De uitzending «Dit is de dag - onderzoek» en de berichten in de Telegraaf over daders van kindermishandeling. |
|
Loes Ypma (PvdA), Vera Bergkamp (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de problematiek omtrent kindermishandeling en daderaanpak zoals naar voren komt in de uitzending «Dit is de dag- onderzoek»1 en het bericht: «Kindermishandelaars ontlopen vaak straf»?2
Ik ben bekend met de uitzending «Dit is de dag- onderzoek» en het bericht in de Telegraaf van 26 maart jl.
Zijn er cijfers bekend van het aantal registraties van kindermishandeling bij het Algemeen Meldpunt Kindermishandeling? Zo ja, kunt u deze toelichten? Zo nee, waarom niet?
Jaarlijks publiceert Jeugdzorg Nederland cijfers over de Advies- en Meldpunten Kindermishandeling (AMK’s), voorzien van een toelichting. In deze publicatie staan ook de resultaten van de onderzoeken van de AMK’s. De laatste publicatie is te vinden op http://www.jeugdzorgnederland.nl/contents/documents/amk-2012.pdf .
Uit de cijfers van 2012 blijkt dat in totaal 65.340 keer contact is gezocht met het AMK. In 45.887 keer is advies gegeven, in ruim 19.453 gevallen is onderzoek gestart, waarbij 32.886 kinderen waren betrokken. Wat betreft de aard van de mishandeling zijn het getuige zijn van gezinsgeweld en affectieve en pedagogische verwaarlozing de vormen van kindermishandeling die in 2012 het meest aanleiding zijn om te bellen naar het AMK. Circa 10 – 15% van de onderzoeken betreft fysieke mishandeling en seksueel misbruik.
Zijn er cijfers bekend van het aantal aangiftes van kindermishandeling bij het Openbaar Ministerie? Zo ja, kunt u deze toelichten? Zo nee, waarom niet, ondanks de wettelijke verplichting deze te registeren?
Ja er zijn cijfers bekend van het aantal zaken van kindermishandeling bij het OM. De uitspraak uit het EO programma dat bij het Openbaar Ministerie (OM) niet wordt geregistreerd op kindermishandeling is onjuist. Registratie vindt plaats middels (een) aparte maatschappelijke classificatie(s) in het registratiesysteem. Uit de registratie van het OM voor huiselijk geweld komen de volgende cijfers naar voren waarbij het gaat om minderjarige slachtoffers: in 2013 zijn 38 zaken van moord en doodslag, 485 zaken van mishandeling en 217 zaken van aantasting van persoonlijke integriteit ingestroomd.
Bent u bereid te analyseren waarom er zo weinig aangiftes tegen kindermishandeling gedaan wordt? Zo ja, hoe gaat u dit aanpakken? Zo nee, waarom niet? Want vindt u van de huidige gang van zaken rondom de aangiftes?
In het algemeen kan ik zeggen dat de aanpak van kindermishandeling uit veel verschillende aspecten bestaat, waarvan de strafrechtelijke vervolging het uiterste middel is: de stok achter de deur. Het is vaak beter voor het kind en effectiever om preventief in te zetten, met ouders in gesprek te gaan en zo nodig ouders een hulpverleningstraject aan te bieden die samen met hen werkt aan het veilig opgroeien van hun kind. Daarnaast kan een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een kind een geschikte maatregel zijn. Volgens hulporganisaties en uit gesprekken met therapeuten blijkt dat het stoppen van het geweld voor het kind zelf het allerbelangrijkst is.
De Staatssecretaris van VWS heeft Jeugdzorg Nederland verzocht om in het model handelingsprotocol van het AMHK op te nemen dat bij seksueel misbruik en (bepaalde vormen van) lichamelijk letsel, altijd melding wordt gedaan bij de politie. Jeugdzorg Nederland zal dit met de andere bij het protocol betrokken partijen opnemen. Ik bericht u over de uitkomsten in de eerstvolgende voortgangsrapportage.
Voorop staat dat ik met u dit thema zeer belangrijk vind en ook aandacht besteed aan de strafrechtelijke aanpak. Sinds 2011 is een aantal trajecten ingezet zoals:
Bovenstaande trajecten zullen bijdragen aan het inzicht in de aangiftebereidheid van de hulpverlening, het aantal aangiften kindermishandeling bij de politie en de doorstroom daarvan.
Tevens hebben zich bredere ontwikkelingen voorgedaan die tot een verbetering in de opsporing en vervolging in het algemeen leiden. Ik noem hier bijvoorbeeld het programma Versterking Prestaties Strafrechtketen (VPS) en ZSM-werkwijze. VPS draagt er toe bij dat het aantal zaken dat de strafrechtketen instroomt en succesvol wordt afgerond aanzienlijk wordt vergroot. De invoering van de ZSM-werkwijze leidt tot kortere doorlooptijden en afdoening op maat.
Tenslotte zal ik, om beter in beeld te krijgen wat de knelpunten zijn om het strafrechtelijk proces te verbeteren, naast het bovengenoemde nog extra acties ondernemen. Op korte termijn breng ik de strafrechtelijke ketenpartners bij elkaar. De verdere stappen die in de keten gezet moeten worden om de samenwerking te verbeteren, zullen daar boven tafel moeten komen en worden opgepakt.
Er wordt door het AMK melding gedaan bij de politie in gevallen van lichamelijk letsel, seksueel misbruik en zwaardere vormen van verwaarlozing. Dit gebeurt conform het daartoe in 2011 van kracht geworden protocol. De AMK’s hebben landelijk en regionaal veelvuldig contact met de politie, om te komen tot een steeds betere samenwerking rondom het doen van aangifte. Het elkaar weten te vinden is belangrijk, bijvoorbeeld om de inzet van hulpverlening en het verloop van strafrechtelijk onderzoek elkaar niet in de weg te laten zitten. Dit is noodzakelijk voor de aanpak van kindermishandeling.
Hoe beoordeelt u de effectiviteit van het beleid van de aanpak van daders van kindermishandeling als er weinig aangifte gedaan wordt, weinig zaken tot veroordeling komen en daders worden vrijgesproken als er wel bewijs is? Spreekt dit niet het beleid van een harde aanpak van kindermishandeling tegen?
Ik ben, samen met de Staatssecretarissen van VWS en VenJ, gestart met het volgen van de voortgang van het beleid ten aan zien van de aanpak kindermishandeling aan de hand van een aantal indicatoren. Dit geeft meer inzicht in de effectiviteit van het beleid dan te kijken naar casuïstiek. Het beleid voor de aanpak van kindermishandeling is breder dan alleen de aanpak van daders en richt zich op het voorkomen, signaleren, melden, stoppen en schade beperken van kindermishandeling. Gezocht is naar indicatoren die samen een beeld geven van de gehele keten van voorkomen, signaleren, melden/stoppen en schade beperken bij kindermishandeling. In het actieplan «Kinderen Veilig» is een midterm review toegezegd. Deze midterm review is een herijkmoment van VenJ en VWS om gezamenlijk na te gaan hoe het staat met de uitvoering van de acties uit het actieplan; of er een bijstelling of een koerswijziging nodig is in de aanpak van kindermishandeling en of er witte vlekken zijn waaraan aandacht moet worden besteed. De uitwerking van deze indicatoren volgt in de midterm review van het Actieplan dat u deze zomer zult ontvangen.
Wat vindt u van de uitspraak van forensisch arts Lonneke van Duurling dat forensisch specialisten nog te weinig worden ingezet teneinde kindermishandeling vast te stellen voor een juridische verklaring, met als gevolg het ontbreken van juridisch bewijs?
De inzet van forensisch medische kennis voor kinderen is belangrijk en moet in de strafrechtketen als nodig snel kunnen plaatsvinden. In de bestaande OM-aanwijzing opsporing en vervolging inzake kindermishandeling (22 oktober 2010) wordt dit benoemd. Ook in een nieuwe OM-aanwijzing Geweld in afhankelijkheidsrelaties, zal expliciet nadere aandacht worden besteed aan de inzet van forensisch-medische expertise voor kinderen. In de aanwijzing is opgenomen dat het duiden of interpreteren van ernstig pré-puberaal letsel specialistische kennis vereist en dat in geval van ernstige vormen van kindermishandeling de juiste vorm van forensisch medische expertise wordt ingezet. Ik verwacht dat de nieuwe OM-aanwijzing daartoe nog dit jaar verschijnt.
Ik heb reeds geregeld dat politie en OM deze expertise daadwerkelijk in kunnen schakelen. Ten eerste heeft het NFI heeft hiervoor gespecialiseerde forensisch artsen in dienst, die door politie en OM worden ingeschakeld. Ten tweede kunnen zij met dit doel particuliere instituten inschakelen. In het kader van het rapport Winsemius, over de toekomstige inrichting van forensische opsporing, heb ik Uw Kamer hierover geïnformeerd (Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 750 VI, nr.3. Concreet betekent dit dat ik voor de komende drie jaar 2 miljoen euro per jaar extra beschikbaar heb gesteld voor het OM en politie om strafrechtelijk forensisch onderzoek te doen. Deze beschikbare middelen worden ook ingezet voor expertise op het gebied van kindermishandeling.
Bestaat er verdere begeleiding voor daders van kindermishandeling, teneinde recidive te voorkomen, als het niet tot een veroordeling komt? Zo ja, wat voor soort begeleiding en hoe functioneert deze? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid onderzoek te doen naar nut en noodzaak van verdere begeleiding?
De veiligheid van het kind staat voorop. Als er sprake is van kindermishandeling binnen huiselijke kring wordt er alles aan gedaan om zijn veiligheid te garanderen; eerst in het vrijwillige kader en als ouders onvoldoende meewerken om de veiligheid van het kind te garanderen komen de jeugdbeschermingsmaatregelen in beeld. Eveneens kan het huisverbod ingezet worden om rust te brengen en professionals de gelegenheid te geven een hulpverleningstraject voor het gezin te starten. In deze gevallen komt het gezin in beeld en wordt niet losgelaten totdat de veiligheid van het kind is gegarandeerd. In het kader van 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur is er dan ook aandacht voor de pleger van kindermishandeling.
De Staatssecretaris van VWS en ik zijn bereid met Jeugdzorg Nederland en de Raad voor de Kinderbescherming te bespreken of zij knelpunten ervaren en zullen hier in de eerstvolgende voortgangsrapportage Geweld in Afhankelijkheidsrelaties op terugkomen. Dan zullen wij ook aangeven of nader onderzoek zinvol is.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het debat over kindermishandeling?
Dat heb ik bij deze gedaan.
Het bericht 'Onderzoek naar monsterzege' |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Onderzoek naar monsterzege»?1 Zo ja, wat is daarover uw opvatting?
Ja. Ik verwijs naar mijn antwoord op de overige vragen.
Wat is de reden voor het feit dat de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) extra onderzoek doet naar de wedstrijd FC Oss – Emmen?
Sinds 2009 worden door de KNVB alle wedstrijdformulieren van de Eredivisie en Jupiler League naar de UEFA gestuurd voor een analyse door het Betting Fraud Detection System. Dat systeem herkent eventuele ongebruikelijke gokpatronen en kan dat koppelen aan een wedstrijdformulier. In dit geval heeft de KNVB voor de zekerheid de wedstrijd nogmaals bij de UEFA onder de aandacht gebracht, omdat de uitslag, in combinatie met de melding van FC Oss, opvallend was. Incidenteel worden door de KNVB dus wedstrijden extra onder de aandacht gebracht. Daarbij zijn vooralsnog geen afwijkende gokpatronen gezien.
Klopt het verhaal dat tijdens de wedstrijd FC Oss tegen Emmen een persoon van de tribune is verwijderd die verdacht gedrag vertoonde? Is dit al eerder gebeurd dit voetbalseizoen tijdens een wedstrijd tegen Telstar? Zo ja, wat was hiervoor de reden?
Het komt voor dat tijdens voetbalwedstrijden personen aanwezig zijn die met hun telefoon wedstrijdstatistieken aan derden doorgeven. Die statistieken worden bijvoorbeeld gebruikt voor standen-applicaties en voor live betting bij de reguliere bekende aanbieders in zowel Europa als Azië. Door FC Oss zijn twee personen die zich hiermee bezighielden tijdens de wedstrijd tegen FC Emmen van de tribune verwijderd. Over een soortgelijk geval tijdens een wedstrijd tussen FC Oss en Telstar is niets bekend bij de KNVB.
De KNVB stelt dat deze wedstrijd is doorgegeven aan het Openbaar Ministerie (OM); bij wie heeft de KNVB die wedstrijd gemeld en is deze informatie onderdeel van het bredere, voorlopige justitieel onderzoek naar fraude, witwasserij en matchfixing in de sport?
Om matchfixing adequaat te kunnen bestrijden is samenwerking tussen de verschillende sectoren, zowel publiek als privaat, noodzakelijk. Zowel op nationaal als internationaal niveau is grote belangstelling voor het delen van informatie tussen deze verschillende stakeholders. Op nationaal niveau wordt thans een nationaal platform matchfixing ingesteld. Het doel van het nationaal platform matchfixing is om de informatiepositie van alle stakeholders te verbeteren, zodat meer signalen worden gedetecteerd, meer signalen tijdig via de juiste kanalen bij de juiste stakeholders terecht komen en de meest passende interventie kan worden ingezet. Desgevraagd heeft de KNVB bevestigd, dat de wedstrijd in het kader van deze samenwerking is gemeld bij het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie. Het Functioneel Parket heeft de melding bestudeerd zoals alle meldingen en signalen zorgvuldig worden bestudeerd. De melding heeft niet tot vervolgstappen geleid.
Op basis van welke onderliggende informatie heeft de KNVB het OM ingelicht? Is het zo dat de KNVB louter op basis van een grote uitslag meldingen gaat verrichten aan het OM? Zo ja, waar ligt precies de grens wanneer iets in aanmerking komt voor een melding bij het OM?
De KNVB kan op verschillende manieren bij het OM melding maken van verdachte wedstrijden. Zo kan er ook tijdens informele overleggen die niet direct over matchfixing gaan worden opgemerkt dat een bepaalde wedstrijd opmerkelijk is. KNVB en OM kunnen mij hierdoor geen totaal aantal gemelde wedstrijden noemen, of meer informatie verstrekken over de door de KNVB gehanteerde criteria voor het melden van wedstrijden dan ik in antwoord 2 heb weergegeven. Daarbij zegt het aantal keer dat de KNVB informatie heeft doorgegeven aan het OM feitelijk niets over de mate waarin er daadwerkelijk sprake zou zijn van manipulatie/matchfixing.
Van de KNVB vernam ik dat zij vanaf 2009 onder meer haar reglementen heeft aangepast met de invoer van een gokverbod voor spelers, een meldplicht, het instellen van een integriteitseenheid en een licentiesysteem. Op het vlak van voorlichting en preventie heeft de KNVB in 2010 en 2012, in samenwerking met FIFA/INTERPOL, grote voorlichtingsbijeenkomsten voor clubs georganiseerd. Ook worden vanaf 2010 alle (assistent-) scheidsrechters geïnformeerd over matchfixing. Daarnaast heeft de KNVB een educatie- en trainingsprogramma opgezet, waarin vanaf januari 2014 voorlichtingsbijeenkomsten bij clubs worden georganiseerd, om spelers, technische staf en directies voor te lichten over matchfixing.
Voorts is de KNVB actief op het gebied van repressie. De integriteitseenheid kan op verzoek van de aanklager betaald voetbal onderzoek verrichten naar matchfixing. Alle wedstrijden in de Eredivisie en Jupiler League worden, middels het Betting Fraud Detection System, gemonitord op verdachte gokbewegingen.
Tot slot is er een tiplijn ingesteld, is het aanstellingsbeleid arbitrage aangepast, is de begeleiding van de arbitrage geïntensiveerd en is er een pensioenfonds voor betaald voetbalspelers voor meer financiële zekerheid na de carrière van de speler.
Kunt u aangeven hoeveel wedstrijden de KNVB dit voetbalseizoen heeft gemeld bij het OM en welke inspanningen heeft de KNVB zelf verricht, behalve het doorschuiven van wedstrijden naar de UEFA en het OM, teneinde matchfixing aan de kaak te stellen?
Zie antwoord vraag 5.
Welke resultaten zijn er bereikt door de KNVB opgezette integriteitseenheid die sinds 2009 matchfixing onderzoekt? Mocht dit geen resultaat hebben gehad, kunt u dan inzichtelijk maken welke acties zijn ondernomen teneinde wel tot resultaat te komen?
De integriteitseenheid kan op verzoek van de aanklager vooronderzoek verrichten indien mogelijk sprake is van matchfixing. De aanklager heeft tot op heden geen vooronderzoeken opgestart naar matchfixing. De integriteitseenheid is daarnaast actief op het gebied van kennisvergaring naar matchfixing en wordt ingezet om deze kennis via voorlichtingsbijeenkomsten bij clubs te delen.
Is het u bekend dat de Fédération Internationale de Football Association (FIFA) 20 miljoen dollar heeft betaald aan Interpol voor steun ter bestrijding van matchfixing en dat spelersorganisatie FIFPRO subsidie kreeg van de Europese Commissie voor preventie? Weet u welk bedrag de KNVB investeert teneinde matchfixing te voorkomen?
Ja, ook de KNVB investeert substantieel in personeel en middelen teneinde bovengenoemde activiteiten te ontplooien en mogelijk te maken. Veel van deze investeringen worden gemaakt als onderdeel van bredere opleidingen, onderzoeksfaciliteiten en personeelskosten, waardoor een exact bedrag moeilijk te bepalen is.
Wat is uw opvatting over het feit dat een openbaar aanklager uit Duitsland eerder dit voetbalseizoen stelde dat 4 wedstrijden uit de Jupiler League in zijn dossier als verdacht naar voren waren gekomen en dat de KNVB stelde dat dit «fictie» zou zijn? Kunt u uitleggen waarop de KNVB dit baseert?
De KNVB heeft aangegeven dat het in de strijd tegen matchfixing van groot belang is om feiten van fictie te scheiden. Ik verwijs naar mijn antwoord op eerdere Kamervragen2.
Is het mogelijk dat de KNVB over informatie beschikt die Justitie in Duitsland niet heeft waaruit zou blijken dat de openbaar aanklager het bij het verkeerd eind heeft?
Nee.
Welke inspanningen heeft de KNVB sinds september 2013 verricht teneinde informatie te ontvangen van de openbaar aanklager uit Duitsland en is deze informatie gedeeld met het OM? Zo nee, waarom niet en kan deze informatie alsnog worden gedeeld?
De KNVB heeft getracht de informatie, waarover de Duitse aanklager zegt te beschikken, te verkrijgen. Hiervoor is geen toestemming verkregen. Ik verwijs wederom naar het antwoord op eerdere Kamervragen3.
Het bericht dat weer een zorgaanbieder verdacht wordt van fraude met het persoonsgebonden budget (pgb) |
|
Tjitske Siderius (PvdA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat een Zwolse zorgaanbieder wordt verdacht van pgb-fraude?1 2
Fraude in de zorg is niet acceptabel. Het is belangrijk dat adequaat onderzoek wordt gedaan om na te gaan of sprake is van fraude. Indien zou blijken dat dit bericht juist is, moet deze zaak worden aangepakt.
Was u bekend met de mogelijke fraude en ondermaatse zorg van zorgaanbieder Pivot? Zo nee, waarom niet?
Ik ben niet op de hoogte van alle mogelijke fraudegevallen. Wel heb ik maatregelen getroffen om fraude met pgb tegen te gaan. Ik verwijs daartoe naar het plan voor de intensivering van de aanpak van pgb-fraude dat ik eind 2012 naar de Kamer heb gestuurd. Ook verwijs ik naar de voortgangsrapportages inzake de fraudeaanpak in de zorg.
Hoe lang is de vermeende fraude van Pivot al bekend bij politie en zorgkantoren? Bent u bereid dit uit te zoeken, en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Navraag bij het zorgkantoor leert dat de eerste melding begin februari 2014 bij zowel de politie als het zorgkantoor is gedaan door cliënten. Genoemden hebben de melding in onderzoek genomen.
Wat is uw reactie op de uitspraak van de moeder van een ex-cliënt van Pivot, die ervoor pleit dat pgb's niet aan kwetsbare doelgroepen toegekend moeten worden, omdat de kans op misbruik te groot is? Bent u die mening ook toegedaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ben van mening dat het pgb in veel gevallen kwetsbare mensen in staat stelt om zelf de noodzakelijke zorg vorm te geven zoals die het beste bij hen past. Ik ben ook van mening dat kwetsbare mensen beschermd moeten worden tegen misbruik door bijvoorbeeld frauderende bemiddelingsbureaus. Het gaat echter te ver om het pgb te ontzeggen aan kwetsbare mensen.
Hoe vaak komt het voor dat niet zozeer de zorgbehoevende persoon een pgb wil ontvangen maar de zorgaanbieder? Kunt u de gegevens hierover aan de Kamer zenden? Zo nee, waarom niet?
Het is niet bekend hoe vaak niet zozeer de zorgbehoevende persoon een pgb wil ontvangen maar de zorgaanbieder. Om dit te voorkomen heb ik echter maatregelen genomen. Het CIZ voert met mensen die voor het eerst een indicatie aanvragen met een voorkeur voor pgb een face-tot-face gesprek. Het voeren van een gesprek met het CIZ is voor fraudeurs een belemmering. Indien een indicatie wordt afgegeven en de cliënt geeft bij het zorgkantoor aan te opteren voor een pgb, wordt de cliënt uitgenodigd voor een bewust keuze gesprek. Bij dit gesprek bespreken de cliënt en het zorgkantoor of een pgb of juist zorg in natura voor de hand ligt. Ook dit gesprek is voor fraudeurs een belemmering.
Wat is de rol van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) als het gaat om pgb-fraude? Kunt u uw antwoord toelichten?
De NZa houdt toezicht op het uitvoeringsproces PGB bij de zorgkantoren. De zorgkantoren zijn verantwoordelijk voor de aanpak van fraudesignalen en daarop worden zij getoetst door de NZa. Voor het uitvoeren van dit toezicht is de NZa actief betrokken bij verschillende periodieke overleggen over fraudeaanpak binnen de PGB-keten.
Deelt u de mening dat zorgkantoren meer werk van fraudebestrijding moeten maken, nu blijkt dat de NZa de omvang van fraude met pgb's op honderden miljoenen euro's per jaar schat?
In het plan van aanpak voor de intensivering van de pgb-fraude aanpak zoals ik dat eind 2012 naar de Kamer heb gestuurd is reeds voorzien in vergrote inspanning door de zorgkantoren. In de periode 2013/2014 leggen de zorgkantoren 30.000 huisbezoeken af bij de budgethouders waarbij het risico op fraude het grootste is.
Kunt u een overzicht sturen van alle zorgaanbieders die te maken hebben gehad met pgb-fraude in de afgelopen tien jaar, en kunt u tevens aangeven om welke fraudebedragen dit per zorgaanbieder gaat? Zo nee, bent u bereid hiernaar onderzoek te doen en de Kamer hierover te informeren?
Er is mij geen systematische registratie bekend van zorgaanbieders die te maken hebben gehad met pgb-fraude de afgelopen tien jaar. Nader onderzoek zal naar verwachting dus niet veel toegevoegde waarde kunnen hebben.
Kunt u aangeven welke precieze maatregelen u treft om pgb-fraude aan te pakken? Welke specifieke successen heeft u hierin inmiddels geboekt?
Eind 2012 heb ik een plan naar de Kamer gestuurd om de aanpak van pgb-fraude te intensiveren. Hierin staan maatregelen zoals het door het CIZ laten voeren van face-to-face gesprekken, de bewustkeuze gesprekken die de zorgkantoren voeren, het afleggen van huisbezoeken door de zorgkantoren, het inrichten van een team bij de ISZW om pgb-fraude op te sporen en het invoeren van trekkingsrechten. In de verschillende voortgangsrapportages aan de kamer heb de voortgang reeds gemeld. De volgende voortgangsrapportage kunt u in het najaar verwachten.
Het bericht dat transportbedrijven zwarte lijsten hanteren voor parkeerplaatsen |
|
Eric Smaling , Nine Kooiman |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat transportbedrijven zwarte lijsten hanteren voor plaatsen waar chauffeurs niet mogen stoppen vanwege de grote kans om slachtoffer te worden van criminaliteit?1 Zo ja, kunt u aangeven om welke locaties het gaat? Zo nee, bent u bereid om hierover in gesprek te gaan met de transportbranche?
Ja.
Op ambtelijk niveau zijn we reeds in gesprek met de transportbranche. Het analyseren van routes en parkeerplaatsen door transportondernemers vindt plaats op grond van eigen ervaringen van de transportondernemer en naar aanleiding van informatie die beschikbaar wordt gesteld door het Landelijk Team Transportcriminaliteit van de nationale politie en de brancheorganisatie Transport en Logistiek Nederland zoals een overzicht van de parkeerplaatsen langs een autosnelweg waar de meeste diefstallen hebben plaatsgevonden. Ik beschik echter niet over de genoemde zwarte lijsten.
Deelt u de mening dat een chauffeur bij elke parkeerplaats zou moeten kunnen parkeren zonder verhoogd risico te lopen op diefstal van zijn lading?
De parkeerplaatsen langs het hoofdwegennet bieden een basisniveau aan veiligheidsvoorzieningen. Daarnaast zijn er private initiatieven op het onderliggend wegennet, waar soms een hoger beveiligingsniveau wordt aangeboden. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie, Rijkswaterstaat, de Stichting Secure Lane en Centrum voor Veiligheid en Criminaliteitspreventie werken samen om gemeenten en marktpartijen te stimuleren deze parkeervoorzieningen in te richten en te exploiteren. Het doel is om binnen Nederland tot meer voldoende en veilige parkeerplaatsen te komen.
Welke actie gaat u ondernemen om de forse stijging van het aantal ladingdiefstallen het afgelopen jaar de kop in te drukken?
Sinds 2011 werken 13 publieke en private partijen met elkaar aan de bestrijding van transportcriminaliteit. Er zijn verschillende vormen van preventie geïntroduceerd, waaronder een waarschuwingsregister voor de sector, training van de chauffeurs en voorlichtingsactiviteiten voor transportondernemers.
Voor de aanpak van ladingdiefstallen wordt publiek privaat samengewerkt aan onder andere een barrièremodel dat in juni 2014 wordt afgerond. Van belang is dat betrokken partijen de komende periode verder werken aan de uitbouw en borging van de bestaande aanpak van deze criminaliteit. De basis hiervoor wordt momenteel gelegd in het kader van een breder publiek-privaat samenwerkingsprogramma dat gericht is op de aanpak van criminaliteit tegen bedrijven. De aanpak van deze vorm van criminaliteit heeft ook de volle aandacht van de politie en het OM.
Kunt u een overzicht geven van het aantal ladingdiefstallen van de afgelopen vijf jaar, per jaar uitgesplitst?
Ja.
Hieronder een overzicht van registraties van de afgelopen 5 jaar waarbij alléén lading is weggenomen of een poging daartoe is gedaan. De cijfers zijn afkomstig uit het datasysteem dat in gebruik is bij het Landelijk Team Transportcriminaliteit van de nationale politie. In 2009 werd nog geen onderscheid gemaakt tussen het aantal pogingen en voltooide feiten. De Landelijke Eenheid van de nationale politie werkt blijvend aan het optimaliseren van gegevens. Vanaf 2010 wordt gebruik gemaakt van een nieuwe database waardoor verschillen ontstaan in vergelijking met eerdere rapportages. Naast aangiften wordt het landelijk beeld verrijkt met cijfers van meldingen die bij het Loket Transportcriminaliteit worden gedaan.
Het betreft hier (pogingen tot) ladingdiefstal uit voertuigen bestemd voor logistieke doeleinden met een maximale massa groter dan 3.500 kg (bestelwagens zijn uitgesloten) of uit een zeecontainer.
Poging tot ladingdiefstal
Onbekend
269
292
118
189
Ladingdiefstal voltooid
onbekend
523
476
169
243
Bent u bereid om in samenspraak met de transportsector een actieplan op te stellen om de kans op ladingdiefstal te beperken en de Kamer hierover voor de zomer te informeren?
In het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing (NPC) is transportcriminaliteit benoemd als vast thema in de aanpak van criminaliteit tegen het bedrijfsleven. Onder regie van het Ministerie van Veiligheid en Justitie wordt gezamenlijk gewerkt aan een concreet actieplan waarbij de aanpak van ladingdiefstallen centraal staat. Hiermee houden we de positieve ervaringen van de publiek private samenwerking in de aanpak van transportcriminaliteit uit het convenant Aanpak criminaliteit in de transportsector vast. Dit betekent dat we in de toekomst de samenwerking in de aanpak van transportcriminaliteit gaan voortzetten en verstevigen daar waar nodig. Ik verwacht Uw Kamer hierover deze zomer te kunnen informeren.
Het gebruik van de stille sms door de politie ten behoeve van de opsporing |
|
Nine Kooiman , Sharon Gesthuizen (GL), Gerard Schouw (D66), Magda Berndsen (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Herinnert u zich de antwoorden op eerdere vragen over de inzet van de onzichtbare stealth sms (hierna: stille sms) door de politie ten behoeve van de opsporing, waardoor gebruikers van een mobiele telefoon gelokaliseerd kunnen worden?1
Ja. Zoals ik bij de beantwoording van de hierboven aangehaalde Kamervragen reeds aangaf, heeft het Hof Den Bosch2 geoordeeld dat door het versturen van stille sms slechts globaal is vastgesteld waar het betreffende toestel zich bevond, waardoor een zo beperkt beeld is verkregen van de bewegingen van de persoon die de telefoon droeg, dat van een betekenisvolle inbreuk op diens privacy geen sprake was. Ook gaf ik in die beantwoording aan dat het Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat het gebruik van de stille sms in de betreffende zaak gerechtvaardigd is op grond van art. 2 Politiewet (oud).3
Of er sprake is van stelselmatigheid wordt door de betrokken officier van justitie bepaald. De beoordeling van het begrip stelselmatigheid is casusafhankelijk. In iedere zaak toetst de officier van justitie steeds weer aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. En neemt daarbij in overweging, dat de wijze waarop het middel wordt ingezet niet in betekenende mate inbreuk mag maken op grondrechten, zoals de privacy van betrokkenen.
Bij de inzet van een stille sms is onder meer vereist, dat er een spoedeisend en zwaarwegend onderzoeksbelang is en er geen andere, minder ingrijpende methoden voorhanden zijn waarmee een (globale) geografische positie van de telefoon kan worden vastgesteld.
Deelt u de mening dat het in ieder geval van de concrete omstandigheden afhangt of de inzet van de stille sms door de politie wel of geen betekenisvolle inbreuk op de privacy oplevert? Deelt u eveneens de mening dat bij langdurige frequente inzet van dit middel op enig moment sprake kan zijn van stelselmatige observatie? Waar ligt volgens u de grens? Bij welke frequentie en duur van de inzet van stille sms is hier sprake van?
Zie antwoord vraag 1.
Wat houden de door u aangekondigde aanscherpingen van de procedure voor de inzet van de stille sms precies in?2 Bent u bereid deze nieuwe procedure openbaar te maken? Zo nee, waarom niet?
De aankondiging die ik heb gedaan van de aanscherping van de procedures rondom de inzet van de stille sms kwam voort, uit het door de rechtspraak geuite zorgpunt over de procedurele zorgvuldigheid van het gebruik van dit middel vanuit het oogpunt van transparantie en toetsbaarheid van het strafproces. Hieraan is tegemoetgekomen door voortaan (verplicht) proces-verbaal op te maken van de duur en de frequentie van de inzet van de stille sms. Dit proces-verbaal wordt vervolgens in het procesdossier gevoegd. Ik heb thans geen enkele aanleiding te veronderstellen, dat de politie in strijd met de toestemming van de officier van justitie zou handelen, of dat voornoemde interne procedures niet zouden worden nageleefd.
Is met deze aanscherping voortaan verzekerd dat iedere inzet van de stille sms aan het dossier wordt toegevoegd, dat over de duur en frequentie geverbaliseerd wordt en dat de sms niet vaker wordt verstuurd dan vooraf door de officier van justitie is toegestaan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u bevestigen dat er een registratie wordt bijgehouden van het aantal keer dat de stille sms wordt ingezet?
Zoals ik al in de beantwoording op de in uw eerste vraag aangehaalde Kamervragen heb gemeld, verzet het belang van de opsporing en vervolging zich ertegen om publiekelijk informatie te verstrekken over het aantal keer dat de stille sms is ingezet. Openbaarmaking van deze gegevens zou de werkwijze c.q. het werk van de politie bij opsporing en vervolging van strafbare feiten in de toekomst ernstig kunnen bemoeilijken of frustreren, doordat verdachten hun gedragingen, of handelswijze, op basis van gegevens inzake de frequentie van de inzet van het middel, kunnen aanpassen om het middel te omzeilen. Bovendien is het uiteindelijk aan de strafrechter om, ter openbare terechtzitting, te oordelen over de rechtmatigheid van de inzet van het middel.
Om die reden ben ik niet voornemens deze informatie openbaar te maken. Van belang is nu, dat door verplichte verbalisering van duur en frequentie de inzet van het middel transparant en toetsbaar wordt voor de rechter en de verdediging.
Wat is er precies op tegen om openbaar te maken hoe vaak dit middel is ingezet? Kunt u dit uitgebreid toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht ‘Buurt maakt jacht op Amersfoortse homo: ik moest kruipend naar huis’ |
|
Klaas Dijkhoff (VVD), Tamara van Ark (VVD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Buurt maakt jacht op Amersfoortse homo: ik moest kruipend naar huis»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat mensen vanwege hun seksuele geaardheid niet veilig op straat en in eigen huis kunnen verblijven en dat er direct een oplossing moet komen voor deze problematiek?
Ja, ik vind het onacceptabel dat mensen vanwege hun seksuele geaardheid zich niet veilig voelen. Verder kan ik me voorstellen dat bij de burgers een gevoel van onbegrip overheerst in dergelijke situaties. Duidelijk is dat dergelijk gedrag vraagt dat de lokale driehoek er bovenop zit, het gezag zich laat zien en de voorkomende (potentiële) gevallen vroegtijdig signaleert, actie onderneemt en regie voert. Hierbij is een goede informatievoorziening binnen de gemeente cruciaal en communicatie tussen de betrokken instanties – en richting slachtoffers en de buurt – van essentieel belang. Het is dus de taak van lokale autoriteiten om
deze problemen in de gemeente op te lossen. Mijn collega van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en ik dragen er zorg voor dat de randvoorwaarden voor een goede communicatie en informatievoorziening aanwezig zijn.
Hoeveel gelijksoortige gevallen van bedreiging, mishandeling en terroriseren omwille van geaardheid vinden jaarlijks in Nederland plaats? Hoe staat het met de aangiftebereidheid van slachtoffers? Zijn hier cijfers over beschikbaar?
Het rapport van de Nationale Politie «Anti-homogeweld in Nederland, een analyse van (dreiging van) fysiek anti-homogeweld» van 22 januari 2014 toont een landelijk beeld van de aard en omvang van geweld tegen homoseksuelen. Daarvoor werd gekeken naar de registratie bij de politie in de periode van 1 januari 2009 tot september 2013. In die periode waren er 769 meldingen, wat neerkomt op een gemiddelde van drie meldingen per week. De cijfers geven geen compleet beeld van het aantal gevallen van anti-homogeweld, omdat lang niet alle zaken bij de politie worden gemeld. Het meest voorkomende type delict is mishandeling (31,5%), daarna bedreiging (16,9%) en zware mishandeling (6,7%). Verder zijn er gevallen geregistreerd van diefstal met geweld, openlijke geweldpleging, straatroof en vechtpartij/ruzie.
Specifieke cijfers over de aangiftebereidheid van slachtoffers van discriminatie op basis van seksuele geaardheid zijn niet bekend. Voor het vergroten van de aangiftebereidheid onder deze groep is eind 2013 door het Landelijk Expertisecentrum Diversiteit (LECD-politie) een campagne gestart. Het doel hiervan is de bewustwording te vergroten zodat altijd aangifte wordt gedaan. De campagne loopt gedurende zes maanden en bestaat onder andere uit een banner op de homepage van gay.nl en advertenties in geschreven media zoals de Gaykrant, Gay & Night en Zij aan Zij. Het kabinet werkt thans aan de vormgeving van een landelijke campagne om bewustwording en aangifte- en meldingsbereidheid van burgers te vergroten, zoals destijds is toegezegd in het AO van 14 maart 2013. Daarbij wordt de wens van gemeenten en veldpartijen, om de campagne te richten op het mobiliseren van medemensen en maatschappelijk middenveld om klachten namens slachtoffers in te dienen, meegenomen.
Begrijpt u het onbegrip van de burger over dergelijke terreur? Wat bent u van plan te ondernemen om tot een oplossing van deze problematiek te komen?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er wettelijke belemmeringen die adequaat optreden tegen deze vorm van terreur voorkomen?
De wettelijk beschikbare instrumenten om ongewenst gedrag in de woonomgeving tegen te gaan volstaan. Door gemeenten kunnen verschillende instrumenten worden ingezet, zoals gedragsaanwijzingen op basis van de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast, cameratoezicht, opnameapparatuur, een alerteringsysteem voor slachtoffers, aware-kastjes met een opvolgingsprotocol, een mobiele politiepost of het inzetten van de ME.
Om een goed beeld te krijgen van de omstandigheden van het geval, moet de wijkagent vroegtijdig contact leggen met de melders. De wijkagent dient snel zicht te krijgen op de dadergroep en de kwestie snel op te schalen naar het Regionaal Discriminatie Overleg en de lokale driehoek.
Bent u bereid de lokale autoriteiten te ondersteunen bij het oplossen van dit probleem?
Zoals ik hiervoor heb aangegeven hebben de Minister van OCW en ik maatregelen genomen om gemeenten te ondersteunen. Wanneer een gemeente daar behoefte aan heeft ben ik altijd bereid om met hen in gesprek te gaan om te bezien aan welke aanvullende ondersteuning behoefte bestaat.
Misbruik van camerabeelden |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Aangifte na intiem filmpje op «Marokkaanse Hoerenpagina'»?1
Ja.
Deelt u de mening dat camerabeelden die door een overheids- of private instelling op de openbare weg zijn vastgelegd voor bewakingsdoeleinden niet voor andere doelen dan beveiliging mogen worden gebruikt? Zo ja, welke regelgeving bestaat er ten aanzien van het misbruik van camerabeelden voor andere doelen en wat kunnen de sancties zijn in het geval van gebleken misbruik? Zo nee, waarom niet?
Artikel 9, eerste lid, Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) bepaalt dat persoonsgegevens niet verder mogen worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor ze zijn verkregen. Dat sluit zodoende op zichzelf niet uit dat verdere verwerking van persoonsgegevens voor andere doeleinden gerechtvaardigd kan zijn, mits de afweging die op grond van artikel 9, tweede lid, Wbp moet worden gemaakt redelijkerwijs tot die uitkomst kan leiden. Daarbij dienen omstandigheden te worden betrokken zoals de verwantschap tussen het oorspronkelijke en beoogde doeleinde van verwerking, de aard van de gegevens, de gevolgen voor de betrokkene, de wijze van verkrijging van de gegevens en de mate waarin wordt voorzien in passende waarborgen voor de betrokkene. Sanctionering op grond van de Wbp is pas aan de orde als de verantwoordelijke een overtreding van artikel 9 Wbp zou laten voortduren. In dat geval is het College bescherming persoonsgegevens op grond van artikel 65 Wbp bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang.
In dit concrete geval gaat het om beelden gemaakt door een beveiligingscamera van een gebouw van de Rijksgebouwendienst, dat in gebruik is bij Rijkswaterstaat in Utrecht. Wanneer op deze beelden personen herkenbaar in beeld worden gebracht en die beelden ook worden beoordeeld of opgeslagen, is er doorgaans sprake van het verwerken van persoonsgegevens. Die verwerking moet dan primair ten dienste staan aan het doel waarvoor de verwerking plaatsvindt, te weten bewakings- en beveiligingsdoeleinden. In dit geval zijn de beelden anderhalf jaar nadat ze zijn gemaakt op Facebook geplaatst met de kennelijke bedoeling de beelden in bredere kring te verspreiden. Als op de beelden personen voor derden – behorende tot de kring van ontvangers van de beelden – herkenbaar in beeld worden gebracht, is er sprake van verwerking van persoonsgegevens voor een ander doel dan het doeleinde waarvoor de beelden oorspronkelijk zijn verzameld. Bovendien zouden op de beelden intieme handelingen te zien zijn. In dat geval is er gehandeld in strijd met de wet omdat er geen sprake is van het gerechtvaardigd verder verwerken van de beelden in de zin van artikel 9, tweede lid, Wbp. Uit het in vraag 1 aangehaalde bericht maak ik op dat de betreffende Facebook-pagina ondertussen is verwijderd.
Rijkswaterstaat heeft met de betrokken personen gesproken en aangegeven te betreuren dat de camerabeelden openbaar zijn gemaakt. Rijkswaterstaat verleent volledige medewerking om uit te zoeken wie de camerabeelden vanaf de beveiligingsmonitor heeft opgenomen. Rijkswaterstaat en het (toenmalige) beveiligingsbedrijf hadden in dat kader afgesproken uit te zoeken wie de camerabeelden heeft gemaakt en daaraan gevolgen te verbinden. Aangezien de politie ondertussen een strafrechtelijk onderzoek verricht naar deze zaak, hebben Rijkswaterstaat en het (toenmalige) beveiligingsbedrijf besloten dit politieonderzoek af te wachten.
Hoe worden personen die beelden van bewakingscamera’s bekijken getraind en geïnstrueerd ten aanzien van het omgaan met die beelden? Zijn er in het geval een dergelijke persoon camerabeelden met aanstootgevende of kwetsende beelden openbaar maakt disciplinaire maatregelen mogelijk?
Rijkswaterstaat heeft over dit concrete geval het volgende toegelicht. Het toenmalige, private beveiligingsbedrijf dat zorgde voor de beveiliging van het betreffende gebouw kende opleidingen en trainingen waarin ondermeer het werken met bewakingscamera’s was opgenomen. Daarnaast kende het interne instructies, een integriteitsprotocol en een protocol cameratoezicht. Medewerkers van het beveiligingsbedrijf die werkzaam waren in een meldkamer met cameratoezicht kregen, conform de eisen die genoemd zijn in de overeenkomst met Rijkswaterstaat, de opleiding «centralist particulier en overheidsgebouwen». In het integriteitsprotocol zijn bepalingen en verboden opgenomen die kunnen leiden tot disciplinaire maatregelen als een medewerker niet handelt volgens de geldende instructies.
Kan het opnemen en verspreiden van beelden van mensen die zich onbespied wanen, strafbaar zijn? Zo ja, op grond van welke wettelijke bepalingen?
Onder omstandigheden kan het strafbaar zijn om, met een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, een afbeelding te maken van een persoon die zich bevindt op een voor het publiek toegankelijke plaats. Dit is opgenomen in artikel 441b Wetboek van Strafrecht (Sr). Een vergelijkbare strafbaarstelling voor het gebruik van een verborgen camera in woningen en andere niet openbare plaatsen is opgenomen in artikel 139f Sr. Deze bepalingen richten zich tot een ieder en hebben tot doel te voorkomen dat in onze samenleving verborgen camera’s op ongecontroleerde wijze worden gebruikt.2
Deelt u de mening dat het op internet plaatsen van beelden van personen door derden met de intentie die personen te schande te zetten ongewenst is en in voorkomende gevallen ook strafbaar? Zo ja, in welk opzicht kan er sprake van strafbaarheid zijn en hoe kan hiertegen worden opgetreden?
Het op internet plaatsen van beelden waardoor opzettelijk iemands eer of goede naam wordt aangetast kan strafbaar zijn op grond van artikel 261 Sr (smaad). Op grond van deze strafbepaling kan vervolging of een andere strafrechtelijke interventie plaatsvinden.
Naar aanleiding van een aangifte onderzoekt de politie deze concrete zaak. Ik kan daarover vanwege de belangen van opsporing en vervolging geen nadere mededelingen doen.
Wat kan er gedaan worden om slachtoffers die op dergelijke beelden staan, aan te zetten tot het doen van aangifte? In hoeverre kan daarbij de identiteit van de aangever worden beschermd of afgeschermd?
Het doen van aangifte is primair een verantwoordelijkheid van degenen die slachtoffer zijn of kennis hebben van een strafbaar feit. Voor zover het binnen mijn invloedsfeer ligt hun aangiftebereidheid te vergroten, heb ik daartoe een aantal maatregelen genomen3. Deze bestaan uit het organiseren van uniforme aangiftevoorzieningen waarbij op een passende manier aangifte kan worden gedaan, het verbeteren van de kennis en expertise van de politiemedewerkers die aangiften opnemen, het organiseren van terugkoppeling op aangiften en het verbeteren van de afhandeling van aangiften.
Het relevante criterium voor het afschermen van de identiteit van een aangever is de vraag of er sprake is van een uitzonderlijke, bedreigende situatie.
Kunt u de Kamer op de hoogte stellen van de stand van zaken van de in het bericht genoemde aangifte?
Zie antwoord vraag 5.
Is het waar dat social media websites niet altijd geneigd zijn om mee te werken aan het verwijderen van aanstootgevende pagina’s waarop willoze slachtoffers staan? Zo ja, kan het op een dergelijke website laten staan van voor het slachtoffer kwetsende of beledigende beelden ook voor een dergelijke website strafbaar zijn, bijvoorbeeld omdat daarmee het delict wordt voortgezet? Zo nee, waarom niet?
Gebruikers kunnen social media websites vragen een aanstootgevende pagina te verwijderen als de beelden op deze pagina in strijd zijn met de gebruikersvoorwaarden. Zoals ik hiervoor aangaf, blijkt de betreffende Facebook-pagina ondertussen te zijn verwijderd.
De bereidheid van social media websites om mee te werken met het verwijderen van gegevens van hun website kan afhangen van de vraag in welk land de internet service provider (ISP) zich bevindt, de strafbaarheid van de inhoud van de gegevens naar het nationaal recht van dat land en de opvattingen van dat land over de reikwijdte van de vrijheid van meningsuiting.
Als het gaat om afbeeldingen waarvan de enkele verspreiding strafbaar is gesteld, zoals kinderpornografische afbeeldingen, kan onder omstandigheden ook de eigenaar van een website waarop de beelden zijn geplaatst strafbaar zijn als deze de beelden niet verwijdert. Kwetsende of beledigende beelden zijn geen beelden waarvan de enkele verspreiding strafbaar is gesteld.
Kent u het bericht dat het gros van de officieren van justitie in Limburg van mening is dat de opsporing en vervolging van criminelen in Limburg in gevaar komt als de voorgenomen reorganisatie van het Openbaar Ministerie in Limburg doorgaat?1
Ja.
Kunt u uiteenzetten wat die reorganisatie inhoudt? Klopt het bijvoorbeeld dat zeven parketsecretarissen worden overgeplaatst naar de politie?
Er is geen sprake van een reorganisatie van het arrondissementsparket Limburg. Wel is sprake van een concernbreed en dynamisch veranderproces om te komen tot een duurzaam en betaalbaar openbaar ministerie (OM) in 2020. Het beeld van de toekomstige OM-organisatie is op dit moment onvoldoende scherp om de personele consequenties ervan te kunnen duiden. Onder andere wordt bezien hoe de samenwerking tussen het OM en de nationale politie kan worden verbeterd om de kwaliteit van de strafrechtketen te versterken (zie ook mijn antwoord op vraag2.
Ik verwijs verder naar mijn brief van 14 november 2013 over de voortgang van het programma Versterking Prestaties Strafrechtketen (VPS, Kamerstukken TK, vergaderjaar 2013–2014, 29 279, nr. 177).
Kent u het advies van de ondernemingsraad van het parket over deze reorganisatie? Wat is uw oordeel daarover?
Nee, dat advies is mij niet bekend. Het ligt bovendien op de weg van de bestuurder om te reageren op het oordeel van een ondernemingsraad van een onderdeel van het OM.
Wat is uw oordeel over deze voorgenomen reorganisatie? Deelt u de mening van de officieren van justitie en de ondernemingsraad dat de veiligheid van de samenleving hierdoor op het spel komt te staan? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven is er geen sprake van een reorganisatie van arrondissementsparket Limburg.
Het College van procureurs-generaal houdt mij regelmatig op de hoogte van de wijze waarop het vorm geeft aan de noodzakelijke modernisering van de OM-organisatie en de consequenties daarvan. Ik deel niet de mening dat daarbij de veiligheid van de samenleving op het spel komt te staan. Door het OM en andere ketenpartners wordt in deze periode juist hard gewerkt aan het versterken van de prestaties van de strafrechtketen. In het kader van het VPS zullen met behulp van innovatieve werkwijzen, vakmanschap en heterdaadkracht strafzaken sneller, slimmer, beter en transparanter worden afgehandeld.
Welke betekenis moet gehecht worden aan de woorden van hoofdofficier van justitie Bos dat niets in beton is gegoten en dat zelfs met minder mensen een kwaliteitsslag gemaakt kan worden?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze wordt deze onrust in het Limburgse parket weggenomen en vormt een en ander voldoende reden om de voorgenomen reorganisatie te heroverwegen? Zo nee, waarom niet?
Het College heeft mij meegedeeld dat binnen het OM de komende tijd meer duidelijkheid zal worden geboden over het toekomstige OM en de personele consequenties daarvan. Het hiervoor genoemde veranderproces wordt in goed overleg met de medezeggenschap nader ingevuld. Het College acht een heroverweging van dit veranderproces niet aan de orde.
Wilt u deze vragen beantwoorden vóór het algemeen overleg over de rechtspraak van 13 maart 2014?
Ja.
Bent u bekend met het boek «Windhandel»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de integriteit van het management van Typhoon Capital, dat bijna geheel uit ex managers van Econcern bestaat, op basis van het boek Windhandel en het faillissementsverslag van de curatoren van het failliete Econcern vooralsnog niet onomstreden is? Zo nee, waarom niet?
Op basis van een boek kan ik niet de integriteit van mensen beoordelen. Het behoort tot de zorgplicht van curatoren om de boedel van Econcern te vereffenen. Over hun bevindingen gaan zij uiteraard zelf. Op hun handelen is toezicht van de zijde van de rechter-commissaris. Curatoren zullen zich ongetwijfeld bij betrokkenen melden indien zij van mening zijn dat er sprake was van onrechtmatig gedrag dat de boedel heeft geschaad.
Heeft u bij het verlenen van de 4.5 miljard euro subsidie aan Typhoon Capital een aanvraag Bibob-advies gedaan inzake de integriteit van het management van Typhoon Capital? Zo nee, waarom niet?
Nee.
De subsidiebeschikkingen zijn op 12 mei 2010 verstrekt aan ZeeEnergie CV en Buitengaats CV. Het zijn ook alleen deze partijen die recht hebben op de subsidiegelden. Bij overdracht van de aandelen in 2011 was er geen aanleiding om een beroep op de wet Bibob te doen. Zie ook het antwoord van vraag 5 van 17 december 2013 hierboven (Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 1718).
Klopt het dat in gevallen wanneer tegen het management van een Nederlands bedrijf de verdenking van frauduleus handelen bestaat, het Bureau Bibob een negatief advies geeft? Klopt het dat het Bestuursorgaan vervolgens alsnog kan beslissen verleende vergunningen in te trekken en te vernietigen, alsmede de subsidieverstrekking te doen stoppen? Graag uw standpunt in deze.
Het klopt dat een Bibob-onderzoek van het Landelijk Bureau Bibob zich kan uitstrekken tot leidingevenden en bestuurders. Indien strafbare feiten naar voren komen, kunnen deze worden meegenomen in het Bibob-advies.
Bestuursorganen kunnen verleende vergunningen en subsidies bij een zogenaamd «ernstig gevaar»-advies intrekken. Die beslissing is aan het bestuursorgaan.
Deelt u de mening dat voor het management van bedrijven, waar de overheid subsidie aan verstrekt, moet gelden dat hun integriteit boven iedere twijfel is verheven. Bent u derhalve bereid alsnog een beroep te doen op de wet Bibob om het management van Typhoon Capital op integriteit te controleren? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik ben niet bereid om alsnog een beroep op de wet Bibob te doen. De betrokken subsidies worden niet verstrekt aan (managers van) Typhoon. Zie ook het antwoord op vraag 4 van 17 december 2013 hierboven (Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 1718).
Het stijgend aantal ladingdiefstallen |
|
Farshad Bashir , Nine Kooiman |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat het aantal ladingdiefstallen in 2013 met 42 procent gestegen is ten opzichte van 2012?1
In 2013 is een stijging van het aantal aangiften van (pogingen tot) ladingdiefstallen geconstateerd; van 287 aangiften in 2012 naar 432 in 2013, waarvan 189 pogingen tot ladingdiefstal. Een groot deel van deze stijging heeft zich voltrokken in het derde kwartaal. De oorzaak van deze stijging in het aantal aangiften valt niet direct te verklaren.
Tegelijkertijd is in 2013 het aantal aangiftes van (een poging tot) diefstal van voertuigen gedaald. Transportondernemers deden het afgelopen jaar 287 keer aangifte. Dat is 19% minder dan in 2012, toen er in 356 gevallen aangifte werd gedaan.
Wat is volgens u de oorzaak van deze stijging?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw reactie op het verwijt van de brancheorganisatie Transport en Logistiek Nederland dat de stijging te wijten is aan de verminderde aandacht van politie en justitie voor transportcriminaliteit?
Ik deel de opvatting dat sprake zou zijn van verminderde aandacht voor transportcriminaliteit niet. Integendeel, de Landelijke Eenheid van de nationale politie heeft transportcriminaliteit als speerpunt benoemd en pakt dit thema serieus aan via een integrale benadering vanuit de opsporing, handhaving en preventie. Dit gebeurt in samenwerking met de regionale eenheden en de ketenpartners. Het projectteam ladingdiefstal van de Bovenregionale Recherche Zuid-Nederland bestaat nog tot eind 2014. Op dit moment is sprake van intensieve samenwerking tussen de Landelijke Eenheid en dit team ten behoeve van kennisoverdracht en de borging daarvan. Het Landelijk Team Transportcriminaliteit, verantwoordelijk voor de informatiepositie rond het thema, zal onderdeel blijven van de informatieorganisatie van de Landelijke Eenheid en vormt een vaste schakel in de programmatische aanpak.
De aanpak van deze vorm van criminaliteit had en heeft de volle aandacht van politie en Openbaar Ministerie. In het kader hiervan vindt structureel overleg plaats tussen publieke en private partners om de preventieve en repressieve en aanpak van transportcriminaliteit te bevorderen. Transportcriminaliteit is door het publiek-private Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing (NPC) geprioriteerd in de aanpak van criminaliteit tegen het bedrijfsleven.
Klopt het dat met de komst van de nationale politie de speciale officier van justitie voor transportcriminaliteit is verdwenen? Zo ja, ziet u een verband tussen het verdwijnen van deze functie en het stijgen van de transportcriminaliteit?
Nee, het klopt niet dat door de komst van de nationale politie de landelijk officier transportcriminaliteit is verdwenen. De landelijke officier transportcriminaliteit was gekoppeld aan de afspraken die zijn gemaakt in het Convenant Aanpak Transportcriminaliteit dat per 31 december 2013 is afgerond.
In lijn met de afgelopen jaren blijft een programmatische aanpak van transportcriminaliteit bij het Landelijk Parket van het OM verzekerd. Er is een
centrale dossierhouder aangesteld die fungeert als aanspreekpunt voor de regioparketten van het OM, politie, de transportsector en andere private partners bij de aanpak van transportcriminaliteit. Strafzaken worden afgedaan door de regioparketten en/of het Landelijk Parket.
Wat gaat u doen om te zorgen dat deze ongewenste stijging van criminaliteit wordt gestuit? Hoe gaat u zorgen dat er dit jaar een forse daling plaatsvindt van het aantal ladingdiefstallen?
Sinds 2011 werken 13 publieke en private partijen met elkaar aan de bestrijding van transportcriminaliteit. Deze samenwerking heeft de afgelopen jaren haar vruchten afgeworpen. Er zijn verschillende vormen van preventie geïntroduceerd, waaronder een waarschuwingsregister voor de sector, training van chauffeurs en voorlichtingsactiviteiten voor transportondernemers. De aanhouding van ladingdieven leidde tot een merkbare beperking van het aantal ladingdiefstallen in het laatste kwartaal van 2013.
Met het aflopen van het convenant in 2013 is zeker geen einde gekomen aan de aanpak van transportcriminaliteit. In het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing (NPC) is transportcriminaliteit benoemd als vast thema in de aanpak van criminaliteit tegen het bedrijfsleven. Dit betekent dat we in de toekomst de samenwerking in de aanpak van transportcriminaliteit gaan voortzetten en verstevigen daar waar nodig. Ik blijf de ontwikkelingen in de transportcriminaliteit nauwlettend volgen en met publieke en private partners in het NPC bezien welke aanvullende maatregelen nodig zijn.
Het bericht dat vrijwel alle zorgverzekeraars een onvoldoende scoren voor het bestrijden van fraude |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe reageert u op het bericht dat vrijwel alle zorgverzekeraars een onvoldoende scoren voor het bestrijden van fraude?1
De NZa constateerde over 2012 tekortkomingen bij de controles van zorgverzekeraars. Zo hebben maar drie van de elf zorgverzekeraars in dat jaar een voldoende gescoord voor de uitvoering van hun controles. Bij acht van de zorgverzekeraars waren de controles dus ondermaats: een onacceptabel aantal. De NZa heeft een aantal handhavingmaatregelen getroffen waaronder aanwijzingen. Mede als reactie hierop hebben de zorgverzekeraars en hun koepelorganisatie Zorgverzekeraars Nederland in 2013 een aantal verbeteracties in gang gezet, die de komende periode resultaten moeten gaan opleveren. De kernthema’s daarbij zijn: signalen beter afwikkelen, meer samenwerking tussen zorgverzekeraars, implementatie van moderne technieken zoals datamining, en uitbreiding van capaciteit. De NZa volgt, als toezichthouder, de vooruitgang op deze punten op de voet.
Deelt u de mening dat het ernstig is dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) constateert dat «net als over 2011, zorgverzekeraars de controle van declaraties moeten intensiveren en meer werk moeten maken van fraudebestrijding»? Hoe kan het dat, ondanks alle aandacht voor fraude in de zorg, zorgverzekeraars deze taak nog steeds niet serieus lijken te nemen?2
Zie antwoord vraag 1.
Wat zegt het u dat vier zorgverzekeraars op zowel de materiële controle, het misbruik en oneigenlijk gebruik, en gepast gebruik een onvoldoende scoren? Wat zegt het u dat slechts drie zorgverzekeraars op al deze drie punten een voldoende scoren?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe reageert u op de conclusie van de NZa dat zorgverzekeraars wat betreft fraudebestrijding beter moeten samenwerken? Baart de voetnoot die de NZa daarbij plaatst dat dit binnen de grenzen van de Mededingingswet moet gebeuren u net als ons zorgen? Welke beperkingen legt de Mededingingswet op? Betekent dit dat het concurrentiemodel de bestrijding van fraude in de weg zit? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ben net als de NZa van mening dat verzekeraars beter moeten samenwerken voor wat betreft fraudebestrijding. Dat die samenwerking moet plaatsvinden binnen de grenzen van de Mededingingswet baart mij geen zorgen.
De Mededingingswet legt in zijn algemeenheid beperkingen op die liggen in de aard en mate van samenwerking. Daarbij geldt dat waar samenwerking op het gebied van fraudebestrijding meer voordelen dan nadelen oplevert voor de verzekerde / premiebetaler de Mededingingswet waarschijnlijk geen belemmering zal vormen. De Mededingingswet is er ten behoeve en bescherming van de verzekerden.
Deelt de conclusie dat het rapport van de NZa bewijst dat de passage in de concept-versie van het PInCet-rapport (Project Intensivering Controle en Toezicht) dat zorgverzekeraars «de neiging hebben om kosten af te wentelen op de belastingbetaler, premiebetaler of de omvang van het verzekerd pakket» ten onrechte uit de rapportage is geschrapt? Zo ja, waarom is de betreffende passage destijds geschrapt? Zo nee, waarom niet?3
Zoals ik in de brief van 22 mei 2013 (28 828 nr. 47) heb aangegeven ken ik alleen de versie van het conceptrapport die ik naar uw Kamer heb gestuurd. Een dergelijke passage is mij dan ook niet bekend. Zoals ik heb aangegeven bij het antwoord op vraag 1,2 en 3 constateerde de NZa over 2012 nog tekortkomingen bij de controles van zorgverzekeraars en hebben zorgverzekeraars mede als reactie hierop verbeteracties in gang gezet.
Hoe reageert u op het gegeven dat een woordvoerder van Achmea wijst op de datering van het NZa rapport waarmee deze woordvoerder wil zeggen dat de fraudebestrijding nu op orde is? Deelt u de conclusie dat de verantwoordelijken keer op keer concluderen dat het gat nu gedicht is terwijl de sluizen voor fraude nog steeds wagenwijd open staan? Kunt u uw antwoord toelichten? 4
In het artikel van de Volkskrant geeft de woordvoerder van Achmea aan dat Achmea zelf ook de noodzaak heeft gezien om hun fraudebestrijdingactiviteiten te verbeteren en intensiveren. Hiermee geeft Achmea aan meer dan in het verleden te doen aan fraudebestrijding, dat vind ik positief. Het is aan de toezichthouder om te oordelen of deze beweging voldoende is.
Kunt u de Kamer op de hoogte stellen bij welke zorgverzekeraars een boeteonderzoek is gestart? Over welke zorgverzekeraars heeft de NZa in 2013 een boetebesluit genomen? Hoe hoog is de boete die is opgelegd? Welke zorgverzekeraars zijn daartegen in beroep gegaan en waarom?5
Zoals in het «Samenvattend rapport Rechtmatige uitvoering Zorgverzekeringswet 2012» van de NZa is te lezen: «heeft de NZa naar aanleiding van het vorige vereveningsonderzoek een boete-onderzoek gestart bij vijf zorgverzekeraars wegens onjuistheden in de financiële verantwoordingen. De NZa heeft inmiddels aan vijf verzekeraars een boete opgelegd.
Hoeveel onderzoeken heeft u nodig voordat u erkent dat het werkelijke probleem is dat de structuur van betaling per verrichting uitnodigt en aanzet tot fraude? Wanneer erkent u dat zolang de zorg op die wijze wordt bekostigd fraude op grote schaal zal blijven bestaan?
Ik ben van mening dat niet het systeem fraude pleegt maar het mensen zijn die fraude plegen. Mensen die fraude plegen houden zich met opzet niet aan de wettelijke voorwaarden om daarmee geldelijk gewin te behalen. Dit vind ik immoreel en onacceptabel.
Het bericht 'aangifte tegen hoofdaannemer centrale RWE/Essent' |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Mariëtte Hamer (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Heeft u kennis genomen van de melding van oplichting en flessentrekkerij door FNV Eemshaven en het Spaanse bedrijf Salfco, tegen een hoofdaannemer in de Eemshaven?1
Ja.
Neemt het Openbaar Ministerie de melding van FNV, dat deze hoofdaannemer seriematig onderaannemers benadeelt, door maar een gedeelte van de afgesproken aanneemsom over te maken, in behandeling?
Medewerkers van de FNV hebben eind februari een melding gedaan bij de politie, gevolgd door een aangifte op 20 maart 2014. Deze aangifte wordt beoordeeld door het openbaar ministerie en op de uitkomsten daarvan kan niet vooruit worden gelopen.
Deelt u de mening dat ook andere onderaannemers van Franzen Bau gehoord dienen te worden, desnoods anoniem?
Zie antwoord vraag 2.
Realiseert u zich dat de Nederlandse staat, indien werknemers geen, of onvoldoende loon ontvangen, belastinginkomsten misloopt?
Ik realiseer mij dat de Nederlandse staat via schijnconstructies inkomsten misloopt. Hierbij kan het gaan om ontduiking van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml), het niet afdragen van belastingen en premies en ontduiking van het loon op grond van een cao.
Daarom werken de Belastingdienst, de Inspectie SZW en andere handhavende diensten in het Programma aanpak schijnconstructies nauw samen bij de aanpak daarvan. Deze handhavende diensten zijn ook actief in de Eemshaven. Samen met de Immigratie- en Naturalisatiedienst geven ze voorlichting aan opdrachtgevers en aannemers. Handhavingsacties worden op elkaar afgestemd. Ook wordt geregeld samengewerkt met FNV-Eemshaven. Wanneer de Inspectie SZW overtredingen van bijvoorbeeld de arbeidswetgeving constateert, legt de Inspectie SZW forse boetes op. Ook in de Eemshaven worden bij overtreding van arbeidswetgeving forse boetes opgelegd.
De cao-handhaving is primair de verantwoordelijkheid van sociale partners. Onderdeel van het Programma aanpak schijnconstructies is het intensiveren van de publiekprivate samenwerking bij de cao-handhaving. Sinds november 2013 is een speciaal team van de Inspectie SZW opgericht. Voor dit team worden extra inspecteurs aangesteld, oplopend tot 35 in 2015. Het team richt zich op de aanpak van schijnconstructies en voor ondersteuning van cao-partijen bij de naleving van de cao-bepalingen. Dit team verricht onderzoeken op grond van artikel 10 Wet AVV. Ook heb ik over het verbeteren van de cao-naleving en -handhaving advies gevraagd aan de Stichting van de Arbeid. Ik verwacht het advies nog deze maand.
Verder werk ik aan een wetsvoorstel waarin wordt geregeld dat werknemers niet alleen hun loon kunnen opeisen bij hun eigen werkgever, maar ook bij andere (hogere) schakels in de keten.
Realiseert u zich dat FNV Eemshaven inschat dat er bij de bouw van de RWE energiecentrale in de Eemshaven zo'n 80 tot 100 miljoen te weinig aan salarissen is betaald, door niet naleving cao'en en zaken als nu bij onderaannemers van Franzen Bau?
Zie antwoord vraag 4.
Denkt u dat de nieuwe wet ketenaansprakelijkheid hiervoor een mogelijke oplossing is en wanneer denkt u hiervoor een wetsvoorstel te presenteren?
Ja. Zoals ik heb beschreven in de brief van 26 november 2013 betreffende de voortgangsrapportage aanpak schijnconstructies (Kamerstukken II, 2013/14, 17 050, nr. 447), werk ik aan het wetsvoorstel Wet aanpak schijnconstructies. De invoering van de civielrechtelijke ketenaansprakelijkheid voor het geldende loon is een belangrijk onderdeel van het wetsvoorstel. Met de ketenaansprakelijkheid voor loon heeft de werknemer meer mogelijkheden om in geval van onderbetaling alsnog het geldende loon te kunnen ontvangen. Doel is de totstandkoming van bonafide ketens waarin werknemers het loon ontvangen waar zij recht op hebben en het bestrijden van oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden. De ketenaansprakelijkheid voor loon heeft zowel een preventief effect als een effect bij het oplossen van geconstateerde misstanden.
Wordt er momenteel voldoende aan handhaving gedaan om problemen als in de Eemshaven effectief te bestrijden?
Zie antwoord vraag 4.
Is het verstandig om de looncontroles door de Inspectie SZW ook uit te kunnen breiden tot lonen zoals vastgelegd in algemeen verbindend verklaarde cao's en bent u bereid hiertoe maatregelen te nemen?
De Inspectie SZW ziet toe op de naleving van de Wet minimumloon. Cao-partijen zien toe op de naleving van bepalingen over het cao-loon. Op basis van artikel 10 Wet op het algemeen verbindend en onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (Wet AVV) kunnen cao-partijen de Inspectie SZW vragen een onderzoek in te stellen naar de naleving van algemeen verbindend verklaarde cao-bepalingen. Naar aanleiding van de ervaringen in de Eemshaven zijn met sociale partners procedurele afspraken gemaakt over deze verzoeken. Zoals in het antwoord op de vragen 4, 5 en 7 beschreven zet ik in op intensivering van de publiekprivate samenwerking bij de cao-handhaving.
De aanhoudende Marokkaanse straatterreur in Helmond |
|
Geert Wilders (PVV), Joram van Klaveren (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Jongerenterreur in Aldi en Molenstraat Helmond»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het feit dat Helmondse ondernemers en winkelend publiek geconfronteerd worden met geweld, handel in harddrugs, intimidatie, bedreiging en diefstal keihard moet worden bestreden? Zo ja, hoe en wanneer toont dit kabinet eens spierballen in plaats van de falende pamper-aanpak voort te zetten?
Ja. Van de lokale autoriteiten heb ik vernomen dat het toezicht door politie en stadswachten in de binnenstad van Helmond fors is geïntensiveerd. Agenten surveilleren nadrukkelijk en hanteren bij de betreffende overlastgevende jongeren een «zero tolerance»-beleid met betrekking tot strafbare feiten. Bij alle geconstateerde strafbare feiten wordt repressief opgetreden.
Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 3 en 4.
Kunt u aangeven waarom het wederom vrijwel allemaal Marokkaans tuig betreft?
Het aandeel verdachten onder Marokkaans-Nederlandse jongens tot 23 jaar is inderdaad veel hoger dan het aandeel verdachten onder autochtone jongeren. Om overlast en criminaliteit op straat aan te pakken, zet het Kabinet stevig in op het terugdringen van grensoverschrijdend gedrag van risicojongeren, zowel individueel als in groepsverband. In deze aanpak wordt geen onderscheid naar etniciteit gemaakt.
Hoe duidt u het gegeven dat 65% van de Marokkaanse jongens tot 23 jaar in aanraking komt met politie, dat Marokkanen tot acht keer vaker verdachte zijn van gewelddelicten en dat deze groep tot 22 keer vaker verdachte is van vermogensdelicten met geweld (onder andere straatroven en overvallen)?
Zie antwoord vraag 3.
Wanneer pakt u deze problematiek eens structureel aan door de straffen fors te verhogen en criminele vreemdelingen en criminelen met een dubbele nationaliteit op te pakken, vast te zetten en (in geval van een dubbele nationaliteit, na denaturalisatie) uit te zetten?
Jongeren die overlast veroorzaken, moeten worden aangepakt. Als daarbij bovendien sprake is van strafbare feiten dan is het aan het OM om te beoordelen welke straf passend is, gelet op het delict, de persoon van de dader(s) en het aangedane leed. De intrekking van de Nederlandse nationaliteit wegens een veroordeling voor commune misdrijven is niet mogelijk.
Strafbare feiten begaan door ambtenaren |
|
Manon Fokke (PvdA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Zelden aangifte van strafbaar feit ambtenaren»?1
Ja, het bericht is mij bekend.
Is het waar dat er van de door Nu.nl genoemde 279 gevallen van een mogelijk strafbaar feit 45 keer aangifte is gedaan? Zo nee, wat is niet waar aan dat gestelde? Zo nee, beschikt u over andere cijfers met betrekking tot integriteitsschendingen, mogelijke strafbare feiten en het aantal aangiftes daarvan?
De publicatie van Nu.nl is gebaseerd op een Wob-verzoek aan alle ministeries en een aantal zbo’s naar integriteitsaantastingen en verdenkingen van integriteitsaantastingen in 2011 en 2012. De aan de ministeries gevraagde gegevens zijn verstrekt op basis van de registratie ten behoeve van de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk, die jaarlijks aan u wordt aangeboden2. Het betreft de registratie in de sector Rijk, exclusief het Ministerie van Defensie en zbo’s.
Hoe Nu.nl tot de conclusie komt dat 279 incidenten een mogelijk strafbaar feit betroffen, is mij niet bekend. Wel maak ik uit de publicatie op dat vermoedens van schendingen in beschouwing zijn genomen en dat daarbij geen onderscheid is gemaakt in meldingen van vermoedelijke schendingen en na feitelijk onderzoek van meldingen geconstateerde vermoedens van schendingen.
De cijfers waarover ik beschik op basis van de voornoemde registratie, betreffen de (vermoedelijke) schendingen bij de sector Rijk. Daaruit is af te leiden dat er in 2011 in 34 gevallen en in 2012 in 19 gevallen aangifte is gedaan bij het Openbaar Ministerie in verband met mogelijk strafbare feiten.
Is het waar dat «tegen ambtenaren zelden aangifte (wordt) gedaan bij politie of het Openbaar Ministerie als ze verdacht worden van het plegen van een mogelijk strafbaar feit»? Zo ja, waarom wordt er zelden aangifte gedaan? Zo nee, wat is er niet waar?
De handhaving van integriteit binnen de eigen organisatie van de overheid vindt plaats op grond van het ambtenarenrecht. Bij vaststelling van een integriteitsschending kan een overheidswerkgever wegens plichtsverzuim een disciplinaire straf opleggen. Mocht op basis van het onderzoek door de werkgever blijken dat er mogelijk sprake is van een strafbaar feit, dan dient op basis van de onderzoeksinformatie te worden besloten of er aangifte wordt gedaan.
In het algemeen geldt een aangifteplicht voor personen die kennis dragen van een misdrijf als bedoeld in artikel 160 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Een aangifteplicht bestaat in het bijzonder voor openbare colleges en ambtenaren als en zodra deze in de uitoefening van hun ambt, kennis dragen van misdrijven als bedoeld in artikel 162 Sv (aangifteplicht ambtsmisdrijven).
Nu.nl komt naar aanleiding van het Wob-verzoek tot een uitspraak over de frequentie van aangiftes door te stellen dat relatief zelden aangifte wordt gedaan. Op grond van de in het antwoord op vraag 2 genoemde registratie van integriteitsschendingen valt een dergelijke conclusie echter niet te trekken.
Bij hoeveel van de integriteitsschendingen die u kent is er sprake van mogelijk strafbare feiten waarbij een aangifteplicht geldt op grond van artikel 162 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) of waarbij de ambtenaar gebruik heeft gemaakt van «macht, gelegenheid of middel hem door zijn ambt geschonken»?
Zoals vermeld in het antwoord op vraag 2 is uit de registratie ten behoeve van de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk af te leiden dat in 2011 en 2012 in totaal 53 keer aangifte is gedaan in verband met mogelijk strafbare feiten. Er wordt daarbij geen onderscheid gemaakt in aangiften die al dan niet expliciet worden gedaan op grond van artikel 162 Sv.
Op welke gronden kan een overheidswerkgever afzien van het doen van aangifte van een mogelijk strafbaar feit gepleegd door een van zijn ambtenaren?
De overheidswerkgever is primair verantwoordelijk voor de handhaving van de integriteit binnen de eigen organisatie. Op grond van het tuchtrecht en bestuursrecht heeft hij hiertoe instrumenten tot zijn beschikking.
Een overheidswerkgever is altijd bevoegd tot het doen van aangifte van een vermoeden van een strafbaar feit, maar is niet verplicht aangifte te doen van elk strafbaar feit. De aangifteplicht van de overheidswerkgever ziet namelijk alleen op de in artikel 162 Sv. genoemde categorieën ambtsmisdrijven.
Ten aanzien van een specifieke categorie ambtsmisdrijven, te weten ambtelijke corruptie, merk ik op dat in de «Aanwijzing opsporing en vervolging ambtelijke corruptie in Nederland» (Stcr, 2011, nr. 13660) is aangegeven met welke factoren rekening moet worden gehouden bij het bepalen van de opportuniteit van de opsporing en vervolging daarvan. Deze Aanwijzing kan voor de werkgever aanleiding vormen om vooraf met de officier van justitie, conform het bepaalde in lid 6 van artikel 162 Sv., te overleggen of (en zo ja, in welke mate) de aangifteplicht kan worden beperkt. Dit artikellid dient ertoe te voorkomen dat aangifte wordt gedaan in zaken die – op grond van het geldende opsporingsbeleid – zouden worden geseponeerd.
In hoeverre is het afwijken van de in artikel 162 Sv genoemde aangifteplicht mogelijk en op welke gronden? Hoe vaak wordt er van die aangifteplicht afgeweken en welke gronden worden daarvoor aangevoerd?
Voor het antwoord op de vraag in hoeverre afwijking van de in het artikel 162 Sv. genoemde aangifteplicht mogelijk is en op welke gronden, verwijs ik u naar het antwoord op vraag 5.
Het is niet bekend hoe vaak van de aangifteplicht wordt afgeweken. Het Rijk registreert de interne onderzoeken op uniforme wijze (conform de interbestuurlijke afspraken over uniforme registratie3 uit 2007) waarbij een aantal categorieën voor schendingen worden gehanteerd. Het is op basis van eenvoudige categorieën als «misdragingen in de privé-sfeer» of «financiële schendingen» niet te bepalen of er sprake is van een ambtsmisdrijf. Er wordt niet apart geregistreerd of er mogelijk sprake was van een ambtsmisdrijf. Dientengevolge valt ook niet vast te stellen welke gronden in dergelijke gevallen worden aangevoerd.
Hoe vaak komt het voor dat een overheidswerkgever kennis van een integriteitsschending heeft verkregen door informatie uit een al lopend strafrechtelijk onderzoek en daarom geen aangifte meer hoeft te doen?
Dergelijke informatie wordt niet standaard door individuele organisaties op deze manier geregistreerd. Zo wordt bijvoorbeeld bij het Rijk, naar voorbeeld van het Landelijk Modelformulier Registratie Integriteitsschendingen, alleen geregistreerd of de melding vanuit de eigen organisatie is gekomen of dat er sprake is van een externe melding.
Er wordt niet standaard geregistreerd van wie de melding kwam als het een externe melding betreft. Er bestaat daarnaast geen centrale registratie van integriteits-schendingen onder gemeenten, waterschappen en provincies. Derhalve is niet bekend hoe vaak een overheidswerkgever kennis van een integriteitsschending heeft verkregen door informatie uit een al lopend strafrechtelijk onderzoek.
Deelt u de mening van de in het bericht genoemde hoogleraren dat «het vanwege de bijzondere positie van ambtenaren gewenst [is] om onderzoek eerder aan politie en justitie over te dragen»? Zo ja, hoe gaat u dat bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Ik onderschrijf dat de overheid alles in het werk dient te stellen om adequaat op te treden tegen integriteitsschendingen. Dit uitgangspunt ligt ook ten grondslag aan het bestaan van de wettelijke aangifteplicht in artikel 162 Sv. De burger heeft recht op een overheid die qua integriteit strenge eisen stelt en handhaaft. Ik ben me ervan bewust dat de overheid op dit punt in onze maatschappij een voorbeeldfunctie vervult.
Ook al zijn situaties denkbaar, waarin direct duidelijk is dat er conform artikel 162 Sv. aangifte moet worden gedaan, is intern onderzoek, gericht op het verzamelen van de feiten, het vertrekpunt bij een melding van een integriteitsschending. Dit onderzoek moet immers altijd plaatsvinden, onafhankelijk van de vraag of er sprake is van een mogelijk misdrijf. Dat laatste zal niet altijd het geval zijn. Ook is het mogelijk dat het pas op een later moment, na intern onderzoek naar de melding van een mogelijke integriteits-schending, duidelijk wordt dat er sprake is van een misdrijf dat valt onder artikel 162 Sv.
Voor wat betreft regels rond het doen van aangifte concludeer ik dat dergelijke regels met artikel 162 Sv. al in voldoende mate in de wet zijn gewaarborgd.
Ook stel ik vast dat al diverse regels omtrent integriteitsbeleid zijn vastgelegd in de Ambtenarenwet. Het doel van deze wet- en regelgeving is deels het stimuleren dat organisaties zelf actief bezig zijn met integriteit van de organisatie en handhaving van integriteit. Om de organisaties daarbij enige mate van richting en ondersteuning te bieden heeft het Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector (BIOS) een aantal handreikingen opgesteld, zoals de handreiking «Zorgvuldige Handhaving». Integriteitsregels zijn daarnaast vaak opgenomen in de gedragscode, daarvoor zijn ook modelcodes beschikbaar. Aanvullende wet- en regelgeving op dit punt acht ik daarom niet opportuun.
Aanvullend hierop wil ik opmerken dat een disciplinaire afdoening niet impliceert dat een betrokkene daarmee minder zwaar bestraft wordt dan het geval zou zijn bij aangifte. Strafontslag is een zware sanctie waarbij de betrokkene doorgaans ook zijn recht op een werkloosheidsuitkering verliest.
Ik wil u er daarom ook op wijzen dat in 2011 en 2012 binnen de sector Rijk respectie-velijk in 91 en 68 gevallen onvoorwaardelijk strafontslag is opgelegd. Voorwaardelijke strafontslagen zijn in die jaren opgelegd aan respectievelijk 37 en 41 ambtenaren.
Deelt u de mening van deze hoogleraren dat integriteitsregels in de wet moeten worden vastgelegd? Zo ja, waarom en hoe gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Deelt u de mening dat interne maatregelen tegen integriteithendingen die tevens een strafbaar feit inhouden, slechts zelden in de plaats mogen komen van het doen van aangifte? Zo ja, hoe gaat u deze mening omzetten in staand beleid? Zo nee, waarom niet en in welke gevallen acht u aangifte niet nodig?
Zie antwoord vraag 8.
Deelt u de mening dat er behoefte is aan eenduidig beleid ten aanzien van integriteit in het algemeen en het doen van aangifte van mogelijk strafbare feiten in het bijzonder? Zo ja, hoe gaat u dit beleid tot stand brengen? Zo ja, acht u daar wetgeving voor nodig? Zo nee, waarom niet?
Integriteit is een belangrijke, zo niet de belangrijkste, kernwaarde voor goed bestuur. Het staat aan de basis van een betrouwbare en legitieme overheid, vandaar dat het ook te alle tijde mijn volle aandacht heeft. De Minister van BZK probeert organisaties te stimuleren zelf actief aan de slag te gaan met integriteitsbeleid. Dat gebeurt onder meer via de reeds bestaande verplichtingen in wet- en regelgeving, maar ook via afspraken in bestuursakkoorden en via ondersteuning door BIOS. Integriteit is echter geen statisch gegeven dat compleet in regels kan worden gevangen. Voor een echt effectieve uit-werking dient integriteit ook centraal te staan in de organisatiecultuur en de dagelijkse manier van werken. De idee is dat individuele organisaties zelf, binnen de daartoe geformuleerde centrale kaders, het best in staat zijn om effectief gevolg te geven aan een integere overheid door op een dusdanige manier zorg te dragen voor het specifieke integriteitsbeleid dat optimaal past en aansluiting vindt bij de eigen organisatie (couleur locale). Ik ben daarom geen voorstander van verdere regulering.
Ook wanneer het gaat om het uniformeren van beleid rond aangifte merk ik op, dat binnen het Nederlandse systeem van de gedecentraliseerde eenheidsstaat, individuele overheidsorganisaties zélf verantwoordelijk zijn voor het opzetten en uitvoeren van een deugdelijk beleid binnen de eigen organisatie. De genoemde handreiking geeft daarvoor handvatten. Een adequate en tijdige invulling van de aangifteplicht vergt goede afstem-ming tussen het betreffende overheidsorgaan en het OM.
De aanpak van vacaturefraude |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het probleem van vacture- of thuiswerkfraude, waarbij mensen onder valse voorwendselen worden geworven om hun eigen bankrekening te gebruiken om transacties te doen naar het buitenland, en de uitzending over dit probleem van KRO Reporter?1
Ja. Het gaat hier om gevallen waarin individuele personen door middel van een contract worden ingeschakeld voor het verrichten van werkzaamheden tegen betaling. De werkzaamheden blijken eruit te bestaat dat gelden die op een bankrekening worden ontvangen worden overgemaakt op een buitenlandse bankrekening, al dan niet na opname in contanten. Hier lijkt sprake te zijn van het witwassen van op criminele wijze verkregen gelden door middel van een zogenaamde money mule (letterlijk: «geldmuilezel»). Dat is iemand die wordt gebruikt voor het witwassen van geld. In het meest simpele voorbeeld ontvangt de money mule geld op zijn bankrekening dat hij moet overboeken naar een andere bankrekening. In feite probeert de crimineel de criminele oorsprong van het geld te versluieren door het (meerdere keren en via tussenpersonen) van bank naar bank over te boeken.
Hoe groot is naar uw mening dit probleem? Bent u er van op de hoogte dat vacaturefraude al een jaar geleden de snelst stijgende oplichtingsvorm kon worden genoemd?2
Volgens de cijfers die de Fraudehelpdesk mij ter beschikking stelde, betrof het aantal meldingen van vacaturefraude in 2011, 2012 en 2013, respectievelijk 198, 861 en 375. In januari en februari 2014 ontving de Fraudehelpdesk 28 meldingen van personen die daadwerkelijk in aanraking zijn gekomen met het verschijnsel.
Daarnaast ontving de Fraudehelpdesk in januari en februari van dit jaar 126 e-mails met «vacature-aanbiedingen» in de speciale mailbox voor valse meldingen. Hieruit blijkt alertheid op het malafide karakter bij de ontvangers van dergelijke aanbiedingen.
Er zijn geen cijfers over het aantal strafzaken aangaande deze specifieke verschijningsvorm van fraude beschikbaar. De fraude wordt namelijk onder diverse strafbare feiten in de bedrijfsprocessensystemen van de opsporingsdiensten en het openbaar ministerie geregistreerd, bijvoorbeeld onder «oplichting» of «witwassen».
Welke maatregelen heeft u al genomen om deze vorm van fraude tegen te gaan en welke maatregelen bent u nog voornemens hier tegen te nemen? Welke mogelijkheden ziet u om de medewerkers van het UWV alerter te maken op deze vorm van fraude, zodat dergelijke «vacatures» er uit gefilterd kunnen worden en de politie hierover in kan worden geseind?
Het UWV heeft een aantal waarborgen ingebouwd om deze vorm van fraude tegen te gaan. Zo haalt het UWV alle vacatures die op werk.nl worden geplaatst door een systeem dat vacatures screent op woorden en uitdrukkingen die in strijd zijn met wet- en regelgeving en de voorwaarden van UWV. Een vacature die niet aan de voorwaarden voldoet wordt inactief gemaakt of verwijderd. Het UWV gaat onmiddellijk over tot uitsluiting van de gebruiker, indien sprake is van herhaling.
Eind 2012 heeft UWV de maatregel geïntroduceerd dat nieuwe werkgevers een account moeten aanmaken voordat zij een vacature kunnen plaatsen. Werkgevers vragen hiertoe met het fiscale nummer van het bedrijf een code aan. Na ontvangt van de code kan de werkgever terecht op werk.nl. Het aantal klachten over dubieuze werkgevers is sinds de invoering van deze maatregel duidelijk gedaald. In 2013 heeft UWV 4 à 5 werkgevers de toegang tot werk.nl ontzegd.
Het UWV kan niet op voorhand alle frauduleuze vacatures uitsluiten. Zo komt het voor dat pas bij sollicitaties blijkt dat er een geldbedrag moet worden overgemaakt, terwijl dit niet in de vacature staat. Als een klant een klacht indient, wordt de vacature verwijderd als de klacht gegrond is. Het UWV kan geen aangifte doen, alleen direct gedupeerden. Als er sprake is van ernstig misbruik dan adviseert het UWV de gedupeerden dit te doen. Tot slot geeft het UWV ook tips op werk.nl aan werkzoekenden hoe men veilig online kan solliciteren.
Voorts is voorlichting over het bestaan van deze vorm van fraude belangrijk. Door mensen te waarschuwen en alert te maken kunnen nieuwe gevallen worden voorkomen. De fraudehelpdesk speelt in het kader van deze voorlichting een belangrijke rol.
Voor meer informatie over de rijksbrede aanpak van fraude wil ik u tevens verwijzen naar onze brief van 20 december 20133 aan Uw Kamer, waarin een aantal maatregelen wordt geschetst dat naast de aanpak van fraude met publieke middelen ook de aanpak van fraude tegen burgers en bedrijfsleven versterkt.
Hoeveel organisaties die zich hieraan schuldig hebben gemaakt zijn reeds aangepakt? Kunt u uw antwoord toelichten? Welke problemen doen zich voor in deze aanpak?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u eveneens op de hoogte van de ernst en narigheid die slachtoffers van deze vorm van fraude ondervinden, juist ook vanwege het feit dat zij zich zelf ook schuldig hebben gemaakt aan strafbare feiten? Bestaat hiervoor enig begrip bij de politie en het openbaar ministerie? Is er ruimte voor enige coulance richting mensen die wellicht naïef dachten op een relatief eenvoudige wijze geld te verdienen, waarna zij zowel slachtoffer (van vacaturefraude) als dader (witwassen) zijn geworden, indien zij medewerking verlenen aan de opsporing van de achterliggende «echte criminelen» die de herkomst van geld proberen te versluieren? Bent u bereid deze coulance te bevorderen? Zo ja, hoe? Zo niet, waarom niet?
Degene die een contract sluit voor het verrichten van werkzaamheden dient zich er onder meer van te vergewissen dat de te verrichten werkzaamheden legaal zijn. Van burgers mag in dit opzicht enige alertheid worden verwacht. Wanneer de uit te voeren werkzaamheden bijvoorbeeld uitsluitend bestaan uit bijvoorbeeld het overmaken van (contant) ontvangen gelden naar het buitenland dan moet men zich wel de vraag stellen of er sprake is van het faciliteren van illegale activiteiten.
Als de verdenking ontstaat dat sprake is van een misdrijf dan is het aan het Openbaar Ministerie om te bepalen of vervolging opportuun is en vervolgens eventueel aan de rechter om een uitspraak te doen. Er kan geen algemene uitspraak worden gedaan over coulance jegens plegers van strafbare feiten. De situatie zal per geval aan de hand van de omstandigheden, de toepasselijke wettelijke bepalingen en jurisprudentie worden beoordeeld.
Herinnert u zich de behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van onder andere het Wetboek van Strafrecht in verband met de verbetering van de aanpak van fraude met identiteitsbewijzen en met de verbetering van de regeling van de identiteitsvaststelling van verdachten en veroordeelden (Kamerstukken 33 352) in de Tweede Kamer?1 Herinnert u zich voorts de specifieke vragen die tijdens deze behandeling zijn gesteld over één van de beroemdste slachtoffers van identiteitsfraude, namelijk de heer Kowsoleea?
Ja.
Herinnert u zich dat u tijdens hierboven genoemde behandeling heeft aangegeven dat er goede gesprekken zijn met de advocaat van de heer Kowsoleea, dat u gaande deze gesprekken de Kamer niet zal informeren en dat als er conclusies zijn getrokken, u de Kamer wel informeert?
Ja.
Is het waar dat de gesprekken tussen de landsadvocaat en de heer Kowsoleea al op een dood spoor zitten sinds 3 december 2012 en dat te kennen is gegeven dat de conclusie van de overheid, na overleg met de betrokken departementen, is dat er geen aanleiding wordt gezien om de mogelijkheden van een regeling met de heer Kowsoleea verder te onderzoeken?
Nee, met de advocaat van betrokkene heeft overleg plaatsgevonden. Het laatste gesprek dateert van 16 april 2013. Namens de Staat is tijdens dat gesprek gevraagd om onderbouwing van de gestelde onrechtmatigheid en het causaal verband tussen het aan de Staat verweten handelen en de geclaimde schade. Een dergelijke onderbouwing is nodig om de mogelijkheden van een nadere regeling met betrokkene verder te onderzoeken, naast hetgeen in eerdere instantie al aan hem is betaald.
De advocaat van betrokkene heeft hierop aangegeven dat hij zich nog nader met zijn cliënt wil beraden over een reactie. Overigens herkent de Landsadvocaat zich niet in de in vraag 4 vervatte weergave van het gesprek van 16 april 2013.
Wat bedoelde u tijdens genoemde wetsbehandeling met de bewoordingen «goede gesprekken»? Hoe verhoudt zich dat tot de mededeling op 16 april 2013 dat de betrokken ministeries en politiekorpsen niet met een financieel voorstel voor compensatie zouden komen en dat het ministerie desnoods zou doorprocederen tot de Hoge Raad?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u van mening dat u op 4 juli 2013 de Kamer juist en volledig heeft geïnformeerd met uw opmerking dat er goede gesprekken zijn met de advocaat van de heer Kowsoleea? Zo ja, hoe dan?
Ja. Het is niet gebruikelijk om in uw Kamer inhoudelijk in te gaan op een lopende individuele zaak. Ik heb derhalve volstaan met een procedurele opmerking hierover.
Wat kan de Kamer afleiden uit het feit dat u sindsdien de Kamer niet meer heeft geïnformeerd over deze zaak? Betekent dit dat er nog geen conclusies zijn getrokken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 3 en 4.
Het artikel “Angst heerst achter de voordeur bij veel ouderen” |
|
Martine Baay-Timmerman (50PLUS) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «angst heerst achter de voordeur bij veel ouderen»?1 Zo ja, wat is hierop uw reactie?
Ja, zie hieronder.
Wordt er bij de politie bij het registeren van gewelddadige thuisovervallen ook geregistreerd of het een overval op ouderen betrof? Zo ja, kunt u dan aangeven of het aantal overvallen op ouderen de laatste jaren is toe- of afgenomen en wat daarvan de achterliggende oorzaken zijn?
Ja, de politie registreert of het slachtoffer van een overval ouder is dan 55 jaar.
Uit de systemen van de politie blijkt dat het aantal overvallen op 55+’ers in de periode 2009–2012 is gestegen naar ca. 200 per jaar. In 2013 is het aantal overvallen in de categorie 55+ echter weer gedaald naar 175 overvallen. Dit is daling van 12% ten opzichte van 2012.
Heeft de politie specifiek beleid teneinde thuisovervallen op ouderen tegen te gaan? Zo ja, hoe ziet dit beleid eruit en acht u dit beleid voldoende effectief?
De aanpak van de woningovervallen op ouderen maakt integraal deel uit van de totale overvalaanpak. Bij veel woningovervallen doen bewoners (met name tussen 18.00 en 00.00 uur) zelf de deur open, zonder te verifiëren wie er aanbelt. In de aanpak van woningovervallen wordt daarom door mij in nauwe samenwerking met onder meer de ouderenbonden ingezet op het bevorderen van bewustwording bij ouderen (preventieve maatregelen en gedrag) en op het feitelijk ondersteunen van bewoners bij het treffen van preventieve maatregelen aan de woning. Denk hierbij aan het stimuleren van het gebruik van kierstandhouders, spionnetjes, verlichting bij de voordeur, etc.
Wat de opsporing betreft wordt de pakkans vergroot door structureel door te vragen op een eventuele relatie tussen dader en slachtoffer, omdat dit vaak bij woningovervallen het geval blijkt. Opgepakte overvallers kunnen op fikse gevangenisstraffen rekenen. Na het uitzitten van hun straf komen deze overvallers onder verscherpt toezicht te staan van de reclassering om recidive te voorkomen.
Worden ouderen, in het kader van preventie, landelijk geïnformeerd hoe zij een overval het beste kunnen voorkomen en hoe zij het beste kunnen handelen indien dit hen overkomt? Zo nee, bent u bereid dit te doen?
Ja. In nauwe samenwerking met de Algemene Nederlandse Ouderen Bond, de gemeenten en het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) worden in het hele land voorlichtingsbijeenkomsten voor ouderen georganiseerd. In 2013 zijn hiernaast 1.000 kierstandhouders in de woningen van ouderen bevestigd in samenwerking met het CCV. Ook in 2014 gaat het CCV hiermee verder.
Het CCV heeft voorts de brochure «Senioren en Veiligheid» ontwikkeld. Deze brochure is eind 2012 bij het Plus-Magazine en het ANBO-Magazine verzonden naar 900.000 senioren.
In 2014 wordt de samenwerking met de ouderenbonden voortgezet en daar waar mogelijk geïntensiveerd. Zo zullen ook de ouderenadviseurs het aspect veiligheid meenemen.
Verwacht u dat het aantal thuisovervallen op ouderen zal toenemen nu het kabinetsbeleid erop gericht is ouderen langer thuis te laten wonen? Zo ja, anticipeert u hierop in uw beleid teneinde thuisovervallen tegen te gaan?
Nee, ik verwacht niet dat de kans dat een 55+’er het slachtoffer zal worden van een woningoverval zal stijgen. Het aantal woningovervallen op ouderen is gelet op het totaal aantal 55+’ers (4,2 miljoen) overigens zeer laag. We zien over de gehele linie een daling van het aantal overvallen. Over 2013 zelfs met 18% ten opzichte van 2012. Deze trend zet ook de eerste maanden van 2014 door. Daarbij komt dat de keuze om iemand thuis te overvallen veelal niet ingegeven is door de leeftijd van het slachtoffer maar door de verwachting dat er bij het slachtoffer buit te halen valt. Deze verwachting houdt in veel gevallen verband met een relatie tussen de dader(s) en het slachtoffer.
De aanwezigheid van de staatssecretaris bij de doop van een reddingsboot |
|
Mei Li Vos (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Reddingboot Oranje bij doop Royal Flush»1 en herinnert u zich de meerdere, deels onbeantwoorde eerdere vragen waarin expliciet vraagtekens worden gesteld bij de legaliteit van de activiteiten van Oranje Casino?
Ja
Deelt u de mening dat het aanbieden van online gokspelen op de Nederlandse markt nog steeds verboden is? Zo nee, waarom niet?
Op grond van de Wet op de kansspelen (Wok) is het aanbieden van kansspelen zonder vergunning in Nederland verboden. De Wok voorziet niet in een expliciete vergunningsmogelijkheid voor het organiseren van kansspelen op afstand. Online kansspelen (zoals online poker, casinospelen of sportweddenschappen) zijn daarom op dit moment naar de letter van de wet nog verboden.
Deelt u de mening dat door de woorden op de site van Oranje Casino «Oranje Casino is the most popular online casino in the Netherlands» en «Oranje Casino is the first real, legal Dutch online casino»2, het feit dat de site oranjecasino.nl doorlinkt naar oranjecasino.com en de naam van deze site, veel meer dan de schijn wordt gewekt dat er sprake is van online gokken gericht op de Nederlandse markt? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de kansspelautoriteit om toe te zien op de naleving van de Wet op de kansspelen en onderliggende regelgeving, alsmede om het verbod op kansspelen waarvoor geen vergunning is verleend te handhaven. De kansspelautoriteit heeft mij desgevraagd laten weten voortdurend onderzoek te doen naar websites waarvan het spelaanbod mede op Nederland is gericht. Bij de prioritering van haar werkzaamheden wordt bezien of sites al dan niet voldoen aan de door de kansspelautoriteit gestelde prioriteringscriteria. Om lopende onderzoeken niet te verstoren, doet de kansspelautoriteit geen mededelingen over individuele zaken of aanbieders.
Mag iedere goksite die met een buitenlandse vergunning, met een site die niet in de Nederlandse taal is en niet de extensie.nl heeft, online gokspelen aan Nederlandse spelers aanbieden? Zo ja, waarom is er dan nog wetgeving in voorbereiding teneinde Nederlandse online vergunningen mogelijk te maken? Zo nee, waar blijkt, anders dan uit niet gehandhaafde wettelijke bepalingen, het tegendeel uit?
Nee. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven is op grond van de Wok het aanbieden van kansspelen zonder vergunning in Nederland verboden. De kansspelautoriteit is verantwoordelijk voor handhaving van de Wet op de kansspelen. Zij geeft daaraan concreet invulling, zoals bijvoorbeeld blijkt uit diverse inmiddels openbaar gemaakte boetebesluiten.
Deelt u de mening dat door uw aanwezigheid bij de doop van de door Oranje Casino gesponsorde boot u een signaal heeft afgegeven dat Oranje Casino een bona fide bedrijf is? Zo ja, waarom doet u dat? Zo nee, waarom niet?
Nee. Als staatssecretaris draag ik de stelselverantwoordelijkheid voor de kansspelen. Vergunningen voor kansspelen worden echter uitgegeven door de Kansspelautoriteit, dat een zelfstandig bestuursorgaan is en als zodanig een eigenstandige verantwoordelijkheid heeft. Indien het bedrijf Oranje Casino te zijner tijd, wanneer een vergunningstelsel voor kansspelen op afstand is ingericht, een vergunning zou aanvragen, zal de kansspelautoriteit beoordelen of het bedrijf aan alle strikte eisen voldoet. Daaronder valt ook een betrouwbaarheidstoets. Door mijn aanwezigheid geef ik geen enkel signaal. Wel is het goed om te constateren dat ook online aanbieders bezig zijn met maatschappelijk ondernemen.
Kent u het bericht dat het Zweede Betsson er op uit is onder andere Oranje Casino over te nemen en daarmee een Nederlandse vergunning voor online gokken aan te vragen?3
Ja. Oranje Casino is recent onderdeel geworden van Betsson, een Zweeds beursgenoteerd bedrijf dat beschikt over een vergunning voor het aanbieden van online kansspelen in diverse Europese landen. Over de motieven van Betsson voor deze overname kan en wil ik mij geen oordeel vormen.
Deelt u de mening dat door het feit dat mede onder uw verantwoordelijkheid straks vergunningen voor online gokken uitgegeven gaan worden, u door uw aanwezigheid de schijn gewekt kunt hebben dat u een potentiële aanvrager van een dergelijke vergunning welwillend tegemoet zult gaan treden? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Nee, deze mening deel ik niet. Aan mijn aanwezigheid bij de doop van een reddingboot kan een potentiële aanvrager geen enkel recht ontlenen als straks ook in Nederland een vergunningstelsel voor kansspelen op afstand wordt ingericht. Zoals ik in het antwoord op vraag 5 al heb aangegeven worden vergunningen voor kansspelen immers uitgegeven door de kansspelautoriteit. De kansspelautoriteit is een zelfstandig bestuursorgaan en heeft als zodanig een eigenstandige verantwoordelijkheid. Zij zal te zijner tijd toetsen of het bedrijf, als het daadwerkelijk een vergunning aanvraagt, aan de strikte voorwaarden voldoet.
Wel is het verheugend om te constateren dat Nederlandse goede doelen nadrukkelijk in beeld zijn bij deze buitenlandse online aanbieders.
De uitzending van Nieuwsuur over chemische drugslaboratoria d.d. 18 februari 2014 |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de rapportage over chemische drugslaboratoria?1 Klopt het beeld dat in de rapportage geschetst wordt? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik heb kennisgenomen van de rapportage. Ik herken ook het beeld dat daarin geschetst wordt: de problematiek van synthetische drugs en de achterliggende georganiseerde criminaliteit is ernstig, maar de politie kan hier op grond van de huidige wetgeving tegen optreden en deze interventies hebben effect.
Deelt u de mening dat criminelen bij het produceren van synthetische drugs bewust met stoffen werken die afzonderlijk (nog) niet strafbaar zijn gesteld in de Opiumwet of de Wet voorkoming misbruik chemicaliën, waardoor wetgeving achter de ontwikkeling van nieuwe drugs en grondstoffen blijft aanlopen? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om dat te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Het is niet verrassend en ook niet te voorkomen dat criminelen die drugs willen produceren op zoek gaan naar stoffen die (nog) niet strafbaar zijn gesteld. Dit verschijnsel zien we immers bij alle vormen van criminaliteit: daar waar stevig wordt opgetreden gaan criminelen altijd op zoek naar nieuwe wegen om hun activiteiten voort te kunnen zetten.
In 2012 heeft het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu een rapport uitgebracht over de mogelijkheden van een generieke strafbaarstelling van nieuwe psychoactieve stoffen. Het kabinet concludeerde dat de voordelen van de invoering van een generiek stelsel uiterst beperkt zouden zijn en zeker niet opwegen tegen de nadelen. Voornoemd rapport is als bijlage bij de brief van 5 juli 2012 over het drugbeleid aan uw Kamer verzonden2. Het huidige wettelijke instrumentarium van de Opiumwet, de Geneesmiddelenwet en de Warenwet biedt voldoende mogelijkheden om nieuwe psychoactieve stoffen te reguleren wanneer dat uit volksgezondheidsoverwegingen noodzakelijk is.
Bent u bereid de Opiumwet aan te passen in die zin dat een generieke strafbaarstelling van nieuwe drugs naast de bestaande lijsten van de Opiumwet gerealiseerd wordt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid maatregelen te treffen om te garanderen dat de gezondheid van mensen die in de buurt van (opgerolde) drugslaboratoria wonen niet in gevaar komt? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen? Zo nee, waarom niet?
Elk drugslaboratorium vormt per definitie een risico voor de omwonenden. Mede daarom zet het Kabinet sterk in op de gerichte opsporing en ontmanteling van drugslaboratoria. Daarbij maakt de politie sinds 2002 gebruik van de specialistische kennis van de Landelijke Faciliteit ondersteuning Ontmantelen (LFO), zodat de ontmanteling zelf minimale risico’s voor omwonenden met zich meebrengt.
Het bericht "Jeugdige crimineel lacht om hulpverleners" |
|
Lilian Helder (PVV), Joram van Klaveren (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht: «Jonge crimineel lacht om hulpverleners»?1
Ja.
Klopt het dat de aanpak van politie, justitie en jeugdzorg met betrekking tot jeugdbendes niet werkt?
Dat beeld herken ik niet. De meersporenaanpak van de criminele jeugdgroepen waarbij repressie wordt gecombineerd met zorg en nazorg, leidt aantoonbaar tot een daling van het aantal criminele jeugdgroepen en van de recidive. Op 12 november 2013 heb ik de Tweede Kamer hierover geïnformeerd (Kamerstukken II, 2013/14, 28 684, nr. 397). De politie, het OM en de gemeenten werken daarbij nauw samen met de (jeugd)hulpverlening, zorginstellingen en bijvoorbeeld scholen. Ook de gezinnen van deze jonge criminelen blijven niet ongemoeid.
Kunt u uitleggen waarom de officiële verhalen over hoe goed het gaat met de aanpak van jeugdbendes totaal niet strookt met de beleving van degenen die het werk doen op straat?
In individuele gevallen kan de beleving van de effectiviteit van de aanpak van jeugdcriminaliteit verschillen. Echter, de aanpak van de criminele jeugdgroepen leidt sinds 2011, ondanks de hardnekkigheid van de problematiek, tot een daling van het aantal criminele jeugdgroepen. Conform afspraak zal ik de Tweede Kamer in het voorjaar van 2014 opnieuw informeren over het aantal hinderlijke, overlastgevende en criminele jeugdgroepen in Nederland.
Deelt u de mening dat het teleurstellend en demotiverend is als een wijkagent van tevoren al weet dat de rechter een crimineel toch weer vrijspreekt omdat deze een zielig verhaaltje ophangt dat hij weer bezig is op het rechte pad te komen?
De beantwoording van de vraag of een verdachte voor een door hem gepleegd strafbaar feit kan worden veroordeeld is in het Nederlands recht opgedragen aan de rechter. Een rechter kan alleen vrijspreken bij gebrek aan bewijs. Rechters bepalen de straf op basis van het aangeleverde bewijsmateriaal, de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Voor berechting is een strafdossier nodig met alle relevante informatie die nodig is voor een veroordeling. Daarvoor is het Openbaar Ministerie verantwoordelijk.
Begrijpt u dat dit optreden van rechters een klap is in het gezicht van al die agenten en hulpverleners die proberen deze jeugdbendes aan te pakken? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u mening dat het totaal niet de bedoeling is dat sleutelfiguren in jeugdbendes (voornamelijk Marokkanen) een status ontlenen aan mislukte interventies door hulpverleners en justitie en hen daardoor gewoon uitlachen? Zo nee, waarom niet?
Interventies worden ingezet om jeugdige criminelen op het juiste spoor te brengen. Het is niet de bedoeling dat criminele carrières desondanks kunnen worden voortgezet. Daarom worden alleen interventies toegepast die door de Erkenningscommissie gedragsinterventies Justitie als effectief zijn beoordeeld. Uiteraard is het resultaat van een interventie mede afhankelijk van de mate waarin betrokkene zelf open staat voor gedragsverandering. Het is onverstandig om niet mee te werken aan de interventies. Dat kan leiden tot bijvoorbeeld de tenuitvoerlegging van vervangende jeugddetentie.
Bent u bereid, nu de maatregel Inrichting Stelselmatige Daders (ISD) zijn nut heeft bewezen en men in de praktijk graag eerder met een probleemgeval aan de slag gaat omdat men dan meer kan bereiken, te bewerkstelligen dat de ISD-maatregel ook mogelijk wordt voor jeugdigen vanaf 12 jaar? Zo nee, waarom niet?
De ISD-maatregel is bedoeld voor criminelen die veelvuldig strafbare feiten plegen. Op drie locaties (Amsterdam, Rotterdam en Utrecht) wordt momenteel onderzocht hoe in de uitvoeringspraktijk invulling wordt gegeven aan het adviseren, vorderen, opleggen en uitvoeren van de ISD-maatregel voor jongvolwassen veelplegers (16–23 jarigen). Op basis van de resultaten van dit onderzoek zal ik de ketensamenwerking bij de toepassing van ISD bij veelplegers, onder meer veelplegers die high impact crimes plegen, verder optimaliseren. Op 29 januari 2014 is uw Kamer hierover geïnformeerd (Kamerstukken II, 2013/14, nr. 31 110, nr. 15).
Voor minderjarigen vanaf 12 jaar biedt het jeugdstrafrecht voldoende mogelijkheden om (herhaald) strafbaar gedrag te sanctioneren. Voorbeelden hiervan zijn jeugddetentie en de gedragsbeïnvloedende maatregel. De PIJ-maatregel is de zwaarste jeugdmaatregel die tot doel heeft de jeugdige op te voeden en te behandelen en tevens de maatschappij te beveiligen. De PIJ kan maximaal zeven jaar duren.
Deelt u de mening dat sommige ouders de criminaliteit van hun zoons blijken aan te moedigen en ervan meegenieten? Bent u bereid de verhaalsmogelijkheden te verbreden zodat ook in het strafproces, net als in het civielrecht, op het vermogen van de ouders beslag kan worden gelegd in het geval van onmogelijk gebleken verhaal op de jeugdige criminelen? Deelt u de mening dat van ouders verwacht mag worden dat zij hun kind moeten vragen hoe zij aan die dure spullen zijn gekomen? Zo nee, waarom niet?
Het spreekt voor zich dat ouders onder geen enkel beding criminaliteit van kinderen mogen aanmoedigen of daarvan mogen profiteren. Op ouders rust de plicht hun kinderen tot zelfstandige en verantwoordelijke burgers op te voeden. Als hen dat – om welke reden dan ook – niet lukt, kunnen zij hulp zoeken en in aanmerking komen voor opvoedingsondersteuning.
Als er het vermoeden bestaat dat ouders hun kinderen aanmoedigen tot het plegen van strafbare feiten of daarvan profiteren, kunnen zij worden vervolgd voor uitlokking of heling.
Een ander persoon dan de dader kan niet strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld voor de schade die door diens strafbare handelen is veroorzaakt. Dat geldt ook voor ouders van minderjarigen die strafbare feiten plegen. In 2010 is in artikel 51g, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering toegevoegd dat ouders van kinderen tot veertien jaar aansprakelijk zijn voor de schade die wegens onrechtmatige daad aan het slachtoffer is toegebracht. Deze schade kan in het strafproces worden verhaald.
In het civiele recht geldt dat ouders risico-aansprakelijk zijn voor kinderen tot 14 jaar. Voor kinderen van 14 en 15 jaar zijn ouders ook aansprakelijk, tenzij hen nìet kan worden verweten dat zij de gedraging van het kind nìet hebben belet (artikel 6: 169 lid 2 Burgerlijk Wetboek). Als ouders criminaliteit van kinderen aanmoedigen, komt hen vanzelfsprekend geen beroep toe op deze tenzij-clausule en zijn zij aansprakelijk. In dat geval zijn zij mogelijk niet alleen aansprakelijk omdat hun kind onrechtmatig handelt, maar ook omdat zij zelf onrechtmatig handelen jegens het slachtoffer.