Een anti-joodse mishandeling in Arnhem |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Geen Hebreeuws meer na mishandeling»?1
Ja
Zijn de laffe antisemieten, die een jongeman mishandelden vanwege het spreken van de Hebreeuwse taal, inmiddels opgepakt en vastgezet?
Er is aangifte gedaan. Een onderzoek naar deze aangifte loopt. Vanwege de belangen van opsporing en vervolging kan ik daar geen mededelingen over doen.
Begrijpt u dat het groeiende antisemitisme zal blijven woekeren als deze plaag niet daadkrachtig wordt bestreden? Zo ja, waarom blijft u dan zo passief?
Het kabinet verwerpt antisemitisme en elke andere vorm van discriminatie. Door racisme of antisemitisme gedreven geweld van wie dan ook vormt een bedreiging van onze rechtsstaat die hard wordt aangepakt door het kabinet.
Zichtbaar is dat onrust elders in de wereld zich vertaalt in maatschappelijke spanning tussen bevolkingsgroepen in Nederland. Zoals is aangekondigd in de gemeenschappelijke verklaring na het overleg met Joodse organisaties op 4 augustus jongstleden3, neemt de regering daarom het initiatief om met alle betrokken partijen de oplopende spanningen tussen groepen te bespreken en waar nodig te interveniëren. Dit is onder meer gebeurd tijdens de ambtelijke Ronde Tafel antisemitisme van 24 september jongstleden en zal gebeuren tijdens de interreligieuze bijeenkomst van 20 november aanstaande. De interreligieuze bijeenkomst is nadrukkelijk gericht op het samenbrengen en samenwerken van verschillende gemeenschappen binnen onze maatschappij.
Naast alle reeds op discriminatie ingezette maatregelen waarover uw Kamer jaarlijks wordt geïnformeerd middels de voortgangsbrief discriminatie, zal door inzet op de onderwerpen educatie, opvoeding en rolmodellen een impuls worden gegeven aan de preventie en bestrijding van discriminatie en antisemitisme. In dat kader zijn de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in een overleg met het Centraal Joods Overleg ook overeengekomen om op lokaal niveau rondetafelgesprekken met gemeenten, scholen en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties te initiëren.
Eerder zijn in 2013 twee Ronde Tafels georganiseerd t.b.v. de aanpak van antisemitisme onder jongeren welke onder meer geleid hebben tot acties om handelingsverlegenheid onder onderwijzers tegen te gaan, leermiddelen beter beschikbaar te maken en antisemitisme bespreekbaar te maken in Turkse kring. Over deze aanpak is de Kamer 16 januari jongstleden geïnformeerd4.
Ik zie geen toegevoegde waarde in de maatregelen benoemd in het actieplan «stop antisemitisme» in zoverre deze niet reeds bestaand beleid bevestigen. De huidige mogelijkheden om in te grijpen wanneer strafbare uitlatingen worden gedaan of strafbare gedragingen worden begaan, zijn voldoende.
Bent u bereid eindelijk het actieplan «stop antisemitisme» ten uitvoer te brengen in de strijd tegen het anti-joodse sentiment in Nederland?2 Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
De steekpartij bij een opvanglocatie voor maatschappelijke opvang in Eindhoven |
|
Ybeltje Berckmoes-Duindam (VVD) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht over de steekpartij in Eindhoven bij de maatschappelijke opvang aldaar?1
Ja
Kunt u aangeven hoe vaak geweld tegen personeel in en bij maatschappelijke opvanglocaties voorkomt? Kunt u dit uitsplitsen naar oorzaak?
Er zijn geen cijfers beschikbaar over het totaal aantal gewelddadige incidenten tegen personeel in de maatschappelijke opvang.
Is de veiligheid van personeelsleden in maatschappelijke opvanglocaties in Nederland voldoende gewaarborgd?
De verantwoordelijkheid voor het waarborgen van de veiligheid binnen de maatschappelijke opvang ligt bij de opvanginstellingen. De toenmalige Arbeidsinspectie van het Ministerie van SZW heeft in 2011 geïnspecteerd op het beleid voor agressie en geweld bij 40 instellingen voor maatschappelijke opvang en vrouwenopvang. Daaruit bleek dat de instellingen met veel onderdelen van het agressiebeleid nog verder aan de slag moesten. Met name het formuleren van agressiebeleid, het in kaart brengen van de risico’s en het treffen van geschikte maatregelen, zoals voorlichting en training, opstellen en handhaven van gedragsregels en de follow-up van incidenten moest bij een deel van de instellingen nog opgepakt worden. Dit beeld sloot aan bij de uitkomsten van de quickscan die in 2010 in opdracht van het Ministerie van VWS is gedaan. Federatie Opvang heeft zowel de uitkomsten van de quickscan als die van de Arbeidsinspectie gedeeld met de leden en aandacht gevraagd voor de verbeterpunten. Bij controlebezoeken in 2012 constateerde de Inspectie SZW dat de verbeterpunten over het algemeen werden opgepakt. De Inspectie SZW controleert van 1 november 2014 tot 1 februari 2015 weer op werkdruk en beheersmaatregelen voor agressie in de maatschappelijke opvang.
Is de veiligheid van cliënten, en specifiek van kinderen in maatschappelijke opvanglocaties, in Nederland voldoende gewaarborgd?
Mijn indruk is dat veiligheid een constant aandachtspunt is binnen de sector, zowel in de afspraken met de politie bij dreiging of bij calamiteiten, als ook in de opleiding/training van medewerkers hoe om te gaan met agressie. De instellingen zijn zoveel als mogelijk geëquipeerd met voorzieningen voor veiligheid zoals sluizen, alarmknoppen en camera's.
Voor de vrouwenopvang is in het kader van de regioaanpak veilig thuis een kwaliteitsdocument opgesteld door de sector, waarin veiligheid van moeder en kind prioriteit heeft.
Het bericht in de Gelderlander dat de gemeente Neder-Betuwe dumping van drugsafval hard gaat aanpakken |
|
Eric Smaling , Nine Kooiman |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Hoeveel meldingen van lozingen van drugsafval zijn er de laatste tijd geweest? Beperken deze meldingen zich tot bepaalde delen van Nederland?1
Zoals ik in antwoord op eerdere Kamervragen2 uiteen heb gezet beschik ik niet over landelijke cijfers over dumpingen van drugsafval. Dat komt onder andere doordat de term «dumpen van drugsafval» in de bedrijfsprocessensystemen van de opsporingsdiensten geen registratiekenmerk is. Het dumpen van drugsafval wordt daardoor op verschillende manieren geregistreerd, bijvoorbeeld als milieufeit of als overtreding van de Opiumwet. Ik beschik wel over cijfers die mij zijn aangeboden door de provincie Noord-Brabant.3 Daaruit blijkt dat er in 2013 ongeveer 150 dumpingen hebben plaatsgevonden in die provincie en dat er in 2014 tot eind mei een aantal van 90 dumpingen is geregistreerd. Een mogelijke verklaring voor de in Brabant waargenomen stijging is dat het verbieden van bepaalde grondstoffen voor de productie van synthetische drugs ertoe heeft geleid dat met andere grondstoffen wordt gewerkt die meer afval genereren, dat vervolgens in het buitengebied wordt gedumpt.
Hoe sterk is de toename van lozing van drugsafval de afgelopen jaren? Wat is hiervan volgens u de oorzaak?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe groot is de invloed van lozingen van drugsafval op het milieu?
Hoeveel milieuschade drugsafval veroorzaakt hangt af van de mate waarin het afval in aanraking komt met de grond, het grondwater of het oppervlaktewater. Deze milieuschade kan aanzienlijk zijn.
Hoe gaat de opsporing in zijn werk van laboratoria waar synthetische drugs worden geproduceerd? Hoeveel inspectiecapaciteit gaat hiermee en met het tegengaan van lozingen van drugsafval gepaard en wat zijn hiervan de kosten?
In het belang van de opsporing doe ik geen mededelingen over de wijze waarop de opsporing van laboratoria in zijn werk gaat. De TaskForce Brabant Zeeland (TaskForce BZ) speelt een belangrijke aanjagende rol bij de gezamenlijke aanpak van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit, waaronder de productie van synthetische drugs. Ik ondersteun deze aanpak in Brabant en Zeeland onder meer door het leveren van een financiële bijdrage. In 2014 betreft mijn bijdrage € 750.000 voor het werk van het Integraal Afpakteam Brabant Zeeland en € 500.000 voor de andere activiteiten van de TaskForce BZ.
Vanuit mijn ministerie wordt tevens jaarlijks een bedrag van € 520.000 in de algemene bijdrage voor de politie gereserveerd voor de Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen (LFO). De capaciteit van de LFO is in 2014 verdubbeld van 4 naar 8 coördinatoren. De daarmee gepaard gaande kosten bedragen € 1.223.000.
Hoeveel extra politiecapaciteit wordt er uitgetrokken om lozingen van drugsafval tegen te gaan of aan te pakken?
De aanpak van synthetische drugs is een van de prioriteiten binnen de intensivering van de aanpak van ondermijnende criminaliteit in Zuid-Nederland. De intensivering geschiedt door prioritering binnen de bestaande capaciteit van de regionale eenheden in Zuid-Nederland en de Landelijke Eenheid. De drie politie-eenheden leveren ieder 25 medewerkers en de Landelijke Eenheid levert 50 medewerkers. Dit komt neer op een totaal van 125 medewerkers welke vanuit vaste ondermijningsteams gaan opereren (dedicated capacity). Deze specifieke politiecapaciteit wordt met name ingezet op «korte klappen»: direct en zichtbaar reageren op signalen van georganiseerde misdaad. Hier horen ook acties ten aanzien van drugdumpingen bij. Een belangrijk onderdeel van de aanpak van synthetische drugs is tevens het verstoren van het productieproces. Het wordt criminelen moeilijk gemaakt om aan het benodigde gereedschap en de chemische grondstoffen te komen, bijvoorbeeld door intensieve internationale samenwerking met de bronlanden van deze grondstoffen. Naast deze aanpak aan de voorkant loopt in Noord-Brabant een project gericht op de aanpak van dumpingen. Diverse partners werken daarin samen om de gevolgen van de drugsdumpingen en de daarmee gepaard gaande opruimkosten te beperken. Ook wordt er in het kader van dit project door politie en openbaar ministerie (OM) bij drugsdumpingen onderzocht of naast een mogelijk strafrechtelijk vervolg, de opruimkosten kunnen worden verhaald op de dader(s).
Hoeveel buitengewone opsporingsambtenaren (BOA's) zijn er betrokken bij de preventie en aanpak van drugslozingen? Wilt u deze capaciteit overeind houden nu er zoveel wordt bezuinigd op BOA’s? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
De buitengewoon opsporingsambtenaren (Boa’s) die werkzaam zijn in het buitengebied worden vaak als eerste met een dumping van drugsafval in het bos of in een sloot geconfronteerd. In Noord-Brabant is een protocol ontwikkeld hoe zij dan moeten handelen. Boa’s richten zich dus niet specifiek op preventie en aanpak van drugslozingen, maar worden er in hun dagelijkse werk mee geconfronteerd. De inzet van Boa’s wordt bepaald door de werkgevers (gemeenten, waterschappen en grondeigenaren zoals Staatsbosbeheer).
Wat zijn uw verdere plannen om lozingen van drugsafval, een vorm van milieucriminaliteit, aan te pakken?
Zie antwoord vraag 5.
Wie draait op voor de kosten van het opruimen van in het milieu gedumpt drugsafval en de eventueel hiermee gepaard gaande sanering van vervuilde grond en reiniging van grondwater?
De kosten waarmee grondeigenaren worden geconfronteerd om gedumpt drugsafval op te ruimen dienen primair ten laste te komen van de dader. Als politie en OM erin slagen om degene te vinden die voor een drugsdumping verantwoordelijk is, wordt tevens onderzocht of de kosten op diegene kunnen worden verhaald. In een recente uitspraak (d.d. 6 augustus 2014) van de Raad van State is bepaald dat de grondeigenaar niet zonder meer verantwoordelijk kan worden gehouden voor drugsdumpingen die buiten zijn schuld en medeweten op zijn terrein zijn gedaan.4
Mogelijke fraude bij de productie van de motor van de F-35 |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Wassila Hachchi (D66) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Jet-engine maker Pratt & Whitney accuses titanium supplier of fraud»?1
Het F-35 Joint Program Office (JPO) heeft Defensie op de hoogte gesteld. Signalen in het kwaliteitscontrolesysteem van motorfabrikant Pratt & Whitney hebben het vermoeden gewekt dat er sprake kan zijn van fraude in de titaniumvoorziening door een onderleverancier. Pratt & Whitney heeft vervolgens het vermoeden gemeld aan de Amerikaanse autoriteiten die een onderzoek hebben ingesteld. Pratt & Whitney heeft zelf ook een onderzoek ingesteld en vervangt de onderdelen die van dat titanium zijn gemaakt.
Kunt u bevestigen dat er in de motor van de F-35 illegaal verkregen titanium uit Rusland is verwerkt?
Ik kan daarover op dit moment geen uitspraken doen omdat de Amerikaanse autoriteiten onderzoek doen. Pratt & Whitney heeft de onderdelen waarin het titanium is verwerkt intussen geïdentificeerd. Deze worden vervangen.
Heeft u reeds contact gezocht met Lockheed Martin en/of met de betrokken Amerikaanse overheidsinstanties om te verifiëren of er wel of niet illegaal verkregen titanium uit Rusland is verwerkt in de motor van de F-35? Zo ja, wat heeft dat opgeleverd? Zo nee, bent u bereid dat alsnog te doen?
Het JPO heeft Defensie geïnformeerd en zal haar van nadere ontwikkelingen op de hoogte houden.
Gezien het feit dat de oorsprong van de onderdelen van de motor van de F-35 ter discussie staat en er melding wordt gemaakt van eventuele fraude, kunt u uitsluiten dat er wordt gefraudeerd in de ontwikkeling, testfase, productie en levering van (onderdelen van) de F-35?
Bij de productie van vliegtuigen zijn altijd kwaliteitscontrolesystemen van kracht die tot doel hebben de veiligheid te waarborgen. Voor de F-35 is dat niet anders. In dit geval heeft het kwaliteitscontrolesysteem van motorfabrikant Pratt & Whitney de mogelijke fraude in de titaniumvoorziening door een onderleverancier aan het licht gebracht. Zolang naar deze zaak nog onderzoek wordt verricht, kan ik niets uitsluiten. Pratt & Whitney neemt de zaak hoog op, maar heeft vastgesteld dat de veiligheid niet in het geding is geweest.
Kunt u uitsluiten dat de veiligheid van de F-35 in het geding komt door het mogelijk gebruik van grondstoffen waarvan zowel de kwaliteit als de oorsprong ter discussie staan?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid u er voor in te zetten om te voorkomen dat de F-35 wordt geproduceerd met grondstoffen waarvan de kwaliteit en oorsprong ter discussie staan? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Defensie heeft het belang hiervan reeds bij het JPO aan de orde gesteld. De leveranciers, primair verantwoordelijk, en het JPO tonen die bereidheid eveneens. Dit blijkt uit het onderzoek dat wordt uitgevoerd en ook de vervanging van desbetreffende onderdelen door Pratt & Whitney.
Welke actie gaat u ondernemen om er voor te zorgen dat de productie van de F-35 op legale en veilige wijze zal plaatsvinden?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid de Kamer te informeren over de uitkomsten van de rechtszaak tegen A&P Alloys?
Ja, ik zal de Kamer daarover informeren.
Extra maatregelen tegen autodiefstal |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Fouten in wetgeving maakt het makkelijk voor autodieven»?1
Ja.
Klopt het dat er een enorme toename is in het aantal autodiefstallen? Zo ja, kunt u die toename toelichten, aangeven hoe groot de schadepost is en aangeven hoe prominent de rol van Nederland is in de handel in gestolen auto’s?
Nee, dat klopt niet. Het aantal autodiefstallen is het afgelopen halfjaar lager dan in het eerste halfjaar van 2013. Ondanks dat er sprake is van een afname van het aantal autodiefstallen neemt het financiële verlies door deze diefstallen niet af. Dit komt omdat criminelen vooral meer jongere auto’s meenamen.
Kunt u aangeven welke prioriteit de aanpak van autodiefstal heeft ten opzichte van andere vormen van criminaliteit?
Voertuigcriminaliteit is niet een zogenoemde landelijke prioriteit, maar heeft vanzelfsprekend de aandacht van de politie, net als andere veelvoorkomende criminaliteit. Het beleid binnen de politie is er op gericht om de deskundigheid voor zowel de tactische recherche als de forensische opsporing te borgen.
Kunt u aangeven in welke mate de (online) verkoop van diefstalapparatuur zoals sleuteldupliceerders en specialistische inbraakelektronica wordt tegengegaan?
Dergelijke apparatuur wordt niet speciaal ontworpen voor criminele doeleinden maar wordt in sommige gevallen wel als zodanig gebruikt. Deze apparatuur is vrij verkrijgbaar. Het onderscheid tussen geoorloofd en ongeoorloofd gebruik en tussen wel of niet «vakmens uit de autobranche» is op voorhand niet goed te maken. Een verkoopverbod is erg lastig als niet kan worden aangetoond dat er geen enkel ander nut is voor dit soort systemen dan het uitoefenen van criminele activiteiten. Een dergelijke maatregel moet gerechtvaardigd zijn uit een bepaald dwingend belang, maar ook geschikt zijn voor het beoogde doel en proportioneel zijn. Dat voorzie ik ten aanzien van sleuteldupliceerders thans niet.
Hoe staat u tegenover het expliciet strafbaar stellen van verkoop en/of bezit van elektronische inbraakapparatuur en sleuteldupliceerders, waarbij een uitzondering wordt gemaakt voor vakmensen uit de autobranche en handhaving? Deelt u de mening dat zo’n maatregel kan bijdragen aan het verminderen van het aantal autodiefstallen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe staat u tegenover het opheffen van de privacybescherming van de autogegevens vanaf het moment dat een auto is gestolen?
Het signaleren van gestolen auto’s met ANPR-camera’s van de politie is op dit moment al toegestaan, en dat gebeurt ook. Kentekens van gestolen auto’s worden op een referentielijst gezet, en de ANPR-camera’s scannen automatisch of een kenteken wordt gesignaleerd dat op een dergelijke lijst staat. Dat is een zogenoemde «hit» en de betreffende gegevens komen direct beschikbaar voor de opsporing. Hits mogen, indien verzameld in het kader van een lopend onderzoek, gedurende de looptijd van dat onderzoek worden bewaard. Het beeld dat wordt geschetst in het artikel is op dit punt dus onjuist.
Voor deze vorm van signalering is vereist dat het voertuig als gestolen op de lijst staat op het moment van passeren van de camera. Kentekens die langs een ANPR-camera gaan en die niet voorkomen op een referentielijst, worden gezien als een «no-hit». Gegevens over no-hits mogen op dit moment niet worden bewaard voor de opsporing. Er ligt nu (Kamerstukken 33 542) een wetsvoorstel in de Tweede Kamer, dat ertoe strekt dat alle gesignaleerde passagegegevens, dus hits en no-hits, 28 dagen bewaard mogen worden. Dit wetsvoorstel beoogt het mogelijk te maken om bijvoorbeeld bij autodiefstal gedurende maximaal 28 dagen terug te kijken in de passagegegevens. Daarmee kun je, anders dan nu mogelijk is, zien of de gestolen auto tussen het moment van de diefstal en het plaatsen op de referentielijst, ergens gesignaleerd is.
Overigens zijn de bezwaren die zijn geuit tegen het gebruik van ANPR, waar in het artikel naar wordt verwezen, overwegend gericht tegen het bewaren van de no-hits, en niet van de hits.
Ziet u naast de in het artikel genoemde maatregelen nog andere mogelijkheden om autodiefstal en -handel tegen te gaan? Zo ja, welke?
In de Stichting Aanpak Voertuigcriminaliteit (AVc), geven partijen (Verbond van Verzekeraars, RAI, BOVAG, TLN en ARN) en publieke partijen (politie, OM, Dienst Wegverkeer) aansturing aan een constructief meerjarenprogramma voor de aanpak van voertuigcriminaliteit. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie ondersteunt het AVc financieel en de politie detacheert medewerkers.
Deelt u de zienswijze dat hier een overeenkomst bestaat met de al eerder aangekaarte (online) verkoop van opvoermateriaal voor brommers en scooters, waarvan u heeft aangegeven het te willen bestrijden? Kunt u aangeven hoe het daarmee staat?
Ik heb laten onderzoeken of een (nationaal) verkoopverbod voor opvoersets mogelijk is. Aangezien opvoersets ook kunnen worden gebruikt voor voertuigen waarmee niet op de openbare weg wordt gereden is het moeilijk, zo niet ondoenlijk, om een verbod zodanig vorm te geven dat dit niet in strijd is met het Europees recht. Het Hof van Justitie van de EU heeft bij arrest van 18 november 2010 (zaak C-142/09) bepaald dat het algemene verbod in België «op de verkoop of het gebruik van uitrustingen waarmee het vermogen en/of de snelheid van bromfietsen [...] kan worden verhoogd» te ver ging. Het lijkt dus onmogelijk om sleuteldupliceerders of opvoersetjes echt te verbieden, aangezien die instrumenten niet alleen voor illegale, maar ook voor legale doeleinden te gebruiken zijn.
Dat neemt niet weg dat ik graag met de branche en samenwerkingspartners in gesprek ga om te verkennen welke andere mogelijkheden er zijn om dit probleem aan te pakken.
Het gebrek aan betrouwbare gegevens over 'hennepacties' |
|
Marith Volp (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht: «Politie mist cijfers over hennepacties», de rapportbrief van de Nationale ombudsman aan de korpschef van de nationale politie en het bericht: «Politie mist volgens ombudsman cijfers over hennepacties»?1 2 3
Ja.
Wordt er achteraf getoetst of er bij een binnentreden waarbij geen verboden activiteiten of spullen werden aangetroffen er wel sprake was van een redelijk vermoeden van een strafbaar feit? Zo ja, hoe dan? Zo nee, waarom niet?
Toetsing of de aanwijzingen dat er illegale activiteiten plaatvinden voldoende zijn om een binnentreding te rechtvaardigen vindt voorafgaande aan het binnentreden plaats. Ik verwijs u in dit verband tevens naar het antwoord op vragen 4 t/m 6 van het lid Berndsen-Jansen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 479, ingezonden 16 september 2014).
Hoe vaak wordt een machtiging tot binnentreden gegeven enkel op basis van een anonieme melding?
Het enkele bestaan van een anonieme melding is zelden (behoudens in zaken van acuut gevaar) de enige grondslag voor een machtiging tot binnentreden. De anonieme melding moet echt voldoende specifiek en gedetailleerd zijn om als enige grondslag voor een machtiging te kunnen gelden. Anonieme meldingen worden dan ook eerst «opgeplust», dat wil zeggen gecombineerd met aanvullende informatie of onderzoek, met behulp van verschillende partners (zoals gemeente, electriciteitsleverancier en RIEC).
Hoeveel klachten ontvangt de politie jaarlijks van burgers of ondernemers die van mening zijn dat de politie onterecht hun woning of bedrijf is binnengevallen of daarbij naar de mening van de klagers buitensporig te werk is gegaan? Hoeveel van die klachten worden gegrond verklaard?
De politie heeft in 2012 en 2013 in totaal 151 klachten over binnentredingen ontvangen, waarbij de aanleiding divers is en dus ook anders dan «vermoeden hennep». Van 36 klachten in 2012 en 2013 is met zekerheid te achterhalen dat deze gaan over een binnentreden in verband met «vermoeden hennep». Daarvan zijn 28 informeel afgedaan tussen klager en de politie, 6 zijn – na behandeling door de klachtencommissie – formeel gegrond verklaard en 2 formeel ongegrond (waarvan 1 door de Nationale ombudsman).
Is het waar dat bij gebrek aan deugdelijk cijfermateriaal niet in kaart gebracht kan worden hoe vaak een inbreuk wordt gemaakt op het huisrecht op basis van enkele aanwijzingen, terwijl bij het binnentreden niets werd aangetroffen dat op een hennepkwekerij duidt? Zo ja, hoe komt dit en hoe kan dit verbeterd worden? Zo nee, wat is er niet waar?
Ik heb geen reden om te vermoeden dat machtigingen tot binnentreden te gemakkelijk worden verleend. Er wordt op basis van de beschikbare informatie altijd een zorgvuldige afweging gemaakt of binnentreden geïndiceerd is of niet. Wel is het goed om beter inzicht te krijgen in het aantal – achteraf beschouwde – onterechte hennepinvallen. Daarom heeft de politie begin september 2014 een aanpassing gemaakt in de Basisvoorziening Handhaving (BVH), zodat met ingang van die datum cijfers kunnen worden gegenereerd over het binnentreden van plaatsen (waaronder woningen) waarbij geen hennepkwekerij is aangetroffen.
Hebt u naar aanleiding van het onderzoek van de Nationale ombudsman reden om te vermoeden dat machtigingen tot binnentreden te gemakkelijk worden verleend? Zo ja, waarom en wat gaat u daaraan doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Het toenemende aantal drugslabs in seniorenflats |
|
Magda Berndsen (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel: «Steeds meer drugslabs ontdekt in seniorenflats»?1
Ja.
Hoe verklaart u dat, ondanks alle inspanningen tegen illegale wietteelt, de komende twee jaar een toename wordt verwacht van het aantal plekken waar hennep wordt gekweekt?
In het bericht van Metro staat dat de heer Van Werkhoven, teamleider brandonderzoek van de brandweer Rotterdam-Rijnmond, er ernstig rekening mee houdt dat er de komende twee jaar een flinke toename zal zijn van het aantal plekken waar hennep wordt gekweekt, cocaïne wordt gewassen en XTC wordt gemaakt. Waarop deze verwachting is gebaseerd wordt echter uit het bericht niet duidelijk.
In het afgelopen jaar zijn er meer hennepkwekerijen geruimd dan het jaar ervoor. Ook is er een stijging te zien in het aantal aangetroffen productieplaatsen van synthetische drugs. Of dit ook iets zegt over een (toekomstige) stijging van drugsproductie en -verwerking valt moeilijk te zeggen. Er bestaat geen volledig beeld van de omvang van (drugs)criminaliteit en deze hogere registratiecijfers kunnen ook het gevolg zijn van de prioritering van de bestrijding van drugscriminaliteit en de daarbij behorende vergrootte opsporings- en handhavingsinspanningen. Ik verwacht dat de recent aan uw Kamer gemelde intensivering van de aanpak van de ondermijnende en georganiseerde (drugs)criminaliteit in Zuid-Nederland zijn gevolgen zal hebben. Bij deze intensivering wordt met name ingezet op «korte klappen»: direct en zichtbaar reageren op signalen van georganiseerde misdaad. De focus ligt hierbij op de aanpak van hennep en synthetische drugs, waarbij het verstoren van het productieproces een heel belangrijk onderdeel is.
Waarom is er ook, ondanks uw beleid, een toename van het aantal plekken waar cocaïne wordt gewassen en XTC wordt gemaakt?
Zie antwoord vraag 2.
Wat zijn de brandgevaren en andere gezondheidsrisico’s van de verschuiving van de locatie waar drugs worden geproduceerd en verwerkt?
Een landelijke verschuiving van locaties waar drugs worden geproduceerd en/of verwerkt naar seniorenflats is mij vooralsnog niet bekend.
Hennepkwekerijen en drugslabs in woonwijken leveren gevaar op, zowel vanwege brandgevaar als vanwege de gebruikte chemicaliën. Daarom wordt hier stevig op ingezet en kan er, zeker indien sprake is van direct gevaar, meteen ingegrepen worden.
Wat is de link tussen uw repressieve beleid en de uitbreiding van illegale drugslabs en kwekerijen van de zuidelijke provincies naar de rest van Nederland?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel regio’s naast Brandweer Rotterdam-Rijnmond hebben te maken met incidenten die veroorzaakt worden door het produceren of verwerken van drugs in bejaardentehuizen en seniorenflats? Hoeveel incidenten zijn er de afgelopen drie jaar geweest? Kunt u dit per jaar uiteenzetten?
Graag verwijs ik naar de antwoorden op de vragen van het lid Berndsen-Jansen (D66) van uw Kamer over de verdubbeling van het aantal brandslachtoffers (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 2002). Daarin wordt ingegaan op de uitkomst van een onderzoek van het Instituut Fysieke Veiligheid waaruit zou blijken dat het aantal doden door brand zou zijn verdubbeld in het eerste kwartaal van 2014. De uitkomsten van dit onderzoek dienen genuanceerd te worden. Zo betreft het hier een ruwe telling en analyse van de cijfers over 2014 moet nog plaatsvinden. Ook zijn in deze telling alle slachtoffers van brand in gebouwen meegenomen, terwijl bij de definitieve cijfers over 2014 de slachtoffers van bijvoorbeeld brandstichting en zelfdoding niet worden meegenomen. Het definitieve cijfer kan daarom lager uitvallen. Doordat een analyse nog niet heeft plaatsgevonden, is er geen informatie over de oorzaken van de branden beschikbaar.
De jaarlijkse Brandweerstatistiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) biedt wel inzicht in het totaal aantal branden per jaar. Uit een analyse van de CBS-Brandweerstatistieken van 2002 tot en met 2012 blijkt dat het totaal aantal branden per jaar fluctueert, evenals het aantal doden per brand (tussen de 0,12% en 0,21%). Momenteel zijn nog geen cijfers met betrekking tot het aantal branden en doden beschikbaar over 2013. Die cijfers worden opgenomen in de CBS-Brandweerstatistiek 2013 die in het najaar van 2014 zal verschijnen.
Hoe garandeert u de veiligheid van senioren, die vaak moeilijk ter been zijn, als illegale hennepkwekerijen vaak te vinden zijn in woningen, hetgeen gepaard gaat met brandgevaar?
Met mijn financiële steun wordt voorlichting aan burgers gegeven om het (brand)veiligheidsbewustzijn te vergroten, in het bijzonder aan de doelgroep thuiswonende senioren. Dit vindt plaats vanuit het project Brandveilig Leven van Brandweer Nederland en in de vorm van de jaarlijkse campagne Nationale Brandpreventieweken van de Nederlandse Brandwonden Stichting. Met betrekking tot de verschillende maatregelen en activiteiten op het gebied van algemene brandpreventie verwijs ik u naar de hiervoor genoemde antwoorden op de eerdere vragen van het lid Berndsen-Jansen.
Met betrekking tot voorlichting over hennepkwekerijen wijs ik graag op de campagne van Meld Misdaad Anoniem die burgers voorlicht over hoe een hennepkwekerij te herkennen is.2 Daarnaast zijn in het verleden in gemeentes als Rotterdam, Den Haag, en meer recentelijk Helmond en Tilburg, zogenaamde «geurkraskaarten» verspreid onder inwoners de geur van een hennepkwekerij te kunnen laten herkennen.
Ondanks alle bovenstaande activiteiten en voorlichting is het geven van garanties omtrent veiligheid niet mogelijk.
Hoeveel incidenten van brandgevaar, wateroverlast en verloedering hebben zich de afgelopen drie jaar voorgedaan als gevolg van illegale drugspraktijken in woningen? Kunt u dit per jaar aangeven?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u een schatting geven van het aantal illegale drugslocaties in woongebieden?
De locatie waar drugs worden geproduceerd en/of verwerkt wordt niet apart geregistreerd. Hierin valt daarom geen inzicht te geven.
Wat zijn de volksgezondheid- en de leefbaarheidrisico’s van illegale drugslocaties voor de omringende bewoners?
Zie antwoord vraag 4.
Is het waar dat één op de vier branden in binnensteden door illegale hennepteelt wordt veroorzaakt? Zo nee, wat zijn de juiste cijfers?
Zie antwoord vraag 6.
Is het waar dat het aantal doden bij brand het afgelopen jaar is verdubbeld? Wat is de relatie van deze verdubbeling met de illegale drugspraktijken in woningen?
Zie antwoord vraag 6.
Kan inzicht worden gegeven in de schade door branden die te maken hebben met wietteelt?
Het Verbond van Verzekeraars heeft gemeld dat in de nieuwe indeling van schadeoorzaken brandverzekeringen die respectievelijk in de zomer van 2012 (particulieren) en de zomer van 2013 (zakelijk) is geïntroduceerd, «hennep» apart is opgenomen. De invoering van die verandering in de systemen kost echter tijd en cijfermatige gegevens zijn nog niet beschikbaar.
Wat zijn de totale maatschappelijk kosten door illegale productie of verwerking van drugs?
Het is niet mogelijk om de totale maatschappelijke kosten door illegale productie of verwerking van drugs te berekenen. Specifiek voor de Landelijke Faciliteit Ondersteuning en Ontmantelen wordt vanuit mijn ministerie jaarlijks een bedrag van € 520.000,– in de algemene bijdrage voor de politie gereserveerd. Inmiddels heeft de politie aangegeven dat de kosten voor de LFO voor 2014 zijn geprognosticeerd op ten minste € 832.000,–. Gezien het feit dat de capaciteit van de LFO in 2014 is verdubbeld (van 4 naar 8 LFO-coördinatoren) betekent dit dat deze kosten verder zullen stijgen en worden geprognosticeerd op € 1.223.000,–.
Het bericht dat de helft van de jonge verdachten allochtoon is |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u bericht: «Minder jonge verdachten, helft is allochtoon» en klopt het wat hierin vermeld wordt?1
Ja, ik ben bekend met het bericht in de Telegraaf.
Klopt het dat het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum de uitlatingen heeft gedaan dat er «relatief meer Marokkanen en Turken van de tweede generatie met hogere criminaliteitscijfers zijn» en dat «het vermoeden bestaat dat allochtone jongeren zich minder bezighouden met cybercrime, terwijl de criminaliteit door autochtone jongeren zich wel steeds vaker afspeelt op het internet»?
Ja dat klopt, beide uitlatingen zijn door de onderzoeker gedaan in antwoord op aanvullende vragen en in het artikel van het ANP van 10 september 2014 verwerkt.
Zijn deze uitspraken gebaseerd op onafhankelijke wetenschappelijke onderzoeken? Zo ja, welke onderzoeken?
Het eerste deel van de uitspraak dat er «relatief meer Marokkanen en Turken van de tweede generatie met hogere criminaliteitscijfers zijn» is gebaseerd op een wetenschappelijke publicatie, namelijk:
Jennissen, R. & Besjes, G. (2012). Geregistreerde criminaliteit. In R. van der Vliet, J. Ooijevaar, R. van der Bie (red.), Jaarrapport Integratie 2012(pp. 173–194). Den Haag: CBS.
Bevindingen uit empirisch wetenschappelijk onderzoek kunnen weer (nieuwe) vragen oproepen. Die vragen kunnen leiden tot nieuwe veronderstellingen die weer om nader onderzoek vragen. De tweede uitlating: «het vermoeden bestaat dat allochtone jongeren zich minder bezighouden met cybercrime, terwijl de criminaliteit door autochtone jongeren zich wel steeds vaker afspeelt op het internet» betreft zo’n veronderstelling die om nader onderzoek vraagt.
Deelt u de mening dat een wetenschappelijk onderzoeksbureau zich dient te onthouden van uitspraken die niet wetenschappelijk zijn onderbouwd? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het WODC is een wetenschappelijk instituut dat deels zelf onderzoek uitvoert en voor een deel uitbesteedt. Het WODC onderhoudt verschillende monitoren op het gebied van de criminaliteit, waaronder de Monitor Jeugdcriminaliteit, en het voert evaluatiestudies uit. Op basis hiervan is het WODC in staat patronen in de criminaliteit te herkennen en te beschrijven, zoals onder andere tot uitdrukking komt in het jaarlijks verschijnende overzichtswerk «Criminaliteit en Rechtshandhaving». Onderdeel van wetenschappelijk onderzoek is ook het formuleren van veronderstellingen om die daarna empirisch te toetsen.
Reclameactiviteiten van illegale aanbieders van kansspelen |
|
Mei Li Vos (PvdA) |
|
Fred Teeven (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Actie tegen aanbieders sportweddenschappen succesvol» en herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over verboden gokreclames?1 2
Ja.
Lopen alleen de in het bericht genoemde aanbieders of promotiesites waar de Kansspelautoriteit (KSA) op dit moment nog onderzoek naar doet het risico dat het hen moeilijker wordt gemaakt om toe te treden tot de Nederlandse gokmarkt? Zo ja, betekent dit dat andere aanbieders of promotiewebsites die gedurende het WK-voetbal illegaal actief waren niet hoeven te vrezen dat zij van een vergunning worden uitgesloten?
De kansspelautoriteit is verantwoordelijk voor toezicht en handhaving van de Wet op de kansspelen (Wok) en voor vergunningverlening. Op grond van het wetsvoorstel kansspelen op afstand komen, zodra een vergunningstelsel is ingericht, alleen geschikte en betrouwbare aanbieders in aanmerking voor een vergunning. Zij moeten voldoen aan strikte voorwaarden, zowel voorafgaand aan vergunningverlening als na vergunningverlening. Zo bevat het wetsvoorstel een strikte betrouwbaarheidstoets. De betrouwbaarheid van de aanbieder en van degenen die zijn beleid (mede) bepalen moet buiten twijfel staan om een verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van kansspelen op afstand mogelijk te maken. Zoals ik ook in de nota naar aanleiding van verslag heb aangegeven, moet aanbieders, die na aanname van de motie Bouwmeester hebben gepersisteerd in hun onmiskenbaar op de Nederlandse markt gerichte aanbod, een vergunning op die grond kunnen worden geweigerd. Dit betekent dat aanbieders aan wie de kansspelautoriteit na het aannemen van de motie-Bouwmeester c.s. in september 2011 een bestuurlijke boete heeft opgelegd, bij opening van de markt in ieder geval niet in aanmerking komen voor een vergunning.
Daarnaast betekent het feit dat aanbieders hun aanbod niet (meer) onmiskenbaar op de Nederlandse markt richten, nog niet dat deze aanbieders zonder meer in aanmerking komen voor een vergunning. De betrouwbaarheidstoets omvat namelijk naast overtreding van de Wok ook een toets op andere antecedenten. Verder moeten aanbieders aantonen dat zij voldoen aan alle andere strikte voorwaarden uit het wetsvoorstel.
In hoeverre is het illegaal aanbod van sportweddenschappen rondom het WK-voetbal gestopt simpelweg omdat het toernooi ten einde liep? Op welk moment gedurende dit toernooi staakten deze aanbieders hun activiteiten? Hoe lang na een waarschuwing van de KSA zijn deze activiteiten gestaakt?
De kansspelautoriteit heeft mij laten weten dat zij het reclameaanbod gedurende het WK-voetbal uitvoerig heeft gemonitord. Gebleken is dat nog tijdens het WK-voetbal sprake was van een duidelijke afname van deze activiteiten. Deze afname is volgens de kansspelautoriteit ingezet ruim voordat het WK-voetbal is geëindigd.
Beschikt de KSA op dit moment over instrumenten om illegale aanbieders van kansspelen bij sportwedstrijden onmiddellijk en effectief aan te pakken? Zo ja, welke zijn dat en waarom konden tientallen illegale aanbieders van kansspelen gedurende het WK-actief blijven? Zo nee, voorziet het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de kansspelen, de Wet op de kansspelbelasting en enkele andere wetten in verband met het organiseren van kansspelen op afstand wel in dergelijke instrumenten?
De kansspelautoriteit heeft bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten tot haar beschikking, zoals het opleggen van een bestuurlijke boete, een last onder dwangsom en een last onder bestuursdwang. Vanwege het grote aanbod van online kansspelen was de kansspelautoriteit genoodzaakt prioriteiten te stellen in haar handhavingsactiviteiten. Daartoe zijn prioriteringscriteria opgesteld waarbij het uitgangspunt is de handhavingsactiviteiten in eerste instantie te richten op aanbieders die zich onmiskenbaar richten op de Nederlandse markt. De aandacht van de kansspelautoriteit richt zich dan ook primair op aanbieders die aan één of meer van de prioriteringscriteria voldoen, te weten: reclame maken via radio, televisie of in geprinte media gericht op de Nederlandse markt, kansspelwebsites die eindigen op de extensie.nl en/of kansspelwebsites die in het Nederlands zijn te raadplegen. Deze criteria zijn ontleend aan vaste rechtspraak. Inmiddels heeft de kansspelautoriteit al meerdere boetes opgelegd en lopen diverse onderzoeken.
Benadrukt moet worden dat de markt voor kansspelen op afstand per definitie grensoverschrijdend is en daarmee zijn toezicht en handhaving complex. Deze complexiteit vraagt om een combinatie van instrumenten die hiermee rekening houden. Door het grenzeloze karakter van internet, de aanhoudende behoefte van de Nederlandse consument aan kansspelen op afstand, de snelle technologische ontwikkelingen en het aanbod via honderden websites, is effectieve handhaving van het verbod op illegaal aanbod niet mogelijk zonder een verantwoord, betrouwbaar en controleerbaar alternatief. Doel van het wetsvoorstel kansspelen op afstand is dan ook enerzijds de consument zoveel mogelijk naar het verantwoorde, betrouwbare en controleerbare aanbod van de vergunninghouder te geleiden en anderzijds het de illegale aanbieders zo moeilijk mogelijk te maken. Hierdoor zal het aantal illegale aanbieders afnemen, waardoor de handhavingscapaciteit van de kansspelautoriteit gerichter kan worden ingezet.
Aangezien veel niet-vergund aanbod zich buiten Nederland bevindt zijn de huidige handhavingsinstrumenten van de kansspelautoriteit niet geheel toereikend voor het tegengaan van illegaal aanbod van kansspelen op afstand. Niet-vergunde aanbieders die buiten Nederland zijn gevestigd, zullen bestuurlijke sancties naar verwachting vaak naast zich neerleggen. Daarom bevat het wetsvoorstel kansspelen op afstand enkele aanvullende handhavingsinstrumenten, zoals de bindende aanwijzing aan tussenpersonen om hun dienstverlening aan illegale aanbieders te staken.
Acht u het aannemelijk dat bij volgende grote sportevenementen illegale aanbieders van kansspelen de afweging maken dat sancties van de KSA niet onmiddellijk effectief zijn en dat zij aangelokt door hoge winsten er toch voor kiezen illegaal kansspelen te gaan aanbieden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zoals ik reeds in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven, zullen aanbieders die persisteren in het onmiskenbaar aanbieden van kansspelen gericht op Nederland te zijner tijd worden uitgesloten van een vergunning. Met het oog hier op acht ik het niet aannemelijk dat veel aanbieders persisteren in het aanbieden van kansspelen gericht op Nederland.
Veel aanbieders die na regulering van kansspelen op afstand in aanmerking willen komen voor een Nederlandse vergunning hebben hun aanbod aangepast en richten zich niet meer onmiskenbaar op de Nederlandse markt. Zoals de Commissie kansspelen via internet al in 2010 constateerde, zijn veel aanbieders grote, goed georganiseerde en internationaal opererende bedrijven die in hun landen van vestiging gerespecteerde bedrijven met beursnoteringen zijn, die in één of meerdere EU/EER lidstaten beschikken over een vergunning en in die landen ook onder toezicht staan. Deze aanbieders bieden hun kansspelen liever legaal dan illegaal aan. Ook in Nederland hebben zij belang bij een reputatie als een betrouwbare aanbieder met een kansspelvergunning waardoor zij zich graag willen conformeren aan de Nederlandse regels. Spelers in Nederland kunnen na regulering van kansspelen op afstand immers kiezen voor een aantrekkelijk, betrouwbaar en legaal aanbod waarop de kansspelautoriteit toezicht houdt, en zullen naar verwachting voor dit legale aanbod kiezen. Aanbieders die desondanks willens en wetens kiezen om te persisteren in het onmiskenbaar op Nederland gerichte aanbod van online kansspelen en daardoor geen vergunning krijgen, lopen zo het risico straks van de Nederlandse markt te worden geconcurreerd door het legale aanbod.
Deelt u de mening dat de motie-Bouwmeester c.s.(Kamerstuk 32 264, nr. 19), waarin staat dat illegale aanbieders van kansspelen niet in aanmerking kunnen komen voor een vergunning om kansspelen via internet aan te bieden», niet betekent dat aanbieders die gedurende enige tijd illegaal kansspelen aanbieden en daarna onder dwang van de KSA daarmee stoppen alsnog voor een online vergunning in aanmerking kunnen komen? Zo ja, betekent dit dan dat alle illegale aanbieders, ongeacht of zij na verloop van tijd stoppen met hun aanbod, uitgesloten zijn van toekomstige vergunningen? Zo nee, betekent dat dan dat illegale aanbieders die op enig moment weer stoppen geen risico lopen uitgesloten te worden van een vergunning? Zo nee, is dit dan niet gewoon het belonen van slecht gedrag?
Ik deel de mening dat het moment waarop het willens en wetens overtreden van de Nederlandse regels kan leiden tot uitsluiting van een vergunning in ieder geval voor de inwerkingtreding van de Wet kansspelen op afstand moet liggen. In mijn antwoord op vraag 2 en in de nota naar aanleiding van verslag heb ik toegelicht dat de kansspelautoriteit aanbieders aan een strikte betrouwbaarheidstoets zal onderwerpen. Het aanbieden van kansspelen gericht op Nederland zonder vergunning zal daarin zwaar meewegen. Daarbij is het vanuit het perspectief van de gewenste kanalisatie van belang om in aanloop naar het vergunningenstelsel onderscheid te kunnen maken tussen opportunistische en onverantwoord opererende «cowboys» die willens en wetens de nationale regelgeving overtreden, en gerenommeerde beursgenoteerde ondernemingen met een vergunning in één of meer andere Europese lidstaten, die hun diensten het liefst met een Nederlandse vergunning zouden willen aanbieden en die zich willen conformeren aan de Nederlandse kansspelregelgeving.
De Nederlandse kansspelmarkt zich bevindt zich in een transitiefase in aanloop naar een gereguleerd stelsel. Het is op dit moment voor welwillende en verantwoord opererende aanbieders niet mogelijk om voor een vergunning in aanmerking te komen. Daarom is het naar mijn mening passend dat de kansspelautoriteit het enkele feit van illegaal aanbod van kansspelen op afstand voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet kansspelen op afstand bij de betrouwbaarheidsbeoordeling van de betrokken aanbieder anders kan beoordelen dan dergelijk aanbod onder een bestaand vergunningenstelsel. Dit betekent dat niet iedere vorm van online-kansspelaanbod in de periode voorafgaande aan de introductie van een vergunningenstelsel op zichzelf al noodzakelijkerwijs moet leiden tot de conclusie dat de betrokken aanbieder daarvan onbetrouwbaar is. Het is daarom van belang om te kijken of een aanbieder in de aanloop naar het vergunningstelsel onmiskenbaar op Nederlandse markt gerichte kansspelen heeft aangeboden. Het is aan de kansspelautoriteit als zelfstandig bestuursorgaan om dit te beoordelen. Bij die beoordeling zal de Kansspelautoriteit de bestaande prioriteringscriteria hanteren. Aanbieders die na aanname van de motie Bouwmeester c.s. in september 2011 hebben gepersisteerd in het onmiskenbaar aanbieden van online kansspelen gericht op Nederland moet een vergunning op die grond kunnen worden geweigerd. Na aanname van de motie zijn de prioriteringscriteria immers duidelijk gecommuniceerd. Aanbieders aan wie de kansspelautoriteit na het aannemen van de motie een bestuurlijke boete heeft opgelegd, komen bij opening van de markt in ieder geval niet in aanmerking voor een vergunning. Dit is niet anders, indien deze aanbieders hun op Nederland gerichte aanbod inmiddels hebben gestaakt.
Deelt u de mening dat aanbieders van illegale kansspelen die naar uw woorden op dit moment «met vuur spelen» op enig moment hun billen moeten branden en op de blaren moeten gaan zitten in de zin van dat zij uitgesloten worden van een vergunning voor het aanbieden van kansspelen? Zo ja, deelt u ook de mening dat dit moment in ieder geval voor de inwerkingtreding van de Wet kansspelen op afstand moet liggen en is dat moment al bereikt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u in uw voor dit najaar aangekondigde brief, waarin u gaat aangeven hoe u uw voornemen om «aanbieders die persisteren in het aanbieden van kansspelen gericht op Nederland uit te sluiten van een vergunning voor kansspelen in Nederland» gaat uitvoeren, tevens ingaan op mogelijkheden om nog voordat de Wet kansspelen op afstand in werking treedt, bij andere regelgeving reeds te voorzien in de mogelijkheid om die aanbieders van een toekomstige vergunning uit te sluiten?
Zie antwoord vraag 6.
De repatriëringsmissie MH17 en de stand van zaken omtrent vliegramp MH17 |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Joint investigation into Flight MH17» dat het landelijk parket op 29 augustus op zijn site plaatste?1
Ja.
Kunt u de overeenkomst tussen Oekraïne, België, Australië en Nederland openbaar maken en aan de Kamer doen toekomen?
Oekraïne, België, Australië en Nederland hebben praktische en operationele afspraken gemaakt over de samenwerking in hun strafrechtelijke onderzoeken. De aard van dergelijke informatie leent zich niet voor openbaarmaking. Bij de gemaakte afspraken heeft ook Maleisië zich aangesloten. Het bekendmaken van het bestaan van de afspraken kon alleen plaatsvinden in afstemming met de betrokken landen. De bekendmaking heeft plaatsgevonden met het persbericht dat op 29 augustus uitgegeven is door het openbaar ministerie.
Waarom is deze overeenkomst niet vermeld in de lijst van verdragen, MOU’s etcetera, die Nederland in het kader van MH17 heeft afgesloten?2
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verloopt op dit moment de samenwerking met Maleisië in het strafrechtelijke onderzoek? Waarom doet Maleisië niet mee met de overeenkomst?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u de verdragen, MOU’s, etcetera die in het antwoord op vraag 5k worden vermeld, aan de Kamer sturen, indien noodzakelijk vertrouwelijk?
De tekst van het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Oekraïne inzake de internationale missie tot bescherming van het onderzoek is reeds uitgereikt tijdens de technische briefing op 28 juli jl. Het is op 29 juli jl. ter kennis gebracht van de Kamer overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, eerste lid, van de rijkswet Goedkeuring en Bekendmaking Verdragen. (Kamerstuk 33 997, nr. 4). Het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Australië inzake de aanwezigheid van Australisch overheidspersoneel in Nederland ten behoeve van de reactie op het neerhalen van vlucht MH17 van Malaysia Airlines is op 4 augustus jl. ter kennis gebracht van de Kamer (Kamerstuk 33 997, nr. 8.
Het MoU in de vorm van een briefwisseling tussen Nederland en Australië houdende «Arrangements concerning the Australian contribution to the International Mission for Protection of Investigation in Ukraine» kan niet aan de Kamer worden gestuurd. Australië heeft aangegeven zeer te hechten aan de vertrouwelijkheid van dit document.
Wat betreft de overeenkomst tussen Oekraïne en Nederland inzake het onderzoek naar de toedracht, verwijs ik u naar het antwoord op vraag 6.
Kunt u de afspraak in antwoord 5k nader toelichten? Wie heeft er bezwaren en van welke aard zijn die?
Het National Bureau of Air Accident and Incidents Investigation with Civil Aircraft (NBAAII, de onderzoeksautoriteit van de Oekraïne), heeft de uit ICAO annex 13 voortvloeiende gehoudenheid tot onderzoek gedelegeerd aan de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Dit is in overeenstemming met art. 5.1 annex 13 van ICAO. Deze delegatie is neergelegd in een overeenkomst tussen de NBAAII en de Onderzoeksraad. Zonder toestemming van de NBAAII kan deze overeenkomst niet openbaar worden gemaakt.
Heeft u kennisgenomen van het interview dat de vicepremier Andreï Pourguine van de zelf uitgeroepen en niet-erkende volksrepubliek Donetsk gegeven heeft met het Russische staatspersbureau Ria Novesti «MH17: les insurgés invitent les experts malaisiens sur le lieu du crash»?3
Ja.
Heeft Nederland (of één van de andere relevante landen) gevraagd om de brokstukken van MH17 te mogen bergen, of klopt het statement van Andreï Pourguine dat er geen interesse in de brokstukken is?
Vanaf vrijdag 18 juli 2014 zijn experts van het Landelijk Team Forensisch Onderzoek (LTFO) en leden van de Koninklijke Marechaussee (KMar) afgereisd naar Oekraïne. Het terugbrengen van de stoffelijke overschotten en persoonlijke eigendommen naar Nederland is van meet af aan hoofddoel geweest van de missie.
Gezien de veiligheidssituatie in Oekraïne op dat moment, de afspraken die door de OVSE met de separatisten zijn gemaakt en de genoemde doelstelling van de missie, waren de leden van het team in eerste instantie vooral gericht op het zoeken naar de stoffelijke overschotten en de persoonlijke bezittingen.
Alles wat bijdraagt aan de waarheidsvinding wordt in het strafrechtelijk onderzoek of in het onderzoek naar de toedracht meegenomen. Dit geldt ook voor de brokstukken. Zowel de OvV als het OM zijn in het belang van de beide onderzoeken geïnteresseerd in een aantal specifieke wrakstukken. In een volgende missie naar het rampgebied zal worden gekeken of het mogelijk is om die wrakstukken te bergen.
Klopt het dat de separatisten 20 vierkante kilometer terrein uitgekamd hebben, zoals de heer Pourguine beweerd heeft? Zo ja, heeft u hen dan gevraagd om de kaarten van het uitgekamde terrein te overhandigen?
De bewering is bekend, zoals ook door de korpschef in de technische briefing van 11 augustus jl. aan de hand van kaartmateriaal is toegelicht. Dit kan echter niet worden geverifieerd omdat de toegang tot het gebied vanwege het gewapende conflict problematisch is geweest en nog steeds is.
Aan de lokale hulpdienst zijn door tussenkomst van de OVSE de relevante kaarten gevraagd. Op 31 augustus heeft de politie van de leiding van de State Emergency Services (SES) kaartmateriaal van het zoekgebied verkregen. In deze kaarten is het doorzochte gebied aangeduid, maar is geen aanduiding van aangetroffen lichamen, persoonlijke bezittingen of wrakstukken gemarkeerd. Uit de kaarten lijkt het zoekgebied ruimer te zijn geweest dan 20 vierkante kilometer.
Wanneer heeft u de Oekraïense overheid om de kaarten gevraagd van het uitgekamde gebied?
Tussen 21 juli en 20 augustus is een aantal keer verzocht om de kaarten. Het verzoek was uitgezet bij de Oekraïense regering en door tussenkomst van de OVSE bij de SES en andere lokale autoriteiten. Uiteindelijk is dit verzoek volledigheidshalve ook formeel en schriftelijk ingediend bij de autoriteiten in Kiev.
Klopt het dat Maleisië het aanbod heeft om de brokstukken te krijgen en zullen die ingebracht worden in het onderzoek van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid (OvV) en de strafrechtelijke onderzoeken?
In algemene zin geldt dat alle informatie die kan bijdragen aan waarheidsvinding, ook wordt benut in het strafrechtelijk onderzoek en het onderzoek naar de toedracht. Zoals gebruikelijk kunnen wij echter over lopende strafrechtelijke onderzoeken geen mededelingen doen.
Voor het onderzoek van de Onderzoeksraad verwijzen wij naar het voorlopige rapport dat op 9 september jl is gepubliceerd. Het kabinet zal niet reageren met een beleidsreactie op het rapport van eerste bevindingen met de eerste onderzoeksresultaten van de ramp met de MH17 van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid (zoals gevraagd in uw verzoek van 9 september, (Kamerstuk 33 997, nr. 16/2014D30624). Op diverse punten is nog nader en verdiepend onderzoek aangekondigd.
Wanneer, op welke wijze, en bij wie heeft u tussen 20 juli 2014 (toen de Oekraïense regering bekend maakte dat er een lokale zoekactie in het rampgebied werd uitgevoerd met 800 vrijwilligers) en 5 augustus (toen u gedetailleerde informatie over de zoekactie ontving), proberen te achterhalen wat de reikwijdte was van deze zoekactie?
In de eerste dagen na de ramp was niet helder onder wiens gezag de eerste zoekactiviteiten werden verricht, alsook hoe omvangrijk en hoe gestructureerd deze waren. Wel stond vast dat de rampplek in handen was van de separatisten. Zie het antwoord op de vragen 14, 15, 16 en 17. De prioriteit in het contact met de separatisten lag bij het verkrijgen van toegang tot de rampplek met hulp van de OVSE.
Waarom heeft u niet direct op 20 juli om meer informatie gevraagd bij de Oekraïense autoriteiten, zeker gezien de volgende uitspraak van de Oekraïense vicepremier Volodimir Grojsman op 20 juli 2014 over de zoekactie- in aanwezigheid van een Nederlandse vertegenwoordiger –: «In terms of search and rescue: 200 people from the Ministry of Emergency are now working on that. According to our preliminary estimations 800 volunteers are involved in such operations»?
De uitspraak van vicepremier Groisman is ook eerder op dezelfde dag (20 juli) door hem gedaan bij een overleg waar ook Nederlandse vertegenwoordigers bij aanwezig waren. Daarbij werd duidelijk dat Oekraïense autoriteiten niet meer informatie daarover hadden, dat de Oekraïense autoriteiten geen direct gezag over deze hulpdiensten konden uitoefenen en dat niet duidelijk was wat deze personen wel en niet konden doen, gegeven het feit dat het gebied onder controle van separatisten stond en niet onder die van de Oekraïense autoriteiten.
Waarom heeft de Minister-President tijdens de briefing aan de Kamer op 21 juli niets gezegd over de officiële lokale zoekactie, ondersteund door vrijwilligers?
De zoekactie zou hebben plaatsgevonden onder de leiding van de lokale hulpdienst uit Donetsk. Deze lokale hulpdienst valt weliswaar formeel onder Kiev, maar opereert de facto in het gebied dat in handen is van de separatisten. Ook vicepremier Groisman maakte in zijn bekendstelling duidelijk dat het gebied in handen van de gewapende separatisten was. Daarom kon niet worden vastgesteld of de zoekactie ook daadwerkelijk onder leiding van de centrale Oekraïense autoriteiten plaatsvond. Om dezelfde reden kon niet geverifieerd worden dat er 200 personen ambtshalve in het gebied aanwezig waren.
Waarom heeft u geen informatie verschaft over de 200 personen die ambtshalve in het zoekgebied actief waren namens het Ministerie van Noodgevallen?
Zie antwoord vraag 14.
Deelt u de mening dat vicepremier Grojsman tijdens zijn persconferentie van 20 juli 2014 duidelijk aangeeft dat de zoekactie plaatsvond onder leiding van de Oekraïense autoriteiten? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 14.
Waarom spreekt u in uw brief van 24 juli 2014 slechts over «inspanningen van lokale bewoners en hulpdiensten», gezien de specifieke informatie die vicepremier Grojsman op 20 juli gaf en gezien de informatie die u naar eigen zeggen kreeg op 20 juli?
Zie antwoord vraag 14.
Hoeveel stoffelijke overschotten hebben zoekacties onder leiding van de Oekraïense autoriteiten en die onder Nederlandse leiding respectievelijk opgeleverd?
Er hebben inmiddels 211 identificaties plaatsgevonden (stand van zaken 12 september). Zolang het identificatieproces nog niet is afgerond, kunnen geen uitspraken worden gedaan over het aantal stoffelijke overschotten.
Op welke wijze heeft u uw waardering uitgesproken in de richting van de Oekraïense autoriteiten voor de zoekactie die zij georganiseerd hebben?
De Minister-President heeft tijdens zijn persconferentie (6 augustus) dank uitgesproken voor het werk van de lokale Oekraïense hulpverleners en bevolking. Minister Timmermans heeft bij zijn bezoeken blijk gegeven van de waardering van Nederland voor de inspanningen door Oekraïense autoriteiten op alle niveaus. De Nederlandse Head of Mission de heer P.J. Aalbersberg heeft op een persconferentie (3 augustus) in Kharkiv voor de lokale media blijk gegeven van grote waardering voor de professionaliteit van de lokale hulpdiensten.
Het gedogen van illegale gokbedrijven en de risico’s voor het betalingsverkeer |
|
Mei Li Vos (PvdA) |
|
Fred Teeven (VVD), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht: «Verdachte in zaak gokmiljonairs was topman Buckaroo»11)? Kent u voorts het door de Minister van Veiligheid en Justitie aan de Tweede Kamer aangeboden rapport van de politie en het Openbaar Ministerie (OM): «Verantwoording aanpak georganiseerde criminaliteit 2013» en met name de daarin opgenomen passage: «V Online gokimperium: één grote schijnconstructie»?2 Herinnert u zich uw antwoorden op de eerdere vragen over het gedogen van de Kansspelautoriteit van illegale aanbieders van online kansspelen?3
Ja.
Wat wordt er precies bedoeld met de passage in het genoemde rapport van de politie en het OM waaruit blijkt dat, als een illegale aanbieder van online kansspelen zich netjes opgeeft als aanbieder en zich niet op de Nederlandse markt richt, de Kansspelautorieit (Ksa) deze aanbieder een soort gedoogbrief (comfort letter) geeft? Kunt een voorbeeld van een dergelijke comfort letter, desnoods geanonimiseerd, aan de Kamer doen toekomen?
De kansspelautoriteit is verantwoordelijk voor handhaving van de Wet op de kansspelen. Zij heeft mij laten weten dat geen sprake is van gedoogbrieven of comfort letters. Zoals in antwoord op eerdere Kamervragen is aangegeven, is de kansspelautoriteit, gezien het grote aanbod van kansspelen op internet, genoodzaakt prioriteiten te stellen bij haar handhavingsactiviteiten. Daartoe zijn prioriteringscriteria opgesteld waarbij het uitgangspunt is handhavende activiteiten in eerste instantie te richten op aanbieders die zich onmiskenbaar richten op de Nederlandse markt. In dat licht verstuurt de kansspelautoriteit waarschuwingsbrieven aan aanbieders die aan een of meer van de prioriteringscriteria voldoen. Ik beschik niet over deze individuele brieven. De kansspelautoriteit heeft mij laten weten dat de strekking van deze brieven is dat de aanbieder illegaal bezig is en dat hij een boete riskeert. In reactie op deze brieven heeft een groot aantal bedrijven het aanbod aangepast. Andere bedrijven hebben dat niet gedaan en inmiddels heeft de kansspelautoriteit meerdere boetes opgelegd en lopen diverse onderzoeken.
In de waarschuwingsbrieven worden de aanbieders er tevens op gewezen dat het enkele feit dat zij niet aan de prioriteringscriteria voldoen of hun aanbod recent hebben aangepast, niet betekent niet dat zij niet (meer) door de kansspelautoriteit worden gemonitord en zijn vrijgesteld van handhavend optreden van de kansspelautoriteit.
Hebben illegale aanbieders van onlinekansspelen brieven van de Ksa ontvangen dan wel andere berichten gekregen waaruit zij konden opmaken dat zij niet door de Ksa zouden worden aangepakt als zij onder bepaalde voorwaarden illegale kansspelen zouden aanbieden? Zo ja, wat is de aard van die brieven? Zo nee, hoe verhoudt zich dat dan tot hetgeen op pagina 23 van het genoemde rapport van de politie en het OM is gesteld over de comfort letter?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verhoudt het geven van een comfort letter zich tot uw antwoorden op de eerder genoemde vragen waaruit blijkt dat er geen sprake is van een gedoogbeleid maar slechts van «prioriteringscriteria» van de Ksa?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe vaak zijn, naar het voorbeeld gegeven door een officier van het Functioneel Parket in het Rykiel onderzoek, comfort letters gebruikt om online casino’s, die aanvankelijk gericht waren op de buitenlandse markt, om te zetten in casino’s die op Nederland zijn gericht?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat Payment Service Providers (PSP) volledig betrouwbaar moeten zijn om te kunnen garanderen dat in de toekomst spelers hun inleg niet kwijtraken of hun eventuele winst niet krijgen als zij gokken via legale online kansspelbedrijven? Zo ja, deelt u de mening dat uit het feit dat een directeur van Buckaroo verdacht wordt van betrokkenheid bij malafide gokpraktijken, die betrouwbaarheid nu nog niet volledig gewaarborgd kan worden? Zo ja, hoe gaat u daar wel voor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Ik acht een betrouwbare organisatie van kansspelen op afstand van groot belang. In het wetsvoorstel kansspelen op afstand, dat op 21 juli 2014 naar uw kamer is verzonden, is daarom opgenomen dat de kansspelautoriteit, zodra een vergunningstelsel voor kansspelen op afstand is ingericht, ieder bedrijf dat een vergunning aanvraagt zal toetsen aan strikte eisen, zodat alleen betrouwbare en geschikte aanbieders in aanmerking komen voor een vergunning. De vergunninghouder moet zijn bedrijfsvoering zo inrichten dat een verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van kansspelen op afstand wordt gewaarborgd. Op grond van artikel 31l, tweede lid, van het wetsvoorstel is de vergunninghouder verplicht passende waarborgen te treffen voor het veilig verloop van de betalingen tussen hem en de speler. Ook moet de vergunninghouder passende waarborgen treffen voor de spelerstegoeden. In de lagere regelgeving worden hier nadere regels voor gesteld. Hierop ben ik in de nota naar aanleiding van verslag, die met de beantwoording van deze vragen naar uw Kamer is verzonden, nader ingegaan.
Zo moet de toekomstige vergunninghouder onder andere de tegoeden op de spelersrekeningen afscheiden van het eigen risicodragend vermogen of deze verzekeren. Hiermee wordt voorkomen dat de spelerstegoeden kunnen worden gebruikt voor andere doeleinden, bijvoorbeeld ter dekking van de bedrijfskosten of voor speculatie. Verder moeten alle relevante transacties tussen de speler en de vergunninghouder op grond van artikel 34k van het wetsvoorstel inzichtelijk worden geregistreerd.
De kansspelautoriteit is verantwoordelijk voor het toezicht en handhaving van de Wet op de kansspelen en voor de vergunningverlening. De kansspelautoriteit zal aanbieders die in aanmerking willen komen voor een vergunning toetsen op het kunnen naleven van bovengenoemde en andere strikte vergunningsvoorwaarden. De vergunninghouder is te allen tijden verantwoordelijk voor de naleving van de vergunningsvoorwaarden. Indien hij dat niet doet, riskeert hij een boete en kan hij zijn vergunning op het spel zetten. Het wetsvoorstel kansspelen op afstand omvat tevens de bevoegdheid voor de kansspelautoriteit om partijen die het aanbieden van niet-vergunde kansspelen faciliteren, zoals bijvoorbeeld betaaldienstverleners, middels een bindende aanwijzing te gelasten hun dienstverlening te staken.
De Nederlandsche Bank (DNB) is op grond van de Wet op het financieel toezicht verantwoordelijk voor het verstrekken van vergunningen en voor het toezicht op betaalinstellingen met zetel in Nederland. Voor deze betaalinstellingen gelden strikte regels voor een controleerbare en betrouwbare bedrijfsvoering. Onderdeel hiervan is dat de gelden van klanten worden veilig gesteld. Verder toetst DNB de betrouwbaarheid en de geschiktheid van de bestuurders van deze betaalinstellingen. Indien blijkt dat een vergunninghoudende betaalinstelling de regels onvoldoende naleeft, neemt DNB gepaste maatregelen. DNB doet geen uitspraken over individuele zaken en personen. Dit betreft toezichtsvertrouwelijke informatie. Zoals ik ook in de nota naar aanleiding van verslag heb aangegeven, zullen spelers in het gereguleerde stelsel voor hun deelname aan vergunde kansspelen op afstand ook gebruik kunnen maken van buitenlandse bank- of betaalrekeningen mits deze van een vergunde bank of betaaldienstverlener zijn. Dit betekent dat op die instellingen in het buitenland toezicht wordt gehouden.
Het niet vervolgen van massale verkiezingsfraude op Sint Maarten |
|
Ronald van Raak |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Deelt u de opvatting van de rechter op Sint Maarten dat sprake is van «klassenjustitie» omdat in een onderzoek naar het «kopen» van stemmen bij de verkiezingen van 2010 geen onderzoek is gedaan naar de top van de United People’s party (UP)?1
Het is niet aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om gerechtelijke uitspraken en vonnissen van commentaar te voorzien.
Is het waar dat de heer Heyliger, lijstrekker van de UP bij de verkiezingen van komende vrijdag, voor de verkiezingen van 2010 $ 3 mln. zou hebben gedoneerd aan de partij?
Ik ben niet in de positie om te oordelen over het waarheidsgehalte van deze aantijgingen.
Klopt de berekening dat bij een electoraat van ongeveer 20.000 kiezers dit € 150 is per kiezer?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat in 2010 mensen in de rij stonden voor het gebouw van UP om geld in ontvangst te nemen en de partij een eigen registratiesysteem had om te controleren dat mensen ook daadwerkelijk zouden gaan stemmen?
Zie antwoord vraag 2.
Maakt u zich zorgen dat dezelfde heer Heyliger komende vrijdag als lijsttrekker van de UP opnieuw wordt verkozen in het parlement van Sint Maarten, zonder dat een goed onderzoek naar verkiezingsfraude heeft plaatsgevonden?
De rechter heeft vastgesteld dat een aantal personen zich schuldig heeft gemaakt aan het verhandelen van stemmen. Ingevolge het Statuut voor het Koninkrijk draagt elk van de landen zorg voor de verwezenlijking van de fundamentele menselijke rechten en vrijheden, de rechtszekerheid en de deugdelijkheid van het bestuur. Sint Maarten is een rechtsstaat en in dat licht is het verhandelen van stemmen zorgelijk en ondermijnend voor het democratische karakter van het land.
Het bericht dat hackers boos zijn vanwege criminalisering door het Openbaar Ministerie (OM) |
|
Astrid Oosenbrug (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Hackers boos om «criminalisatie» door OM»1, kent u de in het bericht genoemde aan u gestuurde open brief van bestuursleden van elf hackersgroepen2 en kent u de site van het OM «Uw mening over straffen voor hacken»3?
Ja.
Worden mede aan de hand van de antwoorden op vragen van de genoemde site van het OM richtlijnen over straffen aangepast? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waar zijn de antwoorden voor de vragen dan wel voor bedoeld?
Bij het maken of aanpassen van strafvorderingsrichtlijnen gebruikt het Openbaar Ministerie (OM) de input van experts, ketenpartners en de samenleving. Het laatste gebeurt door het op diverse plaatsen organiseren van burgerfora en jongerenfora en het plaatsen van een enquête op de site OM.nl. Het OM probeert op die manier vooral te vernemen wat burgers als strafverzwarende omstandigheden zien bij een bepaald delict. De burgerraadpleging over de strafbaarheid van computervredebreuk (artikel 138ab Wetboek van Strafrecht) heeft plaatsgevonden omdat het OM bezig is een strafvorderingsrichtlijn voor dit misdrijf op te stellen.
Deelt u de mening van de bestuursleden van de genoemde hackersgroepen dat «hacken op creatieve wijze meer doen met techniek [is] dan de makers zelf hadden bedacht, het opzoeken van de grenzen van het mogelijke en het verkennen van de ethische en maatschappelijke consequenties van de ontdekte mogelijkheden»? Zo ja, waarom wordt hacken op de site van het OM dan in de context van criminaliteit geplaatst? Zo nee, waarom niet?
Als voorlichting wordt gegeven, sluit het OM zoveel mogelijk aan bij het taalgebruik en de terminologie zoals die in de maatschappij gangbaar zijn. De term «hacker» heeft daarin een meervoudige betekenis. Enerzijds wordt daarmee gedoeld op de in technologie geïnteresseerde hobbyist of professional die actief de grenzen van de techniek op zoekt of die zich heeft gespecialiseerd in het testen van de beveiliging van computersystemen en -netwerken. Anderzijds wordt de term ook gebruikt voor individuen die zich in strafrechtelijke zin schuldig maken aan (in het bijzonder) computervredebreuk.
Bij de voorlichting over concrete opsporingsonderzoeken naar computervredebreuk is het gebruik van de term «hacker» naar de mening van het OM steeds voldoende duidelijk. In gevallen waarin die context niet duidelijk is spreekt het OM in haar publieke uitingen van «criminele hackers» of «criminelen». Op de OM-site zal door middel van een disclaimer nog uitdrukkelijk worden aangegeven dat hacken in deze betekenis wordt bedoeld.
Bij het OM leeft geenszins het idee dat alle hackers criminelen zijn. Integendeel, het OM erkent de meervoudige betekenis van de term en is zich ten volle bewust van de meerwaarde die hackers (in de eerste betekenis van het woord) hebben bij het verhogen van de digitale veiligheid van onze maatschappij. In dat kader treedt het OM ook met regelmaat in gesprek met personen uit de gemeenschap van hackers, onder andere over de vraag waar de grens ligt tussen crimineel hacken en niet-crimineel hacken. Op de in de open brief aangehaalde themadag is het OM bijvoorbeeld met hen in gesprek gegaan over het door het OM (kort daarvoor gepubliceerde) beleid ten aanzien van «responsible disclosure». Het OM gaat ook in de toekomst deze dialoog over hacken graag aan, zonder vooroordelen over de betrokkenheid bij enig strafbaar feit.
In hoeverre wordt hacken in het algemene spraakgebruik gelijk gesteld aan computerhuisvredebreuk of vergelijkbare strafbare feiten door middel van computers? Deelt u de mening dat het algemene spraakgebruik ten aanzien van hacken niet het uitgangspunt voor het bepalen van strafvorderingsrichtlijnen van het OM mag zijn, maar dat daarvoor de juridisch juiste termen dienen te worden gebruikt?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat niet in alle gevallen van de op de genoemde site van het OM gebezigde voorbeelden sprake is van hacken? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom is er dan wel sprake van hacken?
De bedoelde enquête zag op hacken in de zin van computervredebreuk. De in de voorbeelden beschreven handelingen zijn strafbaar gesteld in artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht.
Op welke strafbare feiten hebben de voorbeelden op de OM site betrekking?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat hacken enerzijds «computervredebreuk» of andere strafbare feiten en anderzijds verschillende zaken betreffen? Zo ja, waar bestaan de verschillen uit? Zo nee, waarom deelt u de mening niet?
Het opzettelijk en wederrechtelijk binnendringen in een geautomatiseerd werk of in een deel daarvan is strafbaar gesteld in artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht. Tegelijk is het samenwerken aan de veiligheid van informatiesystemen en het verstandig en doeltreffend gebruik maken van capaciteiten in de samenleving een belangrijk onderdeel van het kabinetsbeleid op het vlak van cyber security. Het samenwerken via responsible disclosure is daarvan een voorbeeld. In januari 2013 heb ik uw Kamer hierover geïnformeerd en de «leidraad om te komen tot een praktijk van responsible disclosure» toegezonden (Kamerstuk 26 643, nr. 264). Op de website van het Nationaal Cyber Security Centrum is vermeld welke handelingen in ieder geval vermeden dienen te worden. Bovendien worden er verwachtingen en diverse voorbeelden van responsible disclosure benoemd. Zie verder het antwoord op vragen 3 en 4, waarin is aangegeven dat het OM door een welbewust gebruik, onder andere in zijn voorlichting, van de term hacken onnodige criminalisering van hackers voorkomt.
Deelt u de mening dat hackers van belang kunnen zijn bij het melden van kwetsbaarheden in informatiesystemen (bijvoorbeeld door middel van responsible disclosure)? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot het in de context van de criminaliteit plaatsen van hackers? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening van de hackersgroepen dat zij door de website van het OM gecriminaliseerd worden en dat de goede naam en reputatie van hackers wordt aangetast? Zo ja, waarom en wat gaat u doen om hier verandering in aan te brengen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht dat haatimams moeten worden aangepakt |
|
Gerard Schouw (D66), Steven van Weyenberg (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «haatiman in de ban»?1
Ja.
Kunt u toelichten op welke wijze u haatimams het werken moeilijk dan wel onmogelijk wilt maken?
Voor de beantwoording van deze vraag, is het van belang een onderscheid te maken tussen predikers uit visumplichtige landen en predikers die binnen het Schengengebied vrij kunnen reizen.
Aan predikers of imams uit visumplichtige landen en van wie bekend is dat zij oproepen tot haat en geweld, wordt een visum geweigerd. De dreiging die van het jihadisme uitgaat en het voorkomen van aanslagen vraagt om zowel een strafrechtelijke als bestuurlijke aanpak. Daar waar strafrechtelijk (nog) niet van toepassing, kan bestuurlijk worden opgetreden. Daarbij kunnen diverse mogelijkheden worden gebruikt om het dergelijke predikers zo lastig mogelijk te maken, bijvoorbeeld door het stellen van eisen aan de locatie, zoals op het gebied van brandveiligheid of zichtbare aanwezigheid bij bijeenkomsten al dan niet van politiemensen. Uiteraard nemen lokaal bestuur en de politie waar nodig maatregelen om de rust en orde te handhaven. Van dergelijke maatregelen zullen een haatprediker en de organisatie of persoon op wiens uitnodiging de prediker zijn lezingen verzorgt, zich terdege iets moeten aantrekken.
Kunt u uiteenzetten hoe vaak er sprake is van haat prediken in moskeeën in 2012, 2013 en 2014 en op welke wijze daar tegen is opgetreden? Kunt u aangeven om hoeveel «haatimams» het gaat?
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft meegedeeld dat er zaken onder de aandacht van het OM zijn gebracht waarin sprake was van uitingen gedaan vanuit een godsdienstige overtuiging, waaronder de islam. Deze zaken hebben niet geleid tot vervolging, omdat het niet ging om uitlatingen waarbij sprake was van het aanzetten tot haat of van enig ander strafbaar feit.
Het strafrecht is van toepassing (artikel 137d Wetboek van Strafrecht) op openbare uitspraken die aanzetten tot haat tegen mensen wegens hun ras, godsdienst of levensovertuiging.
Bent u van mening dat het strafrecht van toepassing is op uitspraken die bedoeld zijn om haat te zaaien? Zo ja, ziet u het strafrecht dan niet als een dwingender middel dan een gesprek met de burgemeester? Zo nee, denkt u dat een gesprek met de burgemeester tot voldoende resultaat zal leiden?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u bevestigen dat het Openbaar Ministerie en de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst altijd tot actie hebben kunnen overgaan wanneer zij dit noodzakelijk achtten en dat ze hierin niet belemmerd zijn door capaciteitsproblemen?
Het Openbaar Ministerie beschikt over voldoende capaciteit om die discriminatoire gedragingen, waaronder haatzaaien, aan te pakken die naar zijn oordeel een strafrechtelijke interventie vergen. Verder heeft de AIVD altijd tot actie kunnen overgaan wanneer de dienst dit noodzakelijk achtte.
Hoe vaak is er gebruik gemaakt van de mogelijkheid om reisdocumenten te weigeren en haatimams uit te zetten in 2012, 2013 en 2014 en onder de verantwoordelijk van welke bewindspersonen vond dit plaats? Is deze aanpak succesvol gebleken?
Een vreemdeling die in Nederland verblijf als imam beoogt, kan in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning «geestelijk bedienaar» als aan alle toelatingsvoorwaarden wordt voldaan. Een aanvraag om verlening van een dergelijke verblijfsvergunning wordt afgewezen of een verleende verblijfsvergunning wordt ingetrokken onder andere als er concrete aanwijzingen zijn dat de vreemdeling een gevaar vormt voor de nationale veiligheid, blijkend uit een ambtsbericht van de AIVD.
In de genoemde jaren hebben zich geen zaken voorgedaan waarbij de aanvraag om een verblijfsvergunning «geestelijk bedienaar» is afgewezen of is een op deze grond verleende vergunning ingetrokken wegens een gevaar voor de nationale veiligheid.
Hoeveel imams uit Syrië hebben sinds 2012 geprobeerd om in Nederland te preken?
Sinds 2012 zijn geen aanvragen om verlening van een verblijfsvergunning «geestelijk bedienaar» ingediend en geen visumaanvragen gedaan door vreemdelingen afkomstig uit Syrië die in Nederland verblijf als imam beogen.
Kunt u toelichten waarom door u de focus wordt gelegd op haatimams, terwijl moskeeën IS-sympathisanten juist uit de moskee weren en radicalisering van jongeren zich in veel gevallen buiten de moskee om lijkt te manifesteren? Bent u voornemens om het oproepen tot haat door andere personen dan imams ook aan te pakken en zo ja, op welke wijze?
De maatregelen hebben betrekking op alle haatpredikers die in ons land actief zijn. Het gaat daarbij zowel om fysieke preken in zalen of huiskamers, en preken via internet of andere sociale media. Het kabinet is voornemens strafrechtelijk in te grijpen bij alle vormen van haatzaaien en oproepen tot geweld in extremistisch kader te prioriteren. Dit geldt voor haatzaaiende uitingen jegens welke bevolkingsgroep of geloofsgemeenschap dan ook. Het verheerlijken van gewelddadige strijd kan met het bestaande juridische instrumentarium worden aangepakt.
Het is van wezenlijk belang dat lokale organisaties, waaronder moskeeën en gemeenten zicht kunnen blijven houden op personen die (verder) dreigen te radicaliseren of zelfs openlijk met IS sympathiseren. Tegen deze achtergrond zal het lokaal bestuur in samenwerking met imams en moskeebesturen nadere invulling geven aan maatregelen die bijdragen aan de signalering van deze jongeren om te voorkomen dat zij uit het oog raken. Vervolgens zal bezien worden welke interventie nodig is (lokaal, anders). Daarbij kunnen gemeenten de hulp inroepen van het expertisecentrum. Het expertisecentrum zal ook een rol vervullen bij het volgen van ontwikkelingen en de aanpak daarvan op de sociale media.
Kunt u uiteenzetten welke maatregelen er nu al genomen worden om de radicalisering van Nederlandse moslimjongeren tegen te gaan? Wat zijn de resultaten van deze programma’s? In hoeverre zijn deze programma’s de afgelopen jaren door de kabinetten Rutte-Verhagen en Rutte-Asscher doorgezet of ingeperkt?
Het voorkomen en tegengaan van radicalisering is een verantwoordelijkheid van de gehele Nederlandse samenleving. Het is aan alle burgers, bedrijven, scholen, maatschappelijke organisaties etc. om pal te staan voor een manier van samenleven die gelijkheid, vrijheid en andere democratische kernwaarden waarborgt en om tegenwicht te bieden aan uitingen van extreme intolerantie en haat. Zij worden hierin ondersteund door de overheid. In eerste instantie is dit de lokale overheid. Gemeenten en hun lokale partners hebben immers het beste zicht op ontwikkelingen en zijn het beste geplaatst om maatwerk in de interventies te leveren. Het Rijk heeft een faciliterende rol en waar nodig een regierol voor deze lokale inzet.
In de periode 2007–2011 heeft het toenmalig kabinet een nationaal Actieprogramma Polarisatie en Radicalisering uitgevoerd om beleid te stimuleren op het toen nog nieuwe beleidsterrein. De resultaten hiervan zijn met de Tweede Kamer gedeeld (Beleidsdoorlichting Actieprogramma Polarisatie en Radicalisering; bijlage bij de Voortgangsrapportage Contra-terrorisme en – Extremisme 2013, Kamerstuk 29 754, nr. 241). De lessen van de aanpak zijn neergeslagen in praktische gidsen, die – samen met alle uitgevoerde onderzoeken en ontwikkeld (trainings)materiaal – beschikbaar zijn via de website van de NCTV. Sinds de afloop van het Actieprogramma is deze kennisbank up to date gehouden. Daarnaast zijn de nationale netwerken actief gehouden, onder meer via het Landelijk Platform van Lokale Professionals (LPLP). Ook vonden in de voornaamste risicogebieden diverse activiteiten plaats ter bevordering van deskundigheid van professionals en ter ondersteuning van maatschappelijke initiatieven voor het tegengaan van radicalisering. De kennis en materialen ontwikkeld in de vorige periode worden hier uiteraard in meegenomen.
Kunt u ingaan op de rol die imams en moskeeën zouden kunnen spelen bij het tegengaan van radicalisering onder jongeren en daarbij ook willen reageren op de oproep van het Contactorgaan Moslims en Overheid, dat spreekt namens 380 moskeeën, aan de Nederlandse moslimgemeenschap om haar verantwoordelijkheid te nemen en alert te zijn op jongeren die dreigen af te glijden?2
Veel moskeeën en imams kunnen een partner zijn in het tegengaan van de verspreiding van jihadisme en extremisme. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gaat daarom met hen een meerjarig overleg aan over een brede agenda: radicalisering, opvoeding, discriminatie en moslimdiscriminatie. Ook vragen rond opvoeding, de rol van het informeel koranonderwijs, het versterken van informele opvoedingsondersteuning en dilemma's rond identiteitsvorming zullen aan bod komen.
De oproep van het Contact Orgaan Moslims en Overheid wordt zeer gewaardeerd, omdat deze oproep laat zien dat de moslimgemeenschap haar verantwoordelijkheid wil nemen en alert wil zijn op jongeren die dreigen af te glijden. Dit geldt evenzeer over het initiatief van de Unie van Marokkaanse imams, die zich uitspreken voor samenwerking.
Kunt u ervoor dat zorgen dat het plan van aanpak met aanvullende maatregelen om radicalisering en jihadisme tegen te gaan deze week in het bezit is van de Kamer zodat dit kan worden betrokken bij het voor volgende week geplande plenaire debat met als onderwerp «jihad-hooligans op ramkoers»?
U hebt het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme reeds ontvangen.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór het plenaire debat met als onderwerp «jihad-hooligans op ramkoers»?
Ja.
Het hacken van servers door de politie terwijl de zogenaamde ‘hackwet’ nog niet door de Kamer is behandeld |
|
Magda Berndsen (D66), Kees Verhoeven (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt de berichtgeving dat een groot internationaal onderzoek loopt naar Blackshades, software waarmee onder meer malware kan worden gemaakt?1
De berichtgeving klopt in zoverre dat in diverse Europese landen, de VS en Canada strafrechtelijke onderzoeken hebben gelopen of lopen tegen (ver)kopers en/of verspreiders en/of vervaardigers van software die hoofdzakelijk geschikt is gemaakt of ontworpen is tot het plegen van kort gezegd computercriminaliteit als bedoeld in de artikelen 138ab, eerste lid, 138b en 139c WvSr.
Heeft het Openbaar Ministerie (OM) in het kader van onderzoek naar Blackshades opdracht gegeven tot het hacken van de server van Blackshades? Zo ja, kunt u toelichten wat de wettelijke basis is van die opdracht en op grond waarvan die opdracht geoorloofd is?
Het Openbaar Ministerie heeft geen opdracht gegeven om de server van Blackshades te betreden. De politie heeft onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie en na daartoe te zijn gemachtigd door een rechter-commissaris op afstand een server betreden en deze server vervolgens doorzocht ter vastlegging van gegevens op grond van artikel 125i van het Wetboek van Strafvordering.
Het is onder bepaalde omstandigheden op basis van artikel 125i van het Wetboek van Strafvordering met een machtiging van de rechter-commissaris mogelijk om op afstand een computersysteem te betreden, met als uitsluitende doel de computer te doorzoeken op vooraf bepaalde gegevensbestanden en deze zonodig in beslag te nemen door ze vast te leggen. In twee strafzaken waarin het ging om zeer ernstige feiten is hiervan sprake geweest. Ik verwijs tevens naar de beantwoording van de vragen van het lid Gesthuizen (SP) aan de Minister van Veiligheid en Justitie over het gebruik van omstreden spionagesoftware door de politie (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 202).
Hoe vaak heeft het OM tot op heden aan de politie opdracht gegeven servers en computers te hacken in het kader van een opsporingsonderzoek en waar was in die gevallen de bevoegdheid tot het hacken op gebaseerd?
De politie verricht opsporingsonderzoek op basis van het Wetboek van Strafvordering. De term «hacken» komt daarin niet voor. De politie heeft, zoals in het antwoord op de vorige vraag beschreven, op basis van artikel 125i van het Wetboek van Strafvordering in slechts enkele (uitzonderlijke) gevallen, met machtiging van de rechter-commissaris, een geautomatiseerd systeem betreden en gegevens van een server waarvan de locatie en het eigenaarschap onbekend waren, veilig gesteld. Een van die onderzoeken betreft het onderzoek Blackshades.
In hoeverre is het huidige Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering toereikend als wettelijke grondslag voor het door de politie toegang verschaffen tot servers en computers van verdachten?
De huidige wettelijke regeling, zoals toegelicht in het antwoord op vraag 2, dient te worden aangevuld, hetgeen gebeurt in het wetsvoorstel Computercriminaliteit III. Doel van dat wetsvoorstel is het juridisch kader voor de opsporing en vervolging van cybercrime meer toe te snijden op de opsporing en vervolging van computercriminaliteit en de nieuwe werkwijzen van criminelen. De huidige samenleving en de snelle veranderingen van techniek om met elkaar te communiceren en informatie te delen of op te slaan overal ter wereld, vereisen dat opsporingsautoriteiten met die veranderingen mee ontwikkelen (zie ook mijn brief van 15 oktober 2012 aan de kamer inzake wetgeving bestrijding cybercrime)(Kamerstuk 28 684, nr. 363).
Het wetsvoorstel voorziet naast diverse veranderingen en aanvullingen in een nieuwe bevoegdheid waarin een opsporingsambtenaar zich, na een daartoe gegeven bevel van een officier van justitie, onder strikte voorwaarden heimelijk en op afstand de toegang mag verschaffen tot een geautomatiseerd werk om in dat geautomatiseerde werk bepaalde bevoegdheden toe te passen. Dit binnendringen in een geautomatiseerd werk is een verdergaande bevoegdheid dan het doorzoeken ervan en noodzakelijk voor de opsporing van veel vormen van internetcriminaliteit.
Klopt het dat uw voorstel tot «Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de verbetering en versterking van de opsporing en vervolging van computercriminaliteit (computercriminaliteit III)» juist beoogt in een wettelijke grondslag te voorzien voor het hacken van servers en computers door justitie ten behoeve van het opsporingsonderzoek? Zo ja, hoe verhoudt de huidige praktijk waarin opdracht wordt gegeven tot het hacken van een server in kader van een opsporingsonderzoek, zich tot dit wetsvoorstel?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke termijn verwacht u het wetsvoorstel «computercriminaliteit III», dat sinds mei 2013 in consultatie is, bij de Tweede Kamer in te dienen?
Het wetsvoorstel wordt begin volgend jaar ingediend bij de Tweede Kamer.
Het bericht ‘Nog even en de olifant is uitgestorven’ |
|
Eric Smaling |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennis genomen van het bericht «Nog even en de olifant is uitgestorven»?1
Ja.
Welke consequenties verbindt u aan de recente alarmerende berichten over de rappe afname van diverse wilde dierenpopulaties (olifanten, neushoorns, leeuwen etc.)?
Het kabinet zal zich via multilaterale fora en programma’s en projecten blijven inzetten landen te ondersteunen in hun strijd tegen stroperij en illegale handel in producten van wilde dieren (zie o.a. Kamerstuk 28 286, nr. 724, 13 februari 2014).
Erkent u dat het behoud van bedreigde diersoorten en hun leefomgeving deel uitmaakt van het behoud van de mondiale publieke goederen, en dat met name lage en middeninkomenslanden in Afrika en Azië de dupe zijn van de desastreuze gevolgen van (georganiseerde) stroopactiviteiten? Zo ja, hoe verhoudt de zeer succesvolle illegale handel in (producten van) beschermde diersoorten zich tot uw ambities aangaande de global public goods, zoals onder meer verwoord in Wat de wereld verdient en uw brief Versterking van de positie van Nederland in mondiale waardeketens?2
Ja. Het behoud van en het waarborgen van Internationale Publieke Goederen, waaronder ook de bedreigde diersoorten en hun ecosystemen, is in ieders belang. Dit geldt des te meer gezien de veiligheidsrisico’s rondom de internationaal georganiseerde stroperij voor de soorten en de lokale bevolking. De onvoorzien hoge toename in de illegale handel in ivoor e.d. kan volgens het kabinet slechts in gezamenlijkheid op het mondiale speelterrein worden aangepakt. In de gehele keten wordt getracht de stroperij en de handel een halt toe te roepen. Dit betekent inzet op de bescherming van ecosystemen en behoud van biodiversiteit; de controle van handelsstromen bij grensstreken en havens; regelgeving, internationale afspraken en bewustwordingscampagnes ten aanzien van de handel in en het gebruik van ivoor en andere dierlijke materialen tot en met de handhaving van die afspraken en regels. Nederland draagt daar, zoals uit deze beantwoording blijkt, substantieel aan bij.
Kunt u aangeven welk deel van het ontwikkelingsbudget besteed wordt aan het verbeteren van de bestrijding van het aanrichten van schade aan in het wild levende dieren c.q. de vervolging van wilde fauna? Kunt u daarbij aangeven welke bilaterale afspraken er gemaakt worden, en met welke landen?
Voor de bestrijding van wildlife crime wordt nagenoeg geen ontwikkelingsbudget ingezet.
Voor de komende vier jaar is binnen de begroting van het Ministerie van Economische Zaken, één miljoen euro per jaar vrijgemaakt om specifieke programma’s en projecten te financieren in de strijd tegen stroperij en de illegale handel in wilde dieren (referte Kamerstuk 28 286, nr. 724). De projecten beslaan de gehele keten van de illegale handel.
In april 2014 organiseerde het Ministerie van Buitenlandse Zaken i.s.m. het Global Initiative Against Transnational Organized Crime een internationale bijeenkomst in Den Haag, met daarin aandacht voor de koppeling tussen handhaving en ontwikkelingssamenwerking bij de aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit. Bij deze bijeenkomst was ook expliciete aandacht voor «Wildlife/Environmental and Natural Resource Trafficking». Rond dezelfde tijd lanceerden het WNF en het Vredespaleis ook een internationaal platform in Den Haag ter bestrijding van internationale wild life crime.»
Kunt u toelichten aan welke landen Nederland technische assistentie verleent in de vorm van onder andere douane en forensische expertise? In hoeverre werpt dit beleid zijn vruchten af in de strijd tegen illegale handel in dieren en dierproducten?
Zie antwoord op vraag 4. De meeste projecten en programma’s die een rol kunnen spelen in de strijd tegen stroperij zijn op dit moment in voorbereiding of pas opgestart. De toenemende internationale betrokkenheid bij dit onderwerp heeft geleid tot meer inbeslagnames van partijen ivoor in Afrika en het opleggen van hogere straffen aan stropers en handelaren. Daarnaast worden met enige regelmaat delegaties van landen in Nederland ontvangen voor het uitwisselen van kennis en expertise.
Deelt u de mening van het Wereld Natuur Fonds (WNF) dat stroperij moeilijk is aan te pakken doordat er internationale criminele syndicaten achter de slachtingen zitten?
Ja.
Deelt u de mening dat de illegale handel in dieren en producten van dieren de regionale en internationale veiligheid bedreigt, omdat terreurgroepen als Al Shabab, de Janjaweed en de Oegandese rebellengroep LRA een deel van hun activiteiten financieren met de inkomsten uit deze handel? Zo ja, ziet u mogelijkheden om, in het kader van beleidscoherentie en de 3d-benadering van het kabinet, een deel van het budget uit het Budget Internationale Veiligheid (BIV) vrij te maken voor de bestrijding van illegale handel en haar uitwassen?
Er zijn inderdaad aanwijzingen dat terreurgroepen een deel van hun financiering krijgen uit deze activiteiten. Het is lastig om deze beweringen daadwerkelijk uit onafhankelijke bronnen bevestigd te krijgen. Dit maakt de taak van handhavende organisaties ingewikkeld.
Binnen het Budget Internationale Veiligheid is ruimte voorzien voor de aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit en de potentieel zeer negatieve gevolgen ervan op veiligheid en stabiliteit in ontwikkelingslanden. Hierover vindt momenteel nog interdepartementale afstemming plaats.
Welke mogelijkheden ziet u om – in samenwerking met INTERPOL, EuropOL en andere internationale handhavingsorganisaties- de organisaties die de drijfveer achter stroperij en illegale handel vormen in kaart te brengen en hun activiteiten op dit terrein te bestrijden?
Nederland ondersteunt in internationale fora o.a. initiatieven om de internationale samenwerking op het gebied van handhaving te ondersteunen. Nederland heeft in 2013 een bijeenkomst van het International Consortium on Combatting Wildlife Crime (ICCWC) gefinancierd. In dit consortium werken CITES UNODC, WCO en Interpol en de Wereldbank samen. Zoals vermeld in antwoord op vraag 4 worden ook projecten van organisaties binnen en buiten ICCWC gesteund.
In hoeverre dringt u er in de diplomatieke betrekkingen met China, waar de vraag naar ivoor, neushoornhoorns en andere van bedreigde dieren afkomstige producten enorm stijgt, op aan dat de autoriteiten meewerken aan de strijd tegen de import van illegale goederen?
Nederland is zich bewust van de noodzaak om de vraag naar (producten van) wilde dieren terug te dringen. Nederland ondersteunt daartoe o.a. een project (TRAFFIC) gericht op vraag reductie in China. Het project richt zich vooral op bewustwording van het middenkader van de autoriteiten.
In hoeverre maakt u gebruik van de diplomatieke betrekkingen met Afrika en Azië om aandacht te vragen voor de versterking van de strijd tegen stroperij en de illegale handel in dieren en dierproducten?
Zowel in multilateraal verband als via de ambassades worden de zorgen over de toename van stroperij en illegale handel onder de aandacht van organisaties en landen gebracht. Nederland pleit met name binnen CITES maar recentelijk ook binnen UNEP (United Nations Environment Programme) en Interpol voor een sterke inzet op dit thema.
Kunt u aangeven in hoeverre u, als «honest broker» in de onderhandelingen over de Economische Partnerschapsakkoorden (EPA’s), die waarschijnlijk ook een hoofdstuk met het oog op douaneversterking bevatten, zich inspant om de illegale handel in ivoor, neushoornhoorns en dergelijke tegen te gaan?
Handel in ivoor, neushoornhoorns en dergelijke is een punt van zorg. Nederland benadert dit probleem tot nu toe vooral vanuit de versterking en modernisering van de douane en het vraagstuk van duurzaamheid, o.a. in het kader van de vrijhandelsverdragen die de Europese Unie met derde landen sluit. Ook in de Economische PartnerschapsAkkoorden (EPA’s) die de Europese Unie onderhandelt met diverse Afrikaanse regio’s worden afspraken gemaakt over douane en het faciliteren van de handel. Het versterken van de douanediensten in deze regio’s baant uiteindelijk de weg voor eerlijker handel en kan ertoe bijdragen dat fraude, ontduiking en illegale handel worden gelimiteerd.
Kunt u aangeven wat uw inspanningen zijn op Europees niveau om het thema illegale handel in dieren en dierproducten met gelijkgezinde landen onder de aandacht van de Europese Commissie te brengen? Zijn er nog andere manieren waar u kansen ziet om vanuit uw rol de strijd tegen deze illegale handel onder de aandacht te brengen in bilaterale en multilaterale betrekkingen?3
De Europese Commissie heeft begin dit jaar een mededeling inzake wildlife crime gepubliceerd. Op 8 april heeft het Kabinet uw Kamer een reactie op de mededeling gestuurd (Kamerstuk 22 112-1827, 8 april 2014). Nederland heeft deelgenomen aan de conferentie die de Commissie over de mededeling organiseerde. De Commissie heeft aangegeven eventuele vervolgstappen over te laten aan de nieuw te benoemen Commissie.
Bent u bereid om de resolutie van het Europese parlement, gericht op de aanpak van stroperij en de illegale handel in dieren en dierproducten, te steunen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 12,
Het bericht ‘Samenleving elk jaar voor 30 miljard getild’ |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Samenleving elk jaar voor 30 miljard getild» en klopt hetgeen hierin wordt vermeld?1
Ja, het bericht ken ik. Ervaringen van diverse onderzoekers in Nederland en in het buitenland leren dat van de totale omvang van fraude hoogstens een zeer globale inschatting gemaakt kan worden en dat deze inschattingen zeer uiteenlopen. Het onderzoek waar het artikel naar verwijst, bestaat uit een optelsom van allerlei nationale en internationale onderzoeken die soms zeer grove schattingen en grote bandbreedtes geven. Het bedrag van 30 miljard kan ik dan ook niet bevestigen.
Deelt u de mening dat fraude, in welke vorm dan ook, nooit mag lonen en altijd keihard aangepakt moet worden? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet acht het voorkomen en bestrijden van fraude van groot belang, evenals het terughalen en afpakken van onrechtmatig of anderszins ten onrechte ontvangen overheidsgelden en langs criminele weg verkregen vermogen. Het kabinet zet daarom in op een rijksbrede en programmatische aanpak van fraude. Het actieplan van het Kabinet tegen fraude heb ik uw Kamer gestuurd bij brief van 20 december 20132 en is aan de orde geweest tijdens het debat met uw Kamer over fraude in Nederland op 15 mei jongstleden. De aanpak richt zich onder meer op het fraudebestendiger maken van wet- en regelgeving en systemen, een krachtdadige aanpak van fraudeurs, het verhogen van de pakkans en het afpakken van frauduleus verkregen gelden. Het kabinet zal uw Kamer voor het einde van dit jaar een voortgangsrapportage sturen over de rijksbrede aanpak van fraude.
Bent u bereid maatregelen te treffen teneinde ervoor te zorgen dat fraude nooit zal lonen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de pakkans van fraudeurs omhoog moet? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid maatregelen te treffen om de pakkans van fraudeurs te vergroten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van mening dat indien de in het betreffende artikel vermelde vormen van fraude keihard aangepakt zouden worden, in één klap alle andere bezuinigen op veiligheid onnodig zouden worden en er juist geïnvesteerd zou kunnen worden in veiligheid? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 1. De aanpak van fraude brengt kosten en baten met zich mee. De baten vallen niet vanzelfsprekend toe aan dezelfde partijen die de kosten maken. Baten zoals versterking van het vertrouwen in de overheid, het handelsverkeer en financiële instellingen zijn bovendien lang niet altijd te kwantificeren in financiële zin. Om deze redenen kan een kosten-batenbenadering niet doorslaggevend zijn bij het vormgeven van de fraude-aanpak. Het voorkomen en bestrijden van fraude dient een breder doel, namelijk het handhaven van de norm dat fraude niet acceptabel is en het optreden tegen personen die zich niet aan de gestelde normen houden. Dit is van groot belang voor het vertrouwen in de rechtsstaat en om het draagvlak bij burgers voor collectieve voorzieningen te behouden.
Een kogel voor een allochtoon gezin |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht: «Kogel voor allochtone familie: jihad niet in onze straat»?1
Ja.
In hoeverre zijn er al verdachten opgepakt voor de trieste bedreiging van dit gezin met kleine kinderen?
De politie heeft meerdere keren contact gehad met het gezin. Alleen ten aanzien van de bezorging van een kogel is aangifte gedaan. Het onderzoek naar aanleiding van deze aangifte loopt. Over de stand van zaken van dit opsporingsonderzoek kan ik u geen mededelingen doen.
Op welke wijze wordt de veiligheid van het betreffende gezin gewaarborgd nu blijkt dat na de bekrassing van de auto, dreigbrieven met hakenkruizen en een steen door het raam er zelfs een kogel is bezorgd?
Over eventuele beveiligingsmaatregelen ten aanzien van dit gezin kan ik u geen mededelingen doen.
In hoeverre ziet u de multiculturele spanning in onze samenleving groeien en welke maatregelen bent u voornemens te treffen om het tij te keren?
De Nederlandse samenleving kenmerkt zich door een grote diversiteit aan (godsdienstige) levensbeschouwingen, opvattingen en levensstijlen. Dit is een groot goed. Vrijheid en openheid van de samenleving, verankerd in de Grondwet en in mensenrechtenverdragen, maken deze pluriformiteit mogelijk. Dit neemt niet weg dat er ook spanningen aanwezig kunnen zijn tussen de verschillende uitgangspunten. Ik onderken de maatschappelijke spanningen die zich de afgelopen tijd hebben voorgedaan. Mede om die reden heeft het kabinet in het recent aangeboden actieprogramma integrale aanpak jihadisme een breed pakket aan maatregelen aan uw Kamer gepresenteerd. Deze maatregelen zijn onder meer gericht op het tegengaan van radicalisering en maatschappelijke spanningen.
Verder treedt de lokale driehoek op indien er sprake is van dreiging voor de veiligheid en openbare orde. Indien een dergelijke dreigende situatie ontstaat, zal onder regie van de burgemeester een casus-gericht interventieplan worden opgesteld.
De berichten ‘Ouders top-25 geven niet thuis’ en ‘Aanpak top-24 zaak van lange adem’ waaruit blijkt dat de softe aanpak van Marokkaanse criminelen niets oplevert |
|
Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Ouders top-25 geven niet thuis» en «Aanpak top-24 zaak van lange adem» waaruit blijkt dat de softe aanpak van Marokkaanse criminelen niets oplevert?1
Ja.
Deelt u de mening dat de verantwoordelijkheid voor het gedrag van criminelen hier volledig bij de overheid en de belastingbetaler wordt gelegd in plaats van daar waar deze hoort, namelijk bij de criminelen en hun ouders? Zo neen, waarom niet?
Nee, die mening deel ik niet. De verantwoordelijkheid voor crimineel gedrag ligt bij de delictpleger zelf. Criminelen worden opgespoord, vervolgd en berecht. Ouders kunnen worden vervolgd indien zij opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van een misdrijf of daarbij behulpzaam zijn (artikel 48 Wetboek van Strafrecht). De burger mag verwachten dat de overheid tegen criminaliteit optreedt, hetgeen ook gebeurt.
Bent u bereid deze Marokkaanse criminelen en hun familie de Nederlandse nationaliteit af te nemen en hen zo snel mogelijk het land uit te zetten? Zo neen, waarom niet?
De intrekking van de Nederlandse nationaliteit en uitzetting wegens een veroordeling voor commune misdrijven is niet mogelijk. Op grond van de rijkswet op het Nederlanderschap kan het Nederlanderschap wel worden ingetrokken als sprake is van een onherroepelijke veroordeling wegens staatsondermijnende activiteiten, die strafbaar zijn gesteld in Boek II, titels I tot en met IV, Wetboek van Strafrecht, en waarop een gevangenisstraf van 8 jaar of meer is gesteld. Betrokkene mag door de intrekking van de Nederlandse nationaliteit echter niet staatloos worden.
Ik verwijs in dit kader naar de brief van 29 augustus 2014 waarin ik u samen met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heb geïnformeerd over het actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme. In het actieprogramma zijn onder meer maatregelen opgenomen om de mogelijkheden te verruimen het Nederlanderschap te ontnemen van onderkende uitreizigers die zich aansluiten bij een terroristische groepering.
Bent u bereid de buurtregisseurs en andere betrokkenen uit de softe sector aan te moedigen hun werkzaamheden duurzaam te verplaatsen naar Marokko, uiteraard volledig op kosten van de Marokkaanse samenleving? Zo neen, waarom niet?
Nee, ik ben daar niet toe bereid. De doelstelling is Nederland veiliger te maken. Het kabinet, het lokaal bestuur, politie en openbaar ministerie blijven onverminderd stevig inzetten op de aanpak van overlast en criminaliteit in Nederland, ongeacht de afkomst van degenen die overlast en criminaliteit veroorzaken. De keuze om daarbij buurtregisseurs en welzijnsmedewerkers in te zetten is aan het lokaal bestuur.
Het bericht dat hackers 1,2 miljard inloggegevens en 500 miljoen e-mailadressen hebben gestolen |
|
Kees Verhoeven (D66), Magda Berndsen (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Hackers stelen 1,2 miljard inloggegevens en 500 miljoen e-mailadressen»?1
Ja.
Kunt u de claim van cybersecurity bedrijf Holden Security bevestigen?
Deze claim kan ik bevestigen noch ontkennen. Behalve de mediaberichten is vooralsnog geen feitelijke informatie beschikbaar.
Zijn er ook Nederlandse bedrijven, organisaties of overheidsinstellingen getroffen door de Russische hackers? Zo neen, kunt u ervoor zorgdragen dat het Nationaal Cyber Security Centrum dit zo snel mogelijk uitzoekt zodat de getroffen partijen de kwetsbaarheden op hun websites kunnen verhelpen en gebruikers geïnformeerd kunnen worden?
Het NCSC heeft direct contact gezocht met Hold Security om meer informatie te krijgen. Tot dusverre is door Hold Security geen gedetailleerde informatie gedeeld met het NCSC over de buitgemaakte data.
Buiten de mediaberichten is geen feitelijke informatie beschikbaar waardoor de precieze impact van de datadiefstal niet is vast te stellen. Het is daarmee onbekend welke organisaties en individuen mogelijk zijn geraakt, of hier Nederlandse partijen tussen zitten en via welke websites de gegevens zijn buitgemaakt.
Het NCSC staat conform haar reguliere rol in nauw contact met haar internationale partners om aanvullende informatie te verkrijgen. Op basis van de beperkt beschikbare feitelijke informatie heeft het NCSC haar doelgroep van rijksoverheid en vitale sectoren geïnformeerd.
Hoe verhoudt deze situatie zich tot het wetsvoorstel meldplicht datalekken?2 Moeten getroffen partijen dergelijke datalekken melden na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel?
Het wetsvoorstel meldplicht datalekken strekt ertoe de huidige Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) te versterken. Naast de bestaande verplichtingen om persoonsgegevens op behoorlijke en zorgvuldige wijze te verwerken en op passende wijze tegen verlies of onrechtmatige verwerking te beveiligen, zal de Wbp – na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel – een verplichting bevatten om inbreuken op de beveiliging van persoonsgegevens te melden aan de toezichthoudende instantie (College bescherming persoonsgegevens) en aan de getroffen personen. Van belang is dat deze meldingen onverwijld geschieden, opdat zo snel mogelijk duidelijk wordt welke maatregelen de getroffen organisatie heeft genomen of voorstelt te nemen om de negatieve gevolgen van de inbreuk te verhelpen. Daarnaast dient de getroffen organisatie aan te geven welke maatregelen de getroffen personen zelf kunnen nemen om de nadelige gevolgen van de inbreuk te beperken. Hierbij kan worden gedacht aan het wijzigen van wachtwoorden. Niet ieder denkbaar datalek valt onder de wettelijke meldplicht. Of een datalek moet worden gemeld is afhankelijk van de aard en de omvang van de inbreuk en de aard van de getroffen persoonsgegevens. Dit is ter beoordeling van de individuele verantwoordelijke. In zijn algemeenheid geldt dat bij een hack als waarvan in de berichtgeving sprake is, waarbij inloggegevens en emailadressen zouden zijn buitgemaakt, een melding al snel gepast zal zijn in verband met risico’s op misbruik van deze persoonsgegevens, zoals identiteitsfraude en andere vormen van (financiële) fraude.
Kunt u aangeven of het Nationaal Cyber Security Centrum reeds op de hoogte is van de kwetsbaarheden die mogelijk aanwezig zijn geweest zowel voor het aanleggen van het botnet als voor de extractie van database gegevens via SQL-injectie? Gaat het hier om voorheen onbekende kwetsbaarheden of reeds bekende kwetsbaarheden die nog niet verholpen waren?
Buiten de mediaberichten is geen feitelijke informatie beschikbaar waardoor niet aan te geven is of de informatie daadwerkelijk via SQL-injectie verkregen is. In de media wordt aangegeven dat criminelen de gegevens zouden hebben verkregen van ruim 400.000 verschillende websites afkomstig uit zowel de VS als daarbuiten. De gegevens zouden onder andere zijn buitgemaakt door misbruik te maken van SQL-injectie, een veel voorkomende kwetsbaarheid die aanwezig was (en mogelijk nog is) in de betreffende 400.000 websites.
In hoeverre kan een eventuele vorm van terughacken een rol spelen bij het beperken van de schade als deze van botnet?
Gezien de tot nu toe bekende informatie is weinig te zeggen of in dit bijzondere geval binnendringen in deze geautomatiseerde werken een rol zou kunnen spelen bij het beperken van de schade die is ontstaan door het gebruik van het botnet. In het algemeen kan wel gesteld worden dat de uitbreiding van de mogelijkheden voor politie en Openbaar Ministerie die deel uitmaken van het wetsvoorstel Cybercrime III in de toekomst bij zullen dragen aan de bestrijding van botnets. In het bijzonder het binnen dringen in een geautomatiseerd werk geeft de mogelijkheid om bijvoorbeeld command en controlservers van botnets te onderzoeken en zonodig uit te schakelen. Daarna kan ook in kaart gebracht worden welke computers in het botnet zitten en kan verdere actie genomen worden om deze computers daar uit te (laten) verwijderen. Dit zal dan zeker bijdragen aan het beperken van de schade.