Het artikel ‘De Atletiekunie is succesvol, maar zit in nijpende geldnood.’ |
|
Rudmer Heerema (VVD) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «De Atletiekunie is succesvol, maar zit in nijpende geldnood»?1
Ja.
Klopt het dat juist de Atletiekunie met goed beleid en structurele ontwikkeling een bijzonder talentvolle groep topatleten en talenten heeft opgeleid die bezig is alle trainingsinspanningen te verzilveren met internationaal aansprekende resultaten en eremetaal?
Het klopt dat de Nederlandse atletiek de afgelopen jaren veel internationale successen heeft gekend. Net als bij de prestaties van veel andere topsporters, ligt daar een meerjarig investeringsprogramma van de sportbond onder. Met financiële steun van onder meer NOC*NSF zetten kansrijke topsportbonden structurele opleidings- en topsportprogramma’s op, die erop gericht zijn om de talentvolle sporters en de topsporters zo optimaal mogelijk te ondersteunen in het bereiken van hun doelen.
Klopt het dat de Atletiekunie een flinke bijdrage levert aan de top tien ambitie van Nederland?
Ja.
Waarom is de financiële ondersteuning die de Atletiekunie vanuit NOC*NSF ontvangt de afgelopen jaren gedaald ondanks de successen die zij behalen? Hoe verhouden prestaties die geleverd worden zich tot de financieringssystematiek?
De verdeling van de beschikbare financiële middelen over kansrijke topsportprogramma’s is de verantwoordelijkheid van de NOC*NSF. De systematiek die daarbij wordt gehanteerd, is in gezamenlijkheid bepaald door de sportbonden en NOC*NSF.
Betere prestaties leiden niet automatisch tot een hogere toekenning. Er is sprake van een gesloten budget, dus wanneer de toekenning aan het ene programma wordt verhoogd, zou dat ten koste gaan van een ander programma. Over de hele linie presteren (talentvolle) topsporters uit de centrale programma’s goed en komen meer sporters en sporten in aanmerking voor topsportfinanciering. Dit betekent dat het beschikbare topsportbudget van NOC*NSF over meer programma’s verdeeld moet worden en de kosten per programma over het algemeen hoger zijn geworden. Dit maakt dat de investeringsplannen van de bonden niet voor 100% toegekend worden door NOC*NSF.
NOC*NSF geeft aan dat de totale toekenning ter ondersteuning van de centrale opleidings- en topsportprogramma’s van de Atletiekunie in de afgelopen jaren niet is gedaald. Hier speelt mee dat naast de directe toekenning aan de Atletiekunie zelf, de TeamNL centra jaarlijks een bijdrage ontvangen van NOC*NSF voor expertinzet en accommodatiekosten om de centrale opleidings- en topsportprogramma’s te faciliteren. De wijze van verdeling van de bijdrage aan de TeamNL centra heeft NOC*NSF recent gewijzigd. In sommige gevallen zou dit tot een verschuiving hebben geleid tussen de begroting van een bond, een TeamNL centrum of NOC*NSF waardoor de indruk gewekt kan worden van een teruggang in middelen.
Erkent u dat het van belang is dat topsporters voldoende ondersteuning krijgen van specialisten, zoals bijvoorbeeld voedingsdeskundigen, sportpsychologen en fysiotherapeuten?
Ja. Deze expertinzet wordt daarom ook al jarenlang gefinancierd vanuit het totale topsportbudget van NOC*NSF.
Heeft u zicht op andere sportbonden waarbij soortgelijke financiële tekorten spelen? Zo ja, welke sportbonden zijn dit en hoe groot zijn deze tekorten?
Bij een nagenoeg gelijkblijvend topsportbudget van NOC*NSF, meer sporters en sporten die presteren, kostenstijgingen en sponsorinkomsten die onder druk staan, zijn zowel bonden, TeamNL centra als NOC*NSF genoodzaakt om keuzes te maken. Zorgen over de toekomstbestendigheid van de financiering van de opleidings- en topsportprogramma’s zijn door enkele partijen informeel kenbaar gemaakt bij NOC*NSF.
Deze uitdaging wordt al langer herkend. Daarom ben ik vanuit Deelakkoord 6 «Topsport inspireert» met de sportsector en gemeenten in gesprek over een gezamenlijke strategie om de topsport toekomstbestendig en betaalbaar te houden.
Welke acties worden er binnen deze sportbonden, eventueel met hulp van NOC*NSF, ondernomen om deze tekorten op te lossen?
Sportbonden en NOC*NSF maken op basis van de beschikbare middelen continu een nauwkeurige afweging in welke kosten en inzet absoluut noodzakelijk zijn en zullen op basis hiervan prioriteiten stellen. Bijvoorbeeld als het gaat om het aantal geselecteerde sporters, expertinzet en trainingsstages. Dit is bij iedere bond maatwerk en de keuzes die hierin gemaakt worden, lopen dan ook uiteen.
De ontoereikendheid van de aanpak om ontuchtplegers en daders van seksueel geweld in de sport te weren |
|
Michiel van Nispen , Jeanet van der Laan (D66) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Ontuchtplegers in de sportwereld hebben nog steeds vrij spel: veroordeelde dansdocent hervat beroep zonder probleem op andere locatie»?1
Ja.
Herkent u de problematiek die geschetst wordt in het artikel, waarbij zedendelinquenten door hiaten in het registratiesysteem erin slagen om na een strafrechtelijke veroordeling elders hun activiteiten als trainer te vervolgen?
Het inzetten van screeningsmethoden als een Verklaring Omtrent Gedrag en het register ontuchtplegers kunnen bijdragen aan een veilige omgeving. Ik herken echter de geschetste problematiek dat het gebruik van deze methoden geen garantie geeft op een veilige omgeving. Om die reden is het gebruik van beide screeningsmethoden aanbevolen. Daarnaast vormt het altijd een sluitstuk van een breder integriteitsbeleid. Het hebben van een integriteitsbeleid alsmede voorlichting en preventie zijn namelijk net zo goed belangrijke onderdelen in het creëren van een veilige sportomgeving.
Deelt u de mening dat de zogenoemde «zwarte lijsten» van de koepelorganisatie NOC*NSF en JustID niet effectief functioneren, omdat een informatieoverdracht tussen beide systemen ontbreekt? Zo ja, kunt u toelichten hoe u ervoor gaat zorgen dat er een verbreding van het informatiesysteem wordt gerealiseerd?
Ik acht het koppelen van tuchtrechtinformatie aan de Verklaring Omtrent het Gedrag Natuurlijke Personen (VOG) niet wenselijk. De Verklaring Omtrent Gedrag is een verklaring waaruit blijkt dat het justitiële verleden van iemand geen bezwaar vormt voor het vervullen van een functie of taak in de samenleving. Daarbij is het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) de belangrijkste bron. Hierin staan onder meer onherroepelijke veroordelingen, lopende strafzaken en geseponeerde zaken geregistreerd. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid, verantwoordelijk voor de VOG-screening, acht het betrekken van tuchtrechtrechtelijke uitspraken bij de VOG-screening niet wenselijk, omdat het tuchtrecht buiten het strafrecht valt. De systematiek van de VOG gaat uit van strafrechtelijke gegevens, onder andere om de rechtsbescherming van betrokkene te waarborgen. Over het functioneren en het gebruik van de registratielijst ontuchtplegers ben ik al langer met NOC*NSF in gesprek. Zodra hier meer over bekend is zal ik u informeren.
Bent u van mening dat het vragen naar een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) een te vrijblijvend karakter heeft? Zo ja, kunt u toelichten of, en zo ja, welke specifieke stappen u gaat zetten om in iedere gemeente trainers of andere opleiders te laten toetsen door JustID? Ziet u daar nog een onderscheid tussen sporten waar het risico op grensoverschrijdend gedrag groter is en sporten waar dat kleiner is?
NOC*NSF werkt momenteel al aan een minder vrijblijvende toepassing van het VOG-instrument samen met sportbonden en gemeenten. Deze ontwikkeling steun ik en deze opgave neem ik ook mee in de verdiepingsslag op het sportstelsel van de toekomst. Daarnaast is het Ministerie van VWS voornemens om de komende 3 jaar in totaal 2 miljoen extra te investeren om het gebruik van de VOG te vergroten in de vrijwilligerssector. Vooralsnog maak ik geen onderscheid tussen sporten. Grensoverschrijdend gedrag kan immers overal plaatsvinden.
Gezien het feit dat NOC*NSF en de overkoepelende vrijwilligersorganisatie Vereniging NOV in 2019 het plan hadden om een gemeenschappelijk registratiesysteem op te tuigen, kunt u reflecteren op het feit dat dit systeem uiteindelijk niet tot ontwikkeling is gekomen?
Een gezamenlijk tuchtregistratiesysteem blijkt met de huidige wet Algemene Verordening Gegevensbescherming onmogelijk. Voldoen aan de eisen van deze wet en tegelijkertijd door verschillende organisaties in verschillende sectoren persoonsgegevens uitwisselen blijkt in de huidige situatie onhaalbaar. Met de Nederlandse Organisatie Vrijwilligerswerk (NOV), NOC*NSF en het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken (CIO) ben ik in overleg over het veiligheids- en integriteitsbeleid voor de verschillende sectoren. Het gebruik screeningsmethoden door middel van de VOG is een sluitstuk daarvan. Zie ook antwoord 2.
Kunt u toelichten op welke wijze er reeds stappen zijn gezet om te voorkomen dat zedendelinquenten als trainer terugkeren in de sportsector?
Het gebruik van de Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) draagt bij aan het voorkomen dat zedendelinquenten opnieuw kunnen gaan werken met kwetsbare personen, zoals minderjarigen. Bij een VOG-aanvraag wordt onderzoek gedaan naar het justitiële verleden van de aanvrager. De VOG wordt afgegeven als blijkt dat het (justitiële) verleden geen bezwaar vormt voor het vervullen van een specifieke taak of functie in de samenleving. Bij de VOG-beoordeling worden onder andere onherroepelijke veroordelingen, maar ook transacties van het OM en openstaande strafzaken die betrokken bij de VOG-beoordeling. Ik stimuleer het gebruik van de regeling gratis VOG, waarbij het hebben van een bijbehorend integriteitsbeleid een vereiste is om gebruik te kunnen maken van deze regeling. Daarnaast bevorder ik met het Sportakkoord een positieve sportcultuur waarin grensoverschrijdend gedrag zoveel als mogelijk wordt voorkomen.
Bent u het eens met de mening van het College voor de Rechten van de Mens dat de nationale wetgeving tekortschiet om seksueel wangedrag uit de sportwereld te weren? Zo ja, kunt u schetsen wat er met die aanbeveling is of wordt gedaan?
Ik zie dat het nog onvoldoende lukt als maatschappij om het tij te keren tegen grensoverschrijdend gedrag. Om die reden is onlangs aangekondigd dat dit kabinet de aankomende periode gaat toewerken naar een nationaal actieplan met een integrale en gecoördineerde aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag2.
Kunt u aangeven welke beleidsinterventies er verder in voorbereiding zijn om een veilig sportklimaat in de sportsector te bewerkstelligen en of deze ook bij de geplande sportwet worden betrokken?
Naast alle bestaande acties om een positieve sportcultuur te bereiken via het Sportakkoord en de opvolging van de aanbevelingen van «Ongelijke leggers» bekijk ik welke beleidsinterventies er nog meer nodig zijn ter bevordering van een veilige sport. Deze worden in samenhang bekeken met de ontwikkelingen in de verdiepingsslag op het sportstelsel van de toekomst, waarbij ook op tafel ligt of een sportwet daar een rol bij kan spelen. Hierover ben ik met betrokken partijen in overleg. Ik zal u voorafgaand aan het commissiedebat Sport hierover nader informeren.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ik heb uw vragen zo spoedig als mogelijk beantwoord.
Het bericht ‘Menstruatie meteen melden bij de juf – straks ook in het Westland’. |
|
Bente Becker (VVD), Mariëlle Paul (VVD) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Dennis Wiersma (minister zonder portefeuille onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Menstruatie meteen melden bij de juf – straks ook in het Westland»?1
Ja ik heb kennis genomen van het bericht.
Wat vindt u van het feit dat meisjes hun menstruatie moeten melden bij de juf in verband met deelname aan het gebed, volgens de regels van De Islamitische Schoolbesturen Organisatie (ISNO) Yunus Emre in Den Haag?
Voor mij is het essentieel dat elke leerling zich op elke school vrij en veilig voelt. Dit soort regels dragen daar wat mij betreft absoluut niet aan bij en hebben een enorme negatieve impact op het welzijn van de betreffende leerlingen. Ik vind het dan ook van groot belang dat dit signaal aanleiding is geweest voor de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) om deze situatie te onderzoeken. Geen enkele leerling moet zich immers onveilig, gedwongen of uitgesloten voelen. Op elke school moet een prettig en veilig schoolklimaat worden gegarandeerd, waarbinnen leerlingen zich optimaal kunnen ontwikkelen en waarin leerlingen zich vrij kunnen uiten. Ook bij ISNO-scholen moet zorgvuldig worden omgegaan met persoonlijke onderwerpen en thema’s die een fijngevoelige benadering vragen. Deze verantwoordelijkheid geldt immers voor alle scholen, ook voor scholen die invulling geven aan religieuze activiteiten en voorschriften.
Deelt u de mening dat dit indruist tegen de integriteit van het lichaam, privacy en de normen en waarden waar we in Nederland voor staan? Zo ja, wat gaat u tegen dit beleid van ISNO doen?
Ja, ik vind dat dergelijke regels inderdaad veel te ver gaan. In het kader van de zorgplicht sociale veiligheid hebben alle scholen in Nederland de plicht zorg te dragen voor de psychische, fysieke en sociale veiligheid van alle leerlingen, daar beleid op te voeren en de veiligheid te monitoren. De inspectie heeft mij laten weten naar aanleiding van dit signaal contact te hebben gehad met ISNO. Het bestuur geeft aan dat de gewraakte passage niet handig geformuleerd was, ook niet vanuit hun eigen islamitische waarden. Tevens heeft het bestuur aangegeven dat de passage niet de geldende praktijk beschrijft. Er is namelijk geen verplichting tot melding voor leerlingen of docenten. ISNO heeft aangegeven de passage te schrappen.
Scholen hebben de vrijheid om schoolregels vast te stellen die gebaseerd zijn op de grondslag van de school, maar die regels moeten binnen de normen blijven die gelden ten aanzien van sociale veiligheid. Het is immers van het allergrootste belang dat schoolregels nooit of te nimmer de veiligheid en het welzijn van leerlingen aantasten. Ik zie het als mijn grote verantwoordelijkheid en plicht daarvoor te waken.
Wat vindt u van de identiteitsregels van ISNO, die beschreven staan in het artikel? Deelt u de mening dat deze regels indruisen tegen onze vrije democratische waarden, dat ze de ontplooiing van kinderen en met name meisjes in de weg staan? Zo ja, waarom heeft de Inspectie van het Onderwijs hiertegen dan nog geen actie ondernomen? Zo nee, waarom niet?
Ja, dergelijke regels lijken in te druisen tegen de vrije democratische waarden die we in het onderwijs zouden moeten uitdragen. Een bericht als dit geeft mij veel ongemak, omdat ik mij kan voorstellen dat dit de sociale veiligheid van meisjes negatief zou kunnen beïnvloeden. Zoals in antwoord 3 aangegeven, heeft de inspectie contact gehad met ISNO naar aanleiding van deze regels. Het bestuur heeft erkend dat de gewraakte passage niet handig geformuleerd was, ook niet vanuit hun eigen islamitische waarden. ISNO heeft aangegeven de passage te schrappen.
Wanneer sociale veiligheid in het geding is, hebben ouders en leerlingen ook zelf de mogelijkheid om melding te doen van eventuele ongewenste situaties. Dat kan bij de vertrouwenspersoon van de school of het bevoegd gezag. Zo nodig kan ook contact worden opgenomen met een vertrouwensinspecteur van de inspectie. Ook kan OCW zelf de inspectie verzoeken onderzoek te doen en contact opnemen met de gemeente en/of het schoolbestuur. Daarnaast biedt de uitbreiding van het bestuurlijk instrumentarium ook mogelijkheden om steviger in te grijpen wanneer wordt gehandeld in strijd met de zorgplicht voor veiligheid van leerlingen. Hierover heb ik uw Kamer eerder al geïnformeerd2.
Is dit een casus waar ook contact over is met de gemeente en zo nodig de Taskforce problematisch gedrag van SZW voor wordt ingeschakeld? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Ik zal inderdaad contact opnemen over deze casus met deze gemeente. Er is geen contact tussen de gemeente en de Taskforce Problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering.
Deelt u de stellingname dat onderwijs niet alleen als taak heeft het bijbrengen van kennis en kunde maar zeker ook het overbrengen van onze democratische waarden en vrijheden? Deelt u de mening dat de identiteitsregels van ISNO hier tegenin druisen en kansenongelijkheid in de hand werken omdat kinderen onvoldoende of niet worden voorbereid op het volwaardig meedoen in onze samenleving?
Ik onderschrijf de stellingname dat het bevorderen van onze democratische waarden en vrijheden een taak is van het onderwijs volledig. Dat staat ook in de wet: alle scholen dienen actief invulling te geven aan de bevordering van actief burgerschap en sociale cohesie. Het bevorderen van respect voor en kennis van de basiswaarden van onze democratische samenleving is daar onderdeel van. Als dit bij een school niet het geval is dan heeft de inspectie hiervoor diverse mogelijkheden ter beschikking, die variëren van gesprekken tot het doen van onderzoek, of het nemen van bekostigingsmaatregelen.
Hoe waarborgt u dat er bij de ISNO scholen geen antidemocratisch en anti-integratief onderwijs wordt gegeven?
Net als elke school dienen ook de scholen die vallen onder het ISNO actief burgerschap en sociale cohesie op doelgerichte en samenhangende wijze te bevorderen. Daarbij moet het onderwijs zich herkenbaar richten op respect voor en kennis van de basiswaarden van de democratische rechtstaat, zoals de gelijkwaardigheid tussen man en vrouw, de universeel geldende fundamentele rechten en vrijheden van de mens. En ook op het bijbrengen van kennis over en respect voor verschillen in godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, afkomst, geslacht, handicap of seksuele gerichtheid. De inspectie waarborgt dat er geen antidemocratisch en anti-integratief onderwijs wordt gegeven door schoolbezoeken, onderzoeken en door signalen op te volgen. In dit geval heeft de inspectie het hele identiteitsbeleid zoals dat op de website stond besproken met het bestuur. Dit heeft er ertoe geleid dat de gewraakte passage wordt verwijderd en – belangrijker nog – dat er niet meer actief gevraagd wordt of actief gemeld moet worden aan de juf dat een meisje ongesteld is.
Welke mogelijkheden heeft u om toezicht te houden en in te grijpen bij dergelijke praktijken?
Bij deze praktijken spelen de wettelijke zorgplicht sociale veiligheid, de opdracht tot bevordering van burgerschap en daaraan gerelateerde kerndoelen een rol. De inspectie ziet er op toe dat scholen daaraan actief invulling geven. De inspectie treedt wanneer nodignadrukkelijk op. Dit kan in de vorm van het doen van een specifiek onderzoek, signalering van problematische situaties, opdracht geven tot herstel en – als herstel uitblijft – het treffen van een bekostigingssanctie. Daarnaast biedt de beoogde uitbreiding van het bestuurlijk instrumentarium mij de mogelijkheid om sneller zelf in te grijpen bij een school die de veiligheid of burgerschapsopdracht niet op orde heeft. Ik verwacht de wet snel in uw Kamer te kunnen bespreken.
In hoeverre hebt u zicht op het onderwijs dat geboden wordt op Koranscholen (waar kinderen in het weekend naartoe gaan)? Hoe waarborgt u dat er bij zulke informele onderwijsplekken geen antidemocratisch en anti-integratief onderwijs wordt gegeven?
Dit kabinet wil bij informeel onderwijs sneller ingrijpen wanneer anti-integratief, antidemocratisch of antirechtsstatelijk wordt geopereerd. Daarom heb ik hierover advies gevraagd aan de Landsadvocaat. Ook breng ik via het meldpunt veiligeles@minocw.nl signalen in kaart over informeel onderwijs waar anti-integratief, antidemocratisch of antirechtsstatelijk wordt geopereerd. Via een campagne zal ik dit meldpunt de komende tijd nader onder de aandacht brengen. Daarnaast breng ik, omdat formeel en informeel onderwijs vaak raakvlakken hebben, met scholen en schoolleiders in kaart wat op reguliere scholen de gevolgen zijn van informele onderwijsplekken die antidemocratisch en anti-integratief onderwijs verzorgen. Op deze manier krijg ik meer handvatten om ook via het reguliere onderwijs meer zicht te krijgen op de praktijk die zich in het informele onderwijs afspeelt. Ik zal binnenkort met uw Kamer delen wat deze inspanningen hebben opgeleverd.
Hoe zorgt u ervoor dat orthodoxe islamitische scholen burgerschapsonderwijs geven van voldoende kwaliteit, waarin o.a. wordt verteld over verschillende religies en levenswijzen?
Zoals hierboven al aangegeven hebben alle scholen de plicht actief burgerschap en sociale cohesie op doelgerichte en samenhangende wijze te bevorderen. Daarbij moeten scholen zich herkenbaar richten op respect voor en kennis van de basiswaarden van de democratische rechtstaat en de universeel geldende fundamentele rechten en vrijheden van de mens alsmede op het bijbrengen van kennis over en respect voor verschillen in godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, afkomst, geslacht, handicap of seksuele gerichtheid. Alle besturen en hun scholen dienen dus te zorgen voor burgerschapsonderwijs dat aan de wet voldoet. Ik zie het als mijn plicht om hier de volle aandacht voor te hebben. Het is daarnaast aan de inspectie om hierop toe te zien. De inspectie reageert ook op signalen, onder meer als leerlingen, ouders of leraren melding maken van situaties die in strijd zijn met de wet. Aanvullend heb ik al eerder aangegeven dat ik, door de inrichting van een onafhankelijk meldpunt, meldingen van misstanden door leerlingen, ouders en leraren wil vergemakkelijken. Ook de uitbreiding van het bestuurlijk instrumentarium kan hierbij helpen.
Het bericht ‘Streep door Haarlems Tsjaikovski en Stravinsky-festival: ‘Dit lijken wel Sovjetpraktijken’? |
|
Ruben Brekelmans (VVD), Pim van Strien (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Streep door Haarlems Tsjaikovski en Stravinsky-festival: «Dit lijken wel Sovjetpraktijken»»?1
Ja.
Deelt u de mening dat Nederland en Europa bij het treffen van sancties en andere maatregelen tegen Rusland vanwege de aanval op Oekraïne, met die maatregelen zoveel mogelijk druk moeten zetten op de Russische staat, maar waar mogelijk duidelijk moeten maken dat het geen afkeer of afwijzing van de Russische bevolking of de Russische cultuur betreft?
Die mening deel ik. Wij keuren de agressie van de Russische Staat tegen Oekraïne ten zeerste af. Dat betekent natuurlijk niet dat we de Russische bevolking of Russische cultuur afwijzen. Juist in deze tijd moet er alle ruimte zijn om elkaars cultuur te kunnen beleven. Cultuur kan bijdragen aan wederzijds begrip en verbondenheid. Daarbij verwijs ik tevens naar de brief die ik op woensdag 9 maart jl. aan uw Kamer heb gestuurd inzake dit onderwerp2. Daarin heb ik onder meer opgeroepen om ruimte te blijven bieden aan individuele Russische kunstenaars in Nederland, om de verbindende kracht van kunst en cultuur te kunnen blijven benutten. Het is belangrijk om juist in deze tijd goede contacten met kunstenaars en journalisten in de Russische Federatie en Belarus te blijven onderhouden.
Deelt u de mening dat een brede afwijzing van iedere uiting van de Russische cultuur Poetin uiteindelijk in de kaart kan spelen, omdat hij dan kan claimen dat Westerse landen simpelweg anti-Russisch zijn, los van wat Rusland doet in Oekraïne?
Ik ben van mening dat we uitingen van de Russische cultuur en door Russische culturele makers zoveel mogelijk los moeten zien van de handelwijze van Rusland jegens Oekraïne, tenzij duidelijk is dat de bewuste culturele uiting gebruikt wordt als propaganda voor het Russische regime.
Deelt u de mening dat de Russische taal, cultuur, en geschiedenis een onlosmakelijk onderdeel zijn van de Europese geschiedenis en culturele rijkdom?
Inderdaad, die mening deel ik. Het staat buiten kijf dat de Russische taal en cultuur van onschatbare waarde zijn en veel hebben toegevoegd aan de Europese culturele rijkdom. De Russische geschiedenis is onlosmakelijk verbonden met die van Europa.
Deelt u de mening dat bij het aanpassen van programmeringen van Russische kunst en cultuur, door Nederlandse instellingen, een onderscheid gemaakt moet worden tussen samenwerking met aan de staat gelieerde instellingen, zoals de Hermitage, en uitingen van Russische cultuur, waarbij die link met de Russische staat er niet is?
Die mening deel ik. In mijn Kamerbrief van 9 maart jl. roep ik samen met de ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op tot opschorting van formele en institutionele samenwerkingen met de overheid in de Russische Federatie en Belarus, evenals met de aan hen gelieerde culturele instellingen. Tegelijkertijd roepen we op om ruimte te blijven bieden aan individuele Russische en Belarussische kunstenaars.
Ik laat het op dit moment aan Nederlandse instellingen zelf om hun programmering al dan niet aan te passen naar eigen inzicht. Ik wil daar niet in treden. Daarbij verwijs ik echter wel naar mijn antwoorden op vragen 2 en 3.
Bent u bereid om met de relevante sectoren in gesprek te gaan over de wijze waarop in het licht van bovenstaande, effectief druk gezet kan worden op de Russische staat zonder dat afkeer of afwijzing van de Russische bevolking of de Russische cultuur wordt aangewakkerd?
Het is belangrijk dat de neiging tot afwijzing van de Russische cultuur, mogelijk ingegeven door nieuwsberichten over de oorlogshandelingen van Rusland tegen Oekraïne, niet wordt aangemoedigd. Ik ben en blijf met de culturele sector in gesprek over de actuele stand van zaken rond de oorlog in Oekraïne en wat de beste manier is om daar mee om te gaan. Daarbij is mijn uitgangspunt dat het gezamenlijk beleven van culturele activiteiten verbindend is en voor wederzijds begrip kan zorgen.
Noodvisa voor journalisten door de situatie in Oekraïne |
|
Marieke Koekkoek (D66) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het feit dat er in Oekraïne ook Russische en Wit-Russische journalisten wonen, die uit angst voor repressies al eerder hun thuislanden zijn ontvlucht naar Oekraïne?
Ja.
Erkent u dat deze journalisten dreigen gevaar te lopen nu Oekraïne is binnengevallen door Russische en Wit-Russische gevechtstroepen? Hoe beoordeelt u het gevaar dat deze journalisten in handen komen van het Russische en Wit-Russische regime en worden gearresteerd?
Iedereen die momenteel in Oekraïne verblijft loopt gevaar. Het kabinet heeft reden aan te nemen dat deze groep in het bijzonder gevaar loopt in de gebieden in handen van het Russische leger. Journalisten in deze gebieden kunnen mogelijk gearresteerd worden.
Erkent u dat Russische en Wit-Russische journalisten die verblijven in Oekraïne geen aanspraak kunnen doen op een automatische verblijfsvergunning in de Schengen-unie, zoals Oekraïense burgers?
Bij de beantwoording van deze vraag gaan wij ervan uit dat wordt gedoeld op de EU-Tijdelijke beschermingsrichtlijn. Op 4 maart 2022 is deze richtlijn ten aanzien van ontheemden uit Oekraïne geactiveerd, ook om als EU gezamenlijk een veilige haven te bieden aan hen die het conflict ontvluchten. In artikel 2 lid 1 onder b van het uitvoeringsbesluit van de Raad (no. 2022/382) is neergelegd dat de tijdelijk bescherming (onder meer ook) van toepassing is op onderdanen van andere derde landen dan Oekraïne die vóór 24 februari 2022 in Oekraïne internationale bescherming genoten. Een nagenoeg gelijksoortige bepaling is in het besluit opgenomen ten aanzien van staatlozen en onderdanen van andere derde landen dan Oekraïne die kunnen aantonen dat zij vóór 24 februari 2022 legaal in Oekraïne verbleven op basis van een geldige permanente verblijfsvergunning die overeenkomstig Oekraïens recht is afgegeven, en die niet in staat zijn in veilige en duurzame omstandigheden naar hun land of regio van oorsprong terug te keren. Aanvullend biedt de richtlijn de lidstaten de mogelijkheid om de groep waarop de richtlijn van toepassing is, uit te breiden. Het kabinet zal u hierover op korte termijn nader informeren.
Bent u bekend met het beleid van Kosovo, dat heeft toegezegd om aan 20 journalisten uit Oekraïne een 6 maanden-verblijfsvergunning en onderdak te bieden?
Ja.
Is Nederland, als voorzitter van de Media Freedom Coalition en voortrekker op het gebied van persvrijheid, bereid om het voorbeeld van Kosovo te volgen en 20 noodvisa aan te bieden aan Wit-Russische en Russische journalisten die in Oekraïne wonen?
Vrijheid van meningsuiting, met een focus op persvrijheid, is het fundament voor een goed functionerende democratie. De veiligheid van journalisten is voor groot belang voor een vrije pers. Zoals in de beantwoording van vraag 3 aangegeven, heeft de EU op 4 maart jl. de Tijdelijke beschermingsrichtlijn ingesteld ten aanzien van Oekraïners die het conflict zijn ontvlucht, en kunnen ook specifieke groepen derdelanders onder de reikwijdte van deze richtlijn vallen. Op deze wijze biedt de EU een veilige haven voor iedereen die het conflict ontvlucht. Voor mensenrechtenverdedigers en journalisten die niet onder deze richtlijn vallen geldt dat Nederland in het kader van het Shelter City-programma jaarlijks ongeveer 30 mensenrechtenverdedigers (waaronder journalisten) tijdelijke opvang, training en veiligheid biedt. Ook draagt Nederland EUR 2 miljoen bij aan een fonds gericht op de bescherming van journalisten in nood. In specifieke situaties beziet het kabinet of specifieke oplossingen mogelijk zijn. Daarnaast werkt Nederland aan het steunen van Russischtalige onafhankelijke media en journalisten buiten Rusland, o.a. door verblijfmogelijkheden in Nederland. Vanwege de veiligheid van deze personen kan het kabinet hierover geen nadere mededelingen doen.
Kan dit via de ambassade in Polen georganiseerd worden, aangezien Wit-Russische en Russische journalisten uit Oekraïne zelf Polen kunnen bereiken?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u daarbij aangeven op welke termijn dit gerealiseerd zou kunnen worden?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bekend met het artikel ««Ukrainians go first»: How black and brown people are struggling to escape the Russian invasion» van Euronews?1
Ja.
Erkent u dat naast Oekraïners ook mensen met een andere nationaliteit in Oekraïne verblijven, waaronder veel Afrikaanse studenten, die gevaar dreigen te lopen nu Oekraïne is binnengevallen?
Ja, het kabinet erkent dat naast Oekraïners ook mensen met een andere nationaliteit dan de Oekraïense nationaliteit gevaar dreigen te lopen.
Kunt u bevestigen dat mensen zonder EU-visum, dus zonder Oekraïense of EU-paspoort, geweigerd worden aan de Europese buitengrenzen?
De EU-Lidstaten die grenzen aan Oekraïne- Polen, Slowakije, Hongarije en Roemenië- hebben aangegeven dat iedereen die uit Oekraïne vlucht ongeacht de nationaliteit de grens over mag steken en zo toegelaten wordt tot de EU.
Klopt het dat de richtlijn tijdelijke bescherming (2001) ook opgaat voor vluchtelingen uit Oekraïne zonder EU-visum?
Zoals ook reeds aangehaald in het antwoord op vraag 3 is in artikel 2 lid 1 onder b van het uitvoeringsbesluit van de Raad van 4 maart 2022 neergelegd dat de tijdelijk bescherming van toepassing is op onderdanen van andere derde landen dan Oekraïne die vóór 24 februari 2022 in Oekraïne internationale bescherming genoten. Voor uitgebreidere toelichting over de toepassing van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming, verwijs het kabinet u naar de Kamerbrief over aanpak opvang vluchtelingen uit Oekraïne van 17 maart jl.
Is Nederland bereid er in woord en daad voor te zorgen dat alle mensen die Oekraïne ontvluchten, ongeacht nationaliteit, gender en religieuze overtuiging in Europa een veilig heenkomen kunnen vinden? Welke stappen zal Nederland daarvoor nemen?
Ter beantwoording van deze vraag verwijzen wij naar de Kamerbrief van 8 maart 2022 over de bespreking en activering van de Richtlijn tijdelijke bescherming op de JBZ-Raad van 3 en 4 maart 2022. Oekraïense onderdanen en derdelanders die internationale bescherming of gelijkwaardige nationale bescherming genieten in Oekraïne, komen in aanmerking voor tijdelijke bescherming, net als hun familieleden. Voor derdelanders of staatlozen die kunnen aantonen dat ze legaal in Oekraïne verbleven op basis van een geldige permanente verblijfsvergunning en die niet in staat zijn om terug te keren naar hun land of regio van herkomst, hebben de lidstaten de keuze om tijdelijke bescherming of een passende nationale status toe te kennen. Het staat lidstaten vrij om de richtlijn ook op andere derdelanders toe te passen. Over de implementatie van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming verwijst het kabinet uw Kamer naar de Kamerbrief van 17 maart jl. over de opvang van vluchtelingen uit Oekraïne.
Zal Nederland daarom in Raadsverband pleiten tijdelijke bescherming te bieden aan alle mensen die Oekraïne ontvluchten en dit ook afdwingbaar te maken?
Zie antwoord vraag 12.
Is Nederland bereid extra mankracht naar de Europese buitengrenzen te sturen om 1) te ondersteunen bij het verwerken van de grote groepen vluchtelingen uit Oekraïne en 2) ter controle dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen mensen die Oekraïne ontvluchten op basis van nationaliteit, gender en religieuze overtuiging, in samenwerking met andere Europese lidstaten en het EU Asylum Agency?
Lidstaten van de Europese Unie zijn primair zelf verantwoordelijk voor de uitvoering van grensbewaking. Voor het kabinet staat echter buiten kijf dat bij grensbeheer van zowel onze eigen grenzen als de gemeenschappelijke Europese buitengrenzen internationaal en Europees recht gerespecteerd dient te worden. De Commissie ziet, als hoedster van de verdragen, toe op de naleving van Europees recht door de lidstaten. De Europese Agentschappen Frontex en het EU Asielagentschap (EUAA) staan paraat om lidstaten die grenzen aan Oekraïne te ondersteunen, waar zij aangeven dat nodig te hebben. Het kabinet staat er voor open om bijdragen te leveren aan deze agentschappen als zij om ondersteuning vragen. Zoals uw Kamer bekend kan inzet van de agentschappen alleen plaatsvinden als een lidstaat hierom verzoekt.
Zal Nederland in Raadsverband pleiten voor verplichte relocatie van alle vluchtelingen uit Oekraïne en daarbij zelf ook de daad bij het woord voegen?
De Richtlijn Tijdelijke bescherming voorziet niet in dwingende feitelijke verdeling van de tijdelijk beschermden over de lidstaten. De richtlijn biedt wel de mogelijkheid om tijdelijk beschermden uit andere EU-lidstaten te laten overkomen. Voor toelichting t.a.v. herverdeling in het kader van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming verwijst het kabinet naar de Geannoteerde Agenda voor de ingelaste JBZ die uw Kamer 21 maart jl. toeging. Het kabinet is nu volop bezig om het aantal opvangplekken op te schalen om de autonome stroom naar NL op te kunnen vangen.
De tegemoetkomingsregeling van 5000 euro voor (oud-)gymsporters en het artikel Stringente criteria voor aanvraag tegemoetkoming turnleed. Slachtoffers moeten relaas doen bij speciale commissie |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wie is betrokken bij de totstandkoming van schaderegelingen en tegemoetkomingen voor slachtoffers? Welke organisaties zijn specifiek betrokken bij de totstandkoming van de tegemoetkomingsregeling van 5.000 euro voor (oud-)turnsters (m/v)? Is hier ook een rol voor het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport?1
De Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie (KNGU) heeft het Centraal Bureau Klachtenmanagement in de Zorg (CBKZ) de opdracht gegeven een tegemoetkomingsregeling voor (oud)sporters te ontwerpen en uit te voeren. Daarin staan erkenning van het aangedane leed en in het verlengde daarvan een financiële tegemoetkoming centraal. Bij de totstandkoming van deze regeling zijn diverse partijen geraadpleegd waaronder NOC*NSF en vertegenwoordigers uit de turn- en gymsport. Ook is er een klankbordgroep met (oud)turnsters. Het Ministerie van VWS ondersteunt de sportsector in de ondersteuningskosten bijbehorend aan de tegemoetkoming, zoals slachtofferhulp. De feitelijke tegemoetkoming wordt uitgekeerd door de KNGU en gefinancierd door de KNGU en NOC*NSF. Het verloop van de tegemoetkoming wordt zorgvuldig gemonitord en op korte termijn zal ik hierover spreken met de betrokken partijen.
Waarom is gekozen voor een relatief korte periode van openstelling van de regeling (van 1 maart t/m 30 september 2022)? Waarom wijkt deze af van de looptijd van bijvoorbeeld de regeling die is ingesteld naar aanleiding van het rapport van commissie De Winter over slachtoffers van geweld in de jeugdzorg?
De openstellingsperiode is vastgesteld op basis van de wensen van de (oud)sporters zodat aanvragen op korte termijn worden behandeld. De verwachting is dat dit voldoende is voor de tegemoetkoming aan (oud)turnsters die een veel kleinere scope heeft dan de regeling voor slachtoffers in de jeugdzorg. Het verloop van de tegemoetkoming wordt zorgvuldig gemonitord. Mocht blijken dat afhandeling binnen deze termijn niet haalbaar is, dan treden de betrokken partijen in overleg voor een mogelijke verlenging.
Wordt er voldoende ruchtbaarheid gegeven aan de regeling en de periode tot wanneer de aanvraag ingediend kan worden? Zo ja, op welke manieren? Worden (oud-)sporters actief aangeschreven? Is hier een rol voor het Ministerie van VWS?
De KNGU besteedt op verschillende manieren aandacht aan communicatie over de tegemoetkoming. De KNGU heeft alle sporters geïnformeerd die hebben aangegeven interesse te hebben. Daarnaast is online via de website en social media van de KNGU aandacht voor de regeling. Ook is er een onepager om het proces uit te leggen en om te delen via email en WhatsApp. Tevens informeert het Centrum Veilige Sport Nederland melders over de regeling indien van toepassing.
Ik zie ook dat in de media aandacht is voor dit onderwerp. Mocht blijken dat het aantal aanvragen achterblijft dan ben ik uiteraard bereid om te kijken welke rol het Ministerie van VWS daarin kan spelen.
Waarom geldt als voorwaarde dat er enkel aanspraak op de tegemoetkoming kan worden gemaakt als een turnster deel uitmaakte van een selectie voor hoogste (inter-)nationale competities? Bent u het ermee eens dat het aannemelijk is dat ook andere turnsters die bijvoorbeeld deel uitmaakten van regionale selecties, met grensoverschrijdend gedrag in aanraking zijn gekomen? Zo ja, waarom dan dit onderscheid?
De tegemoetkoming is in lijn met de aanbeveling uit het rapport «Ongelijke leggers» waarin het volgende staat: «Slachtoffers die zich met name bevinden onder de groep oud-sporters die deelnamen aan de hoogste (inter)nationale competities en langdurig onderworpen zijn geweest aan een situatie van (meer dan) dertig trainingsuren per week ondervonden en ondervinden volgens de literatuur, experts en gymsporters zelf, schade van wat zij in de gymsport hebben meegemaakt.» Dezelfde criteria zijn overgenomen in het advies van de adviescommissie Integriteit en Ethiek van NOC*NSF. Op basis hiervan heeft de sportsector de tegemoetkomingsregeling vorm gegeven. Het is echter niet uit te sluiten dat ook andere turnsters te maken hebben gehad met grensoverschrijdend gedrag. Het CBKZ neemt de aanvragen in behandeling, ook bij situaties waarbij niet de norm van 30 trainingsuren per week is gehaald, maar wel op hoog niveau is gesport.
Waar is de voorwaarde op gebaseerd dat een sporter moet kunnen aantonen ministens 30 trainingsuren per week gemaakt te hebben over een langere periode? Betekent dit dat (oud-)turnsters die (een paar uur) minder dan 30 uur per week trainden geen tegemoetkoming kunnen krijgen?
Zie antwoord vraag 4.
Waarom wordt de voorwaarde gesteld dat een oud-turnster minimaal twee jaar met grensoverschrijdend gedrag geconfronteerd dient te zijn? Betekent dit dat een aanvraag wordt afgewezen als een (oud-)turnster bijvoorbeeld anderhalf jaar te maken heeft gehad met grensoverschrijdend gedrag?
Het rapport «Ongelijke Leggers» beschrijft dat oud-sporters schade ondervinden die langdurig zijn onderworpen aan grensoverschrijdend gedrag. Om die reden is gekozen voor de huidige termijn. Over de beoordeling van de aanvragen besluit de onafhankelijke commissie van het CBKZ. De KNGU en NOC*NSF hebben deze commissie vooraf meegegeven ruimhartig te zijn.
Bent u het ermee eens dat het voor slachtoffers traumatisch kan zijn om hun verhaal uitgebreid uit de doeken te moeten doen met een commissie die de aanvragen beoordeelt? Waarom is gekozen voor deze werkwijze? Waarom is niet – net als bij de aanvragen voor de tegemoetkoming van slachtoffers van geweld in de jeugdzorg – gekozen om de aanvraag schriftelijk af te handelen?
Het proces voor het aanvragen van een tegemoetkoming kan een enorme belasting zijn. Daarom biedt Slachtofferhulp Nederland hulp bij het aanvragen van deze tegemoetkoming. Ondanks dat realiseer ik mij dat het opnieuw moeten vertellen van de gebeurtenissen enorme impact kan hebben. In het gesprek met de commissie bepalen de (oud)turnsters zelf wat zij vertellen. Per aanvraag wordt gekeken naar de mogelijkheden en eventuele alternatieven. Het idee achter een mondelinge toelichting is dat het CBKZ uit ervaring met eerdere regelingen heeft aangegeven dat een gesprek met een commissie voor slachtoffers juist bij kan dragen aan de erkenning.
Bent u het ermeee eens dat bovenstaande criteria drempelverhogend zijn?
Ik ben mij ervan bewust dat het aanvraagproces, in welke vorm dan ook, heel belastend kan zijn voor de aanvrager. De betrokken partijen en het CBKZ hebben met de beste intenties gekozen voor het huidige proces, zie ook antwoord 7. Het CBKZ, de KNGU en NOC*NSF monitoren de aanvragen nauwlettend evenals de signalen die over de regeling binnen komen. Mochten de aantallen achter blijven bij de verwachting of veel signalen binnenkomen over de procedure is afgesproken dat er overleg zal plaatsvinden. Hierover is ook contact met een klankbordgroep van (oud)turnsters. Ik ben voornemens om op korte termijn te spreken met de betrokken partijen over de tegemoetkomingsregeling en de binnengekomen signalen.
Hoe kan een (oud-)turnster «aanwijzingen» laten zien om het grensoverschrijdend gedrag aannemelijk te maken? Waar wordt aan gedacht?2
Aan het einde van het aanvraagformulier wordt gevraagd of er aanvullende informatie beschikbaar is die de commissie kan helpen om een beter beeld te krijgen van het grensoverschrijdende gedrag en de impact daarvan. Er wordt gevraagd minimaal 1 document toe te voegen. Deze documenten zijn bij naam genoemd om de aanvrager een idee te geven wat deze zou kunnen aandragen. Hierbij kan gedacht worden aan:
informatie over eerdere meldingen van grensoverschrijdend gedrag, zoals een bewijs van contact met CVSN over het grensoverschrijdend gedrag. Dit bewijs is op te vragen via centrumveiligesport@nocnsf.nl;
een brief van een vertrouwenspersoon die is hebt ingeschakeld;
een of meerdere getuigenverklaring(en);
een verklaring van iemand die weliswaar geen getuige is geweest maar wel iets kan verklaren over het grensoverschrijdende gedrag, zoals een ouder of ander familielid;
een document waaruit blijkt dat er voor de gevolgen van het grensoverschrijdend gedrag een behandeling is geweest;
een uitspraak van een civiele, tuchtrechter of strafrechter;
informatie over aangifte van grensoverschrijdend gedrag bij de politie;
andere documenten waaruit iets van het van het leed door het grensoverschrijdend gedrag blijkt, bijvoorbeeld met informatie over een lopende procedure.
Op de site van de regeling wordt gesproken over «ondersteunende documenten», maar wordt er voldoende rekening gehouden met het gegeven dat het hier om gebeurtenissen gaat bij vaak jonge kinderen? Bent u het ermee eens dat onmogelijk van hen verwacht kan worden dat ze zaken en situaties schriftelijk hebben bijgehouden?
Ja, om die reden worden diverse mogelijkheden opgesomd en is er ook een gesprek met de commissie. Hier geldt coulance. Daar waar geen schriftelijke informatie is kan een mondelinge toelichting ook voldoende zijn.
Hoe verhouden deze criteria en werkwijze zich tot de aanbeveling van de adviescommissie integriteit en ethiek van sportkoepel NOC*NSF, waarin «ruimhartigheid» wordt bepleit alsmede een hardheidsclausule voor andere schrijnende situaties buiten het topturnen?
De criteria komen overeen met de aanbeveling uit het rapport «Ongelijke leggers» en het advies van de adviescommissie Integriteit en Ethiek. Door zowel KNGU als NOC*NSF is in de gesprekken met CBKZ meegegeven dat zij het belangrijk achten dat aan de aanbeveling en het advies recht wordt gedaan. Om die reden is er ook een hardheidsclausule opgenomen in de regeling. De hardheidsclausule houdt in dat de commissie van het CBKZ een bepaling uit de regeling geheel of gedeeltelijk buiten toepassing kan verklaren indien dit tot onbillijke of onredelijke gevolgen voor de aanvrager zou leiden.
Hoeveel aanvragen worden naar verwachting ingediend? Is er voldoende personeel om alle aanvragen daadwerkelijk binnen 12 weken af te handelen? Hoe wordt voorkomen dat – net als bij de commissie De Winter – het aantal aanvragen flink wordt onderschat en wachttijden zullen oplopen?
Er is gesproken met de onderzoekers van het rapport «Ongelijke leggers» over de te verwachten omvang van de groep. Op basis van die inschatting is het huidige proces ingericht. Indien meer aanvragen komen dan verwacht zal tijdig het effect op een mogelijke verlenging en duur van de openstelling van de regeling gecommuniceerd worden.
Hoe verklaart u het dat er nog steeds onduidelijkheid is of er achteraf nog inkomstenbelasting moet worden betaald over deze tegemoetkoming?3 Bent u het ermee eens dat dergelijke regelingen vrijgesteld zouden moeten worden, of dat anders het bedrag verhoogd dient te worden zodat de netto ontvangst tenminste 5.000 euro is? Bent u het met ons eens dat deze onduidelijkheid een verkeerd signaal geeft over de gemaakte excuses?
Ik ben het met u eens dat het onwenselijk is dat een dergelijke tegemoetkoming nadelig effect heeft. Ik heb inmiddels van de Belastingdienst vernomen dat de tegemoetkoming niet tot het verzamelinkomen behoort en daarmee geen doorwerking heeft op hoogte van inkomsten, toeslagen of uitkeringen. De Belastingdienst zal hierover de KNGU op korte termijn nader informeren.
Waarom is hier pas op 1 mei 2022 duidelijkheid over en is dit niet van te voren geregeld?
Zie antwoord vraag 13.
In navolging van de vorige vragen: Hoe verklaart u het dat nog steeds onduidelijkheid is over de gevolgen van de regeling voor toeslagen? Bent u het met ons eens dat dergelijke tegemoetkomingen geen nadelige gevolgen mogen hebben op toeslagen?
Zie antwoord vraag 13.
Bent u het ermee eens dat het zeer onwenselijk is dat het van de individuele gemeente afhangt of de ontvangen tegemoetkoming tot een korting op de uitkering leidt? Bent u bereid hierover afspraken te maken met de VNG of afzonderlijke gemeentes?
Zie antwoord vraag 13.
Hoe kijkt u naar het advies van de opvolgingscommissie waarin wordt geconstateerd dat het nazorgprogramma van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) waardevol is, maar dat dit programma zowel geografisch als in volume beperkingen heeft? Bent u bereid om de mogelijkheden tot nazorg uit te breiden? Zo ja, hoe?
Met het UMCG is afgesproken dat ze een behandelaanbod opleveren na doorontwikkeling van de behandeling voor (oud)sporters. Hierdoor kunnen ook andere zorginstellingen de behandeling aanbieden voor vergelijkbare groepen. Daarnaast zijn er, naast het UMCG, ook alternatieven elders in het land beschikbaar voor deze groep. Qua volume is het UMCG tot op heden nog niet tegen beperkingen opgelopen. Bovendien is het een mogelijkheid om een gedeelte van de behandeling van het UMCG online te volgen.
Hoe gaat u, samen met de sportsector, aan de slag met de overige aanbevelingen uit het Verinorm-rapport?
Ik ondersteun de sportsector financieel om de aanbevelingen uit het Verinorm rapport «Ongelijke leggers» te implementeren. De KNGU rapporteert op haar website over de voortgang.4
Het Cornelius Haga Lyceum |
|
Bente Becker (VVD), Mariëlle Paul (VVD) |
|
Dennis Wiersma (minister zonder portefeuille onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Kan de Kamer het recente Inspectierapport over de onderwijskwaliteit van het Cornelius Haga Lyceum ontvangen waarin wordt vastgesteld dat het onderwijs op alledrie de afdelingen zeer zwak is?
Het zorgwekkende rapport van 3 januari jl. is op 25 februari jl. door de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) gepubliceerd. Ik zend het mee met deze beantwoording.
Hoe verklaart u de verslechtering die in het afgelopen jaar op de school heeft plaatsgevonden?
Er zijn al langdurig zorgen over de bestuurskwaliteit, wat al erg genoeg is voor de leerlingen. De inspectie concludeert nu ook, in haar rapport van 3 januari 2022, dat de onderwijskwaliteit op alle afdelingen van het Cornelius Haga Lyceum (CHL) zeer zwak is. Daarbij constateert de inspectie ook dat de kwaliteit achteruitgaat. De inspectie constateert dat de school terug bij af is, omdat veel beleidsvoornemens niet zijn gerealiseerd of geborgd en omdat de schoolorganisatie sinds het begin van schooljaar 2021–2022 grotendeels uit nieuwe mensen bestaat. Dit verklaart de inspectie in haar rapport vooral uit de vele wisselingen in het docententeam en in de schoolleiding en daarnaast uit de sterke groei van de school en het in gebruik nemen van een tweede locatie.
Deelt u de mening dat het moeilijk is uit te leggen dat al jaren grote zorgen bestaan rond zowel de onderwijskwaliteit als het naleven van de vrije Nederlandse waarden op deze school, maar de school nog steeds open is en leerlingen dus nog steeds niet de juiste kansen krijgen om in vrijheid en met goed onderwijs op te groeien?
Ja. Daarom hebben we in het coalitieakkoord afgesproken om sneller in te grijpen bij scholen die onvoldoende presteren. We hebben een onderwijsstelsel dat schoolbesturen de gelegenheid biedt om tekortkomingen te herstellen. Besturen die daar mee te maken krijgen, nemen dat over het algemeen serieus en weten de tekortkomingen weg te werken.
Bij CHL hadden de in eerdere jaren vastgestelde tekortkomingen grotendeels betrekking op het bestuur van de school. Zo waren er zorgen over de intenties van het bestuur en de houding van de school ten opzichte van de Nederlandse samenleving, wat risico’s met zich meebracht voor de burgerschapsvorming van de leerlingen.
Nu heeft de inspectie een eindoordeel gegeven over de onderwijskwaliteit bij CHL. Indien het onderwijs niet binnen een jaar verbetert, is de maat vol en zal ik ingrijpen. Het is immers niet acceptabel als leerlingen zo lang zeer zwak onderwijs krijgen. Ik en de inspectie zitten er bovenop. Ik voel me hierin gesteund door het coalitieakkoord en er is mij veel aan gelegen dat het onderwijs zo spoedig mogelijk op de goede rit komt.
Zoals aangekondigd in mijn brief van 25 februari jl. heb ik overleg gevoerd met de inspectie, in verband met mogelijke aanvullende stappen die ik kan zetten. Ik heb daarin genoemd dat ik op dit moment twee sporen zie:
Deelt u de mening dat het feit dat een schoolbestuur probeert via de rechter publicatie van het rapport van de inspectie tegen te houden op zich al een teken aan de wand is?
Ja. Het staat iedereen uiteraard vrij om een rechtszaak te starten, maar wanneer een bestuur keer op keer naar de rechter stapt is dat een teken aan de wand. De aandacht van een bestuur moet in eerste plaats uitgaan naar de leerlingen. Het is in het belang van de leerlingen en hun ouders dat resultaten van inspectieonderzoeken zo snel mogelijk openbaar worden.
Waarom krijgt de school richting de Inspectie nog een jaar de tijd om aan te tonen dat verbeteringen zijn doorgevoerd? Zijn er mogelijkheden om dit in het belang van de leerlingen te versnellen?
In mijn brief aan de Kamer van 25 februari heb ik aangekondigd met de inspectie in overleg te treden en mij te beraden op andere stappen. In dit gesprek heb ik het gevoel gedeeld dat de afgelopen jaren kansen zijn gemist om onderzoek te doen en te handhaven. De inspectie taxeert dat anders en heeft aangegeven wat er afgelopen jaren gebeurd is. Ik heb de inspectie verzocht om te voorkomen dat er nog kansen worden gemist, scherp op de kwaliteit te letten en dus niet te gemakkelijk een kans op een extra onderzoek te laten liggen. Ik vind het belangrijk dat de inspectie en ik op dezelfde koers zitten om in het belang van de leerlingen alles te doen om het bestuur en de school te bewegen de kwaliteit op niveau te brengen.
In het vorige inspectierapport over de onderwijskwaliteit (13 april 2021) werd geen eindoordeel gegeven, omdat de veiligheid van leerlingen en het didactisch handelen van leraren niet konden worden beoordeeld.2 In het rapport van 3 januari jl. is voor het eerst een eindoordeel gegeven. Alle afdelingen van CHL zijn nu zeer zwak verklaard. De inspectie heeft daarom CHL de opdracht gegeven om binnen de daarvoor geldende termijn van een jaar te verbeteren. CHL zal, volgens de inspectie, deze tijd hard nodig hebben, gelet op alle tekortkomingen. De al met het bestuur gecommuniceerde termijn kan, volgens hen, niet ingekort worden.
De inspectie houdt de ontwikkelingen nauwgezet in de gaten en informeert mij als blijkt dat er na een jaar sprake is van onvoldoende verbeteringen. Gedurende dat jaar toetst de inspectie de voortgang aan de hand van een toezichtplan waarin verbeterafspraken zijn opgenomen. Zie het antwoord op vraag 3 voor wat ik zelf zal doen.
Ik heb de inspectie dringend verzocht om waar mogelijk kortere termijnen te hanteren voor herstelonderzoeken. Dat had in deze casus te begrijpen geweest. In de tussentijd heb ik de inspectie verzocht tot maximale aanscherpingen als het gaat om zeer zwak onderwijs en de betreffende scholen. In lijn met het coalitieakkoord, wil ik sneller ingrijpen bij scholen die onvoldoende presteren. Ik werk momenteel uit wat daarvoor nodig is en informeer uw Kamer voor de zomer.
Is een bekostigingssanctie wettelijk gezien de enige mogelijkheid of kunt u ook besluiten de school te sluiten en/of het bestuur te vervangen?
De wet- en regelgeving biedt meerdere handhavingsinstrumenten, die kunnen worden ingezet afhankelijk van de situatie. Bij het bevoegd gezag van CHL (Stichting Islamitisch Onderwijs, SIO) zijn of worden ingezet:
Andere opties die de wet biedt en die nog niet zijn ingezet bij SIO:
Bent u bereid de ouders proactief van de zorgen op de hoogte te stellen, zodat zij zelf sneller kunnen besluiten hun kind naar een andere school te laten gaan?
Ja, in gevallen waarin een bestuur zijn wettelijke verplichting niet nakomt om de ouders binnen vier weken na vaststelling van het inspectierapport te informeren over het inspectieoordeel zeer zwak. Het bestuur moet in ieder geval de door de inspectie opgestelde samenvatting van het inspectierapport aan de ouders zenden. SIO heeft de inspectie laten weten dit te hebben gedaan, nadat de inspectie het volledige rapport publiceerde. Het bestuur geeft ook aan maandelijks ouderavonden te organiseren om de ouders te betrekken bij en informeren over de voortgang van de verbeteringen. Ik zend de samenvatting van de inspectie mee met deze beantwoording. Ik zal ook zelf aan ouders en leerlingen mijn zorgen blijven overbrengen, bijvoorbeeld via de medezeggenschapsraad.
Waar gaan de andere rapporten over die nog te verwachten zijn over het Cornelius Haga en welke mogelijke basis is er bij een slechte uitkomst daarvan om toch sneller in te grijpen?
Op 25 maart 2022 heeft de inspectie het rapport over herstelonderzoek bij het bestuur gepubliceerd,4 nadat de rechtbank Den Haag de vordering van het bestuur tot intrekking van het rapport en het opleggen van een verbod op openbaarmaking op 11 maart 2022 ongegrond heeft verklaard. Gelet op de conclusie van dit onderzoek dat aan geen van de herstelopdrachten volledig is voldaan, heeft de inspectie een bekostigingssanctie getroffen. Indien na sanctie(s) van de inspectie onvoldoende herstel heeft plaatsgevonden, informeert de inspectie mij daarover en kan ik een hogere bekostigingssanctie opleggen.
Op 4 april 2022 heeft de inspectie een rapport over de financiële continuïteit (in het kader van het aangepast toezicht financiële continuïteit) gepubliceerd.5 Daarin zijn onder andere afspraken van de inspectie met het bestuur vastgelegd om de uitvoering van het herstelplan van het bestuur te kunnen monitoren. Dit is een tussenrapport en biedt daarom geen basis om sneller in te grijpen.
Op 25 april 2022 heeft de inspectie een rapport gepubliceerd over de opvolging van herstelopdrachten.6 Daarin is vastgelegd dat met het ingezonden jaarverslag 2020 is voldaan aan een eerder gegeven herstelopdracht. Dit rapport biedt geen basis om sneller in te grijpen.
Nog te verwachten rapporten zijn het rapport over een verricht specifiek onderzoek naar afsluiting van het onderwijs en een nog te verrichten specifiek onderzoek naar registratie en melding aan- en afwezigheid van leerlingen. Op de uitkomsten en mogelijkheden om op basis daarvan in te grijpen kan ik niet vooruit lopen.
Wat is de stand van zaken rond de aanvragen voor twee nieuwe Islamitische scholen in Amsterdam waarover u binnenkort moet beslissen?
Op 31 mei jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van de eerste aanvraagronde van de nieuwe stichtingssystematiek.7
Biedt de wetgeving u inmiddels voldoende basis om oprichting van een school te voorkomen ofwel een school te sluiten waarbij gerede twijfels bestaan over het kunnen voldoen aan de kwaliteit van onderwijs en/of het invullen van de burgerschapsopdracht door het bestuur? Zo nee, bent u bereid met spoed deze benodigde wetgeving alsnog bij het parlement aanhangig te maken?
Ik kan besluiten een initiatief voor de start van een nieuwe school niet voor bekostiging in aanmerking te laten komen, onder andere wanneer het initiatief niet de kwaliteitstoets van de inspectie doorstaat. De inspectie kijkt daarbij onder andere naar de invulling van de burgerschapsopdracht.
Ik kan de bekostiging van een bestaande school beëindigen wanneer de leerresultaten ernstig en langdurig tekortschieten en het bestuur daarnaast voorschriften (zoals de burgerschapsopdracht) niet naleeft. De inspectie moet een dergelijke school eerst een jaar de tijd hebben gegeven voor herstel. Beëindiging van de bekostiging vanwege alleen een negatief oordeel over de invulling van de burgerschapsopdracht is niet mogelijk; dat kan dus alleen in combinatie met ernstig en langdurig tekortschieten van de leerresultaten. De bekostiging beëindigen vanwege alleen de burgerschapsopdracht komt in beeld wanneer het bij uw Kamer voorliggende Wetsvoorstel uitbreiding bestuurlijk instrumentarium wordt aangenomen. Daarin wordt bepaalt dat onder bepaalde omstandigheden handelen in strijd met de burgerschapsopdracht een vorm van wanbeheer is. Op basis daarvan kan ik dan een aanwijzing geven en, indien het bevoegd gezag de aanwijzing niet opvolgt, de bekostiging beëindigen.
Verder wil ik – zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 5 – sneller ingrijpen bij scholen die onvoldoende presteren en ik werk momenteel uit wat daarvoor nodig is. Hier kom ik voor de zomer op terug.
De inzet van 1G in de culturele sector |
|
Wieke Paulusma (D66) |
|
Kuipers , Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Testen voor Toegang treft specifieke groep in de culturele sector stevig»?1
Ja.
Wat vindt u van de zorgen die in dit artikel geuit worden?
Die zorgen zijn begrijpelijk. Tegelijkertijd kunnen met deze maatregelen grote, ongeplaceerde binnen evenementen voor het eerst sinds lange tijd weer plaatsvinden, waarbij het testbewijs de enige maatregel is. Op 25 februari zijn ondanks een hoog aantal besmettingen veel maatregelen versoepeld. Daar zijn risico’s aan verbonden. In situaties met hoge risico’s worden deze met de inzet van het coronatoegangsbewijs op basis van 1G beperkt. Dat gebeurt bij ongeplaceerde activiteiten waar grote groepen mensen actief en dicht bij elkaar zijn, en waar alcoholgebruik een rol speelt.
Op 15 maart was een nieuw besluitvormingsmoment, waarin de huidige maatregelen opnieuw zijn gewogen op proportionaliteit en noodzakelijkheid. Daarin is aangekondigd dat het Testen voor Toegang per 23 maart niet meer wordt ingezet.
Kunt u nader toelichten waarom bij het loslaten van vele maatregelen, waaronder het coronatoegangsbewijs in het uitgaansleven, er toch voor is gekozen om de 1G-maatregel in te zetten?
Er is versoepeld bij een hoog aantal besmettingen. Het kabinet heeft daarom besloten op hoogrisico locaties, in lijn met het 142e OMT-advies, als mitigerende maatregel met toegangstesten te gaan werken. Met de 1G-maatregel kan het aantal besmettingen en ziekenhuisopnames op de locaties waar dit wordt ingezet met ongeveer 70% worden gereduceerd, blijkt uit de modellering van de TU Delft e.a2. Hiermee wordt ook het risico verkleind dat werknemers op deze binnenlocaties zelf besmet raken, of dat deelnemers na afloop van een activiteit (kwetsbare) naaste contacten besmetten. Dit geldt alleen voor de hoogste risico’s. Als evenementen geplaceerd, buiten, of met minder dan 500 bezoekers plaatsvinden, dan geldt er geen 1G-verplichting.
Welke andere Europese landen maken gebruik van de 1G-maatregel bij grotere evenementen van meer dan 500 personen? Wat is bij deze landen de argumentatie voor 1G?
Ik heb geen alomvattend overzicht van de maatregelen in alle Europese landen. Uit de internationale vergelijkingen blijkt dat de nabijgelegen landen op verschillende manieren versoepelen en daarbij verschillende vormen van het ctb aanhouden. Er wordt in die landen dus ook gekozen om de risico’s middels een ctb te beperken.
In België werd tot 7 maart het 3G coronatoegangsbewijs (het Corona Safe Ticket) nog breed ingezet voor activiteiten met meer dan 50 (binnen) of 100 (buiten) bezoekers. Evenementen binnen mogen open met een maximale capaciteit van 70% bij dynamische activiteiten en 80% bij niet-dynamische activiteiten, op te hogen bij een luchtkwaliteit onder een gemiddelde van 900 ppm CO23. In Denemarken wordt het ctb niet meer ingezet. In Duitsland verschillen de maatregelen per deelstaat, maar wordt in veel gevallen 2G+ toegepast. Dat betekent dat toegang is beperkt tot mensen die gevaccineerd of hersteld zijn, én getest zijn. In sommige gevallen zijn mensen die geboosterd zijn uitgezonderd van de testverplichting. In bijvoorbeeld Baden-Würrtemberg geldt vanaf 22 februari voor discotheken een 2G+ maatregel, waarbij iedereen getest moet worden4. In Frankrijk werkten discotheken met de Pass vaccinal, waarbij alleen toegang wordt verleend op basis van vaccinatie of een recente besmetting. Die verplichting is per 14 maart vervallen.
Deelt u de zorg van de cultuur- en evenementensector dat mensen de poppodia links zullen laten liggen door de 1G-maatregel?
Met de versoepelingen van 25 februari kunnen alle evenementen weer met de maximale capaciteit doorgang vinden. Bij grote, ongeplaceerde binnenlocaties moeten mensen zich van tevoren laten testen. Er zijn meer dan 800 testlocaties in Nederland en het testen is gratis. Ik verwacht niet dat het testen voor toegang een dusdanige drempel oplevert dat mensen poppodia links laten liggen.
Welk flankerend beleid ziet u voor zich om dit te ondervangen?
Hoewel het kabinet onderkent dat de toegangstest tot een extra overweging kan leiden bij bezoekers verwacht ik, mede gezien de geboden testfaciliteiten, niet dat dit zal leiden tot grote vraaguitval.
Zou bijvoorbeeld nagedacht kunnen worden over teststraten in de buurt van drukbezochte uitgaansgelegenheden en de grotere poppodia, waar mensen snel voor zij naar een feest gaan, zich nog kunnen laten testen? Ziet u daarin kansen om enige mate van spontaniteit weer terug te brengen in het uitgaansleven, ook voor grotere podia?
Testaanbieders worden betaald per uitgevoerde test. Mede door die financiële prikkel is het testaanbod flexibel, en passen testaanbieders het aanbod aan op de testvraag. Dat betekent dat er bij de keuze voor openingstijden en locaties rekening wordt gehouden met de verwachte testvraag. Bovendien werkt de Stichting Open Nederland (SON) met een aanmeldportaal voor 1G-plichtige evenementen. Daardoor heeft SON een goed beeld van de verwachte testvraag. Die lijst wordt ook gedeeld met de testaanbieders, die hun aanbod daarop aan kunnen passen. Ik verwacht dan ook dat testaanbieders zich in de buurt van drukke uitgaansgelegenheden vestigen, voor zover dat nog niet gebeurd is.
Mensen wordt geadviseerd tot twee uur voor aanvang van het evenement te testen. Op die manier is er voldoende tijd om het testresultaat af te wachten, en de uitslag terug te koppelen en worden problemen aan de deur met verlate testresultaten geminimaliseerd.
Deelt u de mening dat de cultuursector als een van de zwaarst geraakte sectoren uit de coronapandemie komt, en dat het past om alle mogelijkheden te onderzoeken die zo normaal mogelijke opening van de cultuursector mogelijk maken? Zo ja, welke alternatieven zijn er nog voorhanden?
Ik erken dat er veel maatregelen zijn die de cultuursector hard hebben getroffen. Om de sector zo veel mogelijk en eerder te openen, is er gewerkt met coronatoegangsbewijzen. In de huidige epidemiologische omstandigheden kunnen hoogrisico evenementen doorgaan met een testbewijs. Vanaf 23 maart vervalt ook voor deze evenementen Testen voor Toegang, en kunnen zij doorgaan zonder testbewijs.
Wat is het perspectief voor de cultuursector na 15 maart aanstaande? Aan welke voorwaarden moet worden voldaan om de 1G-maatregel op te heffen? Of zijn er plannen om na 15 maart 2022 de grens van personen te verhogen naar bijvoorbeeld 1000 personen?
De maatregelen zijn ingevoerd op 25 februari. Op basis van het effect van de versoepelingen op het aantal besmettingen kunnen de maatregelen opnieuw worden overwogen. Als het niet meer proportioneel en epidemiologisch noodzakelijk is, zal het testen voor toegang niet meer worden ingezet. Daarom heb ik besloten Testen voor Toegang vanaf 23 maart niet meer in te zetten.
Kunnen deze vragen zo snel mogelijk maar uiterlijk vóór 10 maart 2022 beantwoord worden?
Ik heb ernaar gestreefd deze vragen zo snel mogelijk te beantwoorden.
Stormschade aan en onderhoudsinventarisatie van kerkgebouwen |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van berichten omtrent stormschade aan kerkgebouwen na de reeks stormen die Nederland de afgelopen dagen teisterde?
Ja.
Kunt u aangeven wat de meest actuele onderhoudsstaat van kerkgebouwen in Nederland is?
De onderhoudsstaat van monumentale kerken in Nederland is over het algemeen goed tot redelijk, zo blijkt uit recente monitoring door de provincies en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).
Bent u bekend met de zorgen bij kerkbesturen/kerken over hun voortbestaan, mede vanwege de stijgende kosten van onderhoud, de stijging van de gasprijs en niet toereikende subsidiëring middels status van kerkgebouwen als monument?
Ja, ik ben bekend met deze zorgen. Mede vanwege deze zorgen is onder mijn voorganger het programma Toekomst Religieus Erfgoedgestart. Het programma wordt uitgevoerd door de RCE in samenwerking met verschillende partners, waaronder vertegenwoordigers van de kerken. Het samenwerkingsverband ondersteunt kerken en gemeenten om gezamenlijk strategische toekomstplannen voor alle kerkgebouwen in een gemeente te ontwikkelen: de zogenaamde kerkenvisies. Momenteel beraden de partners van het programma Toekomst Religieus Erfgoed zich op het vervolg van het programma, waaronder ook het vervolg op de kerkenvisies.
Kerkeigenaren kunnen daarnaast een beroep doen op de Subsidieregeling instandhouding monumenten (SIM). Over de afgelopen drie jaar is op basis van deze regeling gemiddeld jaarlijks zo’n € 22,3 miljoen subsidie aan kerken verstrekt. Wel is het zo dat er sprake is van een toenemende druk op de bestaande subsidiemiddelen. In juli vorig jaar en tijdens het schriftelijk overleg Monumentenzorg in oktober jl., heeft mijn voorganger uw Kamer geïnformeerd over de stappen die zijn ondernomen om de druk op het bestaande budget te verlichten.1 Tegelijkertijd heeft mijn voorganger een bedrag van € 4 miljoen structureel aan de SIM toegevoegd. In lijn hiermee zal ik de komende tijd bezien conform de Kamerbrief van 6 juli 2021 hoe we met de problematiek rondom de SIM omgaan – ook in relatie tot de woonhuisregeling.
Deelt u de mening dat, om het vertrouwde stads- of dorpsgezicht te beschermen (dat mede gekenmerkt wordt door kerktorens), het van belang is om zo spoedig mogelijk in samenwerking met kerken en gemeenten een aanpak te formuleren?
Ik deel uw mening dat beschermde stads-en dorpsgezichten van belang zijn en dat kerkgebouwen en kerktorens hierin een belangrijke rol spelen. Om ons religieuze erfgoed toekomstbestendig te maken, is samenwerking tussen alle betrokken partijen essentieel. Juist daarom heeft mijn voorganger fors geïnvesteerd in de samenwerking met kerken, overheden, erfgoed- en burgerorganisaties middels het subsidiëren van kerkenvisies. Inmiddels werken 240 gemeenten, dus bijna 70% van alle gemeenten in Nederland, in samenwerking met kerkelijke gemeenschappen en burgers aan een kerkenvisie of hebben zij deze inmiddels afgerond. Per saldo betekent dit dat over de toekomst van 75% van de kerkgebouwen in Nederland strategisch wordt nagedacht of al is nagedacht. De kerkenvisies vervullen dus de rol van een gezamenlijk plan van aanpak.
Deelt u de mening dat, om achterstallig onderhoud in te halen, stormschade te repareren er een plan moet worden opgesteld, zodat niet alleen de vertrouwde dorps- en stadsgezichten behouden kunnen worden, maar ook dat omwonenden geen gevaar lopen door instortende kerktorens?
Kerkeigenaren zijn in de regel consciëntieuze eigenaren die hun verantwoordelijkheid ten aanzien van hun gebouwen zeer serieus nemen. De meeste kerkgebouwen worden regelmatig technisch geïnspecteerd en zijn goed verzekerd. Ook stormschade is goed te verzekeren. Deze verantwoordelijkheid ligt ook primair bij de eigenaren. Bij de reeks stormen waarmee Nederland recent te kampen heeft gehad, is de schade aan kerktorens en -gebouwen ondanks de hevigheid van die stormen beperkt gebleven. Bij het incidententeam van de RCE, een team dat in actie komt bij schade aan rijksmonumenten, zijn slechts twee schademeldingen aan monumentale kerkgebouwen binnengekomen, waaronder een van de Elandkerk in Den Haag. Ik zie op dit moment dan ook geen aanleiding om in aanvulling op de reeds bestaande samenwerking (zie ook antwoord op vraag 3 en 4) hiervoor een specifiek plan op te stellen. Uiteraard kan het incidententeam van de RCE in voorkomende gevallen in contact treden met eigenaren en gemeenten om te bezien hoe vervolgschade voorkomen kan worden of over hoe schade het best kan worden hersteld.
Het stopzetten van de succesvolle gedragsinterventie “sport en gedrag” |
|
Michiel van Nispen |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u het eens dat de gedragsinterventie «Sport en Gedrag» van de KNVB/HALT tot goede resultaten leidt voor zowel de betrokken jongeren, de sport als de samenleving in brede zin?
Zowel van de KNVB als van Halt hoor ik hierover positieve verhalen. Doordat voetbal de doelgroep van deze interventie aanspreekt, vormt de trainingen Sport en Gedrag een aangrijpingspunt om met hen in gesprek te gaan over hun gedrag op, maar ook buiten het voetbalveld. Hierdoor kunnen deze jongeren zich competenties en vaardigheden eigen maken die zij op het voetbalveld, maar ook daarbuiten kunnen toepassen.
Klopt het dat de huidige financiering vanuit het Ministerie van VWS voor deze gedragsinterventie per 31 december 2022 afloopt? Zo ja, waarom wordt de financiering vanuit het ministerie stopgezet? Klopt het dat u zich op het standpunt stelt dat sportverenigingen zelf de portemonnee maar moeten gaan trekken als ze deze interventie willen voortzetten?
Voor deze gedragsinterventies is een projectsubsidie verleend die loopt tot eind 2022. Zowel Halt als de KNVB heb ik gevraagd na te denken over een duurzaam voortbestaan van de gedragsinterventies zonder structurele subsidie van VWS. Daarover ben ik nog steeds met beide partijen in gesprek. Voor een besluit over de financiering na 2022 is het daarom nu nog te vroeg.
Bent u het er mee eens dat er juist een rol zou moeten zijn voor de overheid om ongewenst gedrag in de sport door jongeren tegen te gaan? Zo ja, hoe gaat u hier na 31 december 2022 invulling aan geven?
Ik ondersteun de sportsector op verschillende manieren om een positieve sportcultuur te stimuleren en om ongewenst gedrag in de sport tegen te gaan. Momenteel gebeurt dat bijvoorbeeld met het Nationaal Sportakkoord en in het bijzonder het deelakkoord «Positieve Sportcultuur» waar ook de trainingen Sport en Gedrag onderdeel van uit maken. Ook na 2022 zal ik aandacht blijven besteden aan een veilige sport en een positieve sportcultuur.
Bent u het er mee eens dat genoemde interventie een erkende methode en een effectief middel is om jongeren op het rechte pad te houden en dat een verlenging van de «Sport en Gedrag»-interventie dan ook goed zou zijn in het kader van de preventieve aanpak in het voorkomen van zwaardere criminaliteit?
De interventie is door het NJI aangemerkt als «Goed onderbouwd». Dit houdt in dat de theoretische onderbouwing de werkzaamheid van de interventie aannemelijk maakt. Het doel van de interventie is om jongeren inzicht te laten krijgen in de gevolgen van hun gedrag en in gedragsalternatieven voor pro sociaal gedrag, om zo te voorkomen dat herhaling en/of verergering van dit gedrag plaatsvindt. Er is nog geen duidelijkheid over het effect van deze interventie, niet op de korte en ook niet op de langere termijn. Er is dan ook geen beeld van het effect van deze interventie op het voorkomen van zwaardere criminaliteit.
Ziet u mogelijkheden om de gedragsinterventie onderdeel te laten worden van de reguliere taken van HALT en daarmee structureel te laten financieren door bijvoorbeeld het Ministerie van Justitie en Veiligheid? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 2 ben ik nog in gesprek met Halt en de KNVB over een duurzaam voortbestaan van de gedragsinterventies zonder structurele subsidie van VWS.
De justitiële taak van Halt vloeit voort uit artikel 77e van het Wetboek van Strafrecht. De politie en het OM kunnen op basis van deze bevoegdheid een zaak naar Halt verwijzen. Aangezien in de zaken die in aanmerking komen voor de training Sport en gedrag geen aangifte is gedaan, waardoor die niet bij de politie komen, vallen deze zaken niet onder de justitiële taak van Halt.
Bent u bereid te kijken of de HALT-interventie tevens breder ingezet zou kunnen worden in de sportwereld en op verschillende onderwerpen, zoals geweld, discriminatie en grensoverschrijdend gedrag?
De trainingen Sport en Gedrag zijn reeds opgenomen in het algemeen tuchtrecht van het Instituut Sport Rechtspraak (ISR). Daarnaast is Halt in gesprek met andere bonden om de interventie onderdeel te laten uitmaken van hun tuchtrecht. De training Sport en Gedrag worden aangeboden wanneer er sprake is van lichte vormen van direct en indirect agressief gedrag, zoals slaan, spugen, uitschelden, of verbale bedreiging. Ook bij racistische of discriminerende uitingen kan een training Sport en Gedrag worden aangeboden.
Bent u bereid de financiering voor de gedragsinterventie ook na 31 december 2022 te continueren? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 2.
De positie van klokkenluiders binnen de sport |
|
Jeanet van der Laan (D66) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Klokkenluider «ontzettend blij» met onderzoek naar misstanden in danswereld»?1
Ja.
Klopt het dat er momenteel nog geen klokkenluidersregeling is voor organisaties met minder dan vijftig werknemers en dat veel sportverenigingen, sportbonden of andere sportorganisaties geen vijftig werknemers hebben? Zo ja, wat is het gevolg hiervan voor de sport?
Het klopt dat een klokkenluidersregeling alleen verplicht is voor werkgevers bij wie in de regel ten minste 50 personen werkzaam zijn. Deze verplichting geldt ook voor werkgevers in de sport. Bij het aantal van 50 werkzame personen tellen volgens de huidige wet stagiairs en vrijwilligers niet mee. In de sport is in de praktijk veelal sprake van vrijwilligerswerk waardoor de verplichting om een interne meldregeling te hebben voor sportverenigingen vaak niet van toepassing is.
Momenteel is het proces van de implementatie van de EU-klokkenluidersrichtlijn gaande. Op grond van deze richtlijn moeten werkgevers in de private sector met vijftig of meer werknemers een intern meldkanaal inrichten. De definitie van werknemer in de Wet Huis voor klokkenluiders wordt volgens het wetsvoorstel ter implementatie van de EU-klokkenluidersrichtlijn zodanig aangepast dat ook vrijwilligers en stagiairs daaronder vallen, voor zover zij een vergoeding voor hun werkzaamheden ontvangen. Na inwerkingtreding van het wetsvoorstel zal dit de «Wet bescherming klokkenluiders» gaan heten. Het wetsvoorstel is momenteel in behandeling bij de Tweede Kamer.2 De verplichting om een interne meldprocedure vast te stellen gaat na inwerkingtreding van het wetsvoorstel dus voor meer werkgevers gelden, ook in de sportsector. Al is het zo dat de meeste sportorganisaties de drempel van meer dan 50 werknemers of vrijwilligers met een vrijwilligersvergoeding niet halen. Het gevolg hiervan is dat een klokkenluidersregeling niet op alle sportorganisaties van toepassing is.
Daarnaast wordt het hebben van een klokkenluidersregeling in de sport gestimuleerd via de toolbox Code Goed Sportbestuur waarin een model klokkenluidersregeling is opgenomen. Iedereen die zich durft uit te spreken (ook anoniem) kan nu al terecht bij het Centrum Veilige Sport Nederland. Dit geldt ook klokkenluiders. Van het Centrum Veilige Sport Nederland heb ik vernomen dat alle meldingen, ook van klokkenluiders, worden opgepakt.
Bent u van mening dat ook voor dergelijke kleinere organisaties een onafhankelijk meldpunt voor klokkenluiders over misstanden, overschrijdend gedrag, matchfixing, doping of criminele inmenging van groot belang is?
Er is reeds een meldpunt voor misstanden in de sport, namelijk het Centrum Veilige Sport Nederland. Ik ben met partijen in overleg over de positionering van het Centrum Veilige Sport Nederland zoals ook motie Van der Laan c.s. vraagt.3
Klopt het dat het NOC*NSF hier regelgeving voor voorbereidt, maar dat deze op zijn vroegst pas in 2024 in werking treedt? Welke opties ziet u om dit proces te versnellen?
Ja. De minimale kwaliteitseisen van NOC*NSF, die het hebben van een klokkenluidersregeling bij meer dan 50 werknemers verplicht vanaf 2024, luiden niet anders dan de huidige wet. Bovendien is het aan NOC*NSF om vereisten aan sportbonden te stellen en daar een tijdspad aan te koppelen.
Bent u van mening dat er ook vóór dat moment al duidelijkheid moet zijn waar iemand terecht kan voor het melden van misstanden in de sportwereld?
Ja, zie vraag 3.
In hoeverre ziet u hier een rol weggelegd voor het Centrum voor Veilige Sport en het onafhankelijk maken van dit centrum, zoals verzocht in de motie Van der Laan c.s. van 13 oktober jl.? Hoe verhoudt een klokkenluidersregeling tot andere wijze van veilig melden van misstanden etc. in de sport?2
Het Centrum Veilige Sport Nederland biedt momenteel mogelijkheden om veilig te melden. Ik verwacht niet dat een klokkenluidersregeling direct invloed zal hebben op een andere manier van melden. Maar dit is wel iets wat ik wil meenemen in de positionering van het Centrum. Ik hecht er waarde aan dat iedereen veilig kan melden.
Bent u van mening dat er zo mogelijk ook ondersteuning moet worden geboden aan personen die reeds in de positie van klokkenluider terecht zijn gekomen?
Ik vind het belangrijk dat iedereen die te maken heeft gehad met grensoverschrijdend gedrag de juiste hulp en ondersteuning kan krijgen. Dit geldt ook voor klokkenluiders. Het Centrum Veilige Sport Nederland verwijst door naar de mogelijkheden die daarvoor zijn. Rechtstreeks contact opnemen met Slachtofferhulp Nederland behoort ook tot de mogelijkheden.
De uitzending 'Verenigingen bezwijken onder strenge regels' |
|
Inge van Dijk (CDA) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
Bent u bekend met de uitzending «Verenigingen bezwijken onder strenge regels» van MAX Meldpunt?1
Ja, ik ben bekend met de uitzending.
Bent u het eens met de stelling dat verenigingen van onschatbare waarde zijn voor onze samenleving, onder andere omdat ze mensen verbinden en dienen als bron van maatschappelijk initiatief?
Ja, verenigingen en vrijwilligers zijn enorm waardevol en onmisbaar voor onze samenleving. De cultuursector, de sport, de zorg en ondersteuning zouden niet functioneren zonder de vrijwilligers. Verenigingen zorgen voor structuur in de samenleving en geven een plek om te participeren en ergens bij te horen. De ambitie van dit kabinet, «Omzien naar elkaar, vooruit kijken naar de toekomst» bevestigt het belang van de vrijwillige inzet van mensen.
We willen ons richten op concrete verbeteringen in het leven van mensen. Nederlanders willen dat de overheid betrouwbaar is en levert. Dan hebben burgers de ruimte om samen met familie, vrienden, collega’s en vrijwilligers bij een vereniging in de buurt betekenis aan hun leven te geven. Dat is een samenleving waarin de overheid mensen in staat stelt samen de schouders eronder te zetten.
Herkent en erkent u dat verenigingen worstelen met alsmaar meer ingewikkeldere en strengere regels, waardoor hun voortbestaan in gevaar komt? Welke signalen ontvangt u en van wie? Wat is de top drie van regels waarover u de meeste signalen ontvangt?
Er is al geruime tijd aandacht voor de regeldruk voor vrijwilligers. Zo is er bijvoorbeeld in 2010 een uitgebreide handreiking opgesteld door NOV, Movisie, VNG en Ministerie van Binnenlandse Zaken voor gemeenten hoe de regeldruk laag te houden2. Regeldruk ontstaat bijvoorbeeld door vereisten in vergunningen of de AVG. Welke «meer ingewikkelde» en «strengere» regels nu door verenigingen op wordt geduid is mij niet bekend. De Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk (NOV) heeft initiatief genomen voor een petitie over de regeldruk voor vrijwilligers.
Deelt u de zorg dat toenemende regeldruk er eveneens toe leidt dat de vrijwilligers die verenigingen draaiende houden belast worden met extra taken waarvoor zij geen vrijwilliger zijn geworden, met een steeds grotere verantwoordelijkheid om aan alle (nieuwe) regels te voldoen?
Het aantrekkelijk houden van het doen van vrijwilligerswerk verdiend zeker aandacht. Door de vergrijzende populatie loopt het aantal vrijwilligers terug. Goed bestuur van verenigingen kan daardoor ook in het geding komen. Verenigingen krijgen te maken met regelgeving ten aanzien van veiligheid, privacy en bestuur en toezicht. Deze meeste regelgeving is belangrijk voor het tegengaan van misbruik van verenigingen en of de participanten. Door voorgaande kabinetten is onderzocht welke regelgeving als belemmerend wordt ervaren en wat daaraan wordt gedaan. Hiervoor verwijs ik u onder andere naar het rapport «Goed geregeld. Een verantwoorde vermindering van regeldruk 2012–2017»3.
Vreest u dat het hierdoor minder aantrekkelijk wordt om vrijwilliger te zijn of te worden, wat funest is voor het verenigingsleven in ons land?
Naast de wet- en regelgeving heeft het kabinet diverse maatregelen genomen die het eenvoudiger maken om vrijwilligers te vinden en te binden, zoals de nieuwe regeling WW en vrijwilligerswerk, de regeling Gratis VOG voor vrijwilligers en de ophoging van de maximaal onbelaste vrijwilligersvergoeding. Het jaar 2021 was het nationaal jaar vrijwillige inzet met als titel «mensen maken Nederland». Met ondersteuning van het vorige kabinet is toen ook al veel ingezet om meer vrijwilligers te werven.
Bent u bereid een overzicht te maken van de voornaamste nationale en Europese wet- en regelgeving waar verenigingen sinds vijf jaar mee te maken hebben en de komende tijd mee te maken zullen krijgen, zoals het UBO-register, de Wet Toezicht Beheer Rechtspersonen of btw-verplichting?
De voornaamste recentelijke wijzingen hebben te maken met het inschrijven in het UBO-register, de btw-verplichting voor denksporten, de AVG, de Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR).
Op 27 september 2020 is het UBO-register in werking getreden. Dit register is onderdeel van het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en volgt uit de gewijzigde vierde anti-witwasrichtlijn. Juridische entiteiten, waaronder verenigingen, moeten hierin hun uiteindelijk belanghebbenden registreren. Juridische entiteiten die reeds voor 27 september 2020 bestonden hebben daarvoor een periode van 18 maanden gehad, tot 27 maart 2022.
Denksportverenigingen kunnen als gevolg van een uitspraak van het Hof van Justitie EU geen gebruik kunnen maken van de zogenoemde sportvrijstelling. Het Hof van Justitie besliste in 2017 dat «sport een activiteit is dat wordt gekenmerkt door een niet te verwaarlozen lichamelijke component». Hierdoor moest de btw-sportvrijstelling voor denksporten vervallen. Dit is per 1 januari 2022 een feit. Denksportverenigingen met een omzet die lager is van € 20.000 kunnen echter wel gebruik maken van de btw-vrijstelling voor kleine ondernemers. De Belastingdienst heeft in samenspraak met de denksportbonden de verenigingen die dat wensten doorgeleid naar deze vrijstelling. Hierdoor konden deze verenigingen vanuit de sportvrijstelling direct over naar de btw-vrijstelling voor kleine ondernemers. Dit betekent voor die verenigingen dat zij geen btw-administratie hoeven te voeren.
Het gaat in totaal om 1.559 denksportverenigingen. Daarvan zijn er uiteindelijk 19 die geen gebruik maken van de kleine ondernemers-vrijstelling. De overige verenigingen maken wel gebruik van de kleine ondernemers-vrijstelling en zijn nu ook als zodanig geregistreerd bij de Belastingdienst.
De Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR) is op 1 juli 2021 in werking getreden en voorziet in maatregelen om de kwaliteit van bestuur en toezicht bij verenigingen en stichtingen te verbeteren. De WBTR regelt dat verenigingen en stichtingen alleen hun statuten hoeven aan te passen als daarin bepaalde regels ontbreken voor situaties die grote gevolgen voor hen kunnen hebben. Bijvoorbeeld wat er moet gebeuren als een bestuurder langdurig ziek is of plots overlijdt. De wet bepaalt dat pas bij een eerstvolgende keer dat een vereniging of stichting naar de notaris gaat, wanneer en om wat voor reden dan ook, een regeling daarvoor door de notaris moet worden opgenomen in de statuten. Als een vereniging of stichting geen plannen heeft om haar statuten te wijzigen, dwingt deze wet hen daar niet toe. Op deze manier ligt er geen extra administratieve last bij verenigingen en stichtingen (zie ook Kamerstukken I, 2020–2021, 34 491, C, p. 19–20).
Bent u bereid om aan de hand van dit overzicht met vrijwilligersorganisaties en met de Kamer in gesprek te gaan over de impact van deze wet- en regelgeving op het verenigingsleven?
Het kabinet is hiertoe bereid. Het bovenstaande overzicht illustreert daarbij dat verschillende departementen verantwoordelijk zijn voor wet- en regelgeving die regeldruk veroorzaken bij vrijwilligers. Het Adviescollege Toetsing Regeldruk heeft erop gewezen dat (een coördinerende rol ten aanzien van) dit onderwerp nog niet is belegd bij één departement. Deze lacune zal na aanleiding van deze Kamervragen door de betrokken departementen worden geadresseerd.
Voorts kan ik over het contact met en de ondersteuning van vrijwilligersorganisaties in algemene zin het volgende opmerken.
Ten aanzien van het UBO-register geldt dat reeds periodiek contact is met verschillende belanghebbenden, waaronder met vertegenwoordigers van de Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI’s).
Bij de voorlichting over wet- en regelgeving wordt ook thans al de samenwerking gezocht met verenigingsorganisaties. Zo is over de WBTR een factsheet voor, in het bijzonder, kleinere verenigingen en stichtingen opgesteld in samenwerking met onder meer De Nederlandse Associatie (DNA) – een vereniging die Nederlandse brancheverenigingen, federaties, beroepsverenigingen, sportbonden en ledenorganisaties verenigt.4
Zoals in mijn antwoord op vraag 3 al benoemd, is er ook een handreiking opgesteld voor gemeenten hoe invulling te geven aan de regeldrukvermindering voor vrijwilligers. De uitvoering van het vrijwilligersbeleid is gedecentraliseerd en gemeenten dienen op basis van de Wmo 2015 vrijwilligers zoveel mogelijk in staat te stellen om hun werkzaamheden uit te voeren. Er staat niet in de wet hoe dit zou moeten. Veel gemeenten geven hier invulling aan door bijvoorbeeld een lokaal vrijwilligerssteunpunt te organiseren en te financieren.
Bent u bereid om aan de hand van dit overzicht mogelijkheden te onderzoeken hoe regeldruk voor verenigingen kan worden verminderd en vrijwilligers kunnen worden ondersteund met bijvoorbeeld juridische en bestuurskundige hulp bij bestuurstaken of het doen van fondsaanvragen?
Zie het antwoord op vraag 7.
De garantieregeling voor evenementen. |
|
Romke de Jong (D66) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u van mening dat een beperking, die wordt opgelegd door de overheid, moet betekenen dat de overheid compensatie aanbiedt voor het opleggen van die beperking? Zo ja, hoe kijkt u naar de 80% compensatie die wordt geboden als een evenement niet door kan gaan vanwege beperkingen die zijn opgelegd door de overheid? Zo nee, wat kunnen ondernemers doen om schade te voorkomen?
Omdat de overheid de afgelopen jaren veel contactbeperkende maatregelen heeft moeten treffen bij de bestrijding van het coronavirus, zijn verschillende steunmaatregelen getroffen. Naast een pakket met generieke maatregelen (met daarin de NOW en de TVL) zijn voor de evenementensector aanvullend ook aanvullende regelingen getroffen, met de Garantieregeling evenementen (TRSEC-19) en de Aanvullende tegemoetkoming evenementen (ATE). Het kabinet heeft in december besloten om deze regelingen ook in 2022 door te trekken, tot en met het derde kwartaal van dit jaar.
Met het oog op de overgang naar een situatie waarin corona endemisch is, worden de contactbeperkende maatregelen nu snel afgebouwd. In dat kader heeft het kabinet besloten om een eigen risico in te bouwen in de garantieregelingen voor de evenementen, en niet langer 100% garant te staan. In deze overgang zal de evenementenorganisator dit risico dus mee moeten wegen bij de afweging om een evenement te gaan organiseren. Organisatoren krijgen daarmee ook een prikkel om evenementen «coronaproof» te organiseren en daarmee de kans te vergroten dat deze door kunnen gaan. Door het eigen risico ligt een deel van het financiële risico bij de organisator van het evenement, en draagt de overheid niet langer het volledige risico. Dit eigen risico wordt stapsgewijs geïntroduceerd. In het eerste kwartaal van 2022 wordt 90% compensatie geboden. Daarna wordt de compensatie naar 80% verlaagd in het tweede en derde kwartaal van 2022.
Bent u bereid om te onderzoeken of een evenement, dat binnen zes weken moet worden geannuleerd als gevolg van beperkingen die zijn opgelegd door de overheid, voor 100% kan worden gecompenseerd, ook na 31 december 2021?
Het kabinet realiseert zich dat organisatoren de meeste kosten in de laatste weken voor aanvang van het evenement maken. Daarom zet het kabinet zich in om 6 tot 3 weken voor de startdatum van een evenement duidelijkheid te kunnen geven over een eventueel evenementenverbod. De praktijk wijst uit dat dit in het verleden niet altijd is gelukt. In de nieuwe garantieregeling voor 2022 (de opvolger van TRSEC-19 en ATE) voorziet het kabinet dat organisatoren tijdens een periode waarin een evenementenverbod van kracht is, en wiens evenement ná de periode van het evenementenverbod is gepland, dit evenement mogen annuleren vanaf drie weken voor de geplande datum van het evenement. Daarmee wordt voorkomen dat organisatoren tot kort voor hun evenement in onzekerheid zijn over het wel of niet van toepassing zijn van een verbod, en kosten moeten blijven maken in voorbereiding op een evenement dat mogelijk niet door mag gaan. Op vrijdag 4 maart 2022 heb ik uw Kamer geïnformeerd over deze regeling voor 2022 (https://www.tweedekamer.nl/downloads/document?id=8bd94e1c-f6b6-49e0-9be9-51cbb89d0e1c&title=Tijdelijke%20subsidieregeling%20evenementengarantie%202022.docx2022Z04110).
In antwoord op vraag 1 heb ik toegelicht waarom het kabinet een eigen risico heeft ingebouwd in de garantieregeling voor 2022.
Kunt u ermee instemmen dat als een organisator voor 80% compensatie krijgt, deze organisator afspraken kan maken met artiesten en leveranciers dat in het geval van annulering als gevolg van beperkingen die zijn opgelegd door de overheid, de artiesten en leveranciers slechts een gedeeltelijke vergoeding ontvangen? Zo ja, hoe helpt u organisatoren met het maken van dit soort afspraken? Zo nee, hoe rijmt u dit met de taak van de organisator om de kosten zoveel als mogelijk te beperken?
Zowel de garantieregeling (TRSEC-19) als de ATE zijn erop gericht de organisator te compenseren voor specifiek gemaakte kosten bij de organisatie van het betreffende evenement De regelingen zijn erop gericht de organisator van een evenement in staat te stellen zijn toeleveranciers te betalen. De regelingen zijn expliciet bedoeld om de hele keten te kunnen compenseren. Organisatoren en toeleveranciers hebben over annulering privaatrechtelijke afspreken gemaakt in hun contract. Als er een betalingsverplichting opgenomen is met bepaalde termijnen dan is de organisator verplicht om de leverancier dit bedrag te betalen. Daar is de subsidie ook (mede) voor bedoeld. Als deze verplichting niet wordt nagekomen door de subsidieontvanger dan kan de betreffende schuldeiser deze verplichting afdwingen bij de rechter. Deze werkwijze is bekend bij de sector.
Bent u bekend met de economische gevolgen van een beperking in het aantal bezoekers, waardoor het voor veel organisatoren niet rendabel is om een evenement te organiseren? Hoe worden organisatoren gecompenseerd voor het eventueel organiseren van een verliesdragend evenement als gevolg van beperkingen in het aantal bezoekers die zijn opgelegd door de overheid?
Om de verspreiding van het virus tegen te gaan zijn er maatregelen genomen die voor zwaar ingrijpen op het dagelijks leven en op de economie. Om de economische gevolgen van deze beperkingen zo veel mogelijk op te vangen is er een steunpakket opgezet, om hiermee ondernemers zo goed mogelijk door de crisis heen te helpen. Dit pakket omvat generieke regelingen, zoals de TVL en NOW, maar ook sectorspecifieke regelingen, zoals de ATE en TRSEC. Nu we de endemische fase ingaan zet het kabinet zich in om sluitingen en beperkingen in aantallen in de toekomst te voorkomen.
Het kabinet heeft de afgelopen jaren zeer intensief contact onderhouden met de evenementensector en is mede daardoor bekend dat door beperkingen in de bezoekersaantallen in veel gevallen een evenement niet langer winstgevend georganiseerd kan worden. Mede om deze reden heeft het kabinet voor de periode van 25 september tot en met 12 november 2021 ook een suppletieregeling in het leven geroepen. Kort gezegd houdt deze regeling in dat evenementen die vanwege de coronaregels slechts 75% van hun bezoekerscapaciteit konden ontvangen de overige 25% door de overheid vergoed konden krijgen (compensatieregeling voor organisatoren van culturele evenementen Covid-19 (fondspodiumkunsten.nl).
Kunt u voor toekomstige compensatie- en garantieregelingen op voorhand duidelijke afspraken met accountants om te zorgen voor een heldere uitwerking van de afspraken, zodat problemen met de uitvoering worden voorkomen? Zijn de problemen met de uitvoering na vragen en opmerkingen van accountants over verleende steun nu opgelost? Zo nee, wat gaat u doen om deze zo snel mogelijk op te lossen? Zo ja, hoe wordt ervoor gezorgd dat alle betrokken partijen deze informatie ontvangen?
Het kabinet betreurt dat het lang duurde voordat er duidelijkheid was omtrent het controleprotocol voor de TRSEC. Dit controleprotocol is inmiddels gereed en zorgt voor duidelijke afspraken met accountants. Dit controleprotocol dient dan ook als voorbeeld voor de nieuwe garantieregeling voor de evenementen.
De verplichte MY2022 app bij de Olympische Spelen |
|
Ruben Brekelmans (VVD), Queeny Rajkowski (VVD), Rudmer Heerema (VVD) |
|
Kuipers , Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Kunt u verzekeren dat de verzamelde data van gebruikers van de MY2022 app niet worden gebruikt voor sociale en politieke surveillance? Zo niet, waarom niet?
De risico’s van het gebruik van deze app passen in een breder beeld. De AIVD geeft in het jaarverslag 2020 aan dat China op grote schaal persoonsgegevens vergaart, zoals reis-, visa-, paspoort-, vlucht-, telefoon- en medische informatie.
Daarnaast waarschuwen de diensten er in algemene zin voor dat in China de wettelijke verplichting bestaat dat Chinese bedrijven medewerking verlenen aan de Chinese Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten.
Tegen deze achtergrond is in aanloop naar de Olympische Spelen door de AIVD, het Ministerie van Buitenlandse Zaken, en de NCTV een briefing verzorgd voor NOC*NSF. Daar is het dreigingsbeeld aan de orde gekomen en is besproken welke maatregelen genomen kunnen worden om veiligheids- en privacyrisico’s te beperken.
Bent u zich ervan bewust dat de webadressen van de MY2022 app niet SSL-gecertificeerd zijn, waardoor de data van gebruikers mogelijk bereikbaar zijn voor hackers of andere malafide gebruikers?
CitizenLab1, een gerenommeerde onderzoeksinstelling, heeft de app doorgelicht en stelt dat de communicatie SSL-versleuteld is, maar dat er niet op authenticiteit wordt gecontroleerd. Dat betekent dat een eventuele aanvaller zich eenvoudig kan voordoen als het betreffende domein en dus inzicht krijgt in de communicatie tussen app-gebruiker en server. Een deel van de communicatie wordt überhaupt niet versleuteld.
Kunt u garanderen dat de gebruikersinformatie over de MY22 app niet wordt gedeeld met derde partijen? Zo nee, kunt u aangeven met wie de data gedeeld wordt?
CitizenLab heeft een lijst gepubliceerd met Chinese bedrijven waarmee data wordt gedeeld. Dit zijn onder andere een aantal Chinese telecombedrijven, sociale media platformen, een navigatieservice en iFlytek.
Kunt u verzekeren dat de veiligheid van Nederlandse gebruikers is gegarandeerd, indien zij zich uitlaten over de informatie die binnen de app als «politiek gevoelig» bestempeld is?
De app beschikt over een chatfunctie om contact te maken met andere My2022-gebruikers. De app bevat daarbij een lijst van politiek gevoelige termen in een bestand genaamd «illegalwords.txt». De onderzoekers van CitizenLab kunnen niet bevestigen of de lijst actief gebruikt wordt om te censureren. Hoe dan ook is de indruk dat sporters slechts weinig gebruik maken van deze chatfunctie.
Kunt u erop aandringen bij het Internationaal Olympisch Comité (IOC) en Chinese autoriteiten dat de app voor de start van de Olympische Spelen voldoet aan de veiligheid- en privacy standaarden zoals omschreven in de AVG? Indien dit niet mogelijk blijkt, kunt u er dan op aandringen bij het IOC en de Chinese autoriteiten dat de app niet verplicht wordt gesteld en er alternatieven worden geboden om de noodzakelijke informatie aan te leveren? Zo nee, waarom niet?
De MY2022 app wordt gebruikt binnen China en is daarmee niet gehouden aan de veiligheid- en privacystandaarden zoals omschreven in de AVG. In het zogenaamde Playbook, waarin de regels zijn beschreven die bij de Olympische Spelen in Beijing gelden voor onder meer de atleten, officials en journalisten, staat vermeld dat Nederlandse Olympiërs niet verplicht zijn deze app te gebruiken. Wat in elk geval wel verplicht is, is het gebruik van de Health Monitoring System (HMS)-functionaliteit. Dit systeem is onderdeel van de MY2022-app, maar is ook te gebruiken zonder de app te installeren via https://hms.beijing2022.cn. Er is technisch gezien dan ook een mogelijkheid om via de online omgeving aan deze verplichting te voldoen zonder gebruik van de app.
Wat is uw oordeel over het feit dat onze topsporters en hun begeleiding door de keuze voor Beijing als organisator van de Olympische Spelen een extreem hoog risico lopen om persoonlijke informatie zoals trainingsschema’s, informatie over fysiek gestel en mentale aspecten kwijt te raken aan de gastheer? Op welke wijze gaat u dit op internationaal niveau aankaarten bij het IOC?
De informatie die gedeeld moet worden, betreft de gezondheidsstatus (temperatuur en een aantal vragen over algehele gezondheid, bijvoorbeeld hoesten, hoofdpijn etc.), vaccinatiestatus, de PCR-test van twee dagen voor vertrek en het reisschema. Dit betreft dus niet persoonlijke informatie als trainingsschema’s, informatie over fysiek gestel of mentale aspecten.
Het IOC en NOC*NSF zijn op de hoogte van de zorgen rond de app en hebben hierin ook een eigenstandige rol te spelen.
Kunt u bij het IOC erop aandringen om de beperkte veiligheid- en privacy problemen van de MY2022 app te communiceren aan de gebruikers hiervan?
Het IOC heeft vooraf aan alle gebruikers van de app via de eigen mediakanalen duidelijk gemaakt waar en hoe de app wordt gebruikt. Na het ontstaan van zorgen over de My2022 app heeft het IOC een onafhankelijke externe beoordeling van de applicatie uit laten voeren door twee organisaties op het gebied van cyberbeveiliging. Deze rapporten concludeerden dat de oorspronkelijke kwetsbaarheid is opgelost.
Het NOC*NSF heeft daarnaast alle Nederlandse deelnemers bewust gemaakt van de digitale risico’s die met het reizen naar Beijing 2022 gepaard gaan en hoe de risico’s beperkt kunnen worden.
Kunt u aangeven welke maatregelen Nederland gaat nemen om te zorgen dat dit soort onveilige verplichte apps in de toekomst niet meer gebruikt worden bij (sport-)evenementen in China en elders?
Het gaat hierbij eerst en vooral om een verantwoordelijkheid van de betreffende organisatie in de contacten met het land waar het evenement wordt gehouden.
De Nederlandse overheid heeft daarbij een rol in het informeren van de Nederlanders die hiervoor afreizen. Zo is in aanloop naar de Olympische Spelen door de AIVD, het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de NCTV een briefing verzorgd voor NOC*NSF. Daar is het dreigingsbeeld aan de orde gekomen en is besproken welke maatregelen genomen kunnen worden om veiligheids- en privacyrisico’s tegen te gaan. Dergelijke briefings zullen herhaald worden in aanloop naar (sport-)evenementen waar relevant en nuttig.
Bent u het ermee eens dat de veiligheid, en dus ook de privacy, van onze topsporters, waaronder ook de data van hun eventuele familie, vrienden en andere contacten, gegarandeerd moeten worden, zodat de topsporters zich kunnen concentreren op hun sportprestaties? Zo ja, hoe gaat u dit garanderen? Welke andere risico’s lopen de topsporters op dit gebied?
Schending van de privacy van Nederlandse sporters is uiteraard onwenselijk. Onze zorgen over deze app zijn dan ook voorafgaand aan de Spelen overgebracht aan de Chinese ambassadeur in Den Haag. Dat neemt niet weg dat sporters tijdens hun verblijf rekening hebben te houden met Chinese wet- en regelgeving. De sporters en staf zijn over deze aspecten geïnformeerd in de aanloop naar de Spelen om hier op verstandige wijze mee om te kunnen gaan.
Zoals genoemd, hebben het IOC en NOC*NSF hierin echter ook een eigenstandige rol te spelen, zowel in de voorbereiding als in de keuze voor in welke landen de Olympische Spelen worden gehouden.
De Nederlandse Livemuziek Monitor 2008-2019 |
|
Peter Kwint |
|
Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Wat is uw reactie op de Nederlandse Livemuziek Monitor 2008–2019?1
De Livemuziek monitor geeft een overzichtelijk totaalbeeld van de ontwikkelingen in de Nederlandse live popmuziek in de periode 2008–2019. Naast statistische informatie over optredens bevat de monitor ook interessante informatie over artiesten en de ontwikkeling van genres. Ik heb met belangstelling kennisgenomen van de monitor.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Beckerman c.s., die het kabinet verzoekt om het belang van de popsector te onderschrijven, in gesprek te gaan met gemeenten en provincies om te komen tot een gedeelde visie op wat nodig is voor een levendige popcultuur en in overleg met de sector in kaart te brengen hoe de popketen versterkt kan worden?2
In de brief van 16 november 20213 is ten aanzien van de motie Beckerman c.s. een stand van zaken gegeven. Ik blijf in gesprek met de stedelijke cultuurregio’s over mogelijkheden om de popcultuur in Nederland te versterken.
Hoe gaat u in het nieuwe kabinet aan de slag om de Nederlandse popsector te versterken? Wat zijn uw plannen en ambities de komende vier jaar als het gaat om het Nederlandse popbeleid? Bent u bereid om op korte termijn in gesprek te gaan met de sector om te komen tot een uitgewerkt plan om de sector te versterken na de pandemie?
Popmuziek, en de popcultuur als geheel, maken een belangrijk onderdeel uit van het dagelijkse leven van veel Nederlanders. De sector is veelzijdig. Niet alleen qua stijlen en genres, maar ook waar het gaat om de breedte: van internationale muziekindustrie tot amateurs. Momenteel werk ik aan een brief waarin ik mijn plannen voor het herstel van de culturele sector uitwerk. Daarbij heb ik oog voor de gehele breedte van de culturele sector en dus ook voor popmuziek. In diezelfde brief zal ik uw Kamer informeren over de wijze waarop ik invulling geef aan de ambities in het coalitieakkoord.
Bent u van plan om de initiatiefnota over de Nederlandse popsector helemaal over te nemen en tot uitvoering te brengen? Zo nee, waarom niet? Kunt u per maatregel uit de popnota aangeven waarom u deze wel of niet gaat uitvoeren?3
De initiatiefnota «Naar Vore!» van Kamerlid Kwint bevat een aantal voorstellen die goed aansluiten bij het huidige cultuurbeleid. Zo is in veel gemeenten pop- en urbanbeleid gekoppeld aan het welzijnsbeleid. De gemeentelijke combinatiefunctionarissen hebben een belangrijke functie als het gaat om het koppelen van sport en cultuur aan scholen en aan jeugd in buurten waar weinig aanbod is. Dit ondersteun ik door jaarlijks € 1 miljoen structureel bij te dragen aan het jeugdfonds sport en cultuur, vanuit het programma cultuurparticipatie. Daarnaast steun ik met het programma cultuureducatie met kwaliteit, kunst en cultuur beoefening voor alle kinderen en gezinnen waar dit minder vanzelfsprekend is. Als het gaat om eerlijke beloning en richtsnoerbedragen ondersteun ik de sector bij het maken van collectieve afspraken zoals honoreringsrichtlijnen en tariefafspraken. Platform ACCT zal samen met relevante partijen in de popsector een plan van aanpak maken om te bepalen welke stappen er gezet kunnen worden. Als laatste kan ik melden dat de uitvoering van de motie Kwint c.s. (voorgesteld tijdens het wetgevingsoverleg van 22 november 2021) waarin de regering verzocht wordt om de upstream regelingen te verlengen en budget hiervoor te zoeken wordt meegenomen in de uitwerking van het Regeerakkoord5.
Het artikel 'Opinie: ‘Straks is er voor iedereen een huis in Amsterdam, maar geen sportveld meer te bekennen'' |
|
Peter de Groot (VVD), Rudmer Heerema (VVD), Fahid Minhas (VVD) |
|
Kuipers , Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u het artikel « Opinie: «Straks is er voor iedereen een huis in Amsterdam, maar geen sportveld meer te bekennen»»?1
Ja, ik heb kennis genomen van dit artikel in het Parool van 26 januari 2022.
Is er een correlatie tussen de afstand tot de sportvoorziening en de bereidheid om te sporten?
Ja, afhankelijk van de eigen motivatie om te sporten kan de afstand tot en variëteit aan sportaccommodaties een rol spelen om tot sportdeelname te komen. Hoe sterker de motivatie om te sporten, hoe groter de afstand waartoe men bereid is deze te overbruggen om te gaan sporten. Dit wordt gevisualiseerd middels een afstandsvervalcurve voor sportaccommodaties (zie Sportaccommodaties in beeld (2013) – Hoekman et al., 2013).2
Het Mulier Instituut heeft onderzoek gedaan naar de bereidheid om te sporten. Daarvoor spelen sociale omgevingsfactoren een grotere rol dan de aanwezigheid van sportvoorzieningen.3 Algemeen genomen kan gesteld worden dat de afstand tot een sportvoorziening in de huidige situatie voor weinig mensen in Nederland een belemmering zal zijn om aan sport deel te nemen. Het Jaarrapport duurzame sportinfrastructuur 2020 – Mulier Instituut (Hoekman et al. 2020) laat zien dat negen op de tien Nederlanders binnen een straal van 3 kilometer kunnen voetballen, tennissen, fitnessen en/of een zaalsport beoefenen. Twee derde van de Nederlanders kan binnen diezelfde straal een overdekt zwembad vinden. De volwassen bevolking is dan ook grotendeels van mening dat er voldoende sportaccommodaties in de buurt aanwezig zijn (85%) en dat er voldoende keuze uit verschillende sporten is in de buurt (82%). Om deze cijfers te behouden is een voortzetting van gepaste aandacht voor sportaccommodaties ook de komende jaren van belang.
Is u bekend hoeveel sportieve (openbare) ruimten in de verstedelijkingsgemeenten onder druk staan omdat deze gemeenten de wens hebben om woningbouw of andere functies te realiseren op de betreffende plekken?
Hierover zijn geen gegevens beschikbaar. In algemene zin geldt wel dat er een grote druk op de ruimte is met name in sterk verstedelijkte gebieden. Een deel van de ruimte voor sport en bewegen kan worden gevonden in multifunctioneel ruimtegebruik, zoals sportvoorzieningen in de groenstructuur of bovenop daken van gebouwen. Ook zijn er kansen om sportaccommodaties breder en beter te benutten bijv. door multisportaccommodaties, het combineren met kinderopvang of de inzet voor de duurzame energievoorziening (bijvoorbeeld door velden te gebruiken voor het opvangen van zonne-energie en/of warmteopslag).
Welk ruimtelijk beleid hanteren gemeenten in algemene zin om te bepalen of en hoeveel sportieve ruimte per inwoner noodzakelijk is en op welke afstand deze aanwezig dient te zijn voor hun inwoners?
Van enkele gemeenten, zoals Amsterdam, is mij bekend dat zij werken aan of met een eigen sportnorm. Er zijn geen gestandaardiseerde normen voor sport, bijvoorbeeld op basis van het aantal beschikbare vierkante meter per inwoner of de afstand tot sportaccommodaties.
Kunt u verklaren waarom sportvoorzieningen onderaan de prioriteitenlijst staan bij veel gemeenten wanneer er planologische keuzes moeten worden gemaakt? Hoe verhoudt zich dit onder andere tot de wettelijke verankering van tenminste twee uur bewegingsonderwijs vanaf 2023 waarbij juist méér fysieke ruimte voor sport en beweging nodig is?
Ik heb geen aanwijzingen dat sport bij gemeenten onderaan de prioriteitenlijst staat. Het ter beschikking stellen van ruimte voor sport is één van de verschillende aspecten waar gemeenten naar kijken. De ruimtedruk is groot in het stedelijk gebied, zeker in dicht bebouwde gebieden zoals de binnensteden. Slimme oplossingen en multifunctioneel ruimtegebruik zijn nodig, maar ook daarmee zal niet altijd aan alle belangen en wensen tegemoet kunnen worden gekomen en zullen er keuzes moeten worden gemaakt. Die keuzes kunnen alle belangen raken, ook die van sport en bewegen.
Deelt u de mening dat er volwaardige steden gebouwd moeten worden, waarbij er naast huizen ook ruimte dient te zijn voor sport en recreatie, groen en bedrijvigheid?
Ja, het kabinet zet in op een duurzame ontwikkeling van steden met een gezonde, groene leefomgeving waarin ook ruimte is voor bewegen, sport en recreatie.
Deelt u de mening dat voldoende sportvoorzieningen in de wijk van belang zijn voor het stimuleren van bewegen, de sociale cohesie, de motorische ontwikkeling van kinderen en het terugdringen van overgewicht?
Het is inderdaad belangrijk dat er in wijken voldoende voorzieningen zijn om de genoemde doelen te bereiken. Daarbij zijn niet alleen sportvoorzieningen belangrijk, maar ook beweegvoorzieningen zoals speelplekken en in zijn algemeenheid een beweegvriendelijke inrichting van de openbare ruimte die gezond beweeggedrag stimuleert en faciliteert.
Bent u ook van mening dat provincies, naast dat zij sturen op ruimte voor wonen en bedrijvigheid, ook moeten sturen op ruimte voor sport en recreatie in een gemeente? Welke rol ziet u voor uzelf als Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening om deze ambitie te realiseren? Bent u bereid om een sportparagraaf verplicht te stellen bij het maken van ruimtelijke ordeningsplannen in stedelijke gebieden?
Een gezond en vitaal leven is van groot belang en ook de inrichting en de kwaliteit van de fysieke leefomgeving kan daar aan bijdragen. Zoals aangegeven in de NOVI streven we naar een duurzame inrichting die de kwaliteit van leven vergroot voor alle inwoners. Met een gezonde beweegvriendelijke omgeving waar niet alleen op sport wordt ingezet, maar ook op het stimuleren en faciliteren van bewegen in het algemeen, als onderdeel van de bredere gezondheidsbevordering. Een specifieke verplichting m.b.t. het opnemen van een sportparagraaf lijkt niet wenselijk gezien de eigen verantwoordelijkheid van de gemeenten in deze, en is m.i. ook niet nodig. Gezondheid is opgenomen als doel in de Omgevingswet en toekomstige plannen onder deze wet zullen daarmee aandacht moeten besteden aan de gezondheidsaspecten van de ruimtelijke voornemens. Vanuit VWS worden gemeenten met het Preventieakkoord en Sportakkoord gestimuleerd om in te zetten op een beweegvriendelijke omgeving. Het voornemen is om onder de vlag van het Preventieakkoord een beweegtafel in te richten waarbij het stimuleren van een beweegvriendelijke omgeving een van de onderdelen is. De Minister voor Langdurige zorg en Sport en ik zullen een overzicht opstellen van goede voorbeelden van multifunctionele sportvoorzieningen die andere gemeenten kunnen inspireren bij het inpassen van sportvoorzieningen in gebieden met een grote ruimtedruk.
Het bericht dat de Chinese app MY2022 voor de Olympische Spelen 2022 gevoelige data van o.a. de Nederlandse Olympiërs verzamelt en politiek sensitieve content over Oost-Turkestan en Tibet opslaat. |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Jeanet van der Laan (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat de Chinese app MY2022 gevoelige data van onder andere de Nederlandse Olympiërs verzamelt en politiek sensitieve content over Oost-Turkestan en Tibet opslaat?1
Ja.
Hoe oordeelt u over dit bericht?
Het bericht is zorgelijk en past in het bredere beeld dat de Chinese overheid in eigen land een hoge mate van controle uitoefent over het verzamelen en verwerken van gegevens. Daarbij is eveneens sprake van censuur op o.a. berichten en informatie die via elektronische communicatiemiddelen worden gedeeld.
Tegen deze achtergrond is in aanloop naar de Olympische Spelen door de AIVD, het Ministerie van Buitenlandse Zaken, en de NCTV een briefing verzorgd voor NOC*NSF. Daar is het dreigingsbeeld aan de orde gekomen en is besproken welke maatregelen genomen kunnen worden om veiligheids- en privacyrisico’s te beperken.
Bent u bekend met het bericht dat de Chinese app MY2022 ongevraagd audio van haar gebruikers aftapt en opslaat op Chinese overheidsservers door middel van technologie van het bedrijf IFlytek?2
Ja.
Bent u bekend met het feit dat IFlytek verbannen is van de Amerikaanse markt, omdat het technologie (zoals technologie voor stemherkenning) verkocht aan de Chinese overheid voor het onderdrukken van de Oeigoeren in Oost-Turkestan?3
Het kabinet is bekend met het feit dat in 2019 IFlytek door de VS op de Entity List is geplaatst, waardoor Amerikaanse toeleveranciers, of producenten die Amerikaanse technologie verwerken in hun producten, aan de Amerikaanse autoriteiten toestemming moeten vragen voordat ze naar IFlytek kunnen exporteren.
Hoe oordeelt u over deze nieuwsfeiten?
De risico’s van het gebruik van deze app passen bij een breder beeld. De AIVD geeft in het jaarverslag 2020 aan dat China op grote schaal persoonsgegevens vergaart, zoals reis-, visa, paspoort-, vlucht-, telefoon- en medische informatie.
Daarnaast waarschuwen de diensten er in algemene zin voor dat in China de wettelijke verplichting bestaat dat Chinese bedrijven medewerking verlenen aan de Chinese Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten.
Zijn er in Nederland universiteiten of onderzoeksinstellingen die banden hebben met dit bedrijf of één van de andere zes kunstmatige intelligentie bedrijven die zijn verbannen uit de Verenigde Staten?4
Het ministerie houdt geen overzichten bij van de overeenkomsten die kennisinstellingen aangaan met (buitenlandse) partners. De keuze van samenwerkingspartners, zowel nationaal als internationaal, valt binnen de institutionele autonomie en daarmee de verantwoordelijkheid van de kennisinstellingen. In lijn met de in Nederland bij wet geborgde academische vrijheid maken zij zelf de afweging met wie zij samenwerkingen aangaan.
Zoals toegezegd tijdens het commissiedebat over kennisveiligheid en internationalisering d.d. 9 februari jl. zal mijn collega van OCW de kennisinstellingen bij brief verzoeken op instellingsniveau een risicoanalyse m.b.t. kennisveiligheid te maken en daarbij ook hun contracten met buitenlandse partners tegen het licht te houden en hierover te rapporteren aan hun Raden van Toezicht. De instellingen kunnen hierbij gebruikmaken van de recent gepubliceerde Nationale Leidraad Kennisveiligheid, die het Nederlandse kennisveld en de rijksoverheid gezamenlijk hebben uitgewerkt, en het onlangs geopende Rijksbrede Loket Kennisveiligheid. In de brief zal mijn collega van OCW instellingen tevens verzoeken om op bestuursniveau (bij instellingen voor hoger onderwijs: College van Bestuur) een portefeuillehouder kennisveiligheid aan te stellen. Mijn collega van OCW zal uw Kamer afschrift geven van deze brief aan de kennisinstellingen.
Kunt u de MY2022 app zo snel mogelijk laten doorlichten door de bevoegde instanties?
CitizenLab, een gerenommeerde onderzoeksinstelling, heeft de app doorgelicht en geconcludeerd dat er twee problemen zijn: enerzijds wordt de data die van en naar de servers gaat slecht beveiligd en is de beveiliging relatief eenvoudig te omzeilen. Anderzijds wordt een deel van het verkeer tussen de app en de server überhaupt niet versleuteld. Dit betekent dat onbevoegden relatief eenvoudig kunnen meekijken met de gegevens die de sporters in de app (moeten) invoeren, hetgeen een privacy- en veiligheidsrisico betekent.
Kunt u bevestigen dat Nederlandse Olympiërs verplicht zijn om deze app te gebruiken en dus per definitie te maken krijgen met schendingen van hun privacy bij deelname aan de Olympische Winterspelen in China?
In het zogenaamde Playbook, waarin de regels zijn beschreven die bij de Olympische Spelen in Beijing gelden voor onder meer de atleten, officials en journalisten, staat vermeld dat Nederlandse Olympiërs niet verplicht zijn deze app te gebruiken. Wat in elk geval wel verplicht is, is het gebruik van de Health Monitoring System (HMS)-functionaliteit. Dit systeem is onderdeel van de MY2022-app, maar is ook te gebruiken zonder de app te installeren via https://hms.beijing2022.cn. Er is technisch gezien dan ook een mogelijkheid om via de online omgeving aan deze verplichting te voldoen zonder gebruik van de app.
Sporters zijn verplicht diverse persoonsgegevens aan de organisatie te overhandigen, zoals gezondheidsstatus (temperatuur en een aantal vragen over algehele gezondheid, bijvoorbeeld hoesten, hoofdpijn etc.), vaccinatiestatus, de PCR-test van twee dagen voor vertrek en het reisschema. Dit is volgens de organisatie noodzakelijk om de Spelen zo veilig mogelijk te kunnen organiseren. Deze persoonsgegevens moeten hoe dan ook aan de Chinese organisatie worden overhandigd, ongeacht de wijze waarop.
Wat doet u om de privacy en de veiligheid van gevoelige persoonsgegevens (zoals paspoortgegevens, medische details en douane-informatie) van de Nederlandse Olympiërs te beschermen en te waarborgen?
De mate van privacy en veiligheid van gevoelige gegevens van atleten en journalisten tijdens de Olympische Spelen in Peking in 2022 is reden tot zorg. In bilaterale gesprekken hebben wij dit onderwerp reeds opgebracht.
Verder vinden er al sinds de Olympische Spelen in Turijn coördinerende overleggen plaats tussen belanghebbende organisaties in aanloop naar grote sportevenementen in het buitenland zoals de Olympische Spelen, de Paralympische Spelen, en Wereldkampioenschappen en Europese Kampioenschappen Voetbal. Deze overleggen richten zich ook op de veiligheid van Nederlandse sporters, staf, werknemers, VIP’s en andere Nederlandse personen die een rol spelen bij het evenement. Over specifieke onderwerpen die de aandacht hebben, zoals cyberveiligheid, worden briefings georganiseerd. Zoals genoemd onder vraag 2, is in de aanloop naar de Winterspelen in China een dergelijke briefing verzorgd voor het NOC*NSF.
Kunt u bevestigen dat China met deze app censuur probeert af te dwingen over de bezoekers en internationale deelnemers aan de Olympische Winterspelen? Zo nee, waarom niet?
De app beschikt over een chatfunctie (een soort WhatsApp) om contact te maken met andere My2022-gebruikers. De app bevat daarbij een lijst van politiek gevoelige termen in een bestand genaamd «illegalwords.txt». De onderzoekers van Citizen Lab kunnen niet bevestigen of de lijst actief gebruikt wordt om te censureren. Hoe dan ook is de indruk dat sporters slechts weinig gebruik maken van deze chatfunctie.
Kunt u verzekeren dat de vrijheid van meningsuiting, veiligheid en lichamelijke integriteit van Nederlandse sporters te allen tijde gewaarborgd is tijdens de Spelen? Zo nee, waarom niet en hoe gaat u hiermee om?
De vrijheid van meningsuiting wordt beperkt in China. China staat op plaats 177 van 180 in de World Press Freedom Index. Beperkingen van vrijheid van meningsuiting gelden ook voor de atleten en journalisten tijdens de Olympische Spelen in Peking in 2022. Het kabinet is van mening dat atleten en journalisten zich binnen de kaders opgesteld door het IOC vrij moeten kunnen uiten en heeft deze boodschap ook aan de Chinese autoriteiten overgebracht. Dat neemt niet weg dat sporters tijdens hun verblijf rekening hebben te houden met Chinese wet- en regelgeving. De sporters en staf zijn over deze aspecten geïnformeerd in de aanloop naar de Spelen om hier op verstandige wijze mee om te kunnen gaan.
Kunt u er zo snel mogelijk bij het IOC op aandringen dat China wordt aangesproken op de MY2022 app, de verplichte aard ervan, de dataverzameling en poging tot censuur die geïntegreerd is in de app? Zo nee, waarom niet?
Onze zorgen over deze app zijn voorafgaand aan de Spelen overgebracht aan de Chinese ambassadeur in Den Haag. Daarnaast hebben het IOC en NOC*NSF hierin ook een eigenstandige rol te spelen.
Kunt u China hier ook in Europees verband op aanspreken? Zo nee, waarom niet?
De My2022-app is niet ter sprake gekomen in EU-verband. Zoals toegelicht, betreft het hier in principe slechts één specifiek element in een breder beeld. De zorgwekkende mensenrechtensituatie in China, en de beperkingen op het gebied van vrijheid van meningsuiting in het bijzonder, worden door Nederland regelmatig aan de orde gesteld in EU-kader.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en voor de aanvang van de Olympische Spelen beantwoorden?
Gezien de technische aspecten van de gestelde vragen en de interdepartementale afstemming die deze vergden, is het helaas niet mogelijk gebleken om deze vragen voor de aanvang van de Olympische Spelen te beantwoorden.
Het feit dat advocatenkantoor Van Doorne N.V. door ITV is ingeschakeld om onderzoek te doen naar de ernstige situatie rondom de voormalig deelnemers van The Voice of Holland |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Bent u bekend met het feit dat advocatenkantoor Van Doorne N.V. door ITV is ingeschakeld om onderzoek te doen naar de ernstige situatie rondom de voormalig deelnemers van The Voice of Holland?1 2
Ja. Laat ik vooropstellen dat ik geschrokken ben van de ernstige situatie rondom de voormalig deelnemers van The Voice of Holland. Mij is bekend dat Van Doorne N.V. door ITV is ingeschakeld en dat er inmiddels meerdere aangiften zijn gedaan bij de politie. Het feit dat er in opdracht van ITV onderzoek wordt gedaan, doet niets af aan de eigenstandige afweging van het openbaar ministerie (OM) zelf strafrechtelijk onderzoek te doen. Het OM bekijkt per aangifte of er aanleiding is voor een strafrechtelijk onderzoek.
In hoeverre bent u van mening dat een advocaat, als zijnde partijdig zoals de kernwaarden van de advocatuur ook voorschrijven, «onafhankelijk extern onderzoek» kan doen naar mogelijke strafbare feiten en misstanden die plaatsvonden tijdens en rondom de productieactiviteiten van de opdrachtgever?
Onafhankelijkheid en partijdigheid zijn beide kernwaarden van de advocatuur.3 Dat de advocaat bij zijn beroepsuitoefening partijdig is, lijkt op het eerste gezicht op gespannen voet te staan met het vereiste van onafhankelijkheid. Partijdige belangenbehartiging en onafhankelijkheid zijn echter complementair aan elkaar.4 De advocaat is in zijn taakuitoefening onafhankelijk, niet alleen ten opzichte van bijvoorbeeld de overheid, maar ook ten opzichte van zijn cliënt. De advocaat is tevens partijdig en dient daarmee primair het belang van de cliënt, maar hij is en blijft daarbij kritisch en heeft ook oog voor de belangen van andere betrokkenen (zoals de wederpartij of derden).
In antwoord op eerdere Kamervragen is door de toenmalig Minister van Justitie en Veiligheid aangegeven dat de geldende beroeps- en gedragsregels en het tuchtrecht voldoende mogelijkheden geven om een mogelijke spanning tussen partijdigheid en onafhankelijkheid het hoofd te kunnen bieden.5 Ik onderschrijf dat, evenals het uitgangspunt dat de positie en de rechten van slachtoffers van zedendelicten dienen te worden gerespecteerd.
Het is op zichzelf te prijzen dat ITV zelf onderzoek wil laten uitvoeren naar mogelijke misstanden bij het televisieprogramma The Voice of Holland. Een dergelijk onderzoek kan ook door een advocatenkantoor worden uitgevoerd, zolang is gewaarborgd dat de advocaat zelf of het onderzoeksteam waaraan hij leiding geeft of waarvan hij deel uitmaakt, over voldoende deskundigheid beschikt op het gebied van seksueel grensoverschrijdend gedrag. De advocaat is namelijk op grond van de eigen regelgeving van de NOvA verplicht om alleen zaken aan te nemen waarvoor hij de deskundigheid bezit dan wel waarvoor hij gebruik maakt van de deskundigheid van anderen.6
Onderschrijft u dat een onderzoek door ingeschakelde advocaten slechts kan dienen ter bepaling van de rechtspositie van de opdrachtgever en dus altijd tot het inkleuren van partijbelang zal leiden, zoals ook blijkt uit het standpunt van de Orde van Advocaten, en dus niet primair gericht is op waarheidsvinding? Zo ja/nee, waarom?
Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven is de advocaat een partijdige belangenbehartiger die in zijn werk onafhankelijk dient te opereren. Het feit dat de advocaat een partijdige belangenbehartiger is, maakt dat het onderzoek primair bedoeld is voor de bepaling van de rechtspositie van de cliënt. In de beantwoording op eerdere Kamervragen is reeds toegelicht dat het OM een onderzoek dat in opdracht van een bedrijf is verricht, kan betrekken bij het opsporingsonderzoek, bijvoorbeeld naar mogelijke financieel-economische delicten. In een dergelijk geval wordt het externe onderzoek door het OM gecontroleerd en geverifieerd op voldoende diepgang, volledigheid en juistheid.7
Hoe ziet u de relatie tussen ITV en de ingeschakelde advocaten en daarmee de status van het onderzoek juist in het licht van het feit dat de advocaten onderzoek doen ter bepaling van de rechtspositie van de opdrachtgever ITV?
Uit het persbericht van ITV blijkt dat ITV het advocatenkantoor Van Doorne heeft ingeschakeld om onderzoek te doen naar wat er gebeurd is bij het televisieprogramma The Voice of Holland. Dat maakt dat er sprake is van een advocaat-cliënt relatie tussen Van Doorne en ITV. Zoals bij vraag 2 en 3 is aangegeven, betekent dit dat Van Doorne de werkzaamheden uitvoert binnen de kernwaarden en andere beroeps- en gedragsregels die gelden voor advocaten.
Wat vindt u ervan dat ITV slachtoffers heeft opgeroepen zich te melden bij het door haar ingeschakelde advocatenkantoor Van Doorne?
Het klopt dat ITV iedereen die het slachtoffer is geworden of getuige is geweest van ongepast gedrag rond het televisieprogramma The Voice of Holland aanmoedigt om contact op te nemen met het ingeschakelde advocatenkantoor. Tegelijkertijd heeft ITV ten zeerste aangeraden dat slachtoffers of getuigen van strafbare feiten direct aangifte doen bij de politie. Ik vind dat een verstandig advies. De opsporing van strafbare feiten en de strafrechtelijke vervolging ervan zijn bevoegdheden van de politie en het OM.
Hoe groot is volgens u het risico dat de (rechts)positie van slachtoffers verslechtert, indien zij spreken met advocaten die namens de opdrachtgever onderzoek verrichten naar mogelijke strafbare feiten en misstanden die plaatsvonden tijdens en rondom de productieactiviteiten van de opdrachtgever?
Het belang van slachtoffers staat voorop. Het is van groot belang dat slachtofferrechten worden gerespecteerd, ook in de fase van onderzoek en opsporing. Een particulier onderzoek naar gebeurtenissen beperkt niet de rechten van slachtoffers en beperkt ook niet de mogelijkheden om een opsporingsonderzoek te starten. Slachtoffers zijn bovendien niet verplicht om medewerking te verlenen aan het onderzoek door het ingeschakelde advocatenkantoor.
In het kader van het onderzoek, dat nu in opdracht van ITV wordt uitgevoerd, wijzen de onderzoekers van het advocatenkantoor erop dat slachtoffers bij vermoedens van strafbare feiten daarvan melding doen bij de politie. Dit om te waarborgen dat verklaringen van slachtoffers bruikbaar zijn in het strafproces en te voorkomen dat hun rechtspositie verslechtert.
Deelt u de mening dat slachtoffers zich bij vermeende strafbare feiten altijd primair dienen te melden bij de politie en beschermd dienen te worden? Zo ja/nee, waarom?
Ja. Slachtoffers kunnen zich altijd rechtstreeks kunnen melden bij de politie, maar bijvoorbeeld ook bij Slachtofferhulp Nederland. Als een slachtoffer zich meldt bij de politie wordt een slachtoffer een persoonlijk en informatief gesprek aangeboden. Als blijkt dat er mogelijk iets strafbaars is gebeurd, dan kan het slachtoffer als deze dat wil, vervolgens aangifte doen bij de politie. Dat besluit is aan slachtoffers zelf. Daarnaast biedt de politie algemene voorlichting aan op de website www.politie.nl over het melden of doen van aangifte in zedenzaken.8
De politie kan na een eerste beoordeling van een aangifte en na besluitvorming door de officier van justitie een strafrechtelijk onderzoek starten. De belangen van slachtoffers wegen zwaar mee bij de afweging of en zo ja, hoe in een zedenzaak strafrechtelijk opgetreden moet worden.
Zowel de politie als het OM nemen zaken rondom seksueel misbruik buitengewoon serieus. Strafrechtelijke onderzoeken worden uitgevoerd door deskundige teams bestaand uit gespecialiseerde rechercheurs en officieren van justitie. Het verkrijgen van bewijs in zedenzaken is vaak lastig en kan veel tijd in beslag nemen. In zedenzaken is het daarom uiterst belangrijk dat zorgvuldig onderzocht en zo precies mogelijk vastgesteld wordt wat er is gebeurd. Dit stelt het OM vervolgens in staat om zorgvuldige vervolgingsbeslissing te kunnen nemen.
Hiervoor is het nodig dat aangevers en (andere) getuigen zoveel mogelijk afzonderlijk worden gehoord door de politie, zodat (ook onbewuste) beïnvloeding wordt voorkomen. Bij het voeren van gesprekken met anderen dan de professionals van de politie en het OM bestaat de kans dat dit een negatieve invloed heeft op het vervolg van een eventueel opsporingsonderzoek.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met de NOvA en Slachtofferhulp Nederland over de ontstane ongewenste situatie en gaat u de ontwikkelingen in deze zaak betrekken bij het onderzoek dat het WODC nu verricht naar de voor- en nadelen van zelfonderzoek door advocaten? Zo ja/nee, waarom?
Ja, zowel met de NOvA als Slachtofferhulp Nederland heb ik regelmatig overleg. Ik zal bij hen aandacht blijven vragen voor de rechten en de positie van slachtoffers in zedenzaken. Het is van belang dat rechten van slachtoffers door een ieder worden gerespecteerd en dat er oog is voor hun kwetsbaarheid. Dat is niet alleen een verantwoordelijkheid van werkgevers, maar ook van ingeschakelde onderzoekers, advocaten of andere deskundigen.
Het onderzoek dat in opdracht van het WODC is gestart, richt zich op de voor- en nadelen van zelfonderzoek en zelfmeldingen door bedrijven specifiek in fraude- en corruptiezaken.9 De wet- en regelgeving, praktijkervaringen en de opsporing van fraude- en corruptiezaken is niet vergelijkbaar met die van zedenzaken. Dat betekent ook dat voor (onderzoek naar) fraude- en corruptiezaken of zedenzaken zeer verschillende expertise nodig is. Het is gelet op de uitvoering van dat onderzoek niet mogelijk om de focus op fraude- en corruptiezaken te wijzigen met het oog op zedenzaken. Ik zal uw Kamer informeren na afronding van het WODC-onderzoek en ik zal dan bezien of en zo ja, welke stappen dienen te worden genomen met betrekking tot de huidige werkwijze waarin bedrijven zelf onderzoek laten verrichten.
Op welke wijze gaat u verder toezien op de bescherming van de (rechts)positie van de slachtoffers in deze zaak?
Zoals in het antwoord op vraag 7 is toegelicht, neemt de politie alle meldingen en aangiften met aandacht op. Het borgen van de positie van het slachtoffer is een speerpunt van dit kabinet. In de afgelopen jaren zijn in wetgeving verbeteringen aangebracht om slachtoffers beter te beschermen en ook een prominentere rol te geven binnen het strafproces. Slachtoffers worden actiever gewezen op de rechten die zij hebben, zoals het recht op informatie, hulp, bescherming en het doen van een aangifte. Zo werd in 2021 de Wet uitbreiding slachtofferrechten aangenomen.10 Alle slachtoffers kunnen bovendien altijd bij Slachtofferhulp Nederland terecht voor kosteloze juridische hulp bij een strafproces en emotionele steun. Voor slachtoffers van zedenzaken geldt bovendien dat zij recht hebben op kosteloze rechtsbijstand als zij een advocaat willen inschakelen.
Het bericht dat de ouders van Gio (4) het stilzwijgen verbreken na een dodelijk ongeluk met voetballer Vloet |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Ouders overleden Gio (4) verbreken stilzwijgen: We hebben nooit iets gehoord van voetballer Vloet»?1
Ja.
Wat is uw reactie op dit bericht?
Ik leef zeer mee met het verlies van de familie. Verder ga ik niet in op deze specifieke situatie gezien de zaak nog in onderzoek is.
Deelt u de mening dat een voetbalclub een maatschappelijke rol heeft?
Voetbalclubs hebben zeker een maatschappelijke rol. De KNVB ziet voetbal als een bindmiddel om samen te werken aan een gezonde, sociale en duurzame samenleving. Van kleins af aan worden kinderen meegenomen in de spelregels en sportief gedrag.
Verder leveren veel clubs in het (betaalde) voetbal een bijdrage aan verschillende maatschappelijke projecten op gebied van participatie, educatie, gezondheid en re-integratie op de arbeidsmarkt.
Hoe vindt u dat Heracles Almelo zijn maatschappelijk rol voor verkeersveiligheid heeft opgepakt na het dodelijk ongeluk met voetballer Vloet?
Heracles Almelo heeft zelf keuzes gemaakt na het dodelijk ongeluk. Het is niet aan mij om die te beoordelen.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met voetbalclubs om hun maatschappelijke rol op te pakken voor verkeersveiligheid?
De wijze waarop voetbalclubs omgaan met hun maatschappelijke rol is aan de clubs zelf. Zij maken een afweging in hun rol als werkgever, als bedrijf en als club als het gaat om de wijze waarop zij hun maatschappelijke rol invullen. Vanuit het Rijk worden met diverse stakeholders campagnes geïnitieerd om aandacht te vragen voor verkeersveiligheid, zoals de BOB-campagne tegen rijden onder invloed van alcohol. Er is ook een BOB-campagne die is gericht is op sportkantines en sportevenementen waar ook professionele voetbalclubs aandacht voor hebben gevraagd.
Deelt u de mening dat een voetballer een publieke voorbeeldfunctie heeft?
Iedere verkeersdeelnemer heeft een voorbeeldfunctie en verantwoordelijkheid in het verkeer. Iedereen, ook voetballers, moet zich aan de verkeersregels houden om weer veilig thuis te (laten-) komen.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met voetballers om hun publieke voorbeeldfunctie op te pakken voor verkeersveiligheid?
Ik verwijs u hiervoor naar antwoord 5.
Welke publieke campagnes lopen er nu tegen extreem te hard rijden en alcohol in het verkeer? In hoeverre zijn deze campagnes succesvol? In hoeverre zorgen deze campagnes voor een daling van extreem te hard rijden en alcohol in het verkeer?
Met betrekking tot alcohol in het verkeer loopt al lange tijd de eerdergenoemde BOB-campagne. Inmiddels weet 99% van de automobilisten dat de BOB nuchter blijft en vindt 84% dat je geen alcohol moet drinken als je nog moet autorijden. Daarnaast is er een campagne tegen te hard rijden: «Hou je aan de snelheidslimiet». Deze campagne is erop gericht dat bestuurders zich aan de snelheid houden. IenW plaatst tijdens de campagneperiode (mei-juni) borden langs de snelwegen en biedt een toolkit aan met diverse middelen aan medeoverheden en maatschappelijke partners.
Als het gaat om gedragsverandering bij zware overtreders zijn campagnes niet voldoende. Voor deze groep zijn handhaving en gedragsinterventies, zoals de bestuursrechtelijke Educatieve Maatregel Gedrag (EMG) of Educatieve Maatregel Alcohol (EMA), het meest passend. Ongewenst verkeersgedrag dient integraal te worden aangepakt (infrastructurele aanpassingen, gedragsbeïnvloeding en handhaving). Dit voorjaar wordt de Kamer geïnformeerd over mijn plannen voor een verbeterde integrale aanpak van rijden onder invloed.
Wat is de strafmaat nu voor extreem te hard rijden en alcohol in het verkeer? In hoeverre is deze strafmaat voldoende? In hoeverre zorgt deze strafmaat voor een daling van extreem te hard rijden en alcohol in het verkeer?
Onder extreem te hard rijden versta ik in het kader van de beantwoording van deze vraag het zodanig boven de geldende maximumsnelheid rijden dat deze onder het strafrecht wordt afgedaan. Snelheidsovertredingen tot 30 km/u te hard in het algemeen en tot 40 km/u op de snelweg vallen onder de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Grovere snelheidsovertredingen vallen onder het strafrecht.
De maximumstraf voor te hard rijden op de autosnelweg is een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van € 4.500 en daarbij kan een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van ten hoogste 2 jaren worden opgelegd (art 177 lid 2 onder d van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994)). De maximumstraf voor rijden onder invloed is een gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of een geldboete van € 22.500 en daarbij kan een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van ten hoogste 5 jaren worden opgelegd (artikel 8 jo. 176, lid 2 WVW 1994).
Naast de specifieke strafbaarstellingen voor te hard rijden of rijden onder invloed van alcohol, kunnen deze feiten ook op basis van andere artikelen uit de Wegenverkeerswet worden afgedaan. Dit kan op basis van artikel 5 WVW 1994 (veroorzaken gevaar op de weg), artikel 5a WVW 1994 (roekeloos rijden zonder gevolgen) of artikel 6 WVW 1994 (veroorzaken van een ongeval door schuld/roekeloosheid met letsel of de dood tot gevolg). De maximumstraf voor het veroorzaken van een dodelijk ongeval in het verkeer, is een gevangenisstraf van ten hoogste 9 jaren of een geldboete van ten hoogste € 90.000 en daarbij kan een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van ten hoogste 5 jaren worden opgelegd (artikel 6 jo. 175 WVW1994).
In 2017 is wetenschappelijk onderzocht in hoeverre de bestraffing van ernstige verkeersdelicten afdoende is. Hieruit bleek dat in zijn algemeenheid kan worden geconcludeerd dat naarmate de ernst van de verkeersfout toeneemt en de mate van letsel toeneemt, ook de duur van de straf en de zwaarte van de gekozen strafmodaliteit toeneemt. Het algemene strafbeeld komt dus overeen met hetgeen de wetgever heeft beoogd met het stelsel van sancties. Verder was de conclusie in het onderzoek dat het strafniveau voor ernstige verkeersdelicten over het geheel adequaat is. Wel was er draagvlak voor onder andere een verhoging van de strafmaat voor een aantal specifieke feiten zoals het rijden onder invloed. Met inwerkingtreding van de wet aanscherping strafrechtelijke afdoening ernstige verkeersdelicten op 1 januari 2020 is aan de aanbevelingen uit dit onderzoek uitvoering gegeven. Zo is bijvoorbeeld de maximumstraf voor rijden onder invloed verhoogd van drie maanden naar één jaar.
In hoeverre de strafmaat zorgt voor een daling van (extreem) te hard rijden en rijden onder invloed van alcohol is niet specifiek te bepalen. Dit hangt samen met een veelheid aan andere factoren. In algemene zin kan wel worden gezegd dat een adequate strafmaat zowel een specifieke als algemene preventieve werking heeft.
Welke profielen zijn er van iemand die extreem te hard rijdt? In hoeverre voelt zo’n iemand zich onaantastbaar en boven de wet staan? Welke gerichte aanpakken op deze profielen zijn er mogelijk?
Bestuurders die extreem hard rijden kunnen zowel via het strafrecht (strafvervolging) als via het bestuursrecht (gedragsinterventie/onderzoek) worden aangepakt. Volgens de wet moet de politie een melding bij het CBR doen. Het CBR kan vervolgens de bestuurder een Educatieve Maatregel Gedrag (EMG) opleggen. Uit het recidive-onderzoek van het WODC blijkt dat veel van de EMG-deelnemers bekend zijn bij justitie en dat zij vaak ook op andere terreinen moeite hebben met verantwoord gedrag.2 Uit dit rapport blijkt dat meer dan driekwart van de EMG-deelnemers één of meer eerdere strafzaken op hun naam heeft staan (gemiddeld 5 strafzaken, op meerdere terreinen). Dat maakt het ingewikkeld om deze groep aan te pakken onder de noemer van uitsluitend verkeersveiligheid. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en het Ministerie van Justitie en Veiligheid verkennen met een expertgroep de mogelijkheden om deze groep beter aan te kunnen pakken. Eén van de richtingen die op dit moment wordt onderzocht betreft de inzet van technische middelen.
Op welke autosnelwegen rijdt iemand relatief vaak extreem te hard? Welke gerichte flitscontroles op autosnelwegen en extreem te hard rijden zijn er mogelijk?
Er wordt niet specifiek geregistreerd op welke snelwegen vaak extreem te hard wordt gereden. De inzet is gericht op het voorkomen van te hard rijden in het algemeen. Snelheidshandhaving is een belangrijke pijler van de Nederlandse verkeershandhaving. Er zijn dan ook relatief veel handhavingsmiddelen beschikbaar als het gaat om het tegengaan van (extreem) te hard rijden op snelwegen. Het betreft dan trajectcontroles, mobiele radarcontrole en videoauto’s. Bij de meeste handhavingsvarianten gebeurt het verbaliseringsproces op kenteken, terwijl bij de inzet van videoauto’s bij voorkeur staandehoudingen plaatsvinden. De handhavingsinzet van de politie wordt risicogericht bepaald zodat deze inzet zoveel mogelijk bijdraagt aan het voorkomen van ongevallen. Dit betekent dat meer inzet wordt gepleegd op wegvakken met een hoog overtredingsgedrag en een hoog risico op ongevallen en slachtoffers. De risicogestuurde inzet van de handhavingsmiddelen wordt in samenwerking tussen het OM, de politie en de wegbeheerder bepaald.
Vernieling van deel Unesco-werelderfgoed Stelling van Amsterdam |
|
Sandra Beckerman |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Kent u het bericht «Vernieling gebied rond Fort Velsen wekt woede van erfgoedwaakhond: «Onvoorstelbaar»»?1
Het bericht is mij bekend.
Deelt u de mening dat het verschrikkelijk is dat een deel van de Stelling van Amsterdam, wat zowel rijksmonument als Unesco-werelderfgoed is, vernield is?
Een belangrijk uitgangspunt bij (beschermd) erfgoed is dat we het willen bewaren voor nu en voor later, veelal omdat het unieke en bijzondere waarde vertegenwoordigt die onvervangbaar is. Het al dan niet moedwillig aantasten of doen verdwijnen van erfgoedwaarden staat haaks op dit uitgangspunt. Ik betreur deze situatie.
Deelt u voorts de mening dat het noodzakelijk is dat het fort zo spoedig mogelijk moet worden teruggebracht in haar oorspronkelijke staat?
Van belang is dat eerst in kaart wordt gebracht welke erfgoedwaarden er bij de recente graafwerkzaamheden verdwenen zijn. Hierbij dient in acht te worden genomen dat verschillende onderdelen van het fort in voorgaande decennia reeds zijn verdwenen of aangetast. Dit speelde zich af voordat het fort de status als rijksmonument kreeg in 2002.
Erfgoeddeskundigen bekijken nu wat de actuele schade is en in welke vorm herstel mogelijk is.
Wat kost het om het fort terug te brengen in haar oorspronkelijke staat?
Dat is nu nog niet te zeggen. Het hangt af van het onderzoek (zie het antwoord op vraag 3).
Welke consequenties (juridisch, financieel etc.) heeft het vernielen van een deel van de Stelling van Amsterdam voor de opdrachtgevers voor de werkzaamheden?
Het fort is een rijksmonument. Gemeenten hebben bij de instandhouding van rijksmonumenten een belangrijke rol. De gemeente Beverwijk heeft gebruik gemaakt van haar bevoegdheid om het werk stil te leggen. Dit is gebeurd kort na de melding van de overtreding.
Voorts kan de gemeente toepassing geven aan bestuursrechtelijke bevoegdheden, waardoor – op kosten van de overtreder – de overtreding zoveel mogelijk ongedaan gemaakt wordt.
Verder kan het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een gebouwd of aangelegd rijksmonument, zonder omgevingsvergunning worden aangemerkt als een economisch delict. Strafrechtelijk optreden behoort dus tot de mogelijkheden.
Welke consequenties kan deze vernieling hebben voor de werelderfgoedstatus van de Stelling van Amsterdam?
De schade aan het rijksmonument wordt nu onderzocht. Vervolgens kan de schade aan het fortterrein bekeken worden in relatie tot het hele werelderfgoed. Het lijkt met name om grondwerkzaamheden te gaan die over het algemeen te herstellen zijn.
Het werelderfgoed draagt nu de naam Hollandse Waterlinies en bestaat uit een stelsel van tientallen forten en ensembles van inundatiegebieden, groepsschuilplaatsen, waterwegen en -werken en dijken. Het werelderfgoed Stelling van Amsterdam is in juli 2021 uitgebreid met de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
Wat gaat u als eindverantwoordelijke doen om de Nederlandse verplichting het werelderfgoed goed in stand te houden, na te kunnen komen? Heeft u reeds stappen gezet?
De instandhouding van het Nederlandse werelderfgoed is geregeld via het stelsel van rijksbeleid en nationale wetgeving voor monumenten, natuur en ruimtelijke inrichting. Het rijk is verantwoordelijk voor dit stelsel. Eigenaren, provinciale en gemeentelijke overheden spelen in dit stelsel een hoofdrol. De vier provincies Utrecht, Noord-Holland, Gelderland en Noord-Brabant zijn de siteholder, de primair beheerder van het werelderfgoed Hollandse Waterlinies.
Het beheer van het werelderfgoed en de rollen van de verschillende overheden, waaronder de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, is beschreven in het managementplan (Dutch Water Defence Lines, Significant Boundary Modification Management Plan) dat Nederland in januari 2019 aan UNESCO voorlegde.
In het specifieke geval van Fort Velsen heb ik na de signalen direct mijn uitvoeringsdienst (RCE) gevraagd contact op te nemen met de betrokken andere overheden. Zij hebben hun verantwoordelijkheid goed ingevuld (zie antwoorden 8 – 11).
Wat is de rol van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed? Hebben zij reeds stappen gezet? Gaan zij stappen zetten? Welke stappen kunnen zij zetten?
De RCE heeft een adviserende rol bij ingrijpende wijzigingen aan rijksmonumenten en bij UNESCO-werelderfgoed. De RCE is kort na de melding in contact getreden met de gemeente Beverwijk en met de provincie Noord-Holland. De drie betrokken overheden zijn met elkaar in overleg over de vervolgstappen voor het fort.
Welke stappen heeft de gemeente reeds gezet? Welke stappen gaan zij zetten?
De gemeente heeft zo spoedig mogelijk na de melding het werk laten stilleggen. De gemeente zal de schade inventariseren en is in overleg met de initiatiefnemer over vervolgstappen. De gemeente betrekt de RCE en de provincie bij deze overleggen, zodat de wenselijkheid van herstel en een eventuele nieuwe invulling van het fort in gezamenlijkheid worden besproken.
Is de gemeente bereid alle stappen te zetten die u van ze verlangt? Zo nee, welke mogelijkheden ziet u om ze hierop aan te spreken en/of in te grijpen?
De gemeente Beverwijk heeft adequaat opgetreden in deze casus. Ik vertrouw er op dat we in onderling overleg tot de juiste reactie komen op de ontstane situatie.
Indien een gemeente geen invulling zou geven aan noodzakelijke toepassing van bevoegdheden, dan kan de provincie haar daarop aanspreken in het kader van het interbestuurlijk toezicht.
Welke mogelijkheden of verplichtingen heeft de provincie om bij te dragen aan een oplossing? Welke stappen hebben zij gezet en/of gaan ze nog zetten?
De provincie Noord-Holland is betrokken bij de ontwikkelingen bij Fort Velsen. De provincie Noord-Holland heeft als mede-siteholder samen met de andere waterlinieprovincies de taak voor instandhouding, het beheer en het uitdragen van het werelderfgoed Hollandse Waterlinies. Daarnaast heeft de provincie een belangrijke rol in het interbestuurlijk toezicht.
De provincie Noord-Holland heeft ervaren deskundigen in dienst met kennis van de Hollandse Waterlinies. Deze expertise zal indien nodig worden ingezet voor samenwerking met de gemeente.
Is het huidige toezicht- en handhavingsstelsel voldoende toegerust voor het beschermen van werelderfgoed? Zo ja, waarom? Zo nee, wat moet en of gaat u veranderen?
Door de gemeente is adequaat opgetreden bij de werkzaamheden op het rijksmonument Fort Velsen. De werkzaamheden zijn stopgezet. Het stelsel werkt. Voor de bescherming van werelderfgoed wordt gebruik gemaakt van het reguliere stelsel van de monumentenzorg, natuur en ruimtelijke inrichting. Belangrijke instrumenten in dit stelsel zijn een planologisch regime en objectbescherming als beschermd monument.
Is het bij u bekend dat er meer bedreigingen zijn voor de Stelling van Amsterdam? Kent u het bericht «Provincie knoeit met erfgoed»?2
Het bericht is mij bekend.
Klopt het dat de provincie een negen hectare groot weiland, dat binnen de begrenzing van werelderfgoed de Stelling van Amsterdam valt, ten onrechte niet als zodanig heeft beschermd via in eerste instantie de Provinciale Ruimtelijke Verordening en de opvolger daarvan de Provinciale Omgevingsverordening?
Ja, het gebied is niet opgenomen is in de verordening.
Klopt het voorts dat de Raad van State in september 2016 heeft uitgesproken dat de provincie dit gebied alsnog moet beschermen via de Provinciale Ruimtelijke Verordening?
Ik verwijs daarvoor naar de uitspraak Bestuursrechtspraak RvSt 201600558/1/R1. De Afdeling heeft vastgesteld dat in de Provinciale Ruimtelijke Verordening een andere begrenzing van de Stelling van Amsterdam is opgenomen
De Afdeling heeft niet uitgesproken dat de provincie het gebied alsnog moet beschermen via de Provinciale ruimtelijke verordening.
Is het bij u bekend dat de provincie Unesco heeft verzocht de begrenzing van de Stelling van Amsterdam te wijzigen? Is het u voorts bekend dat de provincie daarbij ten onrechte heeft aangegeven dat dit gebied nooit de functie van inundatieveld heeft gehad?
Het verzoek tot grenswijziging is onderdeel van het nominatiedossier voor de Hollandse Waterlinies dat mijn voorganger in 2019 indiende bij UNESCO. Op verzoek van de vier waterlinieprovincies stelde OCW voor om het werelderfgoed van de Stelling van Amsterdam uit te breiden met het gebied van de Nieuwe Hollandse Waterlinies en daarnaast een paar grenscorrecties voor enkele deelgebieden van de Stelling van Amsterdam door te voeren. UNESCO keurde in juli 2021 het nominatiedossier goed en daarmee de grenswijziging van zes deelgebieden waaronder het deelgebied Edam.
Ik heb vernomen dat gedeputeerde staten van Noord-Holland in november 2021 aan provinciale staten meldden dat het bij deelgebied Edam een inundatieveld betreft. Ik wil benadrukken dat het verwijderen van dit deelgebied uit het werelderfgoed geen invloed heeft op de uitzonderlijke universele waarde. Dit is onderbouwd in het nominatiedossier uit 2019 (www.programmanieuwehollandsewaterlinie.nl/bibliotheek/documenten/documenten-unesco) waarover de onafhankelijke adviseur ICOMOS International vervolgens heeft geadviseerd. De uitzonderlijke universele waarde is de kernwaarde waarvoor Nederland een internationale instandhoudingsverplichting heeft.
Hoe beoordeelt u dit handelen van de provincie?
Ruim 15 jaar geleden is een onduidelijke planologische situatie ontstaan omdat er twee grenzen van de Stelling van Amsterdam circuleerden. Namelijk de grens van het UNESCO werelderfgoed die UNESCO in 1996 vaststelde en de grens van het Nationale Landschap Stelling van Amsterdam die de provincie in 2006 vaststelde. In deze onduidelijke planologische context werd in 2012 een bouwvergunning verstrekt voor aanleg van het bedrijventerrein.
De ontstane planologische verwarring vonden de provincie en OCW onwenselijk en is nu opgelost met een eenduidige begrenzing. Op verzoek van Nederland heeft UNESCO tijdens de vergadering van het Werelderfgoedcomité in Fuzhou, in juli 2021, ingestemd met de voorgestelde grenswijziging.
Bent u van mening dat het verzoek tot herbegrenzing, zoals gedaan door de provincie, bij Unesco moet worden ingetrokken?
De provincie en OCW hebben voor deze grenswijziging een zware beoordelingsprocedure doorlopen. Het verzoek is stevig onderbouwd en expliciet voorgelegd aan UNESCO waarbij ICOMOS International geadviseerd heeft. Met het besluit van het UNESCO Werelderfgoedcomité is dit traject afgerond.
Gaat u stappen zetten of heeft u reeds stappen gezet om te voorkomen dat een deel van het werelderfgoed plaats moet maken voor een bedrijventerrein? Gaat u stappen zetten of heeft u reeds stappen gezet om te zorgen dat dit gebied beschermd wordt als onderdeel van de Stelling van Amsterdam?
Het Werelderfgoedcomité van UNESCO heeft het deelgebied Edam op verzoek van Nederland uit het Werelderfgoed Hollandse Waterlinies gehaald. Het weiland had en heeft een agrarische bestemming.
Conform de werelderfgoed bepalingen uit de Omgevingswet moet er rekening gehouden worden met de werelderfgoedwaarden in de directe omgeving. Dit geldt ook voor de zes deelgebieden, waaronder Edam, die uit het werelderfgoed zijn gehaald.