De coronacrisis en gevolgen voor ondernemers in de grensregio |
|
Jan de Graaf (CDA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Bent u bekend met de precaire situatie waarin ondernemers in de grensregio’s zich begeven wanneer zij in het ene land wonen en in het andere land ingeschreven staan als ondernemer?
Het kabinet heeft vanwege de coronacrisis voor ondernemers een aantal maatregelen genomen, zoals de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) en de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW). Het kabinet is bekend met de vragen en zorgen die leven over de situatie van grensarbeiders, waarover onder andere met de Grensinfopunten contact is.
Het kabinet wil voorkomen dat in grenssituaties de zelfstandige ondernemers tussen wal en schip terechtkomen. Daarom wordt erin voorzien dat de zelfstandige die in Nederland woont en buiten Nederland zijn bedrijf heeft c.q. zijn zelfstandig beroep uitoefent, aanspraak kan maken op bijstand voor levensonderhoud en andersom (wonen buiten Nederland maar bedrijf/beroep in Nederland) aanspraak kan maken op bijstand voor bedrijfskapitaal.
Op deze manier wordt ervoor gezorgd dat zelfstandig ondernemers die in Nederland woonachtig zijn, óf hun bedrijf in Nederland hebben gevestigd, op goede wijze ondersteund kunnen worden, rekening houdend met het territorialiteitsbeginsel uit de bijstand. Dit is uitgewerkt in een ministeriële regeling.
De «reguliere» uitvoering van de Tozo wordt verzorgd door gemeenten. De Staatssecretaris van SZW heeft met de gemeenten besproken op welke wijze de uitvoering van de Tozo in grenssituaties op de beste wijze vorm kan worden gegeven. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd middels een brief op 24 april jongstleden (Kamerstuk 35 420, nr. 31). De in deze brief aangekondigde ministeriële regeling is op 1 mei gepubliceerd in de Staatscourant (Stcrt. 2020, nr. 24833) en treedt op 8 mei 2020 in werking.
De zelfstandige die in de buurlanden woont en in Nederland zijn bedrijf heeft c.q. zijn zelfstandig beroep uitoefent, kan aanspraak maken op bijstand voor levensonderhoud (het reguliere «Leefloon» in België en het tijdelijk versoepelde «Arbeitslosengeld II» in Duitsland). En andersom, de zelfstandige die in Nederland woont maar in de buurlanden zijn bedrijf heeft c.q. zijn zelfstandige beroep uitoefent, kan aanspraak maken op bijstand voor bedrijfskapitaal in zijn werkland (de nog te introduceren «Corona-lening» in Vlaanderen en de KfW-Schnellkredit in Nedersaksen of Noordrijn-Westfalen).
Rechtspersonen of natuurlijke personen die in het buitenland gevestigd zijn en werkgever zijn van in Nederland sociaalverzekerde werknemers, kunnen ook een beroep doen op de NOW. Buitenlandse werkgevers komen derhalve ook in aanmerking voor subsidie voor zover zij werknemers in dienst hebben die in Nederland sociaalverzekerd zijn. Voor zover een werkgever werknemers in dienst heeft voor wie niet geldt dat ze sociaal verzekerd zijn in Nederland, worden de lonen van die werknemers niet meegeteld voor de berekening van de loonsom waarover subsidie ontvangen wordt. Zie daarvoor ook de Kamerbrief over de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid van 31 maart 2020 (Kamerstuk 35 420, nr. 8).
Op welke termijn verwacht u meer duidelijkheid te kunnen geven over de ondersteuning van deze groep? Vindt bij de uitwerking hiervan ook afstemming plaats met de grensinfopunten om knelpunten en oplossingsrichtingen zo helder mogelijk te krijgen?
Zie antwoord vraag 1.
Kan bij de uitwerking hiervan worden bezien hoe voor deze groep ondernemers omstandigheden kunnen worden geformuleerd waarin bijvoorbeeld het woon- of vestigingsvereiste kan worden losgelaten bij aanvraag voor steunmaatregelen, of het land waar men sociaal verzekerd is als richtlijn kan worden gehanteerd, zodat zij niet op de bijstand zijn aangewezen en/of het voortbestaan van hun onderneming acuut in gevaar zou komen?
Zie antwoord vraag 1.
Gevolgen van de coronacrisis |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Hoe gaan gemeenten om met re-integratieverplichtingen in de Participatiewet? Wordt daarbij rekening gehouden met gevaren en onmogelijkheden die worden veroorzaakt door het coronavirus?
De maatregelen om het Corona-virus te bestrijden zijn ingrijpend. Deze gelden ook voor werkzoekenden en werkenden die onder de Participatiewet vallen.
Op het maatwerk dat de colleges toepassen bij de re-integratieondersteuning van hun cliënten is altijd de zorgplicht van toepassing dat re-integratie plaats vindt onder veilige en gezonde voorwaarden. Colleges zorgen er dus ook voor dat de corona-maatregelen worden toegepast: niet onnodig reizen en afstand houden. Dit betekent dat sommige vormen van re-integratieondersteuning nu niet zijn uit te voeren. Maar bijvoorbeeld een proefplaatsing bij een supermarkt is nog steeds mogelijk, wanneer op de werkplek afdoende maatregelen zijn getroffen.
Ziet u dat de kans afneemt dat mensen met een bijstandsuitkering een baan vinden, nu steeds meer mensen hun baan verliezen? Bent u bereid de sollicitatieplicht in de bijstand tijdelijk op te schorten en geen sancties op te leggen?
In iedere crisis nemen de baankansen voor alle werkzoekenden af, dus ook voor mensen met een bijstandsuitkering. In sommige bedrijven is echter wel degelijk nog vraag naar personeel. Zowel nu als na afloop van de Corona-crisis.
Uiteraard worden sollicitatieprocedures nu ook aangepast, zodat men zich kan houden aan de Corona-maatregelen; bijvoorbeeld een sollicitatiegesprek via een beeldverbinding. In dit verband is het van belang dat de colleges binnen de kaders van de Participatiewet uitdrukkelijk de ruimte hebben om de in de Participatiewet omschreven algemene verplichting tot arbeidsinschakeling af te stemmen op de individuele omstandigheden van de belanghebbende.
Het is daarom niet nodig om de verplichtingen ten aanzien van de arbeidsinschakeling categoriaal voor alle bijstandsgerechtigden tijdelijk op te schorten.
Hoe gaan gemeenten op dit moment om met de tegenprestatie in de bijstand? Deelt u de mening dat het onwenselijk is om mensen te verplichten tot een tegenprestatie, nu zoveel mensen onvrijwillig thuis zitten?
De Corona-maatregelen leggen ook restricties op aan de tegenprestatie die nu aan mensen gevraagd kunnen worden. Ik vraag van gemeenten niet het onmogelijke. Maar er zijn ook vormen van tegenprestatie die nog wel goed uitgevoerd kunnen worden. Ik vertrouw in deze moeilijke tijden dat de colleges hierin de goede afwegingen maken.
Hoe garanderen werkgevers, gemeenten en Sociale werkbedrijven dat werkplekken voor mensen die onder de Participatiewet vallen voldoende veilig zijn? Welke maatregelen nemen zij om verspreiding van het virus te voorkomen?
Voor mensen die onder de Participatiewet vallen en werkzaamheden verrichten binnen een bedrijf gelden dezelfde voorwaarden als voor hun (andere) werknemers. Dus voor hen worden dezelfde maatregelen genomen tegen besmetting door het virus.
Ontvangt u signalen van kringloopwinkels die failliet dreigen te gaan? Bent u bereid hen specifieke ondersteuning te bieden, juist ook omdat gevreesd wordt dat meer mensen hier gebruik van zullen moeten maken?
Mij zijn geen specifieke signalen bekend. Daar waar mogelijk blijven winkels open voor publiek, mits er voldoende afstand tussen klanten onderling en personeel kan worden gewaarborgd. In een aantal gevallen zijn winkels tijdelijk gesloten in verband met de veiligheid en worden geen gebruikte goederen opgehaald. Uiteraard moet er ook extra zorg zijn voor hygiëne, ontsmetting van veel gebruikte voorwerpen et cetera. Een voorbeeld daarvan is hoe supermarkten dit hebben opgepakt. Ook andere winkels volgen deze praktijk: een beperkt aantal klanten in de winkel, extra maatregelen bij de kassa.
Veel winkels hebben te maken met een groot omzetverlies omdat er minder klanten komen. Dat is naar verwachting ook het geval bij de kringloopwinkels. Voor het omzetverlies en andere gevolgen is een uitgebreid pakket aan maatregelen genomen. De effecten daarvan worden nauwgezet gevolgd.
Steunmaatregelen voor taxichauffeurs en marktkooplieden tijdens de coronacrisis |
|
Selçuk Öztürk (DENK), Farid Azarkan (DENK) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichten «Verkeerde code of net tussen wal en schip: noodloket dicht voor deze ondernemers»1 en «Nog veel onvrede onder kooplieden: «We staan niet op de markt, maar moeten wel marktgeld betalen»?2
Ja.
Deelt u de constatering dat de taxibranche als gevolg van de coronacrisis hard is getroffen, met een flink omzetverlies voor taxichauffeurs als gevolg? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Bent u bekend met de zorgen en verontwaardiging onder taxichauffeurs, die toen ze hun zogeheten SBI-code invoerden, erachter kwamen dat ze geen gebruik kunnen maken van de Noodloket-regeling?3
Deze zorgen en verontwaardiging zijn ons bekend.
Deelt u de mening dat taxichauffeurs vanwege het feit dat de Coronacrisis de taxibranche hard raakt, aanspraak zouden moeten kunnen maken op de Coronasteunmaatregelen? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Bent u bereid om de Noodloket-regeling open te stellen voor taxichauffeurs? Zo nee, waarom niet?
Op 7 april jl. heeft het kabinet de Kamer geïnformeerd over het openstellen van de TOGS-regeling voor een groot aantal sectoren, waaronder de taxibranche. Deze groep kan vanaf 15 april 2020 een aanvraag indienen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl).
Deelt u de constatering dat marktkooplieden als gevolg van de coronacrisis hard zijn getroffen, met een flink omzetverlies voor marktkooplieden als gevolg? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Bent u bekend met de zorgen en verontwaardiging onder marktkooplieden, die toen ze hun zogeheten SBI-code invoerden, erachter kwamen dat ze geen gebruik kunnen maken van de Noodloket-regeling?
Deze zorgen en verontwaardiging zijn ons bekend.
Deelt u de mening dat marktkooplieden vanwege het feit dat de Coronacrisis marktkooplieden hard raakt, aanspraak zouden moeten kunnen maken op de Coronasteunmaatregelen? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Bent u bereid om de Noodloket-regeling open te stellen voor marktkooplieden? Zo nee, waarom niet?
Op 28 maart jl. heeft het kabinet aangegeven de TOGS-regeling op te stellen voor markhandelaren in de non-food. Deze groep kan sinds 30 maart jl. een aanvraag indienen. Daarnaast heeft het kabinet de Kamer op 7 april jl. geïnformeerd over het openstellen van de TOGS-regeling voor een groot aantal nieuwe sectoren, waaronder de non-food markthandel. Deze groep kan vanaf 15 april 2020 een aanvraag kan indienen bij RVO.nl.
Zijn de technische problemen voor het digitaal aanvragen van de Noodloket-regeling inmiddels opgelost?
De technische problemen zijn op het moment van schrijven opgelost. Wel blijft het systeem kwetsbaar voor grote hoeveelheden aanvragen tegelijk. Daarom worden ondernemers opgeroepen om, wanneer mogelijk, de aanvraag op een later moment te doen. Aanvragen kunnen worden ingediend tot en met vrijdag 26 juni 2020.
Bent u bereid om deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘VWS bezig met reddingsplan zorg: Niemand failliet’ |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «VWS bezig met reddingsplan zorg: Niemand failliet»?1
Ja.
Begrijpt u dat de berichtgeving in dezen waarbij, als het gaat om het doorbetalen van zorgaanbieders om te voorkomen dat die omvallen, soms wordt gesproken over «afspraken» en dan weer over een «zeer dringend beroep» (op gemeenten) verwarrend is, zeker in deze toch al hectische en onzekere periode?
Inmiddels hebben zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten allemaal hun maatregelen bekend gemaakt om zorgaanbieders te ondersteunen gedurende de coronacrisis.
Ik heb uw Kamer op 31 maart jl. geïnformeerd over de maatregelen die gemeenten en zorgkantoren hebben genomen, bij mijn antwoord op vragen van het lid Kerstens over het door gemeenten en zorgverzekeraars (niet) doorbetalen van zorgaanbieders die als gevolg van de coronacrisis bijvoorbeeld geconfronteerd worden met «afbestelde» zorg en ondersteuning.
Intussen hebben zorgverzekeraars afspraken gemaakt met zorgaanbieders over het sneller declareren en uitbetalen van declaraties voor verleende zorg. Daardoor worden in de maand april honderden miljoenen versneld aan de sector uitbetaald, waarmee een bijdrage is geleverd aan voldoende liquiditeit.
In hun brief van 5 april jl. hebben zorgverzekeraars de zorgaanbieders in meer detail geïnformeerd over de continuïteitsbijdrage–regeling die zij hebben ingesteld2. Deze regeling staat open voor alle zorgaanbieders (met of zonder zorgcontract) die zorg verlenen die op dit moment valt onder de basisverzekering of de aanvullende zorgverzekering onder de in de bijlage bij de brief genoemde voorwaarden3. Zorgverzekeraars streven ernaar dat zorgaanbieders vanaf begin mei een continuïteitsbijdrage kunnen aanvragen. Deze wordt als betaaltitel vastgesteld door de NZa. De uitwerking daarvan vindt nu plaats. De regeling start per 1 maart en loopt tot en met 30 juni. Indien zorgverzekeraars dat noodzakelijk achten, kunnen zij deze regeling verlengen. Er zijn echter ook zorgaanbieders die niet kunnen wachten tot betaling in mei, omdat ze al eerder in financiële problemen komen. Voor hen is een vooruitbetalingsregeling getroffen onder de in de brief genoemde voorwaarden.
Indien nodig, kan een aanbieder ook terecht bij zijn bank. De bank kan een mogelijkheid bieden tot opschorten van een aflossing voor zes maanden. Wanneer zicht is op een continuïteitsbijdrage zal de bank overwegen of een kredietuitbreiding, bijvoorbeeld via een tijdelijke overstand op de rekening, verantwoord is.
De continuïteitsbijdrage-regeling is voorliggend. Zorgaanbieders die in aanmerking komen voor deze regeling kunnen daarom geen aanspraak maken op de Rijksregelingen in het kader van de coronacrisis, behalve voor het deel omzetdaling dat mogelijk resteert na aftrek van de continuïteitsbijdrage (bijvoorbeeld het deel van de omzet dat vergoed wordt via eigen betalingen door de verzekerden). Voor dat deel omzetdaling kunnen zorgaanbieders – indien zij voldoen aan de voorwaarden – in aanmerking komen voor de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW), de Tijdelijke Overbruggingsregeling Zelfstandig Ondernemers (TOZO) en de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19 (TOGS)4. Hierdoor kan ongewenste dubbeling van financiële steun worden voorkomen.
Vindt u ook dat zogenaamde «niet-gecontracteerde» zorgaanbieders, bijvoorbeeld in de thuiszorg, een belangrijke, waardering verdienende rol spelen; zeker ook in deze coronacrisis?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u bevestigen dat, anders dan eerder gecommuniceerd, ook niet-gecontracteerde zorgaanbieders in aanmerking (gaan) komen voor maatregelen van zorgverzekeraars, zodat ook hun continuïteit wordt gegarandeerd?
Zie antwoord vraag 2.
Indien u de vorige vraag met ja hebt beantwoord, wilt u dan bij zorgverzekeraars aandringen op spoedige helderheid in dezen als ook op het met terugwerkende kracht laten ingaan van afspraken als hier bedoeld?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid bij zorgverzekeraars aan te dringen op bijvoorbeeld het (tijdelijk) opheffen van het zogenaamde «cessieverbod», zodat zorgaanbieders rechtstreeks worden uitbetaald als ook tot het versnellen van machtigingsprocedures?
In hun brief van 25 maart jl. hebben zorgverzekeraars aangegeven dat zij ten aanzien van alle zorgaanbieders ervoor zorgen dat declaraties voor verleende zorg zo snel mogelijk worden betaald, dat het aanvraagproces voor machtigingen waar mogelijk nog verder wordt versneld en dat controles gepast worden ingezet, rekening houdend met de genomen crisismaatregelen zodat zorgtaken nu niet onnodig worden belemmerd.
Er komt geen (tijdelijk) opheffen van het zogenaamde «cessieverbod». Bij gecontracteerde zorgaanbieders hebben verzekerden altijd de garantie dat de rekening via de zorgverzekeraar vergoed wordt. Verzekerden kunnen problemen met een cessieverbod daarom voorkomen door te kiezen voor een gecontracteerde zorgaanbieder.
Vindt u ook dat de nu aan gemeenten gedane «dringende oproep» om zorgaanbieders door te betalen, zodat de continuïteit van zorg kan worden gewaarborgd, moet worden omgezet in de afspraak dat dat gebeurt?
Ik heb er vertrouwen in dat op basis van de «zeer dringende oproep» gemeenten en aanbieders tot goede afspraken zullen komen om financieel zekerheid te bieden aan aanbieders. Dat laat onverlet dat ik nadrukkelijk de vinger aan de pols houd
als het gaat om de uitwerking van deze afspraken door gemeenten. In eerste instantie geleid ik eventuele signalen door naar de VNG die zelf ook signalen verzamelt. De VNG neemt altijd contact op met de betreffende gemeente om de noodzaak van de gemaakte afspraken toe te lichten. Vooralsnog hebben interventies van de VNG het gewenste resultaat. Mocht blijken dat gemeenten dit niet of in onvoldoende mate doen en er in dit opzicht sprake is van taakverwaarlozing, dan zal het instrumentarium van interbestuurlijk toezicht worden ingezet.
Als u de vorige vraag met ja hebt beantwoord, wanneer wordt die afspraak dan gemaakt en bent u bereid die met terugwerkende kracht te laten ingaan?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid gemeenten in dezen afdoende te compenseren voor eventuele extra kosten die met het nakomen van een dergelijke afspraak gepaard gaan?
Vanzelfsprekend zal het Rijk doen wat nodig is en het extra budgettaire beslag van de noodzakelijke maatregelen in te passen in het Rijksbrede beeld. Dit houdt in dat het Rijk gemeenten zal compenseren voor de meerkosten die zij aan hun aanbieders betalen t.b.v. de extra maatregelen vanwege corona. Voor de zomer gaan Rijk en gemeenten in gesprek over de compensatiemogelijkheden van de effecten die optreden na afloop van de coronacrisis.5
Wilt u, uiteraard rekening houdend met de werklast bij u en uw medewerkers, deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
Ondersteuning voor zelfstandigen en de culturele sector |
|
Peter Kwint , Mahir Alkaya , Frank Futselaar |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u van mening dat met de brief waarin u antwoord geeft op de aangenomen motie-Jetten c.s. voldoende recht gedaan is aan het verzoek van de Kamer, namelijk het komen tot een steunpakket voor de culturele sector om de gevolgen van de coronacrisis te kunnen dragen? Zo nee, met welke maatregelen bent u voornemens nog verder te komen?1
In de brief van de Minister van OCW van 27 maart jl. is aangegeven dat de generieke maatregelen van het kabinet ook van toepassing zijn op de culturele en creatieve sector, voor zowel zelfstandigen als instellingen. Deze kabinetsbrede maatregelen (vanuit de Ministeries van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)) bieden houvast voor bedrijven, instellingen en werkenden in het culturele en creatieve veld. Relevante voorbeelden zijn: de werktijdverkorting voor werknemers en werkgevers, de extra ondersteuning voor zzp’ers, de belastingmaatregelen, verruiming en versoepeling van de borgstelling midden- en kleinbedrijf, financiële ondersteuning via Qredits en de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren Covid-19 (TOGS). Daarmee worden banen behouden, worden zzp’ers en kleine ondernemingen ondersteund en worden lasten verlaagd.
Daarnaast zijn er coulancemaatregelen genomen voor de door het rijk gesubsidieerde instellingen. Voorbeelden van deze coulance maatregelen zijn: het opschorten van huren van rijksgesubsidieerde musea. Voor instellingen die onderdeel uitmaken van de Basisinfrastructuur of die gefinancierd worden vanuit de Erfgoedwet geldt dat de deadline voor het indienen van de jaarverantwoording over 2019 is verschoven van 1 april 2020 naar 1 juni 2020. Voor deze groep geldt ook dat subsidies doorlopen. Bij de vaststelling van de subsidie voor de Basisinfrastructuur 2017–2020 zal de subsidie niet worden gekort als voorgenomen prestaties niet worden gehaald vanwege COVID-19. Gemeenten hebben de Minister van OCW laten weten deze maatregel te volgen. Daarnaast hebben de instellingen in de Basisinfrastructuur al op korte termijn de beschikking gekregen over hun subsidie voor het derde kwartaal van 2020, zodat zij over meer liquide middelen beschikken en verplichtingen aan vooral freelancers en zzp’ers kunnen nakomen.
De zes rijkscultuurfondsen nemen alle bovengenoemde coulancemaatregelen over voor de instellingen die zij ondersteunen. Gemeenten, provincies en private fondsen hebben toegezegd ook coulance te betrachten.
In de brief van de Minister van OCW van 15 april jl. is aangegeven dat er 300 miljoen euro extra wordt uitgetrokken voor aanvullende ondersteuning van de culturele en creatieve sector. Met deze steun worden instellingen die van vitaal belang zijn voor de sector, door de financieel zware eerste maanden van de coronacrisis heen geholpen. Om na de crisis weer geleidelijk te kunnen opstarten is het bovendien ook nodig dat er nu wordt geïnvesteerd in nieuwe, aangepaste, producties voor het volgende seizoen. Ook kan door deze aanvullende ondersteuning de werkgelegenheid in deze sector zoveel mogelijk worden behouden.
Herinnert u zich dat u in uw brief spreekt van onduidelijke communicatie over de deadline tot wanneer evenementen niet door mogen gaan? Kunnen ondernemers die door deze onduidelijkheid plotseling aansprakelijkheid dragen voor het afzeggen van evenementen aanspraak maken op compensatie voor de geleden schade door deze slechte overheidscommunicatie?2
Het besluit tot 1 juni 2020 ziet op vergunnings- en meldplichtige evenementen. Culturele activiteiten, zoals voorstellingen, tentoonstellingen en concerten, die niet vergunnings- of meldplichtig zijn, vallen onder het maatregelenpakket dat tot en met 28 april a.s. geldt. Het kabinet zal dit op 21 april opnieuw bekijken. Om de ondernemers in de culturele sector te compenseren voor schade kunnen ook zij gebruik maken van het noodpakket, waaronder de TOGS, TOZO en NOW en de fiscale maatregelen. Maatregelen die vooralsnog gelden tot en met 28 april kunnen voor activiteiten die een lange voorbereidingstijd kennen, zoals in de culturele sector vaak het geval is, het einde van het seizoen impliceren. Het kabinet begrijpt dat daar dan ook door de culturele sector naar gehandeld is en dat er activiteiten zijn afgezegd voor langere periode – in eerste instantie – tot 1 juni 2020. Dat is vanuit het perspectief van de sector een logisch besluit geweest.
Waarom kunnen kappers wel aanspraak maken op aanvullende steunmaatregelen, maar bijvoorbeeld tatoeëerders of andere ondernemers met SBI-code 9609 niet? Moeten deze ondernemers niet ook vanwege het directe fysieke contact met hun klanten de deuren nu sluiten? Bent u bereid deze omissie te repareren?
Op dinsdag 7 april jl. is de uitbreiding met non-food retail en nog een tweede uitbreiding aan uw Kamer gecommuniceerd. SBI-code 9609, waar tatoeëerders onder vallen, is in deze uitbreiding opgenomen. De volledige lijst met SBI-codes die in aanmerking komen voor de TOGS wordt met terugwerkende kracht in de Staatscourant gepubliceerd.
Herkent u de zorgen van uitbaters van bijvoorbeeld monumenten dat zij niet alleen de toegangsprijzen missen, maar ook bijvoorbeeld klandizie in hun klantenshops, horeca, rondleidingen enz.? Bent u bereid om met het veld in gesprek te gaan om te kijken hoe aanvullende compensatie soelaas kan bieden?
De Minister van OCW herkent de zorgen van monumenteneigenaars die niet alleen de inkomsten van de kaartverkoop missen maar ook andere inkomsten uit zakelijke verhuur, horeca en winkels. In de uitbreiding van de TOGS-regeling, die middels de Kamerbrief van dinsdag 7 april jl. aan de Kamer is gecommuniceerd, is monumentenzorg dan ook opgenomen. In de brief van de Minister van OCW van 15 april jl. is aangegeven dat er 300 miljoen euro extra wordt uitgetrokken voor aanvullende ondersteuning van de culturele en creatieve sector. Een deel van deze additionele middelen wordt ingezet voor het verhogen van de leenfaciliteit voor monumenteneigenaren van opengestelde rijksmonumenten via het Nationaal Restauratie Fonds.
Welke mogelijkheden zijn er voor zelfstandigen zonder personeel (zzp'ers) die in de loop der jaren hun werkveld hebben verlegd, maar nog altijd bij de Kamer van Koophandel een oude SBI-code hebben? Kunnen zij wanneer ze kunnen aantonen ander werk te doen alsnog in aanmerking komen voor ondersteuning?
Ondernemers die, op basis van hun hoofdactiviteit, menen in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming, maar zien dat zij geregistreerd staan onder een verkeerde SBI-code, kunnen dit melden bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). RVO.nl zal deze verzoeken dan bekijken op redelijkheid en billijkheid.
Waarom is de eis dat het huisadres niet het adres van het bedrijf mag zijn als voorwaarde toegevoegd? Erkent u dat voor heel veel zelfstandigen in de culturele sector (maar ook daarbuiten) hun huisadres een heel logische vestigingsplaats voor hun onderneming is? Bent u bereid om deze voorwaarde te schrappen?
De tegemoetkoming via de TOGS is bedoeld om ondernemers te ondersteunen die te maken hebben met omvangrijke, terugkerende vaste lasten, bijvoorbeeld door de huur van een bedrijfspand. Natuurlijk kunnen er gevallen zijn die tussen wal en schip vallen bij het strak hanteren van de vestigingsvereiste. Om dat te voorkomen is in de brief die op 7 april jl. aan uw Kamer is gestuurd, toegelicht dat we aan de hand van sectorspecifieke criteria ondernemers met significante, periodiek terugkerende vaste lasten, terwijl zij ingeschreven staan op het huisadres, tegemoet komen. Hiervoor zal van deze ondernemers een aanvullende verklaring worden gevraagd. Uit deze verklaring moet blijken dat de bedrijfsactiviteiten van de aanvrager een zekere minimale omvang hebben. Dit kan in ook gelden voor de zelfstandige uit de culturele sector. Maar in de gevallen waar dat niet zo is, is de kans groot dat die als zzp’er een beroep kan doen op andere regelingen zoals de TOZO.
Wat was uw overweging om bijvoorbeeld grote sectoren zoals beeldende kunsten, vormgeving en architectuur niet toe te voegen aan de culturele sectoren waar specifieke steun voor wordt aangeboden? Bent u bereid dit alsnog te overwegen?
Indien hiermee wordt gedoeld op de TOGS:
Het doel van de TOGS is om ondernemers, die een dominant effect zien op hun bedrijfsvoering door het wegblijven van de consument als direct gevolg van de kabinetsmaatregelen, snel ondersteuning te bieden in de dekking van hun vaste kosten, zoals de huur van een bedrijfspand. In eerste instantie is bij het bepalen van de doelgroep gekeken naar sectoren die direct getroffen waren door de volgende drie overheidsmaatregelen: gedwongen sluiting van bepaalde bedrijven, het verbod op het organiseren van bijeenkomsten en evenementen en het negatieve reisadvies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. In de beleidsregel die met terugwerkende kracht op 27 maart 2020 in werking trad, is een overzicht gegeven van sectoren die in aanmerking voor de TOGS komen. Beeldende kunsten, vormgeving en architectuur waren hier niet in opgenomen, omdat dit geen ondernemingen betreft die door de kabinetsmaatregelen gedwongen moeten sluiten, of dicht moeten door het verbod op het organiseren van evenementen.
De SBI-code «scheppende kunst», waar beeldende kunst onder valt, is ontzettend breed. Zo vallen onder deze code ook journalisten, bloggers en schrijvers, die in principe hun werk kunnen blijven uitvoeren. Daarom is er voor gekozen deze SBI ook niet mee te nemen in de uitbreiding van de lijst met sectoren die op 7 april jl. aan de Kamer is gecommuniceerd. Daarnaast is er voor gekozen architectuur en vormgeving niet op te nemen in de uitbreiding van de lijst met sectoren omdat zij niet direct door de kabinetsmaatregelen getroffen zijn of directe toeleveranciers zijn van de getroffen sectoren. In de uitbreiding zijn overigens wel opgenomen: filmproductie en productie van televisieprogramma's, fotografie, facilitaire activiteiten voor film- en televisieproductie, distributie van films en televisieproducties, maken en uitgeven van geluidsopnamen, openbare bibliotheken, kunstuitleencentra en openbare archieven.
Tot slot heeft het kabinet tot een breed pakket aan maatregelen besloten om ondernemers en bedrijven op verschillende manieren te ondersteunen, met bijvoorbeeld een voorziening gericht op het doorbetalen van lonen aan werknemers, een regeling voor zzp’ers, het vergemakkelijken van kredietverstrekking door de banken en meer. Het is dus goed mogelijk dat ondernemers die weliswaar niet in aanmerking komen voor de TOGS, wel een beroep kunnen doen op andere regelingen.
Vallen poppodia ook onder de regelingen voor theaters en schouwburgen? Geldt dit ook voor festivals? Zo nee, deelt u dan de zorgen dat dit tot een kaalslag in de popmuziek sector kan leiden?
Op basis van hun hoofdactiviteit kunnen festivalorganisatoren in aanmerking komen voor de TOGS. Festival organisatoren heb geen eigen SBI-code maar vallen hoofdzakelijk onder de SBI «dienstverlening uitvoerende kunst» of onder «producenten podiumkunsten». Deze SBI-codes vallen al binnen de TOGS-regeling.
Ook poppodia hebben geen eigen SBI-code. Op basis van hun hoofdactiviteit zouden ook zij in aanmerking moeten komen voor de TOGS omdat zij gedwongen dicht moeten. Hoofdzakelijk vallen poppodia onder SBI-code 9002 «dienstverlening voor uitvoerende kunsten» welke al is opgenomen in de TOGS-regeling.
Bent u bereid om, wanneer blijkt dat dit pakket niet afdoende is om grote schade aan de culturele sector te voorkomen, alsnog te komen tot een garantiefonds voor makers en instellingen? Zo nee, waarom niet.
In de brief van de Minister van OCW van 15 april jl. is aangegeven dat er 300 miljoen euro extra wordt uitgetrokken voor aanvullende ondersteuning van de culturele en creatieve sector. Met deze steun worden instellingen die van vitaal belang zijn voor de sector, door de financieel zware eerste maanden van de coronacrisis heen geholpen. En hiermee worden ze ook in staat gesteld te investeren in het komende culturele seizoen. Ook kan door deze aanvullende ondersteuning de werkgelegenheid in deze sector zoveel mogelijk worden behouden.
Waarom is besloten om de non-food retail niet mee te nemen in de regeling Tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren, terwijl hier ook grote verliezen worden gemaakt door de Corona-crisis, onder andere door het advies van de overheid om zoveel mogelijk thuis te blijven?
Het doel van de TOGS is om ondernemers, die een dominant effect zien op hun bedrijfsvoering door het wegblijven van de consument als direct gevolg van de kabinetsmaatregelen, snel ondersteuning te bieden in de dekking van hun vaste kosten, zoals de huur van een bedrijfspand. Bij de oprichting is aangegeven dat indien blijkt dat deze maatregel niet toereikend is, in een latere fase besloten kan worden om meer sectoren voor de eenmalige tegemoetkoming in aanmerking te laten komen. In eerste instantie is bij het bepalen van de doelgroep gekeken naar sectoren die direct getroffen waren door de volgende drie overheidsmaatregelen: gedwongen sluiting van bepaalde bedrijven, het verbod op het organiseren van bijeenkomsten en evenementen en het negatieve reisadvies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Na analyse van de sinds 27 maart jl. gedane aanvragen voor de TOGS en de recente acute, negatieve ontwikkelingen van de winkelomzetten, heeft het kabinet op 28 maart jl. aangekondigd dat ondernemers in de non-food retail (inclusief non-food markthandel) vanaf 30 maart 2020 ook aanspraak kunnen maken op de eenmalige tegemoetkoming, mits ze aan de overige gestelde vereisten voldoen. Ondernemers in de sector non-food retail kunnen weliswaar openblijven, maar zien hun inkomsten sterk teruglopen als direct gevolg van de kabinetsaanwijzing om 1,5 meter afstand te houden en zoveel mogelijk thuis te blijven. Het betreft eveneens bedrijven die direct getroffen worden door het wegblijven van consumenten als gevolg van de kabinetsaanwijzingen.
In hoeverre valt het advies van de premier «blijf zoveel mogelijk thuis»3 te rijmen met de uitspraak van de Staatssecretaris van Economische Zaken «Je mag naar een winkel gaan, dus doe dat dan ook»?4
De Minister-President en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat staan beiden achter de aanpak om de coronacrisis te bestrijden. Zoveel mogelijk thuisblijven is één van de aanwijzingen van het kabinet om dit te bewerkstelligen. Daarnaast is het toegestaan om naar de winkel te gaan, mits er wordt voldaan aan de 1,5 meter afstandseis.
Mocht het kabinet besluiten tot verder beperkende maatregelen voor bedrijven, bijvoorbeeld sluiting van de non-food retail, zal de regeling Tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren dan worden uitgebreid tot deze sectoren?
Het doel van de TOGS is om ondernemers die een dominant effect zien op hun bedrijfsvoering door het wegblijven van de consument als direct gevolg van de kabinetsmaatregelen, snel ondersteuning te bieden in de dekking van hun vaste kosten, zoals de huur van een bedrijfspand. Mochten er aanvullende maatregelen komen van het kabinet, dan moet er worden bezien wat de beste oplossing is om ondernemers verder te ondersteunen.
Indien bovenstaande groepen uitgebreidere ondersteuning via onder meer de regelingen NOW en het noodloket krijgen, zoals voorgesteld in deze vragen, is de afgelopen donderdag door de Kamer geaccordeerde suppletoire begroting dan voldoende? Zo nee, hoeveel geld dient dan extra te worden toegevoegd?
Het kabinet volgt de ontwikkelingen bij bovenstaande groepen nauwlettend. Er is nu een noodpakket met maatregelen ter ondersteuning van de economie en banen gecommuniceerd. Het kabinet heeft vertrouwen in deze maatregelen. Dit laat onverlet dat de ontwikkelingen elkaar snel opvolgen. Als de situatie zich voordoet dat meer maatregelen of uitbreidingen nodig zijn, zal uw Kamer daar vanzelfsprekend van op de hoogte worden gesteld. Budgettaire verwerking kan dan gevraagd worden middels een suppletoire begroting.
Schending van OESO-richtlijnen door Pluspetrol |
|
Mahir Alkaya , Isabelle Diks (GL), Bart Snels (GL), Lammert van Raan (PvdD), Kirsten van den Hul (PvdA), Henk Nijboer (PvdA) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris financiën) (D66), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met de klacht die is ingediend tegen het oliebedrijf Pluspetrol bij het Nationaal Contactpunt (NCP) voor de OESO-richtlijnen?1 2
Ja.
Deelt u de zorgen over ernstige milieuverontreiniging en schendingen van de rechten van de inheemse bevolking in de Peruaanse Amazone?
Berichten over ernstige milieuvervuiling in de Peruaanse Amazone en de impact daarvan op de inheemse bevolking zijn inderdaad zorgwekkend.
Ziet u belangrijke verbetering in de mate waarin olie- en gasbedrijven in Nederland voldoen aan de internationale normen voor verantwoord ondernemen, sinds de kritiek vorig jaar van het NCP over de manier waarop internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) in de Nederlandse olie- en gassector is geïmplementeerd? Zo ja, waarin zit die verbetering en is het voldoende? Zo nee, wat moet er gebeuren om ervoor te zorgen dat er in de sector wel aan deze normen wordt voldaan?
In de reactie van het kabinet van 18 april 2019 (Kamerstuk 26 485, nr. 306) op het rapport van het Nationaal Contactpunt (NCP) voor de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen (OESO-richtlijnen) is de olie- en gassector verzocht om een gezamenlijk plan van aanpak voor Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) te presenteren. Het NCP adviseerde een dergelijk plan van aanpak. Het kabinet heeft de sector gevraagd dit plan in het eerste kwartaal van 2020 publiek te maken. De olie- en gassector heeft geen plan van aanpak gepubliceerd. Het kabinet kan niet vaststellen of er verbetering heeft plaatsgevonden. Het kabinet is voornemens te rappelleren bij de sector, in de verwachting dat een plan beschikbaar komt.
Mede met het oog op de uitvoering van de afspraak in het regeerakkoord dat na twee jaar wordt bezien of, en zo ja welke, dwingende maatregelen voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen genomen kunnen worden, heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken het project «IMVO-maatregelen in perspectief» opgezet. Doel van het project is effectiviteit van het huidige beleid te evalueren. Aan de hand van ervaringen met het huidige beleid, de uitkomsten van het evaluatieonderzoek en andere aanbevelingen en lessen, zal worden bepaald hoe in de toekomst effectief IMVO-beleid eruit moet zien.
Welke eisen worden door de Belastingdienst aan bedrijven met een hoofdkantoor in Nederland gesteld ten aanzien van transparantie over financieringsstromen van en naar andere landen, in het bijzonder naar laagbelastende jurisdicties of landen op de Europese zwarte lijst?
Hoewel de Belastingdienst aan bedrijven met een hoofdkantoor in Nederland in algemene zin geen eisen stelt ten aanzien van transparantie over financieringsstromen van en naar laagbelastende staten of staten op de EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (niet coöperatieve staat)3, dienen belastingplichtigen uiteraard wel rekening te houden met de Nederlandse fiscale verplichtingen die verbonden kunnen zijn aan dergelijke financieringsstromen. In voorkomende gevallen dienen belastingplichtigen de relevante aspecten verband houdende met dergelijke financieringsstromen dan ook in hun aangifte te verwerken.
Zo dient er aangifte dividendbelasting te worden gedaan ten aanzien van dividenduitkeringen aan een aandeelhouder gevestigd in een laagbelastende of niet-coöperatieve staat indien hierover dividendbelasting is verschuldigd. Daarnaast kan bijvoorbeeld voor de toepassing van de vennootschapsbelasting verschuldigde rente in aftrek worden beperkt op basis van een antimisbruikbepaling om grondslaguitholling door renteaftrek binnen concernverband tegen te gaan. Dit kan ook rente verschuldigd op een lening aan een laagbelastende of niet-coöperatieve staat omvatten. Hierover zijn ook specifieke vragen opgenomen in het aangiftebiljet vennootschapsbelasting. Een ander voorbeeld in de vennootschapsbelasting betreft de sinds 1 januari 2019 in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 opgenomen aanvullende Controlled Foreign Companies (CFC)-maatregel. De CFC-maatregel, die voortvloeit uit de eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking (ATAD1)4, heeft betrekking op een gecontroleerd lichaam of een vaste inrichting in een bij ministeriële regeling aangewezen laagbelastende of niet-coöperatieve staat. Voorts worden, als laatste voorbeeld, rente- en royaltybetalingen aan gelieerde lichamen gevestigd in deze aangewezen staten per 1 januari 2021 onderworpen aan een conditionele bronbelasting. Tot slot wordt opgemerkt dat de Belastingdienst sinds 1 juli 2019 geen zekerheid vooraf meer geeft over de fiscale gevolgen van transacties met lichamen gevestigd in deze aangewezen staten.
In hoeverre worden er aan bedrijven met hoofdkantoor in Nederland eisen gesteld aan financiële transparantie in hun vestigingen in het buitenland?
Het kabinetsbeleid bij de bestrijding van belastingontwijking en belastingontduiking heeft ertoe geleid dat verschillende maatregelen zijn geïmplementeerd ter verbetering van transparantie tussen Nederland en het buitenland. Hier kunnen bijvoorbeeld de maatregelen zoals de zogenoemde Common Reporting Standard (CRS), de uitwisseling van informatie over rulings en de verplichting tot het opstellen van een landenrapport in het kader van country-by-country reporting (CbCR) worden genoemd. In het bijzonder is CbCR een effectief middel om de financiële transparantie te bevorderen van internationaal opererende bedrijven met een groepsomzet van meer dan € 750 miljoen. Dit vloeit voort uit het Base Erosion and Profits Shifing (BEPS-)Project van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling en bewerkstelligt dat de Belastingdienst van ieder land waar internationaal opererende bedrijven actief zijn, inzage krijgt in relevante financiële en fiscale gegevens. Bedrijven geven hier inzage in door het delen van een zogenoemd landenrapport. De belastingdiensten kunnen deze gegevens vervolgens gebruiken om bij een multinational (substantiële) risico’s op het gebied van verrekenprijzen en belastingontwijking te beoordelen.
In aanvulling hierop steunt Nederland ook het initiatief in de EU om afspraken te maken over een publieke CbCR voor grote internationaal opererende bedrijven. Op dit moment loopt er een discussie in de EU over dit onderwerp5. Het doel van publieke CbCR is voor de maatschappij inzichtelijk te maken hoeveel winstbelasting een multinational daadwerkelijk betaalt en waar deze wordt betaald.
Heeft u zicht op hoe vaak het voorkomt dat geldstromen (zoals rente en royalty's) van Nederland via Luxemburg naar landen lopen die op de Europese zwarte lijst staan of op de lijst van laagbelastende jurisdicties? Zo ja, hoe zien deze geldstromen eruit?
Er is geen zicht op hoe vaak het voorkomt dat geldstromen zoals rente en royalty’s van Nederland via Luxemburg of een ander land naar laagbelastende of niet-coöperatieve staten lopen, aangezien dit niet in de beschikbare statistieken kan worden meegenomen. De conditionele bronbelasting op rente en royalty’s bevat overigens een antimisbruikbepaling om te voorkomen dat de bronbelasting eenvoudig kan worden ontweken door het tussenvoegen van een lichaam in Luxemburg of een ander land. In de voorgestelde monitoring van de inkomensstromen via bijzondere financiële instellingen, waarover u binnenkort geïnformeerd zult worden, is voorzien in een monitoring van de stromen naar andere landen dan alleen de laagbelastende jurisdicties. Mocht er sprake zijn van het op grote schaal omleggen van stromen via een ander land met als enige doel het ontwijken van de bronbelasting, dan zal dat op die manier mogelijk zichtbaar kunnen worden. Dit zal in komende jaren een onderwerp van onderzoek worden.
Vindt u het wenselijk om zicht te hebben op stromen naar deze landen via tussenkomst van een ander Europees land?
Zie antwoord vraag 6.
Op welke manier zou bindende MVO-wetgeving in Nederland kunnen leiden tot minder schendingen door Nederlandse bedrijven in het buitenland van normen op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen?
De Nederlandse overheid verwacht van bedrijven dat zij gepaste zorgvuldigheid betrachten («due diligence»). Zij moeten de risico’s op negatieve gevolgen identificeren, voorkomen of mitigeren en rekenschap afleggen over dit proces, zoals beschreven in de OESO-richtlijnen en in de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s). Gedragsveranderingen van Nederlandse bedrijven in reactie op MVO-wetgeving zijn lastig te voorspellen, zeker zolang onduidelijk is hoe een eventuele wet eruit zou zien.
Op 3 april jl. is met de Tweede Kamer een vijftal studies gedeeld (Kamerstuk 26 485, nr. 326); deze studies dienen ter ondersteuning bij het evalueren van de effectiviteit van beleid en het ontwikkelen van effectief IMVO-beleid voor de toekomst. Een van deze studies, de studie getiteld «Opties voor afdwingbare IMVO-instrumenten – een onderzoek naar de mogelijke juridische vormgeving en handhaving van afdwingbare IMVO-instrumenten», gaat in op juridische opties en welke daarvan tot materiële gedragsverandering kunnen leiden. De onderzoekers geven daarbij aan dat zij gedragsverandering bij bedrijven via wetgeving het meest waarschijnlijk achten als OESO-stappen twee tot en met vier en zes in wetgeving worden omgezet. De stappen twee tot en met vier betreffen het identificeren en beoordelen van negatieve gevolgen, het stoppen en beperken van negatieve gevolgen en het monitoren van de praktische toepassing en resultaten hiervan. Stap zes betreft het zorgen voor herstelmaatregelen of medewerking verlenen hieraan. Het onderzoek benadrukt in dit alles dat ook bij brede due diligencewetgeving de effectiviteit van de wetgeving sterk afhankelijk is van de formulering van de verplichting en wijze van handhaving.
Het bericht ‘Taxibedrijven kunnen fluiten naar 4.000 euro tegemoetkoming’ |
|
Cem Laçin |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Taxibedrijven kunnen fluiten naar 4.000 euro tegemoetkoming»?1
Ja.
Erkent u dat de taxisector hard wordt geraakt door het Coronavirus door een sterke afname van het leerlingenvervoer, ziekenvervoer, straattaxivervoer door het sluiten van onder andere de horeca en afname van het luchthavenvervoer?
Ja.
Waarom is er niet gekozen voor een algeheel verbod op taxivervoer met uitzonderingen voor vervoer van mensen/familieleden die in de vitale beroepen werken?
Het is juist in deze periode van essentieel belang dat passend vervoer voor iedereen beschikbaar blijft. Voor het in stand houden van vitale processen, maar ook voor medische zorg (denk aan huisartsenvervoer of het vervoer van dialysepatiënten naar en van ziekenhuizen) en het voorzien in eerste levensbehoeften. De gezondheid van zowel de chauffeur als de passagier staat voorop. In het algemeen geldt daarom dat – net als van het openbaar vervoer – terughoudend gebruik moet worden gemaakt van de taxi.
Bent u met gemeenten en andere opdrachtgevers van leerlingenvervoer en ziekenvervoer in gesprek om zo nodig af te dwingen dat niet gereden ritten in deze uitzonderlijke periode toch doorbetaald worden aan vervoerders? Zo ja, wat zijn de uitkomsten van deze gesprekken?
De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het leerlingenvervoer ligt bij de gemeenten. Het kabinet heeft afspraken met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) gemaakt over het waarborgen van financiële zekerheid van zorgaanbieders in het sociaal domein. Het gaat om tijdelijke maatregelen voor onder meer het financieren van extra kosten, compensatie voor omzetderving, het op peil houden van de liquiditeit en het versoepelen van verantwoording. VNG heeft in het verlengde van deze afspraken en specifiek voor het doelgroepenvervoer (inclusief leerlingenvervoer) aangegeven om als lijn voor uitgevallen ritten 80% door te blijven financieren. Het budget dat gemeenten vanuit het Gemeentefonds ontvangen hiervoor, wijzigt immers niet.
Wat ziekenvervoer betreft geldt dat zorgverzekeraars in het kader van de Zorgverzekeringswet ziekenvervoer inkopen. Zorgverzekeraars zijn in onderlinge afstemming met alle relevante partners, inclusief het Ministerie van VWS, maatregelen aan het nemen om de financiële zekerheid aan deze en andere zorgaanbieders te borgen.
Komen ZZP’ers in de taxisector in aanmerking voor de 4.000 euro vergoeding nu er geen verbod op het taxivervoer is gekomen? Zo ja, waar kunnen zij zich melden? Zo niet, waarom niet en wat gaat u voor deze groep doen om ervoor te zorgen dat hun onderneming niet omvalt en zij zonder inkomen thuis komen te zitten?
Het kabinet heeft op 7 april jl. besloten om de Tegemoetkoming Ondernemers getroffen Sectoren COVID-19 zodanig uit te breiden dat ook taxi-ondernemers een eenmalige tegemoetkoming van 4.000 euro netto kunnen aanvragen. Vanaf 15 april a.s. kan de tegemoetkoming worden aangevraagd bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
Erkent u dat bij het personenvervoer het houden van 1,5 meter afstand in sommige gevallen onmogelijk is, bijvoorbeeld als het gaat om de straattaximarkt? Vindt u niet dat deze maatregel overal toegepast zou moeten worden? Waarom is er wel een verbod op rijlessen afgekondigd en niet op de straattaxivervoer, terwijl het vaak om dezelfde type auto’s gaat en het houden van 1,5 meter afstand onmogelijk is?
In samenspraak met de branche zijn twee protocollen opgesteld voor veilig en verantwoord taxivervoer. Daarin zijn onder meer richtlijnen gegeven voor het houden van afstand tussen de chauffeur en de passagier. Als in voertuigen de afstand van ten minste 1,5 meter niet mogelijk is, dient gezorgd te worden voor een fysieke afscheiding tussen de chauffeursstoel en de passagiersstoelen. Bovendien dient de passagier achterin het voertuig plaats te nemen. Omdat deze maatregelen voor rijlessen niet toe te passen zijn, is daarvoor een verbod wel geboden.
Bent u met verzekeraars, leasebedrijven, taxicentrale en Toegestande Taxi Organisaties (TTO’s) in gesprek om af te spreken dat taxiondernemers en vervoerders uitstel van betaling kunnen krijgen als het gaat om hun maandelijkse lasten die gekoppeld zijn aan het werk? Zo ja, kunt u toelichten wat de stand van zaken is? Zo niet, waarom niet en gaat u dit op korte termijn doen?
Er zijn verschillende maatregelen genomen om de maandelijkse lasten van taxi-ondernemers te beperken. Taxi-ondernemers hoeven geen kosten te maken voor naleving van de voertuigverplichtingen (Motorrijtuigenbelasting, WA-verzekering en APK-plicht) als zij voertuigen die nu stil staan bij de RDW schorsen. De RDW biedt een coulanceregeling aan waarin met terugwerkende kracht vanaf 6 maart jl. een nultarief wordt gehanteerd bij schorsing vanaf het zesde voertuig. De gemeente Amsterdam onderzoekt momenteel de mogelijkheid om uitstel van betaling te verlenen van leges voor verlenging van de taxivergunning en de TTO-vergunning.
Leasebedrijven hebben hun verantwoordelijkheid genomen door betaalverplichtingen op te schorten, of daarvoor de mogelijkheid te bieden. Verzekeraars hebben aangegeven onder bepaalde omstandigheden en voor een bepaalde periode bereid te zijn om betalingstermijnen te verlengen en mee te werken om daar waar mogelijk de dekking van geschorste voertuigen tijdelijk te beperken, waardoor een lagere premie betaald hoeft te worden. Ik blijf met de sector in gesprek om te bezien of en zo ja, welke nadere afspraken nodig zijn.
Heeft u in beeld hoeveel werknemers in de taxisector nu gedwongen thuiszitten met verlof of hun baan zijn kwijtgeraakt? Kunt u specificeren wat voor contract deze groep heeft met de werkgever (vast, flex, 0-uren et cetera)?
Deze gegevens zijn niet beschikbaar.
Gaat u in gesprek met vervoerders om hen toch aanspraak te laten maken op het aangekondigde Noodfonds Overbrugging Werkgelegenheid of het opstellen van maatregelen op maat voor deze sector? Zo ja, met welke partijen gebeurt dit en wanneer vinden deze gesprekken plaats? Benadrukt u in deze gesprekken dat ontslag voor werknemers met een flexcontract ongewenst is en bent u bereid als voorwaarde voor financiële steun te stellen dat werknemers met een flexcontract niet ontslagen mogen worden?
Bedrijven die ten minste 20% omzetverlies lijden, kunnen door het Noodfonds Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) maximaal 90% vergoed krijgen van hun loonkosten vanaf 1 maart. Ook vervoerders kunnen daar aanspraak op maken als ze aan de voorwaarden voldoen. De NOW is nadrukkelijk ook van toepassing op de loonkosten voor werknemers waarvoor de werkgever geen doorbetalingsplicht heeft, zoals werknemers met een oproep- of nulurencontract. Voor deze werknemers geldt dat werkgevers ook subsidie kunnen krijgen om hun salaris door te betalen. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft ook opgeroepen om deze werknemers in dienst te houden. De regeling zal de komende tijd nauwlettend gemonitord worden, met daarbij bijzondere aandacht voor of deze regeling in voldoende mate tegemoetkomt aan het beoogde doel.
Welke maatregelen zijn getroffen om chauffeurs en andere werknemers in het doelgroepenvervoer te beschermen tegen het Coronavirus? Bent u het eens dat iedereen die nu doorwerkt om leerlingen en zieken te vervoeren alle beschermingsmiddelen moeten krijgen om hun werk veilig uit te kunnen vervoeren?
De veiligheid van zowel de chauffeur als de klant staat voorop. Zoals ook in het antwoord op vraag 6 is aangegeven, zijn in samenspraak met de branche twee protocollen opgesteld. Het eerste protocol kan gebruikt worden voor regulier taxi- en zorgvervoer. Het tweede protocol geeft zeer specifieke richtlijnen voor het vervoer van personen met (klachten passend bij) COVID-19. Met naleving van deze richtlijnen kunnen taxichauffeurs hun belangrijke werk op een veilige en verantwoorde wijze blijven doen. Momenteel maken de Nederlandse Vereniging Ziekenhuizen, branchevereniging Koninklijk Nederlands Vervoer en andere relevante partijen afspraken over de beschermingsmiddelen die nodig zijn om conform het protocol personen te vervoeren met (klachten passend bij) COVID-19.
Kunt u deze vragen één voor één en uiterlijk 7 april 2020 beantwoorden, zodat de antwoorden betrokken kunnen worden bij het Schriftelijk Overleg Openbaar Vervoer en Taxi op 8 april 2020?
Vanwege de voor de beantwoording van de vragen benodigde afstemming tussen de ministeries van Infrastructuur en Waterstaat, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Economische Zaken en Klimaat, van Financiën en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en sectorpartijen is het niet gelukt om de beantwoording op 7 april te hebben beantwoord.
Mogelijke ondersteuning van AOW-gerechtigde zelfstandig ondernemers die in de knel komen door de coronacrisis |
|
Corrie van Brenk (PvdA) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Is het waar dat zelfstandige ondernemers die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt geen gebruik kunnen maken van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo), en daardoor niet in aanmerking kunnen komen voor tijdelijke inkomensondersteuning tot aan het sociaal minimum, en het aanvragen van een lening voor bedrijfskapitaal?1
Het klopt dat zelfstandige ondernemers die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, niet in aanmerking komen voor inkomensondersteuning op grond van de Tozo. Zelfstandige ondernemers die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, kunnen – indien zij aan de voorwaarden van de Tozo voldoen – wel in aanmerking komen voor bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal. Dit is geregeld in de Tijdelijke regeling overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers van 29 april jl.
Waarom geldt deze regeling niet na de pensioengerechtigde leeftijd?
Pensioengerechtigden die nog actief zijn als zelfstandige, kunnen als gevolg van de coronacrisis worden geconfronteerd met een verlies van inkomsten uit hun onderneming. Echter, zij zijn aangewezen op het pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet en waar nodig op algemene bijstand in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO). Het reguliere vangnet van de AIO, dat in voorkomende gevallen reeds een inkomensaanvulling tot het sociaal minimum garandeert, is naar mijn oordeel ook in deze tijd van coronacrisis een adequaat vangnet. Zelfstandige ondernemers die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, komen om die reden niet in aanmerking voor bijstand voor levensonderhoud op grond van de Tozo.
Is dit onderscheid op grond van leeftijd gerechtvaardigd en geoorloofd? Kunt u uw antwoord motiveren?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 ben ik van oordeel dat voor zelfstandigen vanaf de pensioengerechtigde leeftijd een adequaat vangnet is van AOW en AIO, waardoor een inkomensaanvulling tot het sociaal minimum is gegarandeerd. Dit vangnet geldt voor alle personen vanaf de pensioengerechtigde leeftijd, niet voor personen buiten die leeftijdsgroep. Om die reden is het onderscheid naar leeftijd gerechtvaardigd en geoorloofd.
De aanwezigheid van een adequaat vangnet met een gegarandeerde inkomensaanvulling tot het sociaal minimum is ook een van de redenen waarom bestaande ontvangers van algemene bijstand op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 categorisch zijn uitgesloten van het recht op bijstand voor levensonderhoud op grond van de Tozo.
Kunnen gevestigde zelfstandig ondernemers die de pensioengerechtigde leeftijd bereikt hebben niet óók in de knel komen door de coronacrisis, waarbij hun inkomen onder het sociaal minimum raakt? Kunt u uw antwoord motiveren?
Zelfstandig ondernemers die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt kunnen als gevolg van de coronacrisis te maken krijgen met een inkomensdaling tot onder het sociaal minimum. Dit is afhankelijk van de hoogte van het AOW-pensioen en de overige inkomsten. Als een AOW-gerechtigde onder het sociaal minimum komt, kan recht ontstaan op bijstand in de vorm van een AIO. De AIO kent wel een vermogens- en partnertoets. De AIO kan worden aangevraagd bij de Sociale Verzekeringsbank.
Waar kan een pensioengerechtigde zelfstandig ondernemer met jongere partner terecht voor ondersteuning, indien zijn inkomen als gevolg van de coronacrisis onder het sociaal minimum terecht komt?
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 4.
Vindt u het niet nodig om de economische activiteit van pensioengerechtigde zelfstandig ondernemers te beschermen tegen de gevolgen van de coronacrisis, door ook hen in de gelegenheid te stellen onder de voorwaarden van de Tozo een lening voor bedrijfskapitaal aan te vragen tot een maximum van 10.517 euro? Kunt u uw antwoord motiveren?
Zelfstandige ondernemers die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, komen niet in aanmerking voor bijstand voor levensonderhoud. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 2.
Zelfstandige ondernemers die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, kunnen – indien zij aan de voorwaarden van de Tozo voldoen – in aanmerking komen voor bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 1.
Biedt de overheid nog andere mogelijkheden aan pensioengerechtigde zelfstandig ondernemers om hun ondernemerschap te beschermen tegen de gevolgen van de coronacrisis? Zo ja welke? Zo niet, waarom niet?
De gevolgen van de nieuwe coronamaatregelen voor rijschoolhouders en rij-instructeurs. |
|
Cem Laçin |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat 80% van de rijscholen hun deuren sluit vanwege het coronavirus?1
Met ingang van 25 maart 2020 geldt een rijinstructieverbod voor alle typen voertuigen. Dit verbod geldt tot 28 april en maakt onderdeel uit van de aanscherping van de maatregelen in de aanpak van de bestrijding van het coronavirus.
Wat vindt u van de uitslag dat slechts een derde van de branche denkt deze crisis te kunnen overleven, en wat kunt u daaraan doen?
Ik begrijp de zorgen die er zijn in de branche. Daarom sta ik ook in nauw contact met de branche. Het is duidelijk dat de branche hierdoor inkomsten misloopt. Rijscholen kunnen een beroep op financiële ondersteuning doen onder de voorwaarden zoals beschreven in de brief aan uw Kamer van 17 maart 2020 waarin een pakket aan tijdelijke maatregelen is bekendgemaakt voor werknemers, zzp-ers en bedrijven.
Voor de rijschoolbranche zijn onder meer de Noodmaatregel voor Overbrugging Werkgelegenheid (NOW), de Overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) en de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren Covid-19 (TOGS) beschikbaar. Om aanspraak te kunnen maken op de regelingen is van belang dat wordt voldaan aan de voorwaarden die in deze regelingen worden gesteld. De voorwaarden van de laatstgenoemde regeling worden momenteel geëvalueerd en waar nodig aangepast.
Kunt u ondubbelzinnig aangeven of rijlessen wel of niet door mogen gaan? Kunt u daarbij tevens rekening houden met de verschillende soorten rijlessen, zoals auto, motor of brommer?
In het antwoord op vraag 1 heb ik aangeven dat het geven van rijinstructie met ingang van 25 maart 2020 is verboden tot 28 april aanstaande en dat het verbod voor alle typen voertuigen geldt.
Kunt u, gelet op de onduidelijkheid voor de sector, deze vragen per ommegaande, maar uiterlijk 31 maart 2020, beantwoorden?
De gestelde vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Sekswerkers die tussen wal en schip vallen door de coronacrisis |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u zich bewust van het feit dat sekswerkers die gelieerd zijn aan seksclubs als zelfstandigen zonder personeel (zzp'ers) momenteel wel voldoen aan de vereisten voor noodsteun, terwijl sekswerkers die onder «opting-in» vallen en sekswerkers die EU-onderdanen zijn, hier niet voor kwalificeren en daardoor plotseling alle inkomen kwijt zijn?
Voor de beantwoording van deze vraag, en de beantwoording van vraag twee en drie, ben ik te rade gegaan bij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, onder wiens verantwoordelijkheid sociale zekerheid valt.
Sekswerkers die als zzp’er werken kunnen mogelijk in aanmerking komen voor de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) indien zij aan de regels voldoen. Werknemers met een arbeidscontract komen mogelijk in aanmerking voor een Werkloosheidsuitkering (WW) en werkgevers wellicht voor de Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW). Anderen, zoals sekswerkers die onder de opting-in regeling vallen en EU-burgers die niet als zzp’er werken of die geen werknemer zijn, komen mogelijk in aanmerking voor een bijstandsuitkering als zij aan de voorwaarden voor algemene bijstand voldoen. Voor EU-burgers is dit onder meer afhankelijk van de duur van het verblijf in Nederland en de kans op werk. Hiermee wordt een onredelijk beroep op het sociale zekerheidsstelsel van het gastland voorkomen.
Op welke wijze bent u voornemens deze twee groepen kwetsbare mensen te beschermen tegen uitbuiting en onnodige armoedeval?
Sekswerkers die via de opting-in regeling werken én sekswerkers die EU-onderdanen zijn, kunnen, als zij voldoen aan de voorwaarden die daarvoor zijn gesteld, aanspraak maken op een bijstandsuitkering. Daarnaast adviseren onder meer belangenorganisaties en het online platform Kinky sekswerkers om op afstand te werken via de webcam.
Daarnaast blijft er, net zoals altijd, bij de politie, de gemeenten en de hulpverleningsorganisaties aandacht voor signalen van seksuele uitbuiting.
Bent u bereid deze twee groepen sekswerkers te behandelen zoals sekswerkers die wel bij de Kamer van Koophandel staan ingeschreven om zo onnodige armoedeval en uitbuiting te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Om voor de Tozo in aanmerking te komen, dient aan een aantal voorwaarden voldaan te worden, waaronder ingeschreven staan bij de KvK als zzp’er. De groepen die buiten de tijdelijke regeling vallen of geen aanspraak kunnen maken op de WW, kunnen zoals gezegd mogelijk wel een beroep doen op de algemene bijstand en daarmee op een sociaal minimum.
Bent u bereid de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) te verzoeken tot een gezamenlijke gemeentelijke aanpak te komen, mede om het ondergronds gaan van de de seksindustrie (bijvoorbeeld via websites zoals kinky.nl, waar het aantal aanbieders en bezoekers de afgelopen dagen drastisch steeg) te voorkomen?
In de model-noodverordening van het Veiligheidsberaad is een verbod op contactberoepen opgenomen. Het verbod op contactberoepen is in alle 25 veiligheidsregio’s overgenomen. Daarmee is ook het uitoefenen van alle vormen van prostitutie en ander sekswerk, waarbij men geen anderhalve meter afstand kan houden, in alle gemeenten verboden zolang de noodverordening van kracht is.
Alle gemeenten kunnen bestuurlijk toezicht houden op seksinrichtingen enerzijds en prostitutie en sekswerk als contactberoep anderzijds. Daarnaast ben ik in contact met de VNG om te bezien hoe wij gezamenlijk gemeenten waar nodig kunnen bewegen om sekswerkers die problemen ondervinden door het coronavirus, tegemoet te komen én om gemeenten alert te maken op de handhaving van de noodverordening en wat dat betekent voor sekswerkers.
Onder normale omstandigheden zijn er veel sekswerkers die gebruik maken van legale platforms als Kinky om advertenties te plaatsen. Navraag bij Kinky leert dat er in het kader van de coronacrisis een grote daling zichtbaar is in zowel het aantal adverteerders als ook een steeds verdere daling in het aantal bezoekers van de website. Veel sekswerkers blijven volgens Kinky adverteren om zichtbaar te blijven, maar dit wil niet zeggen dat zij ook afspraken maken.
Daarnaast attenderen sites zoals Kinky en Speurders de adverteerders en bezoekers van de website erop dat prostitutie momenteel verboden is in verband met het coronavirus. Kinky biedt als alternatief een webcamoptie.
Het bericht ‘Ruziënde Russen kosten Nederlandse rechtspraak miljoenen’ |
|
Michiel van Nispen |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel en de uitzending van Argos «Ruziënde Russen kosten Nederlandse rechtspraak miljoenen»?1 2 Wat is uw reactie hierop?
Ja, ik ben be kend met het artikel en de uitzending. Ik herken mij niet in het geschetste beeld dat de Nederlandse regering «de rechterlijke macht inzet om brievenbusfirma’s naar Nederland te krijgen.» Of een internationale civiele zaak voor de Nederlandse rechter kan worden gebracht, wordt bepaald door de internationaal privaatrechtelijke regels voor rechterlijke bevoegdheid. Deze regels zijn voor het grootste deel neergelegd in verdragen en EU-verordeningen. Voor civiele handelszaken zijn de verordening (EU) 1215/2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna Brussel I bis) en het Haags Forumkeuzeverdrag uit 2005 van groot belang. De regels inzake rechterlijke bevoegdheid zoals neergelegd in artikel 1 tot en met 9 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn slechts relevant indien er geen verdrag of verordening van toepassing is.
De hoofdregel in het internationale bevoegdheidsrecht is dat een zaak kan worden aangespannen in het land waar de gedaagde partij is gevestigd. Als een buitenlandse partij een vordering wil instellen tegen een bedrijf dat in Nederland is gevestigd, is de Nederlandse rechter bevoegd. Daarnaast zijn er bijzondere bevoegdheidsgronden. Zo is bijvoorbeeld de rechter in de lidstaat waar een overeenkomst ten uitvoer moet worden gelegd eveneens bevoegd. Partijen kunnen de Nederlandse rechter ook bevoegd maken voor de beslechting van hun geschillen via een forumkeuze, dat wil zeggen een uitdrukkelijke keuze om hun geschil voor te leggen aan de Nederlandse rechter. Het hebben van een band met Nederland is geen voorwaarde voor een rechtsgeldige forumkeuze voor de Nederlandse rechter. In de praktijk kiezen partijen echter vaak voor een rechter in een land waarmee een of beide partijen wel degelijk bekend is en waarvan de rechterlijke beslissing ten uitvoer gelegd kan worden. Een forumkeuze voor de Nederlandse rechter door partijen die op geen enkele wijze een band hebben met Nederland (of de EU), is dan niet aantrekkelijk. Ten slotte zijn er exclusieve bevoegdheidsregels, bijvoorbeeld voor de beoordeling van de geldigheid van octrooien en andere IE-rechten die aan registratie onderhevig zijn. Daarover kan uitsluitend worden geprocedeerd bij de rechter van de plaats waar een merk of octrooi geregistreerd is. De casus die centraal staat in de uitzending ziet (onder meer) op een geschil over de registratie van een Beneluxmerk. Bij dergelijke geschillen is slechts de rechter van het land waar de registratie wordt gehouden bevoegd omdat het niet past om een andere rechter te laten oordelen over de geldigheid van de registratie. Alleen de rechter in de Benelux kan dus oordelen over een registratie in een Beneluxregister.
Klopt het dat het beleid is dat de Nederlandse rechterlijke macht wordt ingezet om brievenbusfirma’s naar Nederland te lokken? Klopt het dat er jaarlijks duizend tot tweeduizend zaken zijn die vrijwel niets met Nederland te maken hebben? Als u dit niet kunt nagaan, lijkt u dit een redelijke schatting? Wat vindt u daarvan?
Er is geen sprake van beleid of inzet van de rechterlijke macht om zogeheten brievenbusfirma’s naar Nederland te lokken. De rechterlijke macht in Nederland is onafhankelijk en opereert vrij van beleidsmatige invloed van de andere staatsmachten. Zoals in het antwoord op vraag 1 gemeld wordt de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is in een internationale zaak, in veel gevallen beantwoord aan de hand van verordeningen en verdragen. De rechter is wettelijk gehouden om, indien aan deze en aan alle overige wettelijke voorwaarden voor het aanbrengen van een zaak is voldaan, een aan hem of haar voorgelegde zaak in behandeling te nemen en daarin uitspraak te doen.
Uit cijfers van de Raad voor de rechtspraak volgt dat er jaarlijks zo’n tweeduizend civiele handelszaken (niet-kantonzaken) worden gevoerd waarbij ofwel de eiser, ofwel de gedaagde een buitenlands bedrijf is. Er wordt van Nederlandse bedrijven niet bijgehouden of dit een zogeheten brievenbusonderneming is, laat staan dat de nationaliteit van bestuurders van Nederlandse gevestigde bedrijven wordt geregistreerd. Ik kan dan ook niet zeggen of het door Investico genoemde aantal zaken een realistische schatting is. Voorts wijs ik er op dat er ook in zaken waarbij zowel de eiser als de gedaagde buiten Nederland gevestigd zijn, er wel degelijk een Nederlands belang gemoeid kan zijn met de geschilbeslechting, bijvoorbeeld wanneer het geschil ziet op in Nederland gelegen onroerende zaken.
Klopt het dat deze zaken vaak aangespannen worden door bedrijven die hier alleen met een brievenbus zijn gevestigd? Wat vindt u daarvan?
Zoals in het antwoord op vraag 2 gemeld zijn er geen cijfers beschikbaar waaruit blijkt in hoeveel handelszaken zogeheten brievenbusfirma’s betrokken zijn. Omdat een hoofdregel van internationaal bevoegdheidsrecht is dat gedaagden worden gedagvaard in het land waar zij zijn gevestigd, ligt het niet voor de hand dat in Nederland gevestigde (brievenbus)bedrijven vaak als eiser in Nederlandse procedures optreden. Men zou eerder verwachten dat het gaat om tegen deze bedrijven aangespannen zaken. Als partijen samen een forumkeuze voor de Nederlandse rechter hebben gedaan, kan dit anders liggen. Ongeacht de aard of rechtsvorm van partijen vind ik het bovenal van belang dat de rechter toegankelijk is voor alle rechtzoekenden.
Klopt het dat de kosten voor deze rechtspraak van brievenbusfirma’s jaarlijks 33 tot 66 miljoen euro kosten? Als u dit niet precies kunt nagaan, lijkt u dit een redelijke schatting? Wat vindt u daarvan, afgezet tegen het gegeven dat dit bedrag één tot twee keer het gehele begrotingstekort van de Nederlandse rechtspraak is?
Zoals in de antwoorden op vragen 2 en 3 gemeld zijn er geen cijfers beschikbaar waaruit blijkt in hoeveel gevallen in Nederland gevestigde brievenbusfirma’s betrokken zijn bij handelszaken. Voorts worden er ook geen kosten per individuele procedure bijgehouden. Ik kan derhalve geen uitspraak doen of het door Investico genoemde bedrag realistisch is. In het kader van de bekostigingsafspraken tussen het ministerie en de Raad voor de rechtspraak wordt driejaarlijks gekeken naar de werklast en de kosten van rechtszaken in algemene zin. Hierbij wordt uitgegaan van een gemiddelde tijdsbesteding per zaak. Eventuele werklastverzwaring die voortkomt uit de door brievenbusfirma’s aangebrachte zaken wordt hierin verdisconteerd.
Waarom ondersteunt Nederland dit «rechtspraaktoerisme» eigenlijk? In de uitzending van Argos was een spotje te beluisteren voor het Netherlands Commercial Court (het NCC) waar komt dat reclame spotje vandaan, wie heeft dat bedacht, waar is dat gepubliceerd, wie heeft er voor betaald en met welk doel?
Ik heb geen aanleiding om te veronderstellen dat er bedrijven zijn die zich in Nederland vestigen, enkel vanuit de gedachte dat zij bij een geschil met een eventuele handelspartner dan gedaagd moeten worden bij de Nederlandse rechter. Nederland is een internationaal handelsland. Dit betekent logischerwijs dat er ook veel internationale handelsgeschillen zijn. De NCC is op 1 januari 2019 ingesteld als internationale handelskamer van de rechtbank en het hof Amsterdam om tegemoet te komen aan een groeiende behoefte van Nederlandse bedrijven om een internationaal handelsgeschil in het Engels te kunnen beslechten. Voorheen waren Nederlandse bedrijven voor het in het Engels beslechten van hun internationale handelsgeschil aangewezen op arbitrage of een Engelstalige buitenlandse overheidsrechter. Met de komst van de NCC kunnen zij nu ook – samen met hun handelspartner – kiezen voor een procedure in het Engels bij de Nederlandse overheidsrechter. De NCC behandelt alleen zaken indien partijen dit uitdrukkelijk zijn overeengekomen. Omdat de behandeling in het Engels meerkosten met zich brengt en de komst van de NCC niet mag leiden tot minder capaciteit of budget voor de reguliere rechtspraak, geldt voor de behandeling in NCC zaken een verhoogd griffierecht. Tot nu toe zijn er een handvol zaken door de NCC behandeld. Met de Raad voor de rechtspraak zijn afspraken gemaakt over de aanloopkosten van de NCC. Hierin is ook rekening gehouden met kosten voor een campagne om meer ruchtbaarheid te geven aan het bestaan van de NCC. De voorlichtingsfilm is te vinden op de website van de NCC.
Hoe verhoudt dit «rechtspraaktoerisme» zich tot uw inspanningen om het aantal rechtszaken in Nederland af te laten nemen?
Het kabinetsbeleid is gericht op vroegtijdige en informele oplossing van geschillen. Als partijen er niet zelf uit kunnen komen, moet de toegang tot de rechter echter te allen tijde gewaarborgd zijn. Dit geldt voor burgers en ondernemingen, voor kleine en grote geschillen.
Klopt het dat de regering streeft naar het ten uitvoer brengen van vonnissen binnen de Europese Unie zoals dit tot aan de Brexit in het Verenigd Koninkrijk werd gedaan, en dat Nederland deze «functie» van het Verenigd Koninkrijk wil overnemen? Hoe kunt u dit verantwoorden?
Nee, dit klopt niet. Zoals hiervoor genoemd willen internationaal opererende bedrijven graag dat hun geschil in het Engels wordt beslecht. Daarnaast willen ze uiteraard dat een eventuele rechterlijke beslissing ten uitvoer gelegd kan worden. De tenuitvoerlegging van rechterlijke uitspraken in handelszaken is in de Europese Unie geregeld via de Brussel I bis-verordening. Door de Brexit is onduidelijk in hoeverre rechterlijke beslissingen afkomstig van de Britse rechter nog ten uitvoer kunnen worden gelegd. Overigens wordt deze onduidelijkheid weer ingeperkt doordat de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen waarbij de rechter bevoegdheid ontleent aan een forumkeuze van partijen, geregeld is in het Forumkeuzeverdrag. Wat de gevolgen van de Brexit zullen zijn voor de toestroom van zaken bij de NCC, is op dit moment nog niet te zeggen. Dit hangt af van de afspraken tussen de EU en het VK over toekomstige samenwerking. Er is geen sprake van dat de NCC is opgericht met als doel om de «functie» van het Verenigd Koninkrijk op het terrein van internationale handelsgeschillen over te nemen.
Vindt u het verstandig dat de Nederlandse rechtspraak betrokken wordt bij rechtszaken die in wezen geen enkele band met Nederland hebben, bijvoorbeeld een ruzie tussen twee Russische oligarchen waarbij de een gestolen geld van de ander terugeist en de Nederlandse rechter in de positie wordt gebracht dat hierover geoordeeld moet worden?
Zoals in het antwoord op vraag 1 gemeld kan een civiele zaak voor de Nederlandse rechter worden gebracht als aan de voorwaarden van internationale rechtsmacht is voldaan. Indien aan deze voorwaarden en aan de overige wettelijke voorwaarden voor het aanbrengen van een zaak is voldaan, dan is de rechter gehouden in deze zaak een uitspraak te doen, ook als de zaak inhoudelijk weinig betrokkenheid heeft met Nederland. Ik acht de Nederlandse rechter goed in staat om dergelijke zaken te behandelen. Een goede juridische infrastructuur van Nederland draagt bij aan het internationale handelsklimaat. Handelspartners kunnen in het geval zich een geschil voordoet terecht bij een betrouwbare rechter met goede procedures.
Ziet u het genoemde risico dat de Nederlandse rechter, door alleen al dergelijke discutabele zaken te overwegen, onbewust illegale zaken gelegitimeerd kunnen worden? Erkent u dat dit in ieder geval theoretisch mogelijk is? Via welke waarborgen wordt dit voorkomen?
De civiele rechter beoordeelt iedere zaak op basis van hetgeen door partijen zelf is gesteld, het door partijen aangedragen bewijsmateriaal en de informatie die de rechter van partijen krijgt nadat hij deze heeft opgevraagd omdat hij deze nodig acht voor zijn beslissing. Voor elke zaak en voor elke rechterlijke uitspraak geldt dat daar voor (één van de) partijen nadelige gevolgen uit voort kunnen vloeien. Dat is nu eenmaal inherent aan het vellen van een rechterlijk oordeel in een geschil. De goede procesorde en de overige regels van Nederlands burgerlijk procesrecht bieden de rechter voldoende handvatten om de procedure in goede banen te leiden en eerlijk te laten verlopen. De rechter kan bewijsmateriaal buiten beschouwing laten als hij oordeelt dat dit bijvoorbeeld valse stukken zijn. Ook het Burgerlijk Wetboek biedt waarborgen tegen illegale praktijken. Een voorbeeld daarvan is artikel 3:40 lid 1 BW dat bepaalt dat een rechtshandeling nietig is als er sprake is van strijd met de goede zeden of de openbare orde.
Vreest u niet dat bepaalde onwelgevallige uitspraken diplomatiek kunnen worden aangerekend?
Het is mogelijk dat een rechterlijk vonnis als onwelgevallig wordt bestempeld. In onze democratische rechtsstaat is de rechtspraak onafhankelijk en is een ieder gebonden aan een (onherroepelijke) rechterlijke uitspraak, of die ons nu bevalt of niet.
Deelt u de mening dat de Nederlandse rechtspraak hier niet persé goed op toegerust is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik deel deze mening niet. Ik heb geen enkele reden te twijfelen aan het vermogen van de rechtspraak om adequaat te oordelen in internationale geschillen. De Nederlandse rechtspraak is van hoge kwaliteit en wordt ook internationaal als zodanig beschouwd. Daarnaast is er voor het beslechten van internationale handelsgeschillen binnen de Nederlandse rechtspraak met de NCC een voorziening gecreëerd die speciaal is toegerust voor het in het Engels beslechten van dergelijke complexe handelsgeschillen.
Hoe verhoudt uw belofte dat de oprichting van het NCC kostendekkend zou zijn zich tot het gegeven dat de buitenlandse partijen in grote zaken maximaal vierduizend euro aan griffierecht betalen, terwijl de werkelijke kosten minstens acht keer zo hoog zijn, omdat het in dit soort zaken geregeld voorkomt dat er honderden bewijsstukken en kratten vol dossiermappen worden aangedragen?
De NCC behandelt internationale handelsgeschillen in het Engels tegen een griffierechtentarief van € 15.377 in eerste aanleg en € 20.502 in hoger beroep. Sinds de start van de NCC zijn er een handvol zaken behandeld. Bij de financiële onderbouwing van de NCC is rekening gehouden met een aanloopperiode van tien jaar. Met uw kamer is afgesproken dat vijf jaar na de inwerkingtreding een tussenevaluatie volgt. Ik kan op dit moment nog geen uitspraak doen over kostendekkendheid van de NCC.
Wat is uw reactie op het voorbeeld dat een rechter met één zaak anderhalf jaar lang wekelijks «vele uren» bezig was, en dat een van de vijf juridisch medewerkers van zijn afdeling er in die periode de helft van al zijn tijd aan besteedde?
Voor alle geschillen die voor een rechter worden gebracht geldt dat sommige zaken veel tijd en werk vergen, terwijl andere zaken juist vrij snel en eenvoudig tot een oplossing kunnen worden gebracht. Deze verschillen in zaakzwaarte zijn verdisconteerd in de prijzen en deze prijzen worden elke drie jaar opnieuw vastgesteld, onder andere op basis van de actuele gegevens en ontwikkelingen in de tijdsbesteding per zaak. De NCC is mede tot stand gekomen vanuit de gedachte dat een geconcentreerde behandeling van complexe internationale handelsgeschillen tegen een verhoogd griffierecht bij de NCC andere rechtbanken en hoven kan ontlasten.
Erkent u dat op deze manier complexe internationale zaken ervoor zorgen dat de rechtbanken, die toch al kampen met tijdsgebrek, minder tijd hebben voor reguliere zaken, en de rechtspraak zo dus verder in de problemen komt?
Zoals ik bij vraag 13 heb geantwoord worden verschillen in tijdsbesteding per zaak verdisconteerd in de afspraken over de bekostiging van de rechtspraak. Uit de doorlichting die in 2019 door de Boston Consultancy Group in opdracht van de Raad voor de rechtspraak is uitgevoerd bleek dat de zaakzwaarte was toegenomen. Er zijn in 2019 met de Raad voor de rechtspraak nieuwe afspraken gemaakt voor de periode 2020–2022. Met dit prijsakkoord is jaarlijks circa € 95 miljoen gemoeid. De grootste component in het prijsakkoord is het opheffen van het structurele tekort en daarnaast wordt onder andere de toegenomen zaakzwaarte gecompenseerd. Met de financiële impuls is de financiële basis van de Rechtspraak weer op orde. De komst van de NCC kan, zoals gezegd, ook zorgen voor een verschuiving van grote internationale zaken van de reguliere rechtspraak naar de NCC. Ook dit kan bijdragen aan verlichting voor de afhandeling van reguliere zaken.
Hoe gaat u dit voorkomen?
Zoals ik heb geantwoord op vraag 14 is met de prijsafspraken 2020–2022 met de Raad voor de rechtspraak jaarlijks circa € 95 mln. gemoeid. Hiermee is het structurele financiële tekort van de Rechtspraak aangezuiverd, wordt de toegenomen zaakzwaarte gecompenseerd en is er onder andere geld voor digitalisering, innovatie en de gevolgen van nieuwe wetgeving.
Zijn deze praktijken in het recente verleden onderzocht? Zo nee, bent u bereid dit te laten onderzoeken en daarop beleidsreacties te formuleren? Zo nee, waarom niet?
Ik vat de vraag zo op dat hiermee wordt gedoeld op onderzoek naar het gebruik door Nederlandse brievenbusfirma’s van rechtspraak. Mij is geen (recent) onderzoek op dit punt bekend. De Raad voor de rechtspraak berichtte mij desgevraagd dat het artikel en de uitzending van Argos onvoldoende aanleiding geeft om te veronderstellen dat Nederlandse brievenbusfirma’s onevenredig veel gebruik zouden maken van de Nederlandse juridische infrastructuur of de Rechtspraak veel zou kosten. Bij de Raad zijn er ook geen andere aanwijzingen bekend in die richting. Ik zie dan ook geen aanleiding om een dergelijk onderzoek te laten uitvoeren.
Kunt u alle vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
De omgang van grote ondernemingen met het Coronavirus |
|
William Moorlag (PvdA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Action annuleert orders en betaalt leveranciers later»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onlangs uitkeren van in totaal 560 mln. euro aan bonussen en het daarmee afzien van het versterken van de financiële positie van het bedrijf zich moeilijk laat rijmen met het nu niet nakomen van betalingsverplichtingen aan toeleveranciers? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Het is de verantwoordelijkheid van een onderneming om ervoor te zorgen dat deze op een gezonde manier wordt gedreven. Tegelijkertijd blijven de wettelijke betaaltermijnen onverminderd van kracht en dienen ondernemingen zich daaraan te houden. Op grond van artikel 119a van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is het voor een grote onderneming niet toegestaan om met een mkb-onderneming een betaaltermijn af te spreken die langer is dan 60 dagen.
Voor de afbakening van «grote ondernemingen» is aangesloten bij criteria uit het jaarrekeningenrecht zoals beschreven in het BW (zie de artikelen 395a t/m 398 van Boek 2 van het BW).
Mag het genoemde bedrijf eenzijdig de betaaltermijnen aan leveranciers eenzijdig verlengen? Zo ja, op grond waarvan mag dat? Zo nee, waarom niet?
Of een eenzijdige wijziging van contractsvoorwaarden is toegestaan, is afhankelijk van wat contractspartijen in hun overeenkomst hierover hebben afgesproken. Wat betreft betaaltermijnen is het in ieder geval niet toegestaan dat een grote onderneming een betaaltermijn afspreekt of een contractuele termijn verlengt naar langer dan 60 dagen. Op grond van artikel 119a van boek 6 van het BW is een dergelijke afspraak of wijziging nietig. Indien in het contract geen rechtsgeldige betaaltermijn is afgesproken, geldt een betaaltermijn van 30 dagen (zie artikel 42 van boek 3 BW en artikel 119a lid 2 van boek 6 BW). Indien wel een rechtsgeldige betaaltermijn is afgesproken, blijft die termijn van kracht.
Zijn er naar uw weten meer grote ondernemingen die eenzijdig betalingen aan toeleveranciers eenzijdig opschorten?
Ik heb signalen gekregen dat enkele grote ondernemingen de betaaltermijnen naar aanleiding van de economische situatie als gevolg van het coronavirus willen oprekken. Mijn ministerie heeft de betreffende ondernemingen hier op aangesproken. Ze hebben toegezegd zich te houden aan de wettelijke betaaltermijnen. Ik houd een vinger aan de pols en zal in geval van nieuwe signalen van dergelijke praktijken bedrijven hier op aanspreken.
Acht u het mogelijk dat, doordat grote ondernemingen betalingen opschorten dat dergelijke toeleveranciers, mkb-bedrijven of ZZP-ers in financiële problemen kunnen worden gebracht? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Indien ondernemingen betalingen opschorten acht ik het mogelijk dat andere ondernemingen die nu (fors) minder omzet hebben in financiële problemen kunnen komen, omdat de vaste lasten – zoals huurlasten – door blijven gaan en inkomsten dan grotendeels uitblijven. Het kabinet heeft naar aanleiding van de economische situatie als gevolg van het coronavirus een aantal maatregelen getroffen om inkomsten en banen te behouden, zoals de Noodmaatregel Overbrugging voor Werkbehoud, versoepeling van de regeling bijzondere bijstand voor zelfstandigen (TOZO) en de Tegemoetkoming voor ondernemers in getroffen sectoren (TOGS). Naast de door het kabinet getroffen maatregelen is het van essentieel belang dat ook ondernemingen hun verantwoordelijkheid nemen om te voorkomen dat door hun handelwijze contractspartijen in financiële problemen terecht komen. Gelukkig zien we ook goede voorbeelden van ondernemingen die dat ruimhartig doen.
Wat kunt u doen om te voorkomen dat grote ondernemingen, bijvoorbeeld met een balanstotaal van meer dan 50 mln. euro, betalingen aan kleinere mkb-ondernemingen eenzijdig opschorten? Is het nodig en mogelijk om een eenzijdige verlenging van betaaltermijnen te verlengen?
Voor het antwoord op deze vraag, verwijs ik naar het antwoord op vraag 3.
Daarnaast merk ik op dat ik, met de Minister voor Rechtsbescherming, voornemens ben de wettelijke betaaltermijn van 60 dagen terug te brengen tot 30 dagen. Ik zal uw Kamer mede namens de Minister voor Rechtsbescherming op korte termijn het evaluatierapport over de werking van betaaltermijnen met een brief doen toekomen.
Het bericht ‘FNV: "Luxe Schiphol-lounge met buffet nog open"’ |
|
Cem Laçin |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u het bericht «FNV: «Luxe Schiphol-lounge met buffet nog open»»?1
Ja.
Hoe kan het zijn dat alle horeca in Nederland vanaf zondagavond 15 maart 2020 is gesloten, maar de Aspire Lounge op Schiphol nog steeds is geopend en dat daar in buffetvorm eten en drinken worden aangeboden?
Op 15 maart jl. heeft het kabinet aanvullende maatregelen genomen in de aanpak van het coronavirus. Vanaf 15 maart 18.00 uur behoren alle eet- en drinkgelegenheden waarbij gasten ter plekke het eten en drinken kunnen nuttigen gesloten te zijn. Deze maatregelen zijn inmiddels verlengd tot en met 28 april a.s. Het lokale bevoegd gezag ziet toe op dit verbod. Dat betreft in het geval van Schiphol de voorzitter van Veiligheidsregio Kennemerland (de burgermeester van Haarlemmermeer).
Bij de veiligheidsregio Kennemerland zijn op 19 maart jl. signalen binnengekomen dat er in lounges op Schiphol nog een buffet werd aangeboden. Op basis daarvan heeft de veiligheidsregio Kennemerland de Koninklijke Marechaussee de opdracht gegeven om te handhaven, waarop de exploitanten van de lounges zijn aangesproken en de buffet activiteiten in de lounges zijn gestaakt. De lounges mogen geopend blijven. Ook bezorgen en afhaal activiteiten blijven eventueel mogelijk, mits de maatregelen die (onder meer) in antwoord op vraag 7 in acht worden genomen.
Vindt u het de verantwoordelijkheid van Schiphol om maatregelen, die getroffen worden om het coronavirus te bestrijden, op te volgen? Zo ja, hoe beoordeelt u het dan dat deze lounge nog steeds open is en er gasten worden ontvangen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het ermee eens dat deze lounge zo snel mogelijk moet sluiten en dus moet stoppen met het aanbieden van eten en drinken in buffetvorm, zoals geldt voor alle horecagelegenheden in Nederland?
Zie antwoord vraag 2.
Wie is verantwoordelijk voor dit non-Schengen gebied op Schiphol? Klopt het dat Schiphol als eigenaar van het gebouw kan beslissen om deze lounge te sluiten?
Schiphol heeft aangegeven dat zij zes lounges verhuurt, waarvan drie binnen het Schengengebied en drie in het non-Schengengebied. Lounges zijn verhuurde ruimten waar een luchtvaartmaatschappij of een afhandelaar zijn gasten ontvangt, bijvoorbeeld klanten met businessclass ticket of een bepaalde frequent flyer status. De activiteiten in de lounge zijn een verantwoordelijkheid van de huurders die tevens beschikken over een eigen horecavergunning.
Welke maatregelen hebben Schiphol en Swissport getroffen om werknemers, die gedwongen in deze lounge komen om bijvoorbeeld gebruikt servies op te ruimen en daarmee ook in de buurt van aanwezige gasten komen, te beschermen tegen besmetting met het coronavirus?
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 5 zijn de exploitanten van de verhuurde ruimten verantwoordelijk voor de activiteiten in de lounges. Per 1 april jl. zijn de lounges van Swissport gesloten. In de nog geopende lounges wordt (onder meer) actief gewezen op de noodzaak om afstand houden.
Welke andere maatregelen heeft Schiphol getroffen om werknemers te beschermen tegen het coronavirus, bijvoorbeeld als het gaat om werknemers die aan incheckbalies werken en reizigers tegenover zich hebben staan op nog geen 50 cm?
Schiphol geeft aan dat er verschillende maatregelen worden getroffen om werknemers te beschermen, waaronder:
Wat vindt u ervan dat werknemers met 39 graden koorts zich niet ziek durven melden, omdat ze bang zijn voor mogelijke consequenties en verlies van hun werk en inkomen?
Het kabinet vindt het zorgelijk dat werknemers zich niet ziek zouden durven melden. Zeker in deze tijd is het van belang dat een werkgever zieke mensen niet laat doorwerken, maar een werknemer de ruimte en tijd geeft om te herstellen, zodat deze na herstel weer gezond aan het werk kan en bovendien een besmetting van andere werknemers kan worden voorkomen. De richtlijnen hierover van het RIVM zijn helder: werknemers dienen thuis te blijven bij ziekte- of verkoudheidsverschijnselen.
De financiële maatregelen die zijn aangekondigd namens de rijksoverheid gelden voor werknemers, maar ook voor flexwerkers en uitzendkrachten, voor zover zij door hun werkgever, respectievelijk het uitzendbureau in dienst worden gehouden. Zij kunnen gebruik maken van de beschermende maatregelen. Het kabinet en ook sociale partners hebben daarbij werkgevers opgeroepen ook flexwerkers zoals oproepkrachten en uitzendkrachten in dienst te houden.
Vindt u dat Schiphol en andere werkgevers die daar actief zijn, zich moeten inspannen om er altijd zorg voor te dragen dat werknemers zich ziek kunnen melden en dat daar geen negatieve gevolgen voor mogen gelden, vooral nu, gezien de ontwikkelingen rondom het coronavirus? Zo ja, bent u bereid om hierover het gesprek aan te gaan met Schiphol als opdrachtgever en werkgever?
Het kabinet doet een moreel appèl op alle werkgevers om hun verantwoordelijkheid te nemen. Werkgevers hebben bovendien de plicht te zorgen voor de veiligheid en gezondheid van hun werknemers, in dat kader dient de werkgever ook de richtlijnen van het RIVM na te leven. Het is absoluut de bedoeling dat mensen die ziek zijn en koorts hebben thuisblijven, ongeacht waar ze werken. Dat is echt de enige manier waarop we dit virus kunnen bestrijden. Werkgevers kunnen straks als er sprake is van omzetverlies bovendien een deel van de loonkosten terugkrijgen van de overheid.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk en één voor één beantwoorden?
Vanwege het inhoudelijk overlappen zijn sommige antwoorden samengevoegd.
Wapenimporten uit Turkije. |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Is het juist dat er wapenimporten uit Turkije plaatshebben en is het tevens juist dat deze de afgelopen twee maanden ruim 16 miljoen dollar hebben gekost?1
De genoemde cijfers zijn afkomstig van de Turkse industrie2 en kunnen niet worden geverifieerd of bevestigd. Er zijn geen onafhankelijke cijfers beschikbaar ten aanzien van de import van militaire goederen uit Turkije in de eerste twee maanden van 2020.
Kunt u aangeven om welke systemen het daarbij gaat en wie ze heeft gekocht? Welke onderdelen van de Nederlandse krijgsmacht nemen deze producten af?
Het Ministerie van Defensie betrekt direct van de Turkse defensie-industrie goederen voor onderhoud en modificaties aan het Stinger Launching System (SLS). Dit grond-luchtwapensysteem wordt binnen de Nederlandse krijgsmacht gebruikt op de Fennek-voertuigen van het Defensie Grondgebonden Luchtverdedigingscommando. Defensie heeft in 2018 en 2019 minder dan 1 miljoen euro en in 2020 tot op heden circa. 0,1 miljoen euro hieraan besteed. Het betreft geen aanschaf van nieuwe systemen, maar diensten en goederen die zijn afgenomen voor onderhoud en modificaties aan bestaande systemen.
Kunt u aangeven welke wapenimporten uit Turkije er in 2018 en 2019 hebben plaatsgehad?
Voor militaire goederen bestaat geen vergunningplicht bij invoer. Alleen voor bepaalde typen militaire goederen bestaat in het kader van de VN3 en het Wapenhandelsverdrag (ATT)4 de verplichting om die goederen te notificeren. Deze informatie is beperkt tot de volgende categorieën militaire goederen: I. Gevechtstanks, II. Pantsergevechtsvoertuigen, III. Zware artilleriesystemen, IV. Gevechtsvliegtuigen, V. Gevechtshelikopters, VI. Oorlogsschepen, VII. Raketten en raketwerpers en VIII. Kleine en lichte wapens. Er zijn in 2018 geen importen vanuit Turkije geweest voor deze categorieën militaire goederen. Voor 2019 zijn er nog geen data beschikbaar. Deze wordt naar verwachting medio-2020 beschikbaar. De goederen die het Ministerie van Defensie in 2018 en 2019 uit Turkije heeft betrokken vallen niet onder deze categorieën.
Op welke wijze verhoudt dit importbeleid zich tot het beperkte wapenexportbeleid dat Nederland voert ten aanzien van Turkije? Kunt u dat toelichten?
Via het wapenexportbeleid zorgt Nederland er zo veel mogelijk voor dat militaire goederen die uit Nederland worden geëxporteerd niet worden gebruikt bij het begaan van schendingen van mensenrechten of voor territoriale agressie van landen. Import naar Nederland wordt alleen gecontroleerd met het oog op de veiligheid van Nederland. Dat gebeurt op basis van de Wet Wapens en Munitie. Daarnaast kunnen sanctiemaatregelen beperkingen stellen aan de import van goederen uit bepaalde landen. Er gelden momenteel geen sancties of beperkingen op import van militaire goederen uit Turkije. Binnen de wettelijke kaders is het aan bedrijven zelf om hun keten van toeleveranciers in te richten.
Controleren op eindgebruik bij invoer in Nederland ligt minder voor de hand. Wanneer de goederen zijn bestemd voor de Nederlandse strijdkrachten zullen deze op een verantwoorde wijze worden ingezet. Wanneer de goederen zijn bestemd voor Nederlandse bedrijven zullen deze bij export (bijvoorbeeld na integratie in een eindproduct) wederom onderhevig zijn aan exportcontrole waarbij getoetst wordt op het risico van ongewenst eindgebruik. Wanneer de goederen zijn bestemd voor private eindgebruikers – bijvoorbeeld bij jachtgeweren – wordt het gebruik daarvan op andere wijze gereguleerd.
Deelt u de opvatting dat geen wapenimporten uit Turkije toegestaan mogen worden in verband met de illegale militaire interventies in Syrië en de slechte mensenrechtensituatie in Turkije? Zo nee, waarom niet? Kunt u dat toelichten?
Ten algemene geldt er voor bedrijven die actief zijn in de handel in militaire goederen een bijzondere verantwoordelijkheid op het terrein van maatschappelijk verantwoord ondernemen om zeker te stellen dat militaire goederen en kennis niet in verkeerde handen terecht komen. Nederland onderstreept dat met een streng exportcontrolebeleid voor de uitvoer van militaire goederen. Het gaat echter te ver om bedrijven ook te verbieden om goederen af te nemen uit Turkije. Turkije heeft immers ook een legitieme veiligheidsbehoefte en van daaruit een defensie- en veiligheidsindustrie. Nederlandse bedrijven hebben langjarige partnerschappen opgebouwd met Turkse toeleveranciers en afnemers. Hierin is fors geïnvesteerd. Het strekt te ver om een blanco verbod op te leggen op leveranties uit Turkije. Dat is ook niet effectief: juist door de export naar Turkije te beperken wordt voorkomen dat militaire goederen uit Nederland bijdragen aan de Turkse operatie in Syrië.
Bent u bereid er bij de bondgenoten op aan te dringen af te zien van deze importen uit Turkije vanwege de mensenrechtensituatie en de interventies in Syrië? Zo nee, waarom niet?
Nee. Nederland ziet de controle op en de beperking van de uitvoer van militaire goederen naar Turkije als de meest effectieve manier om zorgen over inzet van militaire goederen bij schendingen van mensenrechten of de Turkse operatie in Syrië te adresseren. Daarnaast worden deze aspecten veelvuldig ter sprake gebracht in bilaterale contacten.
Een EU-brede beperking van de invoer van militaire goederen uit Turkije is niet realistisch. Nederland heeft herhaaldelijk gepleit voor een embargo op de uitvoer van militaire goederen naar Turkije naar aanleiding van de Turkse interventie in Syrië. Hiervoor was geen draagvlak. Een pleidooi voor een importverbod – dat minder effectief is in het tegengaan van de Turkse activiteiten in Syrië – heeft daarmee geen realistische kans van slagen. De EU heeft met de maatregelen op de export van militaire goederen naar Turkije in oktober 2019 een duidelijk en effectief signaal afgegeven richting Turkije.
De Adviescommissie Gids Proportionaliteit |
|
Eppo Bruins (CU) |
|
|
|
Deelt u ook het enthousiasme over de Gids Proportionaliteit en de Adviescommissie die vanuit meerde facetten van het Inkoopveld adviseert over proportioneel aanbestedingsbeleid?
Hoe veel adviesaanvragen zijn er sinds de instelling bij de Adviescommissie gedaan en hoeveel adviezen zijn er gegeven?
Kan van deze adviezen een overzicht worden gegeven van:
Kan, indien een of meer adviezen niet tot wijzigingen in de Gids Proportionaliteit hebben geleid, worden aangegeven waarom dit niet is gebeurd?
Wilt u in de reeds aangekondigde evaluatie van de adviescommissie expliciet aandacht besteden aan het feit dat in 2017 de schrijfgroep is omgevormd tot een Adviescommissie en dat uw ministerie sindsdien de coördinatie zelf ter hand heeft genomen? Bent u bereid om het functioneren van de schrijfgroep vóór en van de Adviescommissie na dat moment separaat te evalueren, en daarin ook de coördinatierol van uw ministerie onder de loep te nemen?
Herinnert u zich de toezegging gedaan bij het algemeen overleg Aanbesteden van 31 oktober 2029, waarin u aangaf een advies met betrekking tot rechtsbescherming in te gaan winnen bij de Adviescommissie Gids Proportionaliteit, welk advies de Kamer zou ontvangen?
Wanneer is voornoemde adviesvraag aan de Adviescommissie gesteld?
Wanneer kan de Kamer het advies verwachten?
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden en de antwoorden opsturen voordat wordt begonnen met de evaluatie van de Adviescommissie?
De inzet van het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) en eurobonds |
|
Bart Snels (GL) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Bent u bereid, nu de ontwikkelingen op de markten voor Spaanse en met name Italiaanse staatsobligaties met de dag turbulenter worden, het ESM in stelling te brengen om de stabiliteit van de eurozone te waarborgen?
Het ESM is in 2012 opgericht in reactie op de eurozonecrisis. Het doel van het ESM is het vrijmaken van middelen en het verstrekken van stabiliteitssteun ten gunste van ESM-lidstaten die te maken hebben of worden bedreigd door ernstige financieringsproblemen en via deze wijze de financiële stabiliteit in de eurozone en de lidstaten te waarborgen (zie ook artikel 3 van het ESM-verdrag).
Om dit doel te realiseren heeft het ESM verschillende instrumenten tot zijn beschikking voor landen die in financiële problemen (dreigen te) komen, dus ook als de directe aanleiding voor dergelijke problemen wordt gevormd door de COVID-19 uitbraak. De beschikbaarheid van het ESM als onderdeel van het crisismanagementraamwerk van de eurozone is benoemd in de verklaring van de Eurogroep van 16 maart jl.1 Voor concrete inzet van ESM-middelen moeten lidstaten een verzoek om stabiliteitssteun doen (zie ook artikel 13 van het ESM-verdrag).
Mochten eurozonelanden noodsteun ontvangen via de Enhanced Conditioned Credit Line van het ESM, bent u in deze uitzonderlijke situatie dan bereid te pleiten voor soepele voorwaarden die u aan deze noodsteun stelt en wat houden deze voorwaarden wat u betreft in?
Het ESM verschaft stabiliteitssteun op basis van stringente voorwaarden die passend zijn voor het gekozen financiële bijstandinstrument (zie ook ESM-verdragsartikelen 3 en 12). Dergelijke voorwaarden variëren van een macro-economisch aanpassingsprogramma tot de voortdurende inachtneming van vooraf vastgestelde voorwaarden om voor stabiliteitssteun in aanmerking te komen (zie ook artikel 12 van het ESM-verdrag). Dergelijke voorwaarden worden voorafgaand aan de inzet van een instrument vastgelegd in een memorandum van overeenstemming.
De kredietlijn tegen verscherpte voorwaarden (Enhanced Conditions Credit Line: ECCL) is door de Raad van Bewind van het ESM middels een richtsnoer vormgegeven als een preventieve kredietlijn.2 Deze kredietlijn is beschikbaar voor lidstaten die financieel en economisch nog voldoende gezond zijn en zelfstandig kunnen lenen op de geld- en kapitaalmarkten, maar tegelijk enkele financieel-economische kwetsbaarheden kennen. De in bovengenoemd memorandum vast te leggen voorwaarden dienen zich te richten op dergelijke kwetsbaarheden om te waarborgen dat de financieel-economische situatie van het land wordt versterkt. Op deze manier kan de ECCL een signaal aan de markten geven dat de economie voldoende economisch en financieel gezond is om financiering te blijven verschaffen. Tegelijkertijd worden de resterende kwetsbaarheden aangepakt.
Er is sinds de oprichting van het ESM nog nooit een ECCL aangevraagd en er zijn dus nog nooit in de praktijk ECCL voorwaarden geformuleerd. Nederland hecht eraan dat voor elk instrument een passende vorm van conditionaliteit in acht wordt genomen.
Wat is uw visie op de samenhang tussen de recente interventies van de Europese Centrale Bank op de markt voor staatsobligaties van eurozonelidstaten (bijvoorbeeld Italië en Griekenland) en een gecoördineerde beleidsrespons van eurozonelidstaten om de rust op de markt voor staatsobligaties van eurozonelidstaten terug te brengen?
Zoals aangegeven in de kabinetsbrief van 17 maart jl. is de uitbraak van het Coronavirus mondiaal en zijn de economische effecten van de uitbraak dat ook.3 Het mitigeren van deze effecten vereist internationale samenwerking en coördinatie. Het kabinet hecht sterk aan samenwerking binnen de verschillende internationale gremia waarin dit wordt besproken. De afgelopen weken zijn in Europees verband verschillende maatregelen genomen. Zo heeft de Europese Commissie 13 maart jl. een mededeling gepubliceerd waarin het een pakket Europese maatregelen aankondigt dat zich met name richt op de sociaaleconomische gevolgen van het coronavirus. Het macro-economische gedeelte van het pakket heeft onder meer betrekking op het Corona Response Investment Initiative (CRII) en andere initiatieven binnen de EU-begroting, de EIB-groep, toepassing van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) en de staatssteunregels. Zo hebben de Europese Commissie en de EIB-groep een gericht steunprogramma voorgesteld dat 28 tot 40 miljard EUR financiering aan het MKB zou moeten mobiliseren. Ook wordt ingegaan op sociaal beleid, leveringszekerheid van medische hulpmiddelen en geneesmiddelen, en luchtvaart. Het kabinet verwelkomt het feit dat de Commissie op korte termijn een uitgebreide mededeling over dit onderwerp heeft opgesteld met reeds enkele wetgevende voorstellen. Voor een bredere appreciatie verwijs ik u naar de bijlage bij de brief «Noodpakket banen en economie» van 17 maart jl.4
Het is belangrijk dat Europese instellingen kijken hoe ze binnen hun mandaat een bijdrage kunnen leveren aan het opvangen van de gevolgen van de COVID-19 uitbraak. Zoals u weet neemt de ECB besluiten onafhankelijk. Zoals ook aangegeven onder vraag 1 is de beschikbaarheid van het ESM als onderdeel van het crisismanagementraamwerk van de eurozone benoemd in het Eurogroep statement van 16 maart jl.5
Bent u het met premier Conte, president Macron en bondskanselier Merkel1 eens dat deze uitzonderlijke economische situatie het rechtvaardigt om te onderzoeken of eurozonelidstaten samen schuld kunnen uitgeven (eurobonds) ter bestrijding van de economische effecten van het coronavirus?
Het kabinet is van mening dat de gemeenschappelijke uitgifte van schuldpapier door de eurozonelidstaten, afgezien van schulduitgifte die al plaatsvindt in het kader van ESM-steunprogramma´s, ongewenst is. De gemeenschappelijke uitgifte van schuld via (vormen van) eurobonds vormt geen oplossing van de structurele uitdagingen van EMU-lidstaten. Gemeenschappelijke schulduitgifte kan daarbij de prikkels voor verstandig beleid op nationaal niveau ondermijnen. Het belang van structureel gezond economisch beleid in het algemeen en het streven naar houdbare overheidsfinanciën in het bijzonder wordt daarbij juist extra onderstreept door de COVID-19 uitbraak. Mede door prudent begrotingsbeleid de afgelopen jaren en het opbouwen van buffers heeft het kabinet nu de mogelijkheid met een massief en breed pakket banen te behouden en de economische gevolgen van de uitbraak te beperken. De algemene positie van het kabinet t.a.v. schuldmutualisatie is weergegeven in mijn recente brief aan uw kamer over veilige activa.7
Hoewel de huidige economische situatie zeker uitzonderlijk is en landen de COVID-19 uitbraak niet kan worden verweten blijven bovengenoemde fundamentele problemen van gemeenschappelijke schulduitgifte bestaan. De COVID-19 uitbraak treft de gehele Europese Unie. Er wordt voor alle landen reeds voorzien in financiële steun vanuit de Europese Unie, zowel direct uit de EU begroting als bijvoorbeeld door de Europese Investeringsbank, zoals ook uiteengezet in het antwoord op vraag 3 genoemde kabinetsbrief van 17 maart jl. Voor eurolanden die in financieringsproblemen (dreigen te) komen als gevolg van de COVID-19 crisis is bovendien als laatste redmiddel het ESM beschikbaar, zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 1.
Bent u het met uw Franse collega Le Maire eens dat het ESM via garanties en de Europese Investeringsbank als uitgiftepartij een belangrijke rol kunnen spelen in de uitgifte van gemeenschappelijke schuld van eurozonelidstaten en op welke manier gaat u zich er hard voor maken dat de uitgifte van eurobonds op korte termijn kan plaatsvindt?
Ten aanzien van eurobonds verwijs ik naar het antwoord op vraag 4.
Er ligt geen concreet voorstel voor een rol van de Europese Investeringsbank (EIB) als uitgiftepartij voor gemeenschappelijke schuld van eurozonelidstaten. De EIB heeft als taak het financieren van projecten die bijdragen aan cohesie of de totstandbrenging of werking van de interne markt en projecten van gemeenschappelijk belang voor verschillende lidstaten. Zowel publieke als private entiteiten kunnen financiering aanvragen bij de EIB door een uitgewerkt voorstel voor een specifiek project dat voldoet aan de voorwaarden van de bank in te dienen. De EIB geeft obligaties (in euro’s en andere valuta) uit om deze taak te vervullen. Het financieren van de algemene overheidsbegroting van een deel van haar aandeelhouders (d.w.z. de eurolanden) valt niet onder de statutair bepaalde taken van de EIB.
Zoals in het antwoord op vraag 1 aangegeven is het ESM is opgericht als laatste redmiddel voor landen die in financieringsproblemen (dreigen) komen en heeft het ESM daarvoor verschillende instrumenten.
Op welke manier houdt u de komende tijd in aanvulling op de regulier geplande Eurogroepbijeenkomsten contact met uw collega-ministers van Financiën van de eurozone en kunt u de Kamer zoveel als mogelijk op de hoogte houden over de inhoud van het contact?
Op initiatief van de voorzitter van de Eurogroep komt de Eurogroep nu vaker bijeen dan de initieel geplande vergaderingen, om met elkaar en met de Europese instellingen te spreken over de economische gevolgen en uitdagingen van de COVID-19 uitbraak. Zolang het niet mogelijk is in Brussel bijeen te komen zal dit telefonisch of per videoconferentie gebeuren. Uw Kamer zal hierover via reguliere kanalen worden geïnformeerd. Gelet op de soms late aankondiging van ingelaste bijeenkomsten en beschikbaarheid van de agenda is het mogelijk dat u de geannoteerde agenda voor de vergaderingen later ontvangt dan u gewend ben.
De gevolgen van de Luanda Leaks voor Nederlandse bedrijven en beleid |
|
Joost Sneller (D66), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Herinnert u zich uw eerdere antwoorden op de schriftelijke vragen over hoe Nederlandse bedrijven een mogelijk zeer schadelijke rol spelen bij uitbuiten van Angola?1
Ja.
Kunt u, uiteraard zonder inhoudelijke uitspraken te doen over lopende onderzoeken, vertellen of er ondertussen onderzoeken zijn gestart naar Nederlandse natuurlijke personen ofwel Nederlandse rechtspersonen door de Fiscale Inlichtingen en OpsporingsDienst (FIOD), het Openbaar Ministerie (OM) of andere toezichthouders, dan wel rechtshandhavers in relatie tot de onthulling uit de Luanda Leaks?2
Ik kan niet ingaan op vragen die zien op hetgeen door het OM, de FIOD en toezichthouders wordt gedaan in de zin van (al dan niet) lopende onderzoeken. In het antwoord op de eerdere vragen (2020Z01028, ingezonden 23 januari 2020) heb ik uw Kamer bericht dat onder gezag van het OM enkele tientallen strafrechtelijke onderzoeken lopen naar niet-ambtelijke en buitenlandse corruptie. Deze onderzoeken kunnen voortkomen uit signalen van onder andere de media. Dergelijke signalen worden opgepakt door het OM en de FIOD volgens de daartoe geldende procedures.
Kunt u bevestigen dan wel ontkrachten dat, ondanks dat het niet de bedoeling is dat strenge regelgeving in Nederland ertoe leidt dat de activiteiten worden verplaatst naar de illegaliteit en dat aanbieders van trustdiensten zich onttrekken aan het toezicht, Nederlandse brievenbusmaatschappijen toch voor miljoenen euro’s onttrokken hebben aan de Angolese staatskas in de casus van de Luanda Leaks?
Ik kan dit niet bevestigen of ontkrachten, omdat ik over onvoldoende informatie beschik om deze casus te beoordelen. De strengere regelgeving voor de trustsector is opgesteld om de geconstateerde integriteitrisico’s in de sector beter te beheersen. Het beroeps- of bedrijfsmatig aanbieden van trustdiensten zonder vergunning is verboden en op overtreding hiervan staan hoge boetes. De Nederlandsche Bank (DNB) heeft een loket om illegale trustdienstverlening te melden en zij verricht onderzoek naar signalen hieromtrent. Daarnaast start ik zelf een onderzoek om in beeld te krijgen of de strengere trustwetgeving leidt tot verplaatsing van de activiteiten naar de illegaliteit.3
Bedoelt u met uw antwoord op de eerder gestelde vraag 4, namelijk het «niet langer door een trustkantoor beheerd worden», dat op enig moment wel Nederlandse trustkantoren betrokken waren bij de Luanda Leaks?
Hierover heb ik geen feitelijke informatie. In de mediaberichtgeving is aangegeven dat er tot 2016 door een Nederlands trustkantoor trustdiensten zijn verleend aan bedoelde Nederlandse besloten vennootschappen. Uit het bericht in Trouw blijkt dat de desbetreffende besloten vennootschappen niet (langer) worden beheerd door een trustkantoor, maar zelfstandig worden beheerd. Dat betekent dat er geen toezicht plaatsvindt in de zin van de Wet toezicht trustkantoren 2018. Het vestigen van een besloten vennootschap in Nederland en het zelfstandig beheer daarvan is toegestaan. Dergelijke besloten vennootschappen komen op meerdere manieren in contact met poortwachters (openen bankrekening, opstellen statuten) en deze dienen ongebruikelijke transacties te melden. Bij het beroeps- of bedrijfsmatig uitbesteden van het beheer door deze besloten vennootschappen aan een derde partij is sprake van een trustdienst en dient de aanbieder van deze dienstverlening over een vergunning te beschikken. Indien en voor zover de betreffende besloten vennootschappen zijn gebruikt om geld te onttrekken aan de Angolese staatskas is het aan de betrokken opsporingsautoriteiten om te bepalen of zij hier onderzoek naar doen.
Betekent het ontbreken van toezicht op het zelfstandige beheer van de bv’s, waaraan u refereert in antwoord op de eerder gestelde vraag 4, dat er een eenvoudige uitweg voor kwaadwillenden is om onder toezicht uit te komen? Zo ja, hoe kan deze ruimte gedicht worden?
Bij het beroeps- of bedrijfsmatig uitbesteden van het beheer van een besloten vennootschap kan sprake zijn van een trustdienst. In een dergelijk geval dient de aanbieder van de dienstverlening over een vergunning te beschikken en te voldoen aan alle strengere regels uit de Wet toezicht trustkantoren 2018. Daarop wordt toezicht gehouden door DNB.
Een mogelijk effect van de strengere regelgeving is dat illegale dienstverlening door trustkantoren ontstaat. Naar de mogelijkheden die worden gebruikt door kwaadwillenden om onder voornoemd toezicht uit te komen, wordt nu onderzoek gedaan. Ik wacht de uitkomst van dit onderzoek af en zal daarna bezien of, en welke maatregelen passend zijn.
Daarnaast kunnen cliënten van trustkantoren ervoor kiezen om niet langer gebruik te maken van de diensten van een trustkantoor maar om hun besloten vennootschap(pen) zelfstandig te beheren. Zoals eerder aangegeven komen dergelijke besloten vennootschappen op meerdere manieren in contact met poortwachters (openen bankrekening, opstellen statuten) die ongebruikelijke transacties dienen te melden.
Verder is het, zoals eerder werd aangegeven, aan de betrokken opsporingsautoriteiten om te bepalen of zij strafrechtelijk onderzoek willen verrichten indien en voor zover deze besloten vennootschappen zijn gebruikt om geld te onttrekken aan de Angolese staatskas.
Kunt u toelichten wat u bedoelt met de passage: «in de regel», refererend aan het in aanraking komen met poortwachters van het financiële stelsel? Klopt het dat een Nederlands bedrijf ook niet altijd per se in aanraking hoeft te komen met een Nederlandse poortwachter van het financiële stelstel, zoals banken, advocaten en notarissen?
Bedrijven die zelfstandig werken kunnen bijna niet om Nederlandse poortwachters heen. Dit begint reeds bij de oprichting van een besloten vennootschap, nu daarvoor veelal een notaris vereist is. Ook wordt bij oprichting van een besloten vennootschap (en daarna) vaak juridisch advies ingewonnen waar advocaten aan te pas komen. Op het moment dat een besloten vennootschap een rekening wil openen of transacties aangaat krijgt het te maken met banken. Elke partij die in Nederland toegang wil tot het financiële stelsel komt op de een of andere manier in aanraking met een poortwachter.
Kunt u uitleggen hoe het feit dat «het aandeel van Nederland in de wereldexport relatief hoog is», zoals u antwoord op de eerder gestelde vraag 10, een verklaring zou zijn voor de Nederlandse positie op de Exporting Corruption Index van Transparancy International?3
De Nederlandse positie op deze index was, zoals aangegeven in de beantwoording van de vraag waaraan wordt gerefereerd, gebaseerd op het relatief hoge Nederlandse exportaandeel en het aantal strafzaken in Nederland omtrent buitenlandse omkoping in de jaren 2014–2017. Overigens is het relevant te noemen dat de positionering van landen op de index is gebaseerd op enkel deze variabelen. Andere factoren, zoals buitenlandse investeringen en corruptierisico’s in bepaalde bedrijfstakken en economieën zijn niet meegewogen. Dit geeft Transparency International ook aan in het achterliggende rapport. Nederland zet bijvoorbeeld sterk in op het voorkomen en bestrijden van buitenlandse omkoping. Daarvoor zijn reeds diverse investeringen gedaan, zoals uiteengezet in het antwoord op de eerdere vragen. Dergelijke investeringen zijn er ook op gericht te voldoen aan onze mondiale verplichtingen.
Kunt u bevestigen dat de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland in diezelfde Exporting Corruption Index een hoger aandeel hadden in de wereldexport en tevens allemaal de handhavingscategorie «Actief» kregen?
Dat kan ik bevestigen op basis van de Exporting Corruption Index en het achterliggende rapport van Transparency International. Genoemde landen hadden tussen 2014 en 2017 een hoger aantal lopende opsporingsonderzoeken en (straf)zaken naar buitenlandse corruptie, afgezet tegen hun relatieve exportaandeel.
Kunt u toelichten hoe de argumentatie «onze belangrijkste handelspartners zijn landen met relatief beperkte corruptierisico’s» niet van toepassing zouden zijn op Duitsland en het Verenigd Koninkrijk?
Duitsland en het Verenigd Koninkrijk hebben een vergelijkbaar exportprofiel, hoewel de Nederlandse export zich nog meer richt op de Europese regio dan voornoemde landen. Dat laat echter onverlet dat ik het van belang vind dat Nederland een zo effectief mogelijk handhavingssysteem heeft, welke past bij het Nederlands exportprofiel en onze inzet om buitenlandse en niet-ambtelijke corruptie te bestrijden. Vanzelfsprekend leren wij van de aanpak van onze buurlanden.
Deelt u de mening dat het hoge aandeel van Nederland in de wereldexport juist zou moeten leiden tot vergroting van de Nederlandse inspanningen om omkoping in het buitenland te bestrijden? Zo ja, hoe gaat u hier concreet extra werk van maken?
Het is, mede gezien ons aandeel in de wereldexport, voor Nederland van groot belang om corruptie te voorkomen en te bestrijden. Wat betreft inspanningen op corruptiebestrijding met een Nederlandse link noemt het rapport «Exporting Corruption» dat er in Nederland reeds «majeure verbeteringen» zijn aan handhavingszijde. Het noemt specifiek een aantal positieve ontwikkelingen en investeringen in opsporing en handhaving. In de beantwoording van de eerdere vragen heb ik ook aangegeven dat er nog verdere investeringen zijn gedaan om de opsporing en vervolging van buitenlandse en niet-ambtelijke corruptie verder te versterken.
Deze investeringen zagen op de oprichting van het anti-corruptie centrum (ACC) binnen de FIOD en de oprichting van het themateam corruptie bij het OM. Dit heeft geleid tot meerdere nieuwe strafrechtelijke onderzoeken. Middels al deze inspanningen tracht Nederland straffeloosheid te voorkomen van internationale en complexe zaken over buitenlandse omkoping. Deze investeringen leiden ertoe dat er meer aandacht is voor bronnen en signalen op het terrein van corruptie. Dit resulteert in een versterking van de strafrechtelijke aanpak
Deelt u de mening dat ondanks dat consultancykantoren wellicht niet volgens de wet verplicht zijn om due dilligence-processen uit te voeren een zekere know your customer (KYC) procedure wel uitermate wenselijk is?
Ja, het is in algemene zin uiteraard goed dat alle bedrijven, ook consultancykantoren, weten met wie zij zaken doen en een integere bedrijfsvoering hebben. In het geval van instellingen in de zin van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) geldt in het bijzonder dat zij hun cliënten moeten kennen omdat zich daarbij het risico voordoet dat hun dienstverlening wordt gebruikt voor witwassen en terrorismefinanciering. Om deze reden worden Wwft-instellingen dan ook bij wet verplicht cliëntenonderzoek te verrichten. Consultancykantoren kunnen onder omstandigheden, wanneer zij een dienst verlenen die onder de reikwijdte van de Wwft valt, zoals belastingadvies, worden aangemerkt als Wwft-instellingen. In dat geval zal een consultancykantoor dan ook cliëntenonderzoek moeten verrichten en ongebruikelijke transacties moeten melden. Maar ook wanneer consultancykantoren niet worden aangemerkt als Wwft-instellingen, is het inderdaad belangrijk dat ook zij weten met wie zij zakendoen en een integere bedrijfsvoering hebben.
Hoe beoordeelt u, gegeven hun mogelijke rol in de Luanda Leaks, het feit dat de drie betrokken consultancykantoren, zijnde de Boston Consulting Group, McKinsey & Company en PwC, wel allemaal adviezen geven over het goed uitvoeren van due dilligence-processen?4
Consultancykantoren worden, tenzij zij diensten verlenen die onder de reikwijdte van de Wwft vallen, niet aangemerkt als instellingen in de zin van de Wwft. Dit betekent niet dat zij geen advies kunnen geven over due dilligence processen.
Voor Wwft-instellingen geldt dat zij zorgvuldig onderzoek moeten verrichten naar hun cliënten. De Wwft legt dan ook aan instellingen in de zin van de Wwft bepaalde verplichtingen op waaronder de verplichting om cliëntenonderzoek te verrichten en ongebruikelijke transacties te rapporteren. Die verplichting rust op de Wwft-instellingen zelf, ook indien zij over de nakoming van die verplichtingen advies hebben gekregen van een niet-Wwft-instelling.
Denkt u, gegeven hun mogelijke rol in de Luanda Leaks, dat de drie mogelijk betrokken consultancykantoren, zoals u zelf in antwoord op de eerder gestelde vraag 12 schreef, «hun best hebben gedaan om hun klanten te leren kennen zodat zij in staat zijn om dienstverlening aan niet-integere klanten zoveel mogelijk te voorkomen»?
Ik kan in dit individuele geval niet beoordelen hoe deze consultancykantoren hun klantonderzoek hebben gedaan. Zoals ik eerder heb aangegeven, vind ik het in algemene zin belangrijk dat dienstverleners hun best doen om hun klanten te leren kennen zodat zij in staat zijn om dienstverlening aan niet-integere klanten zoveel mogelijk te voorkomen.
Klopt het dat wanneer u schrijft dat «de risico’s op witwassen en financieren van terrorisme bij adviesdienstverlening laag zijn» hiermee enkel de primaire risico’s, zijnde de uitvoering van het daadwerkelijke «witwassen en financieren van terrorisme», bedoeld worden?
Ja, bij consultancykantoren is het risico op witwassen en terrorismefinanciering veelal lager dan in de regel het geval is bij instellingen die tegoeden aanhouden of transacties uitvoeren voor hun klanten, maar ook consultancykantoren kunnen bewust of onbewust betrokken raken bij het witwassen van criminele gelden en/of bij het financieren van terrorisme.
Denkt u dat mevrouw Dos Santos zelf op het idee was gekomen om Sonangol, de Angolese oliemaatschappij, op een dusdanige wijze te herstructureren dat zij in staat werd gesteld hier persoonlijk miljoenen uit te halen? Of denkt u dat zij hierbij van advies is voorzien door derden? Wat zegt dat volgens u over de integriteit van de bedrijfsvoering van deze derden?
Ik kan niet ingaan op wat een bepaalde persoon wel of niet dacht in een specifieke casus. Uiteraard dient eenieder zich aan de wet te houden, ook bij advisering.
Deelt u de mening dat, ondanks dat consultancykantoren wellicht niet direct witwassen of terrorisme financieren, zij door hun advies over hoe bedrijven zo in elkaar gezet kunnen worden dat geld kan verdwijnen, wel een adviserende rol hierin kunnen hebben?
Het is niet uitgesloten dat consultancykantoren adviezen geven die eraan kunnen bijdragen dat wordt witgewassen of terrorisme wordt gefinancierd. Daarbij geldt dat eenieder zich aan de wet dient te houden, ook bij advisering.
Deelt u de mening dat consultancykantoren gegeven hun adviserende rol wel kunnen bijdragen aan witwassen en de financiering van terrorisme en derhalve wel degelijk een risicosector kunnen zijn? Zo nee, kunt u gedragen motiveren waarom, gegeven de rol van consultancykantoren in de recente witwas schandalen zoals de Luanda Leaks en de «State Capture» in Zuid Afrika5, deze geen risicosector zijn? Zo ja, wat kunt u doen om consultancykantoren meer integer te laten opereren, eventueel kijkend naar dwingendere maatregelen in het kader van de nationale risicoanalyse (NRA) of supranationale risicoanalyse (SNRA)?
Bij consultancykantoren is het risico op witwassen en terrorismefinanciering veelal lager dan bij veel instellingen die tegoeden aanhouden of transacties uitvoeren voor hun klanten. Consultancykantoren worden in de NRA en de SNRA dan ook niet genoemd als risicosector. Het is echter inderdaad niet uitgesloten dat consultancykantoren adviezen geven die eraan kunnen bijdragen dat wordt witgewassen of terrorisme wordt gefinancierd. Daarbij geldt dat eenieder zich aan de wet dient te houden, ook bij advisering. Bij de uitvoering van adviezen van consultancykantoren zijn veelal partijen betrokken die instellingen zijn in de zin van de Wwft. Denk hierbij aan advocaten, notarissen, accountants, banken, belastingadviseurs en trustkantoren. Ook kan het zo zijn dat een consultancykantoor zelf een dienst verleent, zoals belastingadvies, die onder de reikwijdte van de Wwft valt. Voor Wwft-instellingen gelden uiteraard de regels uit de Wwft, waaronder de verplichting om cliëntenonderzoek uit te voeren en de verplichting om ongebruikelijke transacties te melden.
Gegeven het verbeterprogramma, waarnaar u verwijst in antwoord op de eerder gestelde vraag 18, bent u bereid om de inkoopmacht van de overheid te gebruiken om verbeteringen in dienstverlening aangaande corruptie, zowel in binnen- en buitenland, af te dwingen? Zo nee, waarom niet?
Vooropgesteld staat dat de rijksoverheid aan ondernemingen hoge eisen stelt op het gebied van integriteit, betrouwbaarheid en transparantie bij de gunning van een aanbesteding. Het verbeterprogramma voor bedrijven zou ten doel hebben om structurele verbeteringen binnen bedrijven te waarborgen, en om eventuele nieuwe strafbare feiten te voorkomen of eerder te detecteren. Zoals ik aangaf in het antwoord op de vraag waar u naar verwijst, loopt er op dit moment nog een onderzoek naar de precieze uitwerking van het verbeterprogramma. Of en hoe de inkoopmacht van de overheid onderdeel kan zijn van een verbeterprogramma voor bedrijven, zal ik bezien in het licht van de resultaten van dit onderzoek.
Op dit moment wordt bij de afweging om al dan niet diensten van een bedrijf in te kopen, al een breed palet aan eisen en wensen betrokken bij de uiteindelijke beoordeling voor de gunning van een opdracht. Ook tellen daarbij de doelstellingen van de rijksbrede inkoopstrategie Inkopen met impact (zoals op 28 oktober 2019 toegezonden aan uw Kamer). Hierbij gaat bijvoorbeeld aandacht uit naar mensenrechten en arbeidsomstandigheden in het buitenland bij inkoopprocessen van de rijksoverheid. In de Aanbestedingswet staan verder verplichte en facultatieve uitsluitingsgronden voor alle aanbestedingen in Nederland. Indien een inschrijver van een aanbesteding bijvoorbeeld is veroordeeld voor corruptie, sluit de inkopende overheid de inschrijver voor 5 jaar uit van deelname aan aanbestedingen. Andere uitsluitingsgronden zijn veroordelingen van deelneming aan een criminele organisatie, omkoping, fraude, witwassen, terroristische misdrijven en kinderarbeid. In mijn brief van 29 maart 2019 over maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO), heb ik ook facultatieve uitsluitingen opgenomen voor aanbestedingen van het Ministerie van Financiën in het geval van een transactie van de inschrijver met het OM.7
De keuze om een aanbesteding aan een bepaalde onderneming te gunnen met kwalitatieve eisen voor MVO en met uitsluitingsmogelijkheden, zie ik reeds als nuttig instrument om verbeteringen in dienstverlening te stimuleren.
Kunt u deze vragen apart beantwoorden?
Ja.
De gevolgen van de coronacrisis voor mensen in de prostitutie |
|
Jan de Graaf (CDA), Eppo Bruins (CU) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kunt u een overzicht geven van de richtlijnen voor mensen die werken in de:
Iedere veiligheidsregio heeft op aanwijzing van de Minister voor Medische Zorg en Sport, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, een noodverordening vastgesteld die ziet op de sluiting van een aantal inrichtingen. Die noodverordening gebiedt ook de sluiting van inrichtingen waar bedrijfsmatig gelegenheid wordt gegeven tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling of bedrijfsmatig vertoningen van erotisch-pornografische aard worden aangeboden. Dat betekent dat het bij noodverordening niet toegestaan is om prostitutieramen, seksclubs, bordelen, privéhuizen en sekstheaters open te houden. Massagesalons zijn te beschouwen als een seksinrichting als er sprake is van seksuele handelingen tegen betaling; voor die inrichtingen geldt de verordening. De noodverordening ziet niet op de tippelzones, escortbranche, thuisprostitutie en de porno-industrie.
Het RIVM heeft daarnaast algemeen geldende adviezen en gedragsrichtlijnen opgesteld. Gezien de ernst van de omstandigheden en de consequenties voor een ieders gezondheid ga ik er vanuit dat exploitanten en sekswerkers hun maximale verantwoordelijkheid nemen in de toepassing van de richtlijnen en bij de afweging of de dienstverlening in de huidige situatie wel zou moeten plaatsvinden.
Zijn er hierin ook verschillen tussen gemeenten?
De noodverordening die door de voorzitter van een veiligheidsregio is vastgesteld, geldt onverkort in elke gemeente die deel uitmaakt van de veiligheidsregio. De richtlijnen van het RIVM gelden voor heel Nederland.
Deelt u de opvatting dat veel van de mensen die in de prostitutie, of daaraan verwante beroepen, werkzaam zijn, vaak in een sociaaleconomisch kwetsbare situatie zitten, bijvoorbeeld vanwege hoge maandlasten, een klein sociaal netwerk, weinig perspectief op vervangend werk en/of een afhankelijkheidsrelatie van een pooier?
Ja. Het WODC-onderzoek Maatschappelijke Positie Sekswerkers (2018) laat zien dat mensen die in de prostitutie werken vaak in een sociaaleconomisch kwetsbare situatie zitten. Ook is bekend dat het voor sekswerkers vaak moeilijk is een overstap te maken naar ander werk. Het stigma dat rust op sekswerk speelt hierbij een belangrijke rol.
Bent u ermee bekend dat een substantieel aandeel van deze groep niet staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel of, waar het EU-burgers betreft, uit angst voor mogelijke uitzetting geen beroep kan doen op een uitkering?
Ik ben ermee bekend dat sommige zelfstandig werkende sekswerkers er voor kiezen te werken zonder zich in te schrijven bij de Kamer van Koophandel.
ZZP’ers komen wellicht in aanmerking voor de regeling, zie het antwoord op vraag 5. Werknemers met arbeidscontract komen mogelijk in aanmerking voor WW. En werkgevers wellicht voor de NOW. Anderen komen in aanmerking voor algemene bijstand als ze aan de voorwaarden daarvoor voldoen.
Voor EU-burgers is dit onder meer afhankelijk van de duur van het verblijf in Nederland en de kans op werk. Hiermee wordt een onredelijk beroep op het sociale bijstandsstandsstelsel van het gastland voorkomen. Een beroep op bijstand kan gevolgen hebben voor het verblijfsrecht.
Ziet u mogelijkheden om deze groep in aanmerking te laten komen voor inkomensondersteuning middels het reeds aangekondigde maatregelenpakket of op een andere termijn in een vangnet te voorzien? Op welke termijn zou dit kunnen?
Onderdeel van het pakket van maatregelen is een tijdelijke voorziening van drie maanden voor het levensonderhoud van zzp’ers tot maximaal circa 1.500 euro per maand netto. De regeling wordt uitgevoerd door gemeenten. De contouren zijn al bekend, maar de regeling en toelatingsvoorwaarden worden nog in samenspraak met VNG en Divosa uitgewerkt, opdat die op korte termijn kan worden uitgevoerd. Veel sekswerkers zijn zelfstandig. Het is dus zeker mogelijk dat deze groep in aanmerking komt, afhankelijk van de voorwaarden. Voor de inwerkingtreding is het verstandig de websites van VNG en Divosa in de gaten te houden waarop dit zal worden gecommuniceerd. Mensen die in de prostitutie werken en EU-burger zijn kunnen mogelijk aanspraak maken op de bijstand.
Zijn er mogelijkheden om de Regeling Uitstapprogramma's Prostitutie (RUPS)-regeling tijdelijk uit te breiden zodat hulpverleners ondersteuning kunnen bieden bij vrouwen en mannen waarvoor dat acuut nodig is? Op welke termijn zou dit kunnen en hoe kan bureaucratische rompslomp voor RUPS-partijen hierbij zoveel mogelijk worden voorkomen?
De Rups is bedoeld voor mannen en vrouwen in de prostitutie die langdurig willen uitstappen en een ander bestaan willen opbouwen. Hoewel de regeling zelf niet bedoeld is voor acute zorg, hebben veel organisaties wel een netwerk opgebouwd rond prostituees, waardoor zij prostituees die acute hulpverlening en/of opvang nodig hebben kunnen doorverwijzen. Voor acute hulp en/of opvang kan contact op worden genomen met de daarvoor bestemde voorzieningen in de lokale gemeente. Denk hierbij aan Maatschappelijk Werk, de Vrouwenopvang, de Maatschappelijke Opvang en Veilig Thuis. Daarnaast zullen we na afloop van de crisis bezien of er een grotere behoefte bestaat aan ondersteuning bij duurzaam uitstappen en of de bestaande programma’s voldoende middelen hebben om in een eventuele grotere behoefte te voorzien.
Wilt u er bij gemeenten in het hele land op aandringen om bij de toekenning van inkomensondersteuning in het bijzonder oog te hebben voor deze doelgroep en voor snelle ondersteuning?
Als de zelfstandige sekswerkers voldoen aan de specifieke voorwaarden, ligt het voor de hand dat zij aanspraak kunnen maken op snelle ondersteuning onder deze tijdelijke regeling.
Bent u bereid met exploitanten en verhuurders in gesprek te gaan over het tijdelijk opschorten van de huur van ramen en kamers waar geen gebruik van kan worden gemaakt?
De prostitutiebranche is een van de vele sectoren die momenteel gedwongen of vrijwillig gesloten blijft. Mensen werkzaam in de prostitutiebranche maken zelfstandig keuzes hoe met deze situatie om te gaan. Wij hebben als kabinet opgeroepen om in de gehele keten elkaar te helpen en ik spreek nadrukkelijk de hoop en verwachting uit dat ook in deze branche voor een empathische handelwijze zal worden gekozen.
Bent u bereid verder in gesprek te gaan met hulpverleningsorganisaties en gemeenten om te bezien wat er nodig is om mensen in de prostitutie veiligheid en zekerheid te bieden?
De coronacrisis heeft grote gevolgen voor iedere burger in Nederland, en zeker ook voor kwetsbare groepen en ZZP’ers. De mensen die in de prostitutiebranche werken zijn wat dat betreft geen uitzondering en kunnen een beroep doen op de noodmaatregelen die er genomen zijn. Uiteraard zal ik alert blijven op signalen van gemeenten en hulporganisaties.
Bent u bekend met de signalen van hulpverleners die aangeven dat een aantal mensen in de prostitutie de huidige situatie wenst aan te grijpen om uit te stappen maar dat het juist op dit moment ontzettend lastig is om vervangend werk te vinden te vinden?
De gemeente Groningen heeft gesignaleerd dat er een toename is van vrouwen die willen uitstappen omdat er op dit moment weinig werk is in de prostitutie. Het is een bekend fenomeen dat het in crisistijd moeilijker is om vervangend werk te vinden.
Op dit moment is het vooral van belang dat prostituees die in acute nood verkeren, de hulp krijgen die nodig is, via de ondersteuning die reeds beschikbaar is en de aanvullende noodmaatregelen die aangekondigd zijn. Wanneer de crisis voorbij is, kunnen deze vrouwen en mannen dan alsnog een weloverwogen besluit nemen al dan niet uit te stappen en kunnen zij gebruik maken van het aanbod aan uitstapprogramma’s. Ik ben bereid na de piek van de coronacrisis te bezien of er significant hogere toestroom van cliënten bij de uitstapprogramma’s is, en of er meer middelen nodig zijn en beschikbaar kunnen komen om aan een eventueel toegenomen vraag gehoor te kunnen geven.
Welke mogelijkheden ziet u om hulpverleningsorganisaties en gemeenten te ondersteunen bij vervangend werk, en daarbij ook te kijken naar mogelijke werkgelegenheid bij het Rijk en bij gemeenten zelf, bijvoorbeeld in de facilitaire dienstverlening?
Deze tijden vragen om creativiteit. Er zijn ook al verschillende initiatieven waarbij mensen die nu tijdelijk geen werk hebben, helpen in de sectoren waar op dit moment tekorten zijn. Het kabinet vindt dit heel positief en roept ook zeker gemeenten en hulpverleningsorganisaties op om iedereen die dit wil en kan te laten helpen in sectoren die juist nu hulp kunnen gebruiken.
Welke mogelijkheid ziet u om te ondersteunen bij het vinden van vervangende huisvesting, bijvoorbeeld door, in samenspraak met gemeenten, mensen die uit de prostitutie willen stappen, al dan niet tijdelijk, met voorrang in aanmerking te laten komen voor een sociale huurwoning?
Het is de bevoegdheid van gemeenten om een afweging te maken wie met voorrang in aanmerking komt voor een sociale huurwoning.
Kunt u, gelet op de urgentie, deze vragen uiterlijk volgende week maandag d.d. 23 maart beantwoorden?
Een snellere beantwoording dan vandaag was niet mogelijk.
De gevolgen van de coronacrisis op huishoudens |
|
Lilian Marijnissen , Mahir Alkaya , Sandra Beckerman |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat, minister zonder portefeuille infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Op welke wijzen monitort het kabinet – naast de effecten op de volksgezondheid – wat de economische gevolgen van het coronavirus zijn voor verschillende huishoudens in ons land? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Het kabinet gebruikt de reguliere monitoringsmechanismen voor de economische gevolgen van het coronavirus. Dit betekent onder andere dat het kabinet de inkomensposities van huishoudens monitort via de realisaties van de koopkracht van het CBS en de ramingen van CBP. Daarnaast houdt het CBS ook bij hoeveel bedrijven en instellingen er per maand failliet gaan en ook hoeveel faillissementen er van natuurlijke personen met en zonder eenmanszaak optreden. Daarnaast staat het kabinet in nauw contact met medeoverheden, maatschappelijke partners en betrokkenen om de gevolgen van het virus in kaart te brengen.
Met deze brief wil ik u tevens informeren over de uitkomsten van het bestuurlijk overleg over huisuitzettingen dat ik op 25 maart jl. met Aedes, Vastgoed Belang, IVBN, Kences, VLBN (leegstandsbeheerders), de Woonbond en LSVb. Er is met de verhuurders als gezamenlijke lijn afgesproken dat huisuitzettingen voorlopig worden uitgesteld gedurende de crisisperiode, tenzij er evidente redenen zijn, zoals criminele activiteiten of extreme overlast. Het Kabinet zal het daarnaast via spoedwetgeving mogelijk maken dat tijdelijke huurcontracten kunnen worden verlengd voor een tijdelijke periode tijdens deze crisis. Voor de volledigheid verwijs ik u naar het «Gezamenlijk statement verhuurders over huisuitzettingen en tijdelijke huurcontracten tijdens de Coronacrisis» en de verklaring van VLBN, zoals deze zijn toegevoegd in de bijlagen.
Bent u bereid om alle waterbedrijven op te roepen om huishoudens tijdens de coronacrisis niet af te sluiten van water en reeds afgesloten huishoudens weer aan te sluiten, zoals Dunea en Brabant Water hebben gesteld, zodat alle huishoudens de mogelijkheden hebben om geadviseerde hygiënemaatregelen toe te passen? Kunt u dit per direct doen? Zo nee, waarom niet?2 3
In het kader van bestrijding van het virus heeft de drinkwatersector besloten dat geen klanten worden afgesloten van drinkwater en dat afgesloten klanten op verzoek weer aangesloten worden op het drinkwaternet. Een voorwaarde hierbij is dat de veiligheid van de medewerkers van de drinkwaterbedrijven is geborgd.
Bent u bereid om energieleveranciers op te roepen om huishoudens tijdens de coronacrisis niet af te sluiten van elektriciteit en reeds afgesloten huishoudens weer aan te sluiten, zodat elke huishouden op de hoogte kan zijn van de laatste informatie en richtlijnen vanuit de overheid hoe om te gaan met het coronavirus? Kunt u dit per direct doen? Zo nee, waarom niet?
Netbeheerders hebben aangegeven geen afsluitingen wegens betalingsachterstanden uit te voeren. Alleen in gevallen van fraude of misbruik kan afgesloten worden. De energieleveranciers zullen bij betalingsproblemen met begrip voor de situatie in gesprek gaan om individuele afspraken te maken. Hierbij kijken energieleveranciers altijd of het mogelijk is om bijvoorbeeld tijdelijk de incassodatum of het maandbedrag aan te passen, of een betalingsregeling op te zetten met desbetreffende afnemer.
Bent u bereid om per direct geen huisuitzettingen meer te laten plaatsvinden zolang de coronacrisis voortduurt in verband met hygiëne, onnodige verplaatsingen van mensen en onnodige belasting op hulp- en zorgverleners, waartoe ook in bijvoorbeeld Groot-Brittannië wordt opgeroepen? Kunt u uw antwoord toelichten voor zowel de sociale als de vrije sector en de koopsector?4
Ik heb samen met Aedes, IVBN, Vastgoed Belang en Kences, de koepels van verhuurders van woningen en met steun van de Woonbond en de LSVb, afgesproken dat er geen huisuitzettingen als gevolg van het coronavirus tijdens de crisisperiode plaatsvinden. Daarnaast spannen verhuurders zich maximaal in binnen hun mogelijkheden om te zoeken naar maatwerkoplossingen voor huurders die in de betalingsproblemen zijn gekomen door het coronavirus. In aansluiting op dit statement hebben leegstandbeheerders in een eigen verklaring aangegeven hoe ze omgaan met hun bewoners in deze crisistijd. Daarnaast worden huisuitzettingen door de rechtbanken niet aangemerkt als urgente zaken, tenzij de rechter in kort geding oordeelt dat de zitting moet doorgaan (alleen in geval van superspoed). In zulke zaken vinden dus voorlopig geen mondelinge behandelingen plaats. Huiseigenaren die ondanks de steunmaatregelen van het kabinet niet langer de financiële ruimte hebben om hun hypotheeklasten te dragen, worden geadviseerd in contact te treden met hun kredietverstrekker. Kredietverstrekkers kunnen dan met de consument zoeken naar een passende oplossing (meer hierover bij vraag 8).
Het kabinet zet daarnaast in op het aan de voorkant voorkomen dat er mensen in de knel raken door de gevolgen van het coronavirus. Om deze reden zijn diverse maatregelen aangekondigd om banen en inkomens te beschermen en de gevolgen voor zzp’ers, mkb-ondernemers en grootbedrijven op te vangen.
Wat gebeurt er wanneer mensen die geen inkomen hebben door de beperkingen door het coronavirus, zoals zzp’ers of mensen met een nul-urencontract, de huur of hypotheek niet kunnen betalen? Hoe gaat u voorkomen dat het zover komt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het kabinet neemt maatregelen om bedrijven te ondersteunen waardoor zij geen personeel hoeven te ontslaan. Voor zzp’ers wordt een tijdelijke ondersteuningsregeling in het leven geroepen waarbij een uitkering beschikbaar is tot het sociaal minimum. De werkloosheids- en bijstandsuitkeringen blijven daarnaast ook bestaan als vangnet voor mensen met een vaste of tijdelijke aanstelling. Dit geldt ook mensen met een nulurencontract. Voor mogelijkheden voor mensen die toch te maken krijgt met een terugval in het inkomen en zich zorgen maakt over de hypotheeklasten of huur verwijs ik naar de antwoorden in vraag 4, 6, 8 en 10.
Bent u bereid om huurders, die door de coronacrisis in financiële problemen komen, per direct te helpen door een achtervang te zijn zodat verhuurders en woningcorporaties geen geld verliezen, maar mensen ook niet hun grondrechten zoals een dak boven je hoofd verliezen? Kunt u uw antwoord toelichten voor zowel de sociale als de vrije sector?
Het Kabinet neemt diverse maatregelen om huishoudens te helpen, om werkgevers te ondersteunen zodat mensen hun baan kunnen houden en maatregelen voor zzp’ers en flexwerkers in het bijzonder om hen in hun inkomstenvoorziening te ondersteunen. Woningcorporaties en andere verhuurders dragen op verschillende manieren bij in deze moeilijke tijden. Zoals aangegeven heb ik samen met Aedes, IVBN, Vastgoed Belang en Kences, de koepels van verhuurders van woningen, en met steun van de Woonbond en de LSVb, afgesproken dat er geen huisuitzettingen als gevolg van het coronavirus tijdens de crisisperiode plaatsvinden. Daarnaast spannen verhuurders zich maximaal in binnen hun mogelijkheden om te zoeken naar maatwerkoplossingen voor huurders die in de betalingsproblemen zijn gekomen door het coronavirus. Zo zullen verhuurders geen incassokosten doorberekenen aan huurders die door het coronavirus in de problemen zijn gekomen. In aansluiting op dit statement hebben leegstandbeheerders in een eigen verklaring aangegeven hoe ze omgaan met hun bewoners in deze crisistijd.
Zo gaan meerdere woningcorporaties ruimhartig om met huishoudens die in betalingsproblemen komen door onverwachte inkomensterugval, zeker tot het moment dat de inkomensmaatregelen van het kabinet van kracht zijn.
Woningcorporaties geven daarbij ook aan dat spoedeisende reparaties zoveel mogelijk doorgang vinden, met uiteraard gepaste afstand tussen bewoners en personeel. Daarnaast zijn er initiatieven waarbij oudere huurders actief worden opgebeld om te kijken hoe het met ze gaat en waar nodig zorg- en welzijnsinstanties in te kunnen schakelen. Verschillende corporaties hebben mondkapjes van de onderhoudsdienst gedoneerd aan zorginstanties.
Is het mogelijk om het Waarborgfonds Sociale Woningbouw aan te spreken om te zorgen dat zowel huurders als woningcorporaties niet in de problemen komen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Met de Autoriteit woningcorporaties en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw is contact over de financiële situatie van de corporatiesector. Vooralsnog is het beeld dat er geen grote financiële problemen bij woningcorporaties worden verwacht, daarmee wordt er ook geen aanspraak op borgstellingen van WSW verwacht. Dat heeft er mee te maken dat dat de inkomsten van corporaties in grote mate stabiel zijn en de sector financieel solide is, zoals ook recentelijk nog gerapporteerd in de Staat van de corporatiessector (vergaderjaar 2019–2020, 29 453, nr. 513). Dit zorgt ervoor dat er ruimte is voor corporaties om in deze bijzonder situaties voor huurders met financiële problemen maatwerk toe te passen zonder dat de continuïteit van de woningcorporatie in het geding komt. Aedes en Woonbond hebben in het kader van het Sociaal Huurakkoord hier afspraken over gemaakt.
Voorts zorgt WSW ervoor dat de reguliere borgingsactiviteiten voortgezet kunnen worden, door middel van o.a. ICT-ondersteuning. Doordat WSW leningen blijft borgen, hebben woningcorporaties tegen gunstige voorwaarden toegang tot financiering. Dit helpt woningcorporaties om hun taken te kunnen (blijven) uitvoeren en zo huurders te kunnen blijven bedienen.
Bent u bereid om huiseigenaren, die door de coronacrisis in financiële problemen komen, per direct te helpen door met banken afspraken te maken over het tijdelijk opschorten van betalingsverplichtingen voor hypotheken en het maken van betalingsregelingen zonder extra rentelasten of andere kosten voor de getroffen groep? Kunt u uw antwoord toelichten en daarbij ingaan op de noodwet in Italië waarbij hypotheekaflossingen tijdelijk worden opgeschort?5
Het kabinet heeft in het noodpakket banen en economie een groot aantal maatregelen genomen waarmee onder andere ingezet wordt op het behoud van inkomen. De verwachting is dan ook dat een generieke maatregel voor alle huishoudens met een koopwoning, zoals een noodwet, niet nodig zal zijn. Wanneer een consument toch te maken krijgt met een terugval in het inkomen en zich zorgen maakt over de hypotheeklasten, kan deze contact opnemen met de kredietverstrekker. Maatwerk is dan van belang, de kredietverstrekker zal met de consument verkennen welke oplossing het meest passend is bij de situatie. Er zijn in dergelijke situaties verschillende manieren om maatwerk toe te passen, zoals het treffen van een betalingsregeling, het aanpassen van de hypotheekvorm, rentemiddeling, een rentepauze of tijdelijk uitstel van het betalen van de aflossing en rente voor de hypotheeklening. Het kabinet heeft met banken en verzekeraars gesproken, die hebben gemeld dat zij hier een sterke verantwoordelijkheid voelen voor de klant en dit juich ik toe. Ik vind dit van groot belang en het kabinet zal daarbij kijken of zij de kredietverstrekkers moet helpen om deze verantwoordelijkheid te kunnen nemen.
Is het mogelijk om het Waarborgfonds Eigen Woningen of de nationale Hypotheek Garantie aan te spreken om te zorgen dat huiseigenaren en hypotheekverstrekkers niet in de problemen komen?
Het Waarborgfonds Eigen Woningen is uitvoerder van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). Het NHG-instrument vormt een financieel vangnet voor huiseigenaren en biedt zekerheid aan hypotheekverstrekkers. Huishoudens met een NHG-hypotheek die door het coronavirus gedwongen werkloos worden of te maken krijgen met een substantiële inkomstenderving kunnen terugvallen op de zekerheden die NHG biedt. NHG is er voor kwetsbare groepen in kwetsbare situaties, ook in economisch slechtere tijden. Dat zijn niet alleen huishoudens die te maken hebben met gedwongen werkloosheid maar ook ondernemers en zzp’ers. Daarbij gaat NHG in eerste instantie voor woningbehoud. Zo heeft NHG een beheer traject om vroegtijdig huishoudens te helpen om woningbehoud mogelijk te maken. Op het moment dat er toch een gedwongen verkoop plaats moet vinden en er sprake is van een restschuld, dan kan NHG die restschuld onder voorwaarden kwijtschelden. Zo zorgt NHG ervoor dat huishoudens in de meeste gevallen in hun woning kunnen blijven wonen en ze, indien woningbehoud niet mogelijk is en ze aan de voorwaarden voldoen, niet te maken krijgen met een restschuld.
Daarnaast biedt NHG ook zekerheid aan hypotheekverstrekkers. NHG zoekt samen met de hypotheekverstrekker naar maatwerkoplossingen om woningbehoud te realiseren. Daarbij staat NHG onder voorwaarden borg voor het eventuele verlies na verkoop van een woning en keert dit verlies na verkoop van de woning uit aan de hypotheekverstrekker. Op deze manier draagt NHG er in tijden van crisis aan bij dat hypotheekverstrekkers minder snel in de problemen komen. Het kabinet is in nauw contact met NHG die overlegt met ketenpartners en andere stakeholders om te bezien of verdere passende maatregelen nodig zijn zodat zij bestaande klanten kunnen helpen die door de uitbraak van het coronavirus in betalingsproblemen komen.
Welke andere mogelijkheden ziet u om huurders en huiseigenaren, die in de problemen komen door het coronavirus, in deze moeilijke periode te helpen?
Het Kabinet neemt diverse maatregelen om huishoudens te helpen, om werkgevers te ondersteunen zodat mensen hun baan kunnen houden en maatregelen voor zzp’ers en flexwerkers in het bijzonder om hen in hun inkomstenvoorziening te ondersteunen.
Naast de maatregelen die een grote inkomensval moeten tegengaan wordt er vanuit de koop- en huursector gewerkt aan oplossingen indien mensen in de problemen komen. Huiseigenaren die ondanks de steunmaatregelen van het kabinet niet langer de financiële ruimte hebben om hun hypotheeklasten te dragen, worden geadviseerd in contact te treden met hun kredietverstrekker. Kredietverstrekkers kunnen dan met de consument zoeken naar een passende oplossing (meer hierover bij vraag 8). Het kabinet houdt nauw contact met de kredietverstrekkers om te bezien of er knelpunten zijn bij het leveren van maatwerkoplossingen.
Verhuurders en huurders kunnen maatwerkoplossingen afspreken bij betalingsachterstanden, denk hierbij aan betalingsregelingen, schikkingen of andere oplossingen. Zoals aangegeven heb ik samen met Aedes, IVBN, Vastgoed Belang en Kences, de koepels van verhuurders van woningen, en met steun van de Woonbond en de LSVb, afgesproken dat er geen huisuitzettingen als gevolg van het coronavirus tijdens de crisisperiode plaatsvinden. Onderdeel van deze afspraken is dat het kabinet via spoedwetgeving mogelijk maken dat tijdelijke huurcontracten kunnen worden verlengd voor een tijdelijke periode tijdens deze crisis. Deze maatregel is ingegeven vanuit het besef dat het in deze tijden niet past om van huurders te verwachten dat zij hun volle aandacht kunnen richten op het zoeken naar andere woonruimte.
De koepel van woningcorporaties Aedes en de koepel van huurders(organisaties) Woonbond hebben eind vorig jaar afspraken gemaakt over de betaalbaarheid voor huishoudens met structurele financiële problemen met relatief hogere huren, voor deze huishoudens wordt maatwerk toegepast door middel van huurbevriezing of huurkorting. Het kabinet werkt daarnaast aan een wetswijziging om de belemmeringen weg te nemen voor verhuurders om een tijdelijke huurkorting toe te passen. Voor de huishoudens met een lager inkomen is en blijft de huurtoeslag een bijdrage in de huurkosten.
Wat doet u voor dak- en thuislozen en hun hulpverleners tijdens de coronacrisis, zodat zij zichzelf (extra) kunnen beschermen tegen het virus en zodat voorkomen wordt dat het virus wordt doorgegeven?
Het kabinet heeft nauw contact met gemeenten en aanbieders om te zorgen dat de doelgroep wordt beschermd. Gemeenten en aanbieders zijn sinds vorige week met man en macht aan het werk om gepaste maatregelen te nemen voor deze kwetsbare groep mensen. Zij hebben het beste zicht op deze doelgroep en wat zij nu nodig hebben. Gemeenten en aanbieders handelen conform de richtlijnen van RIVM. Zij bekijken of de opvangplekken over de stad kunnen worden verspreid. Zo worden in veel steden slaapzalen opgesplitst in kleinere compartimenten, worden er quarantaine plekken ingericht (bijvoorbeeld in hotels) en wordt gebruik gemaakt van leegstaand vastgoed, zoals gymzalen. Er is dagelijks overleg met landelijke partijen als Valente en de VNG om signalen te monitoren en bij te sturen waar nodig.
Kunt u samen met gemeenten dak- en thuislozen tijdelijk in leegstaande woningen huisvesten? Zo nee, bent u bereid om het kraakverbod op te schorten tijdens de coronacrisis, zodat alle mensen zichzelf kunnen beschermen tegen het virus en de adviezen van experts kunnen opvolgen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is met gemeenten en opvanginstellingen in gesprek over alternatieve locaties die nodig zijn om mensen op te vangen volgens de richtlijnen van het RIVM. Op dit moment wordt met name gebruik gemaakt van hotels en leegstaand gemeentelijk vastgoed. Het kraakverbod opschorten is daarom op dit moment niet aan de orde. Bovendien zou opheffen van het kraakverbod een averechts effect hebben op de gezondheid, omdat het daardoor lastig wordt de gezondheid van deze kwetsbare doelgroep te beschermen en te monitoren tegen besmetting met het virus. In locaties die gemeenten en opvangorganisaties aanbieden is dit beter mogelijk.
Bent u bereid om samen met gemeenten te kijken of kwetsbare dak- en thuislozen opgevangen kunnen worden in hotels of in sportzalen met inachtneming van de afstandsregels en andere veiligheidsmaatregelen?
Ook hiervoor staat het Rijk in contact met gemeenten en aanbieders. Gemeenten en aanbieders zijn hier op dit moment mee bezig. De VNG en Valente wijzen hun leden actief op de mogelijkheden en delen goede voorbeelden. VWS ondersteunt waar nodig.
Kunt u de vragen per stuk beantwoorden en niet clusteren?
Ik heb de vragen per stuk beantwoord.
Een economisch stimuleringspakket om de gevolgen van Corona zoveel mogelijk op te vangen |
|
Lodewijk Asscher (PvdA) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de aangenomen motie-Asscher c.s. over een stimuleringspakket voor de Nederlandse economie1 en de eerdere schriftelijke vragen van de leden Asscher, Gijs van Dijk, Moorlag en Nijboer?2
Ja.
Deelt u de mening dat alles op alles moet worden gezet om de negatieve economische gevolgen van het coronavirus zoveel mogelijk te beperken? Zo ja, hoe komt het economisch stimuleringspakket eruit te zien? Zo nee, waarom niet?
Ja. Daarom zijn op 12 en 17 maart jl. in twee Kamerbrieven vergaande maatregelen aangekondigd om de economische gevolgen van het virus te ondervangen.
Welke sectorspecifieke maatregelen gaat u – naast generiek beleid als deeltijd-WW en uitstel van belastingbetaling – nemen om sectoren zoals de horeca, congrescentra, hotels, openbaar vervoer, luchtvaart, concerten, musea en het mkb zo snel mogelijk te helpen?
Deze kunt u vinden in de hiervoor genoemde Kamerstukken.
Welke maatregelen gaat u nemen om de gevolgen voor kwetsbare groepen – zoals kleine ondernemers, zelfstandigen, flexwerkers en makers van media, kunst en cultuur – op te vangen? Deelt u de mening dat het coronavirus niet een risico betreft dat mensen «bewust hebben genomen»?
Deze kunt u vinden in de hiervoor genoemde Kamerstukken. De situatie die is ontstaan door het virus is onverwacht ernstig, daarom neemt het kabinet vergaande maatregelen.
Bent u van plan een noodfonds op te richten om getroffen sectoren te helpen en inkomens en banen te beschermen? Zo nee, waarom niet?
In de hiervoor genoemde Kamerstukken vindt u de maatregelen die zijn aangekondigd om de economische gevolgen van het virus te ondervangen.
Kunt u de Kamer uiterlijk morgen, 17 maart 2020, om 17.00 uur reactie geven op de motie-Asscher c.s. en daarbij de eerdere en bovenstaande aanvullende vragen betrekken?
Verzending van de antwoorden op deze vragen voor 17 maart is helaas niet gelukt in verband met de crisis maar ik ben van mening dat het kabinet met het noodpakket zoals dat er nu ligt, uitvoering geeft aan de motie-Asscher.