbonden en -koepels zoals KNVB, KNLTB en NOC*NSF treffen preventieve maatregelen, zoals meldplichten en gokverboden, voorlichting en educatie aan sporters en de inrichting van een vertrouwensloket, maar realiseren ook aanpassing van het tuchtrecht om matchfixing tuchtrechtelijk adequaat aan te kunnen pakken. Verder worden door de Minister voor Rechtsbescherming in het kader van het wetsvoorstel Kansspelen op afstand, maatregelen getroffen om matchfixing te bestrijden.
Over de aanpak van matchfixing is uw Kamer met de brief van 22 maart 20181 geïnformeerd. Voor meer informatie over de aanpak van matchfixing verwijs ik dan ook naar voornoemde brief.
Zijn er signalen dat het schandaal in België zich ook heeft verspreid naar Nederland? Hoe groot is het risico dat ook in Nederland matchfixing plaatsvindt?
Nee, ik heb geen concrete signalen dat het schandaal in België zich ook heeft verspreid naar Nederland.
In het eerder genoemde onderzoek uit 2013 is geconcludeerd dat matchfixing in Nederland voorkomt. In de eerdergenoemde brief van 22 maart 2018 is vermeld dat er de afgelopen jaren drie strafrechtelijke onderzoeken naar matchfixing hebben plaatsgevonden en één zaak tuchtrechtelijke is afgedaan.
Het blijft ingewikkeld signalen en met name ook voldoende sterke signalen boven water te krijgen. Het Openbaar Ministerie en opsporingsdiensten zijn daarvoor afhankelijk van signalen die uit de sector zelf komen, bijvoorbeeld van clubs, voetballers en zaakwaarnemers. Dit is een van de redenen er een informatiecoördinator aangesteld wordt.
Is er een beeld van de connectie tussen matchfixing bij sportwedstrijden en andere vormen van criminaliteit? Zo nee, wilt u dit onderzoeken?
Ja, dat beeld is er. Uit het onderzoeksrapport van Spapens en Olfers blijkt al dat rond matchfixing ook andere strafbare feiten kunnen plaatsvinden zoals onder meer witwassen en bedreiging.
Wat is uw inschatting over de rol van zaakwaarnemers? Kent u de oproep van hoogleraar Sport en Recht Marjan Olfers die voorstelt de rol van zaakwaarnemers te onderzoeken?1 Bent u bereid uitgebreid onderzoek te doen? Zo nee, waarom niet?
Ik ben bekend met de oproep van mevrouw Olfers, maar ben op dit moment niet van plan om een uitgebreid onderzoek te doen naar zaakwaarnemers.
Hoewel zaakwaarnemers ook in Nederland een invloedrijke positie in het betaald voetbal hebben, geldt hier een strenger regime voor zaakwaarnemers dan in België. In Nederland is het alleen mogelijk om actief te zijn als zaakwaarnemer als deze bij de KNVB geregistreerd is als intermediair. Voor toetreding tot dat register is een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) verplicht. Daarnaast worden de vergoedingen van zaakwaarnemers over transfers bijgehouden en ieder jaar gepubliceerd. Ook bestaat sinds vorig jaar een keurmerk voor intermediairs waarmee de kwaliteit en betrouwbaarheid van zaakwaarnemers verder wordt vergroot. Tot slot ondernemen ook FIFA en UEFA stappen om internationaal te komen tot strengere regels voor zaakwaarnemers.
Bent u bereid met uw collega’s in andere landen en met sportbonden te overleggen over wat er internationaal beter gedaan kan worden om matchfixing te bestrijden? Zo ja, wat gaat u doen? Zo nee, waarom niet?
Matchfixing in de sport houdt niet op bij de grens. Dat maakt een internationale aanpak cruciaal.
Nederland heeft daarom actief deelgenomen aan onderhandelingen in de Raad van Europa, om te komen tot een verdrag ter bestrijding van matchfixing (Macolin conventie). Belangrijk doel van dit verdrag is om de samenwerking tussen Europese en niet-Europese landen in de strijd tegen matchfixing te versterken. Daarnaast is Nederland vertegenwoordigd in de Group of Copenhagen.Dit is een initiatief van de Raad van Europa, waarbij alle nationale platforms matchfixing samenkomen om van elkaar te leren en goede voorbeelden te delen.
Verder wordt bij de bestrijding van matchfixing door alle stakeholders in Nederland samengewerkt met hun internationale partners. Zo werkt de sportsector samen met internationale sportfederaties zoals de UEFA, hebben de kansspelautoriteiten uit verschillende landen gezamenlijk overleg over matchfixing en benutten de opsporings- en vervolgingsdiensten bilaterale samenwerking en internationale contacten via Interpol, Europol en Eurojust.
Het bericht dat veel amateurtrainers niet weten hoe ze met een groep moeten omgaan en het tekort aan vrijwilligers bij sportverenigingen |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u de berichten «Veel amateurtrainers hebben geen idee wat ze met een groep moeten»1 en «Sportcoach wil hulp bij overlast ouders en sporters»?2
Ja
Deelt u de mening dat het van belang is dat trainers goed worden voorbereid en begeleid zowel voor als tijdens de periode dat ze trainer zijn?
Ja, zie ook antwoord 3
Hoe komt het dat bijna de helft van de coaches aangeeft dat meer begeleiding nodig is? Vindt u dat sportverenigingen voldoende begeleiding aanbieden?
Uit de verenigingsmonitor 2016 van het Mulier Instituut blijkt dat 40% van de sportverenigingen een tekort aan trainers heeft en dat een derde van alle verenigingen (38%) beschikt over trainers/coaches/instructeurs die voldoende gekwalificeerd of opgeleid zijn. Een trainer is een belangrijke factor bij de afweging om te stoppen of door te gaan met sport en kan een rolmodel zijn voor de jeugd. Dit zijn veelal ouders of andere enthousiaste vrijwilligers die weinig ervaring hebben op pedagogisch of sporttechnisch gebied. Ik vind het versterken van trainers en coaches belangrijk en zet daar in het Sportakkoord (deelakkoord vitale sportaanbieders) actief op in.
Bent u bereid om met sportverenigingen en gemeenten om tafel te gaan zitten om te bespreken wat er nodig is om amateurtrainers meer begeleiding te bieden? Wilt u sportverenigingen en gemeenten hierin ondersteunen? Zo nee, waarom niet?
In het deelakkoord Vitale sportaanbieders wordt ingezet op het succesvol opleiden en begeleiden van deze grote groep trainers, door trainers laagdrempelig toegang te bieden tot trainerscursussen en online opleidingsaanbod. Zo krijgen trainers op een laagdrempelige wijze de basisprincipes (sporttechnisch en pedagogisch) van trainen en coachen aangeleerd. Daarnaast wordt ingezet op de individuele begeleiding van trainers in de praktijk door het aanbieden van bijvoorbeeld een clubkadercoach. De samenwerkende partners van het sportakkoord werken op dit moment een gezamenlijk plan uit om de ambities op dit thema verder te concretiseren.
Wat kunt u doen om te zorgen dat elke trainer een opleiding of cursus kan volgen, aangezien een op de drie amateurtrainers geeft aan geen enkele opleiding voor trainer te hebben gevolgd?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om te kijken hoe de buurtsportcoaches (waarover in het sportakkoord is afgesproken dat er meer van komen), tijdelijk kunnen worden ingezet om trainers te ondersteunen? Zo nee, waarom niet?
Ja. De uitbreiding van de buurtsportcoachregeling in het Sportakkoord moet leiden tot meer buurtsportcoaches die specifiek ingezet kunnen worden bij de ondersteuning van sportaanbieders. Bijvoorbeeld door het begeleiden van trainers en coaches zonder formele opleiding op het gebied van pedagogische vaardigheden.
Kent u het bericht «Sportclubs schreeuwen om meer vrijwilligers»?3 Is bekend of de problemen bij de Gelderse sportclubs in dezelfde mate spelen in de rest van het land? Zo nee, wilt u dit onderzoeken? Zo ja, is het aanleiding om meer maatregelen te nemen – buiten de plannen die in het regeerakkoord staan – om vrijwilligers te werven?
Ik heb kennis genomen van het bericht. Er bestaan terecht enige zorgen, maar een nuancering van de geschetste situatie is wel op zijn plaats. Onderzoek van het SCP toont aan dat het aantal vrijwilligers de laatste jaren redelijk stabiel is. Niet zozeer het aantal vrijwilligers bij een sportvereniging loopt terug. Wel zijn steeds minder mensen bereid om zich langdurig aan een vrijwilligersfunctie te verbinden.
De Sportaanbiedersmonitor van NOC*NSF 2016 laat duidelijk een tweedeling zien bij sportclubs en sportverenigingen. De helft van het aantal clubs in Nederland krimpt en de andere helft groeit juist. Ook de vaak genoemde problemen lijnen hiermee uit. Of clubs hebben te kampen met een opeenstapeling van problemen (ledendaling, vrijwilligerstekort, weglopende sponsoren en tekort aan bestuurders) of clubs doen het juist goed (toename van leden, voldoende vrijwilligers, groeiende sponsor portefeuille en voldoende bestuurders). Deze laatste categorie is ook significanter meer «open en vitaal» dan de eerste categorie.
Het is zaak om te leren van de reden waarom de ene helft van de sportclubs het relatief goed doet en de andere helft niet. De sleutel blijkt te liggen in een capabel en divers bestuur. Daar waar bestuurders gezamenlijk een duidelijke visie hebben, vrijwillig kader begeleiden en waarderen, openstaan voor de behoefte van de gehele achterban inclusief de silent majority en willen verbinden aan de buurt, daar is de lokale sportsituatie eerder florerend dan zorgwekkend.
In het deelakkoord Vitale aanbieders van het Sportakkoord wordt ingezet op maatregelen om het (vrijwillig) kader (trainers, coaches, bestuurders) in de sport te versterken, de verenigingsondersteuning te professionaliseren en op impulsen om sportaanbieders te helpen zich te ontwikkelen richting vitale/open aanbieders.
Vitale/open sportaanbieders zijn aanbieders, die hun organisatorische- en financiële basis op orde hebben en daarnaast de ambitie en mogelijkheden hebben om hun maatschappelijke rol te verbreden met meer sport -en beweegactiviteiten.
De samenwerkende partners van het sportakkoord werken op dit moment een gezamenlijk plan uit om de ambities op dit thema verder te concretiseren. Ik zal de Kamer voor het kerstreces hier nader over informeren.
Denkt u dat het aanbieden van opleidingen en cursussen verenigingen kan helpen om meer vrijwilligers aan te trekken?
Ja, het opleiden en begeleiden van vrijwilligers kan helpen. Maar om meer vrijwilligers aan te trekken zijn ook andere randvoorwaarden belangrijk, zoals een goed opgezet vrijwilligersbeleid en een positief vrijwilligersklimaat waarin vrijwilligers zich gewaardeerd voelen.
De beperkte openbaarheid van het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Hoe kijkt u aan tegen het maatschappelijk belang van onderzoekers om in vrijheid informatie te kunnen vergaren en te gebruiken in hun onderzoek?
Ik juich het toe dat onderzoekers in vrijheid informatie kunnen vergaren en gebruiken in hun onderzoek.
Kunt u aangeven welke beperkingen aan de openbaarheid u stelt als zorgdrager van het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR)?
Bij de overbrenging van het CABR is in 2000 bepaald dat, met het oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van nog levende personen, de archiefbescheiden, alsmede de inventaris en de nadere toegangen (database en kaartsystemen) op dit archief niet openbaar zijn vóór 1 januari 2025. Op de studiezaal van het Nationaal Archief wordt onder voorwaarden1 inzage gegeven. Deze voorwaarden staan op de website van het Nationaal Archief vermeld.
Wat was het advies, zoals bedoeld in artikel 15 eerste lid van de Archiefwet, van de algemeen rijksarchivaris alvorens u deze beperkingen aan de openbaarheid van het CABR stelde? Kunt u daarbij in het bijzonder ingaan op alle onderdelen van dat advies die hebben geleid tot het stellen van deze beperkingen in de openbaarheid?
Ten tijde van de bewerking van het archief heeft regelmatig overleg tussen het toenmalige Ministerie van Justitie en het toenmalige Algemeen Rijksarchief (thans Nationaal Archief) plaatsgevonden. De advisering over de beperking aan de openbaarheid, als bedoeld in artikel 15, eerste lid, Archiefwet 1995, was integraal onderdeel van het overleg over de overbrenging. Beide partijen stemden toen reeds overeen dat de openbaarheid van het archief moest worden beperkt met het oog op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. De naderende invoering van de Wet bescherming persoonsgegevens, die ook van toepassing werd op archieven die naar archiefinstellingen waren overgebracht, heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld.
In hoeverre is de uitspraak van de rechtbank Den Haag op 22 februari 2012 bepalend geweest voor het beleid dat toen is opgesteld ten aanzien van de beperkingen aan de openbaarheid van het CABR?1 Kunt u daarbij in het bijzonder ingaan op de vraag in hoeverre rechtsoverweging 4.4 van die uitspraak het huidige beleid ten aanzien van de beperkingen aan de openbaarheid kan dragen?
De uitspraak van de rechtbank Den Haag op 22 februari 2012 is niet bepalend geweest voor het beleid dat is opgesteld ten aanzien van de beperkingen aan de openbaarheid van het CABR. Het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging is immers reeds in 2000 door het Ministerie van Justitie overgedragen.
Wel is deze uitspraak zeer bepalend geweest voor de wijze waarop het Nationaal Archief omgaat met het verstrekken van kopieën uit beperkt openbaar archief. De rechtbank stelde dat door het verstrekken van een kopie de beperking op de openbaarheid niet meer gegarandeerd kan zijn. Het beleid van het Nationaal Archief is daarop aangepast. Kopieën worden in beginsel niet verstrekt, tenzij er sprake is van een uitzondering als beschreven in de voorwaarden.3
Is het huidig beleid dat archiefbescheiden geanonimiseerd moeten zijn in het geval van het maken van reproducties daarvan, of ook als het gaat om het enkel raadplegen van die reproducties?
Op grond van de Archiefwet 1995 heeft eenieder het recht om van openbare archiefbescheiden afbeeldingen, afschriften, uittreksels en bewerkingen te (laten) maken. Daarbij is er geen sprake van anonimiseren. De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 8 maart 20174 gesteld dat de openbaarheidsbeperkingen die op grond van de Archiefwet 1995 mogelijk zijn, niet aan de informatie in de documenten (archiefbescheiden) zijn gekoppeld, maar aan het document in zijn geheel (documentenstelsel). Bij dit stelsel past niet dat de algemene rijksarchivaris als beheerder van het Nationaal Archief een document bewerkt – bijvoorbeeld door het te anonimiseren – alvorens daarin inzage te geven.
Hoeveel werknemers heeft de Rijksarchivaris beschikbaar om te onderzoeken of een document persoonsgegevens bevat en om, in voorkomend geval, het document te anonimiseren? Kunt u aangeven hoe het aantal werknemers dat hiervoor beschikbaar is – de facto een beperking van de openbaarheid – opweegt tegen het belang tot raadpleging of gebruik van de archiefbescheiden?
Zoals bij vraag 5 is toegelicht werkt het Nationaal Archief met een documentenstelsel, waarbinnen het anonimiseren van documenten niet past.
Per maand komen er meer dan 400 aanvragen tot inzage in beperkt openbaar archief binnen. Voor het beoordelen van deze aanvragen en het nodige vooronderzoek naar betreffende dossiers zijn op dit moment ca. 4 formatieplaatsen beschikbaar. Er zijn veel mogelijkheden voor inzage van het archief, waarvan veelvuldig gebruik wordt gemaakt.
Ziet u mogelijkheden alleen de archiefbescheiden te anonimiseren waarvan onderzoekers aangeven die te willen reproduceren, omdat dit een werklastbesparing met zich zal brengen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 5 en 6.
Kunt u toelichten waarom in Nederland beperkingen op de openbaarheid gesteld zijn aan archiefbescheiden uit het CABR en dat het in andere landen, waaronder Duitsland, wel mogelijk is vergelijkbare archiefbescheiden uit de Tweede Wereldoorlog bijvoorbeeld te kopiëren?
De beperkingen aan de openbaarheid die het CABR kent zijn in lijn met de Europese richtlijn voor gegevensbescherming (AVG), waaraan alle EU-landen gebonden zijn. Zie voorts het antwoord op vraag 4, 5 en 6.
De vrijwilligers- en bestuurdersproblematiek binnen de breedtesport |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Alarmfase rood voor sportclubs»1 en het artikel «Veteraan houdt club overeind»?2
Ja
Deelt u de zorgen die geuit worden in de artikelen over de sterk dalende ledenaantallen en vrijwilligers, incomplete besturen en de daarbij horende daling van de traditionele sportverenigingen in Nederland? Wat is uw analyse rondom deze zorgwekkende situatie binnen de breedtesport?
Er bestaan terecht enige zorgen, maar een nuancering van de geschetste situatie is wel op zijn plaats. Uit onderzoek van sportkoepel NOC*NSF (Bron: Lidmaatschappen en sportdeelname 2017) blijkt dat de afgelopen jaren het aantal sporters dat via een sportclub, welke aangesloten is bij een bij NOC*NSF aangesloten sportbond, een zeer licht dalende trend heeft en eigenlijk nagenoeg gelijk blijft. Van «sterk dalende ledenaantallen» is dus geen sprake. Als specifiek gekeken wordt naar verschillende sporten en sportbonden dan zijn er sportbonden die structureel groeien en sportbonden die structureel kleiner worden. Tegelijkertijd neemt de wekelijkse sportdeelname in Nederland significant toe. Er is eerder sprake van een verschuiving; het marktaandeel van sporters dat via sportbonden sporten neemt af.
De Sportaanbiedersmonitor van NOC*NSF 2016 laat duidelijk een tweedeling zien bij sportclubs en sportverenigingen. De helft van het aantal clubs in Nederland krimpt en de andere helft groeit juist. Ook de vaak genoemde problemen lijnen hiermee uit. Of clubs hebben te kampen met een opeenstapeling van problemen (ledendaling, vrijwilligerstekort, weglopende sponsoren en tekort aan bestuurders) of clubs doen het juist goed (toename van leden, voldoende vrijwilligers, groeiende sponsor portefeuille en voldoende bestuurders). Deze laatste categorie is ook significanter meer «open en vitaal» dan de eerste categorie.
Het is van belang te leren van de reden waarom de ene helft van de sportclubs het relatief goed doet en de andere helft niet. De sleutel blijkt te liggen in een capabel en divers bestuur. Bij clubs waar bestuurders gezamenlijk een duidelijke visie hebben, waar ze vrijwillig kader begeleiden en waarderen, openstaan voor de behoefte van de gehele achterban (inclusief de silent majority) en willen verbinden aan de buurt, bij die clubs is de lokale sportsituatie eerder florerend dan zorgwekkend.
Op welke manier wordt de begrote negen miljoen euro voor vitale sportaanbieders verdeeld? Welk deel hiervan is begroot voor de stimulering van vrijwilligerswerk binnen de sport en ligt er een plan van aanpak klaar voor het vrijwilligersvraagstuk?
De € 10 miljoen uit het regeerakkoord voor het versterken van bonden & verenigingen landt volledig in deelakkoord «Vitale aanbieders». Een deel hiervan zal worden benut voor het programma «impuls versterken sportbonden» waarvoor NOC*NSF een subsidieaanvraag heeft ingediend die bij VWS in behandeling is. Daarnaast wordt een deel van het budget besteed aan de uitbreiding van de buurtsportcoachregeling teneinde meer buurtsportcoaches in te kunnen zetten voor de ondersteuning van sportaanbieders. Het restant zal ingezet worden voor maatregelen om het (vrijwillig) kader (trainers, coaches, bestuurders) in de sport te versterken, de verenigingsondersteuning te professionaliseren en voor impulsen om sportaanbieders te helpen zich te ontwikkelen richting vitale/open aanbieders. NB. Vitale/open sportaanbieders zijn aanbieders, die hun organisatorische- en financiële basis op orde hebben en daarnaast de ambitie en mogelijkheden hebben om hun maatschappelijke rol te verbreden met meer sport- en beweegactiviteiten.
De samenwerkende partners van het sportakkoord werken op dit moment een gezamenlijk plan uit om de exacte maatregelen te definiëren. Hoe het budget exact verdeeld wordt over deze maatregelen en via welke partijen dit gaat lopen, is momenteel onderwerp van gesprek tussen de partners van het sportakkoord. Ik zal de Kamer voor het kerstreces hierover informeren.
Ziet u een belangrijke rol voor uzelf weggelegd om de problematiek rondom de dalende leden- en vrijwilligersaantallen, incomplete besturen en het daaropvolgend verdwijnen van traditionele sportverenigingen in Nederland tegen te gaan? Zo ja, kunt u aangeven op welke wijze dit mogelijk is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.