Het ter dood veroordeelde Pakistaanse echtpaar Shafqat Emmanuel en Shagufta Kausar |
|
Kees van der Staaij (SGP), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Joël Voordewind (CU), Martijn van Helvert (CDA), Kirsten van den Hul (PvdA), Bram van Ojik (GL), Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de behandeling van het hoger beroep van het echtpaar Shafqat en Shagufta keer op keer wordt uitgesteld?
Ja.
Wat vindt u van de uitspraak in eerste aanleg dat het echtpaar ter dood veroordeeld is wegens blasfemie?
Nederland betreurt ten zeerste de terdoodveroordeling van het echtpaar. In diverse overleggen met uw Kamer heb ik mij krachtig uitgesproken tegen de doodstraf in het algemeen en tegen die straf op blasfemie in het bijzonder. Ieder doodvonnis is er één teveel – zelfs als die niet wordt voltrokken.
Welke mogelijkheden ziet u samen met uw collega-ministers in de EU om een herhaling van dit eerdere vonnis te voorkomen en het hoger beroep nu eindelijk op 15 februari doorgang te laten vinden? Bent u bereid alleen, maar bij voorkeur samen met andere collega-ministers in de EU, er bij de Pakistaanse overheid op aan te dringen dit echtpaar vrij te laten en zich in te spannen hen in veiligheid te brengen?
De zaak is momenteel onder de Pakistaanse rechter. Nederland en de EU interveniëren niet in de rechtsgang in andere landen. Nederland volgt deze rechtszaak desalniettemin al langere tijd en heeft zijn zorgen al diverse malen tegenover de Pakistaanse autoriteiten geuit. Op 4 februari jl. heeft de Nederlandse ambassade in Islamabad dit nogmaals in een gesprek met het Pakistaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken gedaan. Ook in EU-verband wordt het proces nauwgezet gevolgd en is de zaak diverse malen opgebracht bij de Pakistaanse ministeries van Mensenrechten en Buitenlandse Zaken. Op Nederlands initiatief hebben de EU-ambassadeurs op 10 februari jl. in een gesprek met de Pakistaanse Minister van Justitie wederom hun zorgen aan de orde gesteld.
Bent u bereid om alles op alles te zetten om de blasfemiewetten in Pakistan aangepast te krijgen zodat ge- en misbruik van deze wetten voorkomen wordt, waar mogelijk ook in samenspraak met (internationale) organisaties?
Tijdens bilaterale en multilaterale contacten met de Pakistaanse regering, besteedt Nederland consequent aandacht aan de positie van religieuze minderheden en van degenen zonder religie en/of levensovertuiging in Pakistan. Hierbij worden de Nederlandse zorgen over het misbruik van blasfemiewetgeving regelmatig opgebracht. Op 16 december jl. heb ik nog met mijn Pakistaanse ambtsgenoot gesproken en mijn zorgen over de vrijheid van religie en levensovertuiging en bescherming van religieuze minderheden in Pakistan overgebracht. Ook tijdens de hoogambtelijke politieke consultaties op 8 december jl. heeft Nederland hiervoor aandacht gevraagd.
Bent u bereid om de rechtszaak te laten bijwonen door de Nederlandse vertegenwoordiger in Pakistan?
Nederland gaat in EU-verband na hoe de rechtszaak zo effectief mogelijk gevolgd kan worden.
Bent u bereid om er bij de Hoge vertegenwoordiger van de EU voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de heer Borrell, op aan te dringen een gemeenschappelijke demarche uit te voeren over deze rechtszaak en te pleiten voor vrijlating?
In september 2020 heeft Nederland deelgenomen aan een demarche in EU-verband over deze rechtszaak. Op Nederlands initiatief is de rechtszaak op 10 februari jl. in EU-verband aan de orde gesteld bij de Pakistaanse Minister van Justitie. Nederland zal, zowel bilateraal als in EU-verband, aandacht blijven vragen voor deze rechtszaak.
Bent u bereid de advocaat van Shafqat en Shagufta, de heer Saif al Malook, wederom onderdak te schaffen en asiel te verlenen mocht deze opnieuw door doodsbedreigingen vanwege deze en andere rechtzaken moeten uitwijken naar het buitenland?
Het kabinet kan niet vooruitlopen op een eventueel asielverzoek van de heer Saif ul-Malook.
Wilt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden en in ieder geval voor 12 februari 2021?
Deze vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Een radio-uitzending over het Essexdrama waarbij 39 slachtoffers vielen |
|
Jasper van Dijk , Michiel van Nispen |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de radiouitzending van Argos over het Essexdrama van 23 januari 2021 en wat is daarop uw reactie?1
Ja dat heb ik. De gebeurtenis in Essex is een uiterst ernstige zaak met een hartverscheurende afloop. Daarom is het goed dat Argos hier aandacht voor vraagt. Na een grootschalig Europees onderzoek zijn er in de Essex-zaak veroordelingen geweest voor mensensmokkel. In Nederland zal gereflecteerd worden op deze zaak en zal worden bezien welke mogelijke lessen hier uit getrokken kunnen worden.
Kunt u (nogmaals) uiteenzetten waarom de politie nu eigenlijk al die uren Quyen en Hieu tot aan Anderlecht (België) hebben gevolgd en waarom het doorlaatverbod niet van toepassing zou zijn geweest? Hoe moet de verklaring van het Openbaar Ministerie (OM) in dat licht worden bezien dat er geen verdenking zou zijn van crimineel handelen?
Naar aanleiding van een verdenking mensensmokkel is ervoor gekozen om een observatieteam (OT) van de politie in te zetten om zicht te krijgen op de bewegingen van de jongens en op degenen die zich daarbij mogelijk schuldig zouden maken aan mensensmokkel. Het OT is de jongens, in het kader van de grensoverschrijdende observatie, gevolgd tot een adres in België. Op basis van de standaardprocedure grensoverschrijding is hiervoor contact opgenomen met de Belgische autoriteiten. De verdenking mensensmokkel was gericht tegen een niet bekend persoon (NN01) en gebaseerd op signalen van mensensmokkel zoals het feit dat één van de jongens eerder deel uitmaakte van een groep gesmokkelde personen die werd aangetroffen in Hoek van Holland en de veronderstelling dat het aannemelijk was dat na eventueel vertrek uit de beschermde opvang hij hulp zou krijgen van een ander of anderen. De Belgische politie liet weten dat het adres in België niet bekend stond als mensensmokkeladres of anderszins. Een concrete verdenking tegen een persoon is niet ontstaan.
Omdat er op dat moment geen concrete wetenschap van mensensmokkel was, is er volgens de politie en het OM geen sprake geweest van doorlaten (ex artikel 126ff Sv). Daarnaast zijn de jongens steeds onder controle gehouden/geweest van het Nederlandse observatieteam waarna in afstemming het initiatief is overgedragen aan de Belgische autoriteiten.
Kunt u uitleggen waarom de advocaat die beide slachtoffers heeft bijgestaan niet is betrokken bij het politieonderzoek zonder in details te treden over dit individuele geval?
Het is in het algemeen niet gebruikelijk om een advocaat te informeren over de voortgang van een politioneel onderzoek. Mocht dat al noodzakelijk zijn, dan zal het OM hier toestemming voor dienen te verlenen. Er was in dit geval geen reden om het OM hiervoor te benaderen.
Waarom vinden in andere landen wel strafzaken plaats naar aanleiding van het Essexdrama en niet in Nederland?
Direct nadat het Essex-drama bekend werd, heeft het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel (EMM) onderzocht of, en zo ja in welke mate, er linken zijn met Nederland. Het EMM heeft de informatievragen vanuit het buitenland (en dus ook het VK) beantwoord en ook ongevraagd andere informatie gedeeld welke mogelijk van waarde was voor het ESSEX onderzoek. Nederland heeft geen zitting genomen in het Joint Investigation Team (JIT) omdat er geen sprake was van zicht op medeverdachten of strafbare feiten ten aanzien van het feit gepleegd in Nederland.
Vietnamese amv’s lijken, meer dan de andere onderzochte groepen amv’s, ingesteld te zijn op doorreis naar het Verenigd Koninkrijk en Nederland slechts als transitland te zien. Gevolg hiervan is dat deze groep amv’s zich maar kort in Nederland bevindt. Dit beperkt de mogelijkheden die Nederland heeft om hier eigenstandig iets aan te doen. Om dit probleem daadwerkelijk aan te pakken is internationale samenwerking cruciaal. Vandaar ook dat samenwerking en informatie-uitwisseling bij de bestrijding van de mogelijke internationaal opererende criminele netwerken op Europees niveau plaatsvindt in het kader van EMPACT, ondersteund door Europol. Binnen EMPACT THB is er ook een nieuw programma dat zich richt op het onderwerp Vietnamese THB. Nederland is samen met Duitsland en Spanje projectleider van dit programma. Op operationeel niveau vindt ook samenwerking plaats, indien hier aanleiding voor is (zoals bijv. de zaak Essex), vanuit onder andere de politie en de KMar.
Wat is uw reactie op de constatering dat nog steeds tientallen alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMVs), wiens situatie op die van Quyen en Hieu lijken, uit de beschermde opvang verdwijnen?
Dit beeld herken ik niet. Sinds de verdwijning van Ouyen en Hieu in oktober 2019 hebben in 2020 minder dan 102 Vietnamese jongeren in de Beschermde Opvang verbleven. Daarvan is geen enkele verdwenen met onbekende bestemming, circa 5 verblijven er nog en circa 5 van hen hebben het traject van de Beschermde Opvang doorlopen en zijn vervolgens doorgestroomd naar reguliere opvangvormen.
Bent u er inmiddels wel van overtuigd dat een grootschalig crimineel netwerk actief is dat Vietnamezen, waaronder minderjarigen, via Nederland handelt met het oogmerk hen uit te buiten dan wel te smokkelen? Zo nee, waarom niet?
Als er sprake is van criminele netwerken die zich bezighouden met mensenhandel en mensensmokkel, dan is het aan de politie om dit te onderzoeken. Over lopende onderzoeken worden geen uitspraken gedaan.
Daarnaast is op basis van de Essex-zaak Vietnam als prioriteit binnen EMPACT-THB opgenomen.
Kunt u uitleggen hoe de nieuwe werkinstructie moet voorkomen dat opnieuw Vietnamese AMVs via Nederland in de handen van criminele bendes terechtkomen?
Ik ga er vanuit dat u doelt op de nieuwe werkafspraken tussen politie/AVIM, COA, Nidos en de DT&V waar ik uw Kamer onder meer bij brief van 23 maart 2020 over heb geïnformeerd. Deze werkafspraken hebben tot doel gehad om vast te leggen wie, wanneer, welke rol heeft als wordt geconstateerd dat een amv is vertrokken uit de opvang. Hiermee wordt beoogd dat alle partijen de juiste vervolgstappen kunnen nemen. De werkafspraken zien niet specifiek op Vietnamese amv’s maar op amv’s van alle nationaliteiten in alle vormen van amv-opvang. Er wordt wel onder andere in vastgelegd dat de medewerkers van de beschermde opvang, waar Vietnamese amv’s standaard worden geplaatst, bij een vermissing uit de beschermde opvang direct contact opnemen met de voogd en de politie.
Wat is uw reactie op het verwijt dat u druk uitvoerde op het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel om de conclusies van het rapport te beïnvloeden?
Het in vraag 8 geschetste beeld herken ik niet. Aan het EMM is door voormalig Staatssecretaris Harbers juist gevraagd om onderzoek te doen naar of bij het verdwijnen van Vietnamese jongeren uit de beschermde opvang indicaties en signalen voor smokkel dan wel handel zijn. Het EMM heeft naar aanleiding hiervan een onafhankelijk onderzoek uitgevoerd. Een conceptrapport is door het EMM aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid voorgelegd met het verzoek om hier inhoudelijk op te reageren. In reactie op dit conceptrapport zijn door het Ministerie van Justitie en Veiligheid een aantal verduidelijkingsvragen aan het EMM meegegeven. Het EMM heeft vervolgens het eindrapport zelfstandig afgerond.
Ik weet niet welke constatering in vraag 9 concreet wordt aangehaald. Ik vermoed dat u refereert aan het feit dat toenmalig Staatssecretaris Harbers in antwoord op Kamervragen heeft gesteld geen informatie te hebben «dat een smokkelnetwerk betrokken is bij de verdwijning van minderjarige Aziatische migranten»3. Hierover heb ik reeds vragen van Dhr. Van Dijk beantwoord op 7 april 2020.
Klopt de constatering dat u de Kamer inderdaad verkeerd heeft voorgelicht? Kunt u dat toelichten?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid de politie nog eens onderzoek te laten doen naar wat er fout is gegaan waardoor Quyen en Hieu uit het oog van Politie en justitie verdwenen? Zo nee, waarom niet?
Zoals uit het antwoord op vraag 2 blijkt, heeft de Nederlandse politie deze personen niet uit het oog verloren, maar is de zaak overgedragen aan de Belgische autoriteiten. Inmiddels heeft de Britse justitie veroordelingen uitgesproken met betrekking tot mensensmokkel tegen meerdere verdachten waaronder een aantal personen waarover Nederland informatie heeft gedeeld met het Verenigd Koninkrijk. Of er een aanvullend onderzoek komt is aan het Openbaar Ministerie. Op basis van het voorgaande is er geen enkele aanleiding voor een nader onderzoek.
De berichten ‘Drontergezin al jaren bedreigd vanwege geografische coördinaten’ en ‘Hoe boze demonstranten door Google en CIA bij deze onschuldige familie in Dronten terechtkomen’. |
|
Helma Lodders (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Dronter gezin al jaren bedreigd vanwege geografische coördinaten» en «Hoe boze demonstranten door Google en CIA bij deze onschuldige familie in Dronten terechtkomen»?1 2
Ja, binnen mijn departement is kennis genomen van deze berichten.
Wat vindt u van deze berichten en wat heeft u naar aanleiding van deze berichten ondernomen om deze bedreigingen zo snel mogelijk te stoppen?
De berichten tonen aan dat de overheid niet langer afzijdig kan blijven bij het reguleren van het internet en dat zelfregulering niet volstaat om alle strafbare, onrechtmatige en ongewenste content en gedragingen tegen te gaan. Ik lees in de artikelen dat de politie in Dronten inmiddels op de hoogte is en optreedt tegen strafbare gedragingen -zoals bedreigingen. Ik zie daarbij niet de noodzaak voor aanvullende interventies vanuit mijn ministerie.
Wel heb ik mijn medewerking toegezegd bij het leggen van contacten met de instellingen die verantwoordelijk zijn voor het aanwijzen van de woning van de getroffen familie als «gemiddeld» fysiek adres achter een Nederlands IP-adres. Dat kan de betroffen familie ook helpen om de uit deze kwestie voortvloeiende schade via een civielrechtelijke procedure te verhalen.
Tegelijkertijd wordt binnen mijn ministerie en binnen de rijksoverheid als geheel wel gewerkt aan het tegengaan van strafbare, onrechtmatige en ongewenste content/gedragingen op het internet en laagdrempelige mogelijkheden om dit te melden. Zo zijn er diverse meldpunten en heb ik recentelijk de oprichting van een bestuursrechtelijke autoriteit aangekondigd om illegale content tegen te gaan, en heeft de Minister voor Rechtsbescherming de Kamer recentelijk een vijfstappenplan doen toekomen om te komen tot een laagdrempelige voorziening om onrechtmatige content verwijderd te krijgen.3
Bent u bekend met het feit dat dit gezin uit Dronten al jarenlang, jaarlijks wel 30 tot 50 keer via social media, post of fysiek bedreigd is omdat mogelijk een zoekmachine coördinaten aan een IP-adres koppelt en de woning van dit gezin gesitueerd is op de locatie van deze coördinaten (en toevallig ook het middelpunt van Nederland)?
Ja, vanuit de gemeente Dronten zijn mijn medewerkers hierover op hoofdlijnen geïnformeerd. Het is aan de politie en het OM om vast te stellen of sprake is van strafbare feiten en of strafrechtelijke vervolging aangewezen is.
Bent u bekend met het feit dat onder deze 30 tot 50 keer ook ernstige bedreigingen (fysiek en digitaal) en beschuldigen (aantijgingen van kidnapping en internetfraude) zitten? Wat vindt u hiervan?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat het zeer zorgelijk is dat een onschuldig gezin al jarenlang bedreigd of geïntimideerd wordt, beticht van oplichting en meerdere keren per jaar onbekenden aan de deur krijgt die verhaal komen halen? Deelt u de mening dat deze situatie zo snel mogelijk opgelost moet worden omwille van de veiligheid van dit gezin?
Ja, die meningen deel ik.
Kunt u toelichten waarom het patroon van de afgelopen jaren waarbij de politie meerdere keren heeft moeten ingrijpen (met als een van de dieptepunten de vermeende ontvoering van een jong meisje waarbij drie forse mannen verhaal kwamen halen), dan wel op bezoek is geweest, er niet toe heeft geleid dat de politie actief naar een oplossing is gaan zoeken?
De politie is er om de openbare orde te handhaven en om strafbare feiten op te sporen. Het herleiden van een IP-adres naar bepaalde coördinaten is geen strafbaar feit; er ligt dus ook geen taak bij de politie om dit ongedaan te maken. Daar waar wel sprake is van strafbare gedragingen, zoals bedreiging, begrijp ik dat de politie reeds optreedt.
Bent u bereid om naar aanleiding van de recente situatie, waarbij de demonstranten die afgelopen zondag slaags zijn geraakt met de politie het nu op dit gezin gemunt hebben en het gezin bedreigen, de regie te nemen en deze hachelijke situatie voor dit gezin zo snel mogelijk op te lossen? Zo nee, waarom niet?
Vanuit de gemeente Dronten heb ik inmiddels per brief het verzoek gekregen om ondersteuning te bieden om de ontstane situatie weer te normaliseren. Aan dat verzoek zal ik gehoor geven, door de benodigde (internationale) contacten te faciliteren en dit onderwerp te agenderen binnen de Amerikaanse overheid.
Bent u bereid om contact op te nemen met het National Geospatial Intelligence Agency (NGA), CIA World Factbook, Google ofwel enige andere organisatie om de automatische koppeling van het middelpunt van Nederland aan een zoekopdracht of zoekmachine te stoppen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Zijn er meer van dit soort situaties bekend?
In de recente brief over Horizontale Privacy van de Minister voor rechtsbescherming is een groot aantal voorbeelden opgenomen van online fenomenen die leiden tot schade bij individuen.4 Het is het streven van het kabinet om door middel van een 5-stappen-plan te komen tot een mogelijkheid om deze fenomenen te melden en ongedaan te (doen) maken.
Ook op Europees niveau zet ik mij in voor het meer inzichtelijk maken van deze fenomenen en worden partijen in toenemende mate aangesproken op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. Zo is het voorstel van een nieuwe Digital Services Act opgenomen dat tussenpersonen verplicht worden om jaarlijks een risicoanalyse te verrichten, waarbij wordt onderzocht voor welke systemische risico’s de diensten die zij aanbieden vatbaar zijn. Hierbij moet worden gedacht aan risico’s zoals beperking van de vrije uitoefening van fundamentele rechten door gebruikers, en opzettelijk misbruik door derden, door bijvoorbeeld de volksgezondheid of het democratisch (verkiezings)proces te schaden.
Bent u bereid om snel contact op te nemen met de burgemeester van de gemeente Dronten om deze bizarre situatie te bespreken?
Zie antwoord vraag 7.
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Minister Pompeo: Chinese behandeling Oeigoeren is genocide»?1
Ja.
Klopt het dat de Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken Mike Pompeo heeft verklaard dat China onder leiding van de Communistische Partij genocide heeft gepleegd op Oeigoeren in Xinjiang?
Ja. Op 19 januari 2021 heeft toenmalig Secretary of State Pompeo in een verklaring gesteld dat op basis van de beschikbare informatie door hem is vastgesteld dat de Chinese staat genocide heeft gepleegd op de moslim Oeigoeren en andere etnische en religieuze minderheden in Xinjiang, alsook dat deze genocide nog steeds voortduurt.
In hoeverre is dit nu het officiële standpunt van de Amerikaanse regering? Is het de verwachting dat de nieuwe regering onder leiding van Joe Biden dit standpunt overneemt?
Het is nog niet duidelijk of de nieuwe Amerikaanse administratie deze vaststelling over zal nemen. Secretary of State Blinken heeft wel tijdens zijn hoorzitting met de Senate Foreign Relations Committee aangegeven de kwalificatie te onderschrijven. Nadere besluitvorming door de Amerikaanse overheid moet worden afgewacht voordat eventuele gevolgen in kaart kunnen worden gebracht.
Wat zijn de gevolgen van deze Amerikaanse stellingname?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om nauwe samenwerking te zoeken met de nieuwe Amerikaanse regering om gezamenlijk op te trekken richting China met betrekking tot de situatie van de Oeigoeren? Zo ja, op welke wijze?
T.a.v. Xinjiang delen de VS, de EU en NL de ernstige zorgen over de plaatselijke mensenrechtensituatie in het algemeen en de behandeling van de Oeigoeren in het bijzonder. Op dit terrein is de afgelopen jaren al nauw samen opgetrokken met de VS, vooral in VN-verband. Deze samenwerking zal met de nieuwe Amerikaanse regering voortgezet en waar mogelijk en relevant uitgebreid worden.
Wat is uw appreciatie van het onderliggende rapport van deCongressional Executive Commission on China? Deelt u de conclusies van dit rapport?
Het rapport van de Congressional Executive Commission on China geeft een overzicht van mensenrechtenschendingen door de Chinese overheid. Het rapporteert over repressie van minderheden in Xinjiang en Tibet, het ondermijnen van de rechtstaat in Hongkong, beperkingen op vrijheid van religie en levensovertuiging, gebruik van het strafrecht om kritiek te smoren, inperking van de vrijheid van meningsuiting en internetvrijheid, genderongelijkheid, mensensmokkel, een krimpend maatschappelijk middenveld, en het repatriëren van Noord-Koreaanse vluchtelingen. In grote lijnen zijn dit bevindingen waarover ik uw Kamer eerder heb geïnformeerd, onder andere in de brief over Mensenrechten in China van 11 november 2019 (Kamerstuk 35 207, nr. 32).
Klopt het dat de gerichte inzet van geboortebeperkingsmaatregelen tegen een specifieke groep neerkomt op genocide en dat er sterk bewijs is dat China zich hier middels gedwongen sterilisaties van Oeigoerse vrouwen schuldig aan maakt?
Genocide is een zeer ernstig internationaal misdrijf, waarbij het gaat om een aantal ernstige daden die worden gepleegd met de opzet om een specifieke groep geheel of gedeeltelijk uit te roeien (genocidale opzet). Het opleggen van geboortebeperkingen aan een bepaalde groep zou als een dergelijke daad kunnen worden aangemerkt, maar om als genocide te kunnen worden gekwalificeerd is het noodzakelijk dat vaststaat dat deze beperkingen zijn opgelegd met een genocidale opzet.
Deelt u de kwalificatie van Pompeo dat China zich schuldig heeft gemaakt aan genocide op de Oeigoeren? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet stelt zich op het standpunt dat er sprake is van grootschalige mensenrechtenschendingen tegen Oeigoeren. Leidend voor de Nederlandse regering bij de erkenning van genocides zijn uitspraken van internationale gerechts- of strafhoven, eenduidige conclusies volgend uit wetenschappelijk onderzoek en vaststellingen door de VN leidend, zoals is vastgesteld in het regeerakkoord. Hiervan is op dit moment geen sprake.
Bent u bereid om een officieel onderzoek te starten, op nationaal of Europees niveau, om te bepalen of China zich inderdaad schuldig maakt aan genocide en op welke wijze?
Zoals ik aangaf tijdens het Algemeen Overleg Raad Buitenlandse Zaken van 21 januari 2021 zal ik dit in EU-kader bespreken.
Bent u bereid om de Chinese autoriteiten te verzoeken om toegang te verlenen voor onafhankelijke onderzoekers tot Xinjiang en de strafkampen en dat u, mocht die toegang niet worden verleend, op basis van de huidige kennis over zult gaan tot de officiële vaststelling dat er genocide plaatsvindt?
Nederland vraagt China consequent om transparantie en betekenisvolle toegang voor waarnemers, waaronder de VN Hoge Commissaris voor de Mensenrechten, tot Xinjiang en zal dat blijven doen. Wat betreft het vaststellen van genocide met de huidige informatie, zie het antwoord op vraag 8.
Wat zijn de gevolgen van een Nederlandse of Europese vaststelling van genocide, op het gebied van diplomatieke relaties, sancties en handelsrelaties?
Mogelijke gevolgen zijn afhankelijk van de precieze omstandigheden en bevindingen. Daar kan ik niet op vooruit lopen.
Het artikel ‘Nederland liet dieselsjoemelaars onterecht gaan’ |
|
Jessica van Eijs (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Nederland liet dieselsjoemelaars onterecht gaan»?1
Ja.
Kunt u reflecteren op de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 17 december jl. over het gebruik van sjoemelsoftware door Volkswagen, waarin het concludeerde dat dit in strijd was met Europees recht en specifiek dat de uitzonderingsclausule over motorbescherming betrekking heeft op onvoorziene en plotselinge schade en dus niet kan worden gebruikt in de context van schade door veroudering of verstopping?
Op 17 december 2020 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie een uitspraak gedaan in een zaak tegen een autofabrikant die wordt verdacht van het toepassen van ongeoorloofde emissiebestrijdingssystemen in voertuigen.
In de uitspraak geeft het Europese Hof duiding van het begrip manipulatie-instrument in de Europese emissiewetgeving2 en de uitzonderingen waarin manipulatie-instrumenten zijn toegestaan. Het Europese Hof onderbouwt dat een manipulatie-instrument ook kan bestaan uit software die de werking van onderdelen van het emissiebestrijdingssysteem aanstuurt. Daarnaast oordeelt het Hof dat manipulatie-instrumenten die de werking van emissiecontrolesystemen verminderen alleen gerechtvaardigd zijn indien deze ervoor zorgen dat de motor beschermd wordt tegen plotselinge en uitzonderlijke schade. De veelgebruikte toepassing van manipulatie-instrumenten om vervuiling en/of veroudering van de motor te voorkomen, is met deze uitspraak dus niet toegestaan.
Door de uitspraak van het Europese Hof zijn de kaders rondom het gebruik van manipulatie-instrumenten verder aangescherpt. Dit nieuwe kader is anders dan het kader dat tot nu toe door Europese goedkeuringsinstanties is gehanteerd bij het goedkeuren van voertuigen voor de Europese markt. Als gevolg van de Hofuitspraak moeten eerdere interpretaties van de Europese goedkeuringsinstanties mogelijk worden herzien aan de hand van de scherpere invulling van de emissiewetgeving.
Welke gevolgen heeft de veel striktere interpretatie die de Europese rechter geeft, voor de aanpak in Nederland van sjoemeldiesels?
Wanneer het Hof van Justitie EU-wetgeving interpreteert, geldt die interpretatie vanaf het moment dat de wetgeving in werking is getreden. Hoewel de Hofuitspraak gericht is op een zaak die tegen één autofabrikant is aangespannen, geldt deze verdere interpretatie van de emissiewetgeving3 dus ook voor alle andere voertuigen die volgens deze wetgeving zijn goedgekeurd voor de Europese markt.
Als onderdeel van een bredere Europese aanpak, verdiept de RDW zich op dit moment in de impact van de Hofuitspraak op de door de RDW verstrekte typegoedkeuringen. Ook het onderzoek naar voertuigen met afwijkende emissiestrategieën dat de RDW in 2017 heeft afgerond wordt getoetst tegen de Europese Hofuitspraak. Dit onderzoek is uitgevoerd op basis van een protocol dat is opgesteld in overleg met de Europese Commissie en het Joint Research Centre (JRC). In dit onderzoek4 werd eerder beoordeeld dat bij veertien voertuigen met afwijkend emissiegedrag, dit emissiegedrag nodig was voor het beschermen van de motor.
Daarnaast zal de RDW bij het afgeven van nieuwe typegoedkeuringen de emissiewetgeving toepassen in lijn met de interpretatie die volgt uit de Hofuitspraak.
Bent u bereid opdracht te geven tot het onderzoeken van meer verdachte automodellen door de RDW? Zal hierbij dezelfde route gevolgd worden zoals bij de Suzuki Vitara en de Jeep Grand Cherokee?
De RDW analyseert momenteel de impact van de Hofuitspraak op de door de RDW afgegeven typegoedkeuringen. Aan de hand van de beschikbare informatie in typegoedkeuringen en vervolgonderzoeken wordt onderzocht of de voertuigen voldoen aan de vereisten van de afgegeven typegoedkeuring, uitgaande van het nieuwe kader dat door de Hofuitspraak is gegeven. Indien heropening van de onderzoeken noodzakelijk is, zal ik uw Kamer daarover informeren.
Daarnaast brengt de Europese Commissie de impact van de Hofuitspraak in kaart, bij dit proces betrekt de Commissie ook de lidstaten. Dit Europese traject is van belang om te zorgen dat lidstaten eenzelfde opvolging geven aan de Hofuitspraak en het gelijke speelveld in de toelating van voertuigen op de Europese markt gewaarborgd blijft. Ik zal samen met de RDW de reactie en vervolgstappen op Europees niveau nauwlettend volgen.
Naar aanleiding van eerdere verdenkingen rond het toepassen van ongeoorloofde emissiestrategieën is aangifte gedaan bij het OM. De mate waarin de vervolgstappen op de Hofuitspraak overeenkomen met eerdere trajecten die in het kader van dieselfraude zijn gevolgd, hangt af van de reactie van de Europese Unie op de Hofuitspraak.
Welke andere kansen ziet u om de schade die sjoemeldiesels toebrengen aan het milieu en in bijzonder de luchtkwaliteit, en dus de gezondheid van mensen, te verminderen met deze uitspraak van de rechter in de hand?
Naast het mogelijk herzien van de afgegeven typegoedkeuringen die als gevolg van de Hofuitspraak niet zouden voldoen aan de emissiewetgeving, zie ik vooral kansen in het blijven inzetten op effectievere Europese wetgeving met streng toezicht op de praktijkemissies van voertuigen en het voorkomen van toekomstige ongeoorloofde manipulatie van emissies. Met de komst van de Real Driving Emission (RDE) wetgeving, die het testen op de weg onder reële rijomstandigheden bij de typegoedkeuring van het voertuig vereist, is een belangrijke stap in de goede richting gezet. Via de kaderverordening markttoezicht en het 4e RDE-pakket wordt de gebruiksfase beter gemonitord, waarbij in heel Europa routinematige controles van praktijkemissies op de weg plaatsvinden. Tegelijkertijd is er zeker nog ruimte voor verbetering. In de onderhandelingen over de aanscherping van de huidige emissienorm (Euro6) spant Nederland zich in dat voertuigen onder nagenoeg alle rijomstandigheden en een autoleven lang aan de eisen moeten voldoen. In de huidige situatie moeten voertuigen in de praktijk enkel aan emissienormen voldoen onder de rijomstandigheden van de RDE-test en ook enkel tot een bepaald kilometrage. De genoemde inzet is in lijn met de Nederlandse inbreng voor de publieke consultatie voor de nieuwe Euronormen die ik op 10 november 2020 met uw Kamer gedeeld heb5.
Op welke wijze wijzigt de uitspraak van de Europese rechter de inzet van Nederland in de Europese Unie en elders op de aanpak van sjoemeldiesels?
Zie antwoord vraag 5.
De zaak van dhr. Singh |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Martijn van Helvert (CDA), Michiel van Nispen |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Herinnert u zich de aangenomen motie van het lid Van Nispen c.s. waarin de regering wordt verzocht zich maximaal in te spannen om de heer Singh op korte termijn naar Nederland over te laten brengen, verzoeken tot overbrenging te honoreren en hiertoe zo nodig de procedure tot overdracht van de tenuitvoerlegging te starten?1
Ja.
Kunt u een update geven over de gezondheidssituatie van dhr. Singh? Klopt het dat hij corona heeft?
Volgens de Amerikaanse autoriteiten is de heer Singh (betrokkene) besmet geweest met COVID-19. Hij heeft op dit moment geen actieve COVID-infectie meer. Hij is op 19 januari 2021 vanuit de medische afdeling van de California Medical Facility in Vacaville terug overgebracht naar zijn reguliere cel. Zijn reguliere cel bevindt zich ook in de California Medical Facility, volgens de District Attorney (DA) een instelling met toegang tot goede gezondheidszorg.
Bent u bereid om, ondanks al uw procesmatige en inhoudelijke bezwaren, uit humanitair oogpunt zo snel mogelijk bij de Verenigde Staten een verzoek te doen om de procedure tot overdracht van de tenuitvoerlegging te starten, zodat dhr. Singh zijn resterende leven in Nederland kan doorbrengen?
In mijn brief aan uw Kamer d.d. 21 september 2020, in reactie op de motie van het lid Van Nispen c.s., heb ik aangegeven waarom ik geen ruimte zie voor een verzoek aan de Amerikaanse autoriteiten tot overdracht van de tenuitvoerlegging van zijn straf aan Nederland (een Wots-verzoek).2 De bezwaren daartegen gelden onverkort. Daarbij is de Wots niet bedoeld als humanitair instrument. De humanitaire situatie waar betrokkene zich in bevindt (lange detentie, ouderdom en een zwakke gezondheid) maakt dit niet anders. In dezelfde brief heb ik daarom uiteengezet dat ik betrokkene, in overleg met het juridisch team van betrokkene, vanuit een humanitair oogpunt diplomatiek zou ondersteunen bij een gratieverzoek, mits er met de vrijlating die daarin wordt verzocht geen maatschappelijke risico’s zijn gemoeid. Vervolgens is het gratieverzoek door het juridische team van de betrokkene ingediend en zijn er vanuit mijn ministerie stappen gezet om het gratieverzoek bij de Amerikaanse autoriteiten actief te ondersteunen.
Welke maximale inspanningen heeft u, naar aanleiding van de aangenomen motie, de afgelopen zeven maanden verricht om dhr. Singh naar Nederland te halen?
De volgende stappen zijn naar aanleiding van de motie ondernomen:
Klopt het dat de gratieverzoeken tot nu toe niks hebben opgeleverd, omdat er vanuit de Verenigde Staten bezwaren zijn tegen een onmiddellijke invrijheidstelling van dhr. Singh? Zo ja, waarom blijft u dan vasthouden aan de gratieprocedure?
Zoals toegelicht in antwoord 3 zie ik geen ruimte voor overbrenging in het kader van de Wots. Daarom is er met het juridisch team van betrokkene afgesproken dat zij een verzoek tot gratie in zouden dienen en ik dit zou ondersteunen. Alle stappen, zoals genoemd in antwoord 4, zijn er op gericht om het gratieverzoek te ondersteunen.
Hoewel eerdere verzoeken tot vrijlating inderdaad zijn afgewezen zijn de omstandigheden bij het lopende verzoek anders en kunnen ze anders worden beoordeeld dan bij eerdere gratieverzoeken. Zo heeft betrokkene na zijn laatste Parole Hearing in 2018 gewerkt aan zijn rehabilitatie. Dat blijkt onder meer uit de certificaten van opleidingen en trainingen die hij heeft gevolgd. De gouverneur beslist dan vervolgens over zijn gratiëring.
Bent u bekend met het feit dat eerdere gratieverzoeken niet tot het gewenste resultaat hebben geleid? Zo ja, waarom blijft u dan vasthouden aan de gratieprocedure?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u ervan op de hoogte dat bij een levenslange gevangenisstraf de voortgezette tenuitvoerlegging kan worden toegepast (op basis van artikelen 9 t/m 11 van het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen, hierna VOGP), waardoor er voor dhr. Singh nog voldoende strafrestant overblijft en hij dus niet op vrije voeten komt bij aankomst in Nederland? Zo ja, waarom hanteert u de procedure van de voortgezette tenuitvoerlegging niet?
Nederland heeft in 2014 beargumenteerd waarom ze voor de VS een omzettingsprocedure hanteert en geen voortzettingsprocedure. De argumenten hiervoor gelden onverkort.3 Daarbij geldt dat de hierna genoemde bezwaren met betrekking tot het strafrestant zowel gelden voor de omzettingsprocedure als de voortzettingsprocedure.
Voorop gesteld, het is niet aan de Minister om te bepalen of er strafrestant is. Dat is aan de rechter op het moment dat er een Wots-verzoek is ontvangen. In het kader van een eventueel Wots-verzoek aan of vanuit de VS is wel een inschatting gemaakt van een eventueel strafrestant. Hierbij is er van uitgegaan dat in de VS een tijdelijke straf van 56 jaar to life met de mogelijkheid van parole (vervroegde invrijheidsstelling) is opgelegd. In de VS bestaat er ook de mogelijkheid dat er een gevangenisstraf zonder mogelijkheid van parole wordt opgelegd. In Nederland is de langste tijdelijke gevangenisstraf dertig jaar. Betrokkene heeft in de VS inmiddels 36 jaar van zijn straf ondergaan. In casu zou dat betekenen dat betrokkene, wegens het ontbreken van een strafrestant, direct op vrije voeten gesteld zou worden. Het strafrestant is nodig om de gedetineerde voor te bereiden op zijn terugkeer in de maatschappij. Nu hier geen sprake is van een strafrestant ligt dit niet in lijn met doelen van de Wots, waaronder de kans tot resocialisatie. De straf omzetten naar een levenslange gevangenisstraf is vermoedelijk strafverzwarend, omdat in Nederland de levenslange gevangenisstraf (in tegenstelling tot een tijdelijke gevangenisstraf) een onbepaalde duur heeft en niet de mogelijkheid van voorwaardelijke invrijheidstelling kent.
Overigens geldt dat alvorens een rechter kijkt naar de vraag of er sprake is van een strafrestant eerst wordt gekeken naar de binding met Nederland. In mijn brief van 21 september jl. heb ik hierover aangegeven dat, op grond van de eerdere inschatting door IOS4 en het standpunt van de Ombudsman, ik van mening ben dat vaststaat dat betrokkene niet voldoet aan het criterium binding als geformuleerd in het Beleidskader.
Welke concrete aanwijzingen heeft u dat de Verenigde Staten het VOGP met Nederland zou opzeggen indien een WOTS-verzoek (Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen) van dhr. Singh door Nederland wordt ingewilligd?
In mijn brief van 21 september jl. heb ik aangegeven dat bij het afwijken van beleid de kans bestaat dat sommige landen het vertrouwen in de Nederlandse staat verliezen als we ons niet aan de doelen van de Wots/VOGP houden. Dit kan tot gevolg hebben dat zij niet langer bereid zijn samen te werken op dit gebied en een overdracht te doen voor de tenuitvoerlegging van strafvonnissen. Het vertrouwen tussen landen is van essentieel belang voor de goede werking van onder andere het VOGP. Nederland hecht hieraan dan ook een groot belang.
Bent u het met ons eens dat, gezien de unieke situatie van dhr. Singh, van ongewenst precedentwerking geen sprake kan zijn? Zo nee, over hoeveel soortgelijke zaken hebben we het?
Nee, zoals in mijn brief van 21 september jl. beschreven ben ik van mening dat er wel degelijk sprake zal zijn van precedentwerking. Op de voor de Wots relevante criteria is de zaak van betrokkene namelijk niet uniek. Zoals ik in mijn brief van 21 september jl. heb aangeven zijn er tussen 2016 tot en met 2019 in totaal 302 verzoeken afgewezen vanwege het ontbreken van binding en/of strafrestant.
Bent u het met ons eens dat bij de nadere invulling in de nationale wetgeving voor de WOTS de menselijke maat uit het oog is verloren en het beleidskader wellicht moet worden herzien om, in zaken zoals die van dhr. Singh, slagvaardiger te werk te kunnen gaan?
Nee. Zoals ik in het antwoord op vraag 3 uiteen heb gezet is het inzetten van de Wots uit humanitaire overwegingen niet geschikt. In overleg met het juridisch team van betrokkene heb ik aangegeven het gratieverzoek vanuit een humanitair oogpunt diplomatiek te ondersteunen. Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 4 neem ik hier verschillende stappen toe.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen drie weken beantwoorden?
Nee, dat is niet gelukt. De beantwoording nam meer tijd in beslag dan de gevraagde drie weken.
Overlastgevende asielzoekers in de omgeving van AZC Budel |
|
Jasper van Dijk |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht «Asielzoekers trekken broek omlaag en zorgen voor overlast op oprit in Maarheeze»?1
Ik heb kennisgenomen van het door u aangehaalde, zorgelijke bericht. Asielzoekers dienen zich, net als ieder ander, te gedragen en zich aan de regels te houden. Het overgrote deel van de asielzoekers gedraagt zich goed. Doordat een kleine groep zich misdraagt, ondervinden omwonenden, winkeliers, vervoerders, medewerkers in de migratieketen en medebewoners overlast. Bovendien wordt het draagvlak voor de opvang van diegenen die vluchten voor oorlog, geweld of vervolging aangetast. Dit is volstrekt onacceptabel.
Klopt het dat de politie niet kwam opdagen na een melding van 112 omdat de dienstdoende eenheid het te druk had?2
Nee. Een surveillance-eenheid had de opdracht ontvangen om ter plaatse te gaan voor de desbetreffende melding. De eenheid kreeg kort daarop een zogenaamde prio-1-melding, waarbij directe inzet van de politie noodzakelijk is. Daarmee kreeg de prio-1-melding voorrang op het genoemde incident. De politie heeft kort daarna contact opgenomen met de meldster om te vragen of het incident nog actueel was. De betreffende personen waren inmiddels vertrokken en vervolgens is dezelfde avond geen eenheid meer ter plaatse gestuurd.
Deelt u de mening dat het tekort aan politie-inzet onaanvaardbaar is? Bent u bereid de politiecapaciteit in dit gebied fors uit te breiden dan wel te verdubbelen?
Ik begrijp dat omwonenden overlast willen aanpakken, tegelijkertijd is de inzet van knokploegen onaanvaardbaar. Het toepassen van geweld met gebruik van een geweldsmiddel is een bevoegdheid die in beginsel alleen toekomt aan de gewapende macht van de overheid (de krijgsmacht) en de politie. De regioburgemeester en de regionale politiechef gaan over de lokale politiecapaciteit. Daar ligt de bevoegdheid om de politiecapaciteit in Cranendonck eventueel uit te breiden.
Deelt u de mening dat de inzet van knokploegen onaanvaardbaar is, maar dat u dan wel moet zorgen voor voldoende politiecapaciteit?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat sprake is van een onhoudbare situatie in de dorpen Maarheeze en Budel? Wat onderneemt u tegen het feit dat mensen niet meer de straat op durven te gaan?
Ik hecht eraan te benadrukken dat ieder incident er een teveel is. Dit kan leiden tot een gevoel van onveiligheid en een vermindering van draagvlak voor de opvang van personen die vluchten voor oorlog, geweld of vervolging. Ik zet in op een stevige aanpak van overlast om dit te voorkomen. Het gevoel van onveiligheid in Cranendonck is zorgelijk. Desondanks ben ik ervan overtuigd dat de inspanningen die worden verricht om het gevoel van onveiligheid weg te nemen en de overlast in de gemeente Cranendonck aan te pakken ervoor zorgen dat de situatie niet onhoudbaar is. Een van de maatregelen die ik specifiek heb getroffen om de overlast in de gemeente Cranendonck te bestrijden is de inzet van ketenmariniers. De ketenmariniers sturen aan op de samenwerking tussen verschillende betrokken partijen in de aanpak van overlast. Een van de vier ketenmariniers houdt iedere vrijdag kantoor in het centrum van Maarheeze en Budel. Inwoners en ondernemers kunnen bij de ketenmarinier terecht met hun vragen en zorgen met betrekking tot overlast van bewoners van het azc. Daarnaast heb ik de gemeente gefaciliteerd om lokale maatregelen tegen overlastgevende asielzoekers te nemen, zoals het inzetten van extra toezicht. Met de gemeente is een goede samenwerking met betrekking tot de verschillende mogelijkheden om deze overlastgevers aan te pakken. Het COA organiseert periodiek een overleg voor omwonenden waar allerhande zaken aan de orde komen en is er regelmatig contact met de ondernemers.
Het COA heeft een breed palet aan maatregelen beschikbaar om overlastgevende asielzoekers stevig aan te pakken. Hierbij valt te denken aan overplaatsing door het COA naar de Handhaving- en Toezichtlocatie (htl), waar een streng regime heerst en een gebiedsbeperking wordt opgelegd. Door middel van de zogenaamde landelijke Top-X lijst wordt door het Ministerie van Justitie en Veiligheid maandelijks in kaart gebracht wie de meest hardnekkige overlastgevende en criminele asielzoekers zijn. Zij kunnen rekenen op een individuele aanpak en staan onder verscherpt toezicht van betrokken partijen, waardoor asielaanvragen bijvoorbeeld versneld worden afgedaan. Binnen de privacymogelijkheden verken ik hoe gegevens gedeeld mogen worden met het lokaal bestuur, het Openbaar Ministerie en vervoerders, zodat de integrale samenwerking tussen alle betrokken partijen in het kader van de aanpak van deze overlastgevers en criminelen kan worden geoptimaliseerd. Al deze maatregelen zijn gebundeld in een toolbox. Deze heb ik samen met mijn brief van 10 november 2020 met uw Kamer gedeeld3 . Wanneer aangifte wordt gedaan van crimineel gedrag, leggen de politie en het OM ook strafrechtelijke maatregelen op.
De opvanglocatie Budel-Cranendonck heeft, evenals de opvanglocatie Ter Apel, sinds september 2020 een speciale versoberde opvangmodaliteit voor personen met een kansarme asielaanvraag wiens asielaanvraag wordt afgedaan in spoor 2. Dit betreft onder meer personen uit een veilig land van herkomst, die relatief vaak met overlastgevend gedrag in verband worden gebracht. De versoberde opvang moet deze groep ontmoedigen om een kansarme asielaanvraag in te dienen in Nederland.
Welke sancties worden getroffen tegen de overlastgevers?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat de uitbreidingsplannen van het asielzoekerscentrum opnieuw tegen het licht moeten worden gehouden? Zo nee, hoe voorkomt u dat de weerstand steeds groter wordt?
De herontwikkeling van de COA-opvanglocatie is geen uitbreiding, maar een renovatie. Het aantal opvangplekken blijft gelijk. Voor de uitvoering van het regeerakkoord uit 2014 is besloten een aantal Gemeenschappelijke Vreemdelingenlocaties (GVL) te ontwikkelen om het asielproces effectief uit te voeren. In de samenwerkingsovereenkomst met de gemeente is aangegeven dat de migratieketen de intentie heeft om zich langdurig te vestigen op het opvangcentrum, ten einde invulling te geven aan het regeerakkoord en op deze GVL gezamenlijk het asielproces effectief en zorgvuldig uit te voeren. Vanwege deze langdurige vestiging is het COA, namens de migratieketen, voornemens de locatie duurzaam te herontwikkelen. De gemeenteraad van Cranendonck volgt het proces zeer kritisch en nauwgezet, waardoor aanvullende vragen zijn gesteld.
Deze opvanglocatie levert – naast investeringen in duurzame ontwikkeling van het terrein – veel directe en indirecte arbeidsplaatsen op, die ook lokaal ingevuld worden. Tevens is er -naast de reguliere vergoedingen aan gemeente en inkoop van het COA bij lokale ondernemers- sprake van bestedingen door asielzoekers bij de lokale middenstand. Ik vertrouw erop dat de gemeente en het COA met elkaar op een constructieve manier het gesprek vervolgen.
Bent u bereid met de inwoners van Cranendonk in gesprek te gaan over oplossingen? Zo nee, waarom laat u deze mensen in de steek?
Tussen het departement, het COA en de gemeente is regelmatig contact over de aanpak van de overlastproblematiek. Hierbij is de ketenmarinier het eerste aanspreekpunt voor omwonenden, maar kan men ook direct terecht bij het COA terecht voor een gesprek, bijvoorbeeld op een van de bijeenkomsten voor omwonenden.
De rol van het Inlichtingenbureau bij de opsporing van bijstandsfraude |
|
Jasper van Dijk |
|
Bas van 't Wout (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Deze zoektocht naar boodschappenfraude is ondemocratisch»?1
Welke bevoegdheden heeft het Inlichtingenbureau bij de opsporing van uitkeringsfraude?
In welke gevallen wordt het Inlichtingenbureau ingeschakeld? Zijn gemeenten verplicht tot het inschakelen van het bureau?
Welke democratische controle is er op het Inlichtingenbureau? Hoe wordt bijvoorbeeld de Kamer op de hoogte gehouden?
Waarom zijn opsporingsbevoegdheden ondergebracht in een private stichting die formeel geen enkele verantwoording verschuldigd is aan vertegenwoordigende lichamen?
Deelt u de mening dat democratische controle over dit soort bevoegdheden cruciaal is? Zo ja, gaat u ervoor zorgen dat deze taken niet langer door een private stichting worden uitgevoerd?
Klopt het dat u de huidige juridische status «verwarrend en onduidelijk» vindt, zoals Trouw schrijft? Op welke manier gaat u deze constructie veranderen per 1 juli? Krijgt de Kamer hierover inspraak?2
Wat zijn de werkinstructies voor medewerkers van het Inlichtingenbureau betreffende verhoormethoden, privacy, huiszoekingen en afluisterpraktijken?
Worden mensen die verhoord worden door medewerkers van het Inlichtingenbureau altijd gewezen op hun rechten? Is een advocaat aanwezig tijdens de verhoren?
Gebruikt het Inlichtingenbureau Syri of soortgelijke systemen? Over welke gegevensbestanden kan het Inlichtingenbureau beschikken?
Waarom kan over deze stichting niet geklaagd worden bij de Ombudsman? Gaat u ervoor zorgen dat klachten hieromtrent wel bij de Ombudsman ingediend kunnen worden?
Deelt u de mening dat «burgers negen van de tien keer geen idee hebben welke gegevens waar worden gedeeld en hoe ze die kunnen opvragen»? Bent u het er mee eens dat dit wordt veroorzaakt «door de lappendeken aan stichtingen die persoonsgegevens verwerken»? Wat onderneemt u hiertegen?
De rol van het Inlichtingenbureau bij de opsporing van bijstandsfraude |
|
Jasper van Dijk |
|
Bas van 't Wout (minister economische zaken) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Deze zoektocht naar boodschappenfraude is ondemocratisch»?1
Ik heb kennisgenomen van het bericht en maak graag gebruik van de door u gestelde vragen om de taken en positie van het Inlichtingenbureau (IB) toe te lichten.
Welke bevoegdheden heeft het Inlichtingenbureau bij de opsporing van uitkeringsfraude?
Het IB verwerkt (persoons)gegevens en ondersteunt daarmee gemeenten bij het vaststellen van de rechtmatigheid in de uitvoering van hun taken. Dit doet het IB op vier beleidsterreinen: Werk en Inkomen, Onderwijs, Belastingen en Wmo en Jeugdzorg. Het IB fungeert hierin als informatieknooppunt. Door de juiste informatie van de benodigde bronnen terug te koppelen aan gemeenten, kunnen de gemeenten zich concentreren op de inhoudelijke vaststelling. Daarmee speelt het IB een waardevolle rol bij de vaststelling van het recht op uitkeringen door gemeenten. Bovendien wordt zo voorkomen dat alle gemeenten afzonderlijk de verscheidene benodigde gegevensbronnen hoeven te raadplegen. De informatieverschaffing aan gemeenten is hiermee veiliger en efficiënter ingericht.
Een praktisch voorbeeld is het zogenaamde Digitaal Klantdossier. In de Participatiewet is vastgelegd dat gemeenten de wettelijke taak hebben om bijstandsuitkeringen te verstrekken, en ook om zowel bij aanvang als tijdens de looptijd van de uitkering de rechtmatigheid te controleren. Door gegevenskoppeling door het IB kunnen gemeenten hiervoor de correcte gegevens van diverse overheidsinstanties inzien. Dit kan een gemeenteambtenaar vervolgens helpen om te bepalen of iemand recht heeft op een bijstandsuitkering, doordat hij of zij kan zien of iemand een dienstverband heeft met inkomsten of recht heeft op een andere uitkering.
Gemeenten zijn niet verplicht om van de diensten van het IB gebruik te maken, maar zij kunnen op eigen initiatief een beroep doen op het IB. Nog een voorbeeld is dat gemeenten eenvoudig inzicht kunnen krijgen in de mensen die recht hebben op (gedeeltelijke) kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen, waardoor die burgers daar zelf – na dat eenmaal te hebben gedaan en toestemming te hebben gegeven voor deze dienstverlening – niet jaarlijks een aanvraag voor hoeven te doen.
De rol van het IB als informatieknooppunt voor gemeenten is bij wet in het leven geroepen. Zelf heeft het IB geen opsporingsbevoegdheid en het IB is niet verder betrokken bij de handhaving op mogelijke uitkeringsfraude.
In welke gevallen wordt het Inlichtingenbureau ingeschakeld? Zijn gemeenten verplicht tot het inschakelen van het bureau?
Zie antwoord vraag 2.
Welke democratische controle is er op het Inlichtingenbureau? Hoe wordt bijvoorbeeld de Kamer op de hoogte gehouden?
Bij de oprichting van het IB is voor een duidelijke scheiding tussen beleid, uitvoering en toezicht gekozen door de structuur van een private stichting. De bestuurlijke relatie tussen het IB en de Minister van SZW volgt uit de publieke taak van het IB zoals opgenomen in de Wet Structuur uitvoering werk en inkomen (Wet SUWI), het Besluit SUWI (§ 5.7) en de statuten van de Stichting IB. Ik deel de mening dat democratische controle van bevoegdheden cruciaal is. Dit bestaat in de eerste plaats uit controle door de formele wetgever, via het formuleren van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het IB. De Minister van SZW ziet er als opdrachtgever op toe dat het IB in lijn met deze wettelijk omschreven taken en bevoegdheden handelt. Er zijn geen aanwijzingen dat in strijd daarmee is of wordt gehandeld.
Verder legt het IB verantwoording af in de vorm van een jaarverslag, accountantscontrole en externe onafhankelijke EDP-audit op de gegevensverwerking (vanuit informatieveiligheidsperspectief). De rechtsvorm van private stichting staat niet aan deze vormen van controle in de weg.
Het IB levert informatiediensten aan gemeenten op basis van een wettelijke taak, als omschreven in de artikelen 1 van de Wet SUWI en 5.24 van het Besluit SUWI. De werkzaamheden van het IB zijn in lijn met deze regelgeving intermediair en ondersteunend aan de uitvoering van gemeentelijke regelgeving. Daarbij is aan het IB geen opsporingsbevoegdheid toegekend. Het IB zorgt er slechts voor dat, zoals bijvoorbeeld beschreven bij vraag 2 en 3, een bevoegde -dat wil zeggen daartoe geautoriseerde – gemeenteambtenaar eenvoudig inzicht krijgt in relevante gegevens van mensen die recht hebben op bijvoorbeeld kwijtschelding van gemeentelijke belastingen. Als die gegevens aanleiding geven tot verder onderzoek, dan wordt dat bepaald door de gemeenteambtenaar.
Waarom zijn opsporingsbevoegdheden ondergebracht in een private stichting die formeel geen enkele verantwoording verschuldigd is aan vertegenwoordigende lichamen?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat democratische controle over dit soort bevoegdheden cruciaal is? Zo ja, gaat u ervoor zorgen dat deze taken niet langer door een private stichting worden uitgevoerd?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat u de huidige juridische status «verwarrend en onduidelijk» vindt, zoals Trouw schrijft? Op welke manier gaat u deze constructie veranderen per 1 juli? Krijgt de Kamer hierover inspraak?2
Deze classificering betrof specifiek de juridische status van het IB als verwerker in de zin van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en de omstandigheid dat alleen individuele gemeenten als verwerkingsverantwoordelijke aangesproken kunnen worden op de naleving van de AVG-verplichtingen door het IB.
In het huidige stelsel fungeert het IB, vanuit zijn eigen dienstenaanbod, als intermediair tussen gemeenten en bronpartijen. Deze bronpartijen zijn wettelijk bepaald en ten aanzien daarvan biedt het IB standaard-informatieproducten aan die individuele gemeenten kunnen afnemen. De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) constateerde dat de gegevensverwerkingen die gepaard gaan met deze intermediaire rol de reikwijdte overstijgen van de verantwoordelijkheden van individuele gemeenten. Daarom is in samenspraak met de AP een wijziging van het Besluit SUWI opgesteld om de situatie te verduidelijken en meer in lijn te brengen met de rol van het IB als stelselvoorziening. Hierbij is de aanwijzing van het IB als gezamenlijk verwerkingsverantwoordelijke, samen met de per geval betrokken gemeente, passender.
Dit wordt geregeld met een wijziging van het Besluit SUWI. De wijziging is, na advisering door AP en Raad van State, al vastgesteld door de ministerraad en reeds bekrachtigd door de Koning. De wijziging wordt binnenkort gepubliceerd en zal op de derde maand na publicatie ingaan. Daarmee wordt het IB samen met de betrokken colleges van burgemeester en wethouders gezamenlijk verwerkingsverantwoordelijk als bedoeld in artikel 26 van de AVG.
Wat zijn de werkinstructies voor medewerkers van het Inlichtingenbureau betreffende verhoormethoden, privacy, huiszoekingen en afluisterpraktijken?
Medewerkers van het IB hebben geen opsporingsbevoegdheden en houden zich niet bezig met huiszoekingen, verhoormethoden of afluisterpraktijken. Hier zijn dan ook geen werkinstructies voor.
Worden mensen die verhoord worden door medewerkers van het Inlichtingenbureau altijd gewezen op hun rechten? Is een advocaat aanwezig tijdens de verhoren?
Zie antwoord vraag 8.
Gebruikt het Inlichtingenbureau Syri of soortgelijke systemen? Over welke gegevensbestanden kan het Inlichtingenbureau beschikken?
In het verleden – inmiddels is SyRI buiten werking – was het IB verwerker voor SyRI-projecten.
Het IB koppelt bestanden, maar kent hierbij zelf geen scores toe op basis waarvan wel of juist géén informatie verzameld, verrijkt en beschikbaar gesteld wordt. Het IB gebruikt ook geen andere programma’s of algoritmen die voorspellende, classificerende of associërende elementen hebben. Omdat het IB slechts zorgt voor de bestandskoppeling van bestanden uit verschillende gegevensbronnen, beschikt het IB zelf niet direct over de gegevensbestanden. (Persoons)gegevens van bijvoorbeeld de RDW of UWV zijn voor het IB beschikbaar om informatie op te halen, waarmee die gemeenten vervolgens de rechtmatigheid van een uitkering vast kunnen stellen of juist kwijtschelding van lokale lasten kunnen verlenen.
Waarom kan over deze stichting niet geklaagd worden bij de Ombudsman? Gaat u ervoor zorgen dat klachten hieromtrent wel bij de Ombudsman ingediend kunnen worden?
De taken en bevoegdheden van de Nationale ombudsman zijn vastgelegd in de Wet op de Nationale ombudsman en de Algemene Wet bestuursrecht. De Nationale ombudsman bepaalt zelf waar hij onderzoek naar doet of op welke klachten hij ingaat.
Op de verwerking van persoonsgegevens door het IB zijn de waarborgen van de AVG en de rechten die in dat kader aan burgers zijn toegekend, van toepassing. Een burger die meent dat sprake is van een onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens, kan een klacht indienen bij de AP.
Deelt u de mening dat «burgers negen van de tien keer geen idee hebben welke gegevens waar worden gedeeld en hoe ze die kunnen opvragen»? Bent u het er mee eens dat dit wordt veroorzaakt «door de lappendeken aan stichtingen die persoonsgegevens verwerken»? Wat onderneemt u hiertegen?
Mijn uitgangspunt is ook dat een burger zoveel mogelijk inzicht moet kunnen krijgen wie welke gegevens over hem of haar verwerkt. De manier waarop binnen de sociale zekerheid gegevens worden uitgewisseld, is behoorlijk complex, waardoor het voor een individuele burger lastig kan zijn om te achterhalen welke gegevens door wie zijn verwerkt. Deze gegevensuitwisseling is echter randvoorwaardelijk voor zowel de dienstverlening aan burgers als de handhaving door gemeenten. Die uitwisselingen kennen een wettelijke basis en daarnaast hebben alle uitkeringsinstanties en ook het IB in hun verwerkingenregisters vastgelegd welke gegevens ze verwerken.
Met het programma Toekomst Gegevensuitwisseling Werk & Inkomen werk ik samen met UWV, SVB, VNG, BKWI en IB aan het versterken van de eigen regie van de burger over zijn gegevens. Daar hoort meer inzicht in wie welke gegevens verwerkt en ook het digitaal beschikken over en kunnen delen van je eigen gegevens bij.
Tot slot maak ik van de gelegenheid gebruik om op te merken dat momenteel ook de beleidsdoorlichting artikel 11 Uitvoering en de evaluatie van de Wet SUWI wordt uitgevoerd. De centrale vraagstelling van deze evaluatie beziet de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de structuur van de uitvoering werk en inkomen (het SUWI-stelsel). Hierin wordt gekeken naar de inrichting, de aansturing, de uitvoering, het toezicht en de participatie van cliënten binnen het SUWI-stelsel, waar ook het IB onderdeel van is. Deze evaluatie en de kabinetsreactie daarop doe ik u voor de zomer toekomen.
Het pleidooi voor effectieve preventie van seksueel geweld. |
|
Jeroen van Wijngaarden (VVD), Martin Wörsdörfer (VVD) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het pleidooi voor effectieve preventie van seksueel geweld, opgesteld door kenniscentrum Rutgers?1
Ja, ik ben bekend met dit pleidooi.
Is het nog steeds de planning, zoals toegezegd aan het lid Wörsdörfer tijdens het VSO (tweeminutendebat met mogelijkheid tot het indienen van een motie) over de Beleidsreactie slachtoffermonitor seksueel geweld tegen kinderen 2017–2018 (31 015, nr. 202) van 5 november 2020, dat de Kamer in januari 2021 per brief zal worden geïnformeerd over welke extra stappen gezet gaan worden op het gebied van preventie van seksueel geweld?
Uw Kamer wordt in februari schriftelijk geïnformeerd over de interdepartementale aanpak van seksueel geweld, inclusief preventie van seksueel geweld.
Bent u bereid in de toegezegde brief tevens een reactie te geven op bovengenoemd pleidooi voor effectieve preventie van seksueel geweld? Zo nee, waarom niet?
U wordt naar aanleiding van de eerder genoemde toezegging op hoofdlijnen en op activiteitenniveau geïnformeerd over wat interdepartementaal wordt gedaan om seksueel geweld te voorkomen. Rutgers ontvangt separaat een schriftelijke reactie op hun pleidooi en een gesprek met Rutgers zal op ambtelijk niveau volgen.
Uitlevering van oorlogsmisdadiger en wapenhandelaar Kouwenhoven aan Nederland |
|
Sadet Karabulut , Michiel van Nispen |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Heeft u de uitspraak van het Zuid-Afrikaanse gerechtshof gezien dat de in Nederland tot 19 jaar cel veroordeelde oorlogsmisdadiger en wapenhandelaar Kouwenhoven het land uitgezet mag worden en dat Zuid-Afrika heeft verzocht hem zo snel mogelijk op een vliegtuig naar Nederland te zetten teneinde zijn straf uit te zitten? Zo ja, hoe ziet deze procedure eruit? Zo nee, hoe verhoudt dat zich tot het uitleveringsverzoek van Nederland voor Kouwenhoven?1
Nederland heeft in 2017 bij de Zuid-Afrikaanse autoriteiten om de uitlevering van dhr. Kouwenhoven verzocht. De zaak is aldaar nu onder de rechter. In februari 2020 heeft de uitleveringsrechter in Kaapstad (Magistrate’s Court) de uitlevering van dhr. Kouwenhoven aan Nederland op juridische gronden niet toegestaan. Hiertegen is het Zuid-Afrikaanse OM in appel gegaan. Op 23 december 2020 heeft The High Court in Kaapstad uitspraak gedaan in hoger beroep. Ik heb kennis genomen van deze uitspraak. Uit deze uitspraak blijkt dat de rechter in hoger beroep de uitspraak van de eerste rechter heeft vernietigd («set aside») en de zaak heeft terugverwezen naar de eerste rechter.
Het is niet aan mij om verdere duiding te geven aan uitspraken van buitenlandse rechters, noch hoe de uitleveringsprocedure zich verhoudt tot eventuele andere procedures in relatie tot dhr. Kouwenhoven. De uitleveringsprocedure, en eventuele andere procedures, zullen naar het Zuid-Afrikaanse recht en door de Zuid-Afrikaanse autoriteiten moeten worden afgehandeld. Uiteraard volgt Nederland een en ander met grote aandacht en blijft Nederland inzetten op de uitlevering van dhr. Kouwenhoven. Ik benadruk hierbij graag dat de Nederlandse betrokken autoriteiten, waaronder mijn departement en het OM, voortdurend in nauw contact staan met de Zuid-Afrikaanse collega’s inzake de uitleveringsprocedure.
Lopen er in deze zaak nog andere (internationale) procedures? Zo ja, welke zijn dat en hoe verhouden deze zich tot het uitleveringsverzoek van Nederland?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat Kouwenhoven leeft als een Koning in Kaapstad? Loopt er onderzoek naar vordering van zijn bezittingen? Zo nee, bent u bereid hiertoe over te gaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u dat uitgebreid toelichten?2
In de Nederlandse strafzaak van de heer Kouwenhoven is geen sprake van een door de rechter opgelegde ontnemingsmaatregel, geldboete of schadevergoedingsmaatregel. Een onderzoek naar de vermogenspositie van de heer Kouwenhoven is dan ook niet aan de orde.
Journalist Julian Assange |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de uitspraak van de Britse rechter dat Wikileaks-oprichter Julian Assange niet mag worden uitgeleverd aan de Verenigde Staten vanwege het risico op suïcide? Deelt u de opvatting van Amnesty International dat het proces tegen Assange een politiek proces is tegen vrije pers en het vrije woord? Zo nee, hoe beoordeelt u de Amerikaanse aanklachten tegen deze klokkenluider?1
Ik heb kennisgenomen van de uitspraak van de Britse rechter waarin het verzoek van de Verenigde Staten tot uitwijzing van de heer Assange wordt afgewezen. Zoals bekend, heeft de VS aangekondigd tegen dat vonnis beroep aan te tekenen. De Nederlandse overheid heeft het volste vertrouwen in het onafhankelijke en onpartijdige karakter van de Britse rechtspraak waarin de bescherming van fundamentele rechten afdoende geborgd is.
Bent u nu wel bereid pal te staan voor Assange, ook al komt de vervolging van deze journalist van bondgenoot Verenigde Staten? Zo nee, hoe verhoudt dit zich tot uw woorden «Geen enkele journalist zou bang hoeven te zijn voor intimidatie, geweld of vervolging. Journalisten zijn de zuurstof van een vrije, inclusieve en diverse samenlevingen»? Geldt voor bondgenoten die journalisten intimideren, bedreigen of vervolgen een uitzondering op deze regel?2
Zoals eerder door mij is geantwoord op vragen van het lid Karabulut over de zaak Assange 3, is vrijheid van meningsuiting een voorwaarde voor een goed functionerende democratie en een vrije samenleving. Hetzelfde geldt voor persvrijheid. In veel landen -ook in Nederland- is het echter strafbaar om welbewust Staatsgeheime informatie te openbaren.
Wilt u er bij de Britten op aandringen Julian Assange nooit uit te leveren aan de Verenigde Staten en te pleiten voor zijn onmiddellijk vrijlating, vanwege de gevaarlijke precedentwerking van uitlevering en vervolging voor andere journalisten en de zeer zwakke gezondheid van Julian Assange?
Zie antwoord op vraag 1
Bent u bereid er bij de (nieuwe) Amerikaanse administratie en uw toekomstig ambtsgenoot op aan te dringen dat het aangekondige beroep op de uitspraak van de Britse rechter niet wordt doorgezet, omwille van de vrije pers?
De zaak is nog onder de rechter. Ook indien de Britse rechter in hoger beroep uitlevering in beginsel rechtmatig acht, is het aan de Britse regering hierover te beslissen. De Britse regering zal deze beslissing nemen op basis van een afweging van alle relevante omstandigheden. Hierin willen en kunnen wij niet treden.
Ziet u andere mogelijkheden om Assange – die belangrijke informatie heeft onthuld over oorlogsmisdaden van o.a. de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk in Irak en Afghanistan, waarvoor hem een gevangenisstraf van wel 175 jaar boven het hoofd hangt – te steunen? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse regering beschikt niet over mogelijkheden de heer Assange, die de Australische nationaliteit heeft, te steunen.
De witwaspraktijken bij ING |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Evert Jan Slootweg (CDA) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Herinnert u zich de eerdere schriftelijke vragen over het feit dat de top van ING (bestuur en commissarissen) niet eens opnieuw getoetst is door De Nederlandsche Bank (DNB) op geschiktheid naar aanleiding van de witwasschikking?1
Ja.
Hoe kijkt u ertegen aan dat dhr. Hamers nu wel vervolgd wordt en ... «[het] hof van oordeel [is] dat er voldoende aanknopingspunten zijn voor een succesvolle vervolging van deze voormalige bestuurder als feitelijke leidinggever van de door ING gepleegde strafbare feiten. Het hof acht de vervolging ook nodig om de navolgende redenen. De feiten zijn ernstig, met de bestuurder zelf is geen schikking getroffen en evenmin heeft hij publiekelijk verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen»?2 En hoe beziet u in dat licht het feit dat DNB tegelijkertijd niet eens een hertoets heeft uitgevoerd op de geschiktheid van dhr. Hamers?
Het Gerechtshof heeft bij uitspraak van 9 december 2020 de strafvervolging bevolen van de voormalige bestuursvoorzitter van ING als feitelijk leidinggevende van de door ING in die zaak gepleegde feiten.1 Het kabinet dient zich te onthouden van bemoeienis in individuele zaken en in dat verband ook met de in die zaken genomen vervolgingsbeslissing. Daarbij komt dat het oordeel of de voormalige bestuursvoorzitter van ING strafbare feiten heeft gepleegd is voorbehouden aan de strafrechter.
De tweede deelvraag impliceert dat de bevoegde toezichthouder, in dit geval de Europese Centrale Bank (ECB), al of niet op advies van DNB, heeft besloten om niet te hertoetsen. Dat weet ik niet. Op grond van de wettelijk verankerde toezichtsvertrouwelijkheid kan en mag de bevoegde toezichthouder geen uitspraken doen, ook niet naar mij, over de vraag of hertoetsing in individuele gevallen is overwogen, plaatsvindt of heeft plaatsgevonden, en wat hier mogelijk de uitkomst van zou zijn.
In algemene zin is het zo dat de geschiktheid en betrouwbaarheid van beleidsbepalers doorlopende verplichtingen zijn voor beleidsbepalers van financiële instellingen die onder toezicht staan van de ECB, DNB en/of de AFM. Hierin ligt besloten dat, wanneer er sprake is van gewijzigde omstandigheden of feiten, een redelijke aanleiding kan ontstaan om de geschiktheid en/of betrouwbaarheid van een al getoetste beleidsbepaler opnieuw te beoordelen. Ernstige integriteitsschendingen kunnen een redelijke aanleiding zijn tot hertoetsing. Wanneer in het zogenoemde vooronderzoek een redelijke aanleiding daartoe wordt vastgesteld, gaat de toezichthouder over tot de eigenlijke hertoetsing. In mijn brief van 28 oktober 2020 ben ik ingegaan op het wegingskader dat de toezichthouder hierbij hanteert.2 Het gaat bij hertoetsingen om een toezichtsbevoegdheid met een reparatoir karakter. Hertoetsingen hebben tot doel om aan de hand van het functioneren en handelen te onderzoeken of de betrokkene, met het oog op de toekomst, op dit moment nog geschikt en/of betrouwbaar is om zijn of haar huidige functie uit te oefenen. Het gaat hierbij om een andere beoordeling, op basis van een ander normenkader, dan die het OM en de strafrechter maken. In voornoemde brief komt verder naar voren dat schikkingen met, boetes aan of veroordelingen van een financiële instelling of een beleidsbepaler bij die instelling van invloed kunnen zijn op het oordeel over de geschiktheid en/of betrouwbaarheid. Zo stelt de toezichthouder bij veroordeling voor bepaalde ernstige misdrijven zelfs zonder nadere afweging vast dat de betrouwbaarheid van de betrokkene niet (meer) buiten twijfel staat. Dit is het geval als deze bij onherroepelijke uitspraak is veroordeeld ter zake van een dergelijk misdrijf, tenzij sinds het onherroepelijk worden van de uitspraak acht jaren of meer zijn verstreken.
Wanneer betaalde de ING Groep het laatste deel van de staatssteun terug aan het Rijk?
ING heeft op 7 november 2014 het laatste deel van de staatssteun terugbetaald.
Op welke wijze was de relatie tussen de Nederlandse overheid en ING geregeld in de periode dat ING profiteerde van de kapitaalinjectie door de Nederlandse overheid?
Ten tijde van de financiële crisis in 2008 verstrekte de Nederlandse overheid kapitaal aan banken en verzekeraars in Nederland die fundamenteel gezond en levensvatbaar waren.3 Om haar kapitaalpositie te versterken besloot ING in 2008 om gebruik te maken van deze kapitaalverstrekkingsfaciliteit van de Nederlandse overheid.
Bij de vormgeving van de steun aan ING werd gekozen voor core tier 1 securities. Deze core tier 1 securities zijn een mengvorm tussen een aandeel en een achtergestelde lening en kunnen getypeerd worden als converteerbare achtergestelde obligaties. Deze securities hadden geen stemrecht op de aandeelhoudersvergadering, maar er waren wel afspraken gemaakt over zeggenschap.
In de overeenkomst met ING waren afspraken op het terrein van governance en beloningsbeleid vastgelegd. Deze afspraken waren voornamelijk gericht op het beschermen van het financieel-economisch belang van de staat, het ontwikkelen van een duurzaam beloningsbeleid door de instelling en het vastleggen van het aanbevelingsrecht van de staat voor twee leden van de raad van commissarissen van ING.
Deze commissarissen hadden goedkeuringsrecht bij fundamentele beslissingen, zoals investeringen en fusies en overnames groter dan een kwart van het eigen vermogen, en een goedkeuringsrecht bij voorstellen aan de aandeelhouders over het beloningsbeleid. Door de staat aanbevolen commissarissen zijn, net als andere commissarissen, gehouden om in het belang van de vennootschap te handelen. Dat betekent dat de commissarissen onafhankelijk zijn en dus ook zonder last of ruggespraak met de staat kunnen besluiten over het gebruik van hun vetorechten.
Zijn er afspraken gemaakt of voorwaarden gesteld bij het verlenen van de kapitaalinjectie indien er sprake was van signalen rond witwaspraktijken? Zo ja, welke zijn dat? Heeft ING zich aan die afspraken gehouden?
Nee, in de overeenkomst uit 2008 zijn geen afspraken gemaakt of voorwaarden gesteld met betrekking tot signalen rond witwaspraktijken.
Zijn er op enig moment na signalen van witwaspraktijken afspraken gemaakt met ING (met de staat of met NL Financial Investments – NLFI)? Zo ja, welke zijn dat? Heeft ING zich aan die afspraken gehouden?
De staat heeft geen afspraken gemaakt met ING over het tegengaan van witwassen. NLFI speelde in het beheer van de kapitaalverstrekkingsfaciliteit geen rol. NLFI werd pas in 2011 opgericht, nadat kapitaalsteun aan ING was verleend. Bovendien werd het beheer van de steun aan ING destijds niet aan NLFI overgedragen, omdat er bij ING geen sprake was van aandeelhoudersrechten. NLFI is alleen belast met het uitvoeren van aandeelhouderschap namens de staat.
Deelt u de mening dat, zeker zolang ING profiteerde van de kapitaalinjectie, men dit bij eventuele aanwijzingen rond witwaspraktijken vanuit DNB of de Europese Centrale Bank (ECB) zou moeten delen met het Ministerie van Financiën?
Vanuit DNB of de ECB kunnen eventuele aanwijzingen die worden gericht aan een financiële instelling niet gedeeld worden met het Ministerie van Financiën, gezien de toezichtsvertrouwelijkheid waar beide toezichthouders aan gebonden zijn.
Indien het een bank betreft waarvan de Nederlandse overheid al dan niet middels NLFI (groot)aandeelhouder is, of die staatssteun geniet, dan ligt het voor de hand dat deze bank (al dan niet via NLFI) het Ministerie van Financiën (op hoofdlijnen) informeert over belangrijke kwesties, waaronder aanwijzingen van de toezichthouder. Een dergelijke aanwijzing blijft echter een aangelegenheid tussen de toezichthouder en de onder toezicht staande instelling, waarbij het Ministerie van Financiën als aandeelhouder of kapitaalverstrekker geen rol heeft.
Zijn er tussen 2008 en 2015 vanuit DNB, de ECB of het openbaar ministerie (in Nederland of elders) brieven gestuurd naar de Raad van Bestuur van ING die betrekking hebben op eventuele witwaspraktijken door de bank of kwetsbaarheden rondom witwassen?
DNB heeft op grond van artikel 22 van de Wwft een geheimhoudingsplicht. Dit betekent dat het DNB niet is toegestaan om informatie, die zij in het kader van haar toezichtstaak ontvangt of verstrekt, te delen met derden. DNB heeft desgevraagd dan ook laten weten niet te kunnen delen of dergelijke brieven zijn verstuurd naar de raad van bestuur van ING.
Ik kan u wel verwijzen naar de brief van DNB, die ik op 25 september 2018 heb gedeeld met uw Kamer.4 In deze brief gaat DNB, na de totstandkoming van de transactie, nader in op mijn vragen of DNB voldoende bevoegdheden en capaciteit heeft om effectief toezicht te houden op anti-witwasregelgeving, de inschatting van DNB van de mate waarin deze regelgeving wordt nageleefd door de bankensector en de wijze waarop is verzekerd dat ING in het vervolg haar rol als poortwachter naar behoren zal invullen. In deze brief schreef DNB tevens dat het OM eind 2015, in een periodiek overleg tussen het OM, de FIOD en DNB dat is bedoeld om handhavingsverzoeken te bespreken, aangaf signalen te hebben ontvangen die ING tot mogelijke verdachte maakten van onvoldoende naleving van Wwft-vereisten en schuldwitwassen. Deze signalen, zo schrijft DNB in de brief, sloten aan bij de bevindingen die DNB op basis van haar toezichtonderzoeken had gedaan ten aanzien van ING en waarvoor DNB reeds op herstel had aangedrongen middels oplegging van een last onder dwangsom.
De ECB heeft op grond van de Europese antiwitwaswetgeving geen taken en voert in dat kader derhalve geen toezicht uit op ING. Voor wat betreft haar prudentieel toezicht geldt voor de ECB eveneens dat de ECB geen informatie kan verstrekken in verband met de toezichtvertrouwelijkheid daarvan.
Het OM heeft desgevraagd gemeld dat er geen brieven zijn verstuurd naar de raad van bestuur van ING voor de aanvang van het strafrechtelijk onderzoek in 2016. In dat kader is met ING gecommuniceerd over de concrete verdenkingen en later over de buitengerechtelijke afdoening. Voor de stukken verwijs ik naar het besluit op het Wob-verzoek van 5 februari 2019.5
Kunt u een lijst van brieven vanuit DNB, de ECB of het OM (in Nederland of elders) geven, die naar de Raad van Bestuur van ING gestuurd zijn en die betrekking hebben op eventuele witwaspraktijken door de bank of kwetsbaarheden rondom witwassen en waarvan het Ministerie van Financiën (of enig ander onderdeel van de Nederlandse regering) op enig moment op de hoogte is gesteld? Kunt u de brieven met de Kamer delen en per brief aangeven wanneer de Nederlandse regering daarvan in kennis is gesteld?
Voor DNB en de ECB geldt een geheimhoudingsplicht voor toezichtsvertrouwelijke informatie. Het OM heeft gemeld dat voor de aanvang van het strafrechtelijk onderzoek in 2016 geen brieven zijn verstuurd naar de raad van bestuur van ING. Uit de archieven is niet gebleken dat het Ministerie van Financiën, of een ander onderdeel van de regering, op de hoogte is gesteld van dergelijke brieven in de periode voor de bekendmaking van de transactie. De enige uitzondering hierop is de fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) die, in het kader van het onderzoek dat zij uitvoerde onder leiding van het OM, op de hoogte was van de bevindingen bij ING. In het kader van volledigheid vat ik uw vraag op als een vraag naar documenten uit de periode tot aan 31 augustus 2018 (de datum waarop de – aanstaande – transactie mij en de rest van het ministerie bekend werd) waarin eventuele signalen over kwetsbaarheden zijn binnengekomen via een route waardoor zij niet in het archief zijn terechtgekomen. Daarom zal ik de komende tijd nagaan of de e-mailboxen van destijds verantwoordelijke hogere ambtenaren relevante informatie bevatten. Ik zal uw Kamer hier zo snel mogelijk over informeren.
Kunt u een lijst van brieven vanuit DNB, de ECB of het OM (in Nederland of elders) geven, die naar de Raad van Bestuur van ING gestuurd zijn en die betrekking hebben op eventuele witwaspraktijken door de bank of kwetsbaarheden rondom witwassen en waarvan de aandeelhouder NLFI op enig moment op de hoogte is gesteld? Kunt u de brieven met de Kamer delen en per brief aangeven wanneer de Nederlandse regering daarvan in kennis is gesteld?
NLFI heeft in het beheer van de kapitaalverstrekkingsfaciliteit geen rol gespeeld. Van brieven over dit thema aan NLFI is dan ook geen sprake.
Heeft de Raad van Bestuur van ING (of enig ander orgaan van ING) op enig moment brieven van DNB, ECB en/of het OM gedeeld met het de Minister van Financiën (of zijn vertegenwoordiger)? Zo ja, wanneer?
Uit de archieven is niet gebleken dat brieven van DNB, de ECB of het OM over witwassen aan de raad van bestuur van ING, zijn gedeeld met het ministerie en/of de Minister van Financiën. Omwille van de volledigheid zal ik nagaan of tot 31 augustus 2018, toen de (aanstaande) transactie mij bekend werd, dergelijke documenten zijn gedeeld met het Ministerie van Financiën en niet in het archief zijn terecht gekomen. Ik laat daarbij de FIOD buiten beschouwing omdat die bij het onderzoek betrokken was. Ik zal de komende tijd nagaan of de e-mailboxen van destijds verantwoordelijke hogere ambtenaren bij het Ministerie van Financiën relevante informatie daarover bevatten. Ik zal uw Kamer hier zo snel mogelijk over informeren.
Op welke momenten zijn NLFI en de Minister van Financiën geïnformeerd over signalen van witwassen bij ING? Kunt u die informatie met de Kamer delen?
Hiervoor verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 6. NLFI speelde geen rol in het beheer van de staatssteun aan ING. Ik ben nagegaan of in de archieven van het Ministerie van Financiën signalen van kwetsbaarheden rondom witwassen bij ING te vinden zijn. In de periode van de staatssteun en daarna heb ik dergelijke signalen niet terug kunnen vinden in het archief. Met de publicatie in maart 2017 van het jaarverslag over het jaar 2016, werd het strafrechtelijk onderzoek naar ING publiek bekend en dus ook bij mijn voorganger. Zoals ik onder meer in het debat van 16 januari 2019 over de transactie van het OM met ING met uw Kamer noemde, ben ik voor het eerst op vrijdag 31 augustus 2018 op de hoogte gesteld dat er een transactie zou worden gesloten, die op dinsdag 4 september 2018 bekend werd gemaakt.
Zoals hiervoor gemeld wil ik omwille van de volledigheid nagaan of er in de periode voorafgaand aan de transactie signalen over kwetsbaarheden zijn binnengekomen bij het Ministerie van Financiën, anders dan de FIOD, die per abuis niet in het archief terecht zijn gekomen. Daarom zal ik de komende tijd nagaan of dergelijke signalen te vinden zijn in de e-mailboxen van destijds verantwoordelijke hogere ambtenaren. Ik zal uw Kamer hier zo snel mogelijk over informeren.
Wat is de rol van de compliance-afdeling in een bank als ING?
De plicht tot naleving van de regelgeving met betrekking tot het voorkomen van gebruik van het financiële stelsel voor witwassen rust op de instelling die valt onder de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Op grond van die wet moet een instelling, zoals een bank, beschikken over een onafhankelijke en effectieve compliancefunctie. De compliancefunctie is gericht op het controleren van de naleving van wettelijke regels, en interne regels die de instelling zelf heeft opgesteld. De compliancefunctie controleert met andere woorden onder meer of binnen de bank de regels met betrekking tot cliëntenonderzoek en het melden van ongebruikelijke transacties worden nageleefd. Daarbij is de compliancefunctie op grond van de Wwft belast met het verstrekken van informatie over ongebruikelijke transacties aan de Financiële inlichtingen eenheid (FIU-Nederland).
Heeft de compliance-afdeling een rol in het tegengaan van eventuele witwaspraktijken met medewerking van medewerkers van een bank?
De compliancefunctie heeft tot taak het controleren of binnen de instelling de wettelijke regels en de eigen regels van de instelling worden nageleefd. Hieronder vallen ook regels omtrent het voorkomen van witwassen.
Deelt u de mening dat afbouw van de compliance-afdeling niet logisch is wanneer een bank een brief krijgt van toezichthouder(s) dat er sprake is van witwaspraktijken bij de desbetreffende bank?
Het is bij het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen van belang dat de compliancefunctie adequaat vervuld wordt en onafhankelijk en effectief haar werk kan doen. De adequate vervulling van de compliancefunctie staat voorop. Onduidelijk is waarop precies wordt gedoeld met afbouw van de compliancefunctie. Als een dergelijke afbouw ervoor zorgt dat de compliancefunctie niet (meer) adequaat kan worden vervuld is dat mijns inziens inderdaad onlogisch.
Hoeveel mensen waren werkzaam bij de compliance-afdeling ten tijde van de kapitaalinjectie door de Nederlandse overheid in ING?
Het Ministerie van Financiën heeft geen beschikking over dergelijke gegevens, noch zijn dergelijke gegevens openbaar. ING laat desgevraagd weten geen antwoord te kunnen geven op deze vragen, vanwege organisatorische herschikkingen over de gevraagde periode (2008–2014) en vanwege technische beperkingen van haar HR- en IT-systemen. ING verwijst in haar reactie ook naar het door het OM gepubliceerde feitenrelaas bij de schikking, waarin wordt uitgelegd dat de bestrijding en voorkoming van witwassen niet was belegd bij een compliance-afdeling: «Uit het strafrechtelijk onderzoek is naar voren gekomen dat de verantwoordelijkheid voor naleving van de Wwft was belegd bij drie verschillende onderdelen van ING NL, te weten de onderdelen «business», «compliance» en «interne audit dienst». Deze drie onderdelen vormen de zogenaamde «three lines of defense».»
Daarnaast is, zoals ik in eerdere beantwoording van vragen van uw Kamer schreef6, uit het strafrechtelijk onderzoek naar voren gekomen dat ING personele capaciteitsproblemen had bij de voor naleving van de Wwft relevante afdelingen, zoals de afdelingen die cliëntenonderzoeken uitvoerden en afdelingen waar medewerkers werkten die witwassignalen uit het transactiemonitoringssysteem onderzochten. Er werd te weinig personeel beschikbaar gesteld om deze werkzaamheden uit te voeren en ook om de problemen die bekend waren geworden binnen de organisatie voortvarend en structureel op te lossen. Ook had het wel beschikbare personeel niet altijd de benodigde kennis en ervaring om deze werkzaamheden uit te voeren. Uit het onderzoek is gebleken dat ING in de periode 2010 tot en met 2016 onvoldoende investeerde in personele capaciteit en kwaliteit.
Hoeveel mensen werkten er op de compliance-afdeling na de laatste aflossing door ING aan het Rijk in 2014?
Hiervoor verwijs ik naar het antwoord op de vorige vraag.
Is de reductie van de compliance-afdeling van ING voorgelegd aan NLFI en/of de Nederlandse overheid?
Een dergelijke reductie is niet voorgelegd. De bedrijfsvoering, waaronder de invulling van de compliance-afdeling, betreft een aangelegenheid waar het bestuur verantwoordelijk voor is en de raad van commissarissen toezicht op houdt.
NLFI had geen rol in het beheer van de staatssteun aan ING, aangezien er geen sprake was aandeelhoudersrechten.
Heeft NFLI en/of de Nederlandse regering ingestemd met de reductie van de compliance-afdeling van ING?
Nee, zie de beantwoording van de vorige vraag.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
De vragen zijn een voor een beantwoord. Beantwoording binnen drie weken is helaas niet gelukt, omdat informatie moest worden gevraagd van ING en van het Ministerie van Justitie en Veiligheid voor de beantwoording.
Het gedrag van Centric-topman Gerard Sanderink |
|
Mustafa Amhaouch (CDA), Evert Jan Slootweg (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Hans Vijlbrief (staatssecretaris financiën) (D66), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Herinnert u zich de vragen en antwoorden nog over de problemen bij Centric en Oranjewoud?1
Ja, die herinner ik me.
Heeft u kennisgenomen van het gedrag van dhr. Sanderink die een inspecteur bedreigd heeft en bewijsmateriaal vernietigd heeft?2
Ik heb dat uit de media vernomen.
Herinnert u zich dat hij eerder mails heeft gestuurd aan de directeur van de FIOD met in de cc: de Minister van Financiën, Staatssecretaris van Financiën, Secretaris-generaal MinFin, Directeur-generaal Belastingdienst, Minister van BZK, Staatssecretaris van BZK, Secretaris-generaal BZK, Minister van JenV, College van procureurs-generaal, Secretaris-generaal MinIenW?
Ja, dat herinner ik me.
Kunt u de mails en appjes die hij aan hoge overheidsfunctionarissen gestuurd heeft de afgelopen 18 maanden openbaar maken en aan de politie en het openbaar ministerie doen toekomen zodat zij toch in bezit komen van de mail?
Ik zie op dit moment geen redenen om bedoelde correspondentie openbaar te maken zonder dat daar een verzoek ligt van door u genoemde instanties. Dergelijke instanties kunnen de correspondentie indien benodigd bij de geadresseerden opvragen.
Bent u ervan op de hoogte dat dhr. Sanderink geen gevolg geeft aan een fors aantal gerechtelijke uitspraken?
Ik ben op de hoogte van berichtgeving in de media daarover. Het is aan de bij die procedures betrokken partijen om daar al of niet actie op te ondernemen.
Is het gepast voor DNB en de Nederlandse overheid om zaken te blijven doen met iemand die zich niet gerechtelijke uitspraken houdt en gezagsdragers bedreigt en dat nota bene in gevoelige materie zoals ICT en bij gevoelige instellingen zoals DNB?
Centric en Strukton maakten op 4 januari 2021 bekend dat de heer Sanderink met ingang van genoemde datum zijn bestuurlijke taken bij Centric en Strukton heeft neergelegd. Het is aan DNB als contractpartij van Centric om de kwaliteit van dienstverlening van Centric te monitoren. Dit is onderdeel van de eigen bedrijfsvoering van DNB als onafhankelijk toezichthouder.
Is DNB voor essentiele en gevoelige taken afhankelijk van software van Centric? Kan DNB zonder die software gewoon zijn taken voortzetten?
Voor zover mij bekend is DNB voor essentiele en gevoelige taken niet afhankelijk van software van Centric.
Wilt u deze Kamervragen doen toekomen aan De Nederlandsche Bank zodat die zelfstandig een afweging kan maken?
Ja.
Zijn er naast DNB nog andere overheidsinstellingen met cruciale functies die afhankelijk zijn van de software van Centric? Zo ja, welke?
Behalve van DNB ben ik niet op de hoogte van andere overheidsinstellingen met cruciale functies die diensten afnemen van Centric. Wel zijn er enkele staatsdeelnemingen die gebruik maken van de diensten van Centric. Zij houden ons op de hoogte van ontwikkelingen.
Hoe beoordeelt u de rol van de huidige partner van de heer Sanderink die gevorderde mails en appjes gewist zou hebben? Kan iemand die gevorderde informatie wist betrokken zijn bij een onderneming die essentiele ICT levert aan de overheid?
Het is niet aan mij om een oordeel te vellen over het functioneren van een private onderneming dan wel de relatie tussen deze private onderneming en een individu.
Kunt u uiteenzetten welke bevoegdheden en verplichtingen de Raad van Commissarissen heeft indien een bestuurder duidelijk wetten overtreedt en niet handelt in het belang van de onderneming?
De wet (het Burgerlijk Wetboek) stelt voorop dat elke bestuurder tegenover de vennootschap verplicht is tot een behoorlijke taakvervulling. De raad van commissarissen van een NV of BV heeft de taak om toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in de vennootschap en de ondernemingen die daaraan verbonden zijn. Bestuurders en commissarissen dienen zich te richten naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming.3 Bij de toezichthoudende taak van de raad van commissarissen past dat dit orgaan zo nodig kan ingrijpen in de vennootschap wanneer het vennootschappelijke belang dit vergt, binnen de bandbreedte van de wet en de statuten van de vennootschap.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
Vanwege de noodzakelijke interdepartementale afstemming is beantwoording binnen de geldende termijn niet haalbaar gebleken.
De zorgen om bedreigde advocaten |
|
Michiel van Nispen |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het item van EenVandaag: ««Kabinet moet bedreigde advocaten beter beschermen», zegt Landelijke Orde van Advocaten»?1
Er wordt door de betrokken diensten hard gewerkt om de veiligheidssituatie van advocaten te waarborgen. Er worden, passend bij dreiging en risico, beveiligingsmaatregelen getroffen voor een ieder die dat nodig heeft. Om dit nu en in de toekomst tijdig te kunnen blijven doen, investeer ik structureel 55 miljoen euro in de stelsels bewaken en beveiligen en getuigenbescherming2, zoals ik uw Kamer eerder heb laten weten. De verschillende versterkingstrajecten zijn reeds gestart. Eén van deze trajecten betreft het versterken van de weerbaarheid van de togaberoepen en journalisten. Hiertoe stel ik in 2021 3,5 miljoen euro beschikbaar en in de daaropvolgende jaren 1 miljoen euro. Hiermee worden beroepsgroepen door de overheid ondersteund om hun eigen weerbaarheid te vergroten en de werkgever om zijn rol op dit terrein goed te vervullen.
Hoe ernstig taxeert u de toenemende dreiging richting advocaten, zoals de beschietingen van kantoren en het aantal maal dat de noodtelefoon is gebeld, waaruit blijkt dat iedere week wel een advocaat in ons land te maken heeft met bedreiging, intimidatie, ernstige stalking en zelfs geweld?
Dat advocaten in toenemende mate te maken krijgen met intimidatie, bedreiging of geweld is een zeer ernstige ontwikkeling. Het is onacceptabel dat functionarissen die zich inzetten ten dienste van de rechtsorde gehinderd worden in de uitoefening van hun beroep. Advocaten hebben een essentiële rol in onze rechtsstaat en het is van belang dat zij deze veilig kunnen invullen en daartoe bescherming krijgen als dat nodig is.
Wat is uw reactie op de oproep dat meer gedaan kan en moet worden om de veiligheidssituatie van advocaten te verbeteren, op het gebied van investeringen, het afschermen van persoonsgegevens en het vervoer van strafadvocaten in grote zaken naar rechtbanken?
De veiligheidssituatie van advocaten, rechters, officieren en journalisten staat hoog op de agenda van het kabinet en de overheid levert een belangrijke bijdrage. Het is hierbij ook van belang te noemen dat veiligheid een gezamenlijke verantwoordelijkheid is, waarbij het uitgangspunt geldt dat de verantwoordelijkheid eerst bij personen zelf ligt en bij de organisaties waar deze personen werkzaam zijn of door vertegenwoordigd worden.
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 1 wordt er reeds geïnvesteerd in het stelsel bewaken en beveiligen en daarbij het versterken van de weerbaarheid van onder andere de advocatuur.
Op het gebied van het afschermen van persoonsgegevens is in het economisch en maatschappelijk verkeer een goede balans tussen toegankelijkheid van persoonsgegevens in het belang van de rechtszekerheid enerzijds en bescherming van de persoonsgegevens inclusief veiligheidsaspecten anderzijds cruciaal. Het is van belang hier telkens een zorgvuldige afweging in te maken. In het schriftelijk overleg over Ondernemen en Bedrijfsfinanciering heeft de Staatssecretaris van EZK uw Kamer geïnformeerd dat de Kamer van Koophandel op korte termijn kan overgaan tot het afschermen van woonadresgegevens. Individuen, zoals een ondernemer of een advocaat, kunnen ervoor kiezen om een ander vestigingsadres dan het woonadres op te geven. Zo maakt de Nederlandse Vereniging voor Journalisten (NVJ) het mogelijk voor leden die online of fysiek bedreigd worden om gebruik te maken van het vestigingsadres van de NVJ. Ook is geregeld dat persoonsgegevens bij het Kadaster vanwege veiligheidsoverwegingen in het kader van het stelsel bewaken en beveiligen afgeschermd kunnen worden.
Met betrekking tot het vervoer van strafrechtadvocaten kan ik in algemene zin aangeven dat wanneer dreiging en risico hiertoe aanleiding geven, er door de overheid besloten kan worden om aanvullende beveiligingsmaatregelen te treffen ten aanzien van het vervoer. Beveiligingsmaatregelen worden vormgegeven als resultaat van een zorgvuldige afweging tussen dreiging en risico, proportionaliteit van de maatregelen en de impact ervan op de betreffende persoon, waarbij de veiligheid altijd voorop staat.
Vindt u bij nader inzien het idee van de wijkplaats, een soort «safehouse» waar bedreige personen zoals advocaten of journalisten na een periode van heftige dreigementen door kunnen werken of even kunnen bijkomen met hun gezin, nu toch een interessante gedachte?
Het is essentieel om eerst goed in kaart te brengen en een gemeenschappelijk beeld te hebben van waar de behoefte ligt, hoe (een) eventuele wijkplaats(en) eruit zou(den) moeten zien, wat hier voor nodig is en in welke mate dit concept bijdraagt aan de weerbaarheid. Hier wordt over gesproken in het traject ter versterking van de weerbaarheid van de togaberoepen en journalisten. Wanneer er concrete plannen liggen, ben ik bereid om te kijken of en op welke wijze de overheid dit (financieel) kan ondersteunen in aanvulling op de eigen bijdrage van de beroepsgroepen die van hen verwacht wordt in het kader van de werkgeversverantwoordelijkheid.
Waarom bent u tot nu toe niet bereid een bijdrage te leveren aan de wijkplaats?
Zie antwoord vraag 4.
Wat is nu uw reactie op de aangehouden motie Van Nispen over het opzetten van een wijkplaats voor togadragers die de regering verzoekt om in overleg met de beroepsgroepen eenmalig te investeren in het opzetten van een wijkplaats voor togadragers, en tevens om bij andere personen die vanuit hun werk (agenten, leraren, journalisten) een bijdrage leveren aan de rechtsstaat en bescherming van onze grondrechten (zoals de vrijheid van meningsuiting), de behoefte naar een wijkplaats te inventariseren en waar nodig dit te faciliteren?2
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid over al deze onderwerpen en zorgen met spoed in gesprek te gaan met de Nederlandse Orde van Advocaten en de Kamer hierover nog in januari inhoudelijk te informeren?
Er vindt reeds periodiek overleg plaats met de kwartiermakers van de togaberoepen en journalisten in het kader van het versterken van de weerbaarheid van deze beroepsgroepen. De Nederlandse Orde van Advocaten is hierin vertegenwoordigd. De voorstellen van de beroepsgroepen voor het versterken van de weerbaarheid worden hier besproken en in gezamenlijkheid bezien. Eind januari staat er wederom een bijeenkomst gepland en zal onder andere de behoefte aan het opzetten van een wijkplaats worden besproken. Wanneer er uitkomsten zijn ten aanzien van de wijkplaats, wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.
Het bericht ‘Kabinet, schep duidelijkheid over de verhuisboete voor bedrijven’ |
|
Helma Lodders (VVD) |
|
Eric Wiebes (VVD), Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de oproep van VNO-NCW/MKB-Nederland; «Kabinet, schep duidelijkheid over de verhuisboete voor bedrijven»?1
Ja
Herkent en deelt u de zorgen die in ondernemend Nederland leven bij zowel grotere ondernemingen, als het midden- en kleinbedrijf (mkb) over (het boven de markt hangen van) de Spoedwet conditionele eindafrekening dividendbelasting die niet alleen effect heeft op verhuizing van bedrijven naar het Verenigd Koninkrijk maar ook naar landen als Spanje, Frankrijk, Italië en de Verenigde Staten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, graag een toelichting.
De initiatiefnemer tracht met het initiatiefwetsvoorstel te voorkomen dat de Nederlandse dividendbelastingclaim verloren gaat indien een hoofdkantoor vertrekt uit Nederland door af te rekenen over de opgebouwde (latente) winstreserves. Middels een verhaalsrecht kan het vertrekkende lichaam in theorie deze dividendbelasting claimen bij de aandeelhouders, terwijl deze dividenden nog niet ter beschikking zijn gesteld aan de aandeelhouders. Uit de toelichting bij de vierde nota van wijziging kan worden opgemaakt dat het wetsvoorstel zich eenzijdig richt op enkele specifieke bedrijven. Ook dit heeft een negatieve impact op de betrouwbaarheid en aantrekkelijkheid van Nederland als vestigingsland. Bovendien zijn er op dit moment geen andere landen die een soortgelijke eindheffing kennen. Deze additionele belasting zal een negatief effect hebben op de bedrijven die zich in Nederland willen vestigen, terwijl het beleid van Nederland erop gericht is handelsbarrières te voorkomen. De door deze bedrijven in Nederland opgebouwde (latente) winstreserves worden immers, bij een vertrek uit Nederland richting een kwalificerende staat, in de heffing betrokken ongeacht een latere belastingheffing bij de aandeelhouders. Dit gaat verder dan de aanpak van belastingontwijking en zet de aantrekkelijkheid van Nederland, zeker in vergelijking tot andere (lid)staten, onder druk. Tot slot leiden de vele wijzigingen in de inwerkingtreding in het algemeen tot (rechts)onzekerheid voor lichamen en hun (potentiële) aandeelhouders. Onzekerheid in het overheidsbeleid – en dus ook ten aanzien van het initiatiefwetsvoorstel – kan van negatieve invloed zijn op (toekomstige) investeringsbeslissingen in Nederland. Bij de NFIA hebben verschillende buitenlandse bedrijven reeds aangegeven dat men zich zorgen maakt over (de dynamiek rond) het voorstel.
Overigens geldt dat het initiatiefwetsvoorstel meerdere keren (ingrijpend) is gewijzigd, voor het laatst bij vierde nota van wijziging.2 Het vertrek van een lichaam naar een andere staat betekent niet zonder meer dat er dient te worden afgerekend over de dividendbelastingclaim. In de huidige vorm van het initiatiefwetsvoorstel geldt dat de geïntroduceerde eindafrekening in de dividendbelasting slechts ziet op (latente) winstreserves van een lichaam dat vertrekt uit Nederland naar een land buiten de EU of de EER dat geen bronheffing op dividenden kent of dat bij binnenkomst de (latente) winstreserves aanmerkt als gestort kapitaal. Gelet op de voorgaande beperkingen zal een verhuizing van een bedrijf naar Spanje, Frankrijk en Italië geen eindheffing tot gevolg hebben. Dit geldt ook voor de Verenigde Staten omdat die wel een bronbelasting kennen op dividenden.
Daarnaast kent het initiatiefwetsvoorstel franchise van € 50 miljoen. Dat betekent dat dat alleen dividendbelasting is verschuldigd voor zover de waarde in het economische verkeer van het vermogen het op de aandelen gestorte kapitaal van het vertrekkende lichaam het bedrag van de franchise van € 50 miljoen overstijgt. Dit betekent dat het initiatiefwetsvoorstel geen MKB-bedrijven zou moeten raken.
Wat doet de voorliggende Spoedwet conditionele eindafrekening dividendbelasting met het Nederlandse vestigings- en investeringsklimaat? In hoeverre draagt de Spoedwet conditionele eindafrekening dividendbelasting bij aan de stabiliteit en de betrouwbaarheid van het Nederlandse investeringsklimaat in internationaal verband? Wat betekent de onzekerheid over de mogelijke introductie van een conditionele eindafrekening, maar zeker ook dit gehele proces waarbij de conditionele eindafrekening maar boven de markt blijft hangen inclusief de terugwerkende kracht, voor de aantrekkelijkheid van Nederland voor buitenlandse bedrijven en/of investeerders? In hoeverre draagt het voorliggende initiatiefwetvoorstel bij aan het behoud en het aantrekken van grotere internationale ondernemingen? Kunt u bij deze analyse ook de NFIA (Netherlands Foreign Investment Agency) betrekken? Wat betekent deze wet voor mkb-bedrijven die hun bedrijfsactiviteiten in het buitenland willen uitbreiden?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u ingaan op de juridische houdbaarheid van deze spoedwet? Kunt u tevens ingaan hoe deze wet zich verhoudt tot het bestaande belastingstelsel en de verdragsverplichtingen?
Het kabinet heeft meerdere bezwaren tegen het initiatiefwetsvoorstel. In de kabinetsreactie van vandaag worden deze bezwaren uitgebreid toegelicht. In de kern gaat het om de volgende bezwaren:
De doeltreffendheid en doelmatigheid van het initiatiefwetsvoorstel zijn twijfelachtig.
De in het initiatiefwetsvoorstel voorgestelde wijzigingen betekenen een ingrijpende stelselwijziging van de Wet op de dividendbelasting 1965, terwijl de heffing beperkt is tot een zeer kleine groep aandeelhouders.
De uitoefening van het verhaalsrecht van de vennootschap op de aandeelhouders is te gecompliceerd.
Er is een reële kans dat een rechter het initiatiefwetsvoorstel strijdig acht met Nederlandse belastingverdragen en de goede trouw die Nederland bij de uitleg en toepassing daarvan in acht moet nemen.
De voorgestelde heffing is naar de mening van het kabinet in strijd met het vrije verkeer van kapitaal.
De voorgestelde franchise van € 50 miljoen kan, nu dit niet objectief lijkt te kunnen worden gemotiveerd, leiden tot een selectief voordeel en derhalve tot een risico van staatssteun ten behoeve van ondernemingen die onder die drempel vallen.
Het initiatiefwetsvoorstel is zeer lastig uitvoerbaar.
De terugwerkende kracht van de in het initiatiefwetsvoorstel opgenomen maatregelen lijkt niet gerechtvaardigd en de vele wijzigingen in de inwerkingtreding leiden tot (rechts)onzekerheid voor lichamen en hun (potentiële) aandeelhouders.
De eindheffing heeft een negatieve impact op investeringen in Nederland.
De Afdeling heeft op 2 september 2020, 30 september 2020 en – na de vierde nota van wijziging – opnieuw op 13 april 2022 advies uitgebracht. De Afdeling heeft zich in al haar adviezen kritisch uitgelaten over het initiatiefwetsvoorstel, met name in verhouding tot de belastingverdragen, de verenigbaarheid met het Unierecht, de vestigingsplaatsfictie en de terugwerkende kracht. Daarom adviseert de afdeling om het voorstel niet in behandeling te nemen.
De initiatiefnemer van de Spoedwet conditionele eindafrekening dividendbelasting zal te zijner tijd om een officiële kabinetsreactie vragen, maar deze leden hechten veel waarde aan zo snel mogelijk duidelijkheid door het kabinet over de (on)wenselijkheid van deze conditionele eindafrekening dividendbelasting, de juridische haalbaarheid en de gevolgen voor BV Nederland, Nederlandse bedrijven en de werkgelegenheid. Kunt u daarop reageren en reflecteren ook het advies van de Raad van State in acht nemend?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht ‘Brandbom bij Syrisch gezin in Heerlen: burenruzie of racisme’ |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Brandbom bij Syrisch gezin in Heerlen: burenruzie of racisme» en de situatie rondom het Syrische gezin dat maandenlang bedreigd, geïntimideerd en gewelddadig wordt aangevallen door bewoners uit de eigen buurt?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van de beelden van de bedreiging, intimidatie en geweld jegens het vluchtelingengezin, die circuleren op verschillende sociale media kanalen? Zo ja, wat vindt u daarvan?
In het algemeen wil ik benadrukken dat intimidatie, geweld en bedreiging niet thuishoren in onze samenleving. Politie en het OM hebben onderzoek ingesteld naar de incidenten. Lopende dit onderzoek wil ik niet inhoudelijk ingaan op deze specifieke casus en de eventuele incidenten. Het gezin in kwestie betreft heeft niet de vluchtelingenstatus maar het betreft statushouders.
Kunt u toezeggen dat u alles in het werk zal stellen om de veiligheid van het Syrische vluchtelingengezin en andere betrokkenen te garanderen?
De verantwoordelijkheid voor de veiligheid van haar burgers ligt primair bij de lokale overheid. Met alle ketenpartners (gemeente, politie, OM, Veiligheidshuis, woningcorporaties) wordt er volop ingezet om de leefbaarheid voor en veiligheid van betrokkenen en omwonenden zo goed mogelijk te kunnen waarborgen. Daarnaast wordt er gezocht naar nieuwe (structurele) huisvesting voor beide gezinnen. Zij zijn momenteel ondergebracht in tijdelijke huisvesting elders in het land.
Deelt u de mening dat alle vormen van bedreiging, intimidatie en geweld jegens vluchtelingen te allen tijde onacceptabel zijn? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat het in deze kwestie niet gaat om een burenruzie, gezien de ernst van de situatie?
Uit welke hoek waren de bedreigingen, intimidatie en geweld jegens het vluchtelingengezin volgens u afkomstig?
Loopt er inmiddels een strafrechtelijk onderzoek naar de bedreigingen, intimidatie en geweld jegens het Syrische gezin? Zo ja, hoe ziet dit onderzoek er uit? Zo nee, waarom niet?
Heeft u contact gehad met de personen in kwestie en het bevoegd gezag om uw steun te betuigen en mogelijk ondersteuning te leveren waar nodig? Zo nee, waarom niet?
Vanuit de lokale organisaties is er intensief contact met beide gezinnen en wordt de nodige ondersteuning aangeboden.
Op welke manier ondersteunt u de initiatieven of organisaties die zich reeds inzetten voor een sociaal veilig klimaat in de eigen omgeving en de veiligheid en bescherming van vluchtelingen?
De lokale leefbaarheid en veiligheid is primair een verantwoordelijkheid van het lokale bestuur. De gemeenten hebben daarom de regierol in vergelijkbare kwesties.
Het lokale bestuur verantwoordt zich over zijn handelen aan de gemeenteraad.
Hoe vaak hebben vluchtelingen in de afgelopen twaalf maanden te maken gehad met ernstige bedreigingen, intimidatie en geweld? Hoe vaak hebben deze bedreigingen, intimidatie en geweld jegens vluchtelingen geleid tot een strafrechtelijk onderzoek?
Deze informatie kan niet uit de registratiesystemen van de politie worden verkregen. De politie registreert geen afkomst of migratiestatus.
Deelt u de mening dat een goede afstemming en samenwerking tussen de betrokken overheidsinstanties en de burger essentieel zijn, zodat bij dergelijke gebeurtenissen snel ingegrepen kan worden?
In Heerlen werken de betrokken partijen aan oplossingen voor deze casus die ten goede komen aan betreffende gezinnen en de getroffen buurtbewoners om zowel de rust en veiligheid in de buurt terug te brengen als de rust veiligheid van beide gezinnen.
Op welke manier gaat u de lopende aandacht en initiatieven voor de veiligheid en bescherming van vluchtelingen ondersteunen? Op welke manier gaat u voorkomen dat situaties zoals die in Heerlen zich niet meer voordoen, zodat de veiligheid van vluchtelingen gegarandeerd kan worden?
Zie antwoord vraag 11.
Bent u van mening dat de overheidsinstanties voldoende mogelijkheden bieden om de veiligheid van vluchtelingen te waarborgen? Zo ja, bent u bereid deze mogelijkheden te vergroten met extra middelen en ondersteuning? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
Deelt u de mening dat er passende en sensitieve hulp en zorg moeten worden aangeboden aan het vluchtelingengezin in kwestie, gezien de emotionele schade die de maandenlange bedreigingen en intimidatie hebben opgeleverd? Zo ja, bent u bereid dit te doen voor alle vluchtelingen in dergelijke situaties? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bekend met de rol van de woningcorporatie Vincio Wonen (voorheen: De Voorzorg) in deze kwestie? Zo ja, hoe zou u deze omschrijven?
Ja. Vincio Wonen is de verhuurder van de woningen die het hier betreft. Woningcorporaties zijn medeverantwoordelijk voor het bieden van kwalitatief goede huisvesting aan statushouders in een prettige woonomgeving. Vincio Wonen is uit dien hoofde al langere tijd intensief betrokken bij het vinden van oplossingen voor de onderhavige problematiek.
Vanuit haar rol als verhuurder heeft Vincio Wonen deelgenomen aan gesprekken met politie en andere betrokken partijen. Toen de meldingen en incidenten in aantal en ernst toenamen, is in samenspraak met het gezin door Vincio Wonen naar een andere woonruimte gezocht. Deze is ook gevonden, maar uiteindelijk is op basis van verschillende overwegingen door het gezin besloten hier geen gebruik van te maken.
Bent u bekend met het externe onderzoek naar woningstichting De Voorzorg in 2018, waaruit is gebleken dat de woningstichting jarenlang kandidaat-huurders zou hebben geweerd op basis van ras, uiterlijke kenmerken, (lichaams)geur, medicijngebruik, seksuele geaardheid, strafrechtelijk verleden, godsdienst en levensovertuiging en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan discriminatie en racisme?
Ja, de toenmalige woningstichting De Voorzorg – de rechtsvoorganger van Vincio Wonen – gaf een onafhankelijk onderzoeksbureau in 2018 opdracht tot het doen van onderzoek naar mogelijke discriminatie. Het onderzoeksbureau constateerde dat De Voorzorg bij de toewijzing van huurwoningen gegevens van aspirant huurders had laten meewegen zoals ras, godsdienst, gezondheid en medicijngebruik en lichaamsgeur.
Op basis van dit externe onderzoek werd geconcludeerd dat De Voorzorg zich in de periode 2013 – 2016 schuldig maakte aan discriminatie. De Voorzorg heeft in 2018, na het aantreden van de huidige directeur, hier zelf melding van gemaakt bij het Openbaar Ministerie. Dit gebeurde in nauw overleg met de Autoriteit woningcorporaties (Aw). De Aw was betrokken bij het duiden van mogelijk strafbaar handelen en het doen van aangifte bij het OM. In 2018 is een strafrechtelijk onderzoek ingesteld door het OM naar De Voorzorg. Die zaak is in 2019 geseponeerd wegens gebrek aan bewijs.
Deelt u de mening dat het ontoelaatbaar en als zeer schokkend wordt ervaren wanneer een woningcorporatie zich schuldig maakt aan discriminatie en racisme? Zo ja, waarom zijn er geen verdere maatregelen getroffen in de zaak van woningstichting De Voorzorg? Zo nee, waarom niet?
Ja, het is absoluut ontoelaatbaar wanneer een woningcorporatie zich schuldig maakt aan discriminatie. Er zijn na het onderzoek van 2018 maatregelen genomen, onder leiding van een nieuw bestuur en Raad van Commissarissen, om discriminatie bij woningtoewijzing te voorkomen, onder andere door de procedures aan te passen en te verscherpen.
Bent u bekend met de uitspraak van de rechtbank betreffende het kortgeding om het Syrische gezin eerder uit de woning over te plaatsen?2
Ja.
Is de samenwerking tussen de betrokken instanties na de uitspraak van de rechter geïntensiveerd? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Er was al langere tijd sprake van een intensieve samenwerking tussen de instanties. Ook na de uitspraak is deze samenwerking voortgezet. De gemeente Heerlen is op dit moment in gesprek met andere gemeenten en corporaties voor nieuwe structurele huisvesting.
Bent u bereid opnieuw onderzoek te doen naar de woningcorporatie Vincio Wonen, naar aanleiding van de ernstige nalatigheid binnen deze kwestie? Zo nee, waarom niet?
Het incident dat in het aangehaalde krantenbericht is beschreven is voor Vincio Wonen aanleiding om nader onderzoek te (laten) doen naar uitingen op social media, om met zekerheid uit te kunnen sluiten dat Vincio, of individuele medewerkers van Vincio, zich in deze kwestie discriminerend heeft/hebben uitgelaten of op enige andere wijze discriminerend heeft/hebben gehandeld. Dit is een lopend onderzoek. De Aw houdt toezicht op de uitkomsten en (vervolg)acties van de corporatie. De Aw kijkt of corporaties goed bestuurd worden en integer handelen.
Bent u bekend met de rol van de gemeente Heerlen in deze kwestie? Zo ja, hoe zou u deze omschrijven?
De lokale leefbaarheid en veiligheid is primair een verantwoordelijkheid van het lokale bestuur. De gemeente Heerlen heeft in deze kwestie daarom de regie genomen. Het Veiligheidshuis Parkstad Limburg begeleidt het proces in operationele zin. Vanuit de gemeente en andere instanties werd er sinds langere tijd hulp en ondersteuning geboden aan beide gezinnen. Veiligheid voor betrokkenen stond hierbij voorop. In dat kader zijn er vele gesprekken met betrokkenen gevoerd en aanvullende maatregelen genomen, waaronder tijdelijk cameratoezicht. Nadat de kwestie landelijk in de media werd gebracht, kon de veiligheid voor betrokkenen en de buurt niet meer worden gegarandeerd. Beide gezinnen zijn vervolgens ondergebracht in tijdelijke huisvesting elders in het land. Tevens is er geïnvesteerd om de leefbaarheid en veiligheid in de buurt te herstellen. Het lokale bestuur verantwoordt zich over zijn handelen aan de gemeenteraad. Dit is een democratisch verantwoordingsproces waar ik niet in wil en kan treden.
Deelt u de mening dat de gemeente Heerlen zich onvoldoende heeft ingezet om haar eigen inwoners te beschermen en de veiligheid te waarborgen binnen de eigen gemeente? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 21.
Waarom heeft de gemeente Heerlen geen gehoor gegeven aan de meerdere personen en instanties die de gemeente herhaaldelijk hebben geprobeerd te informeren over deze kwestie?
Zie antwoord vraag 21.
Kunt u de reactie van de woordvoerder van de gemeente Heerlen toelichten, waarin hij spreekt over «dingen die aan de beide zijden zijn gedaan, die de relatie onderling niet ten goede komen»?
Hiervoor verwijs ik naar de gemeente Heerlen.
Bent u bekend met de rol van de politie Heerlen in deze kwestie? Zo ja, hoe zou u deze omschrijven?
De politie heeft onder regie van de gemeente en in samenspraak met de andere instanties gezocht naar de meest effectieve interventie. In eerste instantie is geprobeerd het conflict op te lossen en te bemiddelen tussen betrokkenen. In dat kader hebben er gesprekken plaatsgevonden met de politie, Vincio Wonen, andere betrokken (zorg)partijen en de buurtbewoners. Dit heeft niet het gewenste effect gehad. In tussentijd heeft de politie en specifiek de wijkagent met ketenpartners gezocht naar een passende en duurzame oplossing voor de betrokken partijen.
Waarom zijn de meerdere aangiften, gedaan door het vluchtelingengezin bij de politie, gekenmerkt als «incidenten»? Deelt u de mening dat opeenvolgende bedreigingen, intimidaties en geweldplegingen geen incidenten meer zijn? Zo ja, waarom is er dan niet ingegrepen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 25.
Kunt u het gezamenlijk bericht van de gemeente Heerlen en de politie Heerlen toelichten, specifiek waar er wordt gesproken over de «eenzijdige berichtgeving»?
Zie antwoord vraag 24.
Deelt u de mening dat de samenwerking tussen de verschillende instanties in deze kwestie ernstig is mislukt en als gevolg daarvan heeft geleid tot falend beleid om de eigen inwoners te beschermen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 21.
Bent u bereid een onderzoek in te stellen naar de bedreigingen, intimidatie en geweld die het vluchtelingengezin heeft moeten ondervinden en naar de rol van de betrokken instanties binnen deze kwestie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 21.
Brandbom bij Syrisch gezin in Heerlen |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht in De Limburger «Brandbom bij «Syrisch gezin in Heerlen: burenruzie of racisme?» van 12 december 2020?1
Ja.
Klopt het dat er eerder al meerdere aangiftes van intimidatie en mishandeling bij de politie waren gedaan door het Syrische gezin tegen buurtbewoners?
In het verleden zijn door verschillende personen, die woonachtig zijn en of waren in de betreffende straat in Heerlen, meldingen en aangiften gedaan.
Kunt u aangeven of de politie onderzoekt of de aanslag met brandbom en eerdere intimidatie het gevolg zijn van racisme?
Ik kan geen uitspraken doen over individuele politie-onderzoeken.
Klopt het dat politie, gemeenten en de woningbouwcorporatie al maanden op de hoogte waren van het conflict in de buurt tussen dit gezin en de verschillende buren? Zo ja, kunt u aangeven op welke wijze zij hebben opgetreden om de veiligheid te bewaken?
De lokale leefbaarheid en veiligheid is primair een verantwoordelijkheid van het lokale bestuur. De gemeente Heerlen heeft in deze kwestie daarom de regie genomen.
Het Veiligheidshuis Parkstad Limburg begeleidt het proces in operationele zin. Vanuit de gemeente en andere instanties werd er sinds langere tijd hulp en ondersteuning geboden aan beide gezinnen. Veiligheid voor betrokkenen stond hierbij voorop. In dat kader zijn er vele gesprekken met betrokkenen gevoerd en aanvullende maatregelen genomen, waaronder tijdelijk cameratoezicht. Nadat de kwestie landelijk in de media werd gebracht, kon de veiligheid voor betrokkenen en de buurt niet meer worden gegarandeerd. Beide gezinnen zijn vervolgens ondergebracht in tijdelijke huisvesting elders in het land. Tevens is er geïnvesteerd om de leefbaarheid en veiligheid in de buurt te herstellen. Het lokale bestuur verantwoordt zich over zijn handelen aan de gemeenteraad.
Deelt u de mening dat politie, gemeenten en woningbouwcorporatie tijdig stappen moeten zetten om te voorkomen dat langdurige conflicten escaleren tot geweld?
Ja, wij onderschrijven de mening dat er door middel van een integrale aanpak, dus met alle ketenpartners samen, moet worden ingezet op het voorkomen van langdurige problemen en een mogelijke escalatie tot geweld. Naast het onderschrijven, werken wij al langere tijd op deze manier.
Om van deze casus te leren wordt, onder regie van de gemeente Heerlen, op korte termijn een onderzoek opgestart.
Klopt het dat dit gezin na de aanslag met een brandbom geen bescherming heeft gekregen en is ondergedoken?
Dit is onjuist. Na dit incident zijn er in het kader van de veiligheid van de beide betrokken gezinnen en de omwonenden een tweetal mobiele camera’s geplaatst. Daarnaast wordt er gezocht naar nieuwe (structurele) huisvesting voor beide gezinnen. Zij zijn momenteel ondergebracht in tijdelijke huisvesting elders in het land.
Welke stappen gaat u zetten om de veiligheid in buurten te verbeteren en gezinnen die te maken krijgen met intimidatie of racisme te beschermen?
De lokale leefbaarheid en veiligheid is primair een verantwoordelijkheid van het lokale bestuur. De gemeente Heerlen heeft in deze kwestie daarom de regie genomen. Het Veiligheidshuis Parkstad Limburg begeleidt het proces in operationele zin. De betrokken instanties hebben vanuit hun eigen rol een verantwoordelijkheid voor een leefbare en veilige woonomgeving. Ook de gemeente investeert, samen met haar partners (w.o. ook de politie maar ook de corporaties) volop door de inzet van wijkboa’s en buurtregisseurs die samen met de wijkagent (politie), de sociale consulenten (corporaties), maar ook het welzijns- en opbouwwerk, zorgen voor een goed samenwerkende en dekkende structuur.
Stalking |
|
Michiel van Nispen |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op de berichtgeving over de stalkingszaak in Vogelenzang, «Acht jaar gestalkt en bedreigd door een jeugdvriendje: «Mijn jeugd vergald en niemand die wat doet»»?1
Het verhaal van Esmee en Jan Dusseljee laat zien dat de impact van stalking groot is. Mensen verdienen bescherming als er een dusdanige inbreuk wordt gemaakt op hun privéleven.
Erkent u dat deze zaak niet op zichzelf staat, maar dit soort stalkingszaken nog steeds geregeld voorkomen?
Stalking komt helaas nog regelmatig voor in Nederland. In 2019 heeft de politie 4010 aangiftes van belaging (art. 285b Wetboek van Strafrecht) opgenomen of ambtshalve opgemaakt.2 De aandacht voor stalking is de afgelopen periode sterk toegenomen. Naar aanleiding van het rapport van de Inspectie van Justitie en Veiligheid over de aanpak van de stalking door Bekir E. (het Inspectierapport) zijn er maatregelen genomen door politie, Openbaar Ministerie (OM), Veilig Thuis en Reclassering Nederland. Deze maatregelen zien er onder meer op dat stalking sneller wordt herkend, de risico’s juist worden ingeschat en de slachtofferveiligheid wordt versterkt. Hiermee moet worden voorkomen dat slachtoffers niet beschermd worden tegen stalking en de stalker geen consequenties ondervindt van zijn acties.
Wat is uw reactie op het bericht dat de slachtoffers in deze zaak ervaren hebben dat het doen van aangifte ontmoedigd werd in deze zaak?
Iedereen moet de mogelijkheid hebben om van strafbare feiten aangifte te doen. Zoals de politie zelf ook aangeeft in dit bericht, heeft de politie in deze zaak in eerste instantie niet adequaat gehandeld. Stalking heeft binnen de politie een hoge prioriteit en ik heb tijdens verschillende werkbezoeken gezien dat politieagenten zijn doordrongen van de ernst van dit delict. De politie werkt ook aan deskundigheidsbevordering op gebied van huiselijk geweld en kindermishandeling, waaronder ex-partnerstalking. Dit moet er onder meer toe leiden dat slachtoffers niet worden ontmoedigd om aangifte te doen.
Bent u bekend met het bestaan van de stalkings-app die onzichtbaar op de telefoons van slachtoffers van stalking worden geïnstalleerd?2 Wat wordt er gedaan om grote gevolgen van het bestaan en de inzet van dergelijke apps te voorkomen?
Ik ben bekend met het bestaan van spy-apps die gebruikt kunnen worden om iemand te stalken. Als een slachtoffer van stalking zich bij de politie meldt, dan bespreekt de politie welke beschermende maatregelen het slachtoffer zelf of de politie kan nemen. Digitale veiligheid is onderdeel van dit gesprek, waarbij ook aandacht is voor het gebruik van zogenoemde spy-apps. Waar nodig wordt digitale recherche ingezet.
Wat zijn de resultaten met de SASH-formulieren tot op heden?
Sinds 1 maart 2019 kan het SASH-formulier worden geregistreerd in het registratiesysteem van de politie. Met het SASH-instrument wordt het risico ingeschat dat een slachtoffer loopt. In 2020 heeft de politie in totaal 6.663 SASH-formulieren opgemaakt. Hieronder kunnen zich ook enkele SASH-formulieren bevinden die zijn gekoppeld aan een incident van een voorgaand jaar.
Welke beleidswijzigingen zijn nog onderweg om ernstige vormen van stalking aan te pakken?
Voor de stand van zaken van de uitvoering van de maatregelen zoals genoemd in mijn reactie op het Inspectierapport verwijs ik u naar de vijfde voortgangsrapportage Geweld hoort nergens thuis.4 In het bijzonder wijs ik erop dat het OM haar richtlijnen voor strafvordering belaging en huiselijk geweld heeft herzien en dat deze per 1 maart 2021 in werking treden. Belangrijke wijziging is dat het OM in (ex-partner)stalkingzaken in beginsel zal dagvaarden waarbij een voorwaardelijke gevangenisstraf gevorderd wordt. Dit biedt de mogelijkheid om voorwaarden te vorderen die kunnen bijdragen aan de veiligheid van het slachtoffer.
Is er volgens u voldoende aandacht voor slachtoffers van stalking bij de politie en is er voldoende capaciteit om alle signalen serieus in behandeling te nemen?
Het Inspectierapport heeft geleid tot een verhoogde aandacht bij zowel de politie als andere betrokken partijen, zoals Veilig Thuis, OM en de Reclassering. Dit zie ik ook tijdens de werkbezoeken die ik afleg om te kunnen zien hoe de maatregelen zoals genoemd in mijn reactie op het Inspectierapport worden geïmplementeerd. Bij de politie is deze aandacht onder meer geborgd in de werkinstructie stalking. Onderdeel hiervan is dat als een slachtoffer aangifte doet, het risico wordt ingeschat met behulp van de SASH. Afhankelijk van de uitkomst van deze risicoscreening wordt de opvolging in de zaak met netwerkpartners bepaald. Indien wordt ingeschat dat het gaat om een midden of hoog risico, wordt binnen het politiebasisteam van het gebied waar het slachtoffer woont altijd een casusregisseur aangewezen. Deze heeft het overzicht en de regie binnen de politie. Hiermee is er voldoende aandacht voor slachtoffers van stalking. Het is aan de lokale driehoek om prioriteiten te bepalen en keuzes te maken over de inzet van de capaciteit van de politie.
Wat is uw reactie op de notitie van de SP-fractie over stalking3 ter onderbouwing van de aangehouden motie Van Nispen c.s.4? Wat is nu uw reactie op het voorstel om met een voorstel te komen om ervoor te zorgen dat contact-, locatie- en gebiedsverboden eenvoudiger kunnen worden opgelegd aan stalkers en bedreigers om zo sneller te kunnen reageren op bedreigingen en stalkingen en slachtoffers sneller bescherming te bieden?
De wens om snel een contact- of locatieverbod op te kunnen leggen is begrijpelijk, nu stalking een grote impact heeft op het slachtoffer. De gedragsaanwijzing (art. 509hh Wetboek van Strafvordering) is een geschikt instrument om het voortduren van stalken te stoppen, dat ook in de praktijk regelmatig wordt ingezet. Zoals aangegeven in antwoord op vraag 7, vult de politie bij een melding of aangifte van stalking altijd de SASH in. Indien er sprake is van een hoog risico, neemt de politie direct contact op met onder meer het OM om veiligheidsmaatregelen te bespreken. De officier van justitie zal de zaak beoordelen en zo nodig direct maatregelen treffen, bijvoorbeeld in de vorm van een contact- of locatieverbod. Indien iemand wordt aangehouden wegens stalking wordt de zaak op ZSM behandeld. Hier wordt ook expliciet gekeken naar de veiligheid en of het slachtoffer bescherming behoeft aan de hand van het SASH. Waar nodig, kan de officier van justitie snel een contact- of locatieverbod opleggen. In de praktijk kan dus al snel een contact- en locatieverbod worden opgelegd, ook kort na het moment dat het slachtoffer aangifte doet. Hiervoor is de geadviseerde wetswijziging niet nodig.
Aanslagen op drie Poolse winkels |
|
Farid Azarkan (DENK) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de drie aanslagen die kort na elkaar, op 8 en 9 december 2020, zijn gepleegd op Poolse winkels onder de naam Biedronka, in Aalsmeer, Heeswijk-Dinther en Beverwijk?1
Ja.
Kunt u uitsluiten dat deze drie bomaanslagen in verband met elkaar staan?
De recherche is onder leiding van het openbaar ministerie een uitgebreid opsporingsonderzoek gestart. Meerdere aspecten worden in dit onderzoek meegenomen. Naast een mogelijk verband tussen de zaken wordt uiteraard ook gekeken naar een mogelijk motief/de achtergrond van de aanslagen. Meerdere scenario’s worden in dat verband onderzocht. Vooralsnog zijn deze ontploffingen niet te duiden als vorm van terrorisme. Ook is nog niet te zeggen of deze aanslagen specifiek gericht waren op Poolse mensen in Nederland. Daarvoor is meer informatie nodig, onder andere wat betreft het motief van de aanslagen.
Zijn deze bomaanslagen volgens u te duiden als een vorm van terrorisme? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de politie de opdracht te geven hieraan de hoogste prioriteit te geven en alle middelen die nodig zijn ter beschikking te stellen?
Zie antwoord vraag 2.
Welke motieven kunnen er volgens u zijn bij de daders? Gaat het om afpersing, afgunst, of het willen uitschakelen van een concurrent? Of gaat het om een aanslag op etnisch ondernemerschap of anti-polonisme (discriminatie van mensen met een Poolse achtergrond)?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat dit soort bomaanslagen volstrekt onacceptabel is en de rechtsorde schokt en daarmee erger is dan «gewone» criminaliteit?
Als Minister van Justitie en Veiligheid maak ik mij sterk voor de bestrijding van alle vormen van criminaliteit, zeker ook als het gaat om dit soort aanslagen. Ik deel de mening dat die volstrekt onacceptabel zijn. Er bestaat niet zoiets als «gewone» criminaliteit. Wel kent het strafrecht verschillende gradaties van ernst van een delict. Een delict dat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel kan vormen, zoals een aanslag als deze, is uiteraard als zeer ernstig te kwalificeren.
Deelt u de mening dat iedereen, ook in de uitoefening van bedrijf, of godsdienst, mag genieten van door de overheid gegarandeerde veiligheid?
Het zorgen voor een veilige samenleving is een kerntaak van de overheid. Daarnaast is veiligheid ook een gedeelde verantwoordelijkheid van alle burgers en organisaties in Nederland. Zij zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor hun veiligheid. Wanneer zij niet op eigen kracht voldoende weerstand kunnen bieden tegen de dreiging en het risico kan de overheid aanvullende beveiligingsmaatregelen treffen. Daarbij staat de veiligheid van de persoon of het object centraal. De overheid biedt hierin maatwerk, waarbij absolute veiligheid echter nooit te garanderen is.
Hoe kunt u er voor zorgen dat alle bedreigde gebedshuizen, winkels, restaurants en andere gebouwen op verzoek beveiliging van overheidswege kunnen krijgen?
Zie antwoord vraag 7.