Nepadvertenties op Facebook die onze democratie ondermijnen |
|
Lodewijk Asscher (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Ik probeerde de vaderlandse verkiezingen te saboteren via Facebook. Ging aardig» van Brandpunt?1
Ja.
Deelt u de mening dat het in Nederland bijzonder makkelijk is om via Facebook nepinformatie te verspreiden en daarmee de verkiezingen te beïnvloeden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u daaraan doen?
Met Facebook spreek ik regelmatig over de maatschappelijke verantwoordelijkheid die bedrijven zoals Facebook hebben aangaande de betrouwbaarheid en kwaliteit van berichtgeving die wordt verspreid via online platforms, het vergroten van transparantie dienaangaande en welke maatregelen zij nemen. Zodoende heb ik hen ook aangespoord om maatregelen te treffen. Ook vanuit Europa worden bedrijven gestimuleerd om maatregelen te treffen. Als onderdeel van de Mededeling van de Commissie inzake een Europese aanpak van desinformatie is een gedragscode «Code of practice on disinformation» opgesteld door onder andere bedrijven en adverteerders. Facebook heeft deze code ook ondertekend. Ik hecht aan transparantie in het algemeen en in het bijzonder ten aanzien van politieke advertenties. Een gedragscode vind ik een geëigend middel om transparantie te bevorderen.
Facebook heeft de afgelopen tijd een aantal maatregelen genomen, waaronder het bieden van meer transparantie over (politieke) advertenties. Ook detecteren en verwijderen zij nepaccounts, en verminderen zij het economische gewin voor degenen die onjuiste informatie verspreiden. Deze punten zijn ook opgenomen in de gedragscode.
Ik zal hieronder ingaan op de inzichtelijkheid van advertenties en de maatregelen die Facebook neemt zoals dat aan de orde is gekomen in gesprekken met Facebook. Het is wel mijn indruk dat het bedrijf de problematiek rond dit soort advertenties serieus neemt. Uiteraard dient het beleid van Facebook ook geïmplementeerd en overeenkomstig uitgevoerd te worden. Het bericht van Brandpunt maakt duidelijk dat de uitvoering van hun beleid op punten nog verbeterd kan worden.
Geplaatste advertenties in Nederland zijn te herkennen aan de tekst «gesponsord» die bij een post staat. Sinds afgelopen zomer is er een tab «informatie en advertenties» toegevoegd aan iedere Facebookpagina. Deze tab laat zien welke advertenties een pagina heeft uitstaan op Facebook, Instagram, Messenger en hun partnernetwerk. Ook de advertenties die niet gericht zijn op de gebruiker zijn daar te zien, ook als deze de pagina niet volgt. Daarnaast kunnen gebruikers onder deze tab informatie vinden over de pagina zoals de datum dat de pagina aangemaakt is en of deze naamswijzigingen heeft gehad.
Voordat advertenties geplaatst worden zegt Facebook een evaluatieproces door te lopen waarin o.a. de afbeelding, tekst en doelgroep van de advertentie bekeken worden. Advertenties kunnen niet goedgekeurd worden als ze niet in overeenstemming zijn met het advertentiebeleid van Facebook. Hierin staat onder meer dat misleidende of valse advertenties verboden zijn en advertenties die de community richtlijnen van Facebook overtreden. Zo mogen er geen berichten mogen worden geplaatst die kiezers belemmeren te stemmen, bijvoorbeeld door het noemen van verkeerde data, locaties, tijden en methoden om te stemmen. Gebruikers kunnen advertenties ook rapporteren wanneer deze geplaatst zijn. Op basis hiervan kan een advertentie alsnog verwijderd worden. Naar aanleiding van het bericht van Brandpunt heeft Facebook gemeld intern te onderzoeken hoe het kon gebeuren dat de in het artikel genoemde advertenties werden goedgekeurd.
Facebook werkt aan het verbeteren van de verificatie van politieke adverteerders door middel van het gebruik van een Identiteitsbewijs en de locatie van die adverteerder. Facebook is, zoals gezegd, tevens van plan een archief voor politieke advertenties te maken. Een dergelijk archief is in de Verenigde Staten en Brazilië reeds ingevoerd. Facebook kon mij geen exacte data noemen waarop deze functionaliteiten beschikbaar zullen komen, maar het richt zich op het voorjaar van 2019. Facebook zegt deze functionaliteit in alle EU-landen beschikbaar te willen stellen met het oog op de verkiezingen van de leden van het Europese parlement, maar geeft tegelijkertijd aan dat het een complex proces is.
Kent u meer voorbeelden van nepadvertenties die de afgelopen tijd daadwerkelijk op Facebook zijn geplaatst? Zo ja, welke voorbeelden kent u? Zo nee, waarom niet en bent u bereid dit alsnog te laten onderzoeken?
Er zijn mij geen voorbeelden van dergelijke geplaatste advertenties bekend, ik kan daarom ook niets zeggen over hoeveel Nederlanders bereikt zijn met dergelijke advertenties of wie deze advertenties verspreiden. Facebook heeft mij toegezegd een archief voor politieke advertenties te maken, dat ook alle verwijderde politieke advertenties zal bevatten en de advertenties die maar kort zichtbaar zijn geweest. Dit archief zal openbaar toegankelijk zijn. Onderzoekers en journalisten kunnen hier eveneens gebruik van maken.
Kunt u bij benadering aangeven hoeveel Nederlanders de afgelopen tijd zijn geconfronteerd met dergelijke nepadvertenties? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven welke entiteiten dergelijke nepadvertenties verspreiden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welk percentage is afkomstig van buitenlandse mogendheden?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat het voorkomen van dergelijke nepadvertenties een lage prioriteit heeft bij Facebook? Zo ja, wat gaat u daaraan doen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat dergelijke nepadvertenties onze democratie kunnen ondermijnen? Zo ja, kunt u de Kamer garanderen dat dit voor de Statenverkiezingen is uitgebannen? Welke maatregelen gaat u daarvoor nemen? Zo nee, hoe kunt u dan nog eerlijke verkiezingen garanderen?
Het is zorgelijk dat deze advertenties door het evaluatieproces zijn gekomen en daardoor geplaatst hadden kunnen worden. Dat is natuurlijk niet de bedoeling. Door het signaleren hiervan, zoals Brandpunt heeft gedaan, vervullen media hun controlerende taak. Daarmee wordt Facebook op scherp gezet en kunnen zij hun procedures nagaan en verbeteren. Garanderen dat zoiets zich niet opnieuw kan voordoen, kan ik niet. Dit betekent echter niet dat er dan geen sprake kan zijn van eerlijke verkiezingen. Het evaluatieproces van advertenties van Facebook is slechts een van de maatregelen die bedrijven nemen om transparantie te bevorderen en desinformatie tegen te gaan. Transparantie over advertenties kan mensen helpen bij het beoordelen van de informatie die hen bereikt. Ik ben daarom positief over het feit dat verschillende partijen, waaronder Facebook, de «code of practice on disinformation» hebben ondertekend. In de praktijk moet nog blijken in hoeverre de inspanningen van deze bedrijven voldoende zijn.
Facebook heeft in aanloop naar de verkiezingen van dit voorjaar een multidisciplinair team samengesteld dat de grootste uitdagingen aan het analyseren is. Daarbij probeert Facebook ook de Nederlandse context in ogenschouw te nemen.
Hoe kijkt u aan tegen de verplichting een identiteitsbewijs te tonen als iemand een politieke advertentie wil plaatsen? Bent u bereid dat in te voeren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat ook in Europees verband maatregelen nodig zijn om vrije verkiezingen te beschermen? Zo ja, welk initiatief daartoe gaat u ondernemen en aan welke maatregelen denkt u? Zo nee, waarom niet?
Het onderwerp online desinformatie staat vanwege het grensoverschrijdende karakter nadrukkelijk op de agenda van de EU. Verschillende partijen hebben inmiddels de «code of practice on disinformation» ondertekend2.
Nederland is positief over deelname van bedrijven aan de gedragscode op Europees niveau. Middels deze gedragscode committeren sociale mediabedrijven zich onder andere aan het nemen van hun verantwoordelijkheid om maatregelen te treffen ter bevordering van transparantie online. De Hoge Vertegenwoordiger en de Commissie zijn tijdens de Europese Raad eind juni uitgenodigd om voor het einde van 2018 specifieke maatregelen te presenteren voor een gecoördineerde aanpak van desinformatie. Zodra het actieplan wordt gepresenteerd zal uw Kamer geïnformeerd worden over het kabinetsstandpunt middels een BNC-fiche.
Daarnaast heeft de Europese Commissie Pakket vrije en eerlijke Europese verkiezingen gepresenteerd, waarover u een fiche hebt ontvangen3.
De berichten dat een bedrijf ‘post-master’-opleidingen aanbiedt in combinatie met een arbeidscontract dat uiteindelijk niet tot stand komt |
|
Frank Futselaar |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Humanoids lokt met een baan die er helemaal niet is» van het radioprogramma Radar?1 Hoe duidt u dit bericht? Kunt u bevestigen dat het bedrijf in kwestie op geen enkele wijze onderwijsaccreditatie bezit?
Ja, dat ben ik. Ik vind het een kwalijke zaak als een bedrijf mensen lokt met een baan die er helemaal niet is. Ik kan bevestigen dat het bedrijf in kwestie, Humanoids, geen geaccrediteerde opleidingen aanbiedt.
Wist u dat het bedrijf in kwestie een «post-master» aanbiedt?2 Is het correct dat termen als «post-master» en «post-HBO» op dit moment op geen enkele wijze beschermde titels zijn? Vindt u dit een wenselijke situatie? Bent u bereid stappen te zetten om te zorgen dat alleen geaccrediteerde onderwijsinstellingen dergelijke termen kunnen gebruiken voor onderwijsaanbod?
Het is correct dat dergelijke termen niet wettelijk zijn beschermd. Bij de behandeling van de Wet bescherming namen en graden heb ik uw Kamer ook gemeld dat niet alle termen wettelijk te beschermen zijn. In dit kader is er toen met uw Kamer over gesproken dat vele termen die door organisaties die (hoger) onderwijs verzorgen worden gebruikt, buiten de reikwijdte van die wet vallen. Er voor zorgen dat ook deze termen wettelijk worden beschermd is niet de oplossing voor het tegengaan van misleiding; met wat handige marketing kunnen immers gemakkelijk weer nieuwe termen worden bedacht. Een en ander laat onverlet dat wanneer er hierbij echter sprake is van een vorm van misleiding die valt onder een strafrechtelijke delictsomschrijving (bedrog of valsheid in geschrifte), dit niet toegestaan is en dus via die weg aan te pakken is.
Daarbij merk ik op dat het ook in het belang van de student is dat deze zelf kritisch blijft ten opzichte van de aanbiedende organisatie; dat vind ik ook een eigen verantwoordelijkheid. Voor wat betreft de transparante informatie die hierover vanuit de overheid wordt verstrekt, verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 6.
Hoe beoordeelt u een situatie waarin een bedrijf zonder aantoonbare onderwijservaring voor hoge bedragen opleidingen aanbiedt, al dan niet in combinatie met een uitzicht op een contract?
Wij hebben in ons land de vrijheid van onderwijs waarbinnen het mogelijk is dat individuen en bedrijven, ook indien zij geen aantoonbare onderwijservaring hebben, onderwijs aan mogen bieden.
Op welke wijze vindt er toezicht plaats, bijvoorbeeld door de onderwijsinspectie of de Nederlands-Vlaamse Accrediatieorganisatie (NVAO), op niet-geaccrediteerde bedrijven die hoger onderwijs aanbieden?
Er is geen toezicht op niet-geaccrediteerd onderwijs aangeboden door bedrijven, anders dan op het toezicht op de naleving van de Wet bescherming namen en graden hoger onderwijs door de Inspectie van het Onderwijs. De inspectie kan onderzoek doen en bij een gegrond signaal stappen ondernemen om overtreding van de regels tegen te gaan.
Bent u bereid om, in samenwerking met Nederlandse Raad voor Training en Opleiding (NRTO), de Vereniging Hogescholen en de Vereniging van Universiteiten (VSNU) te onderzoeken hoeveel niet-geaccrediteerd aanbod aan hoger onderwijs (specifiek de termen «post-master» en «post-HBO») er in de markt wordt aangeboden?
Ik zie hiertoe geen aanleiding, gezien de bescherming die wordt geboden door de Wet bescherming namen en graden.
Op welke wijze biedt het ministerie informatie over de risico’s van het volgen van niet-geaccrediteerd (hoger) onderwijs? Is deze casus aanleiding voor u om de informatievoorziening te intensiveren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
Er is op rijksoverheid.nl en op de site van de NVAO uitgebreide informatie beschikbaar over de wijze waarop hoger onderwijs wordt erkend en geaccrediteerd. Alle geaccrediteerde opleidingen zijn opgenomen in een openbaar te raadplegen register. Ook wordt aangegeven wat de consequenties zijn van het volgen van een niet-geaccrediteerde opleiding.
Met de Wet bescherming namen en graden zijn ter voorkoming van misleiding van (aankomende) studenten regels opgenomen over het recht om graden te verlenen. Onder meer is hiermee geregeld dat bij het verlenen van een graad kenbaar moet worden gemaakt welke graad (inclusief eventuele toevoeging) aan een opleiding is verbonden en op welke (buitenlandse) accreditatieregeling die is gebaseerd.
Met deze wet is ook duidelijk gemaakt dat het voor de student van belang is zich goed te informeren, voordat wordt begonnen met het volgen van (hoger) onderwijs.
De enorme toename van criminaliteit in Kampen door asielzoekers |
|
Geert Wilders (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht dat Kampen wordt geconfronteerd met een enorme toename van criminaliteit door asielzoekers die verblijf hebben in het asielzoekerscentraum (AZC) te Dronten?1
Ja.
Hoe kan het dat criminele asielzoekers in Kampen en andere plaatsen nog steeds hun gang kunnen gaan, terwijl u meerdere malen heeft toegezegd deze overlast tegen te gaan?
Voorop staat dat overlastgevend gedrag, zoals wordt veroorzaakt door een kleine groep bewoners van het AZC te Dronten als ook door bewoners van een aantal andere asielzoekerscentra, volstrekt onacceptabel is en vraagt om een harde aanpak.
De mate waarin overlast voorkomt fluctueert, en de aard en achtergrond van de overlast is divers. Dit vraagt dan ook om een casusgerichte aanpak waarbij door de lokaal betrokken partijen (migratieketen, gemeenten, politie en het openbaar ministerie) wordt bezien welke maatregelen moeten worden ingezet om overlastgevers aan te pakken.
Naar aanleiding van incidenten tijdens de hoge asielinstroom zijn er reeds vele maatregelen genomen om overlastgevers aan te pakken. U bent hierover diverse malen geïnformeerd2. Het gaat onder meer om de invoering van snellere procedures voor evident kansarme asielaanvragen, de opening van twee extra begeleiding- en toezichtlocaties (ebtl’s) en het eerder in vreemdelingenbewaring stellen van overlastgevers. Ook heeft COA het maatregelenbeleid aangescherpt waardoor er nadrukkelijker aandacht is voor het verbod op onaanvaardbaar gedrag, de sancties die hierop staan (zoals het inhouden van leefgeld of het beperken van opvang) en het doen van aangifte in geval van incidenten. Daarnaast is ingezet op de intensivering van lokaal casusoverleg tussen de migratieketen, politie, het openbaar ministerie en gemeenten. Hierin worden individuele overlastgevers en groepen besproken en kunnen gericht maatregelen worden genomen, zoals het uit elkaar halen van groepen, het opleggen van gebiedsgeboden en een dagelijkse meldplicht.
Naar aanleiding van een toename van lokale signalen over overlast heb ik u 8 juni jl. geïnformeerd over aanvullende maatregelen. Dit ging onder meer om de inzet om overlastgevers sneller in de begeleiding- en toezichtlocatie (ebtl) te plaatsen en in individuele gevallen ebtl-plaatsing mogelijk te maken voor alleenstaande minderjarigen vanaf 16 jaar. Daarnaast doen ketenpartners nog intensiever aan dossieropbouw met het oog op inbewaringstelling en wordt er op ingezet om asielzaken van overlastgevers met voorrang te laten behandelen door rechtbanken zodat ze sneller kunnen worden afgewezen.
In geval van lokale signalen van overlast is daarbij de inzet vanuit mijn departement en COA, IND, AVIM en DT&V om verbinding te leggen met de lokaal betrokken partijen, om in gezamenlijkheid te bezien of het palet aan maatregelen dat voorhanden is optimaal wordt gebruikt of dat extra inzet geboden is.
Waarom worden deze criminele asielzoekers niet snel afgewezen, vastgezet en uitgezet? Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat dit wel gebeurt?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel criminele asielzoekers bevinden zich in Nederland en hoeveel zijn er veroordeeld wegens het plegen van een misdrijf?
Het totaal aantal criminele asielzoekers in Nederland dat is veroordeeld wegens het plegen van een misdrijf, is niet als zodanig uit de systemen van de migratieketen te herleiden. Om uw vraag zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden bied ik u hierbij ter aanvulling data van de monitorberichten handhaving en toezicht aan afkomstig van het Nationaal Vreemdelingen Informatie Knooppunt (NVIK monitor asielinstroom/asielpopulatie, zaaknr. 2018–2402). Voor deze dataverzameling zijn asielzoekers geselecteerd die in elk geval als «verdachte» zijn aangemerkt. Geselecteerde personen zijn dus verdacht van een strafbaar feit en nog niet veroordeeld.
In de laatste Rapportage Vreemdelingenketen, die jaarlijks aan de Tweede Kamer wordt aangeboden, werd onder meer gerapporteerd over overlastincidenten waar asielzoekers bij waren betrokken. Ook rapporteerde ik hierin over het vertrek van vreemdelingen die in aanraking waren gekomen met de politie en daarom waren opgenomen in het zogenoemde VRIS3-protocol.
In de eerste helft van volgend jaar zal weer een incidentenoverzicht verschijnen. Zoals eerder gemeld aan de Tweede Kamer ben ik de opzet van het incidentenoverzicht aan het herzien. Met het oog op meer pro-activiteit wil ik ook nadruk gaan leggen op hoe middels data-analyse te komen tot vroegsignalering van overlast en criminaliteit door asielzoekers.
Welk percentage van de criminele asielzoekers heeft eerder elders een (kansloze) asielaanvraag ingediend en waarom hebben deze personen de vrijheid om te asielhoppen, waarbij ook nog standaard verblijf in een asielzoekerscentrum wordt gegeven op kosten van de belastingbetaler?
Het percentage criminele asielzoekers dat eerder in een andere lidstaat een asielaanvraag heeft ingediend, kan niet uit de geautomatiseerde systemen van de migratieketen worden afgeleid. Er wordt een Dublinprocedure opgestart indien Nederland meent dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor een asielaanvraag op grond van de Dublinverordening, teneinde de betrokken persoon over te dragen aan die lidstaat.
Waarom laat u afgewezen asielzoekers lopen zodat ze in de illegaliteit kunnen verdwijnen en door kunnen gaan met het tot last zijn van onze samenleving?
Als een vreemdeling niet langer in Nederland mag blijven is terugkeer aan de orde. De inzet van de migratieketen is erop gericht om in die gevallen mensen zelfstandig te laten vertrekken. In die situaties waarin de persoon niet bereid is om actief aan terugkeer te werken, kan de overheid overgaan tot gedwongen vertrek. De overheid beschikt daartoe over verschillende bestuursrechtelijke toezichtmaatregelen, waarvan vreemdelingenbewaring de uiterste maatregel is. Vreemdelingenbewaring kan alleen toegepast worden als wordt voldaan aan strikte criteria waaronder zicht op uitzetting, wanneer een lichter middel niet volstaat en als kan worden betoogd dat de maatregel niet onredelijk bezwarend is.
Bent u bereid (eindelijk) een volledige asielstop in te stellen nu wederom blijkt dat het gekkenwerk is om iedereen de mogelijkheid te geven in Nederland asiel aan te vragen?
Daartoe ben ik niet bereid omdat ik hecht aan een zorgvuldig asielbeleid dat bescherming biedt aan degenen die dat nodig hebben. Daarbij zou dit strijdig zijn met de internationale en verdragsrechtelijke verplichting tot het in behandeling nemen van een asielaanvraag. Tegelijk tref ik gerichte maatregelen als ik constateer dat oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van het asielrecht door personen die evident geen bescherming nodig hebben.
Het bericht ‘Enorme toename van criminaliteit in Kampen door asielzoekers’ |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Enorme toename van criminaliteit in Kampen door asielzoekers»?1
Ja.
Is u bekend hoeveel veroordeelde asielzoekers verblijven in het asielzoekerscentrum in Dronten? Zo ja, hoeveel?
Dit aantal is niet zonder meer uit het geautomatiseerde systeem van de migratieketen te genereren.
Waarom worden deze criminele asielzoekers niet per direct het land uitgezet?
Als asielzoekers overlast veroorzaken of criminele feiten begaan moeten er gepaste maatregelen genomen worden. Daarbij moet scherp in de gaten gehouden worden wanneer overlastgevend gedrag overgaat in crimineel gedrag. In die gevallen zal – net zoals voor iedereen in ons land – de aanpak primair via het strafrecht moeten verlopen. Het begaan van een ernstig misdrijf, waarvoor iemand wordt veroordeeld tot een gevangenis- of vrijheidsstraf van minimaal 6 of 10 maanden, kan ertoe leiden dat – afhankelijk van de bescherming die iemand nodig heeft – een asielvergunning wordt geweigerd of ingetrokken.
Naar aanleiding van incidenten tijdens de hoge asielinstroom zijn er reeds vele maatregelen genomen om overlastgevers aan te pakken. U bent hierover diverse malen geïnformeerd2. Het gaat onder meer om de invoering van snellere procedures voor evident kansarme asielaanvragen, de opening van twee extra begeleiding- en toezichtlocaties (ebtl’s) en het eerder in vreemdelingenbewaring stellen van overlastgevers. Ook heeft het COA het maatregelenbeleid aangescherpt waardoor er nadrukkelijker aandacht is voor het verbod op onaanvaardbaar gedrag, de sancties die hierop staan (zoals het inhouden van leefgeld of het beperken van opvang) en het doen van aangifte in geval van incidenten. Daarnaast is ingezet op de intensivering van lokaal casusoverleg tussen de migratieketen, politie, het openbaar ministerie en gemeenten. Hierin worden individuele overlastgevers en groepen besproken en kunnen gericht maatregelen worden genomen, zoals het uit elkaar halen van groepen, het opleggen van gebiedsgeboden en een dagelijkse meldplicht.
Naar aanleiding van een toename van lokale signalen over overlast heb ik u 8 juni jl. geïnformeerd over aanvullende maatregelen. Dit ging onder meer om de inzet om overlastgevers sneller in de begeleiding- en toezichtlocatie (ebtl) te plaatsen en in individuele gevallen ebtl-plaatsing mogelijk te maken voor alleenstaande minderjarigen vanaf 16 jaar. Daarnaast doen ketenpartners nog intensiever aan dossieropbouw met het oog op inbewaringstelling en wordt ingezet op om asielzaken van overlastgever met voorrang te laten behandelen door rechtbanken zodat ze sneller kunnen worden afgewezen.
Waarom wordt in deze zaken niet met voorrang versneld beslist?
Voorop staat dat overlastgevend en crimineel gedrag, zoals wordt veroorzaakt door een kleine groep bewoners van het AZC te Dronten als ook door bewoners van een aantal andere asielzoekerscentra, volstrekt onacceptabel is en vraagt om een harde aanpak. In onder meer mijn brief van 8 juni jl. ben ik ingegaan op de diverse maatregelen die hiertoe beschikbaar zijn.3 De door u genoemde maatregelen maken hier onderdeel van uit en worden – afhankelijk van de individuele situatie – ook ingezet.
Waarom worden de desbetreffende asielzoekers niet meteen overgeplaatst naar één van de extra begeleiding en toezichtlocaties (EBTL’s), ook wel «aso-azc» genoemd, waar de beslissing op de aanvraag kan worden afgewacht wanneer er redenen zijn dat niet versneld beslist kan worden?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe komt het volgens u dat er een verdubbeling in aantal diefstallen in Kampen heeft plaatsgevonden?
In het artikel wordt gesproken over een toename in het totaal aantal winkeldiefstallen in Kampen. Mensen in de asielprocedure kunnen betrokken zijn bij incidenten of overlast veroorzaken op en rondom asielzoekerscentra maar ook daarbuiten. De mate waarin dit speelt fluctueert, en de aard en achtergrond van overlast zijn vaak divers.
In antwoord op Kamervragen van de leden Wilders en Fritsma4 heb ik gemeld dat data van de monitorberichten handhaving en toezicht aan afkomstig van het Nationaal Vreemdelingen Informatie Knooppunt (NVIK monitor asielinstroom/asielpopulatie, zaaknr. 2018–2402) met uw Kamer wordt gedeeld. Hierin staan gegevens van vreemdelingen, te analyseren en te koppelen aan gegevens uit bijvoorbeeld de Basis Voorziening Handhaving (BVH) van de politie. Op die manier kunnen personen met de status «verdachte» in BHV gekoppeld worden aan hun status in het vreemdelingenproces.
Deze data is recent verzameld en zal binnenkort openbaar worden gemaakt middels de online kanalen van de politie. Naast gegevens van de politie worden ook gegevens van ketenpartners gebruikt voor de monitor. De monitor geeft geen duiding aan fenomenen, het is een louter cijfermatig overzicht.
Mijn ministerie treedt op korte termijn met de gemeente in overleg om in gezamenlijkheid de problematiek en de daarbij horende aanpak te bespreken. Hierbij is er ruimte voor lokaal maatwerk waarbij het voorkomen van overlast in Dronten en Kampen en het behoud van draagvlak in de omgeving centraal staan. Het in gezamenlijkheid komen tot een effectieve aanpak heeft wat mij betreft hoge prioriteit.
In de eerste helft van volgend jaar zal weer een incidentenoverzicht verschijnen. Zoals eerder gemeld aan de Tweede Kamer ben ik de opzet van het incidentenoverzicht aan het herzien. Met het oog op meer pro-activiteit wil ik ook nadruk gaan leggen op hoe middels data-analyse te komen tot vroegsignalering van overlast en criminaliteit door asielzoekers.
Deelt u de mening dat niet gewacht moet worden met het uitzetten van criminele asielzoekers?
Zie antwoord vraag 3.
Drugsdumpingen in Zuid-Nederland |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Golf aan drugsdumpingen. Dit is krankzinnig»?1
Ja.
Hoeveel drugsafvaldumpingen zijn er tot nu toe in 2018 geweest in Nederland? Kunt u dit uitsplitsen naar politieregio?
Op basis van de registraties in het Europees Monitoring Systeem zijn in de eerste helft van 2018 151 dumpingen aangetroffen.2
Noord Nederland: 4
Oost Nederland: 29
Midden Nederland: 7
Noord Holland: 3
Amsterdam: 2
Den Haag: 6
Rotterdam: 9
Zeeland West Brabant: 24
Oost Brabant: 37
Limburg: 30
Opgemerkt moet worden dat de aantallen geregistreerde dumpingen bij de politie lager zijn dan het werkelijke aantal, omdat niet alle aangetroffen dumpingen worden gemeld bij de politie. Bij sommige incidenten rondom dumpingen is de informatie zo summier dat incidenten onvoldoende beoordeeld kunnen worden en daardoor niet meetellen in het landelijk overzicht. Daarnaast is er een ontwikkeling te zien naar alternatieve manieren van dumpen, waarover eerdere Kamervragen zijn beantwoord.3 Deze dumpingen komen veel minder vaak aan het licht.
Hoeveel drugslaboratoria zijn er tot nu toe in 2018 in Nederland aangetroffen en ontmanteld? Kunt u dit uitsplitsen naar politieregio?
Op basis van de registraties in het Europees Monitoring Systeem zijn er in de eerste helft van 2018 41 productielocaties van synthetische drugs aangetroffen.4
Noord Nederland: 5
Oost Nederland: 11
Midden Nederland: 3
Noord Holland: 2
Amsterdam: 1
Den Haag: 3
Rotterdam: 1
Zeeland West Brabant: 6
Oost Brabant: 4
Limburg: 5
Ook bij incidenten rondom drugslaboratoria is de informatie schaars.
Is het waar dat dat de tellingen ten behoeve van het Europees Monitoring Systeem (ERISSP) zich beperken tot laboratoria waar amfetamine, GHB en MDMA wordt gemaakt? Zo ja, waarom worden laboratoria waar heroïne wordt gemaakt uit morfine, anabole steroïde wordt geproduceerd en cocaïne wordt gewassen niet meegeteld?
Het klopt dat de tellingen ten behoeve van het Europees Monitoring Systeem (ERISSP) zich beperken tot laboratoria waar amfetamine, GHB en MDMA wordt gemaakt. ERISSP is een internationaal meldprogramma voor productielocaties, opslaglocaties en dumplocaties van synthetische drugs, precursoren en nieuwe psychoactieve stoffen (NPS). De andere soorten drugs zijn geen synthetische, maar plantaardige drugs en daarvoor is ERISSP niet bedoeld.
Hoeveel cocaïnewasserijen zijn tot nu toe in 2018 in Nederland aangetroffen?
De politie heeft laten weten dat deze cijfers niet beschikbaar zijn in het ERISSP, omdat deze niet tot de ERISSP categorie behoren. Het gaat om een plantaardige drug.
Hoeveel laboratoria waar heroïne wordt geproduceerd uit morfine zijn tot nu toe in 2018 in Nederland aangetroffen?
De politie heeft laten weten dat deze cijfers niet beschikbaar zijn in het ERISSP, omdat deze niet tot de ERISSP categorie behoren. Het gaat om een plantaardige drug.
Hoeveel laboratoria waar anabole steroïde wordt geproduceerd uit morfine zijn tot nu toe in 2018 in Nederland aangetroffen?
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd heeft laten weten dat in 2018 in één zaak met betrekking tot dopinggeduide middelen in samenwerking met de FIOD productieplaatsen voor het fabriceren van tabletten zijn aangetroffen.
Overigens kunnen uit morfine geen anabole steroïden worden bereid.
Hoeveel laboratoria waar chrystal meth werd geproduceerd zijn tot nu toe in 2018 in Nederland aangetroffen en ontmanteld?
In het eerste halfjaar van 2018 zijn door de politie twee methamfetamine (Crystal meth) labs aangetroffen.
Hoeveel dealers van crystal meth zijn in 2018 in Nederland aangehouden?
De politie heeft laten weten deze cijfers niet beschikbaar te hebben, omdat dit niet eenduidig wordt geregistreerd.
Hoeveel gebruikers van crystal meth zijn er in Nederland? Indien hierover geen cijfers beschikbaar zijn, bent u bereid dat te laten onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
In het jaarbericht 2017 van de Nationale Drug Monitor5 wordt gerapporteerd dat het gebruik van methamfetamine in Nederland sporadisch is en beperkt tot enkele groepen. De Amsterdamse Antenne monitor 2016 signaleert het gebruik alleen in kleine niches in het uitgaansleven en mogelijk ook daar buiten.6 Naar schatting zouden er enkele honderden methamfetaminegebruikers zijn, die ook lang niet allemaal regelmatig nemen. Er is op dit moment geen aanleiding om nader onderzoek te laten doen naar het gebruik van methamfetamine in Nederland.
Is het juist dat een pand in Limburg waarin een cocaïne-wasserij werd aangetroffen een aantal dagen moest worden bewaakt, omdat de specialisten van de Landelijke Faciliteit Ontmantelen (LFO) niet inzetbaar waren? Zo ja, hoeveel manuren waren er met deze bewaking gemoeid? Hoe beoordeelt u dat?
Ik kan niet ingaan op dit specifieke incident, omdat dit onderdeel is van operationele informatie. De laatste jaren is het aantal aanvragen voor de LFO toegenomen, ook in de avonduren en in het weekend. Aangezien de expertise schaars is (de LFO bestaat uit zeer specialistische medewerkers), wordt per aanvraag zorgvuldig bekeken of een LFO-inzet noodzakelijk is of dat de regionale eenheid het zelf op kan pakken (eventueel met telefonische advisering van de LFO). Ik zal dit vraagstuk ook met de korpsleiding bespreken.
Bij elke aanvraag wordt een zo zorgvuldig mogelijke afweging gemaakt van hoe veilig de situatie is voor omwonenden en politiemedewerkers. Dit bepaalt of directe inzet van de LFO noodzakelijk is (ook in de avonduren of in het weekend) of dat gewacht kan worden tot de eerstvolgende werkdag.
Er zijn – vanuit deze wijze van de LFO-inzet gezien – geen gevolgen voor strafrechtelijke onderzoeken. De inzet van de LFO gebeurt nog steeds volgens de geldende criteria en normen.
Klopt het dat de LFO nauwelijks kan worden ingezet in de avonduren en in het weekend vanwege een teveel aan overuren? Zo ja, hoe is de veiligheid geborgd van omwonenden en politiepersoneel dat locaties moet bewaken in de periode tussen aantreffen en ontmantelen? Wat zijn de gevolgen hiervan voor strafrechtelijke onderzoeken?
Zie antwoord vraag 11.
Kunt u een overzicht geven van alle overheidsinstanties die zijn betrokken bij het aanpakken van de productie van en handel in synthetische drugs?
De politie is verantwoordelijk voor de opsporing van drugscriminaliteit. Het Openbaar Ministerie is verantwoordelijk voor de vervolging van strafbare feiten. De FIOD is belast met de opsporingstaak voor wat betreft precursoren (grondstoffen) en chemicaliën ten behoeve van de precursoren van synthetische drugs. De douane en de Koninklijke Marechaussee spelen een rol bij het onderscheppen en opsporen van binnenkomende en uitgaande illegale zendingen van synthetische drugs en precursoren. Het openbaar bestuur beschikt over enkele eigen instrumenten, zoals het sluiten van drugspanden op grond van artikel 13b van de Opiumwet.
Kunt u toelichten hoe deze organisaties samenwerken? Is deze samenwerking naar uw oordeel voldoende?
Binnen de Regionale Informatie- en ExpertiseCentra (RIEC’s) wordt door politie, Openbaar Ministerie, Belastingdienst/FIOD en het openbaar bestuur samengewerkt in de strijd tegen georganiseerde criminaliteit, waaronder de productie van en handel in synthetische drugs. Binnen deze samenwerkingsverbanden wordt informatie gedeeld en de inzet van de verschillende instrumenten, strafrechtelijk, bestuursrechtelijk of fiscaal, op elkaar afgestemd. Deze samenwerking verloopt naar behoren.
Klopt het dat strafrechtelijke onderzoeken in Nederland zich momenteel vooral richten op direct betrokkenen bij een aangetroffen drugslaboratorium en dat er weinig wordt (door)gerechercheerd naar de mensen die investeren, leiding geven en de drugs afnemen? Zo ja, hoe beoordeelt u dat?
Over lopende strafrechtelijke onderzoeken kan ik geen uitspraken doen. In algemene zin geldt dat het OM kan besluiten een opsporingsonderzoek uit te breiden, indien tijdens dat onderzoek concrete aanwijzingen naar voren komen die een verdenking rechtvaardigen van andere feiten, gepleegd door andere verdachten. Ook kan worden bezien of naar aanleiding van een onderzoek op grond van bijvoorbeeld milieuwetgeving een nieuw onderzoek wordt gestart dat gericht is op overtreding van de Opiumwet. De mogelijkheden om door te kunnen rechercheren zijn echter sterk afhankelijk van de aangetroffen sporen en de kwaliteit daarvan.
Is er bij de Landelijke Eenheid van de politie een speciale eenheid voor de opsporing van georganiseerde groeperingen die zich bezighouden met de productie van en handel in synthetische drugs? Zo nee, waarom niet?
Bij de vorming en inrichting van de nationale politie is gekozen voor een algemene taakstelling van de Dienst Landelijke Recherche en daarmee voor generieke rechercheteams. Met het oog op de informatie- en expertisebehoefte bij de aanpak van (synthetische) drugs, is binnen de Landelijke Eenheid nu een team gevormd waar verschillende expertises bij elkaar komen.
Bent u van mening dat de wijze van opsporing van de productie van en handel in synthetische drugs moet worden gereorganiseerd, nu veel opsporingsambtenaren aangeven dat zij niet kunnen verder rechercheren op de georganiseerde groeperingen achter de productie en handel?
Het succes van de opsporing van de productie en handel in synthetische drugs is van vele factoren afhankelijk. Ik heb het Strategisch Beraad Ondermijning (SBO) gevraagd mij specifiek te adviseren over de verbetering van de aanpak van synthetische drugs, mede naar aanleiding van de publicatie van het rapport «Waar een klein land groot in kan zijn» van de politieacademie.7 Dit advies wordt voor het eind van het jaar verwacht. Daarnaast is de aanpak van drugscriminaliteit binnen de ondermijningsportefeuille tot prioriteit benoemd.
Hoeveel politiemensen, brandweermensen en andere mensen met een publieke taak zijn in 2018 onwel geworden als gevolg van drugsafvaldumpingen en het ontmantelen van drugslaboratoria?
Hierover zijn mij geen gegevens bekend.
Hoeveel burgers zijn in 2018 onwel geworden als gevolg van drugsafvaldumpingen of blootstelling aan gassen afkomstig uit laboratoria?
Hierover zijn mij geen gegevens bekend.
Is bij de uitbreiding van het aantal rechercheurs aandacht voor het aanstellen van meer specialisten op het gebied van synthetische drugs? Zo nee, waarom niet? Zo ja, om hoeveel mensen gaat het? Welke taken hebben zij?
Het kabinet heeft besloten om structureel extra politiecapaciteit beschikbaar te stellen ten behoeve van de opsporing en de bestrijding van (zware) georganiseerde en ondermijnende criminaliteit, die internationaal is vertakt, maar die veelvuldig lokaal wortelt en opereert. Hiervoor worden 171 fte agenten toegevoegd aan de regionale eenheden en de Landelijke Eenheid. De burgemeesters en hoofdofficier van justitie verdelen conform artikel 39 Politiewet (Pw) 2012 de beschikbare operationele sterkte binnen een eenheid. De besluitvorming over de verdeling van deze sterkte in de eenheden is nog niet afgerond.
Bent u bekend met het arrest van de Hoge Raad van 26 april 2016 (ECLI:NL:HR:2016:743) dat de mogelijkheid om het dumpen van drugsafval te vervolgen op grond van artikel 10a van de Opiumwet lijkt te beperken? Tot welke stappen geeft dit u aanleiding?
In dit arrest wordt de beslissing van het Hof door de Hoge Raad vernietigd en de zaak wordt naar het Hof terugverwezen. De mogelijke juridische gevolgen van het arrest voor de vervolging van het dumpen van drugsafval op grond van artikel 10a Opiumwet zijn dus nog niet bekend.
Op grond van de Wet op de economische delicten in combinatie met de Wet bodembescherming en de Wet milieubeheer zijn er genoeg mogelijkheden om het dumpen van drugsafval op te sporen en te vervolgen. De Wet op de economische delicten biedt zelfs meer mogelijkheden tot opsporingsonderzoek op grond van bovengenoemde bijzondere wetten dan de mogelijkheid die artikel 10a Opiumwet biedt.
Is het feit dat het dumpen van drugsafval strafbaar kan zijn op grond van de Wet bodembescherming en de Wet milieubeheer voldoende adequaat naar uw oordeel?
De wetgever heeft bij het opstellen van deze ordeningswetgeving waarschijnlijk geen grote drugsdumpingen door criminele organisaties voor ogen gehad; niettemin zijn deze wetten op zichzelf adequaat en handhaafbaar voor wat betreft de strafrechtelijke aanpak van het dumpen van drugsafval. De afgelopen jaren zijn er verschillende zaken vervolgd via de strafbaarstelling in de Wet op de economische delicten. Dit heeft geleidt tot verschillende veroordelingen. Overigens is recent in een zaak waarin drugsafval was gedumpt artikel 174 Wetboek van Strafrecht ten laste gelegd. Dit heeft geleid tot een veroordeling van 24 maanden gevangenisstraf.
Zijn reguliere opsporingsdiensten en het openbaar ministerie voldoende toegerust om gebruik te maken van de onder vraag 22 genoemde wetten? Zo nee, welke knelpunten ziet u en hoe gaat u die oplossen?
Voor strafrechtelijke onderzoeken en vervolging van verdachten wegens overtreding van de in vraag 22 genoemde wetten is bijzondere expertise vereist. Deze expertise is aanwezig bij het Openbaar Ministerie en heeft ook geleid tot succesvolle vervolgingen. In de praktijk vinden opsporingsonderzoeken vaak eerst plaats na het aantreffen van drugsafval, aan het eind van het hele productieproces. De inspanningen die in de afgelopen jaren reeds zijn verricht zijn mede gericht op het zicht krijgen op de voorkant van het productieproces.
Bent u bereid te onderzoeken of het dumpen van drugsafval apart strafbaar kan worden gesteld in de Opiumwet? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid ook te onderzoeken of een dumping met een hoog risico voor omwonenden zwaarder zou moeten worden bestraft?
In het licht van de antwoorden op de vragen 21 en 22 zie ik geen aanleiding voor het laten verrichten van onderzoek naar de wenselijkheid van een aparte strafbaarstelling van het dumpen van drugsafval in de Opiumwet.
Bent u bereid te onderzoeken of investering in meters voor de waterzuivering een bijdrage kan leveren aan de bescherming van de waterkwaliteit en het opsporen van drugslaboratoria? Zo nee, waarom niet?
Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is al betrokken bij onderzoek gericht op de bescherming van de waterkwaliteit in den brede. Gegevens uit onderzoek naar drugsresten in rioolwater worden gebruikt om inzicht te krijgen in de omvang van verschillende drugsmarkten.8 Het betreft hier vooralsnog een vrij grofmazig instrument, waarvan de inzet voor de opsporing niet direct aan de orde lijkt.
Herinnert u zich uw antwoord van 28 november 2017 op Kamervragen dat de ondermijningskamer bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 januari 2018 van start zou gaan?2 Is deze ondermijningskamer inmiddels daadwerkelijk van start gegaan? Zo ja, hoeveel zaken zijn er in behandeling en hoeveel zaken zijn afgedaan? Zo nee, waarom niet?
De ondermijningskamer is inderdaad per 1 januari 2018 van start gegaan. Er is aangevangen in beperkte vorm, omdat er niet voldoende rechters beschikbaar waren. In de loop van het jaar is vanuit de bestaande formatie de bezetting van de ondermijningskamer verder aangevuld. Uiteindelijk is slechts 50% van het door de rechtbank begrote bedrag aan financiering beschikbaar gekomen.
In 2018 waren er zestien zaken bij de ondermijningskamer. Hiervan zijn thans vier zaken afgedaan, en twaalf zaken nog niet. Van deze twaalf ondermijningskamerzaken staat één zaak in december 2018 inhoudelijk gepland. Vier ondermijningskamerzaken staan in 2019 inhoudelijk gepland. Eén ondermijningskamerzaak zaak staat in 2019 voor regie/pro forma gepland. De overige zes zaken staan nog niet gepland. Hierbij wordt gewacht op nadere informatie van het Openbaar Ministerie.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het algemeen overleg van 14 november 2018 over georganiseerde criminaliteit/ondermijning?
Ja, de vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
De grootste belastingfraude in de Europese geschiedenis |
|
Henk Nijboer (PvdA), Bart Snels (GL) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
Bent u bekend met het artikel »Georganiseerde misdaad in krijtstreeppak roofde miljarden van Europese belastingdiensten» van Follow the Money?1
Ja.
Kunt u inzicht en een oordeel geven van het nieuws dat banken en brokers tussen 2001 en 2016 minstens 55,2 miljard euro hebben achtergehouden voor Europese belastingdiensten tussen 2001 en 2016? Klopt het dat deze fraude nog altijd wordt gepleegd?
In het artikel waar de leden naar verwijzen wordt gesproken over schattingen van een Duitse hoogleraar. Hierbij is gekeken naar alle transacties rondom de momenten dat dividend is vastgesteld. Over het aandeel van Nederland in de gemaakte schattingen kunnen wij geen oordeel geven omdat hierover geen gegevens bij ons bekend zijn.
Deelt u de analyse dat CumEx het grootste belastingschandaal ter wereld is en dat het een van de grootste financiële schandalen is die Europa ooit heeft meegemaakt? Deelt u de analyse van de Keulse officier van justitie dat deze samenwerkende bankiers, handelaren, investeerders en hedgefondsmanagers een criminele organisatie vormen?
Wij beschikken over te weinig informatie om een uitspraak te doen over de omvang van de schade en de gevolgen voor betrokken partijen in andere landen en kunnen hier dus niet over oordelen.
Hoeveel boetes zijn er naar aanleiding van deze fraude uitgedeeld? Hoeveel individuen zijn er persoonlijk vervolgd? Welk deel van de misgelopen belasting is inmiddels terugbetaald?
In Nederland is de taak om personen te vervolgen opgedragen aan het Openbaar Ministerie. Uit een publicatie van het Openbaar Ministerie blijkt dat op dit moment een onderzoek plaatsvindt naar potentiele fraude met betrekking tot de dividendbelasting. Het onderzoek zal moeten uitwijzen of, waar en op welke wijze enige belastingdienst uiteindelijk ook daadwerkelijk is benadeeld.2 Hoeveel fiscale boetes in relatie tot de dividendbelasting worden opgelegd wordt door de Belastingdienst niet systematisch bijgehouden. Dat geldt ook voor het aantal en de hoogte van opgelegde naheffingsaanslagen waarbij sprake is van fraude met betrekking tot dividendbelasting.
Heeft u gesproken met Rabobank over de Zwitserse dochteronderneming Sarasin, die een hoofdrol zou spelen in deze fraude? Wat was de uitkomst van dit gesprek?
Nee. De Rabobank heeft ons ministerie recent laten weten niet inhoudelijk op de berichtgeving te kunnen reageren, omdat zij hun belang in Sarasin bank al in 2011 hebben verkocht.
Welke vragen van de Duitse parlementaire enquêtecommissie heeft ABN AMRO geweigerd te beantwoorden? Heeft u contact gehad met ABN AMRO over het wel of niet meedoen aan deze enquêtecommissie? Bent u van mening dat Nederlandse bedrijven in beginsel in moeten gaan op verzoeken van democratisch gekozen parlementen, zoals ook premier Rutte deze week nog stelde?
Het is bekend dat de Duitse autoriteiten onderzoeken of banken in de periode tot 2012 al dan niet terecht dividendbelasting hebben teruggevorderd. ABN AMRO heeft NLFI en het ministerie in 2015 geïnformeerd dat zij met betrekking tot deze kwestie in nauw contact staat met de Duitse autoriteiten en constructief meewerkt aan het onderzoek. Informatie over deze onderzoeken is ook opgenomen in het prospectus van ABN AMRO en jaarverslagen.
Voor de beantwoording van deze vraag verwijzen wij u verder naar de brief van ABN AMRO van 2 november 2018 naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Financiën om geïnformeerd te worden over de reactie van ABN AMRO op de vragen van de Duitse parlementaire enquêtecommissie.
Kunt u met zekerheid stellen dat er zich in Nederland nooit CumEx-transacties hebben voorgedaan? Zo ja, wat maakt ons systeem anders dan landen als Duitsland?
Zoals blijkt uit de aanbiedingsbrief kunnen er ook met Nederlandse aandelen cum/ex transacties en cum/cum transacties plaatsvinden. Daarbij kan het gaan om zowel reguliere transacties als dividendstripping. Voor een nadere uitleg wordt verwezen naar de aanbiedingsbrief. Tot 2012 bestond echter in Duitsland op basis van de nationale wetgeving de mogelijkheid dat de ene partij dividendbelasting kon inhouden zonder deze af te dragen, terwijl de andere partij de niet afgedragen dividendbelasting kon verrekenen. In Nederland bestond en bestaat een dergelijke mogelijkheid niet.
Klopt het dat er ook in Nederland met ingenieuze financiële constructies dividendbelastingen worden teruggevorderd, terwijl de grondslag daarvoor ontbreekt? Hoeveel geld is de Nederlandse Belastingdienst misgelopen door deze zogeheten CumCum-transacties? Hoe is het mogelijk dat een bedrijf een belastingteruggave krijgen over niet-betaalde belasting?
Op basis van de Nederlandse wet is een vermindering, teruggaaf of verrekening van dividendbelasting alleen mogelijk indien de dividendbelasting daadwerkelijk is ingehouden. Er bestaan echter verschillende situaties waarbij vermindering, teruggaaf of verrekening van ingehouden dividendbelasting wordt geclaimd terwijl daar geen wettelijke basis voor is. Deze situaties kunnen variëren van dividendstripping zoals beschreven in de aanbiedingsbrief, een dubbel verzoek om teruggaaf tot fraude met het opmaken van valse dividendnota’s. Zoals blijkt uit een recente uitspraak van rechtbank Noord-Holland, heeft de Belastingdienst ook oog voor meer ingenieuze financiële constructies.3
Bent u bekend met de vertrouwelijke stukken van de Australische bank Macquarie en de Zwitserse private bank Sarasin waaruit blijkt dat Nederland in het vizier stond van dividendstrippende handelaren en bankiers? Kunt u deze stukken delen met de Kamer? Staat Nederland nog steeds in het vizier van deze handelaren en bankiers?
Ons zijn naar beste herinnering geen vertrouwelijke stukken bekend van de Australische bank Macquarie en de Zwitserse bank Sarasin en wij kunnen om die reden geen stukken delen met uw Kamer. Of Nederland nog steeds in het vizier staat van deze handelaren en bankiers is eveneens niet bij ons bekend.
Klopt het dat de systemen bij de Nederlandse Belastingdienst ontoereikend waren om herhaaldelijke teruggave van de dividendbelasting te voorkomen? Zijn deze systemen inmiddels verbeterd? Hoe?
In 2005 constateerde de Algemene Rekenkamer dat de administratieve organisatie rond de teruggave van dividendbelasting niet zodanig was ingericht dat zij dubbele betalingen kon voorkomen maar handmatige controles werden wel uitgevoerd. Daarnaast werd geconstateerd dat vanaf 2004 de administratieve organisatie is versterkt doordat meer gegevens elektronisch konden worden aangeleverd hetgeen het toezicht vereenvoudigde.4 In 2016 is het systeem voor elektronische teruggaaf van dividendbelasting in gebruik genomen.5 Doordat teruggaafverzoeken digitaal worden ingediend kunnen vanaf dat moment de in de aanbiedingsbrief onder «overige situaties» genoemde onrechtmatige dubbele verzoeken die worden ingediend op naam van dezelfde gerechtigde eenvoudiger worden getraceerd.
Sluit u uit dat dividendstrippen in Nederland nog steeds voorkomt? Zo nee, wat gaat u er aan doen om dit te veranderen?
Zoals blijkt uit de aanbiedingsbrief doen zich in Nederland ook situaties van dividendstripping voor. In de wet zijn maatregelen opgenomen om dividendstripping tegen te gaan. De Belastingdienst heeft hier oog voor maar zoals ook in de aanbiedingsbrief is aangegeven is de praktische toepassing van de wettelijke maatregel alleen gericht tegen evidente vormen van dividendstripping vanwege de zware bewijslast die rust op de inspecteur.
Zijn de Nederlandse maatregelen tegen dividendstrippen (ingevoerd in 2001) succesvol? Bent u bereid de wetgeving tegen dividendstrippen te evalueren nadat de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan in de Morgan Stanley-zaak?
Op de Belastingdienst rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat het (economisch) belang van de aandelen niet gewijzigd is. Of dividendstripping binnen het bestek van de huidige regels voldoende kan worden aangepakt, is afhankelijk van het soort gevallen dat zich in de praktijk voordoet en de invulling die de rechter aan de bewijspositie van de inspecteur geeft. Over de bewijspositie van de inspecteur wordt in een thans nog lopende procedure6 mogelijk meer duidelijkheid gegeven. Daarnaast zal in ieder geval moeten worden geïnventariseerd welke hoofdvormen van dividendstripping zich in de praktijk voordoen. Dit vraagt onderzoek. Als blijkt dat de huidige regels ontoereikend zouden zijn, kan dit leiden tot aanpassing van de relevante wetgeving.
Klopt het dat de bewijslast voor het bestaan van dividendstrippen volledig bij de Belastingdienst ligt waardoor alleen evidente gevallen aangepakt kunnen worden? Zou de aanpak van dividendstrippen effectiever gemaakt kunnen worden wanneer bedrijven een uitgebreidere administratie moeten bijhouden?
Zoals in de aanbiedingsbrief aangegeven klopt het dat op de Belastingdienst een zware bewijslast rust dat sprake is van dividendstripping waardoor in de praktijk alleen evidente gevallen aangepakt kunnen worden. Op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is iedereen verplicht desgevraagd alle gegevens en inlichtingen te verstrekken welke voor de belastingheffing te zijnen aanzien van belang kunnen zijn en de administratie aan de inspecteur beschikbaar te stellen. Ook de informatieverplichting in internationale verhoudingen is in die wet opgenomen. Een uitbreiding van de administratieplicht op zich maakt derhalve de aanpak van dividendstripping niet effectiever.
Zijn er nadat ABN AMRO een boete is opgelegd nieuwe gevallen ontdekt van constructies die als doel hadden geld te verdienen aan de dividendbelasting? Kunt u de antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Nijboer uit 2016 actualiseren?2 Op welk punt verschilde de Duitse situatie van de Nederlandse?
Zoals uit de aanbiedingsbrief blijkt, bestaan er verschillende situaties waarbij teruggaaf of verrekening van ingehouden dividendbelasting wordt geclaimd terwijl er geen wettelijke basis voor bestaat. Uit de aanbiedingsbrief en het antwoord op vraag 7 hiervoor blijkt dat de antwoorden op schriftelijke vragen van het lid Nijboer uit 2016 niet hoeven te worden geactualiseerd omdat situaties die zich tot 2012 voordeden in Duitsland zich niet in Nederland voor hebben gedaan.
Constaterende dat de dividendbelasting in Nederland blijft bestaan, bent u bereid om te inventariseren wat de zwakke plekken zijn van de dividendbelasting en de Kamer hier over te informeren? Bent u bereid om bij deze inventarisatie te kijken naar het probleem van dividendstrippen, naar de reparatie van EU-claims van beleggingsfondsen, naar non-houdstercoöperaties die winsten kunnen doorsluizen naar belastingparadijzen zonder dividendbelasting te betalen en naar de reparatie van de confectieachtige kapitaalteruggaafconstructies?
We gaan inderdaad – zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 12 – aan de slag om de in de praktijk voorkomende hoofdvormen van dividendstripping verder in kaart te brengen. Voor de wijze waarop met de andere in de vraag genoemde onderwerpen wordt omgegaan, wordt verwezen naar de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel Wet bedrijfsleven 2019.8
Wat is de betrokkenheid en rol van Nederlandse banken bij dit belastingschandaal? Wilt u De Nederlandsche Bank (DNB) daarover opheldering vragen en de Kamer informeren?
De naleving van fiscale wet- en regelgeving is geen onderwerp van toezicht van DNB. Dit is namelijk aan de belastingdiensten. Signalen over fraude kan DNB wel betrekken bij haar integriteitstoezicht. Die signalen kunnen van belang zijn bij de beoordeling van de verplichting tot het beschikken over een beheerste en integere bedrijfsvoering. Daarnaast dienen banken maatschappelijk betamelijk te handelen, waarbij fiscale risico’s een bijzonder aandachtspunt zijn. Verder kan het handelen van individuen een rol spelen bij het toetsen van de geschiktheid of betrouwbaarheid van bestuurders van een bank.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
Gesjoemel met energielabels en energie-indexen |
|
Henk Nijboer (PvdA), Paul Smeulders (GL) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het artikel «Gesjoemel met energie-indexen in Groningen scheelt huurders honderden euro’s per maand»?1
Ja
Op welke manier is de energie-index van invloed op de maximale huur die voor een woning gevraagd kan worden? Hoe groot in absolute euro’s is het verschil in huurprijs tussen een woning met een lage energie-index, vergeleken met een woning met een hoge?
De maximale huurprijs van huurwoningen wordt bepaald door een puntensysteem; het woningwaarderingsstelsel (WWS). Aan de energie-index is een aantal punten gekoppeld conform de volgende tabel:
Energie-Index
Punten
Eengezinswoning
Meergezinswoning / Duplexwoning
EI ≤ 0,6
44
40
0,6 < EI ≤ 0,8
40
36
0,8 < EI ≤ 1,2
36
32
1,2 < EI ≤ 1,4
32
28
1,4 < EI ≤ 1,8
22
15
1,8 < EI ≤ 2,1
14
11
2,1 < EI ≤ 2,4
8
5
2,4 < EI ≤ 2,7
4
1
EI > 2,7
0
0
De exacte invloed van de energie-index op de maximale huurprijs van een huurwoning is afhankelijk van het type woning en het puntenaantal voor de overige aspecten van de woning. In het artikel uit vraag 1 gaat het om een energie-index van 1,15, terwijl volgens een contra-expertise een energie-index van 1,77 juist zou zijn. Bij een meergezinswoning zou dit leiden tot een verschil van 32–15=17 punten. Afhankelijk van de overige punten voor de woning zou dit leiden tot een verschil in huurprijs van € 80 tot € 90. Bij een eengezinswoning zou dit leiden tot een verschil van 36–22=14 punten en een verschil in huurprijs van € 67 tot € 74.
In algemene zin kan in de praktijk het effect van de energie-index op de huurprijs beperkt zijn. Verhuurders berekenen in veel gevallen niet de maximale huur.
Wat vindt u ervan dat in Groningen door beleggers op grote schaal wordt gesjoemeld met de energie-index om zo een hogere huur te kunnen vragen? Gebeurt dit in de rest van Nederland ook? Bent u bereid onderzoek te doen naar de omvang van dit probleem?
Het aangehaalde artikel spreekt van een aantal verdachte gevallen, waarbij de energie-indexen zijn bepaald door dezelfde certificaathouder. Er zijn mij geen andere gevallen bekend waarin de verhuurder op eenzelfde wijze als in het artikel wordt beschreven een te hoge huur vraagt.
Daarnaast zijn er voor huurders voldoende juridische mogelijkheden om bijstelling van de huurprijs af te dwingen, wanneer zij vermoeden dat de energie-index niet juist is.
Wat moeten huurders doen als zij denken dat hun woning een verkeerde energie-index is toegekend?
Zie antwoord op vraag 2 van het lid Van Eijs (D66), Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 668.
Wat zijn de regels met betrekking tot het toekennen van een energie-index? Is een fysiek bezoek aan de woning ter keuring noodzakelijk? Zo nee, bent u bereid een fysiek bezoek verplicht te stellen?
De regels voor het toekennen van een energie-index staan beschreven in de beoordelingsrichtlijn BRL 9500–01. Hierin is opgenomen dat bij een individuele energie-index een fysiek bezoek aan de woning noodzakelijk is. Indien er sprake is van representativiteit (gelijkende woningen) mag de EPA-W adviseur, op basis van een voorgeschreven steekproefsystematiek, bepalen welke van deze gelijkende woningen hij fysiek bezoekt en welke niet.
Op welke wijze worden bedrijven die bewust verkeerde labels of energie-indexen afgeven gesanctioneerd? Wat doet u om bedrijven die hiermee sjoemelen op te sporen en te bestraffen?
Zie het antwoord op vraag 4.
Wanneer er bij de beschreven controles (al dan niet bewust gemaakte) fouten worden ontdekt, dan wordt de certificaathouder daarop aangesproken. Van de certificaathouder wordt verwacht dat hij hierop de oorzaak en de omvang van de geconstateerde fouten analyseert. De certificaathouder krijgt de mogelijkheid om verbeteringen door te voeren. Wanneer dit naar mening van de certificatie-instelling niet voldoende gebeurt, kan de certificaathouder geschorst worden. Als vervolgens nog geen afdoende maatregelen worden getroffen door de certificaathouder, wordt het certificaat ingetrokken. Klachten of meldingen van fraude zijn redenen voor extra onderzoek.
Hoe kan het dat de bedrijven uit het artikel gecertificeerd zijn? Hoe wordt gecontroleerd of bedrijven certificering verdienen? Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat sjoemelende bedrijven zo snel mogelijk hun certificering verliezen?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe kunnen gedupeerde huurders hun teveel betaalde huur terugkrijgen?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid in actie te komen tegen frauderende en sjoemelende verhuurders? Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat deze praktijken niet meer gebeuren?
Gezien de mogelijkheden van huurders bij de Huurcommissie en de rechter in gevallen van fraude en sjoemelen, zie ik op dit moment onvoldoende aanleiding voor aanvullende maatregelen.
De uitzending van Radar over online kindermarketing |
|
Wim-Jan Renkema (GL), Lisa Westerveld (GL) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU), Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Bent u bekend met de TV-uitzending van Radar over online kindermarketing?1
Ja.
Deelt u de mening dat kinderen, meer dan volwassenen, kunnen worden beïnvloed door marketing als het gaat om de ontwikkeling van voorkeuren voor producten? Zo nee, waarom niet?
Marketing is er onder meer op gericht om de voorkeur voor en verkoop van producten te bevorderen. Marketing gericht op kinderen heeft direct invloed op de voorkeur voor producten door kinderen. Daarnaast speelt mee dat jonge kinderen vaak het doel van reclame niet kunnen doorzien. Dit heeft invloed op de weerbaarheid van kinderen. Daarom kan het zijn dat kinderen makkelijker worden beïnvloed door marketing.
Deelt u het idee dat beïnvloeding van jonge kinderen in hun latere leven nog steeds effect kan hebben wat betreft keuzes voor levensmiddelen?
Over de invloed van marketing in de jeugd en de invloed daarop tijdens de volwassen leeftijd is nog niet veel bekend. Echter, gebeurtenissen in de jeugd kunnen tot op latere leeftijd invloed hebben op gedrag en voorkeuren. Het is aannemelijk dat met marketing hetzelfde bereikt kan worden.
Deelt u de zorgen over deze beïnvloeding van kinderen door middel van online kindermarketing?
Ja. Ik vind het belangrijk dat kinderen goed beschermd worden en we een gezonde leefstijl stimuleren, juist ook op jonge leeftijd. Internet en social media maken een steeds belangrijker onderdeel uit van de directe omgeving van kinderen. Het is belangrijk om kinderen direct in hun eigen omgeving te beschermen en te voorzien van een gezonde basis. Op die manier kunnen we toewerken naar een gezonde generatie en een gezondere omgeving.
Weet u hoeveel procent van de kinderen onder de dertien jaar een «influencer», zoals een vlogger, op sociale media volgt? Zo nee, kunt u hier onderzoek naar doen?
Nee, dit percentage is mij niet bekend maar het aantal zal vermoedelijk substantieel zijn. Dit is echter in mijn ogen niet per se goed of slecht, vloggers zijn nu eenmaal onderdeel van de huidige samenleving. Wat ik belangrijk vind is dat vloggers en influencers, net als de meer traditionele media, zich houden aan de afspraken die gelden voor voedingsmarketing gericht op kinderen. Deze afspraken zijn verwoord in de Reclamecode voor Voedingsmiddelen. Een van de afspraken is dat er geen reclame wordt gemaakt voor voedingsmiddelen die niet passen bij de voedingscriteria gericht op de doelgroep van onder de 13 jaar. Ik zal jaarlijks onderzoek doen naar de naleving van deze afspraken en zal de invloed van sociale media hierin nadrukkelijk meenemen.
Weet u of onder de volgers van vloggers die ongezonde producten promoten, zich kinderen onder de leeftijd van dertien jaar bevinden? Zo nee, kunt u hier onderzoek naar doen? Zo ja, wat vindt u ervan dat ongezonde producten langs deze weg worden aangeprezen aan jongeren onder de leeftijd van dertien jaar?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u van mening dat de Social Code tekortschiet in het informeren van kijkers over online marketing, aangezien de Social Code van de levensmiddelenindustrie zorgt dat de naam van de adverteerder expliciet vermeld moet worden bij online reclame maar de kijker op Youtube echter de naam van de adverteerder pas ziet op het moment wanneer hij de tekstbalk uitklapt? Zo nee, waarom niet?
De Social Code: YouTube beoogt reclame in online video zichtbaar te maken. Deze richtlijnen zijn vrijwillig opgesteld door een groep YouTubers, die andere YouTubers vragen zich aan te sluiten bij deze beweging, hetgeen ook is gebeurd. De code is tot stand gekomen met behulp van het Commissariaat voor de Media en is primair gericht op de makers van de video’s. En hoewel de Social Code op vrijwillige basis tot stand is gekomen, is deze voor de aangesloten Youtubers niet vrijblijvend. Het Commissariaat neemt dat mee in zijn gesprekken met Youtubers over de Social Code.
Voor de adverteerders uit de levensmiddelenindustrie gelden de afspraken uit de Reclamecode voor Voedingsmiddelen onverkort voor alle online mediakanalen. Ook voor het kanaal YouTube. Reclame en marketing gericht op kinderen onder de 13 jaar voor voedingsproducten die niet passen bij de voedingscriteria zijn, ongeacht de vermelding, per definitie in strijd met de afspraken die zij zelf hebben gemaakt. Daarnaast moet reclame duidelijk als zodanig herkenbaar te zijn, door vermelding van de adverteerder of anderszins. Als de reclame niet als zodanig herkenbaar is, dan schieten zowel de adverteerder als de YouTuber hierin tekort.
Bent u van mening dat deze vorm van online marketing haaks staat op de doelen van het programma Jongeren Op Gezond Gewicht? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid met levensmiddelenindustrie in gesprek te gaan over het beperken van online marketing gericht op kinderen?
Ongeoorloofde marketing die in strijd is met de Social Code en Reclamecode voor Voedingsmiddelen staan haaks op de doelen van het programma Jongeren Op Gezond Gewicht. In bredere zin staat ongeoorloofde marketing haaks op mijn beleid en de ambities van het Nationaal Preventieakkoord dat ik met een groot aantal partijen sluit. Om die reden monitor ik jaarlijks de naleving van de afspraken door de levensmiddelenindustrie en ga ik er van uit dat de afspraken nageleefd worden, ook in het online domein. De resultaten van deze monitor, die in 2019 zullen volgen, zal ik bespreken met de levensmiddelenindustrie en met de Alliantie Stop Kindermarketing ongezonde voeding.
De toename van synthetische drugscriminaliteit |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht dat de politie de gevolgen vreest van toenemende drugscriminaliteit?1
Ja.
Herkent u dit beeld? Wat is uw oordeel over deze toename aan criminaliteit die samenhangt met de drugsindustrie?
Het is lastig een éénduidig beeld te geven van de omvang van de criminaliteit die samenhangt met de drugsindustrie. Zo blijkt bijvoorbeeld uit recent gepubliceerde cijfers van het WODC, het CBS en de Raad voor de Rechtspraak, de jaarlijkse rapportage Criminaliteit en Rechtshandhaving, dat het aantal geregistreerde drugsmisdrijven ten opzichte van 2007 met 36% is gedaald.2 Dit is in lijn met een algehele trend van dalende criminaliteit in deze periode. Tegelijkertijd moeten we vaststellen dat bijvoorbeeld het aantal ontmantelde laboratoria en het aantal drugsdumpingen de laatste jaren blijft stijgen. In hoeverre andere criminaliteitsfenomenen samenhangen met de drugsindustrie is moeilijk precies te duiden, maar dit lijkt in grote mate het geval te zijn. Om deze reden is op advies van het Strategisch Beraad Ondermijning (SBO) de drugsindustrie aangemerkt als de focus van de aanpak van ondermijnende criminaliteit (zie verder het antwoord onder vraag 3).
Op welke wijze wilt u de strijd aanbinden tegen deze vorm van criminaliteit – met name ook in de provincie Noord-Brabant?
Bij brief van 11 juli 2018 heb ik uw Kamer geïnformeerd over hoe het kabinet de aanpak van ondermijnende criminaliteit de komende jaren wil versterken.3 In het regeerakkoord zijn zowel incidentele als structurele middelen vrijgemaakt, om de regionale en landelijke diensten op dit gebied te versterken. De regio's en landelijke partners hebben na de zomer voorstellen voor meerjarige versterkingsprogramma’s bij mij ingediend. Het eerder dit jaar ingerichte SBO heeft mij op basis van die plannen geadviseerd over de besteding van de gelden. Ik heb dit advies overgenomen. Ik ben nu in afstemming over een akkoord van mijn collega van Financiën over de bestedingsplannen. Als dat is afgerond, kan ik de versterkingsgelden toekennen en zal ik uw Kamer daarover informeren.
Heeft de politie wel voldoende mogelijkheden om op te treden tegen deze criminele netwerken?
Het kabinet investeert met 171 fte extra in de aanpak van georganiseerde criminaliteit. De politie werkt intensief met alle betrokken partijen samen aan de integrale aanpak waar het tegengaan van criminele netwerken onderdeel van uitmaakt.
Wat is de betekenis van de opmerking dat de coördinator synthetische drugs van de politie Zeeland-West-Brabant de conclusie onderschrijft dat de pakkans van criminelen te laag is, het strafklimaat te mild en dat ons land een ideaal vestigingsklimaat heeft voor drugscriminaliteit? Deelt u deze opvatting?
De investeringen die het kabinet doet in de aanpak van ondermijnende criminaliteit zijn er niet voor niets. De realiteit laat zien dat voor een bepaald type drugscriminaliteit ons land een aantrekkelijke vestigingsplaats is gebleken. Het is duidelijk dat de aanpak moet worden versterkt. Hierin opereert het kabinet nadrukkelijk samen met alle betrokken diensten. Het SBO speelt hierbij een belangrijke rol. Hierin zijn vertegenwoordigd het Openbaar Ministerie, de politie, de Belastingdienst, de ministeries van JenV, van BZK en van Financiën, de regioburgemeesters, de VNG, de G40, de Raad voor de Rechtspraak, de Bijzondere Opsporingsdiensten en de Koninklijke Marechaussee. In het SBO wordt de versterkte aanpak vormgegeven. Zo beogen we gezamenlijk het vestigingsklimaat voor drugscriminelen te verslechteren. Dit is echter geen probleem dat van de ene op de andere dag kan worden opgelost; het duurzaam versterken van de aanpak vergt een lange adem. Het kabinet zal zich hier blijvend voor inzetten.
In hoeverre klopt de conclusie dat er onvoldoende onderzoekscapaciteit beschikbaar is en dat er te weinig informatie wordt gedeeld tussen de betrokken organisaties? Welke mogelijkheden ziet u om deze situatie te veranderen?
Politiecapaciteit is per definitie schaars. Er zullen dus altijd keuzes moeten worden gemaakt. Zoals ik ook aangeef in mijn antwoord op vraag 4, investeert het kabinet in extra capaciteit voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit. In RIEC-verband wordt informatie gedeeld door de betrokken partijen. Momenteel wordt door een werkgroep met betrokken partijen bezien op welke manier de informatiedeling in het kader van de aanpak van ondermijnende criminaliteit kan worden verbeterd. Hierover wordt uw Kamer nog nader geïnformeerd.
Bent u – mede in het licht van de grote gevolgen en risico’s die deze drugscriminaliteit heeft voor onder meer de woonwijken waarin ze gevestigd zijn – bereid meer mogelijkheden te bieden voor grondige recherche naar de bronnen van deze drugscriminaliteit en de daarmee verbonden geldstromen?
Het lokaal gezag bepaalt de prioriteit ten aanzien van de aanpak en risico’s van deze drugscriminaliteit en daarmee ook de recherchecapaciteit die hiervoor kan worden ingezet.
Welke mogelijkheden ziet u om ook blijvend de veiligheid te waarborgen van personen die betrokken zijn bij de strijd tegen drugscriminaliteit, zoals officieren van justitie en rechercheurs?
Voor officieren van justitie en politieambtenaren bestaan diverse mogelijkheden voor het krijgen van interne ondersteuning en begeleiding bij hun werkzaamheden. Voor officieren van justitie bijvoorbeeld door contacten met vakgenoten en door middel van intervisie. Ook kunnen zij beroep doen op hulpverlening door het Instituut voor Psychotrauma of door individuele coaches. Indien nodig krijgen zowel officieren van justitie als politieambtenaren bescherming, al dan niet in het kader van het Stelsel Bewaken en Beveiligen.
Lessen uit het Belgisch voetbalschandaal |
|
Lisa Westerveld (GL), Kathalijne Buitenweg (GL) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het grote corruptieschandaal in België, waarbij meer dan de helft van de clubs in de hoogste divisie huiszoekingen zijn verricht en trainers, scheidsrechters en journalisten zijn opgepakt?
Ja.
Wat gebeurt op dit moment om matchfixing in Nederland tegen te gaan? Wat is er geleerd van het onderzoek uit 2013 waaruit bleek dat er ook in Nederland matchfixing plaatsvindt?
Naar aanleiding van het genoemde onderzoek uit 2013 is een nationaal platform matchfixing ingericht om een structureel overleg te realiseren tussen de opsporingspartners, toezichthouder(s), de sportsector en de kansspelsector. Deze samenwerking is in 2014 opgestart en inmiddels doorontwikkeld.
Binnen de huidige context werken de diverse partijen zo goed als mogelijk samen. Toch blijkt dat het in de praktijk lastig is tot signalen te komen die zich lenen voor vervolgonderzoek in het kader van strafrecht en/of tuchtrecht. Om hierin verbetering aan te brengen, wordt voor een pilotperiode van twee jaar een informatiecoördinator benoemd. Na deze pilot zal aan de hand van een evaluatie bezien worden of deze functie de strijd tegen matchfixing versterkt en of de organisatorische inbedding van de functie volstaat.
Sportbonden en -koepels zoals KNVB, KNLTB en NOC*NSF treffen preventieve maatregelen, zoals meldplichten en gokverboden, voorlichting en educatie aan sporters en de inrichting van een vertrouwensloket, maar realiseren ook aanpassing van het tuchtrecht om matchfixing tuchtrechtelijk adequaat aan te kunnen pakken. Verder worden door de Minister voor Rechtsbescherming in het kader van het wetsvoorstel Kansspelen op afstand, maatregelen getroffen om matchfixing te bestrijden.
Over de aanpak van matchfixing is uw Kamer met de brief van 22 maart 20181 geïnformeerd. Voor meer informatie over de aanpak van matchfixing verwijs ik dan ook naar voornoemde brief.
Zijn er signalen dat het schandaal in België zich ook heeft verspreid naar Nederland? Hoe groot is het risico dat ook in Nederland matchfixing plaatsvindt?
Nee, ik heb geen concrete signalen dat het schandaal in België zich ook heeft verspreid naar Nederland.
In het eerder genoemde onderzoek uit 2013 is geconcludeerd dat matchfixing in Nederland voorkomt. In de eerdergenoemde brief van 22 maart 2018 is vermeld dat er de afgelopen jaren drie strafrechtelijke onderzoeken naar matchfixing hebben plaatsgevonden en één zaak tuchtrechtelijke is afgedaan.
Het blijft ingewikkeld signalen en met name ook voldoende sterke signalen boven water te krijgen. Het Openbaar Ministerie en opsporingsdiensten zijn daarvoor afhankelijk van signalen die uit de sector zelf komen, bijvoorbeeld van clubs, voetballers en zaakwaarnemers. Dit is een van de redenen er een informatiecoördinator aangesteld wordt.
Is er een beeld van de connectie tussen matchfixing bij sportwedstrijden en andere vormen van criminaliteit? Zo nee, wilt u dit onderzoeken?
Ja, dat beeld is er. Uit het onderzoeksrapport van Spapens en Olfers blijkt al dat rond matchfixing ook andere strafbare feiten kunnen plaatsvinden zoals onder meer witwassen en bedreiging.
Wat is uw inschatting over de rol van zaakwaarnemers? Kent u de oproep van hoogleraar Sport en Recht Marjan Olfers die voorstelt de rol van zaakwaarnemers te onderzoeken?1 Bent u bereid uitgebreid onderzoek te doen? Zo nee, waarom niet?
Ik ben bekend met de oproep van mevrouw Olfers, maar ben op dit moment niet van plan om een uitgebreid onderzoek te doen naar zaakwaarnemers.
Hoewel zaakwaarnemers ook in Nederland een invloedrijke positie in het betaald voetbal hebben, geldt hier een strenger regime voor zaakwaarnemers dan in België. In Nederland is het alleen mogelijk om actief te zijn als zaakwaarnemer als deze bij de KNVB geregistreerd is als intermediair. Voor toetreding tot dat register is een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) verplicht. Daarnaast worden de vergoedingen van zaakwaarnemers over transfers bijgehouden en ieder jaar gepubliceerd. Ook bestaat sinds vorig jaar een keurmerk voor intermediairs waarmee de kwaliteit en betrouwbaarheid van zaakwaarnemers verder wordt vergroot. Tot slot ondernemen ook FIFA en UEFA stappen om internationaal te komen tot strengere regels voor zaakwaarnemers.
Bent u bereid met uw collega’s in andere landen en met sportbonden te overleggen over wat er internationaal beter gedaan kan worden om matchfixing te bestrijden? Zo ja, wat gaat u doen? Zo nee, waarom niet?
Matchfixing in de sport houdt niet op bij de grens. Dat maakt een internationale aanpak cruciaal.
Nederland heeft daarom actief deelgenomen aan onderhandelingen in de Raad van Europa, om te komen tot een verdrag ter bestrijding van matchfixing (Macolin conventie). Belangrijk doel van dit verdrag is om de samenwerking tussen Europese en niet-Europese landen in de strijd tegen matchfixing te versterken. Daarnaast is Nederland vertegenwoordigd in de Group of Copenhagen.Dit is een initiatief van de Raad van Europa, waarbij alle nationale platforms matchfixing samenkomen om van elkaar te leren en goede voorbeelden te delen.
Verder wordt bij de bestrijding van matchfixing door alle stakeholders in Nederland samengewerkt met hun internationale partners. Zo werkt de sportsector samen met internationale sportfederaties zoals de UEFA, hebben de kansspelautoriteiten uit verschillende landen gezamenlijk overleg over matchfixing en benutten de opsporings- en vervolgingsdiensten bilaterale samenwerking en internationale contacten via Interpol, Europol en Eurojust.
Het bericht dat cyberoorlog zich ook op zee afspeelt |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat cyberoorlog zich ook op zee afspeelt?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de NAVO heeft aangeven dat «recent een toename is van «inmenging» in het GPS-signaal en andere onderdelen in het elektromagnetische spectrum?» Zo nee, waarom niet?
Elektronische oorlogsvoering, waarbij signalen in het elektromagnetisch spectrum worden gebruikt om informatie te verkrijgen over wapensystemen en om signalen van tegenstanders te verstoren, wordt al sinds lange tijd toegepast. Door technologische ontwikkelingen nemen de mogelijkheden toe. De Nederlandse marine heeft te maken met «jamming» en «spoofing» van telecommunicatie en met GPS-verstoring. Hierover wordt gerapporteerd aan de MIVD of de NAVO. Over de precieze aard van deze activiteiten kan ik, net als de NAVO, geen gedetailleerde mededelingen doen, omwille van de vertrouwelijkheid en het inzicht dat dat zou geven in de capaciteiten van de krijgsmacht.
Kunt u aangeven of de Nederlandse marine te maken heeft gehad met «jamming» of «spoofing»? Zo nee, is het bekend dat andere NAVO-bond genoten hier last van hebben gehad? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u deze gevallen met de Kamer delen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven wat de staat is van de cyberbeveiliging van de marine en de marineschepen? Zo nee, waarom niet?
De gehele defensieorganisatie moet zijn voorbereid op cyberdreigingen en zich hiertegen kunnen beschermen. Dit behelst onder andere het monitoren en het analyseren van dataverkeer, het onderkennen van digitale aanvallen en de reactie hierop. Defensie moet daartoe bekend zijn met de mogelijke dreigingen in het digitale domein en de kwetsbaarheden van haar eigen netwerken en systemen. Vanuit veiligheidsoverwegingen kan ik hierop niet specifieker ingaan.
Deelt u de mening dat alleen de NAVO, en niet de Europese Unie, ook op zee zorgt voor vrede en veiligheid? Zo nee, waarom niet?
De EU heeft een belangrijke rol in het bewaren en bevorderen van vrede en veiligheid op het Europese continent. Dit geldt evenzeer op zee. Zo is de EU actief op de Middellandse Zee in het terugdringen van mensensmokkel en de uitvoering van het wapenembargo richting Libië. Ook draagt de Europese Unie bij aan het waarborgen van vrije wereldhandel middels de anti-piraterijmissie voor de kust van Somalië
Het bericht over nieuwe misstanden bij corpora, in dit geval Minerva |
|
Frank Futselaar |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Kent u het artikel «Bij Minerva halen de tijden de mores in»?1 Wat is uw reactie daarop?
Ja, ik ken dit artikel en ik ben geschrokken van het geschetste beeld.
Bent u bekend met het besluit dat de Rijksuniversiteit Groningen dit jaar heeft genomen, weliswaar na de introductieperiode, om Vindicat een jaar lang niet te accrediteren?
Ja.
Deelt u de mening dat het tijd is voor een landelijke aanpak, gericht tegen vernedering, seksuele intimidatie, geweld, zwijgcultuur en eigen rechtssystemen binnen de corpora, om dit soort excessen bij de verschillende corpora aan te pakken? Kunt u uw antwoord toelichten? Bent u bereid hier een aanzet voor te geven in samenwerking met de universiteiten en hogescholen?
In de afgelopen jaren hebben verscheidene ontoelaatbare incidenten bij studentenverenigingen plaatsgevonden en ik zie dat dit bij veel universiteiten en hogescholen en ook bij verenigingen zelf, tot stevige gesprekken heeft geleid. Zoals ik ook in antwoord op eerdere Kamervragen heb aangegeven, vind ik het primair aan de onderwijsinstelling om op te treden als er dit soort, vaak vernederende incidenten plaatsvinden.2 Voor meerdere universiteiten en hogescholen waren de incidenten reden voor het opschorten van bestuursbeurzen of het (tijdelijk) verbreken van de banden. Dat vind ik een goede benadering.
Bent u bereid tot een nieuw gesprek met de Landelijke Kamer van Verenigingen (LKvV) om duidelijk te maken dat de schijnbaar endemische cultuur van vernedering en misdragingen binnen de corpora onacceptabel is, zowel in het algemeen maatschappelijk verkeer als specifiek bij organisaties die op een of andere manier verbonden zijn aan hoger onderwijs instellingen?
Eerder is al met de LKvV gesproken over de cultuur en incidenten bij studentenverenigingen. De LKvV heeft mij te kennen gegeven vernedering en misdragingen stevig te veroordelen en af te wijzen. Op verschillende manieren probeert zij, in samenwerking met verenigingen, een verandering voor elkaar te krijgen. Zo wordt er jaarlijks een congres georganiseerd over de invulling van de introductietijden en evalueren werkgroepen met daarin verenigingsbestuurders de introductietijden. Van de LKvV heb ik begrepen dat veel verenigingen in het afgelopen jaar al flinke veranderingen hebben doorgevoerd in hun ontgroeningen.
Hoe gaat u erop toezien dat er een cultuurverandering plaatsvindt bij de corpora waar dit soort excessen voorkomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik bij vraag 3 heb aangegeven, zie ik dat veel universiteiten en hogescholen dit onderwerp uiterst serieus nemen en hier ook het gesprek over voeren met de studentenverenigingen. Ik zie geen aanleiding om hier nu zelf een grotere rol in te pakken.
Gaat u universiteiten en hogescholen aanspreken op de banden die zij hebben met recidiverende corpora? Bent u bereid om met instellingen voor hoger onderwijs in contact te treden om een standaardaanpak voor misdragende corpora in te stellen zodat er sprake kan zijn van een eenduidig zero tolerance beleid?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht ‘Jongerenreis naar radicale prediker’ |
|
Jasper van Dijk , Bente Becker (VVD) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
Kunt u alsnog antwoord geven op de vraag of het waar is dat Milli Görüş tientallen jongeren heeft meegenomen naar Turkije voor onderwijs door een radicale imam en of u van dit feit op de hoogte was in plaats van te verwijzen naar een persbericht van Milli Görüş zelf?1 Zo nee, waarom niet?
Het is geen taak van de overheid om reizen van organisaties te monitoren. Naar aanleiding van de schriftelijke vragen van Kamerleden Becker (VVD) op 20 augustus 2018 en Jasper van Dijk (SP) op 21 augustus 2018 heeft een gesprek plaatsgevonden met Milli Görüş. Milli Görüş heeft aangegeven van 2014 tot 2016 reizen te hebben georganiseerd voor jongeren van 16 tot 22 jaar naar Turkije voor identiteitsontwikkeling en kennisvergaring. Inmiddels vinden de studiereizen niet meer plaats. De reizen richtten zich zowel op de stad Istanbul, waarbij o.a. culturele hoogtepunten en het stadsbestuur werden bezocht. Ook werden meerdere geestelijken bezocht, waaronder dhr. Yildiz.
Kunt u uitsluiten dat tijdens de reizen van Milli Görüş Nederlandse jongeren geënthousiasmeerd zijn voor denkbeelden die haaks staan op de uitgangspunten van de rechtsstaat, de Nederlandse wetgeving en de waarden die in Nederland worden gekoesterd? Zo nee, bent u bereid nader onderzoek te doen, aangezien u stelt dat de overheid in voorkomende gevallen kan optreden?
Het staat maatschappelijke en religieuze organisaties vrij om buitenlandse reizen te organiseren. Hierop wordt door de overheid geen toezicht gehouden. Het houden van preventief toezicht schuurt met de terughoudendheid die de overheid betracht als het om de vrijheid van godsdienst gaat.
In het algemeen is het zo dat indien personen of organisaties door de doelen die zij nastreven, dan wel door hun activiteiten aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor de nationale veiligheid, de AIVD daar onderzoek naar doet. Hierover kan geen informatie in het openbaar gedeeld worden.
Tijdens de gesprekken die het Ministerie van SZW met Milli Görüş over de georganiseerde jongerenreizen heeft gevoerd, heeft het Ministerie van SZW aangegeven het onwenselijk te vinden wanneer Nederlandse jongeren doelbewust in aanraking worden gebracht met denkbeelden die haaks staan op de Nederlandse normen en waarden en de Nederlandse wetgeving. Milli Görüş stelde hier alert op te zijn, en indien nodig tegen op te treden.
Welke mogelijkheden heeft u om na te gaan of jongeren doelbewust geënthousiasmeerd worden voor dergelijke denkbeelden en op te treden wanneer dat het geval is?
Zie antwoord vraag 2.
Geldt de vrijheid van maatschappelijke en religieuze organisaties om buitenlandse reizen te organiseren – ook als het gaat om reizen met minderjarige kinderen naar onvrije landen – of bent u bereid enige vorm van toezicht te houden om de vrijheid van deze kinderen en de veiligheid van alle Nederlanders te beschermen, ook nu is gebleken dat er is onderwezen door een radicale imam?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u het recente persbericht van Milli Görüş, waarin staat dat het bezoek aan Nureddin Yildiz (die banden heeft met de jihadistische strijdgroep Ahrar al-Sham) een onderdeel van het programma was en dat de uitspraak van Yildiz, dat trouwen met een 6 jarig kind is toegestaan en dat mannen vrouwen mogen slaan, volgens Milli Görüş al enkele jaren uit de context worden gehaald?2
Het is onwenselijk als jongeren worden blootgesteld aan radicale ideeën. Bepaalde uitspraken en denkbeelden van dhr. Yildiz zijn aanstootgevend en verwerpelijk. Milli Görüş heeft aangegeven afstand te nemen van alle uitspraken en handelingen die in strijd zijn met de Nederlandse Grondwet.
Net zoals bij iedere andere organisatie, kan door de overheid actie ondernomen worden indien wettelijke grenzen worden overtreden.
Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat Milli Görüş geen afstand neemt van Yildiz, noch van zijn uitspraken en de reizen alleen tijdelijk staakt vanwege maatschappelijke commotie? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat ook Milli Görüş maatregelen neemt om te voorkomen dat jongeren onder invloed komen van predikers met radicale boodschappen? Welke mogelijkheden heeft u wanneer blijkt dat organisaties zelf onvoldoende maatregelen treffen om dit te voorkomen, anders dan het voeren van een gesprek?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u onderzoeken of Milli Görüş vandaag de dag daadwerkelijk een onafhankelijke organisatie is zonder stevige banden, beïnvloeding en financiering vanuit Turkije? Bent u bereid daarbij samen te werken met uw Belgische collega, nu ook de Belgische inlichtingendienst gaat uitzoeken welke verenigingen en geldstromen schuilgaan achter de organisatie Milli Görüş?3
In 2017 heeft RadarAdvies in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid als uitvoering van motie Karabulut/Potters onderzoek gedaan naar Turkse organisaties en stromingen in Nederland (TRSO’s). Uit dit onderzoek blijkt dat wat Milli Görüş in Nederland betreft, er geen sprake is van aantoonbare beïnvloeding vanuit een Turkse Milli Görüş organisatie. Na een breuk in 1996 tussen de Milli Görüş-beweging binnen en buiten Turkije, heeft die laatste een hoofdkantoor geopend in het Duitse Kerpen, nabij Keulen.
Milli Görüş Noord-Nederland heeft jaren geleden één keer een projectsubsidie gekregen van de Turkse overheid, ter waarde van € 15.000,-. Milli Görüş Zuid-Nederland heeft nooit dergelijke subsidies gekregen. Er zijn volgens eigen zeggen geen actuele inkomsten van de Turkse overheid. De onderzoekers van RadarAdvies achtten het aannemelijk dat de Turkse overheid de twee Nederlandse federaties inderdaad niet financiert.
De onderzoekers van RadarAdvies stellen dat er geen aantoonbaar strakke aansturing van de organisaties vanuit Turkije plaatsvindt.
Gezien dit recent uitgevoerde onderzoek ben ik van mening dat het niet noodzakelijk is om over te gaan tot een nieuw onderzoek.
Kent u het bericht in NRC dat gemeentebesturen, waar Milli Görüş actief is, in hun maag zitten met de band tussen de moskeeorganisatie en de Turkse prediker?4 Kunt u alsnog antwoord geven op de vraag of gemeenten op de hoogte waren van deze reizen? Heeft u contact (gehad) met gemeenten waar vanuit deze reizen zijn georganiseerd? Zo nee, waarom niet en bent u bereid alsnog contact met hen te hebben over hun zorgen?
Uit mijn contacten met gemeenten blijkt niet dat gemeenten van de reizen op de hoogte waren.
Hoe en op welke termijn wordt de interdepartementale samenwerking versterkt zodat lokale en landelijke informatie bijeen wordt gebracht om gezamenlijk te kunnen acteren bij zorgelijke signalen?5
Op korte termijn wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.
Herinnert u zich dat u heeft aangeven dat als in de toekomst blijkt dat Milli Görüş in haar imamopleiding wettelijke grenzen overtreedt, de overheid in actie kan komen? Hoe komt u daar achter zonder toezicht? Zou u willen overwegen om onderwijs, dat mede wordt aangeboden door organisaties gefinancierd en/of gelieerd aan onvrije landen en/of waarvan bekend is dat in het verleden onvoldoende is gedaan om te voorkomen dat jongeren worden geënthousiasmeerd voor eerdergenoemde onwenselijke denkbeelden, onder een vorm van toezicht te plaatsen?
Zoals gezegd is de opleiding van Milli Görüş geen erkende opleiding binnen het hoger onderwijs bestel en houdt de overheid daar geen toezicht op.
Indien organisaties aanleiding geven tot vermoedens van ernstige overschrijding van wettelijke grenzen dan zullen daar de bevoegde overheden onderzoek naar doen. Deze overheden zijn belast met toezicht houden en optreden tegen strafbare feiten.
Kan de Kamer de brief over de uitkomsten van uw gesprekken met moskeekoepelorganisaties, zoals toegezegd in het algemeen overleg Preventie radicalisering van 20 juni 2018, spoedig tegemoet zien?
Er is tijdens het algemeen overleg Preventie radicalisering van 20 juni 2018 geen aparte brief toegezegd over uitkomsten van gesprekken met moskeekoepelorganisaties. We blijven met de koepels in gesprek over onderwerpen als radicalisering, problematisch gedrag en de veiligheid rondom moskeeën. Daarover wordt uw Kamer doorlopend geïnformeerd in de daarvoor relevante Kamerstukken.
Bent u bereid deze vragen zo snel mogelijk te beantwoorden met het oog op het in te plannen plenaire debat over Turkse beïnvloeding in Nederland?
Ja.
Het bericht dat er een schaderegeling komt voor ondernemers die te maken hebben met diefstal door asielzoekers uit veilige landen |
|
Jasper van Dijk |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het dat er een fonds komt voor schade na diefstal door asielzoekers uit veilige landen?1
Zoals ik tijdens de recente JenV begrotingsbehandeling en in verschillende brieven aan uw Kamer3 heb aangegeven vind ik het onacceptabel dat een beperkte groep asielzoekers zorgt voor overlast op COA-locaties, maar ook daarbuiten. Signalen over winkeliers die (veelvuldig) te maken hebben met diefstal door bewoners van een azc zijn daarbij een punt van zorg. Naast dat dit onwenselijke gevolgen meebrengt voor de betreffende winkeliers, heeft dit ook een negatief effect op het draagvlak voor de opvang van asielzoekers.
In geval van winkeldiefstal moet het uitgangspunt zijn dat de mogelijkheden die winkeliers hebben om schade te verhalen op ingezetenen van Nederland ook toepasbaar zijn bij asielzoekers. Het is niet wenselijk dat die mogelijkheden beperkter zijn, maar het ligt ook niet voor de hand dat er meer mogelijkheden bestaan in die gevallen. Voor een specifiek hiervoor in het leven geroepen schadefonds bestaat dan ook niet meteen aanleiding.
In geval van criminele gedragingen, zoals bij winkeldiefstal, dient de aanpak primair via het strafrecht te verlopen. Hiertoe is het van belang dat er aangifte wordt gedaan bij de politie en er opvolging wordt gegeven door de politie en het OM.
Daarnaast is het ook belangrijk dat de getroffen winkeliers zo optimaal mogelijk gebruik kunnen maken van bestaande compensatieregelingen, zoals via de Service Organisatie Directe Aansprakelijkstelling (SODA). Zoals aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 15 november jl. zijn SODA en het COA momenteel in gesprek over op welke manier het COA hier ondersteuning bij kan bieden.4
Deelt u de mening dat de daders moeten opdraaien voor de schade in plaats van anderen die een fonds oprichten?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe kunnen gedupeerde ondernemers de kosten van diefstal alsnog verhalen op mensen zonder vaste woon- en verblijfplaats? Waarom is het niet mogelijk de boete te versturen aan het asielzoekerscentrum waar zij verblijven?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat het om circa 65.000 euro per jaar gaat? Zo nee, hoe groot is de omvang van de schade dan wel? Hoe heeft dit bedrag zich in de afgelopen vijf jaar ontwikkeld?
Zie antwoord vraag 1.
Spelen dergelijke problemen ook op andere plekken in Nederland? Zo ja, hoe gaan anderen om met dit probleem?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat het fonds wordt gefinancierd door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA)? Zo nee, hoe dan wel?
Zie antwoord vraag 1.
Worden de onkosten uiteindelijk wel betaald door de daders? Zo nee, deelt u de mening dat dit nogal onrechtvaardig is alsmede slecht voor het draagvlak voor opvang van vluchtelingen?2
Zie antwoord vraag 1.
Drugsfeest in Justitieel Complex Zaanstad |
|
Kathalijne Buitenweg (GL) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht dat beelden van drugsfeestjes in Justitieel Complex Zaanstad zijn uitgelekt?1 Zo ja, klopt dit bericht?
Ja, het bericht is mij bekend. Het klopt dat de betreffende beelden in JC Zaanstad zijn gemaakt en van daaruit naar buiten gebracht.
Was de informatie dat gedetineerden beschikken over binnengesmokkelde smartphones, drugs en sterke drank eerder bij u bekend? Zo nee, waarom niet?
Dit geval was mij niet eerder bekend. Het beleid dat de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) voert is gericht op het tegengaan van contrabande en voortgezet crimineel handelen in detentie en er is een drugsontmoedigingsbeleid.
In opdracht van de vestigingsdirecteur van het Justitieel Complex Zaanstad (JC Zaanstad) is direct onderzoek gedaan om te achterhalen welke gedetineerden betrokken waren bij het maken en publiceren van de videobeelden. De zeven gedetineerden die betrokken waren bij de gepubliceerde video’s zijn geïdentificeerd en in de isoleercel geplaatst. Op betreffende afdelingen zijn grondige spitacties uitgevoerd. Daarbij zijn onder andere ook speurhonden ingezet, die in staat zijn drugs en telefoons op te sporen. In de afgelopen periode is de hele inrichting op deze wijze doorzocht.
Klopt het dat het mogelijk is om binnen de muren van het complex telefonisch bereik te hebben? Wat vindt u daarvan?
Dat klopt. Dit is noodzakelijk om de veiligheid in de inrichting te garanderen en de communicatie mogelijk te maken (met en door externe hulpdiensten) tijdens calamiteiten, ook tijdens stroomstoringen. Wel neemt JC Zaanstad deel aan de proef met de «GSM-paraplu»die erop gericht is ongewenst telefoonverkeer te traceren en te blokkeren. De resultaten worden voor de zomer van 2019 verwacht.
Hoe verhoudt dit bericht zich tot de bewering dat Zaanstad tot de best beveiligde strafinrichting van Nederland zou behoren?
JC Zaanstad is een moderne, goed beveiligde inrichting. Het betreft een inrichting die bouwkundig en elektronisch voldoet aan alle eisen van beveiligingsniveau 3 (een normaal beveiligde inrichting). De meeste penitentiaire inrichtingen hebben dit beveiligingsniveau. Daarbij gelden veiligheidsmaatregelen gericht op het tegenhouden van contrabande, zoals toegangscontrole voor gedetineerden, bezoekers en personeel, celinspecties, urinecontroles e.d. In de praktijk blijkt echter dat gedetineerden steeds nieuwe manieren verzinnen om contrabande naar binnen te smokkelen. In de visie op gevangenisstraffen heb ik aangekondigd onder andere in te zetten op innovatie om andere manieren te vinden om contrabande tegen te houden. De ontwikkeling van de aangekondigde maatregelen is in volle gang.
Wat betekent dit bericht voor uw voornemen om op korte termijn de deuren te sluiten van goed functionerende justitiële inrichtingen te Almere en Zwaag, waar een gedegen detentieklimaat heerst, ten faveure van Justitieel Complex Zaanstad?
Ik zie geen reden om naar aanleiding van dit incident mijn eerder genomen besluit omtrent de sluiting van vier locaties terug te draaien of te temporiseren. Alle penitentiaire inrichtingen hebben een goed en gedegen detentieklimaat.
Deelt u de mening dat meerpersoonscellen het toezicht op gedetineerden bemoeilijken? Zo nee, waarom niet?
Nee. Bij het toezicht op justitiabelen wordt uitgegaan van een ratio van 2 personeelsleden op 24 uitgesloten gedetineerden. Het gebruik van meerpersoonscellen doet daar niets aan af.
Bent u bereid om naar aanleiding van deze uitgelekte beelden uw voornemen om gevangenissen te sluiten en gedetineerden naar Zaanstad over te plaatsen te temporiseren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid om deze vragen per omgaande te beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Gelet op de benodigde zorgvuldigheid die bij de beantwoording moest worden betracht, was het niet mogelijk deze vragen per ommegaande te beantwoorden.
Het bericht ‘Drugsfeest in gevangenis Zaanstad' |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Drugsfeest in gevangenis Zaanstad»?1
Ja, het bericht is mij bekend.
Hoe is het mogelijk dat deze criminelen aan drugs en telefoons in de gevangenis konden komen? Kunt u uiteenzetten hoe het toezicht op deze criminelen was geregeld, met wie deze gevangenen in contact zijn geweest en hoe deze smokkelwaar uiteindelijk in de gevangenis terecht kon komen?
Het beleid dat de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) voert is gericht op het tegengaan van contrabande en voortgezet crimineel handelen in detentie en er is een drugsontmoedigingsbeleid. Via bijvoorbeeld toegangscontrole, celinspecties en urinecontroles wordt actief naar contrabande gezocht.
In opdracht van de vestigingsdirecteur van het Justitieel Complex Zaanstad (JC Zaanstad) is direct onderzoek gedaan om te achterhalen welke gedetineerden betrokken zijn bij het maken en publiceren van de videobeelden. De zeven gedetineerden die betrokken waren bij de gepubliceerde video’s zijn geïdentificeerd en zijn in de isoleercel geplaatst. Op betreffende afdelingen zijn grondige spitacties uitgevoerd. Daarbij zijn onder andere ook speurhonden ingezet die in staat zijn drugs en telefoons op te sporen. In de afgelopen periode is de hele inrichting op deze wijze doorzocht. Behalve onderzoek naar de aanwezigheid van contrabande, wordt door de vestigingsdirecteur ook bezien welke aanvullende maatregelen kunnen worden getroffen om de beveiliging van de inrichting nog verder te verbeteren. Daarbij wordt onder meer gekeken naar de toegangsbeveiliging, de luchtplaatsbeveiliging en het celmeubilair. Daarnaast wordt door het bureau Veiligheid en Integriteit (bV&I) van DJI bezien welke aanvullende mogelijkheden er zijn voor de beveiliging tegen invoer, bezit en gebruik van contrabande in JC Zaanstad en de andere PI’s.
Er is geen aanwijzing dat personeel betrokken is bij de invoer van contrabande. Als dit uit onderzoek van bV&I mocht blijken, worden uiteraard passende (disciplinaire) maatregelen genomen.
Bent u bereid deze volstrekt falende beveiliging tot op de bodem uit te zoeken en de verantwoordelijke personen te ontslaan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat uit deze beelden blijkt dat de gevangenis in Zaanstad gelijk staat aan het bouwen van drugfeestjes in plaats van gevangenisstraffen en dat dit des te pijnlijker is voor de slachtoffers van deze criminelen? Zo ja, wat gaat u eraan doen zodat dit in de toekomst nooit meer kan gebeuren?
Ik vind het onacceptabel dat gedetineerden contrabande kunnen invoeren. Dit vormt een bedreiging voor de veiligheid binnen onze inrichtingen. De beelden tonen gedetineerden die niet werken aan hun re-integratie maar met hun gedrag het rechtvaardigheidsgevoel ondermijnen en er juist op uit zijn het gezag binnen en buiten de inrichting uit te dagen. De zeven gedetineerden die betrokken waren bij de gepubliceerde video’s zijn geïdentificeerd en in de isoleercel geplaatst. Op betreffende afdelingen zijn grondige spitacties uitgevoerd. Alhoewel invoer van contrabande nooit 100% kan worden uitgesloten is mijn beleid gericht op meer en effectievere maatregelen op dat terrein. In mijn visie «Recht doen, kansen bieden, naar effectievere gevangenisstraffen» heb ik daar maatregelen voor aangekondigd zoals een proef met de GSM paraplu om het gebruik van mobiele telefoons binnen de inrichting effectief tegen te gaan en de strafbaarstelling van de invoer van contrabande.
Wat verstaat u onder een «gepaste straf» aan de gevangenen die herkenbaar in beeld zijn gebracht? Deelt u de mening dat de enige gepaste straf voor deze criminelen voor nu de isoleercel is, en niets anders? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid daarnaast de betreffende criminelen te vervolgen en ervoor te zorgen dat ze opnieuw een gevangenisstraf opgelegd krijgen maar dan wel in volledig isolement? Zo nee, waarom niet?
Gedetineerden die de regels in de inrichting overtreden worden gesanctioneerd overeenkomstig de wettelijke mogelijkheden in de vorm van straffen en maatregelen. Alle gedetineerden in JC Zaanstad die betrokken waren bij het incident zijn gesanctioneerd en in een isoleercel geplaatst. In mijn eerder genoemde visie op effectievere gevangenisstraffen heb ik aangekondigd dat ik gedrag tijdens detentie meer wil laten meetellen bij het toekennen van vrijheden. Dat geldt zeker voor het in bezit hebben van contrabande en het publiceren van filmpjes die in de gevangenis zijn opgenomen en het gedrag dat daarop vertoond wordt.
Mocht er sprake zijn van een strafbaar feit, dan wordt aangifte gedaan bij de politie, waarna de officier van justitie besluit over eventuele strafrechtelijke vervolging. Op grond van het Wetboek van Strafrecht is het bezit van een mobiele telefoon in een penitentiaire inrichting niet strafbaar. Voor de strafbaarstelling van de invoer van contrabande heb ik een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer aangeboden.
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Criminelen achter drugsafvaldumpingen wanen zich onaantastbaar» en het bericht «Spoor van negen kilometer drugsafval leidt naar gedumpt busje in Nijmegen»?1 2
Ja.
Deelt u de mening dat hiermee weer een nieuw dieptepunt is bereikt, namelijk het direct mensen in gevaar brengen door drugsdumpingen dichtbij de mensen in woonwijken?
De toename in de afgelopen jaren van het aantal drugsdumpingen is een ernstige zaak. De recente incidenten in woonwijken zijn daarbij onacceptabel. De bestrijding van drugscriminaliteit, ook gericht op de aanpak van de productie van synthetische drugs, staat daarom ook hoog op mijn agenda en dat van alle samenwerkende diensten.
Ziet ook u een toename in intensiteit en omvang van drugsdumpingen in 2018 ten opzichte van voorgaande jaren? Ziet u een toename in het aantal dumpingen in woonwijken en binnen de bebouwde kom ten opzichte van de voorgaande jaren?
Uit de registratiesystemen van het Openbaar Ministerie (OM) is geen volledig overzicht te genereren van zaken waarin verdachten zijn veroordeeld voor het dumpen van drugsafval. Een drugsafvaldumping kan, afhankelijk van de concrete omstandigheden, in de registratiesystemen van het OM onder verschillende feiten worden vastgelegd, bijvoorbeeld als een overtreding van het Wetboek van Strafrecht of de Opiumwet, of als een via de Wet op de economische delicten strafbaar gesteld milieudelict.
In de gevallen waarin verdachten konden worden getraceerd – vaak op heterdaad – worden regelmatig langdurige gevangenisstraffen opgelegd. Zo heeft de rechtbank Overijssel onlangs een drietal verdachten veroordeeld tot gevangenisstraffen van 24 maanden voor het dumpen van drugsafval in De Wolden en Alphen aan de Rijn.3
Kunt u een overzicht geven van rechtszaken waar personen beschuldigd of veroordeeld worden voor het dumpen van drugsafval in de periode 2014–2018? Hoe worden deze zaken in de regel afgedaan?
Zie antwoord vraag 3.
Herinnert u zich uw brief over de aanpak van ondermijnende criminaliteit d.d. 11 juli 2018 (Kamerstuk 29 911, nr. 207) over de stand van zaken aangaande de versterking aanpak ondermijning? Kunt u aangeven wat de stand van zaken is waar het gaat om de aanpak van synthetische drugs?
De regio's en landelijke partners hebben na de zomer voorstellen voor meerjarige versterkingsprogramma’s ingediend. Het eerder dit jaar ingerichte Strategisch Beraad Ondermijning (SBO) heeft mij op basis van die plannen geadviseerd over de besteding van de gelden. Ik ben nu in afstemming over een akkoord van mijn collega van Financiën over de invulling van de bestedingsplannen. Als dat is afgerond, kan ik de versterkingsgelden toekennen en zal ik uw Kamer daarover informeren. Daarnaast heb ik het SBO gevraagd mij specifiek te adviseren over de verbetering van de aanpak van synthetische drugs, mede naar aanleiding van de publicatie van het rapport «Waar een klein land groot in kan zijn» van de politieacademie.4 Dit advies van het SBO wordt voor het eind van het jaar verwacht.
Zal de voorgenomen verhoging van de strafmaat in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht ook van toepassing zijn indien onschuldige burgers in gevaar zijn gebracht zoals door het dumpen van levensgevaarlijk afval?
De wijziging van artikel 140 WvSr ziet op verhoging van het wettelijke strafmaximum voor deelneming aan een criminele organisatie indien deze organisatie het plegen van ernstige delicten tot oogmerk heeft. Onder ernstige delicten wordt in dit kader verstaan: misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer is gesteld. Hierbij kan gedacht worden aan criminele organisaties met het oogmerk om liquidaties te plegen. Het dumpen van chemisch drugsafval zal in voorkomende gevallen niet tot deze categorie behoren.
Bestaan er publiekscampagnes om mensen bewuster te maken van deze problematiek zodat men alert is op mogelijke dumpingen in hun wijken en ervan doordrongen raakt hoe gevaarlijk het is? Hoe wordt bewerkstelligd dat mensen met vermoedens sneller aan de bel trekken?
Investeren in bewustwording van de gevaren van lichamelijke blootstelling aan gedumpt drugsafval is zeker van belang. De aard en omvang van de drugsafvaldumpingen verschilt per regio. Het opmerken van dumpingen gebeurt door verschillende (bestuurlijke) instanties, opsporingsdiensten, burgers en bedrijven. Het is voor al deze partijen van belang alert te zijn op mogelijke drugsafvaldumpingen en deze te melden bij de politie. De ervaringen van provincies, gemeenten en ketenpartners kunnen gebruikt worden om ook lokaal, via lokale berichtgeving/media, meer gericht de aandacht te vestigen op de gevaren van blootstelling aan gedumpt drugsafval en het belang van het melden van vermoedens bij de politie. Zo zijn er al verschillende lokale campagnes gevoerd in samenwerking met Meld Misdaad Anoniem gericht op drugscriminaliteit. Hierbij wordt ook voor dumpingen aandacht gevraagd.
Hoe zien de schoonmaak en de daarbij gemoeide kosten eruit van drugsdumpingen in woonwijken, rijkswegen, provinciale wegen, lokale wegen en bijbehorende parkeerplaatsen? Kunt u uiteenzetten wie in welke gevallen verantwoordelijk is voor de schoonmaak en de daarbij gemoeide kosten? Vanuit Brabant klinken er geluiden dat het fonds dat is ingericht ter compensatie van de schade niet optimaal werkt omdat mensen het fonds niet kennen en het dus onvoldoende wordt benut. Daarnaast wordt slechts een deel van de kosten vergoed en komt niet iedereen voor vergoeding in aanmerking. Herkent u dit? Bent u voornemens om door te gaan met het fonds om ervoor te zorgen dat onschuldigen niet met de schade blijven zitten?
De rapportages over de uitvoering van het convenant «Uitvoering amendement cofinanciering opruiming drugsafval» geven een beeld over de kosten van de schoonmaak van drugsdumpingen. Hieruit blijkt dat er over 2015 cofinanciering is aangevraagd met gemiddeld ca. € 4.200,– aan opruimkosten per dumping. In 2016 varieerde de hoogte van de ingediende bedragen van € 936,– tot € 53.992,–. De meeste aanvragen vielen in de categorie van € 2.000,– tot € 5.000,–.
In de Wet bodembescherming (Wbb) is een zorgplicht opgenomen, waarvan het uitgangspunt is dat alle bodemverontreiniging moet worden opgeruimd, in eerste instantie door de veroorzaker en als dit niet mogelijk is door de eigenaar van de grond waar het (drugs)afval is gedumpt. Zij dragen ook de kosten voor de sanering. Zowel gemeente, provincie als Rijk zijn op grond van artikel 95, lid 3 van de Wbb bevoegd gezag in dezen. In de praktijk wordt dit opgepakt door het bevoegd gezag waar de calamiteit wordt gemeld.
In antwoorden op eerdere vragen van lid an Toorenburg heb ik de mogelijkheden aangegeven om de kosten te verhalen op de dader.5
De rapportage over «Uitvoering amendement cofinanciering opruiming drugsafval» in 2017 zal medio november 2018 worden opgeleverd door de provincies.
De Staatssecretaris van I&W is in haar beantwoording op schriftelijke vragen van lid Stoffer d.d. 25 mei jl. ingegaan op de tijdelijke co-financieringsregeling.6 Deze was ingericht naar aanleiding van het amendement Cegerek/Dijkstra op de begroting van het Ministerie van I&W.7 Deze tijdelijke regeling is inmiddels geëindigd. Een duurzame financieringsoplossing van provincies en gemeenten is er echter nog niet gekomen. Op verzoek van het Bestuurlijk Omgevingsberaad verkent een interbestuurlijke werkgroep nu onder voorzitterschap van het IPO de financiële en juridische mogelijkheden voor een duurzame financieringsoplossing. Deze werkgroep is samengesteld uit vertegenwoordigers van grote plattelandsgemeenten/VNG, provincies/IPO, het OM, de politie, de UvW en diverse ministeries. De werkgroep komt in het voorjaar van 2019 met een voorstel.
Tot slot heeft de Minister van BZK toegezegd om voor de begrotingsbehandeling van JenV de Kamer schriftelijk te informeren over de financiering van de opruimkosten en de onderbesteding in vorige jaren.
Het bericht ’Khashoggi vermoord op last koningshuis’ |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Khashoggi vermoord op last koningshuis»?1
Ja.
Heeft u daarop direct opgenomen met uw Turkse ambtsgenoot om bevestiging te krijgen van deze berichten?
Zoals reeds toegezegd tijdens het AO RBZ op 11 oktober jl. heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken contact opgenomen met het Turkse Ministerie van Buitenlandse Zaken om navraag te doen over de kwestie van de verdwenen Saoedische journalist Khashoggi en na te gaan of steun gewenst is. Uit deze navraag bleek dat Turkije inzet op medewerking door Saoedi-Arabië om de feiten rond deze kwestie boven water te krijgen. President Erdogan heeft op 23 oktober tijdens een publieke bijeenkomst de belangrijkste feiten die reeds uit media berichten bekend waren bevestigd. De Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie heeft namens de Europese Unie Saoedi-Arabië opgeroepen om volledig mee te werken met de Turkse autoriteiten, ook heeft de E3 een verklaring uitgedaan.
Heeft u contact opgenomen met uw Europese ambtsgenoten om deze kwestie te bespreken? zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is daar uit gekomen?
Heeft u inmiddels al contact gehad met andere internationale collega’s om deze kwestie te bespreken? Zo nee, op welke termijn gaat u dat doen? Zo ja, wat heeft dat opgeleverd?
Welke gevolgen geeft u aan de (mogelijke) betrokkenheid van het Saoedische Koningshuis bij de verdwijning op deze journalist?
Welke gevolgen heeft dit voor de relatie van Nederland met Saoedi Arabië?
Ben u van plan de geplande handelsmissie naar Saoedi Arabië van 18 tot en met 21 november 2018 (vooralsnog) uit te stellen tot er duidelijkheid is over de betrokkenheid van Saoedi Arabië bij deze verdwijning? Zo nee, waarom niet?
Steunt u de Turkse president Erdogan in zijn eis dat de Saoedi’s met bewijzen komen dat Khashoggi inderdaad het consulaat zelf heeft verlaten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, heeft u uw Europese ambtgenoten gevraagd hetzelfde te doen?
Het bericht dat hij een deal sloot met een van martelingen verdachte Venezolaanse minister |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Minister Blok sluit akkoord met Venezolaanse folteraar»?1
Ja.
Klopt het dat u een akkoord heeft gesloten met de Venezolaanse vicepresident Tareck El Aissami, die wordt verdacht van marteling en tegen wie EU sancties van kracht zijn? Zo ja, waar bestaat dit akkoord precies uit?
Op 7 april 2018 heb ik een bezoek gebracht aan Caracas om het akkoord te ondertekenen waardoor de grens met de Caribische delen van het Koninkrijk weer open zou gaan. Dit akkoord heb ik na overleg met de Caribische landen van het Koninkrijk ondertekend. Aan Venezolaanse zijde ondertekende de Venezolaanse vicepresident Wilmar Castro Soteldo. Hij was tevens delegatieleider in januari toen onderhandelingen over de overeenkomst plaats vonden. De vertaling van het akkoord is gepubliceerd in reactie op het WOB-verzoek dat door Zembla is gedaan en te vinden op de website van de rijksoverheid.2
Het Koninkrijk der Nederlanden onderhoudt diplomatieke betrekkingen met buurland Venezuela. De samenstelling van de delegatie is een prerogatief van het ontvangende land. Dat ook vicepresident El Aissami bij het gesprek aanwezig zou zijn was op een laat moment bekend.
Ik heb mijn gesprek op 7 april, zoals te doen gebruikelijk, met de Venezolaanse autoriteiten gebruikt om aandacht te vragen voor de mensenrechten – en humanitaire situatie. Op het moment dat het gesprek plaats had waren er geen EU-sancties tegen vicepresident El Aissami van kracht. Daartoe besloot de Raad op 25 juni. Overigens staan individuele sanctiemaatregelen een ontmoeting met personen die op de sanctielijst voorkomen niet in de weg. Voor aanvullende informatie verwijs ik naar de beantwoording van de Kamervragen gesteld door de Leden Van Helvert en Sjoerdsma (d.d. 23 november 2018, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 766).
Deelt u de mening dat er een verkeerd signaal van uit gaat als een Nederlandse Minister een akkoord sluit met een vertegenwoordiger van de Venezolaanse regering die van misdaden wordt verdacht? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u dit verklaren in het kader van uw uitgangspunt dat mensenrechten de hoeksteen zijn van het Nederlandse buitenlandbeleid, zoals u schrijft in de begroting Buitenlandse Zaken?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u het in algemene zin gepast om zaken te doen met een Minister die wordt verdacht van martelingen? Zo ja, waarom?
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u ervan dat de Arubaanse Minister-President haar afkeer heeft uitgesproken over uw contacten met deze Venezolaanse vicepresident? Wat betekent dit voor de verhoudingen tussen de Nederlandse en Arubaanse regering?
De premiers van Aruba en Curaçao zijn voortdurend op de hoogte gesteld van de diplomatieke inspanningen die uiteindelijk hebben geleid tot mijn bezoek aan Venezuela en de ondertekening van het akkoord op 7 april. Bij de bespreking van het akkoord in januari was Aruba vertegenwoordigd. Het akkoord heb ik in overleg met alle landen van het Koninkrijk getekend.
Tijdens het jaarlijkse Koninkrijksoverleg Buitenlandse Betrekkingen (KOBB) op 5 april is mijn bezoek aan Caracas ook aan de orde gekomen. Mijn bezoek had de uitdrukkelijke steun van Aruba en Curaçao die hebben aangedrongen op een normalisering van de grensproblematiek. Op dat moment was de precieze samenstelling van de Venezolaanse delegatie niet bekend. Ik heb van premier Wever-Croes niet persoonlijk vernomen dat er ongenoegen zou zijn over het contact met vicepresident El Aissami.
Bent u bekend met de berichten over de Venezolaanse Consul Figueroa, die in verband wordt gebracht met drugscriminaliteit? Zo ja, waarom heeft u dan toch ingestemd met zijn benoeming op Aruba?
Voor deze vraag verwijs ik naar de beantwoording van de Kamervragen gesteld door de leden De Roon en De Graaf (d.d. 17 mei 2018, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 2294).
Het bericht ‘Het rode gevaar komt uit het westen’ |
|
Remco Dijkstra (VVD), Arne Weverling (VVD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Het rode gevaar komt uit het westen»?1
Ja.
Herkent u het geschetste probleem met betrekking tot de aanwezigheid van de Amerikaanse rivierkreeft in Nederlandse wateren? Zo nee, waarom niet?
Het is bekend dat uitheemse rivierkreeften schade kunnen toebrengen aan de biodiversiteit. Om deze reden is sinds 2010 de Visserijwet 1963 van toepassing op deze dieren waarmee beroepsmatige visserij en gerichte bestrijding van deze invasieve soorten mogelijk is gemaakt. Daarnaast geldt voor deze dieren een uitzetverbod in de Uitvoeringsregeling visserij om toename van schadelijke effecten zoveel als mogelijk te voorkomen. Uitheemse rivierkreeften, waaronder de Amerikaanse rivierkreeft, zijn in 2016 als invasieve uitheemse diersoorten in de door de Europese Commissie vastgestelde Unielijst2 opgenomen. Verordening (EU) nr. 1143/20143 verbiedt het opzettelijk op het grondgebied van de Europese Unie brengen, houden, verhandelen, kweken en in de natuur uitzetten van dieren of planten van een op de Unielijst geplaatste soort. Bevissing van de uitheemse rivierkreeften, die wijdverspreid zijn in Nederland, is een effectieve beheersmaatregel om de soorten aan de populatie te onttrekken en uit het milieu te halen. Om deze reden is in de Regeling natuurbescherming een vrijstelling opgenomen om de visserij op deze soorten mogelijk te maken.
Overigens is niet alleen de aanwezigheid en het gedrag van de Amerikaanse rivierkreeften problematisch. Ook is sprake van besmettingsgevaar van een schimmel die deze dieren met zich meedragen.
Is eerder onderzocht wat het effect van de Amerikaanse rivierkreeft is op de biodiversiteit in Nederlandse wateren, met name op andere diersoorten en waterplanten?
Er zijn diverse studies gedaan. Zo is er in 2010 door de NVWA een risicoanalyse uitgevoerd in opdracht van het ministerie4. Hieruit blijkt dat de impact op aquatische bodemdieren en planten aanzienlijk kan zijn.
De rode Amerikaanse rivierkreeft, de Californische rivierkreeft, geknobbelde Amerikaanse en de gevlekte Amerikaanse rivierkreeft worden aangemerkt als de grootste probleemsoorten. Er zijn vijf soorten door de Europese Commissie geplaatst op de Unielijst van zorgwekkende invasieve uitheemse soorten5, op basis van wetenschappelijke rapportages.
Herkent u het in het artikel weergegeven beeld dat de aanwezigheid van de Amerikaanse rivierkreeft een negatief effect heeft op de waterkwaliteit, met name door het creëren van extra bagger? Zo nee, waarom niet?
Het is bekend dat onder meer Amerikaanse rivierkreeften door hun graafwerkzaamheden extra bagger kunnen veroorzaken.
Heeft u contact gehad met de waterschappen of hoogheemraadschappen over de geschetste problematiek? Zo ja, wat is er uit deze gesprekken voortgekomen?
Er is regelmatig contact met de Unie van Waterschappen en de waterbeheerders over de gevolgen van de aanwezigheid van uitheemse rivierkreeften op de biodiversiteit. Sinds 2015 is er ook overleg over de implementatie van Verordening (EU) nr. 1143/2014). Verschillende waterschappen doen onderzoek naar effecten van en mogelijke maatregelen tegen uitheemse rivierkreeften. Het Waterschap Rivierenland heeft in 2018 laten onderzoeken wat de impact van de rivierkreeften is op het ecologisch functioneren van het watersysteem, de veiligheid van waterkeringen en oeverstabiliteit, baggervorming, risico’s voor de volksgezondheid bij consumptie en de effecten voor (sport)visserij.6 Vanwege de verschillen in gedrag, moeten de gevaren per soort en leefgebied in beeld worden gebracht. Ik heb in het kader van het Europese Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) een subsidie toegekend aan de Good Fish Foundation voor het project «rivierkreeft uit de rivier» waarin samen met Wageningen Environmental Research en het Waterschap de Hollandse Delta onder meer wordt gekeken naar de effecten van bevissing. Op 14 november 2018 organiseren de betrokken partijen een studiedag waarbij ook de waterschappen aanwezig zullen zijn.
Deelt u de mening dat het effect van wegvangen van kreeften in Nederland nog niet goed is bestudeerd, zoals in het artikel wordt aangegeven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u van mening dat dit gedaan moet worden?
Er zijn verschillende studies uitgevoerd naar het effect van het wegvangen van rivierkreeften. In de bovengenoemde rapporten wordt hier aan gerefereerd. Uit deze studies zijn tot op heden nog geen effectieve en efficiënte beheers- en eliminatiemaatregelen naar voren gekomen. Het is aan de regionale partijen om te bepalen of verder onderzoek zinvol is.
Deelt u de mening dat de huidige Visserijwet in de weg staat van een effectieve aanpak van de problemen, aangezien beroepsvissers alleen een kreeftenkorf mogen gebruiken? Zo nee, waarom niet?
In mijn antwoord op vraag 2 heb ik aangegeven dat in de Regeling natuurbescherming een vrijstelling is opgenomen voor de bevissing en de daarop volgende handelingen ten aanzien van uitheemse rivierkreeften. Daarnaast verbinden het Reglement voor de binnenvisserij 1985 en de Uitvoeringsregeling visserij voorwaarden aan het gebruik van beroepsvistuigen op de binnenwateren. Omdat met deze vistuigen aanzienlijke hoeveelheden vissen of kreeftachtigen kunnen worden gevangen is het gebruik van deze vistuigen voorbehouden aan beroepsvissers. Dat geldt ook voor het gebruik van kreeftenkorven. Overigens leert de praktijk dat beroepsvissers zeer wel in staat zijn om met dit vistuig (of andere vistuigen) gerichte bevissing op rivierkreeften uit te voeren. Een aantal waterschappen heeft hier inmiddels ervaring mee opgedaan. Het is daarmee niet nodig om, aanvullend hierop, gebruik van beroepsvistuigen toe te staan voor vrijwilligers en derden. Het is zelfs onwenselijk, omdat daarmee inkomsten voor de beroepsvissers worden weggenomen en vanwege moeilijke handhaafbaarheid. Wel is het mogelijk om ten behoeve van onderzoek, bijvoorbeeld naar een effectiever beheer van rivierkreeften, ontheffing aan te vragen voor toepassing van beroepsvistuigen. Een dergelijke aanvraag voor ontheffing kan worden ingediend bij de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). Ook dient de eigenaar van het desbetreffende water hiervoor toestemming te geven.
Bent u bereid bij de water- en hoogheemraadschappen te inventariseren of de problemen in het gehele land worden ervaren en op basis hiervan te inventariseren of water- en hoogheemraadschappen genoeg instrumenten hebben om de problematiek aan te pakken? Bent u daarnaast bereid te kijken wat nodig is om water- en hoogheemraadschappen deze instrumenten wel te bieden? Zo nee, waarom niet?
In mijn antwoord op vraag 5 heb ik aangegeven dat er reeds contact is met de Unie van Waterschappen en de waterbeheerders over de problematiek van de uitheemse rivierkreeften. Daarbij wordt tevens gesproken over het beschikbare instrumentarium bij de waterschappen om de dieren te bestrijden.
Deelt u de mening, zoals neergelegd in het artikel, dat de EU-afspraken rondom de reinheid van het oppervlaktewater niet gehaald worden door de ontstane problematiek met de Amerikaanse rivierkreeft?
Het eerdergenoemde rapport over de impacts van de uitheemse rivierkreeften, dat in opdracht van het Waterschap Rivierenland is opgesteld, beschrijft dat er risico’s zijn voor het behalen van de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water. Daarbij zij opgemerkt dat het type water en de daarvoor geldende doelstellingen van belang zijn. Indien KRW-doelen niet worden bereikt, kan dat ook andere oorzaken hebben dan de aanwezigheid van uitheemse rivierkreeften.