Het bericht ‘Klokkenluider Huig Plug: ‘De bezem móet door het hele Ministerie Justitie en Veiligheid!’’ |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u dit bericht?1
Ja.
Klopt het dat de voorvallenlijst met incidenten van de Dienst justitiële Inrichtingen(DJI) niet compleet is? Zo nee, waarom is deze lijst volgens u wel compleet?
Op de website van Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) worden iedere maand samenvattingen van zogeheten piketmeldingen geplaatst. Dat zijn meldingen van ernstige en/of mediagevoelige incidenten waarover DJI de leiding van het ministerie informeert. Niet van alle voorvallen die zich binnen DJI voordoen wordt een piketmelding gemaakt. In mijn tweede voortgangsbrief over mijn visie «Recht doen, kansen bieden» van 29 juni jl. heb ik dit nader uiteengezet.2
Waar om staat het incidient van 13 januari 2020, waarbij een Roemeense gevangene met behulp van toiletpapier en een aansteker zijn cel in brand stak2, niet op de «voorvallenlijst» van de DJI?3
Niet van alle celbranden wordt een piketmelding gemaakt. Dat hangt af van de ernst en de omvang van de brand. Een piketmelding wordt opgemaakt als de brandweer wordt ingezet om de celbrand te blussen of als door een celbrand meerdere cellen moeten worden ontruimd. Hiervan was bij dit incident geen sprake.
Zijn er nog meer celbranden en andere incidenten dit jaar verzwegen in andere gevangenissen? Zo nee, waar baseert u dit op?
Op de website van DJI worden samenvattingen van piketmeldingen aan de leiding van het ministerie geplaatst.
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 3 worden van celbranden piketmeldingen gestuurd als de aard en omvang van de celbrand hier aanleiding toe geeft. Van het verzwijgen van celbranden en andere incidenten is geen sprake.
Bent u bereid een volledig overzicht te verstrekken van alle celbranden en incidenten van de afgelopen 5 jaar in alle inrichtingen die onder de DJI vallen en tevens hoe vaak er melding werd gedaan van haperende portofoons? Zo nee, waarom niet?
Nee. In mijn genoemde brief van 29 juni jl. heb ik een overzicht gegeven van alle geregistreerde incidenten binnen het gevangeniswezen van DJI in de jaren 2016 tot en met 2019, inclusief een analyse daarvan. Daarnaast wordt, zoals benoemd in mijn antwoord op vraag 2, iedere maand een samenvatting van alle ernstige en/of mediagevoelige incidenten gepubliceerd op de website van DJI. Tot slot publiceert DJI driemaal per jaar haar tertaalrapportage over (aantallen) geweldsincidenten tegen personeel, tussen gedetineerden onderling, ontvluchtingen en onttrekkingen. Ik ben van mening dat dit samen voldoende overzicht geeft in de ernst, de aantallen en de ontwikkeling van incidenten binnen de inrichtingen van DJI en volsta daar dan ook mee.
Klopt het dat artsen en verpleegkundigen van het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg (JCvSZ) op 20 maart 2020 een klacht tegen de Inspectie J&V hebben ingediend?4
Ja.
Wie heeft deze klacht in behandeling genomen en wat is hiervan de stand van zaken?
De klacht van de medewerkers van het JCvSZ is in behandeling genomen door de Inspecteur-Generaal van de Inspectie Justitie en Veiligheid.6 De klagers en de betrokken medewerkers zijn gehoord. De afwikkeling van de klacht bevindt zich inmiddels in de afrondende fase. De klagers ontvangen bericht over het oordeel van de Inspecteur-Generaal.
Deelt u de mening dat een raadsheer bij het Hof niet tegelijkertijd de functie van directeur in het gevangeniswezen kan vervullen, omdat er sprake is van een conflicterend belang? Zo nee, waarom niet?5
Of er sprake is van een mogelijk conflicterend belang bij een dergelijke combinatie van functies wordt vanuit twee kanten bekeken.
De Rechtspraak hanteert de Leidraad Onpartijdigheid en nevenfuncties in de Rechtspraak (januari 2014) voor het inzetten van (plaatsvervangend-) raadsheren. De toetsingsbevoegdheid ten aanzien van nevenbetrekkingen is expliciet neergelegd bij de president van het gerecht (art. 44, lid 6, Wrra). De president betrekt daarbij naast de Leidraad, de Gedragscode Rechtspraak en de NVvR-rechterscode. Rechters kunnen zich bovendien laten verschonen als door feiten en omstandigheden de onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Daarnaast gelden voor alle rijksambtenaren de integriteitsregels die zijn vastgelegd in de ambtenarenwet 2017 en de Gedragscode Integriteit Rijk. Hierin staan regels over het aanvaarden van nevenfuncties. Zo geldt dat nevenwerkzaamheden niet worden toegestaan als het goed functioneren van de ambtenaar, of het goed functioneren van de dienst, niet is verzekerd. Voorafgaand aan een aanstelling worden door de ambtenaar gemelde functies hierop beoordeeld.
Daar waar u in het algemeen overleg gevangeniswezen van 6 februari 2020 aangaf dat er nog een onderzoek van de IGJ naar het JCVSZ liep, kunt u aangeven wat de stand van zaken is rond dat onderzoek van de IGJ inzake het JCvSZ? Kunt u garanderen dat alle meldingen van alle melders in dat onderzoek worden meegenomen en geadresseerd?
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) ontving in augustus 2019 een melding van een voormalig medewerker van de penitentiaire inrichting Haaglanden, locatie Scheveningen over het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg (JCvSZ). De IGJ heeft naar aanleiding van bovenstaande melding een onderzoek binnen het JCvSZ van PI Haaglanden ingesteld. De bevindingen van dit onderzoek zijn aanleiding geweest voor een verbetertraject in het JCvSZ. De IGJ heeft dit verbetertraject gevolgd. In deze periode is de IGJ anoniem benaderd door een drietal zorgmedewerkers die zich zorgen maakten over de ontwikkelingen in het JCvSZ. De IGJ heeft de onderwerpen die in deze contacten aan de orde kwamen op hoofdlijnen meegenomen in het vervolgonderzoek.
Op 23 juli 2020 vond een bezoek van de IGJ plaats om de uitwerking en het effect van het verbetertraject in de praktijk te toetsen. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft de IGJ een rapportbrief opgesteld. Deze brief heb ik recent ontvangen. In de loop van deze week zal ik een reactie hierop aan uw Kamer aanbieden.
Bent u bereid al deze vragen afzonderlijk te beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Exclusive: Cyprus sold passports to criminals and fugitives’ |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Exclusive: Cyprus sold passports to criminals and fugitives»?1
Ja.
Erkent u dat de regeling die het mogelijk maakt om Europese paspoorten en visa te kopen in ruil voor investeringen, ook wel «gouden paspoorten» genoemd, criminaliteit en andere ongure types aantrekt en hen faciliteert bij het wegsluizen van grote sommen geld en vermogensbestanddelen, en bovendien politici kwetsbaarder maakt voor corruptie? Zo nee, waarom niet?
De mogelijkheid om een paspoort te verkrijgen op basis van een investering kan criminaliteit in de hand werken indien er onvoldoende checks zijn op gevaar voor openbare orde en nationale veiligheid en een due diligence onderzoek niet zorgvuldig genoeg wordt uitgevoerd.
Deelt u de mening dat deze regeling, vanwege bovengenoemde problematiek, afgeschaft dient te worden? Zo nee, waarom niet, gelet op het feit dat u eerder heeft aangegeven deze praktijken «een onwenselijke handelwijze van EU-lidstaten» te vinden?2
Het kabinet acht het zogenoemd verkopen van paspoorten, waardoor een derdelander ook het EU-burgerschap kan verkrijgen, een onwenselijke wijze van naturalisatie. Evenwel bepaalt elke lidstaat zelf, op grond van internationaal recht en met inachtneming van de daarin gegeven beperkingen, op basis van zijn eigen wetgeving wie zijn onderdanen zijn. Mochten bepalingen van het EU-recht niet in acht worden genomen, dan is het primair de Europese Commissie die de taak heeft om hier jegens lidstaten handelend op te treden.
Cyprus heeft op 12 oktober jl. bekend gemaakt dat zij naar aanleiding van de Al Jazeera publicatie heeft besloten om de »gouden paspoort regeling» per 1 november a.s. af te schaffen en de resultaten van een door de Cypriotische Procureur Generaal ingesteld onderzoek omtrent het investeringsprogramma af te wachten voordat zij een besluit neemt over een eventuele, dan wel in opzet gewijzigde, voortzetting. Tevens is er een politieonderzoek gestart naar de paspoortuitgiftes die als problematisch zijn aangemerkt.
De Maltese overheid geeft aan dat zij bij de aanvraag voor een Maltees paspoort een uitgebreide due dilligence toets uitvoert, onder meer bestaande uit het checken van Interpol en Europol data. Aanvullend voor niet-EU burgers wordt de standaard Schengentoetsing (check op onder meer EURODAC) uitgevoerd en wordt nagegaan of het politically exposed persons betreft dan wel of zij op een internationale sanctielijst voorkomen. Verder wordt onderzoek gedaan in het land van herkomst naar de achtergronden van de betreffende investeerder en gezinsleden, wat kan bestaan uit interviews met personen die de betrokkenen kennen.
Indien afschaffing op dit moment nog niet mogelijk blijkt, wat vindt u dan van de suggestie om de due diligence die wordt uitgevoerd voordat iemand in aanmerking komt voor een gouden paspoort, volledig over te dragen aan een onafhankelijke partij zoals Europol, gelet op het feit dat zij onafhankelijk zijn en niet zoals, bijvoorbeeld politici in bepaalde lidstaten, een belang hebben bij de investeringen die gepaard gaan met deze gouden paspoorten?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe effectief beoordeelt u uw inzet enerzijds op «versterken van internationale samenwerkingen (...) met landen zoals Malta en Cyprus» op het gebied van afpakken van misdaadgeld, als anderzijds dergelijke gouden paspoort-regelingen in stand worden gehouden, waarmee het wegsluizen van misdaadgeld juist wordt gefaciliteerd en deelt u de mening dat dit als het ware dweilen met de kraan open is? Zo nee, waarom niet?3
Cyprus heeft op 12 oktober jl. bekend gemaakt dat zij haar paspoortregeling per 1 november a.s. afschaft en de resultaten van een onderzoek omtrent het investeringsprogramma afwacht voordat zij een besluit neemt over een eventuele, dan wel in opzet gewijzigde, voortzetting.
Het nieuwe Maltese Individuele Investeringsprogramma (IIP), dat per 1 oktober van kracht is gegaan, heeft strengere voorwaarden voor verwerving van een paspoort dan voorheen en een strikter controlebeleid op herkomst van geld en eventuele witwaspraktijken. De uitvoeringspartner van het IIP is gewijzigd en er zal strikter op de betrokkenheid van Maltese bemiddelaars worden toegezien.
Deelt u de mening dat ondanks dat het verlenen van de nationaliteit een bevoegdheid van EU-lidstaten moet blijven, dit niet betekent dat er geen Europese afspraken gemaakt kunnen worden over het afschaffen van onwenselijke regelingen die criminaliteit in de hand werken? Zo nee, waarom niet?
Ik deel uw mening met de kanttekening dat in deze situatie alle betrokken EU-lidstaten met de genoemde Europese afspraken moeten instemmen.
Ziet u gronden op basis waarvan een inbreukprocedure gestart kan worden tegen EU-lidstaten zoals Malta en Cyprus naar aanleiding van hun rol in de gouden paspoorten-handel? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Het is primair aan de Commissie om – als hoeder van het EU-recht – te bepalen of er gronden zijn om een inbreukprocedure te starten.
Liggen er al conclusies van de expertgroep die de Europese Commissie vorig jaar heeft ingesteld om de regeling rondom gouden paspoorten te onderzoeken? Zo ja, wat is uw reactie op die conclusies?
Vanwege de covid-19 crisis is de expertgroep niet meer bijeengekomen en zijn er nog geen conclusies.
Heeft u inmiddels een besluit genomen over het afschaffen van de Nederlandse regeling voor gouden paspoorten, de toelatingsregeling voor buitenlandse investeerders, aangezien u eerder aangaf dat als na een jaar (peildatum juni 2019) zou blijken dat de regeling niet effectief is, deze wordt afgeschaft? Zo ja, wat betekent dit voor deze regeling?4
In de beantwoording van de schriftelijke vragen van de leden Groothuizen, Den Boer en Verhoeven over de paspoorthandel op Malta van 27 november 2019 heb ik in antwoord 24 aangegeven dat het kabinet wil bezien of via het aanpassen van de Nederlandse regeling deze meer potentie kan krijgen. Mocht na één jaar blijken dat de regeling deze potentie niet heeft, dan wordt zij afgeschaft.
Ondanks dat het aan individuele lidstaten is, zijn er gronden op basis waarvan een inbreukprocedure gestart kan worden?
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 7.
De totstandkoming van een nieuwe EU drugsstrategie |
|
Kathalijne Buitenweg (GL) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Kent u de recente voorstellen van de Europese Commissie voor de aanpak van drugs?1 Zo ja, wat vindt u van deze voorstellen? Is dit in lijn met de verwachtingen die Nederland had ten aanzien van dit onderwerp?
Ja.
De voorstellen van de Europese Commissie sluiten op het terrein van drugsbestrijding aan bij het kabinetsbeleid dat eveneens de aanpak van de ondermijnende effecten van de georganiseerde drugscriminaliteit intensiveert. Het kabinet verwelkomt die stevigere inzet, maar is kritisch over het gebrek aan balans in de mededeling door de beperkte aandacht voor gezondheid, mensenrechten en internationale samenwerking. Daarnaast had het kabinet verwacht dat er in de voorstellen structureel meer aandacht zou zijn voor het belang van een sterke wetenschappelijke basis voor beleid en maatregelen, en het betrekken van maatschappelijke organisaties en de doelgroepen zelf bij het beleid. Voor het uitgebreide oordeel van het kabinet over de voorstellen verwijs ik u naar het BNC-fiche 22112–2928 Mededeling EU Agenda en Actieplan Drugs 2021–2025 (2 oktober 2020).
Klopt het dat aan deze nieuwe voorstellen geen consultaties vooraf zijn gegaan? Zo nee, welke mensen, organisaties of instituten zijn dan van tevoren geconsulteerd? Is er op geen enkele wijze contact geweest met Nederlandse vertegenwoordigers? Deelt u de mening dat juist dit soort commissievoorstellen zorgvuldige voorbereiding en overleg met EU-lidstaten, experts en relevante belanghebbenden vergen?
Aan deze nieuwe voorstellen is een publieke consultatie voorafgegaan. Ook zijn maatschappelijke organisaties geconsulteerd via een expertcomité van de Europese Commissie, het Civil Society Forum on Drugs. Op ambtelijk niveau heeft Nederland zowel bilateraal als in de Horizontale Raadswerkgroep Drugs contact met de Europese Commissie en heeft ook via die wegen zijn positie kenbaar gemaakt. EU-lidstaten en belanghebbenden zijn echter niet geconsulteerd over de inhoud van plannen van de Europese Commissie. De inhoud van de plannen werd pas bekend na de officiële publicatie op 24 juli jl. Het kabinet is van mening dat de Europese Commissie in een eerder stadium inhoudelijk overleg met de EU-lidstaten had moeten voeren en advies van experts en relevante belanghebbenden had moeten inwinnen.
Welke gevolgen hebben de commissievoorstellen voor de Nederlandse aanpak van drugs? Deelt u de opvatting van een dertigtal ngo’s en netwerken2 dat in de voorgestelde EU Drugsagenda 2021–2025 drastisch afstand wordt genomen van de huidige gebalanceerde, geïntegreerde en multidisciplinaire aanpak van drugs en dat het voorstel van de Europese Commissie op gespannen voet staat met de uitgangspunten van mensenrechten, volksgezondheid en relevante internationale afspraken, zoals UNGASS Outcome Document 2016 en UN System Common Position on Drugs 2018? Zo nee, waarom niet?
De voorstellen hebben geen directe gevolgen voor de Nederlandse aanpak van drugs. De mededeling van de Commissie is niet bindend.
Het kabinet is van mening dat de gebalanceerde, geïntegreerde en multidisciplinaire aanpak van drugs zoals vormgegeven in de huidige drugsstrategie van de EU, onvoldoende terugkomt in de voorstellen van de EC. Ook belangrijke principes als mensenrechten en volksgezondheid die ten grondslag liggen aan de huidige strategie, worden te weinig benoemd. Relevante internationale afspraken zoals het UNGASS Outcome Document 2016, worden nauwelijks genoemd door de Commissie, terwijl dit voor Nederland en de EU een belangrijke basis is voor internationale samenwerking.
Bent u bereid om de Europese Commissie aan te spreken op zowel de wijze van totstandkoming als op de inhoud van dit voorstel en het voortouw te nemen om dit voorstel van tafel te krijgen? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft, net als verschillende andere lidstaten, de Europese Commissie hierop aangesproken en het probleem in de betreffende raadswerkgroep aangekaart.
De lidstaten zullen de komende maanden in Raadsverband onder leiding van het Duitse EU-voorzitterschap werken aan het opstellen van een nieuwe EU-drugsstrategie ter vervanging van de voorstellen van de Europese Commissie. Nederland zal erop toezien dat ngo’s en andere belanghebbenden hierbij voldoende worden gehoord.
Ex-partnergeweld |
|
Kathalijne Buitenweg (GL) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Wordt ex-partnergeweld geregistreerd als een vorm van huiselijk geweld? Zo ja, is er een verschil in registratie van huiselijk geweld waar sprake is van ex-partnergeweld en huiselijk geweld waar de huidige partner de geweldpleger is?
Veilig Thuis maakt bij de registratie van de aard van het geweld onderscheid tussen de doelgroepen van het geweld (hoofdcategorieën) en registreert daarbij ook de verschillende vormen van mishandeling (subcategorieën).
«(Ex-)partnergeweld» is een van de hoofdcategorieën. Veilig Thuis maakt in deze hoofdcategorie geen onderscheid in geweld tussen ex-partners en geweld tussen huidige partners. In de praktijk kunnen deze twee rollen (partner en ex-partner) immers niet altijd helder zijn en/of periodiek wisselen. Politie en OM kunnen in geval van ex-partnergeweld de maatschappelijke classificatie «huiselijk geweld» en de onderclassificatie «partnergeweld» toevoegen. Ex-partnergeweld wordt niet afzonderlijk geregistreerd.
Worden bij partnergeweld en bij ex-partnergeweld zowel de meldingen, de aangiften en de veroordelingen geregistreerd? Zo nee, waarom niet?
Veilig Thuis registreert meldingen van (ex-)partnergeweld. De politie registreert meldingen en aangiften van geweldsincidenten. Het Openbaar Ministerie en de rechtspraak registreren veroordelingen van geweldsdelicten. De politie en het Openbaar Ministerie kunnen aan deze registratie de maatschappelijke (onder)classificatie «partnergeweld» toevoegen.
Vindt er aparte registratie plaats bij (ex-)partnergeweld als er sprake is van meerdere geweldsincidenten tussen hetzelfde slachtoffer en dezelfde dader? Zo ja, op welke wijze wordt dit meegenomen in de registratie? Zo nee, waarom niet?
Nee. Er vindt geen aparte registratie plaats van meerdere geweldsincidenten door dezelfde pleger bij hetzelfde slachtoffer. De verschillende incidenten kunnen wel aan elkaar gekoppeld worden: Veilig Thuis kan in de registratie meerdere meldingen van (ex-)partnergeweld waarbij dezelfde personen zijn betrokken aan eenzelfde casus koppelen. Ook de politie kan in de registratie meerdere geweldsincidenten waarbij dezelfde personen zijn betrokken aan elkaar koppelen. Het Openbaar Ministerie en de rechtspraak registreren op zaaksniveau. Het is afhankelijk van de tenlastelegging in de strafzaak of hiervan meerdere incidenten onderdeel uitmaken.
Hoeveel vrouwen zijn in de periode 2017 tot en met 2019 slachtoffer geworden van stalking door de ex-partner?
In het prevalentieonderzoek naar huiselijk geweld en kindermishandeling (WODC 2019) is stalking niet gemeten. Momenteel voert het WODC een nieuw prevalentieonderzoek naar huiselijk en seksueel geweld uit onder de Nederlandse bevolking, waarbij wel op basis van zelfrapportage gemeten wordt hoeveel personen in Nederland het afgelopen jaar slachtoffer zijn geweest van stalking door de ex-partner. De uitkomsten van dit onderzoek verschijnen naar verwachting in het najaar van 2020 en zullen met uw Kamer worden gedeeld.
Hoeveel vrouwen zijn in de periode 2017 tot en met 2019 slachtoffer geworden van een geweldsmisdrijf gepleegd door de ex-partner?
Uit cijfers van het CBS (gebaseerd op zelfrapportage door de slachtoffers in de Veiligheidsmonitor) blijkt dat in 2017 per 100 vrouwen in Nederland 2,8 vrouwen slachtoffer waren van een geweldsdelict, waarvan 9,1% door de ex-partner (ter vergelijking: door de partner 3,3%).1 Voor het jaar 2018 zijn deze cijfers niet beschikbaar bij het CBS. In 2019 waren 2,7 vrouwen per 100 vrouwen slachtoffer van een geweldsdelict, waarvan 7,7% door de ex-partner (ter vergelijking: door de partner 3,4%).2
Hoeveel vrouwen zijn in de periode 2017 tot en met 2019 gedood door de ex-partner?
Uit cijfers van het CBS blijkt dat in 2017 in Nederland 18 vrouwen zijn gedood door de (ex-)partner.3 In 2018 zijn 32 vrouwen in Nederland gedood door de (ex-) partner.4 Op basis van de voorlopige cijfers van het CBS over 2019 blijkt dat in dat jaar 23 vrouwen in Nederland zijn gedood door de (ex-) partner.5
Zijn er specifieke protocollen (bij betrokken instanties) voor situaties waarin vrouwen worden bedreigd door de ex-partner en die uniek zijn voor deze situaties? Zo ja, wat zijn deze protocollen? Zo nee, waarom niet?
Ja. De aanpak van stalking valt samen met de aanpak van huiselijk geweld als het gaat om de afstemming, de werkwijze en de beschikbare interventies van de politie, Veilig Thuis en de strafrechtketen. Omdat inspectieonderzoek heeft laten zien dat verbeteringen nodig zijn in de aanpak van stalking, zijn er door partners specifieke protocollen ontwikkeld.
De maatregelen uit de beleidsreactie op het rapport van de Inspectie van JenV over de aanpak van ex-partner stalking door Bekir E. hebben geleid tot (aanscherping van) enkele specifieke protocollen voor de aanpak van stalking door ex-partners. Zo hebben het Zorg- en Veiligheidshuis Rotterdam Rijnmond en Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond hun werkwijze voor een herkenning en inschatting van de risico’s verbeterd en beschikbaar gemaakt voor andere organisaties. Ook heeft de politie een specifieke werkinstructie voor de aanpak van stalking door de ex-partner ingevoerd, waarin onder meer de afstemming met Veilig Thuis, Reclassering en OM is opgenomen. Ten slotte heeft het OM de aanwijzingen herbeoordeeld. De aanwijzingen zullen naar aanleiding hiervan ook specifiek worden aangepast voor ex-partner stalking, als onderdeel van de aanscherping van de strafrechtelijke aanpak van stalking.
Benadrukt moet worden dat bedreiging door de ex-partner in veel gevallen samenloop laat zien met andere vormen van huiselijk geweld en kindermishandeling6. Daarom is ook bij bedreiging door de ex-partner in de eerste plaats een integrale werkwijze de aangewezen weg. Deze werkwijze is gericht op directe veiligheid (het stoppen van het geweld en beschermen van slachtoffers) en vervolgens op duurzame veiligheid in het gezin of het huishouden (door het wegnemen van de risico’s op herhaling van het geweld).
Wordt het beleid dat beoogt vrouwen te beschermen die gevaar lopen vanwege hun partner of ex-partner geëvalueerd? Zo ja, op welke wijze vindt deze evaluatie plaats? Zo nee, waarom niet?
Ja. De Impactmonitor huiselijk geweld en kindermishandeling7, die eind 2019 voor het eerst is gepubliceerd, laat op structurele basis zien hoe het er in Nederland voor staat met de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling (inclusief (ex-)partnergeweld). De impactmonitor laat zowel landelijk als regionaal zien wat de impact is van beleid en van de uitvoering. Hiermee wordt een basis gelegd voor verbetering van de aanpak en de evaluatie van beleid.
Worden incidenten van (ex-)partnergeweld benut als leermogelijkheden om hulpverlening en/of beleid te verbeteren? Zo ja, hoe worden dergelijke incidenten hiervoor benut? Zo nee, waarom niet?
Ja. Naast de gestructureerde monitoring met behulp van de impactmonitor, is er in de uitvoering aandacht voor evaluatie. Politie, Veilig Thuis, justitieorganisaties, vrouwenopvang en hulpverlening evalueren casuïstiek. Dit gebeurt bijvoorbeeld op verzoek van professionals die na een incident op zoek zijn naar een optimale aanpak, maar ook naar aanleiding van onderzoek door de Inspectie vanwege een calamiteit.
Calamiteiten als gevolg van huiselijk geweld worden in toenemende mate door gemeenten aangegrepen voor het inrichten van leersessies of -trajecten met betrokken partijen. Gemeenten richten in toenemende mate met betrokken partijen leersessies of leertrajecten in over de aanpak van huiselijk geweld. Zij kunnen hierbij gebruik maken van de handreiking «Leren van calamiteiten in het sociaal domein»8, opgesteld door de Inspecties.
Worden ervaringsdeskundigen betrokken bij het maken/ontwikkelen, evalueren en/of verbeteren van beleid en/of hulpverlening? Zo ja, op welke wijze worden ervaringsdeskundigen betrokken? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het betrekken van ervaringsdeskundigen is belangrijk. Vanuit het programma Geweld hoort nergens thuis is daarom een handreiking ontwikkeld voor gemeenten om ervaringsdeskundigheid in te zetten bij de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. De handreiking is gedeeld met alle gemeenten.
Het programma Geweld hoort nergens thuis wordt bijgestaan door een vertegenwoordiging van ervaringsdeskundigen (zowel ex-plegers als ex-slachtoffers). Deze ervaringsdeskundigen stimuleren en ondersteunen het programmateam en de regio’s.
De zaak van dhr. Singh |
|
Michiel van Nispen , Martijn van Helvert (CDA), Pieter Omtzigt (CDA), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Tweede Kamer wil dat Jaitsen Singh (75) na 36 jaar Amerikaanse cel naar Nederland wordt overgeplaatst»?1
Ja.
Herinnert u zich de aangenomen motie van het lid Van Nispen c.s. waarin de regering wordt verzocht zich maximaal in te spannen om de heer Singh op korte termijn naar Nederland over te laten brengen, verzoeken tot overbrenging te honoreren en hiertoe zo nodig de procedure tot overdracht van de tenuitvoerlegging te starten?2
Ja.
Welke inspanningen heeft u, naar aanleiding van de hierboven genoemde aangenomen motie, tot nu toe verricht om dhr. Singh naar Nederland te halen?
Zoals beschreven in mijn brief die ik gelijktijdig met de beantwoording van deze Kamervragen aan uw Kamer heb gestuurd, heb ik het dossier van de heer Singh (betrokkene) nogmaals uitvoerig en zorgvuldig bestudeerd. Op grond hiervan en op grond van bovengenoemde motie ben ik bereid om betrokkene diplomatiek te ondersteunen in zijn wens tot vrijlating, mits met die vrijlating geen maatschappelijke risico’s zijn gemoeid. Diplomatiek ondersteunen is alleen mogelijk als betrokkene zelf een verzoek tot parole of gratie heeft ingediend bij de autoriteiten van de VS. Om die reden is op 19 augustus 2020 namens mijn ministerie contact opgenomen met het juridisch team van betrokkene om te bezien in hoeverre een dergelijk verzoek in het vooruitzicht ligt. Op verzoek van het juridisch team van betrokkene vond dit overleg op 18 september 2020 plaats. Tijdens dit gesprek is toegelicht waarom de Wots geen reële slagingskans heeft. Wel is afgesproken dat er actief diplomatieke steun wordt geleverd aan een in te dienen gratieverzoek.
Heeft u inmiddels het Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS)-verzoek van dhr. Singh boven tafel weten te krijgen? Zo nee, hoe kan het dat een WOTS-verzoek spoorloos verdwijnt? Heeft u navraag gedaan bij de Amerikaanse autoriteiten?
Er is alleen sprake van een Wots-verzoek indien de ene staat de andere staat officieel en volgens de geldende regels verzoekt om de tenuitvoerlegging van een bepaalde straf over te nemen. Dit is in de onderhavige casus niet gebeurd.
Nederland werd op 25 juli 2019 door tussenkomst van het federale Department of Justice geïnformeerd dat betrokkene bij de staat Californië zijn interesse kenbaar heeft gemaakt om overgebracht te worden naar Nederland om hier de resterende tijd van zijn detentie uit te zitten. In die brief geeft de staat Californië aan: «that his case is now being reviewed to determine if further investigation is warranted.» Sindsdien heeft de ambassade meerdere keren contact gezocht met de autoriteiten in Californië. De review c.q. het onderzoek door de staat Californië is echter nog niet afgerond, zo liet Californië op 20 juli 2020 weten. De VS heeft bovendien aangegeven dat de Covid-19 pandemie tot extra vertraging in de uitvoering van de internationale overdracht van strafvonnissen heeft geleid.
De brief uit 2019 kan niet aangemerkt worden als zijnde een «Wots-verzoek». Het verzoek van betrokkene aan de staat Californië is dan ook nooit «verdwenen» geweest omdat het nog in onderzoek is bij de staat Californië.
Klopt het dat het toepasselijk verdrag maatgevend is en dat bepalingen in de wet niet meer dan aanvullende betekenis hebben? Zo ja, bent u in dat geval bereid om de Nederlandse beleidsregel over bindingsvoorwaarde, in overeenstemming met het toepasselijk verdrag, los te laten?
Ja, het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen (VOGP) is maatgevend en geeft voorwaarden op grond waarvan strafvonnissen aan een ander land kunnen worden overgedragen. Het VOGP laat ruimte voor nadere invulling in nationale regelgeving, waaronder de wet en het beleidskader. Ten aanzien van uw vraag om de beleidsregel los te laten, zie ik geen aanleiding dit te doen. In mijn brief die ik gelijktijdig met de beantwoording van deze Kamervragen aan uw Kamer heb gestuurd ga ik hier nader op in.
Wanneer bent u van plan om, op basis van het Verdrag Overbrengen Gevonniste Personen die voorziet in de mogelijkheid dat de staat van tenuitvoerlegging het verzoek tot strafoverdracht kan doen, in de zaak van dhr. Singh zelf een verzoek tot strafoverdracht te initiëren?
In mijn brief die ik gelijktijdig met de beantwoording van deze Kamervragen aan uw Kamer heb gestuurd heb ik aangegeven dat ik de VS geen verzoek doe om een procedure tot overdracht van de tenuitvoerlegging te starten. Dit heeft procesmatige en inhoudelijke redenen. In die brief ga ik hier nader op in. Zoals ik bij vraag 3 heb aangegeven, ben ik bereid om betrokkene diplomatiek te ondersteunen in zijn wens tot vrijlating, mits met die vrijlating geen maatschappelijke risico’s zijn gemoeid.
Deelt u de mening dat u, naar aanleiding van de aangenomen motie, desnoods uw discretionaire bevoegdheid in moet zetten om een procedure tot overdracht van de tenuitvoerlegging te starten om dhr. Singh naar Nederland te halen?
Nee. In mijn brief die ik gelijktijdig met de beantwoording van deze Kamervragen aan uw Kamer heb gestuurd ga ik hier nader op in.
Bent u tevens bereid om, gezien de kwetsbaarheid van gedetineerden in de Verenigde Staten voor het coronavirus, via alle mogelijke diplomatieke kanalen bij de Californische autoriteiten te pleiten voor gratie voor dhr. Singh?
Nederland heeft diverse keren een beroep gedaan op de Californische autoriteiten om betrokkene op grond van humanitaire overwegingen vrij te laten. Een verzoek tot gratie kan echter alleen door betrokkene zelf worden ingediend.
De diplomatieke inspanningen worden wel gecontinueerd, zoals ik ook beschrijf in de brief met kenmerk 2967754. Zo heeft de ambassade 20 juli jl. aan de parole agent gevraagd of betrokkene in aanmerking komt voor vrijlating op basis van de huidige pandemie. De parole agent meldde dat betrokkene niet voorkomt op de lijst van gevangenen die in aanmerking komen voor vrijlating op basis van de huidige gezondheidscrisis. Hetzelfde antwoord is verkregen vanuit het kantoor van de Lieutenant Governor van Californië.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen drie weken beantwoorden?
Het bericht 'Branden in Grieks opvangkamp Moria, migranten gevlucht'. |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Grieks opvangkamp Moria grotendeels afgebrand, duizenden bewoners gevlucht»? Wat is uw reactie op het bericht?1
De verwoesting van het kamp heeft geleid tot een acute noodsituatie. Dit is wederom een grote uitdaging voor de Griekse autoriteiten, maar bovenal verschrikkelijk voor de vluchtelingen en migranten die zich in en rond Moria bevonden. Zoals in de Kamerbrief van 10 september jl.2 is toegelicht, heb ik mijn Griekse ambtgenoot direct gemeld dat het kabinet klaar staat om ondersteuning te bieden. Tevens heeft de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking EUR 1 miljoen beschikbaar gesteld voor de humanitaire respons van UNICEF op Lesbos. Dit bedrag zal worden gebruikt om sommige van de meest acute humanitaire noden te lenigen, bijvoorbeeld door distributie van noodgoederen, opvang ter plaatse voor kwetsbare kinderen en families, en beschermingsactiviteiten voor kinderen (inclusief activiteiten op gebied van Mental Health & Psychosocial Support). Naast deze humanitaire bijdrage heeft het kabinet in reactie op deze uitzonderlijke en tragische situatie besloten de Griekse overheid aan te bieden om 50 alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv) en 50 migranten in gezinsverband met minderjarige kinderen over te nemen. Dit heb ik in de eerdergenoemde brief toegelicht en dit is uitgebreid besproken tijdens het Algemeen Overleg met uw Kamer op 10 september jl.
Inmiddels hebben meer dan 10 EU lidstaten zich bereid verklaard om de groep van circa 400 amv’s die direct na de branden van Lesbos naar het vasteland zijn overgebracht te herplaatsen. Een kleiner aantal lidstaten heeft aangeboden ook andere kwetsbare groepen te herplaatsen, waaronder met name gezinnen met minderjarige kinderen. Onder coördinatie van de Europese Commissie vindt overleg plaats om dit zo snel mogelijk te bewerkstelligen. Naast deze stappen, dringt Nederland aan op een integrale Europese reactie op Griekse verzoeken om steun bij het treffen van noodvoorzieningen ten behoeve van migranten en vluchtelingen. Dit geldt ook voor de wederopbouw van de opvang- en asiel- en terugkeervoorzieningen op Lesbos. De verschrikkelijke gebeurtenissen in Moria gebieden een structurele verbetering van de organisatie van de asielketen op Lesbos, inclusief een grotere rol van de Europese Commissie en de Europese asielagentschappen. De vicepresident van de Europese Commissie Schinas heeft bij zijn recente bezoek aan Lesbos namens de Commissie verklaard de wederopbouw te financieren en voorts bereid te zijn een grotere rol te spelen bij het management van betreffende faciliteiten. Tevens heeft de Europese Commissie aangegeven dat een EU Task Force zal worden opgericht om de situatie op Lesbos duurzaam te verbeteren.
Deelt u de mening dat de toch al onhoudbare, onmenselijke en gevaarlijke situatie in Moria alleen nog maar ernstiger is geworden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat toekijken hoe de humanitaire ramp zich daar verder ontwikkelt niet langer aan de orde is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat onmiddellijke interventie van Europese landen nodig is nu een groot deel van Moria door de branden is verwoest? Zo ja, hoe gaat u hier aan bijdragen en op welke korte termijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u naar aanleiding van de branden bereid zich in te spannen voor het zo snel als mogelijk opzetten van adequate opvang en zorg? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat ook Nederland zijn verantwoordelijkheid moet nemen door op zeer korte termijn over te gaan tot omvangrijke evacuatie van vluchtelingen uit de overvolle kampen naar veiligere locaties? Zo ja, bent u naast uw bestaande voornemen tot herplaatsing van een gering aantal minderjarige vluchtelingen nu eindelijk ook bereid minderjarige vluchtelingen in Nederland op te nemen? Zo ja, hoe en wanneer gaat u dit doen? Zo nee, waarom kijkt u toe bij deze humanitaire ramp?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u contact met uw Griekse ambtsgenoot opgenomen over de ontstane branden? Zo ja, welk resultaat heeft dit opgeleverd of verwacht u? Zo nee, waarom niet en gaat u alsnog contact opnemen?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat de medische noodkliniek die naast het vluchtelingenkamp Moria met hulp van de Nederlandse overheid tot stand is gekomen grotendeels is afgebrand? Klopt het voorts dat er op korte termijn een nieuwe noodkliniek wordt geplaatst?
Een deel van de door Nederland gefinancierde medische noodkliniek staat nog overeind, maar door de schade is deze momenteel niet in gebruik. Médicins Sans Frontières heeft na de branden een kleine kliniek geopend in het gebied rond het opvangkamp Kara Tepe, waar de meeste vluchtelingen en migranten na de brand verbleven.
Bent u bij het eventuele opzetten en laten functioneren van een nieuwe noodkliniek deze keer van plan samenwerking te zoeken met Artsen zonder Grenzen die over de benodigde kennis en ervaring beschikt? Zo ja, vanaf welke datum is de nieuwe kliniek operationeel en hoeveel patiënten kunnen er worden opgevangen? Zo nee, op welke manier en hoe en door wie bent u van plan adequate zorg aan te bieden?
Nederland heeft goed contact met de diverse actoren die aanwezig zijn op Lesbos. De humanitaire bijdrage van EUR 1 miljoen aan de crisisrespons van UNICEF dient om sommige van de meest acute noden te verlichten.
Rechtsbijstand aan verdachten bij strafbeschikkingen door het OM tijdens de coronapandemie |
|
Michiel van Nispen , Maarten Groothuizen (D66) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het dat tijdens gesprekken tussen u, het Openbaar Ministerie (OM) en de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) geen akkoord is bereikt over gesubsidieerde rechtsbijstand aan verdachten die een strafbeschikking krijgen van het OM?1
Om de voorraad politierechterzaken te kunnen wegwerken heeft het OM in afstemming met de Rechtspraak besloten om de zaken die zich daarvoor lenen, middels een OM-strafbeschikking af te doen. In veel zaken is het feit langer geleden gepleegd en bevinden de verdachten zich op vrije voeten. Voor verdachten die niet vastzitten geldt in dit soort zaken dat zij zelf een advocaat in hun zaak kunnen betrekken indien zij dit wensen. Indien zij onvoldoende inkomen hebben om de advocaat te kunnen betalen kunnen zij een beroep doen op gesubsidieerde rechtsbijstand. In overleg met de NOVA heeft het OM besloten om deze ontboden verdachten in de oproep voor de OM-hoorzitting van informatie te voorzien over de gevolgen van de OM-strafbeschikking en over de mogelijkheid van gesubsidieerde rechtsbijstand, zodat deze verdachten een weloverwogen besluit kunnen nemen omtrent de inschakeling van een advocaat bij de OM-strafbeschikking.
In het Nota-overleg strafrechtelijke onderwerpen van 21 september jl. hebben de fracties van de SP, D66 en het CDA mij in een motie verzocht met de NOVA in gesprek te gaan over de mogelijkheid om aan deze verdachten een vorm van gefinancierde rechtsbijstand te kunnen aanbieden. Daarover ben ik momenteel in gesprek met de NOVA en de betrokken ketenpartners. Ik zal uw Kamer voor de aanstaande begrotingsbehandeling van Justitie en Veiligheid over de uitkomst informeren.
Kunt u een indicatie geven van het aantal zaken dat tijdens de afgelopen, buitengewone periode zelfstandig door het OM is afgedaan waarbij de verdachten normaal voor de rechter zouden zijn verschenen? In hoeveel gevallen zijn de verdachten daarbij door het OM gehoord in een OM-hoorzitting?
Net voor de zomer is het plan voor de aanpak van de achterstanden gereed gekomen. Op dit moment herbeoordeelt het OM strafzaken om de gewenste verschuiving te realiseren van zaken van de meervoudige kamer naar de enkelvoudige kamer en van de enkelvoudige kamer naar de strafbeschikking. Dat is een forse klus waar het OM op dit moment voortvarend mee aan de slag is.
Op basis van welke criteria wordt besloten af te zien van de rechter en «af te waarderen» naar OM-strafbeschikkingen en OM-hoorzittingen?
Bij de herbeoordeling van strafzaken zijn de huidige wettelijke kaders het uitgangspunt. Voorop staat dat het OM zaken afdoet op een wijze die passend en geboden is en de in de strafzaak te vorderen straf ook via een OM-strafbeschikking uitgevaardigd kan worden. Het OM heeft bij de herbeoordeling oog voor de belangen van verdachten, slachtoffers en andere organisaties in de strafrecht- en executieketen. Daarvoor heeft het OM de relevante ketenpartners, zoals de rechterlijke macht, de NOvA, Slachtofferhulp Nederland en de Reclassering Nederland (namens de 3RO) geconsulteerd.
Ten behoeve van de eenduidigheid in beoordeling en rechtsgelijkheid is er een landelijk kader geformuleerd aan de hand waarvan de parketten de herbeoordeling van PR-zaken uitvoeren. Dit landelijke kader is zodanig opgesteld dat optimaal gebruik kan worden gemaakt van de mogelijkheden die de Wet OM-afdoening biedt om zaken met een OM-strafbeschikking af te doen. Daarnaast is het uitgangspunt dat de (bredere) toepassing van de OM-strafbeschikking zodanig moet zijn ingericht dat het proces en de uitvoering waarborgen dat aan de rechten van verdachten en slachtoffers op een magistratelijke wijze vorm wordt gegeven.
Deelt u de mening van de Nederlandse vereniging van jonge strafrechtadvocaten (NVJSA) en de NOvA dat in het verleden is gebleken dat bij deze buitengerechtelijke afdoening sprake was van leemten in waarborgen voor verdachten? Zo nee, waarom niet?
Uit diverse toezichtsrapportages van de procureur-generaal bij de Hoge Raad, waarvan de eerste eind 2014 is uitbracht, bleek aanvankelijk dat de kwaliteit van de toepassingspraktijk van de OM-strafbeschikking voor verbetering vatbaar was. Het College van procureurs-generaal heeft zich die kritiek aangetrokken en er is sindsdien hard gewerkt om de kwaliteit van de toepassingspraktijk te verbeteren. Uit de vervolgrapportage van de procureur-generaal bij de Hoge Raad en uit de landelijke 2-meting OM-strafbeschikking van het OM blijkt dat inmiddels op vrijwel alle fronten forse verbetering is opgetreden.2 Dat geldt in het bijzonder voor de dossiervorming en de kwaliteit van de schuldvaststelling. Dat beeld vindt bevestiging in het dalende percentage vrijspraken in verzetzaken en het lage percentage vrijspraken waarin tot dagvaarding is overgegaan. De 2-meting OM-strafbeschikking geeft evenmin aanleiding om te veronderstellen dat de rechter meestal lager straft in zaken waarin verzet wordt ingesteld.
Ik ben, zoals ik in antwoord op vraag 1 al heb aangegeven, op dit moment in gesprek met de NOVA en de betrokken ketenpartners over de mogelijkheden om aan de verdachten wier zaak door de coronacrisis niet door de politierechter, maar middels een OM-strafbeschikking wordt afgedaan, een vorm van rechtsbijstand aan te bieden.
Deelt u de mening van de NVJSA en de NOvA dat deze strafbeschikkingen vragen om aanvullende waarborgen voor verdachten, aangezien zij nu niet voor een onafhankelijke rechter kunnen verschijnen? Zo ja, waar moeten deze uit bestaan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat ontboden verdachten die normaliter voor de rechter zouden verschijnen, maar nu vanwege de procedure van een OM-strafbeschikking zonder hoorplicht, dus niet door het OM worden gehoord en ook geen afdoeningsbijstand krijgen? Deelt u de mening dat dit onwenselijk is? Wat gaat u hieraan doen?
In de Wet OM-afdoening staat in welke gevallen het OM de verdachte moet horen, alvorens een strafbeschikking op te leggen.3 Dit betreffen de gevallen waarbij het OM bij OM-strafbeschikking aan verdachte een taakstraf, een geldboete boven de € 2.000, een gedragsaanwijzing of een ontzegging van de rijbevoegdheid wil opleggen. In overige gevallen kan het OM afzien van het horen van de verdachte.
Deze criteria worden in alle zaken toegepast die het OM met een strafbeschikking afdoet.
Zoals ik in antwoord op vraag 1 heb aangegeven ben ik momenteel in gesprek met de advocatuur en de betrokken ketenpartners over de mogelijkheid om alle ontboden verdachten wier zaak het OM met een strafbeschikking wil afdoen, van een vorm van rechtsbijstandte voorzien.
Waarom vindt u dat alleen verdachten die zijn aangehouden en op het politiebureau zitten recht hebben op afdoeningsbijstand in geval van buitengerechtelijke afdoening?
Aangehouden verdachten zitten vast en zijn niet in staat zelf rechtsbijstand in hun zaak te regelen. Ten aanzien van deze verdachten geldt een bijzondere verantwoordelijkheid voor de overheid om voor rechtsbijstand te zorgen. Dit geldt niet voor ontboden verdachten die voldoende tijd en gelegenheid hebben om de beslissing te nemen of zij een advocaat in hun zaak willen betrekken en dit ook regelen. Dit geldt ook voor het geval het OM de zaak met een OM-strafbeschikking wil afdoen. In het kader van de intensivering van rechtsbijstand in ZSM-zaken waarover ik uw Kamer in de brief van 16 december 2019 heb geïnformeerd krijgen inmiddels alle aangehouden verdachten van overheidswege rechtsbijstand bij OM-strafbeschikking.
Ten aanzien van ontboden verdachten ben ik momenteel in gesprek met de advocatuur en de betrokken ketenpartners om in de zaken die door de coronacrisis niet aan de politierechter zijn voorgelegd, maar door het OM met een OM-strafbeschikking worden afgedaan, in een vorm van rechtsbijstand te voorzien. In deze zaken bevinden de verdachten zich op vrije voeten. Daarom zal dezelfde vorm van rechtsbijstand ook toegepast kunnen worden in reguliere zaken met een ontboden verdachte en een OM-strafbeschikking als afdoeningsmodaliteit.
Kunt u, wanneer u van mening bent dat alleen bij aangehouden verdachten afdoeningsbijstand aan de orde zou moeten zijn, toelichten waarom u in uw brief van 16 december 2019 schreef dat óók bij ontboden eerder aangehouden verdachten afdoeningsbijstand zou worden ingevoerd?2
Zie antwoord vraag 7.
Wat is de stand van zaken aangaande het invoeren van afdoeningsbijstand voor alle ontboden verdachten die niet vastzitten? Is dit nu ingevoerd? Zo nee, waarom niet?
Ik ben momenteel in gesprek met de advocatuur en de betrokken ketenpartners om in de zaken die door de coronacrisis niet aan de politierechter zijn voorgelegd, maar door het OM met een OM-strafbeschikking worden afgedaan, in een vorm van rechtsbijstand te voorzien. In deze zaken bevinden de verdachten zich op vrije voeten. Daarom zal dezelfde vorm van rechtsbijstand ook toegepast kunnen worden in reguliere zaken met een ontboden verdachte en een OM-strafbeschikking als afdoeningsmodaliteit.
Waarom bent u niet bereid om alle verdachten die een strafbeschikking van het OM ontvangen en die normaliter wel voor de rechter zouden verschijnen van afdoeningsbijstand te voorzien?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u bereid om adequate gesubsidieerde rechtsbijstand te regelen voor iedere verdachte wiens zaak door de uitbraak van het coronavirus niet aan de rechter zal worden voorgelegd?
Zie antwoord vraag 9.
Een afgeschermde mailinglist voor pedoseksuelen |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Hengelose bestuurder verboden pedoclub Martijn weer actief»?1
Ja.
Acht u het mogelijk dat achter een besloten mailinglijst strafbare feiten kunnen worden gepleegd of voorbereid ten aanzien van het hebben van seks met minderjarigen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 4.
In hoeverre kan de vrijheid van meningsuiting of van vergadering worden doorbroken indien er een ernstig vermoeden bestaat dat besloten websites, mailinglists en dergelijke gebruikt worden voor het begaan of voorbereiden van strafbare feiten?
De hoofdregel is dat alle gedragingen die door de formele wetgever strafbaar zijn gesteld, ook strafbaar zijn tijdens het uitoefenen van de vrijheid van meningsuiting of van vergadering. Zo volgt uit artikel 7 lid 1 Grondwet, waarin staat dat het recht tot vrijheid van meningsuiting wordt erkend, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. Een persoon die in het Wetboek van Strafrecht (Sr) strafbaar gestelde uitingen doet – te denken valt aan opruiing (artikel 131 Sr), belediging (266 Sr), bedreiging (artikel 285 Sr) etc., pleegt derhalve een strafbaar feit. De vraag of hier in het onderhavige geval sprake van is, maakt onderdeel uit van het strafrechtelijk onderzoek dat het OM momenteel uitvoert.
Acht u het denkbaar dat justitiële autoriteiten kennis gaan nemen van hetgeen op de genoemde mailinglist besproken wordt? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Het bestaan van de mailinglist is bekend. Op dit moment voert het OM een strafrechtelijk onderzoek uit. Over lopende onderzoeken van het OM worden geen inhoudelijke mededelingen gedaan.
Het artikel ‘Bankenautoriteit vreest dat witwasregels doel voorbij schieten’ |
|
Roald van der Linde (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Hebt u kennisgenomen van het artikel «Bankenautoriteit vreest dat witwasregels doel voorbij schieten»?1
Ja.
Herkent u het geschetste probleem? Welke categorieën ondernemingen en instellingen in Nederland worden meer dan gemiddeld geweigerd als klant door financiële instellingen? Hoe lang moet een startende onderneming in Nederland gemiddeld wachten bij het openen van een bankrekening? Wat betekent dit voor het Nederlandse vestigingsklimaat?
Een belangrijk onderdeel van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) is dat instellingen verplicht zijn om een inschatting te maken van het risico op witwassen of terrorismefinanciering dat een klantrelatie met zich mee brengt, en voldoende maatregelen moeten nemen om dat risico te mitigeren. Indien er sprake is van een onacceptabel risico of indien het cliëntenonderzoek niet kan worden voltooid, dient de instelling de cliëntrelatie niet aan te gaan, dan wel te verbreken. Het in het artikel aangehaalde onderzoek van de European Banking Authority (EBA) richt zich op situaties waarin instellingen ervoor kiezen om risico’s te vermijden, bijvoorbeeld door vooraf te besluiten om aan bepaalde klanten of sectoren geen diensten te verlenen. Er wordt dan gesproken over «de-risking». Van de-risking kan ook sprake zijn als instellingen afscheid nemen van bepaalde bestaande klanten of sectoren omdat zij die een te hoog risicoprofiel toedichten. Wanneer de-risking op te grote schaal optreedt dan zou dit tot uitsluiting van bepaalde groepen kunnen leiden.
Signalen van de-risking door banken zijn mij bekend en het fenomeen is ook aan de orde gekomen in gesprekken met de Nederlandse Vereniging voor Banken (NVB). Banken houden echter geen kwantitatieve data bij, omdat elke zaak apart wordt behandeld en beoordeeld. Bij lopende klantrelaties geldt dat de bank bij de opzegging van bankrekeningen moet voldoen aan de wet- en regelgeving en de jurisprudentie die op dit gebied bestaat. Dit houdt onder andere in dat de bank rekening dient te houden met de gerechtvaardigde belangen van de klant bij voortzetting van de dienstverlening. Ook staat in artikel 2 lid 1 van de algemene bankvoorwaarden (ABV) dat de bank bij opzegging van een rekening een zorgplicht heeft en deze jegens de klant in acht dient te nemen. Deze zorgplicht wordt in de jurisprudentie gespecificeerd.
Het openen van een rekening voor een startende onderneming in Nederland duurt in beginsel kort. Volgens de NVB geldt voor het merendeel van de startende ondernemingen die als laag risico worden geclassificeerd dat de bankrekening vlot kan worden geopend (vaak binnen een week). Als de aanvraag complexer is of een klant een hoger risicoprofiel heeft kan het openen van een rekening langer duren. In het kader van het vestigingsklimaat is het onder andere van belang dat ondernemers die zich in Nederland willen vestigen duidelijkheid hebben over de informatie die vereist is om een bankrekening te kunnen openen. Voor buitenlandse ondernemers kan het orange carpet programma duidelijkheid geven over de aanvraag van een betaalrekening.2 Dit programma biedt buitenlandse ondernemers hulp bij het verkrijgen van een visum om zo hun onderneming te kunnen starten in Nederland.
Herinnert u zich de waarschuwingen uit de Tweede Kamer voor de continuïteit van de bancaire dienstverlening, geuit bij het debat over de wijziging vierde anti-witwasrichtlijn op 3 december 2019, en uw toezegging dit punt mee te nemen in een evaluatie? Wanneer bent u van plan die evaluatie uit te voeren?2
Ja, in het debat heb ik met uw Kamer gesproken over de continuïteit van de bancaire dienstverlening voor verschillende groepen zoals politiek prominente personen (PEP’s). Bij de behandeling van de Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn heb ik de Eerste Kamer toegezegd om de wet binnen drie jaar na inwerkingtreding te evalueren. In het kader van die evaluatie wordt de invloed van verscherpt cliëntenonderzoek, in bijzonder bij PEP’s, op cliëntacceptatie meegenomen. De voorbereidingen voor de evaluatie vinden op dit moment plaats en de uitkomsten worden medio 2021 met beide Kamers gedeeld.
Welke stappen hebt u na het rapport van de Autoriteit Persoonsgegevens gezet om de uitvoering van de Wwft te vergemakkelijken en informatie-uitwisseling tussen banken mogelijk te maken? Tot welke resultaten heeft dit geleid?
In het kader van het plan van aanpak witwassen hebben de Minister van Justitie en Veiligheid en ik onder meer gekeken naar het vergroten van de effectiviteit van de poortwachtersfunctie.4 Het kunnen delen van bepaalde gegevens kan de informatiepositie van poortwachters, zoals banken, vergroten en daarmee het cliëntenonderzoek verbeteren. Omdat het om het delen van persoonsgegevens gaat zijn hierover meerdere adviezen gevraagd aan de Autoriteit Persoonsgegevens.5 Deze adviezen zijn betrokken bij het wetsvoorstel plan van aanpak witwassen. In dit wetsvoorstel wordt onder meer geregeld dat de poortwachters bij een cliënt met een hoger risico op witwassen of terrorismefinanciering informatie over integriteitrisico’s kunnen delen. Daarnaast voorziet het wetsvoorstel in grondslagen die het mogelijk maken voor banken om gezamenlijke transactiemonitoring op te zetten. In de voortgangsbrief van 3 juli jl. werd aangekondigd dat het wetsvoorstel na de zomer naar de Raad van State zou worden gezonden voor advisering. Dit is inmiddels gebeurd.6 Na advisering door de Raad van State wordt het wetsvoorstel bij uw Kamer aanhangig gemaakt.
Kunt u instaan voor een ongestoorde financiële dienstverlening aan medewerkers van internationale organisaties, ambassades en buitenlandse bedrijven in Nederland?
Het kabinet spant zich in om de financiële dienstverlening aan internationale organisaties, ambassades en buitenlandse bedrijven in Nederland, evenals hun medewerkers, zoveel mogelijk te waarborgen. Voor het personeel van internationale bedrijven en instellingen geldt dat zij rechtmatig in de Europese Unie verblijven en daarmee op grond van de Payment Accounts -richtlijn7 recht hebben op het gebruik van een basisbetaalrekening. Daarbij dient opgemerkt te worden dat banken, ook bij internationale organisaties, ambassades en buitenlandse bedrijven, verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de Wwft. Als een bank het cliëntenonderzoek niet kan voltooien of de risico’s bij een klant niet voldoende kan mitigeren kan dat leiden tot het afscheid nemen van de cliënt.
De Financial Action Task Force(FATF) heeft aanbevelingen opgesteld die een verscherpt cliëntenonderzoek voor PEP’s aanbevelen. De FATF-aanbevelingen komen ook tot uiting in de Europese anti-witwasrichtlijn. De reden voor een verscherpt cliëntenonderzoek komt voort uit het feit dat PEP’s zich veelal in een positie bevinden die potentieel misbruikt kan worden voor witwassen en terrorismefinanciering. Verscherpt cliëntenonderzoek bij PEP’s is preventief van aard. Een zakelijke relatie afwijzen, uitsluitend omdat een cliënt een uiteindelijk belanghebbende (ook wel UBO8 genoemd) of een PEP is, druist in tegen de gedachte van de Wwft, de Europese anti-witwasrichtlijn en de FATF-aanbevelingen.9 Financiële instellingen zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van verscherpt cliëntenonderzoek bij PEP’s. Zij moeten hiervoor een individuele beoordeling maken van het risicoprofiel van hun cliënten en kijken welke eventuele mitigerende maatregelen nodig zijn. DNB heeft richtlijnen opgesteld in haar leidraad, waarbij ook specifiek op onderzoek bij PEP’s wordt ingegaan.10 Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 3 wordt bij de evaluatie van de implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn specifiek de positie van PEP’s meegenomen.
Kunt u instaan voor een ongestoorde financiële dienstverlening aan «politically exposed persons»in Nederland?
Zie antwoord vraag 5.
Wat gaat u doen om het proces van «onboarding»voor klant én bank te vergemakkelijken? Wat gaat u doen om te voorkomen dat klanten worden geweigerd omdat financiële dienstverleners opzien tegen de administratieve rompslomp?
In het plan van aanpak witwassen heb ik aangekondigd de samenwerking en informatie-uitwisseling tussen private partijen te willen verbeteren.11 Met het in het antwoord op vraag 4 bedoelde wetsvoorstel plan van aanpak witwassen wordt beoogd het delen van informatie over klanten met een hoog risico op witwassen of terrorismefinanciering te bevorderen. Het beoordelen van het risicoprofiel van de klant kan aanzienlijk worden verbeterd als instellingen gebruik kunnen maken van informatie over klanten met een hoog risico die al vergaard is door een andere dienstverlener. Dit zal ook het proces voor klanten vergemakkelijken, ook als zij door een instelling als hoog risico worden geclassificeerd.
Het bericht ‘Walgelijk, maar ook nuttig?; Justitie zint op maatregelen tegen kindersexpoppen’ |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Walgelijk, maar ook nuttig?; Justitie zint op maatregelen tegen kindersexpoppen»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het verschijnen van kindersexpoppen op de Nederlandse markt?
De aanpak van seksueel kindermisbruik heeft vanaf het begin van deze kabinetsperiode mijn aandacht en prioriteit. Het verschijnen van kindersekspoppen op de Nederlandse markt vind ik een zorgelijke ontwikkeling. Het in omloop brengen van poppen die een subcultuur van seksueel misbruik van kinderen normaliseert, conflicteert met de verantwoordelijkheid om onze kinderen te beschermen. Ik neem het signaal van de Douane over het aantreffen van dergelijke poppen dan ook zeer serieus. Daarom is het departement begonnen met een verkenning van het onderwerp, zowel wetenschappelijk als rechtsvergelijkend. Op dit moment wordt onderzocht wat de wettelijke mogelijkheden zijn die de huidige nationale wet- en regelgeving biedt om de verkoop, invoer, etc. van kindersekspoppen aan te pakken. Verder wordt beleidsmatig bezien of een verbod passend is met als onderbouwing het verbod op virtuele kinderporno, bijvoorbeeld als onderdeel van beoogde wetgeving. Ik zal de Kamer over de resultaten van de verkenning informeren.
Ziet u ook de gevaren van het gebruik van kindersekspoppen als opstapje, verleider of drempelverlager voor kindermisbruikers naar het in de «praktijk» brengen van hun behoeften?
Over de eventuele werking van kindersekspoppen wordt een debat in wetenschappelijke kring gevoerd waarin verschillende gezichtspunten naar voren komen. Beleidsmatig zie ik een verband met het verbod op virtuele kinderporno, waarover eenzelfde discussie zou kunnen plaatshebben. Virtuele kinderporno is verboden.
Hoe beoordeelt u de gedachte dat het gebruik ook een methode zou kunnen zijn om kindermisbruik tegen te gaan en waar is deze gedachte op gestoeld?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat juist het blokkeren van gelijkenissen om behoeften mee te bevredigen de juiste weg is zoals die ook is gekozen in de Wet Computercriminaliteit III, middels het amendement van van de leden Tellegen en Van Toorenburg over de strafbaarheid bij inzet van een virtuele creatie, waarmee het virtuele kindermisbruik strafbaar is gesteld?2
Deze beleidsmatige vergelijking neem ik mee in de bij antwoord 2 aangekondigde verkenning.
Wat staat er in de weg aan een verbod op kindersexpoppen en de import daarvan en is het mogelijk om, totdat het verbod in wetgeving is opgenomen, de poppen bij de douane toch in beslag te nemen en/of te registreren wie de klanten zijn?
Zoals gemeld in het antwoord op vraag 2 wordt momenteel onderzocht of een verbod mogelijk en passend is. Op dit moment betekent dat wanneer er geen verdenking van een strafbaar feit is, er geen ruimte voor strafvorderlijke confiscatie van deze voorwerpen is. Het departement gaat met de Douane in gesprek over de mogelijkheden die zij – buiten het strafrecht om – hebben voor confiscatie en of registratie, en over eventuele wettelijke aanvullingen die zulke maatregelen mogelijk maken.
Bent u bereid een verbod op kindersexpoppen op te nemen in de aangekondigde wetgeving dat het «pedohandboek» moet gaan verbieden? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Illegale veelplegers |
|
Jasper van Dijk |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht «Politiebond: «Zet veelplegende illegalen het land uit, wij hebben er te veel werk aan»»?1
Ik heb kennisgenomen van dit bericht. Ik begrijp deels de frustratie bij de agenten die hiermee te maken hebben. De Nederlandse inzet is erop gericht de terugkeer van personen die hier niet mogen zijn en de samenwerking met landen van herkomst om hun onderdanen op te nemen te bevorderen. Het uitzetten van overlastgevers en criminelen heeft hierbij in het bijzonder prioriteit. Dat is belangrijk om het draagvlak voor de opvang van vluchtelingen en het brede migratiebeleid te behouden.
Erkent u de problemen die de politiebond beschrijft en bent u het eens met de oplossing die door hen wordt aangedragen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u het eens met agent Bas Wijnen als hij zegt dat hij «het bijzonder blijft vinden dat wij zo iemand niet op het vliegtuig kunnen zetten naar het land van herkomst»?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe is het mogelijk dat een Marokkaanse man bijna 600 keer in aanraking komt met de politie en al vijftig jaar zonder verblijfsvergunning in Nederland verblijft? Is dit voor u ook een bewijs van falend terugkeerbeleid?
Zoals u weet ga ik in openbare beantwoording niet in op individuele zaken. Ik deel niet dat er sprake is van falend terugkeerbeleid is. Wel erken ik dat verbeteringen in de effectiviteit van de terugkeerinzet nodig zijn. Daarop is de kabinetsinzet ook gericht.
In het door u aangehaalde voorbeeld is de persoon klaarblijkelijk niet zelf vertrokken. Zelfstandig vertrek is het uitgangspunt: wanneer een vreemdeling meewerkt aan zijn vertrektraject, dan verloopt terugkeer in de regel probleemloos. Echter, als een vreemdeling besluit niet mee te werken aan vertrek, is de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) aangewezen op de organisatie van gedwongen vertrek. In die gevallen is terugkeer een complexer proces en spelen verschillende factoren een rol. Uitzetting is enkel mogelijk wanneer geen sprake is van procedures die in Nederland afgewacht mogen worden, de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld kan worden en het herkomstland bereid is (vervangende) reisdocumenten af te geven. In sommige situaties is het (tijdelijk) niet mogelijk te voorzien in deze voorwaarden. Hoewel vreemdelingenbewaring, waar het juridisch mogelijk is, zeker wordt ingezet in dit soort gevallen, zie ik ook dat de maatregel om bewaring op te leggen vaak complex is geworden, door steeds verdergaande eisen, onder meer volgend uit de Nederlandse jurisprudentie. Ik zet me er actief voor in, ook binnen Europa met de herziening van de richtlijnen, om de administratieve lasten en onmogelijkheden voor bewaring en daarmee gedwongen terugkeer te beperken en waar mogelijk te verminderen.
Strafrechtelijk optreden, ook als iemand door eigen toedoen niet vertrekt, is aan de orde als iemand een misstap heeft begaan. Het niet rechtmatig in Nederland verblijven is op zichzelf niet strafbaar, behoudens die gevallen waarin de vreemdeling tevens ongewenst vreemdeling is verklaard of een inreisverbod heeft gekregen met toepassing van artikel 66a, zevende lid van de Vreemdelingenwet 2000, in welke gevallen verder verblijf een misdrijf is.
Hoe kan het dat «deze mensen door hun land van herkomst niet meer worden opgenomen»?
Centraal staat in hoeverre de vreemdeling beschikt over de juiste (reis)documenten, dan wel bereid is medewerking te verlenen aan de verkrijging daarvan. Indien een vreemdeling niet beschikt over de juiste (reis)documenten vraagt de DT&V aan het vermoedelijke herkomstland om de nationaliteit vast te stellen.
Na een nationaliteitsvaststelling door het herkomstland wordt in de regel een (vervangend) reisdocument afgegeven. De mate waarin een herkomstland de nationaliteit van een onderdaan kan vaststellen is mede afhankelijk van de medewerkingsbereidheid van de vreemdeling. Frustratie, bijvoorbeeld door het achterhouden van identiteitsdocumenten of het niet beantwoorden van vragen, maakt het voor herkomstlanden soms niet mogelijk de nationaliteit vast te stellen. Ook verdwijnen mensen soms uit beeld en is in sommige gevallen de samenwerking met herkomstlanden voor verbetering vatbaar.
Per herkomstland wordt bezien waar het knelpunt ligt. Voor landen waar vanuit migratie-oogpunt prioriteit ligt, wordt een kabinetsbrede benadering gehanteerd, waarbij de verschillende aspecten van de relatie in samenhang worden bezien en gekeken wordt hoe die kunnen bijdragen aan betere migratiesamenwerking, inclusief terugkeer. Hiervoor kunnen verschillende instrumenten worden ingezet, waaronder ook het visuminstrument.2 Uiteraard worden hierbij alleen instrumenten ingezet die effectief zijn en niet contraproductief. Dialoog met derde landen vraagt om structurele inzet en onderhoud, en in veel gevallen ook rust en vertrouwelijkheid. In alle gevallen is sprake van maatwerk, en wordt rijksbreed – en waar van toepassing samen met andere EU-lidstaten of EU-breed – opgetrokken. Zo zet Nederland zich in om tot een meer Europees gecoördineerde benadering ten aanzien van herkomstlanden te komen en moedigt Nederland de Europese Commissie aan om brede partnerschappen met landen van herkomst en transit te realiseren.
Het treffen van visummaatregelen is daarbij één van de mogelijkheden. Het is goed te realiseren dat dit een middel is dat in EU verband dient te worden ingezet om effectief te zijn. Op dit moment wordt in Europees verband gekeken welke landen voor dergelijke maatregelen in aanmerking kunnen komen.
Waarom kunt u dit soort herkomstlanden niet overtuigen van het opnemen van hun onderdanen? In hoeverre treft u sancties dan wel visummaatregelen tegen dit soort weigerachtige landen?
Zie antwoord vraag 5.
Heeft u al een gesprek gevoerd met uw Marokkaanse ambtsgenoot over het terugkeerbeleid of is de deur nog altijd gesloten?
Zoals bekend is Marokko een belangrijk land voor samenwerking op migratie, waaronder terugkeer. De inzet van het kabinet is dan ook gericht op dialoog met Marokko op verschillende niveaus om de samenwerking in den brede te verbeteren. Dit vindt plaats binnen de bredere bilaterale relatie en wordt nauwkeurig afgestemd met alle betrokken ministeries. De beperkingen inzake het COVID-19 virus hebben impact gehad op de uitvoering van deze inzet. Zoals ook voor Nederland geldt, lag de focus voor Marokko op het onder controle brengen van de COVID-pandemie. Er is voortdurend contact op verschillende niveaus met Marokko over een breed aantal onderwerpen. Daarbij wordt ook de intentie voor versterkte dialoog op het gebied van migratie en terugkeer onder de aandacht gebracht.
Erkent u dat de frustratie onder agenten alleen maar toeneemt als er niets terechtkomt van het terugkeerbeleid?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat Nederland zijn eerlijke deel moet nemen in het opnemen van vluchtelingen, maar dat u er tegelijk voor moet zorgen dat mensen die geen recht hebben op asiel terugkeren naar hun herkomstland, teneinde het draagvlak voor het beleid in stand te houden?
U verwoordt hier precies de ambitie van het regeerakkoord en daarmee van het kabinet.
Het bericht ‘WhatsApp-fraude explodeert: ‘Ik snap niet hoe ik erin ben getrapt’ |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD), Roald van der Linde (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «WhatsApp-fraude explodeert: «Ik snap niet hoe ik erin ben getrapt»?1
Ja.
Kunt u aangeven wat de omvang van dit probleem is? Zo ja, in hoeveel gevallen wordt er aangifte gedaan of melding gemaakt door slachtoffers en in hoeveel gevallen niet? Zo nee, zijn er redenen bekend waarom niet?
De exacte omvang van hulpvraagfraude (ook wel vriend-in-nood-fraude genoemd), is niet bekend, omdat niet alle slachtoffers aangifte doen bij de politie of een melding maken bij hun bank of de Fraudehelpdesk (FHD). Hoewel de exacte omvang niet bekend is kan wel geconcludeerd worden dat er sprake is van een stijging sinds 2019 van het aantal meldingen en aangiftes van deze vorm van fraude.
Bij de FHD zijn tot 1 augustus 2020 7.907 meldingen binnengekomen van hulpvraagfraude. In heel 2019 waren dat er 2.663. Ook de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) meldt dat Nederlandse banken in de maanden maart, april en mei van dit jaar drie keer zoveel meldingen van oplichting via social media hebben ontvangen ten opzichte van de laatste drie maanden van 2019. Het aantal aangiftes bij de politie lag voor de coronacrisis op circa 120 tot 150 aangiftes per week. Sinds april van dit jaar is het mogelijk om digitaal aangifte te doen bij de politie en kwamen tot augustus circa 700 aangiftes per week binnen. De politie wijdt de toename van de aangiftes van hulpvraagfraude deels aan het feit dat het makkelijker is om melding te doen, maar ook aan de feitelijke toename van deze vorm van fraude. De feitelijke toename kan volgens de politie mogelijk verklaard worden doordat mensen tijdens de Corona-crisis meer online zijn gegaan om contact te hebben met hun familie en bekenden. Sinds augustus is het aantal aangiftes iets afgenomen.
In hoeveel gevallen van aangifte of melding wordt er ook daadwerkelijk vervolgd? In hoeveel gevallen wordt er na vervolging een straf opgelegd? Kan een overzicht worden gegeven van het aantal opgelegde straffen naar soort? Zo nee, waarom niet?
Hoeveel aangiftes of meldingen hebben geleid tot een vervolging is niet inzichtelijk. Het OM registreert hulpvraagfraude via bijvoorbeeld WhatsApp niet apart. Er worden voor het begaan van hulpvraagfraude soms forse straffen opgelegd. Zo hebben twee mannen uit Deventer die mensen via WhatsApp hebben opgelicht een celstraf van 2,5 jaar en 3 jaar opgelegd gekregen.2
Heeft u zicht op het daderprofiel? Zo ja, wat is kenmerkend voor dit profiel? Hoe zit dit aan de slachtofferkant? Zo nee, wat wordt er concreet gedaan om deze profielen in beeld te krijgen?
Bij hulpvraagfraude gaat het in de meeste gevallen om een georganiseerde samenwerking van verschillende daders en medeplichtigen: katvangers/geldezels3, katvanger-ronselaars, pinners, oplichters, hackers en verkopers van de benodigde kennis4. De politie heeft het beste zicht op de katvangers/geldezels, die ook de grootste groep daders vormen. Dit zijn vaak jongeren en/of personen met een sociaaleconomisch zwakkere positie. De politie onderzoekt op verschillende manieren de verschillende dadertypes en de mogelijke (persoonsgerichte)barrières om deze vorm van fraude tegen te gaan.
De politie, FHD, Slachtofferhulp Nederland (SHN) en NVB hebben het beeld dat de meeste slachtoffers ouder zijn dan vijftig jaar. Het is op basis van de informatie van de politie, FHD en SHN niet met zekerheid te stellen dat vijftigplussers ook een hoger risico lopen op slachtofferschap.
Onder welke voorwaarden staan banken garant bij dit soort vormen van financiële criminaliteit? In hoeveel gevallen hebben slachtoffers tot nu toe hun geld teruggekregen? In hoeveel gevallen gebeurt dit niet?
In principe staan banken niet garant voor dit soort vormen van financiële criminaliteit. Wel zijn banken voor bepaalde soorten bancaire fraude wettelijk verplicht5 om schade te vergoeden. Bij bancaire fraude is er sprake van misbruik van betaalmogelijkheden die de bank aan klanten ter beschikking stelt. Hierbij geldt dat over het algemeen overgegaan wordt tot schadevergoeding wanneer de klant niet grof nalatig is geweest. Of er sprake is van grove nalatigheid is afhankelijk van het individuele geval en wordt uiteindelijk bepaald door de rechter. Wel hebben de banken gezamenlijk met de Consumentenbond een vijftal uniforme veiligheidsregels opgesteld die meer duidelijkheid geven over de vergoeding van schade als gevolg van fraude6; houd je beveiligingscodes geheim, zorg ervoor dat je bankpas nooit door een ander gebruikt wordt, zorg voor een goede beveiliging van de apparatuur die je gebruikt voor je bankzaken, controleer je bankrekening, en meld incidenten direct aan de bank en volg aanwijzingen van de bank op. Wanneer aan deze vijf veiligheidsregels is voldaan, kan de klant erop rekenen dat de schade vergoed wordt.
Banken zijn niet verplicht om schade te vergoeden als er sprake is van niet-bancaire fraude. Bij niet-bancaire fraude is sprake van een slachtoffer die onbewust of onder valse voorwendsels zelf opdracht geeft voor de uitvoering van de betaling aan de fraudeur.
Wanneer een klant zelf een betaalopdracht initieert, zoals het geval is bij hulpvraagfraude via WhatsApp, dan is de bank verplicht deze uit te voeren. Dit is alleen anders als de bank vermoedt dat er sprake is van fraude, bijvoorbeeld omdat de fraudedetectiesystemen aanleiding geven tot twijfel (in antwoord 6 en 8 wordt toegelicht wat banken verder doen ter voorkoming van fraude). Het is echter voor banken lastig om te zien of er sprake is van fraude als de klant zelf de betaalopdracht geeft.
Het kan dat in bepaalde gevallen van niet-bancaire fraude banken uit coulance overgaan tot een vergoeding. Dit is een eigen overweging van de bank op basis van de omstandigheden van het geval. Omdat dit gaat over een eigen overweging van de bank heb ik hierover geen cijfers tot mijn beschikking.
Op welke manieren proberen banken deze vorm van criminaliteit te voorkomen? Wat doen banken concreet om slachtoffers te waarschuwen en naderhand te adviseren?
De NVB en Betaalvereniging Nederland hebben aangegeven dat zij verschillende initiatieven ondernemen ter preventie van fraude, zoals het voorlichten van klanten om hen bewust te maken van potentiële frauderisico’s. Dit gebeurt onder andere via veiligbankieren.nl en via de eigen kanalen van de banken. Ook werken banken bij voorlichting samen met andere organisaties, waaronder de ouderenbonden. In september hebben de banken bijvoorbeeld bijgedragen aan de campagne «Senioren en Veiligheid» waarin onder andere aandacht werd besteed aan hulpvraagfraude via WhatsApp7.
Verder hebben de banken ter voorkoming van fraude de IBAN-naam check ingevoerd. Bij deze check krijgen klanten een melding als de naam en het rekeningnummer die de klant invoert niet in overeenstemming zijn met de gegevens die bekend zijn bij de bank.
Daarnaast werken de banken met verschillende fraudedetectiesystemen om frauduleuze transacties op te sporen en te onderzoeken. De monitoring vindt plaats op basis van vele indicatoren. In samenwerking met de politie wordt op basis van bepaalde modus operandi gekeken welke indicatoren gehanteerd kunnen worden om de fraudedetectiesystemen verder te verbeteren. Omwille van veiligheid kunnen banken hier verder geen toelichting op geven.
Wanneer een mogelijk frauduleuze transactie gedetecteerd wordt door het fraudedetectiesysteem, wordt de transactie apart gezet en onderzocht door een medewerker van de bank, waarbij vrijwel altijd contact gezocht wordt met de klant. Met deze fraudedetectiesystemen kunnen banken dus tijdig fraude signaleren en klanten hiervoor waarschuwen. Gezien de grote aantallen overboekingen die dagelijks worden uitgevoerd is het ondoenlijk om ter controle een telefoontje te plegen naar elke klant. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met de privacy van de klant.
Gegeven het stijgende aantal slachtoffers en de enorme economische impact, deelt u de mening dat er meer moet worden gedaan om dit soort fraude tegen te gaan? Zo ja, welke maatregelen bent u bereid te treffen en hierbij de fraudehelpdesk, politie en banken te betrekken?
Vanwege het stijgende aantal slachtoffers sinds de corona crisis is mijn ministerie snel overgegaan tot voorlichting van het publiek. De meest effectieve aanpak van fraude is namelijk het voorkomen dat mensen slachtoffer worden. Mijn ministerie betrekt hierbij o.a. de politie, de banken, fraudehelpdesk en andere private organisaties. Zo publiceerde het jongerenplatform scholieren.com in samenwerking met het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) en mijn ministerie in augustus jl. een video gericht op jongeren met uitleg over hulpvraagfraude zodat zij ook hun (groot)ouders waarschuwen. In september startte mijn ministerie de campagne «Senioren en Veiligheid» met als doel senioren bewust te maken en handelsperspectief te bieden om slachtofferschap van o.a. hulpvraagfraude) te voorkomen. Ook onze partners zetten zich in om slachtofferschap te voorkomen.
In repressieve zin wordt deze fraudevorm serieus opgepakt door politie en het OM, bijvoorbeeld met de invoering van de internetaangifte. De aanpak van hulpvraagfraude wordt centraal opgezet en gecoördineerd. De aangiftes worden landelijk gebundeld zodat snel zicht is op de zaken die kansrijk zijn. Dit heeft inmiddels geleid tot een aantal succesvolle opsporingsonderzoeken en strafzaken8.
Daarnaast wordt door het kabinet ook ingezet op het verder versterken van het financieel rechercheren door onder meer het proces van vorderen van gegevens bij banken en andere betaaldienstverleners te automatiseren. Per 10 september jl. is de Wet en het Besluit verwijzingsportaal bankgegevens in werking getreden. Het Verwijzingsportaal bankgegevens maakt het mogelijk dat geautomatiseerd binnen 30 seconden identificerende gegevens van banken en andere betaaldienstverleners kunnen worden verkregen ten behoeve van opsporingsonderzoeken. Zo kan de politie sneller en beter financieel onderzoek doen naar mogelijke fraudeurs. Het vorderen van saldo- en transactiegegevens is een volgende stap bij financieel onderzoeken omdat het wenselijk is ook dit proces te versnellen wordt samen met de aangesloten diensten en de banken gewerkt aan het automatiseren van dit proces. Verder werken de banken nauw samen met de politie in de Electronic Crimes Taskforce (ECTF) en zetten zij zich in op de aanpak van geldezels van verschillende soorten fraude, waaronder ook deze vorm.
Wat kunnen banken doen om deze vorm van criminaliteit te voorkomen? Is het mogelijk dat er een telefoontje vanuit de bank ter controle van de overboeking naar ouderen wordt gepleegd met de vraag of zij zeker zijn van deze overboeking?
Zie antwoord vraag 6.
Welke informatie heeft de Financial Intelligence Unit – Nederland (FIU) over deze transacties? Welke informatie hebben zij over daders? Heeft de FIU daarnaast in de gaten om hoeveel dadergroepen gaat dit?
De Financial Intelligence Unit-Nederland (FIU-Nederland) is op basis van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) het enige en centrale meldpunt, waar diverse meldingsplichtige instellingen ongebruikelijke transacties dienen te melden die kunnen wijzen op witwassen en terrorisme financiering. Deze meldingen van ongebruikelijke transacties kunnen ook betrekking hebben op fraude, maar dit betreft bijvangst. Over de jaren 2016 tot en met begin september 2020 heeft de FIU in totaal bijna 4.900 meldingen van ongebruikelijke transacties van meldingsplichtige instellingen ontvangen, die mogelijk verband kunnen houden met fraude, waaronder hulpvraagfraude. Vanaf 2018 ziet de FIU een sterk toenemende trend. In 2018 ging het nog om circa 200 meldingen van ongebruikelijke transacties, in 2019 was dat aantal 1.060 en in 2020 waren er tot en met begin september bijna 3.400 meldingen. Ongebruikelijke transacties die na analyse door het hoofd van de FIU-Nederland verdacht zijn verklaard zijn, ook op voornoemd thema, ter beschikking gesteld aan de diverse (bijzondere) opsporingsdiensten en inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Door de opsporing wordt op uiteenlopende wijzen gebruik gemaakt van de verdachte transacties, onder meer als sturingsinformatie, als startinformatie voor een strafzaak of als onderdeel van het bewijs in een strafzaak. Deze informatie kan dan ook behulpzaam zijn voor het in kaart brengen van daders en dadergroepen.
Welke mogelijkheden zijn er om slachtoffers preventief te waarschuwen? Hoe vaak is er daadwerkelijk gehandeld naar deze mogelijkheden?
Zie antwoord vraag 7.
Wat gaat u doen om deze nieuwe, schadelijke vorm van financiële criminaliteit te voorkomen?
Zie antwoord vraag 7.
Het Nederlandse meisje Insiya Hemani, dat ontvoerd is naar India en de pogingen die de Nederlandse regering onderneemt om haar terug te krijgen in Nederland |
|
Martijn van Helvert (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de gewelddadige ontvoering op 29 september 2016, van het destijds tweejarige meisje Insiya Hemani door een team van waarschijnlik acht personen – van wie er zes in Nederland veroordeeld zijn – waarschijnlijk in opdracht van de vader Shehzad Hemani, naar wie het kind vlak na de ontvoering werd gebracht?1
Ja, wij zijn bekend met de zaak en het artikel uit De Rechtspraak.
Bent u bekend met het feit dat Insiya zonder geldig paspoort of geboorteakte van Nederland naar India is gesmokkeld, en Insiya uitsluitend de Nederlandse nationaliteit heeft en derhalve zonder geldige verblijfsstatus al vier jaar illegaal in India verblijft?
Ja, wij zijn bekend met het feit dat Insiya zonder geldig Nederlands paspoort Nederland is uitgereisd. Over de precieze verblijfsstatus van Insiya in India kunnen wij geen uitspraken doen, dit is een kwestie van nationaal vreemdelingenrecht in India.
Bent u bekend met het feit dat Nadia Rashid, de moeder van Insiya, in de anderhalf jaar voorafgaand aan de ontvoering meermaals aangifte deed van stalking door haar ex-man Hemani?
Ja, daarmee zijn wij bekend.
Klopt het dat de moeder zesmaal een door Hemani geplaatste gps-trackers onder haar auto vond en de politie hiervan op de hoogte bracht? En klopt het dat de moeder veelvuldig de politie waarschuwde dat Hemani voornemens was Insiya te ontvoeren?
Ja, dat klopt.
Bent u bekend met het feit dat op 13 januari 2016 een poging tot ontvoering van Insiya door politie Hoofddorp is verijdeld en dat Hemani in heengezonden, ondanks dat de politie bekend was met de aangiftes van de moeder voor stalking en haar waarschuwingen voor ontvoering van Insiya? (bron: onder andere brief van Veilig Thuis Kennemerland van 23 maart 2016, eventueel onderhands beschikbaar)
Ja, wij zijn bekend met de poging tot ontvoering.
Bent u bekend met deze vier onherroepelijke Nederlandse gerechtelijke uitspraken?:
Ja, wij zijn bekend met deze gerechtelijke uitspraken.
Bent u bekend met het feit dat zes personen op 11 juli 2019 door de rechtbank Amsterdam zijn veroordeeld voor de ontvoering van Inisiya?
Ja, wij zijn bekend met deze veroordelingen.
Bent u bekend met het feit dat de strafzaak tegen de vermeende opdrachtgever van de ontvoering van Insiya, haar vader Hemani, bij verstek zal worden behandeld op 23 en 24 september 2020 te rechtbank Amsterdam?
Ja, daarmee zijn wij bekend.
Kunt u verklaren waarom in de Note Verbale aan de Indiase autoriteiten van 4 augustus 2020 de terugkeer van Insiya naar Nederland en de hereniging met haar moeder, niet wordt geëist? Op welke wijze dringt de Nederlandse ambassade daar nu wel op aan?
Nederland heeft zich in deze zaak door middel van verscheidende Notes Verbales ingezet om aandacht te vragen voor de teruggeleiding van Insiya naar Nederland. Met de door u aangehaalde Note Verbale van 4 augustus 2020 wordt een tweetal Nederlandse gerechtelijke uitspraken aangeboden aan de Indiase autoriteiten. Daarmee vraagt de Minister van Buitenlandse Zaken de Indiase autoriteiten deze uitspraken door te zetten naar de relevante instanties, en daar de benodigde acties aan te verbinden. In alle schriftelijke contacten wordt steeds verwezen naar het eerder aangeboden verzoek tot teruggeleiding van de achtergebleven ouder.
Kunt u verklaren waarom Nederland India niet verzoekt Insiya als illegaal vreemdeling uit te zetten?
Over de precieze verblijfsstatus van Insiya in India kunnen wij niet oordelen, dit is een kwestie van nationaal vreemdelingenrecht in India.
Kunt u verklaren waarom Nederland niet (inhoudelijk) reageert op de weigering van India om de terugkeer van Insiya te verzorgen onder verdragsbepalingen artikel 7, 9 en 11 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) waar zowel India als Nederland partij van zijn?
Nederland vraagt in de contacten met de Indiase autoriteiten blijvend aandacht voor het door mevrouw Rashid ingediende teruggeleidingsverzoek en de Nederlandse rechterlijke uitspraken. Daarnaast wordt benadrukt dat moeder en kind op basis van de geldende internationale verdragen, alsmede op basis van de Indiase rechterlijke uitspraak recht hebben op herstel van contact.
Kunt u aangeven wat er thans wordt gedaan om te terugkeer van Insiya naar Nederland en de hereniging met haar moeder te bewerkstelligen?
De Nederlandse autoriteiten blijven bij de Indiase autoriteiten, zowel op ambtelijk als op politiek niveau, aandringen op het belang van een snelle en goede oplossing voor moeder en kind. Nederlandse gerechtelijke uitspraken worden in deze zaak langs diplomatieke weg aangeboden aan de Indiase autoriteiten om daar kennis van te nemen. Effectuering van de Nederlandse uitspraken kan in India door Nederland echter niet worden afgedwongen. De medewerkers van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn in contact met mw. Rashid over de verschillende trajecten die lopen om te bezien in overleg met haar waar mogelijkheden zijn voor ondersteuning.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen twee weken beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
De familie S. |
|
Jasper van Dijk |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het tragische verhaal van de familie S. die van Gaza naar Turkije zijn gevlucht?1
Ik ben bekend met het verhaal van de familie zoals u dat onderhands aan mij deed toekomen, via een brief van een echtpaar dat zich het lot van deze familie heeft aangetrokken.
Deelt u de mening dat de familie S. in februari 2019 door de United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNWRA) officieel erkend is als vluchteling?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u ervan op de hoogte dat hun 3-jarige kind S. een ernstige vorm van Coaliaki heeft en zonder de juiste medische hulp zal sterven?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid de familie in aanmerking te laten komen voor hervestiging?
Nederland hervestigt uitsluitend op voordracht van de VN vluchtelingenorganisatie (UNHCR). UNHCR selecteert vanuit de totale vluchtelingenpopulatie in een opvangland personen die vanwege individuele kwetsbaarheden vallen binnen de zeven voordrachtcategorieën en in aanmerking komen om te worden voorgedragen voor hervestiging. UNHCR beoordeelt daarnaast welk hervestigingsland gelet op de individuele omstandigheden het meest aangewezen is om een persoon aan voor te dragen. Nederland hecht eraan deze beoordeling aan UNHCR te laten, omdat alleen UNHCR voldoende overzicht heeft over de totale vluchtelingenpopulatie om die inschatting zorgvuldig en adequaat te kunnen maken. Hervestiging naar Nederland is daarom niet mogelijk zonder voordracht van de UNHCR, wat ook geldt voor deze familie.
Is het juist dat de rechtbank Amsterdam recent heeft geoordeeld dat Palestijnse asielzoekers uit Gaza recht hebben op een Nederlandse verblijfsvergunning?2
Het klopt dat de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, in de aangehaalde uitspraak van 21 augustus 2020 in algemene zin oordeelt dat het voor de UNWRA onmogelijk is gebleken om de Palestijnen de levensomstandigheden te bieden die stroken met de opdracht waarmee de UNRWA is belast.
Dit is een verstrekkend oordeelTegen de uitspraak is hoger beroep ingediend. Hangende dit beroep kan ik niet verder op deze kwestie ingaan.
Indien de familie S. niet in aanmerking komt voor hervestiging, wat kunt u nog voor hen betekenen?
Het kabinet zet zich op verschillende manieren in om verbetering aan te brengen en perspectief te bieden voor migranten en vluchtelingen, zoals de familie S. Dit doet het kabinet in internationaal, Europees en bilateraal verband, en ook specifiek in Turkije. Deze inzet volgt mede uit de Integrale Migratieagenda van dit kabinet, waarin opvang in de regio als een van de speerpunten is benoemd. De Nederlandse steun voor wat betreft de opvang van vluchtelingen, evenals steun aan de gastgemeenschappen wordt, in EU-verband, hoofdzakelijk geleverd via EUTF Syrië (Madad) en de Faciliteit voor vluchtelingen in Turkije (FRIT). De ondersteuning via de FRIT wordt geleverd in het kader van de EU-Turkije Verklaring. Sinds de inwerkingtreding van de FRIT wordt door middel van het Emergency Social Safety Net (ESSN) maandelijks financiële ondersteuning geboden aan 1,7 miljoen vluchtelingen om in de dagelijkse behoeftes te voorzien. Tevens is door middel van de Conditional Cash Transfer for Education (CCTE) voor ruim 685.000 kinderen toegang tot onderwijs gerealiseerd. Ook hebben ruim 9 miljoen gezondheidsconsultaties plaatsgevonden en zijn circa 650.000 inentingen verricht.3
Naast de Nederlandse bijdrage aan deze Europese fondsen financiert Nederland vanuit het opvang in de regio budget twee projecten in Turkije: een project met Oxfam, gericht op economische participatie van Syrische en Turkse vrouwen, en een project met United Work, dat inzet op matching tussen vluchtelingen en werkgevers in de Turkse arbeidsmarkt.
De beveiliging van Nobelprijswinnaar dr. Denis Mukwege |
|
Sadet Karabulut , Martijn van Helvert (CDA), Bram van Ojik (GL), Lilianne Ploumen (PvdA), Lammert van Raan (PvdD), Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Klopt het dat de bescherming die Mission de l'Organisation des Nations Unies pour la stabilisation en République démocratique du Congo (MONUSCO) aan Nobelprijswinnaar Denis Mukwege kan bieden onvoldoende is om diens veiligheid te garanderen? Klopt het dat MONUSCO alleen patrouilles uitvoert langs de compound van het Panzi ziekenhuis en niet op de compound aanwezig is?
De bescherming die MONUSCO de afgelopen maanden kon bieden was om verschillende redenen – overdracht van taken naar de politie, beperkte capaciteit en als gevolg van COVID-19 – niet van hetzelfde niveau als voorheen. Nederland heeft daarom de afgelopen weken bij de VN aangedrongen op adequate bescherming voor dr. Mukwege. Medewerkers van de ambassade in Kinshasa, het ambassadekantoor in Goma, en de Permanente Vertegenwoordiging bij de VN in New York hebben die boodschap meerdere malen op hoog niveau bij zowel MONUSCO als het VN-hoofdkwartier afgegeven, waar het kon in gezelschap van gelijkgezinde landen. Nederland heeft ook in EU-kader aandacht gevraagd voor adequate bescherming van Dr. Mukwege.
Intussen is duidelijk geworden dat MONUSCO zal blijven bijdragen aan de beveiliging van dr. Mukwege. Op 9 september zijn circa 30 Nepalese MONUSCO-militairen aan de compound toegewezen om dr. Mukwege te beschermen, in afwachting van de beschikbaarheid van een nieuwe politie-unit. MONUSCO heeft bovendien toegezegd voor adequate bescherming te zullen zorgen totdat er in samenspraak met alle betrokkenen een duurzame oplossing gevonden kan worden.
Het kabinet is de VN en MONUSCO erkentelijk voor het leveren van een belangrijke bijdrage aan de veiligheid van dr. Mukwege en ook voor de toezegging dat MONUSCO zal blijven bijdragen aan adequate beveiliging. Nederland heeft bij MONUSCO benadrukt dat MONUSCO de plicht heeft om zorg te dragen voor een zorgvuldige en verantwoordelijke transitie en met klem verzocht actief toezicht te houden op het naleven van de toezeggingen door de Congolese autoriteiten. Nederland zal zowel MONUSCO als de Congolese autoriteiten blijven wijzen op hun verantwoordelijkheden. Het is een positief signaal dat zowel president Tshisekedi als de gouverneur van Zuid-Kivu nadrukkelijk hebben aangegeven dat de autoriteiten die verantwoordelijkheid zullen nemen en daarbij samen zullen werken met zowel MONUSCO als dr. Mukwege.
Bent u het eens dat dit onvoldoende is ter bescherming van de met de dood bedreigde dokter, het Panzi ziekenhuis en zijn patiënten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat de Nobelprijswinnaar, arts en activist moet worden beschermd?
Ja. Dr. Mukwege speelt als Nobelprijswinnaar, arts en uitgesproken mensenrechtenverdediger een belangrijke rol bij de bestrijding van seksueel geweld, het op medisch en geestelijk vlak bijstaan van vrouwen en meisjes die daarvan slachtoffer zijn geworden, en het tegengaan van straffeloosheid, allereerst in oost-DRC zelf maar ook ver daarbuiten. Het is van groot belang dat hij in veiligheid zijn werk kan blijven doen in het Panzi-ziekenhuis in Bukavu.
Nederland zet zich in voor de bescherming van mensenrechtenverdedigers wereldwijd en voor ruimte voor het maatschappelijk middenveld.
Klopt het dat Denis Mukwege Nederland heeft gevraagd om een rol te spelen in zijn beveiliging?
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking had op 7 september jl. een telefonisch onderhoud met dr. Mukwege. De Minister sprak steun en betrokkenheid uit en liet dr. Mukwege weten dat Nederland de situatie rondom zijn veiligheid opnieuw bij de VN zou bepleiten.
Medewerkers van het ambassadekantoor in Goma hadden eerder al contact gezocht met dr. Mukwege. Op 28 augustus jl. bezochten zij hem in Bukavu en spraken met hem en zijn team over zijn persoonlijke veiligheid en de beveiliging van de ziekenhuiscompound. De zorgen die dr. Mukwege deelde hadden allereerst betrekking op de veiligheid van de patiënten in het ziekenhuis en andere betrokkenen die bedreigd worden.
Dr. Mukwege heeft Nederland niet expliciet gevraagd om hulp ten aanzien van zijn persoonlijke veiligheid. Hij was wel dankbaar voor de Nederlandse steun en belangstelling, en voor het recente project waarmee Nederland, o.a. door het plaatsen van beveiligingscamera’s en een alarminstallatie, bijdroeg aan de beveiliging van de compound. Nederland staat klaar om door middel van een nieuwe bijdrage opvolging te geven aan dat eerdere project en onderzoekt de mogelijkheden daartoe, samen met het team van Dr. Mukwege en eventuele andere donoren. Voor zover bekend is Nederland het enige land dat dr. Mukwege en het Panzi ziekenhuis recent bezocht.
Nederland zal aandacht blijven vragen voor de situatie in de DRC in de mensenrechtenraad van de Verenigde Naties. Nederland steunt bovendien de oproep van de VN Hoge Commissaris voor Mensenrechten voor een onafhankelijk onderzoek naar de bedreigingen tegen dr. Mukwege.
Bent u bereid te onderzoeken welke rol Nederland kan spelen bij de beveiliging van Denis Mukwege, het Panzi ziekenhuis en de patienten?
Zie antwoord vraag 4.
Effectief toezicht op opsporing |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat het openbaar ministerie (OM) advocaten liet schaduwen in Dubai in de jacht op Ridouan T.?1
Ja.
Staat uw uitspraak tijdens de Nieuwsuuruitzending van 21 augustus dat «de rechter toetst of opsporingsmiddelen juist zijn ingezet», niet haaks op de uitspraak van de hoofdofficier van justitie van het Landelijk Parket, aangezien hij stelt dat opsporingsmiddelen «buiten de zaak staan, want de zaak gaat over waarheidsvinding»?2 Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe beoordeelt u dan uw uitspraak?
Nee. Het gegeven dat opsporingsmiddelen buiten de zaak staan, zoals de hoofdofficier van justitie opmerkt, betekent niet dat deze als zodanig zijn onttrokken aan rechterlijk toezicht.
De inzet van bevoegdheden ex artikel 565 lid 2 Sv ziet op het vaststellen van de verblijfplaats van voortvluchtigen en niet op het verzamelen van bewijs tegen de verdachte. De resultaten van de (BOB-)middelen die in dat kader zijn ingezet, maken daarom in beginsel geen deel uit van het procesdossier van een verdachte. Indien er wel relevantie wordt gezien door verdediging en rechter, worden deze stukken aan het procesdossier toegevoegd en worden zij als zodanig onderworpen aan een rechterlijke toets.
Deelt u de mening dat de rechter geen zicht heeft op de structurele wijze van opsporing, bijvoorbeeld stelselmatig (preventief) fouilleren, omdat de rechter enkel zicht heeft op opsporing als een strafzaak aan hem wordt voorgelegd? Zo ja, vindt u dit wenselijk vanuit een perspectief van de legitimiteit van en het vertrouwen in opsporing? Zo nee, waarom niet?
Uit het Nederlands stelsel van Strafvordering volgt dat de rechter zich in zijn eindoordeel baseert op resultaten uit het onderzoek die relevant kunnen zijn voor enige door de rechter te nemen beslissingen.
De verdediging kan de rechter verzoeken inzage te krijgen in niet gevoegde stukken en het verzoek doen deze stukken aan het procesdossier toe te voegen voor zover die relevant kunnen zijn bij de hierboven genoemde formele en materiële voorvragen door de rechter. Dit geldt ook wanneer het OM eerder de inschatting heeft gemaakt dat deze stukken niet relevant zijn. Het is dus niet zo dat deze stukken als zodanig zijn onttrokken aan het toezicht van de rechter.
Het OM dient bij de inzet van BOB-middelen en bij opsporing in bredere zin – of dit nu in het kader van art. 565 Sv gebeurt of in het vooronderzoek – altijd te blijven binnen de grenzen van het recht, waaronder de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Het Wetboek van Strafvordering, de Aanwijzing toepassing opsporingsbevoegdheden en dwangmiddelen tegen advocaten3 alsmede de jurisprudentie rond de toepassing van opsporingsbevoegdheden in relatie tot advocaten, vormen het belangrijkste kader tegen welke achtergrond het OM verantwoording aflegt over (de wijze van) het verzamelen en verkrijgen van bewijs tegen een verdachte. De strafrechter heeft daarover het laatste woord.
Hoe beoordeelt u de effectiviteit van de rechterlijke controle op de rechtmatigheid van opsporing, nu uit onderzoek blijkt dat de rechter onder artikel 359a Wetboek van Strafvordering zelden gevolgen verbindt aan vormfouten?3
Artikel 359a Sv regelt de gevolgen die de rechter kan verbinden aan zijn vaststelling dat in het kader van de aan hem voorgelegde strafzaak inbreuk is gemaakt op strafprocessuele voorschriften en beginselen. In een aantal gevallen volgt rechtstreeks uit de rechtspraak van het EHRM dat inbreuken op rechten van de verdachte tot bewijsuitsluiting of een andere processuele sanctie moeten leiden. Het artikel heeft derhalve een beperkt doel en beoogt geen alomvattend toezicht op het OM te regelen. Het dilemma dat immers inherent is aan de toepassing van artikel 359a Sv is dat de sancties die de rechter op grond van dit artikel ter beschikking staan, gevolgen kunnen hebben voor de strafzaak. Een strengere toepassing van processuele sancties leidt in maatschappelijk opzicht niet tot een bevredigende uitkomst: ook minder ernstige onrechtmatigheden in het optreden van politie of OM zouden er dan vaker toe leiden dat een verdachte van een ernstig strafbaar feit vrijuit gaat. Tegelijkertijd is het van belang dat de organisaties leren van de gemaakte fout en er alles aan doen om die in de toekomst te voorkomen. Waar het om gaat is dat door de rechter vastgestelde vormverzuimen in ieder geval een gevolg krijgen binnen politie en OM, en dat bij ernstige schendingen van strafprocessuele voorschriften daarop toegesneden sancties volgen in de concrete strafzaak.
Van belang is dat verschillende mechanismen tezamen zorgen voor structureel toezicht op de werkzaamheden van de politie en het OM in het kader van de opsporing en vervolging van strafbare feiten.
Wat is de stand van zaken aangaande het intensiveren van het toezicht op de wettelijke taakuitoefening van het OM door de procureur-generaal bij de Hoge Raad? Heeft u, zoals geschreven in uw brief van 17 februari 2020, deze intensivering inmiddels uitgewerkt en is dit van start gegaan? Hoeveel capaciteit heeft de procureur-generaal voor deze taak en is dat volgens de procureur-generaal voldoende?4
Bij brief van 29 juni jongstleden informeerde ik uw Kamer over de stand van zaken ten aanzien van de verruiming van het toezicht door de Procureur-generaal bij de Hoge Raad (PGHR) naar incidenten waarin het OM een rol heeft gespeeld.6 Aangezien ook de Inspectie Justitie en Veiligheid (IJenV) in dergelijke voorvallen onderzoek doet naar de betrokkenheid van andere organisaties, hebben de PGHR en de Inspectie een afstemmingsprotocol opgesteld om de samenwerking tussen de Inspectie en de PGHR te bezegelen en de werkwijze vast te leggen. Ook tussen de PGHR en het OM is een onderzoeksprotocol afgesproken, dat op 1 juli jongstleden in werking is getreden. Daarmee zijn de kaders gereed om de bedoelde verruiming van de toezichttaak door de PGHR te laten aanvangen.
De PGHR start in het najaar van 2020 met een extra advocaat-generaal voor de intensivering van het toezicht op het OM. Gelet op de samenwerking met onder andere de Inspectie van Justitie en Veiligheid wordt gaandeweg inzichtelijk hoeveel capaciteit er werkelijk nodig is. Ik verwacht in het voorjaar van 2021 meer duidelijkheid te hebben over de benodigde capaciteit en zal daarover met de Hoge Raad afspraken maken.
Ziet u, gelet op de onder vraag 3 en 4 gesignaleerde kwesties, een rol voor de procureur-generaal bij de versterking van het toezicht op de opsporing? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
De toezichtsbevoegdheid van de PGHR is niet gelimiteerd wat betreft thema’s of deelterreinen. Desondanks ligt het niet voor de hand dat de PGHR toezichtsonderzoeken uitvoert naar aangelegenheden die in individuele gevallen ook door de rechter in een strafzaak worden getoetst. Niet uitgesloten is echter dat de PGHR, bijvoorbeeld naar aanleiding van een aantal voorvallen, een niet-zaaksgebonden themaonderzoek verricht naar de wijze waarop het OM zijn gezagsverantwoordelijkheid over de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde uitoefent. In dat themaonderzoek kan de PGHR zich richten op specifieke onderdelen van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde door het OM.
Bent u van mening dat er effectieve interne controle is op de rechtmatigheid van gevoelige opsporingsacties van het OM, wanneer er intern richting het College van procureurs-generaal of de centrale toetsingscommissie geen toetsing plaatsvindt? Zo ja, hoe vindt deze interne controle dan precies plaats? Waarom acht u dit voldoende? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Ja. Natuurlijk is er de toets door de strafrechter die achteraf beoordeelt of het OM en de politie op rechtmatige wijze hun bevoegdheden hebben toegepast. Voor de zwaardere – veelal bijzondere – opsporingsmiddelen waarbij de inbreuken op rechten van verdachten of derden ingrijpender kunnen zijn, geldt bovendien dat op grond van het Wetboek van Strafvordering vaak ook vooraf de rechter-commissaris als extra toetsende rechter wordt betrokken. De interne controlemechanismen bij het OM sluiten aan bij dit uitgangspunt van het Wetboek van Strafvordering: hoe ingrijpender de inbreuk van de bevoegdheid op personen, hoe zwaarder de interne toets. De Centrale toetsingscommissie zit hierbij in het bovenste segment van een (adviserende) toets op de inzet van de bijzondere opsporingsmiddelen. In de meest ingrijpende gevallen, bijvoorbeeld ten aanzien van de bevoegdheid tot infiltratie, is de toestemming van het College nodig. Daarnaast geldt dat in gevallen waarin weliswaar minder ingrijpende opsporingsmiddelen worden overwogen, maar deze inzet wel politiek gevoelig kan zijn, het College van procureurs-generaal via de gevoelige zakenlijn door een hoofdofficier van justitie wordt geïnformeerd over het voornemen een zodanig middel in te zetten in een bepaalde zaak. Van het College wordt niet zozeer om een toets of instemming gevraagd, maar het College wordt hierdoor in de gelegenheid gesteld verantwoordelijkheid te nemen voor het handelen van het OM in een specifieke zaak.
Kunt u toelichten wat uw voornemens zijn met betrekking tot toezicht op de opsporing in het kader van het nieuwe Wetboek van Strafvordering? Wanneer stuurt u dit wetsvoorstel naar de Kamer?
De voorgestelde regeling van processuele sancties in het nieuwe Wetboek van Strafvordering (Sv) is, mede naar aanleiding van rechtspraak van de Hoge Raad, anders opgezet dan het huidige artikel 359a Sv. Zo is op suggestie van de Hoge Raad de schadevergoeding als processuele sanctie opgenomen bij schending van het vereiste van berechting binnen een redelijke termijn. Verder is de toepassing van processuele sancties anders genormeerd. Van de formulering van het huidige artikel 359a Sv gaat de suggestie uit dat de rechter een grote vrijheid heeft om bij constatering van een vormverzuim een processuele sanctie toe te passen. Dat komt minder juist voor; ook uit de rechtspraak van de Hoge Raad blijkt anders. Het gaat hier niet om een vrije bevoegdheid maar om een bevoegdheid die tegen de achtergrond van strafvorderlijke doelstellingen moet worden toegepast. Ten slotte zijn de bepalingen zo geformuleerd dat zij ook het OM en opsporingsambtenaren aangaan bij het uitvaardigen van strafbeschikkingen. In de memorie van toelichting bij het nieuwe Wetboek van Strafvordering wordt uitvoerig per sanctie beschreven wat de verdere vernieuwingen zijn. Een ambtelijke eindversie van het wetboek is in juli van dit jaar openbaar gemaakt.7
Op dit moment wordt gewerkt aan het opstellen van voorstellen voor een invoerings- en aanpassingswet voor het nieuwe wetboek die gelijktijdig met het nieuwe wetboek verder in procedure zullen worden gebracht. Naar verwachting zullen deze wetsvoorstellen in het voorjaar gereed zijn. Zoals bekend gaat het hier om een majeur wetgevingstraject met substantiële uitvoeringsconsequenties voor de ketenpartners. Om helderheid te krijgen over de precieze consequenties heb ik een commissie implementatie nieuw Wetboek van Strafvordering ingesteld. Deze moet in kaart brengen welke inspanningen nodig zijn bij de organisaties in de strafrechtketen om het nieuwe Wetboek van Strafvordering te kunnen invoeren én op basis daarvan een breed onderschreven voorstel voor de implementatie, inclusief kostenraming, opstellen. Naar verwachting zal deze commissie eind 2020 haar rapport opleveren.
De genoemde wetgevingsactiviteiten én het in kaart brengen van de financiële consequenties zijn erop gericht om het nieuwe kabinet – desgewenst – in staat te stellen onmiddellijk na aantreden het voorstel voor het gemoderniseerde wetboek (inclusief invoeringswet) naar de Afdeling advisering van de Raad van State te versturen voor advies. Na dat advies over de wetsvoorstellen, zal het nieuwe kabinet beslissen over het tijdstip van indiening van het nieuwe Wetboek van Strafvordering.
Kunt u deze vragen één voor één en voor het notaoverleg van 21 september (strafrechtelijke onderwerpen) beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Het bericht ‘Tovenaars met rommel: fraude en criminaliteit bij afvalbedrijven’ |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Tovenaars met rommel: fraude en criminaliteit bij afvalbedrijven»?1
Wist u dat er zoveel kleine afvalbedrijven in het land zijn die de regels aan hun laars lappen? Wat is uw oordeel over dit gegeven?
Hoe oordeelt u over de situatie in Doetinchem, waar lekkende vaten met brandblusschuim dat de stof PFOS bevat, van het failliet verklaarde bedrijf Rutgers Milieu de bodem en de vlakbij stromende Oude IJssel ernstig vervuilen? Klopt het dat de decentrale overheden ervan worden weerhouden om de vaten op te ruimen en veilig te stellen vanwege de hoge kosten die dat met zich meebrengt? Kunt u toelichten hoe u kijkt naar dit soort incidenten?
Wat is uw oordeel over het feit dat de tweeëntwintig faillissementen in de afvalsector de afgelopen vijf jaar hebben geleid tot tientallen miljoenen euro’s schade voor decentrale overheden, die de achtergebleven troep moeten opruimen?
Wat is uw oordeel over het feit dat decentrale overheden op gigantische kosten worden gejaagd, omdat de regels niet goed worden nageleefd? Wat gaat u doen om de aanpak van deze wijdverspreide milieucriminaliteit fors te verbeteren?
Klopt het dat het Interprovinciaal Overleg (IPO) al twee jaar geleden bij u aan de bel trok over de financiële risico’s bij afvalbedrijven en de grote hoeveelheid branden en faillissementen? Zo ja, welke concrete stappen heeft u in reactie daarop gezet?
Klopt het dat de hoeveelheid afval waarvoor bedrijven geen afzet vinden groeit en zich opstapelt? Klopt de schatting uit 2018 van het IPO dat bij alle bedrijven die onder toezicht van de provincies vallen een totale hoeveelheid afval ligt met een negatieve waarde van 260 miljoen euro? Zo ja, klopt het ook dat er daardoor steeds meer afval wordt gestort of verbrand, waaronder afval dat zeer zorgwekkende stoffen bevat? Zo ja, heeft u zicht op de schaal van dit probleem? Zo nee, bent u bereid die te onderzoeken?
Deelt u de opvatting van criminologen dat het huidige businessmodel op de afvalmarkt milieucriminaliteit bevordert, omdat een bedrijf dat afval inneemt direct daarvoor betaald krijgt, nog voordat het de verwerking heeft geregeld? Wat gaat u doen om deze perverse prikkel om zo goedkoop mogelijk van het afval af te komen weg te nemen?
Hoe is het mogelijk dat het aantal onverzekerde afvalbedrijven naar alle waarschijnlijkheid toeneemt? Hoe kan het legaal zijn dat afvalbedrijven onverzekerd te werk kunnen gaan en vervolgens bij faillissement gemeenten en provincies voor de overige kosten moeten opdraaien? Kunt u dit toelichten? Wat gaat u hieraan doen?
Gaat u de verplichte financiële zekerheidstelling – waarmee overheden afvalbedrijven kunnen verplichten om zelf reserves aan te houden voor het geval zij milieuschade veroorzaken – op korte termijn realiseren om ervoor te zorgen dat overheden niet op gigantische kosten worden gejaagd en er minder schade wordt toegebracht aan het milieu? Zo nee, waarom niet?
Wat is uw oordeel over het feit dat het oplossen en/of beboeten van een milieuovertreding soms wel jaren kan duren vanaf het moment dat de overtreding gesignaleerd is? Bent u bereid te inventariseren hoe deze procedure versneld kan worden, aangezien milieuovertredingen zo snel mogelijk moeten worden opgelost om verdere verspreiding van bijvoorbeeld chemische stoffen in het milieu te voorkomen?
Wat is uw oordeel over het feit dat provincies vergunningen verlenen aan bedrijven die al diverse milieuovertredingen hebben begaan uit angst voor de kosten die een mogelijke sluiting van het bedrijf tot gevolg zou hebben? Wat is uw oordeel over het feit dat de handhavende omgevingsdiensten terughoudend zijn uit angst voor eindeloos procederende bedrijven? Heeft u zicht op de schaal van dit probleem?
Deelt u de mening dat het onmogelijk is om een circulaire economie te verwezenlijken als ons afvalsysteem op deze wijze functioneert? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat er structureel iets moet veranderen in de afvalbranche om deze grootschalige milieucriminaliteit en hoge financiële kosten voor de maatschappij tegen te gaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u toelichten welke concrete stappen u gaat nemen?
Het bericht ‘Tilburger met drugs en inbrekersspullen na wilde achtervolging twee agenten meegesleurd’ |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD), Jeroen van Wijngaarden (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met bericht «Tilburger met drugs en inbrekersspullen na wilde achtervolging twee agenten meegesleurd»?1
Hoeveel zaken van geweld en agressie tegen politieambtenaren (GTPA) telt Nederland in 2020 tot op heden? Kan dit aantal worden opgesplitst per categorie (geweldsdelict), jaar en regio?
Is er door de Coronaperiode sprake van nieuwe vormen van GTPA? Zo ja, welke en hoe wordt hierop geanticipeerd?
Is er sprake van een toename van agressie en geweld jegens politieagenten in 2020 ten opzichte van voorgaande jaren? Zo ja, hoe ziet deze ontwikkeling eruit en hoe wordt hierop gehandeld?
Deelt u de mening dat geweld jegens politieagenten en hulpverleners in het algemeen zeer verwerpelijk is, gezien zij een stap naar voren doen voor de veiligheid van anderen en dat zij derhalve te allen tijde goede bescherming verdienen? Zo ja, welke concrete acties neemt u tegen GTPA? Zo nee, waarom niet?
Hoeveel GTPA-zaken hebben tot dusver tot een veroordeling met strafoplegging geleid, hoeveel GTPA-zaken hebben tot dusver tot veroordeling zonder strafoplegging geleid en hoeveel GTPA-zaken zijn geseponeerd? Welke analyse hoort hierbij volgens u?
In hoeveel gevallen van de GTPA -aken van 2020 is tot dusver snelrecht toegepast? In hoeveel gevallen niet? Waarom is er in die laatste gevallen niet voor gekozen het snelrecht toe te passen?
Welke aanvullende maatregelen bent u bereid te treffen om agressie jegens politieagenten aan te pakken naast het recent naar de Kamer gestuurde wetsvoorstel voor een taakstrafverbod bij geweld tegen hulpverleners?
Het ontlopen van strafvervolging na genitale verminking |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Hoe oordeelt u over het bericht «Het kanaal over voor een besnijdenis»?1
Ik vind het een zorgwekkend bericht dat Somaliërs uit Nederland zouden emigreren naar het Verenigd Koninkrijk (VK) om strafrechtelijke vervolging voor vrouwelijke genitale verminking (VGV) te ontlopen.
Somaliërs die inmiddels een nationaliteit van een EU-lidstaat hebben kunnen zich vanwege het recht van vrij verkeer van personen binnen de Europese Unie bewegen en vestigen. Asielstatushouders hebben in een andere EU-lidstaat een verblijfsvergunning nodig. Het is bekend dat Somalische gezinnen die in Nederland een asielstatus hebben gekregen soms emigreren naar het VK. Dit kan om verschillende redenen gebeuren, bijvoorbeeld vanwege de grote Somalische gemeenschappen in het VK of om economische redenen. Het is mij niet bekend dat Somalische statushouders verhuizen met als doel om strafvervolging voor het besnijden van hun dochters te ontlopen.
Bent u ervan op de hoogte dat ouders met hun kinderen naar het Verenigd Koninkrijk emigreren om zo strafvervolging na het besnijden van hun dochters te ontlopen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Is het u bekend dat door een maas in de wet ouders die geen permanente verblijfsvergunning hebben of Brits onderdaan worden niet kunnen worden vervolgd voor de besnijdenis van hun dochter(s)?
Naar aanleiding van de vragen van uw Kamer heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken contact opgenomen met de Britse autoriteiten. Uit dit gesprek is gebleken dat de aanname dat een dergelijke maas in de Britse wetgeving bestaat feitelijk onjuist is.2 In het Verenigd Koninkrijk is het – net als in Nederland – voor iedereen strafbaar om een meisje te besnijden. Nationaliteit, verblijfsstatus of verblijfplaats spelen alleen een rol indien de besnijdenis buiten het VK heeft plaatsgevonden. In het geval van besnijdenis in het buitenland is vervolging mogelijk indien de verdachte een Brits onderdaan is of langdurig verblijft in het VK. De definitie van langdurig verblijf is afhankelijk van de feiten van de zaak, maar wordt in elk geval ruim geïnterpreteerd: het betreft een verblijf dat niet van korte en tijdelijke duur is. Het is in deze definitie niet van belang of het verblijf legaal is.
Ouders die geen permanente verblijfsvergunning hebben of Brits onderdaan zijn, kunnen dus wel vervolgd worden voor de besnijdenis van hun dochter. Op basis hiervan, en de reeds gevoerde gesprekken, zal ik geen verder contact opnemen met mijn ambtsgenoot in het VK.
Kunt u een inschatting maken van het aantal gezinnen dat om deze reden naar het Verenigd Koninkrijk verhuist? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee. Zoals aangegeven in de antwoorden op vragen 3 en 7 blijkt dat er geen sprake is van een dergelijke maas in de wet. Ik kan dan ook geen inschatting maken van het aantal gezinnen dat om die reden naar het VK is verhuisd.
Om een beeld te geven van het aantal Somalische gezinnen dat jaarlijks verhuist vanuit Nederland naar het VK, heb ik gegevens opgevraagd bij het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Het CBS houdt bij hoeveel personen die zijn geboren in Somalië vanuit Nederland naar het Verenigd Koninkrijk zijn geëmigreerd. In de periode van 2015 tot en met 2019 gaat het jaarlijks om tussen de 365 en de 722 personen. De volledige tabel is ook gepubliceerd, waarin ook onderscheid wordt gemaakt naar leeftijd en geslacht.3
Bent u het met de mening eens dat alles op alles moet worden gezet om meisjesbesnijdenis te voorkomen?
VGV is een vorm van ernstige en – voor een deel van de slachtoffers – onomkeerbare mishandeling met grote gevolgen voor de mentale en fysieke gezondheid. Daarom zetten de Staatssecretaris van VWS en ik sterk in op het voorkomen van VGV. Het preventiebeleid bestaat uit een aantal generieke en specifieke maatregelen om VGV te voorkomen, bijvoorbeeld de inzet van sleutelpersonen en de verklaring tegen VGV. In de Actieagenda Schadelijke Praktijken zijn aanvullende maatregelen opgenomen om VGV te voorkomen.4De meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling is ook van toepassing bij het signaleren, bespreekbaar maken en melden van (vermoedens van) VGV.
Welke maatregelen kunnen worden genomen om te voorkomen dat ouders die hun dochter(s) genitaal laten verminken hun straf ontlopen?
Zoals aangeven in de antwoorden op vragen 3 en 7 blijkt dat er geen sprake is van een dergelijke maas in de wet. Ouders kunnen hun straf dus niet ontlopen door te verhuizen naar het VK.
Indien Veilig Thuis een melding krijgt dat er sprake is van reeds uitgevoerde VGV, zal Veilig Thuis hierover contact opnemen met de politie. De politie kan ook – in afstemming met het OM – ambtshalve opsporingsonderzoek doen. Het is vervolgens aan het Openbaar Ministerie (OM) om te bepalen of het opportuun is om te vervolgen. De expertise op het gebied van VGV is binnen de politie geborgd bij het Landelijk Expertisecentrum Eergerelateerd Geweld.
Specifiek voor VGV is het wettelijk ook mogelijk gemaakt voor het OM om vervolging in te stellen als de besnijdenis in het buitenland heeft plaatsgevonden, om te voorkomen dat de straf wordt ontlopen.5
Bent u bereid om contact op te nemen met uw ambtsgenoot uit het Verenigd Koninkrijk om deze maas in de wet te dichten en meisjes beter te beschermen tegen genitale verminking?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om aan te dringen op een Europese aanpak om te voorkomen dat op deze manier strafvervolging wordt voorkomen?
Uit onderzoek van het Europees Instituut voor Gendergelijkheid (EIGE) blijkt dat VGV in alle landen van de Europese Unie strafbaar is.6 Het ontlopen van strafvervolging binnen de Europese Unie is daarom niet mogelijk. Ik zie daarom geen reden om aan te dringen op een Europese aanpak met dit doel. In dit verband wijs ik nog op de Genderstrategie die de Europese Commissie op 5 maart jl. heeft gepresenteerd.7 Hierin staat dat de Europese Commissie maatregelen zal voorstellen om specifieke vormen van gendergerelateerd geweld, waaronder VGV, te voorkomen en te bestrijden.
De bedreiging van Nobelprijswinnaar Denis Mukwege |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Is het u bekend dat Nobelprijswinnaar Denis Mukewege opnieuw met de dood wordt bedreigd, nadat hij eind vorige maand zijn afschuw uitsprak over misdaden die zijn gepleegd in het Congolese dorp Kipupu?
Ja.
Is het u ook bekend dat de arts niet langer kan rekenen op bescherming van VN-militairen?
Het kabinet deelt de zorgen over de veiligheid van dokter Denis Mukwege, die helaas al veel langer het doelwit is van bedreigingen.
MONUSCO heeft gedurende enkele jaren de beveiliging van dr. Mukwege verzorgd via zogenaamde «formed police units» maar is intussen gestart met de overdracht van veiligheidstaken naar de nationale politie. In dat kader is MONUSCO al langer bezig met de training van Congolese politie-eenheden die specifiek – en in samenspraak met dr. Mukwege – geselecteerd zijn voor de beveiliging van dr. Mukwege en het Panzi-ziekenhuis. Daarnaast hebben de beperkte capaciteit – MONUSCO heeft slechts één politie-eenheid beschikbaar voor de provincie Zuid-Kivu – en COVID-19 (een fors aantal MONUSCO-politieagenten moest tijdelijk in quarantaine na een positieve COVID-test) invloed gehad op het beveiligingsniveau.
Nederland heeft via de Permanente Vertegenwoordiging bij de VN in New York actief contact gezocht met het VN-hoofdkwartier teneinde te bepleiten dat MONUSCO ook in de toekomst maximaal betrokken blijft bij de beveiliging van dr. Mukwege. Uit de contacten met de VN is duidelijk geworden dat MONUSCO ook in de toekomst zal blijven bijdragen aan de beveiliging van dr. Mukwege via voortdurende training van de Congolese politie-eenheden, de beschikbaarheid van een zogenaamd «early alert»-systeem dat direct naar MONUSCO is doorgeschakeld en waarmee een toegewezen «rapid response» eenheid kan worden ingezet, een operationele «safe room» op het Panzi-terrein, en gezamenlijke patrouilles met de Congolese politie in Bukavu waarbij ten minste twee maal per vierentwintig uur het Panzi-ziekenhuis zal worden aangedaan.
Het kabinet is de VN en MONUSCO erkentelijk voor het leveren van een belangrijke bijdrage aan de veiligheid van dr. Mukwege en ook voor de toezegging – zoals o.a. bevestigd door SGVN Guterres in contact met dr. Mukwege zelf en door SRSG Zerragoui in de DRC – dat MONUSCO zal blijven bijdragen aan adequate beveiliging. Tegelijkertijd is het met het oog op de toekomst en de gestage uitfasering van MONUSCO van groot belang dat de Congolese autoriteiten eigen verantwoordelijkheid nemen voor de bescherming van hun burgers, in dit geval specifiek van dr. Mukwege. Het is een positief signaal dat zowel president Tshisekedi als de gouverneur van Zuid-Kivu nadrukkelijk hebben aangegeven dat de autoriteiten die verantwoordelijkheid zullen nemen en daarbij samen zullen werken met zowel MONUSCO als dr. Mukwege.
Hoe vindt u het dat de dokter en zijn ziekenhuis sinds maart niet meer worden beschermd door militairen van de stabilisatiemissie van de VN in de Democratische Republiek Congo (MONUSCO) en de missie als gevolg van bezuinigingen geen mogelijkheid ziet om de bescherming te herstellen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de Nobelprijswinnaar, arts en activist moet worden beschermd?
Ja. Dr. Mukwege speelt als arts en prominente en uitgesproken mensenrechtenverdediger een belangrijke rol bij de bestrijding van seksueel geweld, het op medisch en geestelijk vlak bijstaan van vrouwen en meisjes die daarvan slachtoffer zijn geworden, en het tegengaan van straffeloosheid, allereerst in oost-DRC zelf maar ook ver daarbuiten. Het is van groot belang dat hij in veiligheid zijn werk kan blijven doen in het Panzi-ziekenhuis in Bukavu.
Nederland zet zich in voor de bescherming van mensenrechtenverdedigers wereldwijd en voor ruimte voor het maatschappelijk middenveld. Nederland zal aandacht vragen voor de situatie in de DRC in de mensenrechtenraad van de Verenigde Naties. Nederland steunt bovendien de oproep van de VN Hoge Commissaris voor Mensenrechten voor een onafhankelijk onderzoek naar de bedreigingen tegen dr. Mukwege.
Bent u bereid om er bij de VN op aan te dringen dat de beveiliging van Denis Mukwege en zijn ziekenhuis per direct wordt hersteld? Zo ja, welke stappen zult u daartoe ondernemen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking had op 7 september jl. een telefonisch onderhoud met dr. Mukwege. De Minister sprak steun en betrokkenheid uit en liet dr. Mukwege weten dat Nederland de situatie rondom zijn veiligheid opnieuw bij de VN zou bepleiten.
Nederland heeft bij de VN aangedrongen op adequate bescherming voor dr. Mukwege. Medewerkers van de ambassade in Kinshasa, het ambassadekantoor in Goma, en de Permanente Vertegenwoordiging bij de VN in New York hebben die boodschap meerdere malen op hoog niveau bij zowel MONUSCO als het VN-hoofdkwartier afgegeven, waar het kon in gezelschap van gelijkgezinde landen. Nederland heeft daarbij met klem benadrukt dat de beveiliging van dr. Mukwege op elk moment adequaat moet zijn. Nederland heeft MONUSCO bovendien gewezen op de plicht om zorg te dragen voor een zorgvuldige en verantwoordelijke transitie en met klem verzocht actief toezicht te houden op het naleven van de toezeggingen door de Congolese autoriteiten. Nederland zal zowel MONUSCO als de Congolese autoriteiten blijven wijzen op hun verantwoordelijkheden.
Nederland onderhoudt ook regulier contact met het team van dr. Mukwege. Op 28 augustus jl. bezochten medewerkers van het ambassadekantoor in Goma dr. Mukwege in Bukavu en spraken met hem en zijn team over zijn persoonlijke veiligheid en de beveiliging van de ziekenhuiscompound. Dr. Mukwege was dankbaar voor de Nederlandse steun en belangstelling en voor het recente project waarmee Nederland, o.a. door het plaatsen van beveiligingscamera’s en een alarminstallatie, bijdroeg aan de beveiliging van de compound. Nederland staat klaar om door middel van een nieuwe bijdrage opvolging te geven aan dat eerdere project en onderzoekt op dit moment samen met het team van Dr. Mukwege en eventuele andere donoren de precieze mogelijkheden.