Mogelijke betrokkenheid van KPMG bij (illegale) gokpraktijken op Curaçao en Sint Maarten |
|
Ronald van Raak , André Bosman (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de berichten over mogelijk illegale gokpraktijken op Curaçao, gericht op digitale sportsbettings (online casino’s)?1 2 3
Ja.
Kunt u verklaren waarom het fenomeen van sportsbettings al meer dan 15 jaar op Curaçao bestaat, zich richt op internationale markten, maar lokaal geen wetgeving bestaat en ook geen controle wordt uitgeoefend door de lokale instanties, zoals de Gaming Control Board (GCB)?4
De gokwereld en de aanpak van mogelijke misstanden daarbinnen is primair een lokale aangelegenheid. Het Openbaar Ministerie op Curaçao en Sint Maarten zijn de bevoegde instanties inzake de aansturing van de opsporing van mogelijke misstanden en daar waar opportuun de vervolging, onder politieke verantwoordelijkheid van de Ministers van Justitie ter plaatse.
Bij verwevenheid tussen de onder- en bovenwereld treden de landen binnen het Koninkrijk gezamenlijk op. Ondermijning raakt immers het Koninkrijk als geheel. Met Sint Maarten zijn op 24 mei 2015 in een protocol onder andere afspraken gemaakt over de aanpak van grensoverschrijdende, ondermijnende criminaliteit. Nederland investeert 22,1 miljoen euro in deze aanpak die door de procureur-generaal van Curaçao, Sint Maarten en de BES wordt aangestuurd.
Op Curaçao treedt het Openbaar Ministerie zichtbaar en succesvol op tegen misstanden die raken aan de integriteit van het bestuur, waarbij ook de gokindustrie in beeld is. Ter illustratie verwijs ik naar de veroordeling d.d. 1 april 2016 in de zogenaamde Bientu-zaak waarbij de verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar en voorts een bedrag van NAF 72,5 miljoen verbeurd is verklaard.
Als Minister van Koninkrijksrelaties ontvang ik – onder andere – de signalen en berichten die in de vraagstelling worden genoemd en ik neem deze zoals hiervoor beschreven serieus. Bij de huidige stand van zaken past het mij evenwel niet om uitspraken te doen over individuele bedrijven en burgers.
Deelt u de mening dat een ongecontroleerde gokindustrie vanuit Curaçao met aantoonbare connecties met personen buiten Curaçao, zoals in de Verenigde Staten, schade kan toebrengen aan de integriteit van het Koninkrijk? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Is er contact geweest met de desbetreffende overheden (bij voorbeeld Justitie, belasting, douane) van landen zoals de VS ten aanzien van deze grensoverschrijdende gokactiviteiten? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bekend met de uitspraak van de heer Francesco Corallo, een casino-eigenaar op Sint Maarten, dat hij zijn boeken laat controleren door KPMG?5
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat daarmee de positie van KPMG kwetsbaar wordt omdat ook Transparency International aangeeft dat de gokindustrie op Sint Maarten sterk verweven is met het politieke bestuur?6
Zie antwoord vraag 2.
Is hier sprake van een afbreukrisico voor het Koninkrijk der Nederlanden vanwege de verbinding tussen KPMG, de heer Corallo en de gokindustrie? Indien niet, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Is er sprake van een afbreukrisico voor het Koninkrijk der Nederlanden vanwege de verbinding tussen KPMG, de telefoonmaatschappy UTS op Curaçao, het loterijbedrijf Robbies Lottery en de gokindustrie? Indien niet, waarom niet?7
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht “Wie is wie in de Amsterdamse Mocro-oorlog?” |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Wie is wie in de Amsterdamse Mocro-oorlog»?1
Ja.
Deelt u de mening dat uit de opsomming van misdrijven in het genoemde bericht en andere berichten het er meer dan de schijn van heeft dat er binnen de Amsterdamse onderwereld een groot aantal misdrijven gepleegd waarbij een groot deel van de verdachten of daders van Marokkaanse afkomst is? Zo nee, waarom niet?
Nu de vraagstelling gericht is op lopend onderzoek, kan ik hier geen verdere inhoudelijke uitspraken over doen.
Deelt u de mening dat voor het oplossen van deze misdrijven, en wellicht het voorkomen van nieuwe misdrijven van deze aard, het van grootste belang is dat de recherche in een informatiepositie verkrijgt, waardoor die beter op de hoogte raakt van wat er in Marokkaanse criminele kringen aan de hand is? Zo nee, waarom niet?
Dat een goede informatiepositie van de recherche – ook binnen Marokkaanse criminele kringen – van belang is, onderschrijf ik. Op verschillende wijzen (al dan niet heimelijk) verkrijgt de recherche een beeld van de criminaliteit in het algemeen, dus ook van de criminaliteit binnen Marokkaanse criminele kringen.
In hoeverre krijgen kwalitatief goede agenten van allochtone afkomst de kans om door te stromen binnen de politie-eenheid Amsterdam? Hoeveel rechercheurs zijn er van allochtone afkomst (uitgedrukt in een percentage van het totaal)? Hoeveel Marokkaanse familierechercheurs zijn er?
Binnen de politie heeft iedereen gelijke kansen om door te stromen. Wel geldt er sinds de personele reorganisatie een landelijke vacaturestop, hetgeen de afgelopen jaren van invloed is geweest op de doorstroommogelijkheden van medewerkers. In zijn algemeenheid geldt dat, zodra fase 1 van de personele reorganisatie is afgerond, weer medewerkers geworven kunnen worden en kunnen doorstromen naar andere functies binnen de politieorganisatie.
Het is niet mogelijk aan te geven hoeveel rechercheurs van allochtone afkomst zijn of hoeveel familierechercheurs van Marokkaanse afkomst zijn, omdat de politie haar medewerkers niet op etniciteit registreert. De verwerking van gegevens inzake etniciteit is in beginsel niet toegestaan, mede gelet op het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (art. 8 EVRM, art. 10 Grondwet). De politie heeft wel enig inzicht op de instroom van medewerkers met een allochtone achtergrond, omdat kandidaten bij de werving en selectie op het sollicitatieformulier op basis van vrijwilligheid kunnen aangeven of zijzelf en de ouder(s) geboren zijn in het buitenland. Ik zal hier nader op ingaan bij de eerstvolgende voortgangsrapportage over de vorming van de Nationale Politie.
Hoeveel politieambtenaren van Marokkaanse afkomst zijn betrokken bij de opsporing van de genoemde misdrijven?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat die informatiepositie substantieel verbeterd kan worden als er meer politieambtenaren van Marokkaanse afkomst in onderzoeken naar genoemde misdrijven worden ingezet? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
De betrokkenheid van politieambtenaren met een niet-Nederlandse achtergrond heeft zeker meerwaarde in onderzoeken. De politie realiseert zich als geen ander dat een divers samengestelde politieorganisatie een voorwaarde is om het werk nu en in de toekomst goed te kunnen blijven doen. Dat geldt voor alle politietaken.
Met het programma «Kracht van het verschil» investeert de politie de komende jaren actief in de diversiteit van de organisatie. Er worden maatregelen genomen om de diversiteit te vergroten zoals het gericht werven bij (doel)groepen die ondervertegenwoordigd zijn in de organisatie. Ook worden maatregelen genomen gericht op het behoud van medewerkers zoals de ontwikkeling van een cultuur waarbij verschillen erkend en gewaardeerd worden. Te denken valt ook aan bijeenkomsten waar medewerkers met elkaar aan een veiliger werkklimaat werken en de alertheid van leidinggevenden en vertrouwenspersonen op ongewenst gedrag.
In voornoemde eerstvolgende voortgangsrapportage over de vorming van de Nationale Politie zal ik conform de motie van de leden Recourt en Berndsen van 10 september 20152 ingaan op de versterking van diversiteit en het diversiteitsbewustzijn in de politieorganisatie.
Is het waar dat in het personeelsbeleid ten aanzien van de doorstroming van agenten naar hogere posities de anciënniteit van hun aanstelling voor de benodigde competenties gaat? Zo ja, waarom is dat? Zo nee, waar blijkt dat uit?
Bij de selectie van medewerkers naar hogere posities binnen de politieorganisatie worden werkervaring, (management)vaardigheden en (diversiteits)competenties alle meegewogen. Het is niet zo dat de anciënniteit daarin de bepalende factor is. Wel speelt werkervaring een rol bij de beoordeling of iemand geschikt is voor de betreffende functie.
De politie die het onderspit delft tegen zware criminaliteit |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de berichten: «Politie delft onderspit»1, «Water staat ons aan de lippen»2, «Een beetje hennepteler is tegenwoordig bewapend»3 en «West-Brabant land van hennep en intimidatie»4?
Ja.
Ziet u, nu de voorzitter van de Taskforce georganiseerde criminaliteit Brabant (tevens burgemeester van Tilburg), de politiebond ACP, de recherchechef van de regionale eenheid Zeeland-West-Brabant en de hoofdofficier van justitie in diezelfde regio aangeven dat er door drugsmoorden en aanslagen tussen criminelen er een overclaim ligt op de politie, eindelijk in dat de bezuinigingen te ver gaan en het water de politie letterlijk aan de lippen staat? Zo nee, wat is daar dan voor nodig?
Het afbreken van de criminele industrie is geen makkelijke opgave. Het vereist onze volle aandacht. In Zuid Nederland zijn daarom de afgelopen jaren veel extra maatregelen getroffen, zoals een sterke intensivering van de aanpak door een brede coalitie van overheidspartijen via de Taskforce Brabant Zeeland, een Integraal Afpakteam Brabant Zeeland en het vrijspelen van gelabelde capaciteit bij het Openbaar Ministerie (OM) en politie (Intensivering Zuid Nederland). Om nog een extra impuls te geven aan de strafrechtelijke aanpak van ondermijnende criminaliteit heb ik hier in de Begroting 2016 structureel € 3 miljoen voor vrijgemaakt in het bijzonder voor Zuid Nederland en het strafrechtelijk afpakken van crimineel vermogen. Daarnaast wordt momenteel druk gewerkt aan de voorstellen uit de Contourennota Versterking Opsporing5. Onderdeel van deze versterking is ook het vullen van nog bestaande vacatures bij de recherche.
Over de actuele stand van zaken en over de benodigde aanpak in de komende jaren in Zuid Nederland ben ik momenteel druk in gesprek met alle betrokkenen.
Gaat u gehoor geven aan de dringende oproep te zorgen voor meer capaciteit, zowel bij de politie (recherche) als bij het OM (officieren van justitie), zeker nu blijkt dat de extra 125 agenten die eind 2014 werden ingevlogen om het zuiden te helpen onvoldoende zijn en deze misdaadgolf ook de rest van het land dreigt te overspoelen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Indien u niet bereid bent om fors meer capaciteit te regelen, wat gaat u dan wel doen om de zware criminaliteit een halt toe te roepen en uw prioriteit eer aan te doen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening van de ACP dat de CBS-cijfers, die een daling van de criminaliteit laten zien, geen reëel beeld vormen omdat veel criminaliteit niet geregistreerd wordt? Zo nee, waarom niet?
De dalende trend die de geregistreerde criminaliteit vertoont, is onmiskenbaar. Maar de totale omvang van criminaliteit behelst inderdaad meer dan wat de politie registreert of wat blijkt uit slachtofferenquêtes. Criminaliteit die wordt aangepakt door de Bijzondere Opsporingsdiensten, inspecties of bestuurlijke autoriteiten komt bijvoorbeeld deels niet in deze cijfers terug, zoals thema’s als fraude en milieucriminaliteit. De CBS-cijfers verschaffen slechts in beperkte mate informatie over zogenaamde «slachtofferloze» delicten, zoals handel in verdovende middelen en illegaal wapenbezit: delicten waarvan meestal geen aangifte wordt gedaan. Bovendien wordt in toenemende mate ingezet op een integrale aanpak waarbij veel overheidsdiensten samen optreden. Activiteiten van politie en OM leiden in dit verband niet per definitie tot strafrechtelijke opsporing en vervolging, maar ook en juist tot het in positie brengen van bestuursrechtelijke autoriteiten of inspecties. Deze activiteiten komen dan niet tot uitdrukking in de cijfers van geregistreerde criminaliteit.
Deelt u de mening dat het, gezien die landelijke «daling», extra opvallend is dat blijkbaar op alle fronten van zware criminaliteit in het zuiden juist een stijging te zien is? Zo nee, waarom niet?
Geografisch is de criminaliteit in Nederland niet evenredig verdeeld. Er zijn gebieden en locaties waar criminaliteit zich bovengemiddeld voordoet. Ondermijnende criminaliteit concentreert zich bij specifieke dadergroepen of op specifieke plaatsen, die in het zuiden van Nederland meer dan gemiddeld voorkomen. Dat is ook de reden waarom hier extra op wordt ingezet door alle organisaties.
Wat is de reden van deze stijging?
Zie antwoord vraag 6.
Klopt het dat criminelen veel gewelddadiger worden? Zo nee, waarom niet?
Dat kan in algemene zin niet zo worden gesteld. Het gebruik van geweld in Nederland laat een genuanceerd en deels tegenstrijdig beeld zien. De Veiligheidsmonitor van het CBS en het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatie Centrum (WODC) toont een daling van alle vormen en typen van geweld. Ook het door de politie geregistreerde niveau van geweldscriminaliteit laat een daling zien. Zo is bijvoorbeeld het aantal moorden in 2015 ten opzichte van 2010 met meer dan een kwart afgenomen. Tegelijkertijd neemt het gebruik van zware automatische wapens toe bij liquidaties, daar is dus wel sprake van meer extreem geweld. Dat is zeer ernstig en onaanvaardbaar. Dergelijk gebruik van grof geweld krijgt bij de aanpak vanzelfsprekend de hoogste prioriteit.
Klopt het dat er bij veel vormen van nieuwe criminaliteit (cybercrime etc.) nog geen beeld is van de omvang daarvan en dat het dus heel goed mogelijk is dat de daling van de geregistreerde criminaliteit mede veroorzaakt wordt door de verplaatsing van klassieke misdrijven naar nieuwe misdrijven?
De geregistreerde klassieke «offline» vermogenscriminaliteit is afgenomen. Door de nog maar recente opkomst van nieuwe vormen van «online» criminaliteit, is er nog weinig betrouwbare statistische informatie beschikbaar over aard en omvang van dit fenomeen.
Het WODC is daarom gevraagd een onderzoek te starten om meer helderheid te verkrijgen over (de duiding van) deze ontwikkeling. Op dit moment bestaat er nog geen eenduidig beeld over de mogelijke verschuiving van criminaliteit naar de digitale wereld.
Bent u bereid om een realistisch beeld geven van de criminaliteit, dus niet alleen kale cijfers met daaraan een mooi-weer-conclusie, maar (om in termen van het kabinet te blijven) het eerlijke verhaal? Zo nee, waarom niet?
Ja. Zo laat ik jaarlijks door het WODC, het CBS en de Raad voor de Rechtspraak de publicatie Criminaliteit en Rechtshandhaving vervaardigen. Daarnaast verschijnt jaarlijks de hierboven genoemde Veiligheidsmonitor, die cijfers bevat over slachtofferschap van criminaliteit. Op deze wijze wordt een realistisch beeld gepresenteerd over de trends, omvang en ernst van criminaliteit. In aanvulling hierop noem ik het in antwoord 9 genoemde WODC onderzoek naar een mogelijke verschuiving van criminaliteit naar de digitale wereld. Met de uitkomsten van dit onderzoek hoop ik een nog completer beeld van de criminaliteitsontwikkelingen te kunnen geven.
Oerwoudgeluiden bij Harkemase boys |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Harkemase boys hopen straf KNVB te ontlopen»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat een supporter racistische geluiden maakt naar een donker gekleurde speler?
Ik vind dit afschuwelijk en niet acceptabel.
In hoeverre gebeuren dit soort praktijken vaker op amateurvelden? Heeft u daar voldoende zicht op? Zo ja, welke trend neemt u waar? Zo nee, bent u voornemens clubs te stimuleren dergelijke praktijken te melden en spelers te stimuleren altijd aangifte te doen?
Er zijn geen cijfers beschikbaar over het aantal keer dat incidenten van deze aard plaatsvinden op het amateurveld. In voorkomende gevallen wordt, net als in dit geval, direct en hard opgetreden door de KNVB. Tegelijkertijd zijn er situaties waarin dit soort gedrag niet meteen wordt gesignaleerd, of niet als probleem wordt ervaren door omstanders en betrokkenen. In die situaties kunnen mensen melding maken via het nummer van het meldpunt Sport en Geweld of de hulplijn wanordelijkheden van de KNVB zodat er tegen opgetreden kan worden.
Deelt u de mening dat beide clubs goed gehandeld hebben? Bent u ook blij met de correcties van omstanders die de dader maanden te stoppen met zijn daden?
Ja, ik ben blij dat omstanders de dader corrigeerden. Ook de sterke en gezamenlijke rol van de besturen van de betrokken verenigingen laat zien dat ook zij vinden dat dit over de grens van het acceptabele is.
Wat doet u binnen het programma «Naar een veiliger sportklimaat» om clubs te helpen dergelijke situaties te voorkomen? Waaruit blijkt dat deze inspanningen voldoende zijn? Wat doet u binnen dit programma om clubs te leren omgaan met situaties waarin individuele supporters zich ondanks goede inspanningen van de club misdragen? Waaruit blijkt dat deze inspanningen voldoende zijn?
Het actieplan «Naar een Veiliger Sportklimaat» biedt bestuurders, coaches en arbiters concrete interventies hoe zij ongewenst gedrag kunnen voorkomen en wanneer het toch plaatsvindt daar in de praktijk mee om kunnen gaan. Daar waar incidenten zoals deze voorkomen wordt ingezet op het maken van gedragen afspraken. Binnen het actieplan doet de KNVB dit in samenwerking met HALT.
Samen met een groot deel van de leden van de vereniging volgen zij het proces van:
Uit de Monitor VSK2 die ik u eerder heb toegezonden bleek dat onder alle groepen mensen die betrokken zijn bij sport het gevoel van onveiligheid in 2015 ten opzichte van 2013 kleiner is geworden. Het gevoel van sociale veiligheid in de sport lijkt onder diverse groepen stabiel te blijven of zelfs te verbeteren. Zeker onder de sporters zelf is een positieve ontwikkeling te zien; het aandeel dat zich onveiliger voelt is afgenomen.
Het bericht 'Verdachte weddenschappen bij NEC-Willem II' |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Verdachte weddenschappen bij NEC-Willem II»?1
Ja.
Op welke wijze en hoe frequent heeft u contact met de KNVB over (mogelijke) matchfixing?
Op dit moment is in Nederland de samenwerking rondom het thema matchfixing via een drietal platformen ingericht: het Strategisch beraad matchfixing (1–2 bijeenkomsten per jaar), het Nationaal platform matchfixing (4 bijeenkomsten per jaar) en het Signalenoverleg (8 bijeenkomsten per jaar). De KNVB heeft zitting in de eerste twee platformen, welke worden voorgezeten door de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Veiligheid en Justitie en sluit aan bij het Signalenoverleg wanneer daar aanleiding toe is. Daarnaast kan er ad hoc per direct contact plaatsvinden tussen de KNVB en de opsporings- en vervolgingsdiensten indien daar aanleiding toe is.
In hoeverre vindt er informatie-uitwisseling plaats in het Nationaal Platform Matchfixing? Welke informatie wisselt men daar uit en met wie en tussen wie vindt deze informatie-uitwisseling plaats?
Onder voorzitterschap van de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Veiligheid en Justitie komt een aanzienlijke groep partijen uit de sportwereld en de opsporing samen in het Nationaal Platform Matchfixing. Het doel hiervan is om informatie te delen over de strijd tegen matchfixing en de samenwerking te intensiveren. Gezien de omvang van de groep en juridische kaders is het niet mogelijk in dit gremium signalen op persoonsniveau te delen. Wel richt het huidige Platform zich op het versterken van het netwerk, uitwisselen van kennis en informatie, het verbeteren van signalering en meldingsbereidheid en het identificeren van knelpunten. Ook levert dit overleg een belangrijke bijdrage aan het bevorderen van het onderlinge vertrouwen en het versterken van het netwerk. Dit vergemakkelijkt het bilateraal delen van concrete signalen.
Onder leiding van het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie (OM) komen de Politie, de Belastingdienst doelgroep Sport, FIOD en de Kansspelautoriteit periodiek samen in het Signalenoverleg om concrete signalen te bespreken die aanleiding kunnen geven om een strafrechtelijk traject te overwegen en om de beste interventiestrategie (tuchtrecht, civielrecht, fiscaal, strafrechtelijk) te bespreken. Bij dit overleg sluit de KNVB aan wanneer er aanleiding is voor het delen van concrete relevante informatie met de opsporingspartners. Overige private partijen kunnen ook aansluiten indien hier aanleiding toe is (de «vrije stoel»).
In hoeverre heeft u contact met uw Europese ambtsgenoten over matchfixing? Welke informatie-uitwisseling vindt er dan plaats?
Op Europees niveau vindt een aantal activiteiten plaats. Zo neemt Nederland deel aan de EU-expertgroep matchfixing. In deze expertgroep wordt beleidsinformatie gedeeld en worden goede voorbeelden en ervaringen uitgewisseld. Daarnaast vinden bilaterale contacten plaats tussen de verschillende stakeholders op het terrein van sport, kansspelen en opsporing en vervolging.
Verder is de Europese Unie voornemens toe te treden tot het Verdrag van de Raad van Europa inzake matchfixing. Het is een gemengd akkoord, naast de Unie dienen daarom ook de afzonderlijke lidstaten toe te treden tot het Verdrag. De onderhandelingen hierover in EU-kader zijn nog niet afgerond. Nederland spant zich als voorzitter van de Raad van de Europese Unie in voor toetreding tot dit Verdrag.
Voorts is Nederland via Europol aangesloten bij het Focal Point Sports Corruption.
Wat onderneemt het Openbaar Ministerie (OM) actief in samenwerking met de KNVB om matchfixing tegen te gaan?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 2 en 3.
Wat onderneemt u actief in Europees verband om matchfixing tegen te gaan en in hoeverre acht u dit prioritair?
Zie antwoord vraag 4.
Welke mogelijke stappen ziet u in nationaal, Europees en internationaal verband om de informatie-uitwisseling tussen de FIFA, EUFA en KNVB te verbeteren? Zijn er mogelijkheden om deze informatie-uitwisseling te faciliteren dan wel om in nationaal, Europees en internationaal verband meer dwingend op te leggen? Zo nee, waarom niet?
De KNVB geeft aan dat de informatie-uitwisseling tussen FIFA, UEFA en KNVB goed verloopt. In UEFA-verband heeft iedere nationale bond een Integrity Officer. Deze staan ook met elkaar in contact.
Welke bevoegdheden zouden gedelegeerd kunnen worden aan de KNVB om actief op te treden in gevallen van (mogelijke) matchfixing?
De KNVB neemt als private organisatie zelf al vele maatregelen om matchfixing te bestrijden die binnen haar bevoegdheden liggen. Zowel preventief (training en educatie), reglementair (gokverbod, meldplicht) als in de opsporing (integriteitseenheid). Overige bevoegdheden zijn voorbehouden aan de opsporingsdiensten.
Wie coördineert de samenwerking tussen het OM en de KNVB in gevallen van (mogelijke) matchfixing?
Het OM en de KNVB werken samen. Zie de antwoorden op de vragen 2 en 3. Naarmate de strafrechtelijke component toeneemt zal de rol van het OM ook toenemen.
Hoe is het mogelijk dat journalisten en anderen de gevallen van matchfixing wel op kunnen sporen en het OM nauwelijks tot niet?
Het OM kan haar wettelijke opsporingsbevoegdheden inzetten in het geval er sprake is van een redelijk vermoeden van het plegen van een strafbaar feit. Informatie van andere publieke en private partijen kunnen bijdragen aan het ontstaan van een dergelijke vermoeden. Het OM werkt dan ook graag samen met partijen die informatie kunnen aanleveren.
Hoe kan een individu of een organisatie die informatie heeft over matchfixing deze melden? Wat gebeurt er met een dergelijke melding?
NOC*NSF heeft het Vertrouwenspunt Sport ingericht, waar alle sporters melding kunnen doen van integriteitskwesties zoals matchfixing. Naast bellen of mailen is het ook mogelijk om via een «speak up systeem» volledig anoniem een melding te doen. Ten aanzien van meldingen over matchfixing heeft NOC*NSF afspraken gemaakt met het OM. Om de eigen veiligheid van de vertrouwenspersonen die de telefoon opnemen te beschermen en te voorkomen dat vertrouwenspersonen als getuige opgeroepen kunnen worden bij een eventuele rechtszaak is met het OM overeengekomen dat personen die iets willen melden over matchfixing in contact worden gebracht met een vaste contactpersoon bij het OM, die de melding dan kan overnemen. Met het OM is afgesproken dat meldingen die onvoldoende aanknopingspunten bieden voor een strafrechtelijk onderzoek weer terug worden gelegd bij het Vertrouwenspunt Sport die de melding bij de sportbond kan neerleggen. De betreffende sportbond kan dan alsnog besluiten een onderzoek te doen. Sportbonden kunnen daarbij vanaf april 2016 gebruik maken van een sportbrede onderzoekscommissie die is gelieerd aan het Instituut voor Sportrechtspraak die onafhankelijk onderzoek kan verrichten naar matchfixing en -betting.
Organisaties en individuen kunnen informatie over matchfixing ook melden bij de KNVB, dit kan desgewenst anoniem via de meldlijn. Elke melding wordt door de KNVB onderzocht en per geval wordt bekeken welke vervolgactie kan worden genomen. Wanneer er sprake is van concrete aanwijzingen doet de integriteitscommissie van de KNVB verder onderzoek. Daarnaast doet de KNVB daarvan een melding bij het OM.
Melders kunnen zich uiteraard ook wenden tot de opsporingsdiensten zoals de politie of Meld Misdaad Anoniem bellen.
Hoe actief treedt het OM op tegen mogelijke gevallen van matchfixing? Is er in dit geval contact opgenomen met uw Duitse ambtgenoot om te zien welke stappen ondernomen kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
Fraude in de sport is een van de prioriteiten van het OM. Alle signalen die het OM ontvangt, worden onderzocht op aanknopingspunten voor strafrechtelijk onderzoek. Zoals reeds is aangegeven in eerdere beantwoordingen van Kamervragen, doet het OM geen mededeling over waar het wel of geen onderzoek naar doet. Mogelijke belangen van opsporing, vervolging en privacy liggen hieraan ten grondslag.
Een nazistisch “pamflet” dat aan moskeeën in Nederland is gestuurd |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Kent u het pamflet waarop onder andere nazisymbolen en anti-islamteksten staan en dat aan vele Nederlandse moskeeën is gestuurd?1 Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen naar aanleiding van de bezetting van een moskee door rechtsradicalen?2
Ja.
Weet u hoeveel moskeeën in Nederland een afschrift van dit pamflet hebben ontvangen? Zo ja, hoeveel, zo nee, kunt u dit laten onderzoeken?
Op dit moment hebben 33 besturen van moskeeën aangifte gedaan. De centrale coördinatie van de beoordeling van de aangiften ligt bij parket Den Haag. Dit houdt in dat alle aangiften die bij de politie in het land binnenkomen onder regie zullen vallen van de politie-eenheid Den Haag. Er komt één onderzoek omdat het OM en de politie ervan uitgaan dat het één en dezelfde afzender betreft.
Deelt u de mening dat dit pamflet afschuwelijk is en de grenzen van de vrijheid van meningsuiting verre overschrijdt? Zo ja, waarom en wilt u dit ook aan moskeeën duidelijk maken? Zo nee, waarom niet?
Ja die mening deel ik. Iedereen heeft in Nederland het recht om er zijn eigen gedachten en geloof op na te houden. Vrijheid van meningsuiting mag niet misbruikt worden om de ander daarin te beperken of angst aan te jagen. Ik ben op 10 maart jl. samen met de NCTV in gesprek gegaan met vertegenwoordigers van de moskeeën om ze een hart onder de riem te steken en om te kijken wat we kunnen betekenen.
Deelt u de mening dat dergelijke uitingen, vanwege de onnodige kwetsende aard, de discussie over de islam in Nederland alleen maar bemoeilijkt en bevolkingsgroepen tegen elkaar opzet? Zo ja, waarom, zo nee, waarom niet?
Ja. Nederland is een land waar iedereen zichzelf moet kunnen zijn. De vrijheden in onze open samenleving gelden voor alle bevolkingsgroepen en alle religieuze gezindten. Vrijheden van de een mogen niet leiden tot beperking van vrijheden van de ander.
Deelt u de mening dat het rechtsradicalisme evenals het moslimextremisme bestreden moet worden? Zo ja, hoe gebeurt dat, zo nee, waarom niet?
Extremistische uitingen en daden zijn ontoelaatbaar, ongeacht uit welke hoek deze afkomstig zijn. Strafbare uitingen en daden zullen worden aangepakt, ongeacht de ideologische richting waaruit de dader afkomstig is. Het OM en de Politie treden hier tegenop.
Heeft een van de moskeeën, die een dergelijk pamflet heeft ontvangen, aangifte bij de politie gedaan? Zo ja, wat is de stand van zaken van het onderzoek en vervolging? Zo nee, heeft het Openbaar Ministerie ambtshalve vervolging ingesteld?
Op dit moment hebben 33 besturen van moskeeën op verschillende plekken aangifte gedaan. In het overleg op 10 maart jl. is het belang van aangifte doen benadrukt. Er loopt een strafrechtelijk onderzoek naar de herkomst van de pamfletten die vorige week door meerdere moskeeën zijn ontvangen. Het Openbaar Ministerie (OM) acht hetgeen op de flyer is afgebeeld strafbaar op grond van artikel 137 c en d van het Wetboek van Strafrecht (belediging en haatzaaien). In het belang van het onderzoek kan ik hierover verder geen mededelingen doen.
Begrijpt u dat bezoekers van moskeeën door dergelijke pamfletten zich onveiliger gaan voelen? Zo ja, waarom? Hoe beoordeelt u de veiligheid in en rondom moskeeën? Kunt u deze veiligheid laten analyseren en bij een verhoogd risico erop toe zien dat de passende beschermingsmaatregelen worden genomen? Zo nee, waarom begrijpt u dat niet?
Geweld tegen en bedreiging van moslims en islamitische gebedshuizen is onacceptabel. De overheid onderhoudt intensief contact met moskeebesturen en vertegenwoordigers van verschillende islamitische gemeenschappen om de situatie te monitoren. NCTV gaat in aanvulling op het overleg van 10 maart samen met de Nationale Politie opnieuw in gesprek met moskeebestuurders. Er is sprake van extra alertheid met betrekking tot de veiligheidssituatie van moskeeën.
De aanpak van transportcriminaliteit door de Nationale Politie |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de berichten «Ladingdiefstal daalt met 20 procent»1, «Trucker hier doelwit»2 en «Nederland is paradijs voor ladingdieven»3? Herinnert u zich de eerdere Kamervragen over het succesvolle Landelijk Team Transportcriminaliteit dat door uw voorganger is opgeheven?4
Ja.
Beschikt u over het in het tweede bericht genoemde jaarrapport van de Transport Asset Protection Association (TAPA)? Zo ja, wat is de inhoud daarvan? Zo nee, kunt u dan, voor zover beantwoording van onderstaande vragen afhankelijk is van gegevens uit dat rapport, die beantwoording dan ophouden tot die gegevens bekend zijn geworden?
Ja, ik beschik over het jaarrapport van TAPA. TAPA geeft hierin een analyse van ladingdiefstal in 2015 in Europa, het Midden-Oosten en Afrika.
Deelt u de mening dat de bovenstaande berichten tegenstrijdig zijn? Zo ja, kunt u door middel van correcte cijfers opheldering geven over de stand van zaken aangaande transportcriminaliteit? Zo nee, waarom niet?
Graag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 2 en 3 van het lid Visser (VVD), ingezonden 25 februari 2016 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 2201).
Is het in het tweede bericht gestelde, dat veel voorvallen van transportcriminaliteit niet worden gemeld, waar? Zo ja, deelt u de mening dat dit zorgelijk is en wat gaat u doen om de aangiftebereidheid te vergroten? Zo nee, wat is er niet waar?
Graag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 4 van het lid Visser (VVD), ingezonden 25 februari 2016 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 2201).
Kunt u zich de uitgesproken zorgen van ondernemers en verzekeraars over de in aantal en gewelddadigheid toegenomen incidenten voorstellen? Zo ja, waarom en wat gaat u doen teneinde die zorgen weg te nemen? Zo nee, waarom niet?
Natuurlijk neem ik gewelddadige incidenten bij ladingdiefstallen serieus. Zoals ik stel in de beantwoording van vragen van het lid Visser (VVD), ingezonden 25 februari 2016 (vraagnummer 2016Z03944), hebben er in 2014 en 2015 respectievelijk één en twee incidenten met betrekking tot ladingdiefstal plaatsgevonden waarbij geweld tegen een chauffeur is gebruikt.
Is het in het derde bericht gestelde dat veel van de transportcriminaliteit wordt begaan door rondreizende gewapende bendes criminelen waar? Zo ja, deelt u de mening het opsporen en aanpakken van dergelijke bendes prioriteit zou moeten hebben? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, wat is er niet waar?
Graag verwijs ik u naar de beantwoording op vraag 7 van het lid Visser (VVD), ingezonden 25 februari 2016 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 2201).
Deelt u de mening dat uit de praktijk blijkt dat sinds de opheffing van het Landelijk Team Transportcriminaliteit niet effectief genoeg wordt opgetreden tegen deze criminaliteit en dat Nederland voor transportcriminelen daardoor het meest aantrekkelijke land in Europa is? Zo ja, wat gaat u doen om deze ontwikkeling tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
Het is een misverstand dat het Landelijk Team Transportcriminaliteit is opgeheven. Dit team is een onderdeel van de informatie organisatie van de politie en is in het kader van de vorming van de Nationale Politie onder de naam Team Vervoer en Transport gecontinueerd. Transportcriminaliteit wordt nu vanuit de Landelijke Eenheid aangepakt, in samenwerking met regionale eenheden en (keten)partners. De aanpak van transportcriminaliteit, waar ladingdiefstal een onderdeel van uitmaakt, is een speerpunt binnen de dienst Infrastructuur van de Landelijke Eenheid. De dienst beschikt over een eigen afdeling Opsporing Infra. Rechercheurs uit deze afdeling worden flexibel ingezet op de speerpunten en doen doorlopend onderzoek op het thema transportcriminaliteit. Het Landelijk Team Ladingdiefstallen van de bovenregionale recherche Zuid-Nederland is wel opgeheven, maar de onderzoeken worden thans uitgevoerd door het team Opsporing van de dienst Infra.
De koppositie van Nederland in transportcriminaliteit |
|
Barbara Visser (VVD) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Trucker hier doelwit»?1
Ja.
Herkent u de cijfers, trends en conclusies voor wat betreft Nederland uit het rapport «All Cargo at Risk» van de Transported Asset Protection Association Europe and Africa (TAPA EMEA) uit 2015? Zo nee, waarom niet?
De verschillen met de TAPA cijfers worden verklaard doordat TAPA de cijfers baseert op zowel het aantal aangiftes bij de politie als op meldingen die de aangesloten leden op de website van TAPA kunnen doen. Voor deze meldingen is een aangifte niet noodzakelijk. Bovendien telt voor TAPA-leden een diefstal van lading ook mee als deze tijdens de op- en overslag heeft plaatsgevonden (bij distributiecentra bijvoorbeeld). Voor de politie tellen ladingdiefstallen alleen mee voor zover deze tijdens het vervoer plaatsvinden. Diefstal van lading tijdens op- en overslag wordt bij de politie geregistreerd als bedrijfsinbraak. Tot slot baseert TAPA zich ook op alle incidenten die op internet worden gevonden rond ladingdiefstallen. Ook hiervoor zijn aangiftes niet vereist.
Afgaande op de aangiftecijfers van 2014 en 2015 kan worden gesteld dat het aantal ladingdiefstallen in Nederland met 20 procent is afgenomen.
In 2014 heeft er één incident met betrekking tot ladingdiefstal plaatsgevonden waarbij geweld tegen een chauffeur is gebruikt. In 2015 waren dat twee incidenten.
Hoe verhouden zich deze cijfers van het TAPA-onderzoek zich tot de cijfers van de politie uit 2015, waaruit blijkt dat het aantal ladingdiefstallen in Nederland 20% gedaald is ten opzichte van 2014? Hoe rijmt u het verschil tussen deze cijfers? Kan nu wel of niet worden gesteld dat het aantal ladingdiefstallen in Nederland afneemt? Is er sprake van meer of minder geweldsmisdrijven tegen chauffeurs?
Zie antwoord vraag 2.
Herkent u de signalen dat de aangifte bereidheid afneemt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat heeft of gaat u hier aan doen? Is inmiddels ook onderzocht in hoeverre het eigen risico in de (vervoerdersaansprakelijkheid-) verzekeringen een rol speelt, waarbij de schade van de diefstal niet opweegt tegen de premiestijging in de verzekering? In hoeverre is of wordt het doen van een aangifte gefaciliteerd? Hoe moeilijk of makkelijk is het om aangifte te doen?
De politie geeft aan geen signalen te hebben dat de aangiftebereidheid afneemt. Ik ben niet bekend met een onderzoek naar een relatie tussen vervoerdersaansprakelijkheid en de aangiftebereidheid van vervoerders. Vervoerders maken per incident een afweging om wel of geen aangifte te doen, waarbij onder meer materiële schade, aansprakelijkheid, premies en tijdsinvestering tegen elkaar worden afgewogen. Om goed zicht te houden op de problematiek en ladingdiefstal aan te kunnen pakken is het belangrijk dat er altijd aangifte wordt gedaan door vervoerders van (pogingen tot) ladingdiefstal, ongeacht of het schadebedrag wel of niet valt onder het bereik van het eigen risico van de vervoerdersaansprakelijkheidsverzekering.
Op dit moment kan digitaal aangifte worden gedaan van ladingdiefstal indien er geen opsporings- en daderindicatie is. Bij een opsporings- en daderindicatie is aangifte op een politiebureau een vereiste. Aangifte kan worden gedaan door de vervoerder of door de chauffeur.
Er wordt gewerkt aan het verruimen van de mogelijkheden om digitaal aangifte te kunnen doen, via de Wet digitale processtukken strafvordering.
De politie werkt daarnaast aan de verbetering van het aangifteproces met betrekking tot transportcriminaliteit. Bij diefstal van vrachtvoertuigen (met of zonder lading) kan aangifte worden gedaan via het aangifteloket voor gestolen voertuigen. Dit loket is 24 uur per dag bereikbaar en is het resultaat van het in 2014 afgesloten convenant tussen publieke en private partijen ten behoeve van een versneld aangifteproces voor voertuigdiefstal. Het convenant en de daaraan gerelateerde pilot Versnelling Diefstalsignalering heeft ertoe geleid dat diefstal van een voertuig binnen twee uur na melding staat gesignaleerd. Voorafgaande aan de pilot kon dit enkele dagen duren. Hiermee doe ik tevens de toezegging van mijn voorganger gestand om u te informeren over het resultaat van de pilot. Deze toezegging is gedaan tijdens het mondelinge vragenuur van 28 januari 2014. Het is nog niet mogelijk om diefstallen van materieel van/uit voertuigen (waaronder ladingdiefstallen) bij het landelijk aangifteloket gestolen voertuigen aan te geven. In 2016 zal de mogelijkheid worden verkend om dit loket ook open te stellen voor ladingdiefstallen. Hiermee wordt het makkelijker gemaakt om aangifte te doen, waardoor de aangiftebereidheid kan toenemen.
Op welke wijze is de aanpak van transportcriminaliteit binnen het Openbaar Ministerie en de politie geagendeerd? Wat zijn tot op heden de resultaten uit de in 2014 safety deal transportcriminaliteit, die met de brancheorganisaties, verzekeraars, politie en het OM is afgesloten? Hoe verloopt de samenwerking met de sector om de transportcriminaliteit aan te pakken? Wat zijn de voornemens voor het komende jaar, mede in het licht van het TAPA-onderzoek?
De aanpak van transportcriminaliteit is een speerpunt bij de politie. Binnen de dienst Infrastructuur van de Landelijke Eenheid wordt ladingdiefstal aangepakt in samenwerking met regionale eenheden en (keten)partners. De dienst beschikt over een eigen afdeling Opsporing Infra. Rechercheurs uit deze afdeling worden flexibel ingezet en doen doorlopend onderzoek naar ladingdiefstal.
Het Landelijk Parket van het Openbaar Ministerie (OM) doet projectmatig onderzoek naar transportcriminaliteit, terwijl ook de arrondissementsparketten onderzoeken doen naar ladingdiefstallen.
Verder hebben de politie en het OM vaste aanspreekpunten voor transportcriminaliteit gerealiseerd. Ook is de informatiepositie met betrekking tot transportcriminaliteit sterk verbeterd door de ontwikkeling van een format voor kwartaalrapportages met daarin een analyse van de diefstalcijfers (op basis van aangiftes).
In het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing zijn afspraken gemaakt voor een gezamenlijke aanpak van transportcriminaliteit. Samen met de partijen die een rol hebben in de strijd tegen transportcriminaliteit, zoals brancheorganisaties, politie en OM, zijn verantwoordelijkheden en acties beschreven. De samenwerking met de sector om transportcriminaliteit aan te pakken, verloopt goed. Voor het jaar 2016 zijn er negen actiepunten geformuleerd gericht op zowel preventie (stimuleren van beveiligd parkeren) als op verbeterde informatievoorziening bij publieke en private partners (o.a. beter zicht op hotspots en kwartaalrapportages).
Preventie is een belangrijk aspect in de aanpak van transportcriminaliteit. In het kader van de in 2014 afgesloten safety deal transportcriminaliteit wordt hier dan ook veel aandacht aan besteed. Op de website www.preventieinzicht.nl krijgen ondernemers en chauffeurs tips ter voorkoming van transportcriminaliteit aan de hand van een e-learningmodule. Het verbond van verzekeraars, Transport en Logistiek Nederland en EVO stimuleren hun achterban om deze website te gebruiken.
Zijn er in uw ogen voldoende bewaakte parkeerplaatsen? Zo nee, wat is hiervoor nodig? Kunt u uiteenzetten welke bijdrage de rijksoverheid de afgelopen jaren heeft geleverd aan het faciliteren van bewaakte parkeerplaatsen?
Op dit moment zijn er 29 gecertificeerde private truckparkings in Nederland. In de regio Zuid-Oost Nederland lijkt nog sprake te zijn van een tekort aan beveiligde parkeerplaatsen.
Mijn collega van Infrastructuur en Milieu heeft zich de afgelopen jaren ingezet om de ontwikkeling van nieuwe beveiligde truckparkings te stimuleren. Samen met private partijen en andere overheden is er, met name in de regio Zuid-Oost Nederland, gewerkt aan de verbetering van de parkeergelegenheden. Dat heeft geresulteerd in parkeercapaciteit op het onderliggend wegennet in Noord-Brabant en Limburg. Daarnaast heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu in totaal 1 miljoen euro toegezegd voor de ontwikkeling van particuliere truckparkings in Venlo en Venray. Voorts hebben de provincie Limburg en een aantal private partijen subsidie ontvangen van de Europese Commissie ten behoeve van de ontwikkeling van particuliere bewaakte truckparkings in Venlo, Duiven, Breda/Hazeldonck. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft de aanvraag voor de Europese CEF-subsidie gesteund.
In 2015 heeft mijn ministerie een subsidie van € 75.000 aan het Regionaal Platform Criminaliteitsbeheersing Limburg verleend om bij te dragen aan de beveiliging van de reeds genoemde truckerparkings in Venlo en Venray alsmede een te ontwikkelen parking te Bocholtz.
In hoeverre kunnen de internationale truckroversbendes met de huidige handhavingsmogelijkheden adequaat worden aangepakt? Beschikt de politie en het OM over voldoende mogelijkheden? Zo nee, wat is hiervoor nodig qua versterking van de aanpak of verandering van wet- en regelgeving?
Bij politie zijn er geen signalen dat veel ladingdiefstallen worden gepleegd door internationale mobiele dadergroepen. Politie en OM beschikken over voldoende mogelijkheden voor de aanpak van transportcriminaliteit in z’n algemeenheid. Voor verdere beantwoording verwijs ik u graag naar de beantwoording op vraag 5.
Hoe verloopt de samenwerking met de Belgen en de Duitsers in dezen? Is de internationale samenwerking en informatie-uitwisseling op orde? Zo nee, wat is hiervoor nodig qua aanpak of wet- en regelgeving?
De samenwerking met de Belgische en Duitse collega’s voor wat betreft de aanpak van mobiele dadergroepen verloopt goed. Op operationeel gebied is er dagelijks contact en zijn er gemeenschappelijke patrouilles. In het Actieprogramma tegen transnationale drugssmokkel en grensoverschrijdende criminaliteit zijn verschillende acties opgenomen op het gebied van mobiele dadergroepen die zich richten op het plegen van vermogensdelicten. Het Actieprogramma heb ik op 16 juni 2015 met mijn Belgische, Luxemburgse en Franse collega’s ondertekend en is op 1 juli 2015 naar uw Kamer gezonden (Kamerstukken TK 24 077, nr. 355). De uitvoering van deze acties, die onder andere plaatsvinden binnen het kader van de Europese EMPACT-projecten, loopt momenteel. Ook in het kader van het bilaterale werkprogramma België-Nederland van de politie wordt aandacht besteed aan de bestrijding van mobiele dadergroepen.
Om de operationele samenwerking met zowel de Duitse federale overheid als met de ons meest nabij Bundesländer Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen te verbeteren, zijn in september 2015 op hoog ambtelijk niveau afspraken gemaakt voor activiteiten op het gebied van informatie-uitwisseling, mobiele dadergroepen, motorbendes en drugscriminaliteit. Deze afspraken zijn voor wat betreft de Nederlandse politie opgenomen in het bilaterale werkprogramma tussen Duitsland en Nederland voor 2016 en 2017. Samenwerking in de regio wordt verder gefaciliteerd door het Bureau Euregionale Samenwerking en het IRC Limburg (waaronder het European Police Information Coordination Centre (EPICC)).
Kan ten behoeve van de versterking van de aanpak van truckrovers gebruik worden gemaakt van particuliere camerabeelden bij bijvoorbeeld tankstations? In hoeverre kunnen camerabeelden van de overheid, bijvoorbeeld in het kader van de ANPR (Automatic NumberPlate Recognition), worden ingezet? Zo nee, waarom niet en wat er nodig is om dit te wijzigen? Deelt u de mening dat het belang van opsporing en vervolging van dit soort truckroversbendes zwaarder weegt dan het privacybelang? Zo nee, waarom niet?
Particulieren kunnen altijd vrijwillig en uit eigen beweging hun camerabeelden van strafbare feiten aan de politie aanbieden, en die beelden kunnen dan ook worden gebruikt. Dat gebeurt ook al, zowel op incidentele basis als binnen samenwerkingsrelaties. Zo is er een Protocol Waarschuwingsregister Mobiel Banditisme dat regelt dat ondernemers onderling gegevens, waaronder camerabeelden van ladingdieven, kunnen uitwisselen. Daarbij wordt altijd aangifte gedaan en worden de beelden aan de politie verstrekt. Daarnaast kan de politie de beelden zo nodig vorderen.
ANPR-camera’s van de politie leggen kentekengegevens vast. Die mogen in beginsel alleen bewaard worden indien het voertuig op een referentielijst staat op het moment dat het de camera passeert. Anders gezegd geldt in beginsel: alleen als er op het moment van passage al iets «aan de hand» is met het voertuig, mogen de gegevens worden bewaard. Dit zijn de «hits». De «no-hits» worden verwijderd. De «hits» mogen gebruikt worden voor de opsporing en dus ook voor de bestrijding van transportcriminaliteit.
Op grond van jurisprudentie kunnen onder bepaalde omstandigheden gedurende een korte termijn «no-hits» worden bewaard en voor de opsporing gebruikt. Daarnaast is bij de Tweede Kamer aanhangig een wetsvoorstel betreffende het vastleggen en bewaren van kentekengegevens door de politie, waarin het bewaren van «no-hits» wordt geregeld. Afwegingen omtrent opsporingsbelang en privacy komen in dat kader aan de orde.
Het bericht "Asielzoekers randden 18-jarige aan tijdens stapnacht |
|
Ockje Tellegen (VVD), Anouchka van Miltenburg (VVD) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Asielzoekers randden 18-jarige aan tijdens stapnacht»?1
Ja.
Wat vindt u van de uitspraak van de vader van een van de aangerande meisjes dat «het bestuur nergens op reageert»?
Alle bestuurslagen delen dat aanranding in alle gevallen onacceptabel is en bestreden dient te worden, dit heb ik onderstreept in mijn brief van 29 februari 20162. Het tegengaan van normoverschrijdend gedrag, waaronder zedenmisdrijven, is op meerdere bestuurlijke tafels onderwerp van overleg. De gevolgen voor slachtoffers kunnen indringend, ingrijpend en langdurig zijn. Zedenmisdrijven hebben niet alleen impact op het slachtoffer, maar ook op de omgeving en de samenleving als geheel. Wat ik tevens in mijn brief van 29 februari jl. heb aangegeven is dat tegen zedenmisdrijven krachtig wordt opgetreden. Op het plegen van zedenmisdrijven staan forse gevangenisstraffen. Daarnaast is het belangrijk om bewustwording in de samenleving te bevorderen over het feit dat vrouwen onevenredig vaak slachtoffer zijn van zedenmisdrijven.
Deelt u de mening dat aanranding altijd ernstig is en dat slachtoffers die hier aangifte van doen, recht hebben op volledige aandacht tijdens de aangifte en op voldoende nazorg tijdens de afhandeling van de aangifte? Zo ja, hoe ziet die aandacht en nazorg er in de praktijk uit? Zo nee, waarom niet?
Ja. Niet alle slachtoffers zetten de stap om aangifte te doen. Wanneer zij dat wel doen, is het belangrijk dat we hen op adequate wijze opvangen en begeleiden. Slachtoffers van zedendelicten zijn vaak extra kwetsbaar voor secundair of herhaald slachtofferschap. Daar moet dan ook tijdens het strafproces rekening mee worden gehouden. Dat gebeurt ook, bijvoorbeeld tijdens het informatief gesprek. Het informatief gesprek is een gesprek tussen een melder van een zedenmisdrijf en de politie, waarin de melder informatie over het delict verschaft en de politie de melder informeert over de opsporingsmogelijkheden, teneinde beide partijen in staat te stellen een beslissing over het vervolg te nemen. In het informatief gesprek wordt nu meer uitgegaan van de behoeften van slachtoffers, in plaats van het doorlopen van een standaard vragenlijst. Om de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer te beschermen kan het slachtoffer worden aangeboden om bij diens aangifte domicilie te kiezen op het politiebureau, zodat de adresgegevens niet bekend worden bij de verdachte. Door Slachtofferhulp Nederland (SHN) wordt daarnaast juridische en psychosociale hulp aangeboden. Is sprake van een vergrote kwetsbaarheid dan krijgt het slachtoffer hulp van een professionele casemanager die het slachtoffer op meerdere gebieden ondersteunt. Een slachtoffer van een zedendelict heeft daarnaast recht op gratis rechtsbijstand van een slachtofferadvocaat. Slachtoffers van zedendelicten worden door SHN standaard gewezen op dit recht. Naar verwachting zal volgend jaar ook een landelijk dekkend netwerk van Centra voor seksueel geweld (CSG) actief zijn. Slachtoffers kunnen bij deze centra kort na een aanranding of verkrachting terecht voor (forensisch-) medische en psychologische hulpverlening.
In hoeverre is het gebruikelijk dat vrouwen die aangifte doen van aanranding c.q. verkrachting standaard gespecialiseerde slachtofferhulp wordt aangeboden? Deelt u de mening dat dit altijd zou moeten gebeuren? Zo nee, waarom niet?
Slachtoffers van zedendelicten krijgen standaard slachtofferhulp aangeboden, slachtoffers kunnen zelf bepalen of zij behoefte hebben aan deze hulp. Slachtofferhulp Nederland ondersteunt deze slachtoffers, maar verwijst hen ook door naar tweedelijns-slachtofferzorg zoals de GGD als de problematiek daarom vraagt. Zoals in het antwoord op vraag 3 aangegeven is vanaf volgend jaar een landelijk dekkend netwerk van CSG actief waarbij slachtoffers terecht kunnen voor gespecialiseerde en gecoördineerde hulpverlening na acuut seksueel geweld.
Krijgt iedereen die aangifte doet bij de politie een kopie van zijn of haar aangifte mee? Zo nee, waarom niet?
Vorig jaar is er een wetsvoorstel aan uw Kamer aangeboden ter implementatie van richtlijn 2012/29/EU tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten3. In dit wetsvoorstel is opgenomen dat de aangever een kopie ontvangt. Echter, indien het belang van het onderzoek dit vergt, ontvangt de aangever alleen een schriftelijke bevestiging van zijn of haar aangifte. Dit kan onder meer bij zedenzaken het geval zijn. De bewijsvoering van dit type delicten is vaak moeilijk, omdat er geen getuigen zijn. Omdat de bewezenverklaring, en daarmee een succesvolle vervolging van de dader, staat of valt met de toetsbaarheid van de verklaringen van zowel de verdachte als de aangever, vindt de rechter(-commissaris) het in die zaken belangrijk dat betrokkenen zo veel mogelijk uit hun herinnering putten. Om die reden kan het zo zijn dat aangiften en eerder afgelegde verklaringen pas in een later stadium van het onderzoek worden verstrekt.
In hoeverre is er, zeker sinds de gebeurtenissen in Keulen, aandacht bij rechtshandhavers voor het signaleren, registreren en vervolgen van aanrandingen?
In alle gevallen van (meldingen van) aanrandingen wordt door politie en OM opgetreden en geregistreerd. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt naar afkomst van daders en/of doelgroepen. Ik zie geen aanleiding deze werkwijze als gevolg van de gebeurtenissen in Keulen aan te passen. Er is al aandacht voor het signaleren, registreren en vervolgen van aanrandingen en deze blijft onverminderd van toepassing.
Deelt u de mening dat aanranding onacceptabel is, bij slachtoffers (meestal vrouwen) tot langdurige en grote psychische schade kan leiden en dat iedereen in Nederland, maar vooral rechtshandhavers en verantwoordelijke bestuurders, dit krachtig moeten uitdragen? Zo ja, bent u bereid dit punt op niet mis te verstane wijze onder de aandacht te brengen van rechtshandhavers en bestuurders? Zo ja, hoe?
Zie antwoord vraag 2.
De berichten dat Nederland en Europa een grote rol spelen in de illegale dierenhandel |
|
Henk van Gerven |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Heeft u de tv-uitzending gezien over illegale dierenhandel gezien?1
Ja.
Onderschrijft u de uitspraak dat keiharde criminelen de touwtjes in handen hebben en dat de handel in wildlife in het algemeen vergelijkbaar is met de handel in wapens en drugs? Hoeveel gaat er jaarlijks om in dergelijke criminele handel?
Bij illegale handel in bepaalde producten van wildlife, zoals ivoor, neushoornhoorn en kaviaar, spelen internationale criminele organisaties een centrale rol. Zij gebruiken daarbij methoden die ook gebruikt worden bij illegale handel in wapens en drugs. In die zin zijn deze vormen van criminaliteit vergelijkbaar.
De heer Van Uhm schrijft in zijn proefschrift2 dat er wereldwijd in de illegale handel in beschermde soorten grote bedragen omgaan; de schattingen die hij noemt, lopen uiteen van 10 tot 25 miljard dollar. Daarbij moet worden aangetekend dat in het onderzoek van Van Uhm ook de illegale visvangst (ook van niet beschermde soorten) is meegeteld. Die is in zijn onderzoek verantwoordelijk voor 90% van het totaal.
Onderschrijft u de analyse dat Nederland een belangrijke schakel is in de smokkel en dat Europa een grote rol speelt?
Nederland en Europa zijn, blijkens onderzoek dat ten grondslag ligt aan het EU Action Plan against Wildlife Trafficking, belangrijke afnemers van wildlife-producten, gezien de omvang van de legale importen, maar ook gezien de hoeveelheid in beslag genomen zendingen. Op grond daarvan kan gesteld worden dat Nederland en Europa ook een rol hebben in de smokkel van wildlife.
Bent u van plan om de opsporingsinspanningen met betrekking tot wildlife crime te intensiveren naar aanleiding van de constateringen dat Nederland en Europa een grote rol spelen in de illegale dierenhandel en dat dit gerund wordt door keiharde criminelen? Wilt u daar de benodigde middelen voor vrij te maken?
Nederland is zeer actief op het terrein van handhaving en opsporing van overtredingen van de geldende, strenge regelgeving op dit terrein. Dat blijkt onder meer uit het feit dat in Nederland, met name op de luchthaven Schiphol en in de haven van Rotterdam, regelmatig flinke inbeslagnames plaatsvinden van illegale zendingen van levende dieren en planten en van producten daarvan. Via internationale handhavingsacties zijn de overtreders in diverse gevallen voor de rechter gebracht in Nederland en zijn er forse straffen opgelegd. Naar mijn oordeel is de inzet van Nederland op dit terrein goed en maak ik daar voldoende middelen voor vrij.
Kunt u een overzicht geven van de hoeveelheid menskracht die beschikbaar is voor de opsporing vanuit de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID), douane, dierenpolitie en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit? Wilt u hierbij ook in vergelijking aangeven hoeveel menskracht er 10 jaar geleden beschikbaar was voor opsporing? Kunt u ook aangeven in hoeverre menskracht wordt ingezet op controles en in hoeverre het gericht wordt op recherchecapaciteit?
De taken van de Landelijke Inspectie Dierenbescherming liggen op het terrein van het welzijn van (huis)dieren in Nederland en niet op het terrein van opsporing van wildlife crime.
Bij de NVWA werken op dit moment ruim 20 inspecteurs bij het landelijk team Natuur, dat belast is met controle en handhaving op het gebied van de natuurwetgeving en dierenwelzijns- en gezondheidswetgeving. In 2006 was dat ongeveer hetzelfde aantal (zie Jaarverslag LNV, Kamerstukken 2005–2006; 30 550 XIV, nr. 2; 17-05-2006)). Bij de Douane is dit moeilijk aan te geven, aangezien de douanecontroles gericht zijn op de handhaving van alle fiscale en niet-fiscale wetgeving. Op grond van een samenwerkingsovereenkomst met het Ministerie van Economische Zaken wordt daarbij ook de natuurwetgeving meegenomen. Dat was al zo in 2006 en dat is ook nu het geval. In de praktijk zijn dagelijks honderden douaniers actief op dit terrein.
Bij de politie gaat het in dit verband om zogenoemde taakaccenthouders, die taken uitvoeren op het gebied van handhaving van de dierenwelzijnsregelgeving. Daarbij gaat het met name om controles bij bedrijfsmatig en particulier gehouden dieren.
Hoeveel menskracht is er beschikbaar bij Europol en Interpol voor het aanpakken van wildlife crime?
Bij deze internationale politieorganisaties is de aanpak van wildlife crime een onderdeel van de aanpak van milieucriminaliteit. De precieze hoeveelheid menskracht die hiervoor ingezet wordt, hangt af van de operaties die opgezet worden en wordt naar buiten toe niet bekend gemaakt. Zo is volgens Europol de operatie Cobra III de grootste gemeenschappelijke actie die ooit is uitgevoerd op het gebied van wildlife crime. De samenwerkende organisaties deden meerdere invallen in landen in Europa, Azië, Afrika en de Verenigde Staten. In totaal is zo'n 12 ton aan ivoor in beslag genomen. Ook zijn 119 neushoornhoorns en meer dan elfduizend dieren (dood en levend) in beslag genomen.
Wat doet u om Nederlandse inspecteurs te beschermen tegen bedreigingen vanuit de onderwereld?
Bedreigingen vanuit de onderwereld van Nederlandse inspecteurs die zich bezighouden met het bestrijden van wildlife crime, komen gelukkig weinig voor. Het geval dat door de heer Van Uhm wordt genoemd in zijn proefschrift, dateert van ongeveer elf jaar geleden. De standaardprocedure in dit soort zaken is dat er altijd aangifte wordt gedaan bij de politie.
Bent u bereid een interdisciplinaire taskforce internationale dierenhandel op te zetten?
Een dergelijk samenwerkingsverband tussen handhavingsinstanties bestaat al; dat is de Wildlife Trade Enforcement Working Group, waarin binnen de EU alle handhavingsinstanties samenwerken aan het bestrijden van wildlife crime in het kader van de uitvoering van de EU Wildlife Trade Verordening (gebaseerd op het CITES-Verdrag).
Onderkent u dat er te weinig opsporingscapaciteit is bij onder andere de LID en de NVWA om deze netwerken van zware criminelen in voldoende mate aan te pakken gezien het feit dat Nederland een belangrijke rol speelt in de dierenhandel?
Naar mijn mening is er voldoende capaciteit beschikbaar bij de opsporingsdiensten in Nederland om de zware criminaliteit op het gebied van illegale dierenhandel aan te pakken. De NVWA werkt samen met politie, Douane en Openbaar Ministerie en bij grensoverschrijdende zaken ook met Europol en Interpol en de genoemde Wildlife Trade Enforcement Group. De LID houdt zich niet met dit type criminaliteit bezig.
Bent u bereid te onderzoeken hoe extra capaciteit kan worden toegevoegd aan onder andere de NVWA, Europol, de LID en andere opsporende instanties voor de bestrijding van illegale dierenhandel?
Zoals bij het antwoord op vraag 9 aangegeven, wordt er in Nederland voldoende capaciteit besteed aan de bestrijding van illegale dierenhandel. Om zo efficiënt mogelijk te werk te gaan gebruikt Nederland de goede contacten met Europol en Interpol als het om grensoverschrijdende misdaden gaat. Nederland heeft voor dit doel ook een rechercheur gedetacheerd bij Interpol.
Hoe kaart u op internationale fora wildlife crime aan?
Dit gebeurt met name bij de CITES-vergaderingen en bij speciale internationale conferenties, zoals die in Londen (2014) en in Botswana (2015). Verder heeft Nederland zelf een internationale conferentie georganiseerd over wildlife crime, getiteld «Save Wildlife: Act Now or Game Over», waarover ik u op 1 maart jl. per brief (kenmerk: DGAN-NB/16029474) reeds over informeerde. Binnenkort stuur ik u uitgebreidere informatie over de resultaten van de conferentie.
Wat is de inzet van Nederland voor de volgende Convention on International Trade in Endangered Species (CITES)-conferenties?
Nederland zal bij de komende Conference of the Parties van CITES, eind oktober 2016 in Zuid-Afrika, de conclusies van de conferentie in Den Haag naar voren brengen. Bij de voorbereiding van deze COP steunt Nederland ook actief een voorstel van Marokko tot uplisting van de berberaap.
Nederland zal verder als huidige voorzitter van de EU de raadsconclusies over het EU Action Plan against Wildlife Trafficking voorbereiden en vaststellen tijdens de EU Milieuraad in juni 2016. Deze zal Nederland als voorzitter van de EU ook tijdens deze conferentie naar voren brengen. 3
Hoe wilt u in herkomstlanden, met name in Afrika, stimuleren dat wildlife beschermd wordt en de criminele handel wordt bestreden? Wilt u bij uw antwoord betrekken hoe u de gelden van het amendement Smaling/Leegte (Kamerstuk 34 000 XVII, nr. 15) hebt ingezet en wat de resultaten hiervan zijn? Wat gebeurt er nu u besloten heeft dit amendement niet te continueren? Worden projecten nu niet verder gecontinueerd?
Nederland zet in Afrika onder meer in op versterking van de capaciteit van gemeenschappen om stroperij tegen te gaan en biedt ondersteuning bij het ontwikkelen en versterken van alternatieve bestaansbronnen en verduurzaming van hun leefgebied. Daarnaast wordt ondersteuning geboden bij verbetering van de wetshandhaving rondom stroperij en illegale handel.
Het wildlife crime bestrijdingsprogramma, dat op basis van het amendement Smaling/Leegte met ODA-fondsen wordt uitgevoerd onder begeleiding van IUCN-Nederland, loopt tot 14 december 2017 en richt zich voornamelijk op de hierboven genoemde twee aspecten. Het programma zit nog in de inceptiefase, dus het is nu nog te vroeg om over resultaten te spreken.
In de Hoorn van Afrika heeft de eerste gemeenschapsorganisatie, in het Keniaanse Masaai-leefgebied dat grenst aan Noord-Tanzania, een werkplan opgesteld om stroperij tegen te gaan en de kosten voor bewaking van community conservancies duurzaam te kunnen dekken. Tevens wordt gewerkt aan het ontwikkelen van op wildlife gebaseerd toerisme. Met betrekking tot wetshandhaving is een eerste overleg gevoerd om tot meer gegevensuitwisseling te komen tussen relevante organisaties in de Hoorn van Afrika. Het Horn of Africa Regional Environment Centre & Network, met zo’n veertig aangesloten maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen, leidt de programma onderdelen in de Hoorn, in samenwerking met IUCN-NL. Bij het verbeteren van regionale coördinatie ten aanzien van wildlife crime-bestrijding is ook het International Fund for Animal Welfare (IFAW) betrokken. Tevens wordt op basis van het begrotingsamendement een Nederlandse bijdrage geleverd aan een door de Europese Commissie te financieren programma van het Nederlands Forensisch Instituut om de forensische capaciteit te helpen versterken in Afrikaanse landen die te maken hebben met stroperij en illegale handel in wildlife.
Wat eventuele verdere Nederlandse steun ter preventie en bestrijding van wildlife crime in Afrika betreft, wordt momenteel bezien hoe dit gerealiseerd kan worden in het kader van de gebiedsgerichte benadering ten behoeve van duurzame ontwikkeling, die Nederland internationaal stimuleert. Momenteel worden in dit kader mogelijkheden verkend om een bescheiden programma op te zetten ten behoeve van de «Larger Than Elephants» African Wildlife Conservation Support Strategy die de EU-Commissie ontwikkelt, waarin «Key Landscapes for Conservation» (KLCs) zijn opgenomen. Nederland wil daarbij aansluiting zoeken bij bestaande Zuidelijke partnerorganisaties en internationale programma’s, en Nederlandse expertise ter beschikking stellen in de gekozen gebieden. In die KLC’s zal Nederland activiteiten steunen die zijn gericht op preventie en bestrijding van wildlife crime.
Tot slot zal ook met diplomatieke middelen gewerkt worden aan vraagreductie, vooral in Azië, onder meer door de problematiek van illegale handel in en consumptie van neushoornhoorn en ivoor aan te kaarten bij de betrokken autoriteiten in deze landen. In het recente verleden is op deze wijze het ivoorgebruik in Japan vrijwel verdwenen.
Wilt u reageren op de uitspraak van de heer Werner Gowitske, hoofd milieucriminaliteit van Interpol: «Waar niet gezocht wordt, wordt ook niets gevonden»?
De heer Gowitske van Europol doelt hierbij op het gebrek aan prioriteit dat veel landen geven aan milieucriminaliteit. Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 10 ben ik van mening dat Nederland voldoende prioriteit geeft aan het bestrijden van illegale dierenhandel en daarvoor ook voldoende capaciteit beschikbaar stelt.
Wat wordt uw inzet op de aanstaande Europese conferentie?
Hierbij verwijs ik u naar mijn brief van 1 maart jl. (DGAN-NB/16029474) waarin ik op deze vraag ben ingegaan ten aanzien van mijn inzet bij de internationale conferentie «Save Wildlife: Act Now or Game Over». Over de resultaten van de conferentie zal ik u op korte termijn informeren.
Wat wordt uw inzet bij het actieplan van de Europese Commissie?
Ik steun het Action Plan against Wildlife Trafficking van de Europese Commissie en zal mij hard maken voor het opstellen van concrete raadsconclusies, die in de EU-Milieuraad van juni 2016 kunnen worden aangenomen. Ik zal u mijn reactie op het EU-actieplan toesturen tezamen met de resultaten van de conferentie.
Welke straffen kunnen er in Nederland voor illegale dierenhandel worden opgelegd? Welke straffen zijn er de afgelopen jaren in de praktijk opgelegd? Klopt het dat de opgelegde straffen in de praktijk slechts enkele honderden euro’s bedragen? Kunt u het verschil verklaren?
In Nederland bedraagt de maximumstraf voor deze vorm van criminaliteit 6 jaar gevangenisstraf en een maximumboete van 78.000 euro. In Europa kennen alleen Griekenland (10 jaar), Tsjechië (8 jaar) en Frankrijk (7 jaar) hogere gevangenisstraffen. De strafmaat is afhankelijk van de ernst en de omvang van de gepleegde delicten. Het is onjuist dat er in de praktijk slechts boeten van enkele honderden euro’s zouden worden opgelegd. Zo is bijvoorbeeld op 11 juni 2015 een dierenhandelaar door de rechtbank van Utrecht veroordeeld tot 15 maanden cel, waarvan vijf maanden voorwaardelijk wegens illegale dierenhandel. De hoofdverdachte in een andere zaak is vorig jaar veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, een taakstraf en een ontneming van 300.000 euro.
Het Openbaar Ministerie geeft aan dat wildlife crime een prioriteit is; wat voor menskracht wordt er op ingezet en hoeveel zaken worden afgedaan met een schikking? Wilt extra middelen vrijmaken voor capaciteit bij het OM? Zo nee, kunt u onderbouwen dat de huidige OM capaciteit voldoende is?
De strafrechtelijke handhaving van CITES-criminaliteit is in handen van het Functioneel Parket, dat gespecialiseerd is in complexe milieuzaken. Het Functioneel Parket heeft criminaliteit met internationale handelsstromen (waaronder CITES-criminaliteit) de afgelopen jaren als prioritair thema. Daarnaast heeft het Functioneel Parket met de Nationale Politie en de NVWA afspraken om samen te werken op het gebied van het beoordelen van signalen en informatie om te komen tot opsporingsonderzoeken. Op deze manier wordt in overleg met ketenpartners de beschikbare capaciteit zo optimaal mogelijk ingezet om betekenisvolle zaken aan te pakken, bijvoorbeeld in de gevallen dat er vermoedens zijn van georganiseerde criminaliteit.
Mogelijke maatregelen naar aanleiding van de gepleegde fraude met dieselauto’s |
|
Duco Hoogland (PvdA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kunt u onderstaande vragen voor het plenaire debat over de dieselfraude beantwoorden?
Ja.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Vanwege de onderlinge samenhang van sommige vragen ligt het meer voor de hand om sommige antwoorden te combineren. Wel heb ik dat zo min mogelijk gedaan.
Deelt u de mening dat allen die verantwoordelijk zijn voor het plegen van de uitstootfraude met dieselauto’s voor de rechter moeten verschijnen? Zijn onder de verantwoordelijken ook personen die in Nederland berecht zouden kunnen worden? Zo ja, welke stappen heeft het Openbaar Ministerie op dit dossier reeds gezet?
Het Openbaar Ministerie heeft kennis genomen van de berichten in de media over de zogenaamde sjoemelsoftware bij auto’s van Volkswagen. Er zijn thans geen feiten of omstandigheden bekend geworden op grond waarvan het Openbaar Ministerie een strafrechtelijk onderzoek kan starten.
Zijn er in Nederland – zoals in de Verenigde Staten het geval is – milieuwetten op basis waarvan het Volkswagenconcern een substantiële boete kan worden opgelegd? Zo ja, wanneer verwacht u deze boete op te leggen? Wat is de hoogte van deze boete? Zo nee, wat is het belangrijkste verschil tussen Nederlandse en Amerikaanse wetgeving in dezen? Bent u voornemens om de Nederlandse wet zodanig aan te passen dat uitstootfraude in de toekomst ook krachtens de Nederlandse wet bestraft kan worden?
Europese regelgeving verbiedt in het kader van typegoedkeuring van motorvoertuigen het gebruik van manipulatie-instrumenten die de doelmatigheid van emissiecontrolesystemen verminderen1. Deze verbodsbepaling wordt in Nederland via de Wet milieubeheer gesanctioneerd op grond van de Wet op de economische delicten (WED). Ingevolge de WED kan overtreding van de verbodsbepaling, wanneer zij opzettelijk is begaan, als misdrijf worden aangemerkt; als ze niet opzettelijk is begaan, als overtreding. Zoals in antwoord 3 is aangegeven zijn er thans geen feiten of omstandigheden bekend geworden op grond waarvan het Openbaar Ministerie een strafrechtelijk onderzoek kan starten.
In het Nederlandse sanctiestelsel is voor wat betreft de hoogte van de boete gekozen voor samenhangende strafbaarstelling binnen de WED, en dat het delict als zodanig als één strafbare zaak moet worden aangemerkt. De hoogte van de boete in het Amerikaanse stelsel wordt mede bepaald door het aantal voertuigen dat is uitgerust met foute software. Hierdoor kan de Amerikaanse boete in de miljarden lopen.
Op 27 januari 2016 heeft de Europese Commissie een voorstel voor een nieuwe Kaderverordening markttoezicht en typegoedkeuring motorvoertuigen uitgebracht2, waarvan u het BNC-fiche op 11 maart 2016 heeft ontvangen3. Op basis van dat voorstel heeft de Europese Commissie de bevoegdheid tot het opleggen van een administratieve geldboete tot een maximum van € 30.000 per niet-conform voertuig. Ook lidstaten dienen op basis van deze verordening sanctiebepalingen vast te stellen in het geval dat fabrikanten de verplichtingen niet nakomen. Die sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
Overweegt Nederland een juridische procedure te starten tegen het Volkswagenconcern vanwege de dieselfraude, aangezien dit met de dieselfraude de Nederlandse samenleving ernstige schade heeft berokkend?
Zie antwoord vraag 3.
Voert Nederland – in navolging van onder meer de Verenigde Staten, Duitsland, Japan, China en andere landen – ook zelf onderzoek uit naar deze dieselfraude bij het Volkswagenconcern? Zo ja, om welk type onderzoek gaat het en wat is de scope van dit onderzoek? Wanneer verwacht u de eerste resultaten? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het onderzoek naar de dieselfraude bij de Volkswagen Groep in Europa is primair de verantwoordelijkheid van de autoriteit die voor de betreffende auto’s de typegoedkeuring heeft afgegeven. In dit geval is dit de Duitse typekeuringsautoriteit Kraftfahrt-Bundesamt (KBA).
Naar aanleiding van de dieselfraude bij de Volkswagen Groep voert de RDW nader onderzoek uit naar 22 autofabrikanten waarvoor de RDW een typegoedkeuring voor de emissies van lichte dieselvoertuigen heeft afgegeven. Voor een verdere toelichting hierover wil ik verwijzen naar de drie overzichtsbrieven rondom de softwarefraude.4
Zijn er naast de rijksoverheid Nederlandse organisaties die onderzoek doen naar deze dieselfraude? Ziet de Autoriteit Consument & Markt (ACM) net als de Australische mededingings- en consumentenwaakhond aanleiding om een onderzoek te starten naar dieselfraude vanwege mogelijke misleiding van consumenten?1
Er zijn bij mij geen andere Nederlandse organisaties bekend die zelfstandig onderzoek doen naar de dieselfraude bij het Volkswagenconcern. Ook de ACM ziet op dit moment geen aanleiding om onderzoek te starten naar de dieselfraude en mogelijke misleiding van consumenten. In haar afweging heeft de ACM onder meer betrokken dat Volkswagen al publiekelijk het boetekleed heeft aangetrokken en beziet hoe zij klanten kan compenseren. Klanten die niet tevreden zijn met de compensatie kunnen naar de civiele rechter (eventueel ook collectief).
Op welke wijze heeft Volkswagen tot op heden opvolging gegeven aan zijn garantie om alle onterecht verkregen voordelen te zullen vergoeden?2 Bent u bereid de eventuele opbrengst hiervan te reserveren voor duurzame mobiliteit?
In de beantwoording van de Kamervragen van de leden Van Weyenberg en Van Veldhoven (beiden D66) is de Staatssecretaris van Financiën, mede namens mij, ingegaan op de stand van zaken rondom de onregelmatigheden in de CO2-emissies bij Volkswagen Groep, welke van invloed kunnen zijn op eventueel verleende belastingvoordelen.7 Deze onregelmatigheden staan voor zover bekend los van de softwarefraude die ziet op de NOx-uitstoot van dieselvoertuigen. Op dit moment is de RDW in afwachting van de bekrachtiging van de resultaten van het hertesten door de Duitse KBA. Zodra deze resultaten bekrachtigd zijn, zal worden bezien wat de gevolgen zijn voor de belastingopbrengst in Nederland en zal de Staatssecretaris van Financiën uw Kamer onverwijld informeren. Volgens een eerste quick scan van de RDW blijken van de te hertesten voertuigen niet meer dan 400 voertuigen in Nederland rond te rijden. Op basis van deze informatie lijken de gevolgen van de onregelmatigheden bij de CO2-uitstoot voor de belastingheffing in Nederland dan ook zeer beperkt te zijn. Zoals eerder richting uw Kamer kenbaar gemaakt, heeft Volkswagen in een brief gericht aan de Minister van Financiën op 6 november 2015 laten weten dat Volkswagen Groep additionele heffingen volledig voor zijn rekening zal nemen. Mocht na afronding van het nog lopende onderzoek blijken dat additionele heffingen zullen volgen, dan komen deze inkomsten – zoals alle belastinginkomsten – toe aan de staatskas.
Kunt u nader toelichten wat Eurocommissaris Bieńkowska bedoelt met het passend compenseren door Volkswagen van consumenten die door de sjoemeldiesels zijn gedupeerd?3 Zo ja, op welk type compensatie doelt de Eurocommissaris? Zo nee, bent u bereid na te gaan waar de Eurocommissaris op doelde en de Kamer hierover te informeren?
In tegenstelling tot de Amerikaanse eigenaar van een dieselauto waarmee is gefraudeerd, krijgt de Europese voertuigeigenaar geen financiële compensatie. De eurocommissaris spreekt Volkswagen hierop aan, om ook de Europese voertuigeigenaar te compenseren.
Heeft u inzicht in de door Volkswagen gevonden technische oplossing voor de softwarefraude, die door de Duitse keuringsinstantie Kraftfahrt-Bundesamt (KBA) is goedgekeurd?4 Kunt u deze openbaar maken en met de Kamer delen?
Zoals aangegeven in de tweede overzichtsbrief10 rondom de softwarefraude is de Duitse KBA aan zet om ervoor te zorgen dat de auto’s weer in overeenstemming worden gebracht met de typegoedkeuring die de KBA eerder heeft afgegeven. Vanuit die verantwoordelijkheid heeft de KBA de door de Volkswagen Groep aangedragen technische oplossing beoordeeld en goedgekeurd. In het kader van de terugroepactie heeft de RDW van de KBA details ontvangen van deze technische oplossing. Bijgevoegd11 ontvangt u de vierde mededeling van de KBA hierover. Daarnaast stelt ook Volkswagen zelf informatie hierover beschikbaar via zijn website.
Kunt u de Kamer informeren over de effecten van de terugroepactie op de auto? Leiden de aanpassingen tot een structureel lagere uitstoot? Zo ja, met hoeveel procent wordt de uitstoot als gevolg van de aanpassingen gereduceerd en wat is de aanleiding voor Volkswagen te frauderen als de aanpassing ogenschijnlijk eenvoudig door te voeren is?
Sinds lange tijd is bekend dat dieselvoertuigen op de weg meer stikstofoxiden uitstoten dan in het laboratorium. Dit is ook meermalen met uw Kamer gedeeld. Dat verschil wordt in hoofdzaak veroorzaakt door toepassing van andere regelstrategieën voor het motormanagement die binnen de kaders van de Europese regelgeving zijn toegestaan. Het is niet bekend of, dan wel hoeveel de NOx-uitstoot in de praktijk afneemt door de aanpassing van de software bij de terugroepactie. Daarnaast is er ook geen wettelijke grondslag om andere autofabrikanten tot een soortgelijke aanpassing van de software te verplichten. Ik zie daarom geen toegevoegde waarde om deze optie in Europees verband te verkennen. Zoals bekend zet ik in plaats daarvan in op effectievere emissienormen waarbij auto’s op de weg worden gemeten via de zogenaamde Real Driving Emissions testprocedure. Daarmee verwacht ik wel het beoogde effect van lagere NOx-uitstoot op de weg te bereiken.
Acht u de door Volkswagen gevonden technische oplossing ook wenselijk voor andere automerken waarbij de uitstoot vergelijkbaar hoog is maar fraude niet bewezen is, om te komen tot een lagere uitstoot? Zo ja, is het mogelijk (al dan niet in Europees verband) deze oplossing als verplichting op te leggen aan andere automerken? Bent u hiertoe voor het Nederlandse wagenpark bereid? Zo nee, bent u bereid deze mogelijkheid in Europees verband te verkennen?
Zie antwoord vraag 11.
Kan de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) voor die auto’s waar de RDW de typegoedkeuring voor heeft afgegeven en waarvan TNO heeft vastgesteld dat de uitstoot in de praktijk vele malen hoger blijkt te liggen dan in de test, aan de fabrikanten ervan de verplichting opleggen de door Volkswagen gevonden technische oplossing aan te brengen voor deze auto’s? Zo ja, acht u dit wenselijk? Zo nee, waarom kan dat niet?
Zie antwoord vraag 11.
In hoeverre delen de autofabrikanten de inhoud van de software die in de auto’s zit met de typegoedkeurende instanties?
Er bestaat momenteel geen verplichting tot het verstrekken van softwaredata. Hierin komt mogelijk verandering met de nieuwe Kaderverordening markttoezicht en typegoedkeuring motorvoertuigen. De Europese Commissie stelt daarin voor dat de typegoedkeuringsinstantie en de technische diensten toegang hebben tot de software en algoritmen van het voertuig. In mijn tweede overzichtsbrief over de dieselfraude van 27 november 201512 heb ik vermeld dat voertuigsoftware steeds complexer en omvangrijker wordt, waardoor controle op software bezien vanuit technisch en praktisch oogpunt in feite bijna onuitvoerbaar is.
Heeft de RDW reeds een beroep gedaan op de fabrikanten van de auto’s waarvoor zij een typegoedkeuring hebben afgegeven, om de inhoud van de software te delen met de RDW? Zo ja, hoe hebben de fabrikanten hierop gereageerd? Zo nee, bent u bereid hier bij RDW op aan te dringen?
Zie antwoord vraag 14.
Is het eerder naar de Kamer gestuurde memo over worldwide harmonized light vehicles test procedure (WLTP), genaamd «Nieuwe testmethode voor bepaling van brandstofverbruik en CO2-uitstoot van personenauto’s», nog actueel?5 In hoeverre is de Nederlandse inzet om het gat tussen praktijkverbruik en de verbruikscijfers uit de WLTP-test zo klein mogelijk te laten zijn, succesvol geweest? Zijn de laatste details, zoals genoemd in antwoord op eerdere Kamervragen6, inmiddels ook uitonderhandeld?
De genoemde memo is inhoudelijk nog steeds actueel. Wat betreft de invoering van de WLTP in de EU gaat de Europese Commissie uit van 1 september 2017 voor nieuwe modellen. Modellen, die al een goedkeuring hebben, moeten volgens de actuele planning een jaar later, namelijk per 1 september 2018, voldoen. Dit is nog steeds een ambitieuze planning waartegen nog veel weerstand is vanuit de auto-industrie. Het kabinet hecht belang aan een realistische verbruiksopgave in de brochure. De WLTP sluit beter aan bij de praktijk en de verwachting is dan ook dat de nieuwe meetresultaten dichter bij het verbruik op de weg aansluiten. Echter, ook de WLTP blijft een rollenbanktest die onder testcondities wordt afgenomen. Het brandstofverbruik is namelijk in hoge mate afhankelijk van diverse externe factoren, zoals geografie, verkeersomstandigheden, temperatuur, wegdek en vooral het rijgedrag van de bestuurder. Er wordt nog aan de allerlaatste details gewerkt, met name de typegoedkeuring. De rijcyclus als zodanig is klaar.
In hoeverre slinkt het gat tussen de CO2-uitstoot in de test en de CO2-uitstoot in de praktijk, als gevolg van de invoering van WLTP? Wat is hiervan de oorzaak? Deelt u de mening dat een voornaam doel van de omzetting naar nieuwe normen juist zou moeten zijn dat CO2-normen overeenstemmen met de praktijk?
De invoering van de WLTP levert verbruikscijfers op die dichter bij de realiteit liggen dan de huidige NEDC. De omzetting naar de nieuwe cyclus heeft dit als hoofddoel. In de eerder genoemde memo uit 2013 is de inschatting gemaakt dat de CO2-uitstoot op de basis van de nieuwe WLTP ongeveer 7% hoger ligt dat de huidige NEDC. Naar huidig inzicht zal dit verschil iets groter zijn. De oorzaken voor het verschil tussen de NEDC en de WLTP zijn een dynamischer rijcyclus, gereguleerde testcondities, testen bij een lagere temperatuur en testen met een hoger gewicht. Daarnaast is de verwachting dat autofabrikanten in techniek zullen investeren die het brandstofverbruik tijdens de WLTP-test reduceert. Deze technieken besparen ook meer brandstof op de weg dan technieken die het goed doen onder de NEDC.
Bent u bereid autofabrikanten/-dealers de verplichting op te leggen om bij de communicatie van de verbruiksgegevens (gebaseerd op de WLTP-test) een disclaimer toe te voegen, waaruit blijkt dat het praktijkverbruik van de auto substantieel hoger zal liggen dan het op basis van de test gepresenteerde verbruik? Zo ja, per wanneer gaat deze verplichting in? Zo nee, waarom niet?
Nee, omdat er al een vergelijkbare verplichting bestaat. Op het energielabel van auto’s moet namelijk worden vermeld: «Naast de brandstofefficiëntie van een auto zijn ook het rijgedrag en andere niet-technische factoren bepalend voor het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van een auto.» Daarnaast is het onder de leden van de RAI Vereniging al enkele jaren gangbare praktijk om de consument hierover te informeren in de brochure. Het is vooralsnog niet aannemelijk dat hierin verandering komt bij de introductie van de WLTP-test.
Wat is de meest recente stand van zaken rondom de onderhandelingen over de uitwerking van de RDE-testprocedure? Wat zijn de voornaamste onderwerpen van de «pittige discussies»?7 Zijn de discussies over de zogenaamde «koudestart», «extrahogesnelheidstest», matige temperatuur, weging stadsverkeer, buitenwegen, snelwegen, de helling van testcircuits, etc.8 inmiddels beslecht? Kunt u de Kamer zo spoedig mogelijk over de resultaten informeren?
In de derde overzichtsbrief17 van de softwarefraude heb ik u de laatste stand van zaken vermeld rondom de RDE-testprocedure. Mijn inzet is om te voorkomen dat de lopende technische discussies de facto wederom tot een gedeeltelijke voortzetting van het (impliciet) accepteren van hogere NOx-emissies op de weg kunnen leiden. Daarbij is soms de «devil in the detail», waarop tijdens de onderhandelingen scherp wordt gelet. Zoals ik eerder heb aangegeven, ontvangt u hiervoor in mei/juni een rapport met de tussenbalans van de RDE-testprocedure en mijn inzet voor de verdere onderhandelingen.
Op welke wijze heeft het testcircuit, de ligging ervan, het ontwerp van de testbaan invloed op de resultaten?9 Deelt u de mening dat Europese testcircuits uniform dienen te zijn en dat het niet uit zou mogen maken welke testcircuits gebruikt worden om de uitstoot te bepalen?
Om de cijfers van het brandstofverbruik uit de autobrochure meer in overeenstemming te brengen met het daadwerkelijke verbruik op de weg (zie ook antwoorden 16, 17 en 18) zet ik in op een nieuwe testprocedure, de WLTP. Daarbij moeten zoveel mogelijk flexibiliteiten worden weggenomen die autofabrikanten binnen de wettelijke kaders kunnen benutten om op papier tot lage verbruikscijfers te komen. Daarbij gaat ook veel aandacht uit naar de flexibiliteiten die worden gebruikt om tot een zo laag mogelijke rolweerstand van de auto te komen. Deze rolweerstand wordt door middel van uitrolproeven bepaald op een testcircuit. Door een tekortkoming in het testprotocol gaven testcircuits met een lichte helling een voordeel en daarmee iets lagere CO2-waarden van ongeveer 2 g/km. Hierbij gaat het slechts om een technisch detail dat voorbij gaat aan de essentie van het grotere effect van de lage rolweerstand bij speciaal voor de test geprepareerde auto’s. Op welk testcircuit getest wordt, mag na invoering van de WLTP niet meer uitmaken voor het resultaat.
Wat is de meerwaarde van twee testen (WLTP en RDE) boven één echte Europese praktijktest?
De nieuwe WLTP-test (op de rollenbank) en de nieuwe RDE-test (op de weg) kennen verschillende doeleinden en vullen elkaar aan. De meerwaarde van de WLTP-test ligt met name in het verkleinen van het gat tussen de hoeveelheid brandstof die een auto volgens de norm en in de praktijk verbruikt, terwijl de meerwaarde van de RDE-test ligt in afname van de uitstoot van stikstofoxiden (NOx) van dieselvoertuigen onder praktijkomstandigheden.
De rollenbanktest blijft noodzakelijk voor het nauwkeurig meten van het brandstofverbruik en de daarmee samenhangende CO2-uitstoot van auto’s. Voor meting van deze grootheden moeten de rijomstandigheden zeer nauwkeurig vastliggen, omdat anders sprake is van te grote spreiding van het meetresultaat.
In hoeverre zijn de uitkomsten van de nieuwe RDE-test openbaar? Bent u bereid, indien deze uitkomsten niet volledig openbaar zijn, in Europees verband alsnog te pleiten voor volledige transparantie? Zo nee, waarom niet?
De uitkomsten van de RDE-test zijn passief openbaar. Dit houdt in dat uitkomsten van de RDE-test bij de typekeuringsautoriteit opvraagbaar zijn. Deze uitkomsten zijn overigens niet onderling vergelijkbaar, omdat de meetomstandigheden sterk kunnen variëren. Hieruit kan niet de conclusie getrokken worden dat de ene auto beter presteert dan de andere auto. De uitkomst van de RDE-test leidt alleen tot de conclusie of een auto aan de emissielimiet voldoet.
Deelt u de mening dat de broncode van de software in de toekomst in ieder geval inzichtelijk dient te zijn voor de RDW? Bent u voornemens om de bezwaren die autofabrikanten tegen het openbaren van hun broncode hebben desnoods met regelgeving terzijde te schuiven? Zo nee, waarom niet?
De RDW opereert in dit geval onder Europese regelgeving. Zoals aangegeven onder antwoord 14 stelt de Europese Commissie in de nieuwe Kaderverordening markttoezicht en typegoedkeuring motorvoertuigen voor dat de typegoedkeuringsinstantie en de technische diensten toegang hebben tot de software en algoritmen van het voertuig.
Is het waar dat de Europese Unie dreigt met het opleggen van boetes aan Nederland vanwege overschrijdingen van de normen voor luchtkwaliteit? Zo ja, hoe beoordeelt u de handelwijze van dezelfde EU wat betreft de eisen die gesteld worden aan uitstoot van dieselauto’s?
Mij is niet bekend dat de EU dreigt met het opleggen van boetes aan Nederland vanwege overschrijdingen van de Europese normen voor luchtkwaliteit.
Bent u – nu het Europees parlement tegen de zin van Nederland besloten heeft een conformiteitsfactor van 2,1 toe te staan voor de uitstoot van NOx – nog steeds van mening dat «een alternatieve basis voor de Europees geharmoniseerde typegoedkeuringstest naar de mening van het kabinet geen goed idee» is?10 Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ik ben nog steeds van mening dat dit geen goed idee is, vooral ook omdat het onuitvoerbaar is. Voertuigen kunnen in alle landen van de EU een typegoedkeuring krijgen. Met hun Europees Conformiteitdocument kunnen voertuigen vervolgens in elk EU-land op kenteken gezet worden. Een Nederlandse alternatieve basis kan derhalve niet werken.
Is het mogelijk om boven op eisen uit de toekomstige Europese RDE-test aanvullende nationale eisen – bijvoorbeeld wat betreft NOx – te stellen aan auto’s om met een Nederlands kenteken geregistreerd te kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
Op alle drie samenhangende vragen is het antwoord nee. Ingevolge Verordening (EG) 715/2007 mogen lidstaten aanvragen van fabrikanten om EG-typegoedkeuring of nationale typegoedkeuring voor een nieuw voertuigtype niet weigeren om redenen die verband houden met de emissies of het brandstofverbruik. Ook mogen zij de registratie, de verkoop of het in het verkeer brengen van een nieuw voertuig niet verbieden indien dit voertuig voldoet aan de verordening, de uitvoeringsbepalingen (waaronder de toekomstige RDE-testprocedure) en in het bijzonder aan de in de verordening gestelde emissiegrenswaarden. Het is derhalve niet toegestaan aanvullende nationale emissiegrenswaarden te stellen.
Is het mogelijk om auto’s met een buitenlands kenteken die niet voldoen aan de aanvullende nationale eisen (zoals genoemd in vraag 26) te weren van de Nederlandse wegen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 26.
Is het mogelijk om voor auto’s met een buitenlands kenteken die niet voldoen aan de aanvullende nationale eisen (zoals genoemd in vraag 26) een speciale belasting te heffen (bijvoorbeeld door middel van een tolvignet) om op Nederlandse wegen te mogen rijden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 26.
Vormt alle berichtgeving rondom de dieselfraude en de reactie hierop in Europees verband voor u aanleiding om de (voorgenomen) Nederlandse fiscale maatregelen ten aanzien van autovervoer (zoals beschreven in Autobrief II) op onderdelen te herzien?11 Zo ja, op welke onderdelen bent u voornemens de fiscale maatregelen te herzien? Zo nee, waarom niet?
Nee. De diverse autobelastingen zijn niet gebaseerd op de NOx-uitstoot van auto’s en kunnen dus ook niet op basis van een afwijkende praktijkuitstoot worden herzien. Ik zie dan ook geen logica of basis om fiscale maatregelen te nemen.
Hoe staat u tegenover de gedachte om de dieseltoeslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen(BPM) verder te verhogen, zodat de afweging tussen op benzine en op diesel rijden verschuift naar benzine? Is het mogelijk om deze toeslag verder toe te spitsen op de hoeveelheid uitstoot van NOx?
Hiervoor wil ik verwijzen naar de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel Wet uitwerking Autobrief II.21
Hoe staat u tegenover de gedachte om ook in de motorrijtuigenbelasting (MRB) een component op te nemen die rekening houdt met de uitstoot van NOx? Wat zijn de voor- en nadelen van een dergelijke component?
Zie antwoord vraag 30.
In hoeverre ziet u mogelijkheden om in het Nederlandse fiscale beleid ten aanzien van auto’s te werken met een andere conformiteitsfactor dan bij de Europese typegoedkeuring (bijvoorbeeld een korting op de BPM of de MRB voor schone dieselauto’s (conformiteitsfactor <1,0) en een boete voor relatief vuile dieselauto’s (conformiteitsfactor 1,5–2,1))?
Zie antwoord vraag 30.
Hoe beoordeelt u de oproep van milieuorganisatie Deutsche Umwelthilfe (DUH) om alle Mercedes C220 BlueEfficiency’s van de weg te halen, nu uit TNO-onderzoek blijkt dat deze auto in de praktijk twintig keer meer NOx uitstoot dan volgens de test?12
De oproep van Deutsche Umwelthilfe is in mijn ogen niet uitvoerbaar. Zoals in antwoord 26 aangegeven, kan de verkoop of het in verkeer brengen van een nieuw voertuig niet worden verboden als het voertuig aan de daarvoor geldende eisen voldoet. Voor de emissie van stikstofoxiden wordt daarbij uitgegaan van een meting op de rollenbank, waarbij de emissies niet meer mogen bedragen dan 80 mg/km. Uit de metingen, die TNO in mijn opdracht heeft uitgevoerd, komt naar voren dat Mercedes C220 Blue TEC aan deze Euro-6 typekeuringsnorm voldoet. Uit het TNO-onderzoek komt wel naar voren dat de NOx-uitstoot op de weg veel hoger is dan de typekeuringsnorm. Zoals bekend is dat het geval bij alle gemeten dieselvoertuigen. Vandaar ook het belang van een nieuwe RDE-testprocedure.
Bij welke hoeveelheid NOx-uitstoot gaat u over tot het weren van auto’s van de Nederlandse weg? Maakt u hierbij onderscheid tussen de aanvankelijk aan de betreffende auto gestelde uitstooteisen (euronormen)? Bent u bereid in Europees verband het draagvlak te inventariseren voor het weren van auto’s met absurde hoeveelheden uitstoot? Zo ja, welke stappen kan Nederland afzonderlijk nemen als dat draagvlak afwezig blijkt? Zo nee, waarom niet?
Zoals toegelicht in antwoord 26, 27 en 28 kan Nederland in verband met het beginsel van de vrije interne markt geen afzonderlijke stappen nemen om dieselauto’s met een hoge NOx-praktijkuitstoot te weren. Daarom is het van belang dat er op Europees niveau een strenge praktijktest voor de NOx-uitstoot van dieselauto’s komt. Zoals u bekend zet ik me daarvoor in. Over de voortgang daarvan heb ik u uitgebreid geïnformeerd in de drie overzichtsbrieven23 rondom de softwarefraude. Daarbij heb ik ook aangegeven hoe ik u in de toekomst zal informeren.
Is er wet- en regelgeving op basis waarvan u kunt overgaan tot het weren van vervuilende dieselauto’s van de weg, ondanks dat deze auto’s beschikken over een typegoedkeuring? Indien die wetgeving er niet is, bent u bereid hiertoe een wetsvoorstel te maken?
Zie het antwoord op vraag 26.
Wat is de status van het plan van de Europese Commissie om de keuring van nieuwe automodellen strenger en onafhankelijker te maken?13
De Europese Commissie heeft vorig jaar op grond van een evaluatie geconcludeerd dat het EU-typegoedkeuringskader om verbetering vraagt. De verbeteringen zijn verwerkt in het voorstel voor Kaderverordening markttoezicht en typegoedkeuring motorvoertuigen. Dit voorstel is op 27 januari 2016 gepubliceerd en moet op termijn Kaderrichtlijn 2007/46/EG vervangen.
Wanneer wordt het plan genoemd in vraag 36 in de Transportraad besproken?
Het voorstel wordt behandeld in de Raadswerkgroepen Technische Harmonisatie. Tijdens de eerste bijeenkomst op 9 maart jl. heeft de Europese Commissie het voorstel gepresenteerd, waarna er bijeenkomsten zijn gepland op 21 maart, 6 april en 8 juni 2016. De besluitvorming over de genoemde kaderverordening vindt waarschijnlijk plaats in de Raad voor Concurrentievermogen. Het is nog niet bekend wanneer het daar op de agenda komt.
Kunt u vooruitlopend op de formele reactie via het BNC-fiche reeds een eerste kabinetsappreciatie van het plan naar de Kamer sturen? Wanneer verwacht u het BNC-fiche over dit Commissievoorstel met uitgebreid kabinetsstandpunt naar de Kamer te sturen?
Zoals vermeld in antwoord 4, heeft u het BNC-fiche25 inmiddels ontvangen.
Wat wordt bedoeld met «technical services» in het persbericht van de Europese Commissie?14 Betreft het hier (betalingen aan) keuringsinstanties als de RDW, of andere partijen zoals TNO of DEKRA? Indien het enkel andere partijen betreft, wat is het verschil tussen de financiële afhankelijkheid van andere partijen ten opzichte van autofabrikanten en die van keuringsinstanties ten opzichte van autofabrikanten?
Goedkeuringsinstanties geven typegoedkeuringen af en kunnen daartoe tests en keuringen verrichten. Zij kunnen hiertoe ook technische diensten («technical services») aanwijzen. Dit is een organisatie die door een goedkeuringsinstantie is aangewezen om tests en keuringen te verrichten ten behoeve van de typegoedkeuring. Bij de uitvoering van emissietests zijn dat bijvoorbeeld DEKRA, IDIADA, TÜV, Horiba-MIRA, AVL, Ricardo en Millbrook. TNO voert op dit moment geen emissiemetingen uit ten behoeve van de typegoedkeuring.
Zowel technische diensten als goedkeuringsinstanties zullen over het algemeen voor hun werkzaamheden een financiële relatie met de fabrikant hebben. Er is mogelijk wel een verschil in de genoemde afhankelijkheid omdat technische diensten doorgaans commerciële organisaties zijn en goedkeuringsinstanties overheidsorganisaties.
Op welke wijze draagt betaling voor de test aan de Staat, die het vervolgens doorgeeft aan de keuringsinstanties (of andere partijen die onderdelen van de test op zich nemen), bij aan de onafhankelijkheid van de keuringsinstantie/andere partij (ten opzichte van de autofabrikant)?
Het voorstel van de Europese Commissie stelt een aanpak voor die zou kunnen bijdragen aan het verder verkleinen van mogelijke verstrengeling tussen autofabrikant en de technische dienst. Voor de reactie van het kabinet op dit voorstel wil ik verwijzen naar het BNC-fiche Verordening markttoezicht en typegoedkeuring motorvoertuigen dat u op 11 maart 2016 heeft ontvangen27.
Welke consequenties heeft het als de Europese Commissie als nieuwe keurder vaststelt dat auto’s die reeds op de markt zijn, niet aan de normen voldoen? Welke consequenties heeft dit voor de keuringsinstantie die eerder de typegoedkeuring heeft afgegeven? Welke consequenties heeft dit voor de fabrikant die de auto op de markt heeft gebracht? Welke consequenties heeft dit voor de consument die rondrijdt in een auto die niet aan de normen voldoet?
Van de betrokken marktdeelnemer kan worden verlangd passende corrigerende maatregelen te nemen teneinde de voertuigen weer in overeenstemming met de voorschriften te brengen of om deze uit de handel te nemen of terug te roepen.
Als de juistheid van de typegoedkeuring in twijfel wordt getrokken, wordt de verantwoordelijke goedkeuringsinstantie in kennis gesteld alsmede alle andere goedkeuringsinstanties en markttoezichtautoriteiten.
De verantwoordelijke goedkeuringsinstantie houdt toezicht op de nodige maatregelen om de conformiteit van de productie te herstellen en coördineert zo nodig de eventuele maatregelen die de fabrikant in afstemming met hem onderneemt om reeds verhandelde producten terug te nemen dan wel terug te roepen.
Voor de consument zijn de consequenties afhankelijk van de acties die de betrokken marktdeelnemer moet nemen. Dit kan een terugroepactie zijn waarvoor de consument het voertuig kan laten aanpassen bij een dealer. Het verschilt per lidstaat of de consument verplicht is om het voertuig aan te laten passen.
Op basis waarvan kan de Europese Commissie overgaan tot het testen van auto’s die reeds op de markt zijn? Kunnen keuringsinstanties hiervoor auto’s voordragen bij de Europese Commissie? Kunnen andere organisaties of burgers ook auto’s voordragen? Welke criteria hanteert de Europese Commissie, indien auto’s worden voorgedragen voor een (her)keuring door de Europese Commissie?
De Europese Commissie selecteert zelf de te keuren voertuigen. Uit het Commissievoorstel blijkt niet op basis van welke criteria deze selectie plaatsvindt. Het is nu nog onduidelijk op basis waarvan de Europese Commissie overgaat tot het testen van auto’s die reeds op de markt zijn gebracht. Tijdens de behandeling van het Commissievoorstel in de Raadswerkgroep zal dit punt verder moeten worden verduidelijkt.
Kan de Nederlandse keuringsinstantie volgens het nieuwe plan van de Europese Commissie in de toekomst overgaan tot het testen van auto’s die reeds op de markt zijn en hier ook consequenties aan verbinden?
In de nieuwe kaderverordening worden de mogelijkheden van markttoezicht aangescherpt. De Nederlandse inzet voor de onderhandelingen dienaangaande staan in het BNC-fiche dat u heeft ontvangen.
Is het op basis van het nieuwe plan van de Europese Commissie in de toekomst mogelijk dat Nederland zelfstandig maatregelen neemt om auto’s of autofabrikanten die volgens Nederlandse testen niet aan de normen voldoen, aan te pakken?
De voorgestelde bepalingen geven de Nederlandse markttoezichtautoriteit de mogelijkheid om passende maatregelen te nemen wanneer uit markttoezicht (keuringen) blijkt dat auto’s niet aan de normen voldoen.
Welke partijen krijgen op basis van het voorstel van de Europese Commissie toegang tot «the car’s software protocols»?15 Geldt deze toegang alleen voor de Europese Commissie, of ook voor de nationale keuringsinstanties?
Zoals aangegeven in antwoorden 14 en 23 geldt deze toegang op basis van het voorstel voor de goedkeuringsinstanties en technische diensten.
Hoe verhoudt dit plan zich tot de nieuwe RDE-test die zal gelden voor de typegoedkeuring vanaf 2017?
De nieuwe RDE-test zal nog verder worden aangevuld met een onderdeel markttoezicht, dat kan worden uitgevoerd door andere partijen dan de betreffende typegoedkeurende instantie. Besluitvorming hierover wordt begin 2017 verwacht.
Hoe beoordeelt u de optie om autofabrikanten niet langer zelf de keuze te bieden bij welke keuringsinstantie zij hun auto willen laten keuren? Wat zijn hiervan de voor- en nadelen?
Het Commissievoorstel beoogt uniforme toepassing van de voorschriften door alle partijen en zet zwaar in op het toezicht daarop. Daarmee zou er geen verschil tussen keuringsinstanties behoren te bestaan en is er geen noodzaak om bepaalde keuringsinstanties aan fabrikanten voor te schrijven.
Deelt u de mening dat er geen financiële prikkel zou moeten zijn voor de autofabrikant, waar het gaat om de keuze voor een bepaalde typegoedkeurder? Hoe beoordeelt u de mogelijkheid om een vast bedrag dat de typegoedkeuring moet kosten in Europese regelgeving op te nemen?
Aangezien er vanuit gegaan moet worden dat de voorschriften op uniforme wijze door de typegoedkeuringsinstanties en technische diensten worden toegepast zijn financiële prikkels niet van invloed op het resultaat. Het is daarmee onderdeel van de vrijheid van bedrijfsvoering van fabrikanten om zelf een keuze te maken aan welke partijen zij een voertuig ter keuring willen aanbieden. Typegoedkeuring is maatwerk aangezien dit afhankelijk is van het ontwerp van het voertuig en de uitvoeringen waaruit deze bestaan. Verder is er een uitgebreid stelsel van onafhankelijke kwaliteitscontroles die de onafhankelijkheid van het testresultaat goed borgen.
Een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam inzake coffeeshops |
|
Nine Kooiman , Vera Bergkamp (D66) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hoe duidt u de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam d.d. 3 februari 2016, waarin de politierechter onder meer stelt dat de overheid ervoor heeft gezorgd dat de handel in cannabis in handen is van de georganiseerde misdaad en dat dezelfde overheid deze situatie bovendien in stand houdt?1
Het is aan de rechter om binnen de kaders van de wet te oordelen over zaken die aan hem worden voorgelegd. Zo ook in onderhavig geval. Ik treed niet in dit oordeel.
Hoe legt u de praktische werking van het huidige gedoogbeleid uit, waarin de teelt en toevoer van cannabis vrijwel altijd in de illegaliteit en daarmee het criminele circuit plaatsvinden? Bent u het ermee eens dat uit dit beleid een tegenstrijdigheid in de praktijk voortvloeit, namelijk dat ondernemers die legaal cannabis verkopen niet anders kunnen dan cannabis in te kopen uit het criminele circuit? Zo ja, wat zou in uw ogen een oplossing hiervoor kunnen zijn?
Er wordt gewezen op een inconsistentie tussen de gedoogde verkoop van cannabis in coffeeshops en het illegale karakter van de levering aan de coffeeshop. Deze bestaat evenwel al zo lang als de verkoop van kleine hoeveelheden cannabis voor eigen gebruik in coffeeshops wordt gedoogd en was van aanvang af onderkend. U kent het standpunt van het kabinet met betrekking tot het coffeeshopbeleid. Het coffeeshopbeleid, waar een meerderheid van uw Kamer zich meermaals achter heeft geschaard2, omvat alleen het onder strikte voorwaarden verkopen van kleine hoeveelheden cannabis door coffeeshops. Het is de verantwoordelijkheid van de coffeeshophouder om zich aan de gedoogcriteria uit de Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie te houden en zijn bedrijfsvoering daarop in te richten.
Kunt u zich iets voorstellen bij de kritiek van de politierechter dat «de wetgever de strafrechter te kijk zet als een instelling die geen oog heeft voor de realiteit, zoals bijvoorbeeld het gegeven dat bestuurders van diverse gemeenten zonder oponthoud wijzen op de wenselijkheid en de noodzaak van regulering»? Zo nee, waarom niet?
Ik treed niet in het oordeel van de rechter. Dat neemt niet weg dat ik mij net als lokale bestuurders bewust ben van de problemen van criminaliteit en overlast rondom illegale hennepteelt. Regulering van de hennepteelt voor de coffeeshops is geen oplossing voor deze problemen. Het grootste gedeelte van de hennepteelt is immers bestemd voor de export (onderzoek hieromtrent aangeboden aan uw Kamer op 17 december 2014, Kamerstukken TK 24 077, nr. 339); slechts een klein deel gaat naar de Nederlandse coffeeshops. Regulering zal naar verwachting van zeer beperkt nut zijn bij het beter kunnen bestrijden van de georganiseerde criminaliteit die zich met de hennepteelt bezighoudt. De gezamenlijke, geïntegreerde aanpak van georganiseerde criminaliteit en overlast moet worden voortgezet. Door samen krachtig op te trekken kan grootschalige drugscriminaliteit en de daarmee gepaard gaande overlast verder worden teruggedrongen.
Bovendien is het in het licht van de internationale afspraken waar Nederland zich aan heeft verbonden, op dit moment niet mogelijk om over te gaan tot (experimenten met) regulering van de teelt. Zoals uit het onderzoek «Internationaal recht en cannabis, een beoordeling op basis van VN-drugsverdragen en EU-drugsregelgeving van gemeentelijke en buitenlandse opvattingen pro regulering van cannabisteelt» volgt, stuit eventuele regulering op juridische bezwaren. De conclusies van het rapport, dat mijn ambtsvoorganger op 21 maart 2014 aan uw Kamer heeft gezonden (Kamerstuk 24 077, nr. 316), zijn nog steeds actueel.
Wat is uw reactie op het door de politierechter in de uitspraak geschetste dilemma, dat veel verdachten hun zaken netjes willen regelen en gewoon belasting betalen en op die manier bijdragen aan de schatkist, maar voor de inkoop van cannabis noodgedwongen zaken moeten doen met leveranciers die de wet overtreden?
Zie antwoord vraag 2.
Is de regering in dit kader bereid om experimenten toe te staan, waarbij wetenschappelijk wordt onderzocht wat de effecten zijn van de verkoop van gecontroleerd geteelde cannabis in coffeeshops of in cannabis social clubs en daarvoor een Opiumwetontheffing te verlenen?
Nee. Het coffeeshopbeleid omvat alleen het onder strikte voorwaarden verkopen van kleine hoeveelheden cannabis door coffeeshops. De afgelopen jaren heeft uw Kamer zich bij meerdere gelegenheden in meerderheid achter dit beleid van het kabinet geschaard. Zoals ik heb gesteld in mijn brief aan de Kamer in reactie op de door de Tweede Kamer aangenomen motie Oskam (Kamerstukken TK 24 077, nr. 346) is het gemeenten niet toegestaan over te gaan tot het experimenteren met gereguleerde hennepteelt, aangezien het telen van hennep strafbaar is op grond van artikel 3 onder B van de Opiumwet. Bovendien blijkt uit het bovengenoemde rapport dat de door u geschetste experimenten niet onder een Opiumwetontheffing te brengen zijn.
Het weglaten van cruciale informatie in het programma Opsporing Verzocht |
|
Martin Bosma (PVV), Geert Wilders (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Gesprek Op Niveau: Jan Roos en Diana Blog, slachtoffer roofoverval Heemstedestraat»?1
Ja.
Deelt u de waarneming dat de wrede overval op het echtpaar gekenmerkt wordt door Jodenhaat en dat de daders volgens mevrouw Blog Marokkanen zijn?
Het strafrechtelijk onderzoek richt zich op alle aspecten van het strafbare feit. Aangezien het een lopend onderzoek betreft kan ik over de inhoud van het onderzoek geen nadere mededelingen doen.
Waarom is deze cruciale informatie achterwege gebleven in de uitzending van Opsporing Verzocht, terwijl zij van cruciaal belang is voor deze zaak?
Opsporing Verzocht is een officieel opsporingsmiddel. Alle informatie die in het programma gegeven wordt, wordt bepaald door de mate waarin het OM inzicht in het dossier wil geven aan het publiek. De NPO heeft hier geen invloed op.
In de uitgebrachte opsporingsberichtgeving is, zoals ook het uitgangspunt is bij het inzetten van opsporingsberichtgeving, uitsluitend informatie opgenomen die op dat moment bij de politie bekend en geverifieerd was en die direct van belang was voor het doel van de inzet van het middel: identificatie en aanhouding van de verdachten.
Is de indruk juist dat de berichtgeving van de NPO omtrent deze overval eerder geleid wordt door politieke correctheid, dan door het verlangen klaarheid te brengen in deze zaak?
Zie antwoord vraag 3.
Het antisemitische motief van een extreem gewelddadige overval |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Gesprek Op Niveau: Jan Roos en Diana Blog, slachtoffer roofoverval Heemstedestraat»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de laffe en gewelddadige overval op een bejaard joods echtpaar, waarbij onder andere het mannelijke slachtoffer blind is geslagen, walgelijk is?
Ik keur elke vorm van geweld af, zeker als de slachtoffers onschuldige burgers zijn. Het strafrechtelijk onderzoek richt zich op alle aspecten van het strafbare feit dus ook een eventueel discriminatoir aspect. Aangezien het een lopend onderzoek betreft kan ik over de inhoud van het onderzoek geen nadere mededelingen doen.
In hoeverre erkent u dat het schreeuwen door de daders van «hier die juwelen vuile jodin, je had in Auschwitz moeten zijn» blijk geeft van virulente jodenhaat?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is de reden geweest dat het Openbaar Ministerie bij de voorbereiding van het programma Opsporing Verzocht heeft verzwegen dat het een antisemitische overval was en dat het vrouwelijke slachtoffer vond dat de daders er Arabisch/Marokkaans uitzagen?
In de uitgebrachte opsporingsberichtgeving is, zoals ook het uitgangspunt is bij het inzetten van opsporingsberichtgeving, uitsluitend informatie opgenomen die op dat moment bij de politie bekend en geverifieerd was en die direct van belang was voor het doel van de inzet van het middel: identificatie en aanhouding van de verdachten.
Hoe duidt u de conclusie van het rapport «Antisemitism Worldwide» dat daar waar de islamitische gemeenschap in West-Europa groeit, ook het antisemitisme groeit?
Op 28 oktober 2015 is uw Kamer geïnformeerd over het onderzoek «Triggerfactoren antisemitisme» en het daaraan gekoppelde nader onderzoek «Beelden van islamitische jongeren over zionisten en Joden». Hieruit blijkt dat het conflict in het Midden-Oosten, met name de relatie tussen Israël en de Palestijnse gebieden, een mogelijke triggerfactor vormt voor antisemitisme in Nederland. Negatieve beelden over Israël, zionisten of zionisme mogen echter nooit leiden tot haat tegen Joden. Net zo min als negatieve emoties of beelden over de Palestijnse gebieden of Palestijnen mogen leiden tot haat tegen moslims. Het vraagt juist om een zichtbaar gezamenlijke aanpak vanuit gemeenschappen om op te staan en samen te werken om uitsluiting en antisemitisme te bestrijden.
Welke maatregelen bent u voornemens te treffen om het groeiende antisemitisme aan te pakken?
Uit de politiecijfers 2014 blijkt dat het aantal gerichte antisemitische incidenten toeneemt. Dit is zeer zorgelijk. De actieve bestrijding van antisemitisme verloopt zowel via het repressieve als het preventieve spoor.
Vanuit het preventieve spoor richt de aanpak zich onder meer op het ondersteunen van rolmodellen, onderwijs en dialoog. Onderdeel van de aanpak is bijvoorbeeld het adresseren van spanningen in Nederland als gevolg van het conflict tussen Israël en de Palestijnse gebieden. Onder meer over dit onderwerp heeft de Minister van SZW op 15 maart een overleg gehad met vertegenwoordigers vanuit de Joodse en Islamitische gemeenschap. Een ander voorbeeld is het ondersteunen en verbeteren van het onderwijs als het gaat om discriminatie en antisemitisme in de klas en het vergroten van de effectiviteit van methodieken die in of buiten het onderwijs gebruikt worden. Ook is er aandacht voor discriminatie en antisemitisme in het voetbal. De betaald voetbalclubs en de KNVB hebben op 18 februari jongstleden afgesproken hebben sneller op te treden tegen racistische spreekkoren. Zodra dit voorkomt, vragen de clubs de supporters direct met dit gedrag te stoppen. Zo niet, dan wordt de wedstrijd stilgelegd.
Op grond van de aanwijzing discriminatie van het Openbaar Ministerie (OM) worden alle incidenten die gerelateerd zijn aan discriminatie en antisemitisme geregistreerd. Het gaat hierbij om eigen waarnemingen, meldingen en aangiften. Het OM verleent prioriteit aan de aanpak van discriminatie, waaronder antisemitisme.
Zijn de laffe daders inmiddels gepakt?
Er zijn in deze zaak nog geen aanhoudingen verricht.
Het bericht dat een bisschop misbruik volgens het Vaticaan niet per se hoeft te melden |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Bisschop hoeft misbruik volgens Vaticaan niet per se te melden»?1
Ja.
Kunt u aangeven wat uw reactie is op een document van het Vaticaan waar in staat dat nieuwe bisschoppen niet per se beschuldigingen van kindermisbruik hoeven te melden en dat dit document onder kerkleiders zou zijn verspreid?
Beschuldigingen van kindermisbruik moeten gemeld worden en er moet aangifte van worden gedaan. De genoemde mededeling is mijns inziens dan ook onjuist en onverstandig.
De Nederlandse Kerkprovincie van de Rooms-katholieke kerk heeft mij laten weten dat het aangehaalde bericht de stelling betreft van een docent die een onderdeel geeft van de cursus voor de nieuwe bisschoppen. Voor dit onderdeel was geen gebruik gemaakt van de informatie van de specifiek daarvoor ingerichte commissie van de Heilige Stoel, de Pauselijke Commissie voor de bescherming van minderjarigen, waardoor een misverstand is ontstaan waar het gaat over het al dan niet aangifte doen. Deze informatie wordt voor de eerstvolgende cursus van september aangepast.
De Nederlandse Kerkprovincie van de Rooms-katholieke kerk heeft mij laten weten dat ook de Heilige Stoel er geen enkel misverstand over laat bestaan dat aangifte zal moeten plaatsvinden. Dat is, mede naar aanleiding van een aanbeveling van de commissie Deetman, ook onverkort de beleidslijn van de Nederlandse bisschoppen en de Konferentie Nederlandse Religieuzen. In Nederland bestaat hier geen misverstand over. Indien een bisschop of hogere overste wordt geconfronteerd met (een klacht of vermoeden van) seksueel misbruik van één of meer minderjarigen, dan handelt deze bisschop of hogere overste overeenkomstig het Nederlandse – en canonieke recht. In een brief d.d. 2 april 2012 aan Minister van Veiligheid en Justitie hebben broeder Van Dam c.s.a (voorzitter van de KNR) en kardinaal Eijk (voorzitter van de BC) geschreven dat bij een vermoeden van seksueel misbruik van een minderjarige onverwijld aangifte wordt gedaan bij het Openbaar Ministerie.
Deelt u de mening dat dit bericht een klap in het gezicht is van alle mensen die ooit zijn misbruikt, of iemand kennen die misbruikt is door leden van de katholieke kerk?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat dit «beleid» van het Vaticaan ook slecht is om misbruik te voorkomen binnen de katholieke kerk en om daders aan te pakken?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om opheldering te vragen door hierover in gesprek te gaan met de Voorzitter van de Bisschoppenconferentie, Kardinaal dr. W.J. Eijk en over de uitkomsten van dit gesprek de Kamer te informeren?
Nee, ik zie geen aanleiding voor een gesprek, zeker nu de Nederlandse bisschoppen hebben aangegeven dat de beleidslijn inhoudt dat aangifte moet plaatsvinden.
Het illegaal couperen van staarten bij veulens |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Kent u de berichten over het illegaal couperen van staarten bij veulens?1
Ja.
Kunt u aangeven hoeveel inspecties de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit de afgelopen twee jaar heeft verricht ten aanzien van de handhaving op het verbod op het couperen van staarten? Hoe vaak zijn er in de afgelopen twee jaar overtredingen geconstateerd?
De NVWA voert geen specifieke inspecties uit op het verbod op het couperen van staarten. De NVWA richt haar handhavingsinzet op het vergaren van bewijslast bij verdenkingen van illegaal couperen van staarten, uitgevoerd in Nederland of in een andere EU-lidstaat waar dit eveneens verboden is. Daarnaast richt de inzet van de NVWA zich op het aantonen van fraude met documenten in lidstaten waar couperen nog wel is toegestaan. In sommige landen, waaronder Frankrijk, is het couperen een toegestane handeling. Dit is bijzonder complex en tijdrovend.
Bij welzijnscontroles of inspecties naar aanleiding van meldingen kunnen mogelijke overtredingen van dit verbod in beeld komen. In de afgelopen twee jaar heeft de NVWA een proces-verbaal en een waarschuwing gegeven.
Hoe beoordeelt u het stilzwijgend goedkeuren van het couperen van paardenstaarten door de Koninklijke Vereniging «Het Nederlandse Trekpaard en de Haflinger» (KVTH), zoals beschreven staat in Dagblad De Limburger? Hoe beoordeelt u de uitspraak van een dierenarts in het artikel dat bestuursleden van de KVTH zich niets aantrekken van het verbod en liever de mazen van de wet opzoeken?
Ik betreur het dat de KVTH aangeeft paarden met gecoupeerde staarten niet uit te willen sluiten van keuringen. Het couperen van staarten wordt mede hierdoor in stand gehouden. Ik verwijs verder naar mijn antwoorden op de vragen over het meedoen van gecoupeerde paarden bij de hengstenkeuring, gesteld door het lid Van Gerven (SP) die gelijktijdig aan uw Kamer is verstuurd.
Bent u bereid om het predicaat Koninklijk van deze vereniging binnen de regering aan de orde te stellen en te pleiten voor het intrekken van dit predicaat, nu blijkt dat deze vereniging illegale praktijken gedoogt?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven wat de resultaten van uw gesprekken met de KVTH zijn geweest over het tegengaan van het couperen van staarten? Kunt u aangeven of de KVTH inmiddels een datum heeft vastgelegd om paarden met gecoupeerde staart niet meer toe te laten bij tentoonstellingen en keuringen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om het couperen van paardenstaarten in Europees verband nogmaals aan de orde te stellen? Zo ja, op welke wijze en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Het aan de orde gaan stellen van een dergelijk onderwerp in Europees verband zal alleen kans van slagen hebben indien de bereidheid bestaat vanuit de Europese Commissie en de lidstaten om dit probleem aan te pakken. De Europese Commissie heeft geen voornemens voor nieuwe wetgevingsvoorstellen. Wel zal ik, wanneer daar de mogelijkheid toe bestaat, in bilaterale overleggen het couperen ter sprake brengen en bezien of, en zo ja, op welke wijze dit soort ingrepen op Europees niveau uitgebannen kan worden.
Het bestrijden van wildlife crime |
|
Fatma Koşer Kaya (D66) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Europa speelt grote rol in illegale dierenhandel»?1
Ja.
Kunt u een totaaloverzicht geven van welke middelen er op dit moment in en/of door Nederland worden ingezet om de illegale dierenhandel tegen te gaan met daarbij aangegeven wie dat middel inzet en bij wie de bevoegdheid daarvoor ligt? Zo nee, waarom niet?
Bij het team Natuur van de NVWA, die onder mijn departement ressorteert, werken ruim 20 inspecteurs, die toezien op de naleving van de natuurwetgeving en samen met de politie recherchematige onderzoeken uitvoeren naar illegale handel in beschermde soorten. De inzet van de politie wordt mede bepaald door overleg over prioriteiten in de Milieukamer. De Douane ressorteert onder het Ministerie van Financiën. In beginsel geldt dat elke douanecontrole gericht is op de handhaving van alle fiscale en niet-fiscale wetgeving, waarvan de uitvoering aan de Douane is opgedragen (geïntegreerde controle). Haar controlebevoegdheid richt zich op goederenstromen die de buitengrens van de EU passeren. Ingevolge de samenwerkingsovereenkomst met het Ministerie van Economische Zaken (EZ) wordt daarbij tevens gecontroleerd op de juiste toepassing van de Flora- en Faunawet. Naast personele inzet hanteert de Douane middelen als goederenscans en speurhonden.
Wat is, gelet op het feit dat in Nederland de huidige straffen en de pakkans voor illegale handel in dieren laag zijn en tegelijkertijd deze handel in omvang vergeleken kan worden met de handel in wapens en drugs, de reden dat uw uitgangspunt nog steeds is dat nieuwe wetgeving niet nodig is?
Met uw stelling dat de huidige straffen in Nederland en de pakkans voor illegale handel in dieren laag zijn, kan ik niet instemmen. In vergelijking met andere landen in de Europese Unie zijn de straffen in Nederland aan de hoge kant (zie het recent gepubliceerde proefschrift van de heer Van Uhm)2.
Dergelijke hoge straffen vind ik overigens terecht. Dat de pakkans laag zou zijn, kan ik evenmin bevestigen. In Nederland wordt actief gehandhaafd op de CITES-regelgeving, zowel aan de buitengrenzen van de EU (Schiphol en Rotterdam zijn belangrijke in- en uitvoerhavens) door de Douane als in het binnenland door NVWA, politie en Openbaar Ministerie. Ik ben dan ook van mening dat de huidige regelgeving volstaat en dat het vooral aankomt op goede toepassing van deze wetgeving door intensieve samenwerking binnen en buiten de Europese Unie.
Hoe gaat de ter beschikking gestelde vier miljoen euro voor een serie projecten op het gebied van bestrijding van de hele keten van wildlife crime effectief ingezet worden?
In het kort geef ik u hierbij een overzicht van de projecten die ik financier uit het budget van vier miljoen euro voor de periode 2013–2017 voor de bestrijding van wildlife crime:
Op deze wijze zet ik de ter beschikking staande middelen effectief en efficiënt in in de verschillende schakels van de keten van wildlife crime, van stroper tot consument.
Daarnaast heb ik van 1 tot en met 3 maart jl. de internationale conferentie «Save Wildlife: Act Now or Game Over» in Den Haag georganiseerd, in samenwerking met de Prince Charles’s Foundation Sustainability Unit en The Hague Institute for Global Justice. Tenslotte wordt het werk gesteund van de Wildlife Justice Commission, die door het Wereld Natuur Fonds recent is opgericht om justitiële procesgang te ondersteunen in Afrika en Azië.
Welk percentage van de inbeslagnames van wildlife goederen in Europa vindt plaats op Schiphol en in de haven van Rotterdam? Welk percentage van de Nederlandse invoer wordt daarmee naar schatting in beslag genomen?
In het proefschrift van criminoloog Daan van Uhm worden hierover de volgende cijfers gegeven:
Van het totaal aan binnen de EU in beslag genomen levende dieren werd in Nederland:
(de gegevens zijn ontleend aan een analyse van de EU-TWIX database over de periode 2001–2010)
Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen Schiphol en Rotterdam. Het is lastig om hierbij een schatting te maken welk deel van de totale (legale en illegale) Nederlandse invoer in beslag is genomen.
Wat zijn de aanvoerroutes van wildlife goederen naar de Europese markt? Kunt u daarbij voor de meest populaire verzend- en aankomstlanden duiden waarom deze in hoge mate te maken hebben met handel in deze goederen? Zo nee, waarom niet?
De Europese Unie publiceert jaarlijks een overzicht van de invoer, uitvoer en doorvoer van CITES-goederen, op basis van de jaarverslagen die de lidstaten opstellen. De laatste EU-analyse van deze gegevens is van 20133. Het totaal aantal invoertransacties in de EU was in 2013 95.000. Hierbij gaat het om de legale handel die plaatsvindt vanuit de herkomstlanden van de beschermde soorten planten en dieren (in Afrika, Azië en Zuid-Amerika) naar de bestemmingen in de Europese Unie. Daarbij spelen grote luchthavens, zoals Frankfurt, Londen en Schiphol, en grote havens zoals Rotterdam, Londen en Hamburg, een belangrijke rol. In het proefschrift van de heer Van Uhm worden de belangrijkste herkomstlanden van de inbeslaggenomen levende dieren in de EU genoemd:
(de gegevens zijn afkomstig van een analyse van de EU-TWIX database over de periode 2001–2010)
Waar zit(ten) de zwakste schakel(s) in het tegenhouden van de invoer van wildlife goederen op de Europese interne markt? Op welke wijze kan Nederland of Europese justitiesamenwerking bijdragen aan de versterking van die schakel(s)?
Er zijn aanwijzingen dat er veel illegale invoer plaatsvindt via de oost- en zuidgrenzen van de EU. De bestaande samenwerking op justitiegebied (handhaving, controle, toezicht) en overdracht van kennis, zoals de NVWA heeft gedaan bij de jongste accessielanden, draagt bij aan het op termijn versterken van deze zwakke schakels.
Hoe gaat de door Nederland georganiseerde wildlife crime-conferentie van 1 tot en met 3 maart concreet bijdragen aan het verbeteren van de huidige situatie? Welke doelen moeten uit de conferentie volgen?
Hierbij verwijs ik u naar mijn brief van 1 maart jl. (DGAN-NB/16029474) waarin ik ben ingegaan op mijn inzet voor de conferentie en de verwachte resultaten. Over de resultaten van de conferentie zal ik u op korte termijn informeren.
Bent u bereid zo spoedig mogelijk na ontvangst van het in maart verwachte plan van de Europese Commissie ten aanzien van wild life crime een reactie daarop aan de Kamer te sturen?
Het EU Action Plan against Wildlife Trafficking is op 26 februari 2016 gepubliceerd en tijdens de conferentie «Save Wildlife: Act Now or Game Over» toegelicht door EU-commissaris Vella. Ik ondersteun dit actieplan en zal ervoor zorgen dat Nederland als EU-voorzitter tijdens de EU-Milieuraad van Ministers in juni 2016 stevige raadsconclusies ter accordering voorlegt. Ik zal u mijn reactie op het EU-actieplan toesturen tezamen met de resultaten van de conferentie.
De rol van Europe in de illegale dierenhandel |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de rol die Europa in de illegale dierenhandel speelt en het onderzoek van de heer Van Uhm hiernaar?1
Ja, op beide vragen.
Kunt u uw reactie op het onderzoek van de heer Van Uhm geven? Uit zijn onderzoek blijkt dat er grote overeenkomsten zijn tussen deze wildlife criminaliteit en drugscriminaliteit; wordt deze kennis meegenomen in de huidige aanpak van wildlife criminaliteit?
De heer Van Uhm is recent gepromoveerd als criminoloog aan de Universiteit van Utrecht op een onderzoek naar internationale illegale handel in beschermde dieren en producten van dieren. Ik waardeer het onderzoek van de heer Van Uhm en juich in het algemeen criminologisch onderzoek in het groene domein toe. Het onderzoek laat zien dat binnen de illegale handel in wildlife – net als bij drugscriminaliteit – sprake is van georganiseerde, grensoverschrijdende misdaad. Die kennis is ook aanwezig bij de handhavingsautoriteiten, die hun aanpak daarop afstemmen.
Uit het onderzoek van Van Uhm blijkt dat de Europese Unie een grotere rol speelt in de wildlife criminaliteit dan voorheen aangenomen; is het op basis van dit gegeven nodig om de aanpak en het budget om deze criminaliteit aan te pakken uit te breiden?
De Europese Unie speelt een belangrijke rol in de wildlifecriminaliteit, zowel als bestemming van levende dieren en producten daarvan als in de functie van doorvoerhaven van dergelijke goederen. Dat blijkt ook uit het EU Action Plan against Wildlife Trafficking. Naar mijn mening is de inzet en capaciteit van Nederland om wildlifecriminaliteit aan te pakken voldoende, mede vanwege de intensieve samenwerking op Europees en mondiaal niveau tussen de handhavingsinstanties.
Kunt u reageren op de stelling van de heer Gowitzke, hoofd milieucriminaliteit van Europol, die stelt dat dit type misdaad geen prioriteit in Europa krijgt, terwijl de bestrijding van wildlife criminaliteit volgens uw woordvoerder wel een prioriteit is sinds enkele jaren?
De heer Gowitzke doelt op de mate waarin in alle Europese landen prioriteit wordt gegeven aan de bestrijding van wildlife crime. Daarin zitten grote verschillen tussen de landen. Ik ben echter van mening dat Nederland hier voldoende prioriteit aan geeft en ook voldoende capaciteit beschikbaar stelt bij de opsporingsdiensten en handhavingsdiensten. Overigens is in het kader van de gewenste verkleining van het overheidsapparaat in Nederland ook een krimptaakstelling opgelegd aan de NVWA en is het dus noodzakelijk om efficiënt samen te werken, zowel binnen Nederland tussen de verschillende handhavingsdiensten als internationaal met andere diensten.
Op dit moment is er 4 miljoen euro vanuit Economische Zaken en 2 miljoen euro vanuit Buitenlandse Zaken beschikbaar voor projecten op dit gebied; kunt u aangeven wat er veranderd is in dit budget sinds dit dossier is aangemerkt als prioriteit?
Door mijn ambtsvoorganger is prioriteit gegeven aan dit dossier door voor de periode 2013–2017 in totaal 4 miljoen euro beschikbaar te stellen voor projecten om wildlife crime te bestrijden. Dit geld is beschikbaar gekomen door een herprioritering van de middelen voor (internationaal) natuurbeleid. Bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken is via een amendement door uw Kamer eenmalig 2 miljoen euro beschikbaar gekomen voor dit onderwerp. In nauwe samenwerking is tussen beide departementen bekeken aan welke projecten deze middelen het beste besteed kunnen worden.
Welk doel wilt u bereiken met de wildlifecrimeconferentie van 1 tot en met 3 maart? Welke landen zullen hierbij aanwezig zijn?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar mijn brief van 1 maart jl. (DGAN-NB /16029474), waarin ik ben ingegaan op mijn doelstelling voor de conferentie «Save Wildlife: Act Now or Game Over», die van 1 tot en met 3 maart jl. heeft plaatsgevonden in Den Haag. Bij deze conferentie waren ruim 30 landen aanwezig uit Afrika, Europa en Azië. Over de resultaten van de conferentie zal ik u op korte termijn informeren.
Deelt u de mening dat niet alleen in Nederland, maar ook op Europees niveau, wildlife criminaliteit een prioriteit moet worden? Zo ja, op welke manier bent u bereid dit te gaan bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Ik ben het met u eens. Ook op Europees niveau moet aan de bestrijding van wildlife crime een prioriteit gegeven worden. Daarom steun ik ook ten volle het EU Action Plan against Wildlife Trafficking, waarover de EU-Commissaris Vella tijdens de genoemde conferentie in Den Haag een uitvoerige toelichting heeft gegeven. Als EU-voorzitter zet Nederland er op in dat er in juni tijdens de EU Milieuraad door de betrokken Ministers stevige raadsconclusies worden aangenomen over dit actieplan. Ik zal u mijn reactie op het EU-actieplan toesturen tezamen met de resultaten van de conferentie.
De schikking met NS-fraudeurs |
|
Martijn van Helvert (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht over de schikking die getroffen is met NS-fraudeurs?1
Ja.
Kunt u uiteenzetten hoe deze schikking te plaatsen is tegen de achtergrond van de belofte van de Minister van Financiën dat de NS-fraudeurs geen cent meer zouden krijgen bij hun vertrek?
In de Tweede Kamer ben ik eerder uitgebreid ingegaan op de ontslagprocedure van de voormalig president-directeur van NS. Daarbij heb ik in mijn brief van 5 augustus (Kamerstuk 28 165, nr. 220) aangegeven dat mijn eerdere belofte dat de voormalig president-directeur geen enkele vergoeding zou ontvangen, niet houdbaar bleek als gevolg van onzorgvuldigheden in de ontslagprocedure. In mijn brief van 31 augustus 2015(Kamerstuk 28 165, nr. 222), in antwoord op de vragen die de Kamer naar aanleiding van de schikking met de voormalige president-directeur heeft gesteld, ben ik ook ingegaan op de toenmalige stand van zaken rond de afwikkeling van het arbeidscontract van de vorige CEO van de NS-dochter Abellio. Ik heb uw Kamer toen geïnformeerd dat er op dat moment nog geen sprake was van beëindiging van het dienstverband, dat de afwikkeling van het dienstverband in handen is van de raad van bestuur van NS en dit binnen de reguliere wettelijke kaders van het arbeidsrecht plaatsvindt. In de afwikkeling van het arbeidscontract van de op non-actief gestelde medewerkers heeft een aantal van hen een rechtszaak aangespannen. De raad van bestuur heeft op basis van het advies van zijn advocaten en de opstelling van de rechter tijdens de hoorzittingen geconcludeerd dat de oorspronkelijke insteek van NS niet haalbaar bleek. De onderneming concludeerde onder andere dat er geen gronden waren voor een ontslag op staande voet, wat betekent dat de afwikkeling van de arbeidsovereenkomsten op grond van het reguliere ontslagrecht moesten plaatsvinden. NS heeft dan ook de afweging gemaakt dat de overeengekomen schikkingen met de betrokken medewerkers onontkoombaar waren om langdurige rechtszaken en bijbehorende kosten te voorkomen. Rechtszaken bovendien, met een aanzienlijke kans dat de uitkomsten nog minder gunstig voor NS zouden zijn. Binnen de grenzen van het arbeidsrecht heeft NS zich ingezet voor zo gunstig mogelijke uitkomsten voor NS. Ik ben niet op de hoogte van de afspraken die op individueel niveau zijn gemaakt. Dat is ook niet gebruikelijk, omdat het hier gaat om werknemers van de onderneming. De Nederlandse staat heeft als aandeelhouder alleen een rol bij de beloning, benoeming en het ontslag van de bestuurders van de raad van bestuur van NS zelf. De afwikkeling van het ontslag van de betrokken oud-medewerkers is een aangelegenheid van de raad van bestuur van NS.
Kunt u aangeven welke afspraken zijn gemaakt met de verschillende NS-medewerkers, zoals de voormalig directeur van NS-concurrent Veolia, de Abellio-directeur en de directeurs van Qbuzz, en wat de redenen zijn voor de schikking?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u zich vinden in de uitspraak van de advocaat van een van de betrokkenen dat er sprake is van een grote overwinning? Is het Rijk dan de verliezer?
Het Rijk is geen partij bij de getroffen schikking. Ik laat de uitspraak dan ook voor rekening van de betrokkene.
Herinnert u zich dat u aan de Kamer heeft geschreven: «NS zal de contracten van de drie betrokken statutaire Qbuzz-bestuurders ontbinden. Met twee van hen betreft het de huidige bestuursfunctie, met de derde betreft het de adviesrelatie die was aangegaan na zijn eerder vertrek als statutair bestuurder bij Qbuzz. Het arbeidscontract met de ex-Veolia-medewerker, dat zou ingaan op 1 mei a.s., zal eveneens worden ontbonden. Er worden geen vertrekvergoedingen betaald. Eerder toegekende variabele beloningen worden, indien relevant, teruggevorderd.»?2
Zie antwoord vraag 2.
Herinnert u zich dat u aan de Kamer heeft meegedeeld: «Vanzelfsprekend zal ik in nauw contact blijven met NS omtrent de opzet, voortgang en de uitkomsten van de analyse naar de interne regels en hun effectiviteit en de daaruit te treffen maatregelen»?3
Ja, zie daarvoor ook mijn brief van 15 januari 2016 met het onderzoek van Alvarez en Marsal naar de effectiviteit van interne procedures, risicobeheersing, compliance en controlemaatregelen in de NS-organisatie. Bij deze brief zit ook het verbeterplan van NS met maatregelen die NS gaat treffen. De raad van commissarissen zal tweemaal per jaar de voortgang monitoren en de aandeelhouder wordt hierover geïnformeerd.
Herinnert u zich dat u in uw brief van 28 april 2015 aan de Kamer schreef dat er geen vertrekvergoedingen worden betaald?4
Zie antwoord vraag 2.
Herinnert u zich de volgende woorden uit uw brief aan de Kamer van 5 juni jongstleden: «de inhuur van de voormalige medewerker van Veolia had mijns inziens in dat stadium van de aanbesteding niet moeten plaatsvinden. Dat dit bovendien onrechtmatig gebeurde en dat de medewerker vervolgens ongeoorloofd informatie deelde, gaat alle perken te buiten.»?5
Ja.
Kunt u aangeven hoe hoog de vertrekvergoeding is voor elk van de ontslagen medewerkers en hoe zich dat verhoudt tot uw eerdere belofte?
De staat is bij de afwikkeling van deze contracten niet betrokken geweest, omdat dit op grond van het in Nederland geldende vennootschapsrecht valt binnen het domein van de raad van bestuur van NS. Aandeelhouders hebben immers alleen een rol bij benoeming, ontslag en beloning van bestuurders. Formele instemming van de aandeelhouder bij ontslag van reguliere werknemers of bestuurders van een dochteronderneming is om die reden dan ook niet aan de orde. Ik kan u dan ook niet informeren over het exacte verloop en de inhoud van de overeengekomen schikkingen, omdat ik niet over die informatie beschik.
Kunt u aangeven hoeveel variabele vergoedingen zijn teruggevorderd bij elk van de drie medewerkers? Hoe verhoudt zich dat tot uw eerdere belofte?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u in nauw contact gebleven met de NS omtrent de maatregelen?
Zie antwoord vraag 6.
Wanneer heeft de NS u ervan op de hoogte gesteld dat er toch weer afkoopvergoedingen betaald zouden worden?
Het afwikkelen van de arbeidscontracten van werknemers is een aangelegenheid tussen de werkgever en werknemer. De staat als aandeelhouder is daar geen partij in. De accountingregels (IFRS) verplichten de vennootschap sinds dit jaar wel dat er tot op het niveau van het executive committee (eerste laag onder het bestuur) gerapporteerd wordt wat er in het betreffende jaar aan vergoedingen is betaald. Het jaarverslag 2015 van NS bevat deze gegevens. Het is niet aan de aandeelhouder om deze informatie publiek te maken. Dat is aan de onderneming zelf. De informatie hierover is eerder dan het publiceren van het jaarverslag van NS naar buiten gekomen, nadat De Telegraaf hier op 5 februari een artikel over heeft gepubliceerd. De bedragen die zijn betaald aan de andere betrokken medewerkers zijn mij niet bekend.
Wist u ten tijde van het AO Staatsdeelnemingen op 3 februari jongstleden dat deze bedragen betaald zouden worden?
Zie antwoord vraag 12.
Kunt u een precieze tijdslijn geven van de wijze waarop deze overeenkomsten tot stand gekomen zijn?
Zie antwoord vraag 9.
Heeft u overwogen om de Kamer te informeren over het feit dat u uw eerdere belofte niet kon nakomen of vond u het gepaster dat de Kamerleden dat in de krant zouden lezen, en wel twee dagen na het Algemeen overleg over staatsdeelnemingen?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u ingestemd met de vertrekvergoedingen?
Zie antwoord vraag 9.
Waarom is deze schikking nu getroffen, terwijl er nog een strafrechtelijk onderzoek van de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) loopt en ook de Autoriteit Consument & Markt (ACM) de zaak in onderzoek heeft?
Los van de uitkomst van nog lopende onderzoeken, was het duidelijk dat de arbeidscontracten van de betrokken medewerkers niet voorgezet konden worden. Om die reden heeft de raad van bestuur van NS, binnen de kaders van het arbeidsrecht, gezocht naar de meest geschikte oplossing. NS heeft zich hierbij juridisch laten adviseren en is tot schikkingen gekomen die in lijn liggen met de verwachte uitkomst in eventuele gerechtelijke procedures. Dit heeft tevens bijgedragen aan het wederkeren van de rust binnen NS en de focus op de toekomst.
Is met de regering overleg gevoerd over het treffen van deze schikking? Zo nee, waarom niet, zo ja, wat waren de argumenten om met de schikking in te stemmen?
Het bericht “Matchfixing en het Nederlandse tennis” |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Matchfixing en het Nederlandse tennis»?1
Ja.
Deelt u de mening van de in het bericht genoemde Belgische onderzoeker dat Nederland «uitermate laks (opereert) als het gaat om het opsporen van matchfixing»? Zo ja, waarom en wat gaat u doen om dit te verbeteren? Zo nee, waarom niet en waaruit blijkt het tegendeel?
Mededelingen in de media bevatten niet altijd informatie die (voldoende) aanknopingspunten biedt voor het opstarten van een (strafrechtelijk) onderzoek. Zoals ik in mijn brief aan uw Kamer van 11 maart 2015 heb laten weten wordt er in het kader van de bestrijding van matchfixing goed samengewerkt tussen de verschillende sectoren, zowel publiek als privaat.2 In de brief meld ik voorts dat de opsporingsinstanties beschikken over expertise en capaciteit om zaken aan te pakken waarin voldoende harde aanwijzingen zijn van criminele gedragingen. Het Functioneel Parket heeft reeds de regie bij de bestrijding van matchfixing, fraude en witwassen binnen de sport. De Nationale Politie is ingericht als een flexibele organisatie. Daarom kan de politie snel met capaciteit, kennis en middelen ter beschikking staan van het bevoegde gezag, in casu het Functioneel Parket. Indien de opsporing dit vereist kan bovendien door de politie en het Functioneel Parket een beroep worden gedaan op de capaciteit, kennis en middelen van de Financiële Inlichtingen- en Opsporingsdienst.
Beschikt Nederland over een justitieel apparaat dat met dezelfde capaciteit en mogelijkheden als het Belgische matchfixing kan opsporen en vervolgen? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Loopt «de samenwerking tussen de Nederlandse en Belgische opsporingsinstanties (…) bij matchfixing uitermate stroef»? Zo ja, waarom en hoe kan dat worden verbeterd? Zo nee, waarom niet?
Ik kan deze bewering niet plaatsen, mede omdat Nederland het Raad van Europa-verdrag inzake de manipulatie van sportwedstrijden heeft getekend. Doel van dit verdrag is om de samenwerking tussen Europese en niet-Europese landen in de strijd tegen matchfixing te versterken.
Waarom heef het overleg tussen de Belgische en de Nederlandse politie over een Nederlandse tenniswedstrijd die mogelijk gefikst was niet tot concrete stappen in Nederland geleid? Wat is de stand van het onderzoek naar deze kwestie?
Wij vinden integriteit in de sport belangrijk en matchfixing pas niet binnen een integere sportbeoefening. In het kader van de publieke private samenwerking worden signalen besproken, ook met het buitenland, waaronder België.
Het OM doet geen mededeling over waar het wel of geen onderzoek naar doet. Mogelijke belangen van opsporing, vervolging en privacy liggen hieraan ten grondslag.
Kunt u bovenstaande vragen voor 15 februari 2016 beantwoorden?
Ja.