Het bericht ‘Drugshandel en pooiers: jongere niet veilig in jeugdzorg-instelling Heldring’ |
|
Maarten Hijink |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Drugshandel en pooiers: jongere niet veilig in jeugdzorginstelling Heldring»?1 Wat is uw reactie daarop?
Ja. Jongeren die gesloten geplaatst worden om te voorkomen dat zij zich aan de zorg onttrekken of onttrokken worden, verdienen een veilige woon- en leefomgeving. De berichten in de Gelderlander2 en in het AD3 zijn ernstig. Dergelijke signalen van oud-bewoners neem ik serieus en vragen om een nadere analyse.
Maakt u zich zorgen over de veiligheid van de in jeugdzorginstelling Heldring verblijvende jongeren nu deze zorgwekkende verhalen naar buiten komen? Zo ja, bent u bereid de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) opdracht te geven om onderzoek te laten doen naar de veiligheid van jongeren in jeugdzorginstelling Heldring? Zo ja, wanneer gaat dit onderzoek starten? Zo nee, waarom bent u hiertoe niet bereid?
Zoals ik bij het antwoord van vraag 1 heb aangegeven, neem ik de signalen serieus. Onderzoek zal moeten uitwijzen hoe het staat met de veiligheidsituatie van de jongeren die verblijven bij de OG Heldringstichting. In de antwoorden op de vragen van Kamerleden Kuiken en van den Hul4 heb ik aangegeven dat ik naar aanleiding van de berichten over de Heldringstichting contact heb gehad met de IGJ. De inspectie en de Heldringstichting hebben gezamenlijk afgesproken dat de Heldringstichting een diepgravende analyse van de veiligheidssituatie laat uitvoeren. De IGJ ziet toe op de kwaliteit en de onafhankelijkheid van dit onderzoek. Op basis van dit onderzoek bepaalt de IGJ of en welke verdere vervolgstappen nodig zijn.
Deelt u de mening dat het essentieel is dat de werknemers van jeugdzorginstellingen voldoende tijd hebben voor contact met de jongeren en het uitvoeren van controles om zo onder andere de drugs buiten de deur van de jeugdzorginstelling te kunnen houden? Bent u van mening dat de werknemers daar momenteel voldoende mogelijkheden toe hebben, gezien de hoge werkdruk en de personeelstekorten in de jeugdzorg?
Ik onderschrijf uw stelling: ook ik vind het essentieel dat professionals in de jeugdhulp voldoende tijd hebben voor contact met de jongeren voor wie zij de dagelijkse zorg hebben. Het is primair de verantwoordelijkheid van de werkgevers in de jeugdhulp om ervoor te zorgen dat hun werknemers voldoende ruimte hebben om die zorg kwalitatief goed te kunnen verlenen. Professionals in de jeugdhulp geven echter aan dat zij een hoge werkdruk ervaren. Daarom hebben werkgevers en werknemers in de jeugdzorg in de cao 2017–2018 opgenomen dat werkgevers en ondernemingsraden in elke organisatie beleid en normen ontwikkelen en afspraken maken om de werkdruk aan te pakken. Als de oorzaken van een hoge werkdruk kunnen worden weggenomen door bijvoorbeeld onnodige regels te schrappen of regels te vereenvoudigen, zal dit ook bijdragen aan meer tijd voor de professionals voor het eigenlijke werk. Samen met onder andere gemeenten werk ik aan het verlagen van administratieve lasten. Voldoende personeel is een andere belangrijke voorwaarde. Op veel terreinen is momenteel sprake van krapte op de arbeidsmarkt. Om te beoordelen of dit ook geldt voor de jeugdhulp moet er eerst inzicht komen in de totale arbeidsmarktsituatie in de sector jeugdhulp in relatie tot de vraag. De arbeidsmarkt in het jeugddomein wordt momenteel door middel van een verkennend onderzoek in kaart gebracht.
Hoe kan het dat bij een (jeugdzorg)instelling als deze het niet lukt om de veiligheid van de daar verblijvende jongeren te waarborgen, dat moet toch de eerste prioriteit zijn? Hoe kan het bijvoorbeeld dat loverboys zo makkelijk het terrein op kunnen komen?
Het onafhankelijke onderzoek dat nu wordt uitgevoerd, zal inzicht moeten geven in de veiligheidssituatie van jongeren die verblijven bij de Heldringstichting en of en zo ja, hoe het kan dat loverboys het terrein op kunnen komen.
Zoals ik eerder aangaf in mijn antwoorden op de vragen van de leden Kuiken en van den Hul, weten we uit ervaringen met de werkwijzen van mensenhandelaren/loverboys dat het signaleren van deze problematiek heel moeilijk is. Mensenhandelaren zijn veelal gericht op zoek naar de meest kwetsbare jongeren en ronselen op plekken waar kwetsbare jongeren zijn, zoals op jeugdhulpinstellingen, maar ook op scholen en op het internet. De werkwijzen van de loverboys/mensenhandelaren zijn zo geraffineerd dat niet altijd direct duidelijk is of het gaat om een uitbuitingssituatie. Loverboys/mensenhandelaren doen er alles aan om contact op te nemen of te onderhouden met (potentiële) slachtoffers en om niet opgemerkt te worden. Professionals in instellingen moeten dus heel alert zijn.
Hoe kan het dat de IGJ tot op heden geen signalen over Heldring heeft opgepakt?
De inspectie heeft op verzoek van de voormalige Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in 2017 onderzoek gedaan bij 13 jeugdhulpaanbieders die gespecialiseerde hulp bieden aan minderjarige (vermoedelijke) meisjesslachtoffers van loverboys. De IGJ oordeelde toen dat Heldringstichting in staat was om gespecialiseerde jeugdhulp te bieden aan (vermoedelijke) slachtoffers van loverboys/ mensenhandel. In haar rapport benoemde de inspectie dat Heldringstichting alert moet blijven dat meisjes met vermoedens van loverboyproblematiek, die bij de Heldringstichting geplaatst worden, niet in aanraking kunnen komen met andere jeugdigen bij wie (mogelijk) sprake is van seksueel daderschap.
Verder zijn jeugdhulpaanbieders zoals de Heldringstichting wettelijk verplicht calamiteiten en geweld te melden. De inspectie of de jeugdhulpaanbieder zelf onderzoekt een dergelijke melding. De inspectie heeft in het afgelopen jaar enkele meldingen van de Heldringstichting ontvangen, die naar het weten van de inspectie niet te maken hebben met de strafzaak genoemd in het bericht in het AD. De instelling heeft na deze meldingen de benodigde verbetermaatregelen getroffen. Via het Landelijk Meldpunt Zorg is de afgelopen tijd één signaal binnengekomen over de Heldringstichting, dat niet direct gerelateerd was aan de kwaliteit van de hulp aan slachtoffers van loverboys, zo geeft de Inspectie aan.
Welke maatregelen gaat u op korte termijn nemen om de veiligheid van de in Heldring verblijvende jongeren te garanderen?
Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven, laat de Heldringstichting de veiligheidssituatie in de instelling onafhankelijk onderzoeken, onder toezicht van de inspectie.
De personeelsuitbuiting en soms ook mensenhandel die schuil gaat achter de idyllische wereld van riviercruises |
|
Bart van Kent |
|
Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Kent u de berichtgeving van platform voor onderzoeksjournalistiek Investico, Trouw en Argos over de personeelsuitbuiting en soms ook mensenhandel die schuil gaat achter de idyllische wereld van riviercruises?1
Ja.
Wat is uw reactie op het feit dat het personeel dikwijls aaneengesloten werkdagen van tien tot zestien uur maakt, waarbij overuren niet worden vergoed zodat werknemers (ver) onder het minimumloon duiken?
Ik kan op basis van deze informatie niet beoordelen of ook daadwerkelijk sprake is van een overtreding van arbeidstijdenwetgeving en de Wet minimumloon. Wat betreft de arbeidstijden geldt het Arbeidstijdenbesluit vervoer binnen de Nederlandse binnenwateren. Na de invoering van de Binnenvaartrichtlijn op 1 januari 2017 zijn de regels voor de het niet-nautisch personeel gelijkgetrokken met het nautisch personeel en zijn deze regels ruimer dan voor werknemers op het land. Gemiddeld mag er 12 uur per dag gewerkt worden en dagen met 14 uur arbeid zijn toegestaan. Men mag maximaal 31 dagen achtereen arbeid verrichten. De Binnenvaartrichtlijn is tot stand gekomen op basis van overleg tussen de Europese sociale partners.
Is het voor u acceptabel dat er gewerkt wordt met arbeidscontracten met daarin opgenomen «zoveel extra uur te werken als nodig is» met werkweken als gevolg die in strijd zijn met de Arbeidstijdenwet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het soort praktijken zoals geschetst in het radioprogramma is zeer kwalijk. In zijn algemeenheid kan de werkgever van een werknemer vragen om soms over te werken als de situatie daarom vraagt. De werkgever moet zich hierbij als een redelijke werkgever opstellen. Wat redelijk is, is afhankelijk van de individuele situatie, bijvoorbeeld de functie van de werknemer. De uiteindelijke beoordeling of een verzoek redelijk is, is aan de rechter. Ook kunnen er in de cao-afspraken staan over wanneer er mag worden overgewerkt, hoe lang en welke vergoeding er tegenover staat. De werkgever is daarnaast gebonden aan de voorschriften van in dit geval het arbeidstijdenbesluit vervoer en de Wet minimumloon. Het is een werkgever verboden om overwerk te laten verrichten indien dat overwerk met zich brengt dat de werknemer meer uren werkzaam is dan op grond van het arbeidstijdenbesluit is toegestaan. De werknemer mag het verzoek om overwerk te verrichten in dat geval weigeren. Zoals gezegd zijn de regels wat betreft werktijden wel ruimer voor hotel- en horecapersoneel in de binnenvaart dan voor werknemers op het land.
Onderschrijft u de uitspraak van de hoogleraar mensenhandel en globalisering, dat dit «echt een heel gevaarlijke constructie» is omdat niet te zien is wat iemand per uur verdient en dit mensen derhalve kwetsbaar maakt voor uitbuiting?
Als er sprake is van constructies waarbij bewust werknemers geen duidelijkheid krijgen over het aantal te werken uren en het loon dat daarmee verdiend wordt, dan is dit een kwalijke zaak. Eerlijk, gezond en veilig werk vind ik zeer belangrijk. Op grond van het arbeidstijdenbesluit vervoer dienen de rusttijden en de arbeidstijd geregistreerd te worden. Op grond van de Wet aanpak schijnconstructies dient een werknemer de volledige beschikking te hebben over het Wml. Met het programma Schijnconstructies en cao- naleving besteedt de Inspectie SZW bijzondere aandacht aan de aanpak van schijnconstructies. Op 23 oktoberjl. heb ik een meerjarige rapportage over dit programma aan uw Kamer toegezonden. Dit kabinet wil ook de aanpak van mensenhandel intensiveren. Dit komt onder andere tot uitdrukking in de extra middelen die in het Regeerakkoord zijn vrijgemaakt voor versterking van de handhavingsketen van de Inspectie SZW. Daarnaast presenteert het kabinet op korte termijn een integraal plan van aanpak mensenhandel, waarin expliciet aandacht wordt geschonken aan arbeidsuitbuiting.
Doen er ook riviercruises Nederland aan waarbij sprake is van Cypriotische sociale zekerheid en arbeidsvoorwaarden? Erkent u de uitspraak van de hoogleraar arbeidsrecht dat dit illegaal is omdat de Nederlandse arbeidstijdenwetgeving van «openbare orde» is?
Ondernemingen en uitzenders in de riviercruises werken internationaal. Daarbij komt het ook voor dat een Cypriotisch uitzendbureau betrokken is. Wat betreft de Nederlandse binnenwateren geldt zoals gezegd het arbeidstijdenbesluit vervoer.
Hoeveel schepen heeft de Inspectie SZW de afgelopen jaren gecontroleerd, hoeveel overtredingen zijn daarbij geconstateerd? Welke sancties zijn er opgelegd en hebben die het gewenste effect gehad? Of betrof het dezelfde schepen die nu weer in opspraak zijn?
Sinds 1 januari 2016 maakt de Inspectie SZW haar inspectiegegevens openbaar, onder meer met betrekking tot de Wet arbeid vreemdelingen (Wav), de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml) en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi). Een van de doelen van openbaarmaking van deze gegevens is om transparantie omtrent de naleving van de arbeidswetgeving en het toezicht hierop te verhogen.
Vanaf begin 2017 heeft de Inspectie SZW in de sector Binnenvaart, in casu passagiersvaart en veerdiensten, 20 onderzoeken uitgevoerd waarbij 24 werkgevers zijn gecontroleerd. Bij 13 van deze onderzoeken zijn in totaal 40 overtredingen geconstateerd waarna een boeterapport is opgemaakt dan wel een waarschuwing is gegeven. De Inspectie zet zich in om met een risicogerichte, programmatische aanpak een zo groot mogelijk maatschappelijk effect te bereiken. Hiertoe wordt een mix van handhavingsinstrumenten ingezet.
Klopt het dat ondanks dat er vorig jaar bij vijftien schepen, negen overtredingen werden geconstateerd, de Inspectie SZW hier geen prioriteit aan geeft? Hoe verhoudt zich dit tot het Jaarplan 2018 waarin de horeca nadrukkelijk als risicosector is aangemerkt?2
Bij het toezicht op de naleving van wet- en regelgeving in de binnenvaart zijn diverse diensten betrokken, zoals de Inspectie SZW, De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en de politie.
De Inspectie SZW houdt toezicht op de naleving van de arbeidswetgeving zoals de wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml) en de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). De afgelopen jaren heeft de Inspectie SZW binnen het programma Metaal onderzoeken uitgevoerd naar de naleving van arbeidswetgeving in de binnenvaart, waaronder de riviercruisevaart. Dat heeft dit jaar tot nu toe geresulteerd in € 492.000 aan boetes die zijn opgelegd aan riviercruiserederijen voor overtreding van de Wav. Op dit moment lopen nog enkele onderzoeken naar mogelijke overtreding van de Wml. De Inspectie SZW heeft mij desgevraagd laten weten dat de aanpak van misstanden in de riviercruisevaart blijvende aandacht van de Inspectie heeft. Ik zie dan ook geen aanleiding om de Inspectie hierop te wijzen.
Bent u bereid de Inspectie SZW erop te wijzen dat de controle op deze «drijvende hotels» wel degelijk prioriteit dient te krijgen, mede gelet op het grote aantal misstanden en conform het eigen Jaarplan 2018? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 7.
Wat gaat u eraan doen om ook in internationaal en Europees verband een eind te maken aan het uitbuiten van werknemers op deze riviercruises? Wanneer kunnen we daarvan de eerste resultaten verwachten?
Ondernemers en uitzenders in de riviercruises werken zoals bekend internationaal. De Inspectie SZW levert met haar controles in de binnenvaart, waaronder de riviercruisevaart een bijdrage aan het verbeteren van eerlijk, veilig en gezond werken en het tegengaan van oneerlijke concurrentie. Bij het toezicht op de naleving van wet- en regelgeving wordt samengewerkt met ILT en de politie. Internationaal wordt samengewerkt met Aquapol, een Europees samenwerkingsverband van politiediensten. Zoals gezegd heeft de aanpak van misstanden in de riviercruisevaart blijvende aandacht van de Inspectie SZW.
Wat is tot slot uw reactie op de vergoelijkende toon van brancheorganisatie European Barge Union (EBU)? Acht u het bijvoorbeeld waarschijnlijk dat er voor een Cypriotische constructie gekozen wordt, vanwege «de expertise op het gebied van cateringconcepten en themareizen» van dit land?
Als daadwerkelijk sprake is van constructies en misstanden zoals geschetst in het radioprogramma en het artikel in Trouw, dan is het mede aan de brancheorganisaties om dit soort constructies binnen de branche aan te pakken.
Het bericht ‘Man uit Doornenburg verdacht van voorbereiden aanslag op moslims’ |
|
Farid Azarkan (DENK) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Man uit Doornenburg verdacht van voorbereiden aanslag op moslims»?1
Ja.
Klopt het dat de verdachte lid is van de Anti Terreur Brigade Special Forces?2
Ik doe geen uitspraken over individuele strafzaken.
Is de Anti Terreur Brigade Special Forces bij de veiligheidsdiensten in beeld? Zo ja, sinds wanneer? Zo nee, waarom niet?
De hoeveelheid groepen is fluïde en verandert vrijwel dagelijks. De AIVD en de MIVD doen vanuit hun taakuitvoering onderzoek naar personen of organisaties die door de doelen die zij nastreven of door hun activiteiten aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde.3 Wanneer er sprake is van extremistische gedragingen die een strafbaar feit opleveren, zal het OM voor zover mogelijk onderzoek instellen en beoordelen of tot strafrechtelijke vervolging wordt overgegaan. Dit hangt af van de context van een zaak en de individuele feiten.
Op de website van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is daarnaast de factsheet «Extreemrechts in Nederlandse gemeentes» te vinden. De factsheet beoogt inzicht te geven in de omvang, regionale spreiding, betekenis en betrokkenheid bij geweldsincidenten van de verschillende extreemrechtse organisaties in Nederland.
Klopt het dat de Anti Terreur Brigade Special Forces een «underground group» is die aan commando-opleiding doet met trainingen op speciale locaties?
Zie antwoord vraag 2.
Kan tegen de Anti Terreur Brigade Special Forces worden opgetreden, strafrechtelijk of op een andere manier? Zo ja, gebeurt dit nu? Zo nee, waarom niet?
Indien individuele leden van een organisatie aanzetten tot haat, geweld en discriminatie of als zij andere ernstige strafbare feiten plegen, dan kan het openbaar ministerie en de politie hiertegen optreden.
Weet u hoeveel extreemrechtse groeperingen er in Nederland zijn? Zo ja, hoeveel? Zo nee, bent u bereid dit grondig te onderzoeken?
Zie antwoord vraag 3.
Hoeveel extreemrechtse groeperingen worden er in Nederland gemonitord door de veiligheidsdiensten?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat de verdachte in het verleden heeft gewerkt voor Defensie (de Luchtmobiele Brigade)?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u, mede ook naar aanleiding van de situatie in Chemnitz, bereid te onderzoeken of er ook in Nederland mogelijk banden tussen extreemrechtse groepen en de politie of Defensie zijn?3 Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn kunnen we de resultaten verwachten?
Zoals mijn ambtgenoot van Defensie eerder heeft gemeld bij de beantwoording van Kamervragen over dit onderwerp (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 177), doet de MIVD onderzoek naar de dreiging die uitgaat van personen of groepen binnen de defensieorganisatie, die extremistisch gedachtegoed aanhangen of steun verlenen aan extremistische organisaties. De MIVD verricht onderzoek naar de aard en omvang van de mogelijke dreiging, indien nodig en mogelijk in samenwerking met andere (Europese) diensten. Over de uitkomsten van dergelijk onderzoek worden in de openbaarheid geen uitspraken gedaan.
Hoeveel mensen worden op het moment in Nederland verdacht van het voorbereiden of vergemakkelijken van een terroristisch misdrijf?
In algemene zin kan gezegd worden dat bij misdrijven met een terroristisch oogmerk het Openbaar Ministerie zal overgaan tot vervolging. De gevraagde gegevens zijn niet voorhanden aangezien het aantal zaken, het aantal verdachten, de aard van verdenking en het aantal zaken onder de rechter van moment tot moment kan verschillen. Onder «het voorbereiden of vergemakkelijken van een terroristisch misdrijf» vallen bovendien niet alleen voorbereidingshandelingen om een misdrijf met een terroristisch oogmerk mogelijk te maken, maar ook misdrijven zoals diefstal, valsheid in geschrifte en afpersing, die worden gepleegd met het oogmerk om een terroristisch misdrijf mogelijk te maken en dus als zodanig niet zélf met een terroristisch oogmerk worden gepleegd. Het is daarom niet goed mogelijk een nauwkeurig procentueel beeld te geven van veroordelingen die geschaard kunnen worden onder «het voorbereiden of vergemakkelijken van een terroristisch misdrijf».
Hoeveel van de mensen die verdacht worden van het voorbereiden of vergemakkelijken van een terroristisch misdrijf hebben een niet-westerse migratieachtergrond en hoeveel mensen die verdacht worden van het voorbereiden of vergemakkelijken van een terroristisch misdrijf hebben geen migratieachtergrond?
Deze vragen zijn niet te beantwoorden omdat er niet wordt geregistreerd op migratiestatus of migratie- of etnische achtergrond.
Hoe lang zitten mensen die verdacht worden van het voorbereiden of vergemakkelijken van een terroristisch misdrijf gemiddeld vast, uitgesplitst naar mensen met een niet-westerse migratieachtergrond en mensen zonder migratieachtergrond?
Zie antwoord vraag 11.
Hoeveel procent van de mensen die worden verdacht van het voorbereiden of vergemakkelijken van een terroristisch misdrijf worden daadwerkelijk door het openbaar ministerie vervolgd?
Zie antwoord vraag 10.
Hoeveel procent van de mensen die worden vervolgd voor het voorbereiden of vergemakkelijken van een terroristisch misdrijf worden door de rechter schuldig bevonden?
Zie antwoord vraag 10.
Ligt de focus in de terrorismebestrijding in Nederland meer op het zogenaamde jihadistische terrorisme dan op extreemrechts terrorisme? Zo ja, wat is daar de legitimatie van? Zo nee, waar blijkt dat uit?
In de aanpak van terrorisme is de dreiging leidend bij het bepalen van de inzet. Het Jihadisme is al jaren de bepalende factor binnen het dreigingsbeeld, en derhalve is bijzondere aandacht voor de dreiging vanuit die hoek gerechtvaardigd. De NCTV heeft al jaren structureel aandacht voor alle vormen van extremisme en terrorisme. Wanneer het dreigingsbeeld verandert wordt het beleid er daar waar nodig op aangepast. Zo is er de afgelopen jaren ook voorzien in een aanpak van links- en rechts-extremisme die past bij het dreigingsbeeld zoals geformuleerd in het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN). Tot slot is het belangrijk te constateren dat een groot deel van de aanpak van radicalisering, extremisme en terrorisme generiek toepasbaar is.
Is de parabel van de verloren sleutel (iemand is zijn sleutel kwijt en zoekt alleen in het licht van de straatlantaarn, niet in het donker daarbuiten) van toepassing op de Nederlandse terrorismebestrijding omdat de focus vooral ligt op het zogenaamde jihadistisch terrorisme terwijl er een extreemrechtse dreiging is waarvan de omvang onvoldoende bekend is?
Al jarenlang wordt in het DTN nadrukkelijk aandacht besteed aan de ontwikkelingen met betrekking tot de dreiging vanuit rechts-extremisme. De arrestatie past in het dreigingsbeeld zoals dat eerder is geschetst in verschillende DTN’s dat ernstig extreemrechts geweld voornamelijk voorstelbaar is vanuit snel radicaliserende groepjes of eenlingen.
Heeft het oppakken van een verdachte die een aanslag op moslims voorbereidde, gevolgen voor het dreigingsbeeld? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 16.
Zijn moslims in Nederland in gevaar? Zo ja, wat doet u daaraan? Zo nee, waar blijkt dat uit?
Geweld tegen en bedreiging en intimidatie van moslims en Islamitische gebedshuizen is onacceptabel. Iedere dreiging tegen een gebedshuis of goedkeuring daarvan, ongeacht van welke geloofsovertuiging, zorgt ervoor dat mensen worden geraakt in de uitoefening van hun geloofsbeleving en zich onveilig voelen. De veiligheidssituatie van moskeeën wordt zowel op het lokale als het nationale niveau nauwlettend gevolgd. Als dreiging en risico aanleiding geven voor extra maatregelen dan worden deze genomen.
Het bericht ‘Ontsnapte tbs’er Patrick B. zit weer vast' |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Ontsnapte tbs’er Patrick B. zit weer vast»?1
Ja.
Hoe is het mogelijk dat deze tbs’er, die nota bene al was overgeplaatst vanwege een eerdere onttrekking aan verlof, tegen beter weten in toch weer op verlof werd gestuurd?
Het past mij niet om in te gaan op individuele gevallen. In zijn algemeenheid kan ik zeggen dat de tbs-maategel gericht is op het behandelen van de onderliggende stoornis en het voorkomen van recidive. De behandeling duurt zo lang als noodzakelijk is voor een veilige terugkeer in de samenleving. Verlof is een essentieel onderdeel van de behandeling. Een verlofverlening verloopt zorgvuldig en stapsgewijs. Elke verlofaanvraag wordt grondig getoetst door een interne commissie van een tbs-kliniek. Vervolgens wordt het Adviescollege Verloftoetsing Tbs (AVT) om advies gevraagd. Dit college bestaat uit deskundigen en is geheel onafhankelijk.
Het AVT oordeelt of het toekennen van verlof aan een tbs-gestelde verantwoord is. Wanneer het risico door de behandelaars nog als te hoog wordt ingeschat, zal aan een tbs-gestelde geen verlof worden verleend.
Een (poging tot) onttrekking aan een eerder verlof wordt meegenomen bij de beoordeling van een nieuw verzoek. Dit betekent niet meteen dat de tbs-gestelde tijdens de verdere behandeling nooit meer met verlof mag. Verlof blijft een essentieel onderdeel van de behandeling. Het alternatief zou zijn dat tbs-gestelden op een bepaald moment zonder (voltooide) behandeling terugkeren in de samenleving, hetgeen veel risicovoller is. Overigens vervalt een verlofmachtiging van rechtswege indien een tbs’er zich onttrekt tijdens zijn verlof.
Dit heeft tot gevolg dat tenminste één jaar geen verlof wordt verleend aan de tbs-gestelde, tenzij zwaarwegende persoonlijke omstandigheden zich daartegen verzetten. Hierbij wijs ik op de regeling «Eén jaar geen verlof».
Hoeveel tbs’ers zijn er in 2018 overgeplaatst vanwege een onttrekking, maar zijn toch op verlof gestuurd?
Van de tbs-gestelden die zich in 2018 hebben onttrokken, is er niemand overgeplaatst naar een andere kliniek.
Bent u bereid tbs’ers die eerder zijn ontsnapt of geprobeerd hebben te ontsnappen niet alsnog op verlof te sturen, en al helemaal niet op onbegeleid verlof? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het gebruik van handgranaten door criminelen als dreigmiddel |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Hoeveel gevallen zijn er bij u bekend waarin er feitelijk een handgranaat voor een (horeca-) onderneming is aangetroffen zonder daarbij vooruit te lopen op de resultaten van strafrechtelijke onderzoeken? In hoeveel van die gevallen is bij u bekend dat die handgranaat ook is geëxplodeerd?
De gevraagde informatie wordt niet als zodanig in de politiesystemen geregistreerd. Echter, een handmatige zoekslag in de politiesystemen en een daaropvolgende diepgaandere analyse door de politie, wijst uit dat er in de periode 01-01-2017 tot en met 17-09-2018 16 incidenten met handgranaten bij (horeca)ondernemingen bekend zijn. Bij deze 16 incidenten was in 9 gevallen sprake van een ontploffing. Bij 1 incident ontplofte er 2 handgranaten. In totaal zijn er dus 10 handgranaten ontploft bij 9 incidenten bij (horeca)ondernemingen.
Kunt u aangeven hoe vaak een burgemeester in de afgelopen twee jaren een pand van een onderneming heeft gesloten vanwege (ernstig) gevaar voor de openbare orde dat is ontstaan door de vondst van een handgranaat? Ziet u op basis van dat aantal gesloten panden een trend van deze voorvallen tegen ondernemers?
Nee, dat kan ik niet zeggen. Er vindt geen registratie plaats van sluitingen van panden van ondernemingen door een burgemeester in verband met de vondst van een handgranaat. Het is voor mij dan ook niet te zeggen of er sprake is van een trend in het gebruik van handgranaten als dreigmiddel. Elk voorval met explosieven is er echter één te veel, zeker gezien het gevaar dat dit oplevert voor de openbare veiligheid.
Acht u het in algemene zin, en los van uw wetenschap over de motieven van deze criminelen, voorstelbaar dat criminelen een handgranaat plaatsen voor een onderneming om de ondernemer onder druk te zetten, omdat zij weten dat een burgemeester tot sluiting van de onderneming zal overgaan?
Het beeld voor zover mij bekend, is op dit moment dat er heel verschillende motieven aan deze incidenten ten grondslag liggen, waarbij niet valt uit te sluiten dat criminelen dit doen om ondernemers onder druk te zetten. Vooropgesteld vind ik het ontoelaatbaar dat met het achterlaten van een handgranaat in de openbare ruimte gevaarlijke situaties ontstaan. Als dit desondanks toch gebeurt is het zaak dat de dader wordt opgespoord en vervolgd waar dat mogelijk is.
Deelt u de mening dat in de gevallen waarin een ondernemer het slachtoffer wordt van een handgranaat voor zijn onderneming het bijzonder wrang is als een burgemeester, met alle begrip voor zijn motivering, op grond van de openbare orde en veiligheid besluit zijn onderneming te sluiten, omdat het slachtoffer dan door zowel de handgranaat als de sluiting van zijn onderneming wordt geraakt?
Bij het nemen van een sluitingsbesluit zal de burgemeester alle omstandigheden van het geval en de betrokken belangen afwegen. Daarbij speelt het handhaven van de openbare orde doorgaans een doorslaggevende rol. Ik begrijp dat een sluiting door de burgemeester door de ondernemer als straf kan worden ervaren, maar de maatregel heeft niet die bedoeling. De burgemeester zal van geval tot geval maatwerk leveren en moeten bekijken of de sluiting noodzakelijk en proportioneel is.
Hoe beoordeelt u het feit dat na de verandering van het beleid van de Amsterdamse burgemeester om panden niet meer automatisch te sluiten na de vondst van een handgranaat, het aantal incidenten hiermee af is genomen?
Het is niet aan mij om een oordeel uit te spreken over beleid en over het toepassen van bevoegdheden, die tot de verantwoordelijkheid van de burgemeester van Amsterdam behoren. Vanzelfsprekend juich ik in zijn algemeenheid maatregelen toe die leiden tot afname van deze incidenten.
Vindt u dat het lokale gezag, in samenspraak met de politie en het openbaar ministerie (OM), afdoende prioriteit geeft aan het onderzoek van deze gevallen? Herinnert u zich de gerichte schriftelijke vraag hierover?1 Zou u nu alsnog specifiek kunnen ingaan op de beschikbare kennis en opsporingscapaciteit voor het oplossen van dergelijke zaken en of u deze voldoende acht?
Het is aan de lokale gezagen om afwegingen te maken over de inzet van capaciteit en de prioritering daarvan. Ik realiseer me dat dit scherpe keuzes vraagt. Wat de beschikbaarheid van kennis en opsporingscapaciteit betreft verwijs ik graag naar de brief van 11 juli 2018 over de versterking van de aanpak van ondermijnende criminaliteit2. In die brief heb ik aangegeven dat het kabinet € 291 miljoen euro investeert in de politie, en dat ook extra middelen worden ingezet ter versterking van de strafrechtsketen. Ook wordt specifiek aanvullende capaciteit beschikbaar gesteld voor versterking van de opsporing van (zware) georganiseerde en ondermijnende criminaliteit.
Elke politie-eenheid beschikt over specialisten op het onderwerp Wapens, Munitie en Explosieven (WME) binnen de Forensische Opsporing. In het geval van Explosieven zoals handgranaten zijn ook specialisten met kennis over dit onderwerp te vinden in andere teams, bijvoorbeeld Team Explosieven Veiligheid (TEV) en Crisis- en Conflictbeheersing (CCB). Binnen verscheidene basisteams zijn er Taakaccenthouders Wapens, Munitie en Explosieven. Bovendien kunnen Regionale Recherche teams voor dergelijke opsporingsvraagstukken zorg dragen. De combinatie van deze verscheidene teams zorgen voor een breed gelegd kennisniveau bij de Nationale politie op het gebied van explosieven.
Het bericht ‘ING sluit een megaschikking met OM in witwaszaken’ |
|
Roald van der Linde (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «ING sluit een megaschikking met OM in witwaszaken»?1
Ja.
Kunt u meer informatie geven over deze zaak? Hoe werd precies witgewassen?
In reactie op deze vraag verwijs ik u naar het feitenrelaas zoals gepubliceerd op de website van het OM).2
Op welke manier zijn deze zaken, zoals beschreven door het openbaar ministerie (OM), «exemplarisch» voor deze bank?
Zowel in het persbericht als in het feitenrelaas heeft het OM concrete voorbeelden beschreven waaruit afgeleid kan worden dat ING NL (ING) tekortschoot bij de uitvoering van het Financieel Economische Criminaliteit Customer Due Diligence (FEC CCD) beleid ter voorkoming van witwassen. De FIOD heeft, zoals door het OM aangegeven in het feitenrelaas, zicht op meerdere soortgelijke signalen afkomstig uit strafrechtelijke onderzoeken of uit de media. Deze signalen zijn niet in detail onderzocht. Wel komt ook uit die signalen een beeld naar voren van een tekortschietend ING NL waar het gaat om de uitvoering van het FEC CCD beleid. Ook blijkt uit die signalen van risico’s op witwassen door cliënten van ING NL.
Hoeveel zaken zijn er bekend van witwassen via financiële instellingen (in Nederland)? Is er een schatting te maken hoeveel witgewassen of zwart vermogen er nog «buiten beeld» is? Hoeveel witgewassen vermogen is er in de laatste vijf jaar opgespoord?
Er vindt geen separate registratie plaats in de bedrijfssystemen van het OM van witwassen door financiële instellingen, zodat niet te achterhalen is hoeveel van dergelijke zaken bekend zijn. Uiteraard treedt het OM op indien signalen worden ontvangen van witwassen via financiële instellingen. Naar de (te schatten) omvang van witgewassen of zwart vermogen wordt in opdracht van mij en mijn collega van Justitie en Veiligheid momenteel onderzoek gedaan door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC). Dit onderzoek naar de aard en omvang van criminele bestedingen is door het WODC extern aanbesteed en wordt naar verwachting in oktober opgeleverd. In het antwoord op vraag 9 wordt nader ingegaan op de verschillende onderzoeken en de beleidsreactie daarop.
Wordt proactief het gesprek aangegaan met andere financiële instellingen om dergelijke fouten (zoals beschreven in het feitenrelaas bij het artikel) te voorkomen of waar nodig te herstellen? Zo nee, bent u hiertoe bereid?
In mijn gesprekken met de financiële sector benadruk ik telkens het belang van het vertrouwen in de sector. Deze zaak raakt aan de kern van het vertrouwen dat mensen moeten hebben in het financiële stelsel. Deze zaak gaat echter verder dan ethiek. De door de bank geaccepteerde en betaalde transactie is gebaseerd op gepleegde strafbare feiten. Dit zou bij geen enkele financiële instelling mogen voorkomen. Integriteit zal dan ook een belangrijk gespreksonderwerp zijn in mijn komende gesprekken met de sector. Daarnaast is DNB als toezichthouder doorlopend in contact met de sector, waarbij de naleving van integriteitswetgeving onderwerp van gesprek is. In dat verband wordt gekeken naar een nieuw initiatief voor samenwerking tussen toezichthoudende autoriteiten en private instellingen om de vervulling van de functie van poortwachter door de instellingen te bevorderen.
Wat zijn de beschreven «compliancemaatregelen»? Hoe wordt erop toegezien dat aan deze compliancemaatregelen voldaan wordt? Zet ING nog verdere stappen, buiten deze verplichte maatregelen, om het tegengaan van witwassen via de bank effectiever te maken?
ING geeft aan dat het verschillende maatregelen treft om het compliance-risicobeheer te versterken, zoals een verbeterprogramma dat ziet op de eisen op het gebied van het «ken-uw-cliënt-regels», centralisatie en versimpeling van operationele activiteiten op dit vlak en een programma ter versterking van de interne compliancecultuur en -bewustzijn. Voor een volledig overzicht verwijs ik naar het ING-persbericht naar aanleiding van de transactie. Op de uitvoering van het herstelprogramma zal DNB strikt toezicht houden.
Zijn hier uit lessen te trekken voor het (inter)nationale witwasbeleid? Hadden de autoriteiten, gezien het «structurele witwassen» tussen 2010 en 2016 eerder het witwassen in zicht moeten hebben?
Ja, hier zijn lessen uit de te trekken voor het (inter)nationale witwasbeleid. Het geeft met name voor financiële instellingen meer duidelijkheid over hoe witwaspraktijken in de sector kunnen worden onderkend.
Zoals in bijgaande brief aangegeven, laat ik mij nog informeren door De Nederlandsche Bank over de toereikendheid van het wettelijk kader, eventuele knelpunten in het toezicht hierop en het beeld over de naleving van de regels door de sector als geheel. Ik zal uw Kamer daarover berichten.
Waarom werd het witwassen ontdekt door de Securities and Exchange Commission? Hadden Nederlandse (financiële) opsporingsautoriteiten dit al eerder in de gaten kunnen hebben?
ING is vanaf 2010 meerdere malen gewaarschuwd door DNB over de naleving van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. Ook heeft DNB formele maatregelen getroffen. Daarnaast kwam in meerdere strafrechtelijke onderzoeken van de politie en de FIOD naar corruptie en witwassen naar voren dat verdachte (rechts)personen één of meer bankrekeningen aanhielden bij ING. Op basis van deze bevindingen ontstond het redelijk vermoeden dat ING meerdere artikelen van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme zou hebben overtreden en zich schuldig zou hebben gemaakt aan (schuld)witwassen. Het OM heeft in overleg met DNB en de FIOD besloten om over te gaan tot de strafrechtelijke aanpak van de bank.
Volgens een persbericht van ING op 5 september jl. heeft SEC laten weten dat het in deze zaak geen stappen zal ondernemen.
Wanneer verwacht u het rapport van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum over de effectiviteit van het antiwitwasbeleid naar de Kamer te kunnen sturen?
Het WODC-rapport over de effectiviteit van het anti-witwasbeleid bevindt zich in de afrondende fase. Zoals eerder aan uw Kamer bericht zal na afronding van dit onderzoek een integrale beleidsreactie worden opgesteld op zowel deze beleidsmonitor, als de reeds toegezonden Nationale Risicoanalyse witwassen van het WODC. De beleidsreactie en de hiervoor genoemde beleidsmonitor zal ik naar verwachting eind van dit jaar aan uw Kamer aanbieden.
Waarom vervolgt het OM geen natuurlijke personen? Blijven de personen die moreel verantwoordelijk zijn voor dit witwassen werkzaam bij het bedrijf?
Zoals in het antwoord op vraag 9 van de vagen van de leden Nijboer en Kuiken is opgenomen is door het OM uitvoerig onderzoek gedaan naar de rol van natuurlijke personen.
Het OM heeft zowel in haar persbericht als in het feitenrelaas aangegeven dat de strafbare feiten in strafrechtelijk opzicht niet individueel aan personen toe te rekenen zijn. Het OM heeft daarbij toegelicht dat De Hoge Raad aan het vervolgen van personen voor het leiding geven aan strafbare feiten, zoals geconstateerd bij ING, hoge eisen stelt. Er moet niet alleen wetenschap van strafbare feiten worden bewezen, maar ook dat deze personen bewust hebben aangezet tot strafbare feiten of bewust nalatig zijn geweest om strafbare feiten te stoppen. Daarvan is volgens het OM in het onderzoek naar ING niet gebleken. Uit het onderzoek is gebleken dat, in de periode 2010 tot en met 2016, diverse individuele (voormalig) medewerkers en leidinggevenden bij ING steken hebben laten vallen. Het is OM is echter van oordeel dat het onderzoek onvoldoende bewijs heeft opgeleverd om individuele strafrechtelijke verwijten te maken naar deze personen. Het OM rekent de strafbare feiten dan ook toe aan de organisatie als geheel.
Deelt u de mening dat het te verkiezen is dat natuurlijke personen die zich schuldig maken aan dergelijke financiële criminaliteit vervolgd moeten worden?
Zie antwoord vraag 10.
Het bericht 'ING treft miljoenenschikking met OM in witwaszaken' |
|
Henk Nijboer (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «ING treft miljoenenschikking met OM in witwaszaken»?1
Ja
Klopt het dat ING een schikking heeft getroffen van 775 miljoen euro? Hoe is dit bedrag tot stand gekomen? Denkt u dat deze schikking indruk maakt op ING, overwegende dat ING een winst boekt van 4,9 miljard euro over 2017?
ING Bank N.V. (ING) heeft een door het Openbaar Ministerie (OM) aangeboden transactie van 775.000.000 euro geaccepteerd en betaald. Dit betreft de hoogste schikking die het OM tot nu toe heeft gesloten. Dit bedrag bestaat uit een boete van 665 miljoen euro en 100 miljoen euro aan ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Die bedragen zijn als volgt bepaald.
Ten aanzien van de boete geldt dat de maximale boete 10% van de omzet bedraagt. Dat zou voor ING neerkomen op 1,7 miljard euro. De maximale boetebedragen worden echter ook in de rechtszaal vrijwel nooit opgelegd. Dat zou slechts aan de orde kunnen zijn als sprake was geweest van opzettelijk witwassen en bewust en intentioneel faciliteren van criminelen.
Bij de vaststelling van het uiteindelijk bedrag is rekening gehouden met het feit dat ING de gemaakte fouten heeft erkend, heeft meegewerkt aan het onderzoek en inmiddels ook een herstelprogramma in gang gezet heeft. Het OM en DNB geven aan dat er vertrouwen is in het uitgebreide verbeterplan dat bij ING is ingezet.
Voor wat betreft het te ontnemen wederrechtelijk verkregen voordeel kon niet achterhaald worden hoeveel winst ING behaalde doordat de transacties onvoldoende gemonitord werden en ING de cliënten niet kende. Daarom is gekeken naar bespaarde kosten door niet te investeren in afdelingen, systemen en extra controlepersoneel. Het bedrag dat ING op die manier ten onrechte heeft bespaard, is door het OM bepaald op 100 miljoen euro.
Het OM ziet de door ING betaalde boete – bijna de helft van de maximaal op te leggen boete – als een passende afdoening, die pijn doet aan de verdachte en recht doet aan de geschokte rechtsorde.
Klopt het dat ING bijna 100 miljoen euro heeft bespaard door te beknibbelen op personeel dat transacties had moeten controleren? Heeft ING hiermee haar wettelijke taken ernstig veronachtzaamt?
Uit het strafrechtelijk onderzoek is naar voren gekomen dat ING jarenlang personele capaciteitsproblemen had bij de voor naleving van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) relevante afdelingen, zoals de afdelingen die Customer Due Diligence-onderzoeken uitvoerden en afdelingen waar medewerkers werkten die witwassignalen uit het transactiemonitoringssysteem onderzochten. Er werd te weinig personeel beschikbaar gesteld om werkzaamheden uit te voeren en ook om de problemen die bekend waren geworden binnen de organisatie voortvarend en structureel op te lossen. Ook had het wel beschikbare personeel niet altijd de benodigde kennis en ervaring om de werkzaamheden uit te voeren. Uit het onderzoek is gebleken dat ING in de periode 2010 tot en met 2016 onvoldoende heeft geïnvesteerd in personele capaciteit en kwaliteit.
Waarom heeft het openbaar ministerie (OM) tot een schikking besloten in plaats van strafrechtelijke vervolging? Betekent dit dat naast de rechtspersoon ING ook alle betrokken medewerkers nu gevrijwaard zijn van strafrechtelijke vervolging?
Het OM kan voor de aanvang van de terechtzitting één of meer voorwaarden stellen ter voorkoming van strafvervolging wegens misdrijven waarop gevangenisstraf is gesteld van niet meer dan zes jaar en voor overtredingen (art. 74 Wetboek van Strafrecht). Met andere woorden, de transactie is een in de wet geregelde mogelijkheid om strafzaken buiten de rechter om af te doen.
In dit geval is gezien de hoogte van het transactiebedrag sprake van een hoge transactie. Op een dergelijke transactie is de «Aanwijzing hoge transacties en bijzondere transacties» van toepassing (http://wetten.overheid.nl/BWBR0024648/2008-11-01). In voornoemde aanwijzing is het uitgangspunt opgenomen: «niet transigeren in dergelijke zaken (maar voorleggen aan de rechter), tenzij daar een zeer goede reden voor is».
In het strafrechtelijk onderzoek naar ING is naar het oordeel van het OM sprake van goede redenen om te transigeren, nu:
Gezien deze redenen is een transactie volgens het OM effectiever dan een rechtsgang. Doorslaggevend daarbij was het feit dat bij een transactie bepaalde zaken kunnen worden afgedwongen die niet bij rechterlijk vonnis kunnen worden opgelegd:
Bij strafrechtelijke vervolging van ING zou een rechter uitsluitend de mogelijkheid hebben om een geldboete op te leggen, maar kunnen deze maatregelen en het toezicht daarop niet worden afgedwongen. Door openbaarmaking van een uitvoerig feitenrelaas en van de transactie-overeenkomst is bovendien getracht de transactie zo transparant mogelijk te maken. Daarnaast is een transactie in dit geval een effectief middel om snel een norm te stellen voor alle partijen die binnen het financiële stelsel opereren.
De transactie ziet niet op eventuele strafbare feiten gepleegd door natuurlijke personen. ING kan hier dus ook geen rechten aan ontlenen die natuurlijke personen zouden vrijwaren van enige strafrechtelijke vervolging, zou er voldoende bewijs zijn voor specifieke strafrechtelijk relevante betrokkenheid van individuen.
Het Openbaar Ministerie heeft uitvoerig onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om natuurlijke personen strafrechtelijk verantwoordelijk te kunnen houden. Daartoe hebben bijvoorbeeld vele doorzoekingen bij het kantoor van ING NL plaatsgevonden, zijn individuele e-mailboxen in beslag genomen en onderzocht en zijn de telefoons van meerdere natuurlijke personen, op alle niveaus binnen de bank, afgeluisterd. Desondanks is het OM tot het oordeel gekomen dat de strafbare feiten in strafrechtelijk opzicht niet individueel aan personen toe te rekenen zijn. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar het uitgebreide persbericht en het feitenrelaas van het OM.
Deelt u de mening dat witwassen een groot probleem is, dat leidt tot ondermijning van de samenleving en criminele activiteiten faciliteert?
De strafrechtelijke aanpak van witwassen behoort tot het beleidsterrein van de Minister van Justitie en Veiligheid, het bevorderen van de integriteit van het financiële stelsel tot het beleidsterrein van de Minister van Financiën. Het versluieren van de criminele herkomst van opbrengsten van misdrijven stelt daders in staat om ongestoord van dit vergaarde vermogen te genieten. Dit heeft een ondermijnend effect op de samenleving. Mede als gevolg van de internationale strijd tegen witwassen is in augustus 2008 de Wwft ingevoerd. Dienstverlenende instellingen hebben een rol om het financiële systeem tegen witwassen en financieren van terrorisme te beschermen en hierdoor de integriteit van het financiële stelsel te waarborgen.
Deelt u tevens de mening dat banken en andere financiële instellingen een cruciale rol spelen in het voorkomen van witwassen en terrorismefinanciering, aangezien zij inzicht in de geldstromen moeten hebben? Heeft u het gevoel dat banken hun taak op dit punt voldoende serieus nemen?
Banken en financiële instellingen zijn de poortwachters van ons financiële stelsel. Zij vervullen in die functie een belangrijke rol om witwassen en het financieren van terrorisme te voorkomen. Zoals in bijgaande brief (Kamerstuk 31 477, nr. 25) aangegeven laat ik mij nog door De Nederlandsche Bank (DNB) informeren over het algehele beeld ten aanzien van de naleving van integriteitsvoorschriften door de sector. Ik zal uw Kamer daarover berichten.
Hoe moet de uitspraak worden beoordeeld dat onderhavige vier zaken exemplarisch zijn voor het beeld dat ING de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) niet voldoende naleefde?
Zowel in het persbericht als in het feitenrelaas heeft het OM concrete voorbeelden beschreven waaruit afgeleid kan worden dat ING NL tekortschoot bij de uitvoering van het FEC CCD beleid ter voorkoming van witwassen. De FIOD heeft, zoals door het OM aangegeven in het feitenrelaas, zicht op meerdere soortgelijke signalen afkomstig uit strafrechtelijke onderzoeken of uit de media. Deze signalen zijn niet in detail onderzocht. Wel komt ook uit die signalen een beeld naar voren van een tekortschietend ING waar het gaat om de uitvoering van het FEC CCD beleid. Ook blijkt uit die signalen van risico’s op witwassen door cliënten van ING NL
Ik vind het buitengewoon ernstig als op deze wijze met integriteitswetgeving wordt omgegaan. Deze overtredingen van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme zijn tevens strafrechtelijke overtredingen en dat benadrukt de ernst van deze feiten. Banken behoren de poortwachters van ons financiële stelsel te zijn en uit dien hoofde te controleren of hun dienstverlening niet wordt misbruikt voor witwassen of het financieren van terrorisme. Het niet voldoende vervullen van deze functie raakt de integriteit van de financiële markten als geheel en het vertrouwen in de sector.
Hoe lang loopt de discussie over deze schikking al? Hoe is het mogelijk dat de Raad van Commissarissen de beloning van de heer Hamers met een miljoen euro wilde verhogen, terwijl de bank stelselmatig meewerkte aan witwassen? Wat zegt dit over het ethisch besef bij ING?
Het onderzoek door de FIOD naar ING startte begin 2016. Na het onderzoek is door het OM beoordeeld welke afdoeningswijze in dit geval het meest passend zou zijn. In het eerste kwartaal van 2018 zijn de besprekingen met ING gestart die uiteindelijke tot de onderhavige transactie hebben geleid
Het systematisch overtreden van belangrijke integriteitsregelgeving betreft strafrechtelijke feiten. Dit is een grens die nooit overschreden mag worden. Het voorstel dat in maart 2018 werd gedaan door de raad van commissarissen van ING om de beloning van de CEO te verhogen was in mijn ogen buitensporig en deed daardoor afbreuk aan het proces van herwinnen van het vertrouwen in de financiële sector. Ook ontbrak maatschappelijk draagvlak voor het voorstel. Het systematisch overtreden van belangrijke integriteitsregelgeving betreft strafrechtelijke feiten. Dit is een grens die nooit overschreden mag worden.
Wat zijn de consequenties voor de individuele overtreders van de wet?
Het Openbaar Ministerie heeft uitvoerig onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om natuurlijke personen strafrechtelijk verantwoordelijk te kunnen houden. Daartoe hebben bijvoorbeeld vele doorzoekingen bij het kantoor van ING NL plaatsgevonden, zijn individuele e-mailboxen in beslag genomen en onderzocht en zijn de telefoons van meerdere natuurlijke personen, op alle niveaus binnen de bank, afgeluisterd.
Volgens het OM komt uit het strafrechtelijk onderzoek naar voren dat een belangrijke oorzaak voor het ontstaan van de tekortkomingen lag in de onvoldoende aandacht die ING gaf aan compliance risk management (business boven compliance). De verantwoordelijkheid voor naleving van de Wwft was belegd bij drie verschillende onderdelen van de bank. Geen van deze onderdelen overzag het geheel. Het hogere management heeft mede daardoor onvoldoende de ernst van de tekortkomingen en het voortduren ervan onderkend. Het OM rekent de strafbare feiten dan ook toe aan de organisatie als geheel. Velen zijn daarbij verantwoordelijk voor een deel van het verwijtbare gedrag. De strafbare feiten zijn daarmee in strafrechtelijk opzicht niet individueel aan personen toe te rekenen. Ook niet aan de leiding van ING. De Hoge Raad stelt aan het vervolgen van personen voor het leiding geven aan strafbare feiten hoge eisen. Dan moet niet alleen wetenschap worden bewezen, maar ook dat deze personen bewust hebben aangezet tot strafbare feiten of bewust nalatig zijn geweest om strafbare feiten te stoppen. Daarvan is in het onderzoek naar ING niet gebleken.
Wat zijn de consequenties van dit toelaten van criminele activiteiten voor leden van de Raad van Bestuur en de toezichthoudende Commissarissen?
Het is aan de bank zelf om hier personele consequenties aan te verbinden. In bijgevoegde brief heb ik aangegeven hoe ik hier in sta.
Is het juist dat de top van ING afziet van een bonus over 2018, maar dat de ontvangen bonussen over de jaren waarin de criminele activiteiten plaatsvonden (2010–2016), niet terugbetaald worden?
Volgens het persbericht van ING van dinsdag 4 september zien de leden van de raad van bestuur af van hun variabele beloning in 2018. Verder geeft ING aan dat gekeken wordt naar andere personele consequenties bij senior managers.
Hoe beoordeelt u de reactie van de top van ING in vergelijking met het aftreden van de heer Moerland na de Libor-fraude bij Rabobank?
De reactie van de heer Moerland bij het bekend worden van de Libor-fraude kan ik mij goed voorstellen. Zoals ik in bijgevoegde brief heb aangegeven heeft de raad van commissarissen van ING inmiddels aangekondigd dat, gegeven de ernst van de feiten, ook op het niveau van de raad van bestuur personele consequenties getrokken worden. Gelet op de aard en omvang van de zaak vind ik deze beslissing van de raad van commissarissen passend.
Toelichting:|
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Van der Linde (VVD), ingezonden 5 september 2018 (vraagnummer 2018Z15286)
Het artikel ‘Man smokkelt wapenonderdelen uraniumfabriek Gronau binnen’ |
|
Tom van der Lee (GL), Suzanne Kröger (GL) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Kent u het artikel «Man smokkelt wapenonderdelen uraniumfabriek Gronau binnen»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het zeer zorgelijk is dat iemand regelmatig wapenonderdelen kan binnensmokkelen op het terrein van een verrijkingsfabriek? Wat zouden de gevolgen kunnen zijn van het gebruik van of het dreigen met wapens op het terrein van een verrijkingsfabriek?
Dat is zeker zorgelijk. Het betreft hier overigens een op zichzelf staande gebeurtenis in de Duitse verrijkingsfabriek van Urenco in Gronau, waar onderdelen van een wapen zijn gevonden. Zowel uit de beantwoording door de Duitse bondsregering2 op schriftelijke vragen, als uit informatie die is ingewonnen bij Urenco blijkt dat er geen sprake is geweest van bedreiging voor de veiligheid van medewerkers of omwonenden. Daarnaast zijn het ontwerp van de verrijkingsinstallatie en de aanwezige veiligheidssystemen erop gericht om de gevolgen voor de nucleaire veiligheid of de veiligheid van de omgeving van eventuele verstoringen van de normale bedrijfsvoering (al dan niet veroorzaakt door bedreiging van het personeel) te minimaliseren.
Kan zich een vergelijkbare situatie als in Gronau voordoen bij de verrijkingsfabriek van Urenco in Almelo? Zijn er in het verleden bij Urenco Almelo wapens en/of wapenonderdelen aangetroffen?
Het beleid bij Urenco, in overeenstemming met overheidsvoorschriften, is dat elk incident grondig wordt onderzocht en dat indien nodig aanvullende beveiligingsmaatregelen worden getroffen. De informatie daarover deelt Urenco binnen het gehele concern, zodat alle vestigingen kunnen beoordelen of aanvullende maatregelen nodig zijn. In lijn met de Nederlandse wettelijke vereisten3 zijn de beveiligingsmaatregelen bij Urenco Nederland er onder meer op gericht om een gebeurtenis zoals in Gronau tijdig te detecteren. Uit testen blijkt dat Urenco Nederland effectief is in het detecteren en tegengaan van de gedefinieerde dreiging. In het verleden zijn geen wapens en/of wapenonderdelen aangetroffen.
Is er naar aanleiding van het incident in Gronau ook bij de fabriek van Urenco in Almelo gezocht naar wapens en/of onderdelen van wapens? Zo nee, waarom niet? Zo ja, met welk resultaat?
Controles op de eventuele aanwezigheid van ongeoorloofde voorwerpen (zoals vuurwapens of messen, maar ook digitale dragers van informatie) vinden dagelijks plaats. Het beveiligingspersoneel van Urenco Nederland voert deze controles uit als onderdeel van het beveiligingspakket van Urenco.4 Bij deze dagelijkse controles zijn nog nooit (onderdelen van) wapens aangetroffen.
Zijn er aanvullende maatregelen doorgevoerd in de beveiliging van de fabriek van Urenco in Almelo? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke aanvullende maatregelen zijn genomen?
De gebeurtenis in Gronau heeft niet tot extra maatregelen behoeven te leiden. Wel is er in het bestaande bewustwordingsprogramma voor Urenco-medewerkers aandacht besteed aan deze gebeurtenis. Het geldende dreigingsniveau voor de nucleaire sector of voor Urenco in Almelo is door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid ook niet gewijzigd.
Welke rol vervult de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) met betrekking tot dit incident? Heeft de ANVS aangedrongen op aanvullende maatregelen?
De ANVS is verantwoordelijk voor toezicht en handhaving bij alle nucleaire inrichtingen in Nederland, waaronder Urenco in Almelo. Urenco Gronau valt onder het gezag van de Duitse autoriteiten.
Naar aanleiding van de gebeurtenis in Gronau heeft de ANVS de Nederlandse nucleaire inrichtingen gevraagd extra aandacht te besteden aan detectie van ongeoorloofde voorwerpen. Maatregelen op dit punt maken reeds deel uit van het beveiligingspakket.
Het rapport ‘Waar een klein land groot in kan zijn. Nederland en synthetische drugs in de afgelopen 50 jaar’ van de Politieacademie |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het rapport «Waar een klein land groot in kan zijn. Nederland en synthetische drugs in de afgelopen 50 jaar» van de Politie Academie?1
Ja.
Deelt u de mening dat teneinde gebieden c.q. landen qua productie in een rangorde te plaatsen er een vergelijking nodig is tussen cijfers die op identieke wijze in verschillende landen worden verkregen en dat schattingen zoals die nu voor Nederland uit de bus komen elders niet bestaan, en het daarom dus raadselachtig is hoe de onderzoekers hun bewering dat Nederland «in de top» staat kunnen onderbouwen? Zo nee, waarom niet?
Het rapport van de heer Tops en collegae is niet het eerste noch het enige rapport dat wijst op de prominente plek van Nederland waar het de productie van en handel in synthetische drugs betreft. In Europese rapporten, waaronder het rapport «Serious and Organised Crime Threat Assessment (SOCTA) 2017»2 van Europol en het Europees Drugs Rapport 2018 van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EMCDDA)3, kwamen onderzoekers al eerder tot een soortgelijke conclusie. Daarnaast is het een gegeven dat er in Nederland jaarlijks tientallen illegale laboratoria voor synthetische drugs worden opgespoord en ontmanteld, en dat het aantal illegale afvaldumpingen elk jaar blijft toenemven. Dit duidt er onmiskenbaar op dat het hier een forse industrie betreft.
De onderzoekers hebben in hun rapport op uitgebreide wijze aangegeven welke berekeningen zij hebben toegepast en welke veronderstellingen en schattingen daarbij zijn gebruikt. Zij zetten hun werkwijze, ook in één van de bijlagen bij het rapport, uitgebreid uiteen. De verantwoording voor deze werkwijze ligt bij de onderzoekers.
Hoe beoordeelt u het wetenschappelijk gehalte van de berekeningen in dit rapport, daar de wijze van schatten die in het onderzoek staat beschreven duidelijk maakt dat de gegevens om goede schattingen te maken er niet zijn en men dus aangewezen was op experts die een getal noemen gebaseerd op hun ervaring?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe realistisch acht u het onderzoek waaruit blijkt dat Nederlandse criminelen in het afgelopen jaar 614 miljoen gram amfetamine produceerden en 972 miljoen xtc-pillen, waarvan 20% in Nederland werd geconsumeerd, wat neerkomt op zo’n 123 duizend kilo amfetamine en 194 miljoen xtc-pillen in één jaar?
Zie antwoord vraag 2.
Realiseert u zich dat volgens de officiële schattingen er in Nederland 180.000 personen zijn van 18 jaar en ouder die in het afgelopen jaar amfetamine hebben gebruikt, dat zij met de cijfers uit het rapport op jaarbasis gemiddeld elke dag bijna twee gram speed zouden hebben gebruikt en dat er daarnaast ongeveer 390.000 volwassen Nederlanders zijn die in het afgelopen jaar xtc hebben genomen en dat zij met de cijfers van het rapport op jaarbasis gemiddeld ongeveer 500 pillen hebben geslikt?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening van menig wetenschapper die zich hier de afgelopen week in de media over hebben uitgesproken dat deze cijfers niet kunnen kloppen, omdat het zou betekenen dat -zelfs wanneer het aantal amfetamine- en xtc-gebruikers in Nederland is onderschat- op grond van de in het rapport genoemde hoeveelheden in Nederland geconsumeerde drugs elke Nederlander, van baby tot hoogbejaarde, omgerekend in één jaar zeven gram amfetamine zou hebben moeten snuiven en elf xtc-pillen hebben moeten slikken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u op basis van bovenstaande de mening dat in het rapport van de Politieacademie zowel de productie als de consumptie van synthetische drugs in Nederland ernstig wordt overschat? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat hiermee ook het berekende bedrag van 18,9 miljard euro twijfelachtig is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u dat het feit dat de begeleidingscommissie bij dit onderzoek geheel uit mensen uit de wereld OM, politiediensten en de task force bestond de wetenschappelijkheid en wetenschappelijke onafhankelijkheid van het rapport een dienst heeft bewezen? Kunt u uw antwoorden onderbouwen?
De verantwoordelijkheid voor het samenstellen van en oordelen over de begeleidingscommissie is aan de onderzoekers en opdrachtgevers van het onderzoek. Dit onderzoek is niet uitgevoerd in opdracht van één van onze ministeries.
Bent u bereid alsnog wetenschappelijk onderzoek uit te voeren naar de omvang van de productie van synthetische drugs in Nederland? Zo nee, waarom niet?
Het Strategisch Beraad Ondermijning (SBO) is gevraagd om advies uit te brengen op basis van de uitkomsten van het rapport van de Politieacademie. Dit advies wordt voor het einde van het jaar verwacht. Hierover is uw Kamer per brief van 3 oktober jl. geïnformeerd.4
Welke cijfers over de werking en omvang van de Nederlandse drugseconomie houdt u momenteel aan bij het bepalen van de koers van het Nederlandse drugsbeleid?
Wij hebben verschillende cijfers tot onze beschikking om te kunnen komen tot een koers van het Nederlandse drugsbeleid. Denk hierbij aan de cijfers uit de Nationale Drug Monitor (die jaarlijks verschijnt en naar uw Kamer wordt verstuurd) en eerder genoemde Europese rapporten5 die een beeld schetsen van de Nederlandse situatie, ook in vergelijking tot andere landen.
Ook wordt geput uit andere onderzoeken naar de prevalentie van drugsgebruik en verschillende cijfers van politie en OM (bijvoorbeeld uit de Rapportage aanpak georganiseerde ondermijnende criminaliteit of uit de registraties van opgerolde productielocaties). Daarnaast komt het regelmatig voor dat er aanvullend onderzoek wordt gedaan naar bepaalde aspecten van de drugseconomie, zoals het onderzoek naar drugshandel op internet uit 20166 of het onderzoek naar de export van in Nederland geteelde cannabis uit 20147.
Kunt u wetenschappelijk onderbouwen dat de inzet van meer politiecapaciteit een oplossing is om de georganiseerde productie van synthetische drugs voldoende aan te pakken, nu de onderzoekers aangegeven dat opsporingsinstanties daartoe niet bij machte zijn? Zo nee, waarom niet?
Het Nederlandse drugsbeleid is al jaren gestoeld op een gebalanceerde aanpak, waarbij zowel oog is voor het beschermen van de volksgezondheid als voor aspecten op het terrein van justitie en veiligheid. Binnen deze aanpak wordt de georganiseerde drugsproductie op integrale wijze aangepakt, door inzet van alle partners, waaronder de politie en het Openbaar Ministerie, maar ook het openbaar bestuur, de Belastingdienst en de FIOD. Het gegeven dat het een hardnekkig en complex fenomeen betreft, betekent niet dat deze aanpak in het geheel niet succesvol is.
De afgelopen jaren zijn er in de opsporing en vervolging van de georganiseerde productie van synthetische drugs wel degelijk operationele successen geboekt. Tegelijkertijd valt er nog veel te verbeteren. Daarom wordt de komende tijd stevig geïnvesteerd in de aanpak van ondermijnende criminaliteit, middels een structurele financiële versterking van € 5 miljoen in 2018, oplopend tot € 10 miljoen vanaf 2019, en een eenmalige impuls van € 100 miljoen in de vorm van het zogenaamde Ondermijningsfonds. Plannen voor de besteding van deze middelen worden momenteel verzameld. Op advies van het Strategisch Beraad Ondermijning (SBO) ligt de focus daarbij op het krachtiger aanpakken van de illegale drugsindustrie. De noodzaak daartoe heb ik eerder toegelicht in mijn brief aan de Kamer van 11 juli jl. over de versterking van de aanpak van ondermijning8. Binnen deze versterkte aanpak is de inzet van politiecapaciteit een mogelijk instrument, maar zeker niet het enige.
Kunt u reflecteren op het gegeven dat bijvoorbeeld ketamine op lijst 2 van de Opiumwet staat omdat het belangrijke medische toepassingen heeft en daarbij een mogelijk revolutionair middel tegen depressie en dat de verdere medische ontwikkeling stopgezet zou worden bij een overgang naar lijst 1?
Ketamine is een geneesmiddel en valt daarom onder de Geneesmiddelenwet. Een geneesmiddel kan zowel onder de Geneesmiddelenwet vallen als op een van de lijsten van de Opiumwet staan als het een gevaar vormt voor de volksgezondheid. Dit is niet het geval bij ketamine, maar bijvoorbeeld wel bij morfine. De Geneesmiddelenwet en de Opiumwet vormen geen belemmering voor medisch of dierengeneeskundig onderzoek.
Deelt u de mening dat het feit dat de Nederlandse omgang met hard drugs in belangrijke mate op de volksgezondheid gestoeld is, grote positieve gevolgen heeft voor die volksgezondheid en dat we dat moeten koesteren? Zo nee, waarom niet?
In ons drugsbeleid speelt preventie een grote rol om de gezondheidsschade die het gebruik van drugs kan veroorzaken te voorkomen. Daarom is het van belang dat drugsgebruikers zich bijvoorbeeld zonder risico van vervolging kunnen melden in een ziekenhuis wanneer gebruik verkeerd uitpakt.
Tegelijkertijd moeten we niet uit het oog verliezen dat er ook een criminele economie achter de productie van en handel in drugs schuilgaat. De negatieve aspecten van deze criminele economie zijn legio: zo is er sprake van ondermijning van de legale economie door het witwassen van grote hoeveelheden drugsgeld, milieuschade door afvaldumpingen, en het gebruik van excessief geweld in de openbare ruimte door rivaliserende bendes. Het is daarom van belang dat ook op de opsporing en handhaving daarvan ingezet blijft worden. Op deze gebalanceerde aanpak is het Nederlands drugsbeleid al jaren gestoeld.
Deelt u de zienswijze van de onderzoekers dat het volksgezondheidsperspectief ten aanzien van syndru (harm reduction) staat tegenover het handhavings- of opsporingsbelang of deelt u de mening dat zowel preventie en harm reduction van drugsgebruik, als opsporing van de handel en vervaardiging van drugs van groot belang zijn, en dat die belangen niet steeds automatisch strijden?
De constatering dat er verschillende perspectieven van belang zijn bij het vormgeven van beleid omtrent drugsgebruik en -criminaliteit is correct. Zoals wij in de antwoorden op vragen 12 en 14 al aangaven is het Nederlands drugsbeleid al jaren gestoeld op een dergelijke gebalanceerde aanpak.
Een aantal gedetineerden in Bahrein |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Bahrein: Cruel denial of medical treatment endangers lives of jailed activists»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat Hassan Mushaima en andere gedetineerden door de autoriteiten in Bahrein goede medische zorg wordt onthouden?
Nederland beschikt niet over eigen informatie over deze zaak. Onlangs heeft de Ombudsman in Bahrein een uitgebreid rapport uitgebracht, waarin gesteld wordt dat betrokkene in staat wordt gesteld gepaste medische zorg te ondergaan.
Deelt u de analyse van Amnesty International dat Hassan Mushaima en anderen gewetensgevangenen zijn en niet alleen goed behandeld dienen te worden, maar ook direct vrijgelaten moeten worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid hiertoe op te roepen?
Nederland pleit voor een humane behandeling van gevangenen conform internationale mensenrechtenverdragen zoals vermeld in de verdragen van Burger- en Politieke Rechten als ook het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing. Personen die niets anders doen dan op vreedzame wijze uitkomen voor hun mening behoren daarvoor niet in de gevangenis te belanden.
De mensenrechtensituatie in Bahrein blijft reden geven tot zorg en wordt dan ook door Nederland gevolgd. In de contacten met de Bahreinse autoriteiten worden de Nederlandse zorgen stelselmatig onder de aandacht gebracht. De mensenrechtensituatie in Bahrein is in juli 2018 door de VN Mensenrechtenraad te Genève behandeld, waarbij ook de behandeling van gedetineerden aan de orde is gekomen. De Nederlandse regering zal de Bahreinse autoriteiten in internationaal verband blijven aanspreken op de behandeling van gedetineerden, het belang van het garanderen van eerlijke procesgang, en volledige implementatie van het rapport van de Bahrain Independent Commission of Inquiry (BICI).
de toekenning van de mensenrechtentulp aan Zeid Ra’ad Al Hussein |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Joël Voordewind (CU), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Klopt het dat u de mensenrechtentulp uitreikt aan de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten, de Jordaanse prins Zeid Ra’ad Al Hussein, die ervan wordt beschuldigd door klokkenluiders aan de orde gebrachte misstanden binnen de Verenigde Naties (VN) in de doofpot gestopt te hebben?1
Vanwege het 70-jarig bestaan van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en het 20-jarig bestaan van de VN Verklaring over mensenrechtenverdedigers is dit jaar in plaats van de afgelopen jaren gehanteerde selectieprocedure gekozen voor een eenmalige speciale editie van de Mensenrechtentulp. Ik heb besloten deze speciale editie toe te kennen aan de uitgaande VN Hoge Commissaris voor de Mensenrechtenrechten. Daarnaast heb ik besloten op of rond de internationale dag voor de mensenrechten, op 10 december, enkele lokale Mensenrechtentulpen uit te reiken aan mensenrechtenverdedigers via een aantal deelnemende Nederlandse ambassades.2
Het besluit om de Mensenrechtentulp 2018 toe te kennen aan Zeid Ra'ad Al Hussein is gebaseerd op zijn persoonlijke betrokkenheid en zijn moedige, onafhankelijke optreden om mensenrechtenverdedigers te steunen tijdens zijn mandaat als VN Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van september 2014 tot en met augustus 2018. Vanwege zijn uitgesproken en kritische houding, staat Zeid Ra'ad Al Hussein symbool voor alle mensenrechtenverdedigers wereldwijd. Bij de besluitvorming rond de toekenning was geen onafhankelijke commissie betrokken.
Het kabinet is van mening dat in alle gevallen waarin een klokkenluider misstanden aan het licht brengt, er een onafhankelijk onderzoek moet plaatsvinden waarin alle relevante aspecten worden onderzocht. Een goed functionerend meldingsmechanisme, inclusief klokkenluidersbescherming, is onmisbaar voor een adequate reactie op wangedrag of schending van ethische standaarden. Voor de zaken Kompass en Brown zijn er reeds uitspraken van de Ethics Office en het UN Disciplinary Tribunal. De zaak van Mw. Reilly is nog aanhangig voor het UN Disciplinary Tribunal. Uiteraard zal het kabinet lopende klokkenluiderszaken bij de VN, inclusief degene van Mw. Reilly, actief blijven volgen.
Kunt u toelichten wat op welke wijze de keuze voor de betreffende Hoge Commissaris tot stand is gekomen?
Zie antwoord vraag 1.
Is er een onafhankelijke commissie geweest die de prijs heeft toegekend? Zo ja, wie waren daarvan de leden?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat Emma Reilly eerder een klokkenluiderszaak bij de Hoge Commissaris aan de orde stelde, maar hiertoe geen gehoor vond?
De zaak van Mw. Emma Reilly ging over het delen van een lijst met namen van mensenrechtenverdedigers aan de Chinese autoriteiten door staf van de OHCHR. OHCHR heeft deze aantijgingen ten stelligste ontkend.3 De claim van Mw. Reilly over het delen van de lijst en de vermeende tegen haar gerichte represaillemaatregelen binnen OHCHR zijn behandeld door de VN Ethics Office. De Ethics Office heeft vastgesteld dat de claims ongefundeerd zijn er geen vergelding heeft plaatsgevonden door de leiding van de OHCHR tegen Mw. Reilly. Er loopt nog een procedure bij het UN Disciplinary Tribunal. Het kabinet wacht de uitkomst daarvan met belangstelling af.
Wat is de gang van zaken rondom deze klokkenluiderszaak geweest? Hoe beoordeelt u het handelen van de Hoge Commissaris in deze zaak?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke wijze acht u het terecht dat u de Hoge Commissaris de hoogste mensenrechtenprijs van Nederland toekent, terwijl momenteel verschillende beschuldigingen van niet-gehonoreerde klokkenluiderszaken aan zijn adres gericht zijn?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe beoordeelt u het handelen van de Hoge Commissaris in de zaak van Anders Kompass, klokkenluider over vredessoldaten die zich vergrepen aan jonge kinderen in de Centraal Afrikaanse republiek?
Het kabinet hecht groot belang aan zorgvuldige omgang met klokkenluiders. Daarom zet het kabinet zich in voor zowel verbetering van de bescherming van klokkenluiders binnen het VN-systeem als voor een verbeterde aanpak van seksuele uitbuiting en seksueel misbruik (zero tolerance beleid), en steunt de additionele maatregelen die sinds de zaak Kompass binnen het VN-systeem zijn genomen. Het kabinet verwijst ter zake naar de reactie op het televisieprogramma van Zembla (Kamerstuk 34 775 V, nr. 74).
De SGVN heeft destijds, kort nadat de zaak over seksueel misbruik van kinderen aan het licht kwam, opdracht gegeven om deze zaak inhoudelijk grondig te laten onderzoeken door een extern panel. Het onderzoeksrapport concludeerde dat de VN niet adequaat heeft gereageerd op de zaak en constateerde systematische problemen in het VN systeem. Wat betreft de rol van de Hoge Commissaris in de zaak concludeerde het onafhankelijke panel dat zijn handelen niet als machtsmisbruik kan worden gekwalificeerd.4
De reactie van Hoge Commissaris Zeid Ra'ad Al Hussein op zijn optreden in de zaak van Anders Kompass is opgenomen in de Annex bij het onderzoeksrapport van het onafhankelijke panel, «Taking Action on Sexual Exploitation and Abuse by Peacekeepers, Report of an Independent Review on Sexual Exploitation and Abuse by International Peacekeeping Forces in the Central African Republic».5
Bent u bereid de Hoge Commissaris te verzoeken deze klokkenluiders excuses te maken voor zijn behandeling van hun klachten?
In bilaterale gesprekken voorafgaande aan de uitreiking van de Mensenrechtentulp is met Zeid Ra’ad Al Hussein teruggeblikt op zijn termijn als Hoge Commissaris. Daarbij zijn zijn verdiensten ter sprake gekomen als ook de lessons learned. Het is niet aan het kabinet om Zeid Ra’ad Al Hussein zijn excuses over deze specifieke zaken te vragen.
Bent u bereid hem te vragen dit te doen voordat hij de prijs in ontvangst neemt?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid deze vragen per ommegaande, voorafgaand aan de prijsuitreiking, te beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Het niet kunnen treffen van een persoonlijke betalingsregeling voor gedupeerde ouders in verband met de door de eigenaar van kinderopvang ‘de Parel” gepleegde fraude met kinderopvangtoeslag |
|
René Peters (CDA) |
|
Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
Kunt u bevestigen dat de eigenaren van kinderopvang de Parel in Rotterdam door de rechter zijn veroordeeld voor fraude met toeslagen?
Ik kan bevestigen dat een van de twee eigenaren strafrechtelijk is veroordeeld.
Kunt u tevens bevestigen dat als gevolg hiervan de gedupeerde ouders de kinderopvangtoeslag moeten terugbetalen aan de Belastingdienst?
De strafrechtelijke veroordeling van de eigenaar van kinderopvang de Parel staat los van het eventuele recht op kinderopvangtoeslag van de betrokken ouders. Bij deze ouders is op individuele basis het recht op kinderopvangtoeslag gecontroleerd. Ouders zijn zelf verantwoordelijk voor hun toeslag en voor een mogelijke terugvordering. In de gevallen waarbij bleek dat er geen of minder recht op kinderopvangtoeslag bestond, is conform de geldende wet- en regelgeving het teveel uitbetaalde bedrag bij de betreffende ouders teruggevorderd.
Herinnert u zich dat op schriftelijke Kamervragen is geantwoord dat «indien ouders verwachten hierdoor in betalingsproblemen te komen, zij bij de Belastingdienst om een persoonlijke regeling kunnen vragen?1
Het klopt dat aan uw Kamer is bericht dat, zoals gebruikelijk, de betrokken ouders om een persoonlijke betalingsregeling kunnen vragen, als zij verwachten dat zij niet kunnen voldoen aan de betalingsverplichting van de standaard betalingsregeling van 24 maanden. Bij de beoordeling om in aanmerking te komen voor een persoonlijke betalingsregeling wordt rekening gehouden met de betalingscapaciteit van de betrokken ouder en wordt er rekening gehouden met de beslagvrije voet. Dit is de standaard werkwijze bij het terugvorderen van toeslagen. Die is ook hier toegepast.
Kunt u aangeven hoe vaak een verzoek tot een persoonlijke betalingsregeling is gedaan en hoeveel van die verzoeken door de Belastingdienst zijn ingewilligd?
Vijftig ouders hebben een verzoek voor een persoonlijke betalingsregeling naar draagkracht ingediend. Daarvan zijn er vijftien toegekend. Eén verzoek kan betrekking hebben om meerdere vorderingen, als de ouder meerdere terugvorderingsbeschikkingen heeft ontvangen.
Kunt u verklaren waarom er, ondanks de toezegging dat er op verzoek door de Belastingdienst een persoonlijke regeling getroffen kan worden, nog steeds ouders zijn die financieel in de problemen komen, omdat de Belastingdienst hun verzoek om een persoonlijke betalingsregeling toch nog afwijst?2
Alle verzoeken voor een persoonlijke betalingsregeling worden beoordeeld aan de hand van de individuele omstandigheden van de ouders. Er zijn verschillende redenen waardoor een ouder niet in aanmerking komt voor een persoonlijke betalingsregeling. Dit kan bijvoorbeeld zo zijn als de draagkracht of het vermogen van de ouder voldoende is om de terugvordering in 24 termijnen te voldoen. Er kan ook sprake zijn van opzet of grove schuld aan de zijde van de betrokken ouder. In dat geval is volgens de geldende wet- en regelgeving een persoonlijke betalingsregeling niet mogelijk. De ouder kan dan een verzoek doen voor de «maatregel bij verrekenen van de kinderopvangtoeslag». De maatregel voorkomt dat terugvorderingen worden verrekend met de uitbetaling van de kinderopvangtoeslag voor het lopende jaar. Ouders zullen worden geïnformeerd over deze maatregel.
Welke oorzaken liggen ten grondslag aan deze miscommunicatie?
Aan uw Kamer is bericht dat de betrokken ouders een verzoek tot een persoonlijke betalingsregeling kunnen doen indien zij verwachten in betalingsproblemen te komen. Deze verzoeken zijn vervolgens op individuele basis beoordeeld. Er zijn diverse redenen waarom een ouder wel of niet in aanmerking komt voor een persoonlijke betalingsregeling. Er is naar mijn mening geen sprake van miscommunicatie. Er is niet toegezegd dat alle verzoeken zonder meer zouden worden gehonoreerd. Overigens hebben ouders die (na aanvraag en beoordeling) in aanmerking kwamen voor een persoonlijke betalingsregeling deze gekregen.
Welke maatregelen zult u wanneer treffen om aan deze ongewenste situatie voor gedupeerde ouders een einde te maken en er in het vervolg, op verzoek van hen, een persoonlijke betalingsregeling door de Belastingdienst getroffen zal worden?
De Belastingdienst betreurt het dat ouders in financiële problemen zijn gekomen. De binnengekomen verzoeken voor een persoonlijke betalingsregeling zijn op individuele basis door de Belastingdienst beoordeeld waarbij rekening is gehouden met ieders persoonlijke situatie. Als ouders de terugvordering niet in 24 termijn kunnen voldoen, komen zij (in principe) in aanmerking voor een persoonlijke betalingsregeling. Daarmee is een zorgvuldige persoonlijke benadering van de individuele ouder geborgd. Ouders die niet in aanmerking komen voor een persoonlijke betalingsregeling, omdat er bijvoorbeeld sprake is van opzet of grove schuld, kunnen mogelijk wel gebruik maken van «de maatregel bij verrekening van de kinderopvangtoeslag».
Wat zult u doen om ouders, die al een afwijzing door de Belastingdienst hebben gekregen op hun eerder verzoek, alsnog voor een persoonlijke betalingsregeling in aanmerking te laten komen en zult u de Belastingdienst opdragen hen daartoe actief te benaderen? Zo nee, waarom niet?
De Belastingdienst heeft alle verzoeken voor een persoonlijke betalingsregeling beoordeeld, waarbij gekeken is naar de financiële situatie van de ouders. Daarbij is door de Belastingdienst iedere ouder individueel behandeld. Een nieuwe beoordeling zal, naar verwachting, tot hetzelfde resultaat leiden. Ouders die niet in aanmerking zijn gekomen voor een persoonlijke betalingsregeling zullen worden geïnformeerd over de maatregel bij het verrekenen van de kinderopvangtoeslag. De mededeling die ouders ontvangen bij het verrekenen van de kinderopvangtoeslag wordt hiervoor aangepast.
Een voortvluchtige Amerikaanse verdachte |
|
Michiel van Nispen |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat een Amerikaanse voortvluchtige, verdacht van ontucht met minderjarigen, die op de lijst van de FBI met de meest gezochte pedofielen van Amerika zou staan, al zo lang probleemloos in Nederland woont en werkt?1
Ik neem de ophef en onrust die ontstaat als een verdachte van zedenmisdrijven met minderjarige kinderen in een kinderrijke omgeving blijkt te verkeren, zeer serieus. Dit is een uiterst zorgelijke situatie. Dergelijke feiten dienen grondig te worden onderzocht en waar mogelijk te worden vervolgd.
De onderhavige zaak betreft een Amerikaans onderzoek en het verzoek van de VS aan Nederland tot uitlevering van de verdachte, werd pas gedaan toen de feiten naar Nederlands recht al verjaard waren. Het bilaterale uitleveringsverdrag tussen Nederland en de VS bepaalt dat uitlevering wordt geweigerd wanneer het recht tot strafvervolging naar het recht van de aangezochte staat is vervallen. Daarvan was hier sprake.
In de afgelopen jaren zijn er diverse wijzigingen geweest met betrekking tot verjaringstermijnen en met betrekking tot strafbaarstellingen zelf. Wanneer zaken verjaard zijn, hangt dan ook van een aantal specifieke zaaksafhankelijke factoren af. Inmiddels is het zo dat ernstige zedenfeiten jegens minderjarigen niet meer verjaren, maar dat is alleen zo voor nieuwe feiten of feiten die ten tijde van de invoering van deze wet op 1 april 2013 nog niet verjaard waren. De feiten waarvoor de VS uitlevering zocht, zijn van langer geleden en zijn derhalve beoordeeld naar de wetgeving van die tijd. De verjaringstermijn hing destijds af van de maximumstraf die met betrekking tot het betreffende misdrijf kon worden opgelegd en ging in op de dag nadat het slachtoffer achttien jaar was geworden. Toepassing van deze regelgeving leidde tot de vaststelling dat de onderhavige zaken reeds verjaard waren op het moment dat de VS om uitlevering vroegen. Ik begrijp en voel ook de frustratie die ontstaat als vervolging van een verdachte van dergelijke misdrijven niet meer mogelijk is doordat de feiten zijn verjaard.
Ik kan bevestigen dat er tussen de Amerikaanse en Nederlandse politie contact is geweest over deze zaak. Daarnaast is er in 2015 vanuit de gemeente, in samenspraak met de betreffende basisschool en de GGD, een informatiebijeenkomst georganiseerd voor mensen voor wie dit relevant werd geacht. Verder kan ik geen inhoudelijke mededelingen doen over deze individuele zaak.
Hoe kan het dat dit niet eerder aan het licht is gekomen? Wat is hier mis gegaan, en zou dat nu nog steeds kunnen gebeuren?
Zie antwoord vraag 1.
Is de veiligheid van kinderen in het geding of in het geding geweest, nu de betreffende voortvluchtige tegenover een basisschool woont en kinderen thuis muziekles geeft?
Zie antwoord vraag 1.
Welke (juridische) mogelijkheden zijn er om het strafproces zo mogelijk alsnog te laten plaatsvinden en in ieder geval de veiligheid te waarborgen?
Nederland kan geen personen uitleveren wegens feiten die naar Nederlands recht verjaard zijn. Evenmin kan een dergelijke zaak van de VS worden overgenomen voor vervolging in Nederland. De Amerikaanse autoriteiten beschikken over het instrument van een internationale signalering. Het gevolg daarvan kan zijn dat betrokkene wordt aangehouden wanneer hij zich buiten Nederland begeeft, indien er op basis van de geldende wetgeving in het land waarin hij zich bevindt, uitlevering mogelijk is.
Malafide slotenmakers |
|
Henk Krol (50PLUS) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Slotenmaker bedondert buitengesloten vrouw in Den Bosch: «Dat wordt dan 850 euro»»?1 Is het u bekend dat deze problematiek al lang speelt en al meermaals door het programma Opgelicht van de Tros aan de orde werd gesteld?
Ja.
Kunt u een overzicht geven van de omvang en de aard van de problematiek van malafide slotenmakers? Kunt u een inschatting maken hoeveel klanten zijn benadeeld en hoeveel geld hen afhandig is gemaakt?
De politie registreert niet specifiek op het beroep van verdachten en heeft hierover dan ook geen cijfers beschikbaar. Derhalve is het niet mogelijk voor de politie om een inschatting te maken hoeveel klanten jaarlijks door malafide slotenmakers zijn benadeeld, wat de leeftijd van deze slachtoffers is en hoeveel geld hen afhandig is gemaakt.
Heeft het openbaar ministerie (OM) zicht op malafide slotenmakers? Wie zijn het en worden ze vervolgd?
Bij het Openbaar Ministerie (OM) vindt eveneens geen afzonderlijke registratie plaats van zaken waarin sprake is van oplichting door malafide slotenmakers. Indien sprake is van oplichting (op welke wijze ook) zal het OM een passende strafrechtelijke reactie laten volgen.
Hoe gaan deze malafide slotenmakers te werk? Klopt het dat zij zeer professioneel te werk gaan, en in zoekprogramma’s als Google vaak bovenaan de zoekresultaten verschijnen?
Ik heb hier geen andere informatie over dan in het programma wordt getoond. In zijn algemeenheid geldt dat indien een ondernemer de juiste «add words» inkoopt, hij automatisch bovenaan de zoekresultaten verschijnt.
Klopt het dat met name ouderen slachtoffer worden van malafide slotenmakers?
Zie antwoord vraag 2.
Krijgen de slachtoffers van malafide slotenmakers de geleden schade vergoed?
Niet iedere vorm van bewust oneerlijk zaken doen levert in strafrechtelijk zin oplichting/fraude op.
Van oplichting is alleen sprake wanneer de in de wet genoemde oplichtingsmiddelen worden toegepast:
In dit geval kan een burger civielrechtelijk optreden tegen de «wanprestatie» en bij de rechter trachten de schade vergoed te krijgen.
Deelt u de mening dat het bestaan van meerdere keurmerken «van en voor» slotenmakers misleidend kan zijn voor de kwetsbare consument? Is het tijd voor een verplicht keurmerk voor slotenmakers? Zo nee, wat gaat u dan doen om deze vorm van criminaliteit nu eindelijk eens aan te pakken?
Ik ben mij bewust van het feit dat er meerdere keurmerken van en voor slotenmakers zijn. Er zijn mij geen aanwijzingen bekend dat deze keurmerken gebruikt worden door malafide slotenmakers of dat deze keurmerken niet voldoen. Ik ben van mening dat het bestaan van meerdere keurmerken niet misleidend is. Een keurmerk biedt in ieder geval enige garantie van kwaliteit. Aangezien het hier om een vrije markt gaat, ben ik geen voorstander van een verplicht keurmerk.
Bij deze vorm van criminaliteit is preventie van belang. De Fraudehelpdesk (onderdeel van de Stichting Aanpak Financieel-Economische Criminaliteit in Nederland). heeft een aantal tips op haar website staan (https://www.fraudehelpdesk.nl/nieuws/malafide-slotenmakers-zien-nog-altijd-kans/?zoekopdracht=slotenmakers).
Zou een maximum tarief voor diensten van een slotenmaker kunnen helpen bij het bestrijden van deze vorm van oplichting?
De prijs van deze dienstverlening is afhankelijk van een groot aantal factoren. Kosten zijn onder meer afhankelijk van het moment dat de consument belt, reistijd van de slotenmaker, schade als gevolg van het openen en welke merken cilinders de slotenmaker gebruikt. Schakelt de consument een slotenmaker buiten kantoortijden in (bijvoorbeeld in de avond of in het weekend) dan zullen de meeste slotenmakers hiervoor een weekend tarief rekenen. De oplossing zit hem derhalve niet zozeer in een maximum tarief als wel in het van te voren afspraken maken over de kosten.
Het bericht dat ‘de naam van de kerk boven het welzijn van de mens komt’ |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Ze misbruiken de kinderen, ze misbruiken hun macht»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de stelling «als je weet dat je collega's je toch niet aangeven, kun je makkelijk je gang gaan»?
Seksueel misbruik is onacceptabel en moet bestreden worden waar het ook maar voorkomt. De overheid heeft daar een belangrijke rol bij, maar ook instellingen als de RKK Kerk moeten hun verantwoordelijkheid nemen bij het bestrijden en voorkomen van seksueel geweld.
Uit de informatie die ik van de Rooms-Katholieke Kerk (RKK) heb gekregen blijkt dat de RKK naar aanleiding van het onderzoek van de commissie-Deetman maatregelen heeft getroffen voor het signaleren en sanctioneren van misbruik en het doen van aangifte bij strafbare feiten. Zo is in 2014 een Gedragscode Pastoraat en in 2015 een Reglement R.K. Meldpunt Grensoverschrijdend Gedrag opgesteld om grensoverschrijdend gedrag in de RKK aanhangig te maken.
Het Reglement R.K. Meldpunt Grensoverschrijdend Gedrag regelt de behandeling van klachten van grensoverschrijdend gedrag. De Gedragscode Pastoraat schrijft voor dat bij meldingen van mogelijk strafbare feiten en seksueel misbruik van minderjarigen altijd direct aangifte wordt gedaan bij de politie of het Openbaar Ministerie. De kerkelijke beroeps- en strafprocedures zijn op dergelijke vergrijpen eveneens van toepassing mits deze aanvullend en niet tegenstrijdig zijn met fundamentele normen van dwingend recht.
Is het «crimen sollicitationis» in de Rooms Katholieke Kerk in Nederland nog steeds van kracht?
Is er ook sprake van «sollicitatio» volgens de «crimen sollicitationis» indien de seksuele misdragingen of pogingen daartoe kort voor of na de biecht plaatsvonden?
Is er ook sprake van «sollicitatio» volgens de «crimen sollicitationis» wanneer seksuele misdragingen of pogingen daartoe plaatsvonden in de schijn van een biechtgesprek?2
Hoe verhoudt het «crimen sollicitationis», indien nog steeds van kracht in Nederland, zich tot het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht, in het bijzonder tot artikel 160 van het Wetboek van Strafvordering?
Hoe verhoudt het «crimen sollicitationis», indien nog steeds van kracht, en de daaruit voortvloeiende instructies zich tot internationale en Europese mensenrechten en beleid om seksueel misbruik te bestrijden? Indien deze strijdig met elkaar zijn, gaat u dan acties, zoals dit bespreken met de Nederlands Bisdommen, ondernemen eventueel in samenwerking met andere landen? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat een dergelijk document, waarbij naar het schijnt de nadruk sterk op geheimhouding gelegd wordt, een doofpotbeleid in de hand kan werken?
De Instructie «Crimen sollicitationis» is niet meer van kracht. Voor wat betreft de reactie op grensoverschrijdend gedrag, heb ik de indruk dat de RKK een zo groot mogelijke openheid probeert te betrachten, zonder de benodigde privacy van betrokkenen uit het oog te verliezen. Op de website van het R.K. Meldpunt Grensoverschrijdend Gedrag van de RKK worden de jaarverslagen gepubliceerd waarin wordt beschreven hoe men met meldingen is omgegaan.4
Hoe ziet u het «crimen sollicitationis», indien nog steeds van kracht, in het licht van de bevindingen en aanbevelingen van de Commissie Deetman rondom «bestuurlijke verantwoordelijkheid»3, met name rondom de zogeheten «culture of silence»?
De Instructie «Crimen sollicitationis» is niet meer van kracht.
Kunt u bevestigen dat het kerkelijke recht niet boven het Nederlands strafrecht staat?
Ja. Artikel 2:2 BW bepaalt dat van het kerkelijk statuut niet mag worden afgeweken, tenzij het strijdig is met dwingend recht. Dit houdt in dat kerkelijke besluiten in beginsel worden aanvaard, met dien verstande dat die besluiten niet strijdig mogen zijn met fundamentele normen van dwingend recht.
Bent u bereid, in het licht van de recente onthullingen rondom seksueel misbruik in de Rooms Katholieke Kerk en veronderstelde geheimhoudingsplichten, met de Nederlandse Bisdommen te bezien hoe nu gewetensbezwaarde gelovigen meldingen van misbruik kunnen doen zonder daarbij enige last, drang of dwang te voelen, daders aangegeven worden, en zo het Nederlands strafrecht volle werking kan hebben? Zo ja, kunt u de Tweede Kamer voor het einde van 2018 op de hoogte stellen van deze gesprekken? Zo nee, waarom niet?
Ik wil vooropstellen dat de recente onthullingen de situatie in onder andere Australië, de VS (Pennsylvania) en Duitsland betroffen. In Nederland is sprake van een andere situatie. Er bestaan nog nauwelijks internaten zodat de buitenlandse situatie zich slecht laat vergelijken met die in Nederland.
Bovendien is de situatie in Nederland in acht onderzoeken, die tussen 2010 en 2016 zijn verricht naar seksueel misbruik binnen de RKK, uitvoerig beschreven.6 De RKK heeft tegelijkertijd maatregelen getroffen die situaties, zoals in die onderzoeken beschreven, moet helpen voorkomen. Meldingen van slachtoffers worden onafhankelijk beoordeeld, zo nodig volgen maatregelen tegen daders en strafrechtelijke feiten worden aan de politie gemeld zodat het strafrecht zijn beloop krijgt.
Ik heb in mei van dit jaar met vertegenwoordigers van de RKK gesproken. De toelichting op getroffen maatregelen die mij toen is gegeven, geven mij het beeld dat de RKK veel aandacht besteedt aan seksueel misbruik en grensoverschrijdend gedrag en dat ruim bekendheid is gegeven aan de mogelijkheden om misstanden aan de kaak te stellen. Met de gepubliceerde verslagen laat de RKK ook zien dat zij daarmee openheid geeft over de afhandeling van meldingen. De eerder vermelde Gedragscode Pastoraat noemt de toepasselijkheid van het Wetboek van Strafrecht expliciet. Ik acht een nieuw gesprek met de Nederlandse bisschoppen dan ook niet noodzakelijk.
Het bericht ‘Tbs'er verdacht van verkrachting medewerkster’ |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Tbs'er verdacht van verkrachting medewerkster»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de tbs die hij opgelegd heeft gekregen blijkbaar totaal niet gewerkt heeft en weggegooid belastinggeld is geweest, aangezien deze tbs’er een medewerkster heeft verkracht en mishandeld? Zo nee, waarom niet?
Een dergelijk incident is heel ernstig maar ook hoogst uitzonderlijk binnen de tbs-klinieken. De groep patiënten die in de tbs wordt verpleegd en behandeld is zeer complex. Het personeel van deze klinieken doet dagelijks belangrijk en moeilijk werk. Ik heb daar veel waardering voor. Ondanks de vele maatregelen die door de klinieken worden getroffen om incidenten te voorkomen, zijn risico’s helaas niet volledig uit te sluiten.
Hoe is het mogelijk dat dit ernstige misdrijf kon plaatsvinden bij het dagactiviteitencentrum van nota bene de tbs-kliniek zelf? Was er naast deze ene medewerkster (het slachtoffer) geen enkel toezicht op deze tbs’er? Waren er geen camera’s op het terrein, zo nee, waarom niet?
De medewerkster was alleen met de tbs-gestelde in het dagactiviteitencentrum. De medewerkster heeft met behulp van haar pager (alarmknop) alarm gemaakt, waarop direct ondersteuning is geboden door andere medewerkers. In de dagactiviteitenruimte is geen camera aanwezig, daarbuiten zijn wel camera’s aanwezig in het complex en in de buitenruimtes. Inmiddels heeft de kliniek naar aanleiding van dit incident aanvullende maatregelen genomen. Deze maatregelen houden in dat medewerkers in de weekenden en avonden ondersteuning van de beveiliging kunnen vragen (fysiek of via de camera) wanneer ze met een patiënt over het terrein lopen of zich in afgesloten ruimtes bevinden.
Kunt u een overzicht geven van alle incidenten, waarbij medewerkers in tbs»-klinieken slachtoffer zijn geworden van een geweldsdelict (graag specificeren naar het soort delict) gepleegd door tbs’ers in de afgelopen tien jaren? Zo nee, waarom niet?
DJI registreert geweld tegen personeel in de DJI-incidentenmonitor, op basis van de MBV’s (melding bijzonder voorval) die door de klinieken worden ingestuurd. De melding wordt bijvoorbeeld gedaan bij een ernstige vorm van agressie, waarbij ook medische hulp is ingeschakeld.
Onderstaande tabel toont het aantal MBV’s van de categorie «agressie tegen personeel met ernstig lichamelijk letsel» van alle tbs-klinieken sinds 2012. Tot en met 2015 werden ook MBV’s ingestuurd als er geen medische hulp werd ingeschakeld, daardoor zijn in die jaren meer meldingen geregistreerd.
Het type delict wordt niet geregistreerd, aangezien op dat moment nog niet duidelijk is, onder welke strafbepaling het geweld tegen het personeel valt. Ik verwacht dat een kliniek in een dergelijk geval aangifte doet.
Welke maatregelen gaat u nemen teneinde het personeel in tbs-klinieken te beschermen tegen tbs’ers?
De veiligheid van personeel staat voorop. Medewerkers van de Tbs-klinieken worden regelmatig getraind in mentale en fysieke weerbaarheid. Ook wordt continu geïnvesteerd in de verbetering van de gebouwelijke en elektronische beveiliging van de instellingen, ook omdat de ontwikkelingen op dit gebied snel gaan. In de TBS klinieken staat de Veilige Publieke Taak zeer hoog op de agenda en wordt veel geïnvesteerd in training, bewustwording en een actief aangiftebeleid in samenwerking met de regionale OvJ’s.
Daarbij heb ik voor de zomer een meerjarenovereenkomst met de sector gesloten, waarin aandacht is voor kwaliteit en veiligheid in de forensische zorg. Hiermee wil ik met de sector bereiken dat ingezet wordt op een verdere verbetering van de kwaliteit en veiligheid, zodat personeel in de forensische zorg voldoende geëquipeerd is om met deze complexe doelgroep te werken. Zo is bijvoorbeeld afgesproken om de administratieve lasten in de sector met 25% te verminderen. Administratieve lastenvermindering biedt ruimte om tijd te besteden aan de directe zorg voor patiënten. Daarnaast gaan zorgaanbieders een kader maken waarmee de kwetsbaarheid van teams in instellingen kan worden gemonitord.
Verder is afgesproken een specifiek opleidingsprogramma voor de forensische zorg te starten. In dit opleidingsprogramma worden modules aangeboden voor de specialistische kennis en vaardigheden die nodig zijn voor het forensische veld en het ontwikkelen van forensisch vakmanschap. Meer deskundigheid draagt bij aan de veiligheid op de werkvloer.
Deelt u tevens de mening dat een tbs’er, die zelfs tijdens de behandeling in een tbs-kliniek zo’n ernstig misdrijf pleegt, nooit meer op straat mag rondlopen en levenslang opgesloten moet worden? Zo nee, waarom niet?
De tbs-maatregel is erop gericht herhaling van het misdrijf in de toekomst te voorkomen door de patiënt intensief te behandelen en op een veilige en verantwoorde wijze terug te laten keren in de samenleving.
Indien tijdens de tbs-behandeling een ernstig misdrijf wordt gepleegd moet de dader worden vervolgd en gestraft. De rechter kan dan een gevangenisstraf opleggen, eventueel opnieuw in combinatie met een tbs-maatregel.
Wanneer schaft u, zoals door ons al heel lang gepropageerd, de tbs af zodat dit soort misdadigers gewoon heel lang, het liefst levenslang, opgesloten kunnen worden?
Zie antwoord vraag 6.
Leegstaande EBTL’s |
|
Jasper van Dijk |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht de Extra Toezicht en Begeleidingslocaties (EBTL's) in Amsterdam en Hoogeveen nauwelijks gebruikt worden?1 Wat is uw reactie daarop?
Ja, ik heb kennis genomen van het bericht. Op basis van een WOB-verzoek, dat in afschrift aan uw Kamer is verzonden2, heeft de Volkskrant informatie ontvangen over het gebruik van de ebtl’s. Dit was de aanleiding voor het artikel.
De verstrekte cijfers betreffen de periode vanaf de opening (Amsterdam 24 november 2017 en Hoogeveen 18 december 2017) tot en met maart 2018. Beide locaties bevonden zich in hun opbouw- en startfase van de pilot. Zoals toegezegd in het AO van 14 december 20173, zal ik uw Kamer dit najaar uitgebreider informeren over het functioneren van de ebtl. Ik streef ernaar hierbij de bevindingen te betrekken van het onderzoek dat de Inspectie JenV uitvoert naar aanleiding van een onnatuurlijk overlijden in de ebtl Hoogeveen4.
Verder heb ik het WODC verzocht een uitgebreidere evaluatie uit te voeren, op basis waarvan verdergaande conclusies kunnen worden getrokken over het functioneren en de effectiviteit van de ebtl. Naar verwachting is dit onderzoek voor de zomer van 2019 gereed.
Hoeveel meldingen van overlast zijn er in 2017 en 2018 gedaan? Kunt u deze zoveel mogelijk naar hun aard specificeren?
In de rapportage Vreemdelingenketen 20175, van 30 april 2018, heb ik uw kamer geïnformeerd over de incidenten die in 2017 in en rond asielzoekerscentra hebben plaatsgevonden. Ik beraad mij thans over de wijze waarop ik uw Kamer in de toekomst zal informeren over incidenten in en rond de AZC’s.
Hoe komt het dat er in de eerste vier maanden na oprichting slechts 36 mensen tijdelijk onder extra toezicht zijn geplaatst terwijl er plaats is voor 100 mensen?
De ebtl betreft een pilot van een nieuwe opvangvorm binnen de migratieketen. Zoals vermeld in de brief die ik op 8 juni aan uw Kamer6 heb gestuurd, is de ebtl één van de maatregelen die wordt ingezet tegen overlast op en rondom COA-locaties. Bij de ontwikkeling van de ebtl is gekozen om qua instroom kleinschalig van start te gaan en zo een beheerste opbouw te borgen en ruimte te creëren voor personeel en betrokken partijen om de praktijk te toetsen en om van ervaringen te leren en zo nodig bij te sturen.
Welk deel van de 1,2 miljoen euro die in 2017 aan de EBTL’s zijn besteed waren opstartkosten? Wat zijn de verwachte kosten voor 2018?
Aangezien de ebtl’s pas aan het einde van 2017 in gebruik zijn genomen (respectievelijk 24 november en 18 december), betreft verreweg het grootste deel van de € 1,2 miljoen, de kosten die in 2017 gemaakt zijn om beide locaties op te starten (onder andere personeel en materieel). Ook een deel van de afschrijvingskosten op de investeringen zit in dit bedrag. De verwachte kosten voor 2018 bedragen bij het COA circa € 8 miljoen. Bij DJI zijn de te verwachten kosten voor 2018 € 1,8 miljoen (vooral personele ondersteuning). Totaal dus € 9,8 miljoen.
Hoeveel kost de opvang per persoon in een EBTL bij volledige bezetting?
De kosten voor de ebtl zijn onder te verdelen in vaste kosten (onder andere rente- en afschrijving, huurkosten en (deels) personeel vanwege minimale bezetting) en variabele kosten (onder andere medische verstrekkingen en activiteiten). In deze kosten zitten ook de afschrijvingskosten voor de gemaakte investeringen. De investeringen worden in twee jaar afgeschreven.
Berekend is dat bij een volledige bezetting van de 100 plekken, de jaarlijkse kosten neerkomen op een bedrag van circa € 134.000 per plek. Het uitgangspunt is dat overlastgevers een korte periode (maximaal 3 maanden) een ebtl-plek bezetten. Door het jaar heen zullen daarom meerdere asielzoekers gebruik maken van één ebtl-plek. Bij een volledige bezetting van jaarlijks vier overlastgevers op één plek zijn de kosten dan circa € 33.500,– per bewoner. De kosten zijn gebaseerd op inschattingen en prognoses.
Wat is er met de 36 mensen die in de EBTL’s verbleven gebeurd? Hoeveel van hen zijn onder toezicht vertrokken, en hoeveel konden wegens goed gedrag weer terug naar een regulier asielzoekerscentrum (AZC)?
Ik zal ik uw Kamer in het najaar uitgebreider informeren over het functioneren van de ebtl, waarbij ik ook nader zal ingaan op de uitstroom van asielzoekers uit de ebtl.
Klopt het dat er minder mensen in de EBTL zijn geplaatst om te testen of alles functioneert als gepland? Wat is daarover de conclusie?
Zie mijn antwoorden op vragen 1 en 3.
Wanneer wordt iemand naar een EBTL overgeplaatst?
In mijn brief van 3 juli 20177 heb ik aangegeven dat asielzoekers in de ebtl kunnen worden geplaatst als zij overlast veroorzaken met grote impact, op of rondom de locatie waar ze verblijven. Hierbij kan worden gedacht aan (herhaaldelijk) agressief gedrag richting medebewoners of personeel, het aanrichten van vernielingen of het discrimineren of intimideren van medebewoners. Er kan sprake zijn van een stapeling van overlast of incidenten die plaatsing in de ebtl rechtvaardigen, maar ook één enkel ernstig incident kan tot ebtl-plaatsing leiden. Plaatsing in de ebtl is enerzijds bedoeld om overlastgevers te confronteren met de gevolgen van hun gedrag en in te zetten op gedragsverandering. Anderzijds wordt door het overplaatsen van overlastgevers naar een aparte locatie de veiligheid en het welzijn van andere bewoners geborgd.
Hoe verhoudt uw voornemen om jongeren vanaf 16 jaar in EBTL’s te plaatsen bij wangedrag zich tot de kinderrechten? Zijn de EBTL’s voldoende toegerust op de opvang van jongeren? Wanneer zouden zij in aanmerking komen om naar een EBTL te worden overgeplaatst?
Als in een individueel geval wordt overgegaan tot plaatsing van een jongere van 16 jaar en ouder in de ebtl, worden alle noodzakelijke waarborgen in acht genomen waardoor de rechten van het kind worden zeker gesteld. Bij een afweging tot plaatsing vervullen professionals, waaronder de voogden van Nidos, een belangrijke rol. Momenteel vindt overleg plaats met de betrokken gemeenten over de vraag of en onder welke condities plaatsing van overlastgevende alleenstaande minderjarigen in de ebtl gerealiseerd kan worden.
Waarop is uw uitspraak gebaseerd dat alleen al het feit dat zo af en toe iemand uit een AZC na wangedrag wordt overgeplaatst naar een EBTL op zichzelf ook al een werking heeft op de achterblijvende bewoners van een AZC?
In het algemeen overleg met uw Kamer heb ik aangegeven, dat ik op basis van signalen uit de praktijk de indruk heb dat het feit dat een overlastgever wordt overgeplaatst van een AZC naar de ebtl een positieve werking heeft op de veiligheid en beheersbaarheid van het betreffende AZC.8
Mijn verwachting is dat de aankomende evaluatie door het WODC hier meer feitelijke onderbouwing over zal verschaffen.
Kunt u percentages geven van het aantal asielzoekers uit Albanië en Marokko dat zich misdraagt?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat het snel uitzetten van mensen die geen recht hebben op verblijf, hoewel dat van groot belang is, niet ten koste mag gaan van de veiligheid in de omgeving van AZC’s?
Ja.
Bent u bereid de mogelijkheden te onderzoeken om overlastgevende veiligelanders in een EBTL te plaatsen en hun procedure alsnog versneld af te handelen? Zo nee, wat onderneemt u tegen deze groep overlastgevende asielzoekers?
Aanvragen van overlastgevende asielzoekers uit veilige landen worden versneld (in spoor 2) afgehandeld. Het is wenselijk dat zij ter beschikking blijven van het asielproces in Ter Apel, zodat de aanvraag snel kan worden afgedaan en er aan (gedwongen) terugkeer kan worden gewerkt. Daarom komen zij bij wangedrag in beginsel niet in aanmerking voor plaatsing in de ebtl. Een belangrijk uitgangspunt is immers dat plaatsing in de ebtl terugkeer niet mag frustreren.
Plaatsing in de ebtl is echter onderdeel van een breder pakket van maatregelen om overlastgevende asielzoekers – waaronder ook asielzoekers uit veilige landen – aan te pakken. Uw Kamer is hier eerder over geïnformeerd.9 Zoals ik in mijn brief van 8 juni jl. heb aangegeven kijken we kritisch hoe deze maatregelen in de praktijk uitwerken en of er aanscherpingen of wijzigingen nodig zijn.
Wanneer verwacht u dat de Inspectie Justitie en Veiligheid het onderzoek naar de vraag of EBTL’s voldoende zijn toegerust op hun opvangtaak heeft afgerond? Welke maatregelen zijn in de tussentijd genomen?
Aangezien de ebtl een nieuwe opvangvorm is en in de pilotfase verkeert, is er voortdurend aandacht voor noodzakelijke verbetering in de opvang en procedures. De aanbevelingen die de Inspectie JenV zal opstellen naar aanleiding van het thans lopende onderzoek, worden daarbij uiteraard betrokken. De verwachting is dat het rapport in het najaar 2018 is afgerond.
Het artikel ‘New defense bill bans the U.S. government from using Huawei and ZTE tech’ |
|
Arno Rutte (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Kent u het artikel «New defense bill bans the U.S. government from using Huawei and ZTE tech»?1
Ja.
Deelt u de analyse van de Amerikaanse regering dat het gebruik van Chinese apparatuur van 2 bepaalde fabrikanten, daar waar het gaat om een «substantieel of essentieel onderdeel van een system, evenals technologie die gebruikt wordt voor het routeren of bekijken van gebruikersdata» een gevaar kan vormen voor de nationale veiligheid en daarom verboden wordt? Zo ja, welke maatregelen gaan er door u genomen worden en op welke termijn? Zo nee, waarom is de Nederlandse veiligheidsafweging anders dan de Amerikaanse veiligheidsafweging?
De Nederlandse overheid beziet de risico's die verbonden zijn aan dergelijke producten en bedrijven op een zorgvuldige 'case by case' basis, waarbij in ieder geval de volgende criteria worden betrokken:
Nederland maakt hierin een eigenstandige afweging. Gezien de nationale veiligheidsbelangen en de belangen van het bedrijfsleven wordt niet vooruitgelopen of gespeculeerd over al dan niet mogelijke toekomstige maatregelen.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat het in het artikel genoemde verbod ook geldt voor Hytera, het bedrijf dat de technologie voor het netwerk en de portofoons voor C2000 levert?
Ja.
Als in de Verenigde Staten het gebruik van technologie van Hytera voor communicatiediensten van de overheid als een gevaar voor de nationale veiligheid wordt gezien, hoe kan de Nederlandse nationale veiligheid dan na ingebruikname van het nieuwe C2000 wél gewaarborgd zijn?
Zoals eerder aan uw Kamer is gemeld2 wordt C2000 gebruikt voor de reguliere communicatie tussen de hulpverleningsdiensten: politie, brandweer, ambulance en Koninklijke Marechaussee. Het beveiligingsniveau voor deze gebruikersgroepen is bepaald op het niveau «departementaal vertrouwelijk». Ook het beveiligingsniveau van het vernieuwde netwerk zal als zodanig worden ingericht. De communicatie via het C2000-netwerk is versleuteld en maakt gebruik van afgeschermde verbindingen. Er zijn bij het classificatieniveau passende maatregelen genomen om sabotage te herkennen en te voorkomen. Versleuteling gebeurt door de leveranciers van de randapparatuur en deze versleuteling wordt door de politie in het netwerk gezet. Gebruikers bepalen zelf de leveranciers van de randapparatuur. Gebruikers kunnen extra versleuteling toepassen indien nodig.
Gelet op de vragen die zijn gerezen door de betrokkenheid van een Chinese aandeelhouder bij de ontwikkeling van C2000 heb ik Xebia gevraagd om een security audit uit te voeren op de technische ICT-oplossing die Hytera als onderdeel van de vernieuwing van C2000 realiseert. Daarnaast ben ik in gesprek met het Nationaal Bureau Verbindingsbeveiliging (NBV) van de AIVD om mij hierover te adviseren. Ik zal passende maatregelen nemen wanneer daartoe aanleiding is.
Uiteraard houd ik de veiligheid van de systemen die gebruikt worden goed in de gaten en heeft het kabinet aandacht voor ontwikkelingen in technologieën en kwetsbaarheden daarin, en de noodzaak scherp te blijven op de beveiliging hiervan. Ook de internationale ontwikkelingen rond Chinese technologiebedrijven worden door mijn departement gevolgd.
Overweegt u, in navolging op het verbod op Kaspersky software bij overheidsdiensten, ook in Nederland een verbod op het gebruik van essentiële diensten van Chinese makelij? Zo ja, welke consequenties heeft zo’n besluit voor de korte en de middellange termijn, in het bijzonder met het oog op C2000? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 2.
Het dreigingsbeeld op het terrein van digitale risico’s heeft geleid tot een aangescherpte afweging ten aanzien van het gebruik van specifieke digitale producten en diensten. Nederland maakt hierin een eigenstandige afweging, op basis van factoren zoals deze ook bij het nemen van de voorzorgsmaatregel rondom Kaspersky antivirussoftware zijn gebruikt.
Het bericht 'Tientallen criminelen krijgen uitkering ondanks openstaande celstraf' |
|
Léon de Jong (PVV), Lilian Helder (PVV), Gidi Markuszower (PVV) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Tientallen criminelen krijgen uitkering ondanks openstaande celstraf»?1
Ja.
Is het waar dat er tientallen criminelen met een openstaande celstraf ten onrechte een uitkering krijgen? Zo ja, om hoeveel criminelen en om welke uitkeringen gaat het precies? Hoeveel kost deze belachelijke en onacceptabele situatie de Nederlandse belastingbetaler per jaar?
Het is niet te rechtvaardigen dat veroordeelden een uitkering ontvangen. Dat druist in tegen ieders gevoel voor rechtvaardigheid.
In de sociale zekerheidswetten is al langer geregeld dat wanneer iemand een vrijheidsstraf opgelegd krijgt en vervolgens in detentie verblijft, zijn of haar uitkering wordt beëindigd. Sinds 2011 geldt er ook een wettelijke regeling die het mogelijk maakt om de uitkering van een voortvluchtige veroordeelde in te trekken of te weigeren. Uit onder meer onderzoek van het CBS blijkt dat deze maatregel ook feitelijk wordt toegepast.2 Zo zijn in 2016 en 2017 in totaal door uitkerende instanties 837 uitkeringen ingetrokken van personen, die zich onttrekken aan hun vrijheidsstraf. Dit betreft onder meer arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en AOW-uitkeringen.
De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft echter in een aantal gevallen geoordeeld dat er onvoldoende gronden zijn om een uitkering in te trekken. De CRvB oordeelt dat zowel opname in het opsporingsregister als het niet thuis aantreffen van een veroordeelde door de politie, een onvoldoende kenbare poging is om te laten weten dat betrokkene gezocht wordt vanwege een openstaande vrijheidsstraf. Om die reden houdt de intrekking van de uitkering niet in alle gevallen stand. In 2017 ging het bij UWV om 26 uitkeringen en bij de Sociale Verzekeringsbank om 4.
Wat gaat u concreet doen om ervoor te zorgen dat de uitkeringen van voortvluchtige criminelen per direct worden stopgezet, de onterecht uitbetaalde uitkeringen tot de laatste cent worden teruggevorderd en deze criminelen in de cel belanden?
Om de uitkeringen van veroordeelden met een openstaande vrijheidsstraf in te trekken of te weigeren, matchen uitkeringsinstanties CJIB-bestanden van voortvluchtigen uit het opsporingsregister met de bestanden van uitkeringsgerechtigden. De uitkeringsinstantie beslist over het al dan niet intrekken van een uitkering van iemand met een openstaande straf op basis van informatie van het CJIB. Naar aanleiding van de uitspraken van de CRvB hebben het CJIB en het UWV een pilot uitgevoerd. In deze pilot hebben personen met een openstaande vrijheidsstraf een brief ontvangen waarin gewezen wordt op de openstaande vrijheidsstraf en de gevolgen voor hun uitkering. Voor Justitie is dit een extra maatregel om te komen tot daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de straf en het UWV kan de brief als kenbare poging gebruiken om de uitkering in te trekken. Gebleken is dat de uitkomsten van de pilot voldoende basis bieden om deze werkwijze voort te zetten.
In het reguliere proces wordt de uitkering van een voortvluchtige beëindigd en wordt deze ook met terugwerkende kracht vanaf de datum van voortvluchtigheid teruggevorderd. Indien niet voldaan kan worden aan de criteria van de CRvB, zullen uitkeringsinstanties in voorkomende gevallen de uitkering niet mogen beëindigen. Dat betekent dat er in die gevallen ook geen sprake is van een onrechtmatige uitkering, die teruggevorderd kan worden.
Deelt u de mening dat het absurd is dat de politie niet ieder aanknopingspunt om een veroordeelde crimineel te vinden mag gebruiken, omdat eerst aangetoond moet worden dat de veroordeelde crimineel bewust probeert de straf te ontlopen?
Het is onjuist dat eerst aangetoond moet worden dat de veroordeelde crimineel bewust probeert de straf te ontlopen, alvorens de politie actie kan of mag ondernemen. De politie spoort succesvol veroordeelden met een vrijheidsstraf op. Het komt echter ook voor dat veroordeelden niet op een BRP-adres verblijven, zoals bekend bij justitie of uitkeringsinstantie, waardoor de opsporing wordt bemoeilijkt. Dit kan ook zo zijn bij de veroordeelden met een uitkering.
Wanneer stopt u eens met het strooien van uitkeringen aan profiteurs, criminelen en ander tuig en begint u eens met het beschermen van onze Nederlandse verzorgingsstaat in het belang van goedwillende Nederlanders?
Sinds 2011 worden uitkeringen beëindigd van personen, die zich onttrekken aan een vrijheidsstraf. Uitkeringsinstanties voeren deze taak, naast de reguliere uitkeringsverzorging, zo efficiënt mogelijk uit.
Een rapport over schoolboeken, uitgegeven door de Palestijnse Autoriteit |
|
Kees van der Staaij (SGP), Raymond de Roon (PVV), Joël Voordewind (CU), Martijn van Helvert (CDA), Han ten Broeke (VVD) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het rapport «Palestinian Authority textbooks: the attitude to Jews, Israel and peace»1
Ja.
Hoe beoordeelt u de constateringen uit het rapport dat in onderwijsboeken van de Palestijnse Autoriteit (PA) de staat Israël wordt gedelegitimiseerd en gedemoniseerd, geweld wordt verheerlijkt en toe opgeroepen en dat er sprake is van een gebrek aan educatie over vrede?
Het rapport over de nieuwe Palestijnse schoolboeken van de Israëlische denktank The Meir Amit Intelligence and Terrorism Information Center signaleert dat het Palestijns curriculum nog altijd problematische elementen bevat. Dit komt overeen met de bevindingen van UNRWA dat de nieuwe schoolboeken nauwkeurig heeft geanalyseerd en waar nodig aanvullende materialen heeft ontwikkeld zodat het curriculum in UNRWA-scholen in lijn is met de VN-waarden.
Uit eerdere vergelijkende onderzoeken tussen 2003 en 2013 naar Palestijnse en Israëlische schoolboeken, waaronder een door het VS State Department gefinancierd alomvattend onderzoek naar Palestijnse en Israëlische lesmaterialen uit 2013 (rapport «Portrayal of the Other in Palestinian and Israeli Schoolbooks», 4/2/2013), bleek dat in Palestijnse maar ook in Israëlische schoolboeken weinig informatie voorkomt over de religie, cultuur, economie en dagelijkse activiteiten van de ander en er weinig aandacht wordt gegeven aan de geschiedenis van de andere partij in het conflict. Op dit moment is geen recente vergelijkende studie beschikbaar naar de curricula van beide partijen.
Het kabinet is van mening dat kennis van elkaars leven en geschiedenis van belang is voor een klimaat waarin vrede mogelijk is (zie ook antwoorden op Kamervragen van de leden Van der Staaij, De Roon, Baudet, Ten Broeke, Voordewind en Knops, vergaderjaar 2016–2017, aanhangselnummer 1853, d.d. 15 mei 2017). Binnen onderwijsmaterialen is geen plaats voor een oproep tot geweld of haatzaaiende retoriek. Nederland en de EU dringen daarom bij beide partijen erop aan dat zij aanzetten tot haat en geweld tegengaan, in lijn met VNVR-resolutie 2334.
Deelt u de mening dat kinderen dienen te leren over waarden als tolerantie en co-existentie, en niet geïndoctrineerd dienen te worden met onverdraagzaamheid en geschiedsvervalsing?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de opvatting dat het Palestijnse onderwijs in de huidige vorm schadelijk is voor de levensvatbaarheid van een duurzame en vreedzame twee-statenoplossing?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de opvatting dat het onderwijsmateriaal van de PA vrede tegenwerkt en grondig aangepast dient te worden?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bekend met de antwoorden van uw voorganger A.G. Koenders op de vragen van de leden Van der Staaij (SGP), De Roon (PVV), Baudet (FvD), Ten Broeke (VVD), Voordewind (ChristenUnie) en Knops (CDA) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over haatzaaien in Palestijnse schoolboeken?2
Ja.
Kunt u aangeven of «het aandringen door Nederland, de EU en andere landen bij beide partijen het aanzetten tot haat en geweld tegen te gaan» enig resultaat heeft behaald? Zo ja, wat is het resultaat? Zo nee, waarom zijn deze resultaten uitgebleven?
In reactie op de internationale inspanningen om haatzaaien tegen te gaan heeft de Palestijnse president Abbas meermaals gezegd ervoor open te staan om de trilaterale commissie tegen haatzaaien (bestaande uit Israël, Palestijnse Autoriteit en VS, ingesteld in het kader van het Wye River Akkoord) nieuw leven in te blazen. Israël houdt dit echter af, en wijst erop dat de Palestijnse Autoriteit ook zonder trilateraal overleg haatzaaien kan tegengaan. Met de toenemend verslechterende relaties tussen beide partijen is de ruimte voor toenadering en de bereidheid om het onderwijssysteem aan te passen kleiner geworden.
Bent u bekend met het besluit van de Britse Staatssecretaris voor het Midden-Oosten en Noord-Afrika Alistair Burt om een internationaal onderzoek in te stellen naar het Palestijnse onderwijscurriculum en zijn voornemen om hierbij andere donorlanden te betrekken?3
Ja.
Is de Nederlandse regering bereid aan dit onderzoek medewerking te verlenen? Zo nee, waarom niet?
Nederland onderschrijft het belang van goed onderwijs dat bijdraagt aan een klimaat voor vrede en meer wederzijdse kennis over elkaars cultuur, geschiedenis en samenleving. Het Britse initiatief kan bijdragen aan een meer objectieve discussie over het curriculum en kan daarom op Nederlandse steun rekenen. Nederland is echter geen donor in de onderwijssector en heeft geen specifieke expertise op het Palestijnse onderwijs. Daarom ligt het niet voor de hand dat Nederland gaat bijdragen aan dit onderzoek.