Het bericht dat tot twee maal veroordeelde huisarts nog altijd als bevoegd arts in het BIG register staat |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht op Medical Facts dat een tot tweemaal veroordeelde huisarts nog altijd als bevoegd arts in het BIG-register staat?1
Ja.
Hoe kan het dat een arts die tweemaal is veroordeeld voor kinderporno nog in het BIG-register ingeschreven staat?
Omwille van de privacy van betrokkene kan ik niet ingaan op de achtergronden van dit concrete geval. Bij de handhaving van wettelijke regels rond volksgezondheid speelt het samenwerkings- en informatieprotocol IGZ-OM een belangrijke rol. Hierin is afgesproken hoe wordt samengewerkt en door welke instantie wordt gehandeld wanneer sprake is van een samenloop van toezicht, bestuurlijke handhaving, opsporing en strafrechtelijke handhaving. Wanneer voor handelingen in de zorg strafrechtelijk in plaats van tuchtrechtelijk optreden geïndiceerd is, dan vindt in het kader van voornoemd protocol overleg plaats tussen OM en IGZ over onder andere de vraag of een beroepsverbod gevorderd wordt. Verder verwijs ik naar het antwoord op vraag 2 van het lid Bouwmeester (vraagnummer 2013Z01939, ingezonden 1 februari 2013).
Waarom heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) niet via een tuchtprocedure (regionaal tuchtcollege of college medisch toezicht) afgedwongen om tot doorhaling uit het BIG-register over te gaan om daarmee de patiënt te beschermen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de IGZ laks is geweest indien zij geen verdere actie heeft ondernomen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat iemand die tot twee keer is veroordeeld voor kinderporno in geen geval geschikt kan zijn om huisarts te zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom is er na de recidive geen beroepsverbod opgelegd?
Zie antwoord vraag 2.
Welke mogelijkheden zijn er om alsnog tot doorhaling in het BIG-register over te gaan?
Zie antwoord vraag 2.
Welke oplossingen biedt een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) als het gaat om zelfstandig functionerende beroepsbeoefenaren zoals een huisarts?
Ik wil verplicht stellen dat alle medisch professionals in de zorg een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) kunnen overleggen. Dit betekent dat ook vrijgevestigde artsen en ZZP’ers, wanneer de IGZ hierom vraagt, een VOG moeten kunnen overleggen. Dit voornemen zal onderdeel zijn van de nota van wijziging waarmee de Wet cliëntenrechten zorg wordt beperkt tot bepalingen omtrent kwaliteit, toezicht en klachten en geschillen. Zoals aangegeven in de strategische agenda van de staatssecretaris en mijzelf van 8 februari 2013 zal uw Kamer deze nota van wijziging in april ontvangen.
Een veroordeelde arts die veroordeelt is voor kinderporno, maar nog wel big register staat |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met bericht «veroordeelde huisarts nog ingeschreven als bevoegd arts in BIG-register»?1 2
Ja.
Vind u het ook zeer zorgelijk dat een arts die is veroordeelt voor kinderporno met een patiënt nog steeds staat ingeschreven als arts in BIG-register? Zo ja, wat kan u daaraan doen?
Omwille van de privacy van betrokkene kan ik niet ingaan op de achtergronden van dit concrete geval. In het algemeen is het zo dat de strafrechter slechts bij een beperkt aantal delicten een beroepsverbod kan opleggen, hetgeen doorhaling in het BIG-register tot gevolg heeft, en alleen indien de strafbare feiten zijn begaan in de beroepsuitoefening. Dit beroepsverbod is beperkt in duur. Een blijvend beroepsverbod kan alleen worden opgelegd bij veroordeling tot levenslange gevangenisstraf.
Ik vind het onbevredigend dat beroepsbeoefenaren die ernstige zeden- of geweldsmisdrijven hebben gepleegd, en bij wie een kans op recidive aanwezig is, hun beroep (opnieuw) kunnen uitoefenen. Zoals eerder gemeld in mijn brief van 22 januari 2013 over het tuchtrecht (Kamerstukken II, vergaderjaar 2012–2013, 31 016, nr.3 bezie ik in overleg met mijn ambtgenoot van Veiligheid en Justitie of en op welke wijze de mogelijkheden voor het opleggen van een beroepsverbod kunnen worden verruimd.
Deelt u de mening dat hierdoor voor patiënten niet inzichtelijk is dat deze arts is veroordeeld voor kinderporno met een patiënt en dat dit zeer ongewenst is?
Ik vind het belangrijk dat bevoegdheidsbeperkende maatregelen kenbaar zijn voor patiënten. Tuchtrechtelijke maatregelen, zoals doorhalingen, worden openbaar gemaakt. Sinds 1 juli 2012 worden ook de doorhalingen op grond van door de strafrechter opgelegde ontzettingen van het recht het beroep uit te oefenen openbaar gemaakt. Bij tuchtrechtelijke maatregelen wordt sinds juli 2012 de aard van het vergrijp dat heeft geleid tot de maatregel vermeld. Alle voornoemde maatregelen die via de website van het BIG-register openbaar worden gemaakt blijven (afhankelijk van de zwaarte van de maatregel) 5 tot 10 jaar raadpleegbaar voor het publiek. Daarnaast vindt publicatie van de maatregel plaats in een dagblad en in de Staatscourant.
Ik wil verplicht stellen dat alle medisch professionals in de zorg een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) kunnen overleggen. Dit betekent dat ook vrijgevestigde artsen en ZZP’ers, wanneer de IGZ hierom vraagt, een VOG moeten kunnen overleggen. Dit voornemen zal onderdeel zijn van de nota van wijziging waarmee de Wet cliëntenrechten zorg wordt beperkt tot bepalingen omtrent kwaliteit, toezicht en klachten en geschillen. Zoals aangegeven in de strategische agenda van de staatssecretaris en mijzelf van 8 februari 2013 zal uw Kamer deze nota van wijziging in april ontvangen.
Deelt u de mening dat patiënten het recht hebben op vindbare en leesbare informatie over kwaliteit, maar ook over misstanden van artsen?
Zie antwoord vraag 3.
Herinnert u zich eerdere vragen over afwezigheid van koppeling tussen strafrecht, tuchtrecht en bestuursrecht?
Ja.
Deelt u de mening dat gezien dit zoveelste voorbeeld het wenselijk is om een koppeling te maken tussen strafrecht, tuchtrecht en civielrecht? Deel u de mening dat een arts die strafbare handelingen met een patiënt heeft gepleegd niet alleen strafrechtelijk wordt veroordeeld, maar ook zijn vak niet meer mag uitoefenen? Zo ja, hoe gaat u dit regelen? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de strafrechter om te beoordelen of een beroepsverbod in een concrete strafzaak tegen een BIG-geregistreerde aangewezen is. Zoals vermeld in antwoord op vraag 2 ben ik in overleg met mijn ambtgenoot van Veiligheid en Justitie om te bezien of en op welke wijze de mogelijkheden voor het opleggen van een beroepsverbod kunnen worden verruimd. Wat betreft het maken van een koppeling tussen strafrecht, tuchtrecht en civielrecht is van belang dat het BIG-register bevoegdheidsbeperkingen verwerkt die voorvloeien uit uitspraken van de tuchtrechter (zoals doorhaling en schorsing), de strafrechter (ontzetting van het recht het beroep uit te oefenen) en de civiele rechter (ondercuratelestelling wegens geestelijke stoornis). De bevoegdheidsbeperking wordt openbaar gemaakt door verwerking in het BIG-register, door vermelding op de online lijst met «maatregelen Wet BIG» en door publicatie in een dagblad en in de Staatscourant.
Op welke manier kunnen strafrechtelijke uitspraken over artsen, die relevant zijn voor de relatie arts patiënt inzichtelijk worden gemaakt voor patiënten, zodat patiënten niet worden blootgesteld aan artsen die een gevaar vormden of kunnen vormen voor patiënten?
Als door de strafrechter een beroepsverbod wordt opgelegd aan een BIG-geregistreerde, wordt de inschrijving van betrokkene doorgehaald in het BIG-register. Zie hierover mijn antwoord op vragen 3 en 6. De strafrechter kan, indien de bescherming van de samenleving daartoe noodzaakt, in bij de wet bepaalde gevallen, als bijkomende straf openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak gelasten.
Waarom wordt de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) niet automatisch ingeschakeld bij strafrechtelijke uitspraken over artsen, indien die van invloed zijn op patiëntveiligheid en de arts-patiënt relatie? Op welke manier kan dat wel worden geregeld?
Op grond van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) en de daarop gebaseerde Aanwijzing Wjsg is het Openbaar Ministerie (OM) bevoegd om derden in kennis te stellen van strafvorderlijke gegevens voor buiten de rechtspleging gelegen doeleinden. De IGZ behoort tot de in de aanwijzing genoemde ontvangers. Per geval beoordeelt het OM aan de hand van de in de aanwijzing genoemde criteria of verstrekken aangewezen is.
Pedofiele praktijken door vrouwen |
|
Nine Kooiman , Peter Oskam (CDA), Ard van der Steur (VVD), Magda Berndsen (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de aankondiging van de uitzending van Undercover Nederland van zondag 3 februari 2013?1
Ja.
Deelt u de walging over de gedragingen die in de uitzending naar voren komen?
Ik keur het ten zeerste af als personen informatie geven aan andere personen over manieren om in contact te komen met kinderen teneinde deze te misbruiken, of over manieren om dat misbruik te verhullen.
Klopt het dat leden en sympathisanten van de verboden vereniging Martijn in nieuwe netwerken met elkaar in contact staan en elkaar van adviezen voorzien?
Het is het Openbaar Ministerie niet bekend dat er sprake is van nieuwe netwerken waarin de voormalige leden en sympathisanten van de vereniging Martijn met elkaar in contact staan.
Zijn deze gedragingen strafrechtelijk vervolgbaar?
Het Openbaar Ministerie heeft al medewerking aan het opsporingsonderzoek in Griekenland aangeboden. Mede naar aanleiding van de bevindingen binnen het Griekse opsporingsonderzoek zal worden bezien of gedragingen individueel dan wel in verenigingsverband naar Nederlands recht vervolgbaar zijn en een strafrechtelijk onderzoek in Nederland aangewezen is.
Is het Openbaar Ministerie (OM) voornemens om een strafrechtelijk onderzoek te starten naar de in de uitzending naar voren gekomen personen en/of medewerking te verlenen bij vervolging in het buitenland?
Zie antwoord vraag 4.
Beschikken politie en het OM over afdoende bevoegdheden om de gedragingen van personen, zoals die in de uitzending te zien waren te vervolgen?
Het Openbaar Ministerie beschikt over afdoende bevoegdheden om gedragingen van personen zoals die in de uitzending te zien waren te vervolgen indien deze naar Nederlands recht strafbaar zijn.
Zijn politie en OM voldoende op de hoogte van de mogelijkheid dat ook vrouwen pedofiele neigingen kunnen hebben?
Dat ook vrouwen pedofiele neigingen kunnen hebben is bij de politie en het Openbaar Ministerie al bekend. Ik verwijs verder naar mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Berndsen-Jansen en Kooiman van uw Kamer.2
Bent u bereid een onderzoek uit te (laten) voeren naar het fenomeen vrouwelijke pedofiel, de omvang en strafrechtelijke aanpak daarvan?
Zie antwoord vraag 7.
Regels die een snelle publicatie van beelden mishandeling belemmeren |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht: «Regels belemmeren snelle publicatie van beelden mishandeling»?1
Ja.
Klopt het dat afspraken, wachttijden en regels politie en justitie belemmeren in het snel naar buiten brengen van camerabeelden van zware misdrijven, zoals de straatmishandelingen in Eindhoven en Nijmegen?
Voor het antwoord op deze Kamervraag verwijs ik u naar mijn antwoord op vragen van de leden De Wit en Kooiman (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 1528).
Bent u bereid eindelijk een beetje met de tijd mee te gaan en per direct deze afspraken, wachttijden en regels te veranderen om de betreffende beelden zo spoedig mogelijk aan de samenleving te tonen, zodat de daders gepakt en bestraft kunnen worden, nieuwe misdrijven door deze daders worden voorkomen en de samenleving weer iets veiliger wordt? Zo nee, waarom niet?
Of en wanneer opsporingsberichtgeving wordt ingezet hangt af van de concrete zaak en de andere opsporingshandelingen die daarin zijn of worden ondernomen. Zo kan het noodzakelijk zijn om eerst minder ingrijpende opsporingsmiddelen toe te passen alvorens over te gaan tot opsporingsberichtgeving. Het te snel of ongericht inzetten van opsporingsberichtgeving kan een onderzoek schaden.
Omdat het bij opsporingsberichtgeving om een opsporingsmiddel gaat, dient de regie bij het OM en de politie te liggen en is het nodig dat vooraf afspraken worden gemaakt over bijvoorbeeld de werkwijze, omgang met vertrouwelijke informatie en verwijdering van gegevens. Dat maakt ook dat van geval tot geval moet worden bekeken van welke media gebruik wordt gemaakt. Als snelle inzet van het middel geboden is, bestaan hiertoe voldoende mogelijkheden, ook bij media waarmee geen vaste samenwerking bestaat.
Gaat u uit de aanwijzing opsporingsberichtgeving de eis verwijderen dat het van belang is dat het Openbaar Ministerie (OM) nadrukkelijk rekening houdt met het grote (en steeds grotere) bereik van verschillende mediavormen, zoals ook een hoofdofficier van justitie in feite bepleit? Zo nee, waarom niet?
Voor ieder opsporingsmiddel geldt dat de inzet ervan een effectieve bijdrage moet kunnen leveren aan het desbetreffende opsporingsonderzoek en dat de inzet moet voldoen aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. De rechter zal wanneer de zaak aan hem wordt voorgelegd toetsen of daaraan in het specifieke geval is voldaan en wat de consequentie moet zijn indien de inzet niet aan die eisen voldoet. De keuze van de mediavorm die is ingezet maakt onderdeel uit van deze toetsing.
Het gebruik van camerabeelden is reeds in voldoende mate mogelijk. Opname in het Wetboek van Strafvordering als bijzondere opsporingsbevoegdheid is hiervoor niet nodig.
Deelt u de mening dat het te bizar voor woorden is dat beelden pas laat openbaar worden gemaakt omdat er een wachtlijst is bij het programma opsporing verzocht? Per wanneer gaat u het mogelijk maken dat politie en OM met camerabeelden deze ook bij andere media mogen tonen indien het daar wel direct gepubliceerd kan worden?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat daders hun privacy zelf op het spel zetten door een misdrijf te begaan en dat rechters dus geen lagere straffen mogen opleggen aan daders die op camerabeelden aan de samenleving zijn getoond omdat zij al publiekelijk aan de schandpaal zijn genageld? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Wanneer gaat u het gebruik van camerabeelden etc. in het kader van de opsporing als bijzondere opsporingsbevoegdheid opnemen in het Wetboek van Strafvordering, zodat er een wettelijke grondslag is voor politie en OM om snel zonder al teveel rompslomp beelden openbaar te kunnen maken en rechters geen lage straffen meer kunnen opleggen wegens zogenaamde privacyschending van een dader?
Zie antwoord vraag 4.
De rol van het €500 biljet in de geldsmokkel, witwascircuit, drugs- en overige criminaliteit |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel: «Organised crime fears cause ban on 500 euro note sales»?1
Ja.
Kunt u de afweging toelichten om bij de invoering van de euro in 2002 een € 500 biljet in de eurozone te gaan gebruiken, gegeven de toen reeds bekende gevaren voor grensoverschrijdende witwaspraktijken, geldsmokkel en andere criminaliteit?
Het besluit welke coupures eurobankbiljetten door de centrale banken van het Eurosysteem zouden worden uitgegeven, is indertijd genomen door de Europese Centrale Bank (ECB).
Met de uitgifte van biljetten van 500 euro heeft de ECB de traditie voorgezet van eurolanden als Duitsland en Nederland om bankbiljetten uit te geven met een aanzienlijke nominale waarde. In deze landen gaf de centrale bank al tientallen jaren voor de invoering van de euro bankbiljetten uit van respectievelijk 1000 Duitse mark (het equivalent van afgerond € 511) en 1000 gulden (het equivalent van afgerond € 454).
Welke coupures centrale banken uiteindelijk kiezen om in de vraag naar bankbiljetten te voorzien, wordt enerzijds bepaald door de behoeften van het publiek en anderzijds door de productiekosten; het is goedkoper om biljetten van een hoge waarde te laten produceren dan een veelvoud daarvan aan biljetten met een (veel) lagere waarde. De Nederlandsche Bank (DNB) heeft geschat dat het eurosysteem door de uitgifte van het biljet van 500 euro tot nu toe meer dan € 90 miljoen aan productiekosten bespaard heeft.
Wat is uw oordeel over het uit de roulatie nemen van het € 500 biljet in het Verenigd Koninkrijk naar aanleiding van de schatting van het Britse Serious Organised Crime Agency dat meer dan 90 procent van de in het Verenigd Koninkrijk in omloop zijnde € 500 biljetten gebruikt wordt in het georganiseerde criminele circuit?
Blijkens het bericht van de BBC verkopen wisselkantoren in het VK geen biljetten van 500 euro meer, omdat het Serious Organised Crime Agency op basis van gefundeerd onderzoek raamt dat 90% van de door deze kantoren verkochte van 500-eurobiljetten gebruikt wordt voor witwassen. Biljetten van 500 euro worden wel ingekocht door de wisselkantoren in het VK.
Gelet op het feit dat het VK geen deel uitmaakt van de eurozone, is het gebruik van biljetten van 500 euro in het VK op zich al ongebruikelijk en is het stopzetten van de uitgifte van dergelijke biljetten eerder aan de orde.
Is voor Nederland en het eurogebied bekend welk deel van de geldhoeveelheid bestaat uit € 500 biljetten? Kloppen de schattingen dat 38 procent van de geldhoeveelheid uit € 500 biljetten bestaat en deelt u de mening dat dat merkwaardig zou zijn, aangezien het biljet in de meeste winkels feitelijk niet als betaalmiddel fungeert?
Het is niet bekend welk deel van de Nederlandse chartale geldhoeveelheid bestaat uit biljetten van 500 euro. De rol van deze biljetten in Nederland is echter niet groot. Zo had bijvoorbeeld van de totale waarde van de in 2012 door DNB uitgegeven bankbiljetten slechts 1,5% betrekking op het biljet van 500 euro. Voorts werden van deze coupure in 2012 door DNB meer biljetten ingenomen dan uitgegeven. Elders ligt dit anders. Van de totale waarde van alle in omloop zijnde eurobankbiljetten heeft inderdaad 38% betrekking op biljetten van 500 euro. Welk deel zich hiervan in het eurogebied bevindt, en dus ook in Nederland, is niet bekend. De ECB heeft echter geraamd dat naar waarde (niet naar aantallen) eind 2008 20–25% van de eurobankbiljetten zich buiten het eurogebied bevond (zie ECB, The international role of the euro, 2010, www.ecb.europa.eu).
Behalve als betaalmiddel vervullen bankbiljetten ook een rol als zogenoemd oppotmiddel. In tijden van (financiële) crisis is gebleken, dat zich een toenemende vraag voordoet naar biljetten met een hoge coupure. Bij gebrek aan vertrouwen in de veiligheid en bereikbaarheid van hun girale tegoeden willen sommigen extra contant geld aanhouden. Dit is een legitieme aanwending van bankbiljetten.
Hoe beoordeelt u de uitspraak in het artikel «De bolletjesslikker heeft plaatsgemaakt voor de euroslikker»?2 Hoeveel euro’s aan zwart geld is op deze wijze aangetroffen?
In het desbetreffende artikel wordt een veelheid van methoden beschreven waarop men probeert zwart geld door te sluizen en wit te wassen. Bij grenscontroles zijn douaniers in 2012 het slikken van geldbollen niet veel tegengekomen.
De Douane heeft mij laten weten dat er in 2012 twee casussen zijn geweest waarbij geld in bolletjes een rol speelden. In een geval betrof het een mannelijke verdachte die wel bolletjes bij zich had met daarin biljetten van 500 euro (totale bedrag € 254.000), maar de bolletjes waren in zijn koffer verstopt. Een ander geval betrof een vrouw die € 3510 (waaronder € 1500 aan biljetten van 500 euro) in een zogenaamde duwersbol in een lichaamsholte had gestopt.
Hoe oordeelt u over het besluit van de Canadese Centrale bank in 2000 om het 1000 dollar biljet op advies van de corruptie- en misdaadbestrijding uit de omloop te halen? Wint de ECB ook dergelijke adviezen in en hoe worden deze gewogen?
Het is bekend dat het intrekken van het biljet van 1000 Canadese dollar (dat op het moment van intrekking ongeveer € 700 waard was, en voorzag in ongeveer 11% van de Canadese bankbiljettenvraag) geen noemenswaardige impact heeft gehad op de ontwikkeling van de vraag naar contant geld in Canada in de jaren daarna. Dit voedt de verwachting dat bij intrekking van de hoogste coupure de vraag zich verplaatst naar het biljet van 200 euro.
DNB heeft mij laten weten dat de ECB zich ten behoeve van haar besluitvorming terdege pleegt te informeren over het gebruik van de onderscheiden eurobiljetten.
In hoeverre is bekend dat het € 500 biljet internationaal het 100 dollarbiljet verdringt als gangbaar betaalmiddel in criminele milieus? Welke acties zijn door u, door DNB en door de ECB ondernomen om dit tegen te gaan?
DNB heeft aangegeven dat de vraag naar eurobankbiljetten (alle coupures samen) in de eerste 8 jaar na hun introductie harder gegroeid is dan de vraag naar dollarbiljetten. Dit lijkt, aldus DNB, eerder het gevolg van het feit dat met introductie van de euro naast de dollar een tweede grote valuta op het wereldtoneel is verschenen. Of daarmee het biljet van 100 dollar internationaal door het biljet van 500 euro is verdrongen als gangbaar betaalmiddel in het criminele circuit is moeilijk na te gaan. Exacte cijfers zijn niet te geven; er is immers sprake van een schaduweconomie waarvan de juiste omvang niet is vast te stellen.
Om het gebruik van biljetten in criminele milieus terug te dringen is het Nederlandse beleid gericht op het ontmoedigen van het gebruik van contant geld voor witwastransacties. Bijvoorbeeld dienen in dat kader, krachtens de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft), onder andere banken, wisselinstellingen en betaaldienstverleners transacties, waaronder contante geldtransacties, waarbij zij aanleiding hebben om te veronderstellen dat zij verband kunnen houden met witwassen te melden bij de Financiële Inlichtingen Eenheid. Daarbij moeten ook alle geldtransfers van € 2000 of meer gemeld worden wanneer daarbij gelden in de vorm van chartaal geld ter beschikking worden gesteld. Hierop wordt toezicht gehouden door DNB. Voorts dienen handelaren transacties te melden waarbij voertuigen, schepen, kunstvoorwerpen, antiquiteiten, edelstenen, sierraden of juwelen verkocht worden tegen gehele of gedeeltelijke contante betaling, wanneer het contant te betalen bedrag meer dan € 25.000 bedraagt. Onafhankelijke juridisch adviseurs, advocaten, notarissen, belastingadviseurs, externe accountants, bedrijfseconomische adviseurs, bemiddelaars in onroerende zaken en trustkantoren dienen transacties te melden waarbij contante betalingen van € 15.000 of meer aan henzelf of door hun tussenkomst plaatsvinden.
Deze meldplichten hebben het voordeel dat zij het legitieme gebruik van contant geld onverlet laten en ook effect kunnen sorteren als andere bankbiljetten dan het biljet van 500 euro gebruikt worden.
Voorts kan worden gewezen op de Verordening liquide middelen.3
In artikel 3, eerste lid, van die verordening is bepaald: «Iedere natuurlijke persoon die de Gemeenschap binnenkomt of verlaat, en liquide middelen ten bedrage van EUR 10.000 of meer vervoert, moet dat bedrag overeenkomstig deze verordening aangeven bij de bevoegde autoriteiten4 van de lidstaat via welke deze middelen de Gemeenschap binnenkomen of verlaten. Er is niet aan de aangifteplicht voldaan indien de verstrekte gegevens onjuist of onvolledig zijn.»
Bij constateren van niet-aangeven of onjuist dan wel onvolledig aangeven is de bewijsvoering voor witwassen vergemakkelijkt.
De Douane heeft mij laten weten dat zij vanuit haar toezichthoudende taak op de naleving van de verordening weet dat er veel biljetten van 500 euro in omloop zijn. Het bezit van deze grote coupures levert niet automatisch het redelijke vermoeden op van witwassen. Het in bezit hebben van grote hoeveelheden biljetten van 500 euro wordt regelmatig gezien bij reizigers uit West-Afrika, Egypte en Libië in verband met de handel in tweedehands auto’s en trucks.
Is bekend welk deel van de gelden die gepaard gaan met witwassen in de vorm van € 500 biljetten gebeurt?
Het gebruik van contant geld – waaronder gebruik van biljetten van hoge waarde – is in een witwasproces veelal een tussenstap ten behoeve van het verplaatsen of overdragen van geld zonder sporen na te laten. Het is niet bekend in hoeverre gelden die worden witgewassen, worden aangehouden in of omgezet van of naar biljetten van 500 euro. Deze praktijk is moeilijk te kwantificeren nu, zoals opgemerkt in het antwoord op vraag 7, sprake is van een schaduweconomie. Verder kan witwassen – het verhullen van de criminele herkomst van geld – ook geschieden ten aanzien van giraal geld.
Zijn er studies verricht naar het gebruik van dit biljet door witwassers, drugscriminelen en andere malifide types in Nederland of de Eurozone door de Nederlandsche Bank of het Europees Systeem van Centrale Banken? Zo ja, wat waren de uitkomsten? Zo nee, vindt u dan niet dat hiernaar onderzoek moet worden gedaan gelet op de ervaringen in het Verenigd Koninkrijk en berichtgeving over het smokkel- en zwartgeldcircuit in Nederland?
DNB en andere centrale banken, waaronder de centrale banken die deel uitmaken van het Europees Stelsel van Centrale Banken, verrichten regelmatig onderzoek naar verschillende aspecten van het gebruik van contant geld.
Soms wordt daarbij aandacht besteed aan het gebruik van grote coupures. Een recent voorbeeld is een artikel in het Monthly Bulletin van de ECB van april 2011 (The Use of Euro Banknotes – Results of two surveys among households and firms, ECB Monthly Bulletin, april 2011, blz. 79 tot en met5. Een uitkomst van het daarin beschreven onderzoek is bijvoorbeeld dat in de acht onderzochte eurolanden gemiddeld een kwart van de respondenten tenminste eens per jaar een biljet van 200 of 500 euro gebruikt. Dit gemiddelde zou nog hoger liggen als Nederland (8%) en Frankrijk (9%) buiten beschouwing zouden worden gelaten. Het onderzoek dat DNB verricht naar het gebruik van cash om inzicht te hebben in de verschuiving van contant naar elektronisch betalen, richt zich sinds de introductie van de euro vooral op het aantal contante betalingen en de waarde van de contante omzet in Nederland.
Ook binnen de overheid wordt stil gestaan bij het probleem van geldsmokkel en het zwartgeldcircuit. In het Criminaliteitsbeeld analyse Witwassen van het Korps Landelijke Politiediensten (Klpd) wordt momenteel specifiek gekeken naar contante geldsmokkel door Colombianen naar Zuid-Amerika. Voorts richt het Flexibele informatie en expertise team Financieel van de Klpd zich ook specifiek op georganiseerde contante geldsmokkel.
Deelt u de zorgen over het malafide gebruik van het € 500 biljet? Deelt u de mening dat als het zo is dat het biljet voornamelijk criminaliteit faciliteert het uit het betalingsverkeer moet worden genomen? Zo ja, bent u bereid om u daarvoor bij DNB en de ECB in te zetten? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de zorg over het door criminele motieven gedreven gebruik van contant geld.
Voor een adequate beantwoording van deze en de vorenstaande vragen heb ik uitgebreid advies gevraagd aan en inlichtingen ingewonnen bij de Nederlandsche Bank, de Belastingdienst, de FIOD, de Douane en het Korps Landelijke Politiediensten. Daarbij is onder andere ook opgemerkt, dat naast het malafide gebruik tevens sprake is van bonafide gebruik van het biljet van 500 euro.
Als beschreven in mijn antwoord op vraag 7 is het Nederlandse beleid gericht op het voorkomen en waar mogelijk opsporen van een dergelijk gebruik met behulp van de meldplichten op grond van de Wwft. Er zijn naar mijn mening voldoende mogelijkheden om criminaliteit en witwassen te bestrijden. Bij het uit circulatie nemen van het biljet van 500 euro is de verwachting gerechtvaardigd dat het volgende biljet in de reeks, in dit geval het biljet van 200 euro, voor dat doel gebruikt zal gaan worden.
Alles overwegende ben ik niet voornemens om bij DNB en de ECB het uit het betalingsverkeer halen van het biljet van 500 euro te bepleiten.
De islamitische opvoeding als vrijbrief voor verkrachting |
|
Joram van Klaveren (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Verkrachter niet naar cel vanwege islamitische opvoeding»?1
Ja.
In hoeverre deelt u de mening dat de uitlatingen van de verkrachter, dat vrouwen waardeloos zijn, de vrouwhatende aard van de islam tonen?
Ik ben niet van mening dat de uitlatingen van één individu iets zeggen over de aard van een godsdienst.
Hoe duidt u het gegeven dat er binnen Europa een land bestaat dat verkrachters vanwege hun islamitische opvoeding niet in de cel gooit?
Het betreft hier berichtgeving over een uitspraak van een Britse rechter in een strafzaak. Het is niet aan de Nederlandse regering om uitspraken te doen over de juiste toepassing van het Britse recht door een Britse rechter in een individuele strafzaak.
Ben u bereid uw walging uit te spreken over het gegeven dat een islamitische opvoeding in Engeland praktisch een vrijbrief is voor verkrachting en deelt u de mening dat dergelijk dhimmie-gedrag door rechters in Nederland nooit mag worden vertoond?
Zie antwoord vraag 3.
Diefstal uit schuren in Oost-Nederland |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht dat in Oost-Nederland relatief veel diefstal uit schuren plaatsvindt?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat, in aanvulling op de eigen verantwoordelijkheid die mensen hebben, met stevige hand opgetreden moet worden tegen deze vorm van diefstal?
Net als overvallen, geweld en straatroven vallen (woning)inbraken onder de High Impact Crimes met een grote impact op het slachtoffer. Dit heeft de prioriteit van mijn Ministerie alsmede de Politie en het OM. In het kader van de landelijke prioriteiten voor de politie heb ik bij de aanpak van high impact criminaliteit met bestuur, politie en OM afgesproken dat de pakkans voor deze delicten in 2014 met 25% moet stijgen t.o.v. van 2009. Hierbij worden zowel maatregelen genomen ter voorkoming van deze delicten als ter vergroting van de pakkans. Per eenheid wordt specifiek naar de veiligheidssituatie gekeken om hierbij, in overleg met het gezag, passende maatregelen te nemen.
De politie zit goed op koers om dit resultaat te behalen.
Om die pakkans te vergroten en verdere delicten te voorkomen is het belangrijk dat slachtoffers aangifte doen. De politie stimuleert slachtoffers dan ook om dat te doen. Eventuele aangetroffen trends bij die aangiften worden onderzocht en geanalyseerd. Op basis van deze informatie wordt een passende aanpak opgesteld om zo de heterdaadkracht te vergroten. Tevens besteedt de politie aandacht aan preventie waarmee voorkomen kan worden dat een delict plaatsvindt of de slagingskans van een eventueel onderzoek kan worden vergroot.
Blijkt uit de politiecijfers inderdaad dat er sprake is van een toename van het aantal diefstallen uit schuren?
Het aantal aangiften of incidenten waarbij het een inbraak of diefstal uit specifiek een schuur betreft wordt niet door de politie geregistreerd. Wel wordt het totaal aantal aangiften van een diefstal of inbraak uit ofwel een box, ofwel een garage, ofwel een schuur ofwel een tuinhuis geregistreerd. In de regionale eenheid Oost lag dit aantal in 2012 4% hoger dan in 2011. Aangezien binnen dit totaal aantal aangiftes van inbraken of diefstal niet gedifferentieerd wordt, is het daarbij niet aan te geven bij welk deel van deze aangiftes het specifiek een schuur betrof.
Is u bekend welk aandeel van de gestolen goederen, zoals zitmaaiers en bladblazers, naar Oost-Europa verdwijnt? Welke acties onderneemt de politie om hier zicht op te krijgen? Vindt er overleg plaats met politie en justitie van Oost-Europese landen om in het bijzonder alert te zijn op invoer van gebruikte (landbouw)werktuigen?
Inbraken, waaronder ook schuurinbraken, hebben de aandacht van de politie in de regionale eenheid Oost. Op basis van politie-informatie is niet aan te geven waar goederen die bij schuurinbraken worden gestolen uiteindelijk naar toe gaan. Bij politieonderzoeken naar dergelijke inbraken komen verdachten van verschillende nationaliteiten, waaronder Nederlandse maar ook Oost-Europese, in beeld. Er zijn daarbij de afgelopen twee jaar verschillende onderzoeken geweest naar (reeksen van) dergelijke inbraken. Daarbij is onder andere samengewerkt met de Litouwse politie en zijn in 2012 integrale controle acties uitgevoerd waarbij de Eenheid Oost-Nederland samenwerkte met Poolse agenten.
Tot slot heeft de politie, als in het kader van een onderzoek naar schuurinbraken concrete aanwijzingen zijn dat een vreemdeling daarbij betrokken is, de mogelijkheid om een internationaal rechtshulpverzoek in te dienen bij de autoriteiten van het land van herkomst van de verdachte. Deze contacten zijn er, net als bij andere landen, ook met Oost-Europese autoriteiten.
Wat is uw inzet om deze diefstallen terug te dringen en de pakkans van daders te vergroten?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe waarborgt u binnen de Nationale Politie dat ook in landelijke gebieden in Oost-Nederland ’s nachts en in de weekenden voldoende politie beschikbaar is om deze trend te keren?
De operationele sterkte van de politie en de verdeelsystematiek over de regionale eenheden is door mij in overleg met uw Kamer vastgesteld. De verdeling van de capaciteit binnen de eenheid is een verantwoordelijkheid van de burgemeesters en de Hoofdofficier van Justitie. Het is daarbij dus aan het gezag waar zij de prioriteiten willen leggen. Het Regionaal Beleidsplan, waarin de landelijke en lokale prioriteiten voor de eenheid worden vastgelegd, vormt hiervoor de basis. Op basis van actuele ontwikkelingen kunnen burgemeesters en Hoofdofficier van Justitie vervolgens eventueel besluiten tot (tijdelijke) verschuiving van capaciteitsinzet binnen de eenheid.
Het vechten voor een schone vechtsport |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hebt u kennisgenomen van de nieuwsuitzending van Brandpunt waarin geweldsincidenten met kickboksers en geweldsincidenten rond vechtsportgala’s aan de orde worden gesteld?1
Ja.
Is het waar wat de Utrechtse wetenschapper in de uitzending beweert dat er te weinig medisch toezicht is op de boksers? Zo ja, hoe komt dat en wat gaat u doen om hier verbetering in aan te (laten) brengen? Zo nee, waarom niet? Waaruit blijkt dat het medisch toezicht wel goed geregeld is?
De betreffende wetenschapper heeft op 24 januari 2013 het onderzoek, getiteld «Aanzien en overleven in een sport vol passie» naar de praktijk van de vechtsporten gepresenteerd tijdens de Vechtsportconferentie «Samen de sport gezond houden en beschermen». Een bevinding uit het onderzoek die in dit verband relevant is, is dat er vanuit medisch perspectief gezien onvoldoende afspraken en regels zijn om de lichamelijke veiligheid van (jonge) vechtsporters te garanderen. Het ontbreekt aan een adequaat systeem van registratie en verplichte controles om de gezondheid van (jonge) vechtsporters op de lange termijn te waarborgen. Dit vergroot de kans dat een sporter bijvoorbeeld na een knock out weer te snel de ring in gaat met alle mogelijke gevolgen van dien.
Een oorzaak hiervan kan gelegen zijn in de slechte organisatie van de vechtsporten. Veelzeggend is de bevinding in het onderzoeksrapport, dat een structurele organisatorische wanorde wordt waargenomen. «Deze wanorde wordt veroorzaakt door bestuurlijke onmacht in een door wantrouwen, conflicten en vetes verdeelde sector waarin niet met elkaar wordt gesproken en amper kan worden samengewerkt. Deze wanorde maakt het bijna onmogelijk om de kwaliteit en het imago van de vechtsporten te verbeteren». Tijdens de conferentie werden de bevindingen niet tegengesproken.
Deelt u de mening van de genoemde wetenschapper dat er geen zicht is op de kwaliteit van vechtsportdocenten? Zo ja, hoe komt dat en wie is er verantwoordelijk voor verbetering van die kwaliteit? Zo nee, waar blijkt uit dat die kwaliteit wel goed is?
De voor het eerder genoemde onderzoek ondervraagde respondenten ervaren het gebrek aan voldoende pedagogisch en didactisch onderlegde vechtsportdocenten als probleem. Ik kan deze conclusie en de oorzaken die daaraan ten grondslag liggen niet op basis van eigen informatie bevestigen, maar heb geen aanleiding aan de juistheid hiervan te twijfelen. Door dit gebrek kan de kwaliteit en het op verantwoorde wijze onderwijzen van vechtsporten niet gegarandeerd worden. Een uitzondering op deze situatie vormt wellicht de FOG (Federatie Oosterse Gevechtskunsten), die bij NOC*NSF is aangesloten. De FOG kent een erkend opleidingsprogramma voor docenten in een aantal vechtsporten.
Hebt u kennisgenomen van het intern rapport van het Regionale Informatie en Expertise Centrum (RIEC)? Is het waar dat er in dit rapport geconcludeerd wordt dat er bij zeker de helft van de vechtsportgala’s relaties zijn met georganiseerde criminaliteit? Zo ja, wat wordt er nog meer in het rapport beschreven en geconcludeerd en kunt u dit rapport voorzien van uw reactie aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, wat staat er dan wel in het rapport?
In het najaar van 2010 is van de Politie Amsterdam-Amstelland een bestuurlijke rapportage verschenen over het criminele karakter van vechtsportevenementen. Naar aanleiding daarvan heeft de burgemeester van Amsterdam, tevens toenmalig voorzitter van de Stuurgroep RIEC Noord-Holland, het RIEC verzocht om een bredere analyse. Deze analyse is in april 2012 door het RIEC Noord-Holland afgerond en heeft geresulteerd in het rapport «Verwevenheid in de ring bij Kickbocksen, MMA, freefight en K1». In het rapport wordt geconcludeerd dat bij bijna de helft van de vechtsportevenementen misstanden van politiële en/of fiscale aard zijn aangetroffen, en dat er dus risico op georganiseerde criminaliteit bestaat. Bijna alle onderzochte organisatoren zijn van malafide aard en vertonen kenmerken die witwaspraktijken suggereren. In de politieregio’s Amsterdam-Amstelland en Kennemerland bleek de helft van de onderzochte sponsoren te vallen in de zogenaamde risicocategorie (ernstige misstanden en/of relatie tot georganiseerde criminaliteit). Verder is sprake van vechters die criminele activiteiten plegen en actief zijn in de georganiseerde misdaad.
Het betreft hier een intern rapport van het RIEC Noord-Holland, dat beschikbaar is voor alle deelnemers aan het RIEC. De verspreiding en eventuele openbaarmaking is een zaak van het RIEC. Het rapport is aangeboden aan alle gemeenten die onder het gebied van het RIEC vallen2, en aan de gemeente Amsterdam. Hierbij is het advies gegeven om het gemeentelijk beleid op dit onderwerp aan te passen, onder andere door in de APV op te nemen dat vechtsportevenementen vergunningsplichtige evenementen zijn. Dit maakt het mogelijk om een Bibob-toets uit te voeren en zo bij risico’s op betrokkenheid van georganiseerde criminaliteit een vergunning niet te verlenen. Inmiddels heeft naar aanleiding van het rapport het merendeel van de gemeenten in Noord-Holland de APV aangepast, of zal dit op korte termijn gaan doen. Om dit mogelijk te maken is door het ministerie van Veiligheid en Justitie het Besluit Bibob aangepast.
Overigens hadden enkele gemeenten, waaronder Amsterdam en Hoorn, dit al eerder gedaan als gevolg van aanbevelingen die in de eerder genoemde bestuurlijke rapportage staan vermeld.
De hierboven geschetste ontwikkeling is bij uitstek een voorbeeld van hoe de RIEC’s functioneren in het signaleren van regionale misstanden, het analyseren van de problematiek en het vervolgens geven van beleidsadvies aan de gemeenten in de betreffende regio. De samenwerking tussen lokaal, regionaal en landelijk niveau maakt het voor malafide organisatoren steeds moeilijker een locatie voor hun evenementen te vinden. Uiteraard is het zaak om uiteindelijk in alle gemeenten van Nederland dergelijk beleid in te voeren. Ik zal dan ook verzoeken om voornoemd rapport aan alle RIEC’s in Nederland ter beschikking te stellen. Gezien de effectieve aanpak van deze problematiek in Noord-Holland zie ik vooralsnog geen reden tot een landelijk onderzoek naar de verwevenheid van de vechtsport met de criminaliteit in Nederland. Ik ben ervan overtuigd dat er voldoende instrumenten voorhanden zijn om hier op lokaal en regionaal op te reageren.
Hoe lang bent u op de hoogte van bovengenoemd rapport of andere gegevens over misstanden binnen de vechtsportwereld? Welke maatregelen heeft u naar aanleiding hiervan genomen?
Zie antwoord vraag 4.
Hebt u inzicht in de mate waarin de vechtsport verweven is met criminaliteit in Nederland? Zo ja, kunt u de Kamer een volledig overzicht geven van de aard en omvang van deze verwevenheid? Zo nee, bent u bereid om nader onderzoek te doen naar deze verwevenheid en de Kamer op de hoogte te stellen van de uitkomsten van dit onderzoek?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat er een speciale commissie in het leven geroepen moet worden die orde op zaken gaat stellen in de vechtsport? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn gaat u dit realiseren?
Uit eerder genoemd onderzoek komt naar voren dat het inrichten van een nationale Vechtsportcommissie, die vergaande bevoegdheden zou moeten krijgen, aan te bevelen is. De Minister van VWS zou daarin volgens de onderzoekers het voortouw moeten nemen, omdat de problematiek een landelijk karakter heeft gekregen, maar ook, om met de onderzoekers te spreken, omdat het ministerie een onafhankelijke positie in kan nemen en dwingend zou kunnen optreden.
Ik beraad mij nog op mijn positie in dit dossier dat complexe organisatorische, financiële, pedagogische, medische en ook criminele aspecten in zich heeft. Ik ben bereid een aantal relevante stakeholders uit te nodigen om te verkennen wat in deze een goede en begaanbare weg zou kunnen zijn. Ik zal uw Kamer voor het zomerreces daarover inlichten.
Inbeslagnames van qat |
|
Myrthe Hilkens (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent de berichten over inbeslagnames van qat?1
Ja.
Zijn de vluchten waarmee qat naar Nederland werd aangevoerd inmiddels gestaakt? Is ook de handel vanuit een industrieterrein bij Uithoorn gestopt? Zo ja, wat is dan de herkomst van de inbeslaggenomen qat? Zo nee, waarom niet?
Nu qat verboden is kunnen luchtvaartmaatschappijen die op Schiphol vliegen geen ladingen qat meer accepteren. Wel kan het gebeuren dat ladingen qat niet als zodanig op de vrachtbrieven zijn vermeld of dat er qat in de bagage van passagiers wordt meegesmokkeld. Hierop vindt steekproefsgewijs controle plaats. Uit informatie van de politie blijkt dat de activiteiten die verband hielden met de handel in qat vanuit een bedrijfspand bij Uithoorn zijn gestaakt. Bij enkele recente inbeslagnames bleek de qat uit Engeland afkomstig te zijn.
Zijn de recente inbeslagnames van qat te beschouwen als naweeën van de handel in qat in Nederland? Zo ja, op welke termijn denkt u dat deze handel geheel stilgelegd zal zijn? Zo nee, is er sprake van nieuwe toevoerkanalen en welke zijn dat?
Nu in Nederland de legale status van qat is vervallen zullen qattransporten naar de overige Europese landen vermoedelijk vaker vanuit Engeland plaatsvinden.
Weet u of het qatverbod al geleid heeft tot een verminderd gebruik van qat binnen de Somalische gemeenschap in Nederland? Zo ja, wat zijn uw bevindingen? Zo nee, kunt u zich alsnog hiervan op de hoogte doen stellen en de Kamer hierover nog voor het zomerreces van 2013 rapporteren?
Conform de wens die uw Kamer per motie2 heeft uitgesproken zal de regering het verbod op qat na twee jaar evalueren, met aandacht voor effectiviteit en neveneffecten, waaronder een verschuiving naar ander verslavend drugsgebruik en alcohol. Uw Kamer wordt hierover te zijner tijd geïnformeerd.
Kunt u tevens voor het zomerreces van 2013 rapporteren of en in welke mate het verbod van qat heeft bijgedragen aan de vermindering van de aan qat gerelateerde problematiek binnen de Somatische gemeenschap?
Zie antwoord vraag 4.
Herinnert u zich uw toezegging gedaan tijdens het algemeen overleg op 6 december 2012 om het onderzoeksrapport van de Rijksrecherche ten aanzien van het schietincident in Alphen aan den Rijn openbaar te maken?1
Ik heb tijdens het Algemeen Overleg op 6 december 2012 aangegeven dat ik er, binnen de wettelijke kaders, voor zal zorgen dat de slachtoffers de beschikking krijgen over het onderzoeksrapport van de Rijksrecherche. Er moet onderscheid worden gemaakt tussen een doelgebonden verstrekking ten behoeve van de slachtoffers en openbaarmaking voor een ieder. Dit laatste heb ik niet toegezegd.
Kunnen uw woorden in dat algemeen overleg anders worden gelezen of geïnterpreteerd dan dat de slachtoffers het integrale onderzoeksrapport tot hun beschikking zouden krijgen? Zo ja, waar blijkt dat precies uit en hoe zouden uw woorden dan wel gelezen of geïnterpreteerd moeten worden?
Zie antwoord vraag 1.
Hebben de slachtoffers van het schietincident inmiddels de beschikking over het integrale en volledig leesbare onderzoeksrapport van de Rijksrecherche? Zo ja, wanneer hebben zij dat gekregen? Zo nee, waarom niet en wanneer krijgen zij dat wel?
Weet u of de slachtoffers behalve aan het onderzoeksrapport van de Rijksrecherche aan nog meer niet eerder verstrekte documenten behoefte hebben? Zo ja, welke documenten zijn dat? Zo nee, wilt u daarover in contact met de slachtoffers treden?
De advocaat van de slachtoffers heeft aangegeven tevens de beschikking te willen krijgen over het «post mortem» onderzoek naar Tristan van der V. Dit onderzoek, dat geen deel uitmaakte van het Rijksrechercheonderzoek, is uitgevoerd door het Nederlands Instituut voor Forensische psychiatrie en psychologie (NIFP). Het OM heeft gelet op toepasselijke regelgeving en jurisprudentie geen ruimte gezien om inzage in dit medische dossier te geven. Zowel de ouders van Tristan van der V. als het NIFP hebben tegen inzage ook bezwaar gemaakt. Dit rapport is inzet geweest voor het kort geding dat op 29 januari 2013 heeft gediend. De rechter heeft op 14 februari 2013 uitspraak gedaan en bepaald dat het medisch beroepsgeheim en de privacy van betrokkenen een verstrekking van het rapport aan de slachtoffers in de weg staan.
Zullen de slachtoffers alle door hen gewenste documenten ontvangen? Zo ja, welke documenten gaat u nog verstrekken en op welke termijn? Zo nee, waarom niet en welke documenten betreft dit?
Zie antwoord vraag 4.
De aanpak van illegale aanbieders van kansspelen op internet |
|
Mei Li Vos (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Herinnert u zich de persberichten «Kansspelautoriteit sluit net rond kansspelaanbieders internet»(8 juni 2012), «Kansspelautoriteit: actieve aanpak illegale kansspelen via internet werkt» (2 oktober 2012) en «Meet & Greet kansspelautoriteit met aanbieders online-kansspelen»? (alle op http://www.kansspelautoriteit.nl/nieuws/)
Ja.
Kent u de reclame van het online gokbedrijf 7red, zoals uitgezonden op de op Nederland gerichte tv-zender van National Geographic en de site http://nl.7red.com/index.asp ? Kent u de sites www.amsterdamscasinos.nl/, http://oranjecasino.com/ en wellicht vele andere sites die zich expliciet op de Nederlandse markt voor online gokken richten? Zo ja, voldoen deze sites aan de prioriteringscriteria op grond waarvan de kansspelautoriteit (KSA) online goksites zegt aan te pakken, te weten de criteria van het hebben van «een nl.site, of het aanbieden van de site in de Nederlandse taal of reclame maken op radio, televisie en in geprinte media»? Zo nee, zou u zich dan op de hoogte willen stellen van deze reclame en sites?
Het is sinds 1 april 2012 aan de kansspelautoriteit (ksa) om toe te zien op de naleving van de Wet op de kansspelen (Wok), waaronder de regels ten aanzien van werving en reclame. Het is aan de ksa om te bepalen hoe zij omgaat met de handhaving van de Wok.
Hoe verhoudt het nog steeds bestaan van op Nederland gerichte illegale online goksites tot de genoemde aanpak van de KSA tegen deze sites? Op welke termijn worden deze sites en andere gelijkaardige sites alsnog aangepakt?
De ksa heeft mij desgevraagd meegedeeld het afgelopen jaar een 40-tal bedrijven te hebben opgeroepen hun illegale kansspelaanbod gericht op de Nederlandse consument te staken, dan wel aan te passen aan de prioriteringscriteria van de ksa. Meer dan de helft van de aangeschreven partijen voldoet inmiddels aan deze oproep. Andere partijen hebben aangegeven bereid te zijn hun kansspelaanbod aan te passen. Indien de ksa stuit op nieuwe illegale goksites worden zij door de ksa gewaarschuwd. Tegen een aanbieder die, na aangeschreven te zijn, aan (één van) de prioriteringscriteria blijft voldoen, zal de ksa handhavend optreden. Er loopt inmiddels een aantal onderzoeken. De ksa zal een bestuurlijk rapport opmaken, wat kan leiden tot het opleggen van een last onder dwangsom, last onder bestuursdwang en/ of een bestuurlijke boete. Gedurende het onderzoek kan de ksa niet op de concrete zaken ingaan.
Aan hoeveel bedrijven heeft de KSA inmiddels een last onder dwangsom, last onder bestuursdwang en/of een boete van € 780.000 euro of hoger (tot 10% van de geschatte omzet) opgelegd?
Tot op heden heeft de ksa nog geen last onder dwangsom, last onder bestuursdwang en/of een boete van € 780.000 euro of hoger opgelegd.
Welke mogelijkheden zijn er om tegen Nederlandse banken op te treden die de financiële transacties voor illegaal online gokken door middel van het Ideal-systeem of anderszins faciliteren? Gaat u van die mogelijkheden gebruik maken en op welke wijze en schaal?
De Wok verbiedt het bevorderen van deelname aan kansspelen zonder vergunning. Zoals ik uw Kamer bij brief van 4 mei 2012 heb geïnformeerd1, zijn afspraken gemaakt met de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) over het gebruiken van een zwarte lijst. De ksa is in dialoog met de NVB om een proces te ontwikkelen om tot adequate betalingsblokkeringen te komen. De NVB heeft daarbij aangegeven behoefte te hebben aan een duidelijke bepaling in de Wok om mogelijke claims te voorkomen. Zoals ik u in het debat van 7 september 2011 heb toegezegd, bekijk ik in de voorbereiding van het wetsvoorstel kansspelen op afstand ook of de handhaving van de wet door middel van een zwarte lijst een wettelijke basis kan krijgen. Dat kan bijvoorbeeld door aanpassingen van artikel 1 van de Wok tegen het bevorderen van de deelname aan niet-vergunde kansspelen en de bijbehorende strafbepaling.
Deelt u de mening dat de markt voor online gokken niet klaar is voor het verstrekken van vergunningen voor online kansspelen is zolang er nog illegale gokbedrijven op de Nederlandse markt actief zijn? Zo ja, hoe lang denkt u dat het nog duurt voor die markt wel klaar is voor het verstrekken van vergunningen? Zo nee, waarom niet?
Nee, het is belangrijk kansspelen op afstand zo snel mogelijk te reguleren teneinde de vele Nederlandse spelers die nu al spelen de bescherming van een gereguleerd stelsel te kunnen bieden.
Bevinden zich onder de online-aanbieders tijdens de «meet-and-greet» van 28 januari 2013 aanbieders die zich nu nog illegaal op de Nederlandse markt richten? Zo ja, deelt u de mening dat dit mede gezien de motie-Bouwmeester c.s. (Kamerstuk 32 264, nr. 19), waarin gevraagd wordt om illegale aanbieders van kansspelen niet in aanmerking te laten komen voor een vergunning, ongewenst is? Zo nee, hoe weet u dat zeker?
De ksa heeft mij geïnformeerd dat op de «meet-and-greet» van 28 januari 2013 geen kansspelaanbieders aanwezig waren die op dat moment voldeden aan de prioriteringscriteria.
Wilt u bovenstaande vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat Nederland laks is in de bestrijding van corruptie |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Arnold Merkies |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het kritische rapport van de organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (de OESO), waaruit blijkt dat Nederland te weinig doet aan de bestrijding van corruptie en omkoping?1
De Nederlandse aanpak van corruptie wordt momenteel geëvalueerd in drie gremia: de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), GRECO (Raad van Europa) en de Verenigde Naties (VN). Het rapport van de OESO ziet op een zeer specifieke vorm van omkoping: omkoping van buitenlandse ambtenaren in handelstransacties. In de Kamerbrief ter aanbieding van het OESO-rapport2 is aangegeven dat het kabinet ernaar streeft om na afloop van de drie evaluaties een integrale beleidsreactie over de Nederlandse corruptiebestrijding aan uw Kamer aan te bieden. Dit zal naar verwachting in het najaar van 2013 zijn. De inzet daarbij zal zijn om naar vermogen en volledig rekening houdende met Nederlandse rechtsprincipes uitvoering te geven aan de aanbevelingen die voortvloeien uit deze drie evaluaties.
Hoe is het mogelijk dat van de 22 corruptiezaken die gesignaleerd zijn er 14 in het geheel niet zijn onderzocht en er tot nu toe in geen enkele zaak een veroordeling uit is voortgekomen? Waarom laat Nederland bedrijven en personen die zich in het buitenland schuldig maken aan corruptie en omkoping hiermee wegkomen?
Het is onjuist dat Nederland bedrijven en personen die zich in het buitenland schuldig maken aan corruptie en omkoping hiermee laat wegkomen. Zo is er recentelijk de miljoenenschikking met Ballast Nedam geweest en zijn er nog een aantal zaken in onderzoek. Naar verwachting komt één daarvan dit jaar voor de rechter. Het is goed om hierbij op te merken dat strafzaken over buitenlandse omkoping uitzonderlijk ingewikkeld zijn, waardoor ze veel tijd en capaciteit vergen. Daarnaast is een belangrijke kanttekening dat de OESO zich baseert op informatie uit openbare bronnen (zoals weblogs), en daarbij indicaties dat er sprake is van buitenlandse omkoping soms zonder meer worden meegenomen als beschuldigingen. Niet alle meldingen zijn echter concreet genoeg en geven aanleiding tot een strafrechtelijke verdenking dan wel tot het instellen van strafrechtelijk onderzoek. Vermoedens die voldoende aanknopingspunten bieden worden aangebracht bij de Rijksrecherche, die deze in onderzoek neemt.
Deelt u de mening dat Nederland de (morele en juridische) plicht heeft om dergelijke zaken (signalen van corruptie en/of omkoping) te onderzoeken, alles in het werk te stellen om Nederlanders en Nederlandse bedrijven die zich hieraan schuldig maken in het buitenland en brievenbusmaatschappijen in Nederland te vervolgen en te bestraffen?
Het kabinet hecht veel belang aan zuivere internationale handel en de bestrijding van corruptie en omkoping. Vandaar dat Nederland ook het OESO-corruptieverdrag3 heeft ondertekend, waar de OESO-evaluatie uit voortkomt. Zoals vermeld in antwoord 1 zal het kabinet naar vermogen en volledig rekening houdende met Nederlandse rechtsprincipes uitvoering geven aan de aanbevelingen die voortvloeien uit de evaluaties van de OESO, de GRECO en de VN.
Deelt u de mening van de heer Van Hulten dat de internationale corruptielijstjes waarin Nederland goed scoort een vertekend beeld geven, omdat in het geval dat een Nederlands bedrijf zich aan corruptie schuldig maakt in het buitenland, dit niet leidt tot een slechtere score voor Nederland maar slechts voor het andere land? Zo nee, waarom niet?
Die mening deel ik niet. Er zijn twee onafhankelijke indices van Transparency International (TI): de Corruption Perception Index en de Bribe Payers Index. Nederland scoort inderdaad goed op deze lijstjes. De Corruption Perception Index weerspiegelt publieke percepties van de integriteit van de overheid van een specifiek land. Omkoping van een buitenlandse ambtenaar door een Nederlands bedrijf is niet gerelateerd aan de integriteit van de Nederlandse overheid en heeft daarom inderdaad geen invloed op de score van deze index. De Bribe Payers Index geeft de percepties weer van internationale ondernemingen van de integriteit van hun internationale collega’s. Het ligt voor de hand dat die percepties wel beïnvloed worden door de mate waarin Nederlandse bedrijven zich inlaten met omkoping van buitenlandse ambtenaren.
Bent u van mening dat het bedrijfsleven het belang van het tegengaan van corruptie voldoende onderstreept? Bent u daarnaast van mening dat bedrijven in voldoende mate hun verantwoordelijkheid nemen om corruptie tegen te gaan? Hoe verhoudt zich dat tot het feit dat slechts drie van de zestien uitgenodigde bedrijven deelnamen aan de fase 3-peer-evaluatie van de uitvoering van het Verdrag inzake bestrijding van omkoping van buitenlandse ambtenaren bij internationale zakelijke transacties?
Nederlandse bedrijven zijn zich in het algemeen goed bewust van hun verantwoordelijkheid in de bestrijding van corruptie. Corruptie heeft immers grote nadelen voor het bedrijfsleven; het staat gezonde concurrentie en een betrouwbaar investeringsklimaat in de weg en kan (internationale) reputatieschade aanbrengen. Het is de verantwoordelijkheid van bedrijven om goede procedures en toezicht in hun organisatie in te stellen opdat zij voorkomen dat het bedrijf betrokken raakt in omkopingspraktijken. Hoe goed dat daadwerkelijk uitpakt in de praktijk is lastig meetbaar, zeker bij omkoping in het buitenland.
Corruptie blijft voor bedrijven vaak een erg gevoelig onderwerp om buiten de eigen gelederen over te spreken. Dat verklaart mogelijk waarom relatief weinig bedrijven ingegaan zijn op de uitnodiging deel te nemen aan de OESO-evaluatie. Wel zij hierbij vermeld dat de discussiepanels met advocaten en accountants, die zeer goed bezocht werden, het evaluatieteam alsnog een goed beeld hebben kunnen geven van de mate waarin en de wijze waarop het Nederlandse bedrijfsleven buitenlandse omkoping tegengaat.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat Nederlanders of Nederlandse bedrijven die zich in het buitenland schuldig maken aan omkoping en corruptie (ook) door Nederland worden aangepakt? Is het waar dat bij de afdeling van het Openbaar Ministerie (OM) die zich bezig houdt met internationale corruptie slechts twee officieren van justitie werken? Is uitbreiding voorzien? Zo ja, met hoeveel personen? Zo nee, waarom niet?
Op 1 januari 2013 is de nieuwe OM Aanwijzing opsporing en vervolging ambtelijke corruptie in het buitenland in werking getreden. De Aanwijzing is, naar aanleiding van de bevindingen van het OESO-evaluatieteam, aanzienlijk aangescherpt. Dit om, onder andere, te voorkomen dat gevallen van buitenlandse omkoping vanwege het internationale karakter en complexiteit niet worden aangepakt.
In de Aanwijzing wordt melding gemaakt van de landelijk coördinerend officier van justitie voor corruptie, die werkzaam is bij het Landelijk Parket (OM). Deze officier van justitie wordt in zijn werkzaamheden ondersteund door een senior parketsecretaris. Hierbij moet worden benadrukt dat dit een coördinerende functie betreft; strafzaken waarin (mogelijk) sprake is van buitenlandse omkoping kunnen en worden ook toegewezen aan andere officieren van justitie met de benodigde kennis en expertise.
Ik treed voorts in overleg met het OM om te bezien hoe met de huidige beschikbare middelen de aanpak van personen en bedrijven die zich schuldig maken aan buitenlandse omkoping, geoptimaliseerd kan worden. De uitkomst hiervan zal worden verwerkt in de integrale beleidsreactie.
Wanneer verwacht u dat de 150 extra opsporingsambtenaren bij de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) in dienst treden? In hoeverre zal deze maatregel leiden tot meer onderzoek en meer vervolging?
De 150 extra opsporingsambtenaren worden dit jaar gefaseerd geworven en zullen vermoedelijk allen per 1 januari 2014 in dienst zijn. De uitbreiding ziet primair op witwasonderzoeken. Ik verwacht dat deze uitbreiding vanaf 2017 zal leiden tot ongeveer 22 omvangrijke, complexe en internationale witwasonderzoeken per jaar, die voor vervolging aan het OM kunnen worden aangeboden. In de daaraan voorafgaande jaren wordt dat opgebouwd van ongeveer 10 onderzoeken in 2015 en 20 onderzoeken in 2016.
Gaat u maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat ook de zogenaamde brievenbusmaatschappijen in Nederland beter in de gaten worden gehouden, dat zij in Nederland strafrechtelijk aansprakelijk zijn en dat er ook daadwerkelijk opgespoord en vervolgd zal worden in voorkomende gevallen, zoals de OESO expliciet aanbeveelt? Zo ja, welke?
Indien een entiteit volgens het civiele recht aan te merken valt als een Nederlandse rechtspersoon, kan deze in beginsel in Nederland vervolgd worden voor gedragingen elders gepleegd, ongeacht de mate van activiteit in Nederland. Wel zal sprake moeten zijn van een aantal voorwaarden zoals strafbaarheid, rechtsmacht en toerekenbaarheid van de gedraging aan de rechtspersoon in kwestie. Vooralsnog zie ik in de Nederlandse wetgeving betreffende strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen en rechtsmacht voor in het buitenland gepleegde feiten geen belemmeringen om Nederlandse rechtspersonen te vervolgen voor strafbare gedragingen in het buitenland. Ik zie dan ook geen aanleiding bepaalde rechtspersonen te weren, uiteraard voor zover deze voldoen aan alle in Nederland geldende oprichtingsvereisten. Dat neemt niet weg dat er in de praktijk allerlei knelpunten kunnen spelen, die inherent zijn aan het optreden tegen delicten die (ver) buiten eigen land plaatsvinden. Of er strafrechtelijk onderzoek en eventueel strafrechtelijke vervolging wordt ingesteld wordt bepaald door het OM met gebruikmaking van het opportuniteitsbeginsel.
Is het gegeven dat een meerderheid van de 22 beschuldigingen betrekking heeft op brievenbusmaatschappijen en het gegeven dat het voor het OM in veel gevallen moeilijk is om brievenbusmaatschappijen te vervolgen omdat deze vaak geen lijfelijke vertegenwoordiging in Nederland hebben, reden om brievenbusmaatschappijen te weren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Wat is uw puntsgewijze reactie op de aanbevelingen van de OESO in het rapport op de pagina’s 51–53?2
Voor de wijze waarop opvolging wordt gegeven aan de aanbevelingen uit de OESO-evaluatie, alsmede aanbevelingen die voortvloeien uit de nog lopende GRECO- en VN-evaluaties, verwijs ik naar de aankomende integrale beleidsreactie. Op dit moment kunnen reeds de volgende ontwikkelingen worden genoemd:
Bent u voornemens de aanbevelingen van fase twee die vooralsnog niet zijn uitgevoerd, alsnog uit te voeren? Zo ja, wanneer kan de Kamer wetsvoorstellen hieromtrent tegemoet zien? Indien nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Kunt u aangeven waarom de Nederlandse autoriteiten in Case #1 geen aanvullende informatie ontvingen uit het betreffende land na herhaaldelijk te hebben verzocht om deze informatie? Hoe frequent doet zich de situatie voor waarin Nederland een ander land om informatie verzoekt, maar het betreffende land niet aan dit verzoek voldoet? Welke andere moeilijkheden doen zich voor bij situaties waarin Nederland een ander land om informatie verzoekt dan wel wordt verzocht om informatie door een ander land?
Voor de aanpak van ambtelijke corruptie in het buitenland is samenwerking op internationaal niveau van groot belang. Hoe de samenwerking in de praktijk verloopt, verschilt per strafrechtelijk onderzoek. In het geval van Case #1 is geen specifieke reden aan te duiden waarom de Nederlandse autoriteiten geen aanvullende informatie hebben ontvangen. Het komt slechts incidenteel voor dat een land waaraan een verzoek om informatie wordt gedaan hieraan niet voldoet. Dat ligt dan veelal aan interne procedures en bevoegdheidsverdelingen, waardoor rechtshulpverzoeken niet of pas na lange tijd worden behandeld. In die gevallen probeert Nederland door herhaalde navraag de voortgang van een verzoek te waarborgen. Inkomende verzoeken worden eveneens doorgaans uitgevoerd. Wettelijke weigeringsgronden, zoals een dubbele of politieke vervolging, doen zich zelden voor. Nederland blijft investeren in de internationale samenwerking en beoogt een structurele verbetering in samenwerking op internationaal niveau. Mede met het oog daarop is Aanwijzing opsporing en vervolging ambtelijke corruptie in het buitenland aangescherpt met ingang van 1 januari 2013.
Fraude bij de inzet van buitenlandse arbeidskrachten |
|
John Kerstens (PvdA), Mariëtte Hamer (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de artikelen «Vrij spel met lonen in de bouw» en «Pak loonfraude aan»?1
Ja.
Bent u op de hoogte van de in bedoelde artikelen beschreven constructie waarbij in het land van herkomst premies over een lager bruto uurloon worden afgedragen dan in het land van tewerkstelling wordt uitbetaald? Bent u van mening dat daarbij sprake is van een onwettige dan wel onwenselijke constructie die dient te worden aangepakt? Bent u bereid nader onderzoek naar deze constructie te (doen) verrichten?
Of dergelijke constructies indruisen tegen wet- en regelgeving of onwenselijk zijn, hangt af van de feiten en omstandigheden van het geval. Het is aan de betrokken (inspectie)diensten en eventueel uiteindelijk de rechtspraak om deze te beoordelen. Dergelijke constructies hebben de aandacht van mij en van de betrokken (inspectie)diensten.
Deelt u de in bedoelde artikelen geventileerde mening dat een effectieve controle op de naleving van Europese en Nederlandse regels om uitbuiting, oneerlijke concurrentie en verdringing bij de inzet van buitenlandse arbeidskrachten te voorkomen, wordt bemoeilijkt nu zich in Nederland wel meerdere instanties met die controle bezig houden, maar er zich blijkbaar «niet één volledig verantwoordelijk voelt»? Zo nee, waarom niet?
Nee, deze mening deel ik niet. Waar nodig treden de betrokken instanties samen op om misstanden aan te pakken.
Zou u de hierboven gestelde vraag anders beantwoorden als de formulering zou luiden dat «niet één instantie hoofdverantwoordelijk is»? Zo nee, waarom niet?
Nee, het gaat er om dat betrokken diensten indien nodig samenwerken of onderling bepalen door wie het beste kan worden opgetreden.
Deelt u de mening die in bedoelde artikelen wordt uitgesproken, namelijk dat in landen als bijvoorbeeld België en Duitsland respectievelijk een speciale «Sociale Inspectie» en de Belastingdienst in deze verregaande bevoegdheden hebben en «daardoor» de kans op fraude kleiner is? Zo nee, waarom niet?
Nee, de kans op fraude wordt niet bepaald door de bevoegdheden van de toezichtsorganen.
Bent u bereid te bezien of de bijvoorbeeld in België en Duitsland gevolgde handelwijze dan wel elementen daaruit in Nederland kunnen worden ingevoerd? Zo nee, waarom niet?
Ja, het is ook bij de handhaving goed om te bezien of een buitenlandse handelwijze voordelen heeft ten opzichte van onze eigen handelwijze.
Bent u bereid om bij het door u invulling geven aan de door de Kamer met de motie Kerstens/Azmani gevraagde geïntegreerde aanpak tegen uitbuiting, oneerlijke concurrentie en verdringing bij de inzet van buitenlandse arbeidskrachten het in bedoelde artikelen genoemde onderwerp van één hoofdverantwoordelijke instantie met meer bevoegdheden te betrekken?2 Zo nee, waarom niet?
Onderdeel van de geïntegreerde aanpak is ten eerste dat wordt bezien op welke wijze illegale of ongewenste constructies kunnen worden voorkomen. Ten tweede zullen we bekijken op welke wijze genoemde constructies – als ze toch voorkomen – het beste kunnen worden bestreden. Bij dit laatste kan onder andere de verantwoordelijkheidsverdeling tussen betrokken instanties aan de orde komen. Een ander punt is de (inter)nationale samenwerking tussen instanties.
De achterstand van Nederland in de strijd tegen "matchfixing" |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het artikel «We liggen ver achter op de criminele netwerken»1 en het bericht «Matchfixing in 50 voetbalcompetities»?2
Ja.
Wat is uw opvatting en oordeel over georganiseerde criminele bendes die hun aandacht verleggen van de drugshandel naar «matchfixing»?
Deze stelling is ons bekend. Het aangekondigde onderzoek van onze ministeries, dat in de zomer van 2013 wordt opgeleverd, zal naar verwachting een beter beeld geven over hoe dit beoordeeld moet worden. In de tussentijd zal vanzelfsprekend alert worden gereageerd op signalen die een strafrechtelijk onderzoek zouden rechtvaardigen. Ik verwijs naar mijn brief (Kamerstuk II 33 296, nr. 5) die ik 8 februari j.l. aan uw Kamer heb verzonden.
Deelt u mening van de voorzitter van de internationale spelersvakbond FIFPro dat voetbalbonden zelf niet in staat zijn om te controleren op «matchfixing»? Zo ja, waarom? Hoe helpt u de bonden hierin concreet? Zo nee, waarom niet?
Matchfixing is een complex fenomeen dat een multidisciplinaire ketenaanpak vraagt. Er is contact tussen de KNVB en de opsporingsautoriteiten om ervoor te zorgen dat signalen effectief kunnen worden opgevolgd en er gezamenlijk wordt opgetrokken in het geval zich een casus in het Nederlandse voetbal zou voordoen. De modaliteiten en intensiteit van deze samenwerking en die met andere sportbonden zullen echter pas goed kunnen worden vastgesteld wanneer een scherper beeld ontstaat over de aard en omvang van matchfixing in Nederland. Ik benadruk echter dat er naar aanleiding van de door Europol gepresenteerde zaak geen informatie beschikbaar is gesteld die aanleiding vormt voor een strafrechtelijk onderzoek door het Nederlandse Openbaar Ministerie, afgezien van de hechtenis van een Nederlander waarover ik uw Kamer al eerder had geinformeerd.
Acht u het mogelijk of zelfs aannemelijk dat personen die melding willen maken van signalen van «matchfixing» in de Nederlandse voetbalcompetitie dat niet durven te doen vanwege mogelijk nadelige gevolgen voor hen? Zo ja, hoe kunt u er zorg voor dragen dat potentiële melders van «matchfixing» beschermd worden? Zo nee, waarom niet?
Dit acht ik mogelijk. Om die reden wordt melders in het kader van het onderzoek van onze ministeries via een webenquête en een telefonische meldingsmogelijkheid de mogelijkheid gegeven om anoniem hun verhaal te doen. Of melders daarnaast nog beschermingsmaatregelen nodig hebben en welke dit kunnen zijn zal ik naar aanleiding van de onderzoeksresultaten bezien.
Wanneer wordt duidelijk wanneer het Nederlandse onderzoek naar «matchfixing» precies start?
Het onderzoek is gegund aan een combinatie van de Universiteit Tilburg, de Vrije Universiteit en adviesbureau Ernst & Young en is op 23 januari 2013 gestart.
Welke relevante instellingen, organisaties, instanties en personen worden hierbij betrokken?
Het onderzoek wordt begeleid door een stakeholdersgroep van de ministeries van VWS, VenJ, het Openbaar Ministerie, de Nationale Politie, NOC*NSF, de KNVB, FifPro, de Kansspelautoriteit en Europol.
De illegale import van qat in Nederland |
|
Ard van der Steur (VVD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Weer aanhouding na vondst qat»1, waaruit blijkt dat de illegale import van qat plaatsvindt vanuit Engeland door middel van veerboten?
Ja.
Heeft u enig idee van de omvang van deze illegale import? Hoeveel geld is daarbij betrokken?
Het rapport «Qatgebruik onder Somaliërs in Nederland» van het Trimbosinstituut uit december 2011, dat mede ten grondslag heeft gelegen aan de besluitvorming rond de strafbaarstelling van qat, bevat de meeste cijfers die ik heb over de omvang van de (toen nog legale) handel in en het gebruik van qat en de daarmee gemoeid zijnde geldstromen. Sinds qat op 5 januari 2013 in de Opiumwet werd opgenomen beschik ik niet over cijfers over de omvang en marktwaarde van illegale importen.
Is het waar dat er geen speciale controles worden gehouden op qat? Gebeurt dit wel bij ten aanzien van andere drugs? Zijn er drugshonden die aanslaan op deze drug?
De Douane controleert het EU-buitengrensoverschrijdend goederenverkeer. Dit zijn integrale controles die zich niet richten op een specifiek goed maar op alle illegale invoer, en dus ook op qat. De controles zijn risicogestuurd. Dit betekent onder andere dat afhankelijk van de herkomst van passagiers of goederen de intensiteit van de controle wordt aangepast en dat meer specifiek op bepaalde goederen wordt gelet. Bij de controles wordt gebruik gemaakt van alle beschikbare controlemiddelen, zoals containerscanners en scanners voor handbagage. De Douane beziet nog om speurhonden te trainen op het ruiken van qat.
Welke maatregelen heeft Nederland wel genomen ten aanzien van deze illegale import van qat en kunt u al iets zeggen over het succes daarvan?
Binnen de opsporingsdiensten is sinds 5 januari 2013 extra aandacht gegeven aan de strafbaarstelling van het bezit van qat, onder andere door bekendmakingen van het Nationaal Netwerk Drugsexpertise. De inbeslagnames waarover nu in de media wordt bericht zijn eerste indicaties dat deze bewustwording succesvol is en dat het de opsporingsdiensten lukt om transporten van qat te onderscheppen.
Heeft u overleg gevoerd met uw Britse collega die verantwoordelijk is voor het drugsbeleid? Welke maatregelen nemen de Engelse autoriteiten om de illegale export van qat tegen te gaan? Hoe beoordeelt u deze inspanningen?
Er is ten aanzien van dit onderwerp op ambtelijk niveau contact geweest met de Britse autoriteiten. De Britse douaneautoreiten delen informatie met buitenlandse diensten over qattransporten, zodat deze hierop kunnen acteren.
Heeft u met uw Britse collega een verbod op de legale import van qat in Engeland besproken? Wat is zijn standpunt ten aanzien van deze drug?
Hierover is op ambtelijk niveau verschillende malen contact geweest. Gebleken is dat het Verenigd Koninkrijk niet voornemens is qat op de lijst van verboden middelen te plaatsen.
Het bericht dat België Europese bijstandsfraudeurs uitzet |
|
Roland van Vliet (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «België zet bijstandsfraudeurs uit»?1
Ja, daar ben ik bekend mee.
Kunt u naar aanleiding van dit bericht aangeven hoeveel EU-onderdanen gedurende de afgelopen vijf jaar uit Nederland zijn verwijderd wegens geconstateerde bijstandsfraude en/of het niet voldoen aan het inkomensvereiste? Zo nee, waarom niet?
In 2012 is gestart met een aangescherpt beleid ten aanzien van EU-burgers die niet voldoende middelen hebben om te voorkomen dat zij een beroep doen op het sociale bijstandsstelsel. Het gaat hierbij zowel om overlastgevende EU-burgers als om EU-burgers die een onredelijk beroep op de bijstand doen. De IND heeft in 2012 tot en met oktober in totaal 70 keer het verblijfsrecht van EU burgers op deze gronden beëindigd. Indien het verblijf wordt beëindigd, dient de EU-burger Nederland te verlaten. Ten aanzien van EU-burgers die niet vrijwillig terugkeren en de vertrektermijn is verlopen en geen rechtelijke procedures (meer) lopen, is gedwongen terugkeer aan de orde. In 2012 is dit tot en met oktober in 10 gevallen gebeurd.2
Kunt u tevens aangeven welke nationaliteiten de betreffende uitgezette EU-onderdanen hebben? Zo nee, waarom niet?
Het betrof EU-burgers met de Griekse, Italiaanse, Poolse, Roemeense en Tsjechische nationaliteit.
Hoeveel EU- onderdanen ontvangen momenteel in Nederland een bijstandsuitkering? Hoe is dit te rijmen met het inkomensvereiste en daardoor geen beroep mogen doen op de openbare kas?
Volgens informatie van het CBS ontvingen ultimo 31 december 2011 in totaal 4260 personen jonger dan 65 jaar, die een andere EU-nationaliteit hebben dan de Nederlandse, een bijstandsuitkering.
Bij personen ouder dan 65 jaar met een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) betreft het een aantal van 1150.3
Ten aanzien van de vraag hoe dit te rijmen is met het inkomensvereiste en het daardoor geen beroep mogen doen op de openbare kas geldt het volgende. EU-burgers die rechtmatig in Nederland wonen behoren tot de kring van rechthebbenden van de Wet werk en bijstand (WWB). Het enkel beschikken over een rechtmatig verblijfsrecht alhier is niet voldoende, men moet ook ingezetene van Nederland zijn. Tevens geldt dat gedurende de eerste drie maanden van verblijf (de zogenaamde vrije termijn) een EU-burger géén recht op bijstand heeft. EU-burgers die als werkzoekenden naar Nederland zijn gekomen, hebben geen recht op bijstand zolang zij niet in Nederland hebben gewerkt. Ook niet wanneer zij langer dan drie maanden in Nederland verblijven.
Indien EU-burgers langer dan drie maanden rechtmatig in Nederland willen verblijven, dienen zij te voldoen aan de voorwaarden van artikel 7 van de richtlijn 2004/38. Hierbij geldt onder meer dat zij moeten voldoen aan het middelenvereiste. Dit betekent dat zij dienen te beschikken over voldoende middelen van bestaan om te voorkomen dat zij een beroep doen op het sociale bijstandsstelsel. Op grond van artikel 14, derde lid, van deze richtlijn leidt een beroep op de bijstand, indien de EU-burger hier langer verblijft dan drie maanden, echter niet automatisch tot verblijfsbeëindiging.
Of na een beroep op bijstand door een EU-burger tot verblijfsbeëindiging kan worden overgegaan, hangt af van een individuele belangenafweging. Indien de gemeente twijfelt of het ontvangen van de bijstand gevolgen heeft voor het verblijfsrecht en dit voorlegt aan de IND, dan toetst de IND het verblijfsrecht. De IND hanteert hierbij een glijdende schaal, waarbij geldt dat hoe korter de EU-burger hier rechtmatig verblijf heeft gehad en naarmate het beroep op de bijstand voortduurt, hoe groter de kans dat het verblijfsrecht kan worden beëindigd.
Indien het beroep op de bijstand leidt tot verblijfsbeëindiging, dient de EU-burger Nederland te verlaten. Bij voorkeur zelfstandig, desnoods gedwongen.
Wat doet u om er zorg voor te dragen dat EU-onderdanen en andere vreemdelingen die aan een inkomensvereiste moeten voldoen nimmer een bijstandsuitkering kunnen ontvangen?
Zoals in antwoord op vraag vier is aangegeven, is het beëindigen van het verblijfrecht als gevolg van een beroep op bijstand geen automatisme, maar vergt het een individuele belangenafweging, waarbij aan de bepalingen van de richtlijn zoals verwerkt in het Vreemdelingenbesluit wordt getoetst. Indien daartoe aanleiding bestaat wordt aan artikel 8 EVRM getoetst. Het is belangrijk dat zo snel en effectief mogelijk de eventuele gevolgen van het beroep op bijstand voor het verblijfsrecht door de IND kunnen worden vastgesteld. De IND heeft vorig jaar bij wijze van experiment samen met de gemeente Vaals afspraken gemaakt met betrekking tot versnellen van informatie-uitwisseling. Inmiddels is de IND ook met de gemeente Rotterdam in contact om het proces van bijstandsverlening en de gevolgen daarvan voor het verblijfsrecht verder te stroomlijnen. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in het Algemeen Overleg Arbeidsmigratie van 17 januari 2013 toegezegd om de Kamer voor de zomer te informeren over de resultaten van de experimenten. Deze aanpak past binnen het kabinetsbeleid om een aanzuigende werking van ons sociale zekerheidsstelsel te voorkomen.
De aanpak van groepsgewijze jeugdcriminaliteit en de ontwikkeling van 'sfeerverbalen' in het procesdossier |
|
Nine Kooiman |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel ««Onaantastbare» delinquenten in de buurt»?1 Bent u bekend met het in het artikel beschreven probleem dat jeugdige criminelen die groepsgewijs voor overlast zorgen en strafbare feiten plegen zoals treiteren, bedreigingen, geweld en intimidatie soms onaantastbaar lijken omdat slachtoffers uit angst voor wraak vaak geen aangifte durven te doen en/of verklaringen af durven te leggen, met als gevolg dat er uiteindelijk voor de rechter onvoldoende zicht bestaat om de delinquente status goed en volledig te kunnen beoordelen? Herkent u zich in dit beeld? Wat zijn naar uw mening mogelijke oplossingen voor deze onaanvaardbare situatie?
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft mij laten weten dat het vervolgen van strafbare feiten gepleegd door leden van criminele jeugdgroeperingen inderdaad soms lastig is met het oog op de bewijslast. Het voornaamste probleem daarbij is overigens niet dat buurtbewoners geen aangifte durven te doen uit angst voor repercussies, maar het vaststellen wat de individuele bijdrage van een jeugdige uit een groep is geweest aan het strafbare feitencomplex. Dat neemt niet weg dat politie en justitie goed oog hebben voor angsten die leven bij buurtbewoners bij het afleggen van getuigenissen of het doen van aangifte. In Utrecht heeft dit bijvoorbeeld geleid tot het instellen van een overlasttelefoon en het houden van bewonersbijeenkomsten. Op deze manier is er in de wijk meer vertrouwen in het feit dat de problemen worden aangepakt en daarmee ook een hogere aangifte- en meldingsbereidheid.
Deelt u de constatering dat de mogelijkheid om anoniem aangifte te doen niet altijd een oplossing is, niet alleen omdat het in de praktijk moeilijk schijnt te zijn het hele dossier schoon van persoonsgegevens te krijgen, maar ook omdat sommige personen niet te anonimiseren zijn, bijvoorbeeld omdat het slachtoffer een buurtbewoner is waarvan woonadres bekend is? Wat is uw mening hierover?
Het klopt dat het doen van anonieme aangifte binnen de context van buurt- of wijkproblematiek niet altijd een oplossing biedt, omdat het moeilijk kan zijn om de anonimiteit te waarborgen. Om die reden heeft het doen van anonieme aangifte in dergelijke gevallen dan ook niet de voorkeur. Om buurtbewoners die twijfelen over het afleggen van een getuigenis of het doen van aangifte te bewegen dit toch te doen is van groot belang dat zij zich door de aanpak van zowel de gemeente als politie en justitie gesterkt zien in het belang om mee te werken aan de veiligheid van de eigen buurt. Ik verwijs ook naar mijn antwoord op de voorgaande vraag.
Wat vindt u van het voorstel van de auteurs om vaker gebruik te maken van «sfeerverbalen», die niet bedoeld zijn als bewijsmiddelen in juridische zin maar, ter aanvulling of completering van het procesdossier, beter inzicht kunnen verschaffen in de feitelijke situatie in de buurt, zoals de geschiedenis van intimidatie door een jeugdgroep?
Er zijn geen juridische belemmeringen om sfeerverbalen toe te voegen aan het strafdossier. Het gebruik van sfeerverbalen in het procesdossier vindt ook bij alle parketten in het land en in verschillende types zaken plaats. Specifiek in het kader van de landelijke aanpak van criminele jeugdgroepen zal het OM nagaan wat bij de verschillende parketten de ervaringen met sfeerverbalen in dergelijke zaken zijn, zodat indien nodig kan worden ingezet op een ruimer en systematisch gebruik van dit instrument door politie en OM.
Ziet u ook evidente voordelen van het toevoegen van zo'n sfeerverbaal aan het dossier voor de rechter, omdat er bijvoorbeeld meer informatie bij de strafrechter bekend wordt zodat die zich een beter beeld kan vormen van de (ernst van de) situatie, de mate en intensiteit van de overlast en het criminele (groeps)gedrag, hetgeen normaliter vaak buiten het gezichtspunt van een rechter valt, indien deze zich beperkt tot de bewijsmiddelen?
Vooral onderzoeken met een langere aanloopperiode die zich aanvankelijk deels buiten het strafrecht hebben afgespeeld, lenen zich hiervoor. Ten aanzien van bijvoorbeeld overlast in een wijk bevat het feitelijke waarnemingen over de incidenten, overlast of problemen die zich in de wijk hebben voorgedaan. Deze waarnemingen kunnen gebaseerd zijn op binnengekomen klachten van bewoners, constateringen van de wijkagent of meldingen en verklaringen van winkeliers, buurtregisseurs of andere personen uit de wijk. Belangrijk voordeel van een sfeerverbaal is dat het zowel voor de rechter als voor de verdediging belangrijke informatie ter tafel brengt over de context waarbinnen de strafbare feiten zijn begaan waartegen door het OM vervolging is ingesteld. Doordat de sfeerverbalen aan het procesdossier worden toegevoegd, wordt de verdediging in staat gesteld de feiten of de relevantie uit het sfeerverbaal tegenover de rechter te betwisten.
Is het waar dat er geen juridische belemmeringen zijn om sfeerverbalen aan het strafdossier toe te voegen? Is het waar dat officieren van justitie in Utrecht voor de vervolgingsbeslissing al gebruik maken van een «sfeer proces-verbaal van bevindingen»?2 Hoe verloopt dit?
Niet alleen in Utrecht maar in het hele land maken officieren van justitie in voorkomende gevallen gebruik van sfeerverbalen, veelal ter motivatie van de beslissing om tot vervolging over te gaan. Basis voor de vervolgingsbeslissing is evenwel het bestaan van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit. Er is geen evaluatie gemaakt van het gebruik van sfeerverbalen, maar er is geen aanleiding om aan de meerwaarde hiervan te twijfelen.
Bent u bereid het aantal plaatsen waar gebruik wordt gemaakt van het sfeerverbaal uit te breiden, met name naar die regio's die veel overlast ondervinden van een of meerdere criminele jeugdgroepen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
De rapportage 'Drugshaven' |
|
Peter Oskam (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de reportage van Omroep Brabant waaruit blijkt dat de smokkel van cocaïne in vooral de haven van Antwerpen een groot probleem is?1 Wat is uw reactie op deze uitzending?
Ja. Voor het bestrijden van cocaïnehandel- en smokkel in internationaal verband is samenwerking met andere landen van cruciaal belang. De Belgische autoriteiten zijn verantwoordelijk voor de controle van hun buitengrenzen. Nederland werkt structureel samen met België om containers te kunnen onderscheppen. Ik verwijs verder naar mijn antwoorden op de onderstaande vragen en op de schriftelijke vragen van het lid Van der Steur van uw Kamer (kenmerk 2013Z00194, ingezonden 9 januari 2013).
Klopt het dat 95% van de in Antwerpen binnengesmokkelde cocaïne naar Nederland wordt doorgevoerd? Zo nee, kunt u duidelijk maken wat het correcte cijfer dan wel is?
Het openbaar ministerie (OM) heeft mij meegedeeld dat het genoemde percentage niet is gebaseerd op hun gegevens. Het correcte percentage kan noch bevestigd, noch geschat worden. Dit heeft te maken met de differentiatie van smokkelroutes en smokkelwijzen van cocaïne en het feit dat de Douane alleen de veiligheid van goederenverkeer dat de buitengrenzen van de EU overschrijdt controleert en bevordert. Cijfers kunnen worden gebaseerd op de resultaten van strafrechtelijk onderzoek en de inbeslagnames. De ervaringen opgedaan tijdens cocaïneonderzoeken en de contacten met Belgische functionarissen daarin bevestigen wel het beeld dat het grootste deel van de in Antwerpen binnengesmokkelde cocaïne naar Nederland wordt doorgevoerd. Ik ben evenwel benieuwd waar het in de uitzending genoemde hoge percentage van 95% op gebaseerd is.
Wat doet u er momenteel concreet aan om te voorkomen dat cocaïne die in België is ingevoerd, Nederland wordt binnengesmokkeld?
Er vindt al een intensieve samenwerking plaats met België in concrete onderzoeken door middel van directe informatie-uitwisseling. De samenwerking met de Belgische autoriteiten heeft in 2012 tot recordvangsten van cocaïne geleid. Zo hebben er in 2012 diverse onderzoeken plaatsgevonden waarbij grote partijen cocaïne in beslag zijn genomen in de haven van Antwerpen. Gezien deze succesvolle resultaten wordt de samenwerking de komende jaren geïntensiveerd. Als de Belgische Justitie een voorstel zou doen voor het introduceren van internationale haventeams, zie ik dat met belangstelling tegemoet. Wat mij betreft ligt de nadruk op kennisuitwisseling en het gebruiken van elkaars expertise.
Kunt u duidelijk maken in hoeverre het Openbaar Ministerie in Nederland op dit moment samenwerkt met de Belgische autoriteiten op het terrein van bestrijding van drugssmokkel in grote zeehavens?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de in de uitzending van verschillende kanten geuite mening dat er veel ruimte is voor verbetering in vooral de structurele samenwerking tussen Nederland en België?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is uw visie op de door de Belgische justitie bepleitte internationale haventeams, die meer informatie moeten uitwisselen over smokkelaars en methoden?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre is ook Europol actief in de bestrijding van deze drugshandel?
De bestrijding van cocaïnesmokkel is een prioriteit van Europol. Het is een van de speerpunten (focal points) in de aanpak van de ernstige georganiseerde misdaad in de EU.
De vermeende aangifte wegens ambtelijke corruptie tegen dhr. J. van Rey |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Is het waar dat (een ambtenaar van) de Belastingdienst in maart 2012 aangifte wegens ambtelijke corruptie heeft gedaan tegen dhr. J. van Rey, op dat moment lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal?
Ambtelijke corruptie is een strafrechtelijke aangelegenheid. Als een medewerker van de Belastingdienst het vermoeden krijgt van ambtelijke corruptie, is hij verplicht deze informatie te verstrekken aan de officier van justitie. Dit geldt ook als het een lid van de Staten-Generaal betreft. Van deze procedure wordt niet afgeweken.
Op welke wijze wordt een belastingplichtige op de hoogte gesteld wanneer er aangifte gedaan wordt tegen hem/haar?
Het op de hoogte stellen van een verdachte is een zaak van het openbaar ministerie. In de gevallen waarin er grond bestaat een onderzoek te starten naar aanleiding van een aangifte, bepaalt het openbaar ministerie op grond van het onderzoeksbelang het moment waarop een verdachte op de hoogte wordt gesteld van een aangifte.
Indien tegen een belastingplichtige aangifte gedaan wordt, staat dat dan vermeld in het persoonlijk dossier dat de Belastingdienst van die persoon heeft?
Een aangifte van strafbare feiten van niet fiscale aard wordt bewaard in het archief van de contactambtenaar, de standaard is dat een dergelijke aangifte niet in het fiscale dossier van de betrokkene wordt vermeld (ik verwijs verder naar de antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Neppérus van uw Kamer, ingezonden 4 januari 2013, kenmerk 2013Z00082).
Was de plaatsvervangend directeur-generaal van de Belastingdienst op de hoogte van de aangifte toen hij gesprekken voerde met de heer Van Rey naar aanleiding van zijn brief van 23 maart 2012?
Het departement van Financiën was toen het gesprek met betrokkene werd gevoerd niet bekend met de tegen hem gerezen vermoedens. Voor de interne procedure bij de Belastingdienst verwijs ik naar de eerdergenoemde antwoorden op de vragen van het lid Neppérus.
Welke formele richtlijnen bestaan er wanneer er aangifte gedaan wordt tegen een lid van de Staten-Generaal? Zijn die in deze zaak gevolgd?
Er bestaan geen richtlijnen ten aanzien van het doen van aangifte tegen een lid van de Staten-Generaal.
Wordt iemand uit de regering automatisch vertrouwelijk op de hoogte gesteld van een aangifte tegen een lid van de Staten-Generaal, zeker wanneer die aangifte door het apparaat van de rijksoverheid zelf geschiedt? Zo ja, wie van de bewindspersonen was wanneer op de hoogte van welke verdenking(en) en/of aangifte(s) tegen dhr. Van Rey tussen februari 2012 en januari 2013?
Een aangifte dient eerst te worden beoordeeld voordat wordt besloten al dan niet een strafrechtelijk onderzoek in te stellen.
In het geval een strafrechtelijk onderzoek wordt ingesteld naar een persoon die op dat moment lid is van de Staten-Generaal, wordt een dergelijk onderzoek door het openbaar ministerie aangemerkt als een gevoelige zaak. Dit heeft tot gevolg dat ik door het openbaar ministerie wordt geïnformeerd. Ik ben in dit geval geïnformeerd over het feit dat betrokkene verdacht werd van ambtelijke corruptie en schending van zijn geheimhoudingsplicht en dat in dat kader een strafrechtelijk onderzoek is gestart. Gelet op de belangen van dit strafrechtelijk onderzoek, dat nog gaande is, kan ik niet verder in detail treden.
De onstuitbare opmars van de Marokkaanse crimineel |
|
Joram van Klaveren (PVV), Geert Wilders (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de artikelen «Jonge Marokkaanse boef niet te stuiten» en «Jonge criminele Marokkanen deinzen nergens voor terug»?1
Ja.
Deelt u de in deze artikelen ingenomen stelling dat (groepen) Marokkaanse jongens onstuitbaar oprukken als de grootste groep nieuwe criminelen? Zo nee, waarom niet?
In algemene zin kan ik de in deze artikelen ingenomen stelling niet bevestigen. Bij een aantal specifieke criminaliteitsfenomenen kan worden geconstateerd dat dadergroepen met een overwegend Marokkaanse achtergrond oververtegenwoordigd zijn ten opzichte van dadergroepen met een andere achtergrond. Het gaat dan om ernstige misdrijven zoals overvallen, ramkraken en woninginbraken. Dit betekent echter niet dat deze dadergroepen de grootste groep vormen. Bij andere vormen van georganiseerde en high-impact criminaliteit, waaronder bijvoorbeeld drugshandel, wordt een dergelijke oververtegenwoordiging van dadergroepen met een Marokkaanse achtergrond niet geconstateerd.
Deelt u de mening dat Nederland te maken heeft met een Marokkanenprobleem?
Het kabinet onderkent dat bepaalde groepen meer overlast en criminaliteit veroorzaken dan andere. De oplossing hiervoor is een combinatie van preventieve activiteiten die misdragingen moeten voorkomen aan de ene kant en het stevig aanpakken van raddraaiers, overlastgevers en criminelen aan de andere kant. In deze aanpak wordt geen onderscheid naar etniciteit gemaakt. Wel is het uiteraard zo dat de groepen die vaker problemen veroorzaken navenant meer met deze aanpak in aanraking zullen komen. Bij de preventieve activiteiten gaat het vooral om het versterken van de rol van de ouders, het helder neerzetten en uitdragen, bijvoorbeeld via het onderwijs, van de normen en waarden waar wij ons in Nederland aan houden, het aanpakken van jeugdwerkloosheid en het versterken van de geestelijke gezondheidszorg voor migrantenjongeren. Jongeren die toch over de schreef gaan worden stevig en gericht aangepakt, zowel individueel als in groepsverband. De aanpak van (jeugd)criminaliteit is een van de speerpunten van dit kabinet en is onder meer gericht op het verminderen van de jeugdgroepen en high impact crime zoals de overvallen. Ook de verdere vormgeving van veiligheidshuizen en de ontwikkeling van het adolescentenstrafrecht zijn aspecten waarmee het kabinet de aanpak van criminaliteit gepleegd door jongvolwassenen versterkt. Ik verwijs u ook naar mijn eerdere antwoord op vraag 2,3,4, en 6 uit de set van de leden Wilders, Van Klaveren en Helder (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 1169).
Bent u bang om het Marokkanenprobleem te benoemen? Zo ja, waar bent u precies bang voor? Zo nee, waarom doet u er dan niets aan?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bang het Marokkanenprobleem gericht en snoeihard aan te pakken? Zo ja, waar bent u precies bang voor? Zo nee, waarom doet u er dan niets aan?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat de slachtoffers van Marokkaans geweld zelden of nooit Marokkanen zijn en dat er dus gesproken kan worden van Marokkaans racisme? Bent u bang ook dit eerlijk te benoemen? Zo ja, waar bent u precies bang voor? Zo nee, waarom doet u er niets aan?
Er zijn mij geen cijfers bekend die deze stelling kunnen bevestigen aangezien de koppeling tussen de etniciteit van dader en slachtoffer niet als zodanig wordt geregistreerd.
Bent u eindelijk bereid uit uw luie politiek-correcte stoel te komen en gerichte maatregelen te nemen om deze gewelddadige Marokkaanse criminelen, die inmiddels in heel Nederland overvallen plegen op banken en juweliers, in drugs handelen en vele wijken en straten onveilig maken, eens hard aan te pakken? Zo nee, kunt u dan niet beter opstappen en plaatsmaken voor een daadkrachtige bestuurder die niet bang is om problemen te benoemen en op te lossen en Nederland veiliger te maken?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 3 t/m 5.