De explosieve uitkomsten van het onderzoek van de Amerikaanse House Committee on Oversight and Reform naar de klimaatontwrichtende investeringsplannen van de liegende fossiele industrie |
|
Christine Teunissen (PvdD), Lammert van Raan (PvdD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het onderzoek naar de fossiele industrie van het House Committee on Oversight and Reform in de VS en de nieuwe documenten die in december 2022 is vrijgegeven?1
Ja.
Erkent u dat uit het onderzoek blijkt dat de onderzochte fossiele bedrijven plannen maken om nog decennialang fossiele brandstoffen op te pompen?2
Ik heb het onderzoek gezien en kennis genomen van de conclusies.
Erkent u hoe problematisch dat is in het licht van de Parijs-doelstelling om de opwarming van de aarde tot 1,5 graden te beperken?
Voor het kabinet is het belangrijk dat we de doelen van Parijs halen en de opwarming van de aarde beperken tot 1,5⁰C. Het kabinet informeert u regelmatig over haar inzet en maatregelen op nationaal en internationaal niveau om de Parijs-doelstelling te halen, en de rol die bedrijven daarbij spelen.
Het is waar dat de investeringen van veel olie- en gasbedrijven niet in lijn zijn met het beperken van de mondiale opwarming tot 1,5⁰C. Het kabinet is van mening dat ook bedrijven zich moeten committeren aan de doelen van Parijs en daarnaar moeten handelen. Bedrijven hebben daarbij hun eigen verantwoordelijkheid. Dat geldt ook voor de olie- en gasbedrijven.
Tegelijkertijd is het beperken van de CO2-uitstoot een bredere verantwoordelijkheid dan alleen die van olie- en gasbedrijven en vergt bijdragen van een ieder. Het is bijvoorbeeld ook aan overheden en burgers om de juiste prikkels te geven aan bedrijven, zodat die hun investeringsgedrag aanpassen.
Op basis van internationale afspraken is het Europese en nationale klimaatbeleid gebaseerd op nationale emissies, waarvoor landen juridisch ook verantwoordelijk zijn. In het nationale klimaatbeleid vertaalt dat zich in klimaatdoelen om de uitstoot in Nederland en aan de schoorsteen te verminderen in 2030 en 2050.
In Nederland en de EU zijn bedrijven gehouden aan ambitieuze verduurzamingsdoelstellingen. Deze doelstellingen komen voort uit het Fit for 55-pakket van de Europese Unie en het Klimaat- en coalitieakkoord in Nederland. Het Europese Emission Trading System (ETS) en de Nederlandse aanvulling daarbovenop, de CO2-heffing, vormen de basis van het klimaatbeleid voor de industrie.
Daarnaast heeft dit kabinet ingezet op het maken van maatwerkafspraken met de 10–20 grootste industriële uitstoters en is de ambitie daarbij te komen tot substantiële additionele emissiereductie. Met een aantal van hen is inmiddels een Expression of Principles (EoP) getekend. Recent heb ik een brief gestuurd aan de Kamer over de voortgang van de maatwerkafspraken.3
De overheid stimuleert met subsidieregelingen, beprijzing, normering, aanleg van infrastructuur, stimulering van innovatie, versnelde opschaling en bevordering van internationale samenwerking van industriële (met name Europese) consortia (o.a. via de Important Projects of Common European Interest (IPCEI)).
Bij overheidssteun verwacht het kabinet wederkerigheid van gesteunde bedrijven. Bijvoorbeeld: naast emissiereductie behoud van de economische activiteiten en zoveel mogelijk van de bijhorende werkgelegenheid en verbetering van de leefomgeving (o.a. reductie van stikstofemissies).
Het kabinet rekent de verduurzamingsprestaties van bedrijven af op resultaten, en dat geldt ook ten aanzien van de activiteiten van raffinaderijen in Nederland. Het kabinet verwacht van deze bedrijven versnelde investeringen in hun verduurzaming, bijvoorbeeld als onderdeel van de maatwerkafspraken.
Wat is uw reactie op de interne uitwisseling tussen de CEO en de «Board of Directors» van Chevron waaruit blijkt dat het bedrijf de concurrentie in de energiesector zich ziet terugtrekken uit olie en gas, maar ervoor kiest vast te houden aan de strategie om te blijven investeren in fossiele brandstoffen om zo hun positie binnen de sector te consolideren?
Chevron is een Amerikaans bedrijf dat internationaal opereert. Het kabinet kan internationale bedrijven geen strategie voorschrijven en buiten Nederland dwingen maatregelen te nemen.
Wat is uw reactie op het interne verslag van BP uit 2017 waaruit blijkt dat het bedrijf, in weerwil van hun publieke steun voor het Parijsakkoord, plannen maakte om nieuwe olievelden te ontwikkelen en zich daarnaast te richten op de meest winstgevende bestaande velden?
Zie ook de strekking van mijn reactie op vraag 4.
Ook met BP ben ik in gesprek over hun inzet voor verduurzaming in Nederland.
Het is aan bedrijven om te bepalen waar ze in investeren; de doelstellingen voor verduurzaming zijn leidend voor dit kabinet.
Bedrijven die in Nederland opereren, moeten in Nederland investeren om de uitstoot van CO2 snel naar beneden te brengen. Als bedrijven dat niet doen, lopen bedrijven tegen hoge kosten aan door de Nederlandse CO2-heffing en de emissiehandel in de EU.
Zoals in het regeerakkoord is opgenomen, zet het kabinet in op ambitieuze, bindende maatwerkafspraken met grote uitstoters, zoals BP, om hun uitstoot verder naar beneden te brengen en de verduurzaming van productie in Nederland te versnellen.
Wat is uw reactie op de interne correspondentie van BP waaruit blijkt dat de bedrijfsleiding vindt dat ze geen verplichting hebben om minder broeikasgassen uit te stoten en dat ze alleen minder zullen gaan uitstoten wanneer dit vanuit commercieel oogpunt een logische stap zou zijn?
In het kader van de maatwerkafspraken is het kabinet ook met BP in gesprek om hun investeringen in verduurzaming naar voren te halen en tot een versnelde en additionele reductie van CO2 te komen.
Zie ook mijn antwoord bij vraag 5.
Erkent u dat uit het onderzoek blijkt dat deze fossiele bedrijven geen echte plannen hebben om hun broeikasgasemissies te reduceren in lijn met het Parijsakkoord en over te stappen naar duurzame energiebronnen?
De voorwaarde van het kabinet om te komen tot maatwerkafspraken met de grootste uitstoters, waaronder de raffinaderijen, is dat ze komen met een transitieplan om op termijn (uiterlijk in 2050) in Nederland netto-nul emissies te bereiken, naast aandacht voor de vermindering van ketenemissies (scope 3).
Wat is uw reactie op de interne correspondentie van BP waaruit blijkt dat hun strategie is om weerstand te bieden aan klimaatmaatregelen of ze in het geheel te blokkeren?
Met BP ben ik in gesprek over hun inzet voor verduurzaming in Nederland en ben ik voornemens tot maatwerkafspraken te komen. BP is in onze gesprekken constructief en ambitieus.
Zie ook mijn reactie op vraag 5.
Wat is uw reactie op het feit dat Shell en BP weten dat een belangrijk onderdeel van hun «klimaatplan» de uitstoot niet daadwerkelijk omlaag zal brengen?
Shell en BP zijn internationaal opererende bedrijven. Het kabinet kan internationale bedrijven geen strategie voorschrijven en buiten Nederland dwingen maatregelen te nemen. Bedrijven in Nederland moeten investeren om de uitstoot van CO2 snel naar beneden te brengen. Als bedrijven dat niet doen, lopen bedrijven tegen hoge kosten aan door de Nederlandse CO2-heffing en de emissiehandel in de EU.
Zoals in het regeerakkoord is opgenomen, ben ik in gesprek met de grootste uitstoters om via bindende maatwerkafspraken de uitstoot verder naar beneden te brengen.
Wat vindt u daarvan in het kader van de exorbitante winsten die deze fossiele bedrijven maken terwijl burgers de rekening krijgen gepresenteerd?
De markt reageert op vraag en aanbod en wordt tevens beïnvloed door tal van zaken, zoals bijvoorbeeld geopolitieke ontwikkelingen. Dat zijn kenmerken van een vrije markt. Echter, het kabinet vindt het tegelijkertijd belangrijk dat de energierekening voor huishoudens betaalbaar blijft en neemt daarom mitigerende maatregelen, zoals het verlagen van de btw op brandstoffen en de koopkrachtreparatie via de energierekening.
Het kabinet verwacht van deze bedrijven versnelde investeringen in hun verduurzaming, bijvoorbeeld als onderdeel van de maatwerkafspraken.
Erkent u dat deze fossiele bedrijven nog steeds investeren in desinformatie campagnes over het klimaat? Zo nee, waarom niet?
Ik veroordeel uiteraard het verspreiden van desinformatie. In hoeverre de door u aangehaalde bedrijven zich daar schuldig aan maken kan ik niet beoordelen.
Erkent u dat uit het onderzoek blijkt dat deze fossiele bedrijven zich groen voordoen terwijl ze dat niet zijn? Zo nee, waarom niet?
Ik beoordeel bedrijven op hun prestaties om de klimaatdoelstellingen van Nederland en Europa te halen. Ik laat mij daarbij leiden door feiten. Veel bedrijven werken hard aan de transformatie naar duurzame circulaire processen. Dat bedrijven hun investeringen en inspanningen op het gebied van verduurzaming aandacht geven, vind ik niet opmerkelijk.
Wat vindt u ervan dat deze fossiele bedrijven informatie hebben achtergehouden voor het Amerikaanse onderzoek?
Ik kan helaas niet alle bronnen en details verifiëren. Uiteraard dienen bedrijven zich aan de wet te houden en mee te werken aan wettelijk voorgeschreven onderzoeken.
Hoe beoordeelt u in het algemeen de handelwijze van deze fossiele bedrijven? Bent u bereid deze bedrijven naar aanleiding van het Amerikaanse onderzoek op het matje te roepen? Zo nee, waarom niet?
Ik zal deze bedrijven naar aanleiding van het Amerikaanse onderzoek niet op het matje roepen. Met bedrijven die in Nederland opereren, ben ik in gesprek over hun inzet voor duurzaamheid in Nederland. Het kabinet rekent bedrijven af op resultaten om de doelen te halen.
Erkent u dat de tactieken die de fossiele industrie hanteert eerder door de tabaksindustrie werden gebruikt om te voorkomen dat hun dodelijke producten aan banden zouden worden gelegd? Zo ja, wat vindt u daarvan? Zo nee, waarom niet?
De fossiele industrie en de tabaksindustrie zijn twee verschillende sectoren. Voor de fossiele industrie bestaan in elk geval mogelijkheden om te verduurzamen door om te schakelen naar schone energie en chemie.
In hoeverre is het Nederlandse klimaatbeleid gehinderd of vertraagd door dit soort gedrag van fossiele en andere klimaatvervuilende bedrijven?
In hoeverre het klimaatbeleid in het verleden door bedrijven is gehinderd of vertraagd is niet bekend. Het klimaatbeleid is nu wettelijk verankerd, zowel nationaal als Europees. De doelen richting 2030 en 2050 staan vast. Daarbinnen probeert dit kabinet de verduurzaming van de industrie te versnellen en extra CO2-winst te behalen.
Bent u bereid onderzoek te doen naar in welke mate fossiele bedrijven dit gedrag ook in Nederland vertonen? Zo nee, waarom niet?
Nee, daar ga ik geen onderzoek naar doen. Prioriteit van dit kabinet is het halen van de wettelijke verankerde klimaatdoelen en verduurzaming van de industrie.
Welk bewijs heeft u dat deze fossiele bedrijven in Nederland en in de EU niet dezelfde tactieken hanteren om de energietransitie te vertragen?
Dat bewijs heb ik niet.
Acht u deze bedrijven betrouwbare onderhandelingspartners in het kader van het halen van de Nederlandse klimaatdoelen, bijvoorbeeld bij de steun voor carbon capture and storage (CCS) of bij het maken van de maatwerkafspraken? Zo ja, waar baseert u dat vertrouwen op? Zo nee, welke consequenties verbindt u daaraan?
Ja. Mijn inzet is om met grote uitstoters bindende maatwerkafspraken te maken.
Waarom krijgen deze liegende bedrijven van u subsidie om hun praktijken te «verduurzamen», opgehoest door de Nederlandse belastingbetaler, terwijl ze al decennialang financieel profiteren van het vernietigen van de aarde, nu nog steeds gigantische winsten maken en plannen maken om te blijven investeren in fossiele brandstoffen?
De inzet van mijn beleid is dat bedrijven met een ambitieuze verduurzamingsagenda hun productie in Nederland houden en in Nederland verduurzamen. Daarmee creëren we nieuw verdienvermogen voor Nederland en kan Nederland tot de koplopers behoren in de verduurzaming van de industrie. Dit vraagt ambitieuze verduurzamingsplannen van de bedrijven en stimulerende randvoorwaarden van de overheid.
Bedrijven die willen verduurzamen, worden door de overheid ondersteund om de transitie te maken met subsidies voor verduurzaming en innovatie, door in te zetten op het tijdig beschikbaar maken van hernieuwbare energie en de daarvoor benodigde infrastructuur. Dat betekent niet dat alle bedrijven de verduurzaming zullen meemaken. Ik verwijs voor de details naar mijn Kamerbrief over de verduurzaming van de industrie4.
Heeft u in de gesprekken met Shell, ExxonMobil en BP over steun voor CCS en de maatwerkafspraken als harde randvoorwaarde voor subsidie op zijn minst geëist dat hun internationale investeringsplannen in lijn zijn met de 1,5 graden doelstelling van Parijs? Zo nee, waarom niet?
Nee. Shell, Ex1xonMobil en BP zijn internationaal opererende bedrijven. Ik kan internationale bedrijven niet dwingen en een strategie voorschrijven voor hun internationale investeringsplannen.
Op basis van internationale afspraken is het Europese en nationale klimaatbeleid gebaseerd op nationale emissies, waarvoor landen juridisch ook verantwoordelijk zijn.
In het nationale klimaatbeleid vertaalt dat zich in klimaatdoelen om de uitstoot in Nederland en aan de schoorsteen te verminderen in 2030 en 2050. Daarover zijn in het Coalitieakkoord afspraken gemaakt, ook voor de industrie, en in het beleidsprogramma zijn daarvoor maatregelen uitgewerkt om de uitstoot van bedrijven te verminderen, o.m. via de aangescherpte CO2-heffing en de maatwerkafspraken.
Door eerder dan anderen in te zetten op duurzaamheid en duurzaam produceren, kunnen bedrijven een koploperspositie innemen en zich door innovatie blijvend onderscheiden.
De overheid stimuleert met subsidieregelingen, normering, innovatie, versnelde opschaling en bevordering van internationale samenwerking van industriële (met name Europese) consortia (o.a. via de IPCEI).
Hoe vaak heeft u het afgelopen jaar met deze fossiele bedrijven gesproken? Wat waren bij deze ontmoetingen de onderwerpen die werden besproken?
Ik spreek regelmatig met de grote uitstoters, waaronder fossiele bedrijven. Ik heb gesprekken met deze bedrijven over hun strategie en verduurzamingsplannen. Daarbij draag ik de inzet van dit kabinet uit, zoals in mijn reactie bij vraag 3 beschreven.
Kunt u vanaf nu al uw gesprekken met deze fossiele bedrijven openbaar maken en aangeven welke onderwerpen werden besproken? Zo nee, waarom niet?
De agenda is openbaar dus u kunt zien wanneer ik met bedrijven spreek. De inhoud van die gesprekken is regelmatig bedrijfsvertrouwelijk; in die gevallen is de inhoud derhalve niet openbaar te maken. Daar waar meer algemene (niet bedrijfsspecifieke) bespreekpunten aan de orde komen, geldt die restrictie niet. Het kabinet is vanzelfsprekend gehouden aan de Wet open overheid (Woo).
Kunt u al deze vragen separaat beantwoorden?
Ja.
De dreigende stop van nachttochten van watertaxi’s naar en tussen de Waddeneilanden |
|
Habtamu de Hoop (PvdA) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Watertaxi's naar Waddeneilanden dreigen allemaal te stoppen met nachttochten: «Dit is een probleem voor alle eilanden»»?1
Ja.
Herkent u het belang van de watertaxi’s voor de Waddeneilanden en haar inwoners en deelt u de zorgen van de eilanders en gemeentebesturen over het afschalen of staken van de dienstverlening door de watertaxibedrijven?
De bereikbaarheid van de Waddeneilanden is zeer belangrijk. Duurzame bereikbaarheid van de Waddeneilanden is ook één van de uitgangspunten van de Agenda voor het Waddengebied 2050. Watertaxi’s vormen een belangrijke aanvulling op de reguliere veerdiensten. Daarmee kunnen passagiers ook buiten de dienstregeling van de veerboten om, van en naar de eilanden worden vervoerd. Snelle motorboten (in het spraakgebruik watertaxi’s) mogen 24 uur per dag vervoer van personen aanbieden, maar tussen zonsondergang en zonsopgang geldt voor de hoofdvaarwegen/veerbootroutes een snelheidsbeperking: ze mogen dan niet sneller dan 20 kilometer per uur varen. Buiten de hoofdvaarwegen/veerbootroutes geldt 24/7 een maximum snelheid van 20 km/u, ongeacht met welk mechanisch voortbewogen schip wordt gevaren. Daar zijn verschillende redenen voor. In de eerste plaats is in het Natura2000 beheerplan Waddenzee 2016–2022 als mitigerende maatregel opgenomen dat snelle motorboten tussen zonsondergang en zonsopkomst niet sneller mogen varen dan 20 km/u.
Als een ondernemer sneller wil varen, moet bij de provincie een vergunning vanwege de Wet natuurbescherming aangevraagd worden. Ten behoeve van deze aanvraag zal een Passende Beoordeling worden gevraagd.
Voor wat de nautische veiligheid betreft, geldt de snelheidsbeperking al sinds begin jaren tachtig van de vorige eeuw. Sinds eind jaren negentig van de vorige eeuw is het toegestaan sneller te varen dan 20 km/u met snelle motorboten tussen zonsopgang en zonsondergang in de hoofdvaarwegen en veerbootroutes. Om ook tussen zonsondergang en zonsopgang sneller te mogen varen, zal door de bevoegde autoriteit een aanwijzing van een vaarwater moeten plaatsvinden waar voor snelle motorboten een andere maximum snelheid geldt dan 20 km/u. De snelheidsbeperking voor snelle motorboten tussen zonsondergang en zonsopgang was ook al opgenomen in de Aanwijzing Staatsnatuurmonument Waddenzee II (1993) en in de Planologische Kernbeslissing Derde Nota Waddenzee (2006).
Deelt u de opvatting dat in geval van spoed, bijvoorbeeld wegens medische omstandigheden of voor andere maatschappelijke belangen zoals scholierenvervoer, snelvaren gerechtvaardigd is?
In geval van dringende redenen (urgent ziekenvervoer, verstoring van de openbare orde die inzet van de politie vraagt, reddings-, bergings-, opsporings-, en patrouille-operaties) is de maximum snelheid niet van toepassing en mag, met inachtneming van de wettelijke inrichtings- en bemanningseisen2, met een snelle motorboot tussen zonsopkomst en zonsondergang sneller worden gevaren in hoofdvaarwegen/veerbootroutes dan 20 kilometer uur (daarbuiten blijft de maximum snelheid van 20 km/u gelden). De lijst met dringende redenen is vastgesteld op grond van de Scheepvaartverkeerswet en uitbreiding ervan is alleen mogelijk door aanpassing van het besluit.
Welke concrete acties hebt u, sinds het recentelijk bekend worden van de problemen, ondernomen richting de gemeentebesturen, het provinciebestuur, en de verschillende watertaxibedrijven?
Snelle motorboten, ingezet voor vervoer van personen (watertaxi’s) vormen een belangrijke aanvulling op de reguliere veerdiensten. Daarmee kunnen passagiers, ook buiten de dienstregeling van de veerboten om, van en naar de eilanden worden vervoerd. De hoofdregel is dat watertaxi-ondernemers 24 uur per dag vervoer mogen aanbieden maar tussen zonsondergang en zonsopgang geldt voor de hoofdvaarwegen/veerbootroutes een snelheidsbeperking: ze mogen dan niet sneller dan 20 kilometer per uur varen. Buiten de hoofdvaarwegen/veerbootroutes geldt 24/7 een maximum snelheid van 20 km/u, ongeacht met welk mechanisch voortbewogen schip wordt gevaren.
De snelheidsbeperking tot 20 km/u is vastgelegd in het Binnenvaartpolitiereglement, de Regeling Snelle Motorboten Rijkswateren 1995 en Verkeersbesluiten van de HID van RWS NN. Het Binnenvaartpolitiereglement kent de wettelijke mogelijkheid om (delen van) vaarwegen aan te wijzen waar deze snelheidsbeperking niet van toepassing of waar een andere maximum snelheid van toepassing is. De aanvraag wordt getoetst aan de nautische veiligheid. Voor het snel varen overdag door watertaxi’s is die aanwijzing al geschied.
De snelheidsbeperking voor snelle motorboten tussen zonsondergang en zonsopgang was ook al opgenomen in de Aanwijzing Staatsnatuurmonument Waddenzee II en in de Planologische Kernbeslissing Derde Nota Waddenzee. In het Natura 2000 Beheerplan Waddenzee is nachtelijke snelheidsbeperking voor snelle motorboten (waaronder watertaxi’s) opgenomen als mitigerende maatregel. Ondernemers die daar van af willen wijken, moeten zich wenden tot de provincie (bevoegd gezag in het kader van de Wet natuurbescherming). De aanvraag moet vergezeld gaan van een passende beoordeling die inzicht geeft in mogelijke effecten van het sneller varen dan 20 km/u met snelle motorboten tussen zonsondergang en zonsopgang.
Samenvattend: volgens de hoofdregel is nachtelijk vervoer van personen met snelle motorboten (watertaxi’s) dus toegestaan, maar er mag dan niet harder dan 20 km/u worden gevaren. Voor zover er geen sprake is van uitzonderingsgeval (zie antwoord op vraag 3), mogen snelle motorboten (watertaxi’s) ’s nachts alleen met een hogere snelheid dan 20 km/u varen als daarvoor eerst een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming is verkregen én een aanwijzingsbesluit op grond van het Binnenvaartpolitiereglement is genomen.
Er is op ambtelijk niveau contact geweest met de gemeente Ameland, de provincie Fryslân en de Veiligheidsregio Fryslân. Hierbij is in de eerste plaats gesproken over de mogelijkheden en onmogelijkheden van nachtelijk watertaxivervoer binnen de geldende wetgeving. In de tweede plaats is gesproken over de, op verzoek van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, uitgevoerde natuurtoets naar effecten van nachtelijk snelvaren op de natuur; geconstateerd is dat een ondernemer die ’s nachts met watertaxi’s toch sneller dan 20 km/u wil mogen varen, hiervoor in ieder geval een passende beoordeling moet (laten) uitvoeren (in het kader van de vergunningsprocedure op grond van de Wet natuurbescherming). Tenslotte is nog gesproken over de incidenten waarbij, in afwijking van de snelheidsbeperking, wel sneller mag worden gevaren dan 20 km/u. Die uitzonderingsgevallen (zie ook antwoord op vraag 3) zijn op zich duidelijk maar afgesproken is om voor de uitvoeringspraktijk daar nog meer handen en voeten aan te geven; dit wordt nog nader uitgewerkt in een concreet voorstel.
Rijkswaterstaat heeft al langer contact met de watertaxi-ondernemer op Ameland. Naar aanleiding van de melding van die ondernemer dat hij wil stoppen met de dienstverlening in de nachtelijke uren, heeft Rijkswaterstaat opnieuw contact met hem gezocht. Hierbij is afgesproken dat samen met de provincie en de gemeente een nader overleg zal worden belegd met hem over de achtergrond van zijn besluit en over mogelijke oplossingen binnen de geldende regelgeving. Zoals ik ook in het Commissiedebat Maritiem heb aangegeven, bekijken we daarbij ook in hoeverre dit ook speelt op andere Waddeneilanden.
Overigens is er met regelmaat overleg geweest met de watertaxi-ondernemers vanuit het gehele Waddengebied over dit onderwerp. Daarbij wordt onder andere gesproken over de vraag of de regelgeving helder genoeg is.
Welke oplossingen worden op dit moment onderzocht en zijn die al met de watertaxibedrijven besproken?
Zie antwoord vraag 4.
Welke pogingen zijn ondernomen om de dienstverlening te continueren voor de korte termijn, hangende het bereiken van een definitieve oplossing?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om samen met de watertaxibedrijven te verkennen voor welke type tochten, onder welke omstandigheden en voor welke beroepsgroepen (als passagier) snelvaren in het donker toegestaan zou kunnen worden? Welk tijdspad hebt u daarbij voor ogen?
Zie antwoord vraag 4.
De mogelijke gevolgen van de boycots voor olie uit Rusland |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Is het Landelijk Crisisplan Olie inmiddels afgerond? (Kamerstuk 36 045 nr. 125) Wat is de stand van zaken?
Door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat is met betrokken departementen een gedragen concept-Landelijk Crisisplan Olie (LCP-O) opgesteld. Formele goedkeuring en vaststelling zal op korte termijn plaatsvinden, waarna het met uw Kamer gedeeld zal worden. De totstandkoming van en besluitvorming over een crisisplan duurt normaal gesproken ongeveer een jaar, maar is vanwege de actuele situatie versneld.
Wordt het landelijk operationeel distributieplan in geval van dieselschaarste afgerond vóór het ingaan van het importverbod voor aardolieproducten uit Rusland? Wat is de stand van zaken?
Oplevering van het concept distributieplan staat op korte termijn gepland, voorafgaand aan het moment van ingaan van het importverbod voor aardolieproducten uit Rusland. Dit betreft een gedragen concept, dat tot stand komt in samenwerking met de belanghebbende departementen, veiligheidsregio’s en relevante sectoren. Hoewel het distributieplan daarna nog een regulier formeel besluitvormingstraject zal doorlopen, zal het bij de start van de sancties op olieproducten van 5 februari 2023 inzetbaar zijn. Het distributieplan diesel is een bijlage van het LCP-O.
Welke scenario’s worden in het landelijk crisisplan opgenomen?
Het concept-LCP-O, net als het crisisplan gas, werkt met escalatiefases, om per fase in een crisis de gewenste/passende maatregelen te kunnen nemen. De escalatiefases zijn: 1. Alerteringsfase, 2. Vroegtijdige waarschuwing, 3. Alarmfase en 4. Noodsituatie.
Conform de landelijke crisisplan-systematiek, wordt in het concept-LCP-O een scenario van een oplopend dieseltekort doorlopen. Het gezamenlijk doorleven van het crisisplan dient om goed inzicht te krijgen van het mogelijke verloop van een «reasonable worst case scenario» en de potentiële maatschappelijke impact van een tekort aan ruwe olie en/of een olieproduct. Het scenario betreft het type crisis, de duur van het tekort, de gebieden die worden geraakt, het internationale speelveld, de voornaamste gebruikers, seizoens-/weerinvloeden en overige aandachtspunten.
Heeft u zelf een impactanalyse uitgevoerd naar de supply chain risico’s en bredere maatschappelijke effecten die kunnen optreden als gevolg van het zesde sanctiepakket, potentiële marktbeschermingsmaatregelen op Europees niveau, hoge dieselprijzen en potentiële olie- en dieseltekorten? Zo nee, waarom niet?
Mogelijke supply-chain risico’s waarbij de continuïteit van vitale infrastructuur wordt geraakt en brede maatschappelijke effecten optreden vallen onder de verantwoordelijkheid van de NCTV. De NCTV coördineert de monitoring van deze effecten. De effecten in de olieketen zijn in kaart gebracht door CIEP in opdracht van VEMOBIN en VOTOP (zie ook het antwoord op vraag 6). Aanvullend staat EZK in nauw contact met alle partijen uit de keten.
De oliemarkt is een internationale markt, waarbij effecten mede grensoverschrijdend optreden. Nederland heeft dan ook vanaf het zesde sanctiepakket in EU- en IEA-verband aangedrongen op een EU-brede impactanalyse. De Europese Commissie werkt momenteel aan deze impactanalyse en aanbevelingen voor lidstaten.
Heeft u kennisgenomen van de analyse van het Clingendael International Energy Programme?1
Ja, ik heb kennis genomen van dit rapport.
Hoe waardeert u deze analyse en conclusies?
Ik heb veel waardering voor de studie van CIEP, die is uitgevoerd in opdracht van VEMOBIN en VOTOP. De boodschappen uit het rapport sluiten aan bij analyse en de inzet van de Nederlandse overheid zoals in de Kamerbrief over de oliesancties van 17 november 2022 uiteengezet en opgenomen in het concept-LCP-O. De studie biedt een goed inzicht in het effect dat de crises op het gebied van energie (gas, hoge prijzen, olie) op elkaar kunnen hebben, en waarschuwt voor verkokering bij de aanpak van de crises op energiegebied. Ook wordt door CIEP opgemerkt dat het effect van de sancties en de kans dat Nederland in een crisis kan komen sterk afhankelijk is van wereldwijde economische ontwikkelingen. CIEP wijst tevens op het belang van grensoverschrijdende en EU-samenwerking, omdat ontwikkelingen in de buurlanden direct effect zullen hebben op de beschikbaarheid van ruwe olie en olieproducten in Nederland. Nederland zet zich hier zowel in EU-verband als in bilaterale contacten voor in.
Bent u voornemens op korte termijn tenminste een (aanvullende) impactanalyse uit te laten voeren naar de potentiële gevolgen voor de verschillende sectoren, zoals de logistiek, en de bredere maatschappelijke effecten hiervan, voor zover dat nog niet gebeurd is?
Met het doorleven van het crisisplan zullen de potentiële gevolgen voor de verschillende sectoren inzichtelijk worden. Hierbij wordt inzicht verkregen in het effect van dieseltekort en de mogelijke maatregelen voor met name de logistieke sector en de maatschappelijke impact.
Zijn de maatregelen die worden opgenomen in het Landelijk Crisisplan Olie gericht op het voorkomen dan wel beheersen van de negatieve (potentieel ontwrichtende) maatschappelijke effecten en de verschillende scenario’s daarbij? Zo ja, hoe?
In het crisisplan is een inventarisatie gedaan door betrokken departementen en sectoren van mogelijke maatregelen om een crisis op het gebied van olie en/of olieproducten het hoofd te bieden. Deze bestaan uit vraagbeperkende en aanbodverruimende maatregelen. De maatregelen kunnen afhankelijk van de crisissituatie ingezet worden. In het crisisplan is hiervoor de adviesgroep maatregelen opgenomen die verantwoordelijk is voor de uitwerking van mogelijke maatregelen in een crisis. Maatregelen worden niet automatisch bij de verschillende escalatiefases uitgevoerd. Het is van belang om de brede context van de crisis te bezien. Betreffende maatregelen zijn erop gericht maatschappelijke impact en onrust (zoveel als mogelijk) te voorkomen.
Heeft u in dit verband prioritaire sectoren aangewezen? Zo ja, welke? Zo nee, gaat u dat op korte termijn doen?
Afhankelijk van de geldende crisissituatie worden door de adviesgroep prioritaire gebruikers de prioritaire gebruikers aangewezen. Het is van belang om de brede context van de crisis te bezien. Prioritaire gebruikers zullen in verschillende crises en verschillende crisisfases verschillen. Het vaststellen van de prioritaire gebruikers is erop gericht de vitale processen in Nederland zoveel als mogelijk doorgang te laten vinden. Het afweegkader dat hierbij gevolgd wordt zijn hulp- en veiligheidsdiensten, toe- en aanlevering van voedselvoorziening en gezondheid, en reparatie- en onderhoudsdiensten van vitale infrastructuur.
Het doorleven van het scenario zal echter inzicht geven in de meest waarschijnlijke prioritaire gebruikers en deze zullen als zodanig opgenomen worden in het crisisplan.
Kunt u aangeven welke maatregelen u gaat treffen voor deze prioritaire sectoren in de verschillende scenario’s?
Voor het antwoord op vraag 10 verwijs ik u naar het antwoord op vraag 8.
Op welke wijze wordt de logistieke sector hierin meegenomen?
In voorbereiding op het concept-LCP-O hebben een aantal werksessies plaatsgevonden met de betrokken sectoren, zo ook de logistieke sector. Tevens zijn interviews afgenomen met vertegenwoordigers uit deze sectoren.
Het bericht 'Akkoord over beperken export chiptech naar China' |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Alexander Hammelburg (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat kabinet heeft ingestemd met exportbeperkingen van chipmachines en chiptechnologie aan China? Zo ja, waarom heeft u de Kamer hier niet over geïnformeerd?1
Op de inhoud van gesprekken die Nederland voert met partnerlanden kan ik vanwege de vertrouwelijkheid niet ingaan. Zoals eerder gemeld, zal ik u uiteraard informeren in geval van beleidswijzigingen: deze zijn op dit moment niet aan de orde. Ik verwijs u graag naar de Kamerbrief van 1 december jl., en de vertrouwelijke technische briefing die 8 december plaatsvond.
Wilt u zo snel mogelijk met de Kamer delen welke afspraken er zijn gemaakt?
Zie antwoord vraag 1.
Wat zijn de effecten van de afspraken op Nederlandse bedrijven? Zijn deze bedrijven geconsulteerd in het proces?
Zie antwoord vraag 1.
Wat zijn de effecten op onze (economische) veiligheid?
In de Kamerbrief van 1 december bent u geïnformeerd over de overwegingen van exportcontrolebeleid in het algemeen, en halfgeleidertechnologie in het bijzonder. De bescherming van nationale veiligheid is het uitgangspunt. Op basis daarvan, heeft het kabinet drie strategische doelen gedefinieerd voor halfgeleidertechnologie: 1) Voorkomen dat Nederlandse goederen bijdragen aan ongewenst eindgebruik, zoals militaire inzet of in massavernietigingswapens. 2) Voorkomen van ongewenste strategische afhankelijkheden. 3) Behoud van Nederlands technologisch leiderschap en westerse standaarden. U bent op 8 december jl. tijdens een vertrouwelijke briefing hierover nader geïnformeerd. Indien van beleidswijzigingen sprake is, zal ik uw Kamer informeren. Dat is nu niet het geval.
Wat zijn de effecten op de veiligheid van Europa?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft u de veiligheidsaspecten met uw Brusselse collega’s besproken? Zo ja, wat kwam hieruit en zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in Kamerbrief van 1 december, is internationale samenwerking een essentieel onderdeel van exportcontrolebeleid. Europese wetgeving is de basis van het Nederlandse exportcontrolebeleid, en Nederland streeft naar eensgezinde uitvoering hiervan. Nederland voert doorlopend gesprekken hierover. Primaire partners zijn de EU lidstaten en de Europese Commissie. Op de inhoud van die gesprekken kan ik niet in het openbaar ingaan.
Welke veiligheidsrisico’s waren er voor Nederland geweest als deze afspraken niet waren gemaakt?
Zie antwoord vraag 4.
Wat staat er tegenover het moeten beperken van onze export? Bent u van mening dat dit proportioneel is?
Zie antwoord vraag 4.
Wat is uw verwachting van de klacht die China tegen de VS heeft ingediend bij de WTO? Verwacht u een gelijke klacht aan het adres van Nederland?
Het kabinet heeft kennisgenomen van de klacht die China heeft ingediend tegen de VS in het kader van WTO geschillenbeslechting. Het gaat om een klacht over exportcontrole maatregelen voor halfgeleidertechnologie die de VS heeft aangekondigd op 7 oktober jl. ter bescherming van de nationale veiligheid. China claimt dat deze motivatie niet consistent is met WTO-regels. In het kader van deze klacht zullen China en de VS eerst bilaterale consultaties houden. Op de uitkomst hiervan kan ik niet vooruitlopen. Wel merk ik op dat de WTO regels uitzonderingsgronden kennen, waaronder ten behoeve van nationale veiligheid, op basis waarvan exportcontrole maatregelen worden genomen. Zoals ik eerder heb aangegeven, maakt Nederland een eigen afweging als het gaat om exportcontrole. Ik ga niet speculeren over mogelijke klachten die Nederland zou kunnen ontvangen.
Verwacht u nog verdere reacties vanuit China, zowel economisch als diplomatiek? Welke impact denkt u dat de exportbeperkingen hebben op de technologische ontwikkeling in China en daarmee op militaire macht van China en de mensenrechtenschendingen binnen China zelf?
Ik ga niet speculeren over mogelijke reacties vanuit het China. In de brief die u heeft ontvangen op 1 december jl. en in het antwoord op vragen 4, 5, 7 en 8 staan de uitgangspunten voor exportcontrolebeleid van halfgeleidertechnologie.
Op welke manier heeft u de mogelijkheden voor exportbeperkingen besproken met uw collega’s in Brussel?
Zie antwoord vraag 6.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Wapenexportbeleid op 21 december?
Ja.
De sterk toegenomen militaire uitgaven in de Europese Unie sinds de oorlog in Oekraïne en de hoge winsten voor de wapenindustrie |
|
Jasper van Dijk |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Wat is uw oordeel over het rapport van Stop Wapenhandel «Smoke Screen» waarin staat dat de oorlog in Oekraïne als argument wordt gebruikt om een wapenwedloop te beginnen?1
De Russische invasie van Oekraïne veroorzaakt onnoemelijk leed in Oekraïne en schendt de Oekraïense soevereiniteit en onafhankelijkheid. Daarnaast is met deze invasie een grootschalige oorlog terug op het Europese continent. Dit heeft een grote impact op de Nederlandse en Europese veiligheid alsook op de internationale rechtsorde. Het kabinet blijft Oekraïne daarom onverminderd steunen in het verdedigen van zijn grondgebied voor zolang dat nodig is – voor Oekraïne en voor onze eigen vrijheid, veiligheid en welvaart.
In bredere zin heeft de Russische inval het belang van meer zelfredzaamheid op het gebied van defensie onderstreept. Tegelijkertijd speelt de verslechtering van de mondiale veiligheidssituatie al langer. Verschuivende machtsverhoudingen in de wereld, hybride dreigingen en cyber, de impact van klimaatverandering, de toenemende instabiliteit aan de randen van Europa, maar ook directe dreigingen tegen vitale infrastructuur vormen een steeds grotere bedreiging voor onze (veiligheids)belangen. In de huidige verslechterde geopolitieke verhoudingen is daarom een sterk en modern defensieapparaat noodzakelijk voor geloofwaardige afschrikking en verdediging. Dit besef heeft in tal van landen al tot substantiële (extra) verhogingen van defensiebudgetten geleid en zorgt binnen de EU en NAVO voor momentum om de bestaande tekortkomingen (meer) gezamenlijk aan te pakken.
Klopt het dat sinds het begin van de oorlog in Oekraïne de uitgaven van de EU-lidstaten aan Defensie met maar liefst 200 miljard euro zijn gestegen, meer dan de totale uitgaven van alle landen bij elkaar in 2020?
In de gezamenlijke mededeling van de Commissie en Hoge Vertegenwoordiger over de lacunes op defensie-investeringen van 18 mei jl.2 wordt de inschatting gemaakt dat de door de lidstaten aangekondigde intensiveringen van de nationale defensiebudgetten in de komende jaren optellen tot 200 miljard euro. Volgens dezelfde analyse gaven de EU-lidstaten in 2020 gezamenlijk 200 miljard euro uit.
Deelt u de mening dat de gezamenlijke defensie-uitgaven van EU-lidstaten voorafgaand aan deze intensivering al 17 keer hoger waren dan de uitgaven van Rusland, en dit verschil dus alleen maar groter zal worden?
In het rapport van Stop Wapenhandel «Smoke Screen»3 wordt gebruik gemaakt van de data van SIPRI. De hoogte van de investeringen van NAVO-bondgenoten wordt bevestigd in de publicatie van de NAVO over defensie-investeringen.4
Uit deze data kan worden opgemaakt dat de NAVO-bondgenoten – niet de EU-lidstaten – voorafgaand aan de intensivering gezamenlijk 17 keer meer besteedden aan defensie dan Rusland. Dat is dus inclusief de relatief hoge defensie-uitgaven van de VS en het VK. Of het verschil in defensiebudgetten van de NAVO-bondgenoten en Rusland door de recente stijging groter wordt is afhankelijk van de verdere stijging van het defensiebudget van Rusland. De huidige instabiele wereldorde vraagt ook in algemene zin om een defensieapparaat dat klaar is voor de uitdagingen van deze tijd.
Bent u het eens met de onderzoekers dat het vooral de wapenindustrie is die profiteert van deze enorme toename aan militaire uitgaven? Zo nee, waarom niet?
Nee. Investeringen in defensie zijn noodzakelijk om onze vrijheid, veiligheid en welvaart nu en in de toekomst te kunnen beschermen. Dat is dus primair een nationaal belang en een Europees en trans-Atlantisch belang. Met de stijgende defensiebudgetten blijft het mogelijk steun te leveren aan Oekraïne, onze voorraden aan te vullen en toe te werken naar een toekomstbestendige krijgsmacht. Zoals uiteen gezet in de Kamerbrief «Defensie Industrie Strategie in een nieuwe geopolitieke context» van 2 november jl. (Kamerstuk 31 125, nr. 123) heeft de oorlog in Oekraïne de Europese tekortkomingen ten aanzien van het militair-industrieel voortzettingsvermogen blootgelegd. Er is een toegenomen mondiale vraag naar militair materieel bij een beperkt groeiende productiecapaciteit en schaarste aan grondstoffen. Het is daarom cruciaal dat door middel van groeiende investeringen de Europese defensie-industrie wordt versterkt, inclusief de toeleveringsketen, en de productiecapaciteit wordt opgeschaald.
Wat is wat u betreft de toegevoegde waarde van publieke uitgaven aan Research en Development in defensie, terwijl de wapenindustrie dit ook zelf kan financieren?
Veiligheid is een publiek goed waar een overheid in dient te voorzien. Defensie is een noodzakelijk instrument voor veiligheid. Om de uitdagingen van vandaag en morgen het hoofd te bieden is een sterk en modern defensieapparaat van vitaal belang. Om dat te realiseren is een robuuste, hoogtechnologische en innovatieve defensie-industrie nodig met goede toegang tot financiële middelen, privaat én publiek. De defensiemarkt is een atypische markt met nationale overheden die optreden als de enige kopers. De aanbieders van defensieproducten en -diensten zijn volledig afhankelijk van investeringsbeslissingen van nationale overheden. Omdat de uiteindelijke vraag naar een eindproduct aan het begin van de ontwikkelfase zeer onzeker is, is het voor de industrie risicovol om zelf grootschalige onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten te financieren. Publieke investeringen worden daarbij in Nederland vooral ingezet voor de lange termijn ontwikkeling van systemen en technologieën die voorzien in kernbehoeften van Defensie in o.a. het maritieme domein, en op het vlak van radartechnologie, cyber en autonome systemen.
Deelt u de zorg van de onderzoekers dat het Europese en nationale wapenexportbeleid versoepeld gaat worden? Kunt u bevestigen dat dit niet het geval is?
Voor (wapen) leveranties aan Oekraïne geldt dat deze zorgvuldig aan de Europese criteria voor wapenexportcontrole worden getoetst. Het kabinet acht de leveranties van militaire goederen aan Oekraïne volledig conform het Europees Gemeenschappelijk standpunt inzake Wapenexport. Dit standpunt laat nadrukkelijk ruimte voor het bijdragen aan de capaciteit tot zelfverdediging van andere staten.
De oorlog in Oekraïne heeft de noodzaak tot meer gezamenlijke capaciteitsontwikkeling in Europees verband nogmaals duidelijk gemaakt. Dat vraagt echter om een gelijk speelveld en verdere samenwerking op exportcontrole is hierin een belangrijk element. Het kabinet onderzoekt mogelijkheden om op dit punt tot betere samenwerking te komen en om aan te sluiten bij de groeiende consensus over wederzijdse erkenning van vergunningen.
Is het juist dat de wapenindustrie op de lijst wil komen van sociaal verantwoorde actoren op de Europese taxonomie lijst, terwijl dit zeer ongepast zou zijn?
De Europese sociale taxonomielijst waarnaar de vraag verwijst is nog in ontwikkeling. Momenteel ligt er een adviesrapport van het Sustainable Finance Platform, met denkrichtingen voor het invullen van een sociale taxonomie. Of en wanneer een Commissievoorstel voor een sociale taxonomie gepubliceerd zal worden is op dit moment nog niet duidelijk.
Zoals hierboven uiteengezet is zeker in de huidige verslechterde geopolitieke context een sterk en modern defensieapparaat essentieel. Investeringen in Defensie en de defensie-industrie zijn van cruciaal belang voor vrede en veiligheid, welke randvoorwaardelijk zijn voor de bescherming van onze democratische en sociale waarden en normen. Toegang tot publieke en private financiering voor de defensie-industrie is daarom noodzakelijk, ook voor bedrijven die betrokken zijn bij de ontwikkeling, productie of onderhoud van nucleaire wapens. Het kabinet acht het van belang dat de defensie-industrie niet bij voorbaat wordt uitgesloten van een eventuele te ontwikkelen EU taxonomie lijst.
Investeringsbeslissingen zijn aan bedrijven en vermogensbeheerders zelf. Wel verwacht het kabinet van individuele bedrijven, waaronder de defensie-industrie en banken, en pensioenfondsen en andere vermogensbeheerders, dat zij handelen in lijn met de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen. Dit houdt in dat bedrijven de risico’s voor mens en milieu in hun waardeketen in kaart moeten brengen en deze risico’s moeten aanpakken en voorkomen.
Deelt u de zorg van de onderzoekers dat het uiterst ongewenst zou zijn dat banken, pensioenfondsen en andere vermogensbeheerders meer in kernwapenbedrijven gaan investeren? Gaat u dergelijke investeringen actief tegenhouden?
Zie antwoord vraag 7.
De regeling voor het prijsplafond |
|
Pieter Omtzigt (Omtzigt) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
|
Herinnert u zich dat u op 30 november 2022 beloofde om op 9 december de subsidieregeling bekostiging plafond energietarieven kleinverbruikers aan de Kamer toe te sturen, dus ruim voor plenaire behandeling, later in december?
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat wij op woensdag 14 december 2022 een debat hebben over de suppletoire begroting, waaruit deze regeling betaald wordt en dat wij er op 15 december 2022 over stemmen?
Ja.
Kunt u deze regeling per ommegaande aan de Kamer doen toekomen, zodat hij bestudeerd kan worden voor het debat? Kunt u ook de uitgebreide toelichting die bij de feitelijke vragen over de suppletoire begroting beloofd is sturen?
Ja. De regeling is op maandag 12 december 2022 met de Kamer gedeeld, en deze is voorzien van een uitgebreide toelichting.
Wanneer hebben de energiemaatschappijen de conceptregeling ontvangen?
Er is sinds september doorlopend en intensief contact geweest met de betrokken partijen vanuit de sector en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) als beoogde uitvoerder over de totstandkoming van het prijsplafond. Primair ging dat over de inhoudelijke vragen die te maken hebben met de praktische uitvoering. Aan de vertaling naar de concept-regeling zelf is doorlopend gewerkt tot en met maandag 12 december. De beschikbare achterliggende stukken over de besluitvorming en de contacten met de energiemaatschappijen zijn vrijdag 9 december jl. naar de Kamer gestuurd met de Kamerbrief over de prijsplafondregeling voor 2023.
Wanneer heeft de Europese Commissie de conceptregeling ontvangen?
Er zijn doorlopende contacten geweest met de Commissie parallel aan het proces van uitwerking van de regeling. Deze gesprekken zijn vooral gebaseerd op de relevante wettelijke kaders waarop de Commissie toetst. Op 30 november jl. is het prijsplafond formeel bij de Commissie genotificeerd conform het format dat daarvoor bestaat. De definitieve versie van de regeling zoals deze op 12 december 2022 met uw Kamer gedeeld is, is op 12 december ook formeel aan de Commissie voorgelegd in het kader van de notificatieprocedure.
Op 4 oktober 2022 schreef u dat het prijsplafond met de gekozen parameters meer dan 20 miljard euro zou kosten en in de laatste brief van 9 december stond 11,2 miljard euro. Kunt u aangeven wat de schatting is van de kosten van het prijsplafond in 2023 en op basis van welke aannames die berekening gemaakt is?
Kortheidshalve verwijs ik naar de uitgebreide schriftelijke beantwoording van de vragen die de Kamer gesteld heeft over de 10e suppletoire begroting, die ook nader ingaan op de totstandkoming van de relevante ramingen. In de praktijk zullen de kosten in belangrijke mate afhangen van de ontwikkeling van de energieprijzen in 2023.
Kunt u ook de schriftelijke vragen van het lid Omtzigt over de voorbereiding van het prijsplafond voor consumenten (ingezonden 24 november 2022), waarvan ik meerdere keren gevraagd heb ze tijdig te beantwoorden, per ommegaande beantwoorden?
Ja.
kunt u een rekenvoorbeeld geven van de maximale vergoeding die een energiebedrijf verkrijgt onder het prijsplafond voor een klant?
Het energiebedrijf krijgt een vergoeding voor alle inkoopkosten die het moet maken boven de plafondprijzen. Hoe hoog de vergoeding uiteindelijk uitvalt, hangt dus af van de inkoopkosten die het energiebedrijf hiervoor moet maken en is niet op voorhand te zeggen. Wel wordt door de bruto margetoets voorkomen dat energiebedrijven een hogere marge mogen behalen dan in de voorafgaande jaren (2018–2021). Kortheidshalve verwijs ik naar de toelichting op de systematiek van de margetoets in de toelichting bij de conceptregeling, die op maandag 12 december jl. aan uw Kamer verzonden is.
Kunt u deze vragen voor dinsdagavond 13 december beantwoorden?
Nee, dat was gelet op de termijn waarop de vragen ontvangen zijn, niet mogelijk. Uw Kamer ontvangt de antwoorden wel vóór het debat dat voorzien is voor woensdagavond 14 december 2022.
Het bericht 'Gokbedrijven probeerden ondanks verbod via wk-pools nieuwe klanten te lokken' |
|
Hülya Kat (D66), Joost Sneller (D66), Romke de Jong (D66) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid) (CU), Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Gokbedrijven probeerden ondanks verbod via wk-pools nieuwe klanten te lokken»?1
Ja
Wanneer wist u als aandeelhouder van deze reclames van de staatsdeelneming Nederlandse Loterij? Met welke wetsovertredingen van staatsdeelnemingen in de goksector bent u nog meer bekend?
Ik was niet bekend met deze reclame van Nederlandse Loterij op een website met WK-pools. Wel ben ik bekend met de recente boete die door de Kansspelautoriteit (Ksa) aan Nederlandse Loterij is opgelegd vanwege overtreding van de reclameregels. TOTO Online B.V. heeft tussen 1 oktober 2021 en 31 januari 2022 algemene commerciële berichten verstuurd naar spelers met een TOTO-account. Gedurende deze vier maanden werd ook de groep jongvolwassenen (18 tot en met 23 jaar) bereikt. De Ksa heeft geoordeeld dat dit een overtreding van de wet was, omdat reclame voor online kansspelen niet (ook) gericht mag zijn op jongvolwassenen.
Nederlandse Loterij heeft mij in het voorjaar direct bericht dat Ksa de overtreding signaleerde en heeft mij ook vooraf geïnformeerd dat zij een boete zouden ontvangen van Ksa. Ik heb toen direct mijn afkeuring kenbaar gemaakt aan Nederlandse Loterij.
Verder ben ik bekend met andere overtredingen van de staatsdeelnemingen in de kansspelsector die ook op de website van de Ksa zijn gepubliceerd.2
Hoe voorkomt u als aandeelhouder dat een staatsdeelneming de wet overtreedt?
De kansspelsector is een sterk gereguleerde markt met een wettelijk (beleids)kader dat is opgesteld door het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Uiteraard moeten de staatsdeelnemingen, net als alle andere aanbieders van kansspelen, zich aan de wet houden. De Ksa houdt toezicht op naleving van de regels.
Van beide deelnemingen verwacht ik daarbij dat zij bij de invulling van hun maatschappelijke opdracht als uitvoerders van het kansspelbeleid een voorbeeld zijn, en een voorbeeld stellen in de kansspelsector. Concreet betekent dit voor mij dat zij niet alleen handelen naar de letter van de wet maar ook naar de geest ervan. Dat zij transparant zijn in wat zij op het gebied van verantwoord en veilig aanbod doen en daarover publiekelijk communiceren. Dat zij de lat hoog leggen. Niet alleen voor zichzelf maar voor de hele sector, bijvoorbeeld via hun inbreng in de branchevereniging Vergunde Nederlandse Online Kansspelaanbieders (VNLOK). In ieder overleg dat ik met ze voer, spreek ik ze hier op aan. Ik zal dit blijven doen.
Hoelang is de illegale reclame van de Nederlandse loterij zichtbaar geweest voordat de handhaving van de Kansspelautoriteit had plaatsgevonden? Had de Kansspelautoriteit in dit geval sneller kunnen optreden? Zo ja, waarom is dat niet gebeurd?
De Ksa geeft aan geen uitspraken te kunnen doen over onderzoeken. In algemene zin is op te merken dat de Ksa extra aandacht had voor ongeoorloofde reclameactiviteiten rondom het WK. De Ksa heeft verschillende bedrijven aangesproken op hun reclameactiviteiten.3
Onderschrijft u dat staatsdeelnemingen binnen de goksector een voorbeeldrol zouden moeten vervullen, en zich derhalve niet alleen aan de wet zouden moeten houden maar voorop zouden moeten lopen wanneer het aankomt op maatregelen die bestemd zijn om verslaving te voorkomen? Zo ja, hoe geeft u hieraan invulling als aandeelhouder?
Reclame zorgt ervoor dat personen die willen deelnemen aan kansspelen kennis kunnen nemen van het legale aanbod en draagt daarmee bij aan kanalisatie: het leidt spelers van het illegale naar het legale gereguleerde aanbod waarmee consumenten beter beschermd worden, kansspelverslaving wordt tegengegaan en ook fraude en overige criminaliteit wordt tegengegaan. Reclame maken is toegestaan zolang deze reclames passen binnen de kaders van wet- en regelgeving.
Vlak na de opening van de online markt was er veel reclame. Als aandeelhouder heb ik op meerdere momenten mijn zorgen geuit aan de staatsdeelnemingen over de toename aan reclame. Ik heb zowel Holland Casino als Nederlandse Loterij meerdere malen opgeroepen om verantwoord om te gaan met de hoeveelheid en vorm van reclame. Inmiddels zijn er gedurende het jaar al diverse maatregelen genomen om de reclamedruk te verminderen, deels door de sector zelf met haar reclamecode, maar ook door het kabinet. Bovendien wordt er gewerkt aan een verbod op ongerichte reclame voor risicovolle online kansspelen. Als onderdeel van dit verbod volgt het verbod op sponsoring van evenementen en sport.
Ik blijf vanuit mijn rol als aandeelhouder Nederlandse Loterij voortdurend aanspreken op hun verantwoordelijkheden voor de uitvoering van het kansspelbeleid. In de huidige evaluatie van het aandeelhouderschap van NLO komt ook de governance structuur aan bod. Ik wil die evaluatie zorgvuldig uitvoeren en niet vooruitlopen op de eventuele uitkomsten.
Onderschrijft u dat de staatsdeelnemingen in de goksector op het gebied van het maken van reclame de afgelopen jaren geen voorbeeldrol hebben gespeeld? Geven deze incidenten aanleiding om de positie van de Staat binnen de governance van staatsdeelnemingen in het algemeen en bij de Nederlandse Loterij in het bijzonder te verstevigen, ook voordat de beoordeling van het aandeelhouderschap op basis van het afwegingskader staatsdeelnemingen is afgerond?
Zie antwoord vraag 5.
Welke consequenties verbindt u aan het overtreden van de wet door het bestuur van een staatsdeelneming? Hoe wordt dit meegenomen in de beoordeling van het functioneren van de bestuurders van de Nederlandse Loterij?
De Kansspelautoriteit heeft als toezichthouder op de kansspelmarkt de bevoegdheid om formele consequenties te verbinden aan wetsovertredingen van de kansspeldeelnemingen. Als aandeelhouder spreek ik de raad van bestuur van Nederlandse Loterij aan op dergelijke overtredingen en de voorbeeldrol die een staatsdeelneming zou moeten vervullen. Bovendien zal ik het ook bespreken met de raad van commissarissen; zij gaan primair over het functioneren van de raad van bestuur.
Hoeveel jongeren (jonger dan 21 jaar) zijn er actief op gokplatforms waar de Staat een aandeel in heeft?
Deze informatie is bij mij of mijn collega de Minister voor Rechtsbescherming niet bekend omdat dit vertrouwelijke bedrijfsinformatie betreft.
Op welke wijze worden jongeren momenteel behoed voor het opbouwen van een gokverslaving of schulden via deze gokplatforms? Welke voorlichting wordt er geboden?
In de wet- en regelgeving voor kansspelen zijn maatregelen opgenomen om te voorkomen dat spelers problematisch speelgedrag ontwikkelen of in de financiële problemen komen door gokken. Deze maatregelen zijn in het bijzonder gericht op het beschermen van kwetsbare groepen. Kansspelaanbieders hebben daarbij een belangrijke zorgplicht. In alle gevallen moeten aanbieders adequaat interveniëren wanneer een speler risicovol speelgedrag vertoont. Plotseling veel meer geld uitgeven dan gewoonlijk, of het steeds op willen hogen van de speellimiet kunnen indicatoren zijn die nopen tot een interventie. Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat een persoonlijk onderhoud moet worden gevoerd. Als uiterste middel is er het Centraal register uitsluiting kansspelen (Cruks). Spelers die in Cruks zijn opgenomen hebben minimaal zes maanden geen toegang tot online kansspelen, speelcasino’s en speelautomatenhallen. Zij kunnen in het uiterste geval door kansspelaanbieders of door mensen in hun omgeving worden voorgedragen voor Cruks. Spelers kunnen zichzelf ook op elk moment vrijwillig inschrijven in Cruks, om zichzelf te beschermen tegen problematisch speelgedrag of tegen het verliezen van geld door deelname aan kansspelen.
Naast deze maatregelen is het belangrijk dat personen zich bewust zijn van de risico’s van kansspelen en dat zij de bestaande hulpmiddelen zoals Cruks en ook het Loket Kansspel weten te vinden. Aanbieders moeten reeds op hun hoofdpagina informatie verstrekken over Cruks en op iedere spelpagina op duidelijke en begrijpelijke wijze toegang bieden tot Cruks. Ook moet bij reclameactiviteiten reeds een waarschuwende tekst te zien zijn. Zoals is aangegeven in zijn brief van 5 december 2022 zet de Minister voor Rechtsbescherming daarnaast in op meer voorlichting door middel van bewustwordingsactiviteiten, in samenwerking met de Ksa en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport4. In het voorjaar van 2023 wordt uw Kamer geïnformeerd over de dan uitgevoerde en de geplande bewustwordingsactiviteiten. Het Loket Kansspel heeft aanvullend tijdens het WK voetbal voor mannen al een voorlichtingscampagne gedaan. De lessen die daaruit te leren zijn, worden meegenomen in de uitwerking van de bredere bewustwordingsactiviteiten.
Het bericht 'BKR wil hypotheken registreren en gegevens delen met belwinkels en postorderbedrijven' |
|
Hülya Kat (D66), Steven van Weyenberg (D66), Faissal Boulakjar (D66) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid) (CU), Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66), Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «BKR wil hypotheken registreren en gegevens delen met belwinkels en postorderbedrijven»?1
Ja.
Is het voornemen van het BKR met u besproken? Zo ja, wat was uw reactie? Zo nee, wanneer bent u op de hoogte gesteld van dit idee van het BKR?
BKR pleit al langere tijd voor positieve registratie van hypotheken en heeft dit eerder ook kenbaar gemaakt aan het Ministerie van Financiën. Het voornemen om te consulteren over verplichte registratie van bepaalde hypotheken, is niet met de ministeries besproken. Wel heeft BKR in april jl. aan het Ministerie van Financiën een consultatiedocument gestuurd. Het ministerie heeft zich onthouden van reactie, omdat het ministerie een wetsvoorstel in voorbereiding heeft. Het wetsvoorstel beoogt meer waarborgen voor gegevensverwerking bij kredietregistratie en regelt welke overeenkomsten moeten worden geregistreerd. In het wetsvoorstel wordt kredietregistratie een wettelijke taak, met overeenkomstige bevoegdheden voor de Minister van Financiën. Ik zie op dit moment nog geen reden om hypotheken voor de eigen woning altijd te registeren. Dit element zal nadrukkelijk aan de orde komen in de consultatie van het wetsvoorstel, die ik voornemens ben begin 2023 te starten.
Welke gegevens is het BKR precies van plan te gaan registreren?
Bij BKR worden op dit moment hypotheken voor de eigen woning pas geregistreerd wanneer sprake is van een betalingsachterstand van drie maanden of langer. Dit wordt een negatieve registratie genoemd. Wanneer een kredietovereenkomst bij het aangaan direct wordt geregistreerd, zoals het geval is bij consumptief krediet (bijvoorbeeld persoonlijke leningen) dan heet dit een positieve registratie.
BKR heeft geconsulteerd over verplichte positieve registratie van woninghypotheken voor specifieke doelgroepen. Het gaat om startersleningen en maatwerkleningen die worden gefinancierd door het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting en energiebespaarhypotheken die worden gefinancierd door het Nationaal Warmtefonds. BKR heeft te kennen gegeven dat verschillende organisaties BKR hebben verzocht over te gaan tot registratie, in het licht van de zorgplicht voor de consument. Verder heeft BKR geconsulteerd over de mogelijkheid voor kredietverstrekkers om reguliere hypotheken positief te registeren. Hypotheekverstrekkers zouden dan de keuze hebben om hun eigen, nieuw verstrekte hypotheken positief te registreren. BKR heeft in de consultatie voorgesteld dezelfde gegevens over hypotheken op te nemen als bij andere overeenkomsten die thans bij BKR worden geregistreerd. Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 5.
Op basis van welk mandaat kan het BKR besluiten om deze gegevens te registreren en te delen? Welke publieke controle of wettelijke grondslag geldt daarvoor?
BKR is nu nog een private stichting. Het bestuur van de stichting is verantwoordelijke voor de besluitvorming. Op grond van de Wet op het financieel toezicht moeten kredietaanbieders aangesloten zijn bij een stelsel van kredietregistratie en het stelsel raadplegen wanneer zij krediet van meer dan 250 euro verstrekken. Het stelsel van kredietregistratie is niet wettelijk geregeld. In de praktijk is er één stelsel van kredietregistratie, namelijk BKR. Er is dan ook geen specifieke wetgeving over hetgeen in het kredietenregister van BKR moet worden opgenomen. In het wetsvoorstel dat ik voornemens ben begin 2023 te consulteren, zullen dergelijke bepalingen wel worden opgenomen. Kredietregistratie wordt hiermee een wettelijke taak, met bijbehorende bevoegdheden voor de Minister en dus ook publieke controle.
Op de gegevensverwerking bij kredietregistratie is de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) van toepassing. De grondslag voor gegevensverwerking bij kredietregistratie binnen de privacywetgeving is het bestaan van een gerechtvaardigd belang (artikel 6, eerste lid, onder f, AVG).
Welke privacygevoelige gegevens worden nu door het BKR-verzameld en welke gegevens mogen met derden worden gedeeld?
Welke persoonsgegevens door BKR worden verwerkt en met wie deze gegevens mogen worden gedeeld is neergelegd in het Algemeen Reglement van BKR.
In artikel 9 van het Algemeen Reglement van BKR is opgenomen welke persoonsgegevens BKR verwerkt. Het betreft de geboortenaam, geboortedatum, initialen, geslacht en adresgegevens (inclusief postcode) van natuurlijke personen, de overeenkomst die met de kredietgever is aangegaan, de achterstanden, herstelmeldingen en bijzonderheden die zich voordoen gedurende de looptijd van die overeenkomst(en) en de beëindiging van die overeenkomst.
In de artikelen 5 en 6 van het Algemeen Reglement van BKR is neergelegd aan wie BKR gegevens verstrekt. Gegevensverstrekking geschiedt met name aan de aangesloten kredietverstrekkers die ook gegevens bij BKR registreren. Uit artikel 3 van het Algemeen Reglement volgt dat BKR persoonsgegevens verwerkt voor het verstrekken van informatie aan aangesloten instellingen zodat deze partijen een zorgvuldige afweging kunnen maken of aan de consument een krediet kan worden verstrekt, voor het beheer van hun (krediet)portefeuille en in het kader van de juistheid en volledigheid van de geregistreerde kredietportefeuille (datakwaliteit). Daarnaast levert BKR voor haar zakelijke klanten een bijdrage aan het beperken van de financiële risico’s bij kredietverlening en aan het voorkomen en bestrijden van misbruik en fraude.
Welke inspraak heeft de Staat bij de stichting BKR en in hoeverre kan het BKR eigenstandig besluiten om hypotheken toe te voegen aan hun registraties?
Op grond van de Wet op het financieel toezicht dienen aanbieders van krediet aangesloten te zijn bij een stelsel van kredietregistratie. Er zijn op dit moment geen voorschriften over een stelsel van kredietregistratie. In de praktijk is er één stelsel van kredietregistratie, namelijk BKR. BKR is op initiatief van een aantal kredietverstrekkers in 1965 opgericht. BKR is een van de overheid onafhankelijke organisatie en het ministerie heeft geen inspraak op de besluitvorming van BKR. Ik vind het belangrijk dat het stelsel van kredietregistratie met meer (publieke) waarborgen wordt omkleed. Op grond van het wetsvoorstel dat ik in voorbereiding heb wordt kredietregistratie daarom een wettelijke taak waaraan door de Minister voorschriften kunnen worden verbonden, en kan via wet- en regelgeving worden vastgelegd welke overeenkomsten worden geregistreerd en op wat voor wijze.
Kunnen mensen die weigeren om inzage te geven in hun hypotheekgegevens nog steeds bijvoorbeeld een telefoon op afbetaling kopen? Zo nee, wat vindt u daarvan?
De gegevensverwerking bij kredietregistratie is nu gebaseerd op gerechtvaardigd belang. Er is daarbij geen toestemming van de consument vereist om de gegevens aan te leveren aan BKR door een hypotheek- of kredietverstrekker. Het is dan ook niet mogelijk om te weigeren dat gegevens worden geregistreerd. Wel kunnen mensen bezwaar maken tegen een registratie of een klacht indienen bij het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening. Daarbij wordt een afweging gemaakt tussen het belang van een zorgvuldige en volledige kredietregistratie – wat dient ter voorkoming van overkreditering – en het belang van de kredietnemer om zijn gegevens uit het BKR te laten aanpassen.
Er zijn geen automatische gevolgen verbonden aan registratie bij BKR. Het uitgangspunt is dat kredietaanbieders bij iedere aanvraag zelf beslissen of zij krediet willen verstrekken op basis van de situatie van de aanvrager. De kredietaanbieder moet informatie inwinnen over de financiële positie van een consument om overkreditering tegen te gaan. De kredietaanbieder moet beoordelen hoe hij met de informatie uit BKR omgaat en of hij het verantwoord vindt om krediet te verstrekken. Het voornemen van BKR brengt hier geen verandering in. Ik kan daarom niet generiek beoordelen of het missen van informatie over een hypotheek ertoe leidt dat kredietaanbieders niet tot kredietverlening overgaan; dat besluit is aan de kredietaanbieder.
Welke indicaties zijn er dat hypotheekschulden aanleiding vormen problematische schulden en/of een indicator zijn voor mogelijke betalingsproblemen en hoe verhoudt dit zich tot de argumentatie op basis waarvan het BKR gegevens verzamelt?
Er zijn geen indicaties dat hypothecaire kredieten de aanleiding vormen voor problematische schulden of een indicator zijn voor potentiële betalingsproblemen. Bij het aangaan van een hypotheek worden huishoudens mede door de wettelijke inkomensnormen goed beschermd tegen overkreditering en potentiële betalingsproblemen. Mede hierdoor is het aandeel niet-presterende hypotheken met ca. 1 procent in Nederland relatief laag. In Nederland hebben ruim 3 miljoen huishoudens een koopwoning gefinancierd met een hypothecair krediet. Eind april 2022 hadden ca. 35 duizend huishoudens een betalingsachterstand van minimaal drie maanden op de hypotheek.2 Ook blijkt uit cijfers van NVVK, de grootste branchevereniging voor schuldhulp en financiële dienstverlening, dat aanbieders van hypothecair krediet niet bij de top vijf schuldeisers behoren van mensen met problematische schulden.3 Ik zie op dit moment nog geen reden om over te gaan tot positieve registratie van hypotheken in BKR. Zoals ook opgenomen in de beantwoording van vraag 2, zal dit element nadrukkelijk aan de orde komen in de consultatie van het wetsvoorstel, die ik voornemens ben begin 2023 te starten.
Hoeveel mensen zouden er een BKR-registratie krijgen als het BKR ook hypotheekschulden gaat registreren en is hoe beoordeelt u de doelmatigheid en proportionaliteit hiervan in het licht van het uitgangspunt dat men zo terughoudend mogelijk omgaat met het verzamelen en bewaren van persoonsgegevens?
Het voornemen van BKR is om kredietverstrekkers de mogelijkheid te geven om nieuwe hypotheken positief te registreren. Op voorhand kan niet gezegd worden hoeveel mensen een BKR-registratie zouden krijgen omdat niet duidelijk is hoeveel kredietverstrekkers daadwerkelijk over zouden gaan tot registratie. In 2021 zijn ca. 500 duizend hypotheken verstrekt. In totaal hebben ruim 3 miljoen huishouden een hypotheek. Op basis van het consultatiedocument van BKR kan ik niet opmaken of BKR de doelmatigheid en proportionaliteit van het voornemen heeft beoordeeld. Zelf zie ik in ieder geval op dit moment nog geen reden om over te gaan tot positieve registratie van hypotheken.
In hoeverre bent u van mening dat de hoogte van de hypotheekschuldan sich niet zoveel zegt over de liquiditeit van huishoudens als hier niet ook de inkomens- en vermogenspositie in wordt meegenomen? In hoeverre is een betalingsachterstand op de hypotheekrente die reeds wordt geregistreerd door het BKR, niet een veel betere en meer doelmatige voorspeller van eventuele betalingsproblemen en/of een indicator van de kredietwaardigheid van huishoudens?
Bij het verstrekken van een hypothecair- of consumptief krediet moet een kredietverstrekker in het belang van de consument informatie inwinnen over diens financiële positie en beoordeelt hij, ter voorkoming van overkreditering, of het verstrekken van het krediet verantwoord is. Ik deel uw mening dat de hoogte van de hypotheekschuld op zich niets zegt over de kredietwaardigheid van een huishouden. Een betalingsachterstand op de hypotheek kan wel een goede voorspeller zijn van eventuele betalingsproblemen. Het is belangrijk dat bij kredietverstrekking de corresponderende maandelijkse hypotheeklasten goed worden meegenomen bij de inkomsten- en lastentoets. Dit gebeurt in de praktijk al.
Hoe verhoudt het besluit van het BKR zich tot de voorzichtigheid die wordt betracht bij het aansluiten van betalingsachterstanden op de hypotheekschuld bij gemeentelijke vroegsignalering van schulden?
Voor de vroegsignalering is het doorgeven van betalingsachterstanden van belang. Het positief registreren van hypotheekschulden waar geen betalingsachterstanden spelen staat hier los van.
Sinds de inwerkingtreding van de wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) op 1 januari 2021 zijn woningcorporaties, energie- en drinkwaterbedrijven en zorgverzekeraars verplicht om beginnende betalingsachterstanden door te geven aan de gemeente. Gemeenten krijgen mensen met schulden tijdig in beeld en kunnen hen schuldhulpverlening aanbieden. De Wgs biedt experimenteerruimte (artikel 10) zodat onderzocht kan worden of met behulp van andere signalen over betalingsachterstanden mensen met financiële problemen in beeld komen die nog eerder niet bekend waren bij vroegsignalering en schuldhulpverlening. In dit kader is een experiment gestart met het doorgeven van hypotheekachterstanden met als doel het bereiken van huiseigenaren met financiële problemen. Voor het vroegsignaal vanuit de hypotheekverstrekkers worden beginnende betalingsachterstanden gebruikt die hypotheekverstrekkers doorgeven aan de gemeenten. Pas wanneer is gebleken dat het delen van dit signaal effectief is om een nieuwe groep mensen met beginnende betalingsachterstanden in beeld te brengen is dit aanleiding om hiervoor een wettelijke basis te creëren.
Bestaat er een risico dat registratie van hypotheekschulden bij het BKR vooral de mogelijkheden van starters om te lenen zal raken?
Nee, die zorgen heb ik niet. Starters hebben immers nog geen hypotheek dus zal het voornemen van BKR om hypotheken positief te registreren hen niet raken.
Zoals ik in andere antwoorden schrijf, zie ik op dit moment geen reden om hypotheken voor de eigen woning altijd te registeren.
Wat is de toegevoegde waarde van een eventuele registratie bij het BKR ten opzichte van de huidige registratie bij het Kadaster?
BKR heeft in het consultatiedocument vier argumenten genoemd waarom beschikbaarheid van de informatie bij het Kadaster niet voldoende is. Volgens BKR moeten kredietverstrekkers twee registers raadplegen, raadplegen kredietverstrekkers in de huidige praktijk het Kadaster niet (met uitzondering van hypotheekverstrekkers om te controleren of er al een hypothecaire inschrijving is op het onderpand), is de informatie bij het Kadaster gerelateerd aan het object (de woning) en niet het subject (de kredietnemer) en staat de hypothecaire inschrijving vermeld, maar kan dat dit bedrag hoger liggen dan de hoofdsom. Zoals hierboven beschreven zal de registratie van hypotheken aan de orde komen in de consultatie van het wetsvoorstel, die ik voornemens ben begin 2023 te starten.
Bent u bereid om met het BKR in gesprek te treden om dit besluit op te schorten totdat meer inzicht is gegeven in de doelmatigheid en proportionaliteit hiervan?
Ja. Ik ben met BKR in gesprek over hun consultatie, mede in het licht van mijn voornemen om met een wetsvoorstel te komen.
Kunt u deze vragen uiterlijk vijf werkdagen voor het commissiedebat over de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering van 21 december 2022 beantwoorden, dus voor 14 december 2022?
Mijn streven is om de beantwoording op zo kort mogelijke termijn aan uw Kamer te sturen.
Utrechtse standplaatshouders die hun vertrouwde plaats moeten opgeven vanwege Europese regelgeving |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Bloemetje of broodje op vertrouwde plek op straat kopen dat is straks mogelijk verleden tijd»?1
Ja.
Kent u de Europese Dienstenrichtlijn ten gevolgen waarvan circa 90 ondernemers hun vaste standplaatsen in Utrecht verliezen, standplaatsen die soms al drie generaties in één familie zitten?
Ja, de Europese Dienstenrichtlijn is mij bekend. De feitelijke situatie is dat in Utrecht en in andere gemeenten de huidige standplaatsvergunning een beperkte looptijd heeft ofwel dat deze wordt omgezet in een vergunning met een beperkte looptijd. Bij afloop van de vergunning kan een ieder, ook de huidige vergunninghouder, meedingen naar een nieuwe vergunning. Dit zorgt dat niet alleen huidige vergunningshouders maar ook nieuwe ondernemers, een eerlijke kans krijgen op het verkrijgen van een schaarse vergunning. Indien zich geen andere gegadigden melden kan de gemeente ook overgaan tot verlenging van de vergunning van de zittende vergunninghouder. Het is aan de gemeente hoe zij de toewijzing willen vormgeven.
Vindt u het gerechtvaardigd dat zij nu moeten concurreren met nieuwe ondernemers uit heel Europa om de plek te bemachtigen waar zij al jarenlang staan en zijn ingebed in de sociale structuur van de omgeving?
Ja, ik begrijp dat het voor de betreffende ambulante handelaren als een klap kan aanvoelen als ze hun vertrouwde plek moeten opgeven. Toch draagt dit bij aan een rechtvaardige verdeling van kansen voor alle ondernemers, waarbij de lokale overheid tegelijk de leefomgeving kan beschermen. Als een gemeente het aantal vergunningen dat kan worden uitgegeven heeft beperkt, is sprake van een schaars goed en dienen deze een beperkte looptijd te hebben. Vergunningverlening voor onbepaalde tijd zou betekenen dat deze schaarse ruimte nooit beschikbaar komt voor andere ondernemers (waaronder bijvoorbeeld standplaatshouders die ook in de regio Utrecht actief zijn). Dat beperkt de concurrentie, innovatie en diversiteit van het aanbod. Een beperkte geldigheidsduur is ook in het belang van Nederlandse ondernemers die actief zijn in het buitenland (met name de grensregio’s) en die hinder kunnen ondervinden van belemmeringen die andere lidstaten opwerpen. Om een eerlijk speelveld, concurrentie en innovatie te kunnen borgen, is het van belang dat vergunningen die worden afgegeven voor het gebruik van schaarse middelen (zoals openbare ruimte) niet een onbepaalde duur hebben.
Wist u dat zij investeringen hebben gedaan omdat zij erop vertrouwden dat dit kon voortduren, ondanks dat hun in het verleden verleende onbeperkte vergunning was omgezet in een beperkte? Snapt u dat dit enorme onzekerheid en stress met zich meebrengt?
Het is begrijpelijk dat ingrijpende wijzigingen die het bedrijf raken voor elke ondernemer onzekerheid en stress met zich mee brengen. Wel wil ik benadrukken dat iedere ambulante ondernemer tijdig van deze veranderingen kennis heeft kunnen nemen. Vanaf 2016 is onder meer de VNG actief gaan communiceren over de gevolgen van de Dienstenrichtlijn voor het gemeentelijke standplaatsenbeleid. In 2018 heeft de VNG een uitgebreide Handreiking schaarse vergunningen gepubliceerd. Via het Ondernemersplein en het kenniscentrum Europa decentraal is voorlichting aan ondernemers gegeven. Tenslotte hebben betrokken brancheorganisaties hun achterban ingelicht over het feit dat vergunningen niet voor onbepaalde tijd mogen worden afgegeven. Dit betekent dus dat ondernemers bij het doen van nieuwe investeringen rekening hadden kunnen houden met komende beleidswijzigingen. Daarnaast wil ik verduidelijken dat gemeenten bij het vaststellen van de looptijd van de vergunningen, op grond van de Dienstenrichtlijn rekening dienen te houden met de terugverdientijd van de investeringen. Op die manier moeten vergunningshouders hun investeringen terug kunnen verdienen, en krijgen nieuwkomers regelmatig een kans de markt te betreden. Uitgangspunt van de Dienstenwet is eerlijke mededinging en het waarborgen dat alle ondernemers gelijke kansen krijgen.
Kent u de uitspraken van 15 mei 2012 (ECLI:NL:CBB:2012:BW6630) en van 24 augustus 2012 (ECLI:NL:CBB:2012:BX6540) waarin is besloten dat het bestuursorgaan rekening moet houden met de vraag of kosten die gemaakt moeten worden in de verleningsperiode terugverdiend kunnen worden? Is het niet klinkklaar dat de huidige standplaatshouders juist zo veel meer kans hebben aan dit criterium te voldoen, al jarenlang succesvol een onderneming hebben gerund op deze plek en een vaste klantenkring hebben? Waarom moeten zijn dan opnieuw concurreren met nieuwkomers uit heel Europa die vaak geen binding met de plek hebben?
Deze uitspraken zijn mij bekend. Het belang van de terugverdientijd was het kernpunt van de brief van Staatssecretaris Keijzer van 15 juni 20212. Zowel in deze brief als in de kabinetsreactie van 23 april 20203 op de gewijzigde motie Stoffer en Wörsdörfer over ambulante handel4 is op deze onderwerpen ingegaan. In deze brieven is ook toegelicht waarom Nederland achter de doelstellingen van de Dienstenrichtlijn staat. Gemeenten dienen bij het vaststellen van de termijn van de vergunning rekening te houden met de terugverdientijd. Op deze manier wordt geborgd dat ondernemers hun investeringen kunnen terugverdienen. Overigens is het op basis van de lokale binding van betrokken ondernemers en de nadruk op het aanbieden van verse producten aannemelijk dat de concurrentie veelal zal komen van ondernemers die in Nederland of vlakbij de Nederlandse grens zijn gevestigd.
Erkent u dat het strijdig is met het rechtszekerheidsbeginsel dat deze ondernemers die vele investeringen en meerjarige leningen hebben gedaan en nu in hun bestaan bedreigd worden verkeren in deze toch al moeilijke tijd?
Nee. Er is geen sprake van strijdigheid met de rechtszekerheid zolang de gemeente bij het aanpassen van haar vergunningenbeleid zich houdt aan de beginselen van behoorlijk bestuur en andere bepalingen die borgen dat een zorgvuldig beleid wordt gevoerd. Er is geen sprake van schending van rechtszekerheidsbeginsel als de gemeente een passende overgangstermijn in acht neemt en ondernemers in staat stelt tijdig kennis te nemen van dit gewijzigde beleid.
Bent u het met de stelling van de gemeente Utrecht eens, die zegt niet anders te kunnen dan Europese regels volgen? Gebeurt dit dus ook in andere plaatsen in Europa en zo ja, heeft u hier een overzicht van?
Ja, de stelling van de gemeente Utrecht onderschrijf ik. Alle lidstaten zijn gebonden aan de Dienstenrichtlijn en aan de eisen die hieruit voortvloeien bij het uitgeven van schaarse rechten. Het is aan de Europese Commissie om lidstaten aan te spreken op het naleven van de regels. Een overzicht in dit kader is mij niet bekend, maar er zijn inmiddels wel meerdere uitspraken van het Europese Hof van Justitie over het niet naleven van de Dienstenrichtlijn in verband met schaarse vergunningen, zie bijvoorbeeld het Promoimpresa-arrest.5
Deelt u de mening dat het Europese economische beleid een perverse uitwerking kan hebben omdat zij geen rekening houdt met lokale en menselijke factoren?
Nee. Aan de basis van dit beleid staan beginselen als evenredigheid, gelijkheid en non-discriminatie. Het meewegen van menselijke factoren werkt twee kanten op: de marktkoopman wiens familie al tientallen jaren heeft geprofiteerd van een exclusief recht op een zeer gewilde plek in de stad en een ander familiebedrijf die het moet doen met een minder aantrekkelijke locatie en daardoor wellicht twee keer zo hard moet werken om dezelfde omzet te bereiken. Verder heeft de gemeente de ruimte om op basis van lokale factoren en lokale beleidsdoelstellingen te kiezen voor het meest aangewezen allocatiemechanisme (zoals first come, first serve; loting; of veiling).
Denkt u ook niet dat ook de inwoners van Utrecht dit beleid afkeuren? Bent u bereid moeite te doen voor onze ondernemers?
Ik zet mij in voor álle ondernemers. Dit betekent dat ik niet enkel de belangen van huidige vergunninghouders voor ogen heb, maar ook die van toekomstige vergunninghouders. Het doel van de Dienstenrichtlijn is dat een ieder een eerlijke kans heeft om toe te treden tot de markt. Het beschermt zowel zittende vergunninghouders als nieuwe ondernemers die willen toetreden tot de markt en ik sta achter dit beleid. Dat komt namelijk uiteindelijk ten goede aan de consument.
Investeringen in illegale nederzettingen |
|
Jasper van Dijk |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het onlangs gepubliceerde onderzoeksrapport «Exposing the financial flows into illegal Israeli settlements» van de Don’t Buy Into Occupation coalitie?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat negen Nederlandse banken, pensioenfondsen, verzekeraars en vermogensbeheerders van 2019 tot augustus 2022 maar liefst 12,5 miljard euro investeerden in bedrijven die betrokken zijn bij de illegale bezetting van Palestijnse gebieden?
Ik heb kennisgenomen van het rapport «Exposing the financial flows into illegal Israeli settlements», waarin deze cijfers genoemd zijn. Het kabinet houdt dergelijke specifieke investeringen zelf niet bij en laat deze cijfers voor rekening van de opstellers van het rapport.
Erkent u dat zij daarmee een hoog risico lopen om bij te dragen aan systematische mensenrechtenschendingen?
Op grond van het internationaal recht erkennen Nederland en de EU de Israëlische soevereiniteit over de sinds juni 1967 door Israël bezette gebieden niet, en beschouwen zij deze gebieden niet als een onderdeel van het Israëlische grondgebied. Nederland en de EU beschouwen Israëlische nederzettingen in bezet gebied als strijdig met internationaal recht en een obstakel voor het bereiken van een twee-statenoplossing. Economische activiteiten die hieraan bijdragen beschouwt het kabinet als onwenselijk.
Herinnert u zich mijn motie, waarin de regering wordt verzocht in gesprek te gaan met Nederlandse pensioenfondsen die beleggen in bedrijven die actief zijn in illegale nederzettingen, om erop aan te dringen deze investeringen terug te trekken?2
Ja.
Welke afspraken heeft u naar aanleiding van de motie met de pensioenfondsen gemaakt?
In september 2021 heeft er als opvolging van uw motie een ambtelijk gesprek plaatsgevonden met een vertegenwoordiging van de Nederlandse pensioensector. Over de uitkomsten van dit gesprek bent u in oktober 2021 geïnformeerd per Kamerbrief (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2379). In het gesprek is een toelichting gegeven op het ontmoedigingsbeleid dat het kabinet al jaren toepast, waarbij het als onwenselijk wordt beschouwd dat activiteiten van Nederlandse bedrijven direct bijdragen aan de aanleg en instandhouding van nederzettingen of dat die de aanleg of instandhouding ervan direct faciliteren. Daarnaast is in het gesprek onderstreept dat het kabinet in het kader van IMVO verwacht dat pensioenfondsen gepaste zorgvuldigheid toepassen bij hun investeringen. Hierbij moeten risico’s op mensenrechtenschendingen in de beleggingsportefeuille in kaart gebracht worden en wordt verwacht dat fondsen hun invloed aanwenden om deze risico’s bij bedrijven aan te pakken of te voorkomen. De pensioenfondsen die deelnamen aan het gesprek hebben toegelicht hoe zij hier invulling aan geven middels screening op (en uitsluiting van) hoog risico bedrijven en de dialoog die gezocht wordt met andere bedrijven in hun beleggingsportefeuille. Daarbij is nogmaals het belang onderstreept dat het kabinet hecht aan zo transparant mogelijk rapporteren over deze stappen van gepaste zorgvuldigheid door de pensioensector.
Deelt u de mening dat nog weinig resultaat is geboekt, aangezien uit het recente onderzoeksrapport blijkt dat zowel het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) als het Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW) nog steeds in bedrijven investeren die actief zijn in illegale nederzettingen (en er dus in de afgelopen drie jaar nog niets veranderd is)?
Zoals reeds aan uw Kamer gemeld middels Kamerbrief (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2379) is uitgedragen dat de Nederlandse overheid economische relaties met bedrijven in Israëlische nederzettingen in bezet gebied als onwenselijk beschouwt. Het kabinet verwacht daarnaast van alle Nederlandse bedrijven dat zij internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen door invulling te geven aan internationale normen zoals die zijn neergelegd in de OESO-Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen (OESO-richtlijnen), waar de UN Guiding Principles on Business and Human Rights onderdeel van uitmaken. Het is vervolgens aan Nederlandse bedrijven zelf om te bepalen welke activiteiten zij ontplooien en met welke partners zij samenwerken.
Hoe rijmt u het feit dat de twee grootste Nederlandse pensioenfondsen, waaronder het pensioenfonds voor de overheid, al sinds minstens 2018 investeren in bedrijven die actief bijdragen aan illegale nederzettingen in bezet Palestijns gebied, met uw eigen ontmoedigingsbeleid?3
Zie antwoord op vraag 3 en 6.
Bent u bereid te realiseren dat deze twee pensioenfondsen met de bedrijven in gesprek gaan over de conclusies uit het rapport? Mocht dat geen effect hebben, wilt u hen dan op korte termijn verzoeken hun beleggingen in de nederzettingen terug te trekken?
Wij zijn reeds het gesprek aangegaan met de pensioenfondsen waarbij het Nederlandse ontmoedigingsbeleid helder uiteen is gezet. Het is aan de pensioenfondsen zelf om te bepalen welke activiteiten zij ontplooien en daar verantwoording over af te leggen.
De geluidsopnamen van OMT-vergaderingen die per abuis niet zijn vernietigd |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Is het juist dat het RIVM de opnamen »onbedoeld en onterecht» meegestuurd heeft naar het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sporten in de stroom documenten over Covid-19?1
Zoals ik u in mijn brief van 19 oktober jongstleden2 heb geïnformeerd, draagt het RIVM voor de afhandeling van verzoeken op grond van de Wet open overheid (Woo) relevante COVID-19-informatie en -documentatie over aan VWS. Tijdens het periodiek verzamelen van de bovengenoemde COVID-19-documentatie binnen het RIVM zijn 29 niet door het RIVM vernietigde audiobestanden van officiële OMT-vergaderingen onbedoeld en ongewild in de data-export terecht gekomen. Het is betreurenswaardig dat deze audiobestanden onbedoeld en ongewild bij VWS in de COVID-19 dataset aanwezig zijn.
Is het juist dat de overdracht van de documenten en opnames automatisch gebeurde omdat uw ministerie informatie openbaar moet kunnen maken als daar om wordt gevraagd op basis van de Wet open overheid (Woo)?
In mijn brief van 8 november jongstleden heb ik u toegelicht dat de overdracht gebeurt middels een grotendeels3 geautomatiseerd proces van documenten- en dataoverdracht van het RIVM aan VWS. Het gaat hier namelijk om grote volumes. Per overdracht gaat het gemiddeld om 500.000 documenten. Het is niet mogelijk om daar een handmatige beoordeling op toe te passen binnen de gegeven hoeveelheid middelen en capaciteit. Ik verwijs u hierbij ook naar de werkafspraken4 uit voorgenoemde brief die RIVM en VWS ten behoeve van deze data-overdracht hebben gemaakt.
Is het juist dat dergelijke geluidsopnamen juist bewaard worden met het oog op eventuele Woo-verzoeken? Zo ja, waarom kunt u de betreffende opnamen, of transcripten daarvan, dan toch niet openbaar maken?
Nee, dit is niet juist. Hierbij verwijs ik u naar mijn eerdere brieven van 19 oktober5 en 8 november6 jongstleden aan uw Kamer. In deze brieven licht ik toe dat in het protocol van het RIVM is opgenomen dat geluidsopnamen door een notulist worden gebruikt ter ondersteuning indien blijkt dat aantekeningen niet toereikend zijn. Na het definitief vaststellen van het verslag worden deze bestanden verwijderd. Helaas zijn er desondanks ook geluidsbestanden verzameld als onderdeel van grote hoeveelheden relevante COVID-19-data en documenten ten behoeve van openbaarmaking via de Wet open overheid (Woo). Dit gebeurt middels een geautomatiseerd proces van documenten- en dataoverdracht van het RIVM aan VWS. Het is betreurenswaardig dat deze audiobestanden onbedoeld en ongewild bij VWS in de COVID-19 dataset aanwezig zijn.
Ten aanzien van de bovengenoemde audiobestanden – die onbedoeld en ongewild zijn bewaard – heb ik besloten deze voorlopig te bewaren om geen voldongen feiten te creëren. Het is staand beleid om geen documenten – die onder de reikwijdte van een verzoek vallen – te verwijderen als de Kamer erom vraagt of als er een Woo-verzoek is ingediend.
Bent u met ons van mening dat Nederland er recht op heeft om te weten hoe het Outbreak Management Team (OMT) gesproken heeft over het coronabeleid, vaccinatiebeleid en het inperken van grondrechten en vrijheden? Zo nee, waarom niet?
Nee, in eerdere antwoorden7 op de vraag vanuit de Kamer om verstrekking van de verslagen van OMT-vergaderingen heb ik namelijk aangegeven dat het belang van de staat uit artikel 68 van de Grondwet zich daartegen verzet. Hetzelfde geldt voor de audiobestanden. Er zijn afspraken gemaakt over vertrouwelijkheid ten behoeve van het goed functioneren van het OMT en ter bescherming van de OMT-leden en hun persoonlijke levenssfeer. Het respecteren van dergelijke afspraken en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer vallen onder de verschoningsgrond belang van de staat uit artikel 68 Grondwet. Daarom kan ik de audiobestanden niet met uw Kamer delen.
Heeft u kennisgenomen van het op 2 december 2022 door het lid Van Haga ingediende Woo-verzoek tot het verstrekken van de OMT-geluidsopnamen?
Ja, het verzoek is ontvangen op 5 december 2022.
Kunt u deze vragen en het ingediende Woo-verzoek zo spoedig mogelijk en in ieder geval voor het debat over de OMT-opnamen behandelen?
Het Woo-verzoek wordt zo spoedig mogelijk behandeld. Hierbij geldt het juridische kader van de Woo, inclusief de daarin opgenomen zorgvuldigheidseisen.
Het bericht 'Kritiek op niet naleven securityregels overheidswebsites: ‘geen rocketscience’' |
|
Lisa van Ginneken (D66) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Klopt het bericht dat de helft van de domeinnamen van de rijksoverheid niet voldoet aan verplichte securitystandaarden?1
Ja.
Forum Standaardisatie meet twee keer per jaar in hoeverre een set internetdomeinen van de overheid voldoet aan de relevante informatieveiligheidsstandaarden van de «pas toe of leg uit»-lijst. Over de gemeten standaarden zijn implementatieafspraken met een deadline gemaakt: de zogenoemde «streefbeeldafspraken». Uit de meest recente meting blijkt dat de helft, 50%, van alle Rijksoverheid- domeinnamen voldoet aan de streefbeeldafspraken voor webdomeinen.
De internetdomeinen van de overheid moeten aan al deze standaarden voldoen, en deze moeten ook nog correct geconfigureerd zijn om mee te tellen in het percentage dat geheel voldoet. De toepassing van deze standaarden is primair de verantwoordelijkheid van iedere overheidsorganisatie zelf en het niet volledig voldoen kan ook als reden hebben dat de standaarden onjuist zijn geconfigureerd.
Klopt het bericht dat minder dan de helft voldoet aan de verplichte e-mailstandaarden?
Hoe verklaart u het niet voldoen aan deze minimale verplichtingen gezien dit al in 2019 en 2021 had moeten plaatsvinden? Mede omdat het hier vaak om niet hele ingewikkelde technische ingrepen gaat die belangrijk zijn voor onze digitale veiligheid?
Of de adoptie van de standaarden ingewikkeld is, verschilt per standaard, maar ook per wijze waarop ICT bij een organisatie is ingeregeld. Zo is bijvoorbeeld de adoptie (en «strenge» configuratie) van de anti-email-phishing standaard DMARC3 ingewikkelder, wanneer meerdere externe partijen namens die organisatie mail versturen (bijv. ten behoeve van mailinglijsten en enquêtes). Ook zijn veel organisaties afhankelijk van hun externe leverancier. Zo biedt de meest gebruikte cloudmail-provider van de overheid default geen IPv64 en geen DANE5. Voor het Rijk is Strategisch Leveranciersmanagement Microsoft, Google Cloud en Amazon Web Services (SLM), belegd binnen het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV), verantwoordelijk voor de communicatie met de leveranciers. JenV vraagt samen met Forum Standaardisatie al sinds 2019 aandacht voor de implementatie van de standaarden. De implementatie van deze standaarden is door Microsoft steeds in tijd opgeschoven. SLM en Forum Standaardisatie hebben Microsoft opnieuw gewezen op de verplichting voor de Nederlandse Overheid deze standaard toe te passen en hebben Microsoft gevraagd de huidige ultieme invoerdatum van juli 2023 hoe dan ook te garanderen.
Het blijft belangrijk dat overheden hun leverancier aanspreken op tekortkomingen en zo nodig overstappen naar een leverancier die de standaard wel goed ondersteunt. Maar ook bij ingewikkelder implementatie is adoptie zeker mogelijk, getuige het groot aantal organisaties dat hun internetdomeinen wel binnen het afgesproken tijdspad op orde heeft gebracht. Ik verwacht dan ook van alle organisaties dat ze alsnog aan de regels gaan voldoen.
Welke rol speelt het tekort aan IT’ers bij de rijksoverheid om te voldoen aan de implementatie van verplichte securitystandaarden? Welke andere oorzaken ziet u?
Het tekort aan IT’ers bij de rijksoverheid speelt in zekere zin een rol om te voldoen aan de implementatie van verplichte securitystandaarden. Ook het Rijk heeft namelijk te maken met een tekort aan IT’ers en dat draagt bij aan het tijdig handelen. Echter kunnen we niet causaal vaststellen dat een tekort aan IT’ers bijdraagt aan het niet voldoen aan de gemaakte afspraken. Zoals onder vraag 3 toegelicht, kunnen andere oorzaken ook bijdragen aan een onvoldoende toepassing van de standaarden zoals afhankelijkheid van externe leveranciers en/of een gebrekkig domeinbeleid.
Hoe beoordeelt u het feit dat pas 55% van de provincies alle anti-phishingstandaarden volledig geadopteerd heeft en 81% van de gemeentes? Hoe gaat u ervoor zorgen dat ook lagere overheden voldoen aan hun verplichtingen voor een veilige digitale omgeving?
Ik blijf mij inzetten voor een veilige en betrouwbare overheid op het internet. In de beantwoording van Kamervragen over cookies op overheidswebsites6 van 1 november jl., heb ik aangekondigd medeoverheden en rijksoverheidsorganisaties per brief te wijzen op het belang te voldoen aan geldende wet- en regelgeving. In diezelfde brief zal ik eveneens aandacht vragen voor de implementatie van de informatieveiligheidsstandaarden.
Die brief bied ik aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen, de CIO Rijk, de Manifestgroep en Klein Lef aan. In die brief spreek ik de diverse overheden aan op hun verantwoordelijkheid om zich te houden aan de gemaakte afspraken. Indien een overheidsorganisatie het IT-beheer heeft uitbesteed, is het van belang de ICT-dienstverlener formeel te verzoeken om ondersteuning van de betreffende standaarden, en daarbij te wijzen op beschikbare how-to's en te vragen om een concrete planning.
Als de huidige leverancier te weinig medewerking verleent, moeten overheden overwegen om over te stappen naar een leverancier die wel voldoet aan de afgesproken standaarden. Om geschikte leveranciers te vinden kan informatie uitgewisseld worden met collega-overheden die leveranciers hebben die wel de afgesproken standaarden ondersteunen.
Met het oog op het principe van «goed voorbeeld doet goed volgen», acht u het pijnlijk als verantwoordelijk Minister dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid op dit moment het minst goed aan deze standaarden voldoet? Wanneer verwacht u dit opgelost te hebben?
Het is belangrijk dat het Ministerie van JenV zo spoedig mogelijk voldoet aan de verplichte open informatieveiligheiddstandaarden van Forum Standaardisatie. Na het kerstreces wordt uw Kamer door de Minister van JenV geïnformeerd over de termijn waarop de standaarden zijn geïmplementeerd. Deze implementatie en het beheer van e-mail-en webdomeinen moet in de ICT-agenda’s van de JenV-onderdelen worden gepland. Domeinbeheer is noodzakelijk opdat het Ministerie van JenV blijft voldoen aan deze standaarden.
Protest tegen gaswinning in Waddenzee |
|
Faissal Boulakjar (D66), Tjeerd de Groot (D66) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekent met het protest dat op zaterdagmiddag 26 november 2022 bij Ternaard heeft plaatsgevonden tegen meer gaswinning onder de Waddenzee?
Ja.
Wat is uw reactie op dit maatschappelijk verzet tegen de gaswinning bij Ternaard?
Ik ben bekend met de zorgen die er zijn. Voor gaswinning onder de Waddenzee is in het kabinet afgesproken dat er geen nieuwe vergunningen meer worden afgegeven. De vergunningsprocedure voor het gaswinningsproject Ternaard is de laatste procedure die zal worden afgerond. Voor wat betreft de zorgen kan ik aangeven dat in alle besluiten, ook het besluit Ternaard, altijd wordt ingegaan op de bestaande zorgpunten die geuit zijn in de zienswijze. Daarbij geldt altijd dat delfstofwinning onder de Waddenzee alleen is toegestaan als de hierdoor veroorzaakte bodemdaling niet schadelijk is voor de natuur. Om dit te borgen is het «hand aan de kraan»-principe vastgesteld in 2006.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met Shell en daarbij aan te dringen om (gezien de maatschappelijke en wetenschappelijke weerstand) af te zien van hun vergunningsaanvraag voor gaswinning bij Ternaard?
De besluitvorming rondom het project Ternaard loopt naar aanleiding van de Porthosuitspraak vertraging op. De Minister voor Natuur en Stikstof heeft NAM in de gelegenheid gesteld om de aanvraag voor de vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming aan te vullen om zo alsnog de stikstofeffecten te kunnen toetsen. Op dit moment wil ik eerst die uitkomsten afwachten, voordat ik samen met de Minister voor Natuur en Stikstof een volgende stap kan zetten in de besluitvorming over het project Ternaard en eventueel met NAM hierover in gesprek ga.
Kent u het berichten «Reisreus dreigt STINAPA met rechtszaak om «TUI Chogogo Resort Bonaire»», «Gekibbel over zand op strand Chogogo Resort duurt voort», en ««Gedoe» over keermuur was niet voor niets: Chogogozand spoelt zee in»?1, 2, 3
Ja ik ken deze berichten.
Beaamt u dat de keermuur niet de vereiste bouwhoogte heeft om te kunnen voorkomen dat het artificiële strand in het mariene park terechtkomt? Zo ja, hoe kan het dat meerdere organisaties aan de bel hebben getrokken over de hoogte van de keermuur en dat hierop tot op heden niet adequaat is gehandhaafd?
Het bestuurscollege van Bonaire heeft de vergunninghouder medegedeeld dat de bouwhoogte niet voldoet aan de eisen in de vergunning. Inmiddels is een schriftelijke waarschuwing gestuurd en op 27 december 2022 is een last onder dwangsom opgelegd. Chogogo Beach resort heeft 6 weken gekregen om de aanpassingen uit te voeren. Een dergelijke «begunstigingstermijn» is gangbaar wanneer een overtreder niet meteen kan voldoen aan de last onder dwangsom. Het opleggen van een dwangsom is een gangbare reactie vanuit bestuursorganen op het niet naleven van vergunningsregels.
Waarom is er tijdens de controle van Rijksdienst Caribisch Nederland bij Chogogo niet gekeken naar de (ontbrekende) vergunningen? Wat waren de uitkomsten, indien de vergunningen wel waren gecontroleerd?4
De Rijksdienst Caribisch Nederland is niet het bevoegd gezag voor het doen naleven van natuur, milieu en bouwregels op Bonaire. Dat is het bestuurscollege van het openbaar lichaam. Bij de bedoelde controle lag de nadruk op naleving van arbeids- en vreemdelingenwetgeving.
Hoe had het uitspoelen van het artificiële strand volgens u beter voorkomen kunnen worden?
In de natuurvergunning zijn voorschriften opgenomen over het kunstmatige strand. Deze voorschriften worden volgens het bestuurscollege niet nageleefd. Als de hoogte van de keermuur in overeenstemming zou zijn met de vergunning dan kan uitspoeling van het zand beter worden voorkomen. Voor meer informatie hierover verwijs ik naar de conclusies van het rapport «An assessment of sand quality and potential impacts on corals at the Chogogo Dive and Beach Resort artificial beach5» in opdracht van het bestuurscollege van Bonaire uitgevoerd door Wageningen marine research. Het bestuurscollege heeft het voornemen het beleid ten aanzien van vergunningverlening, toezicht en handhaving met betrekking tot kustbebouwing prioriteit te geven in 2023.
Klopt het dat TUI heeft gedreigd tot het nemen van mogelijke juridische stappen richting STINAPA (Stichting Nationale Parken Bonaire), omdat STINAPA aankaart dat Chogogo niet de juiste vergunningen bezit en niet voldoet aan de voorwaarden van de op 19 januari jl. afgegeven natuurvergunning, zoals de hoogte van de keermuur?
TUI heeft STINAPA verzocht om «in de toekomst niet nogmaals in haar berichtgeving of uitlatingen te spreken over het «TUI Chogogo Resort». Verder stelt TUI dat «Mocht STINAPA het Chogogo Resort onverhoopt blijven aanduiden als een TUI resort (of TUI anderszins ten onrechte zal linken aan het Chogogo Resort), dan is TUI genoodzaakt om nadere (juridische) stappen te overwegen».
Klopt het dat TUI een claim heeft gelegd tegen het eilandsbestuur van rond de 8 miljoen USD? Zo ja, op basis van wel argumenten heeft TUI deze claim ingediend?
Nee, er is geen claim ingediend door TUI tegen het eilandbestuur.
Klopt het dat de TUI Group in 2021 een omzet had van 4,7 miljard euro’s? Klopt het dat STINAPA in 2021 3,8 miljoen USD aan inkomsten had? Klopt het dat het Openbaar Lichaam Bonaire (OLB) in 2021 55 miljoen USD aan inkomsten had? Bent u het eens dat het dreigen van juridische stappen een disproportioneel machtsmiddel is, gezien de onevenredige machtsverhouding van de betrokken partijen? Zo nee, waarom niet?5, 6, 7
De vraag of hier sprake is van inzet van een disproportioneel machtsmiddel is aan de rechter.
Herkent u dat hier sprake is van een «Strategic Lawsuit Against Public Participation»-tactiek (SLAPP-tactiek) van reisorganisatie TUI? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat bent u van plan te doen tegen deze SLAPP-tactiek van een Europese reisorganisatie? Is het mogelijk om TUI een boete op te leggen of om vergunningen in te trekken?
Het is aan de rechter om te bepalen of er sprake is van misbruik van het procesrecht. Dat kan door het kabinet niet worden vastgesteld.
Hoe staat het met de Europese Richtlijn tegen SLAPP en welke mogelijke gevolgen heeft deze voor TUI?
Op 27 april jl. heeft de Commissie zowel een voorstel voor een richtlijn als een aanbeveling gepubliceerd met als doel journalisten en mensenrechtenverdedigers beter te beschermen tegen kennelijk ongegronde of onrechtmatige gerechtelijke procedures. Middels een BNC-fiche heeft het kabinet het parlement geïnformeerd over zijn standpunt betreffende deze voorstellen (Kamerstukken 2021/2022, 22 112, nr. 3457). Momenteel vinden er besprekingen over de voorstellen op technisch niveau plaats in de Raadswerkgroep SLAPP met andere EU-lidstaten. De voorstellen zijn nog niet aangenomen en zodoende nog niet van kracht.
Hoe gaat u een stichting, die nationale parken op Bonaire namens het Openbaar Lichaam Bonaire beheert, ondersteunen en beschermen tegen mogelijke juridische stappen en SLAPP-tactieken?
Ik acht een stichting als STINAPA in staat zich te verweren tegen eventuele claims op dit punt. STINAPA heeft zelf ook verklaard een eventuele zaak met vertrouwen tegemoet te zien.
Is het Openbaar Lichaam van plan om een boete op te leggen of om herstelmaatregelen te vragen? Zo ja, per wanneer? Zo nee, is het mogelijk dat het Openbaar Lichaam nog geen boete heeft opgelegd of om herstelmaatregelen heeft gevraagd uit angst voor de claim van TUI?
Het bestuurscollege heeft op 27 december 2022 een last onder dwangsom opgelegd (zie ook het antwoord op vraag 2).
Bent u bereid om in samenspraak met het Openbaar Lichaam te kijken hoe het Rijk het Openbaar Lichaam kan ondersteunen bij het adequaat handhaven en het vragen om herstelmaatregelen?
Ja, Ik heb samen met mijn collega’s voor Natuur en Stikstof (NenS) en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK) in 2022 ondersteuning verleend bij het vaststellen van een beleid inzake Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving. In 2023 wordt samen met het Bestuurscollege van Bonaire gewerkt aan de implementatie hiervan.
Wanneer bent u van plan in te grijpen bij de vergunningverlening aan Chogogo?
Ik zie hier geen aanleiding voor. Wel heb ik de Inspectie Leefomgeving en Transport gevraagd een onderzoek uit te voeren naar de kwaliteit van de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) taken. De uitkomsten van dit rapport verwacht ik in het voorjaar.
Wat bent u van plan te doen om het koraal te herstellen in het Bonaire Nationaal Marine Park?
Ik werk samen met mijn collega’s van N&S en van BZK aan het behalen van de strategische doelen in het natuur- en milieubeleidsplan 2020–2030 voor Caribisch Nederland (NMBP). Dit houdt in dat projectmatig wordt gewerkt aan oplossingen voor de belangrijkste lokale drukfactoren zoals erosie, afvalwater en afvalbeheer en in het actief herstel van het koraal. Een verbetering van het VTH stelsel is een onderdeel van deze strategie. Actief herstel van het koraal schept voorwaarden voor gezonde riffen die bestand zijn tegen de gevolgen van klimaatverandering.
In Bijlage 3 van het NMBP worden de noodzakelijke mijlpalen genoemd voor het bereiken van de doelen.
Is er een boete opgelegd tegen de projectontwikkelaar van Chogogo (TUI)? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe hoog is de boete?
TUI is niet de vergunninghouder en daarom niet degene die verantwoordelijk is voor de naleving van de vergunning. Het Chogogo Dive & Beach Resort Bonaire is één van de partner-hotels van TUI waarmee het bedrijf samenwerkt.
Is TUI gevraagd om herstelmaatregelen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen moeten genomen worden en per wanneer?
Nee, TUI is niet verantwoordelijk voor het naleven van de natuur en milieuwetgeving. Dat is de vergunninghouder.
Waarom is er geen boete opgelegd of om herstelmaatregelen gevraagd, indien bovengenoemde vragen ontkennend waren?
Er is een last onder dwangsom opgelegd aan Chogogo Beach resort.
Bent u bereid om, in samenspraak met het Openbaar Lichaam Bonaire, TUI volledig aansprakelijk te stellen voor alle schade aan het koraal veroorzaakt door uitspoelen van zand?
Nee. De vergunninghouder is verantwoordelijk voor het niet naleven van de vergunnningvoorwaarden. Wel heeft het Openbaar Lichaam bepaald dat in 2023 prioriteit gegeven wordt aan beleid voor duurzame kustontwikkeling. Hiertoe behoort ook het verhalen van schade voor het illegaal aanleggen van bouwwerken in de kustzone.
Bent u bereid om, in samenspraak met het Openbaar Lichaam Bonaire, te onderzoeken welke stappen ondernomen kunnen worden tegen de disproportionele dreiging van TUI, door bijvoorbeeld te onderzoeken welke vergunningen TUI nodig heeft (voor zijn plannen) en wanneer u hierop kan handhaven? Ziet u nog een andere (juridische) basis voor het tegenhouden van de plannen van TUI? Of is er sprake van een grijs gebied in de wetgeving waardoor u niet kunt handhaven?
Voor het realiseren van bouwplannen in de kustzone is doorgaans besluitvorming nodig op het terrein van ruimtelijke ordening, natuur, milieu en bouwen. In het kader van het Natuur en milieubeleidsplan is besloten dat de doelen van het NMBP in de toepasselijke regelgeving worden geïntegreerd. Mede hierom is op dit moment het ontwerpbesluit houdende inrichtingen- en activiteiten, milieueffectrapportage en de kwaliteit van toezicht en handhaving, ter bescherming van het fysieke leefomgeving op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Kamerstuk 29 383, nr. 367) - 29 383, nr. 388 bij uw Kamer aanhangig (Inrichtingen en activiteitenbesluit BES). Het IAB BES vult een leemte in de regelgeving op het gebied van milieu. Voor grote resorts kan bijvoorbeeld een milieuvergunning verplicht worden gesteld. Op dit moment is dat niet het geval.
Wat zijn de gevolgen van het uitspoelen van het zand voor het koraal? Is er al onderzoek naar gedaan? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid om onderzoek te laten uitvoeren? Zo ja, wanneer zal het plaatsvinden?
Zie het antwoord op vraag 4.
Kunt u aangeven hoeveel schade het koraal verder heeft opgelopen door de heftige regen van deze week? Klopt het dat afvalstromen en dergelijke de zee zijn ingestroomd? Hoe had dit voorkomen kunnen worden?
Concrete informatie over schade naar aanleiding van de regenval in november 2022 ontbreekt. In het kader van het NMBP wordt op verschillende manieren ingezet op het verbeteren van de afwatering en het voorkomen van een negatieve impact van afwatering in zee. Ook wordt ingezet op de aanpak van loslopend vee om erosie tegen te gaan en wordt via herbebossing gewerkt aan vermindering van erosie. Tevens heeft Bonaire prioriteit gegeven aan de aanpak van illegale afvaldumping en het tegengaan van zwerfvuil. Daarnaast geldt een brongerichte aanpak van waterverontreiniging op basis van specifieke regelgeving. Zo zullen op grond van het IAB-BES voorschriften voor bedrijven gaan gelden voor afvloeiend hemelwater, met het oog op het beschermen van het koraalecosysteem.
Bent u bereid om te investeren in natuurinclusieve maatregelen, opdat bij hevige regen geen afvalstromen het koraal instromen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer?
Ja zie het antwoord op vraag 21.
Wat gaat u doen om het koraal te beschermen (tegen verdere uitspoeling van het artificiële strand), zeker gezien de heftige stormen van afgelopen periode?
Ik zal het Openbaar Lichaam Bonaire verzoeken de aanbevelingen uit het rapport van Wageningen marine research te betrekken bij het te ontwikkelen VTH beleid voor kustbebouwing (zie ook het antwoord op vraag 4).
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden en binnen de gestelde termijn?
Het is helaas niet mogelijk gebleken de antwoorden binnen de gestelde termijn te geven gezien het feit dat hiervoor overleg nodig was met diverse instanties in Caribisch Nederland. Er is zoveel mogelijk geprobeerd de vragen een voor een te beantwoorden.
De beantwoording van eerder gestelde vragen over het bericht 'Energieplafond drijft prijzen en subsidies verder op' |
|
Renske Leijten |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Kunt antwoorden op de vraag of u denkt dat het verhogen van de tarieven voor gas en energie van energieleveranciers onder het prijsplafond de kosten van het prijsplafond voor het Rijk doen stijgen (Aanhangsel Handelingen 2022/23, 788)? Kunt u uw antwoord toelichten?1
De overheid vergoedt de kosten tussen het prijsplafond en de contractprijs met inachtneming van de margetoets. Als de contractprijs stijgt doordat de inkoopkosten stijgen, dan stijgen uiteraard ook de kosten voor de overheid.
Wat vindt u van de aangekondigde tariefverhogingen van Vattenfall en Essent?2
De gestegen tarieven zijn ingegeven door de gestegen inkoopkosten van de energiebedrijven en een aantal wijzigingen in de fiscale wetgeving (btw, energiebelasting) per 1 januari 2023. Het is aan de Autoriteit Consument en Markt (ACM) als onafhankelijke toezichthouder om conform haar wettelijke taak te controleren of de tarieven die energiebedrijven rekenen redelijk zijn. Daarnaast is er een margetoets opgenomen in de regeling waarmee het prijsplafond voor 2023 vormgegeven is.
Wat heeft u ondernomen om deze tariefstijgingen te voorkomen?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u de aangekondigde verhogingen terecht? Heeft u, dan wel de Autoriteit Consument en Markt (ACM), inzicht dan wel controle of de tariefverhogingen redelijk zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u uitleggen waarom de huidige vormgeving van het prijsplafond geen staatssteun zou zijn? Kunt u alle (juridische) adviezen die u hierover heeft ontvangen aan de Kamer sturen?
Het staat vast dat de steun van de overheid aan de energiebedrijven en mkb’ers als staatssteun kan worden gekwalificeerd. Hetgeen nog moet worden vastgesteld is of dit geoorloofde of niet-geoorloofde staatssteun is. De Europese Commissie komt deze week met haar oordeel over de prijsplafondregeling. De achterliggende stukken heb ik tegelijkertijd met de Kamerbrief op 9 december jl. gedeeld met de Kamer.
Heeft u contact gehad met de Europese Commissie over de vormgeving van het prijsplafond? Zo ja, wanneer en wat was het advies, oordeel of de zienswijze van de Commissie. Kunt u die naar de Kamer sturen?
Ja er is ambtelijk contact geweest met de Europese Commissie hierover. De overheid mag immers pas staatssteun geven als de Europese Commissie akkoord is. Er zullen geen uitbetalingen van de regeling plaatsvinden voordat de goedkeuring er is. Bekendmaking van het besluit van de Europese Commissie zal op de gebruikelijke wijze plaatsvinden.
Waarom antwoordt u op eerdere Kamervragen dat de huidige vorm van het prijsplafond geen prijsopdrijvend effect heeft, ook als er geen onderlinge afstemming plaatsvindt?3
De prijsstijgingen die energieleveranciers hebben aangekondigd, hangen voor zover mij bekend primair samen met de doorberekening van hogere inkoopkosten en de verandering van de belastingtarieven. Het is aan de ACM om als toezichthouder te toetsen of er sprake is van redelijke tarieven.
Kunt u toelichten waarom een onafhankelijke accountant wel in staat zou zijn om relevante kosten te toetsen, en de verantwoordelijk toezichthouder, de ACM, in de Kamer heeft aangegeven geen kostencompensatie toetsing te kunnen uitvoeren?
Er is een afspraak gemaakt over de systematiek van de margetoets waarbij de overheid ook is geholpen door een externe adviseur. De energieleveranciers moeten hun marge zelf berekenen volgens deze systematiek (waarbij hun marge over 2023 wordt vergeleken met hun marge in eerdere jaren). Een accountant moet daar dan vervolgens op aftekenen dat het klopt.
Bent u het eens dat het voor energieleveranciers wel degelijk interessant is en blijft om meer consumenten aan te trekken, ook wanneer deze volledig onder het prijsplafond vallen, omdat er in elk geval voor januari en februari is gekozen voor omzetcompensatie en daarin dus ook een winstmarge met belastinggeld wordt vergoed? (antwoord op 12).
Er is nu geen sprake van een regeling met een andere systematiek voor januari en februari. Uiteindelijk is het mogelijk gebleken een vorm van margetoetsing af te spreken die voor het hele jaar geldt. Het is mijn bedoeling om de marktwerking zoveel mogelijk in stand te houden en te zorgen dat overstappen tussen energieleveranciers ook interessant blijft.
Wie gaat het externe advies over de redelijkheid van de marges uitvoeren, en waarom is er voor gekozen hier een advies over te vragen terwijl de ACM heeft aangegeven dat het bepalen van een marge «politiek» is?
Uiteindelijk is met behulp van een extern adviseur een systematiek overeengekomen die het mogelijk maakt om een vorm van brutomargetoetsing in te voeren die de bedrijven in staat stelt om hun inkoopkosten plus een risico-opslag voor weer, onbalans en profielkosten goed te maken. Deze marge mag niet hoger zijn dan de historische benchmark. Dit is ook op korte termijn uitvoerbaar gebleken. Bedrijven worden met zichzelf vergeleken en dat is anders dan één marge die voor de hele sector geldt, zoals de ACM probeerde te bepalen.
Wilt u de garantie geven dat bij het externe advies niet opnieuw gekozen wordt voor een commerciële partij die enigerlei advies of dies meer zij geeft aan de energiesector, waardoor er schijn van belangenverstrengeling optreedt?
Bij het externe advies kiezen wij altijd voor een partij die ons het beste kan helpen bij het beantwoorden van de vragen die wij hebben. Op het moment dat bij een partij sprake is van conflicterende belangen, kan deze de opdracht niet aannemen.
Kunt u een tijdlijn geven van de momenten van overleg over het prijsplafond met de energiesector, de toezichthouder en andere actoren? Kunt u daarin ook aangeven wat er is besproken en besloten in de overleggen?
Alle onderliggende stukken over de totstandkoming van het prijsplafond zijn afgelopen vrijdag 9 december 2022 naar de Kamer gestuurd.
Het bericht ‘Chipmaker Nexperia koopt Delftse start-up’ |
|
Ruben Brekelmans (VVD), Pim van Strien (VVD), Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Chipmaker Nexperia koopt Delftse start-up»?1
Ja.
Was u vooraf bekend met deze overname? Zo ja, wanneer en op welke wijze bent u ingelicht?
In het kader van de aflossing van eerdere verstrekte innovatiekredieten door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland is mijn ministerie op 17 augustus 2022 geïnformeerd over de intentie tot het aangaan van een mogelijke acquisitietransactie en op 11 oktober 2022 ingelicht over de op handen zijnde overname.
Hoe beoordeelt u deze overname van een veelbelovende Nederlandse startup in de chipsector door Nexperia, een bedrijf dat in Chinese handen is, mede vanuit het perspectief van de Wet Veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames (hierna: Wet Veiligheidstoets)?
Het kabinet heeft uiteenlopende, landenneutrale instrumenten om bij te dragen aan de borging van de nationale veiligheid. In de Kamerbrief borging investeringsklimaat, langetermijn waardecreatie en nationale veiligheid van 8 juli 2022 bent u hierover eerder geïnformeerd.
De Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames is aangenomen, maar nog niet in werking getreden. Na inwerkingtreding zal bij dergelijke overnames een meldplicht gelden bij het Bureau Toetsing Investeringen van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Vanwege het ontbreken van een wettelijke basis, heb ik op dit moment nog geen onderzoeken kunnen doen op grond van deze wet en heeft er dus geen beoordeling plaatsgevonden van de overname van Nowi.
De overname van Nowi heeft desalniettemin mijn aandacht. De overname valt binnen de termijn van de terugwerkende kracht van de Wet Vifo. Na inwerkingtreding van deze wet zal ik onderzoeken of de overname van Nowi onder de reikwijdte van de Wet Vifo valt en een beoordeling mogelijk is. Dit wordt bepaald door het antwoord op de vraag of Nowi wel of niet gebruik maakt van sensitieve technologie zoals gedefinieerd in de Wet Vifo.2
Vindt er vanuit deze wet nog een beoordeling van de overname van Nowi plaats, of heeft deze toets al plaatsgevonden? Zo nee, waarom niet, aangezien de Wet Veiligheidstoets terugwerkende kracht heeft?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u, als er een beoordeling heeft plaatsgevonden, nader ingaan op de conclusies van deze beoordeling?
Zie antwoord vraag 3.
Is er reeds voldoende capaciteit om op basis van de Wet Veiligheidstoets controles uit te voeren op overnames, zoals die van Nowi door Nexperia? Zo nee, wat gaat u eraan doen deze capaciteit op orde te brengen?
Ja.
Biedt de Wet Veiligheidstoets voldoende handvatten om dusdanige overnames te beoordelen? Zo nee, wat gaat u eraan doen dusdanige overnames beter te laten toetsen?
De Wet Vifo biedt, zodra deze in werking is getreden, voldoende handvatten om overnames die betrekking hebben op vitale aanbieders of ondernemingen die over sensitieve technologie beschikken, te toetsen op risico’s voor de nationale veiligheid. De categorie sensitieve technologie omvat goederen voor tweeërlei gebruik en militaire goederen en daarnaast kunnen er bij algemene maatregel van bestuur technologieën worden toegevoegd.
Hoe verhoudt de overname van een veelbelovende Nederlandse startup in de chipsector door een bedrijf dat in Chinese handen is, zich tot de European Chips Act?
De EU Chips Act speelt een belangrijke rol in het stimuleren van de Europese halfgeleiderindustrie en het vergroten van de Europese weerbaarheid. Investeren in de Europese waardeketen en het aantrekkelijk maken en behouden van het Europese investeringsklimaat is van groot belang. In de EU Chips Act is er o.a. ook aandacht voor de financiering van startups en scale-ups via het nog op te richten EU Chip Fund.
Het kabinet steunt de aanpak binnen de EU Chips Act en heeft daarom op 1 december 2022 ingestemd met de algemene oriëntatie. Hoewel de EU Chips Act zich richt op het versterken van Europa, is de halfgeleiderwaardeketen sterk mondiaal georganiseerd en daarom voor een groot deel afhankelijk van vrije handel en goede internationale samenwerking. Ook dit heeft aandacht in de EU Chips Act.
De EU Chips Act is geen instrument om investeringen of overnames te toetsen. Hiervoor bestaat andere wetgeving, zoals de Verordening tot vaststelling van een kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen in de Unie (EU/2019/452) en de Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames. Beschermende maatregelen zijn belangrijke instrumenten voor deze industrie.
Hoe verhoudt de overname van een veelbelovende Nederlandse startup in de chipsector door een bedrijf dat in Chinese handen is, zich tot het oordeel van het Verenigd Koninkrijk om Nexperia juist te dwingen 86 procent van de grootste microchip fabriek te verkopen (op basis van een overheidsonderzoek naar de aankoop van Nexperia van deze fabriek)?
Het kabinet heeft kennisgenomen van de besluiten van het Verenigd Koninkrijk en Duitsland om respectievelijk de overname van 86% van de aandelen in Newport Wafer Fab met terugwerkende kracht terug te draaien en de overname van Elmos te blokkeren. Het is niet aan het kabinet om in te gaan op de beweegredenen van het Verenigd Koninkrijk of Duitsland, aangezien het in beide gevallende inzet van nationale wetgeving betreft. Net als het Verenigd Koninkrijk en Duitsland, zal het kabinet eigen maatregelen treffen in geval van risico’s voor de nationale veiligheid bij investeringen, fusies en overnames.
Toetsingsbesluiten genomen door Europese lidstaten en bondgenoten kunnen impact op Nederland hebben. Gegeven de relatief jonge investeringstoetsingswetgeving staan we in contact met lidstaten en bondgenoten om ook te leren van elkaars opgedane ervaringen en gemaakte afwegingen.
Heeft u contact gehad met de regering van het Verenigd Koninkrijk over hun besluit om Nexperia tot gedeeltelijke verkoop van Britse onderdelen te dwingen? Zo ja, waarom zijn de Britse beweegredenen wel of niet relevant voor – of van toepassing op Nederland om een overname van Nowi wel of niet toe te staan? Zo nee, bent u bereid alsnog in contact te treden met het Verenigd Koninkrijk?
Zie antwoord vraag 9.
Hoe verhoudt de overname van een veelbelovende Nederlandse startup in de chipsector door een bedrijf dat in Chinese handen is, zich tot het oordeel van Duitsland dat het Chinese Sai Microelectronics niet Elmos, een Duitse producent van halfgeleiders, mag overnemen?
Zie antwoord vraag 9.
Heeft u contact gehad met de Duitse regering over hun besluit om deze verkoop te blokkeren? Zo ja, waarom zijn de Duitse beweegredenen wel of niet relevant voor – of van toepassing op Nederland – om een overname van Nowi wel of niet toe te staan? Zo nee, bent u bereid alsnog in contact te treden met de Duitse regering?
Zie antwoord vraag 9.
Het bericht dat het RIVM wéér veel gevaarlijke stoffen rond Tata Steel meet |
|
Eva van Esch (PvdD) |
|
Kuipers , Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «RIVM meet wéér veel gevaarlijke stoffen rond Tata Steel: «Deze giga-vervuiler mag gewoon zijn gang gaan»»?1
Ja, deze publiciteit volgt op het Depositie onderzoek IJmond voorjaar 2022, dat ik op 16 november jl. aan uw Kamer heb aangeboden2.
Het RIVM spreekt overigens niet over gevaarlijke stoffen, maar over stoffen die een verhoogd gezondheidsrisico geven.
Bent u het ermee eens dat het onaanvaardbaar is dat de hoeveelheid schadelijke stoffen waaraan omwonenden van Tata Steel worden blootgesteld twee jaar nadat het vorige depositieonderzoek werd gedaan, niet is afgenomen? Zo nee, waarom niet?
Het RIVM concludeert dat er, net als in 2020, nog steeds hoge waarden van PAK en metalen in de omgeving van Tata Steel worden gevonden. Het RIVM geeft daarbij ook aan dat het nog te vroeg is om conclusies te trekken over de beoogde structurele vermindering van deze stoffen vanaf het terrein van Tata Steel.
Het was al duidelijk dat de stofdepositie en daarmee de risico’s voor de gezondheid omlaag moet, en dat is nog steeds zo. De verwachting is dat, met de maatregelen waar Tata Steel aan werkt, in de komende anderhalf à twee jaar aanzienlijke stappen kunnen worden gezet in de reductie van de emissies.
Bent u van mening dat u de gezondheid en leefomgeving van omwonenden van Tata Steel voldoende beschermt, nu blijkt dat in het neerdalende stof opnieuw hoge waarden van polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's) en metalen worden gevonden, waaronder lood?2
De gezondheidsrisico’s voor de inwoners van de IJmondregio moeten omlaag. De gezamenlijke inzet van mij en de provincie is om de uitstoot van schadelijke stoffen, in het bijzonder door Tata Steel, te verminderen. In het Plan van aanpak «Naar een gezonde leefomgeving in de IJmond» dat in december 2021 aan uw Kamer is gestuurd4 zijn maatregelen aangekondigd om dit te bereiken.
Er wordt in 2022 nog een tweede herhaalonderzoek naar stofdepositie uitgevoerd en ook daarna zal er gemonitord blijven worden. Dit is één van de manieren waarop inzichtelijk moet worden of de maatregelen leiden tot de benodigde verbetering van de leefomgeving.
Bent u het ermee eens dat omwonenden van bedrijven, zoals Tata Steel, te allen tijde moeten worden beschermd tegen de uitstoot van schadelijke stoffen en dat het niet van de windrichting zou moeten afhangen of omwonenden hieraan worden blootgesteld of niet? Zo nee, waarom niet?
Het rapport van het RIVM toont opnieuw aan dat de uitstoot van schadelijke stoffen omlaag moet worden gebracht. Om een duidelijke trend zichtbaar te kunnen maken, onafhankelijk van de weersinvloeden, zal gedurende langere tijd gemonitord moeten worden. Nadat de resultaten van het tweede depositie onderzoek beschikbaar zijn, ga ik met de provincie en het RIVM in overleg over de beste manier om de metingen voor te zetten.
Bent u het ermee eens dat de snelste manier om de gezondheidsrisico’s te beperken het sluiten van de meest vervuilende onderdelen is? Zo nee, waarom niet?
Sluiting van de meest vervuilende onderdelen zal naar verwachting leiden tot verbetering van de leefomgeving en beperken van gezondheidsrisico’s. Daarom is het ook belangrijk dat het plan van Tata Steel, om de staalproductie te transformeren naar productie met behulp van waterstof in plaats van kolen, zo snel mogelijk wordt uitgevoerd. De meest vervuilende onderdelen kunnen dan sluiten.
De provincie Noord-Holland is verantwoordelijk voor vergunningverlening, toezicht en handhaving op Tata Steel. In het kader hiervan heeft de provincie recentelijk o.a. vergunningen aangescherpt en het toezicht geïntensiveerd. Zo is onder andere een derde last onder dwangsom opgelegd voor een overtreding bij de Kooksfabrieken. De provincie onderzoekt of intrekking van de vergunning mogelijk is in het geval dat deze derde last onder dwangsom niet wordt nageleefd.
Hoeveel metingen heeft u nog nodig om te kunnen concluderen dat de gezondheid van omwonenden van Tata Steel niet genoeg wordt beschermd en er extra maatregelen nodig zijn, zoals de sluiting van de meest vervuilende onderdelen?
Er zijn geen nieuwe metingen nodig om te constateren dat de milieu en gezondheidssituatie in de IJmond moet verbeteren. Zoals in het antwoord op vraag 3 is aangegeven, is de gezamenlijke inzet van mij en de provincie om de uitstoot van schadelijke stoffen te verminderen. In het Plan van aanpak «Naar een gezonde leefomgeving in de IJmond» dat in december 2021 aan uw Kamer is gestuurd zijn maatregelen aangekondigd om dit te bereiken
In het algemeen geldt dat een depositieonderzoek gebruikt kan worden om over een langere periode van meerdere jaren trends en ontwikkelingen waar te nemen. De verwachting is dat met de verschillende maatregelen die bij Tata Steel worden afgedwongen binnen een aantal jaar verbetering in de leefomgeving merkbaar en meetbaar moet zijn. Nadat de resultaten van het tweede depositie onderzoek beschikbaar zijn, ga ik met de provincie en het RIVM in overleg over de beste manier om de metingen voort te zetten.
Wat is uw reactie op het gevoel van omwonenden dat ondanks grote woorden van zowel het Rijk als de provincie dat Tata Steel in de gaten wordt gehouden, er weinig lijkt te veranderen?
Ik vind het van belang dat de leefomgeving van omwonenden rondom Tata Steel schoner, veiliger en gezonder wordt. De zorgen van de omwonenden daarover neem ik serieus. Om die reden heb ik bijvoorbeeld recent nog een gesprek gevoerd met o.a. de Dorpsraad Wijk aan Zee en Frisse Wind, over de vraag hoe gezondheid op een goede manier wordt meegewogen in de mogelijke maatwerkafspraak over de verduurzaming van Tata Steel. Daarin heb ik hen ook toegezegd om te kijken op welke manier hun expertise benut kan worden, bijvoorbeeld bij het uitvoeren van de second opinion op de milieu en gezondheidseffecten van het groenstaalplan.
Tegelijk, zoals ik in de antwoorden hierboven heb aangegeven, worden diverse maatregelen uitgevoerd om de schadelijke emissies te verminderen en is het toezicht en de handhaving op naleving van regelgeving door Tata Steel stevig geïntensiveerd. Vanuit de gezamenlijke overheden wordt hard gewerkt aan een verbetering van de leefomgeving in de IJmond. Ik deel dus niet het gevoel dat er weinig lijkt te veranderen.
Wat is uw reactie op de stelling van Bénédicte Ficq (advocate) dat er «onvoldoende kennis is bij zowel Rijk als provincie over de complexe processen bij Tata Steel, zodat deze gigavervuiler zijn gang kan blijven gaan»?3
De stelling mevrouw Ficq is voor haar eigen rekening. In algemene zin wil ik aangeven dat er dagelijks door medewerkers van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, de provincie Noord-Holland en het Rijk keihard wordt gewerkt om de situatie in de IJmond te verbeteren. Knelpunten die daarbij optreden in capaciteit, kennis en instrumentarium, proberen we daarbij op te lossen.
Daarnaast is het generieke «Interbestuurlijk Programma Versterking VTH-stelsel» gestart om de uitvoering van de taken omgevingsdiensten te versterken. Nog voor het kerstreces verwacht ik uw Kamer te informeren over de voortgang hiervan.
Kunt u zich herinneren dat uw ambtsvoorganger via een brief in september 20214 heeft toegezegd dat er op zoek zou worden gegaan naar een partij die de effecten op gezondheid en milieu van de verschillende toekomstscenario’s van Tata Steel onafhankelijk en transparant in beeld kan brengen?
Ja.
Waarom laat u enkel de waterstofroute onderzoeken, terwijl in de toezegging ook wordt gedoeld op andere toekomstscenario’s, aangezien in de brief wordt verwezen naar de startnotitie gemaakt door CE Delft waarin onder andere ook afschaling wordt genoemd?
Op het moment van schrijven van de Kamerbrief waar u naar verwijst, had Tata Steel nog geen keuze gemaakt voor verduurzaming van het productieproces door toepassing van waterstof, dan wel door ondergrondse CO2-opslag. De waterstofroute en de route met ondergrondse CO2-opslag op de leefomgeving zouden naar verwachting een heel ander effect op de leefomgeving hebben. Om die reden heeft de Kamer de regering verzocht, parallel aan de haalbaarheidsstudie naar het FNV-plan, onderzoek uit te laten voeren naar de gevolgen voor gezondheid en milieu van de verschillende scenario's voor Tata Steel.
Op 15 september 2021 heeft Tata Steel aangekondigd te kiezen voor de waterstofroute, mede met het oog op de verwachte positieve effecten daarvan op de leefomgeving. Vervolgens heeft mijn ambtsvoorganger in het plan van aanpak Tata Steel aangegeven dat aangezien Tata Steel inmiddels heeft gekozen voor één toekomstscenario, namelijk de waterstofroute, het onafhankelijke onderzoek zich alleen richt op dit toekomstscenario. Nu de keuze voor de waterstofroute is gemaakt is het onderzoeken van aanvullende varianten op dit moment niet passend.
De overheid stelt de kaders op, waarbinnen bedrijven kunnen en mogen handelen. Het is dus aan Tata Steel zelf om te bezien op welke manier en met welke productieomvang zij binnen deze kaders kan opereren. Het is uiteraard wel van groot belang dat de kaders voldoende waarborgen bevatten om de gezondheidsrisico’s te beperken. Daarom wordt de maatwerkafspraak met Tata Steel hierop beoordeeld. Het spreekt voor zich dat een maatwerkafspraak die onvoldoende bijdraagt aan het beperken van het gezondheidsrisico niet op mijn steun kan rekenen. Dat laat onverlet dat Tata Steel dus zelf moet bedenken hoe zij het gezondheidsrisico reduceert: of dat is door ingrepen in de bedrijfsvoering, aanpassen van installaties of productiebeperking is aan het bedrijf zelf.
Waarom komt u de toezegging gedaan in september 2021 niet na?
Zie antwoord vraag 10.
Bent u van plan de toezegging alsnog na te komen en dus ook de effecten op gezondheid en milieu van de andere toekomstscenario’s van Tata Steel onafhankelijk en transparant in beeld te laten brengen? Neemt u hierin ook de scenario’s afschaling en recycling mee? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Wat vindt u van de oproep5 van milieu- en omwonendenorganisaties om onderzoek te doen naar duurzame en toekomstbestendige alternatieven voor de IJmond, waarbij schone lucht en gezonde banen het uitgangspunt zijn?
In de oproep vragen de milieu en omwonendenorganisaties aan de regering ervoor te kiezen om kleinschaliger, circulair en hoogwaardig groen staal te produceren met de reeds bestaande en best beschikbare technieken in combinatie met huizen, natuur, kennis en cultuur in de IJmond. In het antwoord op vraag 12 heb ik al aangegeven dat de overheid de kaders bepaalt waarbinnen bedrijven kunnen en mogen handelen. Wel ben ik het met de bewoners eens dat de plannen uiteindelijk moeten resulteren in een schone en klimaatneutrale staalfabriek. Het is aan de overheid om de plannen van Tata Steel op dit einddoel te beoordelen en hiervoor de juiste kaders te stellen.
De artikelen ‘ESA-baas: Nederland moet meer investeren in Europeseruimtevaart' en ‘Experts: niet landen zelf, maar satellieten gaan straks CO2-uitstoot meten’ |
|
Pim van Strien (VVD), Hatte van der Woude (VVD) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van de artikelen «ESA-baas: Nederland moet meer investeren in Europeseruimtevaart» en «Experts: niet landen zelf, maar satellieten gaan straks CO2-uitstoot meten»?1, 2
Ja, ik heb kennisgenomen van de artikelen van Trouw en de NOS.
Onderschrijft u de kansen en bedreigingen die in beide artikelen naar voren worden gebracht? Zo ja, hoe apprecieert u deze?
Het kabinet onderschrijft dat emissiemonitoring via satellieten (zoals de EU Sentinel 5P-satelliet met het Nederlandse TROPOMI-instrument) nieuwe gegevens oplevert over de uitstoot van broeikasgassen. Naast kansen voor technologische ontwikkeling op het gebied van instrumenten en satellieten voor aardobservatie (de zgn. upstream), biedt dit kansen voor het ontwikkelen van toepassingen van satellietdata (de zgn. downstream). Tijdens de recente ESA Ministeriële Conferentie (CM22) heeft Nederland voor € 61 miljoen in aardobservatieprogramma’s ingeschreven, waarvan het merendeel voor de volgende generatie emissiemonitoringtechnologie zal worden ingezet. Hiermee kan Nederland tot de wereldwijde voorhoede in dit veld blijven behoren. Voorts ontwikkelt het consortium Climate SpaceNL een voorstel op dit terrein voor de 3e tranche van het Nationaal Groeifonds.
Nederland heeft tijdens de CM22 € 389 miljoen ingeschreven, waarvan € 224 miljoen voor optionele programma’s. Daarmee nemen de totale investeringen van Nederland via ESA ten opzichte van 2019 met 37% toe. Bij deze toename heeft de rol van ruimtevaarttechnologie als enabler bij de grote transities een hoofdrol gespeeld, zoals beschreven in de Kamerbrief Ruimtevaartbeleid 20223. Ik zal uw Kamer begin 2023 (als de inschrijvingen van de lidstaten formeel zijn vastgesteld) nader informeren over de resultaten van de CM22. Het kabinet is zich bewust van de rol van Nederland als gastland van ESTEC, de grootste locatie van ESA in Europa. Daarom heeft Nederland tijdens de CM22 haar steun voor de voorgenomen renovatie van ESTEC uitgesproken. Deze renovatie zal bijdragen aan de verankering van ESTEC in ons land.
Kunt u aangeven hoe Nederland de kenniskoppositie, die we mede dankzij de ontwikkeling van het satellietinstrument Tropomi, waarmee de luchtkwaliteit en broeikasgassen kunnen worden gemeten, kan behouden en doorontwikkelen?
Nederland heeft een sterke technologische positie in de ontwikkeling van instrumenten die emissies van broeikasgassen en bijvoorbeeld van fijnstof kunnen meten. Om deze positie te behouden heeft het kabinet tijdens de CM22 € 61 miljoen ingeschreven voor aardobservatie. Daarnaast volgt het kabinet met interesse de ontwikkeling van een aardobservatievoorstel voor de 3e tranche van het Nationaal Groeifonds door het Climate SpaceNL-consortium. Dit biedt een uitgelezen kans voor het versterken van het Nederlandse aardobservatiecluster.
Hoe apprecieert u de uitspraak «Nederland is tot veel in staat, er is veel kennis. Maar zonder investeringen in Esa-verband ben ik bang dat Nederland die positie niet kan behouden. De aangekondigde bijdrage is minder dan een derde van wat je op basis van de economische kracht van Nederland zou mogen verwachten» van Josef Aschbacher?3 Wat betekent dit voor het onderzoeks-, wetenschap- en innovatieveld op de middellange termijn? Wat betekent dit specifiek voor de kenniskoppositie op het gebied van aardobservatie?
Ruimtevaarttechnologie helpt ons bij het vinden van antwoorden op de grote maatschappelijke uitdagingen van nu en biedt interessante economische kansen voor ons land. Daarom investeert het kabinet (zoals aangegeven in de Kamerbrief Ruimtevaartbeleid 20225) de komende jaren ruim € 500 miljoen in ruimtevaart, waarvan € 389 miljoen via ESA tijdens de CM22. Daarmee investeert Nederland 37% meer via ESA dan in 2019. Ik heb uw Kamer tijdens de jongste Kamerbehandeling van de begroting van Economische zaken en Klimaat geïnformeerd over de inzet van de verhoging van de inschrijving tijdens de CM22 met € 12,5 miljoen naar aanleiding van de gewijzigde motie Van Strien6 c.s. Het merendeel van deze middelen kwam ten goede van de ontwikkeling van emissiemonitoring-technologie. Hierover zal ik uw Kamer begin 2023 nader informeren in de brief over de resultaten van de CM22. Niettemin investeert Nederland minder via ESA dan op basis van ons bbp-aandeel (4,7%) mogelijk zou zijn. Daarom zal in het kader van de gewijzigde motie Van Strien7 c.s. een budgettaire verkenning worden meegenomen bij de uitwerking van de Lange Termijn Ruimtevaartagenda in 2023.
Hoe wilt u borgen dat we aan de ene kant in Nederland over eigen broeikasgasdata blijven beschikken, hetgeen gelet op het toenemende belang van strategische autonomie en onze positie op het vlak van de internationale klimaatwetenschap van groot belang is, terwijl onze deelnames aan onderzoeks- en technologieprogramma’s aan de andere kant beperkt zijn?
Tijdens de CM22 schreef Nederland € 61 miljoen in voor aardobservatie, waarvan een fors deel voor activiteiten op het gebied van emissiemonitoring. Daarmee kan het Nederlandse ruimtevaartcluster op de korte termijn blijven investeren in de volgende generatie emissiemonitoringtechnologie en de wetenschappelijke en commerciële toepassingen van aardobservatie. Daarbij is de toegang tot broeikasgasdata via het EU-Copernicusprogramma geborgd. Voor de langere termijn volgt het kabinet met interesse de ontwikkeling van een aardobservatievoorstel voor de 3e tranche van het Nationaal Groeifonds door het Climate SpaceNL-consortium.
Hoe belangrijk vindt u, gegeven de geopolitieke ontwikkelingen, de eigen onafhankelijke Europese toegang tot de ruimte?
Het kabinet ondersteunt de onafhankelijke Europese toegang tot de ruimte. De urgentie hiervan is groter dan ooit in het licht van recente geopolitieke ontwikkelingen. Daarom heeft Nederland tijdens de CM22 € 44 miljoen ingeschreven in het draagrakettenprogramma. Daarmee draagt Nederland bij aan autonome Europese toegang tot de ruimte.
Is de Nederlandse inzet in het kader van de European Space Agency (ESA) voldoende voor de noodzaak van gegarandeerde en onafhankelijke Europese toegang tot de ruimte (Ariane 6, Vega-C en nog te ontwikkelen lanceerders)?
Ja. De Nederlandse inschrijving tijdens de CM22 in het draagrakkettenprogramma is in lijn met het aandeel van Nederlandse bedrijven in het Ariane- en Vega-programma en daarmee naar verwachting voldoende voor het garanderen van onafhankelijke Europese toegang tot de ruimte.
Bent u het, gelet op de strategische relevantie van ruimtevaart, erover eens dat ruimtevaart op het hoogste ambtelijke niveau binnen de verschillende relevante departementen belegd moet worden? Zo ja, is dat nu het geval?
Het Nederlandse ruimtevaartbeleid wordt voorbereid binnen de Interdepartementale Commissie Ruimtevaartbeleid (ICR), waarin alle relevante ministeries en het NSO op hoog ambtelijk niveau zijn vertegenwoordigd. Dit neemt niet weg dat we in 2023 gaan verkennen of deze governance in voldoende mate recht doet aan de groeiende relevantie van ruimtevaart, ook in het licht van de nieuwe Lange Termijn Ruimtevaart Agenda. Daarover zal ik uw Kamer in 2023 informeren.
De intentieverklaring tussen Nederland en met Oman over samenwerking op het gebied van groene waterstof |
|
Suzanne Kröger (GL), Joris Thijssen (PvdA), Tom van der Lee (GL) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Zijn er nog andere intentieverklaringen rondom groene waterstof in de maak? Zo ja, welke?
Ja, Nederland werkt aan intentieverklaringen rondom groene waterstof met Australië en Zuid-Afrika, en voert voorbereidende gesprekken met Spanje, Marokko en Curaçao. Naast Oman zijn reeds intentieverklaringen gesloten met Canada, Chili, Namibië, Portugal, Uruguay en de VAE.
Deelt u de mening dat hoewel het positief is dat er naar samenwerking wordt gezocht rondom groene waterstof, we bij de ontwikkeling van groene waterstof wereldwijd niet de fouten van de fossiele energiewinning moeten herhalen, onder andere door ervoor zorg te dragen dat bij energieprojecten de mensenrechten worden gewaarborgd en het lokale milieu niet wordt geschaad?
Het kabinet deelt de mening dat bij de ontwikkeling van de groene waterstofketens de aandacht voor mens en milieu gewaarborgd moet zijn.
Deelt u de mening dat bij dit soort intentieverklaringen het van groot belang is om in een zo vroeg mogelijk stadium al afspraken te maken rondom mensenrechten, milieu en arbeidsrechten?
In een intentieverklaring worden geen juridisch bindende afspraken gemaakt. Het uitgangspunt is dat samenwerking plaatsvindt op basis van wederzijds of wederkerig voordeel. Het belang van mensenrechten, milieu en arbeidsrechten is hier onderdeel van.
In de tekst van de verklaring met Oman is dit verwoord als «reciprocal benefit» en in teksten van eerdere Memoranda of Understanding (MoU’s) met bijvoorbeeld Namibië als: «on the basis of mutual social, econonomic and environmental benefits to the participants in order to promomote sustainable development».
Waarom staan er in het memorandum of understanding geen waarborgen rondom mensenrechten, milieu en arbeidsrechten?1
In een intentieverklaring worden geen juridisch bindende afspraken gemaakt waaraan waarborgen, rechten of plichten kunnen worden ontleend. Het MoU is, behalve op kennisuitwisseling tussen overheden, primair gericht op het faciliteren van contacten tussen bedrijven en kennisinstellingen uit beide landen voor het ontwikkelen van internationale waterstofketens.
Los van deze intentieverklaring verwacht het kabinet van Nederlandse bedrijven dat zij, conform de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen (OESO-richtlijnen) en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s), de risico’s voor mens en milieu in hun waardeketen in kaart brengen, hun invloed aanwenden om deze risico’s te voorkomen of aan te pakken, en hierover verantwoording afleggen. Dit geldt dus ook voor betrokkenheid van Nederlandse bedrijven bij de implementatie van het MoU.
Hoe is de Internationale Klimaatstrategie tot uiting gekomen in de intentieverklaring, aangezien hier onder andere staat dat Nederland inzet op een eerlijke en inclusieve transitie en dat vergroening van economieën nieuwe en groene banen brengt, maar dat dit vraagt om zorgvuldige transitiepaden en speciale aandacht voor onderwijs en scholing toegespitst op een duurzame economie en decent jobs. Nederlandse expertise op het gebied van leefbaar loon, het uitbannen van kinderarbeid en scholing kan hieraan bijdragen?
De Internationale Klimaatstrategie (IKS) heeft als doel de Nederlandse inzet voor het klimaat wereldwijd te verstevigen en beschrijft concrete klimaatacties door de Nederlandse overheid en partners. Het gaat hierbij om een breed handelingsperspectief, waar het opzetten en uitbouwen van importketens voor duurzame energiedragers (zoals groene waterstof en derivaten) onderdeel van is, aangezien dit zal bijdragen aan de decarbonisering van het energiesysteem en een impuls kan geven aan de vergroening van economieën van landen waarmee wij samenwerken. Het MoU over groene waterstof met Oman past dus goed bij de doelstellingen van de IKS.
Bent u ermee bekend dat Oman geen geweldige staat van dienst heeft op het vlak van arbeidsrechten en Oman in categorie 4 valt van Global Rights Index van de International Trade Union Confederation (ITUC) (systemic violation of rights)?
Zie antwoord op vraag 7.
Bent u ermee bekend dat Oman 6 van de 10 conventies van de Internationale Arbeidsorganisatie van de VN (ILO) waarin fundamentele arbeidsrechten worden vastgelegd niet heeft geratificeerd?
De situatie omtrent arbeidsrechten in Oman heeft de aandacht van het kabinet. Oman heeft de afgelopen jaren een aantal belangrijke hervormingen doorgevoerd op het gebied van arbeidsrechten en is voornemens middels een herziening van de Arbeidswet in de nabije toekomst nog verdere hervormingen door te voeren. Implementatie van de huidige hervormingen blijft een punt van zorg. Nederland blijft Oman middels constructief-kritische dialoog, zowel in bilateraal als in EU-verband, oproepen tot het doorvoeren van verdere arbeidsrechthervormingen en het ratificeren van verdragen die ten grondslag liggen aan fundamentele arbeidsrechten.
Bent u ermee bekend dat vakbonden in Oman tegen flinke hindernissen aan lopen en vakbondsleden actief onder druk worden gezet?
De vakbonden in Oman zijn aangesloten bij de overkoepelende vakbond General Federation of Oman Workers (GFoW). GFoW werkt met internationale partners samen zoals IndustriALL, een mondiale vakbondsorganisatie voor arbeiders in de mijnbouw en energie- en productieindustrie, om de positie van vakbondsleden te versterken. Hun positie blijft echter kwetsbaar en de uitdagingen waar zij tegenaan lopen vormen een punt van zorg binnen de bredere situatie van arbeidsrechten. Dit brengt Nederland ook op in bilaterale gesprekken met Omaanse autoriteiten.
Wat vindt u van deze staat van dienst rondom arbeidsrechten? Bent u van mening dat Nederland bij de samenwerking met Oman voor groene waterstof een verantwoordelijkheid heeft om te zorgen dat werknemersrechten wel worden gerespecteerd?
Het kabinet heeft aandacht voor de situatie omtrent arbeidsrechten in Oman en brengt de (bij het antwoord op vraag 6 en 7 genoemde) zorgen regelmatig over bij de Omaanse autoriteiten. Ook spreekt Nederland zich uit in multilateraal verband, zoals tijdens de eerste EU-Oman Mensenrechtendialoog in september jl. Daarnaast verwacht het kabinet dat bedrijven die waterstof gaan importeren zich ervoor inspannen dat er in hun waardeketens geen misstanden plaatsvinden in lijn met voornoemde OESO-richtlijnen en UNGP’s.
Heeft u een analyse gemaakt rondom de IMVO-risico’s in Oman? Zo nee, bent u bereid een dergelijke analyse uit te voeren en daarbij alle 6 de stappen die zijn vastgesteld in de OESO richtlijnen te doorlopen?
Conform de motie Boucke (D66) en Kröger (GroenLinks) dd. 20 april 20222 werkt het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat aan een IMVO-risicoanalyse voor waterstof importketens. Oman is één van de zeven landen die daarin als voorbeeld wordt meegenomen. De uitkomst van dit onderzoek zal begin 2023 met de Tweede Kamer worden gedeeld.
De zes stappen van de OESO-richtlijnen zijn bedoeld als werkwijze voor bedrijven om de mensenrechten en milieurisico’s in hun keten in kaart te brengen. De groene waterstofhandel moet nog op gang komen en dus ook de specifieke waardeketens tussen bedrijven. Het kabinet verwacht van Nederlandse bedrijven dat zij deze stappen vanaf het begin doorlopen. Voor vragen over het toepassen van gepaste zorgvuldigheid kunnen bedrijven terecht bij het IMVO-steunpunt bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
Heeft u erop toegezien dat Havenbedrijf Rotterdam, dat een joint venture heeft met de overheid van Oman voor de ontwikkeling en exploitatie van de haven van Sohar in het noorden van Oman, alle zes de stappen van de OESO richtlijn rond IMVO heeft doorlopen / doorloopt? Zo nee, waarom niet en bent u bereid te zorgen dat het havenbedrijf die alsnog doet?
Het kabinet verwacht van Nederlandse bedrijven dat zij gepaste zorgvuldigheid toepassen in lijn met de OESO-richtlijnen en UNGP’s. Uiteindelijk dragen bedrijven zelf de verantwoordelijkheid om te ondernemen volgens de OESO-richtlijnen en UNGP’s. De Nederlandse ambassade in Oman heeft regelmatig contact met de Haven van Sohar over hun activiteiten in de breedste zin van het woord. IMVO is onderdeel van deze gesprekken. Ook heeft de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking de noodzaak en het belang van IMVO geagendeerd tijdens haar bezoek aan de haven van Sohar in maart jl.
Kunt u dit project benutten voor intensivering van de dialoog met Oman over mensenrechten en milieu? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
De intentieverklaring versterkt de reeds goede bilaterale betrekkingen met Oman. Deze onderwerpen zijn al onderdeel van de brede dialoog die Nederland heeft met Oman, waarin Nederland in bilaterale en multilaterale contacten ook de mensenrechtensituatie bespreekt en zoekt naar mogelijkheden tot samenwerking voor verbetering. Zo kwam dit ook ter sprake in oktober jl. tijdens de jaarlijkse hoogambtelijke consultaties tussen de Ministeries van Buitenlandse Zaken van Nederland en Oman.
Bent u bereid om mensenrechten, milieu en arbeidsrechten integraal op te nemen in toekomstige contracten rondom groene waterstof? Zo nee, waarom niet?
Het is belangrijk dat geïmporteerde groene waterstof ook duurzaam is op het vlak van milieu en mensenrechten. De overheid sluit echter geen contracten voor de import van groene waterstof; bedrijven doen dat. Zoals eerder aangegeven, verwacht het kabinet van Nederlandse bedrijven dat zij gepaste zorgvuldigheid toepassen in lijn met de OESO-richtlijnen en UNGP’s. Uiteindelijk dragen bedrijven zelf de verantwoordelijkheid om te ondernemen volgens de OESO-richtlijnen en UNGP’s. De IMVO-risicoanalyse die op dit moment wordt uitgevoerd (zie het antwoord op vraag 10) gaat bedrijven daarbij helpen.
Als het gaat om toekomstige MoU over waterstof, dan zal Nederland voorstellen om in de tekst te verwijzen naar de duurzame ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties en het belang benadrukken van lokale duurzame impact van waterstofprojecten.
Het bericht ‘Don’t download Qatar World Cup apps, EU data authorities warn’ |
|
Hind Dekker-Abdulaziz (D66) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Don’t download Qatar World Cup apps, EU data authorities warn»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat deze twee applicaties zonder enige privacy- of veiligheidswaarschuwing downloadbaar zijn in de gangbare appstores, terwijl Europese data-autoriteiten waarschuwen voor de gevaren?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 4.
Tech-experts betitelen de apps al als «spyware», ziet u daarom kans spoedig met Google en Apple in gesprek te gaan over de wenselijkheid dat zij deze applicaties vrijelijk in hun appstores aanbieden?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 4.
Duitse, Franse en Noorse overheden hebben zich al op waarschuwende toon uitgesproken over de app, bent u daar ook toe bereid?
Ja, op het moment dat een app risico’s oplevert voor de privacy en veiligheid ben ik er zeker toe bereid om daarvoor te waarschuwen. Ik adviseer burgers dan ook om het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) op te volgen.
Het is goed dat de AP en vier van haar Europese collega’s (de Duitse, Franse, Noorse en Deense toezichthouders) waarschuwen voor de risico’s van het downloaden van de «WK-apps». Zij wijzen erop dat de apps waarschijnlijk informatie over gebruikers verzamelen zonder dat gebruikers hiervan op de hoogte zijn. Dat is ook de rol van een toezichthouder.
Ik zie geen aanleiding om in aanvulling op de boodschap van de toezichthouders als kabinet hierover in gesprek te gaan met Google en Apple. Ook gezien het feit dat het WK voor Nederland inmiddels voorbij is. Waar het vooral om gaat is dat iedereen zich bewust is van de risico’s van het gebruik van die apps. Dat is een keuze die iedereen voor zichzelf moet maken en ik vind het zinvol dat de toezichthouders daarover voorlichting geven.