Het bericht ‘Nieuw innovatiebox-besluit stelt teleur’ |
|
Helma Lodders (VVD), Hayke Veldman (VVD) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Nieuw innovatiebox-besluit stelt teleur» van TaxLive op 8 december 2017?1
Ja.
Deelt u de mening dat de innovatiebox een nuttige toevoeging kan zijn aan het instrumentarium om innovatie te stimuleren? Wat zijn de ervaringen van ondernemers?
Ik deel de mening dat de innovatiebox een nuttige toevoeging is aan het instrumentarium om innovatie te stimuleren. Dit blijkt ook uit de evaluatie van de innovatiebox.2 De ervaringen van ondernemers zijn overwegend positief. Uit de evaluatie blijkt dat de meerderheid van de ondernemers tamelijk tot zeer tevreden is over de uitvoering van de innovatiebox door de Belastingdienst. Het meest tevreden zijn de ondernemers over de mogelijkheid tot vooroverleg. De administratieve lasten worden geschat op 2,6% voor elke euro belastingvermindering door gebruik van de innovatiebox. De evaluatie concludeert dat dit efficiënt is. Niettemin komt uit de evaluatie ook naar voren dat een deel van de ondernemers de regeling complex vindt. Dit hangt samen met het gebruik van open normen die door de feiten en omstandigheden van een specifieke ondernemer moeten worden ingevuld. Voor kleinere gebruikers kunnen de administratieve lasten daarom hoger zijn, met name in het eerste jaar. Deze ervaren complexiteit is de reden geweest om in 2013 voor met name kleinere ondernemers de forfaitaire regeling in te voeren. Als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan, wordt het innovatievoordeel drie jaar lang forfaitair bepaald op 25% van de winst. Hierbij geldt per jaar een maximum van € 100.000 winst ofwel € 25.000 innovatievoordeel. Ook in de «nieuwe» innovatiebox is deze forfaitaire regeling gehandhaafd.
Naast deze forfaitaire regeling houdt de Belastingdienst de innovatiebox op verschillende manieren laagdrempelig en transparant. Op www.belastingdienst.nl is algemene informatie opgenomen over zowel de «oude» innovatiebox van voor 2017, als de «nieuwe» innovatiebox vanaf 2017. Verder is op deze site een lijst met «aanspreekpunten innovatiebox» per belastingdienstkantoor opgenomen. Als een ondernemer vragen heeft over de toepassing van de innovatiebox of behoefte heeft aan vooroverleg, kan de ondernemer contact opnemen met het aanspreekpunt. Ook ontwikkelt de Belastingdienst zogenoemde templates voor onder andere rekenmodellen en vaststellingsovereenkomsten ter zake van de innovatiebox. Deze worden ook verstrekt aan ondernemers. Tot slot zijn er drie beleidsbesluiten over de innovatiebox. Allereerst het beleidsbesluit dat ingaat op verschillende facetten van de «oude» innovatiebox van voor 2017.3 Verder het zogenoemde doorrolbesluit dat het mogelijk maakt dat bestaande vaststellingsovereenkomsten ook van toepassing zijn op de «nieuwe» innovatiebox vanaf 2017.4 Tot slot het recente beleidsbesluit in vraag- en antwoordvorm.5 Dit besluit behandelt een aantal aspecten van de «nieuwe» innovatiebox vanaf 2017. Zoals hierna vermeld, zal dit laatste beleidsbesluit de komende tijd waar mogelijk worden aangevuld teneinde de praktijk zo veel mogelijk duidelijkheid te geven over de toepassing van de «nieuwe» innovatiebox.
Herkent u het beeld dat in het artikel geschetst wordt dat er voor ondernemers nog veel vragen onbeantwoord zijn gebleven?
Ik herken het beeld dat in het artikel wordt geschetst in die zin dat nieuwe wetgeving voor de uitvoering nieuwe vragen oproept. Ook bij de «nieuwe» innovatiebox is dat het geval. Met name (a) de invulling van het substancecriterium door middel van de zogenoemde nexusbenadering (ook wel: nexus approach), (b) de criteria voor de toegang tot preferentiële regimes voor intellectueel eigendom en (c) de bepalingen over transparantie. Met het recente beleidsbesluit in vraag- en antwoordvorm is over een aantal aspecten van de «nieuwe» innovatiebox meer duidelijkheid gegeven. In het artikel is aangegeven dat deze duidelijkheid zeer welkom is. Omdat de toepassing van de nieuwe innovatiebox afhangt van de individuele feiten en omstandigheden van de ondernemer, is het voor andere aspecten van de nieuwe box op dit moment nog niet zo ver om algemeen geldend beleid te formuleren. Dit betreft zoals ook in het artikel wordt aangegeven het aggregatieniveau en de aangescherpte toegangseisen, bijvoorbeeld op het punt van patenten en samenhangende immateriële activa. In het artikel wordt ook aangegeven dat de Belastingdienst en individuele innovatieve belastingplichtigen er op dit moment samen uitkomen. Daarbij wordt steeds meer ervaring opgedaan met de nieuwe innovatiebox. Ik verwacht het beleidsbesluit over de nieuwe innovatiebox dan ook dit jaar nog aan te vullen. Op dit moment wordt specifiek gekeken naar het vraagstuk van het te hanteren aggregatieniveau en het vraagstuk van de samenhangende activa.
Is de innovatiebox een middel dat eenvoudig open staat voor ondernemers of levert het ondernemers veel rondslomp op?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u ingaan op de door de heer Kiekebeld in het artikel gestelde vragen of beschreven onzekerheden?
Zie antwoord vraag 3.
Welke stappen zet om regelingen in de fiscaliteit of aan de uitgavenkant laagdrempelig en transparant te houden?
In algemene zin probeert het kabinet de begrijpelijkheid en uitvoerbaarheid van beleid te vergroten door bijvoorbeeld bij de beleidsvorming gebruik te maken van internetconsultaties, het vragen van een uitvoeringstoets bij de uitvoeringsinstantie en door het – daarbij – in beeld brengen van de administratieve lasten en de naleefbaarheid. Ook in de gedachtewisseling met het parlement zijn dit belangrijke criteria waarop beleid wordt getoetst.
De begrijpelijkheid van bestaande wet en regelgeving wordt vergroot door gebruik te maken van bijvoorbeeld overheidswebsites en het uitbrengen van (verduidelijkende) beleidsbesluiten. In het geval het kabinet signalen bereiken dat er maatschappelijk behoefte bestaat aan een (verdere) verduidelijking van het beleid, zoals in dit geval, dan wordt bezien of verdergaande stappen mogelijk zijn. Zoals hiervoor al aan de orde is gekomen zijn binnen de Belastingdienst meerdere inspecteurs aangesteld die als aanspreekpunt voor de innovatiebox fungeren. Verder treedt het merendeel van de innovatieboxgebruikers in vooroverleg met de Belastingdienst om een vaststellingsovereenkomst af te sluiten, waarbij ondernemers eventuele vraagstukken met de inspecteur kunnen bespreken.
Wat doet u om te voorkomen dat ondernemers de boot missen omdat zij een regeling niet (kunnen) doorgronden?
Zie antwoord vraag 6.
De balansen in TARGET2 en de daarmee verbonden risico’s |
|
Eppo Bruins (CU), Pieter Omtzigt (CDA), Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Kunt u aangeven hoe groot de TARGET2-balans is op dit moment van elk van de landen die deelneemt aan de Euro?
Ja, zie onderstaande tabel. De omvang van de TARGET2-saldi wordt overigens ook maandelijks gepubliceerd op de website van de ECB.1
België
– 5
Cyprus
6
Duitsland
849
Estland
0
Frankrijk
– 17
Finland
71
Griekenland
– 61
Ierland
5
Italië
– 436
Letland
– 7
Litouwen
– 4
Luxemburg
192
Malta
4
Nederland
112
Oostenrijk
– 36
Portugal
– 84
Slovenië
– 1
Slowakije
10
Spanje
– 370
* De saldi zijn afgerond op EUR mrd.
Herinnert u zich dat uw ambtsvoorganger in 2012 schreef: «Om de huidige risico’s die voortvloeien uit het Target-2 systeem te mitigeren is het dus noodzakelijk dat deze Europese maatregelen voortvarend blijven worden opgepakt»?1
In de passage uit die Kamerbrief3 werd gewezen op het belang van het nemen van maatregelen om zowel het vertrouwen in de lidstaten van de eurozone als in de in die lidstaten gevestigde banken te herstellen. Om de risico’s die voortvloeien uit het TARGET2 systeem te mitigeren werd in deze brief benadrukt dat het noodzakelijk was om deze maatregelen voortvarend op te pakken.
Zijn de TARGET2-saldi nu veel beter in evenwicht dan toen? Zo nee, wat zijn de oorzaken hiervan en welke acties acht u dan nu gewenst?
De TARGET2-saldi zijn na 2012 afgenomen, maar sinds 2015 weer toegenomen. De oorzaak van het opnieuw oplopen van TARGET2-saldi sinds begin 2015 verschilt echter wezenlijk in oorsprong van de oploop van TARGET2-saldi ten tijde van het begin van de crisis.
Naarmate de crisis zich verdiepte in 2011 begon de werking van de interbancaire markten binnen het Eurosysteem te verslechteren. In de ogen van investeerders ontstond een redenominatierisico, met kapitaaluitstroom uit zwakker geachte lidstaten als gevolg. Daarnaast kozen bedrijven en burgers uit kwetsbare lidstaten er tot op zekere hoogte voor tegoeden te verplaatsen naar banken in minder kwetsbare lidstaten. Het door kapitaaluitstroom ontstane financieringstekort voor commerciële banken werd opgevangen door vraaggedreven liquiditeit van het Eurosysteem.4 Dit uitte zich in oplopende TARGET2-saldi van NCB’s van eurolanden tegenover de ECB5; NCB’s van kwetsbare eurolanden kregen negatieve TARGET2-saldi en NCB’s van sterkere eurolanden kregen positieve TARGET2-saldi tegenover de ECB (grafiek).6 Oplopende TARGET2-saldi waren dus de tegenhanger van deze kapitaalstromen en waren gedurende de crisis indicatief voor de funding stress van banken in kwetsbare eurolanden. Daarmee waren deze saldi een belangrijke graadmeter voor de diepte van de crisis.7 Nadat percepties van redenominatierisico’s verminderden en het vertrouwen in banken uit kwetsbare eurolanden langzaam terugkeerde, daalde het beroep van banken op Eurosysteemfinanciering en daarmee ook de TARGET2-saldi (grafiek).
Sinds begin 2015 zijn TARGET2-saldi weer wat aan het oplopen (grafiek). Deze periode wordt gekenmerkt door aanbodgedreven liquiditeitscreatie via de monetaire aankoopprogramma’s. Deze oploop van TARGET2-saldi verschilt dus wezenlijk in oorsprong van de vraaggedreven oploop van TARGET2-saldi ten tijde van de crisis. Liquiditeitsverschaffing via kwantitatieve verruiming (QE) is in beginsel verdeeld aan de hand van de kapitaalsleutel van de ECB. Als deze liquiditeit echter ongelijk wordt aangehouden en er sprake is van grensoverschrijdende nettobetalingen, dan lopen TARGET2-saldi op.
QE heeft invloed op de ontwikkeling van TARGET2-saldi op een aantal manieren.8 Allereerst geven zowel de BIS9 als de ECB10 aan dat NCB’s ook obligaties aankopen van tegenpartijen die niet gevestigd zijn in de eurozone. Deze tegenpartijen moeten de transactie voldoen via een rekening bij een commerciële bank die via een NCB in de eurozone op het TARGET2-systeem is aangesloten. Hiervoor maken deze tegenpartijen gebruik van eurozone-branches van hun eigen niet-eurozone bank of van «correspondent banks» (banken gevestigd in de eurozone die betaaldiensten aanbieden aan niet-eurozonebanken). Zowel deze branches als correspondent banks zijn relatief vaak gevestigd in landen als Duitsland, Luxemburg en Nederland.11 Als gevolg hiervan ontstaan betaalstromen binnen de eurozone die worden verwerkt via het TARGET2-systeem en leiden tot oplopende TARGET2-saldi. Als tweede stelt de ECB12 dat NCB’s daarnaast obligaties aankopen van tegenpartijen die gevestigd zijn in een ander euroland. Ook dit veroorzaakt grensoverschrijdende transacties en leidt tot oplopende TARGET2-saldi. Ten slotte beïnvloedt de risicoperceptie van investeerders bij welke banken zij de liquiditeit die gegeneerd is onder het aankoopprogramma stallen, hetgeen tevens leidt tot betaalstromen binnen de eurozone met oplopende TARGET2-saldi als gevolg. Dit komt ook doordat er nog sprake is van enige fragmentatie in de interbancaire markt en blijvende risicopercepties ten opzichte van bepaalde banken in een aantal eurolanden.
Deelt u de mening van uw ambtsvoorganger dat het wenselijk is om de risico’s die voortvloeien uit het TARGET2-programma te mitigeren?
Vooropgesteld; TARGET2 is het betalingssysteem dat overboekingen registreert en afwikkelt tussen partijen die rekeningen aanhouden bij één van de nationale centrale banken in het eurogebied en dat in eigendom en beheer is van het Eurosysteem. Als zodanig maakt het TARGET2-systeem het vrije grensoverschrijdende verkeer van kapitaal in de EMU mogelijk en ondersteunt het de uitvoer van het gemeenschappelijke monetaire beleid van de ECB. TARGET2 is als zodanig een integraal onderdeel van een goed functionerende EMU, aangezien een monetaire unie enkel kan bestaan wanneer er grenzeloos en vrij betalingsverkeer tussen ingezetenen uit de verschillende lidstaten kan zijn.13
Zoals in de eerder in vraag 2 aangehaalde Kamerbrief werd aangegeven, is het van belang om de risico’s die voortvloeien uit het Target2-systeem zo goed als mogelijk te mitigeren. Zo zijn er de afgelopen jaren op Europees niveau belangrijke stappen gezet om de eurozone te versterken en de onderliggende onevenwichtigheden te verminderen. Zo zijn er stappen gezet met de oprichting van het permanente noodfonds ESM, de versterking van de Europese begrotingsregels zoals vastgesteld in het SGP en de introductie van de MEOP.14 Daarnaast zijn er maatregelen doorgevoerd ter versterking van de Europese bankensector. Zo zijn de kapitaaleisen voor banken de afgelopen jaren fors verhoogd en worden de komende jaren nog verdere stappen gezet om te komen tot een steviger raamwerk.15 Tot slot is ook het bankentoezicht in de eurozone via de Bankenunie op Europees niveau gebracht, net als de besluitvorming over ordentelijke afwikkeling en herstructurering van systeemrelevante banken. Al deze maatregelen hebben tot doel de stabiliteit van de muntunie en het vertrouwen in het Europese bankenstelsel te vergroten. Het is daarnaast de inzet van dit kabinet om de duurzame groei en stabiliteit van de eurozone ook in de toekomst te versterken16. Een stabiele eurozone met duurzame groei verhoogt de welvaart in de eurozone en kan daarmee tevens de potentiële risico’s die gepaard gaan met de programma’s van de ECB verlagen. Zoals aangegeven in de Kamerbrief Toekomst van de EMU17 is het voor dit kabinet van belang om de risico’s in de reële economie en de financiële sector terug te brengen. Het kabinet is daarom voorstander van een strenge naleving van de begrotingsregels in het SGP, het beter benutten van de mogelijkheden van de macro-economische onevenwichtighedenprocedure en het vervolmaken van de bankenunie conform de routekaart voor de bankenunie zoals opgesteld onder het Nederlands voorzitterschap in 2016. Deze maatregelen bevorderen het versterken van private en publieke buffers in de eurozone en kunnen zodoende verder bijdragen aan het reduceren van risico’s.
Klopt het dat de nationale Europese centrale banken hun eigen jaarrekening opmaken volgens de richtsnoeren van de ECB zelf en juist niet volgens de internationale accountantsstandaarden?2
Ja.
Klopt het dat die richtsnoeren uitgaan van continuiteit en dat er dus geen TARGET2-risico’s in meegenomen worden, zoals het risico dat een land de eurozone verlaat?
De ESCB-richtsnoeren maken geen veronderstelling ten aanzien van de continuïteit of discontinuïteit van de euro in het algemeen of de EMU in het bijzonder. Dit geldt ook voor de internationale accountingstandaarden, zoals IRFS.
Bent u bereid een analyse te laten maken die uitgaat van discontinuiteit na een periode van grote stress op de markten, die de TARGET2-balans verder doet oplopen?
Uit de vraagstelling is onduidelijk wat exact wordt verondersteld onder discontinuïteit na een periode van grote stress op de markten. Ik interpreteer de vraag als een scenario van uittreding van één of enkele landen waarbij de overgebleven landen wel in de muntunie blijven. Een ex-ante analyse van een dergelijk scenario is speculatief. Ex-post kunnen de crisisjaren rondom de periode 2011–2012 gelden als indicatie van de mogelijke mutatie van TARGET2-saldi in een periode van grote stress op de markten. Die periode ging gepaard met grote stress op de markten als gevolg van een gepercipieerd redenominatierisico.
Het is mogelijk dat in een hernieuwde periode van grote stress op de markten die gepaard zou gaan met gepercipieerde redenominatierisico’s zich in extremis een vergelijkbare ontwikkeling van TARGET2-saldi kan voordoen. Tegelijkertijd, staat de eurozone er echter stukken beter voor dan het geval was aan de vooravond van de crisis. Zoals ook in vraag 4 vermeld zijn er de afgelopen jaren op Europees niveau belangrijke stappen gezet om de eurozone te versterken en de onderliggende onevenwichtigheden te verminderen.
De risico’s die gepaard gaan met TARGET2-saldi zijn beschreven in de Kamerbrief over risico’s voor de Nederlandse Staat van het ECB beleid19 en staan ook beschreven in de beantwoording van vraag 10. Daarbij geldt dat alle andere vorderingen en verplichtingen van NCB’s tegenover de ECB, waaronder de TARGET2-saldi, tegen nominale waarde in de jaarrekeningen van NCB’s en de ECB worden opgenomen. In het hypothetische geval dat een lidstaat met een negatief saldo uit de eurozone stapt, blijven de verplichtingen van de NCB van het uit het Eurosysteem tredende land staan en dient dat euroland zijn verplichtingen volledig te vereffenen, zoals ook ECB-President Draghi meldde in een brief van 18 januari 2017 aan leden van het Europees parlement.20
Heeft de accountant van DNB op enig moment een analyse gemaakt van TARGET2 en heeft hij opmerkingen en/of bevindingen gemaakt? Zo ja, kunt u die delen met de Kamer en voorzien van een reactie?
De externe accountant van DNB onderzoekt jaarlijks de jaarrekening van DNB en geeft hierbij een accountantsverklaring af. De balanspost «vorderingen op het Eurosysteem» is onderdeel van de jaarrekening van DNB en derhalve ook onderdeel van de jaarrekeningcontrole door de externe accountant van DNB. De externe accountant heeft geen specifieke bevindingen gemeld m.b.t. deze balanspost.
Heeft enig toezichthouder ooit een opmerking gemaakt over het TARGET2-systeem? Zo ja, wanneer?
De ECB publiceert sinds september 2015 de TARGET2-saldi omdat de ECB waarde hecht aan transparantie.21 Dit doet de ECB op maandelijkse basis in de vorm van de maandultimostand en -gemiddelden van de ECB en aangesloten NCB’s, sinds respectievelijk mei 2008 en januari 2001. Daarnaast publiceert de ECB sinds augustus 2016 maandelijks het disaggregated financial statement of the Eurosystem waarin de omvang te vinden is van alle bilaterale vorderingen en verplichtingen van de NCB’s tegenover de ECB – waaronder de Target2-saldi – op de eerste of laatste vrijdag van de maand.
Heeft het kabinet of het Ministerie van Financiën op enig moment een inschatting gemaakt van de risico’s van TARGET2? Zo ja, kunt u deze met de Kamer delen?
Ja, een inschatting van de risico’s omtrent TARGET2 is in een eerdere Kamerbrief omtrent TARGET222 aan bod gekomen en komt ook aan bod in de Kamerbrief over risico’s voor de Nederlandse Staat als gevolg van ECB-beleid.23
Sommige economen wijzen op de potentiële risico’s van het TARGET2-systeem indien een lidstaat de euro zou verlaten. Het kabinet merkt op dat dit een theoretisch vraagstuk is omdat het vertrek van lidstaten uit de eurozone niet aan de orde is. Het is belangrijk vast te stellen dat de TARGET2-saldi niet de schulden weerspiegelen tussen eurolanden onderling en ook niet de directe blootstelling van DNB op eurolanden met een negatief TARGET2-saldo. Net als alle andere vorderingen en verplichtingen van NCB’s tegenover de ECB24, zijn TARGET2-saldi feitelijk boekhoudkundige saldi die niet worden verrekend.
Mocht nu, in het hypothetische geval, een lidstaat uit de eurozone stappen, dan behoudt de betreffende NCB haar verplichtingen jegens de ECB. Tot deze verplichtingen behoort ook het TARGET2-saldo. Dit is in economisch opzicht niet anders dan onder de huidige situatie. Zoals ECB-President Draghi, in een boven reeds aangehaalde brief aangaf, dient een NCB van het uit het Eurosysteem tredende land haar verplichtingen tegenover de ECB volledig te vereffenen.
Zoals ook in paragraaf 2.3 van de Kamerbrief risico’s Nederlandse staat als gevolg van ECB-beleid beschreven, zullen (eventueel in Club van Parijs verband) in zo’n geval afspraken moeten worden gemaakt over eventuele problemen die voortkomen uit de verplichtingen van een uittredende NCB tegenover de ECB. In het uiterste geval zou de ECB dan een verlies kunnen lijden. Dit verlies van de ECB zal neerslaan bij de overgebleven NCB’s in de muntunie naar rato van het gecorrigeerde aandeel in de kapitaalsleutel, zoals eerder in deze brief uiteen is gezet. Eventuele verliezen voor NCB’s zijn dus niet afhankelijk van hun eigen netto vordering of verplichting tegenover de ECB.
Bent u bekend met plannen om het TARGET2-systeem meer in balans te krijgen? Zo ja, welke plannen? Zo nee, bent u bereid dit onderwerp op de Europese agenda te zetten?
Er zijn geen plannen op de Europese agenda om het TARGET2-systeem meer in balans te krijgen. Zoals ook in vraag 4 vermeld zijn er de afgelopen jaren op Europees niveau belangrijke stappen gezet om de eurozone te versterken en de onderliggende onevenwichtigheden te verminderen en is het daarnaast de inzet van dit kabinet om de duurzame groei en stabiliteit van de eurozone ook in de toekomst te versterken.
Deelt u de mening dat het wenselijk is dat negatieve TARGET2-balansen worden opgenomen in een indicator van staatsschuld in de Europese Unie?
Nee. TARGET2-saldi weerspiegelen niet de niveaus van overheidsschuld van de verschillende lidstaten en worden daarom niet meegenomen in een indicator van staatsschuld in de EU. TARGET2-saldi weerspiegelen de grensoverschrijdende cumulatieve nettobetalingen tussen partijen met rekeningen bij verschillende NCB’s die gefaciliteerd zijn door liquiditeit van het Eurosysteem.
Milieu-overtredende bedrijven die hiermee wegkomen |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van de documentaire «Beerput Nederland», die recent uitgezonden werd door KRO-NCRV op NPO 2? Zo ja, hoe beoordeelt u de weergave in deze documentaire dat het bedrijfsleven de hand boven het hoofd gehouden wordt en dat er zelfs niet of nauwelijks ingegrepen wordt bij milieuovertredingen, waarbij er ook ondersteuning van ambtenaren en politici zou plaatsvinden?1
Ja, ik heb kennisgenomen van de uitzending. Het beeld dat de documentaire schetst, herken ik niet. Om de naleving van milieuregelgeving te bewaken en te stimuleren, treedt de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) handhavend op, samen met politie en betreffende bevoegde gezagen (onder andere gemeenten en provincies en door hen gemandateerde omgevingsdiensten, Rijkswaterstaat, regionale waterkwaliteitsbeheerders). Er wordt een breed scala van instrumenten ingezet om de naleving van wet- en regelgeving af te dwingen. Het gaat dan om strafrechtelijke handhaving, bestuursrechtelijke handhaving en maatregelen in de sfeer van voorlichting. Daarbij maken toezichthouders altijd een afweging welke interventies en sancties effectief en proportioneel zijn.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat wanneer bedrijven die milieuwetgeving overtreden hier geen verantwoording voor afleggen, zij hiervoor niet gestraft worden en zelfs invloed op de overheid behouden vanuit hun economisch en bedrijfsmatig belang? Zo ja, wat betekent dit concreet voor uw beleid met betrekking tot het betrekken van het bedrijfsleven bij uw beleidsvoornemens rond milieuwetgeving en de naleving hiervan?
Uiteraard vind ik de naleving van de milieuwetgeving van groot belang. Wat betreft de grote milieu-incidenten vanaf de jaren zestig die de documentaire Beerput Nederland memoreerde, is in vrijwel alle genoemde gevallen tot vervolging van betrokken bedrijven overgegaan. In de voorbereiding van beleid en wetgeving worden belanghebbenden en relevante kennisdragers geraadpleegd, zoals medeoverheden, bedrijven, onderzoeksinstituten, universiteiten en milieuorganisaties. Ontwerpen voor regelgeving worden in een vroeg stadium voorgelegd aan de ILT als onafhankelijk toezichthouder ten behoeve van een toets op handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid. Het ministerie houdt er uiteraard rekening mee dat ingebrachte informatie gekleurd kan zijn door de achtergrond en belangen van betreffende partijen. Ik begrijp dat het betrekken van bedrijven die in het verleden milieudelicten hebben begaan een bepaalde spanning oproept, en heb dit punt op ambtelijk niveau bij mijn collega van Justitie en Veiligheid aangekaart. Het kabinet kent geen beleidslijn voor het omgaan met veroordeelde (bestuurders van) bedrijven bij consultaties voor beleid en wetgeving. Het eventueel registreren van bedrijven of bestuurders die veroordeeld zijn voor strafbare feiten op milieuaspecten stuit op allerlei bezwaren. Vandaar dat ik kies voor een praktische benadering. De afweging om een bedrijf voor een stakeholderbijeenkomst uit te nodigen, wordt van geval tot geval gemaakt, op basis van de relevantie van het bedrijf voor het beleidsvraagstuk dat aan de orde is en de reputatie van het bedrijf bij deskundigen. Een voorwaarde is natuurlijk dat bedrijven die worden uitgenodigd voor een stakeholderbijeenkomst beschikken over een geldende (milieu)vergunning voor de activiteiten waar de bijeenkomst betrekking op heeft. Die vergunning betekent namelijk dat het bevoegd gezag heeft vastgesteld dat de bedrijfsprocessen waaraan het bedrijf zich juridisch heeft gebonden, voldoen aan de milieuwetgeving. Ik zal daar in de toekomst strikt op toezien.
Zijn bij u of bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) meldingen bekend van inspecteurs of andere handhavingsofficials die betrokken waren bij de handhaving van geconstateerde milieuovertredingen en waarbij er informatie gelekt zou zijn richting betrokkenen, hetgeen vervolging bemoeilijkt of ondermijnd heeft?
Over dergelijke zaken zijn mij geen meldingen bekend.
Bent u bereid om de Kamer te voorzien van een uitgebreide reactie aar aanleiding van deze documentaire en de constateringen die door de documentairemaker worden gedaan met betrekking tot de rol van de overheid en de politiek richting bedrijven die milieuwetgeving overtreden?
In mijn begeleidende brief ga ik op de documentaire in.
Op welke wijze is het bedrijfsleven op dit moment betrokken bij het opstellen of aanpassen van milieu of klimaatwetgeving en hoe borgt u de zorgvuldigheid van dit soort trajecten, waarbij mensen in ons land er zeker van moeten zijn dat hun belangen voor schone lucht, schone grond en schoon en veilig water voorop staan en niet de economische belangen van bedrijven met discutabele reputaties of zelfs veroordeelde bedrijven?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 2.
De eenzijdige opgelegde commissieverhoging door Thuisbezorgd.nl |
|
Maarten Hijink |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Kunt u een reactie geven op het bericht «Takeaway.com verhoogt commissie ondanks protest restauranthouders»?1
Ja, middels onderstaande antwoorden.
Hoe groot is het Nederlandse marktaandeel van Thuisbezorgd.nl in de online bestelde maaltijden?
De Autoriteit Consument en Markt (ACM) heeft in 2016 vooronderzoek gedaan naar Thuisbezorgd.nl. De ACM heeft dit gedaan naar aanleiding van een handhavingsverzoek. In het kader van het vooronderzoek heeft de ACM geen precieze marktafbakening uitgevoerd, maar in een studie van FoodService Instituut Nederland (FSIN) uit 2016, die wordt aangehaald in het vooronderzoek, wordt een marktaandeel van 25–35% genoemd voor Thuisbezorgd.nl op een markt voor bezorgmaaltijden (telefonisch en online).2
Wat is uw mening over het feit dat Thuisbezorgd.nl in de beginjaren 6% commissie vroeg en dat dit percentage inmiddels is verhoogd naar 13%?
De commissie is onderdeel van een overeenkomst tussen private partijen. Ik kan niet beoordelen wat de tegenprestatie is die het platform voor deze commissie levert en kan daarom geen oordeel geven over de redelijkheid van de commissiehoogte. Het is ook overigens niet aan mij om een oordeel te geven over de redelijkheid van contractuele afspraken tussen individuele ondernemingen. Wel constateer ik dat er veel discussie is ontstaan over de ontwikkelingen in de markt voor bezorgmaaltijden. Ik zal hierover dan ook in gesprek gaan met Thuisbezorgd.nl
Deelt u de mening dat eenzijdig opgelegde commissieverhogingen een vorm van machtsmisbruik zijn als een organisatie een dermate groot marktaandeel heeft?
Het is aan de ACM om als onafhankelijke toezichthouder op de Mededingingswet te oordelen of in een individuele casus sprake is van misbruik van een machtspositie of een andere overtreding van de Mededingingswet. De ACM heeft recent naar aanleiding van een klacht een vooronderzoek gedaan naar de pariteitsclausule van Thuisbezorgd.nl. De pariteitsclausule is onderdeel van een afspraak tussen een restaurant en Thuisbezorgd.nl en zorgt ervoor dat een restaurant op de eigen bezorgkanalen geen lagere prijs mag hanteren dan op de website van Thuisbezorgd.nl. De ACM heeft na het bestuderen van het handhavingsverzoek besloten geen verder onderzoek te doen omdat het volgens de ACM onwaarschijnlijk is dat de pariteitsclausule van Thuisbezorgd.nl tot schade voor de consument leidde. Daarom achtte de ACM verder optreden niet doeltreffend en doelmatig. De ACM constateerde dat de bezorging van maaltijden een groeimarkt is met innovatieve nieuwe toetreders. Ook bleek uit de analyse dat restaurants en consumenten voldoende mogelijkheden buiten Thuisbezorgd.nl hebben om afhaal- of bezorgmaaltijden respectievelijk aan te bieden of aan te schaffen. Dit kan bijvoorbeeld via een van de andere maaltijdplatforms, telefonisch, of via de eigen website van een restaurant.
Naast de analyse van de ACM constateer ik ook op basis van mediaberichtgeving dat recent diverse nieuwe platforms zijn ontstaan op de markt voor bezorgmaaltijd. Ik juich die ontwikkeling toe omdat deze concurrentie eraan kan bijdragen dat ondernemers en consumenten iets te kiezen hebben.
Deelt u de mening dat de pariteitsclausule van Thuisbezorgd.nl, waardoor restaurants niet via hun eigen site een lagere prijs dan bij Thuisbezorgd kunnen bieden, misbruik van marktmacht is?2
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om pariteitsclausules als deze te verbieden om de keuzevrijheid van restaurants en andere horecazaken te waarborgen, zoals in andere Europese landen ook gebeurt?
Bij pariteitsclausules kan onderscheid gemaakt worden tussen de brede en de smalle pariteitsclausule. In de kern houdt de brede pariteitsclausule in dat nergens lagere prijzen zijn toegestaan dan op het platform met wie die afspraak is aangegaan. Bij de smalle clausule is de afspraak dat een ondernemer geen lagere prijzen mag bieden op eigen verkoopkanalen, maar wel op andere platforms. Dit soort clausules kunnen redelijk zijn om de kwaliteit en het verdienmodel van een platform te beschermen maar kunnen ook mededingingsproblemen veroorzaken.
Enerzijds kan zonder dergelijke clausules een situatie ontstaan waarin een ondernemer profiteert van de voordelen van een platform zonder daarvoor commissie te betalen. Een ondernemer kan dan namelijk door een lagere prijs op de eigen website de transacties buiten het platform laten verlopen. Anderzijds kunnen deze clausules ook mededingingsproblemen veroorzaken en een vrije prijsstelling door o.a. horecazaken belemmeren. Met name bij hotelboekingssites hebben mededingingsproblemen ertoe geleid dat verschillende EU-landen maatregelen hebben genomen. Een aantal landen waaronder Italië, Oostenrijk en Frankrijk heeft de pariteitsclausules bij wet verboden. In Duitsland heeft de mededingingstoezichthouder de smalle pariteitsclausules bij specifieke hotelboekingsplatforms verboden op grond van het mededingingsrecht. De mededingingsautoriteiten van een groot aantal andere Europese landen, waaronder Nederland, hebben in 2015 grote hotelplatforms bewogen om hun brede pariteitsclausule te veranderen in een smalle clausule om te zorgen voor meer concurrentie tussen platforms. Uit de evaluatie van deze maatregel blijkt dat dit een positief effect heeft gehad op de concurrentie.
Omdat de clausules ook voordelen kunnen bieden en de effecten van de clausules per markt kunnen verschillen, zie ik nu geen aanleiding voor verdergaande maatregelen zoals een verbod op het gebruik van deze clausules.
Deelt u de mening dat hier sprake is van misbruik van inkoopmacht en dat de Autoriteit Consument en Markt tot taak heeft hier toezicht op te houden?
Platforms zijn tussenpersonen. Ze brengen de vraag van consumenten en het aanbod van ondernemers bij elkaar. In die zin is er bij een platform geen sprake van een inkooprelatie zoals bijvoorbeeld bij een supermarkt en een groothandel. Dit neemt niet weg dat een platform zijn machtspositie kan misbruiken ten nadele van ondernemers en consumenten. Het is aan de ACM om in individuele gevallen te bepalen of daarvan sprake is.
Naast het voorkomen van misbruik van een economische machtspositie zoals verboden in de Mededingingswet, is het van belang dat ondernemingen onderling geen oneerlijke handelspraktijken toepassen. De Europese Commissie heeft onderzoek gedaan naar de relatie tussen platforms en ondernemers die gebruikmaken van platforms.4 Ze heeft hierbij bijvoorbeeld gekeken naar de voorwaarden die platforms hanteren. De Commissie komt naar verwachting in de eerste helft van dit jaar met een voorstel om deze relatie te bevorderen. Ik wacht dit voorstel met belangstelling af.
De berichten omtrent de nieuwbouw van het Sint Elisabeth Hospitaal (Sehos) op Curaçao |
|
André Bosman (VVD) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u de berichten «Camelia-Römer garandeert behoud banen Sehos», «Sehos in bezwaar tegen aanwijzing inspectie» en «Financiële verantwoording HNO nog steeds niet afgelegd»?1
Ik heb kennis genomen van de artikelen uit de Amigoe.
In hoeverre is het Sehos-nieuwbouwproject een bedreiging voor de financiële huishouding van Curaçao?
Het is aan het land Curaçao om de eigen financiële huishouding op orde te houden. Indien de bouw van het nieuwe ziekenhuis nadelige gevolgen heeft voor de financiële huishouding van Curaçao, moet de regering van Curaçao (financiële) maatregelen nemen. Het College financieel toezicht monitort de financiële ontwikkelingen bij de realisatie van het nieuwe ziekenhuis HNO (Hospital Nobo Otrobanda). Het Cft kan, in het kader van de uitvoering van de begroting, de regering van Curaçao adviseren over de gevolgen van de financiële ontwikkelingen.
Is het Sehos-nieuwbouwproject een financieel risico voor Nederland? Zo nee, waarom niet?
Het aantrekken van de lening voor het nieuwbouwproject heeft plaatsgevonden conform hetgeen beschreven staat in de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten. Curaçao heeft het bedrag voor deze lening via de lopende inschrijving van Nederland geleend. Hierdoor gelden dezelfde voorwaarden als voor de andere leningen die Curaçao via de lopende inschrijving van Nederland heeft. In de begroting van het land Curaçao staan ook de jaarlijkse aflossing- en rente-uitgaven hiervoor begroot.
Gaat de financiële wanorde bij het Sehos nu overgedragen worden aan het nieuwe ziekenhuis (HNO)? Wat doet dat met de business case van het HNO?
De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de business case van het HNO en de financiële huishouding ligt bij het land Curaçao. Indien kosten voor de bouw van het ziekenhuis uit de hand lopen of blijkt dat na ingebruikname van het ziekenhuis de jaarlijkse kosten hoger uitvallen dan eerder in de businesscase voorspeld, zal het land Curaçao daarvoor dekking moeten vinden binnen de eigen begroting. Het blijft een autonome aangelegenheid van het land Curaçao.
Bent u bekend met de artikelen «Vragen en zorgen over gaswinning Zuidwest-Drenthe» en «Opnieuw informatieavond gaswinning: Te druk, te chaotisch»?1
Ja.
Hoe bent u van plan te voorkomen dat de belangen van bewoners in Zuidwest-Drenthe en Overijssel pas achteraf worden meegenomen, zoals eerder in Groningen is gebeurd?
Bij mijnbouwprojecten hecht ik sterk aan open en transparante communicatie met de omgeving. Onderdeel daarvan is de betrokkenheid van burgers. Dit is met ingang van 1 januari 2017 ook vastgelegd in de Mijnbouwwet. De berichtgeving waaraan u refereert gaat over de informatiemarkt die georganiseerd was voor de ontwerp-instemmingsbesluiten op de winningsplannen Eesveen en Vinkega. De belangen van bewoners worden meegenomen in het advies van de decentrale overheden en bewoners kunnen hun eigen belang aangeven gedurende de ter inzage legging van het ontwerpbesluit. De bewoners zijn conform de uniforme openbare voorbereidingsprocedure tijdig betrokken bij de voorbereiding van de besluitvorming.
Gedurende de behandeling van een vergunningaanvraag hecht ik eveneens aan een open en transparante communicatie met mijn adviseurs. Om die reden worden bij de voorbereiding van een instemmingsbesluit op een winningsplan de adviseurs (gemeenten, provincies en waterschappen) tijdens de adviesperiode uitgenodigd voor een informatiesessie, die specifiek over het desbetreffende winningsplan gaat. Bij deze bijeenkomst wordt hen de gelegenheid geboden om alle vragen over de inhoud van het winningsplan en de procedure te stellen en zijn er ambtenaren van mijn ministerie aanwezig, evenals vertegenwoordigers van het mijnbouwbedrijf, voor de beantwoording. Nadat alle adviezen ontvangen zijn, stel ik een ontwerp-instemmingsbesluit op waarin de ontvangen adviezen worden meegewogen.
Dit ontwerp-instemmingsbesluit wordt zes weken ter inzage gelegd. In deze periode wordt een informatiemarkt gehouden in de gemeente waar de voorgenomen vergunning onder valt. Tijdens de informatiemarkt kan iedereen informatie krijgen over de plannen rondom de gaswinning, de wijze waarop het ministerie heeft laten toetsen aan de veiligheid en de bodembeweging en de te volgen procedure. Op een dergelijke informatieavond zijn medewerkers van mijn ministerie, TNO, het mijnbouwbedrijf en zo mogelijk ook het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) aanwezig om in gesprek te gaan met de bezoekers en hun vragen te beantwoorden.
Kunt u uitleggen waarom de gaswinning in Drenthe omhoog gaat, terwijl in het regeerakkoord staat dat de gaswinning de komende kabinetsperiode af moet nemen?
Het regeerakkoord gaat in op verlaging van de gaswinning uit het Groningenveld. In het regeerakkoord staat daarnaast dat er geen nieuwe opsporingsvergunningen op land worden afgegeven deze kabinetsperiode, en dat bestaande opsporingsvergunningen van kracht blijven. In het geval van de gasvelden waar de krantenberichten over gaan is er sprake van bestaande winningen waarvoor een actualisering van het winningsplan plaatsvindt. Ik kan niet aangeven hoeveel proefboringen worden voorkomen als gevolg van het feit dat er geen nieuwe opsporingsvergunningen meer worden verleend.
Hoe staan de gaswinningsplannen in verhouding tot de maatregel in het regeerakkoord met betrekking tot nieuwe boringen op land? Kunt u inschatten hoeveel proefboringen worden voorkomen dankzij deze maatregel in het regeerakkoord?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de zorg van de bewoners dat er alleen nulmetingen worden gehouden bij boeren en niet bij particulieren? Bent u bereid om de mogelijkheden te verkennen om deze nulmetingen ook verplicht te stellen voor particulieren om ervoor te zorgen dat eventuele schadeafhandeling in de toekomst gemakkelijker wordt?
In het ontwerp-instemmingsbesluit heb ik opgenomen dat de representatieve nulmeting bouwkundige staat ziet op «bouwwerken». Naast de nulmeting van de bouwkundige staat, dient Vermilion op grond van artikel 41 van de Mijnbouwwet een (nul)meting voor de bodembeweging uit te voeren. Dit zijn geen metingen aan gebouwen, maar naar maaiveldhoogte.
Is het, gezien de verschillende incidenten met gaswinningsbedrijf Vermilion in en rondom het gebied zoals het overschrijden van vergunde gaswinningshoeveelheden en het niet informeren van burgers over ingrijpende acties, verstandig om dit bedrijf gas te laten winnen in deze gebieden?
SodM houdt als onafhankelijke toezichthouder toezicht op mijnbouwactiviteiten en is bevoegd gezag voor de handhaving en inspectie. SodM houdt in dat verband ook toezicht op de mijnbouwactiviteiten van Vermilion in deze regio. In het geval van een overtreding kan SodM overgaan tot handhaving, waarbij opgelegd kan worden dat de winning moet worden gestaakt. Ik heb van SodM begrepen dat een algemeen verbod op gaswinning door Vermilion, waarnaar u vraagt, niet aan de orde is.
Over de projecten die worden uitgevoerd, heeft Vermilion een belangrijke verantwoordelijkheid waar het gaat om de communicatie en het omgevingsmanagement. Op de website van Vermilion zijn de diverse communicatie-uitingen met de omgeving terug te vinden (http://www.vermilionenergy.nl/onze-activiteiten/huidige-activiteiten.cfm).
Hoe verhoudt de door u toegezegde verlenging van de gaswinningsvergunning van Vermilion bij Wapse zich tot de lopende juridische procedures in dit gebied?
Het is mij niet duidelijk wat wordt bedoeld met hoe de toegezegde verlenging van de gaswinningsvergunning zich verhoudt tot de juridische procedures in het gebied. De winningsvergunning, die ook wel concessie wordt genoemd, is onveranderd vigerend. Tegen de verlening van de omgevingsvergunning en het instemmingsbesluit met het winningsplan Diever bij Wapse lopen enkele juridische procedures. Het betreft reguliere beroepsprocedures, waarbij belanghebbenden gebruik maken van de hen toekomende rechtsmiddelen.
Welke maatregelen worden er genomen om bezorgde burgers gerust te stellen over het gaswinningsbedrijf Vermilion?
in algemene zin geldt dat mijnbouwmaatschappijen een eigen verantwoordelijkheid hebben voor de communicatie en het omgevingsmanagement rond de projecten die zij uitvoeren. Ik ben verantwoordelijk voor de communicatie rond de behandeling van vergunningaanvragen. Gedurende de behandeling van een aanvraag zijn er mogelijkheden ingebouwd om burgers te betrekken en te informeren. Zo organiseer ik in de gemeente waar een gasveld zich onder bevindt een informatieavond over de voorgenomen besluitvorming. Tijdens deze avond zijn naast medewerkers van EZK ook TNO, het desbetreffende mijnbouwbedrijf en zo mogelijk ook SodM aanwezig. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Op 7 september 2017 heeft Vermilion, de «gedragscode gaswinning kleine velden» van Nogepa ondertekend. In de gedragscode staat beschreven hoe de mijnbouwbedrijven de omgeving willen betrekken bij projecten uit kleine velden op land en hoe zij met goede, open en transparante communicatie, tijdig informatie uitwisselt.
U verwijst naar de informatieavond over de ontwerp-instemmingsbesluiten op de winningsplannen Eesveen en Vinkega van 23 november 2017. Doordat er in de regio Zuidwest Drenthe meerdere gaswinningen uit kleinen velden zijn en omdat de dag voor de informatiemarkt een interview met een ongeruste toon in de lokale media was verschenen, werd de informatiemarktavond zeer druk bezocht, en kon niet iedereen te woord worden gestaan. Om die reden heb ik op 6 december 2017 – in overleg met de gemeente – een extra informatiemarkt gehouden, en was er gelegenheid om bewoners alsnog goed te woord kunnen staan.
Deelt u de onvrede van de bewoners over het feit dat er op papier wel een inspraakavond is, maar dat het besluit voor die avond al vast stond? Bent u bereid om betrokkenen de kans te geven om daadwerkelijk inspraak te kunnen hebben bij dergelijke besluiten?
Ik deel die onvrede niet. In mijn antwoord op vraag 2 heb ik u geschetst welke zorgvuldige procedure ik doorloop om tot een besluit omtrent instemming met een winningsplan te komen. De uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure wordt gevolgd, zodat iedereen inspraak kan hebben bij dergelijke besluiten. Op het moment dat ik een ontwerp-instemmingsbesluit ter inzage leg, heb alle adviezen van mijn adviseurs meegewogen, maar staat het ontwerp-instemmingsbesluit nadrukkelijk nog open voor de zienswijze van bewoners. Deze kunnen aanleiding geven het definitieve besluit aan te passen.
Kunt u uitleggen waarom er in het regeerakkoord staat dat aanbevelingen van het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) overgenomen worden, terwijl er in de praktijk diverse aanbevelingen van het SodM door u werden verworpen rondom de gaswinning in Drenthe?
Ik vraag op elk winningsplan advies van SodM over de inhoud van het desbetreffend winningsplan. Daarnaast vraag ik ook advies aan de Technische commissie bodembeweging (Tccb), de betrokken decentrale overheden en aan de Mijnraad. Alle adviezen overziend en binnen de mogelijkheden die de Mijnbouwwet mij biedt, neem ik vervolgens een (ontwerp-)besluit. Hoewel de adviezen van SodM zeer zwaarwegend zijn, betekent dit niet dat in alle gevallen alle adviezen worden overgenomen. Wel worden alle adviezen van SodM door mij meegenomen in de besluitvorming. Als ik van een advies afwijk, dan motiveer ik ook waarom ik dat doe. In het regeerakkoord wordt verwezen naar een aanbeveling van het Staatstoezicht op de mijnen (SodM), die het SodM deed in haar advies op het winningsplan Groningen. Het SodM heeft in dat advies aangegeven dat zij volgens de huidige inzichten er vanuit gaat «dat zowel minder winning als vlakkere winning het aardbevingsrisico verkleint». Het is deze aanbeveling van SodM waarover de regeringspartijen aangeven dat het deze aanbeveling overneemt.
Kunt u deze vragen voorafgaand aan het algemeen overleg Mijnbouw beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat de export van Gronings gas verder stijgt |
|
Sandra Beckerman , Henk Nijboer (PvdA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht dat de export van Gronings gas naar onze buurlanden verder stijgt?1 Deelt u de mening dat de stijging van export van Gronings gas een zeer ongewenste ontwikkeling is? Kunt u dit toelichten?
Ja, ik ken het bericht. In het genoemde artikel gaat het om de export van laagcalorisch gas. Dit gas is grotendeels afkomstig uit twee bronnen: enerzijds Groningengas dat is vermengd met hoogcalorisch gas en anderzijds hoogcalorisch gas waaraan stikstof is toegevoegd.
Het kabinet is bezig de vraag naar het laagcalorische Groningengas verder af te bouwen. Hiervoor dient ook de vraag naar laagcalorisch gas in het buitenland af te nemen. De hoogte van de export wordt bepaald door de fysieke vraag in deze landen. Deze vraag is de optelsom van het gasverbruik van huishoudens, industrie en andere partijen die op het laagcalorische gasnet zijn aangesloten. Zij zijn fysiek afhankelijk van het laagcalorische gas uit Nederland en hebben op korte termijn hiervoor geen alternatief.
Alle landen treffen de noodzakelijke voorbereidingen om op de kortst mogelijke termijn, tussen 2020 en 2030, het gebruik van laagcalorisch gas volledig af te bouwen. Daarbij wordt tot 2020 ook al op kleinere schaal omgebouwd om hiervoor voldoende ervaring op te doen. Hierdoor zal tussen 2020 en 2030 de vraag naar Groningengas naar verwachting met ongeveer 2 miljard Nm³ per jaar afnemen en zal er vanaf 2030 geen export van laagcalorisch gas meer plaatsvinden. Over deze afbouw is uw Kamer medio 2016 gedetailleerd geïnformeerd (bijlage bij Kamerstuk 33 529, nr. 278). Van een te continueren winning ten behoeve van export is dan ook geen sprake.
In hoeverre maakt Nederland zich middels deze export van gas afhankelijk van een continue winning van aardgas in Groningen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe verhoudt deze stijging zich tot de wens van de Tweede Kamer om de gasexportcontracten versneld af te bouwen?2
Er is geen verband. Voor de hoogte van de export van laagcalorisch gas naar België, Frankrijk en Duitsland is alleen de fysieke vraag van belang. Deze vraag is de optelsom van het gasverbruik van huishoudens, industrie en andere partijen die op het laagcalorische gasnet zijn aangesloten. De exportcontracten die GasTerra met buitenlandse partijen heeft beïnvloeden deze vraag niet. De fluctuerende gasvraag wordt in de praktijk ingevuld door handel van marktpartijen op de gashandelsplaats TTF.
Kunt u aangeven welke nieuwe contracten na aanname van motie-Jan Vos c.s. (Kamerstuk 33 529, nr. 238) over de versnelde afbouw van de gasexportcontracten zijn aangegaan?
In 2014 heeft mijn voorganger u geïnformeerd dat de Staat via haar rol als aandeelhouder van GasTerra zal borgen dat er geen nieuwe langetermijncontracten worden afgesloten en dat bestaande langetermijncontracten niet worden verlengd (Kamerstuk 33 529, nr. 143). Sindsdien zijn er geen nieuwe exportcontracten meer aangegaan of bestaande exportcontracten verlengd.
Kunt u aangeven wat de prognose is van de gasexport de komende jaren? Welke afspraken zijn hierover gemaakt met de ons omringende landen, waaronder België, Duitsland en Frankrijk?
Ik heb GTS gevraagd naar de inschatting van de exportvolumes in de komende jaren. GTS heeft prognoses opgesteld op basis van de meest recente gegevens uit Duitsland, België en Frankrijk over de gasvraag en de huidige plannen voor de afbouw van het gebruik van laagcalorisch gas. De exportvolumes zijn sterk afhankelijk van de temperatuur. De hoeveelheden die in de onderstaande tabel worden weergegeven zijn de volumes in een koud jaar en vormen daarmee in feite een soort maximum. In een qua temperatuur gemiddeld jaar zullen de volumes duidelijk lager liggen.
Gasjaar
Duitsland
[miljard Nm3]
België/Frankrijk
[miljard Nm3]
2018/2019
19,0
10,5
2019/2020
17,5
10,5
2020/2021
16,5
9,5
2021/2022
13,0
8,5
2022/2023
11,5
7,5
2023/2024
9,5
6,5
2024/2025
7,0
5,5
2025/2026
5,5
4,5
2026/2027
4,0
3,0
2027/2028
3,0
2,0
2028/2029
1,0
1,0
2029/2030
0,0
0,0
Bent u bereid volledige openbaarheid te geven over de bestaande gasexportcontracten en deze naar de Tweede Kamer te sturen?
Zoals opgenomen in bovenstaande antwoorden is voor de hoogte van de export van gas naar het buitenland de fysieke vraag van belang. Ik word hierover ten minste jaarlijks geadviseerd door GTS. De exportcontracten die GasTerra met buitenlandse partijen beïnvloeden deze vraag niet. Aangezien deze contracten zijn gesloten tussen private partijen en daarnaast ook bedrijfsvertrouwelijke informatie bevatten, ben ik niet voornemens deze openbaar te maken.
Het bericht dat zij het besluit over de toekomst van de postmarkt nog weer een jaar wil uitstellen |
|
Tom van der Lee (GL) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Waarom heeft u ervoor gekozen om via de media publiek te maken dat u pas over een jaar een besluit hoopt te nemen over de toekomst van de postmarkt?1
En marge van twee bedrijfsbezoeken aan Sandd en PostNL heb ik met journalisten gesproken over de uitdagingen op de postmarkt. In het gesprek zijn verschillende zaken aan de orde gekomen. Meer in algemene zin heb ik aangegeven dat het aanpassen van wet- en regelgeving tijd in beslag neemt. Een discussie over de toekomstige inrichting van de postmarkt inclusief wetgevingstraject duurt in de praktijk al gauw een jaar. Hiermee heb ik geen uitspraken gedaan over het tijdspad van politieke besluitvorming over de toekomst van de postmarkt. Dit is uiteraard iets wat ik eerst met de Kamer wil bespreken. Het aankomende AO Postmarkt biedt daarvoor een mooie gelegenheid.
Was het niet netter geweest om uw voornemen eerst met de Kamer te delen, aangezien de sector en de Kamer al langer met smart wachten op een besluit?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom denkt u dat u nog een jaar nodig heeft om hopelijk in staat te zijn een besluit te nemen? Wat gaat u in dat jaar precies doen en welke nadere onderzoeken gaat u nog uitzetten of welke deskundigen denkt u nog te moeten raadplegen?
Zoals ik hierboven heb aangegeven, had de uitspraak geen betrekking op de politieke besluitvorming over de postmarkt. In mijn brief van 5 december heb ik beschreven hoe ik dit proces wil inrichten. Ik ben van plan om alle relevante belanghebbende partijen uit te nodigen voor een maatschappelijke dialoog: de postdialoog. Ik streef ernaar om voor de zomer van 2018 de resultaten van deze dialoog inclusief een wetgevings- en beleidsagenda naar uw Kamer te sturen.
Bent u bereid nader toe te lichten hoe u het in het regeerakkoord aangekondigde onderzoek gaat doen naar de vraag of aanbesteding van de universele postdienst al dan niet de voerkeur verdient boven het huidige model, waarbij de overheid PostNL compenseert voor de verlieslatende activiteiten?
De passage over het huidige model is helaas onjuist in het Regeerakkoord opgenomen. De verlener van de universele postdienst (PostNL) ontvangt geen financiële compensatie van de overheid voor verlieslatende activiteiten. De Postwet 2009 biedt hiervoor ook geen basis. In bovengenoemde postdialoog zal worden onderzocht of aanbesteden een geschikte optie is om de beschikbaarheid, betaalbaarheid en betrouwbaarheid van de universele postdienst op langere termijn te borgen.
Erkent u dat er al heel veel over dit onderwerp is gesproken – recent nog in een uitvoerig rondetafelgesprek in de Kamer – en dat eigenlijk alle relevante argumenten inmiddels zijn aangedragen?
Ik ben mij er terdege van bewust dat snelle besluitvorming over de toekomst van de postmarkt gewenst is. Aan de andere kant wil ik benadrukken dat het aanpassen van wet- en regelgeving zorgvuldig moet gebeuren. De nieuwe regelgeving moet toekomstbestendig zijn en kunnen rekenen op breed draagvlak. Daarom ben ik ook van plan een maatschappelijk dialoog hiervoor te organiseren waarin dat brede draagvlak kan worden bereikt. Ik verwijs hiervoor naar mijn brief van 5 december.
Deelt u de mening dat de sector niet langer dan nodig in het ongewisse kan worden gelaten, omdat dit serieuze repercussies heeft op investeringsbeslissingen bij de betrokken bedrijven en op de baanzekerheid van de betrokken medewerkers?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat het er nu vooral om gaat dat een politieke keuze moet wordt gemaakt en dat die keuze ook in een kortere tijdsspanne dan een jaar zou kunnen plaatsvinden?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid dit besluit sneller te nemen, bijvoorbeeld nog voor de verantwoordingsdag op 16 mei 2018?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u tevens bereid om in ieder geval tot het moment waarop u uw besluit neemt en indachtig de wenselijkheid van een gelijk speelveld, te waarborgen dat de norm dat minimaal 80% van de postbezorgers een dienstverband moet hebben daadwerkelijk gehandhaafd wordt?
Zoals u in mijn brief van 30 november 2017 over oplossingsrichtingen Tijdelijk besluit postbezorgers (Kamerstuk 29 502, nr. 146) heeft kunnen lezen ben ik voornemens om de ingangsdatum van de 80%-norm in het ontwerpbesluit tot wijziging van het Tijdelijk besluit postbezorgers 2011 aan te passen naar 1 januari 2018. De ACM is en blijft verantwoordelijk voor de handhaving van deze norm en beslist hier zelfstandig over.
Het pleidooi van gemeenten om meer soorten van de wietproef toe te staan |
|
Chris van Dam (CDA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Gemeenten: sta meer soorten wietproef toe»?1
Ja.
Hebben de diverse gemeenten en hun vertegenwoordigers dit signaal ook al persoonlijk of schriftelijk overgebracht aan u? Zo ja, wat is uw opvatting over het voorstel van gemeenten om diverse experimenten met gereguleerde wietteelt toe te staan?
In het regeerakkoord is opgenomen dat er wet- en regelgeving komt ten behoeve van uniforme experimenten. Wij bereiden inmiddels wet- en regelgeving voor ten behoeve van deze experimenten. De voorwaarden voor de inrichting van de experimenten zijn nog niet uitgewerkt en vergen nader overleg met andere betrokken partijen, zoals gemeenten.
De afgelopen periode hebben wij meerdere brieven ontvangen van burgemeesters of burgemeesters tezamen, al dan niet op verzoek van de gemeenteraad, in relatie tot de in het regeerakkoord aangekondigde experimenten met een gesloten coffeeshopketen. De inhoud van deze brieven richt zich met name op het al dan niet willen deelnemen aan de experimenten.
Het experiment en ook de evaluatie zullen wij vormgeven in overleg met betrokken partijen, maar ook op advies van een onafhankelijke commissie. Op die manier denken wij een onafhankelijke evaluatie te borgen.
Is de vrees van gemeenten terecht dat de regering maar een soort proef zal toestaan, te weten de centrale levering aan coffeeshops door een vaste, streng gecontroleerde producent? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat door slechts een soort proef toe te staan de kans bestaat dat bij het mislukken daarvan te snel de conclusie kan worden getrokken dat het reguleren van «de achterdeur» niet kan? Zo ja, welke conclusies verbindt u hier aan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om op korte termijn in overleg te gaan met vertegenwoordigers van gemeenten (VNG) om te komen tot een gevarieerde en representatieve hoeveelheid experimenten? Zo nee, waarom niet?
Wij vinden het belangrijk om de inrichting van de experimenten – binnen de algemene kaders die in het regeerakkoord gegeven zijn – in gezamenlijkheid met meerdere partners vorm te geven. Uiteraard spreken we hierover met betrokken partijen, zoals de VNG.
Op welke termijn verwacht u met een voorstel naar de Kamer te komen, gelet op het feit dat er volgens het regeerakkoord binnen zes maanden regelgeving komt voor experimenten met gereguleerde wietteelt?
Wij streven ernaar om de benodigde wet- en regelgeving in het tweede kwartaal van 2018 bij uw Kamer in te dienen.
Mogelijke mijnbouwactiviteiten aan de grens met België bij Zuid-Limburg voor de winning van onder andere zink en mogelijke effecten voor de Nederlandse bieding voor de Einstein Telescope |
|
Martijn van Helvert (CDA), Agnes Mulder (CDA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Limburgs stilste hoekje vreest Waalse zinkzoekers»?1
Ja. Het in 2017 opgerichte Belgische bedrijf WalZinc is voornemens bij de Waalse overheid een vergunning aan te vragen voor het uitvoeren van een onderzoek naar het voorkomen van zink, lood en verschillende zeldzame metalen in de ondergrond in de omgeving van de gemeente Plombières (provincie Luik, België). WalZinc zal voor het onderzoek vooral gebruik maken van niet-invasieve geofysische meettechnieken zoals bijvoorbeeld gravimetrie en elektrische weerstandstomografie. Er zullen waarschijnlijk ook enkele boringen worden uitgevoerd. Dit onderzoek zal naar verwachting 4 tot 5 jaar duren.
Bent u door de Belgische autoriteiten op de hoogte gesteld van de Belgische vergunningverlening voor het onderzoek naar bodemschatten aan de zuidelijkste grens van ons land? Zo ja, op welke wijze? Is deze vergunning vergelijkbaar met een opsporingsvergunning onder de Nederlandse wetgeving?
Ik ben door de Belgische autoriteiten niet op de hoogte gesteld. Het is bij initiatieven langs de grens gebruikelijk dat de lokale overheid waar het initiatief wordt genomen de desbetreffende gemeentes en provincie van het buurland informeert.
Op 4 oktober 2017 heeft in de gemeente Plombières een informatiebijeenkomst plaatsgevonden. De provincie en de gemeenten waren over het initiatief en deze bijeenkomst niet op voorhand geïnformeerd. Aan iedereen is de mogelijkheid geboden om binnen veertien dagen na de bijeenkomst een reactie te sturen aan het gemeentecollege van Plombières. De provincie Limburg, de nabij gelegen Limburgse gemeenten Gulpen-Wittem en Vaals en ook de stichting VVV Zuid Limburg hebben per brief gereageerd.
De Nederlandse wetgeving met betrekking tot opsporingsvergunningen is niet gelijk aan de Belgische wetgeving maar er zijn wel overeenkomsten. De in voorbereiding zijnde aanvraag van WalZinc betreft een vergunning voor het uitvoeren van een onderzoek naar het voorkomen van zink, lood en andere metalen. Dit is vergelijkbaar met een opsporingsvergunning als bedoeld in artikel 6 van de Mijnbouwwet. Indien het onderzoek voor WalZinc aanleiding geeft om het initiatief te nemen om te komen tot het winnen van onder andere lood en zink dan zal men eerst een concessie moeten verkrijgen van de Waalse overheid. Hiervoor zal men een openbare procedure moeten starten waarbij inspraak mogelijk is. De voorgenomen mijnbouwactiviteit langs de grens kan mogelijk leiden tot grensoverschrijdende milieueffecten. Uitgaande van het door de EU in 1991 ondertekende Espoo VN-verdrag zal dan ook een milieueffectrapportage moeten plaatsvinden aan de Nederlandse zijde van de grens. Daarnaast heeft de Belgische overheid dan ook de verplichting om de Nederlandse burgers en autoriteiten op een vergelijkbare wijze als de Belgische burgers en autoriteiten te betrekken in de procedure.
Heeft u, of naburige Nederlandse gemeenten en de Provincie Limburg, de mogelijkheid gehad om hier een zienswijze over in te dienen of bezwaar tegen te maken bij de verantwoordelijke Belgische autoriteiten? Zo nee, op welke wijze wordt de omgeving, ook over de grens, betrokken bij de vergunningverlening?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bekend met de gezamenlijke bieding die georganiseerd wordt door Nikhef en de Provincie Limburg om de Einstein Telescope (genoemd in de Nationale Roadmap Grootschalige Wetenschappelijke Infrastructuur) waarmee onderzoek gedaan gaat worden naar zwaartekracht golven?2 Weet u dat er buiten de Zuid-Limburgse bodem maar twee andere plaatsen voor geschikt zijn voor deze «Large-scale Cryogenic Gravitational Wave Telescope» in Europa?
De ambities van het Nikhef en de Provincie Limburg zijn mij bekend. Uit het door de EU-gefinancierde rapport «Einstein gravitational wave Telescope conceptual design study»3 blijkt dat de gesteldheid van de ondergrond in de Limburgse grensregio geschikt is om een Einstein Telescoop te herbergen. Tevens laat het rapport zien dat ook Sardinië en het Hongaarse Matra gebergte in de regio van Budapest goede kandidaten zijn.
De Einstein Telescoop is opgenomen in de Nationale Roadmap van NWO en heeft daardoor onze aandacht. Met steun van het Ministerie van OCW en de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) is een taskforce ingericht om de positieve indicaties die er zijn voor de ontwikkeling van een Einstein Telescoop in de grensregio verder te onderzoeken. Via haalbaarheidsstudies, aanvullend bodemonderzoek en coalitievorming zal inzicht worden verkregen over de Nederlandse positie bij de ambitie om de Einstein Telescoop in Europa te realiseren. Deze informatie is noodzakelijk om tot een weloverwogen standpunt te komen. Het zou bij de daadwerkelijke bouw van een Einstein Telescoop om een miljardeninvestering gaan. Als gastland wordt doorgaans een minimale bijdrage van een derde van de totale investeringskosten verwacht. Een weloverwogen keuze is essentieel. Het is op dit moment nog te vroeg om een positie in te nemen.
Vindt u dit project een mogelijkheid om te investeren in onderzoek van wereldniveau in Nederland? Zo ja, hoe gaat u de bieding steunen?
Zie antwoord vraag 4.
Zouden volgens u de mijnbouwactiviteiten vlak over de grens de totstandkoming van de Einstein Telescope in Zuid-Limburg in de weg kunnen staan?
Uit het hierboven genoemde rapport blijkt dat een rustige ondergrond een belangrijke voorwaarde is voor de voorziene Einstein Telescoop. De voorziene Einstein Telescoop zal op een diepte van circa 200 meter in de ondergrond worden gebouwd. De ondergrond is mede bepalend voor de nauwkeurigheid van het instrument. Zuid-Limburg is als locatie voor de Einstein Telescoop geschikt vanwegede combinatie van een zachte bovengrond en daaronder hard gesteente, wat een speciale dempende werking heeft op trillingen. Ook op de bovengrond moet het zo rustig mogelijk zijn. Dat betekent onder andere zo min mogelijk zware industrie, spoorlijnen en vrachtverkeer. Aan deze voorwaarden wordt in Zuid-Limburg voldaan. Het KNMI maakt ook gebruik van deze gunstige omstandigheden en heeft daarom in de Heimansgroeve (Vijlen, gemeente Vaals) haar meest gevoelige meetstation geplaatst. Hiermee worden trillingen afkomstig van aardbevingen van over een groot deel van de wereld geregistreerd.
Ondergrondse mijnbouw aan de Belgische zijde van de grens in Zuid-Limburg kan leiden tot kleine trillingen in de ondergrond. Deze trillingen kunnen, in de vorm van ruis, van invloed zijn op metingen van het KNMI en de voorziene Einstein Telescoop. Het is op dit moment nog te vroeg om te kunnen stellen dat de mogelijke mijnbouw aan de Belgische zijde van de grens de totstandkoming van de Einstein Telescoop in de weg zal staan. Dit zal samen met de initiatiefnemer WalZinc en de Belgische autoriteiten nader onderzocht moeten worden. Ik ondersteun dan ook van harte het initiatief dat de provincie Limburg heeft genomen om tot een goede afstemming te komen met de Belgische autoriteiten.
Vindt u dat dit project niet doorkruist zou moeten worden door mijnbouwactiviteiten vlak over de grens? Zo ja, wat gaat u daaraan doen?
Het gaat hier over een mijnbouwactiviteit in België. Ik ga in dit geval niet over het al dan niet verlenen van vergunningen voor opsporing en later de eventuele winning van deze delfstoffen.
Ik ondersteun de actieve opstelling van de provincie Limburg en de betrokken gemeenten. De provincie Limburg heeft het initiatief genomen om in contact te komen met de Waalse overheid om onder andere duidelijkheid te krijgen over de Belgische procedures.
De Provincie Limburg zal mij informeren over de uitkomsten van de nog te voeren gesprekken met de Waalse overheid. Indien daaruit blijkt dat overleg op landelijk, Benelux of Europees niveau noodzakelijk is, dan zal ik mij daarvoor inzetten.
Wat is het verdere vergunningentraject voor mogelijke mijnbouwactiviteiten aan de Zuid-Limburgse grens met België en wat is daarbij uw inzet?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht ‘Driekwart gemeenten koopt nog vervuilend vervoer’ |
|
Suzanne Kröger (GL), Nevin Özütok (GL) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Kent u het bericht «Driekwart gemeenten koopt nog vervuilend vervoer»?1
Ja.
Deelt u de analyse, voortkomend uit de benchmark van Natuur en Milieu, dat een groot aantal gemeentelijke knelpunten het streven naar duurzaamheid in de weg zitten? Zo ja, hoe kunnen deze knelpunten weggenomen worden? Zo nee, waarom niet?
De knelpunten bij gemeenten die Natuur & Milieu in haar rapport noemt om te komen tot een duurzamer wagenpark en doelgroepenvervoer zijn samen te vatten als onvoldoende kennis en capaciteit, onvoldoende prioriteit en een verdeeld belegde verantwoordelijkheid. Het Plan van Aanpak MVI 2015–2020 is er juist op gericht om dit soort punten te helpen verbeteren voor maatschappelijk verantwoord inkopen (MVI) in den brede. Er lopen diverse acties via PIANOo om overheden te helpen hun kennisniveau te verhogen. Het Manifest MVI is erop gericht om de prioriteit te vergroten en om partijen aan te sporen hun interne organisatie rondom MVI te verbeteren.
Beschikken gemeenten naar uw oordeel over voldoende expertise om – soms ingewikkelde – aanbestedingsprocedures adequaat te kunnen uitvoeren? Zo ja, hoe verklaart u dat uit de benchmark naar voren komt dat nog altijd 72 procent (en bij het doelgroepenvervoer zelfs 79 procent) minder goed presteert dan de landelijke inkoopcriteria (minimumeisen en gunningscriteria), zoals opgesteld door het Expertisecentrum Aanbesteden van het Ministerie van Economische Zaken (PIANOo)? Hoe vaak wordt gebruik gemaakt van de opgezette expertpool en worden deze aanbevelingen ook opgevolgd?
Er zijn nog grote verschillen tussen gemeenten in de expertise die zij hebben op dit gebied en in de prioriteiten die zij stellen bij de inkoop. Wel zie ik dat steeds meer gemeenten werk willen maken van MVI en daarin concrete stappen zetten. Ik zal dit vanuit het Rijk ook zeker blijven stimuleren. Er is tot nu toe twaalf keer een beroep gedaan op de expertise van de expertpool. Overheden die hiervan gebruik hebben gemaakt, geven aan positief te zijn over de expertpool. Ze zien deze als «zetje in de rug» bij de implementatie van MVI.
Bent u bereid om de aanbevelingen die uit de benchmark van Natuur en Milieu naar voren komen met de gemeenten te bespreken en hen aan te sporen bij nieuwe aanbestedingen de aanbevelingen uit de benchmark zoveel mogelijk over te nemen? Zo nee, waarom niet?
Ik ben er graag toe bereid om met de VNG en PIANOo te bespreken hoe we gemeenten nog meer kunnen stimuleren om dit te verbeteren. Op dit punt heeft uw Kamer naar aanleiding van de begrotingsbehandeling ook de motie Dik-Faber c.s. aangenomen2.
Herkent u zich in de conclusie van het onderzoek dat jarenlang de criteria voor doelgroepenvervoer sterk verouderd waren? Zijn alle gemeenten inmiddels op de hoogte van de nieuwe criteria, zoals opgesteld door PIANOo?
Deze criteria voor contractvervoer waren inderdaad sterk verouderd en zijn daarom in maart 2017 geheel herzien en aangescherpt. De criteria voor eigen wagenpark waren al eerder geactualiseerd. Beide lopen vanaf nu mee in de jaarlijkse update van alle criteriadocumenten, die plaatsvindt in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Rijkswaterstaat. Ze zijn beschikbaar via de website van PIANOo, waar inkopers gewend zijn om deze documenten te vinden.
Bent u bereid om, wanneer er geen duidelijke verbeteringen plaatsvinden, nadere stappen te zetten om ervoor te zorgen dat in de toekomst gemeentelijke wagenparken zo duurzaam mogelijk zullen worden? Zo ja, wat voor stappen? Zo nee, waarom niet?
Gemeenten zijn en blijven zelf verantwoordelijk voor de keuzes die ze maken bij hun inkoop. Vanuit het Rijk kan ik hen wel stimuleren om daarbij zo duurzaam mogelijke keuzes te maken. Gezien de huidige groei in het aantal gemeenten dat werk maakt van MVI, ga ik ervan uit dat we ook in deze twee productgroepen verbetering zullen gaan zien.
Het bericht ‘Cybersecurity hoogleraren vrezen dat Nederland digitaal onder water komt te staan’ en het bijbehorende position paper |
|
Judith Tielen (VVD) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Cybersecurity hoogleraren vrezen dat Nederland digitaal onder water komt te staan» en het bijbehorende position paper?1
Ja.
Hoe verklaart u dat Nederland zo weinig investeert in wetenschappelijk onderzoek naar digitale veiligheid? Onderschrijft u dat het onderzoeksgeld in Nederland in het niet valt bij de investeringen die de Duitse overheden doen in onder andere het Helmholtz Center in Saarbrücken, Center for Advanced Security Research (CASED) in Darmstadt en Forschungszentrum Cyber Defence (CODE) in München? Herkent u het beeld dat topwetenschappers de Nederlandse universiteiten daardoor verlaten?
Welke langetermijngevolgen kan dit hebben voor de digitale veiligheid van de Nederlandse samenleving?
Hoe past het idee van een kennisfonds voor onderzoeksgroepen in de prioriteit die cybersecurity heeft gekregen in het regeerakkoord? Vindt u een bedrag van € 6 miljoen per jaar realistisch als aanzet voor zo’n fonds? Welke ambitie heeft u als het gaat om leerstoelen voor cybersecurity?
Als de Kamer een gerichte impuls zou willen geven aan dit soort onderzoek, ligt het dan voor de hand dit via de begroting van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te doen? Of zou een dergelijke investering juist gedaan moeten worden via het topsectorenbeleid, dan wel via een van de ministeries die zich bezighouden met cybersecurity?
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor de aanstaande begrotingsbehandelingen van de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Economische Zaken en Klimaat en Justitie en Veiligheid?
Het onder druk zetten van consumenten bij de aanschaf van keukens zonder bedenktermijn |
|
William Moorlag (PvdA) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op de uitkomst de enquête van de Consumentenbond dat 37% van de ondervraagden onder druk van een verkoper een keuken aanschaft?1
Bedrijven dienen zich te houden aan de bestaande wet- en regelgeving bij de verkoop van producten. Bij verkoop aan consumenten gelden de regels van het consumentenrecht uit, onder andere, boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW) waarin ook regels betreffende oneerlijke handelspraktijken zijn opgenomen. Artikel 193a e.v. van boek 6 BW stelt dat oneerlijke handelspraktijken, waarbij de verkoper de consument feitelijk onjuiste informatie verstrekt waardoor de consument een besluit over een overeenkomst neemt dat hij anders niet had genomen, niet zijn toegestaan. Ook agressieve handelspraktijken zijn op grond van deze regels niet toegestaan.
De Autoriteit Consument en Markt (ACM) kan verkoopmethoden toetsen aan de regels met betrekking tot oneerlijke handelspraktijken en indien zij dit noodzakelijk acht hierop handhaven. De ACM maakt hierin op basis van haar prioriteringsbeleid eigen keuzes. Het is aan de ACM en uiteindelijk aan de rechter om te bepalen of de regels zijn overtreden.
Deelt u de wens van de Consumentenbond om een bedenktermijn als een afkoelperiode in te stellen bij de aanschaf van keukens? Zo nee, waarom niet?
Nee, die deel ik niet. Het huidige wettelijk kader biedt al bescherming aan consumenten. Wanneer sprake is van oneerlijke handelspraktijken, biedt dat kader, zoals geschetst in het antwoord op vraag 1 en 5, voldoende mogelijkheden voor de consument om van de koop af te zien door de overeenkomst te vernietigen en geleden schade op de verkoper te verhalen.
Ik vind het belangrijk dat de sector zelf haar verantwoordelijkheid neemt om misleidende en agressieve praktijken tegen te gaan. Ik zie op dit moment geen aanleiding om een wettelijke bedenktijd in te voeren binnen de keukenbranche.
Bent u bereid met de keukenbranche in gesprek te gaan over de mogelijkheden om de door consumenten ervaren agressieve verkoopmethoden te verminderen en over het in de algemene voorwaarden opnemen van een afkoelingsperiode? Zo ja, op welke termijn en wilt u de Kamer van de uitkomsten op de hoogte stellen? Zo nee, waarom niet?
De verantwoordelijkheid ligt wat mij betreft bij de sector om eventuele oneerlijke handelspraktijken een halt toe te roepen. Mijns inziens heeft de sector ook zelf een belang bij het actief bestrijden van eventuele oneerlijke handelspraktijken.
De consument wordt wettelijk beschermd tegen oneerlijke handelspraktijken zoals reeds uiteengezet in het antwoord op vraag 1 en 5. De ACM houdt toezicht op deze regels. Daarnaast kunnen consumenten, indien zij hun producten aanschaffen bij een ondernemer die aangesloten is bij de Centrale Branchevereniging Wonen (CBW), hun klachten laten behandelen door de Geschillencommissie Wonen onder de vlag van de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken (SGC).
Welke rol dicht u de overheid toe bij het voorlichten van consumenten wanneer bedrijven, zoals uit de enquête blijkt, de grenzen opzoeken bij het verschaffen van waarheidsgetrouwe informatie met betrekking tot (tijdelijke) kortingen?
Het is belangrijk dat consumenten op de hoogte zijn van hun rechten bij de aanschaf van producten, in dit geval keukens. De overheid heeft hier ook een rol in. Via ConsuWijzer kunnen consumenten uitgebreide informatie vinden over de aankoop van producten en de rechten die zij hierbij hebben.
ConsuWijzer geeft bovendien specifieke informatie over kortingsacties (https://www.consuwijzer.nl/thema/onzinacties-wees-kritisch-en-voorkom-teleurstelling).
Kunt u toelichten hoe de Wet oneerlijke handelspraktijken ten aanzien van agressieve verkoopmethodes zich verhoudt tot de genoemde praktijken in de keukenbranche? Kunt u daarbij ingaan op de rol die de Autoriteit Consument en Markt in dit licht kan spelen?
Zie antwoord vraag 1.
De snelgroeiende handel in Exchange Traded Funds (ETF's) door de herziene richtlijn markten in financiële instrumenten (MIFID II) |
|
Renske Leijten |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van de snelle groei van handel in een bepaald type beleggingsfondsen (ETF’s), die als doel hebben hetzelfde beleggingsresultaat te behalen als bepaalde beursindexen?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de groei van deze markt, waarvan ETFGI – het bedrijf dat deze fondsen volgt – stelt dat er per eind juni 2017 het zesvoudige in is geïnvesteerd ten opzichte van 2008? Bent u van mening dat deze snelle groei een levensgroot risico in zich draagt de aanstichter te zijn van een nieuwe crisis?2 3
ETF’s kunnen voor investeerders een interessante belegging zijn omdat tegen relatief lage kosten gespreid kan worden geïnvesteerd. Kosten van een ETF liggen doorgaans lager dan kosten voor een actief beheerd beleggingsfonds. Net als elk beleggingsproduct zitten er ook risico’s aan ETF’s voor zowel de belegger als het systeem in het geheel. Voor de belegger spelen voornamelijk beleggingsrisico’s die ook aanwezig zijn bij andere beleggingsproducten, zoals waardefluctuaties en liquiditeit van de markt. Deze risico’s worden gecommuniceerd in de fondsdocumentatie en eventueel door de (beleggings)adviseur. Op dit moment lijkt de omvang te beperkt om de economie te kunnen ontwrichten. Als er al stress in de markt is, dan zal dat niet voortkomen vanuit ETF’s, maar zullen ETF’s evenals andere beleggingsproducten de gevolgen daarvan ondervinden. Daarentegen kunnen ETF’s ook bijdragen aan de financiële stabiliteit. Zo kunnen secundaire markten in ETF’s in stressomstandigheden liquiditeit bieden en kunnen ETF’s handelen tegen een korting of een premie, waardoor het risico op een massale verkoop door investeerders gedempt kan worden.
ETF’s maken inderdaad een sterke groei door. Op basis van data van de Europese branchevereniging van vermogensbeheerders (EFAMA) blijkt dat de omvang van (Assets under Management, AuM) wereldwijd 42.000 miljard is. ETF’s vormen met ongeveer 4.100 miljard AuM nog geen tien procent van de totale omvang. In Europa is het relatieve aandeel van ETF’s ten opzichte van de totale AuM overigens kleiner, namelijk ongeveer vier procent. Gegeven de snelle groei van ETF’s is monitoring van de potentiële risico’s wel nodig. Om deze reden houden diverse internationale gremia zich bezig met dit onderwerp, zoals de International Organization of Securities Commissions (IOSCO) en de Europese Effecten- en Marktenautoriteit (ESMA), maar ook de Autoriteit Financiële Markten (AFM) monitort de markt.
Kunt u aangeven hoe u aankijkt tegen de grootte van de markt van ruim 4.100 miljard dollar in het licht van de doelstellingen die beoogd worden met MiFID II, te weten het transparanter maken van de Europese financiële markten? Hoe interpreteert u deze wetgeving in relatie tot ETF’s?4
MiFID II zorgt voor meer transparantie over (de totale) kosten van beleggingsdienstverlening en financiële instrumenten.8 Deze transparantie kan bijdragen aan een toename in de vraag voor ETF’s, aangezien beleggers beter in staat zullen zijn de totale kosten, en de invloed daarvan op het te verwachte rendement, van actief beheerde fondsen af te zetten tegen de kosten en het rendement van ETF’s. Zoals eerder vermeld, zijn de kosten van een ETF doorgaans lager dan van een actief beheerd beleggingsfonds. Voor Nederland geldt dat er sprake is van veel regelgeving op het gebied van transparantie over kosten. Het is niet te voorspellen of de implementatie van MiFID II een onevenwichtige snelle groei van deze handel in gang zal zetten. Toezichthouders monitoren de ontwikkeling van de groei van ETF’s. Daarnaast biedt het MiFID II-kader zowel aan ESMA als de AFM de mogelijkheid om financiële producten van de markt te halen indien er een significante reden tot bezorgdheid is omtrent de beleggersbescherming of indien er een bedreiging is voor het ordelijk functioneren en de integriteit van financiële markten of voor de stabiliteit van (een deel van) het financiële stelsel.
Deelt u de mening dat de implementatie van MiFID II een onevenwichtige snelle groei van deze handel in Europa in gang zal zetten? Ziet u dit als een wenselijke ontwikkeling? Vindt u niet dat wetgeving die een dergelijk risicovol product stimuleert kritisch onder de loep moet worden genomen?5
Zie antwoord vraag 3.
Welke garanties kunnen er geboden worden dat de handel in dergelijke fondsen de Europese economie niet zal ontwrichten? Kan u uw antwoord toelichten?6
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het eens met de stelling dat voor de uitgevers van deze fondsen (ETF's) goed bestuur nog amper een onderwerp van gesprek is? Hoe wilt u zorgen voor een toename van de kwaliteit van deze handel?7
Een van de aandachtspunten bij de groei van passief beleggen, waaronder ETF’s, is de invloed op de corporate governance. Het aandeel passief beleggen in de totale omvang van AuM is op dit moment nog te beperkt om hier uitspraken over te kunnen doen. Uit een recent artikel in The Economist blijkt dat de grote aanbieders van passieve fondsen, waaronder dus ETF’s, niet actief campagne voeren om de strategie van een onderneming aan te passen, maar dat ze wel vaker voor de voorstellen van «activisten» stemmen dan voor de voorstellen van het bestuur.10
Erkent u dat het opleggen van transparantie voor de handel in de fondsen, één van de oogmerken van MiFID II, niets toevoegt als de weerslag voor de reële economie te groot wordt om te kunnen hanteren? Kunt u uw antwoord toelichten?8
Zie antwoord vraag 3.
Hoe denkt u over het reguleren van de handel in deze fondsen en het aan banden leggen van flitskapitaal?9
De handel in ETF’s en de handel met behulp van een techniek van hoogfrequente algoritmische handel (flitshandel) zijn twee aparte onderwerpen, welke beide overigens (onder andere) door MiFID II gereguleerd worden.
Zoals in antwoord op vragen 2 en 5 al naar voren kwam, zijn ETF’s beleggingsinstellingen. Het is op grond van de Wet op het financieel toezicht (Wft) verboden om zonder vergunning van de AFM een beleggingsinstelling te beheren of rechten van deelneming in een beleggingsinstelling aan te bieden. De vergunningseisen richten zich met name op het waarborgen van een integere en beheerste bedrijfsvoering. Afhankelijk van de precieze vorm van de beleggingsinstellingen vinden de regels hun oorsprong in de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen12 of de richtlijn instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s).13 In beide gevallen geldt een prospectusplicht voor het aanbieden van deze producten. Aangezien een recht van deelneming in een beleggingsinstelling kwalificeert als financieel instrument, zal dienstverlening (van de beheerder of een derde partij) met betrekking tot rechten van deelneming in een beleggingsinstelling kwalificeren als beleggingsdienst. De regels rond het verlenen van beleggingsdiensten vinden hun oorsprong in MiFID.14 Het gaat hier onder andere om regels omtrent zorgvuldige dienstverlening, zoals informatieverstrekking en «ken uw cliënt». Dergelijke maatregelen betreffen de bescherming van beleggers en worden in 2018 aangescherpt met de inwerkingtreding van het wetsvoorstel ter implementatie van MiFID II.15
Flitshandel, oftewel handel met behulp van een techniek van hoogfrequente algoritmische handel wordt eveneens gereguleerd door MiFID II. Een beleggingsonderneming die zich bezighoudt met algoritmische handel dient het handelsplatform waar zij lid of deelnemer van is in kennis te stellen van het feit dat zij zich bezighoudt met algoritmische handel. In het geval een beleggingsonderneming gebruik maakt van een techniek van hoogfrequente algoritmische handel dient de beleggingsonderneming de gegevens van al haar geplaatste orders te bewaren en stelt zij deze op verzoek ter beschikking aan de toezichthouder. Voor alle ondernemingen die hoogfrequente algoritmische handel toepassen wordt door MiFID II een vergunningplicht geïntroduceerd zodat deze ondernemingen aan organisatorische eisen zijn onderworpen en onder toezicht staan.
In het kader van algoritmische handel worden ook eisen gesteld aan handelsplatformen waar met behulp van algoritmen wordt gehandeld. Zo dient een exploitant van een handelsplatform erop toe te zien dat zijn handelssystemen naar behoren zijn getest om aan grotere orderstromen of marktspanningen het hoofd te kunnen bieden. Ook moeten de handelssystemen zijn toegerust met handelsonderbrekers (circuit breakers) en dient de exploitant te beschikken over systemen, procedures en regelingen om de deelnemers en leden te verplichten algoritmen te testen. Tot slot zal de exploitant van een handelsplatform ervoor moeten zorgen dat aangegeven wordt welke orders het resultaat zijn van algoritmische handel (algo flagging), welke algoritmen voor de totstandkoming van de orders zijn gebruikt en welke personen de orders hebben geïnitieerd.
Deelt u de mening dat nu de ECB zijn stimulering voortzet en de leningen in de uitverkoop gaan, het besmettingsgevaar van ETF’s op de rest van de economie alleen maar groter is geworden?10 11
Zoals wordt aangegeven door het Financieel Stabiliteitscomité, de European Systemic Risk Board (ESRB) en de ECB schuilen er risico’s in de huidige stemming op de financiële markten. Dankzij het ruime monetaire beleid en de mondiaal aantrekkende economie heerst op financiële markten een positieve stemming. Dit uit zich in een lage volatiliteit en stijgende vermogensprijzen. De lage volatiliteit kan echter een vertekend beeld geven van de risico’s. Zo weten we uit het verleden dat juist in rustige perioden vaak onevenwichtigheden opbouwen. Wanneer het marktsentiment plotseling omslaat, bijvoorbeeld door onverwachte (geo-)politieke gebeurtenissen of een snellere dan verwachte monetaire exit, zijn scherpe prijscorrecties op financiële markten mogelijk. Ook de Nederlandse financiële sector is hiervoor kwetsbaar, via bijvoorbeeld verliezen op beleggingsportefeuilles (pensioenfondsen en verzekeraars) en via herfinancieringsrisico’s (banken). ETF’s zullen als onderdeel van het gehele belegd vermogen ook geraakt worden door stress op de markt. Het potentiële besmettingsgevaar van ETF’s staat ook op het netvlies van de eerder genoemde (inter)nationale toezichthouders, zoals de AFM.
Bent u de mening toegedaan dat met het aanbieden van ETF’s een bank haar eigen klanten schept, waarvoor ze vervolgens vrijuit mag speculeren ook al weet de klant dit niet? Bent u ook van mening dat dit bij een klappende aandelenbubbel kan leiden tot grote problemen?12
Het klappen van een aandelenbubbel zal brede consequenties hebben, zowel voor beleggers die direct in aandelen beleggen als voor beleggers in aandelenfondsen, waaronder ETF’s. Doorgaans volgen ETF’s een bepaalde index door het in verhouding aankopen van de onderliggende stukken (bijvoorbeeld de aandelen die samen de AEX bepalen). Er zijn echter ook ETF’s die de rendementen van de onderliggende index nadoen door het aangaan van een swapovereenkomst, in plaats van het aankopen van de onderliggende stukken van de index. Bij een swapovereenkomst wordt met de tegenpartij de afspraak gemaakt dat zij het rendement levert van de gevolgde index. Dit zijn zogeheten synthetische ETF’s. Deze zijn op dit moment nog zeer gering in omvang.
Bent u het eens met de stelling dat de invloed van indexen zich verspreidt naar vrijwel alle institutioneel beheerde fondsen?13
Institutionele beleggers beleggen in uiteenlopende producten waarbij indexen een belangrijke rol spelen. Ook hier geldt dat indexfondsen een onderdeel zijn in de gehele beleggingsportefeuille. ETF’s kunnen daarbij het risico verminderen doordat via indexfondsen als onderdeel van de gehele portefeuille diversificatie plaatsvindt.
Het promoten van onbeperkt zonnen |
|
Anne Kuik (CDA) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Heeft u kennisgenomen van de komst van een zonnebankketen waar klanten voor een vast maandbedrag om de dag kunnen bruinen en de bezorgde reactie van huidartsen hierop?1
Ja.
Heeft u tevens kennisgenomen van het definitieve rapport van het Scientific Committee on Health, Environmental and Emerging Risks (SCHEER), waaruit blijkt dat bewezen is dat het gebruik van een zonnebank de kans vergroot op huidkanker, dat de potentiële gunstige effecten van zonnebanken niet opwegen tegen dit risico en dat er tevens geen veilige hoeveelheden bestaan waaraan men aan UV-straling van zonnebanken blootgesteld kan worden?2
Ik heb kennisgenomen van het definitieve rapport van het SCHEER van de Europese Commissie. Ik heb uw Kamer bij brief van 30 augustus 2016 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016- 2017, nr. 3388) gemeld dat ik in afwachting ben van de wijze waarop de Europese Commissie met dit rapport wil omgaan om op basis daarvan te bezien welke vervolgstappen daarbij passen. Een Europese aanpak van de problematiek kan immers effectiever zijn. De Europese lidstaten hebben in april 2017 naar aanleiding van dit SCHEER-rapport bij de Europese Commissie aangedrongen op een richtsnoer voor het veilig gebruik van zonnebanken. De Europese Commissie heeft aangegeven dit verzoek in overweging te nemen.
Hoe kijkt u naar de komst van «onbeperkt zonnen» in relatie tot de conclusies van het in vraag 2 genoemde SCHEER-rapport en de oplopende cijfers van mensen die huidkanker krijgen?
Het is mij bekend dat het gebruik van zonnebanken voor jongeren en mensen met kwetsbare huidtypen verhoogde gezondheidsrisico’s met zich meebrengt. Het SCHEER-rapport bevestigt dat er sterk bewijs is dat blootstelling aan UV-straling van de zon en de zonnebank huidkanker kan veroorzaken. Ik vind derhalve de komst van «onbeperkt zonnen» onder een zonnebank vanuit het oogpunt van volksgezondheid een ongewenste ontwikkeling als daarbij de veiligheidseisen niet in acht worden genomen.
Klopt het dat de zonnebankketen, waar klanten voor een vast maandbedrag om de dag kunnen bruinen, zonder personeel in de zonnestudio’s werkt? Zo ja, klopt het dat in dergelijke zonnestudio’s niet op de leeftijd van klanten wordt gecontroleerd? Vindt u het wenselijk dat hier niet op gecontroleerd wordt?
Ik heb de NVWA gevraagd om een bezoek te brengen aan de Nederlandse vestiging van de Deense aanbieder van zonnebanken om na te gaan of de ondernemer zich houdt aan de wettelijke voorschriften voor het veilig gebruik van zonnebanken. Indien de ondernemer de voorschriften voor veilig gebruik niet naleeft, zal de NVWA passende maatregelen nemen.
Deelt u de mening dat juist voorlichting over risico op huidkanker moet worden gepromoot in plaats van onbeperkt zonnen? Bent u van plan hier actie op te ondernemen? Zo ja, aan welke acties denkt u?
In de beantwoording van de vragen van uw Kamer over het risico van het gebruik van zonnebanken van 15 juni 2015 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 2596) is aangegeven dat het belangrijk is dat er goede informatie voorhanden is over de gevaren van zonnebanken en zonnen in het algemeen. Ook aanbieders van zonnebanken hebben een belangrijke rol bij het wijzen van consumenten op deze risico’s. Daarnaast kunnen consumenten op internet betrouwbare informatie vinden. Zo informeren bijvoorbeeld zorgprofessionals en het KWF op hun websites over de gevaren van de zon en over de risico’s van het gebruik van zonnebanken. Aanvullende maatregelen op dit gebied zijn derhalve naar mijn mening niet noodzakelijk.
Hoe staat het met het eerder aangekondigde onderzoek naar het verbeteren van de handhavingsmogelijkheden van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)? Wanneer wordt de Kamer over dit onderzoek geïnformeerd?3
Over het onderzoek naar de manieren om de handhavingsmogelijkheden van de NVWA te verbeteren, wil ik op dit moment nog geen conclusies trekken. Zoals in de beantwoording op vraag 2 toegelicht, wacht ik eerst de wijze af waarop de Europese Commissie met het SCHEER-rapport in Europees verband wil omgaan, om op basis daarvan te bezien welke vervolgstappen daarbij op nationaal niveau passen.
Het bericht ‘Schotland voert minimumprijs voor alcohol in’ |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Schotland voert minimumprijs voor alcohol in», waarin vermeld wordt dat Schotland als eerste land ter wereld een minimumprijs voor alcoholische dranken invoert?1
Ja.
Bent u het met het Britse Hooggerechtshof eens dat Europese wetgeving geen belemmering vormt voor het invoeren van een minimumprijs voor alcoholische dranken omdat het belang van de volksgezondheid zwaarder weegt?
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft aangegeven dat het EU-recht de introductie van een minimum alcoholprijs toestaat als aangetoond kan worden dat het, in vergelijking met accijnsverhoging, een effectievere volksgezondheidsmaatregel is en heeft dit oordeel aan de nationale rechter gelaten. Vervolgens heeft het Britse Hooggerechtshof geoordeeld dat invoering van minimumprijzen voor alcohol proportioneel is. Uit deze jurisprudentie ontstaat het beeld dat Europese wetgeving inderdaad geen belemmering hoeft te vormen voor invoering van minimumprijzen in het belang van de volksgezondheid.
Bent u bereid om het goede voorbeeld van Schotland te volgen en in navolging van hen, en waarschijnlijk ook Wales, ook in Nederland een landelijke minimumprijs voor alcohol in te voeren? Zo ja, op welke termijn wilt u hiervoor een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer aanhangig maken? Zo nee, waarom niet?
De Schotse invoering van minimumprijzen is een zeer interessante, maar ook behoorlijk forse volksgezondheidsmaatregel. Ik wil daarom eerst zien wat de mogelijke effecten van deze maatregel in Schotland kunnen zijn en zal deze stap dan ook nauwlettend volgen.
Het bericht dat een zakenprins illegale activiteiten onderneemt |
|
Ronald van Raak |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Zakenprins Bernhard: een grote belegger van koninklijken bloede»?1
Ja.
Wat vindt u van het vragen van sleutelgeld bij het tekenen van een huurcontract?
De wet bepaalt dat aan consument-huurders van woningen geen bemiddelingskosten, onder welke benaming dan ook, in rekening mogen worden gebracht indien de bemiddelaar (ook) in opdracht van de verhuurder bemiddelt. Onterecht betaalde bemiddelingskosten kunnen worden teruggevorderd van de bemiddelaar. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) houdt toezicht op de verhuurmarkt.
Wat vindt u van het feit dat verhuurders meerdere mensen een pand laten bewonen maar niet laten inschrijven om «uit het zicht van het stadhuis» te blijven?
Bewoners dienen hun correcte woongegevens aan de gemeente door te geven. Gemeenten kunnen een bestuurlijke boete opleggen indien zij dit niet doen. Daarnaast kan er sprake zijn van onrechtmatige bewoning als de woning in strijd met de huisvestingsverordening van de gemeente wordt verhuurd. De gemeente kan bij dergelijke situaties eveneens een bestuurlijke boete opleggen.
Deelt u de mening dat ook een lid van de Koninklijk Familie zich aan de wet moet houden?
Wet en regelgeving, zoals ten aanzien van verhuur geldt voor iedereen. Ik zie geen aanleiding om op deze specifieke situatie in te gaan.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor de behandeling van de begrotingen Koning/Algemene Zaken?
Ja.
Het vergoeden en/of verlagen van de prijs van medicinale cannabis |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichtgevingen over het vergoeden en/of verlagen van de prijs van medicinale cannabis?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het bericht dat het te verwachten is dat met een nieuw beschikbaar placebo de komende jaren meer en betere studies beschikbaar komen op basis waarvan het Zorginstituut Nederland (ZIN) een eventuele beoordeling kan doen?
Het placebo cannabispreparaat dat beschikbaar is, wordt op dit moment gebruikt bij klinische studies zowel in Nederland als in het buitenland (Australië). De hoop is dat deze studies bewijs zullen opleveren om van een bewezen en therapeutisch bruikbare werkzaamheid van medicinale cannabis te kunnen spreken. Na afronding van deze studies moeten blijken of het Zorginstituut zal oordelen dat sprake is van bewezen therapeutisch bruikbare werkzaamheid.
Wanneer zullen de eerste onderzoeken op basis van dit placebo gereed zijn? Bent u bereid ook internationale ervaringen mee te nemen?
Op het momenteel loopt er in Nederland bij het Leids Universitair Medisch Centrum een placebo gecontroleerd onderzoek. De verwachting is dat dit onderzoek in juli 2018 wordt afgerond, naar waarschijnlijk zullen de eerste resultaten in het najaar van 2018 beschikbaar komen.
Uiteraard ben ik bereid om resultaten uit internationaal onderzoek mee te nemen. Internationale onderzoeken hebben ook in het verleden mijn constante aandacht gehad. Nu er ook internationaal placebo gecontroleerd onderzoek wordt gedaan, wordt het alleen maar belangrijker om dit goed te volgen.
Wanneer is het onderzoek naar een prijsverlaging van medicinale cannabis gereed? Bent u bereid de uitkomsten voor de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) naar de Kamer te sturen?
Het onderzoek ter verlaging van de prijs van medicinale cannabis is net afgerond. Hieruit is gebleken dat de prijs verlaagd kan worden van € 6,20 naar € 5,80 vanaf 1 januari 2018 zal deze prijs van kracht worden. Uit het onderzoek is gebleken dat dit een prijs is die voor langere tijd gehandhaafd kan blijven.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor de begrotingsbehandeling VWS?
Ja, daar ben ik toe bereid.
Het bericht “Debat over duur medicijn door lobbyist ‘vervuild’“ |
|
Sharon Dijksma (PvdA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Debat over duur medicijn door lobbyist «vervuild»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de handelwijze van fabrikant Vertex waarbij onder meer aan Kamerleden onjuiste informatie is verstrekt over de gemaakte winst van het bedrijf?
Het is niet aan mij om me uit te laten over de juistheid van informatie die door derden aan Kamerleden is verstrekt. Wat betreft de handelwijze van Vertex: deze keur ik ten zeerste af. Het past mijns inziens niet om gedurende een onderhandeling op deze wijze het proces of de besluitvorming te beïnvloeden. Ik hecht eraan op te merken dat ik geen signalen heb ontvangen dat bij de 24 andere onderhandelingen die de afgelopen jaren zijn gevoerd dergelijke situaties zich hebben voorgedaan.
Heeft Vertex, of hebben anderen (zoals lobbyisten) die handelden in dienst van het bedrijf, ook onjuiste informatie verstrekt aan het Ministerie van VWS tijdens de onderhandelingen over het middel Orkambi? Zo ja, wat is de aard van die informatie geweest?
Over informatie die onder vertrouwelijkheid is verstrekt kan ik geen uitspraken doen, juist ook vanwege de vertrouwelijkheidafspraken aangaande de onderhandeling. De informatie die is gebruikt bij de onderhandeling komt van Vertex zelf, van betrokkenen als medische experts (behandelende artsen) en de patiëntenorganisatie en van Het Zorginstituut Nederland. Daarnaast betrekt het ministerie zelf informatie van diverse openbare financiële bronnen zoals jaarverslagen van bedrijven. Een belangrijke werkprincipe is daarbij dat medische, zorg- of financiële informatie die door het bedrijf wordt verstrekt altijd waar mogelijk ook wordt getoetst aan andere bronnen om te zien of er discrepanties zijn.
Bent u bereid de precieze informatie over de onderhandelingen met Vertex over de vergoeding van het middel Orkambi, waaronder het bedrag dat door het Ministerie van VWS uiteindelijk is betaald, met de Kamer te delen? Kunt u daarbij ook ingaan op aard en inhoud van het aantal contacten tussen het departement en Vertex? Zo nee, waarom niet?
Deze informatie kan ik vanwege de gemaakte afspraken over vertrouwelijkheid niet delen. Zoals u weet is vertrouwelijkheid een voorwaarde van leveranciers om dergelijke financiële afspraken te maken.
Indien ik die voorwaarde over vertrouwelijkheid niet zou honoreren heb ik maar twee opties: de hoofdprijs betalen voor het geneesmiddel of het geneesmiddel niet opnemen in het pakket. Net als mijn ambtsvoorganger weegt voor mij het belang van betaalbare toegang voor patiënten in dit geval zwaarder dan transparantie over de uiteindelijke prijs.
Tijdens de onderhandeling vanaf juli (de vervolgonderhandeling nadat er voor de eerste keer sprake was van een negatief vergoedingsbesluit) zijn er diverse schriftelijke onderhandelvoorstellen gewisseld, ten minste vijf uitvoerige face to face meetings geweest op het ministerie en een reeks telefonische contacten geweest tussen Vertex en het onderhandelingsburo van het Ministerie van VWS. Bij de face to face meetings was er een brede internationale vertegenwoordiging van het senior management team van Vertex. Daarnaast heeft mijn ambtsvoorganger Vertex enkele malen persoonlijk ontvangen om haar standpunt inzake de vergoeding van Orkambi toe te lichten.
Bent u bereid met de Kamer te delen welke eventuele overige afspraken er gemaakt zijn over de vergoeding van Orkambi met Vertex? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 4.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat farmaceuten artsen en patiëntenverenigingen financieren om te lobbyen voor hun dure medicijnen? Zo nee, waarom niet?
Er zou nooit sprake mogen zijn van een afhankelijke relatie in dit verband of van twijfel daarover. Voorkomen moet worden dat er twijfel of ruis ontstaat over de inbreng van een patiëntenorganisatie in het publieke debat over maatschappelijke zeer gevoelige kwesties als de vergoeding van dure geneesmiddelen. Niemand zou daar bij gebaat zijn, niet in de laatste plaats de patiënten zelf. Bij financiering door derden zoals een farmaceutisch bedrijf is er overigens niet per definitie sprake van een belangenconflict.
Bent u, gelet op de schimmigheid die speelt rondom een maatschappelijk zeer relevante kwestie als de toelating van dure medicijnen, bereid om voortaan meer transparantie toe te passen over de onderhandelingen zodat farmaceuten niet langer in staat zijn betrokken partijen, waaronder weerloze patiënten, tegen elkaar uit te spelen? Zo nee, waarom niet?
Ik zal altijd streven naar maximale transparantie. Dat heeft mijn ambtsvoorganger ook gedaan.
De wijze van onderhandelen is in eerdere voortgangsbrieven over de financiële arrangementen toegelicht en in het ontwerpbesluit voor de pakketsluis is dit nogmaals gedaan. Over het proces wil ik altijd transparant zijn. Over de inhoud is dat helaas niet mogelijk. Wel informeer ik u jaarlijks over de totale opbrengsten van de arrangementen. Met het bekendmaken van het laatste bod in de onderhandeling over Orkambi heeft mijn ambtsvoorganger een extra inspanning gedaan in het meer transparant maken van de onderhandelingen. Deze mogelijkheid over het openbaar maken van het laatste bod van de overheid bij een afgebroken onderhandeling en negatief vergoedingsbesluit sluit ik expliciet uit van de vertrouwelijkheidafspraken bij de onderhandelingen met fabrikanten. Dat is dus mijn voorwaarde voordat een onderhandeling van start gaat. Juist om te voorkomen dat er schimmigheid ontstaat en ik niet naar uw kamer en de samenleving kan verantwoorden waarom ik nee moet zeggen tegen een te duur geneesmiddel. Natuurlijk wil ik er het liefst altijd uitkomen. Maar als dat toch niet lukt wil ik kunnen laten zien dat ik er alles aan heb gedaan en wat onze betalingsbereidheid was.
Na een mislukte onderhandeling geef ik u dus graag inzicht in mijn handelen en afwegingen en ben ik natuurlijk bereid om verantwoording af te leggen over mijn besluit. Dit heeft mijn ambtsvoorganger ook gedaan na het negatieve besluit over Orkambi. Gedurende een onderhandeling ben ik, maar ook artsen en patiënten, gebaat bij het voorkomen van publieke discussies over de onderhandeling die als risico met zich meebrengen gevoed te worden door gekleurde en eenzijdige informatie.
Kunt u deze vragen, individueel en volledig, uiterlijk woensdagochtend 22 november aanstaande om 10.00 u beantwoorden zodat deze nog betrokken kunnen worden bij het algemeen overleg geneesmiddelen van 22 november 2017?
Ja.
Het bericht dat de Rotterdamse gemeenteraad af wil van steenkooloverslag |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht dat het huurcontract met het Europees Massagoed Overslagbedrijf (EMO) niet mag worden verlengd?1
Ja.
Wat vindt u van de bizarre en schadelijke uitspraak van de indiener van de motie, dat een verlenging van het contract van EMO onbestaanbaar is?
Zoals ik in mijn brief van 7 november jl. (Kamerstuk 30 196, nr. 560) heb aangegeven, beschouw ik de situatie van EMO in de Rotterdamse haven als een kwestie tussen dit bedrijf en het Havenbedrijf Rotterdam. In algemene zin vind ik het belangrijk dat we in Nederland de klimaat- en energietransitie zodanig organiseren dat hiermee ook een positieve bijdrage wordt geleverd aan de economie en aan de werkgelegenheid. Daar wil ik mij voor inzetten en ik ben ervan overtuigd dat de gemeente Rotterdam en het Havenbedrijf deze ambitie delen.
Hoe gaat u het overslagbedrijf EMO en al haar werknemers beschermen tegen deze ernstige politieke dwaling van de Rotterdamse gemeenteraad?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u garanderen dat overslagbedrijven, zoals het EMO en haar werknemers, een eerlijke behandeling krijgen bij de huur van gronden en andere voorzieningen, en op geen enkele manier worden benadeeld door «klimaatfetisjisten» in de Rotterdamse gemeenteraad?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn de belangen van de Rotterdamse Haven en haar vele bedrijven en werknemers nog wel in goede handen bij deze Rotterdamse Gemeenteraad, nu een meerderheid zich heeft uitgesproken tegen doorvoer van fossiele energiebronnen zoals kolen? Bent u bereid in te grijpen indien er schade dreigt voor onze mainport de Rotterdamse Haven?
Zie antwoord vraag 2.