Het afsluiten van de stroom op vakantiepark Anloo en een mogelijke ontruiming van vakantiepark De Groene Heuvels in Beuningen |
|
Sandra Beckerman |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat, minister zonder portefeuille infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Hebt u kennisgenomen van de precaire situatie op vakantiepark Anloo in de gemeente Aa en Hunze waar de stroom is afgesloten, waardoor oudere en kwetsbare mensen niet naar het toilet kunnen, geen verwarming kunnen gebruiken, in het donker zitten en hun medische apparatuur niet kunnen opladen?1
Ik heb de berichtgeving gelezen.
Op basis van welke onderzoeken en/ of bevindingen is besloten om de camping niet langer van elektriciteit te voorzien, en wie heeft hierin de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor afsluiting?
Een groot aantal van de onderstaande vragen die u mij stelt heeft betrekking op de feitelijke situatie op de camping, het lokale beleid en het handelen van de gemeente. Er is daarom contact gezocht met de gemeente. De informatie in de antwoorden op deze vragen is dus afkomstig van de gemeente.
De gemeente heeft naar aanleiding van een brand in een elektraverdeelkast een quickscan laten uitvoeren naar de veiligheid van de elektra op het terrein. De netbeheerder heeft een soortgelijke inspectie uitgevoerd. Op basis van hun eigen inspectie heeft de netbeheerder geconstateerd dat de bovengrondse stroomvoorziening onveilig was en besloten tot afsluiting.
Klopt het dat de gemeente in een eerder stadium is gewaarschuwd voor de onveilige situatie, en waarom is toen niet ingegrepen door de gemeente? Kunt u uw antwoord toelichten?
Afgelopen jaren is een verbetertraject op het gebied van brandveiligheid ingezet. Hierbij is gehandeld conform het Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving beleid van de gemeente Aa en Hunze, waarbij het leidend principe is dat het vertrouwen in en de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner/ondernemer voorop staat. De beheerder van de camping toonde aan dat hij werkte aan de verbeterpunten in het traject. Hierdoor was er geen directe aanleiding om in te grijpen.
Hoe vaak heeft de gemeente het vakantiepark gecontroleerd op onveilige situaties, zoals met de elektriciteitsvoorziening, zijn er voldoende controles geweest en wat waren toen de bevindingen?
De gemeente geeft aan de afgelopen jaren meerdere controles uit te hebben gevoerd op het terrein op het onderwerp brandveiligheid en permanente bewoning. Ter verbetering van de brandveiligheid zijn door de eigenaar maatregelen getroffen, ook in de verbetering van de elektra.
Had de gemeente kunnen of moeten voorkomen dat de stroom werd afgesloten, nu de camping failliet is en de curator stelt dat er geen geld is? Kunt u uw antwoord toelichten?
De gemeente heeft geen wettelijke zorgplicht om te voorkomen dat de stroom werd afgesloten. Zij staat buiten geschillen tussen afnemers en leveranciers van energie. Het is de wettelijke taak van de curator om in een situatie van faillissement te bepalen hoe moet worden omgegaan met de lopende overeenkomsten.
Welke wet- en regelgeving geldt voor het afsluiten van stroom op een al dan niet failliet vakantiepark? Zijn er verschillen tussen de rechten van huurders van chalets of eigenaren van grond en chalet? Kunt u uw antwoorden toelichten?
De wet- en regelgeving maakt geen onderscheid naar huurder of eigenaar. Wel wordt onderscheid gemaakt naar afnemer. De meeste burgers vallen in de categorie kleinverbruiker als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998. Deze groep wordt beschermd tegen het plotselinge afsluiting van energie. Dit is geregeld in de Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers van elektriciteit en gas. Deze bescherming komt in hoofdlijnen erop neer dat bij het niet betalen van de energierekening de leverancier minimaal één herinnering dient te versturen. Verder dient de leverancier te wijzen op schuldhulpverlening. Als binnen 10 dagen na ontvangst van de afsluitingsbrief een betalingsregeling wordt getroffen wordt afsluiting gestaakt. Voor kwetsbare consumenten als bedoeld in de Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers van elektriciteit en gas geldt aanvullende bescherming. Hetzelfde geldt voor afsluiting in de winterperiode die loopt van 1 oktober tot 1 april. Voor afnemers die niet vallen onder de categorie kleinverbruikers geldt deze bescherming niet.
Daarnaast heeft een netbeheerder leveringsvoorwaarden waarin voorschriften zijn opgenomen over de staat van de elektrische installatie.
Indien zich op de camping kleinverbruikers met een eigen aansluiting bevinden die wegens wanbetaling zijn afgesloten dan zou de gemeente, of aan de gemeente gelieerde organisaties, een rol kunnen spelen bij schuldhulpverlening. Gemeenten zijn op dit punt vrij in de invulling van hun beleid.
Bent u bereid om de gemeente en of de verhuurders van chalets erop aan te spreken dat de bovengrondse stroomvoorziening zo snel mogelijk hersteld moet worden, omdat mensen recht hebben op woongenot en de gemeente een zorgplicht heeft? Wanneer denkt u dat de stroomvoorziening hersteld zal zijn?
De gemeente heeft geen wettelijke zorgplicht om te voorkomen dat de stroom werd afgesloten. In dit geval is dat de verantwoordelijkheid van de campingeigenaar. Gezien het faillissement verwacht ik niet dat de stroomvoorziening op korte termijn zal zijn hersteld.
Klopt het dat er minimaal 66 permanente bewoners zijn op vakantiepark Anloo? Hoeveel van hen huren een chalet en hoeveel bezitten een chalet en hoeveel bezitten grond en een chalet?
Op 13 februari 2020 stonden 56 personen ingeschreven in de BRP. Dit kunnen zowel huurders als eigenaren van chalets en/of grond zijn. Er zijn 64 belastingplichtige eigenaren. Hiervan zijn er 4 eigenaren van grond met meerdere chalets en 60 individuele eigenaren van grond en/of chalet. Een chalet en/of grond kan meerdere eigenaren hebben, naast de belastingplichtige eigenaren. De eigenaren kunnen de grond en/of chalets aan anderen verhuren.
Is het waar dat gemeente(n) en/ of hulp- en welzijnsinstanties mensen soms op het vakantiepark hebben gewezen als mogelijkheid om er al dan niet tijdelijk te wonen? Hoe verhoudt zich dat tot het stop willen zetten van de permanente bewoning?
De gemeente geeft aan mensen niet door te verwijzen naar een vakantiepark voor permanente bewoning. Het is wel voorstelbaar dat in het verleden in bijzondere gevallen is gewezen op de mogelijkheid van tijdelijk verblijf, waarbij mensen op de hoogte waren dat permanente bewoning niet toegestaan is. De gemeente heeft mij daarnaast laten weten al een aantal jaren op te treden tegen permanente bewoning op het terrein. Desalniettemin zijn er situaties van permanente bewoning ontstaan, al dan niet vanuit eerdere tijdelijke bewoning.
Na het doorlopen van een minnelijk traject op recreatiepark Anloo is in 2016 gestart met het handhavend optreden (met last onder dwangsom) tegen permanente bewoning van recreatieverblijven in de gemeente Aa en Hunze. Deze aanpak vindt gemeentebreed en gefaseerd plaats.
Hoe lang zijn de wachtlijsten voor een sociale huurwoning in de gemeente Aa en Hunze?
Ten tijde van het uitvoeren van het onderzoek naar wachtlijsten had de gemeente Aa en Hunze geen gezamenlijk woonruimteverdeelsysteem. Er is daarom geen informatie over de wachttijd in deze gemeente.
Wat heeft de gemeente tot nu toe gedaan om te zorgen voor een behulpzame aanpak, wat een randvoorwaarde was van de gemeenteraad om de permanente bewoning te beëindigen? Hoe verhoudt deze randvoorwaarde zich tot de woorden van de burgemeester die stelt dat bewoners zelf verantwoordelijk zijn voor een ander onderdak?2 3
De gemeente laat weten dat zij met multidisciplinaire teams alle chalets en caravans hebben bezocht om de zorg en hulpvragen in kaart te brengen en bewoners te ondersteunen bij het zoeken naar oplossingen. Voor mensen met een zorgvraag en bij mensen waar een acuut onveilige situatie is hulp aangeboden en in sommige gevallen ook alternatieve huisvesting. Niet iedereen heeft gebruik gemaakt van dit aanbod.
Wat is uw reactie op de op handen zijnde ontruiming van vakantiepark De Groene Heuvels in Beuningen, ten tijde van een wooncrisis, waar gezinnen met kinderen bij betrokken zijn?4
De gemeente laat mij weten dat er geen sprake is van een directe ontruiming, maar dat er in een aantal gevallen over kan worden gegaan tot het opleggen van een dwangsom.
De gekozen aanpak voor een vakantiepark is en blijft een keuze van de gemeenten. Ik vind wel dat een gemeente bij die keuze alle verschillende aspecten mee moet nemen en dus ook de situatie van bewoners op het park. Ik verwacht dan ook dat de gemeente rekening houdt met de bewoners en hun mogelijkheden op de woningmarkt.
Hoe lang zijn de wachtlijsten voor een sociale huurwoning in de gemeente Beuningen?
De gemeente Beuningen valt onder de regio Arnhem/Nijmegen. Uit onderzoek van Rigo in 2019 blijkt dat de gemiddelde inschrijfduur bij toewijzing 13,7 jaar was in deze regio. De effectieve zoekduur is onbekend.
Welke «integrale maatwerkoplossingen» biedt de gemeente Beuningen, aangezien u in antwoord op eerdere Kamervragen daarvan uitging?5
In eerdere beantwoording heb ik aangegeven dat ik verwacht dat gemeenten zoeken naar integrale maatwerkoplossingen. De gemeente Beuningen heeft aangegeven dat bewoners een brief hebben gehad met informatie over het Sociaal Team om te helpen bij zorg, begeleiding en crisisopvang.
Daarnaast geeft de gemeente aan dat in de bezwaarprocedure wordt gekeken naar de persoonlijke omstandigheden. Mocht dit aanleiding geven tot een andere afweging, dan geeft de onafhankelijke bezwarencommissie dat in hun advies aan het college aan. Het college volgt in bijna alle gevallen het advies van de commissie.
Op welke manier(en) geeft u invulling aan doelstelling 2 van uw Actie-agenda Vakantieparken 2018–2020 waarin u stelt samen met partners op zoek te gaan naar passende oplossingen voor mensen die nu op parken wonen of daar om uiteenlopende redenen terecht zijn gekomen?6 Zowel algemeen, als specifiek gerelateerd tot Anloo en De Groene Heuvels?
Om er voor te zorgen dat mensen een passende huisvestingsoplossing zet ik vol in op het bouwen van meer betaalbare woningen. Daarvoor zijn onder andere de woondeals gesloten, is de woningbouwimpuls van 1 miljard beschikbaar en stimuleer ik ook de bouw van flexwoningen.
Gemeenten gaan daarnaast over hun eigen woonbeleid en kijken naar hun eigen woningbehoefte om een programmering op te stellen. Ik verwacht dat zij daarbij ook rekening houden met mensen die nu op een vakantiepark wonen. Indien gemeente behoefte hebben aan ondersteuning hierbij, kunnen zij zich aanmelden voor een Versnellingskamer Flexwonen.
Waarom zouden u en/ of een gemeente nú overgaan tot een ontruiming ten tijde van woningnood en tijdens de loopduur van de Actie-Agenda Vakantieparken, terwijl er jarenlang niet gehandhaafd is op illegale bewoning, zoals bijvoorbeeld in Beuningen het geval is?
Ik besluit niet om een vakantiepark te ontruimen. Wanneer een gemeente dat doet kan dat – ook in het kader van de Actie-Agenda Vakantieparken – de uitkomst zijn van een weloverwogen keuze. Er zijn immers ook vakantieparken die absoluut niet geschikt zijn om permanent te wonen en waar door de gemeente en haar partners gezocht is naar alternatieve oplossingen voor bewoners.
Deelt u de mening dat een sluiting van een vakantiepark of een ontruiming van (oudere, kwetsbare of minderjarige) bewoners zonder betaalbaar alternatief voorkomen moet worden? Hoe gaat u hiervoor zorgen?
Handhaving zonder aandacht voor de situatie van permanente bewoners hoort niet bij de integrale aanpak die is afgesproken in de actie-agenda. Daarbij geldt uiteraard dat er onderscheid gemaakt kan worden tussen verschillende groepen bewoners. Mensen die met criminele intenties op een vakantiepark wonen zullen een andere aanpak vragen dan mensen die het vakantiepark als laatste oplossing hebben gekozen. Ik verwacht dat overheden hun verantwoordelijkheid nemen door bijvoorbeeld bij sluiting van een vakantiepark kwetsbare mensen te ondersteunen bij het vinden van alternatieve (semi-) structurele huisvesting.
Bij vragen over specifieke gemeenten, doe ik altijd navraag bij de desbetreffende gemeente. Ik spreek hen daarbij ook aan op hun verantwoordelijkheden.
Kunt u per vraag antwoorden en gelieve niet clusteren?
Ja.
Het bericht ‘Tal van reformatorische scholen hanteren afwijzende verklaringen over LHBTI’s’. |
|
Paul van Meenen (D66), Vera Bergkamp (D66) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Bent u bekend met het bericht «Tal van reformatorische scholen hanteren afwijzende verklaringen over LHBTI’s»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat één op de vijf reformatorische scholen de openstelling van het burgerlijk huwelijk voor paren van gelijk geslacht moreel onacceptabel vindt en dat ook aangeeft in hun schoolprofielen met teksten als «erkenning van het huwelijk tussen man en vrouw als enige door God ingestelde samenlevingsvorm en grondslag voor het gezin» en «het huwelijk van man en vrouw is op grond van de Bijbel de enige geoorloofde samenlevingsvorm. Ongehuwd samenwonen en een homoseksuele levenswijze worden als zijnde in strijd met Gods Woord afgewezen»?2
Artikel 23 van de Grondwet biedt scholen voor bijzonder onderwijs de ruimte om vanuit de overtuiging en opvatting van de eigen levensbeschouwing het onderwijs in te richten. Wij hechten eraan te benadrukken dat bij de vrijheid van onderwijs ook verantwoordelijkheid hoort. Een eenzijdig beroep op de vrijheid van onderwijs, zonder de rechten en vrijheden van individuele leerlingen te respecteren, volstaat niet. Met andere woorden: de ruimte die artikel 23 van de Grondwet biedt, wordt begrensd door andere grondrechten. Dat vraagt van scholen om, binnen de vrijheid die hen grondwettelijk toekomt, verantwoordelijkheid te nemen voor een schoolklimaat waarin jongeren kunnen uitkomen voor hun seksuele oriëntatie en waarin onderling respect centraal staat, en waarbij er wordt voldaan aan de wettelijke verplichtingen rondom burgerschap, sociale veiligheid en de kerndoelen. Daarbij hoort respect voor de Nederlandse wetgeving, bijvoorbeeld als het gaat om LHBTI-rechten.
Bent u het met het COC eens dat dit leidt tot een onveilig klimaat voor LHBTI-leerlingen?
Ieder kind moet kunnen rekenen op een veilig schoolklimaat. Daar dient een school voor te zorgen. Scholen worden beoordeeld op hoe zij invulling geven aan de wettelijke verplichtingen rondom burgerschap, sociale veiligheid en de kerndoelen, waaronder die met betrekking tot seksualiteit en seksuele diversiteit. Deze wettelijke bepalingen zijn het kader waarbinnen de uitingen van een school worden beoordeeld. Het is aan de inspectie om vast te stellen of een school aan deze bepalingen voldoet. Daarnaast merken wij op dat scholen jaarlijks verplicht zijn de veiligheidsbeleving van leerlingen te monitoren. De resultaten van deze monitoring worden meegenomen in het inspectietoezicht. Indien deze monitoring uitwijst dat leerlingen zich onveilig voelen op school, zal de inspectie de school daarop aanspreken.
Bent u bekend met wat er gebeurt met LHBTI-leerlingen als zij eenzijdig voorlichting krijgen over normen met betrekking tot hun seksuele identiteit en geaardheid?
Het is voor alle leerlingen belangrijk om voorlichting te krijgen over seksuele ontwikkeling, seksualiteit en relaties, seksuele weerbaarheid én over seksuele diversiteit. Daarom is in de huidige kerndoelen opgenomen dat leerlingen respectvol leren omgaan met seksualiteit en met diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele diversiteit. Het geven van eenzijdige voorlichting past daar niet bij. Zie verder het antwoord op vraag 2 en 3.
Deelt u de analyse dat de vrijheid van onderwijs hier botst met het verbod op discriminatie?
Het ontstaan van spanningen tussen verschillende grondrechten is tot op zekere hoogte inherent aan de aard van die grondrechten en aan het samenleven in een pluriforme, democratische samenleving. Uit de volgorde, formulering of ouderdom van de grondrechten is namelijk geen onderlinge rangorde af te leiden. Het verschijnsel van botsende grondrechten doet zich bij uitstek voor tussen het discriminatieverbod enerzijds en de vrijheidsrechten, zoals de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van onderwijs anderzijds. Het discriminatieverbod stelt grenzen aan de gegarandeerde vrijheden of, andersom gesteld, de vrijheden bepalen mede de reikwijdte van het discriminatieverbod. Deze wederzijdse begrenzing zal ook expliciet uitgangspunt dienen te zijn van het onderwijs, immers geen enkel grondrecht is absoluut.
De in artikel 23 van de Grondwet verankerde vrijheid van onderwijs moet dus worden gezien in de context van de constitutionele orde als geheel: wie zich beroept op een grondwettelijke vrijheid erkent daarmee ook de rechten en vrijheden van een ander.
Bent u het ermee eens dat deze scholen met deze schoolprofielen in feite LHBTI-leerlingen uitsluiten van toegang? Wat gaat u daaraan doen?
Een school mag nooit een LHBTI-leerling weigeren om het feit dat het een LHBTI-leerling betreft. Wel mogen scholen in een algemene identiteitsverklaring hun principes uitdragen, onder andere op het gebied van relaties en samenleven. Scholen mogen ouders en leerlingen vragen deze grondslag te onderschrijven.
Wij kunnen ons voorstellen dat deze identiteitsverklaring voor betrokken LHBTI-leerlingen kwetsend en confronterend kan zijn. De gedachte achter de vrijheid van onderwijs is dat ouders een school kunnen kiezen met dezelfde godsdienstige of levensbeschouwelijke opvattingen. Andersom kan een school daarom vragen dat ouders de grondslag van de school onderschrijven. Dat mag echter nooit betekenen dat het schoolklimaat sociaal onveilig is of dat leerlingen op grond van seksuele oriëntatie worden geweigerd.
Wat vindt u van het voorstel van het COC om de kerndoelen in het onderwijs verder aan te scherpen en te verduidelijken, zodat ook LHBTI-leerlingen zich op reformatorische scholen veilig kunnen voelen?
Op dit moment loopt er een curriculumherziening waarmee de kerndoelen herzien worden. Daaronder vallen ook de kerndoelen op het gebied van seksualiteit en seksuele diversiteit. Hierover zijn ook afspraken gemaakt in het regeerakkoord. Daarnaast ligt het wetsvoorstel verduidelijking burgerschapsopdracht op dit moment in uw Kamer. Zie verder het antwoord op vraag 3.
Wat is er sinds het protest van het COC 10 jaar geleden gebeurd met de identiteitsverklaringen die reformatorische scholen hanteren?
Dat protest richtte zich op het onderwijspersoneel. Per 1 juli 2015 is de zogenaamde enkele-feit constructie uit de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb) verdwenen. Sinds die wetswijziging mogen scholen alleen onderscheid maken op godsdienst, levensovertuiging of politieke gezindheid. Een bijzondere school mag van haar leraren eisen dat hij of zij de richting van de school onderschrijft. Artikel 5, eerste en tweede lid, van de Awgb is in dit kader relevant. Een bijzondere school mag onderscheid maken «op grond van godsdienst, levensovertuiging of politieke gezindheid, voor zover deze kenmerken vanwege de aard van de betrokken specifieke beroepsactiviteit of de context waarin deze wordt uitgeoefend een wezenlijk, legitiem en gerechtvaardigd beroepsvereiste vormen, gezien de grondslag van de instelling.» Dit onderscheid mag echter nooit leiden tot onderscheid op andere gronden uit de Awgb, zoals hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat.
Bent u bereid om deze scholen aan te spreken op deze verklaringen?
Scholen worden beoordeeld of zij voldoen aan de wettelijke verplichtingen voor burgerschap, sociale veiligheid en de kerndoelen, waaronder die met betrekking tot seksualiteit en seksuele diversiteit. Zij mogen daarbij niet in strijd handelen met de wettelijke grenzen die we kennen binnen onze democratische rechtsstaat. Het is aan de inspectie om vast te stellen of een school aan de eerder genoemde bepalingen voldoet.
Onderzoek waaruit blijkt dat nog altijd één op de vijf reformatorische scholen het homohuwelijk moreel onacceptabel vindt |
|
Kirsten van den Hul (PvdA), Jasper van Dijk |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Wat vindt u van de bevindingen van onderzoek van KRO-NCRV’s Pointer dat tal van reformatorische scholen nog steeds afwijzende verklaringen over LHBTI’s hanteren en 34 scholen in hun schoolprofielen stellen dat seksualiteit alleen kan plaatsvinden binnen een huwelijk tussen één man en één vrouw?1
Artikel 23 van de Grondwet biedt scholen voor bijzonder onderwijs de ruimte om vanuit de overtuiging en opvatting van de eigen levensbeschouwing het onderwijs in te richten. Wij hechten eraan te benadrukken dat bij de vrijheid van onderwijs ook verantwoordelijkheid hoort. Een eenzijdig beroep op de vrijheid van onderwijs, zonder de rechten en vrijheden van individuele leerlingen of leraren te respecteren, volstaat niet. Met andere woorden: de ruimte die artikel 23 van de Grondwet biedt, wordt begrensd door andere grondrechten. Dat vraagt van scholen om, binnen de vrijheid die hen grondwettelijk toekomt, verantwoordelijkheid te nemen voor een schoolklimaat waarin jongeren kunnen uitkomen voor hun seksuele oriëntatie en waarin onderling respect centraal staat, en waarbij er wordt voldaan aan de wettelijke verplichtingen rondom burgerschap, sociale veiligheid en de kerndoelen. Daarbij hoort respect voor de Nederlandse wetgeving, bijvoorbeeld als het gaat om LHBTI-rechten.
Onderschrijft u de wettelijke bepaling dat elke school respect en een veilig klimaat voor LHBTI-leerlingen moet creëren? Welke consequenties verbindt u aan deze bepaling voor de 34 reformatorische scholen die schoolprofielen of identiteitsverklaringen hanteren die afwijzend staan tegenover homoseksualiteit en daarin bijvoorbeeld stellen: "een homoseksuele levenswijze [wordt] als zijnde in strijd met Gods Woord afgewezen»?
Ieder kind moet kunnen rekenen op een veilig schoolklimaat. Daar dient een school voor te zorgen. Scholen worden beoordeeld op of zij voldoen aan de wettelijke verplichtingen voor burgerschap, sociale veiligheid en de kerndoelen, waaronder het kerndoel over seksualiteit en seksuele diversiteit. Daarbij mogen zij niet in strijd handelen met de wettelijke grenzen die we kennen binnen onze democratische rechtsstaat. Deze wettelijke bepalingen zijn het kader waarbinnen de uitingen van een school worden beoordeeld. Het is aan de inspectie om vast te stellen of een school aan deze bepalingen voldoet en om in te grijpen als dat niet het geval is.
In de algemene burgerschapsopdracht in de wet is bepaald dat het onderwijs er mede van uitgaat dat leerlingen opgroeien in een pluriforme samenleving, mede gericht is op het bevorderen van actief burgerschap en sociale integratie, en er mede op gericht is dat leerlingen kennis hebben van en kennismaken met verschillende achtergronden en culturen van leeftijdgenoten. Het leren omgaan met en acceptatie van de diversiteit in de samenleving is een belangrijk onderdeel van deze opdracht. Daarnaast is wettelijk bepaald dat het bevoegd gezag van een school zorg draagt voor de veiligheid op school, waaronder wordt verstaan de sociale, psychische en fysieke veiligheid van leerlingen. Uiteraard onderschrijven we deze bepalingen.
Deelt u onze mening dat ook op zulke scholen LHBTI-leerlingen beschermd moeten worden tegen zulke afwijzende uitspraken? Zo ja, wat onderneemt u tegen deze scholen?
Buiten kijf staat dat ieder kind recht heeft op een veilige school waar ruimte is om te zijn wie hij of zij is. De inspectie houdt daarom ook toezicht op de sociale veiligheid op scholen en zal ingrijpen wanneer blijkt dat scholen niet aan de wettelijke bepalingen voldoen. Zie verder het antwoord op vraag 1 en 2.
In welke mate acht u zulke schoolprofielen en identiteitsverklaringen verenigbaar met de motie van het lid Jasper van Dijk die de Kamer op 17 december 2009 heeft aangenomen, die de regering vroeg om in gesprek te gaan met schoolbesturen met als inzet dat deze voor hun personeel geen verklaringen dat «ongehuwd samenwonen en de homoseksuele levenswijze worden afgewezen» meer zouden gebruiken? Bent u bereid met deze scholen in gesprek te gaan met als inzet om deze verklaringen niet langer te gebruiken?2
Deze motie richtte zich op het onderwijspersoneel. Per 1 juli 2015 is de zogenaamde enkele-feit constructie uit de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb) verdwenen. Een bijzondere school mag van haar leraren eisen dat hij of zij de richting van de school onderschrijft. Artikel 5, eerste en tweede lid, van de Awgb is in dit kader relevant. Een bijzondere school mag onderscheid maken «op grond van godsdienst, levensovertuiging of politieke gezindheid, voor zover deze kenmerken vanwege de aard van de betrokken specifieke beroepsactiviteit of de context waarin deze wordt uitgeoefend een wezenlijk, legitiem en gerechtvaardigd beroepsvereiste vormen, gezien de grondslag van de instelling.» Dit onderscheid mag echter nooit leiden tot onderscheid op andere gronden uit de Awgb, zoals hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat.
Wanneer gaat u de kerndoelen over seksuele en genderdiversiteit aanscherpen, zoals werd aangekondigd in het regeerakkoord?
In het regeerakkoord is aangekondigd dat de kerndoelen seksuele diversiteit worden aangescherpt. De aanscherping van deze kerndoelen loopt mee in de integrale curriculumherziening, waarover wij meest recentelijk op 5 maart jl. met uw Kamer hebben gesproken.
Welke vergoeding en/of betaling, of andere compensatie, heeft Laura H. precies ontvangen voor haar deelname aan het televisieprogramma «Mensen met M», aangezien in het bericht «Ergernis over omroep om «betaald» interview Laura H.» gesproken wordt over een betaling van 400 euro aan vvv-bonnen, maar de Minister eerder aangaf dat dit een vergoeding was van 400 euro? Indien de eerder gegeven antwoorden niet klopten, hoe kan dat?1 2
Laura H. heeft een vergoeding ontvangen voor haar deelname aan het programma «Mensen met M» van 400 euro. De producent heeft bevestigd dat betaling door middel van VVV-bonnen is geschied.
Uit de antwoorden op de eerder gestelde vragen wordt niet duidelijk of Laura H. een betaling heeft ontvangen of een vergoeding, kunt u hier preciezer op antwoorden? Heeft Laura H. de vergoeding ontvangen voor gemaakte onkosten, op basis van een door de KRO-NCRV goedgekeurde declaratie en onder overlegging van bonnen waaruit de gemaakte onkosten ondubbelzinnig blijken?
De producent heeft bevestigd dat Laura H. een vergoeding heeft ontvangen van 400 euro in VVV-bonnen voor haar inspanningen verband houdend met (de voorbereiding van) het interview, zoals het voeren van de nodige voorgesprekken, het regelen van vrijaf van haar opleiding en het regelen van iemand om haar kinderen van school op te halen.
Heeft Laura H. daarnaast bovenop de vergoeding en/of betaling ook compensatie gehad voor reiskosten of andere gemaakte kosten?
Nee.
Is Laura H. de enige die een vergoeding en/of betaling, of een andere compensatie, heeft ontvangen voor haar deelname aan het televisieprogramma «Mensen met M»? Kunt u een overzicht geven van de vergoeding en/of betaling, of een andere compensatie, aan gasten van de reeks «Mensen met M»? Indien Laura H. de enige is geweest die een vergoeding en/of betaling, of een andere compensatie, heeft gekregen, vindt u het niet vreemd dat een veroordeelde Syrië-gangster wel betaling ontvangt voor deelname aan een televisieprogramma van de Nederlandse Publieke Omroep, maar bijvoorbeeld de winnaar van het Eurovisie Songfestival niet?
Ik heb van de omroep begrepen dat de andere deelnemers aan het programma «Mensen met M» geen vergoeding hebben ontvangen. De producent of de omroep kan er in specifieke gevallen voor kiezen een vergoeding uit te keren. Dat is in het geval van Laura H. gebeurd.
Hoe verhoudt het betalen of het geven van een vergoeding, of een andere compensatie, van Laura H. zich met de NPO-gedragscode die voortvloeit uit de aangescherpte mediawet, principe 6a «interne risicobeheersing 6.5» die voorschrijft dat personen die figureren in een journalistiek programma «bijvoorbeeld in een portret of documentaire», niet voor hun verhaal betaald worden?
Laura H. heeft een vergoeding ontvangen voor inspanningen die verband houden met het interview. Laura H. is niet betaald voor haar verhaal.
Wordt «Mensen met M» betiteld als amusement? Zo ja, hebben zij dan een interne regeling opgesteld over de toelaatbaarheid van, en de wijze waarop betaling aan gasten mogelijk is? Zo nee, waarom niet? Is dit niet in strijd met de NPO-gedragscode?
«Mensen met M» wordt niet betiteld als amusement maar is door de NPO gecodeerd als cultuur.
Indien Laura H. 400 euro aan VVV-bonnen heeft ontvangen, of een andere niet-financiële compensatie, hoe komt dit overeen met het principe dat media-instellingen «geen geschenken» geven om «derden iets te laten doen of nalaten»?
Laura H. is niet betaald voor het interview, maar heeft een vergoeding gekregen voor inspanningen die verband hielden met de (voorbereidingen van) het interview.
Heeft u signalen dat de KRO-NCRV bij meerdere programma’s hun gasten heeft betaald voor hun verhaal? Zo ja, wat gaat u hiertegen doen? Bent u bereid om nader onderzoek te doen naar betalingen of andere niet-financiële compensatie om «derden iets te laten doen of nalaten» bij de Nederlandse Publieke Omroep? Zo nee, waarom niet?
Ik heb hier geen signalen over ontvangen. De governancecode NPO biedt voldoende duidelijkheid over wat de media-instellingen wel en niet is toegestaan. Het toezicht op de gedragscode is belegd bij de Commissie Integriteit Publieke Omroep.
Hoe beoordeelt u de uitspraken van Ombudsman Margo Smit van de publieke omroep dat «dit format niet op deze manier of voor deze persoon te gebruiken is»? Kunt u uitleggen waarom u deze mening wel of niet deelt?
De opmerking van Ombudsman Margo Smit ziet op de inhoud van het programma. De redactionele verantwoordelijkheid voor dit programma ligt bij de KRONCRV. Daar doe ik omwille van de vrijheid van meningsuiting en het voorkomen van censuur, als Minister geen uitspraken over.
Deelt de u mening van de Ombudsman Margo Smit dat de KRO-NCRV had moeten ingrijpen? Kunt u dit nader uitleggen?
De mening van Ombudsman Margo Smit ziet op de inhoud van het programma. De redactionele verantwoordelijkheid voor dit programma ligt bij de KRONCRV. Daar doe ik omwille van de vrijheid van meningsuiting en het voorkomen van censuur, als Minister geen uitspraken over.
Bent u het met de mening eens dat de Nederlandse Publieke Omroep er alles aan moet doen om te voorkomen dat veroordeelde IS-gangers en/of terroristen een verdienmodel kunnen maken van hun misdaden?
Ik ben van mening dat de Nederlandse publieke omroep de regels uit de Mediawet en de governancecode NPO moet naleven.
Kunt u elke vraag afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht 'Hoe Jeroen Pauw vertrok en toch een beetje kon blijven' |
|
Zohair El Yassini (VVD), Jan de Graaf (CDA), Harry van der Molen (CDA), Joost Sneller (D66) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Heeft u kennis genomen van het bericht «Hoe Jeroen Pauw vertrok en toch een beetje kon blijven» en het artikel met gelijke strekking «BNNVARA brak met Pauw om salariseis»?1 2
Ja.
Klopt het dat het productiebedrijf TVBV rond de hernieuwing van het presentatiecontract van de heer Pauw aan BNNVARA het voorstel heeft gedaan de vergoeding voor TVBV te verhogen en een programmagarantie (afnamegarantie) ter grootte van een half miljoen euro af te spreken? Zo ja, heeft naar uw mening BNNVARA correct gehandeld door het voorstel af te wijzen omdat er sprake zou zijn van het omzeilen van het Beloningskader Presentatoren in de Publieke Omroep? Zo nee, waarom niet?
Vanuit de verantwoordelijkheidsverdeling die geldt past het mij niet om me te mengen in individuele contractonderhandelingen. Ik hecht er wel zeer aan dat het BPPO wordt gerespecteerd. BNNVARA heeft mij laten weten dat er in deze zaak is gehandeld op basis van de kaders van het Beloningskader Presentatoren in de Publieke Omroep (hierna: BPPO).3 Dat hebben zij correct gedaan.
Ik heb daarnaast, mede naar aanleiding van de berichtgeving in de NRC, laten navragen of bij de latere afspraken met TVBV inzake de productie van Op1, die worden genoemd in het antwoord op vraag 6, schending van de kaders van het BPPO of de Governancecode Publieke Omroep 2018 heeft plaatsgevonden. De NPO en WNL (de contract-houder voor Op1) hebben mij laten weten dat daarvan geen sprake is.
Los daarvan vind ik dat er meer transparantie en helderheid nodig is over de regels voor contractuele afspraken tussen omroepen en productiebedrijven, in relatie tot presentatoren. In de visiebrief van 14 juni 20194 heb ik daarom vorig jaar aangekondigd met de NPO en de omroepen in gesprek te gaan over mogelijke aanscherpingen van de regels in het BPPO. Over de uitkomsten hiervan wordt u in november geïnformeerd, bij de mediabegrotingsbrief 2021.
Had TVBV op de hoogte kunnen zijn van de afspraken rond de matiging van de vergoeding van presentatoren? Kunt u aangeven op basis van welke huidige afspraken het verstrekken van programmagaranties uitgesloten is? Heeft BNNVARA in eerdere contracten met de heer Pauw en/of TVBV in het verleden afspraken gemaakt over programmagaranties (afnamegaranties)?
Ik ga er vanuit dat omroepen producenten waarmee zij samenwerken op de hoogte brengen van de relevante wet- en regelgeving, waaronder het BPPO. In bovenstaande situatie is door BNNVARA ook conform het BPPO gehandeld. Afspraken over het aantal afleveringen van een bepaalde titel zijn een gebruikelijk onderdeel van productiecontracten. Deze worden echter pas effectief als er ook door de NPO via een plaatsingsbesluit ruimte is voor uitzending. Dergelijke afspraken zijn ook nodig voor een voorspelbare en doelmatige planning van de programmaproductie.
Kunt u zich herinneren dat de NPO, haar bestuur en medewerkers gehouden zijn aan de Governancecode Publieke Omroep 2018 waarin uitspraken worden gedaan over leiderschap en voorbeeldgedrag?3Hoe beschouwt u in deze context het besluit van de heer Klein als netmanager van NPO1, nadat BNNVARA een contract met Pauw/TVBV had afgewezen als omzeilings-constructie, over te gaan tot onderhandelingen met Pauw/TVBV?
De keuze voor een producent is onderdeel van het tot stand komen van de programmering van de publieke omroep. Zie mijn antwoord op vraag 6 over hoe de productie van het nieuwe programma Op1 uiteindelijk is vormgegeven.
Het daadwerkelijk verzorgen van media-aanbod is voorbehouden aan de landelijke publieke omroepen. De Governancecode Publieke Omroep 2018 zie ik als een uitermate belangrijk instrument voor zelfregulering dat op alle niveaus binnen de publieke omroep maatgevend moet zijn.
Hoe verhoudt deze handelingswijze van de heer Klein zich tot de wettelijke bepaling dat alleen een uitzendgerechtigde omroep de opdracht tot het produceren van een programma mag gunnen? Is het naar uw mening passend, in de geest van de Mediawet, dat de NPO via haar netmanager tot afspraken komt met een producent en presentator om tot het produceren van een programma over te gaan en daarna een uitzendgerechtigde omroep opvoert als opdrachtgever?
Zie mijn antwoord op vraag 4.
Klopt het dat het de actuele stand van zaken is dat op het moment van de beantwoording van deze schriftelijke vragen, er nog geen contract gesloten is met TVBV inzake de productie van de avondshow OP1, zoals het artikel van 17 januari 2020 aangeeft? Zo nee, bevat het gesloten contract afspraken over de betrokkenheid van de heer Pauw bij het programma en een eventuele rol als presentator tegen vergoeding? Is er in het contract sprake van een hogere vergoeding aan TVBV voor de productie van de avondshow OP1? Zo ja, wat zijn daarvoor de kostenverhogende factoren geweest? Maakt een programmagarantie onderdeel uit van het contract? Welke afspraken zijn er tussen de opdrachtnemer WNL en de NPO voorafgaande aan het afsluiten van het contract gemaakt over de inhoud van het contract?
Het programma «Op1» wordt sinds de start geproduceerd door TVBV in opdracht van de vier betrokken omroepen WNL, BNNVARA, EO en Omroep Max. Voor de productie van dit programma is door WNL als penvoerder namens de omroepen een opdrachtovereenkomst met TVBV afgesloten. De heer Pauw was gedurende de afgelopen maanden tijdelijk betrokken als presentator bij het programma «Op1». Sinds zijn vertrek bij BNNVARA had hij geen overeenkomst meer met een publieke omroep. Beide partijen hebben zich de afgelopen periode beraden op eventuele hernieuwde samenwerking. Dat heeft ertoe geleid dat de heer Pauw het komende seizoen in opdracht van BNNVARA een programma gaat maken.
Inhoudelijke afspraken over een programma en de productie zijn een zaak van de NPO, TVBV en de omroepen. Daar ga ik niet over.
Wel heb ik bij zowel de NPO als de omroepen geïnformeerd of de salarisafspraken binnen de geldende wet- en regelgeving, zoals het BPPO, passen. Dat is het geval. Bovendien is er bij het programma «Op1» geen sprake van een situatie waarin een presentator tegelijk bij een omroep onder contract staat en zich via een (eigen) productiebedrijf laat inhuren.
Herinnert u zich dat de Rekenkamer in haar rapport «Hilversum in beeld» concludeert: «door diverse constructies bestaat er slecht zicht op het honorarium van presentatoren. Ondoorzichtige constructies vergroten het risico op ondoelmatigheid.»? Bent u het eens met deze conclusies van de Algemene Rekenkamer? Zo ja, hoe bent u van plan een einde te maken aan het beperkte zicht op het honorarium van presentatoren en ondoorzichtige constructies? Zo nee, waarom niet?4
Dit kabinet is zich ervan bewust dat de hoogte van de salarissen van topfunctionarissen en presentatoren bij de publieke omroep een voortdurende bron van discussie is. Hoewel dergelijke afspraken binnen de geldende regels vallen, vindt dit kabinet dit maatschappelijk onwenselijk. Daarom heb ik in de visiebrief maatregelen aangekondigd.
Contractuele afspraken tussen omroep en presentator zijn in eerste instantie een aangelegenheid van de werkgever en de werknemer. Daarom wil ik eerst met de NPO en de omroepen in gesprek over de aanscherping van regels in het BPPO die gaan over constructies waarbij presentatoren zich – via een bedrijf – laten inhuren. Indien dat niet tot een gewenst resultaat leidt, zal ik onderzoeken of er mediawettelijke maatregelen mogelijk zijn om dit te beperken. In deze gesprekken wil ik ook gaan bekijken welke type contracten onder de nieuwe afspraken kunnen gaan vallen. Ik zal uw Kamer in de mediabegrotingsbrief van 2021 op de hoogte brengen van de resultaten van deze gesprekken.
Parallel aan deze gesprekken werkt dit kabinet aan een, met de sector afgestemd, voorstel voor lagere bezoldigingsmaxima voor het media-domein. Doel is het WNT-bezoldigingsmaximum in lijn te brengen met de omvang van de organisaties. De maximering is van toepassing op de hoogst leidinggevenden (topfunctionarissen) van de instellingen en interne toezichthouders (leden raad van toezicht of raad van commissarissen). Dit moet er voor zorgen dat de salarissen binnen de publieke omroep beter aansluiten bij de huidige tijdsgeest.
De regeling waarin de lagere bezoldigingsmaxima voor het media-domein worden vastgesteld wordt na de zomer geconsulteerd. De regeling zal naar verwachting in het najaar van 2020 in werking kunnen treden.
Kunt u aangeven in hoeveel gevallen, met vermelding van programma, presentator en productiebedrijf, er bij de NPO, leden- en niet-ledenomroepen sprake is van constructies waarbij presentatoren programma’s laten maken door productiebedrijven waarbij zij zelf betrokken zijn?
Vooropgesteld: het zijn de omroepen die de programma’s (laten) maken en niet presentatoren. Navraag bij de omroepen leert dat er op dit moment zes van de vele presentatoren binnen de publieke omroep tevens eigenaar zijn van het betreffende productiebedrijf. Deze presentatoren zijn op één na niet in dienst bij een omroep, ze zijn ondernemer. Daarbij gaat het vaak om kortlopende of kleinschalige producties. Deze producties worden door deze bedrijven gemaakt «voor eigen rekening en risico», met alle onzekerheden van dien.
Kunt u zich herinneren dat u in de visiebrief toekomst mediabeleid voorgesteld heeft nadere afspraken met de NPO te maken over «hoe om te gaan met constructies waarbij presentatoren zich – via een bedrijf – laten inhuren»? Bent u bereid al voor het eind van februari 2020 tot afspraken met de NPO te komen op dit vlak en de Kamer over de uitkomst daarvan schriftelijk te informeren? Zo ja, welke en kunt u preciseren welke constructies u voornemens bent onder de afspraken van het publieke salarisplafond te brengen? Zo nee, waarom niet?5
Zie mijn antwoord op vraag 7.
Kunt u bovenstaande vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
Gezien de inhoudelijke overlap van deze vragen met de recente schriftelijke Kamervragen over het bericht «Hoe Jeroen Pauw vertrok en toch een beetje kon blijven» (kenmerk 2020Z01861) en de feitelijke vragen van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap naar aanleiding van het rapport «Hilversum in beeld» van de Algemene Rekenkamer, beantwoord ik deze vragen gezamenlijk.
Verontrustende berichtgeving met betrekking tot de As Soennah Moskee en de reactie van de burgemeester van Den Haag op het handhavingsverzoek van Femmes for Freedom |
|
Bente Becker (VVD), Jasper van Dijk |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Bent u bekend met de berichtgeving met betrekking tot de As Soennah Moskee vanwege het aanbevelen van vrouwenbesnijdenis, geweld tegen vrouwen, het stenigen van overspelige polygamie en ook de onderdrukking van vrouwen?1
Ja.
Deelt u de mening dat met deze uitspraken onze veiligheid ondermijnd wordt en het zelfbeschikkingsrecht van vrouwen wordt aangetast?
Iedereen in deze samenleving dient de vrijheid te hebben om eigen keuzes te maken binnen de kaders van de democratische rechtsorde. Het is onacceptabel als inbreuk wordt gemaakt op het recht van vrouwen om zelf hun leven in te vullen. Het recht op zelfbeschikking is verankerd in de Nederlandse democratische rechtstaat en cultuur en ik deel de mening dat dit te allen tijden gewaarborgd moet worden.
Vrouwenbesnijdenis is in Nederland strafbaar als vorm van (zware) mishandeling. Indien sprake is van aanzetten tot geweld, kan de politie en het OM hier tegen optreden. In deze casus heeft het OM op 8 november 2019 via een persbericht laten weten dat op 8 november 2018 aangifte is gedaan in verband met een uitspraak over vrouwenbesnijdenis door een medewerker van de Haagse Stichting As Soennah. Na bestudering en juridische duiding van het filmpje op de website van de moskee (waarbij ook de vrijheid van meningsuiting en van religie in beschouwing zijn genomen) heeft het OM besloten dat de medewerker vervolgd gaat worden voor opruiing en aanzetten tot geweld tegen vrouwen. Het is aan de strafrechter om daar een oordeel over te geven.
In het algemeen geldt dat de burgemeester taken en bevoegdheden heeft om de openbare orde te handhaven en beslist over de toepasbaarheid daarvan. In deze casus is het ook aan de burgemeester om te beslissen op het handhavingsverzoek. Dit betreft een lopende procedure. Het is dan ook niet aan mij om hierover nu uitspraken te doen, noch over het bestaan van beperkingen voor het college van burgemeesters en wethouders als het gaat om handhavend optreden.
Bent u bekend met het handhavingsverzoek van Femmes for Freedom en de reactie daarop van de burgemeester van Den Haag?2
Ja.
Deelt u de mening dat uitlatingen die ingaan tegen het zelfbeschikkingsrecht van vrouwen, die aanzetten tot geweld en/of antidemocratisch zijn, bestreden moeten worden? Zo ja, over welke instrumenten beschikt een college van burgemeesters en wethouders (B&W) om handhavend op te treden tegen instellingen en individuen wanneer dergelijke uitlatingen worden gedaan? Welke beperkingen bestaan daarbij die de colleges kunnen beletten dit daadwerkelijk te doen?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat handhaving op grond van de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding (Kamerstuk 34 359) alleen aan de Minister toekomt, zoals in de reactie van het college van B&W op het handhavingsverzoek wordt aangegeven? Zo nee, hoezo niet en welke andere handhavingsmogelijkheden zijn er eventueel nog voor een gemeente c.q. het Rijk?
Het klopt dat de Minister van Justitie en Veiligheid (hierna: Minister), op grond van de Tijdelijke Wet Bestuurlijke Maatregelen (hierna: TWBMT) (een) vrijheidsbeperkende maatregel(en) op kan leggen aan een persoon die op grond van zijn gedragingen in verband kan worden gebracht met (de ondersteuning van) terroristische activiteiten indien dat noodzakelijk is met het oog op de bescherming van de nationale veiligheid.3
Voor het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van de TWBMT dient aangetoond te kunnen worden dat bij genoemde personen (in overweging 4.3 van het handhavingsverzoek) sprake is van een samenspel van concrete persoonlijke gedragingen die verband houden met (de ondersteuning van) terroristische activiteiten waaruit geconcludeerd kan worden dat er een bedreiging voor de nationale veiligheid is. In deze casus is geen sprake van terroristische activiteiten.
Kunt u aangeven of u in het licht van de aan het handhavingsverzoek ten grondslag liggende feiten heeft overwogen een gebiedsverbod in te zetten tegen de genoemde Imams in overweging 4.3 van het handhavingsverzoek? Zo nee, hoezo bent u dan wel de gemeente Den Haag nog niet overgegaan tot handhaving?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid met de gemeente Den Haag in gesprek te gaan over de gezamenlijke mogelijkheden voor handhaving en de Kamer daarover op korte termijn te berichten?
Ik sta reeds in contact met de gemeente Den Haag. Waar het gaat om gezamenlijke mogelijkheden voor handhaving is het van belang het lopende onderzoek door het OM en de lopende procedure omtrent het handhavingsverzoek van Femmes for Freedom af te wachten.
Welke rol heeft de Taskforce ongewenste buitenlandse beïnvloeding tot toe gespeeld in deze casus en bent u bereid deze aan te sporen alles in het werk te stellen dat nodig is om op te treden tegen het prediken van anti-democratische, anti-integratieve en anti-rechtsstatelijke aanbevelingen? Zo ja, kunt u de Kamer op korte termijn rapporteren over de uitkomsten?
Een doel van de Taskforce is het ondersteunen van gemeenten in het aanpakken van problematisch gedrag. Na het bekend worden van deze berichten heeft de gemeente Den Haag zelf, op basis van de driesporenaanpak, herhaaldelijk gesproken met de As Soennah Moskee. Dit gaf de gemeente reeds voldoende handelingsperspectief en extra ondersteuning hierin van de Taskforce was niet nodig. Waar het in dit specifieke geval gaat om mogelijke strafbare feiten en de vervolging daarvan, is het OM aan zet.
De gevolgen van de invoering van de ja/ja-sticker voor huis-aan-huiskranten |
|
Jan de Graaf (CDA) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat steeds meer gemeenten de eis stellen dat hun inwoners een ja/ja-sticker op hun brievenbus plakken als ze nog reclamefolders en huis-aan-huiskranten willen ontvangen?1
Ja, ik ben hiervan op de hoogte. Ik hecht aan het voortbestaan van huis-aan-huiskranten voor de lokale nieuwsvoorziening en deel dan ook de zorgen die geuit worden door de uitgevers van deze kranten.
Deelt u de mening dat huis-aan-huiskranten een belangrijke rol spelen in de lokale nieuwsvoorziening, een belangrijk communicatiemiddel zijn binnen lokale gemeenschappen en dat zij tevens een belangrijke functie vervullen als waakhond van de lokale democratie?
Ja. Onafhankelijke nieuwsvoorziening door journalisten is een essentieel onderdeel van een vitale lokale democratie. Burgers moeten in staat zijn zichzelf op de hoogte te stellen van wat er zich afspeelt in hun directe woon- en leefomgeving. Binnen het brede journalistieke aanbod spelen huis-aan-huiskranten een belangrijke rol in het geven van informatie of een kritische blik op bijvoorbeeld raadsvergaderingen en initiatieven uit de buurt.2
Deelt u de constatering dat het ja/ja-beleid een bedreiging vormt voor het voortbestaan van huis-aan-huiskranten, doordat hun oplage en advertentie-inkomsten drastisch zullen dalen? Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk zou zijn als huis-aan-huiskranten verdwijnen c.q. een minder groot bereik krijgen?
Een vitale lokale democratie is van groot belang en lokale journalistiek draagt daar aan bij. Zonder de lokale journalistiek bereikt nieuws over lokale aangelegenheden de burger niet of nauwelijks, omdat hier op regionaal en landelijk niveau (bijna) geen aandacht voor is. Als Minister voor Media maak ik mij hard voor alle vormen van journalistiek, en dus ook voor journalistiek op lokaal niveau.
In deze specifieke kwestie gaat het om de keuzes van gemeenten over het gemeentelijke stickerbeleid. Deze afwegingen zijn gebaseerd op de wens om afvalbergen tegen te gaan. Laat ik voorop stellen dat ik de wens om afvalbergen te verminderen begrijp; de vraag is echter of de ja-ja sticker dan datgene is waar op moet worden ingezet. Een dergelijke keuze van gemeenten kan directe gevolgen hebben voor het voortbestaan van huis-aan-huiskranten. Het belang van huis-aan-huiskranten voor de informatievoorziening van burgers en voor de lokale democratie zou naar mijn mening niet in het gedrang mogen komen in de afwegingen rondom het tegengaan van afvalbergen. Dit wordt ook aangehaald in de recente uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden over het stickerbeleid in de gemeente Utrecht.3
Ik ga met een aantal wethouders en met de VNG in gesprek om vanuit mijn zijde de belangrijke rol van huis-aan-huiskranten te benadrukken en aan te geven dat het niet wenselijk is als mensen verstookt raken van lokale informatie. Ik moet daarbij wel de kanttekening maken dat het niet aan mij is om in te grijpen in de gemeentelijke autonomie.
Daarnaast moedig ik het graag aan dat de verschillende betrokken partijen zelf (nogmaals) met elkaar in gesprek gaan om te kijken wat de gevolgen zijn van het stickerbeleid dat de gemeenten kiezen.
Welke rol ziet u voor uzelf weggelegd om bij te dragen aan oplossingen die de belangrijke functie van huis-aan-huiskranten erkennen en ondersteunen? Bent u bereid om hierover in gesprek te gaan met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en andere betrokken partijen?
Zie antwoord vraag 3.
Een rechterlijke uitspraak over het Haga Lyceum |
|
Jasper van Dijk |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht «Rechter begrenst overheid opnieuw»?1
In de casus Cornelius Haga Lyceum ben ik in hoger beroep gegaan. Ik wil lopende het beroep niet inhoudelijk op de zaak ingaan. Dat een onafhankelijke rechter oordeelt over de rechtmatigheid van overheidshandelen is een groot goed, dat we moeten koesteren.
Erkent u dat het door u geliefde artikel 23 van de Grondwet daadkrachtig optreden tegen het bestuur van het Haga Lyceum onmogelijk maakt? Zo ja, wat gaat u daartegen ondernemen?
U veronderstelt ten onrechte dat artikel 23 Grondwet ten grondslag ligt aan het gewezen vonnis. Dat is grotendeels onjuist. Het gaat in deze zaak onder andere om de wetgeving met betrekking tot burgerschapsonderwijs, die de opdracht aan scholen om burgerschap te bevorderen bevat. Zoals u weet is de regering van mening dat die wetgeving moet worden verduidelijkt. Het desbetreffende wetsvoorstel heb ik reeds aan uw Kamer gezonden, zoals ook is afgesproken in het regeerakkoord.
Deelt u de mening dat de (Grond)wet moet worden aangescherpt? Op welke manier en op welke termijn gaat u dit doen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat antidemocratisch onderwijs ontoelaatbaar is? Op welke manier gaat u voorkomen dat dit soort onderwijs aan de orde kan zijn?
Onderwijs in strijd met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, zijn in strijd met een wettelijk voorschrift en kan als zodanig gesanctioneerd worden door de bekostiging op te schorten of in te houden. Zoals in mijn antwoorden op de vragen 2 en 3 is aangegeven, is de regering van mening dat de burgerschapsopdracht moet worden verduidelijkt. Ik heb uw Kamer eerder ook geïnformeerd over mijn voornemens met het wetsvoorstel bestuurlijk instrumentarium (Kamerstuk 33 905, nr. 14). Daarnaast is ook het Wetsvoorstel ter verruiming van de mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen bij uw Kamer ingediend (Kamerstuk 35 366).
Deelt u de mening dat bestuurders sneller ontslagen moeten kunnen worden, conform de aangenomen motie?2Wanneer voert u deze motie uit?
Zie antwoord vraag 4.
De Ranglijst Christenvervolging 2020 van Open Doors |
|
Joël Voordewind (CU), Martijn van Helvert (CDA), Henk Krol (50PLUS), Kees van der Staaij (SGP), Sven Koopmans (VVD), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Hebt u kennisgenomen van de Ranglijst Christenvervolging 2020?1
Ja.
Hoe beoordeelt u dat in 2019 volgens Open Doors bijna 3.000 christenen gedood zijn om hun geloof en dat het aantal aanvallen op kerken en christelijke gebouwen explosief gestegen is, van bijna 2.000 in 2018 naar meer dan 9.000 in 2019?
Het kabinet deelt uw grote zorg over de door Open Doors gesignaleerde trend van een toenemend aantal vervolgingen van christenen op basis van hun religie en het toenemend aantal aanvallen op kerken en christelijke gebouwen. Het is onacceptabel dat personen worden gedood om hun geloof of hun levensovertuiging.
Deelt u de conclusie dat er sprake is van een toename en intensivering van vervolging van christenen en dat alleen al in de vijftig landen van de Ranglijst maar liefst 260 miljoen christenen te maken hebben met vervolging vanwege hun geloofsovertuiging?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de zorgen over de verslechtering van de positie van christenen in Afrika, waar één op de vijf christenen inmiddels te maken heeft met zware, zeer zware of extreme vervolging?
Het kabinet constateert met grote zorg dat in verschillende landen in Afrika de mensenrechtensituatie verslechtert en het aantal slachtoffers van (extremistisch) geweld toeneemt. Deze ontwikkelingen eisen veel slachtoffers onder christenen en onder burgers van andere religies en levensovertuigingen, waaronder moslims. Het kabinet maakt zich zorgen over deze trend en steunt daarom in verschillende delen van Afrika, waaronder in Oost-Afrika, de Hoorn en de Sahel, programma’s die tot doel hebben de mensenrechtensituatie te verbeteren, interreligieuze dialoog te bevorderen en gewelddadig extremisme tegen te gaan en te voorkomen. Deels is dit invulling van de intensivering van het mensenrechtenbeleid, waarbij Nederlandse ambassades vanuit het Mensenrechtenfonds verschillende nieuwe projecten steunen ter bevordering van de vrijheid van religie en levensovertuiging (Kamerstuk 32 735, nr. 227). Het kabinet kaart dit ook op politiek niveau aan bij de leiders in de Afrikaanse landen waar dit speelt. Ook in het kader van het Nederlandse lidmaatschap van de Mensenrechtenraad zal het kabinet nadrukkelijk aandacht besteden aan de vrijheid van religie en levensovertuiging.
Herkent u de trend van ontwrichting door de militante islam van landen in sub-Sahara Afrika, zoals Burkina Faso en Kameroen, door aanslagen en ontvoeringen van meer dan 25 militante islamitische groeperingen? Kunt u deze verontrustende trend publiek en internationaal aan de orde stellen?
Het oprukkende extremistische geweld in met name sub-Sahara West-Afrika staat hoog op de internationale agenda. Nederland is hierbij nauw betrokken in verschillende internationale fora, zoals de EU en de G5 Sahel. Nederland wijst in deze fora en in gesprekken met betrokken landen regelmatig op de noodzaak de bevolking te beschermen tegen geweld en op het belang van aanpak van grondoorzaken van extremistisch geweld. Nederland benadrukt daarbij het belang van het versterken van vertrouwen tussen burgers en hun overheid, en ondersteunt in dat kader bijvoorbeeld conferenties van de G5 Sahel over het versterken van vertrouwen tussen burgers en leger en politie, zoals recentelijk op 20 en 21 januari 2020 in Ouagadougou.
Hoe beoordeelt u de drastische verslechtering van de situatie in Burkina Faso, dat lang bekend stond om zijn religieuze tolerantie, maar nu geconfronteerd wordt met terreur door jihadisten die een agenda voeren om alle christenen uit te roeien? Klopt het dat er in het noorden van Burkina Faso meer dan 200 kerken zijn gesloten?
De snel verslechterende veiligheidssituatie in Burkina Faso is uiterst zorgelijk. Het land wordt geteisterd door geweld van verschillende gewapende extremistische groepen. Deze proberen steun van de bevolking te verkrijgen, onder andere door bestaande spanningen tussen bevolkingsgroepen en geloofsgemeenschappen te vergroten. Daarbij zijn niet alleen christenen, maar ook moslims doelwit. Niet alleen kerken, maar ook moskeeën zijn het doelwit geweest van terroristische aanslagen.
Volgens de Federatie van Kerken en Evangelische Missies zijn ongeveer 200 kerken gesloten in het noorden van het land. De organisatie raadt religieuze samenkomsten op zondag in de meeste rurale gebieden af. Naast kerken zijn volgens UNICEF ook meer dan 2000 scholen gesloten, evenals tientallen gezondheidscentra. Scholen zijn vaak doelwit omdat deze gezien worden als symbool van de staat en omdat er in het Frans wordt onderwezen. Extremistische groeperingen willen dat er in het Arabisch wordt onderwezen.
Herkent u zich in de beschrijving van een steeds verder escalerende crisis in Nigeria die zich verspreidt van het noorden naar het midden en het zuiden van het land? Hoe kunt u strategisch werken met de Nigeriaanse overheid en het maatschappelijke middenveld om vrijheid van godsdienst en levensovertuiging als een recht voor iedere burger in Nigeria te zien? Bent u bereid Nigeria aan te spreken op de straffeloosheid van misstanden en geweld tegen christenen?
Het kabinet erkent dat zich verschillende geweldscrises in Nigeria afspelen, die veel levens eisen. De geweldscampagne van onder meer Boko Haram en Islamitische Staat in het noordoosten van Nigeria eist, net als het boeren versus herder conflict in centrale delen van het land, levens onder zowel moslims als christenen. In beide crises zijn Nigeriaanse autoriteiten niet in staat het geweld een halt toe te roepen. Ook is straffeloosheid eerder regel dan uitzondering.
Het kabinet heeft tijdens de bezoeken aan Nigeria van premier Rutte, Minister Blok en Minister Kaag zorgen gedeeld over deze conflicten en de regering Buhari opgeroepen om diegenen die verantwoordelijk zijn voor het geweld te vervolgen. Via het Mensenrechtenfonds steunt Nederland lokale en internationale organisaties die zich inzetten voor bemiddeling in vredesproscessen en interreligieuze dialoog in de regio, waar ook faith-based, christelijke en islamitische groepen bij zijn betrokken.
Het kabinet zal in de dialoog met de Nigeriaanse autoriteiten op het hoogste niveau aandacht blijven vragen voor mensenrechtenschendingen, voor (extremistisch) geweld en blijven wijzen op het belang van vervolging van verantwoordelijken, alsmede het aanpakken van de economische grondoorzaken van conflicten. De Nederlandse speciaal gezant voor religie en levensovertuiging zal nog dit jaar verschillende regio’s van Nigeria bezoeken om te spreken over de situatie ter plekke.
Deelt u de opvatting dat de internationale gemeenschap meer moet doen om christenen te beschermen tegen de opmars van de militante islam in sub-Sahara Afrika? Welke mogelijkheden ziet u tot initiatieven in Europees verband?
Het kabinet is bezorgd over de toenemende invloed van radicale islamistische ideologie en het gebruik van geweld door extremistische groeperingen tegen burgers van alle geloofsovertuigingen, in het bijzonder in sub-Sahara West-Afrika. Nederland stelt deze trend in Europees en internationaal verband aan de orde en zet zich, waar mogelijk met internationale partners, in om deze ontwikkelingen een halt toe te roepen. De versterking van het postennet in de Sahel (onder meer met de opening van ambassades in Niger en Burkina) is mede ingegeven om deze landen te helpen met het aanpakken van de grondoorzaken van de onveiligheid. Dat is ook in het Nederlandse belang. In Europees verband worden reeds een groot aantal initiatieven op dit terrein ondernomen, waaronder steun aan de Multinational Joint Task Force in de Tsjaadmeerregio, die zich inzet voor de bestrijding van Boko Haram. Nederland blijft deelnemen aan de Europese dialoog over inzet op dit terrein, onder meer door het bijdragen aan een herziene EU-strategie voor de Sahel, die dit voorjaar tot stand zal komen.
Bent u het eens met de analyse dat de invloed van radicale islamitische ideologie zich bovendien verder verspreidt over Zuid- en Zuidoost-Azië, in landen als Sri Lanka, de Filippijnen en Pakistan, gepaard gaande met terroristische aanslagen en andere wreedheden? Kunt u deze ontwikkeling publiek en internationaal aan de orde stellen?
Het kabinet is bezorgd over de invloed van radicale islamistische ideologie en het gebruik van geweld. Het kabinet spreekt zich publiekelijk in internationaal verband en in bilaterale gesprekken regelmatig uit tegen terrorisme en de verspreiding van ideologieën die geweld propageren of verheerlijken. Zo heeft de Mensenrechtenambassadeur tijdens haar bezoek aan Pakistan in oktober 2019 vrijheid van religie en levensovertuiging, islamkritiek, blasfemie en het belang van tolerantie opgebracht. Ook organiseerde Nederland op 18 november 2019 een conferentie in het kader van het Istanbul Proces over religieuze (in)tolerantie, waarbij de Pakistaanse Minister van Onderwijs samen met Minister Blok optrad als keynote spreker en deelnam aan een paneldiscussie over religieuze tolerantie.
Bent u bereid te pleiten voor EU- en/of VN-onderzoek naar christenvervolging? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet ziet geen aanleiding om aanvullend onderzoek te bepleiten voor de vervolging op grond van religie of levensovertuiging. Zowel in de EU als in de VN is al specifiek aandacht voor vervolging op grond van religie of levensovertuiging, waaronder dus ook christenvervolging. Zo heeft de VN Speciaal Rapporteur voor vrijheid van religie en levensovertuiging een mandaat om restricties op religie of levensovertuiging te agenderen, onder meer via landenbezoeken en rapportages. Daarnaast bieden rapporten van maatschappelijke organisaties, zoals het rapport van Open Doors, aanvullende informatie over de schendingen van de vrijheid van religie en levensovertuiging.
Herkent u het gevaar van de inzet van biometrische technologie en kunstmatige intelligentie waardoor de vrijheid van mensen in het algemeen wordt geschonden en in het bijzonder van minderheden zoals bijvoorbeeld de Oeigoeren en ook christenen in China? Waar ziet u mogelijkheden voor Nederland om samen met Europese collega’s landen als India en China op dergelijk misbruik aan te spreken?
Technologieën als biometrische technologie en kunstmatige intelligentie kunnen inderdaad -gewild en ongewild- leiden tot mensenrechtenschendingen. Zoals eerder beschreven aan de Kamer (Kamerstuk 26 643 en 32 761, nr. 642) volgt het kabinet een mensgerichte benadering voor deze technologieën waarbij respect voor publieke waarden gestoeld op mensenrechten het uitgangspunt vormt achter het doel, ontwerp en gebruik van toepassingen van kunstmatige intelligentie en het gebruik van biometrische technologie.
Wat betreft de toepassing van geavanceerde technologie in China ziet het kabinet in bepaalde gevallen risico’s voor de fundamentele vrijheden, privacy en mensenrechten van Chinese burgers en buitenlandse personen die zich in China bevinden. In Xinjiang is reeds sprake van diepgaande schendingen van privacy en andere mensenrechten door middel van geavanceerde surveillancetechnieken. Er zijn ook indicaties dat gezichtsherkenningssoftware buiten Xinjiang wordt ingezet om burgers te monitoren en categoriseren. Dit vormt een risico voor bepaalde etnische en/of religieuze groepen, mensenrechtenverdedigers en activisten van wie bekend is dat zij om hun (volgens internationale mensenrechtenverdragen legale) opvattingen, religie en/of gedragingen in China kunnen worden vervolgd of onderdrukt.
Het kabinet heeft vrijheid van religie en levensovertuiging hoog in het vaandel staan, en spreekt China en India regelmatig aan op de inperking van de vrijheid van religie en levensovertuiging, zowel bilateraal als in EU- en VN-verband, zoals ook aangegeven in de Kamerbrief van 11 november 2019 over mensenrechten in China (Kamerstuk 35 207, nr. 32). Zo spreekt de EU China en India aan op dergelijke schendingen in reguliere dialogen, waarin de vrijheid van religie en levensovertuiging en de rechten van minderheden belangrijke onderdelen zijn en schendingen van deze vrijheden en rechten aan de orde worden gesteld.
Wat vindt u ervan dat China in 2019 maar liefst 5.576 kerken gesloten, vernield of met de grond gelijk gemaakt heeft? Bent u bereid protest aan te tekenen tegen deze schandalige praktijken?
Het kabinet is bezorgd over deze berichtgeving. Hoewel het kabinet het aantal incidenten niet eigenstandig kan verifiëren, past de berichtgeving bij het beeld dat de vrijheid van religie en levensovertuiging in de afgelopen jaren verder is beperkt in China, waarbij er vanuit de Chinese overheid sterk is ingezet op het in overeenstemming brengen van de grondbeginselen van de religie met het beleid van de Chinese staat. Daarmee is ook de positie van de christenen in China de afgelopen jaren steeds meer in de knel gekomen. Zo hebben de Chinese autoriteiten de afgelopen jaren talloze ondergrondse kerken gesloten en de leiders van dergelijke kerken gearresteerd. Ook staatskerken krijgen strikte regels opgelegd: kerkbezoek moet worden geregistreerd en medewerkers moeten verplicht trainingen ondergaan. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 12 spreekt het kabinet China regelmatig aan op de inperking van de vrijheid van religie en levensovertuiging, zowel bilateraal als in EU- en VN-verband.
Klopt het dat in Syrië en Irak de exodus van christenen doorgaat? Deelt u de zorgen vanuit Kerk in Nood over het risico van een nieuwe genocide?2
Er zijn geen betrouwbare statistieken van de religieuze verhoudingen onder vluchtelingen bekend bij het kabinet.
Van de aanwezigheid van organisaties als ISIS, Al-Qaeda en andere extremistische groeperingen gaat een blijvende dreiging uit, naar zowel moslims als christenen. Daarnaast wordt het overgrote deel van de burgerslachtoffers in Syrië veroorzaakt door het Assad-regime en zijn bondgenoten.
Het kabinet beschikt niet over gegevens over het aantal Irakezen die het land verlaten. In Irak registreert de VN momenteel een afname van ontheemding, met als uitzondering de ongeveer 20.000 Syriërs die naar Irak zijn gevlucht naar aanleiding van de Turkse inval afgelopen oktober. Nederland heeft in 2019 5,7 miljoen EUR bijgedragen aan humanitaire hulp in Irak. Nederland steunt Irak sinds 2016 ook in het bieden van perspectief aan vluchtelingen en ontheemden, met 16 miljoen EUR in 2020, waarbij specifiek aandacht wordt besteed aan toegang tot bescherming, onderwijs en werk.
Bent u bereid in Irak zowel de Koerdische als de Irakese overheid aan te spreken, om de rechten van alle burgers te waarborgen en initiatieven op het gebied van verzoening en opbouw te ondersteunen?
Nederland spreekt de Iraakse en Iraaks Koerdische autoriteiten aan op het feit dat alle groepen binnen de Iraakse samenleving zich veilig moeten voelen in Irak, inclusief minderheden, en dat er aandacht besteed moet worden aan het herwinnen van vertrouwen tussen de verschillende groepen in de samenleving. Deze boodschap heeft het kabinet onder andere herhaald bij het bezoek van de Iraakse Minister van Buitenlandse Zaken aan Nederland in oktober 2019.
Welke mogelijkheden ziet u in Irak tot hulp, specifiek aan christenen, naar voorbeeld van het hulpprogramma specifiek voor jezidi’s waar Nederland aan bijdraagt?
Het kabinet zet zich in om hulp te bieden aan diegenen die het meest kwetsbaar zijn. Humanitaire principes zijn hierbij leidend. Daar waar dit geldt voor (individuele) christenen, worden die via de bestaande hulpprogramma’s bereikt. De jezidi’s blijven een extreem kwetsbare groep binnen Irak, waardoor enkele specifieke projecten noodzakelijk zijn.
Deelt u de opvatting dat in de wederopbouw van landen de zogenoemde «Local Faith Actors» (LFA’s) een belangrijke rol spelen? Bent u bereid de mogelijkheden te onderzoeken om Nederlandse hulpprogramma’s open te stellen voor LFA’s?
Het kabinet deelt deze opvatting. Religieuze organisaties zijn een belangrijk onderdeel van het maatschappelijk middenveld. Nederlandse fondsen gericht op het versterken van het maatschappelijk middenveld staan al open voor lokale maatschappelijke organisaties. Een lokale faith-based of religieuze organisatie kan, indien voldaan wordt aan de criteria, steun ontvangen uit deze fondsen. Een voorbeeld is het Accountability Fonds, een fonds dat via de Nederlandse ambassades ingezet wordt, gericht op het versterken van lokale maatschappelijke organisaties. Hieruit zijn al organisaties gesteund die werken aan vrijheid van religie en levensovertuiging en het bevorderen van interreligieuze dialoog. Ook in de vervolgfase van het Accountability Fonds, zoals aangegeven in de Kamerbrief van 20 juni 2019 (Kamerstuk 34 952, nr. 66), kunnen organisaties die opkomen voor rechten van religieuze minderheden bij ambassades voorstellen indienen.
Waar en hoe biedt de Ranglijst Christenvervolging aanknopingspunten voor het mensenrechtenbeleid van Nederland en voor het werk van de Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging?
Nederland blijft zich zowel bilateraal als via de diverse multilaterale fora inzetten voor de vrijheid van religie en levensovertuiging en heeft deze inzet geïntensiveerd, zoals schriftelijk aan uw Kamer medegedeeld op 29 oktober 2018 (Kamerstuk 32 735, nr. 227) en in de Mensenrechtenrapportage 2018 (Kamerstuk 32 735, nr. 245). Ook de Nederlandse speciaal gezant voor religie en levensovertuiging besteedt aandacht aan de verontrustende trend van toenemende vervolgingen van christenen en andere groepen vervolgd om redenen van religie of levensovertuiging. Deze ranglijst en soortgelijke rapporten bieden daarvoor input voor gesprekken en bezoeken van de speciaal gezant.
Daarnaast neemt Nederland deel aan de International Religious Freedom Alliance, die op 5 februari jl. is gelanceerd in Washington, DC. De alliantie bestaat uit een groep van landen, die zich inzet om de vrijheid van religie en levensovertuiging wereldwijd te bevorderen.
Kunt u, in het licht van de in de Ranglijst Christenvervolging geschetste verontrustende ontwikkelingen en trends, aangeven op welke wijze u zich gaat inzetten tegen christenvervolging?
Zie antwoord vraag 17.
De veroordeling van de Chinese voorganger Wang Yi |
|
Martijn van Helvert (CDA), Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de veroordeling van de Chinese voorganger Wang Yi?1
Ja.
Bent u bekend met de veroordeling van de Chinese voorganger Qin Defu, die samen met Wang Yi werd gearresteerd?
Ja.
Deelt u de mening dat beide veroordelingen een inbreuk zijn op de vrijheid van religie en daarmee een schending van de door China ondertekende Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens?
In China bepaalt de overheid welke vormen van religie zijn toegestaan en welke niet. Deze beperkingen laten geen ruimte voor andere stromingen of mogelijke nieuwe afsplitsingen zoals de Early Rain Covenant Church. Er is tevens sprake van een toegenomen aantal vervolgingen, getuige de veroordelingen van Qin Defu en Wang Yi. Nederland is hierover bezorgd. Deze aanpak dwingt verschillende religieuze bewegingen, zoals christelijke kerken, om ondergronds te gaan. Als gevolg hiervan staat de vrijheid van religie en levensovertuiging, zoals vastgelegd in de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens, onder grote druk.
Bent u bereid om zich persoonlijk, en in het geval van Wang Yi in navolging van de Amerikaanse regering en een woordvoerder van de Europese Unie, publiekelijk uit te spreken tegen deze specifieke veroordelingen? Zo nee, waarom niet?
Naast het Twitterbericht over de veroordeling van Wang Yi heeft de ambassade ook een nieuwjaarswens op Weibo (het Chinese equivalent van Twitter) gezet. Deze wens hield in dat alle landen zich zouden houden aan de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en in het bijzonder artikel 18 over de vrijheid van religie en levensovertuiging. Op de wens volgde een verwijzing naar de veroordeling van Wang Yi. Het bericht is door meer dan één miljoen gebruikers bekeken en heeft daarmee bijgedragen aan de bewustwording in China over het belang van vrijheid van religie en levensovertuiging. Op politiek en ambtelijk niveau werd, mede op Nederlands initiatief, ook in EU-verband aandacht gevraagd voor de zaak van Wang Yi.
Het kabinet is tevens bereid om de zaak van Qin Defu aan te kaarten bij de Chinese overheid via de reguliere dialogen met de Chinese autoriteiten. Daarnaast zal Nederland zich inspannen om in EU-verband aandacht te vragen voor de zaak van Qin Defu. Ook zal dit kabinet (wederom) ervoor pleiten dat er tijdens de EU-China top voldoende aandacht is voor mensenrechten – vrijheid van religie en levensovertuiging in het bijzonder.
Heeft de Nederlandse ambassade in Beijing, in aanvulling op het publiceren van een afkeurend twitterbericht, actie ondernomen naar aanleiding van de veroordeling van Wang Yi? Zo ja, op welke manier en op welk niveau? Zo nee, waarom niet? En bent u dan bereid om dit de ambassade alsnog te laten doen?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om de zaak van Qin Defu aan te kaarten bij de Chinese overheid? Zo ja, wanneer, op welke manier en op welk niveau? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de zorg dat de positie van christenen in China, na de invoering van een nieuwe godsdienstwet in 2018, verder verslechterd is?
Ja. Voor invoering van de nieuwe godsdienstwet van 2018 was de positie van christenen in China reeds precair. Er werden regelmatig kerken gesloten en de leiders ervan werden tot gevangenisstraffen veroordeeld. De nieuwe godsdienstwet geeft de Chinese autoriteiten extra middelen om religieuze groeperingen te controleren. De stringente eisen die de nieuwe wet stelt aan de organisatie en administratie van kerken betekent dat de ruimte voor nieuwe of niet-officiële kerken verder is ingeperkt.
Bent u bereid om bij de Chinese overheid zorgen over te brengen over de afnemende mogelijkheid voor christenen in China om hun geloof uit te oefenen naar aanleiding van de implementatie van deze wet? Zo ja, wanneer, hoe en op welk niveau? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet stelt de mensenrechten consequent bilateraal en op verschillende niveaus bij de Chinese autoriteiten aan de orde. Ook de EU doet dat. Bijzondere aandacht blijft ook uitgaan naar vrijheid van religie en levensovertuiging. Een volgende ronde van de bilaterale mensenrechtendialoog is een gelegenheid om de zorgen van dit kabinet ten aanzien van de nieuwe godsdienstwet over te brengen aan de Chinese autoriteiten.
Kan u nader duiding geven aan het huidige Nederlandse en Europese beleid om de godsdienstvrijheid in China te bevorderen? In hoeverre wordt er, in het geval van het Nederlandse beleid, daarbij door de Nederlandse ambassade in Beijing onderscheid gemaakt tussen een aanpak gericht op de centrale Chinese overheid en lokale Chinese overheden, welke berust zijn met de implementatie van de nieuwe godsdienstwet? Welke ruimte ziet u om de verslechterende positie van christenen in China effectief aan de kaak te stellen bij de centrale en/of lokale Chinese overheid?
Hoewel de contacten primair via de Chinese centrale overheid lopen, kunnen de mensenrechten ook op decentraal niveau aan de orde worden gesteld. Dit kan bijvoorbeeld tijdens officiële en/of ambtelijke bezoeken aan Chinese steden of provincies. De ambassade in Peking beschikt tevens over een gedelegeerd Mensenrechtenfonds (MRF). Op dit moment steunt de ambassade verschillende projecten, waarbij het streven is om het MRF zo breed mogelijk (thematisch en geografisch) in te zetten. Hierbij gaat speciale aandacht uit naar het identificeren van projecten op het gebied van vrijheid van religie en levensovertuiging en vrijheid van meningsuiting.
Naast de individuele Lidstaten levert de EU een belangrijke bijdrage bijvoorbeeld door het thema vrijheid van religie en levensovertuiging (of gerelateerde individuele gevallen) op te brengen tijdens de EU-China mensenrechtendialoog, door incidentele verklaringen van de Hoge Vertegenwoordiger of zijn woordvoerder te plaatsen, en door EU-verklaringen uit te spreken tijdens de VN-mensenrechtenraad.
Kunt u naar aanleiding van uw brief aan de Tweede Kamer, waarin u schrijft dat de Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging voornemens is om een bezoek aan China te brengen, nader aangeven wanneer dit bezoek gaat plaatsvinden en wat de agenda en bijbehorende Nederlandse inzet zal zijn? Bent u bereid om de Speciaal Gezant tijdens dit bezoek de veroordelingen van Wang Yi en Qin Defu aan te laten kaarten?2
De Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging is voornemens om naar China te reizen. Dit voornemen is reeds aan de Chinese autoriteiten kenbaar gemaakt. Hetzelfde geldt voor een bezoek van de Mensenrechtenambassadeur in het kader van de bilaterale mensenrechtendialoog. Dit biedt tevens een gelegenheid om de zaken van Wang Yi en Qin Defu aan de orde te stellen.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het (nog te plannen) algemeen overleg Mensenrechten China?
Ja.
Recente ontwikkelingen met betrekking tot het gebruik van rubbergranulaat bij kunstgrasvelden |
|
Maurits von Martels (CDA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Sportveldbeheerder veroordeeld voor verspreide kunstgraskorrels»?1
Ja.
Wat vindt u van de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 december jl., waarbij een sportclub veroordeeld is voor het overtreden van de zorgplicht en artikel 13 van de Wet Bodembescherming?2
Ik neem kennis van de uitspraak. Het is aan de rechter om aan wetgeving te toetsen.
Wat verstaat u onder de zorgplicht die sportclubs met kunstgrasvelden hebben? Wanneer voldoen sportclubs met kunstgrasvelden wel aan de zorgplicht en artikel 13 van de Wet Bodembescherming? Hoe zouden de sportclubs invulling moeten geven aan de zorgplicht? Wat zijn de consequenties hiervan voor sportverenigingen die veelal met vrijwilligers werken?
De zorgplicht is beschreven in artikel 13 van de Wet Bodembescherming. Het gaat daarbij in wezen om een dubbele zorgplicht, gericht tot een ieder: in de eerste plaats de verplichting om de verontreiniging te voorkomen; in de tweede plaats moet – als de verontreiniging zich toch voordoet – de bodem worden gesaneerd om de directe gevolgen van de verontreiniging te beperken dan wel zoveel mogelijk ongedaan te maken. De eigenaar, opdrachtgever of beheerder van een kunstgrasveld is verantwoordelijk voor het naleven van de zorgplicht tijdens de aanleg, het onderhoud en de renovatie van het kunstgrasveld met rubbergranulaat korrels. Het is aan het bevoegd gezag om te beoordelen of sprake is van een juiste invulling van de zorgplicht. De Vereniging Sport en Gemeenten heeft naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank Rotterdam de wethouders sport van de gemeenten op 24 december jl. per brief geïnformeerd3 en gewezen op beschikbare informatie over de invulling van de zorgplicht voor kunstgrasveld met rubbergranulaat korrels. In 2014 is een richtlijn van de brancheorganisaties VACO/RecyBEM opgesteld. In november jl. heeft de Branchevereniging Sport en Cultuurtechniek het «document zorgplicht, milieu kunstgrasvelden» gepresenteerd. In beide documenten zijn uitvoerig de maatregelen beschreven om verspreiding van rubbergranulaat korrels te voorkomen, zoals het plaatsen van kantplanken langs het veld, gebruik maken van uitloopmatten, regelmatig vegen rondom het kunstgrasveld. De beschreven maatregelen bieden de basis voor een verantwoord beheer van het sportveld.
Klopt het dat in negen van de tien grootste Nederlandse gemeenten nog altijd rubbergranulaat op kunstgrasvelden ligt?3 Vindt u dat, mede in het licht van deze uitspraak van de rechtbank, problematisch? Zo ja, wat moet er volgens u gebeuren? Zo nee, hoe kunt u de zorgen over mogelijke veroordelingen wegnemen bij clubs die dit type kunstgrasvelden in beheer hebben?
Het is mij bekend dat op veel kunstgrasvelden op sportverenigingen gebruik wordt gemaakt van rubbergranulaat. Het gebruik van rubbergranulaat korrels hoeft niet problematisch te zijn, mits de verspreiding van dit materiaal naar de bodem en het oppervlaktewater zoveel als mogelijk wordt voorkomen. Hiervoor verwijs ik tevens naar mijn brief aan uw Kamer op 19 februari 20195 inzake het gebruik van rubbergranulaat. In antwoord op vraag 3 is beschreven welke concrete informatie voorhanden is over de maatregelen die de beheerders van de kunstgrasvelden kunnen nemen om verspreiding van rubbergranulaat te voorkomen.
Welke opties hebben sportverenigingen om wel aan de zorgplicht te voldoen? Is het veranderen van de vulling naar bijvoorbeeld kurk voldoende om aan de zorgplicht te voldoen? Zo ja, is dit mogelijk op dezelfde matten of zijn hier andere matten voor nodig en wat zijn ongeveer de financiële consequenties van dit soort keuzes voor sportverenigingen?
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 3 is er concrete informatie voorhanden welke maatregelen de beheerders van kunstgrasvelden kunnen nemen om aan de zorgplicht te voldoen. Het is daarbij aan de leverancier en de beheerder om te zorgen dat het toegepaste materiaal voldoende veilig is voor gebruikers en het milieu, ook als het gaat om kurk. Dat laat onverlet dat vanuit de zorgplicht verspreiding moet worden voorkomen, ongeacht het soort materiaal.
Bent u het ermee eens dat clubs die gebruikmaken van rubbergranulaat in kunstgrasvelden niet aan hun lot overgelaten moeten worden, aangezien deze clubs het vaak financieel niet breed hebben en afhankelijk zijn van vrijwilligers? Welke rol kunt u hierbij spelen?
Sportclubs worden op verschillende manieren ondersteund met het op een juiste manier onderhouden van kunstgrasvelden, en met de aanleg van milieuvriendelijke kunstgrasvelden. Recentelijk hebben de Minister voor Medische Zorg en ik op basis van de SBIR-innovatieoproep «milieuvriendelijke sportvelden» financiering toegekend aan twee projecten (in totaal € 1,5 miljoen) met als doel om een kunstgrasveld te produceren dat hoogwaardig recyclebaar is en waarbij geen of biologisch afbreekbare instrooimateriaal wordt gebruikt. Ik verwacht dat de uitkomsten begin 2021 beschikbaar zijn. Bovendien kunnen sportverenigingen vanaf dit jaar 30% subsidie aanvragen vanuit de BOSA-subsidieregeling van VWS voor het nemen van diverse maatregelen die de verspreiding van instrooi-materiaal tegengaan, zoals de aanleg van kantplanken en het plaatsen van schoonloopvoorzieningen. Ik ben van mening dat sportclubs met deze maatregelen en de informatievoorziening van de VSG en BSNC, waar ik in antwoord op vraag 3 al naar verwees, goed worden ondersteund in het op een juiste manier invulling geven aan de zorgplicht en duurzaam aanleggen en onderhouden van kunstgrasvelden.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het AO leefomgeving dd. 20 februari 2020?
Ja.
Het bericht ‘Benoeming Matthijs van Nieuwkerk krijgt staartje’ |
|
Zohair El Yassini (VVD) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Bent u bekend met het bericht in de Telegraaf «Benoeming Matthijs van Nieuwkerk krijgt staartje»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de brief van 27 maart 2019 van de NPO, waaruit blijkt dat er geen sprake is van enige constructies? Hoe verhoudt dit zich tot de informatie uit het rapport van de Algemene Rekenkamer2? Staat u nu achter de inhoud van de brief van de NPO?
Voorop staat dat de omroepen zélf vorm en inhoud van hun media-aanbod bepalen, ook wie een programma presenteert of produceert. Indien een programma niet meer intern geproduceerd wordt, maar door een buitenproducent dan brengt dit vaak aanvullende kosten met zich mee. Dit valt te verklaren uit het gegeven dat er door de producent een marktconforme productie-fee wordt gevraagd, doordat een producent 21% btw in rekening dient te brengen of bijvoorbeeld doordat er programmarechten moeten worden afgedragen. Bij eigen producties wordt bovendien geen rekening gehouden met de organisatiekosten (overhead) van de omroepen. Deze worden wel meegenomen in de berekening van de kosten van de buitenproducent ervan uitgaande dat een buitenproducent niet alleen zijn directe productiekosten, maar ook zijn organisatiekosten doorbelast. Uitbesteding kan ook voordelen hebben zoals ook door de Algemene Rekenkamer wordt geconstateerd. Dit alles maakt dat een vergelijking tussen de kosten van het maken van een programma door een omroep en door een buitenproducent buitengewoon lastig is. Dit zijn dan ook programmatische keuzes die door de NPO en de betreffende omroep gemaakt moeten worden. Daarbij gaat het bij doelmatigheid overigens niet alleen om de kosten, maar ook om de publieke doelen die hiermee worden gerealiseerd. Dit laat onverlet dat er door de NPO gestuurd moet worden op de doelmatigheid van de gehele publieke omroep. Ik zal naar aanleiding van het onderzoek en de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer met de NPO en omroepen in gesprek gaan om concrete afspraken te maken over hoe de sturing op doelmatigheid bij de publieke omroep verbeterd kan worden. In dat gesprek zal ik ook de voornemens van dit Kabinet, waaronder aanpassing van de Mediawet 2008, onder de aandacht van de NPO en omroepen brengen om een einde te maken aan dergelijke constructies (zie ook mijn antwoorden op vragen 8 en 9).
Uit de aan mij verstrekte vertrouwelijke informatie blijkt dat ook in dit specifieke geval de stijging van de kosten voor een groot deel te verklaren valt uit de hierboven beschreven redenen. Daarnaast zijn er volgens de NTR extra kosten geweest in verband met vernieuwingen aan het programma. Deze beperkte verhoging van kosten had te maken met de verhuizing van het programma College Tour van NPO2 naar NPO1, waardoor de productiekosten zijn gestegen. Volgens NTR waren deze kosten ook gemaakt als College Tour door de NTR was geproduceerd. De productiekosten vallen volgens betrokken partijen binnen de door de NPO vooraf gestelde financiële kaders.
Herinnert u zich de antwoorden op eerder gestelde schriftelijke vragen van de VVD, waarin expliciet is ingegaan op de beloning van Van Nieuwkerk, schijnconstructies en de WNT-norm3? Hoe beoordeelt u het destijds uitgevoerde onderzoek van NPO, BNNVARA en NTR waaruit zou zijn gebleken dat er geen sprake zou zijn geweest van enige schijnconstructie via buitenproducent MediaLane?
Volgens het persbericht van de NPO d.d. 27 maart 20195 is er geen sprake van een salarisconstructie. Dat is in het kader van mijn verzoek tot nadere informatie en deze vragen nogmaals door de betrokken organisaties bevestigd en nader onderbouwd. Op grond van de aan mij verstrekte vertrouwelijke informatie deel ik deze conclusie. Desgevraagd heeft men aangegeven dat de inbreng van BNNVARA, binnen het lopende contract met de presentator, bestaat uit redactionele input en het beschikbaar stellen van de desbetreffende presentator. Op basis van de door BNNVARA aan de NPO verstrekte informatie en geraadpleegde documenten heeft de NPO in haar onderzoek vastgesteld dat het honorarium van de presentator van College Tour rechtstreeks door BNNVARA vanuit verenigingsmiddelen aan hem wordt betaald binnen de daarvoor geldende afspraken zoals neergelegd in het Beloningskader Presentatoren Publieke Omroep (hierna: BPPO) en het toepasselijke overgangsrecht.
Bent u het ermee eens dat een kostenstijging van maar liefst 42,7% wel degelijk aangemerkt kan worden als significant? Zo ja, hoe verhoudt dit zich met de eerder gegeven antwoorden dat er geen sprake is van een significante kostenstijging bij dit programma?4
Bent u het ermee eens dat de informatie die NPO, BNNVARA en NTR destijds aan het ministerie hebben geleverd, nu door de uitkomsten van het rapport van de Algemene Rekenkamer in een ander daglicht komt te staan? In hoeverre acht u het wenselijk dat u meerdere malen expliciet bij NPO, BNNVARA en NTR over de schijnconstructies hebt geïnformeerd, maar dat nu blijkt dat het toch anders zit?
Wat zegt deze casus over de betrouwbaarheid van de informatie die komt van NPO, BNNVARA en NTR?
Hoe beoordeelt u de reactie van de mediadirecteur Willemijn Francissen van NTR op de bovengenoemde casus, dat er destijds niets te verwijten viel aan de informatievoorziening aan de Minister? Bent u het hiermee eens? Kunt u uw antwoord toelichten?
Welke consequenties volgen er voor NPO, BNNVARA en NTR, nu blijkt dat er wel degelijk sprake is van schijnconstructies, een significante toename van productiekosten en een overschrijding van de WNT-norm?
Dit kabinet is zich ervan bewust dat de hoogte van de salarissen van topfunctionarissen en presentatoren bij de publieke omroep een voortdurende bron van discussie is. Hoewel dergelijke afspraken binnen de geldende regels vallen, vindt dit kabinet dit maatschappelijk onwenselijk. Daarom heb ik in de visiebrief maatregelen aangekondigd.
Contractuele afspraken tussen omroep en presentator zijn in eerste instantie een aangelegenheid van de werkgever en de werknemer. Daarom wil ik eerst met de NPO en de omroepen in gesprek over de aanscherping van regels in het BPPO die gaan over constructies waarbij presentatoren zich – via een bedrijf – laten inhuren. Indien dat niet tot een gewenst resultaat leidt, zal ik onderzoeken of er mediawettelijke maatregelen mogelijk zijn om dit te beperken. In deze gesprekken wil ik ook gaan bekijken welke type contracten onder de nieuwe afspraken kunnen gaan vallen. Ik zal uw Kamer in de mediabegrotingsbrief van 2021 op de hoogte brengen van de resultaten van deze gesprekken.
Parallel aan deze gesprekken werkt dit kabinet aan een, met de sector afgestemd, voorstel voor lagere bezoldigingsmaxima voor het media-domein. Doel is het WNT-bezoldigingsmaximum in lijn te brengen met de omvang van de organisaties. De maximering is van toepassing op de hoogst leidinggevenden (topfunctionarissen) van de instellingen en interne toezichthouders (leden raad van toezicht of raad van commissarissen). Dit moet er voor zorgen dat de salarissen binnen de publieke omroep beter aansluiten bij de huidige tijdsgeest.
De regeling waarin de lagere bezoldigingsmaxima voor het media-domein worden vastgesteld zal na de zomer worden geconsulteerd. De regeling zal naar verwachting in het najaar van 2020 in werking kunnen treden.
Hoe bent u van plan om in de toekomst de informatievoorziening vanuit de publieke omroepen beter te controleren, zodat zowel het ministerie als de Tweede Kamer de juiste gevraagde informatie ontvangt?
Zie antwoord vraag 8.
Zijn er, buiten de informatie de we al hebben ontvangen van de Algemene Rekenkamer, nog meer programma’s van de publieke omroep die gebruikmaken van constructies? Bent u bereid om nader onderzoek hiernaar te doen en een overzicht hiervan te geven, omdat het belangrijk is dat belastinggeld van de publieke omroep doelmatig wordt besteed?
Het onderzoek van de Algemene Rekenkamer geeft in algemene zin aanleiding om met de NPO en omroepen in gesprek te gaan en concrete afspraken te maken over hoe de doelmatigheid bij de publieke omroep verbeterd kan worden. De aanbevelingen die de Algemene Rekenkamer in hun onderzoek doet, kunnen daarbij richting geven. Dit heb ik ook zo aangegeven in mijn beleidsreactie6 op dit onderzoek. Ik zie dus vooralsnog geen aanleiding om hier nader onderzoek naar te doen, te meer omdat met uw Kamer is afgesproken dat over de programmakosten op genreniveau zal worden gerapporteerd.
Het bericht 'Huize Ivickehaalt shortlist Europese ‘7 Most Endangered sites’' |
|
Lenny Geluk-Poortvliet (CDA) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Huize Ivicke haalt shortlist Europese «7 Most Endangered sites»»?1
Ja
Klopt het dat de sterk verwaarloosde buitenplaats Huize Ivicke in Wassenaar de shortlist heeft gehaald van de Europese «7 Most Endangered sites»?2
Ja
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de noodzakelijke restauratie van de villa en de toekomstige bestemming?
De eigenaar heeft tot voor kort noodzakelijke instandhoudingsmaatregelen niet uitgevoerd. De gemeente Wassenaar is daarom een bestuursrechtelijk handhavingstraject gestart om de eigenaar hiertoe te bewegen. Daarnaast heeft de gemeente bij de politie aangifte gedaan van opzettelijke verwaarlozing van het rijksmonument. De last onder bestuursdwang heeft als resultaat dat de eigenaar op 4 januari 2020 is begonnen met het uitvoeren van een aantal door de gemeente voorgeschreven noodmaatregelen, zoals het opnieuw wind- en waterdicht maken van de dakkapellen. Inspecteurs van de gemeente Wassenaar houden in de gaten dat de werkzaamheden aan het monument op de juiste manier worden uitgevoerd. De toekomstige bestemming van het monument is op dit moment nog onbekend.
Klopt het dat de eigenaar van Ivicke meer monumenten «gijzelt», zoals ook het voormalige klooster Het Hoompje in Sluis?
Het voormalige klooster en Huize Ivicke zijn eigendom van twee verschillende B.V.’s. Er bestaan wel connecties tussen beide bedrijven. Bij beide bedrijven zijn dezelfde personen betrokken. Ook in Sluis is sprake van verwaarlozing van het rijksmonument. De gemeente Sluis, die eerder tevergeefs probeerde te handhaven, wil opnieuw proberen de eigenaar te dwingen om zijn pand tegen verder verval te behoeden. De gemeente volgt hiermee het voorbeeld van de gemeente Wassenaar.
Deelt u de mening dat het voor kleinere gemeenten moeilijk is om niet-welwillende eigenaren aan te spreken op het verval van monumenten?
Gemeenten zijn in dit soort gevallen het bevoegde gezag voor toezicht en handhaving. Grote en kleine gemeenten hebben dezelfde mogelijkheden om op te treden. Een kleine organisatie betekent niet noodzakelijkerwijs dat men minder slagvaardig zou kunnen handelen. Bovendien kan zo nodig bij lastige handhavingskwesties externe deskundigheid worden ingehuurd.
Bent u bereid om maatregelen te nemen om met name kleinere gemeenten te ondersteunen bij de handhaving van de Erfgoedwet?
De RCE verleent al desgevraagd assistentie bij handhavingszaken. Dat gebeurt ook in het geval van Huis Ivicke. Voor advies over strafrechtelijke handhaving kan een beroep gedaan worden op de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed die ook contacten onderhoudt met de Politie en het Openbaar Ministerie.
Het bericht dat experts en slachtoffers zorgen hebben over het stoppen van sektesignaal |
|
Michiel van Nispen |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat experts en voormalige sekteleden zich zorgen maken over het sluiten van Sektesignaal? Begrijpt u deze zorgen en kunt u hier inhoudelijk op reageren?1
Ja, ik heb kennisgenomen van dit bericht. De in het artikel geuite zorgen komen niet overeen met de conclusie van het WODC-onderzoek uit 20132, dat luidde dat het Nederlands instrumentarium van strafrecht en zorg – zeker na de verhoging van de strafmaat die sinds 1 juli 2013 van kracht is – voldoende mogelijkheden biedt om ten opzichte van de gemelde misstanden passend op te treden en ondersteuning te bieden.
Zoals uiteen is gezet in de Kamerbrief van mijn ambtsvoorganger van 9 oktober 20133, is niettemin destijds besloten tot de instelling van het informatie- en adviescentrum Sektesignaal, om de werking van het instrumentarium van strafrecht en zorg te vergroten en de ontwikkelingen te volgen.
Uit het aantal dossiers dat Sektesignaal sinds zijn oprichting heeft behandeld, blijkt dat de in ons land gevonden misstanden op macroniveau relatief bescheiden in omvang zijn en dat de geconstateerde problematiek geen gevaar voor de rechtsorde of de volksgezondheid oplevert: Uit het laatste jaarrapport uit 2018 komt naar voren dat Sektesignaal in 2018 209 keer is gebeld. Sektesignaal heeft over de inhoud van deze meldingen daar waar mogelijk overleg gevoerd met opsporingsdiensten. In 81 gevallen bleek dat de misstand of het strafbare feit opvolgingsmogelijkheden had, waarna Sektesignaal de melder in contact heeft gebracht met de betreffende instantie om melding te maken of aangifte te doen van misstanden en/of strafbare feiten. Reeds hieruit blijkt dat het huidige instrumentarium van politie, handhavers en toezichthouders volstaat om misstanden binnen sektes effectief aan te pakken, vooral nu de samenwerking tussen deze partijen enorm is verbeterd sinds de oprichting van de Regionale Informatie en Expertise Centra (RIECs).
Bovenstaand beeld herbevestigt de conclusies van het onderzoek uit 2013 en is – mede gezien het feit dat het algehele financiële kader van het Ministerie van Justitie en Veiligheid mij dwingt om keuzes te maken – een reden geweest om de subsidie aan Sektesignaal te beëindigen. Misstanden binnen sekten komen in Nederland beperkt voor. Vanuit het perspectief van rechtshandhaving en opsporing bestaat daarom geen aanleiding om de ontwikkelingen van sektes in Nederland op de voet te volgen.
Kunt u precies uiteenzetten hoe de functie van Sektesignaal na 31 december 2019 gewaarborgd blijft? Hoe zorgt u ervoor dat de overheid mensen een helpende hand kan bieden die in handen van een sekte zijn gevallen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe gaat gecommuniceerd worden waar mensen met hun vragen en verhalen naartoe kunnen? Blijft het mogelijk voor mensen om hun verhaal te doen bij iemand die een luisterend oor biedt of wordt alle communicatie digitaal?
Slachtoffers kunnen zich direct melden bij de politie of bij andere instanties als de Belastingdienst, de Inspectie van het Onderwijs of de Inspectie SZW. Ook kunnen zij psychologische hulp en ondersteuning inroepen. De wijze waarop een melding in behandeling wordt genomen verschilt per instelling.
Hoe gaat u er zorg voor dragen dat na sluiting van Sektesignaal het delen van informatie geen probleem meer zal zijn voor mensen om de juiste hulp en adviezen te krijgen, gezien het feit dat één van de pijnpunten bij Sektesignaal was dat informatie niet altijd gedeeld kon worden tussen de juiste instanties en mensen dus niet de hulp kregen die nodig was?
Het delen van deze informatie tussen de instanties en mensen kan na de sluiting van Sektesignaal als volgt plaatsvinden. Politie, handhavers en toezichthouders ontmoeten elkaar onder meer binnen de tien Regionale Informatie en Expertise Centra (RIEC’s). Ze verbinden informatie, expertise en krachten van de verschillende overheidsinstanties. Daarnaast stimuleren en ondersteunen de RIEC's en het Landelijk Informatie en Expertise Centrum (LIEC) de publiek-private samenwerking.
Het bericht dat DPG Media uitgeverij Sanoma overneemt |
|
Joost Sneller (D66), Kees Verhoeven (D66) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU), Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «DPG Media neemt uitgever Sanoma over: «Twee superreuzen worden één superreus»?1
Ja.
Kunt u zich eerdere schriftelijke vragen van de leden Sneller en Verhoeven herinneren, over de groeiende macht van DPG Media? Hoe duidt u in dit verband het gegeven dat met de overname van Sanoma door DPG Media, dit het grootste uitgeverijbedrijf in de Nederlandse geschiedenis wordt?
Zoals ik aangaf bij de beantwoording van de Kamervragen waar u naar verwijst, kent Nederland een hybride mediasector waarbij op de dagbladenmarkt al geruime tijd sprake is van een hoge concentratie van eigenaarschap. Onder druk van de digitalisering zoeken mediaorganisaties naar schaalvoordelen in hun productieproces, naar nieuwe bedrijfsmodellen en naar een positie op de markt voor online advertenties. De overname van Sanoma past binnen deze ontwikkeling.
Wat is uw mening over de visie van DPG Media, dat de overname van onder andere nu.nl deze organisatie «de slagkracht om te groeien ten opzichte van mondiale digitale spelers zoals Google en Facebook» geeft?
Zie antwoord vraag 2.
Welke effect heeft dergelijke marktconcentratie wat u betreft op de pluriformiteit en competitie binnen het Nederlandse medialandschap? Ziet u het medialandschap als één markt? Zo niet, in welke markten segmenteert u het medialandschap?
Concentratie van eigenaarschap binnen de mediasector kan niet zonder meer gelijk gesteld worden aan inperking van pluriformiteit. Nederland kent op het gebied van media een traditie van zelfregulering waarbij de onafhankelijke positie van redacties middels redactiestatuten wordt vastgelegd. Op basis van de Mediawet is het Commissariaat voor de Media belast met het doen van onderzoek naar de pluriformiteit en onafhankelijkheid van de informatievoorziening in Nederland. Het Commissariaat doet hier jaarlijks verslag van in de vorm van de Mediamonitor.
Voor wat betreft het mededingingstoezicht, zal de ACM bij het beoordelen van een concentratie onderzoeken wat de mogelijke effecten zullen zijn van de voorgenomen concentratie op de mededinging. Hiertoe kijkt de ACM allereerst naar de marktafbakening (productmarkt en geografische markt). Vervolgens onderzoekt zij de mogelijke effecten van de voorgenomen concentratie op deze markten. De toezichthouder kijkt daarbij onder andere naar de marktposities van de betrokken partijen, concurrentiedruk van andere partijen, mogelijke toetreding tot de markt en eventuele afnemersmacht. De ACM ziet dat de mediasector digitaliseert en actief op zoek is naar succesvolle (digitale) businessmodellen. De concurrentiedruk die mogelijk uitgaat van digitale aanbieders van media wordt door de ACM meegenomen in de beoordeling van de gevolgen van de voorgenomen overname. De ACM bekijkt bijvoorbeeld in hoeverre nu.nl – onderdeel van Sanoma – concurreert met de dagbladen van DPG.
Klopt het dat voor deze fusie toestemming gevraagd dient te worden bij de Autoriteit Consument en Markt (ACM)? Zo ja, op welke termijn zal de ACM hier uitspraken over doen? Zo nee, bent u bereid desondanks toetsing van deze fusie door de ACM te laten plaatsvinden?
Een voorgenomen concentratie moet bij de ACM of de Europese Commissie gemeld worden indien bepaalde omzetdrempels worden behaald. De voorgenomen overname van Sanoma door DPG Media is op 20 december 2019 gemeld bij de ACM. De toezichthouder is gebonden aan een wettelijke beoordelingstermijn van 4 weken. Deze termijn kan onder bepaalde omstandigheden worden verlengd, bijvoorbeeld wanneer de ACM besluit dat er na haar eerste beoordeling nader onderzoek nodig is.
Welke mogelijkheden ziet u om op dit punt marktmacht te (blijven) controleren? Welke mogelijkheden zijn er om achteraf in te grijpen wanneer blijkt dat een dergelijke fusie onwenselijke effecten heeft voor de diversiteit en competitie binnen het Nederlandse medialandschap? Bent u bereid dit te monitoren of te laten monitoren?
Zoals hierboven genoemd, moet een voorgenomen concentratie bij de ACM gemeld worden indien bepaalde omzetdrempels worden behaald. Dit biedt de mogelijkheid om vooraf onderzoek te doen naar de gevolgen van een voorgenomen concentratie en de marktmacht die hieruit voortvloeit. Op basis van het onderzoek zou de toezichthouder kunnen besluiten een fusie of overname goed te keuren onder voorwaarden, die mogelijke (toekomstige) problemen kunnen wegnemen. Als de markt zich anders ontwikkelt dan nu wordt voorzien en er bestaat een vermoeden van misbruik van een machtspositie, is de ACM bevoegd om onderzoek te doen naar misbruik van een machtspositie.
Zoals aangegeven bij de beantwoording van vraag 4, verricht het Commissariaat voor de Media jaarlijks onderzoek naar ontwikkelingen in de Nederlandse mediasector. Hierbij wordt ook gekeken naar de pluriformiteit en onafhankelijkheid van de Nederlandse media.
Het verschuiven van de peildatum |
|
Martin Bosma (PVV) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Bent u bekend met uw eigen uitspraken tijdens het debat van 10 december jl., te weten: «Dat betekent bijvoorbeeld ook dat de peildatum die altijd gehanteerd wordt voor potentiële aspirant-omroepen ook één jaar zal doorschuiven, naar 31 december 2020. Dat is nog niet officieel naar buiten gekomen, omdat ik zelf nog even heb gewacht op de behandeling van dit wetsvoorstel, maar u zult begrijpen dat we, ook met het oog op de tijd, dit besluit nu moeten nemen. Dat is een autonome bevoegdheid die ik vanuit de Mediawet heb. Dat besluit zal deze week dus bekend worden gemaakt»?1
Ja.
Bent u bekend met de uitspraken van uw woordvoerder op 11 december jl., die aangaf dat het opschuiven van de peildatum niet nieuw was?2
Zie antwoord vraag 1.
Ziet u hierin ook een opmerkelijk verschil? Zo nee, waarom niet?
Ik heb eerder aangegeven dat ik voornemens was de peildatum met een jaar op te schuiven. Bijvoorbeeld in de beantwoording van de vragen over de visiebrief met betrekking tot de toekomst van het publieke omroepbestel3 en in de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel houdende verlenging van de lopende concessie en erkenningen van de landelijke publieke mediadienst met een jaar4. Tijdens het debat van 10 december jl. gaf ik aan dat ik dit besluit nu formeel genomen heb.
Ik heb mijn voornemen om de peildatum te verschuiven ook eerder gecommuniceerd aan de huidige omroepen in het bestel. Hier zijn zij dan ook vanuit gegaan. Ook alle nieuwe initiatieven die zich bij het ministerie hebben gemeld, heb ik medegedeeld dat ik voornemens was de peildatum te verschuiven.
Vindt u het correct om zo kort van tevoren de peildatum te veranderen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid uw voorgenomen besluit om de peildatum uit te stellen in te trekken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe vindt u het overkomen dat u een wetsvoorstel aan de Kamer voorlegt om dan vervolgens, als het u niet snel genoeg gaat of wanneer uw argumenten tekort schieten, dan maar een deel van wat met de wet beoogd wordt te regelen middels het aanwenden van de bevoegdheden die u op basis van de Mediawet heeft?
In het wetsvoorstel stel ik voor de concessie- en erkenningperiode van de landelijke publieke mediadienst met een jaar te verlengen. Het verschuiven van de peildatum maakt geen onderdeel uit van het wetsvoorstel. In artikel 2.27 van de Mediawet is geregeld dat de peildatum door de Minister wordt vastgesteld. Dat heb ik nu gedaan. Gelet op de gewenste zekerheid over de peildatum voor omroeporganisaties, zowel bestaande omroeporganisaties als nieuwe initiatieven, die zich voorbereiden op een aanvraag voor een (voorlopige) erkenning, achtte ik het noodzakelijk om anticiperend op de afronding van het wetsvoorstel nu het besluit te nemen en te publiceren om de peildatum met een jaar te verschuiven.
Een onkostenvergoeding van vrijwilligers bij het Songfestival |
|
Jan de Graaf (CDA), Harry van der Molen (CDA), Maurits von Martels (CDA) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Kent u het ingezonden stuk in de Volkskrant van Lucas Meijs (hoogleraar Strategische Filantropie en Vrijwilligerswerk Erasmus Universiteit) en Joost van Alkemade (directeur Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk) over een onkostenvergoeding voor vrijwilligers van het Songfestival?1
Ja.
Bent u het ermee eens dat een sterke samenleving niet kan bestaan zonder de tomeloze inzet van vrijwilligers, en dat het daarom van belang is om vrijwilligerswerk te waarderen, te stimuleren en te ondersteunen?
Daar ben ik het mee eens. Dat Nederland sterk is in het organiseren van grote evenementen met een bindende rol in de samenleving is mede te danken aan de bereidheid van veel mensen om zich vanuit een passie, maatschappelijke betrokkenheid of gewoon omdat ze het leuk vinden belangeloos in te zetten. Dat verdient ieders respect en waardering.
Wat vindt u ervan dat bij het Songfestival beroepskrachten, zoals presentatoren en technici, wel treinkaartjes en autokilometers mogen declareren, maar vrijwilligers niet? Vindt u dit uit te leggen?
Bent u het ermee eens dat het van belang is dat het Songfestival een goed vrijwilligersbeleid heeft, waarbij ten minste de onkosten van vrijwilligers worden vergoed?
Bent u het ermee eens dat, nu het besluit is genomen om vanuit de Algemene Mediareserve een financiële bijdrage beschikbaar te stellen aan de uitzending van het Eurovisie Songfestival, een goede gelegenheid is ontstaan om ook afspraken te maken over een onkostenvergoeding voor vrijwilligers?
Bent u bereid om afspraken te maken over een onkostenvergoeding voor vrijwilligers van het Songfestival, bijvoorbeeld door dit mee te nemen bij het aangekondigde gesprek waarin u aangeeft nadere afspraken te willen maken met de NPO over de aandacht voor de toegankelijkheid van het Eurovisie Songfestival voor mensen met een beperking en over het betrekken van scholieren bij het Eurovisie Songfestival?2
De overstap van de voormalige voorzitter van het Commissariaat van de Media als lobbyist naar Netflix |
|
Peter Kwint |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Bent u op de hoogte van de overstap van de voormalige voorzitter van het Commissariaat van de Media als lobbyist naar Netflix?1
Ja.
Worden hier de regels nageleefd uit de Gedragscode Integriteit van het Commissariaat voor de Media en de rechtspositieregels voor rijksambtenaren? Zo nee, wat zijn hier de consequenties van?2
Deelt u de mening dat hier de schijn van belangenverstrengeling niet tegengegaan wordt? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat het onwenselijk is wanneer een voormalig mediatoezichthouder direct overstapt naar een groot mediabedrijf? Zeker wanneer ze in haar nieuwe functie de lobby rondom de implementatie van de audiovisuele richtlijn zal gaan doen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u ondernemen om dit te voorkomen?
Het bericht ‘Wie beschermt onze fragiele Oude Kerk’ |
|
Roelof Bisschop (SGP) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Wie beschermt onze fragiele Oude Kerk»?1
Ja.
Wat is uw oordeel over het feit dat door diverse experts wordt aangegeven dat gebouw en orgel schade lijden door onder meer stofneerslag als gevolg van installaties, te zware constructies en onverantwoorde ingrepen? Deelt u de mening dat dergelijk gedrag niet past bij de zorg die van de eigenaar van een monument of cultuurgoed verwacht mag worden?
In algemene zin kan ik mij goed vinden in het museale (neven)gebruik van de kerk. Uiteraard moet dat wel met respect voor het monument gebeuren. Van een eigenaar wordt een zorgvuldige omgang met het rijksmonument verlangd.
Het is in eerste instantie aan de gemeente als vergunningverlener en toezichthouder om daarop toe te zien. Signalen over schade aan het monument neem ik echter serieus en in het geval van de huidige tentoonstelling in de Oude Kerk ging het daarnaast over vermeend brandgevaar. Hierover is door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) contact geweest met de gemeente. Daarbij is geconcludeerd dat voldoende brandveiligheidsmaatregelen getroffen zijn. Ook is er geen schade geconstateerd aan het orgel.
Vindt u het acceptabel dat eigenaren grote risico’s nemen ten aanzien van monumenten die mede op basis van subsidies worden onderhouden en gerestaureerd? Wat doet u om zulke situaties te (kunnen) voorkomen?
Er is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een vergunningplicht opgenomen ten aanzien van het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een rijksmonument. Ook het laten gebruiken van een rijksmonument is vergunningsplichtig als het rijksmonument hierbij wordt ontsierd of in gevaar gebracht. Indien bepaald gebruik onacceptabele risico’s met zich meebrengt, zal hiervoor door de gemeente als vergunningverlener geen toestemming worden verleend. Ook in het geval van de installatie Poems for Earthlings van Adrián Villar Rojas in de Oude Kerk heeft de gemeente van te voren het plan beoordeeld. Er is door de gemeente geoordeeld dat er voor deze tentoonstelling geen vergunning nodig was, omdat vergunningen nodig zijn voor blijvende wijzigingen en niet voor deze tijdelijke tentoonstelling.
Is de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed de afgelopen jaren betrokken geweest bij besluiten tot restauratie en aanpassing van de Oude Kerk en bij plannen voor installaties in het monument? Zo ja, welke adviezen zijn gegeven en welke acties zijn ondernomen?
Op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht adviseert de RCE namens mij bij ingrijpende wijzigingen. De tijdelijke tentoonstellingen/installaties in de Oude Kerk zijn -als ze al vergunningsplichtig zijn- doorgaans niet adviesplichtig. Desondanks is de RCE de afgelopen jaren op verschillende manieren (zowel in vergunnings- als in subsidietrajecten) betrokken geweest bij de planvorming en uitvoering van werkzaamheden in de Oude Kerk, onder meer met betrekking tot het klinkend erfgoed (het orgel), het natuursteen en het historisch interieur. De adviezen over deze onderwerpen betreffen voornamelijk restauratiewerkzaamheden waarvoor specialistische kennis noodzakelijk is.
Bent u van mening dat het toezicht op monumenten voldoende functioneert wanneer adviezen van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed worden genegeerd en wanneer betrokkenen aangeven dat volstrekt onduidelijk is wie besluiten neemt over technische ingrepen als het verlengen van orgelpijpen?
Er is geen reden om aan te nemen dat adviezen van de RCE worden genegeerd. De RCE is de afgelopen jaren op verschillende manieren (zowel in vergunnings- als in subsidietrajecten) als adviseur betrokken geweest bij de Oude Kerk en heeft op diverse vakgebieden expertise ingebracht. Daarbij wordt goed samengewerkt met de deskundigen van de gemeente Amsterdam. Zo ook op het vlak van klinkend erfgoed bij de restauratie van het Vater-Müller orgel. Uitgangspunt van het restauratieplan was dat het orgel zou worden hersteld zonder wijzigingen ten opzichte van de historisch gegroeide toestand. Dat is zo uitgevoerd. Er is gewerkt conform het restauratieplan en de verleende vergunning. Er zijn geen orgelpijpen verlengd.
Als er een wens zou zijn om de orgelpijpen te verlengen, dan zal daar op de gebruikelijke wijze een vergunning voor aangevraagd moeten worden bij de gemeente. Het is niet mijn indruk dat hierover onduidelijkheid is bij betrokkenen.
Bent u bereid contact op te nemen met de verantwoordelijke toezichthoudende instanties en de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed om een zorgvuldige omgang met dit toonaangevende rijksmonument te bevorderen?
De RCE is een dienstonderdeel van mijn ministerie. Namens mij onderhoudt deze dienst de contacten met de gemeente die in deze zowel vergunningverlenende als toezichthoudende instantie is.
Misstanden in realityshows |
|
Peter Kwint |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Bent u op de hoogte van de misstanden bij realityshows zoals De Villa en Temptation Island?1 2 3
Ik ben bekend met de berichtgeving hierover.
Deelt u de mening dat deelnemers makkelijk gemanipuleerd kunnen worden in dit soort programma’s door scenes te creëren en door de druk op deelnemers van contractuele verplichtingen?
Programmamakers hebben een verantwoordelijkheid om zorgvuldig om te gaan met deelnemers aan programma’s. Uiteraard hebben ook deelnemers een eigen verantwoordelijkheid om af te wegen of zij wel of niet aan een reality-programma meewerken of aan de bel te trekken als er naar hun mening sprake is van manipulatie en druk. Vanwege de ontstane ophef over het programma De Villa hebben RTL en de producent van het programma, Blue Circle, samen contact opgenomen met een aantal afzonderlijke deelnemers. Op basis van de bevindingen uit dat gesprek hebben RTL en Blue Circle in gezamenlijkheid besloten dat RTL een externe partij opdracht geeft om een onafhankelijk onderzoek te doen naar de gang van zaken bij de totstandkoming van het programma.
Bent u bereid met het Commissariaat voor de Media in gesprek te gaan zodat er regels opgesteld kunnen worden rondom dit soort contracten en programma’s? Zo nee, waarom niet?
Ik heb contact opgenomen met het Commissariaat voor de Media. Het is niet de taak van het Commissariaat om toezicht te houden op de wijze waarop commerciële omroepen programma’s produceren en inhoud geven. Bovendien valt RTL onder Luxemburgs toezicht. RTL wil een verantwoordelijk mediabedrijf zijn dat oog heeft voor de belangen waarvoor zowel vanuit de politiek als de samenleving bescherming wordt gevraagd. RTL zegt ook geschrokken te zijn en laat zoals gezegd nader extern onderzoek doen.
Ik merk verder nog het volgende op. Tijdens het wetgevingsoverleg Emancipatie met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op 2 december jongstleden is door het lid Jasper van Dijk (SP) van uw Kamer aanvullend gevraagd naar de strafbaarheid en mogelijkheden tot vervolging. Of en door wie er strafbare feiten zijn gepleegd, staat ter beoordeling van het OM op basis van de feiten en alle relevante omstandigheden, dus niet alleen op basis van mediaberichten en beeldfragmenten. Het OM kan de strafbaarheid van gedragingen beoordelen aan de hand van een aangifte.